De armoede en schulden onder jongeren als gevolg van de participatiewet |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur over jongeren in Enschede die structureel geld tekortkomen?1
Ja.
Deelt u de conclusie dat het onmogelijk is voor een jongere om met een bijstandsuitkering, of zelfs het minimumjeugdloon, zelfstandig te wonen? Zo nee, op welke punten zijn de cijfers uit het onderzoek onjuist en waarom? Welke alternatieve cijfers hanteert u in dat geval?
De bijstandsuitkering is een tijdelijke vangnetregeling voor de noodzakelijke kosten van bestaan. De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de leeftijd. Dit betekent dat voor personen van 18 tot 21 jaar lagere jongerennormen gelden. Voor jongeren tot en met 20 jaar ligt het relevante wettelijk minimumjeugdloon ook lager dan het wettelijk minimumloon zoals dat geldt vanaf 21 jaar. Dit is bevorderlijk voor de stimulans om (vervolg)onderwijs te volgen.
Het kabinet vindt het van belang dat jongeren niet door middel van een uitkering voorzien in hun bestaanskosten, maar werken aan hun perspectief op de arbeidsmarkt door het volgen van scholing of het opdoen van werkervaring. Op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben ouders een onderhoudsplicht jegens hun kinderen jonger dan 21 jaar. Om deze reden hoeft de bijstandsnorm voor personen van 18 tot 21 jaar niet volledig de noodzakelijke kosten van bestaan te dekken. Gelet op het vangnetkarakter van de bijstand is het gerechtvaardigd om bij de bepaling van de hoogte van de norm rekening te houden met deze onderhoudsplicht. Overigens zijn jongeren van 18 tot 21 jaar uitgezonderd van de toepassing van de kostendelersnorm en voor personen vanaf 21 jaar gelden de reguliere bijstandsnormen.
Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij de jongerennorm in de Participatiewet niet afdoende is om in het levensonderhoud te voorzien omdat het voor jongeren van 18 tot 21 jaar niet mogelijk is de ouderlijke onderhoudsplicht te gelde te maken (bijvoorbeeld omdat er geen ouders in beeld zijn of als de ouders onvoldoende draagkrachtig zijn). Op grond van de Participatiewet dienen gemeenten gebruik te maken van de maatwerkmogelijkheid om de jongerennorm aan te vullen in de vorm van aanvullende bijzondere bijstand.
Hiermee kan voorzien worden in een inkomen dat voldoende is om van te leven. De gemeenten hebben vervolgens de bevoegdheid om de aanvullende bijzondere bijstand te verhalen op de ouders.
Wat vindt u ervan dat jongeren met een bijstandsuitkering structureel 666 euro tekort komen? Welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat zij dak- of thuisloos raken? Kunt u daarbij specifiek ingaan op jongeren die niet kunnen rekenen op steun van familie?
Zie antwoord vraag 2.
Om hoeveel jongeren gaat het en om welke bedragen? Indien u daar geen zicht op heeft, acht u het niet eens tijd daar onderzoek naar te doen?
Volgens de meest recente cijfers van het CBS van eind september 2019 ontvingen 6.720 personen tussen 18 en 21 een bijstandsuitkering. Het CBS heeft onderzoek gedaan naar de samenloop van algemene bijstand en bijzondere bijstand in 20182. Hieruit blijkt dat 17.750 personen in de leeftijd van 18 tot 21 jaar op enig moment in 2018 een algemene bijstandsuitkering ontvingen. Van deze groep ontvingen 6.610 personen een vorm van bijzondere bijstand, waarvan 5.520 voor directe levensonderhoud en 1.140 voor woonkosten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat gemeenten in meer dan een derde van de gevallen de (lagere) bijstandsnorm van personen tussen 18 en 21 jaar aanvullen met bijzondere bijstand.
Heeft u zicht op de toegankelijkheid van de bijzondere bijstand voor deze jongeren? Onder welke voorwaarden kunnen jongeren in aanmerking komen voor bijzondere bijstand om reguliere, structurele kosten te vergoeden?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat een steeds groter deel van het budget voor bijzondere bijstand wordt besteed aan beschermingsbewind en de vergoeding voor juridische kosten? Kunt u cijfermatig inzicht bieden daarin? Welke oorzaken liggen ten grondslag aan deze stijging?
In deze vraag wordt er vanuit gegaan dat er een specifiek, geoormerkt budget is voor de bijzondere bijstand. De middelen voor de bijzondere bijstand maken echter deel uit van de algemene uitkering van het Gemeentefonds en zijn daarmee vrij besteedbaar. Gemeenten zijn dan ook beleidsmatig en financieel verantwoordelijk voor de bijzondere bijstand. Dit neemt niet weg dat het aantal mensen dat onder bewind is gesteld is toegenomen de afgelopen jaren en dat dit ook een toename aan kosten voor gemeenten met zich heeft meegebracht.
Bureau Bartels heeft in 2016 in opdracht van de Staatssecretaris van SZW onderzoek gedaan naar het aantal mensen voor wie beschermingsbewind is ingesteld en de gemeentelijke uitgaven die daarmee zijn gemoeid in de periode 2013–2015.3
De onderzoekers hebben berekend hoeveel de totale gemeentelijke uitgaven voor de drie beschermingsmaatregelen beschermingsbewind, curatele en mentorschap bedroegen. Hierin was een stijging te zien van € 55 miljoen in 2013 naar € 115 miljoen in 2015.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat de jaarlijkse uitgaven van gemeenten aan bijzondere bijstand tussen 2010 en 2018 per saldo met 134 miljoen euro zijn gestegen, waarbij het cluster «financiële transacties» de sterkste stijging laat zien.4 Naast de kosten voor beschermingsbewind vallen hieronder ook de kosten voor onder meer rechtsbijstand, voor schuldsanering en voor toeslagen op het inkomen wanneer mensen langdurig zijn aangewezen op een laag inkomen of geen eigen vermogen hebben. Een meer specifieke duiding van het aandeel van de kosten voor beschermingsbewind is op basis van deze cijfers niet mogelijk.
Divosa concludeert in de Factsheet Financiën bijzondere bijstand uit 2016 dat de kosten voor financiële transacties met name zijn gestegen door de stijgende kosten van bewindvoering.5
De Raad voor de rechtspraak is gevraagd hoeveel beschermingsbewinden en meer specifiek hoeveel schuldenbewinden de afgelopen jaren zijn ingesteld (zie tabel 1).6 Uit de verstrekte cijfers blijkt dat tot 2016 sprake was van een jaarlijkse toename van het aantal ingestelde bewinden; dat komt overeen met de trend uit onderzoek van Bureau Bartels. Sinds 2016 neemt het aantal ingestelde bewinden jaarlijks steeds af.
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Aantal ingestelde schuldenbewinden
15.600
16.100
15.800
14.700
11.900
11.500
Totaal aantal ingestelde bewinden
39.600
38.500
38.000
36.200
34.000
32.500
Bureau Bartels heeft tevens onderzoek gedaan naar mogelijke verklaringen voor verschillen in gemeentelijke uitgaven voor beschermingsbewind. Zij constateerden dat de omvang van en ontwikkeling in de uitgaven zeer uiteenlopen. Uit het onderzoek blijkt tevens dat veel gemeenten initiatieven ontplooiden om de instroom in beschermingsmaatregelen en daarmee de gemeentelijke uitgaven voor beschermingsbewind te beïnvloeden. Daarbij gaat het veelal om het informeren van doorverwijzers (zorginstellingen, maatschappelijk werk, wijkteams) over beschikbare schuldhulpverleningsinstrumenten en het aandragen van alternatieven voor beschermingsbewind (bijv. varianten van budgetbeheer). Naast gemeentelijk beleid zijn er indicaties dat de economische crisis een belangrijke rol heeft gespeeld in de toename van het aantal beschermingsbewinden. Verklarende factoren voor de toename zijn daarnaast het ontbreken van een sociaal netwerk waardoor problemen (bijvoorbeeld schulden) langere tijd voortduren en de toenemende complexiteit van de samenleving.7
Gemeenten proberen grip te krijgen op de instroom in beschermingsbewind. Hieraan ligt niet alleen de wens ten grondslag om de druk op de bijzondere bijstand te verminderen, maar ook de wens om de meest passende vorm van ondersteuning voor mensen met schulden te vinden. Daartoe werken gemeenten samen met bewindvoerders en rechtbanken. Bijvoorbeeld via convenanten en pilots. Gemeenten hebben al de bevoegdheid om de rechter niet alleen te vragen schuldenbewind in te stellen, maar ook om een schuldenbewind te beëindigen. Het kabinet stelt verder in het regeerakkoord voor om gemeenten een adviesrecht te geven bij schuldenbewind. Daartoe heeft het op 1 april jl. het wetsvoorstel adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind bij uw Kamer ingediend.8
Acht u het realistisch dat gemeenten het bedrag van 666 euro per maand zelf aanvullen? Zo ja, kunt u dat onderbouwen, mede in het licht van de grote financiële tekorten bij gemeenten omdat het Rijk meer geld aflost in plaats van te investeren in de samenleving?
De Participatiewet voorziet expliciet in de mogelijkheid om de jongerennorm aan te vullen via de bijzondere bijstand als jongeren niet bij hun ouders kunnen wonen en de onderhoudsplicht van hun ouders niet kunnen effectueren. Gemeenten zijn conform de Participatiewet gehouden om in die situatie aanvullende bijzondere bijstand te verstrekken. De toepassing hiervan vergt echter maatwerk. Zo dienen gemeenten vast te stellen of het noodzakelijk is voor jongeren om niet bij hun ouders te wonen. Zie ook mijn antwoord op vragen 2, 3 en 5.
Deelt u de opvatting dat iedereen zeker moet zijn van een fatsoenlijk bestaan en het dus onacceptabel is dat jongeren dak- of thuisloos raken door regels in de bijstand? Welke elementen uit de wet zijn hier debet aan? Gaat u beleid maken om dit te voorkomen?
Ik deel de opvatting dat iedereen in Nederland verzekerd moet zijn van een bestaansminimum als hij of zij zelf hier tijdelijk niet in kan voorzien. Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2, 3 en 5 heb aangegeven biedt de Participatiewet deze mogelijkheid ook.
Wat is het budgettaire beslag van een verruiming van de kostendelersnorm voor drie of meer personen naar 50 procent van de Wet minimumloon (WML), en van een verruiming voor drie personen naar 50 procent, voor vier personen naar 45 procent, en vijf personen naar 40 procent? Wat is het beslag als deze verruimingen tijdelijk zouden zijn, bijvoorbeeld het eerste of de eerste twee jaar dat mensen samenwonen?
De kostendelersnorm in de Participatiewet geldt zowel voor de bijstand als voor de AIO. In 2019 waren er ruim 23.000 huishoudens met een uitkering vanuit de Participatiewet, waarbij de kostendelersnorm voor 3 personen of meer van toepassing was. In het geval de kostendelersnorm voor 3 of meer personen wordt verhoogd naar het normbedrag voor 2 kostendelers zal dit naar verwachting, op basis van gegevens over 2019, bijna € 70 miljoen kosten. Indien het normbedrag wordt verhoogd voor 3 kostendelers naar 50% van het referentie minimumloon, voor vier kostendelers naar 45% en voor 5 kostendelers naar 40%, kost dat in totaal ruim € 50 miljoen. Er zijn geen gegevens bekend over de duur van het samenwonen van bijstandsgerechtigden, het budgettair beslag van een tijdelijke verruiming kunnen we ook niet in beeld brengen.
Een tijdelijke verruiming van de kostendelersnorm is niet aan de orde, niet voor het eerste noch de eerste twee jaar dat mensen samenwonen. Het principe van de kostendelersnorm is dat de kosten gedeeld kunnen worden. Voor wat betreft kwetsbare groepen biedt de Participatiewet gemeenten voldoende mogelijkheden om in een individueel geval maatwerk toe te passen. Zo hebben gemeenten de mogelijkheid om de kostendelersnorm niet toe te passen voor personen van 21 jaar en ouder die tijdelijk inwonen bij een bijstandsgerechtigde. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om mensen in een crisissituatie, daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken.
Wat is het budgettaire beslag van een verruiming van de norm voor jongeren in de bijstand, van bijvoorbeeld 10 procent?
Gegevens van het CBS over het derde kwartaal van 2019 laten zien dat in die periode ca. 6700 personen jonger dan 21 een bijstandsuitkering ontvingen. Een 10%-verhoging van de jongerennorm zou inhouden dat alleenstaande jongeren voortaan € 285,76 per maand ontvangen in plaats van € 259,78 per maand. De verhoging geldt ook voor gehuwden met de jongerennorm. Een globale inschatting van de bijbehorende uitgaven als de jongerennorm met 10% wordt verhoogd is € 3 miljoen euro. In deze raming is geen rekening gehouden met gedragseffecten, een verhoging van de bijstandsnormen voor 18-, 19- en 20-jarigen roept naar verwachting meer gebruik op, waardoor de kosten hoger uitvallen.
Bent u bereid over te gaan tot het schrappen van de vierwekenzoektermijn, aangezien deze periode zonder inkomen schulden veroorzaakt?
Jongeren van 18 tot 27 jaar die zich melden voor een beroep op bijstand hebben te maken met een zoektermijn van vier weken voordat de aanvraag om bijstand in behandeling wordt genomen. Deze zoektermijn in de Participatiewet draagt eraan bij dat colleges jongeren activeren om te zoeken naar werk of een opleiding te volgen. Opleiding en werk kunnen in beginsel alleen een succes worden met eigen inzet en initiatief; de eigen verantwoordelijkheid van de jongere dient daarbij voorop te staan. Als het college na die vier weken oordeelt dat de jongere zich tijdens die vier weken voldoende heeft ingespannen, maar hij of zij heeft geen werk of scholing gevonden, dan kan met terugwerkende kracht vanaf de dag van melding, bijstand worden toegekend. In dit verband is het van belang dat de colleges de maatwerkmogelijkheid van arbeidsondersteuning hebben voor met name kwetsbare jongeren die moeite hebben om zelf naar werk of scholing te zoeken. Voorts geldt dat op het moment dat een jongere zich meldt bij een gemeente voor inkomensondersteuning en ook kampt met schulden, het college gelijk kan starten met schuldhulpverlening. Op die manier kan snel voorkomen worden dat schulden verder oplopen. De zoektermijn is daar geen obstakel voor.
Om bovenstaande redenen vind ik het dan ook niet gewenst om de wettelijk verplichte zoektermijn en daarmee de wachttijd voor de inkomensondersteuning zondermeer en categoriaal voor alle jongeren die een beroep op bijstand doen te schrappen.
Vanwege de Coronacrisis heb ik mogelijk gemaakt dat de colleges in de periode 1 maart tot 1 september 2020 kunnen afwijken van de regels rond de verplichte zoektermijn van vierweken. Daardoor kunnen zij individueel maatwerk toepassen bij het hanteren van de zoektermijn en daarmee mogelijke financiële problemen voorkomen bij jongeren die plotseling zonder werk en inkomsten komen te zitten als gevolg van de coronacrisis, terwijl ander werk of scholing door de uitzonderlijke omstandigheden op dit moment lang niet overal voorhanden is.
Het feit dat de (maximale) huurtoeslag daalt wanneer een alleenstaande een kind krijgt |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
|
|
|
Klopt het dat de (maximale) huurtoeslag voor een alleenstaande daalt wanneer de alleenstaande een kind (of meerdere kinderen) krijgt?1
Het klopt dat er een verschil is in de maximaal mogelijke huurtoeslag voor alleenstaanden en voor meerpersoonshuishoudens, waar ook eenoudergezinnen onder vallen. Voor alleenstaanden wordt boven de aftoppingsgrens nog 40% van de huurprijs boven deze aftoppingsgrens vergoed, voor een meerpersoonshuishouden niet. Bij huren boven de aftoppingsgrens bestaat daarom een verschil in de maximale toeslag.
Hoe groot is dit verschil, wanneer we uitgaan van de maximale huurtoeslag voor een alleenstaande en de maximale huurtoeslag voor een alleenstaande ouder met een jong kind zonder inkomen of vermogen als medebewoner?
Meerpersoonshuishoudens krijgen voor het gedeelte van de huur boven de voor hen geldende aftoppingsgrens geen huurtoeslag meer, alleenstaanden krijgen 40% van dat gedeelte vergoed. Voor alleenstaanden is de maximaal mogelijke huurtoeslag, bij een minimuminkomen en een huur ter hoogte van de huurtoeslaggrens, € 368 per maand en voor meerpersoonshuishoudens is de maximaal mogelijke huurtoeslag € 321 per maand. Dit is dus een verschil van € 47 per maand.
Echter geldt bij deze twee huishoudvormen ook een andere inkomensafhankelijkheid. Zo geldt voor de meerpersoonshuishoudens een hogere minimuminkomensgrens. Bij alleenstaande ouders neemt dus pas bij een hoger inkomen de eigen bijdrage toe dan bij alleenstaanden. Zo leidt bijvoorbeeld voor een bijstandsgerechtigde de stijging van de minimumuitkering bij het krijgen van een kind niet tot verlies aan huurtoeslag. Daarnaast behouden alleenstaande ouders ook tot een hoger inkomen het recht op huurtoeslag. Voor alleenstaande ouders met één kind (tweepersoonshuishoudens) en een huur ter hoogte van de huurtoeslaggrens geldt dat zij tot een belastbaar jaarinkomen van € 37.761 recht hebben op huurtoeslag, vergeleken met € 31.826 voor alleenstaanden met dezelfde huurprijs.
Vindt u dit verschil wenselijk?
In principe is het de bedoeling dat huishoudens met huurtoeslag helemaal niet worden gehuisvest in woningen met een huurprijs boven de aftoppingsgrens, omdat deze woningen ook met (volledige) huurtoeslag voor deze doelgroep erg duur zijn. Vanuit deze achtergrond moeten corporaties ook minimaal 95 procent van de huishoudens met recht op huurtoeslag die ze jaarlijks huisvesten een woning aanbieden met een huur die niet hoger is dan de aftoppingsgrens in de huurtoeslag. Wanneer alleenstaande ouders in een woning met een huur onder de aftoppingsgrens worden gehuisvest, is er geen sprake van het genoemde verschil.
Ik onderken dat alleenstaande ouders extra financiële ondersteuning nodig kunnen hebben. Echter krijgen zij deze extra ondersteuning al via bijvoorbeeld de alleenstaande ouderkop op het kindgebonden budget van € 3.190 per jaar (in 2020) en geldt voor deze groep zoals hiervoor aangegeven in de huurtoeslag ook een gunstiger inkomensafhankelijke afbouw dan voor alleenstaanden.
Deelt u dat het krijgen van een kind juist een reden kan vormen om een alleenstaande ouder met een laag inkomen extra te ondersteunen om de huur te kunnen betalen, bijvoorbeeld omdat een alleenstaande ouder extra ruimte in huis nodig heeft voor het kind of de kinderen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke redenen liggen ten grondslag aan de keuze voor dit verschil?
Het is de bedoeling dat huishoudens in een voor hun situatie passende woning worden gehuisvest, zowel qua huishoudsituatie als met een huurprijs passend bij het inkomen. Zoals bij het antwoord op vraag 3 en 4 aangegeven is het in principe de bedoeling dat huishoudens met huurtoeslag helemaal niet worden gehuisvest in woningen met een huurprijs boven de aftoppingsgrens, omdat deze woningen ook met (volledige) huurtoeslag voor deze doelgroep erg duur zijn. In incidentele gevallen kan het onvermijdbaar zijn dat huurtoeslagontvangers in een voor hun relatief dure woning worden gehuisvest. Bij ouderen is dit soms het geval als zij aangewezen zijn op een woonvorm met extra voorzieningen, waardoor de huurprijs hoger wordt. Daarom krijgen ouderen ook boven de voor hen geldende aftoppingsgrens 40% van de huur vergoed.
Voor alleenstaanden is in 1997 ook huurtoeslag voor het gedeelte van de huur boven de aftoppingsgrens mogelijk gemaakt. Destijds was hiervoor de overweging dat de nettohuurquotes voor deze huishoudens zonder deze extra huurtoeslag aanzienlijk hoger lagen dan die voor meerpersoonshuishoudens [memorie van antwoord Kmrst. 1996–1997, 25 090, nr. 197b].
Hangt dit bijvoorbeeld samen met andere regelingen, zoals de alleenstaande ouderkop binnen het kindgebonden budget?
Op basis van inkomen en vermogen komt een alleenstaande ouder altijd in aanmerking voor kinderbijslag en kindgebonden budget als zij/hij een kind krijgt en ook huurtoeslag ontvangt.
De kinderbijslag is onafhankelijk van het inkomen en vermogen. Net zoals de huurtoeslag is het kindgebonden budget inkomensafhankelijk en kent een vermogenstoets. Het afbouwpercentage van het kindgebonden budget is lager dan het afbouwpercentage in de huurtoeslag. Het kindgebonden budget loopt dus ook verder het inkomensgebouw in dan de huurtoeslag. Alleenstaande ouders die huurtoeslag ontvangen hebben dus ook recht op het kindgebonden budget. De vermogenstoets in het kindgebonden budget is hoger dan de vermogenstoets in de huurtoeslag. Alleenstaande ouders die beschikken over een vermogen onder de vermogensgrens in de huurtoeslag en dus recht hebben op huurtoeslag, ontvangen dus ook kindgebonden budget.
Zijn er situaties denkbaar waarin een alleenstaande ouder alleen huurtoeslag ontvangt en alleen te maken krijgt met de nadelige effecten van de lagere (maximale) huurtoeslag en niet met de positieve effecten van het recht op (hogere) andere toeslagen, zoals het kindgebonden budget en de kinderbijslag?
Welke mogelijkheden zijn er om dit verschil terug te dringen?
In het IBO Toeslagen deel 1, naar u verzonden op 11 november 2019 (Kamerstuk 31 066, nr. 540), is in het kader van vereenvoudiging de mogelijkheid voor het harmoniseren van de aftoppingsgrenzen en de hoogte van de huurtoeslag boven de aftoppingsgrenzen onderzocht. Hiermee zouden de huidige twee aftoppingsgrenzen worden geharmoniseerd en wordt het recht op huurtoeslag boven de aftoppingsgrenzen voor alle huishoudtypen gelijkgetrokken. Hierdoor zou er dus geen verschil in maximale huurtoeslag meer zijn tussen alleenstaanden en alleenstaande ouders. Uit het rapport blijkt dat bij een budgettair neutrale vormgeving dit voor een deel van de huurtoeslagontvangers tot positieve inkomenseffecten zou leiden, en bij een deel van de huurtoeslagontvangers tot negatieve inkomenseffecten. Het voorkomen van negatieve inkomenseffecten in deze variant leidt tot € 53 miljoen hogere kosten huurtoeslag.
Wanneer verwacht u het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Toeslagen deel 2 en de kabinetsreactie naar de Kamer te sturen?
Op 30 april 2020 is het IBO Toeslagen deel 2 en de kabinetsreactie aan uw Kamer gezonden.
De brief van Pensioenfonds PFZW aan de voormalige deelnemers van de Accent-regeling. |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de brief van 25 maart 2020, die door Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PFZW) is verstuurd aan de voormalige deelnemers van de pensioenregeling Accent?1
Ik ben bekend met de brief inzake de pensioenregeling Accent die aan tenminste één deelnemer van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) is verzonden. Ik heb van PFZW begrepen dat dit geen algemene brief betrof en deze niet aan alle voormalig deelnemers van de pensioenregeling Accent is verstuurd.
Kunt u bevestigen dat PFZW de pensioenen die in dit verband tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd met een rekenleeftijd van 65 jaar, opnieuw heeft berekend met een rekenleeftijd van 67 jaar, hetgeen leidt tot een korting van het pensioen?
1 januari 2014 is de wettelijke, fiscale pensioenrichtleeftijd gewijzigd van 65 naar 67 jaar. Ik heb begrepen dat PFZW de bestaande opbouw van alle deelnemers (zowel in de basisregeling als in de pensioenregeling Accent) opnieuw heeft berekend met de pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Dit heeft PFZW collectief actuarieel neutraal gedaan. Het actuarieel neutraal herrekenen van de opbouw naar een hogere pensioenrichtleeftijd leidt niet tot een verlaging, maar tot een verhoging van de pensioenuitkering vanaf pensioendatum.
Ik heb overigens van PFZW begrepen dat de in de deelnemersbrief genoemde correctie ook niet voortvloeit uit de herrekening van de pensioenrichtleeftijd. Deze brief ziet op het volgende. In 2010 is pensioenfonds FNV geliquideerd en zijn de pensioenen ondergebracht bij PFZW. De pensioenregeling Accent gold voor de periode van 2010–2020 voor de overgekomen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Vanaf 2020 liep de regeling af en zijn de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden conform afspraak ingestroomd in de basisregeling van PFZW. Hierbij zijn de aanspraken en rechten nogmaals gecontroleerd. Indien bij deze controle is gebleken dat aanspraken/rechten eerder foutief berekend waren, hebben deelnemers hiervan bericht ontvangen.
Ik vind het op orde hebben van pensioenadministratie en het hiertoe uitoefenen van controles belangrijk. Dit borgt dat deelnemers de pensioenuitkering ontvangen waar zij op grond van de pensioenovereenkomst recht op hebben en niet ten onrechte een te lage of te hoge pensioenuitkering ontvangen. Een te lage uitkering benadeelt de deelnemer, een te hoge deelnemer het collectief. Voor het geval bij de controles fouten aan het licht komen, is het van belang dat pensioenuitvoerders een redelijk en billijk correctiebeleid hebben dat redelijk is in verhouding tot de pensioenregeling en recht doet aan de omstandigheden van het geval.
Overigens heb ik inmiddels begrepen dat de in de brief genoemde correctie onjuist was en dat PFZW deze ongedaan maakt en dat de desbetreffende deelnemer hierover is geïnformeerd.
Wat vindt u ervan dat de regeling met terugwerkende kracht wordt berekend, hetgeen leidt tot een lager pensioen voor de deelnemers?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt zich dit tot de harde toezegging van voormalig Staatssecretaris Klijnsma dat, bij herberekening van pensioenverplichtingen van 65 jaar naar 67 jaar, bestaande rechten niet mogen worden aangetast?
Bij het collectief actuarieel herrekenen van bestaande aanspraken naar een hogere pensioenrichtleeftijd (67 jaar) wordt de omvang van de pensioenuitkering vanaf die nieuwe pensioenleeftijd hoger. Er is in zoverre derhalve geen sprake van een aantasting van pensioenaanspraken. Dit is ook beschreven in de brief die Staatssecretaris Klijnsma hierover in januari 2013 aan de Eerste Kamer heeft verstuurd2. De correctie die in de brief wordt genoemd, vloeide niet voort uit deze herrekening (zie het antwoord op vraag 2 en 3).
Wat vindt u ervan dat deze herberekening plaatsvindt zonder toestemming van de deelnemers?
Bij het collectief actuarieel herrekenen van bestaande aanspraken naar een hogere pensioenrichtleeftijd wordt de omvang van de pensioenuitkering vanaf die nieuwe pensioenleeftijd hoger. Er is in zoverre derhalve geen sprake van een aantasting van pensioenaanspraken. Als het pensioenreglement er hiernaast in voorziet dat betrokkene de pensioen-ingangsdatum individueel weer naar de oorspronkelijke pensioenleeftijd terug kan zetten, zonder dat dit op voorhand de rechten aantast, leidt dit op voorhand niet tot nadeel voor de deelnemer. Individuele instemming is om deze reden niet nodig. Dit is in 2014 door mijn voorganger aangegeven aan de Eerste Kamer3 en per 2019 met de Wet Waardeoverdracht Klein Pensioen4 geëxpliciteerd in de wet.
Acht u de herberekening en de bijbehorende financiële gevolgen voor de deelnemers juridisch houdbaar in het licht van de Pensioenwet? Kunt u het antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met het bericht «deelnemers winnen rechtszaak tegen verhoging pensioenleeftijd naar 67» van 10 november 2017?2
Ja.
Deelt u het standpunt, dat deze uitspraak ook van toepassing is op de bovengenoemde actuele kwestie bij Pensioenfonds PFZW?3 Kunt u het antwoord toelichten?
De rechterlijke uitspraak gaat over de herrekening met betrekking tot de wijziging van de pensioenrichtleeftijd. Ik heb van PFZW begrepen dat de in de brief genoemde correctie niet voortvloeit uit een dergelijke herrekening, maar uit een controle van de bestaande aanspraken/rechten (zie het antwoord op vraag 2 en7.
Deelt u de mening dat een gang naar de rechter in deze kwestie voorkomen kan worden? Bent u bereid contact op te nemen met PFZW om te trachten deze kwestie te beslechten? Kunt u het antwoord toelichten?
Ik vind het van belang dat deelnemers, die twijfels hebben over de juistheid van verstrekte informatie, altijd verhaal kunnen halen. Het eerste aanspreekpunt voor deelnemers is hierbij het pensioenfonds, bijvoorbeeld via een verzoek om toelichting of via de interne klachtenprocedure. Mocht er een geschil blijven bestaan kan een deelnemer terecht bij de Ombudsman Pensioenen of de rechter. Het is niet aan mij om hier te interveniëren.
Wat vindt u ervan dat PFZW «heeft gerekend met onjuiste AOW-tabellen» en de deelnemers pas na het beëindiging van de (Accent)regeling hierover informeert en met aanpassingen aan het pensioen confronteert?
Zoals hiervoor bij het antwoord op vraag 2 en 3 aangegeven vind ik het belangrijk dat pensioenadministraties op orde zijn. Hierbij hoort tevens het hanteren van de juiste gegevens en berekeningswijzen. Ook het regelmatig uitoefenen van controles op de pensioenadministraties is in dit kader belangrijk, om fouten die desondanks bestaan zo snel mogelijk op te sporen. Dit borgt dat deelnemers de pensioenuitkering ontvangen, waarop zij op grond van de pensioenovereenkomst recht hebben en niet ten onrechte een te lage of te hoge pensioenuitkering ontvangen. Een te lage uitkering benadeelt de deelnemer, een te hoge deelnemer het collectief. Voor het geval bij de controles fouten aan het licht komen is het van belang dat deelnemers hier zo spoedig mogelijk over worden geïnformeerd. Naar ik van PFZW heb begrepen is de deelnemer hierover geïnformeerd toen de fout aan het licht kwam. Daarnaast vind ik het van belang dat pensioenuitvoerders een redelijk en billijk correctiebeleid hebben dat redelijk is in verhouding tot de pensioenregeling en recht doet aan de omstandigheden van het geval.
Is het volgens de Pensioenwet toegestaan voor pensioenfondsen om bij fouten in de eigen administratie, het pensioen opnieuw te berekenen, ook na het aflopen van de regeling in kwestie? Wanneer zijn de risico’s van administratieve fouten door het pensioenfonds voor rekening van het pensioenfonds zelf en wanneer voor rekening van de deelnemer? Vindt u dat er in dit verband sprake is van een «grijs gebied»? Kunt u het antwoord toelichten?
Het bericht ‘Van 2 uitvaarten per week naar 2 per dag: uitvaartondernemer Marjan Damen draait overuren’ |
|
Ronald van Raak , Nevin Özütok (GL), Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Van 2 uitvaarten per week naar 2 per dag: uitvaartondernemer Marjan Damen draait overuren»?1
Ja.
Hoe duidt u de geschetste problematiek in het artikel? Kunt u aangeven vanaf welk moment de uitvaartsector in Nederland het toenemende aantal overledenen als gevolg van Corona niet meer aan zal kunnen? Op welk moment zou dat betekenen dat u de coördinatie van de uitvaarten overneemt?
Ik waardeer de inzet en het improvisatievermogen van uitvaartondernemers – klein en groot – om de uitvaarten in deze moeilijke tijden zo waardig mogelijk te laten plaatsvinden. De verspreiding van het Corona-virus verschilt sterk per regio en daarmee verschilt ook de druk op de uitvaartondernemingen. Inmiddels neemt het aantal besmettingen, ziekenhuisopnames en sterfgevallen door het Corona-virus af.
Ik heb regelmatig contact met de uitvaartsector om de situatie te volgen en daaruit blijkt dat de uitvaartbranche goed in staat is om een toenemend aantal sterfgevallen te verwerken. Door intensieve samenwerking lukt het uitvaartondernemers in Brabant en Limburg om uitvaarten binnen de wettelijke termijn te regelen. De capaciteit van crematoria en begraafplaatsen is dusdanig dat er landelijke gezien tweemaal zo veel overledenen kunnen worden gecremeerd en begraven als in 2019. Op het moment dat de sector aangeeft de druk niet meer aan te kunnen, ook niet bij onderlinge samenwerking, is er de mogelijkheid om een coördinatiepunt in te richten.
Kunt u aangeven welke rol Defensie kan spelen in het bij vraag 2 genoemde scenario?
De uitvaart wordt primair verzorgd door nabestaanden, vaak met behulp van een uitvaartverzorger, en is daarmee een civiele aangelegenheid. Mocht het Corona-virus leiden tot een acuut tekort aan personeel, middelen en/of coördinatie-capaciteit in de uitvaartzorg, dan zal Defensie, op verzoek van civiele autoriteiten via bestaande structuren, beschouwen op welke wijze zij het beste ondersteuning kan bieden.
Deelt u de mening dat uitvaarten zo lang mogelijk op de gebruikelijke manier moeten kunnen plaatsvinden? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Ja, voor zover dat past binnen de maatregelen om de Coronacrisis te bestrijden. Voor de rouwverwerkingsmogelijkheden van nabestaanden en de zorg voor overledenen is het van belang dat uitvaarten zoveel als mogelijk kunnen plaatsvinden conform de wensen van de overledenen en hun nabestaanden. Het kabinet erkent de bijzondere rol van uitvaarten in onze samenleving door deze – onder voorwaarden – toe te staan. Helaas hebben de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bestrijding van het Corona-virus ook tot gevolg dat uitvaarten momenteel alleen in aangepaste vorm kunnen plaatsvinden.
Kunt u, gelet op het feit dat het CBS heeft gemeld dat de sterfte toeneemt, inzicht geven in de beschikbare capaciteit in mortuaria?2 Hebben alle mortuaria in Nederland op korte en middellange termijn voldoende capaciteit om de toenemende sterfte te verwerken?
In het overleg met de uitvaartsector en de mortuariumbeheerders in de Gezondheidszorg wordt het aantal en de capaciteit van mortuaria gemonitord om zo nodig extra centrale koelcapaciteit in te zetten. De beschikbare postmortale koelcapaciteit in mortuaria fluctueert en is voorlopig ruim voldoende. Er liggen plannen klaar als opschaling van de koelcapaciteit nodig is.
Gelet op het feit dat voldoende (koel)capaciteit in mortuaria nodig is en deze capaciteit, als het dodental oploopt, op een bepaald moment moet worden opgeschaald en dit logistiek gecoördineerd moet worden, wie is verantwoordelijk voor deze coördinatie? Welke communicatie heeft u hierover met de uitvaartsector? Deelt u de mening dat er een plan moet klaarliggen voor opschaling? Zo ja, kunt u dat plan met de uitvaartsector communiceren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat, gelet op het feit dat overleden coronapatiënten de eerste 24 uur na overlijden nog corona kunnen doorgeven en medewerkers van de uitvaartsector vaak in deze eerste 24 uur het lichaam moeten behandelen, deze medewerkers van de uitvaartsector mee moeten worden genomen in de verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals brillen, mondneusmaskers, handschoenen, pakken en desinfecterende gel? Zo ja, kunt u dit met de uitvaartsector communiceren? Zo nee, waarom niet?
Het virus overleeft maar kort buiten het lichaam, van enkele uren tot een dag. De medewerkers van de postmortale zorg die de overleden direct na overlijden verzorgen krijgen daarom adequate persoonlijke beschermingsmiddelen. De uitvaartbranche heeft inmiddels de toezegging gekregen van enkele leveranciers van persoonlijke beschermingsmiddelen dat zij deze met voorrang leveren aan de uitvaartsector. Indien toch problemen ontstaan, zal ik in interdepartementale samenwerking de uitvaartsector ondersteunen bij het verwerven van urgente persoonlijke beschermingsmiddelen.
Bent u het eens dat er een grijs gebied zit tussen de coronamaatregelen3 en de richtlijnen van het RIVM met betrekking tot contact met de nabestaanden4 en dat dit binnen de uitvaartsector verschillend toegepast kan worden? Zo ja, gaat u de maatregelen nader aanvullen en verduidelijken voor de uitvaartsector?
Ik ontvang inderdaad vragen uit de uitvaartsector over de Corona-crisis, waaronder ook over de maatregelen van het kabinet en de richtlijnen van het RIVM. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aantal aanwezigen bij een uitvaart en de noodopvang voor kinderen. In samenwerking met de uitvaartsector en betrokken departementen werk ik steeds aan het beantwoorden van actuele vragen op rijksoverheid.nl5.
Gelet op het risico van onderproductie van lijkkisten bij een oplopend dodental, wat is volgens u de rol van de regering als dit risico zich voordoet?
Uit gesprekken met de uitvaartsector blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat hier een risico zal ontstaan – ook als het aantal doden sterk zou toenemen. Er zijn nog ruimschoots kisten aanwezig en de productie kan zo nodig worden opgeschroefd. De benodigde grondstoffen voor eenvoudige kisten zijn nog ruimschoots aanwezig.
Kunnen leden van de Islamitische en Joodse gemeenschap een beroep doen op de (lokale) overheid bij begrafenissen waar zij zowel coronamaatregelen als religieuze regels moeten respecteren? Zo ja, waar kunnen zij terecht voor een begrafenis in Nederland en waar kunnen zij terecht voor een begrafenis in het land van herkomst?
In Almere en Zuidlaren zijn er volledig islamitische begraafplaatsen die grafrechten voor onbepaalde tijd uitgeven. Nederland kent daarnaast van oudsher Joodse begraafplaatsen. Het is ook mogelijk dat gemeenten een deel van de gemeentelijke begraafplaats reserveren voor Islamitisch of Joods begraven. Er zijn in Nederland meerdere gemeentelijke begraafplaatsen die graven uitgeven voor onbepaalde tijd: Nuenen, Bergen op Zoom, Utrecht en sinds kort Rotterdam. Er zijn circa 70 gemeentelijke begraafplaatsen die een gedeelte hebben gereserveerd voor Islamitisch begraven. Nabestaanden kunnen een Islamitische of Joodse begrafenis laten verzorgen door uitvaartverzorgers en uitvaartondernemingen die zijn gespecialiseerd in het Islamitisch of Joods begraven. Ik sta in nauw contact met de Minister van JenV om eventuele signalen van plaatsen waar eventueel problemen zouden optreden met elkaar te bespreken en waar mogelijk in overleg met gemeenten te zoeken naar een oplossing.
Het niet vernieuwen van de toelating van het aan Parkinson-gerelateerde mancozeb |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
|
|
|
Zal er tijdens de eerstvolgende Europese vergadering van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF), waar wetgevende besluiten genomen kunnen worden, op 18 en 19 mei 2020, worden gesproken over het voorstel van de Europese Commissie (EC) om de toelating van de fungicide mancozeb niet te vernieuwen? Zo nee, wanneer zal er dan over dit voorstel worden gesproken?
Ja, het conceptvoorstel van de Europese Commissie om de goedkeuring niet te hernieuwen staat ter bespreking op de agenda van het overleg van de SCoPAFF op 18 en 19 mei a.s.
Acht u het waarschijnlijk dat er tijdens die vergadering gestemd wordt over dit voorstel?
De Europese Commissie heeft geen voorstel ter stemming voorgelegd.
Ik heb de Europese Commissie inmiddels nogmaals verzocht om de besluitvorming over het al dan niet verlengen van de goedkeuring van deze werkzame stof zo snel mogelijk af te ronden.
Kunt u bevestigen dat in 2017 nog 2,5 miljoen kilo mancozeb is verkocht in Nederland en dat dit vooral wordt gebruikt als schimmelbestrijder bij de teelt van aardappelen, uien, bloembollen, tarwe en fruit? Zo nee, hoeveel kilo werd er dan verkocht in 2017 en om hoeveel kilo ging het in 2018 en 2019?
Er is in 2017 ongeveer 2,5 miljoen kg van de werkzame stof mancozeb verkocht en in 2018 ongeveer 2,2 miljoen kg. Er zijn nog geen gegevens van 2019.
Er zijn in Nederland verschillende gewasbeschermingsmiddelen toegelaten op basis van de werkzame stof mancozeb om schimmelziekten te bestrijden in onder andere aardappelen, bloembollen, bloemisterijgewassen, fruit, tarwe en uien.
Het CBS heeft in 2016 een enquête gehouden over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen binnen de landbouw. Hieruit blijkt dat er in de teelt van aardappelen het meest gebruikt wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen op basis van de werkzame stof mancozeb.
Klopt het dat epidemiologische studies aantonen dat mensen die beroepsmatig landbouwgif toepassen 60% meer kans hebben op het krijgen van de ziekte van Parkinson?1
In 2012 zijn de resultaten gepubliceerd van een meta-analyse van epidemiologische studies uit de periode 1989 tot en met 20102. De onderzoekers concluderen dat er in die periode een verhoogde kans was op het ontwikkelen van de ziekte van Parkinson na beroepsmatige blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. Er worden in deze meta-analyse geen uitspraken gedaan over individuele stoffen, waardoor niet bekend is of deze verhoogde kans gerelateerd is aan blootstelling aan werkzame stoffen die nu nog in Europa zijn goedgekeurd. De uitkomsten laten evenwel zien dat het van belang is dat de effecten van gewasbeschermingsmiddelen op de humane gezondheid goed worden onderzocht. De goedkeuringsprocedure wordt op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten steeds strenger. Zo heb ik de Europese Commissie bijvoorbeeld recent per brief verzocht een traject te starten om de datavereisten op het gebied van neurologische aandoeningen te herzien voor Verordening (EG) 1107/2009.
Beaamt u de conclusie van de wetenschappers in de aflevering van Zembla van 16 september 2019 dat het gebruik van mancozeb, waarvan bekend is dat het zenuwschade veroorzaakt, de oorzaak kan zijn van de ziekte van Parkinson en risico’s geeft voor de voortplanting?2
De Europese Commissie heeft op basis van de risicobeoordeling van EFSA een conceptvoorstel tot het niet verlengen van de goedkeuring van de werkzame stof mancozeb opgesteld. Hierin staat dat deze stof is geclassificeerd als reprotoxisch, hormoonverstorend is en humane blootstelling anders dan via de voeding de veilige grenswaarden overschrijdt voor de toepassingen die werden verdedigd in het dossier. Bovendien zijn er risico’s geïdentificeerd voor niet-doelwit organismen in het milieu. Ik vind dit verontrustende signalen en daarom dring ik er al bij de Europese Commissie op aan snel de besluitvorming af te ronden.
In de risicobeoordeling van EFSA wordt geen uitspraak gedaan over een mogelijk verband tussen blootstelling aan de werkzame stof mancozeb en de ziekte van Parkinson.
Klopt het dat mancozeb chemisch grotendeels identiek is aan de stof maneb, die sinds 2017 verboden is wegens gezondheidsrisico’s?
Mancozeb en maneb behoren beiden tot de bisdithiocarbamaten. Maneb is een complex met uitsluitend mangaan en mancozeb is ditzelfde complex, maar bevat 50% mangaan en 50% zink.
De Europees geharmoniseerde goedkeuringsprocedure voorziet in het beoordelen van iedere werkzame stof afzonderlijk, waarbij rekening wordt gehouden met de voorgestelde toepassingen.
Er is door de producent van de werkzame stof maneb enkele jaren geleden geen dossier ingediend bij de Europese Commissie om de goedkeuring van deze werkzame stof te hernieuwen. De goedkeuring van deze werkzame stof is om die reden niet verlengd.
Klopt het dat de huidige toelating van mancozeb al in 2016 afliep en toen herbeoordeeld had moeten worden, maar dat door procedurele (automatische) verlengingen mancozeb anno 2020 nog steeds op de markt is?
Het klopt dat de goedkeuringsperiode van de werkzame stof mancozeb verschillende keren is verlengd. De goedkeuring liep oorspronkelijk tot 30 juni 2016. In 2013 is de nieuwe herbeoordelingsprocedure voor werkzame stoffen van kracht geworden. Dit leidde tot een verlenging de goedkeuringsperiode met 1,5 jaar voor een groep werkzame stoffen – waaronder mancozeb – om de aanvragers voldoende tijd te geven aan de verplichtingen van deze nieuwe procedure te voldoen. De volgende verlengingen in 2018 en 2019 waren in lijn met artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Nederland heeft bij de laatste verlenging met een stemverklaring aangegeven niet akkoord te kunnen gaan en de Europese Commissie opgeroepen de besluitvorming van de stof mancozeb zo snel mogelijk af te ronden.
Zal Nederland, gezien de gezondheidsrisico’s voor agrariërs, hun gezinnen en omwonenden, het voorstel van de EC steunen om de toelating van mancozeb niet te vernieuwen en dus het middel van de markt te halen? Zo nee, waarom niet?
Er kleven volgens het conceptvoorstel van de Europese Commissie risico’s aan de werkzame stof mancozeb (zie het antwoord op vraag 5). Als het definitieve voorstel van de Europese Commissie straks overeenkomt met het conceptvoorstel en het advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) ongewijzigd blijft, dan zal ik instemmen met het voorstel van de Europese Commissie om de goedkeuring van de werkzame stof mancozeb niet te verlengen.
Ik zal uw Kamer – zoals gebruikelijk – tijdig informeren over de voorgenomen Nederlandse standpunten over de onderwerpen die ter stemming worden voorgelegd aan het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) over regelgeving voor gewasbescherming.
Bent u voornemens andere lidstaten actief op te roepen om vóór het voorstel van de EC te stemmen, met als doel een gekwalificeerde meerderheid voor het voorstel te vormen? Zo ja, wanneer gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Iedere lidstaat moet een eigen afweging maken of het een voorstel van de Europese Commissie zal steunen.
Gaat u ervoor pleiten het verbod op de verkoop en het gebruik van mancozeb op de kortst mogelijke termijn in te voeren en niet te wachten tot de termijn van de laatste automatische verlenging afloopt? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2.
Het bericht ‘Coronavirus bedreigt ook bouw van nieuwe woningen’ |
|
Erik Ronnes (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Coronavirus bedreigt ook bouw van nieuwe woningen»?1
Ja.
Wat is uw visie op het bericht van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) dat de Coronacrisis tot een verlies van 40.000 voltijdbanen kan leiden bij een economische krimp van 5 procent?
Het is onzeker hoe gevolgen van de coronacrisis voor de economie als geheel en de bouw in het bijzonder zich verder zullen ontwikkelen. Door de grote onzekerheid over de effecten van de economische crisis bestaat het risico dat mensen terughoudender worden bij het kopen van een woning en beleggers en ontwikkelaars terughoudender worden met investeringen. Tijdens de vorige crisis hebben we gezien dat de effecten van een economische neergang op de bouw groot kunnen zijn en lang kunnen doorwerken. De gevolgen van een crisis zijn meestal niet direct duidelijk zichtbaar in de bouwsector, maar kunnen op termijn wel een groot effect hebben.
Een belangrijke les uit de analyse naar de cycliciteit van de woningmarkt is dat het van groot belang is om niet te wachten met maatregelen totdat de bouwproductie stilvalt. Daarom heb ik al een pakket aan maatregelen gepresenteerd2 dat er op gericht is dat er in 2020 zoveel mogelijk wordt doorgebouwd en dat investeringen, aanbestedingen en opdrachten voor nieuwbouw, verbouwingen en verduurzaming niet worden uitgesteld. Naast het doorbouwen is het van belang dat er zo min mogelijk voltijdbanen verloren zullen gaan. Ik blijf de vinger aan de pols houden om te beoordelen of er verdere aanvullende of nieuwe maatregelen nodig zijn.
Deelt u de conclusie dat het voornemen om jaarlijks 75.000 nieuwe woningen te bouwen de komende jaren absoluut niet gehaald zal worden nu er vorig jaar vergunningen voor 57.000 woningen werden verleend en dit jaar vergunningen voor 48.000 woningen worden verwacht?
Ten gevolge van de stikstof- en PFAS-problematiek en de coronacrisis is de prognose van onder meer het EIB dat er dit jaar en volgend jaar minder dan 75.000 woningen gebouwd worden. Bij het uitbreken van de coronacrisis heb ik daarom direct met het Ministerie van IenW en alle maatschappelijke partners het manifest «samen doorbouwen aan Nederland» opgezet. Met dit manifest wil ik, samen met andere betrokken partijen, het signaal afgeven aan de hele bouwsector dat ik er werk van maak om de effecten van de coronacrisis te minimaliseren. Daarnaast draag ik bij aan het op peil houden van de woningbouwproductie, middels de woningbouwimpuls, het expertteam woningbouw, het lostrekken van specifieke projecten en het inzetten van mogelijkheden via de Crisis en Herstelwet. Bovenop deze trajecten ben ik in nauw overleg met alle partijen uit de Woonagenda en Woondeals om aanvullend te kijken wat nodig is om de bouwproductie op gang te houden.
Deelt u de conclusie van het EIB dat voor 2021 herstel wordt verwacht (vergunningen voor 65.000 woningen), maar dat het aantal woningen dat wordt opgeleverd zal zakken naar 50.000? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de conclusie dat het voor woningcorporaties vrijwel ondoenlijk is in het huidige tijdsgewricht een bod aan hun gemeenten te doen om tot (bijstelling van de) prestatieafspraken te komen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is ten aanzien van de regeling voor het Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) ten aanzien van bouwbedrijven nu dergelijke ondernemingen zich er niet op kunnen beroepen?
Nee. Er zijn veel onzekerheden over hoe de pandemie zich de komende tijd zal ontwikkelen en welke effecten dat op de economie zal hebben. Dat maakt het juist belangrijk dat corporaties, gemeenten en huurdersorganisaties in gezamenlijkheid overleggen over de voorgenomen investeringen van corporaties en het effect dat de coronapandemie daarop heeft. Indien aanpassingen wenselijk, noodzakelijk of onvermijdelijk zijn, moet het gesprek over de te maken keuzes in die lokale driehoek plaatsvinden.
Deelt u de visie dat het scenario van het EIB dat er 40.000 arbeidsplaatsen zouden kunnen vervallen voorkomen kan worden als we met een ambitieus plan komen vanuit publieke en private opdrachtgevers? Zo ja, wat zal uw inzet daarbij zijn?
Bouwbedrijven kunnen gebruik maken van de NOW-regeling en doen dit ook. De regeling is positief ontvangen door de bouw. Wel bleek het lastig voor grote consortia om te voldoen aan de eis van 20% omzetverlies als zij slechts uitval van omzet in één van de bedrijfstakken hadden. Dit kon zich voordoen als een werkmaatschappij van een concern met zeer uiteenlopende activiteiten wel wordt geraakt (meer dan 20% omzetdaling), terwijl de activiteiten van de andere werkmaatschappijen van het concern wel doorlopen (of zelfs beter draaien) en op concernniveau daarom geen sprake is van 20% omzetdaling. De werkmaatschappijen van een concern kunnen niet individueel een beroep op de regeling doen. Als er dan geen interne solidariteit tussen de werkmaatschappijen en/of onderdelen binnen het concern is, dan kan dit tot ertoe leiden dat de individuele werkmaatschappij toch overgaat tot ontslag3.
Voor startups en voor seizoenswerk was de peildatum een probleem. Daar de NOW-regeling geen rekening houdt met seizoen patronen, bleek dat ondernemingen met een seizoenspiek niet in dezelfde mate van de loonsubsidie van de NOW gebruik konden maken als ondernemingen waar de loonkosten over het jaar minder fluctueren. De recent (aangekondigde) wijzigingen in de NOW leiden ertoe dat meer bedrijven op de NOW een beroep kunnen doen4.
Bent u bereid de bouw nu reeds te ondersteunen door aan te dringen op voorgang in de vergunningverlening en het naar voren halen van onderhoud? Kunt u concreet aangeven op welke terreinen dat voor de rijksoverheid mogelijk is?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat op ministeries wordt gewerkt aan een groot investeringsplan met gerichte investeringen? Wanneer kunt u de Kamer daarover informeren?
In het doorbouwplan van 20 mei jl. zijn diverse maatregelen aangekondigd om de bouwsector op gang te houden. Een van deze maatregelen is gericht op de vergunningverlening. Ik zie dat gemeenten en provincies prioriteit blijven geven aan het behouden van de voortgang in de planvorming en gebiedsontwikkelingen, maar dat de beschikbaarheid van voldoende capaciteit en expertise regelmatig een probleem is. De inzet van gemeenten versterk ik daarom door zeker 20 regio’s financieel te ondersteunen om flexibele pools van ambtenaren op te zetten met (technische) kennis over planvorming en vergunningverlening, om zo de voortgang in de bredere lokale bouwfase te behouden en versnellen. Zo wordt de fase waar lokaal de eerste vertragingen kunnen ontstaan in gebiedsontwikkelingen aangepakt en vervolgens voorkomen dat woningbouwopdrachten bij marktpartijen afnemen. Met 20 miljoen euro extra in 2020 kunnen bestaande flexpools behouden blijven en verder uitgerold worden over 20 regio’s.
Daarnaast haal ik onderhoud en investeringen van het Rijksvastgoedbedrijf naar voren en worden infrastructurele projecten versneld. Het Rijksvastgoedbedrijf kan een deel van het onderhoud en investeringen naar voren halen en versnellen, waaronder Defensie-vastgoed. Hiermee kan circa 15 miljoen euro aan onderhoud en investeringen in 2020 plaatsvinden.
In een gezamenlijke «Taskforce Infra» van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en brancheorganisaties wordt gekeken naar maatregelen die direct uitvoerbaar zijn, naar maatregelen voor over een half jaar en voor 2021. Dit is reeds gecommuniceerd naar de Kamer5. Rijkswaterstaat en Prorail laten de reeds geplande aanbestedingen voor aanleg en onderhoud aan infrastructuur doorgaan. Samen met de brancheorganisaties onderzoekt Rijkswaterstaat de mogelijkheden om werkzaamheden die voor latere jaren gepland stonden, naar voren te halen. Een dergelijke mogelijke versnelling komt bovenop het impulspakket en versnelling van Beheer en Onderhoud in 2020 en 2021 van respectievelijk circa 100 miljoen euro en circa 165 miljoen euro – waartoe vorig jaar besloten is. Ook aan ProRail is verzocht om te kijken naar de mogelijkheden om werkzaamheden naar voren te halen. Zo heeft ProRail werkzaamheden aan de Willemstunnel en de Schipholtunnel naar voren gehaald.
Zullen aspecten als de verruiming van de NHG, een lager btw-tarief voor onderhoud, renovatie en verduurzaming en ruimere mogelijkheden voor een starterslening, daarvan een onderdeel zijn?
Er worden verschillende investeringen gedaan, zoals het naar voren halen van investeringen van het Rijksvastgoedbedrijf. Ook werk ik samen met mijn collega Minister van Infrastructuur en Waterstaat om investeringen van Rijkswaterstaat naar voren te halen. Daarnaast zorgt een investeringsimpuls voor maatschappelijk vastgoed ervoor dat renovatie en groot onderhoud naar voren gehaald wordt en dat dit wordt gekoppeld aan verduurzaming en energiebesparing. Naast deze investeringen zal ik andere maatregelen verkennen die een bijdrage kunnen leveren om te zorgen dat er doorgebouwd kan blijven worden ondanks de coronacrisis. De verwachting is dat ik daar rond Prinsjesdag op kan terugkomen.
Ziet u mogelijkheden om de corporaties daar een specifieke rol in te geven aangezien zij minder afhankelijk zijn van de vraag naar koopwoningen en gelet op de schaarste aan huurwoningen altijd zullen moeten bouwen (anticyclisch bouwen)?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 11 verken ik andere maatregelen die een bijdrage kunnen leveren om te zorgen dat er doorgebouwd kan blijven worden ondanks de coronacrisis. De maximale kostengrens voor een woning met NHG is € 310.000. Voor woningen waarbij energiebesparende voorzieningen worden getroffen is de kostengrens 6% hoger, namelijk € 328.600. Deze grens sluit aan bij de doelgroep van NHG namelijk: lage- en middeninkomens. Ook in economisch minder goede tijden zal NHG deze huishoudens bescherming blijven bieden tegen betalingsproblemen en restschulden. Verschillende gemeenten bieden momenteel een starterslening aan. Ook kunnen zij bepaalde voorwaarden verbonden aan een starterslening bepalen. Op dit moment geldt er al een lager btw-tarief voor arbeid bij isoleren, stukadoren, behangen en schilderen. Op dit moment is het verhogen van de NHG-kostengrens, een lager btw-tarief voor onderhoud, renovatie en verduurzaming of ruimere mogelijkheden voor een starterslening geen onderdeel van een investeringsplan.
Het niet naleven van coronavoorschriften op vliegveld Eindhoven |
|
Jasper van Dijk , Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht: «Volle vliegtuigen op «Asperge Airport» Eindhoven; luchthaven worstelt met die 1,5 meter»?1
Ik ben bekend met het bericht. Het Europees Luchtvaartagentschap EASA heeft op 26 maart 2020 richtlijnen uitgebracht voor het management van cabinepersoneel in relatie tot de uitbraak van het coronavirus.2 EASA beveelt Europese luchtvaartmaatschappijen onder meer aan om alle niet-essentiële interactie tussen cabinepersoneel en passagiers zoveel als praktisch haalbaar aan te passen om het risico op besmetting te reduceren. EASA heeft deze richtlijnen kenbaar gemaakt bij alle Europese maatschappijen. Mede op basis hiervan hebben luchtvaartmaatschappijen een groot aantal maatregelen genomen. Ook heeft Eindhoven Airport maatregelen genomen om te zorgen dat de in Nederland geldende maatregelen worden nageleefd.
Is het juist dat op vliegveld Eindhoven «vier keer per dag vliegtuigen met Roemenen en Hongaren landen die allemaal in donkere busjes verdwijnen»?
Uit navraag bij Eindhoven Airport blijkt dat in de week van 30 maart tot en met 5 april (de week van het verschijnen van het artikel in het Eindhovens Dagblad) in totaal 4 charters uit Roemenië op de luchthaven zijn geland in plaats van 4 per dag, waarmee Oost-Europese werknemers werden vervoerd. Het totaal aantal binnenkomende vluchten per dag lag in die week op 3 tot 5, waaronder vluchten vanaf London Stansted, die een ander profiel passagiers kennen dan waar het in dit artikel om gaat. Inmiddels ligt het aantal vluchten per dag op circa 3.
Klopt het dat Oost-Europese werknemers vanwege corona per vliegtuig aankomen omdat een lege bus die volgens de voorschriften rijdt duurder is dan een vol vliegtuig waarbij de regels worden genegeerd?
De luchtvaartmaatschappij dienen de Europese richtlijnen aan boord van hun toestellen na te leven. Daarnaast heeft Eindhoven Airport maatregelen genomen om de passagiers op de hoogte te stellen van de geldende Coronamaatregelen in Nederland en de boetes die staan op overtreding van deze voorschriften. Passagiers uit Oost-Europese landen worden sinds begin april in hun eigen taal gewezen op de geldende maatregelen. De luchthaven heeft de maatregelen opgeschaald en extra mankracht ingezet om de passagiersstromen beter te begeleiden bij het inchecken, de security en de bagageafhandeling.
Deelt u de mening dat de voorschriften rond corona hier grootschalig worden genegeerd en dat deze werkwijze onaanvaardbaar is?2
Zie antwoord vraag 3.
Is hier sprake van een economisch delict? Zo nee, waarom niet?
Nee, er is geen sprake van een economisch delict. Er gelden in dit kader geen voorschriften waarvan de overtreding een economisch delict oplevert. Als gezegd heeft de luchthaven maatregelen genomen om te voldoen aan de geldende maatregelen in Nederland. De luchthaven heeft de maatregelen opgeschaald en extra mankracht ingezet om de passagiersstromen beter te begeleiden en te informeren.
Waarom zijn deze vluchten niet onmiddellijk stilgelegd?
Er zijn geen beperkingen voor het vliegverkeer vanuit Europese lidstaten en daardoor worden de vluchten naar Eindhoven niet geweigerd. Alle Europese maatschappijen hebben de EASA-richtlijnen ontvangen en dienen deze richtlijnen doorvoeren in hun operaties. Lidstaten moeten toegang verlenen aan EU- ingezetenen. Ik zal de vluchten derhalve niet stilleggen. Op Eindhoven Airport worden de passagiers gewezen op het in acht nemen van de geldende maatregelen in Nederland. Er wordt gehandhaafd op gepaste afstand, ook in het gezamenlijk vervoer.
Welke maatregelen worden getroffen om het cabinepersoneel te beschermen tegen besmettingsgevaar?
Het is aan de luchtvaartmaatschappij, in dit geval Wizz Air, om maatregelen te nemen om het cabinepersoneel te beschermen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 heeft EASA op 26 maart 2020 richtlijnen uitgebracht voor het management van cabinepersoneel in relatie tot de uitbraak van het coronavirus.
De precieze invulling hiervan verschilt per luchtvaartmaatschappij. Het contact tussen cabinepersoneel en passagiers wordt beperkt door alleen noodzakelijke handelingen uit te voeren. Onder meer de service aan de passagiers wordt in veel gevallen aangepast. Ook worden bemanningsleden in sommige gevallen uitgerust met beschermende middelen zoals mondkapjes en handschoenen.
Gaat u ervoor zorgen dat deze vluchten worden stilgelegd zolang ze niet voldoen aan de voorschriften? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 6 kunnen vluchten naar Eindhoven Airport niet worden geweigerd.
Omgangsregelingen gedurende de corona-maatregelen. |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van EenVandaag waarin duidelijk werd dat de rechtspraak een zaak over een omgangsregeling geschrapt heeft tot na de corona-uitbraak? Wat is daarop uw reactie?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Als gevolg van het coronavirus zijn er ingrijpende maatregelen getroffen. Ook voor de Rechtspraak is dit niet zonder gevolgen gebleven. Met de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, in de uitzending van EenVandaag van 3 april 2020 te gast, snap ik de frustratie over het uitstel van een aangespannen rechtszaak. Uitstel van welke rechtszaak dan ook kan voor de betrokken personen gevolgen hebben die diep ingrijpen in hun persoonlijke leven.
Nadat de coronamaatregelen van kracht werden in de Rechtspraak, werden in eerste instantie alleen de zeer urgente zaken behandeld. Intussen heeft de Rechtspraak niet stil gezeten. De Rechtspraak zet alles op alles om – binnen de mogelijkheden die er zijn – zo veel mogelijk zaken te behandelen. Sinds 6 april is de lijst van te behandelen zaken uitgebreid en de Rechtspraak heeft op 23 april bekend gemaakt dat vanaf 11 mei de gerechtsgebouwen weer opengaan voor het houden van zittingen. De behandeling van onder meer jeugd- en familiezaken heeft daarbij prioriteit.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
Kunt u bevestigen dat zaken zoals hierboven aangehaald met de nieuwe werkinstructies van 3 april jl. wél weer zo veel als mogelijk behandeld zullen worden? Zo nee, acht u het wenselijk dat zulke zaken nu niet behandeld worden?2
Nadat de coronamaatregelen van kracht werden, zijn zaken over zorg- en omgangsregelingen in eerste instantie (fase 1) niet behandeld. Behoudens in geval van hele grote spoed. Bij de inschatting daarvan staat de veiligheid van het kind voorop. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een dreigende ontvoering.
In fase 2, van kracht vanaf 6 april, worden ook zaken over zorg- en omgangsregelingen (zoveel mogelijk) behandeld. Die uitbreiding van de te behandelen zaken is lokaal met maatwerk ingevuld en is afhankelijk van de situatie en de beschikbare capaciteit (ziekte en IT-voorziening) per gerecht of parket.
De rechter screent de zaken op urgentie en bijvoorbeeld ook op de mogelijkheid om een zorg- of omgangsregeling uit te voeren. Zo kan een omgangsregeling waarbij hulpverlening is betrokken (bijvoorbeeld een omgangshuis) met de van kracht zijnde maatregelen vanwege het coronavirus niet altijd worden uitgevoerd. Zaken waarin de veiligheid van het kind in het geding is, worden altijd behandeld.
Behandeling geschiedt schriftelijk als een zaak zich daarvoor leent en partijen daarmee instemmen. Zittingen vinden telefonisch plaats of met behulp van Skype. Vanaf 11 mei zullen op beperkte schaal weer fysieke zittingen worden gehouden.
Kunt u verduidelijken wat de status van omgangsregelingen is gedurende de tijd dat de corona-maatregelen van kracht zijn? Het klopt toch dat de huidige maatregelen geen vrijbrief zijn om omgangsregelingen niet na te komen en dat er op het niet nakomen van omgangsregelingen sancties staan; wordt hierop ook gehandhaafd? Zo ja, door wie en op welke wijze?
Voorop staat dat ook in deze tijd het niet nakomen van een zorg- of omgangsregeling het strafbare feit onttrekking aan wettig gezag kan opleveren, waarvan aangifte kan worden gedaan bij de politie. De maatregelen die worden genomen om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen, vormen geen vrijbrief om omgangsregelingen niet na te komen. Zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij brief van 7 april heeft aangegeven is het uitgangspunt dat omgangsregelingen gewoon doorgaan, tenzij sprake is van gezondheidsklachten.3 Omgangsregelingen waarbij hulpverlening betrokken is kunnen afhankelijk van het per organisatie gevoerde beleid hierop een uitzondering vormen, omdat het hierbij niet enkel gaat om contact tussen ouder en kind. Ook bij gezondheidsklachten moeten op korte termijn samen tijdelijke oplossingen worden gekozen voor het uitoefenen van zorg- en opvoedtaken. Ik roep ouders op hierin flexibiliteit te betrachten. Van belang is dat professionals, maar ook familieleden en het sociaal netwerk ouders hiertoe stimuleren. Solidariteit en onderlinge steun tussen ouders moet – zeker nu – voorrang krijgen.
Klopt het dat zaken die betrekking hebben op omgangsrecht waaronder ook mogelijke ontvoeringen, op dit moment niet met spoed worden opgepakt? Zo ja, waarom en vindt u dat wenselijk?
Nee dat klopt niet. Omgangszaken worden zoveel mogelijk behandeld. Zaken waarin de veiligheid van het kind in het geding is, zoals bij mogelijke ontvoeringen, zijn al direct als urgente zaken aangemerkt en worden altijd behandeld.
Wat zijn de gevolgen van het gegeven dat het expertteam ouderverstoting later dan 1 juli 2020 met haar advies zal komen, zoals u schreef in antwoord op vragen van het lid Bergkamp (D66)?3 Kan het expertteam wellicht nu al gevraagd worden een reactie te geven op het naleven van omgangsregelingen in deze tijd van corona-maatregelen? Zo nee, wat gaat u er aan doen om hierover helderheid te verschaffen?
Het expertteam presenteert een paar maanden later dan aanvankelijk beoogd zijn eindrapport met voorstellen tot structurele voorkoming en verbetering van de situaties waarin contactverlies tussen een ouder en een kind dreigt of is ontstaan. De actuele situatie omtrent COVID-19 is voor de inhoud van het eindrapport mogelijk relevant, maar zal niet het uitgangspunt van het rapport vormen. Ouders, kinderen en professionals kunnen op dit moment met vragen daarover terecht bij het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). MIND Korrelatie geeft daarnaast laagdrempelig advies aan ouders per app, chat of telefoon. Op deze manier kan er helderheid worden verschaft over de naleving van omgangsregelingen ten tijde van de coronacrisis aan iedereen die het betreft en daarover vragen heeft. Ik kan mij desalniettemin voorstellen dat veel betrokkenen verwachtingsvol uitkijken naar het eindrapport van het expertteam. Het expertteam zal daarom reeds voor de zomer tussentijds verslag doen van zijn bevindingen.
Op 24 april jl. heeft de voorzitter van het expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek samen met de voorzitter van het Platform Scheiden zonder Schade in diverse media zoals De Trouw en de radioprogramma’s Spraakmakers en Radio Reporter, het belang benadrukt dat omgangsregelingen moeten doorgaan. Zij hebben gelet op de versoepeling van de coronamaatregelen voor kinderen en jongeren – aangekondigd op 21 april jl. – ouders ertoe opgeroepen omgangsregelingen uit te voeren zoals gezamenlijk afgesproken. Daarbij geven zij ouders mee dat er geen anderhalve meter afstand gehouden hoeft te worden tussen het kind en de ouder. Dit laat onverlet dat rond overdracht van de kinderen en wanneer iemand in het gezin ziek is de (afstands)richtlijnen van het RIVM gevolgd moeten worden.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
Doorbetaling van het zorgvervoer |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u zich bewust van het feit dat de zorgvervoersector momenteel in financieel zwaar weer zit door de stilstand als gevolg van de coronacrisis?1
Heeft u ook signalen ontvangen over het vervoeren van twee patiënten tegelijk uit financiële noodzaak, ondanks het feit dat de kans op besmetting met het coronavirus hierdoor toeneemt? Zo ja, welke stappen worden gezet om dit te voorkomen?
Deelt u de mening dat zorgvervoerders niet moeten omvallen door deze crisis omdat zij een essentieel onderdeel van de zorgketen zijn?
Bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van de sector, en opdrachtgevers op te roepen zorgvervoerders door te betalen voor niet gereden ritten en de meerkosten als effect van strikte coronaprotocollen te vergoeden?
Het bericht ‘Onrust bij thuiszorg en wijkverpleging om gebrek aan bescherming’. |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Onrust bij thuiszorg en wijkverpleging om gebrek aan bescherming»?1
Herkent u het in bedoeld artikel geschetste beeld vanuit (onder meer) de thuiszorg en wijkverpleging dat de situatie «vrijwel onhoudbaar» is en dat patiënten en zorgverleners «in gevaar» worden gebracht door een gebrek aan bescherming?
Hoe kàn het dat weken nadat daarover de eerste signalen naar voren zijn gebracht de situatie klaarblijkelijk niet verbeterd is, sterker nog er sprake is van «groeiende onrust» in de thuiszorg, de wijkverpleging, de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg (ggz), de kraamzorg en in verpleeghuizen?
Hoe ernstig is de situatie volgens u als vakbonden aangeven dat de situatie «onacceptabel» is en nu zelfs (in deze tijd) dreigen hun achterban op te roepen niet meer naar het werk te gaan? Begrijpt u hen?
Begrijpt u de uitspraak van de voorzitter van de Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN): «Het duurt gewoon te lang. De inkoop is niet oké, de productie is niet oké en de distributie is niet oké»?
Herkent u het gevoel bij veel medewerkers in de thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg, kraamzorg, ggz en verpleeghuizen dat er blijkbaar onvoldoende aandacht voor hun veiligheid bestaat?
Herkent u het gevoel bij veel van deze zorgmedewerkers dat zij vorige week op het verkeerde been zijn gezet met de suggestie dat ze vanaf 6 april zouden worden getest terwijl er naar nu blijkt sprake is van allerlei «mitsen en maren»?
Vindt u het acceptabel dat zorgmedewerkers als gevolg van een en ander voor het duivelse dilemma worden geplaatst tussen werken met onvoldoende bescherming (waardoor zij het risico lopen zelf ziek te worden en anderen, familieleden en kwetsbare cliënten en patiënten, te besmetten) of zich aan de richtlijnen te houden en hulpbehoevenden zorg te onthouden?
Wat raadt u zorgmedewerkers die tijdens hun werkzaamheden onvoldoende beschermd zijn aan te doen?
Wanneer is de veiligheid van deze zorgmedewerkers, die namens ons allemaal deze crisis in de frontlinie bestrijden, afdoende gewaarborgd?
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk, en in ieder geval voor het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van woensdag 8 april, beantwoorden?
Het bericht ‘Onrust bij thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg en ouderen zorg bij gebrek aan bescherming en beperkt testen personeel’. |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat werkgevers en werknemers aangeven dat door gebrek aan beschermingsmaatregelen de situatie buiten het ziekenhuis onhoudbaar is geworden?1 2
Wat vindt u ervan dat werkgevers zich machteloos voelen door het inkoop- en verdeelcollectief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waardoor bijvoorbeeld de thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg en ouderenzorg bescherming tekort komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vindt u het wenselijk dat werkgevers op zoek gaan naar alternatieve beschermingsmaterialen die vaak duur en ondeugdelijk blijken te zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u ervan dat vakbonden dreigen om hun achterban van zorgverleners op te roepen niet meer aan het werk te gaan als ze dat niet op een veilige manier kunnen doen?
Welke maatregelen neemt u precies om ook beschermende materialen te krijgen vanuit andere (niet zorg) sectoren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven hoe het staat met de bijdragen van de chemische industrie of andere sectoren in het bedrijfsleven om het tekort aan beschermingsmiddelen in Nederland op te lossen?
Hoe staat het met de productie in ons eigen land van beschermingsmiddelen? Waar gebeurt dat op dit moment en wat levert het op?
Deelt u de mening dat wij op dit moment het uiterste van onze zorgverleners vragen in deze coronacrisis en dat het minste dat wij voor hen kunnen doen is zorgen dat ze voldoende beschermende materialen hebben om hun werk veilig te doen?
Bent u bereid de testcapaciteit op het coronavirus zodanig uit te breiden dat iedere hulpverlener met maar enige verdenking op corona kan worden getest uit oogpunt van veiligheid voor zowel de hulpverlener als de patiënten? Zo neen, waarom niet?
Is het mogelijk de testcapaciteit zodanig uit te breiden zodat dit kan worden gerealiseerd? Zo neen, waarom niet?
Hoe gaat u de aangenomen motie van het lid Marijnissen c.s. over alles op alles zetten om zorgverleners veilig hun werk te laten doen, uitvoeren? Wat vindt u van de het bericht van de zorgvakbonden dat deze motie nog onvoldoende wordt uitgevoerd?3
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat op 8 april over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
De discrepantie tussen de berichtgeving over bestellingen en leveringen van beschermingsmiddelen en de tekorten die nog steeds worden ervaren door zorgmedewerkers. |
|
Geert Wilders (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de aangenomen motie Wilders c.s. die de regering verzoekt ervoor te zorgen dat er voor elke zorgmedewerker op de kortst mogelijke termijn voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zijn? Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?1
Bent u tevens bekend met uw stand van zakenbrief inzake COVID-19 d.d. 31 maart jongstleden? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de beschikbaarheid van beschermingsmiddelen op dit moment? Aan welke beschermingsmiddelen is er nog steeds een tekort?2
Zijn er voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar voor zorgmedewerkers in ziekenhuizen (Zorgverzekeringswet (Zvw)), verpleeghuizen (Wet langdurige zorg (Wlz)) en huisartsenpraktijken (Zvw)? Zo ja, zijn die beschermingsmiddelen ook op de locaties aanwezig? Zo nee, aan welke beschermingsmiddelen is er een tekort?
Zijn er voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar voor zorgmedewerkers in de wijkverpleging, wijkziekenverzorging (Zvw) en huishoudelijke hulp (Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo))? Zo ja, zijn die ook op de locaties van waaruit deze medewerkers werken aanwezig? Zo nee, aan welke beschermingsmiddelen is er een tekort?
Zijn er voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar voor zorgmedewerkers die in gehandicapteninstellingen, jeugdzorginstellingen en geestelijke gezondheidszorg (ggz)-instellingen werken, mochten daar ook uitbraken van het coronavirus komen? Zo ja, zijn die ook op de locaties van waaruit deze medewerkers werken aanwezig? Zo nee, aan welke beschermingsmiddelen is er een tekort?
Kunt u deze vragen alstublieft separaat en volledig beantwoorden voor aanvang van het coronadebat d.d. 8 april aanstaande om het debat dan goed erover te kunnen voeren?
Het uitbreiden van de testcapaciteit |
|
Henk van Gerven , Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wordt alle capaciteit die er bij laboratoria is nu volledig benut?
Welke capaciteit voor testen bestaat er nog in Nederland die niet benut wordt?
Tot hoeveel testen zou kunnen worden opgeschaald als u een beroep doet op alle bedrijven en wetenschappers met capaciteit en benodigde kennis alsook bioscienceparken waar pipetteerrobotten staan?1
Beperken «vendor lock-ins» het aantal testen die worden gedaan? Waarom blijven de labs vasthouden aan de apparatuur en materialen van een specifieke fabrikant?2
Deelt u de mening dat een militaire aanpak en landelijke ondersteuning en coördinatie vanuit de overheid nodig is en er moet worden afgestapt van de cultuur van het gebruiken van machines van specifieke fabrikanten? Deelt u de mening dat er genoeg creatieve, niet-gestandaardiseerde oplossingen zijn om over te gaan tot meer testen, zoals het zelf produceren van benodigde materialen?
Bent u bereid over te gaan tot dwanglicenties voor het produceren van benodigde materialen zodat meer tests kunnen worden gedaan?
Bent u bereid af te stappen van aanbestedingsregels zodat er meer tests kunnen worden gedaan?
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het debat van woensdag 8 april?
Het bericht ‘Extra maatregelen om handelsstromen op gang te houden’ |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
|
|
|
Met welke ondernemers heeft Atradius Dutch State Business (DSB) overleg gehad over de te nemen verruimde maatregelen?1 2
Vertegenwoordigers van het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Atradius DSB hebben om input gevraagd op de crisismaatregelen aan de bedrijven, banken en belangenorganisaties die zijn vertegenwoordigd in de «Rijkscommissie voor Export», een publiek-privaat overlegorgaan van het Ministerie van Financiën. Daarnaast heb ik samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) na het nemen van de crisismaatregelen deze maatregelen gecommuniceerd en toegelicht tijdens een ronde tafel met het bedrijfsleven die op 26 maart is georganiseerd door VNO-NCW.
Bij welke verruimde maatregelen is met welke ondernemers overlegd?
Er is niet met specifieke organisaties overlegd over specifieke crisismaatregelen. De beoogde set maatregelen is in zijn geheel gedeeld voor feedback met de organisaties die aangesloten zijn bij de «Rijkscommissie voor Export».
Zijn er naast verruimde maatregelen ook nieuwe maatregelen genomen? Zo ja, welke zijn dat?
Ik heb tot nu toe verruimende maatregelen getroffen.
Daarnaast werk ik aan het mogelijk maken van het herverzekeren van kortlopende leverancierskredieten. Hierover is uw Kamer op 7 april bericht en hier heeft uw Kamer op 16 april mee ingestemd.3 4
Zijn er verslagen van deze overleggen gemaakt en zijn deze in te zien? Zo nee, waarom niet?
Voor zover er verslaglegging van deze overleggen is gemaakt, is deze voor intern gebruik bedoeld geweest en bevatten deze persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren en mogelijk bedrijfsgevoelige informatie. Om die reden zijn dit soort verslagen niet in te zien.
Stelt u condities en/of randvoorwaarden voor bedrijven voor deze verruimde en/of extra maatregelen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De voorwaarden om een aanvraag te doen voor een ekv zijn hetzelfde als voor het invoeren van de crisismaatregelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat ook onder de verruimende maatregelen bij bepaalde aanvragen een onderzoek wordt gedaan op gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo).
Voor welke maatregelen worden aangepaste premies in rekening gebracht? Hoe worden aangepaste premietarieven bepaald?
Bij de totstandkoming van de crisismaatregelen van 7 april heb ik er rekening mee gehouden dat de crisismaatregelen kostendekkend moeten zijn op de middellange termijn, zoals ook gebruikelijk is bij de reguliere exportkredietverzekering. Om deze reden is voor producten waarvan vanwege de crisismaatregelen het dekkingspercentage is verhoogd, namelijk de werkkapitaaldekking en de contragarantie, de premie mee gestegen. Voor de overige producten wordt op de reguliere wijze premie berekend.
Welke sectoren of wat voor soort projecten verwacht u dat gebruik gaan maken van de verruimde en/of extra maatregelen (graag een specifieke toelichting op de sectoren Landbouw en Energie)?
Het is nog te vroeg om te zeggen wat het effect van de verruimende maatregelen op specifieke sectoren of projecten zal zijn. De ekv is een vraag-gestuurde faciliteit die toegankelijk is voor bedrijven uit alle sectoren. Voor zover dat mogelijk is zal ik over het effect van de verruimende maatregelen op specifieke sectoren of projecten rapporteren in de brief die ik aan de Kamer heb beloofd naar aanleiding van het debat over de «Tweede incidentele suppletoire begroting inzake COVID-19-crisismaatregel herverzekering leverancierskredieten».
Bent u bekend met verschillende oproepen dat overheden tijdens de Covid-19 crisis momentum moeten houden ten aanzien van het tegengaan van de klimaatcrisis?3
Ja.
Hoe ziet u het steunpakket van de exportkredietverzekering in het licht van maatregelen die nodig zijn om de klimaat- en biodiversiteitscrisis te bestrijden?
Bij de reguliere exportkredietverzekering hebben wij eerder een aantal maatregelen genomen om meer en grotere groene transacties in de vraag-gestuurde portefeuille te krijgen. Het steunpakket biedt ook voor deze groene transacties extra mogelijkheden. De maatregelen die ik eerder op gebied van groen heb getroffen staan beschreven in mijn antwoorden mede namens de Minister voor BHOS op de Kamervragen die zijn gesteld naar aanleiding van de ekv-monitor 2018.6
Hoe gaat u zorgen voor een pakket aan maatregelen dat in ieder geval niet ingaat tegen klimaatdoelstellingen?
Zie het antwoord op vraag 9.
Hoe zouden de maatregelen juist bij kunnen dragen aan het ondersteunen van projecten die bijdragen aan een koolstofarme economie?
Zie het antwoord op vraag 9.
Bent u bekend met het bericht dat mensenrechten cruciaal zijn in de strijd tegen Covid-19?4
Ja.
Hoe gaat u borgen dat Atradius DSB in de «corona fasttrack» alle aanvragen kan screenen op sociale en milieurisico’s?
Alle aanvragen zullen conform staand mvo beleid voor de ekv gescreend worden op milieu en sociale risico’s. Ik heb Atradius DSB toestemming gegeven om hiervoor extra fte’s in te zetten indien nodig. Ik blijf doorlopend in gesprek met Atradius DSB over de uitvoering van de ekv, inclusief de crisismaatregelen, om zo te borgen dat deze zo goed en snel mogelijk verloopt.
Hoe borgt u de kwaliteit van die screening?
Zie antwoord vraag 13.
Heeft Atradius DSB voldoende capaciteit om in een fast track due diligence uit te voeren? Zo nee, bent u bereid om meer capaciteit vrij te maken?
Ik verwacht dat Atradius DSB voldoende capaciteit heeft om een fasttrack due diligence uit te voeren. Uit voorzorg heb ik Atradius DSB toestemming gegeven om indien nodig extra fte’s aan te nemen.
Welke extra maatregelen verwacht u te nemen als de huidige economische situatie is gestabiliseerd?
Daar kan ik nu geen uitspraken over doen, aangezien het antwoord op de vraag afhangt van de omstandigheden als de economie gestabiliseerd is. Wij zullen op dat moment in overleg met de Kamer bezien wat nodig en wenselijk is.
Welke van de nieuwe verruimde maatregelen worden wanneer beëindigd?
De verruimde maatregelen gelden in ieder geval tot 31 december 2020. Tegen het einde van dit jaar zal worden geëvalueerd of verlenging noodzakelijk is.
Heeft u in beeld welke risico’s de overheid loopt door deze verruiming, als het gaat om investeringen die stranden door de huidige economische situatie?
Ja, het risico dat voortvloeit uit de genomen crisismaatregelen is beperkt. Dit komt met name doordat de crisismaatregelen vooral tot gevolg zullen hebben dat de Staat sneller kortlopende transacties in verzekering kan nemen in minder risicovolle landen. Met betrekking tot dit laatste wil ik benadrukken dat het nog te vroeg is om het precieze effect van de crisismaatregelen te bepalen.
Waarom vindt u het gelegitimeerd dat de overheid zulke risico’s overneemt van private bedrijven?
De Staat verzekert via de ekv de risico’s die de private markt niet kan verzekeren. Vanwege de uitzonderlijke omstandigheden door de uitbraak van corona kent de private markt een zodanig kleinere risicobereidheid, dat deze risico’s in ieder geval tot en met 31 december 2020 door de Staat worden verzekerd. Hiervoor hanteer ik de gebruikelijke voorwaarden en premieberekening voor de ekv. Zie ook het antwoord op vraag 6. Ik acht deze maatregelen noodzakelijk om de economie te ondersteunen.
Wanneer wordt de Kamer per brief over deze maatregelen geïnformeerd?
De Kamer is in de «Kamerbrief tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren en aanvullende maatregelen financiering bedrijven» geïnformeerd over de te nemen en genomen crisismaatregelen.8 Ook zal ik, zoals ik heb aangegeven tijdens het debat over de «Tweede incidentele suppletoire begroting inzake COVID-19-crisismaatregel herverzekering leverancierskredieten», in een brief mede namens Minister voor BHOS meer informatie geven over de genomen maatregelen.
Kunt u de Kamer informeren over de risico’s die dit met zich meebrengt?
Zie het antwoord op vraag 18.
In Marokko gestrande reizigers |
|
Sadet Karabulut , Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Klopt het dat honderden Nederlanders nog altijd vastzitten in Marokko? Zo nee, wat zijn dan de cijfers?1
Ja dat klopt. Er zijn voor zover bekend ca. 3.000 Nederlanders gestrand in Marokko.
Hoe is het mogelijk dat deze groep Nederlanders nog altijd niet thuis is?
In de eerste dagen na sluiting van het Marokkaanse luchtruim op 15 maart jl. hebben nog ca. 6.000 Nederlanders met een groot aantal extra vluchten het land kunnen verlaten. Sindsdien heeft Marokko geen toestemming gegeven voor vluchten naar Nederland. Wel konden nog enkele tientallen Nederlanders met veerboten vertrekken en kon op 14 april een zestal Nederlanders met een Franse vlucht worden gerepatrieerd. Ook andere landen hebben nog aanzienlijke aantallen gestrande reizigers in Marokko die het land niet kunnen verlaten.
Wat heeft u allemaal al geprobeerd om deze Nederlanders thuis te krijgen en wat probeert u op dit moment?
De Nederlandse regering doet al sinds sluiting van het Marokkaanse luchtruim een uiterste inspanning om, net als elders in de wereld, gestrande reizigers uit Marokko naar Nederland te laten terugkeren. De Nederlandse regering staat in contact met Marokko om hieraan medewerking te verlenen. Hiertoe heb ik zelf veelvuldig contact gehad met de Minister van Buitenlandse Zaken van Marokko, ook op alle andere niveau’s is het belang van spoedige thuiskomst van gestrande Nederlanders benadrukt.
Daarnaast is er ook contact geweest tussen vertegenwoordigers van de Nederlandse regering en Europese partners die eveneens proberen reizigers te laten terugkeren uit Marokko. Ook de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie heeft op Nederlands verzoek hierover contact gehad met Marokko.
Om deze aanpak voort te zetten en terugkeer van gestrande Nederlanders te bevorderen blijven er uiteraard veelvuldige contacten tussen beide landen plaatsvinden.
Hoe verklaart u dat (een deel van) deze Nederlanders weinig merkt van de inspanningen die verricht worden om hen terug te halen?
De regering begrijpt de zorg en frustratie die er bij de in Marokko gestrande Nederlanders en hun naasten in Nederland leeft over de onzekerheid waarin zij nu al wekenlang verkeren. Ik kan u en hen echter verzekeren dat achter de schermen hard wordt gewerkt om op korte termijn in elk geval vertrek van de meest schrijnende gevallen mogelijk te maken. Ik heb een klemmend beroep op Marokko gedaan om dit mogelijk te maken.
Bent u bereid coulance te tonen richting deze reizigers, bijvoorbeeld voor gemaakte extra kosten vanwege verlengd verblijf en geannuleerde vliegtickets?
De Nederlandse consulaire bijstand gaat uit van een eigen verantwoordelijkheid van Nederlandse reizigers. Dit uitgangspunt is herhaaldelijk met uw Kamer besproken in de debatten naar aanleiding van de jaarlijkse «Staat van het Consulaire». Dit geldt ook in de huidige situatie als het gaat om de verantwoordelijkheid van reizigers om voor hun reis en onderdak te zorgen en waar mogelijk zelfstandig hun terugkeer te organiseren via commercieel beschikbare vluchten.
Om reizigers bij te staan in het maken van een geïnformeerde afweging over hun reis, publiceert het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor elk land een reisadvies. Reeds op 17 maart jl. werd reizigers wereldwijd aangeraden alleen nog naar het buitenland te reizen indien strikt noodzakelijk, en wanneer zij reeds in het buitenland waren, om na te gaan of verblijf in het buitenland noodzakelijk was en of er mogelijkheden tot vertrek waren.
Toen bleek dat reizen vanuit sommige locaties niet langer mogelijk was, is het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» opgezet om in deze uitzonderlijke omstandigheden gestrande reizigers te helpen die vastzitten in landen waar langs commerciële weg geen terugvlucht meer mogelijk is. Ik heb uiteraard begrip voor de onderliggende zorgen, wij zullen dan ook geen Nederlandse reiziger laten staan als het erop aan komt. Dat is ook de reden waarom niet is gekozen voor betaling vooraf, maar om de bijdrage achteraf te verrekenen. Een dergelijke eigen bijdrage is logisch en passend omdat op deze wijze Nederlandse reizigers worden bijgestaan, het gelijkheidsbeginsel wordt toegepast, prudent met publieke middelen wordt omgegaan en eventueel misbruik waar mogelijk wordt tegengegaan. De verplichte bijdrage zal worden benut om de totale kosten van deze aanpak zoveel mogelijk te mitigeren en op deze manier zo veel mogelijk gestrande Nederlandse reizigers te kunnen helpen door de gezamenlijke inspanningen in het kader van de uitvoering van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» met de alarmcentrales, de reisbranche, luchtvaartmaatschappijen, verzekeraars en de rijksoverheid.
Daarnaast zijn er serieuze gevolgen voor de overheidsfinanciën die voortkomen uit de ontwikkelingen rondom het Corona-virus, ook voor Buitenlandse Zaken en voor Consulaire zaken. In het licht van de eigen verantwoordelijkheid en de negatieve impact op de Rijksbegroting acht ik een coulanceregeling niet opportuun, evenmin in dit geval. Wel is voorzien in een zorgvuldig betaalsysteem, waarbij betalingsregelingen en gespreide verrekening mogelijk worden gemaakt. Bovendien is Marokko meegenomen in het «lage» tarief, waar de eigen bijdrage voor de vlucht 300 euro zal bedragen.
Reizigers die in problemen komen vanwege verlengd verblijf en die een individuele hulpvraag hebben kunnen contact opnemen met de ambassade via het 24/7 Contact Center.
Consulaire bijstand in deze bijzondere situatie kan zich onder andere richten op het faciliteren van huisvesting, financiële bemiddeling (zonder dat daarvoor bemiddelingskosten van 50 euro in rekening worden gebracht) en bemiddeling bij het verkrijgen van medicijnen. Daarbij is uitgangspunt dat Nederlanders zelf verantwoordelijk zijn, ook financieel. De rol van de ambassade is een ondersteunende.
Wilt u zich er maximaal voor inspannen dat ook deze Nederlanders spoedig huiswaarts kunnen keren?
Op dit moment wordt er onverkort hard gewerkt om toestemming van Marokko te krijgen voor vertrek op korte termijn van de meest schrijnende gevallen.
Marokko heeft aangegeven hier open voor te staan en vraagt om zorgvuldige onderbouwing van het Nederlandse verzoek. De Alarmcentrale heeft inmiddels contact gehad met een groot aantal gestrande Nederlanders om te inventariseren in hoeverre er sprake is van medische of sociale urgentie. De door Marokko gevraagde informatie is inmiddels aangeleverd. De Nederlandse regering blijft zich ervoor inspannen om zo snel mogelijk repatriëringsvluchten vanuit Marokko naar Nederland mogelijk te maken.
Het niet naleven van coronavoorschriften |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht: «Controleren migrantenvervoer geen prioriteit politie vanwege voedselvoorziening»?1
De RIVM-richtlijnen moeten altijd worden opgevolgd, ook in het gezamenlijke vervoer van arbeidsmigranten. Het beeld dat arbeidsmigranten alsnog dicht op elkaar in busjes worden vervoerd zonder voorzorgsmaatregelen, vind ik erg zorgelijk.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is om coronavoorschriften te negeren? Wat onderneemt u tegen situaties waar de 1,5 meter afstand (stelselmatig) wordt genegeerd?
De richtlijnen van het RIVM en de regels in de noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s moeten te allen tijde worden opgevolgd, om het risico op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk te maken. De Minister van VWS heeft op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid, met inachtneming van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's, de voorzitters van de veiligheidsregio’s diverse aanwijzingen gegeven om hun bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben daartoe vervolgens voor hun eigen regio algemeen verbindende voorschriften gegeven (een noodverordening als bedoeld in artikel 176 van de Gemeentewet).
Deelt u de mening dat alle werknemers en dus ook arbeidsmigranten in staat moeten worden gesteld om op een veilige manier op hun werk te komen?
Ja, die mening deel ik. De situatie rond het coronavirus vereist een adequate en verantwoordelijke houding van ons allemaal. Dit geldt des te meer wanneer je als werkgever zorg draagt voor een gezonde en veilige werkplek voor je werknemers.
Hoe oordeelt u over het feit dat politie en gemeente geen prioriteit geven aan de controle op «volle busjes met arbeidsmigranten»? Is deze opstelling volgens u toelaatbaar?
Het is in ieders belang dat alle werkenden, waaronder ook arbeidsmigranten, op een veilige en gezonde manier kunnen werken. Dit betekent ook dat het gezamenlijke vervoer naar de werkplek toe volgens de richtlijnen van het RIVM is ingericht en er gepaste afstand kan worden gehouden. Werkgevers, uitzendbureaus, veiligheidsregio’s en gemeenten zijn allemaal op zoek naar de juiste oplossingen, waardoor het werk in vitale sectoren waar veel arbeidsmigranten werken, op een gezonde en veilige manier doorgang kan vinden. We zijn in gesprek met sociale partners, gemeenten, provincies en andere betrokken partijen, om te kijken naar de praktische oplossingen die kunnen worden geboden om het gezamenlijk vervoer zo in te richten dat de kans op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk is.
Deelt u de mening dat economische belangen niet mogen prevaleren boven veiligheidsvoorschriften? Zo ja, wat onderneemt u tegen het beleid van de gemeente Westland, waar de werk- en woonomstandigheden alsmede de veiligheid van arbeidsmigranten niet voor het eerst worden veronachtzaamd?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om een veilige vervoerswijze te organiseren, bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van tussenschotten?3
Als de werkgever gezamenlijk vervoer aanbiedt, is het aan de werkgever om dit vervoer zo te organiseren dat het zo min mogelijk besmettingsrisico’s met zich meebrengt en de richtlijnen van het RIVM worden gevolgd. In de praktijk betekent dit dat de 1,5 meter afstand ook voor het vervoer geldt.
De effecten van de coronacrisis op kraamverzorgenden |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u zich ervan bewust dat kraamverzorgenden in dicht fysiek contact komen met een groot aantal clienten zonder daar vooralsnog de benodigde beschermingsmiddelen voor te krijgen terwijl zij daar wel recht op hebben? Bent u zich ervan bewust dat kraamverzorgenden hierdoor groot persoonlijk risico lopen en dat zij vrijwel nooit in aanmerking komen te worden getest op het coronavirus?
Wordt deze beroepsgroep betrokken bij het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ)? Zo nee, waarom niet en kan dit worden veranderd? Zo ja, waarom leidt dit niet tot een betere equipering van kraamverzorgenden?
Per wanneer worden de beschermingsmiddelen en testcapaciteit beschikbaar gemaakt voor kraamverzorgenden nu zij zijn geplaatst op de lijst van zorgverleners die hier recht op hebben?
Het verbieden van samenkomsten buiten de publieke ruimte |
|
Maarten Groothuizen (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennis genomen van het opiniestuk «Noodverordening tegen samenkomsten bedreigt onze privésfeer»?1
Ja.
Leest u de noodverordeningen ook aldus dat het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte (mede) zien op woningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het verbod op samenkomsten is een maatregel die noodzakelijk is om de verdere verspreiding van het Corona-virus tegen te gaan en vloeit voort uit een opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. In de toelichting van de modelnoodverordening is opgenomen dat ook kan worden opgetreden tegen samenkomsten buiten de publieke ruimte, zoals «coronafeestjes» in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke.
Kunt ingaan op de centrale stellingen van het opiniestuk, namelijk dat een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte een te vergaande beperking is van de persoonlijke levenssfeer en het begrip «samenkomsten» onvoldoende is begrensd?
Op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voorzitters van de veiligheidsregio’s opdragen hoe de bestrijding ter hand te nemen van een (direct dreigende) epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A. Om te voldoen aan deze opdracht zet de voorzitter van de veiligheidsregio zijn bestaande bevoegdheden op het terrein van openbare orde en ter beperking van gevaar in. Dit betreft onder meer de bevoegdheid om een noodverordening vast te stellen, in dit geval onder andere om een verbod in te stellen op «alle overige samenkomsten», dat wil zeggen andere samenkomsten dan vergunnings- en meldplichtige evenementen. Grondslag voor het vaststellen van de noodverordeningen is artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's in combinatie met artikel 176 van de Gemeentewet. In zijn algemeenheid geldt dat een noodverordening voldoende bepaalde voorschriften moet bevatten om te kunnen worden nageleefd en gehandhaafd. Ook geldt dat voor zover voorschriften in een noodverordening een inperking vormen op grondrechten en mensenrechten deze voorschriften moeten passen binnen de beperkingssystematiek van de Grondwet, het EVRM, het EU-recht en ander internationaal recht. De voorzitters van de veiligheidsregio’s bepalen wanneer bestuurlijk wordt opgetreden tegen samenkomsten buiten de publieke ruimte met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en evenredigheid. Strafrechtelijk optreden vindt plaats onder het gezag van de officier van justitie. Wanneer wordt getreden in de persoonlijke levenssfeer dient terughoudendheid voorop te staan en is van belang dat optreden beperkt blijft tot verboden samenkomsten waarmee evident de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht. Het is uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om te oordelen over het verbod en of het optreden in een concrete situatie de persoonlijke levenssfeer raakt.
Hoe verhoudt een verbod op samenkomsten buiten de publiek ruimte zich tot de artikelen 10 en 12 van de Grondwet?
In zijn algemeenheid geldt dat artikel 12 van de Grondwet regels bevat over het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Het vaststellen van een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte betreft als zodanig geen binnentredingskwestie. Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet bevat ieders recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Het zal, ook bij een verbod dat (mede) ziet op een woning en dat zijn grondslag vindt in een noodbevoegdheid van de voorzitter van de veiligheidsregio, afhangen van de concrete situatie of dat verbod de persoonlijke levenssfeer daadwerkelijk raakt en is uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om in een concreet geval te beoordelen. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat de betreffende maatregelen steeds moeten worden bezien in het licht van de bestrijding van een levensbedreigend virus. Daarbij rusten op de overheid eveneens verplichtingen om het leven en de gezondheid van haar burgers te beschermen.
Hoe verhoudt een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich tot artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)?
Ik stel voorop dat hoe het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich verhoudt tot artikel 8 EVRM afhankelijk is van de concrete situatie. Als in excessieve situaties buiten de publieke ruimte wordt opgetreden, is het uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om dat optreden in het concrete geval te beoordelen in het licht van artikel 8 EVRM. Artikel 8 EVRM voorziet onder meer in het recht op respect voor privé en familieleven en de eigen woning. In zijn algemeenheid geldt dat bepaalde beperkingen op dit recht mogelijk zijn, indien in overeenstemming met de wet en noodzakelijk in een democratische samenleving. Artikel 8 EVRM noemt daarbij specifiek het legitieme doel van de bescherming van de gezondheid. Zoals aangegeven zijn de huidige maatregelen in een acute, onvoorziene crisissituatie tot stand gebracht in de vorm van noodverordeningen in opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid. Deze vormen een voor de ontstane crisissituatie belangrijk en noodzakelijk juridisch kader. Noodverordeningen passen binnen de wettelijke kaders van de Wet publieke gezondheid in samenhang met de Wet veiligheidsregio's, en in algemene zin kan dan ook worden gesteld dat noodverordeningen als zodanig Europeesrechtelijk voldoen als basis voor strafrechtelijke handhaving. Dat neemt niet weg dat, zoals beschreven in de brief die op 1 mei 2020 aan uw Kamer is verzonden, in een rechtsstaat noodverordeningen niet al te lang kunnen duren, mede met het oog op de voortdurende gevolgen voor de vrijheden en grondrechten van een ieder. Het kabinet vindt het belangrijk een aanvullend wettelijk instrumentarium te creëren voor de volgende fase waarin de crisisbestrijding terecht is gekomen. Daarom heeft het kabinet het voornemen om voor deze bijzondere situatie op korte termijn een voorstel in procedure te brengen voor tijdelijke wetgeving in formele zin die geldt in Europees en Caribisch Nederland, met daarin bepalingen over bevoegdheidsverdeling, maatregelen voor zover die vrijheden en grondrechten van burgers beperken, toezicht en handhaving, rechtsbescherming en procedurele waarborgen. Deze tijdelijke wetgeving zal bestaan in een aanvulling op het bestaande instrumentarium in de Wet publieke gezondheid en andere bestaande wetten en vormt dan tijdelijk een juridische basis voor een samenleving waarin een «anderhalvemeternorm» en hygiënenormen van groot belang zijn.
Op grond van welk samenstel van wettelijke bepalingen kan een (bijzondere) opsporingsambtenaar, een toezichthouder of een ambtenaar van de Koninklijke Marechausse (KMar) een woning betreden om vast te stellen of er een verboden samenkomst plaatsvindt?
Voorop staat dat toezichthouders en opsporingsambtenaren woningen mogen betreden als de bewoner hiervoor toestemming geeft. Hiervoor bestaat geen wettelijke bepaling en deze is ook niet nodig. Het binnentreden zonder toestemming van de bewoner is gereguleerd via de Algemene wet op het binnentreden en vereist in principe een schriftelijke machtiging. Mede afhankelijk van door een gemeenteraad gemaakte keuzes kan ook artikel 149a van de Gemeentewet een grondslag bieden. Deze bepaling geeft de gemeenteraad namelijk de mogelijkheid onder omstandigheden een binnentredingsbevoegdheid te regelen bij overtreding van een voorschrift van een verordening, dat strekt tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Strafvorderlijk geldt dat iedere opsporingsambtenaar een woning kan betreden ter aanhouding van de verdachte (artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering). Dit geldt dus bijvoorbeeld ten aanzien van mensen die daar aanwezig zijn uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld voortvloeit dat zij een noodverordening overtreden (artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering).
Hoe verhoudt het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich tot u in het opiniestuk geciteerde uitspraak dat «[t]huis [.[in ons land nog altijd de privésfeer [is]?
Op de verhouding met de woning in relatie tot de privésfeer ben ik reeds in gegaan bij de beantwoording van vragen 3 t/m 5.
Bent u bereid om, in overleg met de voorzitters van de Veiligheidsregio’s, te komen tot een betere omschrijving van het begrip «samenkomsten»? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Vertegenwoordigers van de Veiligheidsregio’s zijn vanaf het begin betrokken geweest in de overleggen over de bestrijding van de coronacrisis. Vanaf het moment dat de eerste opdrachten op grond van artikel 7 Wet publieke gezondheid zijn gegeven, worden regelmatig ervaringen gedeeld uit de uitvoeringspraktijk. Ook juridische vraagstukken komen daarbij aan de orde, waaronder die rondom het begrip «samenkomsten». In dit verband is relevant dat, zoals bij de beantwoording van vraag 5 is vermeld, een wetsvoorstel in voorbereiding is waarin ook de normstelling rond samenkomsten wordt betrokken.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Beantwoording eerder dan vandaag was niet mogelijk.
Het delen van corona-patenten door farmaceuten |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Erkent u de zorgen die bestaan omtrent de beschikbaarheid en betaalbaarheid van toekomstige coronamedicijnen en vaccins? Erkent u tevens dat we in een mondiale crisis verkeren waarin internationale samenwerking en solidariteit onmisbaar zijn?
Ik erken zowel de genoemde zorgen als het feit dat we in een mondiale crisis verkeren waarin internationale samenwerking en solidariteit onmisbaar zijn om de crisis de baas te worden.
Hoe beoordeelt u de oproep van Costa Rica aan de World Health Organisation (WHO) tot het creëren van een patent pool om een eerlijke toegang tot coronabehandelingen mogelijk te maken?1
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25295–224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Wat is uw oordeel over de uitspraak van de directeur van de internationale branchevereniging van farmaceutische industrie dat het mogelijk maken van wereldwijd gebruik van coronamedicijnen «niet bovenaan de prioriteitenlijst» staat? Bent u van mening dat de farmaceutische industrie met deze houding haar maatschappelijke taak serieus neemt?
Bij de ontwikkeling van een therapie voor of vaccin tegen COVID-19 is een goede private-publieke samenwerking nodig. Zowel voor wat betreft de noodzakelijke financiële middelen als voor wat betreft de kennis en expertise. De farmaceutische industrie heeft hier in mijn ogen dus ook een belangrijke taak in. Als ik vertegenwoordigers van de industrie of bedrijven spreek, benoem ik dit ook. Het is voor mij randvoorwaardelijk dat een therapie beschikbaar komt die toegankelijk en betaalbaar is. Gelukkig zien we ook vanuit farmaceutische bedrijven de wil om hieraan mee te werken.
Ik heb het citaat, zoals genoemd wordt in de vraag, niet kunnen controleren. De internationale branchevereniging van de farmaceutische industrie heeft ondertussen wel een verklaring op hun website geplaatst, waarin ze het belang van therapie ontwikkeling voor COVID-19 onderschrijven2.
Bent u bereid de Costa Ricaanse oproep aan de WHO te ondertekenen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het zo snel mogelijk invoeren van de inburgeringsplicht van Turkse asielstatushouders |
|
Gert-Jan Segers (CU), René Peters (CDA), Jan Paternotte (D66), Bente Becker (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
|
|
|
Is het juist dat u in uw brief aangeeft dat het uitvoeringstechnisch en begrotingstechnisch mogelijk is om voor Turkse asielstatushouders niet te wachten tot de invoering van de nieuwe inburgeringswet maar al op korte termijn de inburgeringsplicht in te voeren?1
Ja, het is mogelijk om Turkse asielstatushouders die op of na 1 mei 2020 hun verblijfsstatus verkrijgen een inburgeringsplicht op te leggen.
Bent u bereid met ingang van 1 mei 2020 hier gevolg aan te geven, zodat ook deze nieuwkomers met de Nederlandse taal, de arbeidsmarkt en kennis van de Nederlandse samenleving aan de slag kunnen gaan?
Ja, ik zal hier per 1 mei 2020 gevolg aan geven.
Bent u bereid na 1 mei 2020 voor Turkse asielzoekers die voor die datum een verblijfsvergunning hebben verkregen de optie om vrijwillig deel te nemen aan de inburgering open te houden?
Met de (her)invoering van de inburgeringsplicht met ingang van 1 mei 2020 zal de opt-in regeling vervallen. Het naast elkaar hanteren van twee systemen, te weten een vrijwillige opt-in regeling naast een wettelijke inburgeringsverplichting, is onwenselijk. Bovendien is het uitvoeringstechnisch ingewikkeld voor de betrokken uitvoeringsinstanties (COA, IND en DUO), omdat dit een extra en separaat (handmatig) proces is.
Het blijft voor Turkse asielstatushouders die hun verblijfsstatus voor 1 mei 2020 hebben verkregen wel mogelijk om vrijwillig in te burgeren (met een lening mits het inkomen niet te hoog is, maar zonder een kwijtscheldingsmogelijkheid) zoals geregeld in de Wet inburgering.
Kunt u uiteenzetten hoe momenteel in de coronacrisis in algemene zin met de inburgering wordt omgegaan?
Het is van groot belang dat inburgeringsplichtigen doorgaan met het leren van de Nederlandse taal en kennis opdoen over de Nederlandse samenleving. In plaats van klassikale lessen kunnen zij onder voorwaarden inburgeringsonderwijs via e-learning volgen. Sinds 13 maart zijn alle toetslocaties van DUO gesloten, in ieder geval tot en met 28 april. De reeds ingeplande examens (1000 examens per dag) zullen op een later tijdstip opnieuw moeten worden ingepland en afgenomen. Nu inburgeringsplichtigen geen examen kunnen afleggen en er vertraging te verwachten is bij het afleggen van examens, wordt de inburgeringstermijn van alle inburgeringsplichtigen verlengd met twee maanden. SZW en DUO werken samen om inburgeringsplichtigen zo goed als mogelijk te informeren. De dienstverlening van DUO, zoals het uitbetalen van inburgeringsfacturen en de telefonische helpdesk voor inburgeringsplichtigen en instellingen, gaat gewoon door.
Kunt u bevestigen dat eventuele maatregelen die in het licht van de coronacrisis getroffen worden rond de inburgering ook zullen gelden voor deze nieuwe groep?
Ja. De maatregelen die in het licht van de coronavirus en inburgering worden genomen, gelden voor Turkse asielstatushouders die per 1 mei 2020 inburgeringsplichtig worden.