Kamervraag 2020Z03103

Een VN-database met bedrijven actief in Israëlische nederzettingen

Ingediend 17 februari 2020
Beantwoord 21 februari 2020 (na 4 dagen)
Indiener Tunahan Kuzu (DENK)
Beantwoord door Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66)
Onderwerpen internationaal internationale samenwerking recht staatsrecht
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z03103.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1856.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van het bericht «New Database Will Aid Corporate Accountability» van Human Rights Watch over de publicatie door de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van een database met bedrijven actief in Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Deelt u de mening van Human Rights Watch dat «bedrijfsactiviteiten bijdragen aan het verankeren van nederzettingen, en aan daaruit voortvloeiende schendingen van rechten en het tweeledige discriminatoire Israëlische systeem?» Zo neen, waarom niet?

    Het standpunt van het kabinet ten aanzien van Israëlische nederzettingen in bezet gebied is bekend. Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht en een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. Bedrijfsactiviteiten die bijdragen aan het ontwikkelen of bestendigen van dergelijke nederzettingen in bezet gebied, beschouwt het kabinet dan ook als onwenselijk.
    De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Dat beleid houdt onder meer in dat de Nederlandse overheid geen diensten verleent aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Zie ook Kamerbrief over betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij een actie-maand van de Israëlische supermarktketen Shufersal d.d. 4 december 2017 (Kamerstuk 23 432, nr. 443). Het is echter aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. In het kader van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij in kaart brengen hoe zij via hun bedrijfsactiviteiten en hun ketenpartners verbonden zijn met risico’s op mensenrechtenschendingen en deze risico’s aanpakken en voorkomen. Hierover moeten bedrijven tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.

  • Vraag 3
    Wat is uw reactie op het standpunt van Human Rights Watch dat de «publicatie van de database cruciale vooruitgang betekent in de wereldwijde inspanning om te waarborgen dat bedrijven hun medeplichtigheid bij schendingen van rechten beëindigen en het internationaal recht respecteren»?

    Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen zoals die zijn neergelegd in de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen), waar de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) onderdeel van uitmaken. Het is vervolgens aan Nederlandse bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij in kaart brengen hoe zij via hun bedrijfsactiviteiten en hun ketenpartners verbonden zijn met risico’s op mensenrechtenschendingen en deze risico’s aanpakken en voorkomen. Om tot een afgewogen besluit te komen behoren bedrijven een brede inventarisatie uit te voeren van alle zakelijke gebieden, activiteiten en relaties, inclusief de toeleveringsketens, om te identificeren waar de kans op mensenrechtenschendingen het grootst en belangrijkst is. Hierbij kunnen zij diverse bronnen gebruiken zoals rapporten van overheden, internationale organisaties en maatschappelijke organisaties.

  • Vraag 4
    Herinnert u zich uw standpunt dat «aangezien de Mensenrechtenraad de Hoge Commissaris de opdracht heeft gegeven de database te creëren, [...] deze uitgevoerd moet worden»?2 Steunt u zodoende het besluit van de Hoge Commissaris Bachelet om de database te publiceren? Zo neen, waarom niet?

    Het standpunt van het kabinet is ongewijzigd. Nederland was, samen met de EU, geen voorstander van het instellen van de database, omdat het een voorbeeld is van de disproportionele aandacht voor Israël in VN-fora. Bovendien zijn Nederland en de EU van mening dat de primaire verantwoordelijkheid om bewustzijn van bedrijven over risico’s van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen te vergroten bij de lidstaten ligt. Samen met de EU onthield Nederland zich daarom van stemming. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat aangezien de Mensenrechtenraad de Hoge Commissaris de opdracht heeft gegeven de database te creëren, deze uitgevoerd moet worden – zoals te doen gebruikelijk als er besluiten worden genomen in de Mensenrechtenraad.
    Zie de antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp, gesteld door het lid Karabulut, d.d. 27 maart 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1574) en d.d. 2 oktober 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 198).
    Het is derhalve aan de Hoge Commissaris om uitvoering te geven aan opdrachten van de Mensenrechtenraad, ook in het geval Nederland daar niet vóór heeft gestemd.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat de Hoge Commissaris buitengewoon zorgvuldig te werk is gegaan bij het samenstellen en publiceren van de database, zowel methodologisch als in het contact met betrokken bedrijven? Zo neen, waarom niet?

    Het kabinet ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de Hoge Commissaris niet zorgvuldig te werk is gegaan. Het kabinet is niet bekend met de overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan opname van bepaalde bedrijven in de database, of om daar juist van af te zien. Nederland heeft bij de Hoge Commissaris aangedrongen op transparantie en hoor- en wederhoor met de betreffende bedrijven (zie tevens de antwoorden op de Kamervragen van het lid Karabulut, d.d. 16 maart 2018 met kenmerk 2018Z02072). Het rapport van de Hoge Commissaris vermeldt dat de betreffende bedrijven zijn geïnformeerd en de mogelijkheid is geboden om te reageren op de informatie. Dit sluit aan bij de visie van het kabinet dat hoor en wederhoor toegepast moet worden. Nederland heeft – gelet op het Nederlandse standpunt ten aanzien van de database – niet met de Hoge Commissaris gesproken over de totstandkoming van de database, en de inhoudelijke gronden of wijze waarop bedrijven zijn geselecteerd.

  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat het van belang is dat de database periodiek geüpdatet wordt, zodat bedrijven afhankelijk van hun betrokkenheid bij nederzettingen verwijderd of toegevoegd kunnen worden, zoals de VN-Mensenrechtenraad in zijn eerdere besluit over de database heeft voorzien?

    Het kabinet was geen voorstander van de database en acht institutionalisering daarvan niet opportuun.

  • Vraag 7
    Verwelkomt u het wanneer bedrijven hun gedrag en activiteiten zodanig aanpassen, dat zij uit de database verwijderd kunnen worden? Kunt u een toelichting geven in het licht van het «ontmoedigingsbeleid» van het kabinet voor bedrijven en nederzettingen?

    Zie antwoord op vraag 2

  • Vraag 8
    Welke stappen gaat u zetten richting de vier Nederlandse bedrijven in de database, te weten Altice Europe, Booking.com, Tahal Group International en Kardan? Kunt u een toelichting geven in het licht van het ontmoedigingsbeleid?

    Indien Nederlandse bedrijven vragen hebben over het ontmoedigingsbeleid of het Nederlandse beleid omtrent Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), kunnen zij bij de overheid aankloppen en worden zij over dit beleid geïnformeerd. Zie verder ook het antwoord op vraag 2.

  • Vraag 9
    Herinnert u zich uw standpunt dat «de primaire verantwoordelijkheid om bewustzijn van bedrijven over risico’s van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen te vergroten bij de lidstaten ligt»?3 Begrijpt u én waardeert u de inzet van de VN-Mensenrechtenraad ten aanzien van bedrijven, ook in het licht van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights?

    De UN Guiding Principles vereisen niet dat de Raad kiest voor het instrument van een database met bedrijven. De UNGPs (10b) geven aan dat lidstaten multilaterale instituties kunnen aanmoedigen om respect voor mensenrechten door bedrijven onder de aandacht te brengen. Nederland en de EU hebben in 2016 in hun stemverklaring onderstreept dat zij bedrijven oproepen om dit overal ter wereld, inclusief Israël en de bezette Palestijnse Gebieden, toe te passen. Tegelijk onderstreepten Nederland en de EU dat de primaire verantwoordelijkheid voor bewustmaking van bedrijven bij landen zelf ligt. Daarom sprak Nederland samen met de EU de teleurstelling uit dat de Raad koos voor het instellen van een database, in plaats van een meer holistische benadering waarbij de UNGP’s door landen zelf geïmplementeerd worden.
    Onder de UNGP’s heeft de staat de verantwoordelijkheid om mensenrechten te beschermen, en te bevorderen dat bedrijven mensenrechten respecteren. De Nederlandse overheid bevordert de naleving door bedrijven van de UNGP’s en de OESO-richtlijnen op diverse manieren. Zo wordt bij aanvragen voor ondersteuning uit het buitenlandinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken nagegaan in hoeverre bedrijven de IMVO-richtlijnen, zoals de OESO-richtlijnen, in hun bedrijfsvoering toepassen. Ook middels IMVO-convenanten en Maatschappelijk Verantwoord Inkopen door de overheid, levert Nederland daar een bijdrage aan.

  • Vraag 10
    Deelt u de mening dat de database de verantwoordelijkheid van lidstaten niet ondermijnt en juist is bedoeld om lidstaten (en bedrijven) daarin te ondersteunen, door constructieve dialoog te faciliteren en transparantie te bevorderen? Zo neen, waarom niet?

    De lijst is tot stand gekomen op verzoek van de Mensenrechtenraad. Nederland en de EU waren hier geen voorstander van. Dat standpunt is niet gewijzigd.

  • Vraag 11
    Heeft u kennisgenomen van de aanval van de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken Katz op de Hoge Commissaris Bachelet, waarin Katz haar kwalificeert als «partner en instrument» van de Boycot, Desinvesteringen en Sancties (BDS)-beweging?4 Wat is uw reactie daarop?

    Het rapport van de Hoge Commissaris stelt nadrukkelijk dat geen juridische kwalificatie wordt gegeven aan de betrokkenheid van bedrijven bij specifieke activiteiten. De Hoge Commissaris geeft slechts invulling aan het verzoek van de Mensenrechtenraad om feitelijk vast te stellen of bedrijven betrokken zijn bij activiteiten die ten goede komen aan nederzettingen. Het rapport bevat geen oproep tot een boycot, sancties of andere maatregelen.
    Het valt niet uit te sluiten dat anderen deze lijst wel gaan gebruiken voor een dergelijke oproep. Het standpunt van het kabinet over BDS is uw Kamer bekend.

  • Vraag 12
    Kunt u bevestigen dat de database a) geen uiting is van de BDS-beweging, b) niet voorziet in sancties tegen of boycots van bedrijven, c) consistent is met het differentiatiebeleid van de EU, en d) in lijn is met resolutie 2334 van de VN-Veiligheidsraad? Kunt u per punt een toelichting geven?

    Zie antwoord op vraag 11.

  • Vraag 13
    Heeft u kennisgenomen van beschuldigingen van de Israëlische ministers Erdan en Cohen, die de VN en de VN-Mensenrechtenraad wegens het publiceren van de database van antisemitisme hebben beticht?5 Heeft u ook kennisgenomen van de uitspraak van de American Jewish Committee (AJC), dat de database «echo’s oproept van nazi-boycots en zwarte lijsten tegen joden»?6 Deelt u de mening dat deze buitengewoon ernstige beschuldigingen onjuist en onacceptabel zijn? Bent u bereid daar nadrukkelijk afstand van te nemen? Zo neen, waarom niet?

    Het kabinet ziet geen aanleiding om te reageren op de genoemde uitspraken van ministers Katz, Erdan en Cohen, noch op de uitlatingen van de American Jewish Committee.

  • Vraag 14
    Herinnert u zich uw uitspraak dat Nederland in 2016 «geen voorstander van het instellen van de database [was], omdat het een voorbeeld is van de disproportionele aandacht voor Israël in VN-fora»?7 Hoe verhoudt zich dat standpunt tot het feit dat de VN-Veiligheidsraad, het primaire VN-orgaan voor vrede en veiligheid, in de periode 2009–2019 slechts twee resoluties ten aanzien van het Israëlisch-Palestijnse conflict heeft aangenomen, op een totaal van 636?8 Deelt u de mening dat deze cijfers getuigen van vergaande disproportionaliteit in het politieke voordeel van Israël?

    Zoals uw Kamer bekend wordt onder VN-fora niet alleen de Veiligheidsraad verstaan, maar alle VN-fora, inclusief de Algemene Vergadering en de Mensenrechtenraad. In die fora gezamenlijk is disproportioneel veel aandacht voor Israël. De Nederlandse inzet blijft erop gericht om disproportionele aandacht voor Israël binnen de VN tegen te gaan. Dat laat onverlet dat er in het algemeen in VN-verband ruimte moet zijn om gerechtvaardigde kritiek op het optreden van lidstaten te uiten.

  • Vraag 15
    Begrijpt u tegen deze achtergrond de verontwaardiging van de Palestijnse VN-ambassadeur Mansour, zoals tot uiting gebracht in het volgende citaat:« Beweringen dat de VN met een buitensporig aantal resoluties voor Israël een uitzonderingspositie creëert, zijn dus selectief en misleidend, in het slechtste geval bevooroordeeld, omdat dergelijke beweringen de situatie in de Veiligheidsraad negeren, waar het tegendeel waar is en elke poging om de flagrante minachting van Israël voor het internationaal recht, het gezag van de Raad en zijn resoluties, waaronder 2334, te adresseren, [...] wordt geblokkeerd.»9? Zo neen, waarom niet?

    Zie antwoord op vraag 14.

  • Vraag 16
    Herinnert u zich dat de EU, mede namens Nederland, op 17 september 2019 in de VN-Mensenrechtenraad nadrukkelijk heeft verwelkomd dat ten aanzien van Myanmar een VN-database is opgesteld met bedrijven en andere actoren betrokken bij mensenrechtenschendingen in dat land?10 Klopt het dat de VN in 2002–2003 een vergelijkbare database met bedrijven betrokken bij het conflict in Congo heeft gepubliceerd? Zo ja, deelt u de mening dat ook op grond daarvan de database met bedrijven actief in Israëlische nederzettingen geen uitzonderingspositie voor Israël creëert? Zo neen, waarom niet?

    De bedoelde rapporten, respectievelijk van de Independent International Fact Finding Mission on Myanmar aan de Mensenrechtenraad, over economische belangen van het Myanmarese leger, en van een Panel of Experts van de VN-Veiligheidsraad, zijn het kabinet bekend.
    Het aantal rapportages over Israël – er staan 5 rapporten van de Hoge Commissaris op de agenda van de 43e zitting van de Mensenrechtenraad – bevestigt niettemin dat er sprake is van disproportionele aandacht voor Israël.

  • Vraag 17
    Deelt u het standpunt dat het belang van de database aanzienlijk is toegenomen door de sterke groei van nederzettingen in de afgelopen drie jaar en het uitdrukkelijke voornemen van de Israëlische regering om de nederzettingen te annexeren, hetgeen ernstig inbreuk zou maken op het internationaal recht en een levensvatbare twee-statenoplossing permanent onmogelijk zou maken? Kunt u een toelichting geven?

    Zie het antwoord op vraag 4.

  • Vraag 18
    Wilt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden, graag vóórdat de database tijdens de 43e zitting van de VN-Mensenrechtenraad, waar Nederland als lid aan deelneemt, wordt behandeld? Zo neen, waarom niet?

    Ja.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z03103
Volledige titel: Een VN-database met bedrijven actief in Israëlische nederzettingen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-1856
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Kuzu over een VN-database met bedrijven actief in Israëlische nederzettingen