Het bericht dat het kabinet de productie van kolencentrales omlaag wil brengen |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat het kabinet inzet op verlaging van de productie van kolencentrales om aan de Urgenda-opgave te voldoen?1
Het kabinet werkt op dit moment aan een pakket met aanvullende maatregelen om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis. Ook maatregelen rondom de kolencentrales worden hierin meegewogen. Ik zal de Kamer op zeer korte termijn informeren over de resultaten hiervan. Met deze brief zullen ook uw vragen worden beantwoord. Ik kan hier nu niet op vooruitlopen.
Hoeveel CO2-reductie wilt u hiermee behalen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel budget heeft u beschikbaar voor de genoemde productieverlaging?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een schets geven van het traject dat u wilt volgen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de hoeveelheid CO2-reductie op Europees niveau heel beperkt zal zijn, gelet op het Europese emissiehandelssysteem en het waterbedeffect?
Bij een nationale ingreep op de elektriciteitsmarkt rondom de kolencentrales zal er sprake zijn van weglekeffecten omdat een deel van de weggevallen elektriciteitsopwekking in Nederland zal worden overgenomen door productie in onze buurlanden. Dit zal daarmee leiden tot extra CO2-uitstoot aldaar waarmee een deel van de in Nederland behaalde CO2-reductie teniet wordt gedaan. Hoe groot het weglekeffect is, zal afhankelijk zijn van zowel de vormgeving van een nationale ingreep rondom de kolencentrales als de ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt.
Met het waterbedeffect wordt bedoeld dat CO2-reductie op de ene plek ertoe leidt dat ergens anders binnen het ETS-systeem ruimte ontstaat om meer CO2-emissies uit te stoten. In het ETS-systeem is sinds vorig jaar een mechanisme in werking getreden waarmee overtollige emissierechten, onder meer ten gevolge van extra emissiebeperkende nationale maatregelen, stapsgewijs worden weggenomen en vernietigd. Met de invoering van dit mechanisme (de marktstabiliteitsreserve, MSR) en het vernietigen van rechten uit de MSR leiden emissiebeperkende maatregelen, zoals een nationale ingreep rondom de kolencentrales, niet automatisch tot een toename van emissies op EU-niveau.
Dit betekent ook dat vermeden emissies in Nederland, zoals als gevolg van een nationale ingreep rondom kolencentrales, niet automatisch en direct leiden tot meer emissies elders. Met andere woorden, het waterbedeffect zal naar verwachting in de periode tot 2030 slechts een beperkte rol spelen.
Hoeveel CO2-reductie zal naar verwachting gerealiseerd worden vanwege de economische terugval en de enorme beperking van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de coronacrisis?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het investeren van overheidsgeld in de genoemde productieverlaging, gelet op voornoemde beperkte effect op de Europese CO2-reductie, op de verwachte CO2-reductie als gevolg van de coronacrisis en op het feit dat door de crisissituatie veel bedrijven op omvallen staan en steun nodig hebben, opportuun?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid uw inzet op productieverlaging van kolencentrales te heroverwegen?
Zie antwoord vraag 1.
De uitgifte van vouchers door luchtvaartmaatschappijen bij vluchtannuleringen vanwege Covid-19 |
|
Jan Paternotte (D66), Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Consumentenbond wil dat overheid garant staat voor luchtvaartvouchers»?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe de houdbaarheidstermijn van zogenaamde «coronavouchers» met en geldigheid van twaalf maanden voor de luchtvaartsector zich verhouden tot de voucher die de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) en de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) in het leven hebben geroepen met een geldigheid van zes maanden?2
De zogenaamde «coronavouchers» die door de leden van de ANVR worden uitgegeven hebben een geldigheid van minimaal twaalf maanden, waarbij de garantie van de SGR voor 12 maanden geldt. Uitbetaling van de voucherwaarde kan op verzoek van de consument vanaf zes maanden na uitgifte plaatsvinden, maar niet eerder.
In de aanwijzing die ik aan de ILT heb gegeven (Kamerstuk 31 936, nr. 731) om niet handhavend op te treden als passagiers een voucher krijgen in plaats van terugbetaling van hun vliegticket, heb ik als voorwaarde opgenomen dat de vouchers maximaal twaalf maanden geldig mogen zijn. En na het aflopen van de looptijd krijgt een passagier altijd (het resterende deel van) de voucherwaarde terug. De luchtvaartmaatschappij is bovendien verplicht om hiertoe het initiatief te nemen, omdat passagiers hier mogelijk niet aan denken. De overige voorwaarden van de vouchers kunnen verschillen tussen luchtvaartmaatschappijen.
Kunt u toelichten of het mogelijk is voor de consument om, wanneer deze het ticket heeft gekocht met een creditcard, deze betaling te storneren bij uitgifte van een voucher door een luchtvaartmaatschappij?
Deze vraag is lastig generiek te beantwoorden, doordat creditcardmaatschappijen verschillende voorwaarden kunnen stellen. Voor de beantwoording is contact gezocht met ICS, marktleider in de uitgifte van creditcards, en zij gaven het volgende antwoord.
In geval van een geannuleerde vlucht is de luchtvaartmaatschappij het eerste aanspreekpunt voor de creditcardhouder. Die zal een passend alternatief moeten bieden, bijvoorbeeld in de vorm van een voucher of het kosteloos omboeken van de reis. Pas als er geen, of een niet als passend ervaren alternatief wordt gedaan door de luchtvaartmaatschappij, kan de creditcardhouder de betaling via de creditcard betwisten. Momenteel wordt daarbij kaarthouders – vanwege de uitzonderlijk zware omstandigheden voor de bedrijven in kwestie – gevraagd om waar mogelijk toch gebruik te maken van de aangeboden alternatieven.
In de vraagstelling wordt gesproken over storneren. Dit is niet mogelijk met een creditcard, want dat kan alleen bij betalingen met bankpassen. Bij een creditcard kan de betaling betwist worden, wat betekent dat de creditcardmaatschappij onder bepaalde voorwaarden het betaalde bedrag terug kan vorderen van het bedrijf dat de betaling ontving.
Zodra een kaarthouder een betwisting indient, probeert de creditcardmaatschappij het betaalde bedrag voor de kaarthouder terug te vorderen. Ook hier geldt dat de huidige omstandigheden uniek zijn, waardoor dit proces wat langer kan duren dan normaal. Als de creditcardhouder de geboden alternatieve mogelijkheid heeft geaccepteerd, kan geen betwisting worden ingediend. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de voucher gebruikt kan worden en de creditcardhouder op een later tijdstip alsnog zijn vlucht kan maken.
Deelt u de mening dat het uitgeven van een voucher, vooral in deze economisch beweeglijke tijden voor de luchtvaartsector, een risico kan vormen in het kader van consumentenbescherming? Zo ja, kunt u toelichten of u van plan bent stappen te ondernemen om te voorkomen dat de consument door nu een voucher te accepteren, mogelijk een jaar lang het risico loopt dat bij faillissement van de luchtvaartmaatschappij de voucher zijn waarde verliest? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
De luchtvaart wordt hard geraakt door de uitbraak van Covid-19. Door de opgelegde beperkingen aan het internationale personenvervoer en de sterk teruggelopen ticketverkoop, houden luchtvaartmaatschappijen grote delen van hun vloot aan de grond en zijn duizenden vluchten geannuleerd. Passagiers met een los vliegticket hebben in dat geval onder Verordening (EG) Nr. 261/2004, artikel 8, eerste lid, recht op een alternatieve vlucht of restitutie van het betaalde ticket binnen zeven dagen.
Vanwege de crisis zijn luchtvaartmaatschappijen momenteel in zeer beperkte mate in staat om alternatieve vluchten aan te bieden. Verder zijn ze onvoldoende liquide om op korte termijn alle tickets terug te betalen. Het gaat om honderdduizenden terug te betalen tickets. Citi3 schat in dat Air France-KLM ongeveer drie miljard euro aan terug te betalen opbrengsten op de balans heeft staan. Voor Lufthansa en IAG gaat het om een vergelijkbare ordegrootte.
Zoals u weet heb ik als tijdelijke noodmaatregel de ILT opgedragen om niette handhaven wanneer luchtvaartvaartmaatschappijen vouchers uitgeven als alternatief voor terugbetaling binnen zeven dagen (Kamerstuk 31 936, nr. 731). Ik heb deze maatregel genomen ter bescherming van de liquiditeitspositie van luchtvaartmaatschappijen. Terugbetaling van grote aantallen vliegtickets vergroot het risico op een faillissement. Passagiers die tot op dat moment geen terugbetaling ontvingen, staan bij een faillissement met lege handen. Daarnaast zouden duizenden mensen hun baan verliezen.
Tegelijkertijd deel ik de zorg van de leden Schonis en Paternotte, namelijk dat passagiers in het bezit van een voucher gedurende langere tijd het risico lopen dat de luchtvaartmaatschappij failliet gaat. Ik zet mij daarom in Europees verband in voor een garantstelling op de vouchers. Meer hierover in antwoord 7.
Kunt u toelichten op welke wijze de consument zich kan verzekeren tegen faillissement van een luchtvaartmaatschappij nu de verzekeringen tegen zogenaamde‘Airline Insolvency» acuut zijn gestopt?
Via aanbieders van vliegtickets was het (tot voor kort) mogelijk om een verzekering af te sluiten die beschermt tegen het faillissement van een luchtvaartmaatschappij (een zogenaamde vliegticketverzekering). Vliegticketverzekeraars hebben laten weten dat de markt momenteel te risicovol is om vliegticketverzekeringen aan te bieden. Het is hun intentie om weer te beginnen met het aanbieden van deze verzekering zodra duidelijker wordt hoe luchtvaartmaatschappijen er financieel voor staan en het risico beter is in te schatten. Dit zal gemonitord worden door mijn ministerie.
Mede vanwege deze marktontwikkeling wil ik in Europees verband pleiten voor een verkenning naar de mogelijkheid van een garantiefonds. Meer hierover in antwoord 7.
Kunt u toelichten of het mogelijk is voor consumenten om met niet-gebruikte tickets voor vluchten terug naar Nederland, bijvoorbeeld doordat hun aansluitende vluchten zijn geannuleerd of doordat zij terug zijn gekomen via de bijzondere bijstand buitenland, ook gecompenseerd te worden door middel van vouchers?
Verordening (EG) 261/2004 is van toepassing op passagiers die reizen vanaf een luchthaven gelegen in de Europese Unie, of met een Europese luchtvaartmaatschappij wanneer de vertrekluchthaven buiten de Europese Unie ligt. Het recht op terugbetaling geldt alleen bij vluchtannulering door de luchtvaartmaatschappij en is ook van toepassing in het geval van aansluitende vluchten, wanneer omboeking naar de eindbestemming niet mogelijk is, op het gedeelte van de reis dat niet is gemaakt. Gelet op de huidige omstandigheden zal een luchtvaartmaatschappij in een dergelijke situatie waarschijnlijk overgaan tot de uitgifte van een voucher.
Als een passagier zelf annuleert, bijvoorbeeld doordat hij via repatriëring al terug in Nederland is, dan geldt Verordening (EG) 261/2004 niet en zijn de annuleringsvoorwaarden van de luchtvaartmaatschappij van toepassing.
Deelt u de mening dat het in de toekomst belangrijk is dat consumenten beter beschermd worden bij dergelijke rampen? Zo ja, kunt u toelichten welke mogelijkheden u ziet om deze bescherming te verbeteren? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Het antwoord op deze vraag is tweeledig. Ten eerste gaat het om de bescherming van consumenten in bezit van een voucher. Ten tweede gaat het om de bescherming van consumenten die tickets willen gaan kopen voor een toekomstige reis.
Zoals aangegeven bij antwoord 8 doe ik een beroep op mensen om de vouchers die luchtvaartmaatschappijen uitgeven te accepteren. Maar, dat betekent dat zij gedurende langere tijd het risico lopen dat de betreffende luchtvaartmaatschappij failliet gaat en daarmee de voucher zijn waarde verliest.
Dit is een punt van zorg. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa waar maatschappijen zijn overgegaan op de uitgifte van vouchers. Nederlanders zijn daardoor in bezit van vouchers uitgegeven door buitenlandse maatschappijen voor vluchten vanaf buitenlandse luchthavens. Ik maak mij daarom in Europees verband hard voor een garantstelling op de vouchers, waarmee bezitters van vouchers zijn beschermd tegen een faillissement van de luchtvaartmaatschappij die de voucher heeft uitgegeven.
Daarnaast dring ik er bij de luchtvaartsector op aan om de vouchers zo aantrekkelijk mogelijk te maken, bijvoorbeeld door de flexibiliteit te verhogen en vouchers overdraagbaar te maken. Ook moeten zij consumenten adequaat en volledig informeren over de vouchers. Ik vind dat zij hun verantwoordelijkheid moeten nemen richting hun passagiers van wie zij momenteel veel vragen.
Ook de toekomstige bescherming van passagiers is van belang. Niet alleen voor henzelf, maar ook voor het herstel van de luchtvaartsector na de crisis. Het is niet ondenkbaar dat mensen nu huiverig zijn om vliegtickets te kopen. Het vertrouwen van mensen kan worden versterkt door hen meer bescherming te bieden.
Op dit punt ligt mijn inzet eveneens in Europa, waar ik wil pleiten voor een verkenning van de mogelijkheid om een Europees garantiefonds vliegtickets4 op te zetten. Zo’n fonds kan bijvoorbeeld structureel gefinancierd worden door een opslag op de ticketprijs, en gedupeerde passagiers kunnen hierdoor financieel worden gecompenseerd bij een faillissement van de luchtvaartmaatschappij waarbij ze hadden geboekt. Ik zie mogelijkheden om dit voorstel te combineren met een garantstelling op de vouchers.
Kunt u toelichten of het mogelijk is voor de consument om via het Europees recht op terugbetaling hun geld terug te krijgen bij het annuleren van de vlucht?
Mensen hebben het recht op terugbetaling als de maatschappij een vlucht annuleert en geen vervangende vlucht aanbiedt (op basis van Verordening (EG) 261/2004, artikel 8, eerste lid). Vanwege de uitzonderlijke situatie doe ik een beroep op passagiers om, als het financieel kan, de vouchers die luchtvaartmaatschappijen aanbieden als alternatief te accepteren. Daarmee helpen passagiers voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen in financiële problemen komen en kunnen zij zelf op een later moment de geplande reis alsnog maken.
Het gebruik van vouchers is tijdelijk toegestaan (zie antwoord 4) om te voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen omvallen en passagiers dan hun geld kwijt zijn. Voorop staat daarbij dat luchtvaartmaatschappijen dit in hun contacten met de passagiers zorgvuldig regelen. Dit betekent dat de waarde van de voucher minimaal het door de consument betaalde bedrag moet hebben, inclusief betalingen voor bv. bagage of beenruimte. We zullen dit naar aanleiding van de signalen van consumentenorganisaties opnieuw onder de aandacht brengen bij de luchtvaartmaatschappijen, en de ILT neemt dit op in de beleidsregel die binnenkort verschijnt5. Ik dring er bij de luchtvaartmaatschappijen ook op aan om te kijken naar mogelijkheden om vouchers aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door overdraagbaarheid aan andere personen te faciliteren.
Als een passagier toch vasthoudt aan terugbetaling van het ticketbedrag en de luchtvaartmaatschappij weigert dit, dan is er de mogelijkheid voor de passagier om (eventueel met hulp van een claimbureau) een rechtszaak te starten, zoals dit ook al vóór de coronacrisis het geval was.
Is het beleid om de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) te laten afzien van toezicht op deze terugbetaling afgestemd met Europa?
Nee, maar ik heb eurocommissaris van Transport Vălean er persoonlijk over geïnformeerd, en daarnaast heb ik het mondeling toegelicht aan collega-transportministers.
Heeft het afwijken van Europese wet- en regelgeving nog andere implicaties?
Er is veel steun bij lidstaten voor het gedogen van vouchers, omdat men de ernst van de situatie in de luchtvaartsector inziet. Samen met andere landen pleit ik voor tijdelijke aanpassing van Verordening (EG) 261/2004 (zie Kamerstuk 31 936, nr. 731), en zet ik mij in voor garantstelling op de vouchers en een verkenning naar de mogelijkheid van een garantiefonds.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat een terrorist in Oman is opgehaald en naar Nederland is gebracht |
|
Theo Hiddema (FVD), Thierry Baudet (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Somaliëganger (38) opgepakt op Schiphol»?1
Ja.
Wanneer bent u erover geïnformeerd dat de 38-jarige man is afgereisd naar Somalië om zich aan te sluiten bij een of meerdere islamitische terreurorganisaties en deel te nemen aan de gewapende jihad?
In verband met de lopend strafzaak naar deze persoon kan ik niet ingaan op de details van deze specifieke casus.
Wanneer en op welke welke wijze heeft deze terrorist ooit de Nederlandse nationaliteit verkregen? Had hij naast de Nederlandse, nog een of meerdere andere nationaliteiten?
In verband met de lopend strafzaak naar deze persoon kan ik niet ingaan op de details van deze specifieke casus.
Van welke terroristische misdrijven wordt de man precies verdacht? Hoe bent u achter deze informatie gekomen?
Zoals gepubliceerd in het persbericht van het Openbaar Ministerie2 wordt de man verdacht van deelneming aan een terroristische organisatie. Hij zou in 2010 zijn uitgereisd naar Somalië om vermoedelijk deel te nemen aan de gewapende strijd van een of meer terroristische organisaties, zoals Al-Shabaab of Al Qaida. Het strafrechtelijk onderzoek is op dit moment gaande.
Wanneer, waarom en door wie is besloten om hem op zijn verzoek in Oman op te halen en naar Nederland te brengen?
Voor iedere Nederlandse uitreiziger is het beleid dat als een persoon zich meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging er (consulaire) bijstand verleend wordt volgens de reguliere kaders gericht op een gecontroleerde terugkeer naar Nederland met het oog op vervolging en berechting. Daarbij worden ook de autoriteiten van het land in kwestie geïnformeerd, om lokale rechtspleging niet in de weg te staan. Bij terugkomst in Nederland worden zij aangehouden op grond van verdenking van een terroristisch misdrijf. Veroordeelden voor en verdachten van een terroristisch misdrijf worden op één van de speciale terroristenafdelingen (TA’s) geplaatst.
Houdt u er rekening mee dat het niet lukt om voldoende wettig bewijsmateriaal te verzamelen van de terroristische misdrijven die hij duizenden kilometers verderop heeft gepleegd?
Elke onderkende terugkeerder wordt bij terugkeer op Schiphol aangehouden. Het Openbaar Ministerie zal, indien het opportuniteitsbeginsel dit toelaat, een verdachte vervolgen voor deelname aan een terroristische organisatie. Buiten het strafrechtelijke kader zijn ook bestuursrechtelijke interventies mogelijk, bijvoorbeeld vanuit de tijdelijke wet bestuursmaatregelen terrorisme.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze man geen gevaar voor de Nederlandse bevolking vormt wanneer hij op vrije voeten wordt gesteld?
Om de risico’s die van jihadisten uit gaan te verminderen worden door alle relevante partners (internationaal, nationaal en lokaal) de beschikbare middelen ingezet. Tevens worden terugkeerders in een lokaal multidisciplinair casusoverleg besproken met het doel passende maatregelen te treffen. Op basis van een risico-inschatting wordt per geval bepaald welke maatregelen worden getroffen. Terugkeerders zijn onder andere onderwerp van strafrechtelijk onderzoek en kunnen onderwerp zijn van inlichtingenmatig onderzoek. Politie en AIVD maken bij onderkende terugkeerders een inschatting van de dreiging, houden hen daar waar mogelijk en noodzakelijk scherp in beeld en zijn alert. Na een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf kan bij een tweede nationaliteit ook het Nederlanderschap worden ingetrokken.
Heeft u onderzocht wat de mogelijkheden zijn om zijn Nederlandse nationaliteit af te pakken en hem als ongewenst vreemdeling te laten verklaren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten van dat onderzoek?
Zonder in te gaan op de details van deze casus is het algemeen beleid dat indien iemand is teruggekeerd naar Nederland en indien er sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 14, tweede lid aanhef en onder b, Rijkswet op het Nederlanderschap vindt een beoordeling plaats of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken. Voorwaarde hiervoor is onder andere dat de persoon een tweede nationaliteit heeft, zodat betrokkene na intrekking van het Nederlanderschap niet stateloos wordt. Na intrekking van het Nederlanderschap wordt onder regie van de Dienst Terugkeer en Vertrek ingezet op vertrek naar het land van de tweede nationaliteit.
Hoeveel mensen zijn er naar schatting in totaal afgereisd vanuit Nederland naar Somalië om zich aan te melden bij een terroristische organisatie? Hoeveel van hen zijn teruggekeerd, hoeveel zijn omgekomen en hoeveel zijn nog in het buitenland?
Er zijn slechts enkele personen vanuit Nederland uitgereisd naar Somalië om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie, zoals Al-Shabaab of Al Qaida.
De sluiting locaties Hoenderloo en Deelen van jeugdzorgaanbieder Puryn |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wilt u erkennen dat het doel van de motie-Hijink c.s. van 23 januari 2020 over maximale inzet op een doorstart voor De Hoenderloo Groep nooit een serieuze kans heeft gemaakt?1
Conform de motie Hijink cs2 heb ik mij, samen met gemeenten en instelling, maximaal ingespannen om met de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» te verkennen of een doorstart van de Hoenderloo Groep mogelijk is. Zoals ik toelichtte in mijn brief van 20 februari 2020 heb ik de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» samen met alle stakeholders bijeengeroepen voor een overleg over het plan «Klein Hoenderloo». Dit plan is serieus beoordeeld door alle stakeholders (gemeenten, Pluryn, Jeugdautoriteit, de IGJ, de Inspectie van het Onderwijs en het Ministerie van OCW), ieder vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid. Na twee rondes van verhelderende vragen bleek dat het plan door alle betrokkenen werd beoordeeld als onvoldoende zekerheid gevend. De plannen waren beperkt uitgewerkt op de punten continuïteit en kwaliteit van zorg en er werd uitgegaan van een faillissement van de Hoenderloo Groep. Daarnaast hebben vooral gemeenten aangegeven de ambitie te hebben dat ook als jongeren uit huis geplaatst moeten worden, ze deze zorg zoveel mogelijk in kleinschalige, meer gezinsgerichte woonvormen willen organiseren.
Ik heb Pluryn verzocht serieus na te denken over alternatieve doorstartmogelijkheden en deze met spoed uit te werken. Vier mogelijkheden zijn onderzocht. Geen van de alternatieven bood een praktisch haalbare optie die zou leiden tot verbeterde kwaliteit van zorg, aansluitend op de zorgvraag en tegen verantwoorde kosten. Daarentegen bleek een doorstart van de zorg van de Hoenderloo Groep op andere locaties wél mogelijk. Tot heb ik KPMG zowel het plan «Klein Hoenderloo» als de vier doorstart ideeën van Pluryn onafhankelijk laten toetsen.
Wat is uw oordeel over de inspectierapportages over de locaties Hoenderloo en Deelen, waarin wordt gesproken over onder andere een gebrek aan kwaliteit en continuïteit en een gebrek aan personeel door ziekteverzuim?2
De IGJ heeft Pluryn na een inspectieonderzoek eind 2018 om verbeteringen gevraagd. Pluryn heeft vervolgens zelf geconstateerd dat het nog onvoldoende is gelukt om verbeteringen te realiseren. Dit in combinatie met de financiële problematiek van de organisatie waardoor middelen om de zorg te verbeteren ook niet beschikbaar zijn, heeft Pluryn doen besluiten de locaties te sluiten. De IGJ geeft aan te begrijpen dat het bestuur van Pluryn genoodzaakt is ingrijpende maatregelen te treffen. Daarom vindt de IGJ de keuze voor sluiting van deze locaties navolgbaar. Ik sluit mij hier bij aan.
Hoe beoordeelt u de oorzaak van de problemen, die volgens het rapport voortkomen uit slecht management en bestuur, te zien in de top-down benadering, gebrek aan verbinding met de werkvloer en gebrek aan begeleiding van werknemers?
De IGJ heeft sinds 2016 meermaals toezicht uitgevoerd bij de Hoenderloo Groep en verbetermaatregelen gevraagd4. In haar laatste rapport geeft de IGJ geeft aan zich zorgen te maken over het ziekteverzuim, de lage mate van ervaren vertrouwen van medewerkers in het bestuur van de organisatie en het ontbreken van een gevoel van veiligheid binnen de organisatie. De IGJ verwacht dat het bestuur van Pluryn haar medewerkers zo goed mogelijk ondersteunt om nu en in de komende periode de kwaliteit en veiligheid van de hulp aan jeugdigen te borgen. Ik sluit mij hier bij aan.
Bent u van mening dat het sluiten van deze twee locaties ertoe zal leiden dat de bredere problemen binnen Pluryn worden opgelost? Hoe reëel schat u de mogelijkheid dat Pluryn in de toekomst problemen blijft ervaren en dat daaruit verdere sluitingen zullen voortvloeien?
Zoals bekend is Pluryn’s financiële situatie al enige tijd precair. Pluryn zal samen met haar stakeholders, zoals gemeenten en zorgkantoren, moeten komen tot een gedragen inzet voor de richting en benodigde maatregelen tot herstel. Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke ben ik hierbij betrokken, altijd met het oog op de borging van de continuïteit van zorg. De afgelopen maanden is Pluryn in gesprek met haar stakeholders over het meerjarenherstelplan voor de periode 2020–2021. De sluiting van de Hoenderloo Groep is onderdeel hiervan. Vanwege het belang van zorgcontinuïteit gaat de Jeugdautoriteit een monitoringsrol vervullen.
Erkent u dat er stevige beloften zijn gedaan tijdens het debat van 23 januari 2020 over het het herplaatsen van gedupeerde jongeren? Hoe rijmt u dit met de conclusie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat Pluryn zorgvuldiger moet omgaan met de begeleiding van jongeren naar een vervolgopleiding en dat hun wensen onvoldoende worden meegewogen? Bent u van mening dat hiermee deze belofte voldoende wordt waargemaakt?
In het debat heb ik aangegeven dat geen kind tussen wal en schip mag vallen en er voor elke jongere een passende vervolgplek moet worden gezocht. Ook heb ik gezegd dat ik Pluryn aan deze verantwoordelijkheid zal houden. Daar ziet de IGJ namens mij op toe.
De IGJ heeft in haar voortgangsbericht inderdaad verbeterpunten over de werkwijze van Pluryn geconstateerd. De IGJ verwacht dat Pluryn haar werkwijze voor de komende periode op deze punten aanpast en verbetermaatregelen treft
De IGJ verwacht dat Pluryn een werkwijze gaat hanteren waarbij ook expliciet de wensen en behoefte van jeugdigen worden betrokken bij het bepalen van een vervolgplek.
De IGJ ontvangt tweewekelijks van Pluryn de stand van zaken en een overzicht van de aanwezige cliënten en hun perspectief. Vierwekelijks ontvangt de IGJ een uitgebreidere voortgangsrapportage en onderliggende bijlagen waarin Pluryn de afbouw en aanwezige risico’s en getroffen maatregelen beschrijft. De IGJ brengt in de komende periode maandelijkse voortgangsbezoeken aan beide locaties om te beoordelen of Pluryn voldoende verbetermaatregelen treft en zal indien verbetering uitblijft ingrijpen. Afhankelijk van de ontwikkelingen met het Coronavirus vormt de IGJ zich ook op alternatieve wijzen een eigen beeld van de situatie. Ik ga er hiermee vanuit dat voor ieder kind een passend vervolg komt.
Kunt u aangeven welke toekomstplannen Pluryn momenteel verkent voor de locaties? Bent u van mening dat Pluryn zich hierin gedraagt als een organisatie die het publiek belang dient?
Pluryn is voornemens het vastgoed van de Hoenderloo Groep te verkopen. Pluryn is een stichting. Dat betekent dat de opbrengst uit (bijvoorbeeld) verkoop van vastgoed in beginsel zal worden aangewend voor activiteiten die bijdragen aan de doelomschrijving van de stichting (dus voor zorgactiviteiten), en de organisatie niet zomaar kan verlaten. Pluryn heeft in haar meerjarenherstelplan omschreven dat de opbrengst van de verkoop van de Hoenderloo Groep wordt geïnvesteerd in onder meer de opbouw van extra plekken op andere locaties.
Kunt u een overzicht geven van het aantal jongeren dat momenteel een passende vervolgplek heeft gekregen?
Begin april heeft Pluryn alle jongeren die naar verwachting niet voor de sluitingsdatum in augustus uitstromen een, volgens hen, passend aanbod gedaan voor een plek. Een deel van deze plekken is buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden met alle jongeren, ouders/voogden en (waar gewenst) gemeenten.
Welke concrete stappen gaat u nemen om te verzekeren dat passende plekken worden gevonden voor de jongeren die nog geen nieuwe plek hebben gekregen nu blijkt dat Pluryn hier vooralsnog in tekort schiet?
Zoals gemeld bij antwoord 7 hebben alle jongeren voor wie een vervolgplek moet worden gevonden inmiddels een aanbod gehad, binnen of buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden met alle jongeren, ouders/voogden en (waar gewenst) gemeenten.
Wekelijks is er overleg over de voortgang tussen betrokken gemeenten, de jeugdbescherming, het ministerie en Pluryn. Ook de IGJ houdt toezicht. De IGJ volgt de overdracht en continuïteit van zorg ook op de voet en heeft in haar laatste voortgangsbericht verbeterpunten over de werkwijze van Pluryn geconstateerd. De IGJ heeft niet geconcludeerd dat Pluryn tekort schiet in het vinden van een passende plek. De IGJ brengt in de komende periode maandelijkse voortgangsbezoeken aan beide locaties om te beoordelen of Pluryn voldoende verbetermaatregelen treft en zal indien verbetering uitblijft, en Pluryn te kort schiet, ingrijpen.
De gevolgen van de coronacrisis voor keuringen bij de RDW en het CBR |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u schetsen wat de gevolgen van de coronacrisis zijn voor de Algemene Periodieke Keuring (APK)? Kunt u aangeven van hoeveel uitval van personeel er sprake is in de garages? Kunnen er nog voldoende steekproeven gehouden worden door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW)?
Zoals ook gemeld in mijn brief van 15 april jl. over de maatregelen in relatie tot COVID-191, loopt de APK-dienstverlening door. Er worden op dit moment dagelijks gemiddeld ongeveer 32.500 APK’s bij lichte voertuigen (APK-2) uitgevoerd. Dat is 3,1 procent meer dan vorig jaar rond deze tijd. De erkende garagebedrijven volgen de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en hebben diverse maatregelen genomen om auto’s te kunnen blijven keuren, zoals het halen en brengen van auto’s. De steekproeven op de APK door de Dienst Wegverkeer (RDW) gaan door en ook de medewerkers van de RDW volgen daarbij de richtlijnen van het RIVM. Het aantal uitgevoerde APK’s geeft derhalve geen aanleiding om te vermoeden dat er in de sector sprake is van een problematisch hogere uitval van het personeel in garages.
Kunt u aangeven of mensen die werkzaam zijn in vitale beroepen of mensen die vastzitten in het buitenland contact kunnen opnemen met de RDW als zij niet in de gelegenheid zijn om hun auto te laten keuren of de auto tijdelijk niet kunnen laten keuren vanwege de beperkte dienstverlening? Zo ja, welke oplossingen bestaan er voor deze gevallen?
Aangezien APK-keuringen nog steeds worden uitgevoerd door de erkende garagebedrijven, worden mensen in eerste instantie gevraagd om te kijken of ze samen met hun garage tot een oplossing kunnen komen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een haal- en brengservice. Mensen werkzaam in de zorg of in een ander vitaal beroep en mensen die door maatregelen ten behoeve van de bestrijding van COVID-19 vastzitten in het buitenland (met of zonder voertuig), en die echt geen gelegenheid hebben om de APK te kunnen laten uitvoeren, kunnen contact opnemen met de RDW. Er wordt dan geprobeerd om in overleg tot een goede oplossing te komen.
Erkent u dat het voor sommige mensen nu lastiger is om aan de APK te voldoen omdat of hun garage minder plek heeft voor het keuren of zij zelf niet in de gelegenheid zijn naar de afspraak te rijden omdat ze griepachtige klachten hebben en zich willen houden aan de isolatieregelingen die nu gelden in verband met corona?
Ja, de RDW ontvangt hierover ook vragen van bezorgde burgers die hun APK niet kunnen laten uitvoeren omdat zij niet naar hun garage kunnen of durven. Zoals gemeld in mijn brief van 15 april jl.2, heeft de RDW om hieraan tegemoet te komen in overleg met het Openbaar Ministerie (OM) de registervergelijking tijdelijk opgeschort op de APK-plicht bij lichte voertuigen (APK-2). Het grootste gedeelte van de APK’s kan op deze manier blijven doorlopen en tegelijk biedt dit coulance aan mensen die bijvoorbeeld in quarantaine zitten. Zodra mensen daartoe weer in staat zijn en de APK-datum is verstreken, is het noodzakelijk eerst de auto te laten keuren voordat er weer mee gereden wordt.
Kunt u aangeven of tijdens de coronacrisis met een APK-plichtig voertuig mag worden gereden als de APK is verlopen? Zo nee, ziet u mogelijkheden om problemen die hierdoor ontstaan tijdelijk op te lossen? Hoe kijkt u aan tegen een tijdelijke verlenging van de keuringsdatum met bijvoorbeeld twee maanden als mensen aangeven door de punten uit vraag 2 en 3 niet tijdig te kunnen keuren?
Nee, vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid mag een voertuig met een verlopen APK nog steeds niet deelnemen aan het verkeer. Ook voor de verzekering blijft het hebben van een geldige APK onverminderd gelden als eis voor voertuigen die zich op de weg bevinden. De enige rit die mensen zonder APK mogen maken, is de rit naar de garage voor het uit laten voeren van de APK. In de antwoorden op vraag 2 en 3 staat beschreven op welke wijze de problemen worden opgelost waar sommige mensen mee worden geconfronteerd.
Kunt u aangeven wat het precies inhoud dat keuringsstations vanwege de coronacrisis slechts beperkte diensten aanbieden? Wat houden deze beperkte diensten in en wat zijn hiervan precies de gevolgen?
De RDW heeft in reactie op de landelijke maatregelen ter bestrijding van COVID-19 de eigen dienstverlening op de RDW keuringsstations beperkt tot cruciale keuringen. Deze keuringen vinden gecentraliseerd plaats op negen RDW keuringsstations. De andere zeven RDW keuringsstations zijn gesloten. Dit was noodzakelijk om de veiligheid van de medewerkers zoveel mogelijk te garanderen naar aanleiding van de landelijke maatregelen.
De keuringen die als cruciaal zijn aangemerkt, zijn de:
Als gevolg hiervan zijn de administratieve diensten met betrekking tot export en overschrijven bij de keuringsstations tot nader order opgeschort. Hiervoor kan men nog wel terecht bij de door de RDW-erkende bedrijven en bij de balies van de RDW in Veendam en Zoetermeer. Verder waren ook de toelatingskeuringen van importvoertuigen door de RDW tijdelijk stilgezet. Zie voor de huidige stand van zaken het antwoord op de vragen 7, 8 en 9.
Kunt u aangeven in welke mate de RDW op dit moment voertuigen keurt, zodat bedrijven voertuigen zoveel mogelijk tijdig kunnen afleveren?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat het op dit moment niet mogelijk is om geïmporteerde auto’s te keuren waardoor, wanneer autobedrijven afhankelijk zijn van geïmporteerde auto’s, ze geen auto ‘s meer kunnen afleveren?
Nadat zeker was gesteld dat de cruciale keuringen gegarandeerd konden worden, heeft de RDW een tijdelijke werkwijze ontwikkeld voor het inschrijven van personenauto’s die geïmporteerd zijn uit andere lidstaten. Hierbij kunnen RDW-erkende bedrijven in plaats van een fysieke controle, op afstand door middel van foto-identificatie voertuigen aanbieden voor beoordeling door de RDW. In voorkomende gevallen voert de RDW wel een fysieke steekproef uit. De prioriteit lag op verzoek van de branche de eerste twee weken bij bedrijven die hun personenauto’s al verkocht hadden. Na een korte test is de aangepaste importprocedure op maandag 30 maart jl. van start gegaan. Deze tijdelijke noodprocedure werkt goed en is per 10 april jl. uitgebreid naar alle personenauto’s, lichte bedrijfsauto’s en twee- en driewielers (zoals motorfietsen en bromfietsen) die zijn geïmporteerd. De aangepaste procedure is in deze vorm uitsluitend bedoeld als tijdelijke noodoplossing. Naar verwachting kunnen vanaf eind april weer schadekeuringen en inschrijvingen van geïmporteerde zware bedrijfsauto’s worden uitgevoerd.
Per 1 april jl. zijn de tenaamstellingen voor natuurlijke personen die alleen beschikken over buitenlandse legitimatiedocumenten weer gestart op de negen RDW-keuringsstations. Deze mensen kunnen normaal gesproken alleen aan de balie in Zoetermeer of Veendam terecht, waardoor zij onevenredig veel zouden moeten reizen, hetgeen in het licht van de COVID-19 maatregelen onwenselijk is. Op de keuringsstations worden hierbij de RIVM-richtlijnen gevolgd.
Het is de ambitie van de RDW om, met inachtneming van de huidige maatregelen en richtlijnen voor de bestrijding van COVID-19, de komende periode verder op te schalen tot de volledige dienstverlening zo goed als mogelijk weer op orde is.
Kunt u aangeven op welke wijze kan worden voorkomen dat voorraden van geïmporteerde auto's onverkoopbaar worden en afnameverplichtingen zoveel mogelijk kunnen worden nakomen met leveranciers, zodat verkochte auto’s kunnen worden afgeleverd?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven of RDW keuringen op afstand of uitgestelde keuring mogelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van de coronacrisis voor het tijdig kunnen verlengen van het rijbewijs bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)? Hoe kan zoveel mogelijk worden voorkomen dat de problemen die er al waren hierdoor worden vergroot?
Bestuurders die geen gezondheidsverklaring bij het CBR hoeven in te dienen, kunnen hun rijbewijs gewoon verlengen bij de gemeente. Echter, dit is niet altijd mogelijk voor mensen die ziekteverschijnselen hebben of die in een huis wonen met iemand die ziekteverschijnselen heeft. Ook wil men liever niet naar het gemeentehuis om de kans op besmetting met COVID-19 zo klein mogelijk te houden. Bestuurders die een gezondheidsverklaring bij het CBR moeten indienen, en verder geen keuringsverslag of medische rapportages hoeven aan te leveren, worden eveneens door het CBR geholpen. Bestuurders die wel een medische keuring nodig hebben, konden bij het ingaan van de maatregelen in relatie tot COVID-19 niet bij een arts terecht, omdat de keuringen niet vallen binnen het kader van een «medische behandeling». Hierdoor is het rijbewijs van een deel van deze mensen reeds verlopen of zal binnenkort verlopen. De artsenfederatie KNMG heeft onlangs aangegeven dat keuringen in het kader van het rijbewijs wel doorgang kunnen vinden als deze met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM worden afgenomen. Of artsen nu ook meer gaan keuren is niet te voorspellen. Om bovenstaande redenen is een tijdelijke coulance momenteel van kracht voor alle rijbewijshouders wier rijbewijs verloopt in de periode 16 maart 2020 tot en met 1 juni 2020. Zij kunnen blijven doorrijden in Nederland met hun verlopen rijbewijs tot 1 juni. Deze coulance is niet van toepassing op rijbewijzen met een geldigheidsduur van 1 of 3 jaar in verband met het te grote risico voor de verkeersveiligheid.
Het CBR onderhoudt intensief contact met de verschillende artsen- en specialistenorganisaties en geeft hen, binnen de wettelijke mogelijkheden en COVID-19 richtlijnen, informatie om de keuringen zoveel mogelijk op te pakken.
Kunt u hierbij specifiek aangeven wat de gevolgen van de coronacrisis zijn voor de keuring van keuringsartsen bij het CBR of keuringen door eigen medische specialist? Klopt het dat veel artsen op dit moment niet keuren, zo ja welke (tijdelijke) oplossing ziet u hiervoor, zodat mensen zoveel mogelijk op tijd de (verlenging) van hun rijbewijs kunnen krijgen?
Bij het ingaan van de maatregelen in relatie tot COVID-19 konden rijbewijshouders die gekeurd moeten worden niet bij een arts terecht, omdat de keuringen niet vallen binnen het kader van een «medische behandeling». Hierdoor is het rijbewijs van een deel van deze mensen reeds verlopen of zal binnenkort verlopen. De artsenfederatie KNMG heeft onlangs aangegeven dat keuringen in het kader van het rijbewijs wel doorgang kunnen vinden als deze met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM worden afgenomen. Of artsen nu ook meer gaan keuren is niet te voorspellen. In overleg met de Minister van Justitie en Veiligheid en het Verbond van Verzekeraars is momenteel een tijdelijke coulanceregeling van kracht geworden waardoor mensen wier rijbewijs verloopt tussen 16 maart en 1 juni met een verlopen rijbewijs kunnen doorrijden in Nederland tot 1 juni a.s. Deze coulance is niet van toepassing op rijbewijzen met een geldigheidsduur van 1 of 3 jaar in verband met het te grote risico voor de verkeersveiligheid. Omdat de verwachting is dat dit probleem op 1 juni nog niet voorbij zal zijn, wordt voor de langere termijn gewerkt aan een alternatieve oplossing. Gedacht wordt onder andere aan een nood-AMvB waarbij rijbewijzen voor een nog nader te bepalen periode administratief verlengd worden. Ook wordt gepolst bij de Europese Commissie of verlenging van het rijbewijs met een Europese verordening geregeld zou kunnen worden. En tot slot zal het CBR in de opstartscenario’s de medische keuringen meenemen.
De coronacrisis en bewonersinitiatieven |
|
Harry van der Molen (CDA), Nevin Özütok (GL), Stieneke van der Graaf (CU) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Financieel zwaar weer voor bewonersinitiatieven: tijd voor actie» en het onderliggend onderzoek van MAEX?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat initiatieven juist ook in deze tijd van grote waarde zijn, maar dat zij tegelijkertijd te maken hebben met een inkomstenverlies van gemiddeld 70%?
Ja, maatschappelijke initiatieven zijn (juist ook in deze tijd) van grote waarde voor de samenleving. Dat blijkt onder meer uit de grote betrokkenheid en inzet van mensen binnen de sociale structuren in buurten en wijken. Zij zetten zich geheel belangeloos in voor de medemens. Ik heb daar grote bewondering voor. Daarom zet dit kabinet ook in op het vergroten en versterken van de invloed van bewoners op de eigen woon- en leefomgeving, onder meer via het uitdaagrecht. Bewoners weten vaak als geen ander wat nodig is in hun buurt. De Coronacrisis heeft – net zoals op andere terreinen – impact op de initiatieven vanuit de samenleving. In het door u genoemde onderzoek wordt daarbij een gemiddeld inkomstenverlies van 68 procent onder 244 respondenten gemeld, waarbij maatschappelijke initiatiefnemers en sociaal ondernemers onder één noemer zijn gebracht.
Kunnen niet-commerciële organisaties ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning?
Niet-commerciële instellingen kunnen ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning. Dat geldt echter niet voor alle maatregelen uit het ondersteuningspakket. Een dergelijke instelling moet dan kwalificeren als een onderneming, en dat is «iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent». Een economische activiteit is iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden. Als er geen sprake van een onderneming is, zoals mogelijk bij buurtinitiatieven, dan staan de regelingen dus niet ter beschikking.
Bent u bereid om het initiatief te nemen om met gemeenten en relevante partijen, waaronder wellicht landelijke fondsen die bewonersinitiatieven ondersteunen zoals het Oranjefonds en anderen, te bezien hoe tot een gezamenlijke inzet kan worden gekomen om noodlijdende bewonersinitiatieven, waarvan de activiteiten tijdelijk niet (of nauwelijks) kunnen doorgaan en voor wie het opbrengen van vaste lasten een probleem is, de komende maanden te ondersteunen?
Ik wil een beroep doen op gemeenten om oog te hebben voor de maatschappelijke initiatieven binnen hun gemeenschap, zeker als deze maatschappelijke initiatieven door de coronacrisis in hun voortbestaan worden bedreigd. Op mijn beurt ben ik bereid om samen met betrokken gemeenten te kijken naar maatwerkmogelijkheden om specifieke lokale knelpunten het hoofd te bieden. Naast het kabinetsbrede ondersteuningspakket en de ondersteuning via het meerjarige samenwerkingsprogramma Democratie in Actie zie ik vooralsnog geen aanleiding om op dit moment extra initiatief te nemen voor een algemene ondersteuningsmaatregel.
Bent u bereid via het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties praktische ondersteuning te bieden aan het spontaan ontstane noodfonds dat wordt getrokken door MAEX, de Maatschappelijke Alliantie, en dat wordt gesteund door LSA bewoners, de Landelijke Vereniging Voor Kleine Kernen en anderen?
Vooropgesteld wil ik mijn waardering uitspreken voor de snelle inventarisatie van het vraagstuk en de uitwerking van de initiatiefnemers om uitkomst te bieden aan de noodlijdende maatschappelijke initiatieven en sociale ondernemers. Ik ben bereid, zoals hierboven al gemeld, om praktische ondersteuning te bieden bij lokale knelpunten in specifieke gemeenten. Daarover ga ik graag het gesprek aan.
Ziet u mogelijkheden om met of via het programma Lokale Democratie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij te dragen aan het verkleinen of oplossen van de acute problemen die zich voordoen bij bewonersinitiatieven en/of gemeenten? Welke mogelijkheden ziet u in het programma om middelen, die nog niet juridisch verplicht zijn, in te zetten voor de bewonersinitiatieven?
Het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie richt zich primair op de ondersteuning van decentrale overheden. Zoals ik al eerder opmerkte hecht ik veel waarde aan maatschappelijk initiatief en betrokkenheid van bewoners. Het versterken van bewonersbetrokkenheid bij de lokale democratie en daarmee ook maatschappelijke initiatieven maakt nadrukkelijk deel uit van dat programma. Om die reden investeer ik ook jaarlijks via uitvoeringspartners als het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners en de Landelijke Vereniging Kleine Kernen in een ondersteuningsprogramma ten behoeve van maatschappelijke initiatieven. Ook de komende jaren zal ik dat blijven doen. Daarnaast zal ik in overleg met gemeenten actief monitoren op welke wijze noodlijdende maatschappelijke initiatieven extra kunnen worden ondersteund. Ik denk daarbij aan praktische ondersteuning in de vorm van kennis en het tijdelijk beschikbaar stellen van extra ondersteunende expertise.
De berichten ‘De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis’ en ‘Frankrijk moet dodenlijst bijstellen: honderden ouderen overleden in verpleeghuizen’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis» en « Frankrijk moet dodenlijst bijstellen: honderden ouderen overleden in verpleeghuizen» en andere berichten die betrekking hebben op corona-gerelateerde sterfgevallen in verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen voor bijvoorbeeld dementerende ouderen?1
Vindt u het van belang om een zo betrouwbaar mogelijk inzicht te hebben in het aantal bewoners van verpleeghuizen dat ziek wordt als gevolg van het coronavirus en het aantal bewoners dat (mede) daaraan komt te overlijden?
Heeft u een betrouwbaar inzicht in en een overzicht van de aan corona gerelateerde sterfgevallen in verpleeghuizen en woonvormen als hierboven bedoeld? Als dat niet het geval is, bent u dan bereid om dat inzicht wel te verkrijgen (bijvoorbeeld door het, via branche-organisaties, wekelijks gestructureerd verzamelen van gegevens) en de Kamer daarover vervolgens te informeren?
Worden, zoals in het artikel in de Volkskrant door een zorgbestuurder wordt gesteld, bewoners met ziekteverschijnselen die op corona zouden kunnen wijzen, standaard getest of vindt (zoals elders in hetzelfde artikel wordt gesteld) testen slechts «mondjesmaat» plaats? Indien beide beweringen waar zijn, hoe kan het dat klaarblijkelijk zo verschillend met testen wordt omgegaan? Vindt u dat dat moet kunnen en bent u bereid daar verandering in aan te brengen, zodat alle bewoners (èn medewerkers) met ziekteverschijnselen die op corona zouden kunnen wijzen worden getest?
Hoeveel locaties zijn er inmiddels «opgegeven», zoals in het artikel in de Volkskrant bedoeld? Als u daar geen inzicht in heeft, zou u dat dan wel willen verwerven en delen?
Hebben inmiddels alle verpleeghuizen (inclusief woonvormen voor bijvoorbeeld dementerende ouderen) de beschikking over voldoende beschermingsmiddelen?
Wat vindt u van het pleidooi dat verpleeghuizen maatwerk zouden moeten kunnen leveren als het gaat om het bijvoorbeeld toch (eerder) toestaan van bezoek, mede tegen de achtergrond van de kwaliteit van leven van vaak al ernstig zieke ouderen? Is dergelijk maatwerk mogelijk dan wel zou u dat mogelijk willen maken?
Het jaarverslag van de Kiesraad over 2019 |
|
Jan Middendorp (VVD), Harry van der Molen (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het jaarverslag van de Kiesraad over 2019, dat op 9 maart 2020 is verschenen?1
Ja.
Herinnert u zich de motie Van der Molen/Middendorp (TK 35 300 VII, nr. 23) over een nieuw digitaal hulpmiddel voor het berekenen van de verkiezingsuitslag?
Ja.
Is het waar dat een bedrag van € 897.000,= is toegevoegd aan het budget van de Kiesraad ten behoeve van de ontwikkeling van een geheel nieuwe versie van de ondersteunende software verkiezingen (OSV) waarvan de Kiesraad in zijn jaarverslag (blz. 48) melding maakt?
Het bedrag waar de Kiesraad in zijn jaarverslag melding van maakt (€ 897.000) is het saldo van alle middelen die in 2019 (bij 1e suppletoire begroting en 2e suppletoire begroting2) zijn toegevoegd aan de begroting van de Kiesraad. Dit is ook inclusief de jaarlijkse loon- en prijsbijstelling en de eindejaarsmarge. Onderdeel van deze totaalsom is ook een bijdrage van BZK van ruim € 800.000.
Dit betreft de eerste bijdrage in de kosten van de nieuwe versie van de ondersteunende software verkiezingen (OSV) die wordt ontwikkeld voor de komende verkiezingen.
De ophoging van de begroting bij 2e suppletoire begroting met € 693.000 is het saldo van de middelen die door BZK zijn overgeheveld en een verrekening binnen het begrotingshoofdstuk IIB.
Herinnert u zich dat bij de tweede suppletoire begroting (TK 35 350 IIB) een bedrag van € 693.000,= aan het budget van de Kiesraad is toegevoegd voor de nieuwe versie van de ondersteunende software? Kunt u aangeven waardoor het verschil kan worden verklaard tussen het bedrag in het jaarverslag (€ 897.000,=) en het genoemde bedrag in de tweede suppletoire begroting?
Zie antwoord vraag 3.
Nu in de memorie van toelichting bij de begroting voor 2019 (TK 35 000 IIB, nr. 3, blz. 25) wordt aangegeven dat het vervangen van de huidige ondersteunende software door een geheel nieuwe versie van de software (vervanging OSV) bestaat uit een proces van advisering, ontwikkeling, toetsing en beoordeling, dient zich de vraag aan: zijn al deze onderdelen in 2019 afgerond?
In de memorie van toelichting bij de begroting 2019 is door de Kiesraad gemeld dat er belangrijke aanpassingen op het punt van de verkiezingssoftware waren voorzien (advisering, ontwikkeling, toetsing, beoordeling). Dat betrof aanpassingen in OSV voor de verkiezingen die in 2019 zijn gehouden en de testen/toetsing die de Kiesraad daarvoor heeft (laten) uitvoeren. Dat werk is in 2019 afgerond.
Bestaat de vervanging van de huidige ondersteunende software uit het «repareren» van vastgestelde tekortkomingen in de software of is er sprake van de aanschaf van een geheel nieuw softwarepakket? Aan wie en op welke wijze is de opdracht tot vervanging gegund? Bestaat de vervangende software uit dezelfde functionaliteiten als het ondersteunen en controleren van de kandidaatstelling, het vaststellen van de uitslag en het bepalen van de zetelverdeling?
Voor komende verkiezingen wordt een nieuwe versie gemaakt van de programmatuur die de Kiesraad al in gebruik had. De programmatuur van de Kiesraad is gebaseerd op programmatuur dat voor de Duitse overheid, in casu het Statisches Bundesambt, is ontwikkeld en waarvan de Kiesraad van de betreffende autoriteiten in 2009et gebruiksrecht heeft gekregen. Dat gebruiksrecht houdt ook in dat de Kiesraad gebruik kan maken van doorontwikkelingen die de Duitse overheid op de programmatuur heeft laten plaatsvinden. Daar wordt voor de nieuwe versie van de ondersteunende software gebruik van gemaakt. De nieuwe versie van de programmatuur kent net als de huidige versie modules voor de kandidaatstelling en modules voor de uitslagberekening.
Herinnert u zich dat bij de tweede suppletoire begroting 2019 met betrekking tot «vervanging OSV» is aangegeven: «Voor deze nieuwe versie en het beheer daarvan is een meerjarige verplichting aangegaan.»? Kunt u aangeven wat de reden is dat een meerjarige verplichting is aangegaan wanneer op korte termijn een nieuw digitaal hulpmiddel zal worden aanbesteed?
De reden is dat de betaling van de ontwikkeling van de nieuwe versie voor een deel in 2019 (bij het geven van de opdracht) en voor een deel in 2020/2021 (bij oplevering en acceptatie) plaatsvindt.
Kunt u aangeven wat het verschil tussen «vervanging OSV» zal zijn en het nieuwe digitale hulpmiddel? Welke aanvullende functionaliteiten of (veiligheids)waarborgen zal het nieuwe digitale hulpmiddel bevatten? Zijn deze taken ook uit te voeren met de «vervanging OSV»-software? Zo ja, op grond waarvan zal dan tot aanbesteding van een nieuw digitaal hulpmiddel overgegaan moeten worden? Op welke datum verwacht u tot aanbesteding te kunnen overgaan?
De Kiesraad is de eigenaar van OSV en daarmee ook de opdrachtgever voor het onderhoud van OSV. De Kiesraad heeft in het najaar van 2019 aan de leverancier die OSV onderhoudt opdracht gegeven om voor de komende verkiezingen een nieuwe versie van OSV op te leveren. Die opdracht heeft tot doel de eerder onderkende kwetsbaarheden in die programmatuur op te lossen. Zodra de leverancier de nieuwe versie oplevert zal de Kiesraad (acceptatie)testen laten uitvoeren om te controleren dat daadwerkelijk de kwetsbaarheden zijn opgelost.
De programmatuur voor het optellen van de stemmen en het berekenen van de zetelverdeling, in casu OSV, is één element van het digitaal hulpmiddel voor het berekenen van de verkiezingsuitslag. De andere elementen zijn de computers om de programmatuur te gebruiken, de technische infrastructuur waar de computers gebruik van maken en de procedures/processen die moeten worden toegepast. In de brief van 12 december 20193 is aangegeven dat ook voor deze elementen wordt gekeken waar verbeteringen mogelijk zijn, om ook daar eerder geconstateerde kwetsbaarheden in te verminderen. Mijn planning is erop gericht om de Tweede Kamer daar voor het zomerreces van 2020 nader over te informeren, onder meer over het moment van aanbesteding.
Herinnert u zich dat op 14 maart 2019 de rapportage van het Beveiligingsonderzoek OSV door de Kiesraad is gepubliceerd? Kunt u aangeven wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen in de rapportage (par. 3.2)? Kunt u aangeven op welke wijze deze aanbevelingen zijn betrokken bij de totstandkoming van «vervanging OSV»? Zijn de in het rapport aangegeven risico’s (4.1 risicomatrix en 4.2 hertest bestaande bevindingen) inmiddels ondervangen?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht ‘Buschauffeur Albert (60) uit Hengelo: ‘Hoe moeten verplegers nu naar hun werk?’’ |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Buschauffeur Albert (60) uit Hengelo: «Hoe moeten verplegers nu naar hun werk?»»?1
Ja.
Bent u het eens dat mensen in vitale beroepen, zoals onder andere zorgverleners, schoonmakers en vakkenvullers ten allen tijde naar hun werk moeten kunnen nu zij in deze crisistijd het land draaiende houden en dat daarbij het openbaar vervoer onmisbaar is?
Het openbaar vervoer is van publiek belang en het is noodzakelijk dat in deze crisistijd het openbaar vervoer rijdt en blijft rijden. Dit is niet alleen van belang voor werknemers in de vitale beroepen, maar ook voor mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer voor zorgafspraken of mensen die niet thuis kunnen werken. De decentrale overheden, die verantwoordelijk zijn voor het regionale openbaar vervoer, kunnen het beste bepalen welk vervoeraanbod passend is voor de regio, ook onder de huidige crisisomstandigheden. Samen met de vervoerder werken zij aan passende oplossingen.
Verder merk ik op dat in de veiligheidsregio’s inmiddels noodverordeningen van kracht zijn. Deze verordeningen, zoals in Twente, kunnen bepalingen bevatten over het beperken of zelfs stil leggen van het openbaar vervoer, bijvoorbeeld als niet voldaan wordt aan de eis om 1,5 meter afstand te houden. Dit altijd in overleg met de vervoerder. Ik vind dat vervoerders en reizigers binnen hun mogelijkheden er alles aan moeten doen om een dergelijke maatregel te voorkomen. Zie ook het protocol verantwoord reizen met openbaar vervoer2.
Wat vindt u ervan dat Keolis en andere vervoerders hun dienstregeling hebben aangepast waardoor arbeiders in vitale beroepen niet of minder snel op hun werk kunnen komen?
De provincie Overijssel heeft samen met de provincies Gelderland en Flevoland een samenwerkingsverband gevormd, OV Oost genaamd, dat de concessie van de drie provincies beheert. In deze provincies rijden de vervoerbedrijven Keolis, Connexxion en Arriva.
Volgens informatie van de provincie Overijssel zijn deze vervoerders, in overleg met de concessiebeheerder OV Oost, door de week overgegaan naar een zaterdagdienstregeling. Enerzijds omdat nog slechts 10% van de reizigers gebruik maakt van het openbaar vervoer. Anderzijds anticiperen de vervoerders met de aangepaste dienstregeling op een toenemend ziekteverzuim zodat er voldoende chauffeurs beschikbaar zijn om de dienstregeling betrouwbaar te kunnen blijven uitvoeren.
De vervoerders kijken – rekening houdend met mensen in vitale beroepen – extra zorgvuldig naar het begin van de dienstregeling omdat sommige lijnen met de zaterdagdienstregeling te laat zouden starten in verhouding tot de standaard dienstregeling. Voor die lijnen wordt ’s ochtends extra gereden om de mensen de mogelijkheid te bieden om met het openbaar vervoer naar hun werk te gaan. Deze aanpak wordt gemonitord en indien nodig aangepast om zo goed mogelijk in te spelen op de behoeften van de reizigers in de vitale beroepen.
Ook wordt vanzelfsprekend gelet op de eis dat passagiers een afstand van 1,5 meter tot elkaar moet kunnen innemen. Dit betekent dat per bus maximaal 10 mensen mee kunnen. Dit vraagt om begrip en discipline van de reizigers. Indien nodig worden extra bussen ingezet.
De vervoerbedrijven tonen maximale flexibiliteit om zo veel mogelijk aan de huidige behoefte van reizigers te voldoen. Ik heb veel waardering voor de grote inspanningen die hiervoor worden geleverd.
Bent u bereid om met vervoerders in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat de dienstregeling dusdanig wordt ingericht dat arbeiders met een vitaal beroep zonder vertraging of uitval van bussen naar hun werk kunnen?
Ja, het is goed om hier alert op te blijven. Ik overleg wekelijks in het NOVB met de decentrale vervoerautoriteiten en de openbaar vervoerbedrijven over de gang van zaken in het openbaar vervoer.
Bent u het eens dat in deze onwerkelijke crisisperiode winst voor vervoerders ondergeschikt moet zijn aan het vervoeren van arbeiders met een vitaal beroep en daarmee het draaiend houden van het land?
Het openbaar vervoer wordt net als andere sectoren, hard getroffen door de crisis door het wegvallen van reizigersinkomsten. In het NOVB overleg ik met de decentrale vervoersautoriteiten en vervoerders over maatregelen waardoor de sector het hoofd boven water kan houden en kan blijven functioneren.
Vindt u dat buschauffeurs en andere arbeiders misstanden en gebreken altijd moeten kunnen melden zonder bang te moeten zijn voor een schorsing of zelfs ontslag? Zo ja, bent u bereid om dit duidelijk te maken richting vervoerders?
De vervoerders beschikken over bedrijfsreglementen met bepalingen over het melden van misstanden of over de omgang met de pers.
Ik kan niet beoordelen of de betrokken chauffeur de juiste weg heeft bewandeld. Uiteraard kan het niet zo zijn dat een werknemer die zich kritisch uitlaat over de keuzes die de werkgever maakt in het kader van de bedrijfsvoering, direct schorsing of ontslag hoeft te vrezen. De werknemer mag zich uitlaten over de bedrijfsvoering van de werkgever, zolang dit niet gebeurt op een manier die de werkgever kan schaden.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 7 april 2020 beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het schriftelijk overleg Openbaar vervoer en Taxi op 8 april 2020?
Ja.
De repatriëring van Nederlanders in het buitenland |
|
Raymond de Roon (PVV), Thierry Baudet (FVD), Bram van Ojik (GL), Femke Merel Arissen (PvdT), Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Wybren van Haga (Lid-Haga), Sadet Karabulut (SP), Tunahan Kuzu (DENK), Kees van der Staaij (SGP), Lilianne Ploumen (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Lammert van Raan (PvdD), Henk Krol (50PLUS) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Hoeveel Nederlanders zitten er volgens de tot u beschikbare informatie nog vast in het buitenland zonder dat zij op dit moment naar huis kunnen vliegen?
Op 8 april jl. is de registratie voor Bijzondere Bijstand Buitenland gesloten (ref. Kamerstuk 32 734, nr. 462). Alle aandacht gaat op dit moment uit naar het organiseren van de veilige thuiskomst van de resterende gestrande reizigers. Op het moment van sluiten van de registratie hadden zich in totaal ruim 25.000 gestrande Nederlandse reizigers geregistreerd.
Van de geregistreerde Nederlandse burgers zijn er circa 5.375 met 32 speciale vluchten – uitgevoerd in het kader van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» – naar huis gebracht. Circa 10.000 geregistreerde reizigers wisten daarnaast, vaak met advies en ondersteuning van Buitenlandse Zaken, op andere wijze huiswaarts te keren of geven aan om andere redenen niet langer gebruik te willen of hoeven maken van Bijzondere Bijstand Buitenland. Op moment van schrijven staan nog circa 8.000 Nederlanders geregistreerd die hebben aangegeven bijstand te wensen bij terugkeer naar Nederland behoeven. Een deel van deze 8.000 Nederlanders verblijft overigens in landen van waaruit commercieel nog kan worden gevlogen. De speciale vluchten uitgevoerd in het kader van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» richten zich op gestrande Nederlandse reizigers die geen beroep kunnen doen op een reisorganisatie of luchtvaartmaatschappij.
Hoeveel Nederlanders die zich op dit moment ingeschreven hebben op www.bijzonderebijstandbuitenland.nl bevinden zich nu nog in het buitenland?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ermee bekend dat van de grote groep Nederlanders die tegen hun wil nog vastzitten in het buitenland, een aanzienlijk deel al meerdere malen tickets terug naar Nederland heeft gekocht zonder dat zij uiteindelijk van een vlucht gebruik konden maken, noch dat zij de kosten hiervan terugkrijgen?
Ik ben bekend met deze situatie. De coronacrisis brengt voor veel Nederlanders in binnen- en buitenland onzekerheden, vragen en problemen mee. Daar is veel begrip voor. Met de grootst mogelijke inspanning van personeel in Nederland en het buitenland, en in nauwe samenwerking met o.a. organisaties uit de reissector, verzekeraars, luchtvaartmaatschappijen wordt eraan gewerkt om gestrande Nederlandse reizigers in het buitenland te helpen zo snel mogelijk terug te keren naar Nederland.
Bent u ermee bekend dat van de grote groep Nederlanders die tegen hun wil nog vastzitten in het buitenland, een aanzienlijk deel gedwongen is tot hoge extra kosten voor verblijf, levensonderhoud, en bijvoorbeeld telefoonkosten voor contact met het thuisfront?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt de Nederlandse financiële regeling zich tot de regelingen van andere EU-landen voor repatriëring, zoals Duitsland, waarbij enkel de in de consulaire wet bepaalde kosten gedragen hoeven te worden door de reiziger?
De Nederlandse aanpak lijkt op de aanpak van een groot aantal andere EU-lidstaten en andere buitenlandse partners. Tot nu toe hebben – naast Nederland – verscheidene EU-lidstaten en het Verenigd Koninkrijk nationale repatriëringsvluchten aangemeld bij het Europees Civiel Beschermingsmechanisme (UCPM). De praktische vormgeving van die repatriëringsvluchten verschilt per lidstaat, vooral wat betreft de samenwerking met de private sector. In enkele EU-lidstaten worden ook vluchten bij een nationale luchtvaartmaatschappij gecharterd door de overheid.
Net als veel andere landen heeft Nederland er met het Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland voor gekozen om in te zetten op het maximaal samenwerken met actoren uit de private sector (reisorganisaties, luchtvaartmaatschappijen, alarmcentrales, verzekeraars) bij een zelfstandige uitvoer van de vluchten. Op deze wijze legt Nederland een belangrijke focus op de eigen verantwoordelijkheid van de burger, meer dan in andere landen het geval is.
Het Verenigd Koninkrijk kent een systeem vergelijkbaar met Nederland, dat uit gaat van repatriëringsvluchten vanuit moeilijk bereikbare landen in aanvulling op reguliere commerciële vluchten. Voor deze repatriëringsvluchten wordt net als in Nederland een eigen bijdrage gerekend, bedoeld om de kosten van deze aanpak zoveel mogelijk te mitigeren.
Voor de volledigheid bevestig ik daarbij nogmaals dat de eigen bijdrage niet voldoende zal zijn om alle kosten van de veilige terugkeer te dekken. Gestrande reizigers leveren op die wijze een financiële bijdrage aan de daadwerkelijke kosten, die hoger zullen liggen.
Bent u het ermee eens dat het veilig terugkrijgen van deze groep Nederlanders de allerhoogste prioriteit moet hebben?
Ja. Het snel, veilig en gezond terughalen van Nederlandse reizigers uit het buitenland heeft de hoogste prioriteit. Wij zullen dan ook geen Nederlandse reiziger laten staan als het erop aan komt. Daarom is ook niet gekozen voor een betaling vooraf, maar om de bijdrage achteraf te verrekenen. Tegelijkertijd moet worden benadrukt dat het een complexe en unieke operatie gaat: het betreft hier ongekend grote aantallen reizigers en voor een succesvolle repatriëringsvlucht zijn we ook afhankelijk van de medewerking van de lokale autoriteiten. In sommige gevallen zal het niet mogelijk zijn om op korte termijn een veilige terugkeer naar Nederland te organiseren.
Bent u het ermee eens dat individuele financiële overwegingen of kosten geen obstakel voor repatriëring mogen zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om Jordanië, Israël, Libanon en de Palestijnse Gebieden toe te voegen aan de lijst waarvoor het tarief van 300 euro geldt?
Ik ben bereid welwillend te kijken naar het verzoek om Jordanië, Israël, Libanon en de Palestijnse Gebieden toe te voegen aan de lijst waarvoor het tarief van 300 euro geldt.
Bent u bereid om een coulance-regeling te treffen voor bepaalde gevallen, bijvoorbeeld voor mensen die al hoge kosten hebben gemaakt voor verlengd verblijf, voor de aankoop van tickets die uiteindelijk geen heil boden, of voor mensen die in financiële problemen komen door de gevraagde bijdrage? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse consulaire bijstand gaat uit van een eigen verantwoordelijkheid van Nederlandse reizigers. Dit uitgangspunt is herhaaldelijk met uw Kamer besproken in de debatten naar aanleiding van de jaarlijkse «Staat van het Consulaire». Dit geldt ook in de huidige situatie als het gaat om de verantwoordelijkheid van reizigers om voor hun reis en onderdak te zorgen en waar mogelijk zelfstandig hun terugkeer te organiseren via commercieel beschikbare vluchten.
Om reizigers bij te staan in het maken van een geïnformeerde afweging over hun reis, publiceert het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor elk land een reisadvies. Reeds op 17 maart jl. werd reizigers wereldwijd aangeraden alleen nog naar het buitenland te reizen indien strikt noodzakelijk, en wanneer zij reeds in het buitenland waren, om na te gaan of verblijf in het buitenland noodzakelijk was en of er mogelijkheden tot vertrek waren.
Toen bleek dat reizen vanuit sommige locaties niet langer mogelijk was, is het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland opgezet om in deze uitzonderlijke omstandigheden gestrande reizigers te helpen die vastzitten in landen waar langs commerciële weg geen terugvlucht meer mogelijk is. Ik heb uiteraard begrip voor de onderliggende zorgen, wij zullen dan ook geen Nederlandse reiziger laten staan als het erop aan komt. Dat is ook de reden waarom niet is gekozen voor betaling vooraf, maar om bijdrage achteraf te verrekenen. Een dergelijke eigen bijdrage is logisch en passend omdat op deze wijze Nederlandse reizigers worden bijgestaan, het gelijkheidsbeginsel wordt toegepast, prudent met publieke middelen wordt omgegaan en eventueel misbruik waar mogelijk wordt tegengegaan. De verplichte bijdrage zal worden benut om de totale kosten van deze aanpak zoveel mogelijk te mitigeren en op deze manier zo veel mogelijk gestrande Nederlandse reizigers te kunnen helpen door de gezamenlijke inspanningen in het kader van de uitvoering van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» met de alarmcentrales, de reisbranche, luchtvaartmaatschappijen, verzekeraars en de rijksoverheid.
Daarnaast zijn er serieuze gevolgen voor de overheidsfinanciën die voortkomen uit de ontwikkelingen rondom het Corona-virus, ook voor Buitenlandse Zaken en voor Consulaire zaken. In het licht van de eigen verantwoordelijkheid en de negatieve impact op de Rijksbegroting acht ik een coulanceregeling niet opportuun. Wel is voorzien in een zorgvuldig betaalsysteem, waarbij betalingsregelingen en gespreide verrekening mogelijk worden gemaakt.
De effecten van de coronamaatregelen op geweld achter de voordeur |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de plannen van Minister Schiappa in Frankrijk waar naar aanleiding van een stijging van 30 procent van het aantal meldingen over geweld achter de voordeur een noodpakket is gelanceerd met onder andere extra middelen, extra opvang en laagdrempelige meldpunten in supermarkten en apotheken?1
Acht u het wenselijk om, zoals in Frankrijk en Spanje reeds het geval is, een codewoord te introduceren voor het veilig melden van geweld achter de voordeur, bij bijvoorbeeld apotheken? Zo ja, bent u bereid hier per ommegaande in overleg met Veilig Thuis en andere ketenpartners werk van te maken? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat het juist in lockdown-situaties voor slachtoffers extra lastig is om geweld te melden? Zo ja, deelt u dat het wenselijk is om, zoals in Frankrijk, slachtoffers de mogelijkheid te bieden per sms melding te doen van geweld achter de voordeur?
Bent u reeds bekend met de stijging van het aantal meldingen in Brabant en Friesland? Bent u bereid om met de te verwachten verdere toename van geweld achter de voordeur gedurende deze crisis extra aandacht te besteden aan het bereiken van slachtoffers en bieden van hulp? Zo ja, hoe gaat u de hulplijn van Veilig Thuis gedurende de coronacrisis breder onder de aandacht brengen in Nederland? Zo nee, waarom niet?2 3
Bent u bekend met de oproep van Kinderombudsvrouw Kalverboer om kinderen in onveilige thuissituaties naar school te halen? Deelt u de wens dat kinderen die opvang krijgen omdat zij in onveilige thuissituaties zitten, ook op veiligheid moeten kunnen rekenen als zij ziekteverschijnselen krijgen? Kunt u toelichten hoe wordt voorkomen dat deze kwetsbare kinderen wegens ziekteverschijnselen alsnog thuis komen te zitten?4
COVID-19 patiënten aan boord van vluchten uit coronabrandhaard New York. |
|
Kees van der Staaij (SGP), Thierry Baudet (FVD), Femke Merel Arissen (PvdT), Geert Wilders (PVV), Henk Krol (50PLUS) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Geen extra check op Schiphol voor passagiers uit New York»?1
Kent u het bericht «KLM wil koortsmeting voor passagiers»?2
Kunt u uitleggen waarom tot op heden de passagiers die aankomen op Schiphol na een vlucht vanuit de Amerikaanse staat New York, dat hard getroffen is door de uitbraak van het coronavirus, niet extra worden gecontroleerd wanneer zij voet zetten op Nederlandse bodem?
Kunt u uitleggen waarom tot op heden de temperatuur van passagiers niet gemeten wordt en evenmin gevraagd wordt of zij (milde) klachten hebben?
Klopt het dat de keuze om temperatuurcontrole uit te voeren bij passagiers, zowel voor vertrekkende als aankomende passagiers, aan de vliegtuigmaatschappijen zelf is of wordt dat beleid door de overheid bepaald zoals een woordvoerder van Schiphol aan RTL Nieuws verklaarde?
Waarom neemt de Nederlandse overheid hier niet de regie, in de strijd tegen het coronavirus?
Begrijpt u de zorgen die de Vereniging Nederlands Cabinepersoneel (VNC) geuit heeft over het blijven doorvliegen op New York? Zo ja, wilt u New York toevoegen aan de lijst van risicogebieden waarvoor een landingsverbod geldt? Zo nee, hoe kunt u die keuze uitleggen gezien de COVID-19 brandhaard in New York?
Deelt u de mening van het VNC dat het onverantwoord is dat deze bestemming nu nog zeven dagen per week wordt aangevlogen? Zo ja, welke maatregelen verbindt u hieraan? Zo nee, staat u in voor de gezondheidsrisico’s die u hiermee neemt voor zowel cabinepersoneel, passagiers en de mensen in Nederland met wie coronapatiënten van deze vluchten in aanraking komen?
Bent u zich bewust van het gevaar van asymptomatische COVID-19 besmettingen tijdens vluchten, gezien het feit dat mensen op dat moment nog niet weten dat zij besmettelijk zijn voor anderen doordat zij zelf (nog) geen (lichte) klachten hebben?
Indien u zich bewust bent van het risico van asymptomatische COVID-19 besmettingen, hoe beoordeelt u de volgende uitleg van een woordvoerder van het RIVM aan RTL Nieuws: «Het hele maatregelenpakket zoals we dat hebben, gaat ervan uit dat mensen met klachten thuisblijven. Dat geldt ook voor mensen die komen uit New York. Er is ook geen aanvullend advies: het geldt dat iedereen met de lichtste klachten binnen moet blijven.»?
Hoe kunt u verklaren dat een woordvoerder van het RIVM stelt dat pas na aankomst in Nederland de passagiers van vluchten uit New York zich dienen te houden aan de voorschriften van het RIVM, zoals 1,5 meter afstand houden en niet met meer dan drie mensen samenscholen, terwijl deze passagiers aan boord waren van een Nederlands vliegtuig dat in juridische termen kan worden gezien als een verlengstuk van de staat waarover Nederland rechtsmacht heeft en zodoende de afgekondigde coronamaatregelen ook in het vliegtuig kunnen gelden als Nederland dat wil?
Waarom verbiedt u geen vluchten van vliegtuigmaatschappijen die niet kunnen of niet willen voldoen aan de door Nederland ingestelde coronamaatregelen ter bescherming van cabinepersoneel, passagiers en de mensen in Nederland met wie coronapatiënten van deze vluchten in aanraking komen?
Hoe kunt u verklaren dat KLM beweert dat met alle genomen maatregelen, zoals het dragen van mondkapjes en handschoenen door het cabinepersoneel, sprake is van een «veilige vluchtuitvoering», terwijl de heer Van Dissel (RIVM) tijdens de verschillende technische briefings in de Tweede Kamer meermaals betoogde dat het dragen van mondkapjes voor burgers niet helpt om besmetting met COVID-19 te voorkomen?
Bent u het met de stellingname van KLM eens dat er sprake is van een «veilige vluchtuitvoering» vanwege het dragen van mondkapjes en handschoenen door het cabinepersoneel, terwijl tegelijkertijd passagiers volledig onbeschermd dicht op elkaar zitten en de vluchten niet voldoen aan de afgekondigde coronamaatregelen? Zo nee, wat gaat u doen om de mensen beter te (laten) beschermen tegen besmetting met COVID-19?
Wilt u de passagierslijsten bewaren van elke vlucht die sinds 29 maart j.l. vanuit New York is aangekomen in Nederland?
Wilt u op 7 april deze passagierslijsten controleren op mensen die positief bevonden zijn voor COVID-19?
Hoeveel mensen, die in die negen dagen vanuit New York naar Nederland gevlogen zijn, zijn positief bevonden voor COVID-19?
Zijn al deze positief bevonden passagiers in quarantaine geweest vanaf het moment van landen tot het moment van testen en kunt u hier (geanonimiseerde) gegevens over openbaar maken?
Hoeveel van deze positief bevonden passagiers hebben een ziekenhuis- of IC-bed nodig of nodig gehad?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en, vanwege vragen 15 tot en met 19, op 8 april 2020 beantwoorden?
Het bericht 'Klimaatwet Timmermans onderuitgehaald'. |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klimaatwet Timmermans onderuitgehaald»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het oordeel van de juridische dienst van het Europees parlement dat de plannen van EU-klimaatpaus Timmermans niet in lijn zijn met het EU-verdrag?
In het bovengenoemde bericht wordt aangegeven dat de juridische dienst van het Europees parlement het delegeren van juridische bevoegdheden als onrechtmatig beschouwt wanneer dit raakt aan essentiële elementen van de wetgeving. In het recent verschenen BNC-fiche Verordening Europese klimaatwet (Kamerstuk 22 112, nr. 2860) geeft het kabinet haar appreciatie van het voorstel. Specifiek op dit punt stelt het kabinet in het BNC-fiche dat het vaststellen van het optimale traject tussen 2030 en 2050 als essentieel element van de wet wordt gezien en daarom pleit het kabinet dat het traject tussen 2030 en 2050 niet als gedelegeerde handeling dient te kunnen worden vastgelegd. Nederland staat in deze positie niet alleen: verscheidene lidstaten hebben in eerste schriftelijke commentaren op het voorstel van de Commissie al aangegeven niet in te willen stemmen met de opname van gedelegeerde handelingen in de verordening.
Deelt u de mening dat dit pijnlijk blootlegt hoe de klimaathysterici, waaronder de heer Timmermans, hun klimaatwaanzin – desnoods op illegale wijze – door willen drukken?
Nee, deze mening deel ik niet. Het feit dat het kabinet zich niet kan vinden in een specifiek element van het voorstel van de Commissie betekent niet dat klimaatverandering niet voortvarend aangepakt moet worden.
Deelt u de conclusie dat het onaanvaardbaar en, zoals nu blijkt, zelfs onrechtmatig is dat de Europese Commissie elke vijf jaar eigenstandig de klimaatdoelen wil kunnen aanpassen en aanscherpen? Deelt u de conclusie dat er – opnieuw – veel te veel macht bij de Europese Commissie komt te liggen?
Zoals beschreven in het BNC-fiche ben ik kritisch over de keuze van de Commissie voor gedelegeerde handelingen en ik zie dit niet als de juridisch meest geschikte keuze. Een dergelijke delegatie is immers niet toegestaan (artikel 290 van het VWEU) als het gaat om een vaststelling van een essentieel onderdeel van de verordening.
Hoe kijkt u thans terug op uw aanvankelijke enthousiasme over de EU-klimaatplannen en uw uitspraak «dat het goed is dat lidstaten gewaarschuwd worden als zij zich niet aan de afspraken houden?» Bent u ertoe bereid uw woorden terug te nemen?
Nee. Het is een goede zaak dat als we in de EU onderling afspraken maken om doelen te halen dan is het logisch dat de Europese Commissie de voortgang monitort en lidstaten aanspreekt als zij hier in achter lopen. Het is immers ook in ons belang dat andere lidstaten, net als Nederland, de afspraken om broeikasgasreducties-doelen te realiseren nakomen.
Bent u ertoe bereid nooit of te nimmer in te stemmen met de rampzalige plannen van EU-klimaatpaus Timmermans en hier geen cent aan bij te dragen? Deelt u de mening dat Nederland de EU zo snel mogelijk dient te verlaten?
Nee.
Het bericht dat vrachtwagenchauffeurs nergens meer van voorzieningen gebruik kunnen maken. |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat vrachtwagenchauffeurs nergens meer van (sanitaire) voorzieningen gebruik kunnen maken?1
Ik onderschrijf het belang van chauffeurs om hun werk op een prettige en veilige manier te kunnen uitvoeren. Het gebruik van sanitaire voorzieningen is hier een onderdeel van. Ik heb op verschillende fora opgeroepen deze beschikbaar te blijven stellen aan chauffeurs en zal dat ook blijven doen. Een voorbeeld is dat ik, samen met vertegenwoordigers van BOVAG, VERN, MKB Nederland en TLN, heb opgeroepen de chauffeurs beter te behandelen in een videoboodschap. Eerder al heb ik in diverse media dezelfde oproep gedaan. We horen dat veel bedrijven en wegrestaurants chauffeurs inmiddels binnenlaten en soms zelfs gratis koffie geven. Dat is mooi om te zien. Maar tegelijkertijd is het ook zo dat enkele bedrijven, ook na de oproep hierover, chauffeurs niet binnen laten. Het is van groot belang dat de chauffeurs met respect worden behandeld. Hiervoor blijf ik mij inzetten.
Ben u het eens dat het niet zo kan zijn dat vrachtwagenchauffeurs, die een vitaal beroep hebben, tijdens de uitvoering van dat vitale beroep geen gebruik kunnen maken van essentiële en basale voorzieningen als een toilet en stromend water? Kunt u uw antwoord toelichten?
Daar ben ik het mee eens. Chauffeurs moeten tijdens hun werk minimaal van sanitaire voorzieningen gebruik kunnen maken en onderweg iets te eten kunnen halen, niet alleen in Nederland maar in heel Europa. Naast eerder genoemde acties in Nederland, maak ik mij ook in Europees verband hard voor naleving van de door de Europese Commissie opgestelde Richtsnoeren over de zgn. «Green Lanes». Hierin is afgesproken dat niet alleen brandstofvoorziening, maar ook de shops en toiletten langs het hoofdwegennet voor chauffeurs in heel Europa beschikbaar blijven. Dit benadruk ik ook binnen de Transport Raad en dit zal ik blijven doen.
Bent u bereid een beroep te doen op distributiecentra, tankstations en wegrestaurants om hun sanitaire voorzieningen voor vrachtwagenchauffeurs beschikbaar te stellen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om met onder andere vakbonden in gesprek te gaan om van hen te horen hoe het ontbreken van voorzieningen, en eventueel andere problemen waar vrachtwagenchauffeurs tegenaan lopen, opgelost kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De afgelopen weken heb ik intensief en constructief gesproken met verschillende vertegenwoordigers van de sector wegvervoer. En dat blijf ik ook de komende tijd doen. Vrijwel dagelijks zijn er ook op ambtelijk niveau contacten tussen diverse partijen, zoals vakbonden en werkgeversorganisaties. In deze gesprekken komen de arbeidsomstandigheden van de chauffeurs steeds aan de orde en zoeken wij gezamenlijk naar de beste oplossing.
Welke beschermingsmaatregelen kunnen vrachtwagenchauffeurs nemen of zouden hen aangeboden moeten worden zodat zij hun werk volgens de coronamaatregelen kunnen doen en er tevens voorzien wordt in basale voorzieningen? En welke rol ziet u daarbij voor uw ministerie of het kabinet?
Het is belangrijk dat chauffeurs veilig hun werk kunnen doen. Dit is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van hun werkgevers. Wanneer het ministerie daar een bijdrage aan kan leveren, zet ik mij daarvoor in.
Kunt u, gelet op de urgentie van dit probleem, deze vragen per ommegaande maar uiterlijk 10 april aanstaande beantwoorden?
Helaas niet. De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De aanschaf van beademingsapparatuur die niet bruikbaar is op de intensive care |
|
Lilian Marijnissen (SP), Maarten Hijink (SP) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat een deel van de 100 beademingsapparaten die – als eerste levering van 1.000 bestelde machines – niet bruikbaar zijn voor gebruik op de intensive care voor de behandeling van kritiek zieke patiënten met COVID-19 maar bedoeld zijn voor thuisbeademing en niet-invasieve beademing? Klopt het dat de bestelling bij Philips niet louter bestond uit de levering van V680-apparaten, feitelijk de enige machine in het Philips-assortiment die geschikt is voor gebruik op de IC voor kritiek zieke patiënten?1
Wat kunt u zeggen over de bestellingen van beademingsapparatuur die nog verwacht worden? Zijn dit apparaten die geschikt zijn bevonden voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt of bestaan deze bestellingen deels ook uit apparaten voor thuisbeademing of niet-invasieve beademing? Als dat laatste het geval is: hoeveel apparaten die nu nog verwacht worden zijn daadwerkelijk geschikt voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt?
Wat is de reden dat ziekenhuizen die acuut beademingsapparatuur nodig hebben voor de IC nu machines krijgen die niet voor de kritiek zieke IC-patiënt geschikt zijn? Waarom is gekozen voor niet IC-beademingsmachines bij deze complexe beademing van patiënten met een zeer ernstige longaandoening?
Heeft de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care vooraf geoordeeld over de kwaliteit en inzetbaarheid van alle door Philips geleverde beademingsapparatuur? Hoe luidde hun oordeel over de te leveren apparaten? Welke andere experts zijn om hun oordeel gevraagd alvorens deze machines besteld werden?
Kunt u als bijlage bij de antwoorden op deze vragen de serienummers en specificaties sturen van de beademingsapparaten die nu zijn gekocht? Kunt u daarin ook de aantallen meenemen, zowel van de apparaten die reeds geleverd zijn alsook de apparaten die nog verwacht worden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u ook het overzicht sturen van welke beademingsapparaten (met typenummers), in welke aantallen, naar welke ziekenhuizen zijn verstuurd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat bij de geleverde apparatuur geen disposables (eenmalig gebruiksmateriaal) zijn meegeleverd zodat apparaten na gebruik bij één patiënt vervolgens niet bij een andere patiënt kunnen worden gebruikt omdat materialen ontbreken? Wat gaat u doen om dit probleem op te lossen?
Klopt het dat het bedrijf Demcon uit Enschede 500 beademingsapparaten gaat maken die geschikt zouden moeten zijn voor de kritiek zieke IC-patiënt? Op welke wijze wordt toegezien op de kwaliteit van deze apparatuur en op de inzetbaarheid op de IC’s van Nederlandse ziekenhuizen?
Hoe verklaart u dat Demcon stelt dat deze «eenvoudige» machines geschikt zouden zijn voor het gebruik bij «oudere patiënten«? Welke medische onderbouwing ligt ten grondslag aan de productie van apparatuur die specifiek op ouderen patiënten is gericht? Kunt u uw antwoord toelichten?
De coronacrisis en gevolgen voor ondernemers in de grensregio |
|
Stieneke van der Graaf (CU) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de precaire situatie waarin ondernemers in de grensregio’s zich begeven wanneer zij in het ene land wonen en in het andere land ingeschreven staan als ondernemer?
Het kabinet heeft vanwege de coronacrisis voor ondernemers een aantal maatregelen genomen, zoals de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Het kabinet is bekend met de vragen en zorgen die leven over de situatie van grensarbeiders, waarover onder andere met de Grensinfopunten contact is.
Het kabinet wil voorkomen dat in grenssituaties de zelfstandige ondernemers tussen wal en schip terechtkomen. Daarom wordt erin voorzien dat de zelfstandige die in Nederland woont en buiten Nederland zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandig beroep uitoefent, aanspraak kan maken op bijstand voor levensonderhoud en andersom (wonen buiten Nederland maar bedrijf/beroep in Nederland) aanspraak kan maken op bijstand voor bedrijfskapitaal.
Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat zelfstandig ondernemers die in Nederland woonachtig zijn, óf hun bedrijf in Nederland hebben gevestigd, op goede wijze ondersteund kunnen worden, rekening houdend met het territorialiteitsbeginsel uit de bijstand. Dit is uitgewerkt in een ministeriële regeling.
De «reguliere» uitvoering van de Tozo wordt verzorgd door gemeenten. De Staatssecretaris van SZW heeft met de gemeenten besproken op welke wijze de uitvoering van de Tozo in grenssituaties op de beste wijze vorm kan worden gegeven. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd middels een brief op 24 april jongstleden (Kamerstuk 35 420, nr. 31). De in deze brief aangekondigde ministeriële regeling is op 1 mei gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2020, nr. 24833) en treedt op 8 mei 2020 in werking.
De zelfstandige die in de buurlanden woont en in Nederland zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandig beroep uitoefent, kan aanspraak maken op bijstand voor levensonderhoud (het reguliere «Leefloon» in België en het tijdelijk versoepelde «Arbeitslosengeld II» in Duitsland). En andersom, de zelfstandige die in Nederland woont maar in de buurlanden zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandige beroep uitoefent, kan aanspraak maken op bijstand voor bedrijfskapitaal in zijn werkland (de nog te introduceren «Corona-lening» in Vlaanderen en de KfW-Schnellkredit in Nedersaksen of Noordrijn-Westfalen).
Rechtspersonen of natuurlijke personen die in het buitenland gevestigd zijn en werkgever zijn van in Nederland sociaalverzekerde werknemers, kunnen ook een beroep doen op de NOW. Buitenlandse werkgevers komen derhalve ook in aanmerking voor subsidie voor zover zij werknemers in dienst hebben die in Nederland sociaalverzekerd zijn. Voor zover een werkgever werknemers in dienst heeft voor wie niet geldt dat ze sociaal verzekerd zijn in Nederland, worden de lonen van die werknemers niet meegeteld voor de berekening van de loonsom waarover subsidie ontvangen wordt. Zie daarvoor ook de Kamerbrief over de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid van 31 maart 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 8).
Op welke termijn verwacht u meer duidelijkheid te kunnen geven over de ondersteuning van deze groep? Vindt bij de uitwerking hiervan ook afstemming plaats met de grensinfopunten om knelpunten en oplossingsrichtingen zo helder mogelijk te krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Kan bij de uitwerking hiervan worden bezien hoe voor deze groep ondernemers omstandigheden kunnen worden geformuleerd waarin bijvoorbeeld het woon- of vestigingsvereiste kan worden losgelaten bij aanvraag voor steunmaatregelen, of het land waar men sociaal verzekerd is als richtlijn kan worden gehanteerd, zodat zij niet op de bijstand zijn aangewezen en/of het voortbestaan van hun onderneming acuut in gevaar zou komen?
Zie antwoord vraag 1.
De toegang tot abortushulpverlening ten tijden van de coronacrisis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u zich bewust van het feit dat de uitbraak van het coronavirus ervoor zorgt dat vrouwen die ongewenst zwanger zijn en hiervoor abortushulpverlening willen ontvangen deze niet krijgen omdat zij noodgedwongen thuis moeten blijven?
De abortushulpverlening in Nederland gaat ook in deze omstandigheden door en is toegankelijk. Helaas geldt voor de gehele gezondheidszorg, en dus ook voor de abortuszorg, dat mensen in omstandigheden kunnen verkeren waarin de beschikbare zorg voor een individuele zorgvrager niet te bereiken is. Abortusklinieken zijn ervaren in juist die omstandigheden de best mogelijke zorg te leveren. De uitbraak van het coronavirus maakt dat niet anders.
Wel zijn er in verband met de bestrijding van het coronavirus diverse maatregelen getroffen die ook het functioneren van abortuszorg raken. Daarbij worden de adviezen van het RIVM opgevolgd. Dit betekent dat wanneer een persoon medisch noodzakelijke zorg nodig heeft of zorg die niet al te lang uitgesteld kan worden zoals bij abortus het geval is kan deze persoon zich wenden tot een zorgverlener. Wel wordt geadviseerd eerst telefonisch contact op te nemen met de zorgverlener om de specifieke situatie en daarbij passende mogelijkheden te bespreken.
Deelt u de mening dat abortushulpverlening niet stilgelegd mag worden omwille van restricties vanwege de coronacrisis, en deze zorg op een alternatieve manier moet worden verleend zolang deze restricties vrouwen limiteren in hun keuzevrijheid?
Momenteel zijn 13 (van de 14) abortusklinieken in Nederland open1. Ik sta in nauw contact met het Nederlands Genootschap van Abortusartsen. Samen houden wij de situatie in de abortussector nauwlettend in de gaten zodat er, wanneer dit noodzakelijk is, direct maatregelen getroffen kunnen worden om de abortushulpverlening zo goed mogelijk door te laten gaan. Zo is recentelijk besloten dat het eerste consult met een arts, waarna de beraadtermijn gaat lopen, zo veel als mogelijk telefonisch plaats vindt, waarbij getracht wordt gebruik te maken van beeldbellen. Door deze maatregel hoeft een vrouw zich niet meer fysiek te begeven naar een kliniek om haar voornemen tot zwangerschapsafbreking te uiten. Hiermee beperken we een mogelijk besmettingsgevaar voor zowel cliënten als medewerkers.
Een andere maatregel betreft het aantal bezoekers in de klinieken. Indien een vrouw de kliniek bezoekt voor de daadwerkelijke afbreking van de zwangerschap, wordt zij verzocht alleen en zonder begeleider te komen in verband met mogelijk besmettingsgevaar. Deze handelwijze verloopt tot nu toe goed. Uit signalen van het veld blijkt dat vrouwen die de klinieken bezoeken veel begrip hebben voor deze handelwijze en dit ook waarderen.
Ondanks de coronacrisis waarin we nu verkeren, is de abortushulpverlening in Nederland ook in deze tijden beschikbaar en toegankelijk. Er is dan ook geen sprake van dat vrouwen gelimiteerd worden in hun keuzevrijheid door de opgelegde maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Uiteraard houden de abortusklinieken zich, voor de veiligheid van zowel cliënten als hun medewerkers, aan de adviezen en richtlijnen van het RIVM. Dit wordt uiteraard ook gevraagd van vrouwen die een abortuskliniek bezoeken.
Wat wordt gedaan om de kosten van abortushulpverlening tijdelijk te vergoeden voor ongedocumenteerden en buitenlandse studenten die hun inkomen kwijt zijn als gevolg van de coronacrisis, rekening houdend met het feit dat het risico op een aantrekkende werking nihil is aangezien internationaal reizen vrijwel onmogelijk is momenteel?
Voor zorg geleverd aan niet Wlz-verzekerden heeft de NZa tarieven vastgesteld, die vergelijkbaar zijn met de tarieven in de Subsidieregeling abortusklinieken. Per 1 januari 2016 is de tariefsoort van de NZa gewijzigd van een vast tarief naar een maximumtarief. Met de invoering van dit maximumtarief voor abortuszorg aan niet Wlz-verzekerden werd beoogd de abortusklinieken meer flexibiliteit te geven in de tarieven die ze aan niet Wlz-verzekerden vragen. Klinieken hebben dus de mogelijkheid om op flexibele wijze een lager tarief te kunnen toepassen, bijvoorbeeld wanneer de financiële draagkracht van een vrouw erg laag is en zij niet in staat is het (volledige) bedrag te betalen. Klinieken maken ook gebruik van deze mogelijkheid. Daarmee is de abortuszorg in Nederland ook voor niet Wlz-verzekerden voldoende financieel toegankelijk.
Bent u bereid om net als in het Verenigd Koninkrijk een noodmaatregel te nemen waarbij vrouwen en meisjes beide pillen voor een vroegtijdige medische abortus tot 10 weken thuis kunnen gebruiken, zonder dat ze eerst naar een ziekenhuis of kliniek hoeven te gaan?1 Bent u tevens in navolging van het Verenigd Koninkrijk bereid alle BIG-geregistreerde artsen de mogelijkheid te bieden beide pillen te laten voorschrijven voor vroege medische abortus tot 10 weken vanuit hun eigen huis, en dat vrouwen deze thuis kunnen laten bezorgen via een apotheek of arts zoals dat met alle andere recept-plichtige medicatie kan? Zo nee, waarom niet en welke alternatieve vorm van abortushulpverlening stelt u voor die voorkomt dat vrouwenrechten worden ingeperkt?
Ook tijdens de coronacrisis geldt de Nederlandse wet- en regelgeving. Wanneer buitengewone omstandigheden maken dat afwijking hiervan noodzakelijk is, kan dat legitiem zijn als op geen andere wijze veilige en verantwoorde zorg tot stand zou kunnen komen. In een dergelijke situatie dient de zorgverlener vooraf een risicoanalyse te maken, waarbij eventueel de juiste (veld-)partijen betrokken worden in de afweging. Wanneer het gaat om abortuszorg is het aan de betreffende abortusklinieken als de partij met de grootste deskundigheid, een dergelijke afweging te maken. De vraag hoe de zorg in een individueel geval gegeven de omstandigheden van dat geval precies geleverd moet worden en welke maatwerkoplossingen daarbij eventueel moeten worden getroffen, is een vraag die, zowel onder normale omstandigheden als in de huidige situatie waarin coronamaatregelen van kracht zijn, binnen de relatie tussen de vrouw en zorgverlener aan de orde dient te komen.
In het huidige overheidsbeleid, wetgeving en richtlijnen staat zorgvuldigheid van de besluitvorming voorop. Abortushulpverlening vraagt om een secure afweging van verschillende belangen en dient zorgvuldig, veilig en medisch verantwoord te worden uitgevoerd. Het verstrekken van medicamenten per post past niet in deze opvatting.
Daarnaast wil ik nogmaals benadrukken dat ik op dit moment vanuit de Nederlandse abortussector dan wel het Nederlands Genootschap van Abortusartsen geen signalen heb ontvangen die nopen tot een aanpassing van het huidige beleid.
Het bericht ‘Ministerie hield zorgen over Omgevingswet achter’ |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat het Ministerie van BZK een ambtelijke noodkreet over het niet goed werken van de Omgevingswet bij invoering in januari 2021 en de te verwachten chaos en versnippering in de besluitvorming heeft achtergehouden?1
Het NRC-artikel refereert aan een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking tussen verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden geanalyseerd.
In mijn voortgangsbrief van november 2019 is al beschreven dat het streven was om voor deze zomer van 2020 definitief met uw kamer te bepalen of inwerkingtreding per 1 januari 2021 haalbaar was.3
Zoals vermeld in die voortgangsbrief lag er voor de ontwikkeling van de STOP-TPOD standaard en de aanpassing van software door lokale overheden eind vorig jaar al een stevige uitdaging. De planning werd haalbaar geschat maar was niet ruim bemeten. De rek was er eind vorig jaar al uit. Dit vormde mede de aanleiding om een Quick Scan te initiëren om de samenwerking tussen onderdelen die aan de STOP-TPOD standaard werken te verbeteren. De acties die naar aanleiding van deze Quick Scan genomen zijn gaven het vertrouwen dat 1 januari 2021 in beeld bleef.
In de diverse debatten in januari over de Invoeringswet en de aanvullingswetgeving in februari heb ik steeds benadrukt dat die debatten over de wetgeving die voorlag gingen en dat we aparte te spreken kwamen over de inwerkingtredingsdatum. Wat die datum zou worden, zou voor de zomer aan de hand van de voortgang van de implementatie worden bepaald.
Ik ben niet bereid de Quick scan met uw Kamer te delen. Ik sluit aan bij de kabinetsbrede lijn rondom het openbaar maken van documenten naar aanleiding van de moties Omtzigt. Het kabinet heeft de aangenomen moties – Omtzigt met betrekking tot artikel 68 Grondwet nog in beraad, in afwachting van het advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid. Na publicatie van dit advies zendt het kabinet uw Kamer een nadere kabinetsreactie.
Het gaat hier om een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking tussen verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden geanalyseerd. De STOP-TPOD standaard is een belangrijke bouwsteen voor het digitale stelsel. Deze Quick Scan is in opdracht van mijn ministerie uitgevoerd, omdat er eerder vertragingen in de oplevering van deze standaard waren geconstateerd, waarover ik beide Kamers ook heb geïnformeerd.
De Quick scan had tot doel om alle aspecten – inhoud en proces – van het werken aan de STOP-TPOD standaard onder de loep te nemen. Dit om te voorkomen dat er verdere vertraging bij de oplevering van de standaard zou ontstaan door een herhaling van eerdere problemen.
De Quick scan is vervolgens met betrokkenen gedeeld en gebruikt om binnen de interne werkprocessen tot noodzakelijke verbetering te komen.
Ik ben wel graag bereid u te beschrijven welke conclusies en aanbevelingen de scan bevat en hoe ik daarmee ben omgegaan. Het ging dus om de analyse op het ontwikkelen van de publicatie STOP-TPOD standaard en de Landelijke voorziening voor bekend maken en beschikbaar stellen van documenten (LVBB). Deze twee voorzieningen worden gebruikt door het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) en zijn van belang voor de werking van dat stelsel.
In de Quick scan werd geconcludeerd dat:
In de Quick scan werden de volgende aanbevelingen gedaan:
De aanbevolen inhoudelijke vereenvoudiging is bereikt door complexiteit van ontwerpeisen op het gebied van mutaties, geografische informatieobjecten, synchroniciteit en validaties te beperken tot datgene wat strikt noodzakelijk is om de Omgevingswet inwerking te kunnen laten treden en de realisatie ervan te faseren. Het door de auteur aanbevolen in stand houden van de uitzonderingspositie in de Bekendmakingswet is onderzocht en niet overgenomen. Deze aanbeveling zou in dit stadium de haalbaarheid van de planning eerder bemoeilijken dan versnellen en daarnaast een aantal voordelen van het DSO ten opzichte van het huidige situatie te niet doen.
De aanbevelingen uit de Quick scan om de samenwerking en werkprocessen te verbeteren zijn ook ter harte genomen. Medio januari 2020 zijn er betere afspraken gemaakt over de samenwerking tussen de verschillende onderdelen binnen mijn ministerie en relevante externe partners. Deze samenwerkingsafspraken hebben geleid tot een gedeeld eindbeeld van het bij inwerkintreding op te leveren resultaat in de planketen, een aangescherpte verdeling van de verantwoordelijkheden en procesafspraken om tot effectievere ketensamenwerking te komen. Dit heeft ook zijn weerslag gekregen in een gezamenlijke en samenhangende roadmap. Ook zijn inmiddels de noodzakelijke stappen gezet om het beheer van het LVBB en de STOP-TPOD standaard binnen mijn ministerie structureel te beleggen.
De verbeterde samenwerking heeft er onder meer in geresulteerd dat de STOP-TPOD standaard 1.0 op 3 april 2020 is opgeleverd en gepubliceerd. Het is nu van belang dat de leveranciers en de bevoegde gezagen op basis van deze standaard aan de gang kunnen met ontwikkeling van de lokale software van de planketen. De stappen die sinds januari zijn gezet om de planketen te stabiliseren, zijn betrokken bij de Gateway review, waarvan de resultaten4 op 1 april jongstleden met uw Kamer zijn gedeeld.
Klopt het dat een ambtelijke noodkreet niet is gedeeld met de Eerste Kamer bij de behandeling van de Omgevingswet in februari?
Zie antwoord vraag 1.
Wat was daarvan de reden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze inventarisatie van de problemen openbaar te maken?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de mening van softwareleveranciers dat een fatsoenlijke invoering van de Omgevingswet in 2021 onhaalbaar is?
De softwareleveranciers zijn partners in het bouwen van het DSO, dat immers uit lokale plan-, vergunningen- en regelsoftware bestaat en een centrale motor, het DSO-landelijke voorziening.
Kortheidshalve wordt verwezen naar de brief van 1 april 20205, waarin uiteen is gezet dat de mening van softwareleveranciers betrokken is in de overweging om tot uitstel over te gaan.
Het is hierbij van belang zowel recht te doen aan het vele werk dat al is verricht. De partijen die al ver gevorderd zijn, moeten in staat worden gesteld aan de slag te gaan en tevens moeten partijen die achterop zijn geraakt gelegenheid krijgen om achterstanden in te lopen. In overleg met de bestuurlijke partners wordt bekeken wat hierin haalbaar is en wat de situatie en behoefte per keten is.
Niet alle bevoegde overheden hoeven immers op alle ketens van het DSO aan te sluiten. Zo zullen omgevingsdiensten bijvoorbeeld vanwege de aard van hun werk vaak kunnen volstaan met een aansluiting op de vergunningenketen.
Bovendien hebben niet alle bevoegde overheden dezelfde planning. Provincies zullen bijvoorbeeld al voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet hun omgevingsverordeningen bekend maken. Zij moeten dus eerder succesvol zijn aangesloten op de publicatieketen dan gemeenten en waterschappen. Dit komt doordat voor het omgevingsplan en de waterschapsverordening overgangsrecht van toepassing is. Daar komt bij dat overheden voor de verschillende ketens van het DSO (bekend maken van omgevingswetbesluiten, ontvangen van vergunningaanvragen en meldingen en het maken en uploaden van vragenbomen) door verschillende softwareleveranciers worden bijgestaan, die ieder ook hun eigen planning hanteren. Dit alles maakt een «gedifferentieerde aanpak» noodzakelijk, die is toegesneden op de behoeften van bevoegde overheden en softwareleveranciers.
Bent u de bereid de invoering van de Omgevingswet uit te stellen totdat alle problemen rondom de invoering van de Omgevingswet zijn opgelost? Zo neen, waarom niet?
Op 1 april jongstleden is aangekondigd dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal worden uitgesteld. De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een voorstel voor een nieuwe datum voor inwerkingtreding te komen.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Stieneke van der Graaf (CU), Eppo Bruins (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op de vragen van de leden Van der Graaf en Bruins over de gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie?1
Ja.
Bent u tevens bekend met het artikel «Tientallen prostituees willen door corona definitief stoppen met hun werk»?2
Ja.
Voelt u ook de urgentie om deze kwetsbare groep die uit de prostitutie wil stappen, daarbij te ondersteunen? Is er voldoende plek en capaciteit bij opvang- en hulpverlening om mensen die willen stoppen met prostitutie te helpen? Bent u bereid, mede op basis van genoemd artikel, en de reeds ontvangen signalen uit Groningen om bij alle RUPS (Regeling Uitstapprogramma‘s Prostitutie)-organisaties een inventarisatie te doen hoeveel uitstapvragen zij hebben gekregen en deze organisaties ervan te verzekeren dat er voldoende middelen beschikbaar zullen zijn om aan de groeiende uitstapvraag te kunnen voldoen?
Ik deel de doelstelling om mensen die uit de prostitutie willen stappen te ondersteunen, daarom is de Rups-regeling ingevoerd. Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen d.d. 25 maart 2020, zal ik na afloop van de coronacrisis bezien of er door de crisis een grotere behoefte bestaat aan ondersteuning bij duurzaam uitstappen en of de bestaande programma’s voldoende middelen hebben om in een eventuele grotere behoefte te voorzien. Parallel daaraan heb ik bij de Rups-organisaties een uitvraag gedaan naar de hulpvragen die zij sinds het begin van de coronacrisis ontvangen en wat de aard is van deze vragen. Indien hieruit nu al blijkt dat er een significante toename is van behoefte aan uitstapbegeleiding vanwege de coronacrisis, zal ik bezien hoe hieraan tegemoet zou kunnen worden gekomen.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat mensen in de prostitutie die werken als zzp-er, mensen die werken via opting-in in raamprostitutie en clubs, en mensen die afkomstig zijn uit een ander EU-land en nog niet vijf jaar in Nederland werkzaam zijn, in aanmerking kunnen komen voor financiële ondersteuning? Op welke regelingen kunnen zij een beroep doen? Kunt u daarnaast expliciet aangeven waar zij terecht kunnen wanneer zij op dit moment niet uitkeringsgerechtigd zijn, geen inschrijving in de Kamer van Koophandel hebben en/of geen burgerservicenummer hebben?
Voor de beantwoording van deze vraag ben ik te rade gegaan bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder wiens verantwoordelijkheid sociale zekerheid valt.
Mensen die rechtmatig in Nederland verblijven kunnen, indien zij aan de criteria van de regeling voldoen, aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), een Werkloosheidsuitkering (WW) of de algemene bijstand. Personen zonder geldige verblijfstatus kunnen geen beroep doen op algemene bijstand. Voor de mogelijkheden voor sekswerkers die onder de opting-in regeling vallen verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen d.d. 25 maart 2020.
Bent u ermee bekend dat de gemeentes Amsterdam en Groningen bereidheid hebben uitgesproken om voor deze groepen in financiële ondersteuning te voorzien, maar problemen in de uitvoering ervaren? Wilt u met deze gemeentes kijken hoe knelpunten in de uitvoering kunnen worden weggenomen? Bent u bereid vervolgens te bewerkstelligen dat in alle gemeenten tot een dergelijke regeling wordt overgegaan?
Elke gemeente werkt momenteel hard om ervoor te zorgen dat haar inwoners de benodigde ondersteuning krijgen bij het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis. Gemeenten hebben een financieel vangnet en noodopvang voor de doelgroepen die getroffen zijn door de coronacrisis. Sekswerkers zijn daar één van.
Het Ministerie van SZW is in contact met VNG, Divosa en gemeenten (zo ook met de gemeenten Amsterdam en Groningen) over mogelijke knelpunten in de uitvoering van de financiële regelingen in het kader van de coronacrisis en het wegnemen daarvan.
Kan worden toegelicht waarom de noodverordening niet van kracht is voor de tippelzones, escortbranche, thuisprostitutie en de porno-industrie – branches waarbij het evident is dat gezien de aard van de werkzaamheden, hierin niet aan de RIVM-normen van geen fysiek contact en anderhalve meter afstand bewaren kan worden voldaan? Bent u bereid ervoor te zorgen dat dit alsnog wordt geregeld?
Het uitoefenen van alle vormen van contactberoepen, voor zover deze beroepen niet naar behoren met inachtneming van 1,5 meter afstand tot de klant kunnen worden uitgeoefend, is verboden in de aanwijzing van de Minister van VWS van 24 maart 2020 aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Uitgezonderd van dit verbod is de uitoefening van (para)medische beroepen, mits voor deze uitoefening een individuele medische indicatie bestaat en daarbij door de beoefenaar alle in verband met COVID-19 benodigde hygiënevereisten in acht worden genomen. Deze aanwijzing is omgezet in de noodverordeningen die door de voorzitters van de veiligheidsregio’s zijn vastgesteld. Daarmee is het uitoefenen van alle vormen van prostitutie en ander sekswerk waarbij men geen anderhalve meter afstand kan houden, in alle regio’s verboden zolang de noodverordening van kracht is.
Wat vindt u ervan dat nog steeds online wordt geadverteerd voor verschillende vormen van prostitutie en dat het aantal online advertenties lijkt te zijn toegenomen? Bent u dan nog steeds van mening dat ervan uit kan worden gedaan «dat de exploitanten en sekswerkers hun maximale verantwoordelijkheid nemen in de toepassing van de richtlijnen en bij de afweging of de dienstverlening in de huidige situatie wel zou moeten plaatsvinden»?3
Navraag bij Kinky leert dat het aantal online advertenties op kinky.nl drastisch is gedaald. Veel adverteerders laten volgens Kinky advertenties online staan om onder de aandacht te blijven, maar niet om daadwerkelijk fysieke afspraken te maken. Tevens merk ik op dat platforms hun verantwoordelijkheid nemen door waarschuwingen te plaatsen, het alternatief van webcam-seks aan te bieden of door de rubrieken voor fysieke afspraken geheel te sluiten.
Deelt u de grote zorg dat er sprake is van dwang, economisch danwel fysiek, voor mensen in de prostitutie om zich ook tijdens de coronacrisis beschikbaar te stellen?
Ja, die zorgen deel ik. Het is daarom belangrijk dat sekswerkers gebruik maken van zowel de reguliere voorzieningen als de noodvoorzieningen en hierbij voldoende ondersteuning krijgen. Ik zie dat in veel gemeenten met een concentratie van prostitutie het prostitutiemaatschappelijk werk en andere hulpverleningsorganisaties hard werken om de doelgroep te helpen bij het aanvragen van noodvoorzieningen. Ook is het belangrijk dat politie en gemeenten alert blijven op signalen van uitbuiting.
Bent u bereid om websites, dan wel providers van websites, waarop seksadvertenties te zien zijn, aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en als dat nodig blijkt zelfs te verplichten om adverteren voor fysieke diensten niet mogelijk te maken?
Uit het contact met de voor mij bekende providers blijkt dat zij zelf verantwoordelijkheid hebben genomen door hetzij de erotische rubrieken tijdelijk te sluiten, hetzij duidelijk aan te geven dat prostitutie op dit moment verboden is of een geschikt alternatief te bieden (webcam). Ik raad het echter af om hen te verplichten te voorkomen dat sekswerkers fysieke diensten aanbieden. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat sekswerkers nog verder uit het zicht raken, wat het toezichthouden bemoeilijkt en risico’s op uitbuiting en geweld vergroot. Daarnaast adverteren veel sekswerkers volgens Kinky om in het zicht te blijven voor ná de crisis.
Is het juist dat een significante groep mannen en vrouwen uit de prostitutie alternatieve huisvesting zoekt en in bijvoorbeeld de Maatschappelijke Opvang terecht komen? Is voldoende plek bij Maatschappelijk Werk, de Vrouwenopvang, de Maatschappelijke Opvang en Veilig Thuis om hen te helpen en zijn de voorzieningen ook passend en een veilige omgeving voor deze kwetsbare groep? Hoe kunnen daarbij vrouwen en mannen worden geholpen die formeel niet in aanmerking komen voor voorzieningen en indicatie, maar wel een beroep doen op opvang?
Tijdens het dagelijks overleg met de VNG en Valente (de koepelorganisatie voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen) heeft de Staatssecretaris van VWS geen signalen ontvangen dat een significante groep mannen en vrouwen uit de prostitutie alternatieve huisvesting zoekt en in bijvoorbeeld de maatschappelijke opvang terecht komt. Dat neemt niet weg dat voor mensen die dakloos raken opvang beschikbaar moet zijn.
Op 27 maart 2020 is een richtlijn gepubliceerd voor de opvang van dak- en thuisloze mensen4. In deze richtlijn is opgenomen dat gemeenten de nachtopvang open moeten houden voor rechthebbenden volgens de Wmo 2015 en dat het vanuit humanitaire overwegingen wenselijk is tijdelijk (voor de duur van de aanvullende maatregelen van het kabinet) plekken te realiseren voor niet-rechthebbenden.
De manier waarop invulling wordt gegeven aan de richtlijn is aan gemeenten. Of en welke vorm van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang of een gespecialiseerde vorm van opvang – bijvoorbeeld voor slachtoffers loverboys of mensenhandel) geschikt is, is afhankelijk van zowel de individuele situatie van de persoon om wie het gaat als de mogelijkheden van de betreffende gemeente. Gemeenten zijn gevraagd samen met centrumgemeente(n) en opvanginstelling(en) zicht te houden op een mogelijke toename en het gesprek te voeren hoe om te gaan met de situatie dat onvoldoende opvangplekken beschikbaar zijn5.
Kunt u, met inachtneming van de bevoegdheid van gemeenten, in overleg treden met gemeenten om te zien hoe kan worden ondersteund bij het vinden van vervangende huisvesting, bijvoorbeeld door gemeenten nadrukkelijk te wijzen op de mogelijkheid om mensen die uit de prostitutie willen stappen, al dan niet tijdelijk, met voorrang in aanmerking te laten komen voor een sociale huurwoning?
Landelijk ingrijpen op het sociale huuraanbod is ten zeerste af te raden. Er zijn veel verschillende, kwetsbare groepen die steunen op de voorziening en in elke gemeente is er een verschillende samenstelling van doelgroepen die ondersteuning behoeven. Ik wil niet in deze gemeentelijke bevoegdheid treden.
Bent u bereid om te kijken hoe, waar mensen dat willen, kan worden ondersteund bij remigratie naar het land van herkomst?
Alle mensen die rechtmatig en niet rechtmatig in Nederland verblijven en naar hun land van herkomst willen terugkeren, kunnen daarbij advies en hulp krijgen van de Internationale organisatie voor migratie (IOM). Intakegesprekken worden gehouden via de telefoon. Tevens kunnen formulieren en documenten worden afgegeven of worden opgehaald bij de IOM steunpunten. De contacten met de ambassades en consulaten verlopen telefonisch of per e-mail.
Kunt u deze vragen uiterlijk dinsdag 7 april 2020 beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
De wenselijkheid van het toevoegen van diergeneeskundige,- en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen |
|
Frank Futselaar (SP) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep van dierenorganisaties omtrent de wenselijkheid van het toevoegen van diergeneeskundige en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen?1
Het verzoek om diergeneeskundige en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen toe te voegen is mij bekend.
Kunt u toelichten op welke gronden besloten is om dierenartsen, dierverzorgers en dierambulancemedewerkers buiten de voedselketen niet toe te voegen aan deze lijst?
De lijst van cruciale beroepsgroepen is opgesteld om noodopvang te kunnen bieden voor kinderen van ouders/verzorgers in cruciale beroepsgroepen. Het gaat hier om beroepsgroepen die in de huidige omstandigheden vragen om continue bezetting. Ook als je een onmisbare functie vervult ten behoeve van een van deze cruciale beroepsgroepen of vitale processen val je binnen het bereik van de lijst. De lijst vormt tevens de basis voor de uitzondering op de maatregel dat huisgenoten van iemand met luchtwegklachten met koorts en/of benauwdheid ook thuis moeten blijven. Om de verspreiding van COVID-19 zo veel mogelijk te kunnen beperken is het natuurlijk van groot belang dat er zo min mogelijk uitzonderingen worden gemaakt op de maatregelen. De lijst is daarom beperkt gehouden.
Dat bepaalde beroepen, zoals dierverzorgers, niet expliciet op de lijst staan doet niets af aan het grote belang van deze beroepen. Van veel beroepen en dus ook van dierverzorgers wordt gevraagd om zoveel als mogelijk zelf oplossingen te vinden om, binnen de kaders van de COVID-19 maatregelen die gelden, activiteiten toch doorgang te laten vinden. Bij knelpunten is het advies om lokaal oplossingen te zoeken, mede in overleg met werkgever, school en kinderopvang.
Deelt u de mening dat de gezondheid van dieren buiten de voedselketen niet in het geding mag komen en deelt u de mening dat genoemde specialistische beroepsgroepen hiervoor cruciaal zijn?
Ik deel uw mening dat gezondheid van dieren buiten de voedselketen niet in het geding mag komen. Daarbij is relevant dat de gezondheid van dieren niet meteen in het geding zal zijn als deze dieren bepaalde zorg niet krijgen die ze normaal wel krijgen. Niet alle dieren hebben specialistische zorg nodig en ook niet alle zorg die dieren normaal krijgen is op korte termijn noodzakelijk. De overheid en betrokken partijen moeten er binnen de kaders samen alles aan doen om te zorgen dat dieren wel de noodzakelijke en gespecialiseerde zorg blijven krijgen die nodig is voor hun gezondheid. Waarbij natuurlijk geen afbreuk gedaan mag worden aan een effectieve aanpak van de Corona uitbraak. Ik ben in goed overleg met vertegenwoordigende organisaties in deze sector en monitor de situatie.
Bent u op de hoogte van het feit dat dierverzorgende beroepen in ons omringende landen wel zijn toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen?
Ik ben op de hoogte van het feit dat dierverzorgende beroepen in ons omringende landen zijn toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen.
Waarin verschilt Nederland op dit punt volgens u van omringende landen?
Nederland heeft op onderdelen een ander maatregelenpakket ingesteld om de verspreiding van COVID-19 zo veel mogelijk te beperken dan de ons omringende landen. Dat maakt ook dat de maatregelen andere effecten kunnen hebben op de verschillende organisaties die zich met verzorging van dieren bezighouden dan in andere, omringde landen.
Herkent en erkent u de mededeling van de dierenorganisaties dat de zorg voor dieren onder druk is komen te staan als gevolg van de beperkende coronamaatregelen? Zo ja, wat heeft u ondernomen om deze situatie te verlichten?
Het is mij bekend dat de COVID-19 maatregelen ook invloed kunnen hebben op de zorg voor dieren. Van de verschillende organisaties die zich met verzorging van dieren bezighouden heb ik inderdaad begrepen dat het door de maatregelen lastig is om de zorg voor dieren in bepaalde gevallen te organiseren. Daar waar de verzorging van dieren alleen uitgevoerd kan worden door personen met zeer specialistische kennis en vaardigheden, denk aan zorg voor proefdieren, dierentuindieren en quarantaine van opgevangen primaten, is er grotere kans op ontstaan van knelpunten, aangezien het aantal personen dat deze zorg kan verlenen veel beperkter is dan reguliere zorg aan dieren.
De lijst met cruciale beroepen is niet alomvattend en vraagt in de praktijk om maatwerk. Het is aan ouders en werkgevers om hierin juiste keuzes te maken.
Voor deze beperkte groep specialistische dierverzorgers die noodzakelijke en specialistische zorg aan dieren verlenen geldt dus ook dat door middel van maatwerk oplossingen gevonden moeten worden als de zorg voor dieren in de knel komt. Verder geldt dat op het moment dat er nieuwe aanvullende maatregelen zouden komen er opnieuw bepaald wordt of en voor wie er uitzonderingen komen.