De artikelen 'Duitse spaarder betaalt al negatieve rente' en 'Deutsche Bank gaat negatieve rente doorrekenen' |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de artikelen «Duitse spaarder betaalt al negatieve rente»1 en «Deutsche Bank gaat negatieve rente doorberekenen»?2
Ja.
Bent u ook van plan een dergelijke enquête te laten uitvoeren door De Nederlandsche Bank (DNB) voor de Nederlandse banken, zoals de enquête van de Bundesbank waaruit deze gegevens komen?
De Bundesbank maakt gebruik van de zogeheten «MFI-rentestatistieken».3 Uit deze statistieken volgt maandelijks het gewogen gemiddelde rentepercentage voor girale deposito’s van niet-financiële bedrijven en huishoudens. Op basis hiervan doet de Bundesbank uitspraken over de relatieve spreiding van negatieve rente op deposito's van niet-financiële bedrijven en huishoudens.4 Deze statistieken worden ook ingezameld door DNB en zijn ook terug te vinden op de website van de Europese Centrale Bank (ECB).5
Hoe staat het met de gesprekken met de Nederlandse banken over een eventuele invoering van een negatieve rente voor spaarders door Nederlandse banken?
Banken gaan over hun eigen prijsbeleid en over hun eigen verklaringen daarover. Bij het algemeen overleg effecten van het ECB-beleid op 24 september 2019 heb ik uw Kamer toegezegd om in gesprek te gaan met banken. Parallel aan deze beantwoording heb ik u een brief gestuurd waarin ik voldoe aan deze toezegging. In die brief ga ik in op de indrukken die ik uit de gesprekken en uit de publieke uitingen van de bestuursvoorzitters van banken heb gekregen.
Maken de statements van ABN AMRO en Rabobank, dat spaarders geen rente hoeven te betalen over hun spaargeld, en van Rabobank, dat expliciet aangeeft geen garantie te kunnen geven voor de toekomst, deel uit van uw gesprekken of zijn ze daar een tussenresultaat van?3
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat in Duitsland de nood veel hoger is dan in Nederland om een negatieve rente door te berekenen aan spaarders, omdat de banken er daar in doorsnee veel slechter voorstaan?
Op basis van de MFI-rentestatistieken uit het antwoord op vraag 2 valt niet te stellen dat in Duitsland de nood om een negatieve rente door te rekenen aan spaarders veel hoger is dan in Nederland (zie ook cijfers in figuur 1).
Een stresstest beoordeelt de financiële weerbaarheid van een bank door het simuleren van financiële schokken. De EU-brede stresstest vond voor het laatst plaats in 2018 en besloeg 48 banken.7 Op basis van de resultaten van de 2018 stresstest kan niet gesteld worden dat Nederlandse banken «er in doorsnee beter voorstaan dan Duitse banken».
Figuur 1: Gewogen gemiddelde rentepercentages girale deposito’s
Bron: ECB
In 2020 voert EBA de volgende EU-brede stresstest uit. Deze start in januari en de resultaten zullen bekend worden in juli. Wanneer uit een stresstest blijkt dat een bank onvoldoende kapitaal heeft, dan zal de bank extra kapitaal moeten aantrekken om weer te voldoen aan de kapitaaleisen. Duitse banken moeten net als Nederlandse banken voldoen aan de minimumkapitaaleisen. Dit zorgt ervoor dat banken een buffer hebben om slechtere tijden te doorstaan. Banken moeten te allen tijde aan de prudentiële eisen voldoen. Het is aan de toezichthouders om die eisen vast te stellen en daarop toe te zien.
Is dat, i.e. dat Nederlandse banken er in doorsnee beter voorstaan dan Duitse banken, ook het beeld uit de stresstest voor banken zoals de Europese Centrale Bank (ECB) deze uitvoert? Zo nee, kunt u uitleggen hoe dat komt?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de brandbrief van de Consumentenbond met het verzoek om in Nederland een verbod op negatieve rente in te voeren?4
In de eerdergenoemde brief die ik de Kamer parallel stuur, ga ik uitgebreid in op mijn overwegingen bij een negatieve spaarrente en een mogelijk verbod daarop.
Wat is uw opvatting over de theorie van Jean Pierre Mustier, president van de European Banking Federation, dat het doorrekenen van negatieve rente ertoe leidt dat vermogende klanten meer risico gaan nemen, waardoor het beleid van de ECB maximaal gaat doorwerken in de economie?
In een recent artikel stelde de president van de Europese Bankenfederatie dat wanneer banken negatieve rentes doorrekenen aan bedrijven en vermogende klanten, het beleid van de ECB maximaal doorwerkt in de economie.9 Het is aan de ECB om te beslissen welke beleidsmaatregelen ze neemt om haar mandaat van prijsstabiliteit te bewerkstelligen, en daarbij de doorwerking van de maatregelen naar de bredere economie en daarmee de inflatiedynamiek in de eurozone in ogenschouw te nemen. Tegelijk stelde de president van de Europese Bankenfederatie ook dat hij vindt dat banken voorzichtig moeten omgaan met particuliere klanten die tot en met € 100.000 op hun spaarrekening hebben staan.
Klopt het dat de Duitse bankensector de laatste jaren miljarden euro’s naar de ECB heeft gebracht, maar dat de bereidheid om dat te doen afneemt? Zo ja, klopt het dat ook bij de Nederlandse banken de bereidheid daartoe afneemt?
Banken dienen voldoende liquide middelen aan te houden om liquiditeitsuitstromen het hoofd te kunnen bieden. Een veilige manier voor banken om liquide middelen aan te houden, is gelden stallen bij de centrale bank middels zogeheten centralebankreserves. Het Eurosysteem heeft in de afgelopen jaren voor ca. EUR 2.500 miljard aan reserves in omloop gebracht. Circa EUR 2.000 miljard hiervan is terecht gekomen bij commerciële banken. Voor de financiële crisis bedroegen de reserves die commerciële banken aanhielden bij de centrale bank ca. EUR 200 miljard. De reserves kennen momenteel een lage vergoeding.
De hoeveelheid reserves van de Duitse en Nederlandse bankensector is iets gedaald dit jaar, maar vergeleken met andere lidstaten in de Eurozone houden banken in Duitsland en Nederland nog steeds relatief veel gelden aan in reserves. In Duitsland is de totale hoeveelheid gestalde gelden gedaald van ca. EUR 700 miljard begin mei van dit jaar naar EUR 620 miljard begin september. Voor Nederland is er sprake van een kleine stijging sinds mei dit jaar van ca. EUR 186 miljard naar EUR 190 miljard.
Een lagere rente bij de ECB over de depositofaciliteit maakt andere investeringen relatief aantrekkelijker. Banken maken continu een afweging tussen het aanhouden van liquide middelen enerzijds en rendement anderzijds. Het Eurosysteem monitort nauwgezet of banken voldoende liquide middelen aanhouden zodat banken niet in liquiditeitsproblemen terechtkomen.
Klopt het dat banken in België, Frankrijk, Italië en Griekenland niet rekenen met een negatieve rente, noch voor kleine spaarders, noch voor grote spaarders?
Banken gaan zelf over hun prijsstelling. Hoe zij deze invullen moet wel passen binnen hun productvoorwaarden en voldoen aan toepasselijke wet- en regelgeving. Het gewogen gemiddelde rentepercentage voor girale deposito’s van huishouders is volgens de MFI-rentestatistieken in geen van de in vraag 10 en 11 genoemde Eurozonelanden negatief. Tussen landen zijn – net als tussen banken – renteverschillen mogelijk, ook binnen een monetaire unie.
Kunt u uitleggen waarom spaarders in Denemarken en Duitsland wel te maken hebben met een negatieve rente en spaarders in België, Frankrijk, Italië en Griekenland niet, aangezien er toch één monetaire unie en één munt is?
Zie antwoord vraag 10.
Een 'family day' |
|
Roelof Bisschop (SGP), Martijn van Helvert (CDA), John Kerstens (PvdA), Frank Wassenberg (PvdD), Michel Rog (CDA), Paul van Meenen (D66), Femke Merel Arissen (PvdT), Henk Krol (50PLUS), Salima Belhaj (D66), Peter Kwint , Sadet Karabulut , André Bosman (VVD), Rudmer Heerema (VVD), Chris Stoffer (SGP), Kirsten van den Hul (PvdA), Wybren van Haga (Lid-Haga), Isabelle Diks (GL), Joël Voordewind (CU), Eppo Bruins (CU), Harm Beertema (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het fenomeen van «family day» zoals gebruikelijk bij terugkeer van Amerikaanse troepen die op uitzending/missie/deployement zijn geweest?
Ja.
Bent u bereid om een dergelijke mogelijkheid om kinderen van wie de vader of moeder op militaire uitzending/missie/deployement is geweest gelijk na terugkomst een dag vrij te geven van school, ook in Nederland mogelijk te maken?
Ik begrijp het verzoek van de leden van uw Kamer. Op grond van de artikelen 11, onderdeel g, en 14 van de Leerplichtwet 1969kan het hoofd van de school of instelling verlof verlenen aan leerlingen voor maximaal tien dagen per schooljaar. Het gaat hier om een tijdelijke vrijstelling van de leerplicht op grond van «andere gewichtige omstandigheden». De terugkomst van een ouder van een militaire missie valt hier mijn inziens onder, omdat dit een bijzondere aangelegenheid is.
Omdat ik het een begrijpelijk verzoek vind, zal ik aan alle scholen een brief sturen waarin ik erop zal wijzen dat de genoemde situatie onder deze bestaande mogelijkheid valt waarvoor een bijzondere vorm van verlof is toegestaan. De terugkomst van een vader of moeder is een heugelijk gebeurtenis waar kinderen bij moeten kunnen zijn.
Op welke termijn kunt u dat invoeren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de Kamer op de hoogte houden van de voortgang?
Zie antwoord vraag 2.
De onzekerheid bij de Nederlandse Publieke Omroep |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Erkent u dat er nog altijd onduidelijkheid is over de mate waarin de Nederlandse Publieke Omroep (hierna, NPO) het niet gecompenseerde gedeelte van de teruglopende reclame-inkomsten kan opvangen in haar eigen begroting, zonder dat dit ten koste gaat van de makers en programmering? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van uw vraag is het goed om de context te schetsen. De reclame-inkomsten lopen sinds 2016 terug. De daling is tot en met vorig jaar opgevangen met middelen uit de Algemene Mediareserve om het budget van de landelijke publieke omroep op peil te houden. De Algemene Mediareserve raakte hierdoor vorig jaar uitgeput. Het budget voor de landelijke publieke omroep werd hierdoor noodgedwongen met ingang van dit jaar verlaagd. Op verzoek van uw Kamer heeft het kabinet eenmalig extra middelen vrijgemaakt om de verlaging dit jaar op te vangen. Nu is het aan de NPO en de omroepen om structurele maatregelen te nemen om de kosten van de landelijke publieke omroep in balans te brengen met zijn budget. Ik vind het belangrijk dat hierover zo snel mogelijk duidelijkheid wordt gecreëerd. Ik heb daarom met de NPO en de omroepen besparings- en inkomstenopties besproken en hen gevraagd om die nader uit te werken. Ik zal de NPO en het College van Omroepen vragen om in het eerste kwartaal van 2020 mij hierover te informeren. Ik zal dan ook uw Kamer hierover informeren.
Deelt u de mening dat de NPO en de omroepen baat hebben bij duidelijkheid over hun financiële toekomst?
Ja. Het is aan de NPO en de omroepen om zo snel mogelijkheid duidelijkheid te creëren over de maatregelen die zij willen nemen om hun kosten en inkomsten in balans te brengen.
Op welke wijze draagt uw voorgestelde wetswijziging om de NPO reclameluw te (kunnen) maken – zonder de reclame-inkomsten te compenseren – bij aan die duidelijkheid voor de NPO, omroepen en haar makers?
De voorgestelde wetswijziging om de landelijke publieke omroep reclameluw te maken is niet de oorzaak van de budgettaire spanning die de NPO en de omroepen ervaren als gevolg van de teruglopende reclame-inkomsten. De voorgestelde wetswijziging heeft overigens wel als effect dat de landelijke publieke omroep minder afhankelijk wordt van reclame-inkomsten en verkleint daarmee de budgettaire onzekerheid voor de landelijke publieke omroep.
Bent u bereid de berekening en analyse achter uw ruwe inschatting van het besparingspotentieel met betrekking tot de ondersteunende activiteiten van de NPO en de omroepen (onder andere op basis van de VRT en BBC) met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb in de mediabegrotingsbrief 2020 een toelichting gegeven met betrekking tot de berekeningswijze.1 Parallel aan de beantwoording van deze Kamervragen heb ik aan uw Kamer een brief gestuurd waarin ik het een en ander nader heb toegelicht.
Hoe zien de nieuwe besparings- en inkomstenopties eruit, waarvan u in uw Kamerbrief van 15 november 20191 aangeeft dat de NPO en het Commissariaat van de Media deze nader gaan onderzoeken?
De besparings- en inkomstenopties heb ik nader toegelicht in mijn begeleidende brief aan uw Kamer.
Bent u bereid de beantwoording van deze vragen voor het wetgevingsoverleg over de OCW-begroting, onderdeel Media van 25 november 2019 aan de Kamer te doen toekomen?
Ja.
Een bijna-kamikazeactie met een helikopter |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Heli scheert rakelings over manege, «dit is extreem; levensgevaarlijk»»?1
Ja.
In hoeverre klopt de berichtgeving dat Ravenswaaij ternauwernood is ontsnapt aan een verschrikkelijk drama?
Die berichtgeving klopt niet. De oefening Thunder Poseidon had ten doel de grond/lucht samenwerking tussen mariniers en eenheden van het Defensie Helikopter Commando te beoefenen. Daarnaast hadden de Apaches ook eigen oefendoelen, waarvoor van tijd tot tijd lager dan normaal werd gevlogen, overeenkomstig de vergunning. Van een bijna-ongeluk was geen sprake.
In hoeverre klopt de berichtgeving dat omstanders afgescheept worden met een antwoordapparaat? Bewijst deze gang van zaken dat Defensie – net als bij de ziekmakende radartoren in Herwijnen – geen enkel medeleven toont met burgers, nota bene de financiers van het hele Defensiegebeuren? Zo nee, waarom niet?
Het Defensie Helikopter Commando heeft zoals gebruikelijk voorafgaande aan de oefening een communicatieplan in werking gesteld, speciaal gericht op de gemeenten Bunnik en Gorinchem, waar de landingszones liggen. Op 21 november heeft het Bureau Geluidhinder en Zonering telefonisch contact gehad met de manegehouder uit Ravenswaaij. Defensie neemt de veiligheid van burgers serieus en gaat met hen in gesprek als zij zorgen over hun veiligheid hebben. Ik herken mij dan ook niet in de vraagstelling.
Bent u bereid om uw excuses aan te bieden en klachten zorgvuldig te behandelen? Zo nee, waarom niet?
In het telefoongesprek met de melder is zijn klacht besproken. Er zijn geen excuses aangeboden, omdat er geheel overeenkomstig de vergunning is gevlogen.
Bent u bekend met het feit dat dit het zoveelste incident is in slechts een week tijd (naast onder andere tuchtvergrijpen in Tsjaad, onveilig munitiebeheer, geen geld voor reservisten en het jarenlang gedogen van sabotagedaden aan auto’s van militairen)? Wanneer gaat u eindelijk eens verbeteringsmaatregelen nemen? Hoeveel wantoestanden kan het minister- en staatssecretarisschap nog verdragen?
Dit is een opsomming van incidenten die onderling niet te vergelijken zijn wat aard en ernst betreft. Incidenten worden altijd onderzocht om daar lering uit te trekken en zo nodig maatregelen te nemen. Er is geen enkele reden om in het geval van een goed verlopen oefening over wantoestanden te spreken.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Een passage uit het boek Missie F-16 over mogelijke burgerslachtoffers in Irak |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met de inhoud van het boek Missie F-16, in het bijzonder met de passage op bladzijde 234 waarin een F-16-vlieger vertelt over een vijfde casus met mogelijke burgerdoden door Nederlands optreden in Irak?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat met Kerst 2014 een Nederlandse F-16 een aanval uitvoerde op een voertuig toen opeens twee brommers van de andere kant passeerden? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Dit gaat over een wapeninzet in de eerste inzetperiode tussen 2014 en 2016. Daarbij rees kort na de aanval twijfel of er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers. Dit werd gemeld door de analisten die vanuit het coalitiehoofdkwartier in Qatar met de operatie hadden kunnen meekijken. Deze melding is opgenomen in het After Action Report. Er kon echter vrijwel direct worden vastgesteld dat van burgerslachtoffers geen sprake was. Het Ministerie van Defensie zag daarom geen aanleiding om een onderzoek in te stellen naar dit geval. Naar aanleiding van de initiële melding uit het coalitiehoofdkwartier heeft CENTCOM, conform de eigen voorschriften, de wapeninzet onderzocht. De conclusie was eveneens dat er geen sprake was van burgerslachtoffers.
Overigens concludeert ook Airwars in de door uw Kamer aangehaalde bron dat er bij de beschreven wapeninzet geen sprake was van burgerslachtoffers («Airwars grading: discounted»).
Klopt het, zoals de F-16-vlieger meldt, dat de brommers, die niet het doelwit van de aanval waren, werden besproeid met kogels? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 2.
Betreft dit de aanval waar monitororganisatie Airwars eerder over heeft gepubliceerd?2
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat deze casus nooit aan de Kamer is gemeld? Zo ja, waarom is dat het geval?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er allemaal gedaan om te onderzoeken, door Nederland of door de coalitie, of bij deze aanval (mogelijk) burgerslachtoffers zijn gevallen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid onderzoeken naar dit incident, van Nederland of de coalitie, met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er andere aanvallen, die niet aan de Kamer zijn gemeld, waarvoor Nederland verantwoordelijk is en waarover Airwars heeft bericht, omdat er (mogelijk) burgerslachtoffers bij zijn gevallen? Zo nee, hoe is dit uitgesloten? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven?
Binnen de anti-ISIS coalitie is afgesproken dat meldingen van derden over mogelijke nevenschade of burgerslachtoffers in behandeling worden genomen door CENTCOM. CENTCOM beschikt immers over de informatie over welk land op een bepaalde datum, tijd en locatie een luchtaanval heeft uitgevoerd en heeft bovendien meer expertise, capaciteit en inlichtingenproducten om onderzoek te kunnen doen naar de betrouwbaarheid van meldingen. CENTCOM neemt dus kennis van alle meldingen van mogelijke burgerslachtoffers die aan het adres van de coalitie worden gemaakt, bijvoorbeeld door Airwars. Maandelijks publiceert CENTCOM namens de coalitie een openbaar overzicht dat in gaat op meldingen van mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van coalitieoptreden.
Uw Kamer is geïnformeerd over de vier gevallen die door Defensie en/of het OM zijn onderzocht waarbij mogelijk sprake is van burgerslachtoffers als gevolg van Nederlandse wapeninzet. Op dit moment lopen er, voor zover bekend, geen onderzoeken meer.
Bent u bereid deze vragen spoedig te beantwoorden, nog voor het debat over burgerslachtoffers dat waarschijnlijk volgende week plaatsvindt?
Ja.
Het bericht dat de overheid nog steeds miljarden aan investeringen in de fossiele industrie dekt |
|
Frank Futselaar , Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Overheid dekt nog steeds miljarden aan investeringen in de fossiele industrie»?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Hoe verklaart u dat de overheid via de exportkredietverzekering (EKV) nog steeds 36 keer meer dekking verstrekt aan fossiele brandstoffen dan duurzame energie? Hoe verhoudt zich dat tot het Klimaatakkoord van Parijs?2
De cijfers die in het vermelde bericht worden gepresenteerd herken ik niet. Zoals eerder aan de Kamer is gemeld was per ultimo 2018 31% van de bestaande verplichtingen gerelateerd aan de olie- en gassector. Op dit moment – per eind oktober 2019 – is 4,6 miljard euro van de totale netto-verplichtingen van 15,2 miljard euro, oftewel 30%, fossiel-gerelateerd.
Ten aanzien van de samenstelling van de ekv-portefeuille is van belang te noemen dat de ekv, een vraaggestuurd en generiek instrument dat niet specifiek gericht is op energieprojecten, een weerspiegeling is van een aantal sectoren waarin het Nederlandse bedrijfsleven een sterke exportpositie heeft, waarvan aannemerij voor offshore werkzaamheden en levering van schepen de belangrijkste zijn. Bij de ekv gaat het meestal om verzekeringen van substantiële transacties met een lange looptijd. Wijzigingen in een ekv-portefeuille, die over vele jaren is opgebouwd, vinden geleidelijk plaats. Naar de toekomst kijkend is het positief dat het Nederlandse bedrijfsleven, ook het bedrijfsleven dat historisch sterk is in de olie- en gasindustrie, ook op het terrein van duurzame(re) energievormen een sterke marktpositie ontwikkelt en dit vertaalt zich in een geleidelijke toename van het aantal transacties voor deze sector. Zo is onlangs een polis afgegeven voor een offshore wind-op-zee-project in Taiwan en het beleid is erop gericht om meer van dergelijke transacties in verzekering te nemen.
Hoe verklaart u dat van de totale kredietverstrekking van 17,7 miljard euro in de periode 2012–2018 ongeveer 11 miljard euro ging naar dekking voor aan fossielgerelateerde bedrijven?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid te onderzoeken wat het effect is van de indirecte steun via de EKV voor de fossiele industrie met een bedrag van ongeveer 1 miljard euro op de resultaten van het Nederlandse internationale klimaatbeleid? Bent u bereid dit te onderzoeken? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inzet van het kabinet is gericht op vergroening van de ekv-portefeuille. Dit is onder meer toegelicht in de aanbiedingsbrief van de meest recente Monitor Exportkredietverzekeringen (Kamerstuk 26 485, nr.314) en recent toegelicht tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer (Kamerstuk EK 2019/2020, nr. 7, item 8. Het beleid beoogt het aantal groene transacties binnen de portefeuille te vergroten. Hiervoor is een sterke internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven op het terrein van duurzame energie noodzakelijk en deze wordt vanuit de overheid actief ondersteund met de ekv en door de ondersteuning van het postennetwerk in het buitenland. Daarnaast is het van belang om de huidige ekv-portefeuille beter te gaan meten: in welke mate kan een transactie meer of minder als groen worden gekwalificeerd? Bij dit traject wordt aansluiting gezocht bij de meetmethode van de IFC. Tevens wordt een methodologie ontwikkeld om de ekv-portefeuille te relateren aan de SDG’s.
Het ontwikkelen van deze nieuwe meetmethodes van de portefeuille is binnen de ekv-wereld vernieuwend en zal in het komende jaar bruikbaar zijn als inbreng in internationale fora op het terrein van de ekv. Hiermee kan Nederland mogelijk de basis leggen voor internationale beleidsvorming over de toekomst van de ekv in relatie tot de doelen van het Akkoord van Parijs. Aangetekend dient te worden dat vooralsnog het draagvlak voor een dergelijke beleidsontwikkeling bij autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de ekv uiterst beperkt is. Ook Europese partners zijn bezorgd dat het nationale bedrijfsleven en werkgelegenheid het slachtoffer zullen zijn, dat orders zullen worden overgenomen door bedrijven uit landen die zich niet of minder gebonden achten aan niet alleen de Parijs-klimaatdoelstellingen, maar ook aan een aantal belangrijke andere principes op het terrein van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook deze legitieme zorgen zullen geadresseerd moeten worden bij een mogelijke internationale discussie over de ontwikkeling van ekv-portefeuilles in relatie tot het Klimaatakkoord van Parijs.
Deelt u met de mening dat het doel internationale handelsbevordering niet los te koppelen is van internationale afspraken om klimaatopwarming tegen te gaan zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord van Parijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Nederlandse beleid met betrekking tot handelsbevordering is gericht op onze welvaart en ons welzijn veilig te stellen én duurzaam te verbeteren. Het kabinet vergroent het handelsinstrumentarium om hiermee een bijdrage te kunnen leveren aan het realiseren van de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs en aan de SDG-agenda.
Zijn de effecten op klimaatopwarming opgenomen in het Integraal Afwegingskader (IAK)? Zo ja, moet ook de uitvoeringsinstantie Artradius zich hier aan houden? Zo nee, waarom niet?
Ja, de gevolgen voor milieu zijn onderdeel van het Integraal Afwegingskader (IAK). Het IAK is echter een kader dat wordt gehanteerd voor vaststelling en invoering van nieuw beleid en is hier dus niet aan de orde. Het ekv-beleid, vastgelegd en ingekaderd door de Kaderwet Financiële Verstrekkingen Financiën, bestaat reeds lange tijd. Het ekv-beleid wordt overigens bepaald door de Staat (als verzekeraar) en niet door Atradius (enkel uitvoerder).
Bent u bereid om steun aan de financiële steun aan de fossiele industrie via EKV uit te faseren vanaf 2020? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het in Nederland uitfaseren van het geven van verzekeringen voor alle investeringen die te maken hebben met fossiel gaat een brug te ver. Het zou niet effectief zijn, omdat elk ander buitenlands bedrijf wel exportkredietverzekering kan krijgen voor fossiele projecten. Het belangrijkste effect zou het verdwijnen van werkgelegenheid en productie uit Nederland zijn. In de toekomst zal het wellicht lukken om – net als nu al voor steenkolen is gebeurd – multilaterale afspraken te maken over het afbouwen van de verzekering van fossiele projecten. Nederland vraagt internationaal aandacht voor de noodzaak van de vergroening van de ekv en zoals ik bij het antwoord op vraag 2 heb beschreven zet ik nationaal stappen om het beleid zo aan te passen dat er meer ruimte ontstaat voor transacties die bijdragen aan het Klimaatakkoord van Parijs.
Bent u bereid in internationale context, zowel via de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) als in coalitie met andere landen, te pleiten voor gezamenlijke stappen voor uitfasering van steun aan de fossiele industrie? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Nederlands vetorecht in geval van inzet kernwapens |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Is het bericht juist dat Nederland geen vetorecht heeft in geval de VS besluit tot inzet van kernwapens?1
Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Hiermee is één squadron F-16’s belast. Besluitvorming binnen de NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de NAVO-bondgenoten. Dit betekent dat ook bij nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd de instemming van Nederland vereist is.
Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, alsmede de precieze procedures voor nucleaire besluitvorming en uitvoering van de kernwapentaak kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Bent u bereid alsnog een vetorecht te eisen bij de Amerikanen over de inzet van kernwapens die in beheer zijn van de Nederlandse krijgsmacht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is het juridisch vastgelegd dat Nederlandse militairen, piloten en ondersteunend personeel worden ingezet bij de uitvoering van de Amerikaanse beslissing tot de inzet van het kernwapen? Kunt u de overeenkomst met de Amerikaanse regering ter inzage aan de Kamer beschikbaar stellen?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u kennis genomen van het artikel «Mijn job? Atoombommen onder straaljagers hangen», waarin een Belgische ex-militair vertelt over zijn werk op vliegbasis Kleine Brogel, waar dezelfde soort kernwapens liggen als in Volkel?2 Kunt u bevestigen dat de procedures in Volkel vergelijkbaar zijn? Zo nee, hoe zijn of waren de procedures in Volkel?
Zie antwoord vraag 1.
Bestaat er een specifieke regeling voor Nederlands militair personeel om af te zien van de uitvoering van het bevel tot afvuren van kernwapen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt de tekst daarvan met de Kamer delen? Deelt u de opvatting dat een dergelijk gewetens- of politiek bezwaar dient te worden gehonoreerd? Zo nee, waarom niet?
Nucleaire besluitvorming binnen NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de bondgenoten. Dat houdt in dat voor nucleaire besluitvorming per definitie ook de instemming van Nederland vereist is. Zodra een dergelijk besluit binnen NAVO is genomen krijgt dit binnen de krijgsmacht de vorm van een dienstbevel. Het hebben van gewetensbezwaren tegen het uitvoeren van deze taak van Defensie kan gevolgen hebben voor de positie van betrokkene. Voor het beleid met betrekking tot ambtenaren met gewetensbezwaren verwijs ik u graag naar Circulaire MP 33-210 van de Staatssecretaris van Defensie van 15 februari 1989, nr. PB 89/1600/76
Is het juist dat Amerikaanse troepen de leiding hebben bij de uitvoering van veiligstellen bij een ongeval met een kernwapen in Nederland? Zo nee, hoe is deze situatie dan geregeld?
Zoals hiervoor vermeld, kunnen geen mededelingen worden gedaan over locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. De kans dat er iets misgaat met transporten van Amerikaans nucleair materiaal over Nederlands grondgebied is uitzonderlijk klein, maar nooit volledig uit te sluiten. Nederland is daarom goed voorbereid op mogelijke ongevallen. De plannen zijn hiervoor aanwezig en in voorkomend geval wordt gebruik gemaakt van de bestaande Nederlandse crisisbesluitvormingsstructuren. Eenheden van de Verenigde Staten zullen in nauwe samenwerking aansluiten bij deze structuren.
Is het juist dat er een verdrag ten grondslag ligt aan de regeling van het Amerikaans bewind bij gevolgen van een kernongeval en dat dit verdrag de «Agreement between the Government of of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the United States of America for Responding to an Occurrence in the Netherlands involving U.S. Nuclear Weapons or Nuclear Component» heet? Is het juist dat het in 1992 is overeengekomen?3 Bent u bereid dit verdrag aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken kunnen geen mededelingen worden gedaan over eventuele bilaterale of multilaterale overeenkomsten die verband houden met de kernwapentaak van Nederland. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Op welke wijze was de organisatie van rampenbestrijding in geval van een kernongeval geregeld vóór 1992?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de B-61-11 niet te vervangen als deze voor vernieuwing c.q. modernisering naar Amerika worden gestuurd?4
De Kamer is herhaaldelijk geïnformeerd over de modernisering van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, meest recentelijk in antwoord op Kamervragen van Karabulut c.s. in 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2001). Zoals eerder bekend gesteld, hebben de Verenigde Staten een levensduurverlengingsprogramma, het zogenaamde Life Extension Program (LEP), met als doel de veiligheid, beveiliging en effectiviteit van onder meer het type B61 blijvend te garanderen. Het LEP betreft Amerikaanse kernwapens, dus NAVO-bondgenoten hebben geen zeggenschap over deze modernisering.
Bent u bereid de antwoorden op deze vragen vóór het Algemeen Overleg van 12 december 2019 over het kernwapenbeleid aan de Kamer te sturen?
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Budapest blocks joint EU statement condemning US shift on settlements»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over recente uitspraken van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo dat het bouwen van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet in strijd is met het internationaal recht?
Het Nederlandse standpunt is ongewijzigd en het kabinet draagt dat ook actief uit, zoals ook verwoord in de recente kamerbrief van 26 november, over de uitvoering van de motie Van Helvert (35 300 V nr. 24) en de motie Voordewind (35 300 V nr. 42). Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in de sinds 1967 door Israël bezette gebieden als strijdig met het internationaal recht en een obstakel voor vrede. Als bezettende mogendheid heeft Israël geen soevereiniteit over deze gebieden en Nederland en de EU beschouwen deze gebieden niet als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU zullen alleen wijzigingen accepteren van de grenzen van 1967, inclusief in Jeruzalem, als deze overeengekomen zijn door beide partijen.
Klopt het dat een poging van de EU-lidstaten om een gezamenlijk statement af te geven in reactie op deze uitspraken is mislukt doordat lidstaat Hongarije dreigt een veto uit te spreken?
Het kabinet hecht aan EU-eensgezindheid op het Midden-Oosten Vredesproces en de naleving van internationaal recht. In dit kader acht het kabinet het van belang dat Israël wordt aangesproken op de voortdurende uitbreiding van de illegale nederzettingen, in lijn met de motie Van Helvert.
De Hoge Vertegenwoordiger heeft direct na de verklaring van Secretary of State Pompeo namens de EU het standpunt herhaald, zoals ook door Nederland uitgedragen (zie tevens het antwoord op vraag 2). Hiervoor is geen expliciete instemming van de lidstaten vereist.
Tevens hebben de EU lidstaten die momenteel lid zijn van de VN Veiligheidsraad in een gezamenlijke verklaring dit gemeenschappelijk standpunt uitgedragen op 20 november jl.
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is dat namens de Europese Unie wordt benadrukt dat nederzettingen illegaal zijn volgens het internationaal recht, bovendien niet bijdragen aan stabiele vrede en een twee-statenoplossing onmogelijk maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om zich actief in te zetten voor een gezamenlijke verklaring namens de EU-lidstaten, eventueel met de overige 27 lidstaten? Zo ja, bent u bereid hierover op zeer korte termijn contact te zoeken met uw ambtsgenoten?
Zie antwoord vraag 3.
Is Nederland, net als Frankrijk, Duitsland en Spanje, van plan een eigen verklaring naar buiten te brengen? Zo ja, hoe zal deze verklaring luiden en op welke termijn kan deze worden verwacht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Het kennelijk uitblijven van bestuurlijk overleg met de convenantpartners over het onverdoofd slachten |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u zich herinneren dat u op 8 februari 2018 tijdens een algemeen overleg over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit in antwoord op vragen en zorgen over het onverdoofd slachten van dieren zei: «Maar ik heb wel aangegeven dat ik graag binnenkort ook een bestuurlijk overleg beleg met de joodse en de islamitische gemeenschap, om de eerste ervaringen te horen en om te horen waar ze tegen aanlopen en hoe het gaat, en ook om bepaalde specifieke vragen nader te kunnen duiden. Dat overleg zal ik dus binnenkort beleggen en ik zal de partijen daarvoor uitnodigen.» (...) Ik zal de Kamer informeren over de uitkomsten daarvan»?1
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u op 14 juni 2018 tijdens een volgend algemeen overleg hierover zei: «Ik moet eerlijk toegeven dat ik het bestuurlijk overleg op dit punt nog niet gevoerd heb»?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat u in uw brief van 12 november 2019 als reden geeft voor het feit dat de Kamer nog altijd geen uitkomsten heeft ontvangen van dit bestuurlijk overleg: «Voor het eind van 2019 wordt er nog een bestuurlijk overleg met de betrokken partijen georganiseerd»?3
Ja.
Betekent deze mededeling dat het in februari 2018 aangekondigde bestuurlijk overleg over de werking van het convenant onverdoofd slachten tot op heden nog altijd niet is gevoerd? Zo nee, wanneer heeft dit overleg dan plaatsgevonden en waarom heeft u de Kamer dan niet geïnformeerd hierover?
Nee, het bestuurlijk overleg met de convenantpartners heeft op 28 november jl. plaatsgevonden. Ik heb uw Kamer hierover geinformeerd bij de beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de uitvoeringspraktijk van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten (kenmerk 2019Z18151/2019D40727) op 9 december jl.
Kunt u zich herinneren dat u tijdens het eerstgenoemde algemeen overleg, inmiddels een jaar en negen maanden geleden, zei: «Ik wil gewoon weten of het goed gaat en waar de eventuele belemmeringen zitten, aan welke kant dan ook. Maar ik vind dat we goede afspraken hebben gemaakt en dat we langs die lijn ook moeten gaan werken.»?4
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u tevens zei «Ik denk dat het juist heel goed is dat we nu wel een duidelijk convenant hebben waar partijen mee moeten kunnen werken. Als dat niet goed gaat, moeten we ook kijken hoe we het zo doen dat het wel opgelost kan worden.»?5
Ja.
Op welke wijze heeft u de afgelopen twee jaar voor uzelf gecontroleerd of de uitvoering van de convenantafspraken wel goed verloopt, als u hier niet eenmaal over heeft overlegd met de convenantpartners?
Zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau is met de convenantpartners afgelopen twee jaar gesproken over de stand van zaken en uitvoeringspraktijk van het Convenant.
Kunt u bevestigen dat in 2016 met de convenantpartners is afgesproken dat het aantal dieren dat onverdoofd wordt geslacht, zou worden beperkt tot het minimale aantal dat nodig is om aan de binnenlandse behoefte van halal en koosjer vlees te voorzien?
Voor een weergave van de afspraken tussen de convenantpartners over het aantal onbedwelmd te slachten dieren verwijs ik uw Kamer graag naar artikel 3 van het addendum bij het convenant. Daarin is vastgelegd dat de convenantpartners bepaalde stappen zullen zetten om te komen tot een stelsel waarmee wordt geborgd dat jaarlijks in Nederland niet meer dieren onbedwelmd ritueel worden geslacht dan noodzakelijk om aan de daadwerkelijke behoefte van de in Nederland aanwezige religieuze gemeenschappen aan vlees van onbedwelmd ritueel geslachte dieren te voldoen.
Kunt u bevestigen dat in 2016 met de convenantpartners is afgesproken dat er een stelsel van gescheiden afzetkanalen zou worden opgezet, om te voorkomen dat vlees van onverdoofd geslachte dieren in de reguliere verkoopkanalen terecht zou komen?
Uw Kamer is eerder geïnformeerd dat het NIK, CMO en de VSV een privaat systeem op zullen zetten waarmee geborgd kan worden dat vlees van onbedwelmd ritueel geslachte dieren herkenbaar en separaat afgezet wordt ten opzichte van vlees dat verkregen is van dieren welke geslacht zijn met voorafgaande bedwelming (Kamerstuk 31571, nr. 27).
Kunt u bevestigen dat bovenstaande afspraken tot op heden nog altijd niet zijn nagekomen?
Gedurende het bestuurlijk overleg van 28 november jl. is met de convenantpartners gesproken over de uitwerking van het stelsel, bedoeld in artikel 3 van het addendum, en van een privaat systeem om te borgen dat vlees van onbedwelmd ritueel geslachte dieren herkenbaar en separaat afgezet wordt.
Met het oog op de uitwerking van het stelsel, bedoeld in artikel 3 van het addendum, zullen de convenantpartners in het eerste kwartaal van 2020 de informatie aanleveren om te bepalen wat de daadwerkelijke behoefte van de in Nederland aanwezige religieuze gemeenschappen is aan vlees van onbedwelmd ritueel geslachte dieren. Aan de hand van deze informatie zal ik in samenspraak met de convenantpartners bezien of hiertoe verdere stappen gezet moeten worden. Ten aanzien van een privaat systeem om te borgen dat vlees van onbedwelmd ritueel geslachte dieren herkenbaar en separaat afgezet wordt, zullen de convenantpartners mij in het eerste kwartaal van 2020 informatie over de concrete uitwerking doen toekomen.
Kunt u zich herinneren dat u hierover in juni 2018 schreef «Concrete uitwerking van deze punten vergt nog nader onderzoek. Ik wil hierover spreken met de convenantpartners voor ik mijn inzet op deze doelstellingen bepaal»? Heeft dit overleg in de tussentijd wel plaatsgevonden?6
Zie antwoord vraag 10.
Zijn er slachthuizen waarbij de frequentie van het toezicht op onverdoofde slacht is teruggebracht, als gevolg van de mogelijkheid die artikel 5, lid 3 van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten daartoe openlaat? Zo ja, bij hoeveel slachthuizen is dit het geval en hoeveel dieren worden hier onverdoofd geslacht, wat is hierbij de frequentie van het toezicht en op welke wijze wordt bij deze slachthuizen toegezien op de naleving van de afspraken uit het convenant?7
Nee.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Vragen 10 en 11 heb ik tezamen beantwoord. Uw overige vragen heb ik één voor één beantwoord.
Het bericht 'Gevangenis Pointe Blanche: The Devil’s Rock van Sint Maarten' |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Gevangenis Point Blanche: The Devil’s Rock van Sint Maarten»?1
Ja.
Herinnert u zich de antwoorden die u gegeven hebt op mijn vragen over het bericht «Dagelijkse rechten geschonden inzake het gevangeniswezen op Sint Maarten»?2 Wordt u nog steeds op gezette tijden over diverse ontwikkelingen geïnformeerd en wordt er gemonitord of Sint Maarten zich aan de gemaakte afspraken houdt?
Ja, ik kan mij deze antwoorden herinneren en kan u melden dat ik nog altijd op gezette tijden word geïnformeerd over de diverse ontwikkelingen. Tevens wordt nog steeds gemonitord of Sint Maarten zich aan de gemaakte afspraken houdt.
Kunt u aangeven welke ontwikkelingen zich in en ten aanzien van de Pointe Blanche-gevangenis sinds de beantwoording van de vragen in september hebben voorgedaan? Kunt u daarbij betrekken de inhoud van het bericht zoals weergegeven in de aanhef van deze vragen (zie 1) en kunt u daarbij betrekken het bericht in het Antilliaans Dagblad van zaterdag 9 november 2019 «Situatie in gevangenis «explosief»»? Klopt het dat onlangs de mariniers bij herhaling in de gevangenis zijn ingezet en kunt u uitleggen waarom de bijstand van die mariniers noodzakelijk was?
Het gevangeniswezen op Sint Maarten blijft een punt van zorg. Bekend is dat de gedetineerden sinds oktober jl. tot begin december staakten in verband met de (leef)omstandigheden in de gevangenis. Eind oktober weigerden de gedetineerden terug te keren naar hun cellen, hetgeen ertoe geleid heeft dat het Land Sint Maarten, door tussenkomst van de Gouverneur, een verzoek om militaire bijstand heeft gedaan aan de Minister van Defensie. De bijstand behelsde de inzet van een bewaking- en beveiligingseenheid van het Korps Mariniers voor het bewaken en beveiligen van de buitenring van de gevangenis, gecombineerd met een doorzoeking van cellen, ter ondersteuning van het Korps Politie Sint Maarten. De inzet heeft plaatsgevonden van 26 oktober t/m 2 november jl. en is eenmaal met een week verlengd t/m 9 november.
Met Sint Maarten wordt elke 2 weken gekeken naar de voortgang van de afgesproken verbetermaatregelen. Op basis daarvan moet ik helaas concluderen dat de voortgang nog altijd (te) veel tijd in beslag neemt. De belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen periode betreft de voltooiing van de tweede vleugel van de jeugdinrichting (Miss Lalie Center). Ook worden sinds deze zomer nieuwe medewerkers getraind voor de gevangenis die hun opleiding binnenkort zullen afronden en wordt momenteel de laatste hand gelegd aan de plaatsing van het nieuwe buitenhekwerk en de nieuwe toegangspoort. Het is van belang dat Sint Maarten zich blijft inzetten voor een spoedige afwikkeling van de afgesproken verbetermaatregelen. De Minister voor Rechtsbescherming heeft de regering van Sint Maarten daarom op 5 november jl. per brief nogmaals gewezen op het belang om voortvarend uitvoering te geven aan de afgesproken verbetermaatregelen. Samen met de Minister voor Rechtsbescherming heb ik de nieuwe interim--regering hier op maandag 25 november jl. per videoconference zelf ook op gewezen.
In hoeverre geven de ontwikkelingen zoals die zich in en ten aanzien van de gevangenis voordoen vertrouwen in een gunstige afronding van de supervisie waaronder het Koninkrijk der Nederlanden door de Raad van Europa is geplaatst? Kunt u aangeven hoe dit traject loopt?
Vooropgesteld wordt dat de uitspraak van het Europees Hof in de zaak Corallo zag op de staat van het cellencomplex bij het politiebureau van Philipsburg. Zoals bekend, is op 9 april 2019 namens Sint Maarten een actieplan ingediend bij het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Hierin staat beschreven welke renovatiewerkzaamheden Sint Maarten realiseerde en welke verdere maatregelen worden voorzien. Het is aan de Raad van Europa om te bepalen of het actieplan en de uitgevoerde werkzaamheden kunnen leiden tot afronding van de supervisie. Het Koninkrijk is nog in afwachting van de appreciatie van het actieplan door het Execution Department van het secretariaat van het Comité van Ministers, die begin 2020 wordt verwacht. Daarbij zullen mogelijk nadere aanwijzingen worden gegeven voor de informatie die nodig is om aan de EHRM-uitspraak in de zaak Corallo te voldoen.
Wordt door enig gerecht in Caribisch Nederland dan wel op Aruba, Curaçao of Sint Maarten ter beschikking stelling (TBS) opgelegd? Bestaan er voorzieningen voor TBS-gestelden in dit deel van het Koninkrijk? Wordt er gebruik gemaakt van TBS-faciliteiten in Nederland? Indien er geen TBS-faciliteiten bestaan voor veroordeelden in het Caribisch deel van het Koninkrijk, op welke wijze wordt de maatregel dan geëxecuteerd en op welke wijze keren deze mensen terug in de samenleving?
Curaçao, Aruba en Sint Maarten (hierna: de landen) hebben sinds enkele jaren de mogelijkheid tot het opleggen van de tbs-maatregel opgenomen in hun respectievelijke Wetboeken van Strafrecht3. De landen zijn zelf verantwoordelijk voor de rechtshandhaving en behoren de noodzakelijke voorzieningen te treffen.
De geestelijke gezondheidszorg in de landen is op dit moment beperkt in haar mogelijkheden. Voor zover wij hebben vernomen, is in de landen een enkele keer een tbs-maatregel opgelegd. Bij de executie wordt geen gebruik gemaakt van voorzieningen in Europees Nederland. De verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de maatregel ligt bij de landen zelf.
De tbs-maatregel leent zich, in verband met het karakter van de behandeling, niet voor tenuitvoerlegging in Europees Nederland. Dit omdat de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel voorziet in een fasering (verlof), resocialisatie en doorzorg/nazorg, hetgeen van belang is voor een veilige en gefaseerde terugkeer van de tbs-gestelde in het normale maatschappelijke verkeer. Ten aanzien van Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) bestaat geen mogelijkheid om een tbs-maatregel op te leggen. Wel wordt gewerkt aan het organiseren van adequate forensische zorg op Bonaire.
De Zembla-uitzending ‘Doelwit Volkel’ |
|
Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van de uitzending «Doelwit Volkel», over Amerikaanse kernwapens op de vliegbasis Volkel?1
Ja.
Klopt het dat Nederland geen vetorecht heeft bedongen bij het inzetten van Amerikaanse kernwapens vanaf de vliegbasis Volkel?
Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Hiermee is één squadron F-16’s belast. Besluitvorming binnen de NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de NAVO-bondgenoten. Dit betekent dat ook bij nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd de instemming van Nederland vereist is.
Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, alsmede de precieze procedures voor nucleaire besluitvorming en uitvoering van de kernwapentaak kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Wat houdt dit in? Betekent dit dat, wanneer de president van de Verenigde Staten besluit dat de Koninklijke Luchtmacht kernwapens moet afgooien, een Nederlandse vlieger dat heeft uit te voeren? Of is bij de kernwapentaak voorzien dat Nederland altijd kan besluiten om zelf af te zien van het inzetten van kernwapens?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de toenmalige Minister van Defensie in 1960 al openlijk aangaf dat Nederland onderdak bood aan Amerikaanse atoombommen?
Voor de uitspraken van Minister Visser verwijs ik u naar de handelingen van uw Kamer. Zoals hierboven beschreven doet de regering geen mededelingen over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens.
Bent u, in het kader van meer transparantie, bereid in elk geval de aanwezigheid van kernwapens in Nederland te bevestigen, los van aantallen of locatie? Zo nee, bent u dan bereid binnen de NAVO en bij de VS te pleiten voor deze vorm van transparantie voor Nederland, naar voorbeeld van Duitsland? Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Knops ter zake?2
Zoals hierboven beschreven kunnen op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens geen mededelingen worden gedaan.
Conform de motie Knops heeft Nederland zich herhaaldelijk ingezet binnen de NAVO en bij de VS voor het moderniseren van deze geheimhoudingsafspraken in het licht van de huidige tijd. Helaas krijgt Nederland geen enkele bijval voor het aangaan van een discussie over het eenzijdig vergroten van de transparantie binnen de NAVO. De assertieve nucleaire houding van Rusland en de verregaande nucleaire geheimhouding door Rusland liggen hieraan ten grondslag. Nederland blijft dit standpunt echter onverminderd uitdragen, conform de wens van uw Kamer, ook al is het weinig waarschijnlijk dat bondgenoten binnenkort tot een andere afweging komen over het eenzijdig vergroten van de transparantie.
Tegelijkertijd zet Nederland zich ook in voor wederzijdse transparantie tussen kernwapenstaten, zoals eerder beschreven in de Kamerbrief inzake recente activiteiten nucleaire ontwapening (d.d. 26 november 2019). Dit doet Nederland met name als actief lid van NPDI (Non-Proliferation & Disarmament Initiative), de enige groep die op regelmatige basis overlegt met de P5 (de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad) over het vergroten van wederzijdse transparantie. In 2020 zal Nederland de volgende ministeriële NPDI-bijeenkomst organiseren.
De artikelen ‘Ouders Thijs H.: wij smeekten ggz om hulp’ en ‘Ouders Thijs H. smeekten GGZ om hulp, maar opname was ‘onnodig’’ |
|
Kelly Regterschot (VVD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de nieuwsartikelen: «Ouders Thijs H.: wij smeekten de ggz om hulp»1 en «Ouders Thijs H. smeekten GGZ om hulp, maar opname was «onnodig»»?2
Ja, ik heb kennis genomen van de nieuwsartikelen over de ouders van Thijs H. Ik kan mij voorstellen dat deze ervaring voor de ouders om niet te worden gehoord buitengewoon pijnlijk moet zijn om vervolgens te worden geconfronteerd met het incident dat zich een dag later heeft voltrokken.
Bent u het ermee eens dat, zoals in de artikelen gesteld wordt, de adviezen van de commissie Hoekstra, die in 2015 een rapportage heeft gepresenteerd, niet worden nageleefd? Zo nee, kunt u aangeven welke acties u sindsdien heeft ondernomen?3
Ik ben het niet met de stelling eens dat de adviezen van de commissie Hoekstra niet worden nageleefd. Het rapport van de heer Hoekstra is mede aanleiding geweest tot het instellen van het Aanjaagteam voor personen met verward gedrag, later het Schakelteam en recent het installen van 10 regio-adviseurs in het kader van het Verbindend Landelijk Ondersteunings Team (VLOT).
Daarnaast zijn verschillende acties ondernomen die uitvoering geven aan de aanbevelingen:
Vroegsignalering is gestimuleerd onder andere door financiering vanuit het actieprogramma van ZonMw door het steunen van initiatieven als de Wijk GGD‘er en het realiseren van meldpunten waar burgers met hun signalen terecht kunnen. De samenwerking tussen partners in de zorg- en veiligheidsketen is verbeterd, met name door aansluiting bij de ggz aanbieders bij de zorg- en veiligheidshuizen. Overal in het land is invulling gegeven aan de beoordelingsfunctie, zodat mensen snel kunnen worden doorgeleid naar de juiste vormen van hulp en begeleiding. Er is gewerkt aan passend vervoer voor de doelgroep en er zijn initiatieven gesteund als «streettriage», waarbij politie en ggz samen op straat triage uitvoeren en hulp bieden. Inmiddels is een ketenveldnorm ontwikkeld die partijen in staat stelt om beveiligde intensieve zorg beter kunnen organiseren.
Met verzekeraars zijn er afspraken gemaakt over de beschikbare capaciteit aan beveiligde plaatsen. Ook zien we in specifieke regio’s dat er goede stappen worden gezet. Zo heeft het Zorg- en Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond een grote stap gezet met de ontwikkeling van een nieuw risicotaxatie instrument. Met het nieuwe instrument wordt breed gekeken naar de aanwezige risico’s en is de kans kleiner dat risico’s op gevaar worden gemist. Dit instrument is toepasbaar in zowel het zorg- als veiligheidsdomein en wordt begin 2020 beschikbaar gesteld aan alle zorg- en veiligheidshuizen. Gemeenten, verzekeraars en aanbieders werken aan het verstevigen van de GGZ-expertise in de wijk. Er is dus veel gebeurd de afgelopen periode en de komende tijd zullen we in blijven zetten op implementatie en verdere uitrol van de genoemde maatregelen.
Bent u ervan op de hoogte dat de ouders van Thijs H. tweemaal hebben aangedrongen op de spoedopname van Thijs H.? Zo ja, bent u van mening dat beter naar de ouders van Thijs H. geluisterd had moeten worden?
Ik heb kennisgenomen van het artikel. De instelling heeft een melding gedaan over de gebeurtenissen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Op verzoek van de IGJ heeft de instelling vervolgens onderzoek laten doen door een onafhankelijke commissie. De IGJ is nu in de afrondende fase met betrekking tot de beoordeling van de onderzoekrapportage en behandeling van deze melding.
Gelet op de grote maatschappelijke impact van de gebeurtenissen omtrent de zorgverlening aan de betrokken cliënt en de betrokken instelling, is de IGJ voornemens om inzicht te geven in haar oordeel en wijze van afhandeling. Dit zal gebeuren in de vorm van een (beperkte) publicatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de medische geheimhoudingsplicht waar ook de inspectie aan gebonden is, als ook met de wens vanuit de samenleving om meer inzicht te krijgen in hetgeen is voorgevallen.
Deelt u de observatie dat, zoals de familie van Thijs H., familie te vaak niet of niet juist bij de behandeling van een cliënt wordt betrokken? Deelt u de observatie dat behandelaars vaak niet weten wat de mogelijkheden hierin zijn en dat de verschillen tussen instellingen groot zijn? Zo ja, waarom is dit zo en denkt u niet dat dit anders moet? Welke concrete acties kunnen wij hierop verwachten?
Ik kan, gelet op de lopende onderzoeken, geen inhoudelijke uitspraken doen over deze vreselijke gebeurtenissen. In het algemeen kan ik zeggen, dat ik het van belang vind dat familie en naasten voldoende inspraak hebben bij de zorg van hun naaste. Dat gebeurt in de praktijk al vaak, hoewel de familierelaties dat niet altijd makkelijk maken. Op 1 januari 2020 is de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in werking getreden. In deze wet wordt geregeld dat familie en naasten meer mogelijkheden hebben tot inspraak en betrokkenheid: bij de voorbereiding, de uitvoering en de beëindiging van verplichte zorg. Familie en naasten hebben onder de nieuwe wet meer doorzettingsmacht als zij zich zorgen maken om hun naaste. De familie kan een melding doen bij de gemeente. Gemeenten moeten onderzoek doen als de familie vindt dat verplichte zorg nodig is. De gemeente moet de uitkomsten van dit onderzoek altijd naar de officier van justitie sturen. Op deze manier wordt gestimuleerd dat meldingen van familie altijd serieus worden meegewogen.
Klopt het dat de administratieve lasten voor instellingen zijn toegenomen en dat medewerkers hierin verstrikt raken? Hoe gaat dit opgelost worden, zodat zorgverleners gewoon weer zorg kunnen verlenen? Welke concrete acties kunnen wij verwachten?
Het klopt dat de administratieve lasten zijn toegenomen. In de zorgsector en ook specifiek in de GGZ is dit een punt van aandacht. In het in juli 2018 gesloten hoofdlijnenakkoord met de GGZ sector is daarom een afspraak gemaakt om een substantiële verlaging van administratieve lasten voor de zorgprofessional en zorginstelling te bewerkstelligen, zoals dit is opgenomen in de sectorplannen Regeldruk en Rechtmatige zorg. Aan dit hoofdlijnenakkoord wordt thans uitvoering gegeven.
Bij brief van 4 oktober 2019 heb ik samen met de andere bewindslieden van VWS u de rapportage over de voortgang van het programma (Ont)Regel de Zorg toegestuurd.
In een proef met de vermindering van regeldruk in ambulante teams bij Arkin zijn heel positieve resultaten geboekt.
Welke beleidskeuzes gaat u de komende maanden maken om het tekort aan personeel op te lossen?
Ik blijf de komende periode vol inzetten op de beschikbaarheid en inzetbaarheid van medewerkers. Daartoe is er conform de maximale raming van het Capaciteitsorgaan financiering beschikbaar voor extra opleidingsplaatsen voor de ggz.
De VWS brede aanpak van personeelstekorten met het actieprogramma Werken in de Zorg wordt gecontinueerd. Daarbij wordt de komende periode extra nadruk gelegd op behoud van medewerkers en anders werken. Voor een uitgebreid overzicht van de voortgang van het Actieprogramma Werken in de Zorg verwijs ik u naar de op 20 december 2019 verzonden voortgangsrapportage (TK 2019–2020, 29 282, nr. 391).
Klopt het dat de verschijnselen die Thijs H. vertoonde, veroorzaakt konden worden door dexamfetamine, dat wordt voorgeschreven tegen ADHD? Zo ja, had dit, vooral na de signalen van de familie, niet veel beter gemonitord moeten worden?
Ik kan niet ingaan op deze vraag omdat het om een individuele casus gaat. Het is aan de directe zorgverleners om te bepalen of een geneesmiddel bij een specifieke patiënt tot bijwerkingen leidt.
Wat vindt u van de oproep in het artikel om meer aandacht te geven aan bijwerkingen van medicatie in de opleidingen van professionals?
Het is heel goed als in de opleiding van professionals meer aandacht is voor medicatie in het algemeen en het belang van goed gebruik en alertheid op ontstaan en voorkomen van bijwerkingen in het bijzonder. Deskundigen van organisaties als het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) leveren hier reeds een bijdrage aan. Zo verzorgt het CBG bijvoorbeeld een onderdeel van de opleiding van klinisch farmacologen.
Wat vindt u van het feit dat er nog zoveel geheimzinnigheid over deze zaak is, waarbij het lijkt alsof de instelling geen openheid van zaken wil geven? Deelt u daarnaast de opvatting dat van deze casus geleerd kan worden, maar niet als het, zoals in deze zaak, in nevelen gehuld blijft en vindt u ook dat andere instellingen die tegen dezelfde problemen aanlopen, van deze casus moeten kunnen leren?
Ik herken het beeld niet dat er sprake is van geheimzinnigheid, zoals u stelt. Wel klopt het dat, zoals gebruikelijk tijdens de looptijd van een onderzoek, geen publieke mededelingen worden gedaan over deze specifieke casus. Ik wijs erop dat een deel van de beperkte informatiedeling inherent is geweest aan het strafrechtelijk onderzoek. Verder is het een afweging van de betrokken instelling om wel of geen uitlatingen te doen. Hierbij speelt het aspect van privacy en in het bijzonder de medische geheimhoudingsplicht. Uiteraard begrijp ik de maatschappelijke behoefte om zoveel mogelijk openheid te kunnen ervaren rondom wat er is gebeurd, maar daarbij dient wel rekening te worden gehouden met lopende onderzoeken en het medisch beroepsgeheim. Dit neemt niet weg dat de sector van ieder incident, hoe tragisch ook, kan leren en dat dit ook nu het geval is. Vanuit mijn rol zal ik dit ook blijven aanmoedigen en ik kom hier op terug in de brief die uw Kamer van mij ontvangt over de leercultuur in de GGZ.
Het weigeren van een lesbisch stel voor KID door het Franciscus Gasthuis in Rotterdam |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat het Franciscus Gasthuis in Rotterdam lesbische en alleengaande vrouwen weigert voor kunstmatige inseminatie met donorsemen (KID)?
Van het Franciscus Gasthuis heb ik begrepen dat de KID behandeling in hun ziekenhuis niet wordt aangeboden. Om die reden worden alle vrouwen (zowel vrouwen zonder mannelijke partner, als vrouwen met een mannelijke partner) die een KID behandeling willen, door het Franciscus Gasthuis doorverwezen naar een ander ziekenhuis.
Kunt u bevestigen dat de toegang weigeren voor lesbische en alleengaande vrouwen tot de behandeling KID in strijd is met de Algemene wet gelijke behandeling?
Het onderscheid maken in de toegang tot zorg alleen op basis van seksuele geaardheid of leefvorm, is niet toegestaan. In dit geval is er geen sprake van het maken van een dergelijk onderscheid, aangezien dit ziekenhuis alle vrouwen die een KID behandeling nodig hebben, doorstuurt naar een ander ziekenhuis.
Staat u nog steeds voor het standpunt zoals dat is geformuleerd bijna 20 jaar geleden, naar aanleiding van het oordeel van de Commissie gelijke behandeling in 2000, dat voor toegang tot KI-behandelingen geen onderscheid mag worden gemaakt naar leefvorm?
Zie antwoord vraag 2.
Wat kunnen patiënten doen om zich hier tegen te wapenen? Waar kunnen zij zich melden op het moment dat zij hier tegenaan lopen?
Ten algemene kunnen patiënten met een klacht over een ziekenhuis of arts terecht bij de klachtenfunctionaris die het ziekenhuis op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg moet hebben. Daarnaast kunnen personen die geconfronteerd worden met ongelijke behandeling, een klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens.
Omdat er in deze casus geen sprake is van ongelijke behandeling, zie ik geen aanleiding om met het Franciscus Gasthuis in overleg te gaan.
Wat kunt u doen om dit tegen te gaan? Wat doet u als er een signaal binnenkomt over ongelijke behandeling op basis van gekozen leefvorm?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met het Franciscus Gasthuis over het weigeren van lesbische en alleengaande vrouwen?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er bij u signalen bekend dat op meer plekken lesbische of alleengaande vrouwen de toegang tot KID wordt geweigerd?
Nee.
Kunt u nogmaals bevestigen dat totdat de subsidieregeling KID in werking treedt, zorgverzekeraars bereid zijn behandelingen te blijven vergoeden voor vrouwen die nu al in een traject zitten en vrouwen die zich nog melden voor een traject?
Zoals ik u eerder heb gemeld, vergoeden de zorgverzekeraars gedurende 2019 de KID behandelingen voor alle vrouwen.
Op verzoek van de klinieken heb ik met zorgverzekeraars besproken om dit ook de eerste 3 maanden in 2020 te doen, zodat de klinieken de tijd te hebben om de uitvoering van de subsidieregeling in orde te maken. Daarmee is er voor vrouwen zonder mannelijke partner doorlopend vergoeding beschikbaar.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Zwangerschap en Geboorte van 18 december 2019?
Ja.
Subsidie voor een nazorgsysteem |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI)-stichting Hart4all?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Hart4all een nazorgsysteem faciliteert dat ervoor zorgt dat burgerhulpverleners na hun inzet bij een reanimatie of ernstig ongeval de mogelijkheid krijgen om in contact te komen met betrokkenen?
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat dit contact beide partijen kan helpen bij de verwerking, waardoor het ervoor kan zorgen dat de burgerhulpverlener ook een volgende keer weer de helpende hand wil bieden en niet kan uitvallen voor zijn of haar werk?
Burgerhulpverlening met behulp van AED’s is een waardevolle aanvulling op de acute zorg. Een inzet bij een reanimatie kan een indrukwekkende ervaring zijn voor een vrijwillige hulpverlener. Het is daarom van belang dat de mensen die deze hulp verlenen niet alleen goed zijn voorbereid maar ook na een inzet de benodigde nazorg krijgen.
Klopt het dat u een soortgelijk nazorgsysteem subsidieert dat gebouwd wordt door HartslagNu?
VWS heeft naar aanleiding van het amendement De Lange2 een subsidie verleend van € 1 miljoen. Het amendement luidt als volgt:
«Door zorgprofessionals de ruimte te geven, kunnen innovatieve, kwalitatief hoogwaardige concepten ontstaan. Een goed voorbeeld hiervan zijn de initiatieven Hartveilig wonen en HartslagNU. Dit zijn hulpsystemen waarbij inmiddels 100.000 vrijwillige burgerhulpverleners in heel Nederland snel ter plaatse kunnen zijn om iemand met een acute circulatiestilstand te reanimeren in aanvulling op ambulancezorg. Door opgeleide, geregistreerde burgerhulpverleners alvast te laten starten met snelle, slimme zorg is de kans op overleving na een acute circulatietoestand de afgelopen jaren meer dan verdubbeld. Daardoor kunnen per jaar duizenden levens worden gered. De systemen zijn inmiddels geheel geïntegreerd met de regionale meldkamerstructuur.
De indieners van dit amendement beogen de kwaliteit, toegankelijkheid en tijdigheid van acute zorg te bevorderen door de initiateven Hartveilig wonen en HartslagNU een stimuleringssubsidie toe te kennen, onder de voorwaarde dat beide systemen worden samengevoegd tot één landelijk dekkend netwerk dat werkt vanuit één applicatie. Daarnaast kan binnen deze structuur het toenemend aantal burgerhulpverleners worden ingezet voor de ondersteuning bij andere zorg gerelateerde calamiteiten en kan verdere innovatie plaatsvinden op het gebied van nazorg en ondersteuning van de burgerhulpverleners.»
Voorwaarde voor deze subsidie was dus niet alleen de samenvoeging van de bestaande alarmeringsnetwerken voor AED-alarmering in één systeem en applicatie. De subsidie op grond van het amendement is tevens bedoeld voor de ondersteuning bij andere zorg gerelateerde calamiteiten en voor verdere innovatie op het gebied van nazorg en ondersteuning van de burgerhulpverleners.
Waarom subsidieert u een alternatief nazorgsysteem? Bent u soms ontevreden over het systeem van Hart4all? Zo ja, waarom?
De subsidie die VWS heeft verstrekt heeft als voorwaarde dat er één alarmeringsnetwerk wordt gerealiseerd. Dit is inmiddels het geval, alle Regionale Ambulancevoorzieningen maken gebruik van het alarmeringsnetwerk van HartslagNu. De subsidie was op grond van het amendement tevens bedoeld voor verdere innovatie op het gebied van nazorg. Het staat organisaties vrij om zelf te kiezen van welk nazorgsysteem zij gebruik maken.
Waarom heeft u er niet voor gekozen om het bewezen systeem van Hart4All verder uit te rollen?
VWS heeft conform het amendement De Lange subsidie verleend voor uitvoering van het gehele amendement, te weten de samenvoeging van de alarmeringsnetwerken voor AED-burgerhulpverlening en de verdere innovatie op het gebied van nazorg. Stichting HartslagNu is opgericht om de taken die hiervoor nodig zijn uit voeren. HartslagNu heeft mij laten weten dat er meerdere malen overleg is geweest met Hart4all om te bezien of er ten aanzien van nazorg zou kunnen worden samengewerkt. Deze gesprekken hebben niet geleid tot een oplossing. De voorkeur van HartslagNu gaat uit naar een nazorgmodule die volledig is gedigitaliseerd en conform de wet- en regelgeving van de Algemene Verordening Gegevensverwerking geïncorporeerd kan worden binnen het landelijke oproepsysteem voor burgervrijwilligers. Deze keuze is door HartslagNu gemaakt op basis van kwaliteitseisen en beheersbaarheid.
Is HartslagNu een organisatie met of zonder winstoogmerk?
HartslagNu is een stichting zonder winstoogmerk.
Wilt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
Moldaviërs die naar Nederland worden gesmokkeld |
|
Vicky Maeijer (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «OM: mensensmokkelaars brengen Moldaviërs naar Nederland» en «Bus met 65 Moldaviërs aangehouden bij AZC Ter Apel»?1
Ja.
Hoeveel Moldaviërs zijn er sinds de visumvrijstelling in 2014 naar Nederland gekomen, hoeveel van hen hebben asiel aangevraagd, hoeveel hebben asiel gekregen en hoeveel van hen zijn daadwerkelijk weer teruggekeerd naar Moldavië?
Sinds 28 april 2014 kunnen Moldaviërs visumvrij naar Nederland reizen.2 Vanwege de visumvrijstelling is het onbekend hoeveel Moldaviërs er sindsdien naar Nederland zijn gereisd.
Onderstaande tabel geeft per jaar een overzicht van het aantal ingediende eerste asielaanvragen door Moldaviërs vanaf 1 januari 2014 tot en met oktober 2019 en geeft een overzicht van het aantal afdoeningen in diezelfde periode.3 In totaal hebben 2040 Moldaviërs sinds 1 april 2014 een eerste asielaanvraag ingediend.4 Sinds 1 april 2014 heeft de IND 1650 asielaanvragen afgewezen. Alleen in 2015 is er minder dan 10 keer een asielaanvraag ingewilligd. In de overige jaren binnen die periode is er geen asielaanvraag ingewilligd. In 130 gevallen is de asielaanvraag op een andere manier afgedaan door de IND.5
Eerste asielaanvraag
<10
<10
20
340
830
840
2.040
Afwijzingen
<10
<10
<10
270
620
750
1.650
Inwilligingen
<10
<10
Overig
<10
10
70
40
130
Vanaf mei 2014 tot en met oktober 2019 zijn 1150 Moldaviërs aantoonbaar vertrokken. Dat wil zeggen dat zij ofwel gedwongen zijn vertrokken ofwel dat zij zelfstandig onder toezicht uit Nederland zijn vertrokken. 910 Moldaviërs zijn zelfstandig vertrokken zonder toezicht van de Nederlandse autoriteiten. De vertrekcijfers omvatten overigens niet alleen terugkeer naar het land van herkomst, maar bijvoorbeeld ook naar een andere EU-lidstaat op grond van een Dublinclaim.
Gedwongen vertrek
<10
10
20
50
140
200
Zelfstandig vertrek
<10
<10
<10
90
280
350
Zelfstandig vertrek zonder toezicht
<10
<10
10
110
200
580
Over de afhandeling van de asielaanvragen van de groep Moldaviërs die vanaf november zijn ingestroomd wordt uw Kamer in het eerste kwartaal 2020 geïnformeerd.
Bent u bereid om onmiddellijk te stoppen met het verstrekken van opvang, leefgeld, medische zorg en andere voorzieningen voor personen uit Moldavië die hier asiel aan vragen? Zo nee, waarom niet?
Voor de maatregelen die genomen zijn naar aanleiding van de hoge instroom van Moldaviërs verwijs ik u naar de brief van 16 december jl. aan uw Kamer6.
Daarnaast is er voor alle asielzoekers een aanpassing gemaakt in de medische zorg in de eerste fase in het asielproces. Bij de invoering van de verbeterde asielprocedure was reeds sprake van een versoberde vorm van medische zorg in de eerste fase van het asielproces. Volwassen asielzoekers die in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) en de Procesopvanglocatie (POL) verbleven, kwamen enkel in aanmerking voor medische noodzakelijke zorg en niet uitstelbare zorg. In de praktijk betekende dit dat asielzoekers gemiddeld na 4 tot 8 weken werden doorgeplaatst naar een azc, waar zij in aanmerking kwamen voor de volledige Regeling Medische zorg Asielzoekers (RMA)7.
Ten tijde van de verhoogde asielinstroom nam de verblijfsduur in de POL toe en is besloten dat in alle locaties de RMA van toepassing werd. Dit was om te voorkomen dat asielzoekers te lang moesten wachten op bijvoorbeeld fysiotherapie, hulpmiddelen, mondzorg of bepaalde vormen van medisch specialistische zorg.
De huidige situatie, met relatief veel personen die niet voor bescherming in aanmerking komen, heeft ervoor gezorgd dat dit toenmalige besluit is heroverwogen om weer aan te sluiten bij de bedoeling van de verbeterde asielprocedure. Het opnieuw koppelen van enkel medisch noodzakelijke zorg en niet uitstelbare zorg aan de COL en de POL vind ik niet meer wenselijk. Hierdoor zou een ongelijke behandeling ontstaan van de verschillende groepen asielzoekers. Veiligelanders en Dublin-claimanten zouden in die situatie eerder aanspraak maken op medische zorg op grond van de RMA, terwijl andere groepen asielzoekers juist lang op die RMA-zorg zouden moeten wachten, omdat veiligelanders en Dublin-claimanten veel sneller doorstromen naar een AZC dan andere asielzoekers, die in verhouding lang in de POL verblijven. Ik heb derhalve besloten dat met ingang van 1 december 2019 alle asielzoekers – met uitzondering van kinderen – gedurende de eerste twee maanden in de COA-opvang alleen voor medisch noodzakelijke zorg en niet uitstelbare medische zorg in aanmerking komen. Dit geldt dus ook voor de groep Moldaviërs.
Deelt u de mening dat er een causaal verband is tussen visumvrij reizen en illegaal verblijf? Zo, nee waarom niet?
Het risico op illegaal verblijf is één van de aspecten die wordt meegewogen bij voorstellen van de Europese Commissie voor het invoeren of afschaffen van de visumplicht. Als de visumplicht is afgeschaft naar aanleiding van een aan voorwaarden verbonden traject, zoals in het geval van Moldavië, wordt tevens op dit aspect gemonitord door de Europese Commissie, ook met het oog op een eventueel beroep op de noodremprocedure. Aandacht voor illegaal verblijf als gevolg van visumvrij reizen is nadrukkelijk in beeld. In hoeverre daar in voorkomende gevallen sprake van is, wordt langs die weg onderzocht, tezamen met de mogelijke oorzaken van een toename van illegaal verblijf en/of asiel. Dit laatste is van belang voor het treffen van mogelijke maatregelen om de toename van illegaal verblijf en/of asiel in te dammen.
Bent u bereid artikel 8 uit Verordening 2018/1806 te activeren om zo de noodremprocedure in werking te zetten, zodat de overlast van Moldavische asielzoekers een halt kan worden toegeroepen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment werkt Nederland op verschillende manieren aan het terugdringen van de toename van asielzoekers uit Moldavië. Ten eerste neemt Nederland maatregelen om Nederland een minder aantrekkelijke asielbestemming te maken en terugkeer te realiseren. U bent hierover bij brief d.d. 16 december jl. geïnformeerd8.
Ten tweede heeft Nederland input geleverd voor het jaarlijkse monitoringsrapport t.b.v. het noodremmechanisme van de Europese Commissie, dat binnenkort – vermoedelijk begin dit jaar – uit zal komen. Verwacht wordt dat dit rapport meer inzicht zal geven in mogelijke oorzaken van de toestroom. Het kabinet zal dit meenemen in de oordeelsvorming met betrekking tot eventueel verder te treffen benodigde en mogelijke maatregelen. Het gebruik van de noodremprocedure is een uiterst redmiddel waar specifieke criteria aan verbonden zijn, waaronder steun in EU-verband. Gezien de inzet van het kabinet zoals hierboven verwoord, is een beroep op de noodremprocedure nu niet aan de orde.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de visumplicht voor personen met de Moldavische nationaliteit zo snel mogelijk weer wordt ingevoerd? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De arbeidskrapte in de kinderopvang en het niet kunnen inzetten van gediplomeerde kraamverzorgenden |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA), Hilde Palland (CDA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de aangenomen motie van de leden Van Meenen en De Pater-Postma van 4 september 2019, waarin u is gevraagd om een arbeidsmarktvisie en een plan om de arbeidskrapte in de kinderopvang op te lossen? Wanneer kan de Kamer dit plan tegemoetzien? 1
Ja. Zoals ik in mijn reactie heb aangegeven, ben ik met de sectorpartijen in gesprek over de arbeidsmarktkrapte. Dit verloopt voorspoedig. Aan de hand van deze gesprekken willen we gezamenlijk komen tot breed gedragen oplossingsrichtingen om de krapte aan te pakken. Ik zal u hierover in de eerste helft van volgend jaar informeren.
Bent u bekend met het bericht dat het tekort aan personeel in de kinderopvang blijft toenemen en dat de kinderopvang samen met de bouw en horeca inmiddels tot de branches behoort met het hoogste aantal openstaande vacatures? 2
Ja, het is mij bekend dat het steeds moeilijker wordt voor werkgevers om vacatures voor pedagogisch medewerkers te vervullen. Ook het signaal uit de Quick Scan3 – dat het aantal openstaande vacatures in de kinderopvang tot een van de hoogste behoort – is mij bekend.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat er voldoende personeel is voor het op een verantwoorde en veilige manier kunnen opvangen van kinderen in de kinderopvang?
Ik hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang. Een kinderopvang die ouders in staat stelt arbeid en zorg te combineren en zo de arbeidsparticipatie bevordert. En een kinderopvang die kinderen stimuleert in hun ontwikkeling. Hiervoor is het belangrijk dat er voldoende pedagogisch medewerkers beschikbaar zijn, zodat zij kwalitief goede kinderopvang kunnen bieden.
Is het u bekend dat de arbeidskrapte wordt vergroot door een door de sociale partners vastgestelde en aangescherpte lijst met opleidingen, waardoor onder andere gediplomeerde kraamverzorgsters niet kunnen worden ingezet?
De vraag naar kinderopvang is de afgelopen jaren sterk gestegen. Dit vind ik een positieve ontwikkeling. Mede door deze stijging, is ook de vraag naar medewerkers sterk gegroeid. De cao-partijen hebben in deze context op 30 mei 2018 een cao-akkoord bereikt. Hierin is ook de lijst met opleidingen opgenomen die kwalificeren voor een functie in de kinderopvang. Cao-partijen hebben destijds weloverwogen gekeken naar de kwalificatielijst. Het beroep pedagogisch medewerker is een vak apart met unieke expertise en vaardigheden.
Ik wil hier wel bij aantekenen dat, behalve de opleiding, ook ervaring van een potentiële werknemer ertoe doet. Een kandidaatwerknemer met een opleidingsachtergrond die niet in de lijst met opleidingen is opgenomen, kan een gelijkstellingsverzoek indienen bij de gelijkstellingscommissie van het Overleg Arbeidsvoorwaarden Kinderopvang. Zij bekijken de relevante werkervaring, opleidingsachtergrond en gevolgde bij- en nascholing.4 Als een gelijkstellingsverzoek wordt verleend, is de medewerker gekwalificeerd bevonden voor een functie in de kinderopvang. Een grote meerderheid van de verzoeken wordt gehonoreerd. Deze procedure staat ook open voor gediplomeerde kraamverzorgsters.
Deelt u de mening dat gediplomeerde en ervaren kraamverzorgsters in tijden van arbeidskrapte, bij uitstek geschikt zijn om ingezet te worden op babygroepen in de kinderopvang? Zo nee, waarom niet?
De lijst met diploma’s die kwalificeren voor een functie in de kinderopvang is een resultaat van het cao-overleg van sociale partners. Cao-partijen hebben weloverwogen gekeken naar de kwalificatielijst. Ik ben niet betrokken bij het overleg tussen cao-partijen. Werkgevers en werknemers moeten in alle vrijheid tot een resultaat kunnen komen waar zij allen achter kunnen staan. Zij zijn ook het beste geëquipeerd om te beoordelen of een opleiding voldoende voorbereidt op het beroep pedagogisch medewerker.
Constaterende dat de cao Kinderopvang tot eind 2019 loopt en de onderhandelingen over een nieuwe cao reeds zijn begonnen en een goede gelegenheid bieden om de lijst met opleidingen snel aan te passen en minder rigide te maken, bent u bereid om zo spoedig mogelijk met de sociale partners in gesprek te gaan en hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid om arbeidskrapte tegen te gaan door aanpassing van de opleidingenlijst?
De sociale partners zijn zich terdege van deze verantwoordelijkheid bewust. Dit constateer ik ook in de constructieve gesprekken die ik met vertegenwoordigers van de sector voer over mogelijke oplossingen voor de arbeidsmarktkrapte. Het is verder niet aan mij om mij te mengen in het cao-overleg.
Wilt u daarbij in het bijzonder benadrukken dat de lijst zodanig moet worden aangepast, dat gediplomeerde en ervaren kraamverzorgenden voortaan kunnen worden ingezet op de babygroep? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 5 en 6 is het niet aan mij om mij te mengen in het cao-overleg. Het oppakken van knelpunten rondom de vastgestelde lijst van opleidingen is aan de sociale partners zelf en past niet bij de rol van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Wilt u tevens in het door u toegezegde actieplan aandacht besteden aan het kunnen inzetten van zij-instromers, zoals nu ook in het onderwijs gebeurt, en aan de inzet van kraamverzorgenden in de kinderopvang?
Zijinstroom is een van de onderwerpen die aan bod komen tijdens de gesprekken over de arbeidsmarktkrapte in de kinderopvang. Dit zie ik, samen met de partijen, ook als potentiële oplossing. Over de oplossingsrichtingen zal ik u in de eerste helft van volgend jaar informeren.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2019?
Ja.
Achterstandsscholen die zich bevinden in fijnstofgebieden |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht«Onderzoek: de lucht is vuiler op achterstandsscholen»?1
Ja.
Bent u bekend met het begrip «fijnstofscholen»?
Dit begrip heb ik gelezen in het artikel van OneWorld en De Groene Amsterdammer, maar verder gebruik van deze term is mij niet bekend. Het lijkt te gaan om scholen die gevestigd zijn in een «fijnstofzone», een term uit het artikel die gebruikt wordt voor gebieden die onder de Amsterdamse Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit vallen. Deze richtlijn wijkt af van het landelijke Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit, doordat het besluit zich beperkt tot locaties waar de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit worden overschreden. Beide richtlijnen hebben alleen betrekking op nieuwe locaties en substantiële uitbreidingen van bestaande locaties, en hebben geen betrekking op bestaande bestemmingen. Landelijk wordt niet gesproken van «fijnstofzones» en ook niet van «fijnstofscholen».
Wat vindt u ervan dat de ouders van kinderen die op een dergelijke fijnstofschool zitten, niet weten dat er sprake is van een fijnstofprobleem?
Er zijn mij geen gegevens bekend over de kennis van fijnstofproblematiek bij ouders. Informatie over de luchtkwaliteit per gebied wordt door het RIVM jaarlijks gepubliceerd in de vorm van luchtkwaliteitskaarten. Deze kaarten worden als onderdeel van de Atlas Leefomgeving gepubliceerd.2 Het onderwerp krijgt zeker bestuurlijke aandacht. Op gemeentelijk niveau uit dit zich bijvoorbeeld in de Amsterdamse Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit.
Deelt u de mening dat de basisscholen die in een fijnstofgebied gelegen zijn, voorlichting dienen te geven aan de ouders van kinderen over de gevaren van fijnstof en de manieren waarop de school hiermee omgaat?
Ik vind het belangrijk dat de luchtkwaliteit rondom scholen goed is. Scholen zijn hier niet altijd van op de hoogte en kunnen daarom ouders niet goed informeren. Het is aan gemeenten om schoolbesturen te informeren over de luchtkwaliteit en gezondheidseffecten, en maatregelen te treffen om blootstelling aan lokale bronnen te verminderen.
Deelt u de mening dat het bewustzijn van de gevaren van fijnstof voor kinderen op scholen en bij schoolbesturen laag is? Zo ja, welke maatregelen wilt u dan nemen om dit probleem op te lossen? Zo nee, waar baseert u dit op?
Het is mij niet bekend in hoeverre schoolbesturen op de hoogte zijn van de gevaren van fijnstof. De expertise over de gezondheidseffecten van luchtkwaliteit is belegd bij de regionale GGD’en. Zij adviseren daarover aan allerlei partijen, waaronder scholen.
Bent u bekend met het feit dat bij een op de vijf kinderen met astma in Nederland de ziekte gerelateerd is aan luchtvervuiling door het verkeer en dat in geen enkel ander Europees land dat aantal zo hoog is?
Ja, dit cijfer is afkomstig uit The Lancet Planetary Health.3 De Nederlandse score ligt relatief hoog, wat mede veroorzaakt wordt door de hoge bevolkingsdichtheid.
Deelt u de mening dat de gezondheid van kinderen lijdt onder de onwetendheid en laksheid van de scholen? Zo nee, waarom niet?
Schone lucht is een collectieve opgave. Het kabinet heeft de ambitie om, samen met decentrale overheden, de luchtkwaliteit voor iedereen te verbeteren; dus ook bij scholen. Deze doelstelling is opgenomen in het Schone Lucht Akkoord.4
Het Schone Lucht Akkoord streeft naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit waarbij wordt toegewerkt naar de WHO advieswaarden in 2030. Doel van het akkoord is minimaal 50% gezondheidswinst uit binnenlandse bronnen te realiseren in 2030 ten opzichte van 2016.
Erkent u schone lucht als een individueel recht voor iedereen?
Zie antwoord onder vraag 7.
Bent u bekend met het bericht dat 16 van de 26 fijnstofscholen in Amsterdam «achterstandsscholen» zijn? Zo ja, wat vindt u ervan dat het probleem onevenredig veel «achtergestelde» kinderen treft?
Er bestaan in Nederland onderwijsachterstanden. Gemeenten en scholen kunnen aanspraak maken op rijksgelden om onderwijsachterstanden tegen te gaan. Op basis van de onderwijsachterstandenindicator van het CBS ontvangt ongeveer de helft van de basisscholen in Nederland hier in meer of mindere mate geld voor.
Uit navraag bij de gemeente Amsterdam is gebleken dat op het moment van het onderzoek vijf basisscholen voorzien waren van F9-filters. Onder deze vijf bevonden zich ook scholen met een (volgens de CBS onderwijsachterstandenindicator) relatief hoge achterstandsscore.
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat, voordat de gemeente Amsterdam scholen begon te subsidiëren, zeven «achterstandsscholen» in fijnstofzones helemaal geen filtersysteem hadden in hun schoolgebouw, terwijl «niet-achterstandsscholen» wel allemaal een filtersysteem hadden?
Zie antwoord onder vraag 9.
Deelt u de mening dat de oneerlijke verdeling van de hoeveelheid luchtvervuiling op scholen te maken heeft met de welvaart waarin de kinderen leven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord onder vraag 9.
Ook de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft budget ter beschikking gesteld aan gemeenten om gezondheidsachterstanden aan te pakken.
Vindt u dat er sprake is van structurele ongelijkheid als je als grondslag de gezondheidsverschillen neemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord onder vraag 9 en 11.
Bent u bekend met de berichtgeving dat leerlingen van een montessorischool in Amsterdam zich verplicht moeten huisvesten in de «achterstandsschool» de Rosaschool, die zich bevindt in een fijnstofgebied, en dat de gemeente hierdoor een F9-filterinstallatie heeft geïnstalleerd in de Rosaschool, er geld vrijkomt voor het opknappen van de lokalen, er een subsidie van 70.000 euro voor een nieuw groen plein komt, en dat de gemeente ook het schooldeel van 50.000 euro heeft betaald?
Ja.
Deelt u de mening dat het een kwalijke zaak is dat bovengenoemde investeringen in de Rosaschool pas gedaan zijn sinds bekend is dat de nieuwe leerlingen van deze montessorischool zich hier zullen vestigen? Zo ja, vindt u dat er sprake is van ongelijke behandeling van leerlingen? Zo nee, waarom niet?
Bij navraag bij de gemeente Amsterdam is aangegeven dat er plannen in ontwikkeling waren om de Rosaschool op korte termijn te verhuizen naar een andere plek. In afwachting hiervan heeft de school besloten om onderhoud uit te stellen. Op het moment dat duidelijk werd dat de verhuisplannen niet op korte termijn zouden worden gerealiseerd, is alsnog besloten de filters te installeren. Dit viel samen met het besluit om hier leerlingen van de montessorischool tijdelijk te huisvesten.
Kunt u aan de Kamer doen toekomen wat voor maatregelen er worden genomen bij de bestaande basisscholen die gevestigd zijn in een fijnstofgebied?
Zie antwoord onder vraag 3.
Bent u ervan op de hoogte dat onderhoud aan de filters cruciaal is voor het wegfilteren van ongezond fijnstof en dat een groot deel van de basisscholen helemaal geen onderhoud verricht aan de filters? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Het is van belang om goed onderhoud te plegen en regelmatig filters te vervangen. De GGD adviseert scholen en gemeenten hier ook over.
Deelt u de mening dat fijnstoffilters en groene pleinen door het Rijk gefinancierd moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Het past niet in de huidige structuur van het stelsel om scholen en gemeenten specifiek te financieren voor fijnstoffilters en groene pleinen. Het is aan schoolbesturen en gemeenten om zelf een afweging te maken in de inzet van de beschikbare budgetten. Ook hebben verschillende provincies en gemeenten subsidies beschikbaar om groene schoolpleinen te realiseren.
Het bericht ‘Loonkloof tussen man en vrouw verder gegroeid: gat van 175 euro in het bedrijfsleven’ |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Loonkloof tussen man en vrouw verder gegroeid: gat van 175 euro in het bedrijfsleven»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat vindt u ervan dat vrouwen de afgelopen twee jaar nog weer wat minder zijn gaan verdienen dan mannen?
De resultaten van het Nationaal Salaris Onderzoek (NSO) van Intermediair en Nyenrode zijn teleurstellend omdat zij een indicatie vormen dat de loonkloof in Nederland zich niet sluit en juist mogelijk weer groter wordt. De loonkloof die het NSO laat zien is het onverklaarbare loonverschil tussen mannen en vrouwen, namelijk de «gecorrigeerde loonkloof». De gecorrigeerde loonkloof is het loonverschil waarbij er voor achtergrondkenmerken – waarvan bekend is dat ze sterk samenhangen met beloning – is gecorrigeerd, om de lonen zo vergelijkbaar mogelijk te maken. Achtergrondkenmerken die hierbij relevant zijn, zijn onder andere sector, arbeidsduur (voltijd/deeltijd), opleiding en werkervaring. Het is lastig te zeggen wat de oorzaken zijn van de gecorrigeerde loonkloof en op basis van het onderzoek is niet te zeggen waar dit verschil vandaan komt en in hoeverre er sprake is van beloningsdiscriminatie. Van beloningsdiscriminatie weten we dat dit meestal onbewust gebeurt en niet moedwillig.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert elke twee jaar in opdracht van het Ministerie van SZW een rapport met een onderzoek naar beloningsverschillen. De laatste meting staat in de «Monitor loonverschillen mannen en vrouwen 2016»2, die in november 2018 is gepubliceerd. Ik verwacht eind 2020 een nieuwe Monitor. Dit onderzoek laat door de afgelopen jaren een afname zien van de gecorrigeerde loonkloof, al stagneert deze afname in het meest recente tijdvlak. Ik ben benieuwd naar de uitkomsten van de nieuwe Monitor in 2020 en of ook daarin de stagnering doorzet of zelfs weer omslaat in een groei van de loonkloof. Mocht dit zo zijn dan benadrukt dit de urgentie van extra inzet om de loonkloof te verkleinen alleen maar meer.
Klopt het dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen vooral is gegroeid tussen mannen en vrouwen jonger dan 36 jaar?
Uit een vergelijking van het NSO van 2017 met het NSO van 2019 komt naar voren dat de loonkloof bij mannen en vrouwen jonger dan 36 jaar licht is gegroeid.
Volgend jaar publiceert het CBS het tweejaarlijkse rapport naar de loonkloof bij de overheid en het bedrijfsleven. CBS hanteert andere methodieken. Ik wacht de uitkomsten van dit onderzoek af.
Bent u bereid om ook zelf opdracht te geven tot het jaarlijks monitoren van de (gecorrigeerde) loonkloof?
De loonkloof wordt, sinds 2008, iedere twee jaar gemeten door het CBS. De laatste meting staat in de «Monitor loonverschillen mannen en vrouwen 2016», die in november 2018 is gepubliceerd. Het volgende rapport wordt eind 2020 gepubliceerd. Een tweejarige monitor biedt voldoende inzicht in de omvang van de loonverschillen en in de meerjarige trend.
Klopt het dat vrouwen gemiddeld genomen ook nog eens meer uren werken dan waarvoor zij betaald krijgen, terwijl dat bij mannen niet het geval is?2
Het NSO stelt onder andere dat vrouwen meer extra uren werken bovenop hun reguliere werkweek dan mannen. Het NSO vergelijkt daarvoor de mediane contractuele arbeidsduur van respondenten met de mediaan van het daadwerkelijk gewerkte aantal uren.
Het CBS houdt cijfers bij over de mate van overwerken van werknemers4. Overwerken wordt door het CBS als volgt gedefinieerd: «Er is sprake van overwerken wanneer iemand meer uren werkt dan contractueel overeengekomen». De meest recente cijfers van het CBS stellen dat 70% van de mannelijke werknemers en 64% van de vrouwelijke werknemers weleens overwerkt. 33% van de mannelijke werknemers en 27% van de vrouwelijke werknemers werkt regelmatig over. Deze cijfers suggereren dat mannen vaker overwerken dan vrouwen.
Het verschil tussen de CBS-cijfers en het NSO kan op een aantal manieren worden verklaard. De twee onderzoeken hebben bijvoorbeeld een andere steekproef. Daarnaast telt het CBS het aantal individuele werknemers dat overwerkt, terwijl het NSO twee medianen met elkaar vergelijkt. De verdeling van contractuele- en daadwerkelijke arbeidsduren – die voor vrouwen sterker gespreid is dan voor mannen, omdat de meeste mannen in voltijd werken – heeft daardoor invloed op de vergelijking.
Kunt u een inschatting geven van de bijdrage van de verschillende oorzaken van de loonkloof, zoals het hoge aandeel parttime werk, het mogelijk slechter onderhandelen door vrouwen, zwangerschapsdiscriminatie, het feit dat in sectoren waar veel vrouwen werken gemiddeld de beloning lager ligt, of het denken in stereotypen over leiderschap?3
Het is moeilijk te zeggen wat de exacte bijdrage is van de verschillende oorzaken van de loonkloof die u noemt, aangezien dit een complex samenspel van verschillende factoren is. Ik zal hieronder een uiteenzetting maken van wat we al weten over de door u aangedragen oorzaken van de loonkloof.
Wat betreft het hoge aandeel parttime werk in Nederland, verwacht ik begin 2020 het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Deeltijd, waarbij de motieven en de factoren die ertoe leiden dat veel vrouwen parttime werken, uitgebreid onderzocht worden.
Diverse onderzoeken, waaronder de «Monitor loonverschillen mannen en vrouwen 2016», laten zien dat vrouwen vaker werken in sectoren waar de beloning gemiddeld lager ligt, zoals het onderwijs en de zorg. Bij het berekenen van de gecorrigeerde loonkloof wordt dan ook altijd gecorrigeerd voor sector, aangezien dit een van de achtergrondkenmerken is waarvan we weten dat die sterk samenhangt met beloning.
Recente onderzoeken6 laten zien dat vrouwen ongeveer even vaak als mannen onderhandelen over het salaris, maar dat mannen dit 25% vaker toegekend krijgen dan vrouwen. Dit onderscheid komt waarschijnlijk niet voort uit moedwillige discriminatie, maar is vaak onbedoeld en eerder het gevolg van onbewuste stereotype beeldvorming over vrouwen.
Het is onduidelijk wat de invloed van zwangerschapsdiscriminatie en het denken in stereotypen op de loonkloof is, aangezien het een moeilijk te kwantificeren construct is. Er zijn mij dan ook geen onderzoeken bekend die dit in samenhang met de loonkloof hebben onderzocht. Stereotype beeldvorming over mannen en vrouwen wordt weleens aangedragen als een verklaring voor het resterende onverklaarde loonverschil (gecorrigeerde loonkloof), maar hard bewijs hiervoor ontbreekt.
Deelt u de analyse van de hoogleraar psychologie Van Muijen dat de loonkloof een grote hobbel vormt om van de «parttimecultuur» af te komen?4
Het is een complex vraagstuk, waar geen eenduidig antwoord op te geven is. In Nederland is het «anderhalfverdienersmodel» veelgebruikt, waarbij het vaak de vrouw is die parttime werkt. Dit komt mede door het gegeven dat arbeid- en zorgtaken nog veelal ongelijk verdeeld zijn tussen de man en vrouw, waardoor de arbeidsparticipatie van vrouwen geremd wordt. Dit draagt bij aan de parttime cultuur. Zoals blijkt uit het NSO en andere onderzoeken is de zorg voor kinderen nog vaak primair een vrouwenaangelegenheid en zijn het vaak vrouwen die besluiten minder te werken. Of dit komt door de loonkloof is lastig te zeggen. Een lager loon kan invloed hebben op de beslissing van een vrouw om minder te werken. Als ze minder verdient dan haar partner, kan het makkelijker zijn voor de vrouw om meer zorgtaken thuis op te pakken en minder te gaan werken na het krijgen van een kind dan voor haar partner. Andersom weten we juist ook weer dat het gegeven dat vrouwen vaker in deeltijd werken hun carrièrekansen belemmert en daarmee de (ongecorrigeerde) loonkloof vergroot. Om vrouwen gelijke kansen te bieden, moeten aanpak van de loonkloof en maatregelen gericht op het stimuleren van meer uren werken dus in samenhang worden bezien.
Wat heeft u het afgelopen jaar ondernomen om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten? Wat hebben deze maatregelen opgeleverd?
Het dichten van de (ongecorrigeerde) loonkloof begint bij het bieden van gelijke kansen, stimulerend arbeidsmarktbeleid en emancipatoir beleid. Zo verlaagt dit kabinet de lasten op arbeid, breidt het geboorteverlof voor partners uit en investeert in de kinderopvang, onder andere om te stimuleren en mogelijk te maken dat vrouwen met (jonge) kinderen meer uren gaan werken.
De aanpak van beloningsdiscriminatie is tevens onderdeel van het Implementatieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018 – 20218, waar ik de Kamer op 22 november over heb geïnformeerd. Hierin staan verschillende maatregelen genoemd die erop gericht zijn de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten. Zo bevorder ik dat ondernemingsraden en personeelsfunctionarissen met het onderwerp aan de slag gaan. Hierbij kan het vergroten van de transparantie van beloningsystemen helpen. In de campagne «Verderkijkers», waarin wordt samengewerkt met BNR-nieuwsradio item de Ondernemersdesk Inclusiviteit, is ook aandacht voor het onderwerp. Daarnaast werk ik ook nauw samen met de Minister van OCW om de loonkloof sneller te laten afnemen. Die subsidieert de activiteiten van Women Inc., om vrouwen en werkgevers bewust te maken van de loonkloof, waaronder de campagne #15procentminder op Equal Pay Day en de Gelijk Loon Check die werkgevers kunnen gebruiken. De Stichting van de Arbeid heeft toegezegd haar checklist gelijke beloning te updaten.
Deelt u ook de analyse dat de oplossing van het dichten van de loonkloof niet bij de vrouw ligt, maar in het bedrijfsleven? Dat het probleem wordt opgelost als bedrijven hun salarisstructuur inzichtelijk maken en salarissen gelijktrekken?5
Werkgevers hebben een grote rol en verantwoordelijkheid in het terugdringen van de loonkloof. Transparantie is daarvoor een belangrijk aspect. Het effect van het in beeld brengen van de verschillen zal bijdragen aan bewustwording bij bedrijven en werknemers. Ook zal dit een gesprek binnen bedrijven en in de maatschappij op gang brengen.
De leden Ploumen, Özütok, Jasper van Dijk en Van Brenk werken aan indiening van het initiatiefwetsvoorstel «Wet gelijke beloning van vrouwen en mannen». Ik wacht indiening van het wetsvoorstel af, en zal vervolgens een standpunt bepalen.
Vooruitlopend hierop ben ik samen met de Stichting van de Arbeid en andere betrokken organisaties actief met dit onderwerp bezig, waarbij we onder andere inzetten op het delen en toepassen van goede praktijken over hoe het gesprek hierover op gang kan worden gebracht, en welke maatregelen het beste werken.
Kunt u een overzicht geven van internationale voorbeelden voor wetgeving om de loonkloof te dichten, zoals bijvoorbeeld in IJsland, Duitsland en Verenigd Koninkrijk? Is er al iets te zeggen over de werking in de praktijk, gezien het feit dat een deel van de wetgeving van recente datum is?
In andere Europese landen zijn transparantiemaatregelen ingevoerd. Veelal gaat het hierbij om een verplichting om looninformatie te publiceren. Deze uitgevraagde looninformatie verschilt per land, maar bestaat vaak uit verschillende loonkloof-statistieken zoals het gemiddelde en de mediane uurloon van beide geslachten, waaronder de landen die u noemt.
Er zijn mij – met uitzondering van IJsland – geen landen bekend waar er sancties staan op het hebben van beloningsverschillen. Aangezien de wetgeving in de meeste Europese landen vrij recent is – zoals u zelf zegt – zijn er mij ook geen evaluaties bekend over de werking van dergelijke maatregelen. Transparantiemaatregelen lijken wel bij te dragen aan de bredere maatschappelijke discussie over de loonkloof in betreffende landen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid?
Jarenlange sabotage van auto's van militairen |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat niet alleen het kabinet Defensie saboteert, maar ook kwaadwillende(n)?1
Ik ben bekend met het artikel van RTL Nieuws van 15 november jl. naar aanleiding van een getuigenoproep van de Koninklijke Marechaussee op 14 november. In die oproep vroeg de Marechaussee het personeel op alle Defensielocaties om alert te zijn op losgedraaide wielbouten van personenauto’s en motorvoertuigen.
Herinnert u zich nog mijn vele vragen over het openbaar maken van alle incidenten binnen Defensie? Kunt u aangeven waarom u destijds niet op de proppen kwam met deze misselijkmakende sabotagedaden? Zo nee, waarom niet?
De Koninklijke Marechaussee doet, in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM), onderzoek. Vanaf 2013 zijn er meerdere onderzoeken gedaan naar aanleiding van meldingen. Aanvankelijk betrof dit lokale incidenten. Omdat recent op meerdere Defensielocaties meldingen voorkwamen, is er gekozen voor een landelijke waarschuwing/getuigenoproep. In enkele gevallen is er een wiel van een voertuig afgelopen met materiële schade tot gevolg. Over de inhoud van dit onderzoek kan ik geen uitspraken doen, dat is aan het OM.
Kunt u aangeven waaruit de sabotage bestaat, welke gevolgen dit teweegbracht (zoals bijvoorbeeld ongevallen) en welke kosten hiermee gemoeid zijn? Kunt u ook chronologisch aangeven welke stappen zijn genomen en tot welke resultaten deze hebben geleid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn alle militairen volledig schadeloos gesteld? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om dit – als goed werkgever – onmiddellijk alsnog te doen, nu vaststaat dat Defensie jarenlang sabotagedaden toestond? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Schaamt u zich niet dat u wel onmiddellijk in de bres springt voor diversiteit en klimaatprojecten, maar jarenlang toestaat dat de auto’s van militairen worden gesaboteerd met alle (mogelijke) gevolgen van dien (zoals bijvoorbeeld kosten, ongevallen en angst)? Bewijst deze gang van zaken dat militairen wederom het onderspit delven? Zo nee, waarom niet?
Ik neem het hoog op dat wielbouten van (motor)voertuigen van personeel op Defensielocaties mogelijk met opzet zijn losgedraaid. Gelukkig hebben de meldingen van losse bouten niet geleid tot slachtoffers, maar deze situaties zouden potentieel ernstige gevolgen kunnen hebben. Daarom voert de Marechaussee een onderzoek uit en heeft in dat kader Defensiepersoneel opgeroepen om alert te zijn op hun (motor)voertuig en de wielbouten in het bijzonder. Bij een opvallende situatie wordt men verzocht zo snel mogelijk contact op te nemen met de Marechaussee.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het verband tussen enkele van uw vragen (vragen 2, 3 en 4) zijn deze in samenhang beantwoord.
Het bericht ‘Consumentenorganisaties: hef 25 cent per vliegticket voor garantiefonds’ |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Consumentenorganisaties: hef 25 cent per vliegticket voor garantiefonds»?1
Ja.
Welke wettelijke garanties hebben Nederlandse consumenten als zij op vakantie gaan en als zij een vliegticket boeken?
Een reisaanbieder is op basis van Europese regelgeving wettelijk verplicht om maatregelen te treffen voor het geval van een faillissement of dreigend faillissement bij pakketreizen of gekoppelde reisarrangementen. De maatregelen moeten verzekeren dat, wanneer de aanbieder om financiële redenen zijn verplichtingen niet kan nakomen, een andere partij zijn verplichtingen overneemt of de reissom wordt terugbetaald. Indien de pakketreisovereenkomst personenvervoer omvat, moet ook repatriëring van de reiziger naar Nederland geregeld zijn. Als consumenten een los vliegticket boeken dan geldt deze wettelijk verplichte bescherming niet.
Kunt u aangeven welke, op Schiphol vliegende, maatschappijen de afgelopen twee jaar failleerden?
Ja, dat waren WOW Air, Adria Airways, Jet Airways en FlyBe.
Klopt het dat de consument een wettelijke garantie heeft bij het kopen van een vakantiereis van 700 euro, maar geen enkele garantie heeft bij het kopen van een los vliegticket van 700 euro? Kunt u toelichten waarom er geen wettelijke garanties zijn voor consumenten bij losse ticketkoop?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 gelden er wettelijke garanties in het geval van een faillissement of dreigend faillissement bij pakketreizen of gekoppelde reisarrangementen. Uit deze Europese regelgeving2 volgt dat er geen wettelijke garantie voor losse vliegtickets geldt. Het gaat om een andere situatie dan bij pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen waarbij consumenten een door de reisorganisatie samengesteld pakket of gekoppeld reisarrangement kopen en geen of beperkte keuzemogelijkheden hebben ten aanzien van de luchtvaartmaatschappij die de vluchten uitvoert. In vraag 6 ga ik in op de andere mogelijkheden die consumenten hebben om zich bij de aankoop van vliegtickets te laten beschermen tegen een mogelijk faillissement.
Deelt u de mening dat de rechten van consumenten goed beschermd moeten worden, ook als het om vliegreizen gaat?
Ja.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat kopers van vliegtickets van maatschappijen of reisorganisaties die tijdens de reis, of vlak voor de vlucht failliet gaan, aanspraak kunnen maken op een vervangende vlucht of vakantie, of in ieder geval hun geld terugkrijgen?
Consumenten lopen bij elke betaling vooraf het risico dat de verkoper failliet gaat voordat de overeengekomen prestatie geleverd kan worden. Dat risico bestaat niet alleen in de reissector. Net als in veel andere sectoren kunnen consumenten ervoor kiezen om zich hiertegen te beschermen. Hierbij kan gedacht worden aan bescherming door de aankoop via een creditcard te doen, een aanvullende verzekering af te sluiten of gebruik te maken van zogenaamde rescue fares (vluchten met een gereduceerd tarief) die andere luchtvaartmaatschappijen aanbieden aan reizigers die gestrand zijn. Op deze manier wordt hier in de praktijk via private initiatieven invulling aan gegeven.
Klopt het dat Denemarken een nationaal garantiefonds heeft waarmee de Deense consumenten die vliegtickets kopen, een geld-teruggarantie hebben? Kunt u toelichten hoe dit Deense garantiefonds werkt?
Nee, het Deense garantiefonds kent geen geld-teruggarantie bij losse vliegtickets. In plaats daarvan zorgt het garantiefonds bij een faillissement van een luchtvaartmaatschappij voor repatriëring van de consument als deze een geldig vliegticket heeft gekocht met vertrek van en terugkeer naar een Deense luchthaven. Als de consument nog niet is vertrokken, dan kan men mogelijk geld terugkrijgen. Er is een eigen risico van DKK 1.000 per persoon, zo’n 135 Euro, en er wordt betaald als er voldoende middelen in het fonds zitten, na aftrek van de kosten voor thuisvervoer van gestrande consumenten.
Welke stappen gaat u zetten om te voorkomen dat Nederlanders in de toekomst de dupe worden van reisorganisaties of luchtvaartmaatschappijen die failliet gaan, waardoor de reizigers vast komen te zitten in het buitenland en met een hoop extra kosten te maken krijgen?
Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 6 zijn er voor alle consumenten reeds mogelijkheden om zich bij de aankoop van vliegtickets te beschermen tegen een faillissement van een luchtvaartmaatschappij.
Bent u bereid om naar een garantiefonds, naar Deens model, voor vliegreizigers te kijken?
Hoewel Nederlandse consumenten zijn geconfronteerd met faillissementen van luchtvaartmaatschappijen, is het aantal luchtvaartmaatschappijen dat op Nederland vliegt en failliet gaat beperkt. Gezien de bescherming die consumenten bij pakketreizen of gekoppelde reisarrangementen genieten en de alternatieven die consumenten hebben bij het kopen van een los vliegticket, zie ik vooralsnog geen aanleiding om een garantiefonds vliegtickets in Nederland nader te onderzoeken.
Zou u deze vragen apart kunnen beantwoorden?
Ja.