Het bericht 'Bol.com verkoopt geen producten en boeken meer waarop Zwarte Piet staat' |
|
Lilian Helder (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bol.com verkoopt geen producten en boeken meer waarop Zwarte Piet staat»?1
Ik heb kennis genomen van verschillende berichtgeving op basis van het persbericht van Bol.com d.d. 19 augustus jl., waarin Bol.com aankondigt om in aanvulling op het vorig jaar genomen besluit om productafbeeldingen te weren waarop volledig donker geschminkte mensen te zien zijn, nu ook titels, productomschrijvingen en productkenmerken aan te zullen passen. Bol.com heeft besloten artikelen met afbeeldingen van Zwarte Piet als stereotyperend karikatuur zullen worden geweerd, tenzij deze van belang zijn vanuit educatief/historisch perspectief. In dat geval worden de artikelen door Bol.com wel online gehouden, maar voorzien van een label dat aangeeft dat de inhoud als controversieel wordt beschouwd. Pietenkostuums kunnen verkocht blijven worden, mits ze geen stereotype karikatuur uitbeelden (bijvoorbeeld door toevoeging van een molensteenkraag in combinatie met een zwarte pruik, grote gouden oorringen, rode lippen).
Wat vindt u van de door Bol.com aangevoerde reden hiervoor, luidende dat «iedereen zich welkom moet voelen»?
Het is niet aan mij in mijn hoedanigheid als Minister van Justitie en Veiligheid om een positie te bepalen ten aanzien van het aanbod van een commercieel bedrijf dat opereert binnen de grenzen van de wet.
Is het in dat kader niet vreemd dat Bol.com wel de boeken Mein Kampf en de Koran in de collectie blijft houden? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij in mijn hoedanigheid als Minister van Justitie en Veiligheid om een positie te bepalen ten aanzien van het aanbod van een commercieel bedrijf dat opereert binnen de grenzen van de wet.
Klopt de stelling van Bol.com dat er advies is ingewonnen bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid?2 Zo ja, kunt u dat advies bij de beantwoording van deze vragen voegen?
Bol.com heeft de eerdere stelling dat advies is ingewonnen bij mijn ministerie, inmiddels via diverse socialmediakanalen genuanceerd. Bol.com heeft op eigen initiatief op 12 maart jl. contact gezocht met het Ministerie van Justitie en Veiligheid met de vraag of er algemene richtlijnen te geven zijn inzake de verkoop van wat door Bol.com is aangeduid als «controversieel boekverkoop».
In de richting van Bol.com is aangegeven dat algemene richtlijnen niet te geven zijn. Wel is vanuit mijn departement meegegeven dat wat strafbaar of onrechtmatig is in relatie tot de verkoop van boeken is vastgelegd in het strafrecht (artikel 137c tot en met 137g en artikel 429quater van het Wetboek van Strafrecht), in het civielrecht (artikel 6:162 uit het Burgerlijk wetboek over de onrechtmatige daad) en in jurisprudentie. De definitie van discriminatie in het strafrecht is vastgelegd in artikel 90quater Sr. Ook de «Aanwijzing discriminatie» van het OM is in dit verband relevant en publiekelijk beschikbaar. Wat in concrete gevallen wel en niet mag hangt steeds af van de context en kenmerken van het concrete geval.
Bent u bereid deze vragen ruim voor 5 december te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het actief ontmoedigen van onnodige reizen naar risicogebieden |
|
Eva van Esch (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «1 op de 5 nieuwe coronapatiënten was kort daarvoor op vakantie in buitenland»?1
Ja.
Klopt het dat van de ruim 4.000 nieuwe coronabesmettingen die de afgelopen week werden vastgesteld, er 738 in de twee weken daarvoor in het buitenland zijn geweest? Zo nee, hoe zit het dan?
De wekelijkse epidemiologische update van het RIVM geeft aan dat er in week 34 (11–18 augustus) inderdaad sprake was van het feit dat 18,4% van de COVID-19 patiënten voor aanvang van de ziekte in het buitenland is geweest.
Erkent u dat op dit moment onnodig veel nieuwe besmettingen vanuit het buitenland Nederland binnenkomen? Zo nee, waarom niet?
Import van COVID-19 uit het buitenland moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Daarom worden al verschillende maatregelen getroffen. Zie vraag 5 voor deze maatregelen.
Erkent u dat de waarschuwing van het label «code oranje» kennelijk niet voldoende is om het aantal onnodige reizen naar risicogebieden in voldoende mate in te perken? Zo nee, waarom niet?
Een oranje reisadvies voor een land of een gebied betekent dat niet-noodzakelijke reizen, waaronder toeristische reizen, naar dat land of gebied worden afgeraden. Het is de verantwoordelijkheid van de reiziger zelf om de afweging te maken of een reis noodzakelijk is of niet. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt via verschillende instrumenten, waaronder het reisadvies, communicatie via de NederlandWereldWijd-website, het 24/7 ContactCenter en de BZ-reisapp, de Nederlandse burger om hierin een weloverwogen keuze te maken. Communicatie naar de burger over o.a. reisadviezen wordt op regelmatige basis in interdepartementaal verband besproken.
Overigens zijn er op dit moment 2 verschillende aanleidingen voor een oranje reisadvies voor een land in de EU. Er zijn landen met een oranje reisadvies, omdat het RIVM oordeelt dat de gezondheidssituatie niet veilig is (COVID-risico-gebied). Ook landen die beperkende maatregelen invoeren voor Nederlanders zoals quarantaine bij aankomst vanwege de gezondheidssituatie in Nederland krijgen een oranje reisadvies (zoals bijvoorbeeld het VK en Finland), omdat die beperkende maatregelen zich niet verenigen met een toeristisch reispatroon. Voor reizigers die terugkeren uit dergelijke landen geldt geen quarantainemaatregel. Of quarantainemaatregelen gelden bij terugkeer wordt duidelijk gecommuniceerd in de reisadviezen en via andere kanalen.
Hoe gaat u de dagelijkse stroom aan nieuwe besmettingen vanuit het buitenland stoppen?
Op mijn verzoek voert het RIVM wekelijks een inventarisatie uit van landen die onveilig zijn om naar toe te reizen. Hiervoor wordt onder andere gekeken naar het aantal besmettingen en het aantal testen uitgevoerd in dat land. Ook wordt het aantal positief geteste personen met een reishistorie in het betreffende land meegewogen. Daarnaast worden de diplomatieke posten geraadpleegd voor meer informatie over de situatie van een land of gebied. Op basis van de inventarisatie onveilige landen van het RIVM wordt het reisadvies van de rijksoverheid telkens aangepast.
Reizigers die naar een oranje gebied afgereisd zijn dat een COVID-19 risicogebied is, worden dringend geadviseerd om 10 dagen in thuisquarantaine te gaan bij aankomst in Nederland. Daarnaast is op Schiphol een teststraat (dit betreft een onderzoeksetting) ingericht om reizigers uit dergelijke risicogebieden direct te kunnen testen bij hun aankomst in Nederland. Bij de gates worden reizigers opgewacht door GGD-personeel dat hen o.a. begeleidt naar deze teststraat en informatie geeft over thuisquarantaine. Ook vooraf aan hun reis worden reizigers bewust gemaakt van de gevolgen van een reis (met vliegtuig). Om aan boord van een vliegtuig toegelaten te worden, moet elke passagier een gezondheidsverklaring invullen waarin hij/zij verklaart geen klachten te hebben die duiden op COVID-19 en bewust is van de gevolgen van de reis.
Ook voor landen met een geel reisadvies worden reizigers geadviseerd om zich in het buitenland zowel te houden aan de maatregelen die in Nederland gelden als aan de lokale maatregelen. Deze boodschap wordt via verschillende communicatie kanalen, waaronder het reisadvies, gecommuniceerd.
Hoe gaat u voorkomen dat mensen nog massaal afreizen naar bestemmingen met code oranje?
Zie antwoord vraag 4.
Kent u de motie-Van Esch c.s. waarin de Kamer de regering oproept om «vliegreizen naar risicogebieden actiever te ontmoedigen»?2
Ja.
Hoe gaat u deze motie uitvoeren?
Tijdens het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 12 augustus jl. heeft de Minister-President aangegeven uitvoering te geven aan de motie door reisorganisaties te wijzen op het bijzondere karakter van de noodzakelijk reizen. De Minister van IenW heeft de Nederlandse reisorganisaties en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen hierop gewezen via een brief.
Erkent u dat bestemmingen met code geel ook vrij plotseling in code oranje kunnen veranderen, zoals recent nog het geval was met o.a. Brussel, Parijs, Marseille, Madrid, Mallorca, Ibiza en verschillende Spaanse regio’s?3
Ja, er is sinds op 15 juni jl. het wereldwijde oranje reisadvies werd losgelaten en de reisadviezen voor EU landen werden aangepast naar een gele classificatie indien de situatie dat toeliet, ook steeds voor gewaarschuwd dat reisadviezen in verband met de snel veranderende virusdynamiek weer naar een oranje classificatie opgeschaald kunnen worden. Dit is via de kanalen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere overheids-communicatiekanalen gecommuniceerd aan het publiek, de reisbranche en andere belanghebbenden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zijn reisadviezen op de wekelijkse beoordeling van het RIVM van de COVID-19 situatie in die landen.
Deelt u de mening dat het daarom verstandig is om ook reizen naar bestemmingen met code geel actief te ontmoedigen? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert reisadviezen op basis van de situatie in het desbetreffende land. Via de kleurcode wordt inzichtelijk gemaakt hoe veilig een land of gebied is. De situatie in landen met code geel of oranje verschilt dus van elkaar en het is voor de Nederlandse burger van belang dat deze verschillen inzichtelijk blijven. Daarom is het niet wenselijk om dezelfde waarschuwingen af te geven voor oranje en gele kleurcodes. Een gele kleurcode voor een land houdt in dat daar veiligheidsrisico’s zijn. Reizigers worden aangeraden goed voorbereid op reis te gaan. Zoals in het antwoord van vraag 9 staat genoemd waarschuwt het Ministerie van Buitenlandse Zaken reizigers dat als gevolg van nieuwe virusuitbraken het gele reisadvies voor bepaalde gebieden of landen weer kan worden aangescherpt.
Herinnert u zich de recente publiekscampagne van de rijksoverheid toen er op OV-haltes posters hingen met teksten als «met de bus, alleen als het noodzakelijk is»?4
Ja.
Is een dergelijke campagne volgens u ook een optie voor het actief ontmoedigen van vliegreizen? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 30 juli 2020 (Aanhangsel van de Handelingen 3637) met antwoorden op vragen van het lid Van Raan (PvdD) heb ik aangegeven dat reizen reeds wordt ontmoedigd door voor bepaalde gebieden een oranje reisadvies uit te brengen en dit reisadvies op verschillende manieren onder de aandacht te brengen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er weer volop reclames in omloop zijn voor ploftickets en dat op websites waar vliegtickets kunnen worden geboekt, niet of nauwelijks melding wordt gemaakt van het reisadvies bij bepaalde bestemmingen?5 6 7 Zo nee, waarom niet?
Reisorganisaties worden aangemoedigd om een link naar het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op te nemen. Veel organisaties doen dit ook al.
Het staat reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen vrij om reizen aan te bieden en aan te prijzen. Mits de reizigers zich aan de RIVM-richtlijnen houden, stellen de reis- en luchtvaartbranche hen in staat om van een op vakantie te gaan of een noodzakelijke reis te maken. Hoewel ik reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen niet kan verplichten hun aanbod te wijzigen, vind ik het niet passen dat reizen naar oranjegebieden worden aangeprezen als mogelijke vakantiebestemming. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 8 heeft de Minister van IenW reisorganisaties hierop gewezen via een brief.
Deelt u de mening dat ook op websites waar vliegtickets kunnen worden geboekt, duidelijk moet worden gemaakt wat het reisadvies is bij de beschikbare bestemmingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hierop uw inzet?
Zie antwoord vraag 13.
Deelt u de mening dat ook op websites waar vliegtickets kunnen worden geboekt, het reizen naar risicobestemmingen actief dient te worden ontmoedigd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hierop uw inzet?
Zie antwoord vraag 13.
Kent u de actie van Corendon waarbij tijdens de verzengende hittegolf de korting op vliegtickets opliep bij hogere temperaturen?8
Ja.
Deelt u de mening dat, vanwege o.a. de klimaatcrisis en de coronacrisis, dergelijke reclames voor ploftickets volstrekt ongepast zijn? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 13, 14 en 15.
Wat is uw inzet om het aantal reclames voor ploftickets in te dammen?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u alsnog een concreet antwoord geven op de eerdere schriftelijke vragen van het lid Van Raan over de onwenselijkheid van het bagatelliseren van volksgezondheidrisico’s en de waarde van code oranje door Corendon?9
Uw Kamer heeft op 30 juli 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3637) de verzochte concrete antwoorden ontvangen.
Kent u het bericht «De coronateststraat op Schiphol is «moeilijk te vinden» en «de capaciteit is onvoldoende»«?10
Ja.
Klopt het dat de capaciteit van de teststraat op Schiphol nog steeds onvoldoende is? Zo ja, hoe gaat u dit oplossen? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Op dit moment is de testcapaciteit op Schiphol ca. 800–1000 testen per dag. Vanwege de huidige druk op de labcapaciteit en omdat het hier nog gaat om een onderzoeksetting naar het effect van testen van mensen/reizigers zonder klachten, wordt er vooralsnog niet opgeschaald. Op zijn vroegst verwacht ik het resultaat en een advies van dit onderzoek half september.
Klopt het dat de GGD nog geen verzoek heeft gekregen om de testcapaciteit en informatievoorziening op te schalen naar 100 procent van de vluchten uit risicogebieden? Zo ja, waarom is die opdracht nog niet gegeven?
Dat klopt. Op dit moment moeten we allereerst weten hoe effectief de teststraat is op Schiphol omdat het hier gaat om het testen van mensen zonder klachten. Daarom is er op Schiphol ook direct een onderzoek gestart. Ik verwacht de resultaten van dit onderzoek half september. Ten tweede nam de druk op de lab capaciteit de afgelopen weken sterk toe. Op de drukste dag van de week in week 34 was er zelfs een stijging van 40% in het aantal afgenomen testen, ten opzichte van de drukste dag in week 33. Dit komt onder meer doordat steeds meer mensen zonder klachten zich laten testen. Dit legt een grote druk op de testketen en testcapaciteit van de GGD’en en laboratoria.
Wanneer gaat u de GGD alsnog verzoeken om de capaciteit en informatievoorziening op te schalen naar 100 procent van de vluchten uit risicogebieden?
Zie antwoord vraag 22.
Wat is de stand van zaken omtrent teststraten op andere Nederlandse luchthavens?
De eerste oriëntatie gesprekken met andere luchthavens dan Schiphol hebben plaatsgevonden. Uitbreiding is echter met name afhankelijk van de druk op de lab capaciteit en de resultaten van het onderzoek op Schiphol. Vergeleken met Schiphol komen er relatief veel minder reizigers uit COVID-19 risicogebieden aan op deze luchthavens. Daarnaast moeten deze mensen alsnog 10 dagen in quarantaine, en kunnen zij zich ook bij (milde) klachten laten testen bij een GGD in hun eigen regio.
Kunt u deze vragen vanwege de urgentie binnen een week beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt bovenstaande vragen binnen een week te beantwoorden.
Het bericht 'Tovenaars met rommel' |
|
Jessica van Eijs (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tovenaars met rommel»?1
Ja.
Hoeveel van de ondernemers, eigenaars, bestuurders of aandeelhouders van de strafrechtelijk vervolgde afvalverwerkingsbedrijven zijn naast hun veroordeling voor milieudelicten ook veroordeeld voor andere delicten zoals drugsdelicten, verboden wapenbezit, geweldsdelicten en financiële delicten, waaronder faillissementsfraude?
Deze vraag kan niet worden beantwoord. De antecedenten van de in de vraag bedoelde natuurlijke personen die op enigerlei wijze zijn gelieerd aan bedrijven die strafrechtelijk zijn vervolgd voor milieudelicten, zijn niet met een geautomatiseerde zoekslag op te vragen.
Kunt u de schadepost van 15,9 miljoen euro aan gemeenschapsgeld bevestigen van de acht nader onderzochte failliete afvalverwerkingsbedrijven?
Ik heb navraag gedaan bij het IPO. Zij bevestigen dat de journalisten alle provincies hebben benaderd met deze vraag en dat dit het bedrag is dat naar voren kwam als totale kostenpost.
Wat is de totale kostenpost, inclusief openstaande dwangsommen, oninbare belastingschulden en gewerkte uren van ambtenaren, milieu-inspecteurs en brandweerlieden, van de ten minste 22 faillissementen van afvalverwerkingsbedrijven voor de Nederlandse gemeenschap?
Het IPO schatte eerder in dat, voor «ruim 20 bedrijven», over de periode 2015–2019 een verwachte kostenpost voor provincies en gemeenten van in totaal minimaal € 24 miljoen gemoeid ging. Uitsplitsingen zijn daarbij niet te maken.
Wat is, gezien uw antwoorden op vragen 2, 3 en 4, uw reactie op de bevinding van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid dat failliet gaan wordt geschaard onder de «typische modus operandi bij milieucriminele ondernemingen»? Bent u voornemens uw beleid jegens failliete afvalverwerkingsbedrijven te wijzigen? Zo ja, wat wordt het nieuwe beleid? Zo nee, waarom niet?
Hoewel ik de afvalsector ken als een professionele sector die zich inspant voor de transitie naar een circulaire economie, ben ik ook op de hoogte van de problematiek rondom het verdienmodel van sommige afvalverwerkers. Er wordt verdiend bij ontvangst van afval aan de poort en er bestaat daarna soms geen prikkel meer om het afval daadwerkelijk op een milieuverantwoorde manier te verwerken. Daarom ben ik inderdaad voornemens om op dit punt voor bevoegde gezagen de mogelijkheid te creëren om, voordat tot vergunningverlening wordt overgegaan, te verifiëren of er voldoende financiële middelen aanwezig zijn bij het bedrijf om eventuele milieuschade te herstellen of opruimingskosten bij faillissement te kunnen verhalen. Hiertoe introduceer ik een bepaling in het Omgevingsbesluit. De categorieën bedrijven in de afvalsector waarvoor mogelijk financiële zekerheid kan worden gesteld zijn de bedrijven die milieubelastende activiteiten met betrekking tot de opslag en verwerking van afval ontplooien voor zover daar een vergunning voor is vereist, zoals omschreven in het Besluit activiteiten leefomgeving.
Het bevoegd gezag stelt in het vergunningvoorschrift over financiële zekerheid de vorm vast waarin de financiële zekerheid wordt gesteld. Daarbij wordt in ieder geval rekening gehouden met de voorkeur van degene die de activiteit verricht. Bovendien kan bij het bepalen van de hoogte en vorm van financiële zekerheidsstelling rekening worden houden met een verslechterde financiële situatie als die (tijdelijk) te wijten is aan buitengewone omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de huidige COVID-19-crisis.
In afstemming met het Ministerie van BZK en decentrale overheden zal het wijzigingsbesluit tegelijk met de Omgevingswet in werking treden. Hiervoor zal internetconsultatie plaatsvinden en er zal een uitvoerings- en handhavingstoets worden gedaan. IPO wordt gevraagd om een handreiking financiële zekerheid voor afvalverwerkende bedrijven te ontwikkelen als ondersteuning bij de uitvoering. Bovendien is het belangrijk dat omgevingsdiensten de benodigde financiële kennis ontwikkelen die nodig is voor het beoordelen van de financiële positie van afvalverwerkende bedrijven. Dit proces zal ik vanuit het Ministerie ondersteunen.
Hiermee geef ik ook uitvoering aan de moties van de Tweede Kamerleden Von Martels en Van Eijs2 en Ziengs3 (beiden ingediend op 22 mei 2018).
Bent u bereid om, vooruitlopend op de Omgevingswet, voor gemeenten en provincies de mogelijkheid te creëren dat zij het hebben van een verzekering als criterium kunnen stellen voor het verlenen van een vergunning? Zo ja, kunt u deze wettelijke regeling op hoofdlijnen beschrijven? Zo nee, waarom niet?
Een verzekeringsplicht zal in de praktijk niet het gewenste effect hebben, omdat veel verzekeraars door hun acceptatiebeleid geen afvalverwerkende activiteiten in hun portefeuille kunnen opnemen. Dit komt deels door een verleden van afvalbranden en andere incidenten binnen de branche en deels door de aangescherpte kapitaalvereisten van de EU-richtlijn Solvency-II.4 Een verzekeringsplicht opleggen aan afvalverwerkers, terwijl zij niet de mogelijkheid hebben een dergelijke verzekering af te sluiten omdat verzekeraars zelf gaan over hun acceptatiebeleid, biedt daarom geen oplossing. Echter, middels het instrument «financiële zekerheid» kan ik bevoegde gezagen in staat stellen om, voorafgaand aan vergunningverlening, de zekerheid te eisen van het bedrijf dat er voldoende financiële middelen aanwezig zijn om milieuschade en opruimkosten bij faillissement op te kunnen vangen. Omdat dit via de omgevingsvergunning wordt geregeld, ben ik gebonden aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Ik kan hier dus nu niet op vooruitlopen.
Deelt u de mening dat de rol van overheden in de bestuursrechtelijke handhaving van milieudelicten bij afvalverwerkingsbedrijven nogal ambigu kan zijn, omdat zij naast handhaver en vergunningverlener ook eigenaar of aandeelhouder zijn of anderszins een economisch belang hebben? Vraagt dit naar uw mening om een onafhankelijke toezichthouder en bestuursrechtelijk handhaver op dit terrein? Of bent u van mening dat deze problematiek vraagt om een grotere rol voor het Openbaar Ministerie?
Ons VTH-stelsel is zodanig ingericht dat lokale overheden inderdaad zowel een rol kunnen spelen bij vergunningverlening als bij handhaving van die vergunning. Daarbij gaat het soms om bedrijven die deels in handen zijn van die lokale overheden. Dit mag echter geen reden zijn om lichtvoetig met de vergunningsvoorwaarden om te gaan. Daar waar overtredingen van de vergunningsvoorwaarden plaatsvinden, moet worden opgetreden door het bevoegd gezag en waar sprake is van ernstige milieucriminaliteit door het Openbaar Ministerie, ongeacht de belangen die (lokale) overheden hebben bij de activiteiten van een bedrijf.
Kunt u toelichten waarom provincies en gemeenten geen vergunningsaanvraag kunnen weigeren op grond van eerdere overtredingen van de aanvrager? Is dit een wenselijke situatie volgens u? Zo ja, kunt u dat nader toelichten? Zo nee, hoe bent u van plan een weigeringsplicht in een dergelijk geval mogelijk te maken?
Het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekken van een vergunning voor afvalbedrijven moet in de milieuregelgeving zijn terug te voeren op het belang van de bescherming van het milieu, in het bijzonder het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen. Het (hebben) begaan van strafbare feiten kan wel aanleiding zijn om een vergunning te weigeren of in te trekken ingevolge de Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur), waar het bericht ook aan refereert. De Wet Bibob is van toepassing op bepaalde ondernemingen en activiteiten waaronder afvalopslag en -verwerking. Een strafblad of een ernstige verdenking van misdrijven kan ertoe leiden dat Bureau Bibob, na een zogenaamde Bibob-toets op verzoek van het bevoegd gezag, een negatief advies afgeeft aan de vergunningverlener. Een grond daarvoor is bijvoorbeeld de dreiging van ernstig gevaar dat de vergunning zal worden misbruikt voor criminele activiteiten of het plegen van strafbare feiten. Dat Bibob-advies kan al naar gelang de mate van het daarin geconstateerde gevaar een reden zijn tot weigering, wijziging (voorschriften) of intrekking van een milieuvergunning.
Wat is de inningsratio van opgelegde dwangsommen tegen afvalverwerkingsbedrijven? Wat is uw reactie op de stelling in het bericht dat dwangsommen soms niet wordt geïnd, omdat dat geld beter kan worden ingezet om het probleem op te lossen? Vindt u dat wenselijk?
De inningsratio van opgelegde dwangsommen bij afvalverwerkers is niet bekend. Een dwangsom wordt opgelegd om naleving en daarmee het wegnemen van milieurisico’s af te dwingen. Indien wordt voldaan aan de vereisten hoeft de dwangsom niet te worden betaald en ingevorderd. Dat is de beoogde en meest wenselijke uitkomst.
Noopt uw antwoord op vraag 9 tot een wijziging van de wet? Zo nee, waarom niet? Kunt u de provincies en gemeenten op een andere manier helpen met deze problematiek? Zo ja, hoe ziet die wetswijziging er op hoofdlijnen uit?
Middels een wijziging van het Omgevingsbesluit ben ik voornemens om voor bevoegde gezagen de mogelijkheid te creëren om, voordat tot vergunningverlening wordt overgegaan, te verifiëren of er voldoende financiële middelen aanwezig zijn bij het bedrijf om eventuele milieuschade te herstellen of opruimingskosten bij faillissement te kunnen verhalen. Wanneer onder de nieuwe regels milieuschade dreigt te ontstaan, of ontstaat, heeft bevoegd gezag bij vergunningverlening vastgesteld dat er voor dergelijke situaties voldoende financiële middelen aanwezig zijn om de milieurisico’s te adresseren. Ook wanneer, door invordering van een dwangsom, faillissement van een afvalverwerker plaatsvindt, zijn deze middelen nog beschikbaar voor sanering.
Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke voor vergunningverlening, toezicht en handhaving in het milieudomein heb ik, naast de verbeteringsopgave voor de uitvoering van VTH-taken die ik reeds samen met de decentrale partners heb ingezet, een onafhankelijke commissie om advies gevraagd over het functioneren van ons VTH-stelsel. De hoofdvraag die ik aan de commissie stel, is welke mogelijkheden de commissie ziet om milieuhandhaving, toezicht en vergunningverlening in Nederland te versterken met als doel het stelsel effectiever en slagvaardiger te maken. Voor meer informatie over de werkzaamheden van deze «Commissie van Aartsen» verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van 25 juni jl.5
Hoe neemt u het risico van milieucriminaliteit mee in uw verdere plannen voor de ontwikkeling van de circulaire economie? Bent u bereid dit als apart aandachtpunt mee te nemen in de transitie-agenda’s en de uitvoeringsagenda circulaire economie?
Het waarborgen van milieuverantwoord handelen staat altijd voorop, ook in een circulaire economie. Dit uitgangspunt, net zoals het belang van toezicht en handhaving, is de basis voor het Nationaal Milieubeleidskader dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden.6 Daarnaast is het van belang dat groene startups met een milieuverantwoord bedrijfsmodel voldoende ruimte krijgen. Daarom stel ik voor dat in de regelgeving voor financiële zekerheid voor afvalbedrijven, bevoegde gezagen de mogelijkheid krijgen om al dan niet financiële zekerheid te eisen bij de vergunningverlening. Bevoegde gezagen kunnen daarbij het verdienmodel en de bijdrage van een bedrijf aan de circulaire economie meenemen in hun afweging. Daarbij blijft er ruimte voor innovatieve goedwillende startups en kunnen vooraf financiële waarborgen worden geëist bij bedrijven waarbij het risico bestaat dat bij faillissement opruimkosten op de belastingbetaler worden afgewenteld.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het al dan niet verplicht dragen van mondkapjes in het leerlingenvervoer |
|
Michel Rog (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat op rijksoverheid.nl wordt gecommuniceerd dat voor kinderen en jongeren in het voortgezet speciaal onderwijs geldt dat zij geen mondkapjes hoeven te dragen in het leerlingenvervoer?1
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Deelt u de mening dat het terecht is dat kinderen en jongeren in het voortgezet speciaal onderwijs niet verplicht worden om mondkapjes te dragen, omdat sommige jongeren met een beperking het dragen hiervan niet begrijpen en mogelijk erdoor in paniek kunnen raken?
Ja, dat is terecht. Leerlingen zijn – in lijn met het OMT/RIVM-advies – niet verplicht om een mondkapje op school te dragen, omdat zij, gezien hun leeftijd, onderling beperkt besmettelijk zijn.
Klopt het dat desondanks uit de thans geldende noodverordening volgt dat reizigers van 13 jaar en ouder verplicht zijn om een mondkapje te dragen tijdens het vervoer?2
Het klopt dat in de noodverordening is opgenomen dat voor reizigers vanaf 13 jaar en ouder het verplicht is om een mondkapje te dragen. Daarbij is, mede gelet op deze doelgroep, ook bepaald dat niet wordt gehandhaafd op dit gebod als er wegens een medische reden het dragen van een mondkapje niet mogelijk is.
Klopt het dat juridisch gezien de noodverordening boven de sectorprotocollen staat?
Dit is juist.
Deelt u onze mening dat hier geen onduidelijkheid over moet ontstaan, mede omdat verschillende regio’s en vervoerders er daardoor mogelijk versnipperd mee omgaan?
Ik ben het met u eens dat duidelijk moet zijn dat leerlingen geen mondkapjes hoeven te dragen in het leerlingenvervoer naar het voortgezet (speciaal) onderwijs, zodat voor de vervoerders geen onduidelijkheid bestaat.
Kunt u – gezien het feit dat de scholen inmiddels weer open gaan – op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid verschaffen over het al dan niet verplicht dragen van mondkapjes in het leerlingenvervoer, bij voorkeur door de noodverordening op dit punt aan te passen zodat die overeenkomt met de openbare informatie en de sectorprotocollen?
Deze duidelijkheid wordt geboden door een aanvullende aanwijzing aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s op grond van de Wet publieke gezondheid, die sinds 11 september jl. van kracht is. Deze wijziging houdt in dat niet mag worden gehandhaafd ten aanzien van de mondkapjesplicht in het leerlingenvervoer naar het voortgezet (speciaal) onderwijs. Het sectorprotocol van het Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) blijft hiermee van kracht. Ik heb het KNV hiervan op de hoogte gesteld.
Een BIG-registratie voor personen die een opleiding hebben genoten op een van de eilanden van Caribisch Nederland |
|
André Bosman (VVD), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Is het bij u bekend dat de diploma’s van verpleegkundigen uit Caribisch Nederland niet als gelijkwaardig worden erkend in (Europees) Nederland?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat deze verpleegkundigen daarom niet in aanmerking komen voor een BIG-registratie?
Ja.
Deelt u de mening dat verpleegkundigen met een diploma dat valt binnen de reikwijdte van het BES-onderwijsstelsel ook in aanmerking moeten komen voor een BIG-registratie?
De opleiding verpleegkunde die wordt verzorgd door het Fundashon Mariadal ziekenhuis op Bonaire is gelijkwaardig aan de Europees Nederlandse opleiding verpleegkunde op mbo-4 niveau. Deze opleiding op Bonaire is erkend door het Ministerie van OCW en staat onder toezicht van de Inspectie van het Onderwijs. Hoewel een BIG-registratie niet vereist is om op de BES-eilanden als verpleegkundige werkzaam te zijn is dat wel het geval als de verpleegkundige in Europees Nederland in het beroep aan de slag wil. Ik deel uw mening dat de verpleegkundigen die hun diploma op de BES-eilanden hebben behaald en daar een opleiding hebben gevolgd die gelijk is aan de Nederlandse opleiding rechtstreeks in aanmerking moeten kunnen komen voor BIG-registratie, zodat zij ook in Europees Nederland hun beroep kunnen uitoefenen.
Deelt u de mening dat gekwalificeerde verpleegkundigen van de BES-eilanden met een gelijkwaardig diploma ook in (Europees) Nederland aan de slag moeten kunnen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke mogelijkheden ziet u om dit probleem op te lossen en de verschillende diploma’s als gelijkwaardig te behandelen?
Ik ben voornemens om, vooruitlopend op een definitieve wettelijke regeling, een praktische werkwijze te hanteren met betrekking tot de door Fundashon Mariadal afgegeven diploma’s die gelijkwaardig zijn aan de verpleegkunde diploma’s afgegeven in Europees Nederland. De houders van deze diploma’s vanuit Bonaire kunnen hierdoor direct een inschrijving in het BIG-register regelen als verpleegkundige. Dit punt zal worden meegenomen bij een volgende wetswijziging BIG.
Het bericht ‘A. broedt op derde aanval’ |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat Saleh A. al twee aanslagen op het Joodse restaurant HaCarmel heeft gepleegd en met een derde aanslag, een aanslag met een vuurwapen, dreigt?1
Ja.
Deelt u de mening dat als deze terrorist, de Syrische asielzoeker Saleh A. die al twee keer het restaurant HaCarmel in Amsterdam heeft aangevallen en geterroriseerd, het land uit was gezet hij niet zou kunnen broeden op een derde aanval? Zo nee, waarom niet?
Het is in zijn algemeenheid voor het beramen van strafbare feiten niet nodig om zich in de omgeving te bevinden van de plaats waar men voornemens is het strafbare feit te plegen. Dat neemt niet weg dat fysieke afstand een praktische belemmering kan vormen voor de tenuitvoerlegging van dergelijke voornemens.
Deelt u de mening dat het openbaar ministerie steken heeft laten vallen in de vervolging van de Syrische terrorist Saleh A. door niet alleen een hele lage straf te eisen na de eerste aanval waardoor hij na twee dagen alweer op straat liep, maar ook door deze terrorist niet als terrorist te vervolgen? Zo nee, waarom niet?
Mij past terughoudendheid in het doen van uitspraken over individuele strafzaken. Ik constateer dat de officier van justitie in 2018 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 52 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar heeft geëist. Bij het onherroepelijk geworden vonnis van de Rechtbank Amsterdam is de verdachte veroordeeld tot 10 weken gevangenisstraf waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.2 Het vonnis van de Rechtbank Amsterdam wijkt daarmee niet sterk af van de eis van de officier van justitie. Bovendien heeft het Gerechtshof Amsterdam in de door de slachtoffers aangespannen art. 12 Sv-procedure geoordeeld dat er goede redenen zijn om in de rechtszaak uit 2018 geen vervolging te gelasten voor vernieling dan wel brandstichting met terroristisch oogmerk. Overigens heb ik begrepen dat het OM op dit moment nog onderzoekt of er aanleiding bestaat om in de huidige rechtszaak ook een terroristisch oogmerk ten laste te leggen.
Bent u bereid deze Syrische asielzoeker, deze terrorist, na zijn opgelegde straf ons land uit te zetten?
In antwoord op eerdere Kamervragen van de leden Markuszower en Wilders (beiden PVV)3 heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, aangegeven dat wanneer deze verdachte, die een verblijfsvergunning heeft, wordt veroordeeld, dit overeenkomstig geldende procedures zal worden meegenomen in de beoordeling van zijn verblijfsstatus door de IND. Indien dit zou leiden tot intrekking van zijn verblijfsvergunning zal de verdachte Nederland dienen te verlaten. Overigens is een gedwongen uitzetting vanwege de veiligheidssituatie in Syrië op dit moment niet aan de orde. Wanneer de veiligheidssituatie in Syrië verbetert, zal dit weer tot de mogelijkheden behoren. Tot die tijd zal de Dienst Terugkeer en Vertrek vreemdelingen uit Syrië die niet (langer) over een rechtmatige verblijfsvergunning beschikken, bewegen zelfstandig Nederland te verlaten.
Welke andere maatregelen gaat u nemen zodat Saleh A. geen nieuwe aanslag kan plegen op het restaurant HaCarmel of andere Joodse doelen in Nederland?
De verdachte zit op dit moment vast. Zoals gemeld in antwoord op schriftelijke Kamervragen van de leden Yesilgöz-Segerius (VVD) en Van der Graaf (ChristenUnie)4 is aan de verdachte in 2018 een gebiedsverbod opgelegd, dat wordt gehandhaafd door de politie, die op de momenten dat daarvoor aanleiding bestond intensief heeft gesurveilleerd rondom het restaurant. Verder zijn er in de omgeving van het restaurant gemeentelijke camera’s geplaatst, die er nog steeds hangen. Over eventuele nieuwe, toekomstige strafrechtelijke maatregelen doe ik geen uitspraken nu de rechtszaak tegen de verdachte nog loopt.
De bedreiging van Nobelprijswinnaar Denis Mukwege |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het u bekend dat Nobelprijswinnaar Denis Mukewege opnieuw met de dood wordt bedreigd, nadat hij eind vorige maand zijn afschuw uitsprak over misdaden die zijn gepleegd in het Congolese dorp Kipupu?
Ja.
Is het u ook bekend dat de arts niet langer kan rekenen op bescherming van VN-militairen?
Het kabinet deelt de zorgen over de veiligheid van dokter Denis Mukwege, die helaas al veel langer het doelwit is van bedreigingen.
MONUSCO heeft gedurende enkele jaren de beveiliging van dr. Mukwege verzorgd via zogenaamde «formed police units» maar is intussen gestart met de overdracht van veiligheidstaken naar de nationale politie. In dat kader is MONUSCO al langer bezig met de training van Congolese politie-eenheden die specifiek – en in samenspraak met dr. Mukwege – geselecteerd zijn voor de beveiliging van dr. Mukwege en het Panzi-ziekenhuis. Daarnaast hebben de beperkte capaciteit – MONUSCO heeft slechts één politie-eenheid beschikbaar voor de provincie Zuid-Kivu – en COVID-19 (een fors aantal MONUSCO-politieagenten moest tijdelijk in quarantaine na een positieve COVID-test) invloed gehad op het beveiligingsniveau.
Nederland heeft via de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York actief contact gezocht met het VN-hoofdkwartier teneinde te bepleiten dat MONUSCO ook in de toekomst maximaal betrokken blijft bij de beveiliging van dr. Mukwege. Uit de contacten met de VN is duidelijk geworden dat MONUSCO ook in de toekomst zal blijven bijdragen aan de beveiliging van dr. Mukwege via voortdurende training van de Congolese politie-eenheden, de beschikbaarheid van een zogenaamd «early alert»-systeem dat direct naar MONUSCO is doorgeschakeld en waarmee een toegewezen «rapid response» eenheid kan worden ingezet, een operationele «safe room» op het Panzi-terrein, en gezamenlijke patrouilles met de Congolese politie in Bukavu waarbij ten minste twee maal per vierentwintig uur het Panzi-ziekenhuis zal worden aangedaan.
Het kabinet is de VN en MONUSCO erkentelijk voor het leveren van een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van dr. Mukwege en ook voor de toezegging – zoals o.a. bevestigd door SGVN Guterres in contact met dr. Mukwege zelf en door SRSG Zerragoui in de DRC – dat MONUSCO zal blijven bijdragen aan adequate beveiliging. Tegelijkertijd is het met het oog op de toekomst en de gestage uitfasering van MONUSCO van groot belang dat de Congolese autoriteiten eigen verantwoordelijkheid nemen voor de bescherming van hun burgers, in dit geval specifiek van dr. Mukwege. Het is een positief signaal dat zowel president Tshisekedi als de gouverneur van Zuid-Kivu nadrukkelijk hebben aangegeven dat de autoriteiten die verantwoordelijkheid zullen nemen en daarbij samen zullen werken met zowel MONUSCO als dr. Mukwege.
Hoe vindt u het dat de dokter en zijn ziekenhuis sinds maart niet meer worden beschermd door militairen van de stabilisatiemissie van de VN in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) en de missie als gevolg van bezuinigingen geen mogelijkheid ziet om de bescherming te herstellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de Nobelprijswinnaar, arts en activist moet worden beschermd?
Ja. Dr. Mukwege speelt als arts en prominente en uitgesproken mensenrechtenverdediger een belangrijke rol bij de bestrijding van seksueel geweld, het op medisch en geestelijk vlak bijstaan van vrouwen en meisjes die daarvan slachtoffer zijn geworden, en het tegengaan van straffeloosheid, allereerst in oost-DRC zelf maar ook ver daarbuiten. Het is van groot belang dat hij in veiligheid zijn werk kan blijven doen in het Panzi-ziekenhuis in Bukavu.
Nederland zet zich in voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers wereldwijd en voor ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Nederland zal aandacht vragen voor de situatie in de DRC in de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Nederland steunt bovendien de oproep van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten voor een onafhankelijk onderzoek naar de bedreigingen tegen dr. Mukwege.
Bent u bereid om er bij de VN op aan te dringen dat de beveiliging van Denis Mukwege en zijn ziekenhuis per direct wordt hersteld? Zo ja, welke stappen zult u daartoe ondernemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking had op 7 september jl. een telefonisch onderhoud met dr. Mukwege. De Minister sprak steun en betrokkenheid uit en liet dr. Mukwege weten dat Nederland de situatie rondom zijn veiligheid opnieuw bij de VN zou bepleiten.
Nederland heeft bij de VN aangedrongen op adequate bescherming voor dr. Mukwege. Medewerkers van de ambassade in Kinshasa, het ambassadekantoor in Goma, en de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York hebben die boodschap meerdere malen op hoog niveau bij zowel MONUSCO als het VN-hoofdkwartier afgegeven, waar het kon in gezelschap van gelijkgezinde landen. Nederland heeft daarbij met klem benadrukt dat de beveiliging van dr. Mukwege op elk moment adequaat moet zijn. Nederland heeft MONUSCO bovendien gewezen op de plicht om zorg te dragen voor een zorgvuldige en verantwoordelijke transitie en met klem verzocht actief toezicht te houden op het naleven van de toezeggingen door de Congolese autoriteiten. Nederland zal zowel MONUSCO als de Congolese autoriteiten blijven wijzen op hun verantwoordelijkheden.
Nederland onderhoudt ook regulier contact met het team van dr. Mukwege. Op 28 augustus jl. bezochten medewerkers van het ambassadekantoor in Goma dr. Mukwege in Bukavu en spraken met hem en zijn team over zijn persoonlijke veiligheid en de beveiliging van de ziekenhuiscompound. Dr. Mukwege was dankbaar voor de Nederlandse steun en belangstelling en voor het recente project waarmee Nederland, o.a. door het plaatsen van beveiligingscamera’s en een alarminstallatie, bijdroeg aan de beveiliging van de compound. Nederland staat klaar om door middel van een nieuwe bijdrage opvolging te geven aan dat eerdere project en onderzoekt op dit moment samen met het team van Dr. Mukwege en eventuele andere donoren de precieze mogelijkheden.
Het bericht 'Autistische Gijs (11) kan nergens terecht voor zorg: ‘Hij zegt zelfs dat hij niet langer wil leven, hartverscheurend’' |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Autistische Gijs (11) kan nergens terecht voor zorg: «Hij zegt zelfs dat hij niet langer wil leven, hartverscheurend»»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de duidelijke wanhoop van deze moeder, die nergens passende hulp kan vinden voor haar zoon? Wat kunt u doen om dit gezin te helpen?
Wat moet het voor de moeder heftig zijn om geen passende hulp te kunnen vinden voor haar zoon. Ik begrijp de wanhoop van deze moeder in haar zoektocht. Ik vind dat kinderen die te maken hebben met complexe en meervoudige problematiek moeten kunnen rekenen op de best passende hulp.
Ik heb begrepen dat het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) en het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) bij het gezin betrokken zijn geweest. GO voor jeugd (samenwerkingsverband organisaties Alphen aan den Rijn) is op dit moment samen met het gezin en andere betrokkenen hard aan de slag met het zoeken naar een passende oplossing. Als het nodig is schakelt GO voor jeugd het CCE en/of het OZJ in.
Wie is verantwoordelijk voor het vinden van een passende vervolgplek als een instelling gedurende een behandeling aangeeft toch handelingsverlegen te zijn?
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van de ondersteuning en zorg aan kinderen en jongeren. Instellingen waar een jeugdige verblijft of zorg ontvangt, zijn verantwoordelijk voor het leveren van goede zorg en wanneer dit niet lukt, het zorgdragen voor een passend alternatief.
Voor jongeren waar het niet voor lukt om samen met de gemeente passende hulp te vinden, zijn in elke jeugdregio regionale expertteams jeugd opgericht. Deze expertteams pakken complexe zorgvragen uit hun regio op en zoeken samen met gemeenten en aanbieders naar een passende oplossing. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) ondersteunt in de ontwikkeling van de regionale expertteams en helpt de expertteams als het niet lukt om een complexe zorgvraag op te lossen.
Ik wil dat ook jongeren met weinig voorkomende en/of complexe problematiek tijdig de juiste hulp ontvangen. Daarom worden 8 expertisecentra jeugdhulp opgericht. De centra krijgen een functie in het organiseren van (ambulante) hulp en/of plekken voor deze jongeren, het geven van advies bij het vastlopen in een casus en het (door) ontwikkelen van kennis en expertise bij complexe casuïstiek.
Herkent u de zorgen van de wethouder die aangeeft dat er steeds meer kinderen met complexe problemen bij komen en de financiën onder druk staan?
Nog te vaak ontvangen kinderen met meervoudige en complexe problemen niet op tijd en op de juiste plek hulp.
Voor 2019, 2020 en 2021 is er in totaal 1 miljard euro extra beschikbaar voor gemeenten om te compenseren voor de extra groei in de jeugdzorg in combinatie met afspraken om de transitie- en transformatiedoelen van de decentralisatie van de jeugdhulp te realiseren. Deze periode wordt verlengd door eenmalig aanvullend € 300 miljoen beschikbaar te stellen voor het jaar 2022, omdat het kabinet begrijpt dat gemeenten graag spoedig helderheid willen hebben over de middelen voor de jeugdzorg vanaf 2022. Daarnaast heeft het kabinet met gemeenten afgesproken een onderzoek te doen naar de noodzaak van structureel extra middelen voor jeugdzorg bij een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Jeugdwet. Onderzoeksbureau AEF voert dit onderzoek uit. De resultaten van dit onderzoek worden eind dit jaar verwacht en dienen als inbreng van de komende kabinetsformatie.
Voor kinderen met meervoudige en complexe problematiek heeft het kabinet naar aanleiding van het amendement Klaver/Westerveld € 10 miljoen beschikbaar gesteld in 2020 en vanaf 2021 structureel € 26 miljoen. Met deze middelen worden 8 bovenregionale expertisecentra opgezet door 8 coördinerende gemeenten.
Heeft u in beeld hoeveel kinderen en ouders vastlopen in de zoektocht naar passende hulp? Zo ja, is er een beeld van het aantal kinderen met autisme dat vastloopt? Wat gaat u doen om ouders in deze zoektocht te ondersteunen?
Er is geen landelijk beeld van hoeveel kinderen en ouders vastlopen in de zoektocht naar passende hulp. De expertisecentra jeugdhulp krijgen de taak om de vraag van en het aanbod voor jongeren met complexe problematiek in de (boven)regio inzichtelijk te maken.
Is er genoeg kennis en expertise binnen instellingen over autisme in combinatie met een ontwikkelachterstand? Zo nee, op welke manier kunt u bevorderen dat die er wel komt?
Ik vind het lastig te beoordelen of er voldoende kennis en expertise over autisme in combinatie met een ontwikkelachterstand binnen instellingen aanwezig is. Uit de jaarrapportage 2019 van de ambassadeur oppakken en leren van complexe casuïstiek blijkt dat kinderen met autisme in combinatie met agressiviteit een doelgroep vormen waarbij trajecten vaker vastlopen2.
Zowel de rode draden uit deze jaarrapportage als de ervaringen van de regionale expertteams dienen als input voor de opzet van de bovenregionale expertisecentra jeugdhulp. De expertisecentra richten zich op 1) consultatie en advies, 2) organiseren van zorg, en 3) een kennis- en leerfunctie. De kennis- en leerfunctie richt zich expliciet op het leren van casuïstiek, zodat duidelijk wordt wat nodig is om voor deze kinderen passende zorg te kunnen organiseren. Dit kan gaan over betere samenwerking over de domeinen heen (bijvoorbeeld autisme in combinatie met een ontwikkelachterstand), nieuwe kennisontwikkeling vanuit onderzoek of het beter beschikbaar maken van bestaande kennis voor professionals. Het verbeteren van de ketenzorg rondom een jeugdige met autisme -al dan niet in combinatie met andere aandoeningen, gaat onderdeel uitmaken van de kennis- en leerfunctie.
Is het de bedoeling dat de expertisecentra voor complexe zorg uiteindelijk ook kinderen zoals Gijs verder kunnen helpen? Zo ja, wat is de planning? Zo nee, wat gaat u in de toekomst doen om ervoor te zorgen dat kinderen zoals Gijs een passend hulpaanbod krijgen?
Ja. De expertisecentra moeten, in samenwerking met de regionale expertteams, passende zorg organiseren voor kinderen die te maken hebben met meervoudige en complexe problematiek. Zoals gemeld in de Kamerbrief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, d.d. 17 juni, zijn 8 coördinerende gemeenten aan de slag met de opzet en realisatie van de expertisecentra. Zij worden hierin ondersteund door de ambassadeur oppakken en leren van complexe casuïstiek samen met het OZJ. In het najaar informeer ik u over de stand van zaken rondom de expertisecentra.
Wat zou u de moeder van Gijs en andere ouders die vastlopen nu aanraden?
Wanneer ouders vastlopen in het zoeken van passende hulp, kunnen zij terecht bij het regionaal expertteam. Waar nodig schakelt het expertteam het OZJ of het CCE in.
Het bericht 'Irakees die zijn Friese vrouw voor ogen van hun kinderen doodde alweer vrij' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Deelt u de mening dat het te gek voor woorden is dat de barbaarse moordenaar van een Friese vrouw al na zo’n korte tijd is vrijgelaten door de Iraakse autoriteiten?
Allereerst wil ik benadrukken dat het hier om een zeer schokkende zaak gaat. Ik begrijp volkomen dat het voor de nabestaanden erg moeilijk is dat de dader eerder dan verwacht weer is vrijgekomen. Tegelijkertijd is het naar mijn mening niet aan een bewindspersoon om een oordeel uit te spreken over de berechting van een strafbaar feit. De scheiding der machten is immers een belangrijke basis voor de democratische rechtstaat en de rechterlijke macht maakt haar eigen afwegingen in individuele zaken. Dit geldt ook nu het een strafrechtelijke procedure in het buitenland betreft. De berechting van een eigen onderdaan is een interne Iraakse aangelegenheid, waar Nederland niet in kan treden, ondanks het feit dat een Nederlandse familie slachtoffer is geworden van een verschrikkelijk misdrijf.
Bent u bereid om de Iraakse ambassadeur op het matje te roepen en ervoor te laten zorgen dat deze Iraakse moordenaar weer zo snel mogelijk in Irak achter slot en grendel komt te zitten? Zo nee, waarom accepteert u deze onrechtvaardige situatie?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u er in het vervolg voor zorgen dat dergelijke gestoorde gekken Nederland in beginsel helemaal niet meer binnen mogen komen en dat u dus eindelijk eens stopt met het bieden van onderdak aan oorlogsmisdadigers, terroristen, nep-vluchtelingen en gestoorde psychopaten, en dus een inreisverbod regelt voor o.a. Irak? Zo nee, waarom niet?
Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag biedt de mogelijkheid om personen uit te sluiten van asielrechtelijke bescherming, onder andere als zij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf, een misdrijf tegen de menselijkheid of een ernstig niet-politiek misdrijf hebben gepleegd. Nederland maakt waar nodig gebruik van deze mogelijkheid. Bescherming is er immers voor de slachtoffers, niet voor de daders. In iedere individuele asielprocedure wordt daarom onderzocht of er aanwijzingen zijn dat de aanvrager betrokken is bij zulke daden of een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.
Naar mijn oordeel is het een illusie om te denken dat het nemen van een maatregel zoals hier voorgesteld criminele vreemdelingen voorgoed buiten de deur zou kunnen houden. Crimineel gedrag, of een psychische stoornis die tot dergelijk gedrag leidt, kan zich immers ook ontwikkelen eerst nadat iemand toelating tot Nederland heeft gekregen. Daarnaast laten nieuwsberichten zien dat dit gedrag overal voorkomt en niet is gebonden aan land van herkomst, cultuur, religie of wat dan ook. De oplossing kan dan ook niet liggen in een inreisverbod voor onderdanen van een beperkt aantal landen.
Deelt u de mening dat het terugreizen van de moordenaar eens te meer heeft aangetoond dat het ten eerste in alle gevallen prima mogelijk is om terug te keren naar het land van herkomst, het ten tweede klaarblijkelijk hartstikke veilig is in Irak en we dus helemaal geen asielverzoeken meer zouden moeten toelaten uit dergelijke landen en ten derde dat we helemaal zouden moeten stoppen met het bieden van onderdak, gratis zorg etc. aan lieden die door zowat 10 veilige landen heen zijn gereisd om hier op de kosten van de Nederlandse belastingbetaler te komen parasiteren? Zo nee, waarom niet? Kunt u hierop een duidelijk antwoord geven?
Nee, die mening deel ik niet. De redenen waarom iemand heeft te vrezen in zijn of haar land van herkomst verschillen van persoon tot persoon. Daarom moet ieder asielmotief individueel beoordeeld worden. Het is zeer goed mogelijk dat een land voor de ene persoon (weer) veilig is, terwijl een ander er nog steeds te vrezen heeft voor zijn of haar leven, voor marteling of voor andere daden van vervolging of onmenselijke behandeling.
Het Kabinet heeft in het Regeerakkoord opgenomen dat vluchtelingen die aan het noodlot willen ontsnappen, bescherming moeten krijgen. Dat is ook vastgelegd in internationale verdragen. Als we zouden stoppen met het behandelen van asielverzoeken uit een bepaald land, zouden we geen kennis meer kunnen nemen van de asielmotieven van een persoon, waardoor we die persoon bij terugkeer mogelijk in gevaar brengen. Zolang er geen mogelijkheid is om asielverzoeken elders te beoordelen, is het dus van belang deze te blijven behandelen.
Vanzelfsprekend is daarbij het uitgangspunt dat personen uit veilige landen, criminele vreemdelingen en personen die elders bescherming kunnen vinden geen bescherming in Nederland krijgen.
Het bericht ‘Hotel biedt longstay aan: 799 euro voor 6 vierkante meter’ |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hotel biedt longstay aan: € 799 voor 6 vierkante meter»?1
Ja.
Deelt u de mening dat € 799, voor een «woning» van 6 vierkante meter waarvan zo’n 2 m2 feitelijk woonoppervlak, een bizarre prijs is en dat de geboden ruimte op geen enkele manier als een woning gekwalificeerd zou kunnen worden?
CityHub hotel biedt kamers aan voor kortstondig verblijf onder een hotelbestemming. Hoewel ik de voorkeur geef aan reguliere bewoning voor mensen die opzoek zijn naar een woning, kunnen dergelijke aanlandplekken meerwaarde hebben voor een woningzoekende die tijdelijk onderdak nodig heeft in afwachting van een woning. Het is echter aan gemeenten om te bezien of dergelijke aanlandplekken een bijdrage kunnen leveren voor bijvoorbeeld studenten.
Deelt u de opvatting dat het van belang is dat nationale en internationale studenten kunnen wonen op een plek die leefbaar en betaalbaar is, en constateert u dat deze eenheden aan geen van deze voorwaarden voldoen?
Ik vind het belangrijk dat voor studenten voldoende en passende huisvesting beschikbaar is. Daarom heb ik samen met betrokken partijen het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting ondertekend. Samen zetten we ons in op het in evenwicht brengen van vraag en aanbod naar studentenhuisvesting. De ambities die de studentensteden de afgelopen jaren hebben uitgesproken worden meer en meer ondersteund door concrete plannen waarmee het tekort lokaal zal teruglopen. Zo zijn er vorig jaar in verschillende studentensteden bijna 8.000 woningen gerealiseerd. Daarnaast zijn verschillende acties ingezet om studenten te informeren over hun rechten en mogelijkheden, zoals het laten checken van hun huurprijs bij de Huurcommissie. Zoals ik hierboven heb aangegeven, kan het concept meerwaarde hebben voor een woningzoekende die tijdelijk onderdak nodig heeft. Dit kan ook het geval zijn voor (internationale) studenten.
Kunt u aangeven welke regelgeving geldt voor dergelijk «woning»-aanbod? Deelt u de mening dat, mede gezien het adverteren op een kamerverhuursite en het bewust adverteren van het concept «flexible living», de aanbieder niet zomaar een beroep kan doen op het feit dat het hier om toeristische verhuur zou gaan?2
In deze casus betreft het geen verhuur van een woning maar van een hotelkamer voor kortstondig gebruik. Het huurrecht is derhalve niet van toepassing. Het staat aanbieders van hotelkamers vrij om te bepalen via welke kanalen zij hun aanbod onder de aandacht willen brengen. Ik deel uw mening dat een kamerverhuursite voornamelijk kamers met een woonbestemming zou moeten aanbieden.
Op welke wijze is in regelgeving nu exact het onderscheid gemaakt tussen toeristische verhuur, en verhuur van woonruimte? Welke voorwaarden worden er in deze gevallen gesteld aan overeenkomsten? Hoe is hierin in het bijzonder de bescherming van huurders van de ruimte geregeld?
Bij de verhuur van hotelkamer wordt geen gebruik gemaakt van een reguliere huurovereenkomst. Er is immers geen sprake van wonen. Bij verhuur van woonruimte wordt een (tijdelijke) huurovereenkomst door huurder en verhuurder getekend en kan huur(prijs)bescherming van toepassing zijn.
Geeft dit voorbeeld en het feit dat, mede als gevolg van de coronacrisis, meer horeca-partijen extended stay en/of longstay aanbieden, aanleiding om huurbescherming ook hiervoor mogelijk te maken, regelgeving in brede zin te herzien of in ieder geval om nader afspraken te maken met deze partijen?
Ambtelijk is met de gemeente Amsterdam gesproken over de wenselijkheid van dergelijke constructies. De gemeente Amsterdam heeft aangegeven dat zij hotelkamers als aanlandplekken voor studenten beschouwen maar dat dit in geen enkel opzicht de norm mag worden. Volgens de gemeente Amsterdam zijn hotels in beginsel niet om in te wonen. Ambtelijk wordt er samen met de gemeente Amsterdam bezien wat passende maatregelen zijn om langdurig verblijf in hotels niet de norm te laten worden.
Op welke termijn verwacht u met het convenant naar buiten te komen over transparantie voor huurders over de aanvangshuurprijs? Zal dit direct ook worden gevolgd door wetgeving?
Ik ben met de sector in overleg om meer transparantie te creëren voor huurders over hoe de aanvangshuurprijs tot stand komt. Zo kunnen verhuurders zich beter verantwoorden over de hoogte van de huurprijs. Dit zal leiden tot een convenant met de sector. Ik verwacht dit najaar het convenant met uw Kamer te kunnen delen. De afspraken van het convenant kunnen vervolgens verankerd worden in wetgeving, zodat zij bindend worden voor de gehele sector.
Met corona besmette nertsen |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat uit de drie nieuwe besmettingen1 ook weer blijkt dat het wel erg aannemelijk is dat de tot nu toe genomen maatregelen geen of nauwelijks effect hebben gehad? Zo nee, waarom niet?
Deze besmettingen zijn reden om aan te nemen dat de naar aanleiding van het vorige OMT-Z genomen maatregelen onvoldoende zijn geweest om nieuwe besmettingen op nertsenhouderijen te voorkomen. Om die reden heb ik in mijn brief van 28 augustus 2020 een aanscherping van de huidige maatregelen en enkele aanvullende maatregelen afgekondigd. De maatregelen betreffen een intensivering van de screening van bedrijven, een wachtperiode tussen het werken op twee verschillende bedrijven en een verplichting om bezoek aan het bedrijf en medewerkers die werken op het bedrijf voorafgaand te melden. Ook zal de controle en handhaving op het naleven van de genomen maatregelen worden geïntensiveerd door de NVWA.
Waarom hebt u een nieuw advies van het OMT-Z nodig om te weten dat het aantal besmettingen blijft toenemen en dat preventief ruimen, mede gezien het eerdere advies van het OMT-Z, onvermijdelijk is?
In het OMT-Z advies van 17 juli staat dat wanneer er na half augustus nog nieuwe besmettingen onder nertsenbedrijven zouden zijn, het OMT-Z dan zal adviseren om nertsenbedrijven preventief te ruimen, mits de situatie met de verspreiding van het virus onder mensen vergelijkbaar zou zijn met half juli. Destijds was het aantal vastgestelde besmettingen onder mensen laag. Ook stelde het OMT-Z dat als de situatie met de verspreiding van het virus onder mensen in Nederland zou veranderen, dit opnieuw zou moeten worden afgewogen. Het kabinet heeft dit advies als uitgangspunt genomen. Omdat veterinaire maatregelen op grond van de Wet alleen getroffen kunnen worden ter bescherming van de dier- en volksgezondheid, is het OMT-Z om een vervolgadvies gevraagd om nader in te gaan op de risicobeoordeling in het licht van de volksgezondheid. Het OMT-Z heeft dit advies 24 augustus jl. opgesteld.
Deelt u de mening dat, zoals bij de Q-koorts het geval was, ook nu onderschatting van de risico’s dreigt omdat economische belangen boven het belang van de volksgezondheid worden gesteld en dat daardoor ook nu onnodig veel slachtoffers gaan vallen? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vraagt steeds het OMT-Z, waarin diverse onafhankelijke experts van verschillende onderzoeksinstituten deelnemen, om advies welke maatregelen genomen moeten worden. Aan deze maatregelen ligt primair de bescherming van de volksgezondheid ten grondslag. Echter dient bij iedere maatregel die genomen wordt ook rekening te worden gehouden met dierwelzijn en diergezondheid.
Waarom neemt u het risico door de besmettingen met COVID-19 onder nertsen te laten voortwoekeren dat meer mensen besmet raken en waarom geeft u geen voorrang aan het voorzorgprincipe door de nertsen preventief te laten ruimen? Hoeveel besmette bedrijven moeten er nog bijkomen voordat u wel over laat gaan tot preventief ruimen?
Preventief ruimen is volgens het OMT-Z niet de meest effectieve wijze om reservoirvorming in de nertsenhouderij te stoppen, zoals het in het advies van 24 augustus jl. heeft aangegeven. Het OMT-Z adviseert daarom een aantal preventieve maatregelen om het risico op reservoirvorming in de nertsenhouderij en daarmee aanhoudende introductie naar de humane populatie te voorkomen. Ook wordt geadviseerd om de pelsdierhouderij na het pelzen niet meer verder te laten gaan. Dit advies hebben we uitgewerkt in een versnelde beëindiging van de pelsdierhouderij. Voor meer details hierover verwijs ik naar mijn brief van 28 augustus 2020.
Rookvrije ruimte om op te groeien |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Gezondheidsfondsen voor Rookvrij waaruit blijkt dat steeds meer Nederlanders pleiten voor rookvrije speeltuinen, kinderboerderijen en sportterreinen?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het onderzoek.
Loopt de situatie in de praktijk achter op het draagvlak dat er al is? Deelt u de mening dat dit een momentum is om een grote stap richting een rookvrije omgeving voor kinderen te zetten?
In het Nationaal Preventieakkoord zijn afspraken gemaakt met diverse partijen om te komen tot een Rookvrije Generatie in 2040. De betrokken partijen hebben zich ook gecommitteerd aan acties om stappen te zetten richting rookvrije omgevingen voor kinderen. Ik deel de mening dat dit een momentum is om een grote stap te zetten. De kracht van de Rookvrije Generatie is de positieve insteek en het daarmee verbonden brede maatschappelijke draagvlak. Ik zie dat maatschappelijke organisaties erin slagen om samen met de steun van lokale vrijwilligers speel-, sport- en recreatieterreinen rookvrij te maken. Dit jaar werd de hele samenleving geraakt door de gevolgen van COVID-19. De maatregelen die zijn genomen om COVID-19 te bestrijden, hebben grote impact gehad op heel veel partijen die betrokken zijn bij het Nationaal Preventieakkoord. Ook op de voortgang van de doelstellingen met betrekking tot de rookvrije kindomgevingen. Kinderboerderijen, speeltuinen en sportverenigingen sloten de deuren en werden gedwongen na te denken over het herinrichten van de terreinen. Desondanks zijn de betrokken veldpartijen volop gemotiveerd om alsnog de nodige stappen te zetten richting een rookvrije omgeving voor kinderen. De draagvlakcijfers gepubliceerd door de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij (GvRV) zullen deze beweging versterken.
Klopt het dat elke week honderden kinderen verslaafd raken aan roken?
In 2017 startten 75 kinderen per dag met roken. Uit het onderzoek Jeugd en Riskant Gedrag 2019 van het Trimbos-instituut blijkt dat 1,8% van de leerlingen van 12 tot en met 16 jaar dagelijks rookt en verslaafd is. Ook blijkt uit het onderzoek dat de prevalentie van roken onder jongeren niet is veranderd vergeleken met 2017. Ik vind het zeer jammer dat de daling van de prevalentie in 2019 lijkt te stagneren. In het Nationaal Preventieakkoord hebben we ons voor 2020 tot doel gesteld dat het aantal jongeren dat start met roken is gehalveerd (van 75 per dag naar minder dan 40). Om daar te komen zetten we in op een rookvrije omgeving voor kinderen. Het kabinet heeft hiervoor samen met diverse partijen een pakket aan maatregelen en acties afgesproken. Een belangrijk onderdeel van het pakket aan maatregelen focust op het ontmoedigen van roken onder jongeren. Dit is in 2019 ingezet en moet leiden tot het verder terugdringen van prevalentie onder jongeren. De gevolgen van Covid-19 hebben echter ook impact op bovengenoemde doelstelling en kunnen leiden tot een vertraging van de voortgang.
Kunt u aangeven of de doelstelling in het Nationaal Preventieakkoord dat in 2020 alle kinderboerderijen rookvrij zijn behaald is?2
Het aantal rookvrije kinderboerderijen op dit moment is 213. In totaal zijn er 400 kinderboerderijen in Nederland. De gevolgen van COVID-19 hebben impact gehad op de ingezette koers om alle kinderboerderijen in 2020 rookvrij te maken. Voor de komende maanden heeft KinderboerderijenActief, aanjager voor rookvrije kinderboerderijen en ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, nog diverse acties gepland om de kinderboerderijen te ondersteunen om rookvrij te worden. De verwachting is dat alle kinderboerderijen in het eerste kwartaal van 2021 rookvrij zijn.
Is de doelstelling in het Nationaal Preventieakkoord dat 75% van de speeltuinen in 2020 rookvrij zijn gehaald? Waarom is het geheel rookvrij maken nog niet gelukt voor plekken die expliciet bedoeld zijn voor kinderen om zorgeloos te spelen?3
Meer dan 50% van de speeltuinen is op dit moment rookvrij. De NUSO, branchevereniging voor speeltuinen en ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, zet zich in om de doelstelling dat 100% van de speeltuinen in 2020 rookvrij te behalen. COVID-19 heeft ook voor de speeltuinen de nodige gevolgen gehad. De verwachting is dat alle speeltuinen in 2021 rookvrij zijn.
Deelt u de mening dat – nu het draagvlak voor het rookvrij maken van speeltuinen zelfs op 91% ligt – er doorgepakt moet worden om alle speeltuinen rookvrij te maken voor het einde van 2020?
De draagvlakcijfers zijn een stimulans voor speeltuinen. De NUSO zet zich de komende maanden in om speeltuinen te ondersteunen bij het rookvrij worden. Zo zal er contact worden opgenomen met speeltuinen die nog niet rookvrij zijn om te achterhalen wat zij nodig hebben. Er wordt ondersteuning aangeboden in de vorm van materialen zoals bordjes en flyers, persoonlijk advies en begeleiding. In samenwerking met KinderboerderijenActief worden ook twee digitale bijeenkomsten georganiseerd voor speeltuinen en kinderboerderijen. Zie verder antwoorden 2 en 5.
Is de doelstelling van 2.500 rookvrije sportverenigingen in 2020 (in 2025 moeten nagenoeg alle sportverenigingen rookvrij zijn) gehaald? Kunt u aangeven wat de knelpunten zijn waarom nu al niet nagenoeg alle sportverenigingen rookvrij zijn?
Uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 17% van sportverenigingen met een eigen kantine rookvrij zijn. Dat zijn ongeveer 2300 sportverengingen.4 De sportbonden zijn medeondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord en zetten zich in om bovengenoemde doelstelling te behalen. Eind dit jaar zal er een enquête worden uitgezet door de sportbonden bij de sportverenigingen inzake rookvrij beleid. De resultaten van de enquête zullen meer inzicht bieden in de huidige stand van zaken en eventuele knelpunten.
Test- en ventilatiebeleid bij corona |
|
Henk van Gerven , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat niet iedereen zich eenvoudig en laagdrempelig kan laten testen op het coronavirus omdat de teststraat te ver weg is of mensen te weinig mobiel of te kwetsbaar zijn om zich buitenshuis te laten testen?1
Zie voor mijn antwoord op uw vragen 1 en 2 mijn brief «Testen en traceren: samen strategisch de Corona-pandemie bestrijden» van 28 augustus jl., Kamerstuk 25 295, nr. 510.
Deelt u de mening dat er voldoende teststraten moeten zijn in de grote(re) steden en in de regio’s om te voorkomen dat mensen die mogelijk besmet zijn met het coronavirus gaan reizen en daarmee een extra risico vormen voor anderen en om te zorgen dat mensen zich makkelijk kunnen laten testen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat in een grote stad als Breda de teststraat gaat verdwijnen? Is dat in meerdere steden of regio’s ook het geval? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De testlocatie in Breda in het NAC-stadion wordt per 1 oktober gesloten in verband met de start van voetbalactiviteiten en weerbestendigheid van de locatie; tegelijkertijd gaat er in Breda een nieuwe vaste testlocatie open. De keuze voor de testlocaties wordt bepaald door goede bereikbaarheid, spreiding in de regio en de mogelijkheid om voor de medewerkers een goede en veilige werklocatie te realiseren. Met de herfst en de winter voor de deur moeten sommige locaties in de open lucht worden gesloten. Bij het zoeken naar de benodigde nieuwe locaties kijkt de GGD naar de bereikbaarheid en spreiding van de locaties.
Bent u bereid in overleg met de GGD’s om te zorgen dat er voldoende teststraten zijn die voor mensen makkelijk te bereiken zijn? Zo ja, wilt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie voor mijn antwoord op uw vraag 4 mijn brief «Testen en traceren: samen strategisch de Corona-pandemie bestrijden» van 28 augustus jl., Kamerstuk 25 295, nr. 510.
Wilt u reageren op de oproep van KBO-PCOB die vraagtekens zet bij de betrouwbaarheid van ventilatiesystemen in verpleeghuizen en aandringt dat ventilatiesystemen bij verpleeghuizen voor 1 oktober gecheckt worden door uitbereiding van de taken van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op scholen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zoals ik eerder heb aangegeven moet een ventilatiesysteem minimaal voldoen aan de eisen die in het Bouwbesluit genoemd worden. Dit houdt in dat instanties zorg moeten dragen dat hun gebouw voldoet aan de eisen in het Bouwbesluit en zo nodig moeten aanpassen wanneer dit niet het geval is. Voor gebouwbeheerders is het volgende van belang:
Het ventilatiesysteem moet voldoende worden onderhouden;
Het ventilatiesysteem moet op een juiste wijze worden gebruikt. Daarbij zijn instructies voor personeel nodig;
Als er tussenwanden of -schotten in een ruimte worden geplaatst, kan dit de oorspronkelijke goede functie van het systeem verstoren;
Als het systeem niet voldoet moet het dus aangepast worden of de bezettingsgraad moet omlaag;
Bij twijfel dient een onafhankelijk expert geraadpleegd worden;
Ook dient recirculatie binnen één ruimte vermeden te worden. Het RIVM adviseert uit voorzorg om recirculatie van lucht in ruimtes die gedurende langere tijd door meer personen worden gebruikt te vermijden.
Actiz heeft deze informatie doorgezet aan haar leden en desgevraagd aangegeven dat er naar verwachting weinig gebruik wordt gemaakt van dergelijke systemen (recirculatie in één ruimte gebruikt door meer personen) in verpleeghuizen. Actiz voert op dit moment een inventarisatie onder de leden uit en zal mij daarover informeren. Een inventarisatie door het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie heeft op dit moment geen toegevoegde waarde.
Het bericht dat woningcorporatie De Alliantie Sammy-Jo uit huis zet na het overlijden van haar vader. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Sammy-Jo (21) wordt huis uitgezet na overlijden vader»?1
Ja.
Deelt u de mening dat bij een ingrijpende gebeurtenis zoals het overlijden van een familielid verwacht mag worden dat corporaties de menselijke maat hanteren? Vindt u het in dat licht passend dat een corporatie zich erop beroept dat een termijn is overschreden en dat een inwonende dochter niet formeel stond ingeschreven?
In de huidige crisisperiode is het temeer van belang dat alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen om eraan bij te dragen dat niemand op straat belandt. Vanuit de verhuurders is er grote bereidwilligheid getoond om huisuitzettingen als gevolg van de coronacrisis te voorkomen. Hierbij geldt als gezamenlijke lijn in het statement dat huisuitzettingen als gevolg van de financiële situatie van de huurder voorlopig worden uitgesteld gedurende de crisisperiode, tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast.
De situatie waarin Sammy-Jo terecht is gekomen is zeer verdrietig. In het geval van Sammy-Jo gaat het om een situatie waarin het huurcontract bij een overlijden van haar vader automatisch eindigt op het moment dat verhuurder of huurder niets doen. Volwassen kinderen worden door de wet niet als medehuurder, maar als medebewoner aangemerkt. Medebewoners hebben het huurcontract niet medeondertekend. Het gevolg is dat een medebewoner het huurcontract alleen kan voortzetten als de rechter dat op vordering van de medebewoner heeft bepaald, of als de verhuurder daarmee instemt. Verhuurders mogen op grond van het Burgerlijk Wetboek niet zomaar instemmen met een verzoek tot voortzetting van het huurcontract. Huurcontracten zijn niet overerfbaar. De gedachte daarachter is dat een verhuurder anders geen nieuwe huurders kan kiezen. Bovendien komen de woningen in dat geval niet vrij voor andere woningzoekenden.
Verhuurders (en daarmee ook woningcorporaties) mogen alleen instemmen met een verzoek tot voortzetting van het huurcontract als is voldaan aan de wettelijke eis dat er gedurende (minstens twee jaar) sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Van een duurzame gemeenschappelijke huishouding wordt in de regel niet uitgegaan. Daarvan kan wel worden gesproken als ouder en kind gedurende twee jaar een wederkerige zorgrelatie hebben en delen in de kosten van de huishouding. Woningcorporaties moeten bij de beoordeling van een verzoek tot voorzetting van het huurcontract door een volwassen kind daarnaast rekening houden met de regels die gemeenten opstellen voor de verdeling van woonruimten. Deze regels worden onder andere neergelegd in een huisvestingsverordening.
Van De Alliantie heb ik begrepen dat zij samen met Sammy-Jo naar een passende oplossing heeft gezocht en dat er inmiddels vervangende woonruimte is gevonden bij woningcorporatie Dudok Wonen. Hier kan Sammy-Jo op korte termijn terecht. Tot die tijd mag zij in haar ouderlijk huis blijven wonen.
Vindt u dat corporatie De Alliantie in strijd handelt met de afspraak dat er tijdens de coronacrisis geen huisuitzettingen plaatsvinden, tenzij er sprake is van criminaliteit of ernstige overlast? Zo ja, gaat u de corporatie hier indringend op aanspreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat de corporatie de huur opzegt op het moment dat de tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurcontracten afloopt? Acht u het waarschijnlijk dat de corporatie deze datum bewust gekozen heeft?
Zoals toegelicht onder vraag 2 en 3 gaat het in het geval van Sammy-Jo niet om een opzegging van de huur door een woningcorporatie, maar om een contract dat automatisch eindigt bij het overlijden van de huurder. Bij een contract dat automatisch eindigt kan niet worden gesproken van een bewuste keuze van de verhuurder. Ik acht het daarom onwaarschijnlijk dat er een samenhang is met het aflopen van de tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurcontracten. Daar komt bij dat ik van De Alliantie heb begrepen dat zij samen met Sammy-Jo op zoek zijn gegaan naar een passende oplossing. Sammy-Jo mocht tot die tijd in haar ouderlijk huis blijven wonen. Inmiddels is bekend dat Sammy-Jo op korte termijn terecht kan bij een woonproject van woningcorporatie Dudok Wonen.
Wat vindt u van de uitspraak van de corporatie dat er formeel geen huisuitzetting is, omdat het contract op naam van de inmiddels overleden vader stond? Deelt u de mening dat de feitelijke uitkomst hetzelfde is?
Het Kabinet heeft maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat er tijdens de coronacrisis zo min mogelijk mensen in de financiële problemen komen. Daarnaast is met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang en Kences afgesproken dat tijdens de coronacrisis huisuitzettingen voorlopig worden uitgesteld tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast. Het klopt dat het in het geval van Sammy-Jo niet om een huisuitzetting gaat, maar belangrijker vind ik dat door De Alliantie naar een passende oplossing is gezocht en dat er inmiddels een andere woonruimte is gevonden. Die belofte en de gevonden oplossing zijn in lijn met de afspraak «geen huisuitzettingen tijdens Corona» en geven blijk van een op maatwerk gerichte oplossing.
Is het waar dat het doel van de afspraak «geen huisuitzettingen tijdens Corona» is dat huurders tijdens de COVID-19 crisis niet op straat komen te staan? Deelt u de mening dat de corporatie in strijd met het doel van deze afspraak handelt?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre klopt de bewering van de corporatie dat het filmpje met de verklaring van de inmiddels overleden vader geen meerwaarde meer heeft? Is hier geen sprake van een mondelinge overeenkomst, aangezien de corporatie eerder aangaf dat een filmpje genoeg zou zijn?
Woningcorporaties dienen bij de beoordeling van een duurzame gemeenschappelijke huishouding op grond van de wet rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, in onderling verband. Zoals hierboven toegelicht wordt een duurzame gemeenschappelijke huishouding in de regel niet verondersteld. De gedachte daarachter is als huurcontracten overerfbaar zouden zijn, verhuurders geen kans zouden krijgen nieuwe huurders te kiezen. Bovendien komen woningen bij een overerfbaarheid van huurcontracten niet vrij voor andere woningzoekenden. De Alliantie heeft aangegeven haar beoordeling zo zuiver en zorgvuldig mogelijk uit te voeren en daarbij alle relevante feiten en omstandigheden te betrekken. Het filmpje met de verklaring van de vader van Sammy-Jo is hier onderdeel van, maar is, in tegenstelling tot wat in de berichtgeving van RTL wordt gesuggereerd, niet doorslaggevend. Daarbij geeft De Alliantie aan dat de toezegging dat het filmpje genoeg zou zijn voor een voortzetting van het huurcontract, niet heeft plaatsgevonden.
Bent u bereid op korte termijn de corporatie te wijzen op de afspraken die in maart met Aedes zijn gemaakt over het voorkomen van huisuitzettingen en aan te dringen op een oplossing?
Inmiddels heeft De Alliantie aangegeven dat er voor Sammy-Jo een passende oplossing is gevonden. Zij kan op korte termijn terecht in een woonproject van woningcorporatie Dudok Wonen. Tot die tijd mag zij in haar ouderlijk huis blijven wonen.
De polymerase chain reaction-test (PCR-test) |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
Bent u op de hoogte van het feit dat een polymerase chain reaction-test (PCR-test) geen klinische besmetting met COVID-19 kan aantonen, maar dat een PCR-test slechts aantoont of er (een (oud) deeltje) viraal RNA in het neusslijmvlies aanwezig is/was?
Bent u op de hoogte van het feit dat de detectie van (een deeltje) viraal RNA niet per definitie een besmetting met COVID-19 inhoudt, maar ook besmetting met een ander virus – zoals het rhinovirus – kan betekenen?
Bent u op de hoogte van het feit dat de detectie van (een deeltje) viraal RNA niet per definitie een besmetting met COVID-19 inhoudt, maar ook restanten kan aantonen van een oude, niet meer actieve besmetting met het COVID-19 virus?
Bent u – in het licht van bovenstaande vraag – op de hoogte van het feit dat zogenaamde «genetic debris» (oude DNA of RNA fragmenten) vele weken tot maanden na een eerdere infectie(poging) of contaminatie in de neus, aantoonbaar kunnen blijven door middel van de PCR-test? Indien ja, realiseert u zich in dat geval dat dit op grote schaal kan voorkomen?
Realiseert u zich dat de demografische variëteit van geteste personen (bijvoorbeeld per maand periode) invloed kan hebben op de hoogte van de positieve uitslagen? Indien ja, hoe waardeert u dit feit?
Hoe beoordeelt u – in het licht van bovenstaande – het feit dat een positieve PCR-test thans als coronabesmetting wordt geduid, terwijl dit dus klinisch gezien niet klopt?
Bent u het met de mening eens dat het duiden van een positieve PCR-test als coronabesmetting en besmettelijkheid onnodig angst en paniek creëert in onze samenleving? Indien nee, waarom niet?
Bent u het met de mening eens dat, gelet op het feit dat de PCR-test geen klinische besmetting met COVID-19 kan aantonen, deze testmethode niet als leidende methode zou moeten worden gebruikt bij het detecteren van COVID-19? Indien nee, waarom niet?
Kunt u aangeven welke klinische parameters er – naast de PCR-test – nodig zijn om van een klinische besmetting met COVID-19 te kunnen spreken?
Kunt u aangeven welke andere klinische indicatoren er – naast de niet-klinische PCR-test uitslag – door gekwalificeerde artsen via anamnese (daadwerkelijk medisch onderzoek) worden vastgesteld, om zodoende van een daadwerkelijk ziektebeeld als gevolg van COVID-19 te kunnen spreken?
Realiseert u zich dat, ongeacht verdere tekortkomingen, de huidige PCR-test een foutenmarge heeft van twee procent en wordt hierop gecorrigeerd?
Kunt u een exact percentage false positives overleggen waar het gaat om de PCR-test? Indien nee, waarom niet?
Kunt u onderzoeken overleggen naar het percentage false positives specifiek bij PCR-testen op COVID-19? Indien nee, waarom niet?
Kunt u aangeven wat er gebeurt met de uitslag van een PCR-test? Wordt deze uitslag in het medisch dossier van de geteste persoon opgenomen? Indien nee, waarom niet?
Een door COVID getroffen vluchtelingenkampen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de oproep «S&Ds call for immediate evacuation of COVID-19-hit refugee camps in Greece»?1
Ja.
Deelt u de mening dat in een omgeving waar te veel mensen te dicht bij elkaar verblijven en de benodigde hygiënische voorwaarden grotendeels ontbreken, dit het risico op verspreiding van COVID vergroot? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot de oproep van de Nederlandse regering om social distancing te betrachten en regelmatig handen te wassen?
Een omgeving waar te veel mensen te dicht bij elkaar verblijven en er sprake is van onvoldoende hygiënische middelen brengt inderdaad een risico met zich mee voor de verspreiding van covid-19. Het is daarom van belang dat autoriteiten ook voor dergelijke situaties de nodige maatregelen treffen. Indien zij daar niet toe in staat zijn, is het van belang dat zij daarin worden ondersteund door de internationale gemeenschap, zoals ook gebeurt. Dat kan op verschillende manieren.
Deelt u de mening dat ook in vluchtelingenkampen sociale distancing in acht genomen zou moeten kunnen worden? Zo ja, waarom en hoe ziet u dat voor zich in de overvolle Griekse vluchtelingenkampen? Zo nee, waarom niet en waarom zou wat voor de Nederlandse bevolking moet gelden, niet voor vluchtelingen hoeven te gelden?
Welke maatregelen van belang zijn in een bepaalde opvanglocatie is afhankelijk van de omstandigheden ter plekke. Van belang is dat de autoriteiten gepaste maatregelen treffen.
Deelt u de mening dat met uw voornemen om de plaatsing van een aantal vluchtelingen op het Griekse vastenland te faciliteren dat wat betreft de verbetering van de omstandigheden in de vluchtelingenkampen amper een druppel op een gloeiende plaat kan zijn? Zo nee, waarom niet? En hoeveel vluchtelingen zijn er trouwens inmiddels met Nederlandse steun op het Griekse vasteland gevestigd?
Het kabinet heeft uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de omstandigheden en de maatregelen die door de Griekse overheid zijn getroffen om de uitbraak van COVID-19 onder de migranten op de eilanden te voorkomen. Daarin werd Griekenland gesteund door de Europese Commissie en verschillende lidstaten, waaronder Nederland. Zo heeft Nederland in april een zogenoemde hospitainer aangeboden om de toegang tot medische zorg te verbeteren. Deze is specifiek ingezet voor het uitvoeren van COVID-19 testen.
Helaas is op 2 september COVID-19 vastgesteld bij een statushouder die van het vasteland was teruggekeerd naar Moria op Lesbos. Daarop hebben de Griekse autoriteiten besloten migranten en vluchtelingen die positief testten op COVID-19 in isolatie te plaatsen, afgezonderd dus van anderen. De weigering van enkelen van hen om in isolatie te gaan en de onrust die hierop ontstond lijkt gepaard te zijn gegaan met brandstichting. Door de harde wind kon het vuur zich snel verspreiden, waarna het opvangkamp goeddeels afbrandde. Door voortdurende brandstichting is de dagen daarna ook het resterende deel van Moria inclusief het merendeel van de flankerende voorzieningen verwoest. De Griekse overheid heeft met steun van de Europese Commissie een groep van ca. 400 alleenstaande minderjarigen direct na de brand overgebracht naar het vasteland. Daar worden zij opgevangen in tijdelijke voorzieningen van IOM die door de Europese Commissie worden gefinancierd. Over de gebeurtenissen op Lesbos, de reactie van de Griekse overheid, alsook de steun die door het kabinet is aangeboden aan de Griekse overheid, is uw Kamer schriftelijk geïnformeerd en is uitgebreid gesproken tijdens het Algemeen Overleg op 10 september jl.
Daarnaast is het staand beleid dat kwetsbare migranten door de Griekse autoriteiten vanuit de Griekse eilanden worden overgebracht naar het vasteland. Mede met het oog op COVID-19 zijn de afgelopen maanden circa 26.000 kwetsbare migranten, waaronder amv, overgebracht naar het Griekse vasteland. In geval van Lesbos gaat het om 12.000 personen, d.w.z. bijna de helft van de populatie migranten en vluchtelingen op het eiland in maart 2020. Daarnaast zijn Griekse autoriteiten voornemens om in de week van 28 september 2.000 erkende vluchtelingen over te plaatsen vanaf Lesbos naar het Griekse vasteland. Al met al is het totaal aantal migranten en vluchtelingen dat aanwezig is op de Griekse eilanden afgenomen van circa 42.000 begin 2020 naar 26.000 in september 2020. Dit is een afname van 38%.
Ten aanzien van het samenwerkingsverband dat ik met mijn Griekse collega heb opgezet om het voogdij- en opvangsysteem van amv in Griekenland te verbeteren, heb ik uw Kamer via verschillende brieven geïnformeerd.2 Het doel van dit samenwerkingsverband is niet zo zeer om de Griekse autoriteiten te ondersteunen in de feitelijke transfer van amv naar het vasteland, maar om aanvullende gespecialiseerde opvang voor deze groep op te zetten en de voogdij en begeleiding structureel te verbeteren.
Deelt u de mening dat de dreiging van COVID tot onmiddellijke en omvangrijke evacuatie van vluchtelingen uit de overvolle kampen naar veiliger locaties zou moeten leiden? Zo ja, wat gaat uw bijdrage daaraan worden anders dan uw bestaande voornemen tot herplaatsing van een gering aantal minderjarige vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De verdubbeling van de prijzen voor persoonlijke beschermingsmiddelen door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen LCH |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is u bekend dat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) de prijzen van persoonlijke beschermingsmiddelen heeft verdubbeld?1
Ja.
Waarom is in de brief van 6 augustus 2020 niet gemeld dat het overgaan naar marktconforme tarieven door het LCH een verdubbeling van de prijzen betekende?2
Zie het antwoord op vraag 4.
Gelden deze prijzen ook voor bijvoorbeeld mantelzorgers?
Deze prijzen gelden niet voor mantelzorgers. Vooralsnog kunnen zij aanspraak maken op de korte en langetermijnpakketten beschermingsmiddelen, die om niet worden verstrekt via de apotheek op recept van een arts.
Waarom worden niet meer prijzen van voor het uitbreken van de coronaepidemie gehanteerd?
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (hierna LCH) hanteerde tot eind juli «pre-COVID-19»-verkoopprijzen terwijl huidige marktprijzen hoger lagen. Hierdoor ontstond het onwenselijke effect dat het LCH niet als noodvoorraad wordt gebruikt, maar als reguliere leverancier in de zorg. Hiermee werd de markt verstoord, waardoor partijen die regulier leverden zich terugtrokken uit de markt. De afhankelijkheid van LCH en daarmee het risico voor levering en beschikbaarheid wordt daardoor groter. Het LCH heeft daarom ingezet op een meer marktconforme prijs, zodat reguliere marktpartijen de mogelijkheid houden om hun product af te zetten en de zorg niet volledig gaat leunen op het LCH. Dit is in het kader van risicobeperking ook in het belang van de zorgpartijen. De verhoging is van toepassing geweest op 3 producten die door het LCH worden geleverd. Voor andere producten is de prijs onveranderd. Ik heb u hier eerder over geïnformeerd met de Kamerbrief van 6 augustus 20203.
Is het niet beter in te zetten op zoveel mogelijk productie in eigen land van de beschermingsmiddelen tegen kostprijs om de kosten voor zorginstellingen en patiënten zoveel mogelijk te beperken?
De coronacrisis heeft kwetsbaarheden die in de productieketens van medische technologie bestaan op mondiale schaal blootgelegd. Doel is dan ook om de beschikbaarheid van voldoende betrouwbare beschermings- en medische hulpmiddelen te borgen. Tijdens de crisis was er naast een tekort aan beschermingsmateriaal, zoals mondmaskers, handschoenen en schorten ook een tekort aan andere medische hulpmiddelen, zoals IC-apparatuur. Voor de nationale inkoop en verdeling van deze (tijdens de crisis) schaarse middelen en apparatuur is het LCH opgericht. Daarnaast is in samenwerking met het Ministerie van VWS en het Ministerie van EZK gekeken naar de mogelijkheden om Nederlandse productie van schaarse beschermingsmiddelen en apparatuur op te zetten. Voor een aantal Nederlandse initiatieven zijn contracten uitgegeven met een looptijd van 12 maanden.
Op dit moment is een speciaal team binnen het Ministerie van VWS bezig met de verdere uitwerking van productie in Nederland. De productie van FFP-2 mondmaskers, beschermingsbrillen, spatschermen en beademingsapparatuur door Nederlandse bedrijven is momenteel gaande. Drie fabrikanten zijn inmiddels FFP2-mondmaskers aan het produceren. Inmiddels zijn ook met drie fabrikanten contracten gesloten voor onder meer de afname van chirurgische mondmaskers. Daarnaast voer ik ook gesprekken met verschillende Nederlandse partijen over onder andere de productie van beschermingsjassen en (onderdelen van de) testapparatuur zoals matrijzen en cartridges. Ook wordt de productie van grondstoffen gestimuleerd en kijken we naar mogelijkheden voor opschaling (indien de vraag stijgt).
Het LCH geeft aan dat er op basis van de huidige RIVM-richtlijnen op het gebied van gepast gebruik van beschermingsmiddelen voor de zorg voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zijn om een eventuele tweede golf op te kunnen vangen. Om in de toekomst goed voorbereid te zijn op een nieuwe pandemie of gezondheidscrisis onderzoeken we of en op welke manier een ijzeren voorraad van persoonlijke beschermingsmiddelen hier een rol in kan spelen. De reeds door het LCH opgebouwde voorraad kan een substantiële rol spelen in de aanleg van deze ijzeren voorraad. De ontwikkeling van het opzetten van productie van beschermingsmiddelen in Nederland en Europa hangt nauw samen met dit traject. Tot slot zoeken we – waar mogelijk – ook aansluiting bij Europese initiatieven om gezamenlijk voorraden aan te leggen.
Hoe staat het met het produceren van beschermingsmiddelen in eigen land om te voorkomen dat er in de toekomst tekorten ontstaan en de prijzen worden opgedreven?
De geselecteerde voorstellen kunnen voorzien in een substantieel aandeel van de Nederlandse vraag naar FFP2 maskers. Daarnaast zijn met drie fabrikanten van chirurgische mondmaskers contracten afgesloten. Op het moment dat deze bedrijven hun productie volledig op stoom hebben en voldoen aan de kwaliteitseisen, kunnen gemiddeld ruim 3 miljoen chirurgische mondmaskers per week geproduceerd worden.
Hydroxychloroquine |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga), Thierry Baudet (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is thans de stand van zaken met betrekking tot de nationale onderzoeken naar de werking van hydroxychloroquine in relatie tot COVID-19, nu het door u in uw antwoorden op de vragen van de leden Baudet (FvD) en Van Haga (Van Haga) de dato 26 mei 2020 aangehaalde artikel uit de Lancet, is ingetrokken, daar bleek dat de auteurs niet konden instaan voor de juistheid van de bronnen van de primaire data?1
De inclusie van nieuwe patiënten in de klinische onderzoeken waarbij het gebruik van hydroxychloroquine in relatie tot COVID-19 werd onderzocht, is destijds tijdelijk gestopt. Na aanvankelijke hervatting, is de inclusie voor deze onderzoeken inmiddels definitief stopgezet.
Kunt u uitleggen waarom het (tijdelijk) stopzetten van de onderzoeken naar de werking van hydroxychloroquine in relatie tot COVID-19 voornamelijk werd gebaseerd op een tamelijk omstreden studie en u – nu betreffende studie is ingetrokken – niet meer bent teruggekomen op een mogelijke voortgang van de onderzoeken?
Degene die het medisch wetenschappelijk onderzoek verricht is verantwoordelijk voor de voortgang en de uitvoering van het onderzoek.
Waarom heeft u de beloofde inspanningen (zie uw antwoord op vraag 5 van eerder gestelde schriftelijke vragen) nog niet geleverd, nu inmiddels duidelijk is dat in andere landen goede resultaten worden geboekt wanneer hydroxychloroquine – in combinatie met zink en azitromycine – in een vroeg stadium wordt toegediend?
In lijn met mijn antwoord van destijds, is er nog steeds geen objectiveerbare aanleiding om over te gaan tot extra inspanningen m.b.t. het beschikbaar houden van hydroxychloroquine voor COVID-19.
Hoe duidt u thans de bewering van Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) dat zou zijn gebleken dat toediening van hydroxychloroquine bij COVID-19 geen- of potentieel weinig klinisch effect heeft, nu duidelijk is geworden dat de onderzoeken naar de werking van hydroxychloroquine bij patiënten die al ernstig ziek in het ziekenhuis verbleven niet te vergelijken zijn met onderzoeken naar de werking van het middel in een vroeger stadium?
Het is aan de deskundigen om klinisch onderzoek te duiden.
Bent u nog steeds van mening – met de huidige kennis en onder de huidige omstandigheden – dat uw kwalificatie «kwakzalvermotie» ten aanzien van de motie inzake hydroxychloroquine treffend is?2
In de in vraag 2 bedoelde eerdere beantwoording heb ik mijn onderbouwing gegeven bij de gebruikte kwalificatie. Daarin is niets veranderd.
Bent u bereid de beloofde inspanningen ten aanzien van hydroxychloroquine nu wel te leveren?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Hoe verklaart u dat landen die hydroxychloroquine in een vroeg stadium toedienen aantoonbaar minder coronadoden per hoofd van de bevolking hebben dan landen, zoals ook Nederland, die dat niet doen?
De analyse die aan de suggestie in de vraag ten grondslag ligt is omstreden. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.
Bent u bekend met de Zwitserse hydroxychloroquine-casus, waarbij men eerst hydroxychloroquine gebruikte, vervolgens na het artikel uit de Lancet een korte periode niet, en na het terugtrekken van het artikel door de Lancet, juist weer wel?
Ja.
Vindt u niet dat de Zwitserse hydroxychloroquine-casus voldoende aanleiding geeft om opnieuw het vroegtijdig toedienen van hydroxychloroquine in combinatie met zink en azitromycine te onderzoeken?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Het bericht ‘Absurditeit op Amsterdamse huizenmarkt: mini-hotelkamer te huur als woning’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Absurditeit op Amsterdamse huizenmarkt: mini-hotelkamer te huur als woning»? Wat is hierop uw reactie?1
Ja
Is er bekend hoeveel personen gebruik maken van dit aanbod zoals aangeboden op Kamernet?2
Het is mij niet bekend hoeveel personen gebruik maken van dit concept en wie hier gebruik van maken. Volgens Cityhub hotel wordt er zeer beperkt gebruik gemaakt van dit aanbod en geeft zij aan dat zij geen onderscheid maakt in de gebruikers van de aangeboden ruimten en de door u gevraagde uitsplitsing niet aan kan leveren.
Ziet u dit aanbod als woonverblijf of als hotelverblijf? Kunt u dit uitleggen?
Of er sprake is van een woonverblijf hangt in eerste instantie af van de bestemming. In deze casus is er sprake van een hotelbestemming waarbij de gebruiker een bepaald bedrag betaalt per nacht of per termijn. Het gebeurt vaker dat mensen om uiteenlopende redenen een wat langere periode in een hotel verblijven. Voorts is er bij wonen sprake van een huurovereenkomst waardoor de huurder meer rechten heeft dan een gebruiker van een hotelkamer. In sommige situaties kan er huurrecht ontstaan zonder dat er sprake is van een huurovereenkomst. Het is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of er sprake is van reguliere huur.
Voldoet dit aanbod volgens u aan het bouwbesluit? Kunt u dit toelichten?
Het Bouwbesluit 2014 is ook van toepassing op hotelkamers. Het is aan de gemeente Amsterdam om te controleren of in deze casus aan het Bouwbesluit 2014 is voldaan.
Is er bekend of dit aanbod voornamelijk internationale studenten betreft of ook Nederlandse studenten? Kunt u dit achterhalen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het concept «flexible living? Wat is hierover uw oordeel?3
Ik heb kennis genomen van het door u genoemde concept. CityHub hotel biedt kamers aan voor kortstondig verblijf onder een hotelbestemming. Hoewel ik de voorkeur geef aan reguliere bewoning voor mensen die opzoek zijn naar een woning, kunnen dergelijke aanlandplekken uitkomst bieden voor een woningzoekende die kortstondig onderdak nodig heeft in afwachting van een woning. Het is echter aan gemeenten om te bezien of dergelijke aanlandplekken een bijdrage kunnen leveren voor bijvoorbeeld studenten.
Hoeveel studenten maken op dit moment gebruik van deze zeer korte termijn verblijven? Kunt u dit uitsplitsen in Nederlandse en internationale studenten?
Hiervan worden geen cijfers bijgehouden.
Vindt u een huurprijs van 799 euro per maand voor zes vierkante meter, waarvan twee vierkante meter woonoppervlakte een redelijke huurprijs? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In deze casus is er geen sprake van een huurprijs maar van een hotelkamerprijs. Het is aan de sector zelf om een overnachtingsprijs te bepalen en aan een gebruiker om deze prijs wel of niet te betalen.
Kunt u verklaren op basis van welke criteria deze verhuurder tot dit bedrag is gekomen?
Zie antwoord vraag 8.
Is het volgens het woningwaarderingsstelsel ook mogelijk om tot dit bedrag te komen? Kunt u dit toelichten?
Huurprijsbescherming is in beginsel niet van toepassing op de verhuur van hotelkamers. In het geval van huur van woonruimte is in beginsel huurprijsbescherming en huurbescherming van toepassing, behalve wanneer het gaat om huur «welke een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is» (artikel 7:232 lid 2 BW). In dat geval geldt de huurprijsbescherming en huurbescherming van woonruimte niet, en geldt slechts wat tussen partijen is overeengekomen. Bij de beoordeling of van dit «gebruik dat naar zijn aard van korte duur is» sprake is, zijn blijkens de jurisprudentie een aantal criteria van belang, waarvan de duur van de huurovereenkomst er (slechts) een is. Er geldt daarbij dus geen harde grens van 6 maanden. Het is aan de huurcommissie en uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of sprake is van reguliere huur van woonruimte en of daarbij vervolgens de huurprijsregelgeving wordt overschreden.
Kunnen huurders zich in dit geval ook wenden tot de Huurcommissie om een lagere huurprijs af te dwingen?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u dit aanbod wenselijk? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, op welke wijze bent u van plan om dit soort praktijken tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer wordt er meer navolging gegeven aan de motie Asscher / Heerma over bestuurlijke boetes voor verhuurders die doelbewust te hoge huren vragen?4
Over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de door u genoemde motie, wordt u bij brief separaat geïnformeerd.
Op welke wijzen kunnen (buitenlandse) studenten extra worden beschermd tegen de uitwassen van zogenaamde studentenhotels en «short stay» contracten, waarbij er weinig tot geen sprake is van huur(prijs)bescherming? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ambtelijk is met de gemeente Amsterdam gesproken over de wenselijkheid van dergelijke constructies. De gemeente Amsterdam heeft aangegeven dat zij hotelkamers als aanlandplekken voor studenten beschouwen maar dat dit in geen enkel opzicht de norm mag worden. Volgens de gemeente Amsterdam zijn hotels in beginsel niet om in te wonen. Ik sta achter dit uitgangspunt. Ambtelijk wordt er samen met de gemeente Amsterdam bezien wat passende maatregelen zijn om langdurig verblijf in hotels niet de norm te laten worden.
Ik vind het belangrijk dat voor studenten voldoende en passende huisvesting beschikbaar is. Daarom heb ik samen met betrokken partijen het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting ondertekend. Samen zetten we ons in op het in evenwicht brengen van vraag en aanbod naar studentenhuisvesting. De ambities die de studentensteden de afgelopen jaren hebben uitgesproken worden meer en meer ondersteund door concrete plannen waarmee het tekort lokaal zal teruglopen. Zo zijn er vorig jaar in verschillende studentensteden bijna 8.000 woningen gerealiseerd. Daarnaast zijn verschillende acties ingezet om studenten te informeren over hun rechten en mogelijkheden, zoals het laten checken van hun huurprijs bij de Huurcommissie.
Bent u bereid om met gemeenten, studentenhuisvesters en studentenorganisaties in overleg te treden om te waarschuwen tegen nadelige kanten van constructies als studentenhotels?
Zie antwoord vraag 14.
Wat gaat u aan deze situatie doen? Bent u niet bang dat straks een hele generatie studenten zonder huurrechten komt te zitten?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u alle vragen apart beantwoorden en niet clusteren alstublieft?
De vragen zijn zo veel als mogelijk apart beantwoord.
Het bericht ‘ Na corona komt het foute geld’ |
|
Thierry Aartsen (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Na corona komt het foute geld»?1
Ja.
Herkent u het risico dat als bonafide bedrijven en bedrijfstakken wankelen doordat de kosten doorlopen, maar het merendeel van de inkomsten wegvalt door de coronapandemie, het criminelen een gouden kans biedt om hier misbruik van te maken en zich met fout geld in te kopen? Zo ja, hoe heeft u hierop geanticipeerd en wat is de huidige stand van zaken? Zo nee, kunt u toelichten waarom u dit risico niet ziet?
Waar bedrijven zich in kwetsbare situaties bevinden, is extra alertheid tegen criminele gedrag waaronder «foute helpers» geboden. Ik onderken dat als gevolg van de coronapandemie risico’s van misbruik door criminelen richting het bedrijfsleven toenemen. Hierbij benadruk ik allereerst dat de steunmaatregelen van het kabinet, zoals uiteengezet in antwoord op vraag 8, erop zijn gericht de kwetsbare situatie van bedrijven te beperken. Daarnaast ben ik continu in gesprek met het bedrijfsleven, en de verschillende publieke partners om gezamenlijk te bezien hoe we ondernemers bewust kunnen maken van deze risico’s en hun handelingsperspectief alsook hun weerbaarheid kunnen vergroten. Dit doen wij middels campagnes en het aanreiken van verschillende instrumenten2. Ook de komende tijd blijf ik dit doen, bijvoorbeeld door de online bewustwordingscampagne van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) Amsterdam Amstelland om horeca ondernemers te waarschuwen voor foute investeerders, nu landelijk uit te rollen samen met Koninklijke Horeca Nederland (KHN).
Wat is de afgelopen maanden concreet gedaan met het signaal dat zo'n 10 procent van de bevraagde ondernemers van de enquête die aan het begin van de lockdown werd gehouden door het Regionaal Informatie – en Expertisecentrum (RIEC) aangaf een aanbod te hebben gehad van een onbekende investeerder?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u het beeld dat de gevolgen van criminelen die op de loer liggen, pas nu, door de financiële nood, zichtbaar beginnen te worden? Zo ja, welke concrete acties neemt u? Zo nee, waar baseert u dit op?
Zie antwoord vraag 2.
Wat wordt ondernomen om ondernemers tegen «foute helpers» te beschermen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact met belangenorganisaties en ondernemers over de manieren om ondernemingen te beschermen tegen criminelen en crimineel gedrag? Zo ja, welke acties heeft u ondernomen naar aanleiding van deze gesprekken en zijn deze acties teruggekoppeld, zodat gevolgd kan worden of deze inderdaad bijdragen aan degelijke bescherming? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit op zeer korte termijn te organiseren en de Kamer te informeren over de uitkomsten en vervolgstappen betreffende deze gesprekken?
Ja, ik heb contact met de verschillende brancheorganisaties in de private sector, onder andere in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC). In het NPC is onder andere afgesproken om samen op te trekken met de horecabranche om horeca ondernemers weerbaarder te maken. Hieruit voortvloeiend wordt op dit moment met de horecabranche een social media campagne gelanceerd. Zie onder vraag 2 genoemde landelijke online bewustwordingscampagne.
Op grond van de ervaringen binnen de horecabranche, zullen dit najaar ook activiteiten ondernomen worden met andere kwetsbare branches. Hierbij kunt u denken aan Transport en Logistiek Nederland (TLN) en de automotive sector.
Tenslotte zijn we in gesprek met de vastgoedsector en agrarische buitengebieden om ook daar de bewustwording en weerbaarheid te vergroten.
Wat betreft het vergroten van de bewustwording en het beschermen van ondernemers tegen crimineel gedrag, lopen er verschillende (PPS-)initiatieven vanuit LIEC/RIEC’s, de Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s), het Aanjaagteam Ondermijning (ATO), Politie, Openbaar Ministerie en het Ministerie van JenV. In het kader van de aanpak ondermijning vindt regelmatig overleg plaats tussen genoemde partijen en de private sector over acties en lopende ontwikkelingen van de gezamenlijke agenda ondermijning.
Is er regelmatig en gezamenlijk overleg tussen beide departementen en brancheverenigingen over het thema «veilig ondernemen»? Zo ja, welke stappen zijn hier vanuit genomen? Zo nee, waarom niet?
Binnen het NPC vindt regelmatig overleg plaats tussen de ministeries van JenV en van EZK, branches, VNO-NCW/MKB-NL, Politie, gemeenten en Openbaar Ministerie, over actuele ontwikkelingen en de (voortgang van de) integrale aanpak van verschillende vormen van criminaliteit tegen het bedrijfsleven, als ook op de aanpak van criminaliteit die het bedrijfsleven (onbewust) zelf faciliteert. Bij brief van 23 juli 20193 heb ik uw Kamer het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2019–2022 toegestuurd. Onderdeel van dit actieprogramma is de publiek private aanpak van ondermijnende criminaliteit, waarbij maatregelen worden getroffen gericht op het vergroten van de weerbaarheid van ondernemers, specifiek in een aantal kwetsbare branches. Daarnaast kent Nederland tien Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s). Hierin slaan ondernemers, gemeenten, Politie, Openbaar Ministerie en RIEC’s de handen ineen om de criminaliteit tegen en in het bedrijfsleven terug te dringen. PVO’s vervullen een behoefte aan verbinding tussen veiligheidsthema’s en ondernemerschap en zetten zich in op preventie van criminaliteit en bewustwording.
Welke concrete acties neemt u, indien het klopt dat regels en beperkte bevoegdheden verhinderen dat ondernemers effectief geholpen worden door de overheid, zodat regels voor de mensen thuis en onze ondernemers werken in plaats van andersom?
De coronapandemie heeft een grote impact op de samenleving, waaronder op ondernemers van klein tot groot, in alle sectoren. Het kabinet wil werkenden en werkgevers helpen om door deze moeilijke tijd heen te komen. Daarom heeft het kabinet op 17 maart 2020 het noodpakket banen en economie gelanceerd en vervolgens het noodpakket 2.0. Beide pakketten zijn gepaard gegaan met aanpassingen in wet- en regelgeving waar dit nodig en nuttig was om effectief hulp te kunnen bieden. Met het oog op het tot nader order voortzetten van (delen van) de noodzakelijke gezondheidsmaatregelen wordt ook het beleid voortgezet van stimuleren en investeren waar het kan en ondersteunen waar aanpassing nodig is. Op 28 augustus 2020 presenteerde het kabinet hiertoe het derde steun- en herstelpakket voor economie en arbeidsmarkt. Ook in dit derde pakket zet het kabinet alle ten dienste staande middelen in, inclusief financiële middelen en wet- en regelgeving. Het kabinet volgt de situatie nauwgezet en heeft daarover steeds contact met ondernemersorganisaties, sociale partners en banken om te bezien welke concrete acties nodig zijn om werkenden en werkgevers effectief te helpen gedurende deze crisis.
Heeft u contact gehad met uw Italiaanse collega's gelet op het feit dat aan het begin van de coronaperiode Italië al waarschuwde voor dergelijke praktijken? Zo ja, welke adviezen zijn gedeeld en welke concrete acties zijn hieruit gekomen? Zo nee, waarom niet?
De gevolgen van de coronapandemie op criminele activiteiten is meerdere malen aan de orde gekomen tijdens de JBZ-Raad. Tijdens de informele JBZ-Raad van 28 april jl. heb ik de mogelijke invloed van sociaaleconomische gevolgen op de criminaliteit gemarkeerd. Op initiatief van Italië is met de ondersteuning van EuropOL een werkgroep opgericht op de gevolgen van de coronapandemie, waar Nederland ook bij aangesloten is. Eén van de doelen is het bespreken van de exploitatie door georganiseerde criminaliteit van de economische gevolgen van de coronapandemie, door te infiltreren in legale economische en bedrijfsmatige activiteiten.
Hoe is op Europees niveau geborgd in de Veiligheidsuniestrategie dat ondernemers worden beschermd tegen criminelen? Welke concrete initiatieven hebben de Europese Commissie en de Raad reeds genomen naar aanleiding van deze signalen?
In de Veiligheidsuniestrategie stelt de Commissie dat de EU-strijd tegen georganiseerde criminaliteit moet worden versterkt. Deze inzet zal worden samengebracht in een toekomstige EU-agenda voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Binnenkort zal uw Kamer nader worden geïnformeerd over de Veiligheidsuniestrategie door middel van een zogenoemd BNC-fiche.
Bent u bereid dit onderwerp te bespreken bij de eerstvolgende (informele) JBZ-raad? Zo nee, waarom niet?
Het Duits voorzitterschap is voornemens dit onderwerp te bespreken in de JBZ-Raad op 3–4 december 2020. Het kabinet hecht aan de bespreking van dit onderwerp in de Raad.
Bent u bereid, gezien de urgentie, deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden?
Het heeft helaas langer geduurd dan gepland.