De verkoop van illegaal geïmporteerd bushmeat |
|
Frank Futselaar |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris financiën) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de uitzending van Undercover in Nederland van 25 oktober 2020 over de verkoop van illegaal geïmporteerd bushmeat?1
Ja.
Bent u daarnaast bekend met de berichten «Jaarlijks komt 44,4 ton vlees van huisdieren en wilde dieren op Brussels Airport aan» en «Illegaal apenvlees gewoon te koop in Brusselse wijk «Klein-Zaïre»?2 3
Ja.
Deelt u de mening dat de handel in bushmeat een bedreiging vormt voor zeldzame en kwetsbare diersoorten en ecosystemen en deelt u tevens de mening dat deze praktijk actief bestreden dient te worden?
Illegale praktijken zoals stroperij en smokkel vormen een bedreiging en het is van belang dat dit adequaat voorkomen en bestreden wordt. Naast de inzet op CITES – die gericht is op de internationale handel – onderschrijft Nederland dan ook het CBD-besluit over de «Voluntary guidance for a sustainable wild meat sector4». Gebruik van en (lokale) handel in vlees van wilde oorsprong is belangrijk voor voedselzekerheid en voor veel mensen in de wereld de belangrijkste bron voor bestaanszekerheid. Door te werken aan verduurzaming van dit gebruik en deze handel wordt schade aan ecosystemen en gevaar voor het voortbestaan van soorten zoveel mogelijk voorkomen.
Kunt u aangeven op welke wijze de douanediensten en De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) handhaven op de aanwezigheid en import van dergelijk gestroopt illegaal vlees?
Voor wat betreft de CITES-regelgeving en de veterinaire wetgeving (ter voorkoming van de insleep van dierziekten zoals mogelijk in bushmeat) heeft de douane een taak ten aanzien van het EU-grensoverschrijdend goederenverkeer bij passagiers en bij vracht.
Bij passagiers voert de douane generieke controles uit op door hen meegevoerde goederen en specifieke controles op passagiersbagage. Deze specifieke controles in het kader van veterinaire wet- en regelgeving zijn gericht op passagiers afkomstig uit gebieden waar dierziekten zijn vastgesteld. Hierbij wordt met name gecontroleerd of ze vlees en zuivel bij zich hebben. De douane ontvangt wekelijks van de NVWA een lijst met gebieden waar dierziekten zijn vastgesteld, welke de basis vormt voor het controleregime. Bij het aantreffen van veterinaire producten wordt passagiers de mogelijkheid gegeven om afstand te doen van de veterinaire producten, of het te laten keuren door de NVWA.
Vlees dat via reguliere vracht binnenkomt en als zodanig wordt aangegeven moet voldoen aan diverse EU en nationale eisen. Samen met de NVWA controleert de douane of die zendingen aan alle gezondheidseisen voldoen en of alle vereiste documenten aanwezig zijn. Daarnaast controleert de douane risicogericht en steekproefsgewijs op de smokkel van vlees en andere producten.
Controleert de NVWA winkels specifiek op de aanwezigheid van bushmeat? Zo ja, hoe vaak wordt dit jaarlijks aangetroffen in Nederlandse winkels en in welke hoeveelheden?
De NVWA controleert niet specifiek winkels op de aanwezigheid van bushmeat. Bedrijven die in vlees of vleesproducten handelen dienen dit doen volgens de wettelijke regels waaronder verplichte traceerbaarheid van het vlees. Indien er specifieke signalen of verdenkingen op het verhandelen van bushmeat zijn, zullen winkels of bedrijven worden gecontroleerd.
Is u bekend hoeveel kilo bushmeat in Nederland jaarlijks bij douanecontroles wordt aangetroffen op luchthavens en scheepvaarthavens?
Dit is niet bekend. De veterinaire wetgeving kent verplichtingen voor de invoer van vlees, maar maakt daarbij geen onderscheid tussen zogenaamd «bushmeat» en ander vlees. Bushmeat wordt daarom ook niet als zodanig door de douane geregistreerd. Producten die niet voldoen aan veterinaire wetgeving worden direct in daartoe bestemde afvalcontainers gedeponeerd waarvan de inhoud wordt vernietigd. Deze procedure is gekozen om de kans op verspreiding van mogelijke ziekteverwekkers zo klein mogelijk te maken. Indien bij het aantreffen van vlees er een duidelijke indicatie is dat het om een beschermde diersoort gaat zal ook voor deze wetgeving worden opgetreden. Dit is niet recentelijk voorgekomen.
Is u bekend hoe vaak het bij aangetroffen bushmeat gaat om beschermde diersoorten die vallen onder regelgeving behorende tot de CITES-overeenkomst (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora)? Zo nee, bent u bereid dit voortaan te registreren?
Nee, zie ook het antwoord op vraag 6. Het belangrijkste is dat illegaal ingevoerd vlees of dierlijke producten zo snel mogelijk vernietigd worden om de verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen. In voorkomend geval dat het duidelijk is dat het om een onder CITES beschermde soort gaat, dan wordt dit altijd geregistreerd en gerapporteerd aan CITES.
Welke sancties worden opgelegd voor het importeren van bushmeat?
Bushmeat is geen wettelijk begrip. Om te bepalen of er sprake is van een strafbaar feit zal vast moeten komen te staan of de voedselveiligheid in het geding is en om wat voor diersoort het gaat.
Bushmeat is in de regel niet gekeurd en om die reden ook niet veilig voor humane consumptie. Indien een passagier kiest voor het afstand doen van de producten worden er in de regel geen sancties opgelegd voor het overtreden van veterinaire wetgeving. Als de voedselveiligheid in het geding is kan er gesanctioneerd worden voor overtreding van artikel 3.1 van de Wet dieren jo. Regeling dierlijke producten jo. (EG) Verordening 178/2002. Deze overtreding is strafbaar gesteld in art 1 onder 1e van de Wet op de economische delicten. Indien het feit opzettelijk is gepleegd, dan is het een misdrijf dat kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaar, taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie (€ 87.000). In voorkomende gevallen kan een nog hogere straf worden opgelegd; ook bijkomende straffen zijn mogelijk (art 6 WED).
In geval van een beschermde diersoort is art 3.37 van de Wet natuurbescherming aan de orde (CITES). Overtreding van dit artikel is tevens strafbaar gesteld in art 1a onder 1e van de Wet op de economische delicten.
Heeft u inzicht in hoeverre bushmeat vanaf Belgische (lucht)havens wordt doorgevoerd naar Nederland aangezien België in het eerder genoemde artikel van het Nieuwsblad genoemd wordt als een doorvoerland voor bushmeat?4
Daar is geen inzicht in gezien het vrije verkeer van goederen binnen de Unie. Het beeld is overigens niet dat er veel vraag naar en aanbod van illegaal ingevoerd bushmeat is in Nederland.
Welke ziektes en of virussen kunnen als zoönose worden geïmporteerd door de import van bushmeat en in hoeverre zijn overheidsdiensten hierop voorbereid?
Het grootste volksgezondheidsrisico bevindt zich in herkomstlanden op de plekken waar dieren worden gevangen en het vlees wordt uitgesneden en verwerkt. Daarnaast kunnen meerdere ziekten worden geïmporteerd door vlees of dierlijke producten. Hierop vindt controle plaats conform verordening EU 2017/625. De NVWA en de douane werken nauw samen om illegale invoer tegen te gaan.
Kunt u specificeren wat de richtsnoeren inhouden en welke doelstellingen worden beoogd met de door u in uw verslag van de 14e conferentie van partijen van het Biodiversiteitverdrag (CBD COP14) vermelde aangenomen vrijwillige richtsnoeren over het legaal en gereguleerd verwerven van bushmeat?5
Het biodiversiteitsverdrag erkent het belang van duurzaam gebruik van soorten uit het wild afkomstig. Door niet elk gebruik van deze soorten uit te sluiten maar handreikingen te bieden voor duurzaam gebruik, kunnen ze gebruikt blijven worden als bron voor levensonderhoud voor inheemse volken en lokale bevolkingsgroepen terwijl gelijktijdig het draagvlak voor het behoud van biodiversiteit en ecosystemen groeit. Hiermee komen een aantal duurzame ontwikkelingsdoelen beter binnen bereik.
Het vrijwillige richtsnoer voor een duurzame sector van vlees van wilde oorsprong is bedoeld voor tropische en subtropische habitats. Het geeft richtlijnen voor onder meer het duurzaam managen van het aanbod, vraagreductie in steden en dorpen van niet-duurzaam of illegaal verworven vlees en voor het creëren van de juiste juridische context en regelgeving,
Kinderboerderijen, boerencampings en zorgboerderijen die Q-koortsregels schenden |
|
Jaco Geurts (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat tientallen kinderboerderijen, boerencampings en zorgboerderijen vorig jaar niet aan de regels voldeden om Q-koorts te voorkomen?1
Het is van groot belang dat eenieder zich houdt aan de regels die zijn gesteld ter voorkoming van een uitbraak van Q-koorts. Dit is zowel in het belang van volksgezondheid als van diergezondheid. De NVWA is dit jaar een intensief communicatietraject gestart om deze bedrijven te wijzen op het belang van naleving van de regels die zijn gesteld.
Kunt u aangeven of er de afgelopen jaren een toe- of afname is van het aantal publieksbedrijven dat zich niet aan de regels houdt?
De controles bij publieksbedrijven vinden plaats bij circa 10% van het totaal aantal publieksbedrijven. De laatste 4 jaar schommelt het percentage naleving tussen de 43 en 55%. Er is geen duidelijke trend waarneembaar; wel is duidelijk dat ruim de helft van de tekortkomingen administratief van aard zijn.
Kunt u aangeven op basis van wat voor vermoedens van fouten de 87 publieksbedrijven in 2019 zijn bezocht?
In 2019 zijn 52 bedrijven ad random geselecteerd, 18 bedrijven zijn geïnspecteerd naar aanleiding van een aankondiging van activiteiten, zoals lammetjesaaidagen, en 17 bedrijven zijn geïnspecteerd naar aanleiding van een melding dan wel op initiatief van een inspecteur.
Klopt het dat in 2019 slechts 11 herinspecties zijn uitgevoerd? Hebben deze herinspecties ook bij publieksbedrijven plaatsgevonden, of alleen bij professionele bedrijven?2
Het klopt dat er in 2019 11 herinspecties zijn uitgevoerd; 7 bij publieksbedrijven en 4 bij professionele bedrijven.
Op welke wijze controleert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) of een publieksbedrijf na een waarschuwing of boete daadwerkelijk de geconstateerde tekortkoming heeft aangepakt, aangezien blijkbaar niet alle bedrijven een herinspectie krijgen?
De NVWA controleert, in voorkomende gevallen, via een herinspectie of de geconstateerde tekortkoming is verholpen. Bij bepaalde tekortkomingen (bijvoorbeeld te late meldingen) of indien de tekortkoming tijdens de inspectie wordt verholpen, is een herinspectie niet nodig.
Moeten publieksbedrijven aantonen dat zij de dieren alsnog hebben ingeënt voordat zij weer bezoekers mogen toelaten? Zo ja, op welke wijze tonen zij dit aan?
Ja. Indien publieksbedrijven niet voldoen aan de vaccinatieplicht, mogen zij geen bezoek toelaten zolang de vaccinatie niet alsnog heeft plaatsgevonden.
Juiste en volledige vaccinatie wordt aangetoond door middel van een melding in het I&R-systeem en onderbouwd met visite-brieven en facturen van de dierenarts die de vaccinatie heeft uitgevoerd.
De beperkte dekking van asbestdaken. |
|
Roald van der Linde (VVD), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de uitzending van Kassa 3 oktober jl. en de oproep van Vereniging Eigen Huis?
Ja, ik ben bekend met de uitzending van Kassa van 24 oktober jl. over onder meer asbestdaken en de oproep van Vereniging Eigen Huis.
Is het waar dat in de aangeboden Woonverzekering van Centraal Beheer een beperking is aangebracht voor de dekking van de schade aan asbestdaken, waarbij de dekking in snel tempo wordt afgebouwd naar slechts 5% en niet aan andere daken? Zo ja, is hier ook sprake van bij andere verzekeraars?
Ik heb geen zicht op voorwaarden van verzekeraars. Het Verbond van Verzekeraars heeft mij laten weten dat zij een dergelijk overzicht ook niet heeft.
Achmea heeft mij desgevraagd gemeld dat zij voor schades in 2019 nog 20% vergoedt. De vergoeding wordt ieder jaar met 5% verminderd en daarmee wordt vanaf 2022 nog 5% van de waarde van de nieuwe dakbedekking vergoed. De afschrijvingsregeling geldt alleen voor asbestdakbedekking; niet wordt afgeschreven op de binnenzijde van het dak, het dakbeschot en de binnenbeplating. In de woonverzekering heeft Achmea in 2018 een afschrijvingsregeling voor asbestdakbedekking in hun voorwaarden opgenomen. Achmea laat verder weten dat ook vóór 2018 al de mogelijkheid bestond om een afschrijving op herstelkosten toe te passen en dat deze regeling omwille van duidelijkere communicatie in 2018 concreter is gemaakt.
Ook enkele andere verzekeraars lieten in hun reactie aan Kassa weten dat zij hebben gekozen voor afbouw van de dekking van asbestdaken, onafhankelijk van het feit dat de wetwijziging die asbestdaken zou verbieden niet door is gegaan. Maar een andere verzekeraar vermeldt in een reactie aan Kassa de eerder verlaagde dekking juist terug te draaien naar 100%.
Wat vindt u ervan dat woningeigenaren een groot financieel risico lopen en zich hier niet tegen kunnen verzekeren? Hoe verhoudt dit zich tot de opvattingen van de branche over universele dienstverlening?
Sanering van asbestdaken is al langer het advies vanuit de overheid aan woningeigenaren. Op 9 maart 2020 heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat u geïnformeerd over de samenwerkingsverklaring die zij met provincies, gemeenten en andere partijen heeft getekend op 2 maart 2020.1 Doel hiervan is om op een veilige manier het saneren van de resterende asbestdaken in Nederland te versnellen. In de samenwerkingsverklaring zijn acties afgesproken die zijn gericht op bewustwording en communicatie, oprichting van een (leningen)fonds, het ontzorgen van gemeenten, het gebruik maken van koppelkansen, het vereenvoudigen van saneringen en monitoring. Aan deze acties wordt nu hard gewerkt.
Het is vervelend als woningeigenaren bij schade minder krijgen uitgekeerd dan waar zij dachten aanspraak op te kunnen maken. Indien een consument meent dat op grond van de polisvoorwaarden ten onrechte te weinig wordt uitgekeerd, kan hij de zaak voorleggen aan het Kifid of de burgerlijke rechter. In de polisvoorwaarden van een verzekering wordt geregeld welk type schade wordt gedekt. Wanneer iemand een verzekering heeft, betaalt hij of zij premie waar deze afgesproken dekking tegenover staat. Wanneer de dekking of de premie wijzigt, wordt de verzekeringnemer daarover geïnformeerd.
Het kan echter zo zijn dat, op basis van de geldende voorwaarden, de vervanging van asbestdaken door bepaalde verzekeraars niet of niet geheel is gedekt. Ook wanneer de schadeoorzaak bijvoorbeeld brand of storm is. Wanneer schade is ontstaan aan een asbestdak, kan doorgaans niet worden volstaan met enkel reparatie van het dak, maar zal het asbestdak volgens de geldende wet- en regelgeving met het oog op eventuele gezondheidsrisico’s (deels) vervangen moeten worden. Daarmee heeft een asbestdak een relatief hoge schadelast. Wanneer een element met een relatief hoge schadelast onder de dekking valt kan dit een weerslag krijgen in de premie van dat verzekeringsproduct. Dit kan consequenties hebben voor de premie van andere verzekeringnemers die een woonverzekering hebben afgesloten bij die verzekeraar, omdat verzekeringen voor een belangrijk deel op het beginsel van solidariteit berusten. Een verzekeraar maakt daarin onder meer een afweging tussen de dekking en de consequenties voor de totale groep verzekerden. Voor zover in de vraag met de opvatting van de sector over universele dienstverlening wordt gedoeld op het streven dat de sector heeft uitgesproken om te zorgen voor een zo goed mogelijke toegankelijkheid van verzekeringen, speelt daarin, naast solidariteit, ook de inzet op preventie een grote rol. Met de eerdergenoemde maatregelen voor het saneren van asbestdaken dragen woningeigenaren en de overheid ook bij aan preventie; met preventie wordt schade voorkomen.
Hoeveel woningeigenaren hebben een dak waar asbest in zit? Is het waar dat deze woningeigenaren bij schade die niets te maken heeft met asbest, straks onverzekerd zijn of een veel lagere uitkering krijgen dan waarvoor ze jarenlang premie betaald hebben?
Er is naar schatting nog 80 miljoen m2 asbestdaken in Nederland. Dit is grofweg in te delen in daken van particulieren (25 miljoen m2) en zakelijke dakeigenaren (55 miljoen m2). Uit de cijfers over de totale oppervlakten kan niet het aantal particuliere eigenaren worden afgeleid. Het is dus niet bekend hoeveel particuliere eigenaren nog een asbestdak hebben.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3 kan het zo zijn dat de vervanging van asbestdaken door bepaalde verzekeraars niet of niet geheel is gedekt, terwijl de schadeoorzaak niet de asbest zelf is, maar bijvoorbeeld brand of storm. Maar dat is dan altijd op basis van de in dat geval geldende voorwaarden.
Volledigheidshalve merk ik op dat het bij een verzekering niet zo is dat een verzekeringnemer recht heeft op een hogere uitkering vanwege de eerdere inleg in premies. Dat zou afbreuk doen aan de solidariteit en zou ook betekenen dat wanneer verzekeringsnemers pas net de verzekering hebben afgesloten, zij vrijwel niets uitgekeerd zou krijgen omdat zij nog nauwelijks premie hebben betaald. Men verzekert zich tegen bepaalde voorwaarden en op het moment dat zich schade voordoet wordt er op basis van de geldende voorwaarden uitgekeerd.
Hoe vaak wordt per jaar een claim ingediend voor schade aan een dak of gevel? Welk bedrag is hier in totaal mee gemoeid?
Over de frequentie van schadeclaims aan specifiek daken en gevels is geen informatie beschikbaar. Het Verbond van Verzekeraars heeft aangegeven dat verzekeraars wel een meer generiek beeld hebben van het aantal schadeclaims als gevolg van bijvoorbeeld brand, maar dat er geen overzicht is van schade aan bepaalde delen van een woning.
Welk bedrag wordt naar verwachting minder uitgekeerd door het uitsluiten van woningeigenaren met asbest in het dak?
Het is niet bekend welk effect deze wijziging in polisvoorwaarden door één of meerdere verzekeraars heeft of zal hebben op de uit te keren bedragen bij woonverzekeringen.
Wat is de gemiddelde schadepost bij schade aan het dak van een woning? Is het waar dat door de aanscherpingen van de polisvoorwaarden, mensen die jarenlang netjes hun premie betaald hebben straks helemaal zelf moeten opdraaien voor de schade?
Ik beschik niet over informatie over de gemiddelde schadepost bij schade aan het dak van een woning. Zoals boven beschreven is het aan verzekeraars om te bepalen of en tegen welke prijs zij een verzekering aanbieden. Daarmee kunnen de polisvoorwaarden van elkaar afwijken en ook het type schade dat is gedekt evenals de gedekte som. De uitkering is afhankelijk van de polisvoorwaarden en niet van de looptijd van de verzekering en de eerdere betaling van verzekeringspremies. Dit zou immers afbreuk doen aan de solidariteit.
Is het waar dat het hebben van een asbestdak niet illegaal is?
Het is niet illegaal om een asbestdak te hebben. Volgens artikel 1a van de Woningwet moet er echter wel voor worden gezorgd dat als gevolg van de staat van een bouwwerk geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat.
Deelt u de mening dat woningeigenaren met deze wijziging van de dekking in de knel worden gebracht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om met deze verzekeraar en andere verzekeraars in gesprek te gaan over het feit dat een grote groep huiseigenaren onverzekerbaar dreigt te worden? Kunt u er in dit gesprek op aandringen dat deze wijziging van de dekking wordt teruggedraaid en een nette oplossing wordt gevonden? Zo nee, waarom niet?
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft mede namens mij het Programmabureau Versnellingsaanpak Asbestdaken gevraagd om met verzekeraars in gesprek te gaan. Het doel hiervan is om meer helderheid te krijgen over de al dan niet veranderende voorwaarden, zodat het Programmabureau hier duidelijk over kan communiceren.
Het bericht dat gemeenten subsidie krijgen om overlastgevende asielzoekers bezig te houden |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat overlastgevende asielzoekers niet moeten worden gepamperd met allerlei projectjes en overheidssubsidies en het behoud van hun eigen buslijn, maar juist Nederland moeten worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?1
Nederland biedt bescherming aan mensen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging. Er is draagvlak voor de opvang van asielzoekers in Nederland, maar dit wordt ondermijnd door een kleine groep asielzoekers die zorgt voor overlast en criminaliteit. Deze overlastgevers zijn een zware belasting voor onder meer omwonenden, winkeliers, openbaar vervoerders, medewerkers van de migratieketen en medebewoners van opvanglocaties. Dit is onaanvaardbaar en de aanpak van deze groep overlastgevende en criminele asielzoekers heeft mijn absolute prioriteit. Ik zet dan ook in op een harde, integrale aanpak van overlast in samenwerking met organisaties in de migratieketen (COA, DT&V, IND), gemeenten, politie en het OM. Bij crimineel gedrag wordt aangifte gedaan, zodat de strafrechtketen strafrechtelijke maatregelen kan treffen.
Ik heb uw Kamer bij brief van heden geïnformeerd over de maatregelen die ik tref in de aanpak van overlastgevende asielzoekers. Bij die aanpak ben ik gebonden aan (inter)nationale wet- en regelgeving, maar daarbinnen zoek ik de grenzen op om de overlast terug te dringen. Gezien het feit dat iedereen recht heeft op een eerlijke asielprocedure, is het niet mogelijk asielzoekers in afwachting van hun asielprocedure Nederland uit te zetten op grond van het veroorzaken van overlast. Bij overlastgevers die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben wordt altijd gekeken of gedwongen vertrek mogelijk is.
Samen met alle betrokken partijen zoek ik voortdurend naar mogelijkheden om de bestaande maatregelen uit te breiden of aan te scherpen.
Deelt u de mening dat de ongein met al die gelukszoekers die u Nederland heeft binnen gelaten wel lang genoeg geduurd heeft en het tijd wordt voor echte oplossingen in plaats van pappen en nathouden ten koste van de Nederlanders en hun zuurverdiende belastingcenten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom wringt u zich in allerlei bochten, bedenkt u allemaal projectjes en smijt u met belastinggeld om overlastgevende asielzoekers vooral in Nederland te blijven opvangen, terwijl het toch echt véél goedkoper is (en rechtvaardiger) om ze de grens over te zetten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
Ja.
Het bericht ‘NBBU en SoloPartners dringen er bij zorginstellingen op aan de zorgbonus voor uitzendkrachten en zzp’ers alsnog ter beschikking te stellen' |
|
Kelly Regterschot (VVD), Judith Tielen (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) over de zorgbonus voor zzp’ers en flexwerkers?1
Ja.
Klopt het dat GGZ Nederland «een richtlijn voor zijn leden heeft geschreven waarin staat dat de zorgbonus niet aan uitzendpersoneel en zzp’ers in de zorg zal worden uitbetaald»? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Naar aanleiding van een technisch advies van de Nederlandse ggz aan haar leden was de indruk ontstaan dat de Nederlandse ggz tegen een zorgbonus voor zzp’ers en uitzendkrachten zou zijn. Dat was echter niet de bedoeling van de Nederlandse ggz.
De Nederlandse ggz heeft grote waardering voor iedere professional die zich in corona-tijd heeft ingezet, ongeacht of het een vaste medewerker, een uitzendkracht of een zzp’er is. Zij vindt het dan ook spijtig en onnodig dat dit beeld ontstaan is. Vanaf het begin heeft de Nederlandse ggz gepleit voor een ruimhartige toekenning van de bonus. De Nederlandse ggz heeft haar leden daarop ook expliciet nog geadviseerd om, voor zover zij dat niet al hadden gedaan, alsnog aanvragen te doen voor zzp’ers en uitzendkrachten.
De grote waardering voor iedere professional die zich in corona-tijd heeft ingezet in de zorg sluit aan bij mijn insteek van de subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. Deze is erop gericht om alle zorgprofessionals die in verband met COVID-19 een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd, ongeacht hun contractvorm, in aanmerking te laten komen voor een bonus.
Bent u het ermee eens dat het voor het ontvangen van de zorgbonus niet uit zou moeten maken via welk type contract of opdracht zorgmedewerkers hebben gewerkt?
Ja. Daartoe is het in de subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 ook nadrukkelijk mogelijk gemaakt dat er door zorgaanbieders ook voor mensen op een deeltijdcontract of voor derden, zoals zzp’ers en uitzendkrachten, een bonus kan worden aangevraagd. Het gaat immers niet om de contractvorm, maar om een extra waardering van zorgprofessionals in verband met uitzonderlijke inzet tijdens de eerste uitbraak van COVID-19.
Kunt u zich herinneren dat u in debatten2 heeft toegezegd dat de zorgbonus ook beschikbaar is voor medewerkers in de zorg die tijdens de coronacrisis hard gewerkt hebben, maar niet in dienst zijn van een zorginstelling?
Ja.
Hoe expliciet heeft u bij zorginstellingen en -werkgevers aangegeven dat zij ook voor zorgmedewerkers die niet via een dienstverband bij hen werken een zorgbonus aan kunnen vragen?
Zowel in de toelichting op de subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, als in de met sociale partners besproken «Handreiking Bonus zorgprofessionals COVID-19» staat nadrukkelijk dat ook derden zoals uitzendkrachten en zzp’ers in aanmerking kunnen komen voor een bonus. Ook op de website van de organisatie Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen van het Ministerie van VWS – die de subsidieregeling uitvoert – staat bij de vragen en antwoorden expliciet opgenomen dat ook derden tot de groep zorgprofessionals behoren waarvoor zorgaanbieders een bonus kunnen aanvragen.
Ook tijdens het invullen van de aanvraag, hebben zorgaanbieders gezien dat ze ook voor de voor hen werkende zorgprofessionals die niet in loondienst waren, een bonus aan kunnen vragen.
Hoeveel zorginstellingen hebben zorgbonussen aangevraagd voor medewerkers die niet op hun loonlijst staan?
De afhandeling van de subsidieaanvragen voor de bonusregeling draait op volle toeren. Inmiddels is meer dan driekwart van de aanvragen afgehandeld.
In de «stand van zakenbrief COVID-19»3 van 8 december 2020 bent u door het kabinet over de cijfers na driekwart afgehandelde aanvragen geïnformeerd.
Uit extrapolatie van de cijfers bij ruim driekwart afgehandelde aanvragen, volgt dat ongeveer een derde van het totale aantal zorgaanbieders dat een aanvraag heeft gedaan, dat ook voor derden heeft gedaan. Tezamen hebben deze ongeveer 3.500 aanbieders voor een kleine 100.000 derden een subsidieaanvraag gedaan, om ook deze groep een netto zorgbonus van 1.000 euro te kunnen uitkeren.
De definitieve cijfers worden de komende weken opgemaakt.
Voor hoeveel zorgmedewerkers is de zorgbonus aangevraagd? Hoeveel van deze medewerkers zijn in dienst van een zorginstelling en hoeveel werken als uitzendkracht, als zzp’er of met een andere vorm van contract of opdracht?
Zoals ik hierboven al aangaf, draait de afhandeling van de subsidieaanvragen voor de bonusregeling op volle toeren. Inmiddels is dus meer dan driekwart van de aanvragen afgehandeld; in de «stand van zakenbrief COVID-19»4 van 8 december 2020 bent u door het kabinet over de cijfers na driekwart afgehandelde aanvragen geïnformeerd.
Op basis van extrapolatie van de op peildatum 30 november jl. afgehandelde ruim driekwart van de aanvragen, zien we dat er subsidie is aangevraagd voor circa 1,1 miljoen werknemers en voor bijna 0,1 miljoen derden. De definitieve cijfers worden de komende weken opgemaakt.
Bent u bereid er bij zorgaanbieders stevig op aan te dringen dat zij voor al die zorgmedewerkers die niet op hun loonlijst staan, maar wel hard hebben gewerkt tijdens de eerste golf van de coronacrisis, alsnog de toegezegde zorgbonus aanvragen?
Het aanvraagloket voor de subsidieregeling is inmiddels gesloten. Voor die tijd heb ik zorgaanbieders meermaals opgeroepen om vooral een aanvraag in te dienen en daarbij ook de zorgprofessionals die niet op de loonlijst staan mee te nemen.
Ziet u, binnen de huidige regeling – die bijna afloopt – nog mogelijkheden om te voorkomen dat deze flexwerkende en zelfstandige zorgmedewerkers geen bonus krijgen? Zo nee, kunt u aangeven op welke manier flexwerkenden en zzp'ers alsnog voor deze bonus in aanmerking komen bij de tranche van 2020?
Met het oog op berichtgeving over instellingen die meer tijd nodig hadden om hun aanvraag voor derden af te ronden, heb ik het loket langer opengesteld. Daarmee hebben zorgaanbieders voldoende tijd gekregen om ook voor derden een aanvraag in te dienen en te zorgen dat ook voor flexwerkenden en zzp’ers die aan de voorwaarden uit de subsidieregeling voldoen een bonus kon worden aangevraagd.
Het bericht dat het verdwijnen van spoedeisende hulpen funest is voor kleinere ziekenhuizen |
|
Henk van Gerven , Maarten Hijink |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat volgens de burgemeester uit Winterswijk en anderen het verdwijnen van spoedeisende hulpen funest is voor kleinere ziekenhuizen en zij bezwaar maken tegen deze plannen uit de houtskoolschets?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Het artikel beschrijft dat spoedeisende hulpposten worden geconcentreerd in grotere ziekenhuizen en legt daarbij een relatie met de houtskoolschets acute zorg.
Ik onderschrijf dat toegankelijkheid tot de acute zorg van groot belang is.
De houtskoolschets acute zorg beschrijft een perspectief op een nieuwe inrichting en bekostiging van het acutezorglandschap. Het is bedoeld als een richtinggevend discussiedocument. De houtskoolschets bouwt op zes pijlers: het voorkomen van acute zorg, regionale zorgmeldkamers voor niet levensbedreigende acute zorg, meer acute zorg thuis, integrale spoedposten, hoogcomplexe of levensbedreigende acute zorg en traumacentra. Ik vind het van groot belang dat de uiteindelijke inrichting en bekostiging van het acutezorglandschap kan rekenen op draagvlak bij betrokkenen. Daarom is er een consultatietraject gestart. Alle betrokkenen en belangstellenden kunnen tot 1 januari aanstaande reageren. Nadat ik de reacties heb ontvangen zal ik die reacties bundelen, samenvatten en aanbieden aan uw Kamer. Ik streef ernaar dit voor het verkiezingsreces te doen. Daarna zal een aantal onderwerpen uit de houtskoolschets nader moeten worden verkend, onderbouwd en uitgewerkt. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld spoedposten. Dit zal samen met partijen gedaan worden die zijn betrokken bij de acute zorg. Definitieve besluitvorming is aan het nieuwe kabinet.
Deelt u de mening dat met het uitkleden van ziekenhuizen zij hun belangrijke functie niet meer kunnen vervullen? Waarom wel of niet?
De houtskoolschets beschrijft dat uitsluitend de hoog-complexe acute zorg geconcentreerd zal worden om de beste kwaliteit te borgen. Het overgrote deel van de acute zorg kan nog steeds lokaal, dichtbij de patiënt, verleend worden. Het is dan ook niet per definitie de bedoeling dat er minder locaties komen waar acute zorg geleverd kan worden, het kan zelfs zijn dat er meer locaties met acute zorg komen. De precieze uitwerking volgt en besluitvorming hierover is aan het nieuwe kabinet.
Deelt u de mening dat nabijheid van een ziekenhuis een belangrijke rol speelt in het bepalen van de kwaliteit van zorg en ook een factor is die hierin dient te worden meegenomen? Waarom wel of niet?
In de houtskoolschets staat dat het uitgangspunt is dat de bereikbaarheid van acute zorglocaties gelijk blijft aan wat nu het geval is of zelfs beter wordt.
Deelt u de mening dat de nabijheid van een ziekenhuis een belangrijke sociaaleconomische rol speelt bij de aantrekkelijkheid van een stad of dorp? Waarom wel of niet?
De aantrekkelijkheid van een stad of dorp wordt door veel verschillende factoren bepaald. De nabijheid van bepaalde zorgvormen kan daarbij ook een rol spelen. Het is nog te vroeg om het beeld uit de houtskoolschets te vertalen voor concrete situaties. Diverse onderwerpen uit de houtskoolschets moeten eerst nader worden verkend, onderbouwd en uitgewerkt. Dat doe ik samen met partijen die betrokken zijn bij de acute zorg. De eerste stap is dat we zorgvuldig kijken naar de reacties die ik in het kader van de consultatie ontvang. Definitieve besluitvorming is aan het nieuwe kabinet.
Deelt u de mening dat juist tijdens de coronacrisis alle ziekenhuizen hun meerwaarde hebben aangetoond en dit het extra onverantwoord maakt om juist nu spoedeisende hulpen en intensive care afdelingen te laten verdwijnen? Waarom wel of niet?
In alle ziekenhuizen wordt ontzettend hard gewerkt om zorg te verlenen aan alle COVID-19 patiënten en reguliere patiënten. Het is het van belang om de inrichting van de (acute) zorg toekomstbestendig te maken zodat we voor de toekomst de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van acute zorg voor iedereen kunnen blijven garanderen.
Bent u het ermee eens dat een volwaardig basis ziekenhuis inclusief spoedeisende hulp zowel voor Winterswijk en omgeving, als Doetinchem en omgeving cruciaal is voor de kwaliteit en beschikbaarheid van de zorg in de Achterhoek? Zo neen, waarom niet?
Voor mij is het belangrijk dat er goede zorg wordt geleverd in de regio. Hoe de zorg er in de regio uitziet is aan de raad van bestuur van de ziekenhuizen in Winterswijk en Doetinchem. De interim bestuursvoorzitter van Santiz heeft op 3 juli 2020 aangegeven dat de Santiz-ziekenhuizen per 1 januari 2021 zullen defuseren. Zij is momenteel bezig met de ontvlechting van beide ziekenhuizen. De ziekenhuizen verwachten ook zelfstandig de huidige (kwaliteit van) zorg te kunnen blijven bieden. In het rapport van de verkenner staat beschreven dat rekening gehouden moet worden met de landelijke ontwikkelingen en dat samenwerking in de regio nodig is.
Het bericht 'Apothekers vrezen dat patiënten uit regio Amersfoort 's avonds en in het weekend naar Utrecht moeten voor medicijnen' |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Apothekers vrezen dat patiënten uit regio Amersfoort ’s avonds en in het weekend naar Utrecht moeten voor medicijnen» en de brief die burgemeesters hebben ontvangen van de Apothekers Coöperatie Eemland (ACE)?1
Ik heb kennis genomen van dit artikel. Inmiddels is hierover meer duidelijkheid ontstaan. Ik ga daar bij de volgende vragen op in. Zie voorts mijn antwoorden op de aanvullende vragen van Mevrouw Van den Berg, gesteld op 30 oktober (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 789).
Wat is de reden dat zorgverzekeraars het contract met de Dienstapotheek Eemland niet hebben verlengd?
Zilveren Kruis heeft ervoor gekozen in de media beknopt naar buiten te treden. De reden dat zorgverzekeraars het contract met de dienstapotheek Amersfoort niet hebben verlengd is dat de apotheek naar het oordeel van verzekeraars onvoldoende transparant is over het tot stand komen van het tarief dat de apotheek per 2021 in rekening wilde brengen bij patiënten voor terhandstellingen.
Klopt het dat Zilveren Kruis voornemens is de farmaceutische spoedzorg voor de regio Eemland vanuit Utrecht te laten organiseren? Deelt u de mening dat deze extra drempel onwenselijk is omdat hiermee deze zorg minder toegankelijk wordt gemaakt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het klopt dat de farmaceutische zorg tijdens ANZ-uren verzorgd zal worden vanuit de dienstapotheek Utrecht. Zilveren Kruis en Zorg en Zekerheid hebben dit namens alle zorgverzekeraars zo afgesproken. Er is afgesproken dat de patiënten hun medicatie krijgen thuisbezorgd. Patiënten kunnen na een bezoek aan huisartsenpost of SEH direct naar huis en hoeven niet te wachten op hun medicatie, of deze af te halen. Ik vind het belangrijk dat patiënten tijdens ANZ-uren goede farmaceutische zorg krijgen. De locatie van waaruit dat gebeurt is daarbij niet doorslaggevend.
Welke garanties geeft de kwalijke rol die Zilveren Kruis in het verleden heeft gespeeld bij het centraliseren van bepaalde zorg voor de huidige stappen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ga er vanuit dat zorgverzekeraars in de regio Eemland hun zorgplicht nakomen en dat dus in die regio goede farmaceutische zorg wordt geboden tijdens ANZ-uren, ook in 2021.
Wat gaat u doen om het voortbestaan van de farmaceutische spoedzorg in de regio Eemland te waarborgen?
Zie antwoord vraag 4.
Onderzoeken die uitwijzen dat koppen in de sport leidt tot hersenschade. |
|
Michiel van Nispen , Lisa Westerveld (GL) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hersenschade is er, maar ’s werelds grootste sportbonden kijken weg»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat meerdere wetenschappers tegenwerking ervaren van grote sportbonden zoals de wereldvoetbalbond FIFA, de Amerikaanse Hockey League (NHL) en de National Football League (NFL) bij het doen van onderzoek naar hersenschade?
Ik vind dat wetenschappelijk onderzoek altijd onafhankelijk moet plaatsvinden.
Deelt u de mening dat wetenschappers altijd in staat gesteld moeten worden om kritisch onderzoek te doen zonder beïnvloeding van direct belanghebbenden? Zo ja, hoe beoordeelt u het dat grote sportbonden onderzoeken naar hersenschade ontkennen, negeren en zelfs frustreren? Wat vindt u ervan dat grote sportbonden sinds 2001 bijeenkomsten van een groep wetenschappers die aanbevelingen moeten doen voor verbetering van veiligheid en gezondheid van sporters die een hersenblessure oplopen, betalen? Was u hier eerder mee bekend?
Iedere wetenschapper zou onafhankelijk onderzoek moeten kunnen doen zonder enige vorm van beïnvloeding, dus ook op dit onderwerp. Dat grote sportbonden ongewenste onderzoeken zouden negeren betekent niet automatisch dat de betreffende onderzoekers beïnvloed worden. Wanneer de onderzoeken ontkend en/of gefrustreerd worden is dat zeer onwenselijk omdat daarmee kennisontwikkeling op dit belangrijke terrein in gevaar komt.
Ik juich toe dat sportbonden middelen ter beschikking stellen voor onderzoek naar veiligheid en gezondheid van sporters, zolang de wetenschappelijke onafhankelijkheid in deze relatie gewaarborgd is. Dat de genoemde grote sportbonden sinds 2001 vierjaarlijks congressen organiseren over hersenletsel in sport is in openheid gecommuniceerd.
Deelt u de mening dat veiligheid en plezier in het sporten altijd voorop moeten staan en er bij kinderen geen risico’s genomen mogen worden met mogelijk verregaande consequenties?
Uiteraard vind ik dat kinderen met plezier en veilig moeten kunnen sporten. Maatregelen om risico’s met verregaande consequenties te beperken horen daar bij.
Staat u nog achter de woorden «De verschillende onderzoeken naar koppen laten nu nog ruimte voor interpretatie. De onderzoeken geven nog geen eenduidige opvatting of koppen al dan niet schadelijk is voor de gezondheid»?2
Op het moment dat verschillende wetenschappelijke onderzoeken elkaar gedeeltelijk tegenspreken of onvoldoende de praktijk ondersteunen is het niet aan mij om te wegen welke de juiste is. Dit proces waarbij de kennis vergroot wordt ligt bij de wetenschappelijke wereld zelf.
In de toepassing van die kennis ligt de leidende rol bij de Europese voetbalbond (UEFA). In hun de circulaire (2020-38) wordt geadviseerd op een verantwoorde wijze om te gaan met het koppen bij kinderen. Deze circulaire is in lijn met het gehanteerde beleid binnen de KNVB. Dit beleid is ingevoerd in Nederland.
Ik herhaal dat het vanzelfsprekend van het grootste belang is dat het wetenschappelijke debat onafhankelijk van belanghebbenden gevoerd kan worden. Op het moment dat er aanwijzingen zijn dat wetenschappelijke onafhankelijkheid op dit onderwerp in Nederland in het geding is, maak ik mij hier hard voor. Maar tot dusver heb ik geen enkel signaal hierover ontvangen.
Hoe staat u nu tegenover uw conclusie «Op basis van de huidige wetenschappelijke kennis is geen eenduidig bewijs voor schade als gevolg van koppen»?3 Kan het zijn dat deze conclusie mogelijk is getrokken op basis van onvolledige informatie?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het Nederlandse onderzoek naar mogelijke schadelijke effecten van koppen in het jeugdvoetbal door de KNVB in samenwerking met AMC/VU? Wat is de rol van de KNVB? Financiert de KNVB dit alleen of heeft de bond ook invloed op de resultaten? Is de verwachting nog steeds dat de resultaten in het voorjaar van 2021 bekend zijn?
De KNVB laat desgevraagd weten dat de resultaten van onderzoeksdeel A(gestructureerde registratie van kopballen in de vertegenwoordigende elftallen van de KNVB; O15 t/m O20, Jong Oranje en het Nederlands elftal) verwacht worden voor het voorjaar van 2021. Tegelijkertijd geeft de bond aan dat onderzoeksdeel B (de registratie van kopballen in het amateur – en profvoetbal) vertraging heeft opgelopen als gevolg van de beperkende maatregelen van corona en het faillissement van VoetbalTV. Hierdoor zijn aanzienlijk minder wedstrijden bruikbaar geweest voor analyse dan gepland.
De KNVB benadrukt dat zij financier zijn van het onderzoek, maar dat de opzet, dataverzameling en uitvoer van het onderzoek bij het UMC Amsterdam ligt.
Bent u, aangezien internationaal onderzoek steeds meer uitwijst dat koppen (zeker bij kinderen) hersenschade oplevert, nu wel bereid om alvast met de KNVB en andere Nederlandse sportbonden in gesprek te gaan over maatregelen?
Ik ben en blijf in gesprek met de KNVB over dit thema en eventuele maatregelen. In eerdere gesprekken heeft de bond mij aangegeven welke maatregelen zij genomen hebben om zorgvuldig met koppen om te gaan bij de jeugd. Bijvoorbeeld door het gebruik van zachtere ballen, kleinere veldjes en instructies aan jeugdtrainers. Daarnaast hebben ze in 2018 in samenwerking met AMC/VU een polikliniek geopend speciaal voor voetballers die een hersenschudding oplopen op het veld.
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Onderdeel sport en bewegen van de begroting VWS 2021 en aanverwante zaken op 30 november?
Ja.
De mogelijke sluiting van de huisartsenpost in Venray |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten dat de huisartsenpost in Venray mogelijk moet sluiten?1
Ja.
Klopt het dat huisartsen in Venray zelf de huisartsenpost juist open willen houden?
Er is door Cohesie verkent hoe de spoedzorg in de regio Noord-Limburg zo kan worden georganiseerd dat de continuïteit en kwaliteit het meest gewaarborgd is voor de toekomst. Een optie die Cohesie daarbij heeft onderzocht is het sluiten van de huisartsenpost in Venray. Op dit moment ligt er een voorgenomen besluit om de huisartsenpost in Venray te sluiten. Cohesie gaat nu in een proces van zorgvuldige afstemming met partijen om uiteindelijk tot een definitief besluit te komen. Hoe het zorgaanbod in de avond-, nacht-, en weekenduren is ingericht, is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de huisartsen in de regio. Het is aan hen om hier samen in goed overleg uit te komen. Ik heb dan ook geen inzicht in de wensen van iedere individuele huisarts in de regio.
Is er overleg geweest met ketenpartners zoals huisartsen, wijkverpleegkundigen, kraamverzorgers en anderen die onmiddellijk gevolgen van een sluiting van de de huisartsenpost kunnen ervaren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de uitkomst van dat overleg?
Ik begrijp dat mensen zich zorgen maken over de beschikbaarheid van zorg, zeker als dit acute zorg betreft. Op 9 november heeft Cohesie bekend gemaakt dat er een voorgenomen besluit ligt om de huisartsenpost in Venray te sluiten. Het is belangrijk dat er een aantal processtappen zorgvuldig wordt doorlopen voordat er een definitief besluit wordt genomen. Daarom heeft mijn voorganger een concept algemene maatregel van bestuur (AMvB) «Acute Zorg» opgesteld. De concept AMvB schrijft de processtappen voor die waarborgen dat bij een voorgenomen opschorting of beëindiging van het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie er geen knelpunten in de acute zorg ontstaan. Voorbeelden van processtappen zijn vroegtijdige melding bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Nederlandse Zorgautoriteit, consultatie van bewoners, gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders en het opstellen van een continuïteitsplan, waarin wordt omschreven hoe, gezien de omstandigheden, op zorgvuldige wijze de continuïteit van de zorg voor cliënten wordt geborgd. Zoals mijn voorgangers ook in andere gevallen hebben benadrukt, is het ook vooruitlopend op het in werking treden van de AMvB (beoogd per 1 januari 2022) de bedoeling dat alvast volgens de lijn van de AMvB wordt gehandeld
Is er overleg geweest met betrokken inwoners en bestuurders in de regio? Zo nee, waarom niet? Zo ja wat was de uitkomst van die overleggen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u onze mening dat de ervaringen van de coronacrisis juist laten zien dat goede acute zorg dichtbij voor alle Nederlanders van het grootste belang is?
Ik vind het belangrijk dat acute zorg toegankelijk is. De norm voor toegankelijkheid is ingevuld door het veld met responstijden en bereikbaarheidstijden. De bereikbaarheidsnorm is dat 90% van de inwoners van het verzorgingsgebied binnen 30 minuten met eigen auto een huisartsenpost moet kunnen bereiken. Het RIVM heeft op verzoek van Cohesie een bereikbaarheidsanalyse gemaakt voor de huisartsenpost in Noord-Limburg. Zij hebben onderzocht of in de mogelijke toekomstige situatie voldaan wordt aan deze bereikbaarheidsnorm voor de huisartsenposten. Het RIVM heeft geconcludeerd dat, in de mogelijke toekomstige situatie, 99,9% van de inwoners van het samengenomen verzorgingsgebied binnen 30 minuten rijtijd per personenauto de huisartsenpost Venlo kan bereiken.
Hoeveel patiënten komen er nu bij de huisartsenpost in Venray? Kunt u een overzicht per dag in de week geven?
De huisartsenpost in Venray heeft een verzorgingsgebied van 81.800 inwoners. Hoeveel van deze mensen gebruik maken van de huisartsenpost in Venray is mij niet bekend. Zorgaanbieders beschikken zelf over deze gegevens en kunnen deze gebruiken bij besluitvorming.
Zijn de aanrijtijden voor inwoners naar de huisartsenpost in Venray berekend? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de uitkomst?
Het RIVM stelt dat op dit moment alle inwoners van het verzorgingsgebied van de post in Venray binnen 30 minuten rijtijd per personenauto hun huisartsenpost kunnen bereiken. Zoals gezegd heeft het RIVM daarnaast geconcludeerd dat, in de mogelijke toekomstige situatie, 99,9% van de inwoners van het samengenomen verzorgingsgebied binnen 30 minuten rijtijd per personenauto de huisartsenpost in Venlo kan bereiken.
Wat is de verdeling bij ziekenhuisopnames tussen opname in het ziekenhuis in Boxmeer en opname in het ziekenhuis in Venlo?
Deze cijfers zijn mij niet bekend. Zorgaanbieders beschikken zelf over deze gegevens en kunnen deze gebruiken bij besluitvorming.
De mogelijkheid voor raadsleden in Boxmeer om in coronatijd te kunnen stemmen |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Deelt u de opvatting dat gekozen raadsleden in Boxmeer de mogelijkheid moeten hebben om te stemmen, ook in coronatijd?1
Het deelnemen aan een beraadslaging en aan een stemming zijn essentiële rechten van een raadslid. Deze horen ook in coronatijd geborgd te zijn. Tegelijkertijd kunnen er, ook buiten coronatijd, redenen zijn dat een individueel lid geen gebruik kan maken van deze rechten.
Met de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming is een mogelijkheid gecreëerd voor gemeenteraden om digitaal te vergaderen, maar geen verplichting. Het is aan de gemeenteraad zelf om te bepalen op welke wijze vergaderd wordt. Dit past bij de lokale autonomie. Met de keuze over hoe te vergaderen wordt op zichzelf geen recht van een raadslid aangetast. Elk lid heeft toegang tot de vergadering en heeft daarmee dezelfde rechten. De afweging om niet deel te nemen aan een fysieke vergadering wordt door het lid zelf gemaakt en niet door de gemeenteraad, hoewel dit in deze tijden niet altijd een volledig vrije afweging zal zijn. Navraag bij de gemeente Boxmeer heeft geleerd dat de raad heeft besloten de beraadslaging in een fysieke vergadering vorm te geven, maar de stemming in een digitale vergadering te laten plaatsvinden. De raad is daarmee tot een werkwijze gekomen die ieder raadslid de mogelijkheid geeft om deel te nemen aan de stemmingen.
Kent u voorbeelden van andere gemeenten waar raadsleden vanwege hun gezondheid niet in staat zijn in deze coronatijd fysiek te stemmen? Zo ja, welke oplossingen zijn hier gevonden?
De evaluatiecommissie is nog bezig met de uitvraag voor de derde rapportage. Op dit moment zijn de commissie geen gevallen bekend waarbij een fractie stelt dat leden uitgesloten worden van deelname aan de beraadslaging en stemming. De vraag hoe groot een minderheid mag zijn die een voorkeur heeft voor digitaal vergaderen speelt breder. Op dit punt wil ik de derde rapportage afwachten die naar verwachting rond 1 december wordt opgeleverd. Deze rapportage zal, zoals reeds is toegezegd, ook aan Uw Kamer gestuurd worden.
Welke oplossing ziet u om ervoor te zorgen dat alle raadsleden in coronatijd kunnen voldoen aan hun democratisch recht om te stemmen?
De gemeenteraad beschikt over een aantal mogelijkheden om de raadsvergadering vorm te geven zolang de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming geldt. Er kan volledig fysiek of volledig digitaal vergaderd worden, waarbij zowel de beraadslaging als de stemming in dezelfde vergadering plaatsvindt. Er kan ook een onderscheid gemaakt worden tussen beraadslaging in een fysieke vergadering en stemming in een digitale vergadering, zolang dit maar twee afzonderlijke vergaderingen betreft. Er zijn ook andere keuzes mogelijk, bijvoorbeeld door meer gebruik te maken van commissievergaderingen voor de beraadslaging. Zolang dit geen bestuurscommissies zijn (commissies op grond van artikel 83 van de Gemeentewet) en er geen sprake is van formele besluitvorming in deze commissies, is er meer vrijheid om vergaderingen van deze commissies in te richten.
Een verdergaande optie is dat het voor enkele raadsleden mogelijk wordt gemaakt langs digitale weg inbreng te leveren bij de beraadslaging in een fysieke vergadering. Volwaardige deelname langs digitale weg is bij een fysieke vergadering niet mogelijk, omdat deze leden formeel gezien niet aanwezig zijn in de vergadering (zij hebben de presentielijst niet getekend en tellen derhalve niet mee voor het quorum) en daarmee ook niet over de rechten van een raadslid beschikken dat aanwezig is in een vergadering. De Gemeentewet staat er op zichzelf niet aan in de weg dat deze leden digitaal meeluisteren of door de voorzitter worden uitgenodigd hun opvatting kenbaar te maken door inbreng te leveren, al zal voor de vergaderorde wel moeten worden bepaald op welke wijze de voorzitter dit toestaat. Van deelname van deze leden aan de stemming kan echter geen sprake zijn, aangezien zij zoals gezegd formeel niet in de vergadering aanwezig zijn en dus niet over alle aan het raadslidmaatschap verbonden rechten beschikken. Deze invulling van een raadsvergadering kan in elk geval niet leiden tot problemen met de rechtmatigheid van besluiten omdat niet langs digitale weg wordt deelgenomen aan een stemming in een fysieke vergadering. Daardoor ontstaan er geen bevoegdheidsgebreken bij besluiten.
Het is aan de gemeenteraad om hier keuzes in te maken.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie. |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tien Haagse prostituees in quarantaine, twee panden Doubletstraat dicht»1 en wat is uw reactie daarop?
Ja. Ik sta achter het besluit van de exploitanten die in overleg met het RIVM de panden hebben gesloten en de sekswerkers in quarantaine hebben laten gaan.
Is het nog verantwoord om in deze tijd prostitutiestraten open te houden?
De Minister-President Rutte heeft op 14 december 2020 tijdens zijn toespraak een lockdown afgekondigd. Dit betekent onder andere dat contactberoepen gesloten zijn. Daaronder valt ook de raamprostitutie.
Herkent u tegelijkertijd de zorg vanuit hulpverlening dat, wanneer wordt overgegaan tot sluiting en er geen inkomensondersteuning is, mensen zich gedwongen kunnen voelen om zonder toezicht door te werken – en dat dit gevaar meebrengt voor de volksgezondheid?
Sekswerkers die voldoen aan de voorwaarden kunnen aanspraak maken op financiële regelingen vanwege de coronacrisis of de reguliere sociale voorzieningen met als vangnet de algemene bijstand. De financiële regelingen vanwege de coronacrisis zijn verlengd tot 1 juli 2021.
Ik deel uw zorgen voor de volksgezondheid. In geval van besmetting met het coronavirus of contact met besmette anderen geldt dan ook het strikte advies om, hoe ingrijpend ook, in quarantaine te gaan. Quarantaine en isolatie zijn essentieel in het doorbreken van de besmettingsketen.
Indien wordt overgegaan tot het sluiten van seksinrichtingen, hoe wordt dan voorkomen dat mensen uit (financiële) nood gedwongen worden door te werken in onveilige omstandigheden?
Zoals gezegd is het steun- en herstelpakket verlengd tot 1 juli 2021. De maatregelen in het pakket zijn gericht op een grillig verloop van de crisis. De steun ademt mee met de geleden schade. Hoe meer omzetderving er is, hoe meer steun bedrijven krijgen om hun loonkosten en vaste lasten te kunnen dragen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) en de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Daarnaast biedt de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) inkomensondersteuning aan zelfstandig ondernemers voor zover hun inkomen onder het sociaal minimum komt. Sekswerkers die voldoen aan de voorwaarden kunnen aanspraak maken op deze financiële regelingen of op de reguliere voorzieningen, met als vangnet de algemene bijstand.
Kunt u reageren op de uitspraken waaruit blijkt dat de registratie van klanten weinig effect heeft, omdat deze dikwijls een andere naam opgeven?
Op dit moment is registratie niet mogelijk, omdat seksinrichtingen tijdens de lockdown gesloten zijn.
De registratie van naam en contactgegevens is bedoeld om de GGD in staat te stellen contact op te nemen, mocht een besmetting hebben plaatsgevonden. Hoe meer en eerder contacten in beeld zijn, hoe sneller en efficiënter de GGD zijn werk kan doen, en hoe sneller ingrijpen mogelijk is. Het is dan ook in het belang van de klant om de juiste gegevens achter te laten. Overigens hoeft een fictieve naam niet in de weg te staan van het leggen van contact zolang er maar een correct telefoonnummer of emailadres is achtergelaten. Dit is echter geen verplichting voor beroepen, zoals prostitutie, waar dit omwille van het op een gepaste wijze uitoefenen van het beroep, of omwille van de veiligheid of welzijn van betrokkenen onwenselijk is.
Eventuele aangescherpte coronamaatregelen op voorgezet speciaal onderwijs. |
|
Paul van Meenen (D66) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat op het voorgezet speciaal onderwijs (vso) veel leerlingen rondlopen tussen de 18 en 23 jaar oud? Zo ja, hoeveel leerlingen zijn dit precies volgens de meest recente cijfers, waarbij zakkers, examenafhakers en zittenblijvers worden meegenomen?
In het vso zijn weinig leerlingen tussen de 18 en 23 jaar oud. Uit onderstaande tabel van DUO blijkt dat de aantallen (inclusief leerlingen die zakken, leerlingen die ervoor kiezen geen examen te doen en leerlingen die zijn blijven zitten) klein zijn.
leeftijd
Aantal 2019
Percentage 2019
Aantal 2020
Percentage 2020
18 of <18
36.969
97,93
36.921
98,07
19
600
1,59
542
1,44
20
73
0,19
84
0,22
21
52
0,14
32
0,08
22
29
0,08
41
0,11
23 en >23
27
0,07
28
0,07
Herkent u het signaal dat in het vso momenteel de klassen overvol zitten; namelijk 18 tot 20 leerlingen per klas in plaats van 8 tot 12 leerlingen?
Nee, dat signaal herken ik niet. Er is geen sprake van een uitzonderlijke groei van het vso. In het vso wordt uitgegaan van een groepsgrootte van 7 leerlingen. Scholen ontvangen daar ook middelen voor via de lumpsum. Als scholen groepen groter maken en de beschikbare middelen anders besteden, dan is dat een eigen keuze.
Bent u op de hoogte dat lokalen en gangen te klein en smal zijn in het vso, waardoor het momenteel niet mogelijk is om 1,5 meter afstand te houden?
Leerlingen op het vso hoeven geen 1,5 meter afstand tot elkaar te houden. Dit geldt ook voor leerlingen die 18 jaar of ouder zijn. Leerlingen en onderwijspersoneel houden wel 1,5 meter afstand tot elkaar. Ik heb verschillende signalen gehad dat het in het vso lastig is om de 1,5 meter afstand tussen leerling en onderwijspersoneel realiseren. Vaak heeft dit te maken met de fysieke verzorging en/of intensieve ondersteuning en nabijheid die leerlingen in het vso nodig hebben. Daarom wordt er in het protocol van het vso ook aangegeven dat de afstand van 1,5 meter zoveel mogelijk moet worden aangehouden. Mij is niet bekend dat de gangen en lokalen in het vso kleiner en smaller zijn dan in het regulier vo. Ook daar zullen net als in het vso verschillen tussen scholen zijn. In het vso hebben bijvoorbeeld mytylscholen juist extra brede gangen en grotere lokalen vanwege de leerlingen die rolstoelgebonden zijn.
Wat betekent dit voor de veiligheid van leerlingen en leerkrachten?
Continuïteit in het fysiek onderwijs is juist voor leerlingen in het vso essentieel. Daarom heeft het Kabinet besloten dat de overgang naar onderwijs op afstand vanaf 16 december tot en met 17 januari niet geldt voor leerlingen in een kwetsbare positie en leerlingen die praktijkgerichte lessen volgen. Omdat het merendeel van de vso-leerlingen onder één of beide uitzonderingen valt, betekent dit dat voor hen fysiek onderwijs noodzakelijk blijft. Ook ben ik niet van mening dat de veiligheid van leerlingen en leerkrachten in het geding is als iedereen zich binnen de scholen aan de regels van het RIVM houdt. In de situaties waar geen 1,5 meter afstand kan worden bewaard wordt dringend geadviseerd om gebruik te maken van een mondneusmasker. Bij een deel van de leerlingen in het vso is het dragen van een mondneusmasker niet realistisch, ook niet wanneer de 1,5 meter afstand niet gehanteerd kan worden. Hierbij moet gedacht worden aan leerlingen die vanwege hun beperking en/of zorgbehoefte sterk afhankelijk zijn van nabijheid en/of gelaatsuitdrukkingen. Het is aan het bevoegd gezag in het vso om in overleg met de commissie van begeleiding en de ouders/verzorgers te bespreken in welke situaties het dragen van een mondneusmasker voor hun kind niet haalbaar is. Beleidsmatige keuzes worden door het bevoegd gezag met de medezeggenschapsraad afgestemd.
Bent u van mening dat de coronamaatregelen aangescherpt moeten worden in het vso, zodat het welzijn en de veiligheid van leerlingen en leerkrachten wordt gewaarborgd? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u kansen in de oplossing om «half om half» onderwijs aan te bieden?
Uit de derde COVID-19-monitor van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat alle leerlingen blij zijn weer naar school te kunnen. Op school zien zij hun vrienden en hun klasgenoten weer. Het is namelijk niet voor alle leerlingen op het vso vanzelfsprekend dat zij veel vriendjes in de buurt hebben wonen. Daarnaast geven leerlingen aan de vaste structuur van het lesprogramma te hebben gemist. Ook merkten sommige leerlingen op dat het op school gemakkelijker is om hulp bij het schoolwerk te krijgen dan via online onderwijs. Ik zet daarom vooralsnog niet in op het bieden van «half om half» onderwijs in het vso
Is momenteel het hybride onderwijs op orde bij vso scholen? Zo nee, hoe gaat scholen helpen dit wel op orde te krijgen?
Uit de derde COVID-19-monitor van de Inspectie van het Onderwijs blijkt ook dat bijna alle scholen weer het reguliere onderwijsprogramma geven, zowel wat betreft de cognitieve als de sociale en emotionele onderwijsinhoud. Sommige scholen kiezen er voor de lessen op een aangepaste manier door te laten gaan, bijvoorbeeld met kleinere groepen bij de praktijkvakken om een veilige afstand te kunnen waarborgen.
Een enkele leerling krijgt (gedeeltelijk) afstandsonderwijs. In de uitzonderlijke gevallen dat leerlingen helemaal geen onderwijs kregen, was er volgens de scholen geen relatie met COVID-19. Vaak betrof het dan leerlingen die al in een traject zaten met de jeugdhulpverlening. Bij deze leerlingen was de leerplichtambtenaar betrokken.
Heeft u signalen ontvangen dat veel vso leerlingen een achterstand hebben opgelopen, bijvoorbeeld omdat het lastig is voor scholen om aan beschikbare subsidie met eigen inzicht invulling te geven door de aanwezigheid van bureaucratie?
Ik heb signalen ontvangen over achterstanden van leerlingen. Ik heb geen signalen dat dit in het vso op grotere schaal speelt dat in het vo. Ik heb ook geen signalen ontvangen dat het voor scholen lastig is om beschikbare subsidie naar eigen inzicht in te vullen. Uit de derde COVID-19-monitor van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat acht op de tien vso-scholen vlak voor de zomervakantie of bij de start van het nieuwe schooljaar de ontwikkeling van de leerlingen in kaart heeft gebracht. In de regel gebeurde dit voor alle leerlingen, veelal door toetsen af te nemen, leerlijnen te scoren en ontwikkelingsperspectieven te evalueren. Alle scholen die de ontwikkeling vaststelden, zeiden dat er leerlingen waren die zich niet conform hun ontwikkelingsperspectief ontwikkelden; een op de vier scholen gaf aan dat dit de meeste dan wel alle leerlingen betrof. Scholen hadden het dan over achterstand bij vakgebieden, maar vooral ook bij praktijkvakken en stagetrajecten. Alle scholen zeiden de cognitieve en de sociale en emotionele ontwikkeling van de leerlingen inmiddels weer op de gebruikelijke wijze te volgen. Scholen zetten diverse acties in om eventuele achterstanden in de ontwikkeling in te halen. Vaak kozen ze ervoor specifieke interventies bij individuele leerlingen te plegen, maatwerktrajecten in te zetten, extra leerstof aan te bieden of te differentiëren in het aanbod afgestemd op de situatie van de groep. Ruim een kwart van de vso scholen meldde een aanvraag te hebben gedaan voor de subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s voor onderwijs 2020/2021.
De toekomst van Groningen Airport Eelde. |
|
Cem Laçin , Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de sterk negatieve vervoersontwikkeling van Groningen Airport Eelde die al voor de coronacrisis in heeft gezet?
Ja.
Bent u op de hoogte van de financiële positie waarin Groningen Airport Eelde verkeert en het feit dat de luchthaven moet sluiten als er geen extra financiële injectie komt?
Ja, ik ben op de hoogte van de financiële positie van Groningen Airport Eelde.
Heeft u kennisgenomen van het stuk «Visie, strategie en toekomst Groningen Airport Eelde» waarin de directie erop aandringt dat het Rijk zes à acht miljoen euro per jaar bijdraagt aan de instandhouding van de luchthaven?1
Ja.
Hoe staat u tegenover een rijksbijdrage van zes à acht miljoen euro per jaar aan de luchthaven?
Het kabinet ziet luchthavens als zelfstandige ondernemingen die zelf verantwoordelijk zijn voor de bekostiging van hun activiteiten. Structurele rijksbijdragen passen niet binnen het luchtvaartbeleid. Overigens is er door Groningen Airport Eelde geen formeel verzoek ingediend voor een financiële bijdrage.
Past een rijksbijdrage van zes à acht miljoen euro per jaar aan de luchthaven binnen uw luchtvaartbeleid?
Zie antwoord vraag 4.
Als u bereid bent tot een bijdrage van zes à acht miljoen euro per jaar aan de luchthaven, hoe rijmt u dit dan met de ontwerpLuchtvaartnota 2020–2050 waarin op bladzijde 77 staat dat u onder andere Groningen Airport Eelde ziet als zelfstandige onderneming en daarom geen financiële bijdrages levert?2
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 4 en 5 is er geen sprake van enige toezegging tot het leveren van een structurele rijksbijdrage.
Als u bereid bent tot een bijdrage van zes à acht miljoen euro per jaar aan de luchthaven, stelt u dan vergelijkbare steun beschikbaar voor de andere luchthavens van nationale betekenis?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van plan om Groningen Airport Eelde op een andere manier te ondersteunen, als u niet bereid bent tot een bijdrage van zes à acht miljoen euro per jaar?
De toekomstscenario’s in het document «Visie, strategie en toekomst Groningen Airport Eelde» zijn opgesteld in opdracht van de aandeelhouders. Dit zijn de provincies Groningen, Drenthe, de gemeenten Assen en Tynaarlo en Stichting FB Oranjewoud. Het is nu primair aan hen om een besluit te nemen over de toekomst van Eelde als luchthaven. Vervolgens wil ik met hen bezien of en zo ja in hoeverre ik de gewenste ontwikkelrichting kan faciliteren en ondersteunen.
Kunt u schriftelijk aan de noordelijke bestuursorganen laten weten of u wel of niet bereid bent tot een bijdrage van zes à acht miljoen euro per jaar aan de luchthaven?
Zoals eerder aangegeven, heb ik geen formeel verzoek voor een rijksbijdrage ontvangen. Ik zie dus geen aanleiding om een brief te sturen. Bovendien heb ik recent in overleg met de gedeputeerden van de provincies Groningen en Drenthe mijn standpunt reeds kenbaar gemaakt.
Klopt het dat «sluiten, of afschalen naar een zogenaamd «groen veld» (zonder luchtverkeersleiding voor alleen klein verkeer), alleen kan na toestemming van de Staat», zoals de directie op bladzijde 8 in de «Visie, strategie en toekomst Groningen Airport Eelde» schrijft?
Als er toestemming van de staat nodig is, bent u dan bereid die toestemming te geven? En wat is de daarbij te volgen procedure?
Als er geen toestemming van de staat nodig is, kunt u dan aangeven wat de procedure is met betrekking tot het intrekken van het luchthavenbesluit en het schrappen van Eelde uit artikel 8.1 Wet Luchtvaart?
De toenemende agressie richting zorgmedewerkers en anderen door de coronamaatregelen |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jeroen Bosch Ziekenhuis begint campagne tegen corona-agressie»?1
Ja.
Herkent u het beeld dat zorgmedewerkers in toenemende mate geconfronteerd worden met verbale agressie en intimidatie op de werkvloer? Zo ja, speelt deze problematiek ook in andere ziekenhuizen dan het Jeroen Bosch Ziekenhuis?
Ik herken de signalen uit het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Hoewel ik niet over recente cijfers beschik, is agressie op veel plekken het gesprek van de dag. Het kwam ook geregeld terug tijdens de bezoeken en gesprekken die ik de afgelopen weken aan ziekenhuizen heb gebracht.
Bent u het ermee eens dat het onaanvaardbaar is dat zorgverleners, die in deze tweede golf opnieuw dag en nacht voor ons klaar staan, slachtoffer worden van agressie in welke vorm dan ook?
Ik begrijp dat het verplaatsen van een patiënt of het beperken van bezoekuren kan leiden tot teleurstelling en frustratie van familieleden en naasten. Maar deze emoties mogen nooit gepaard gaan met agressie tegen zorgmedewerkers. Dit is te allen tijde onaanvaardbaar.
Beschikt u over aanwijzingen en/of gegevens dat bedoelde agressie leidt tot het uitvallen van vaak toch al oververmoeide zorgverleners waardoor de zorg nòg meer onder druk komt te staan? Deelt u de mening dat ook dàt onaanvaardbaar is?
Ik beschik niet over gegevens dat bedoelde agressie leidt tot het uitvallen van zorgverleners. Ik kan me echter wel voorstellen dat dit gebeurt. Ik deel de mening dat ook dit onaanvaardbaar is.
Ziet u voor het kabinet c.q. uzelf een rol weggelegd bij het beteugelen en voorkomen van dergelijk onacceptabel gedrag richting zorgverleners (en anderen die de maatregelen tegen corona uitvoeren)?
Ik ga de ondersteuning aan zorgmedewerkers en zorgwerkgevers intensiveren met een branchegerichte aanpak voor veilig werken in de zorg. Er is brede steun van sociale partners voor een branchegerichte aanpak, zo bleek in een bestuurlijk overleg hierover op 2 november jl. Deze aanpak is gericht op preventie en ondersteuning en bescherming van medewerkers. De eerste stap is het in kaart brengen van de behoefte van zorgverleners zelf als het gaat om ondersteuning. Deze peiling geeft input om heel gericht, en op basis van behoefte, nieuwe en bestaande aanpakken tegen agressie verder te brengen en op te schalen. Voor een effectieve aanpak wil ik goed aansluiten op succesvolle initiatieven. Ik kijk daarom goed wat in afzonderlijke branches nodig is en al loopt. De ziekenhuizen kennen bijvoorbeeld de aanpak «Veilige Zorg» en de gehandicaptenzorg «In dialoog».
Ik heb daarnaast met de Minister van Justitie en Veiligheid afgesproken dat we samen optrekken waar het gaat om agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak. Zo heeft de Minister van JenV recent een taskforce tegen agressie en geweld tegen hulpverleners in het leven geroepen. Deze taskforce richt zich in ieder geval op het vergroten van de bewustzijn dat agressie en geweld tegen hulpverleners niet acceptabel is. We zien in de zorg dat de stap om aangifte te doen vaak nog groot is. Ook hierop hebben de Minister van JenV en ik afgesproken de samenwerking te zoeken om tot verbetering te komen daarin.
Ongeacht dit alles, wil ik benadrukken dat het gesprek over agressie met collega’s en leidinggevenden, en het aanspreken van patiënten, cliënten en hun naasten op agressief gedrag, vooral ook moet plaats vinden op de werkplek. Een zorgverlener moet zich veilig voelen om agressie ter sprake te brengen, en zich gesteund voelen door de organisatie wanneer agressief gedrag plaatsvindt.
Bent u bereid het op te nemen voor zorgverleners (en bedoelde andere werknemers) door bijvoorbeeld in een landelijke publiekscampagne (nog eens) duidelijk te maken dat agressie op welke manier dan ook richting zorgverleners en anderen absoluut onaanvaardbaar is?
Zie antwoord vraag 5.
De onderzoeken naar de werking van mondmaskers |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
In eerdere Kamervragen werd u gevraagd wat u ervan vindt dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) erkend heeft dat het argument van risico’s zoals schijnveiligheid van het gebruik van medische mondmaskers gebaseerd is op de persoonlijke ervaring van de heer van Dissel van het RIVM en antwoordde u dat de uitspraak van de heer van Dissel volgens het RIVM ondersteund wordt door experts opinions, gebaseerd op onderzoek; kunt u alsnog uitleggen wat u bedoelt met uw antwoord, waarin u stelt dat «de uitspraak van de heer Van Dissel» en anderen gebaseerd was op «onderzoek»? Om welke onderzoeken gaat het precies?1 2 3
Hoe is het mogelijk dat op 22 april 2020 de heer Van Dissel sprak over de risico’s van het gebruik van mondkapjes, terwijl het RIVM op 11 mei 2020 en 9 juni 2020 aan Nieuwsuur liet weten dat er geen wetenschappelijk onderzoek is waaruit blijkt dat «schijnveiligheid» inderdaad een risico is bij het gebruik van medische mondkapjes bij het verlenen van zorg door hulpverleners? Hoe rijmt dit zich met de uitspraken die u deed in eerdere Kamervragen dat de «persoonlijke» uitspraak van de heer van Dissel onderbouwd zou zijn door experts? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Preprints van onderzoek waarnaar u verwijst in uw eerdere antwoorden zijn op 26 en 27 mei 2020 verschenen, hoe rijmt dit met de uitspraak van de heer van Dissel op 22 april 2020 over de risico’s van mondkapjes? Kunt u uw antwoord toelichten?5
Bent u bereid om de onderzoeken te sturen op basis waarvan in maart, april en in de eerste week van mei is uitgedragen dat mondmaskergebruik in de ouderenzorg tot risico's zoals schijnveiligheid konden leiden?
Bent u tevens bereid om de onderzoeken te noemen/te sturen welke in die periode ook daadwerkelijk bestonden? Zo neen, bent u dan voornemens het verstrekte antwoord aan de Kamer, waarin u stelt dat de argumentatie gebaseerd zou zijn op onderzoek, te corrigeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het eerst volgende plenaire coronadebat?
Ik heb deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
De documentaire ‘De laatste sociaal advocaten’ |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de documentaire «De laatste sociaal advocaten»?1 Wat is in algemene zin uw reactie hierop?
Ja. De documentaire geeft een goed beeld van de belangrijke rol die sociaal advocaten vervullen en het diverse werkveld waarin zij met veel toewijding werken. Daarnaast geeft het inzicht in de veelsoortige problematiek van hun cliënten.
Heeft u veel waardering en respect voor het belangrijke werk van sociaal advocaten? Hoe uit dat zich?
Sociaal advocaten oefenen, ondanks de zwaarte en de uitdagingen, een vak uit van grote maatschappelijke waarde. Met de gecombineerde maatregelen van de stelselvernieuwing zetten we in op een betere vergoeding voor advocaten en mediators die in het stelsel werkzaam zijn. De inspanningen om het stelsel van rechtsbijstand bij de tijd te brengen liggen niet enkel op het financiële vlak. In de stelselvernieuwing werken we samen aan verbetering van de kwaliteit van de geboden rechtshulp en geven we innovatie ruim baan. Ook stimuleren we de instroom van jonge advocaten in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand met een subsidie voor de kosten van de beroepsopleiding. De subsidieregeling van de Raad voor Rechtsbijstand start per 1 december aanstaande.
Erkent u dat sociaal advocaten cliënten bij staan, die zonder deze deskundige en juridische bijstand vaak niet in staat zouden zijn om hun recht te halen?
Wanneer mensen met een kleine beurs voor de oplossing van hun problemen een sociaal advocaat nodig hebben, dan is de toegang hiertoe geborgd, nu en in de toekomst.
Hoeveel sociaal advocaten zijn de afgelopen jaren gestopt met dit werk? Hoeveel sociaal advocaten zijn de afgelopen jaren minder op toevoegingsbasis gaan werken? Hoe wordt dit alles in de gaten gehouden?
De Raad voor Rechtsbijstand houdt de in- en uitstroom van rechtsbijstandverleners (waaronder advocaten) in het stelsel bij. In 2018 werkten 7.072 advocaten op toevoegingsbasis. Tussen 2018 en 2019 zijn 723 advocaten uit het stelsel uitgestroomd en zijn er 534 advocaten in het stelsel ingestroomd. Dit betekent per saldo een afname van 189. In 2019 werkten 6.883 advocaten op toevoegingsbasis.
Hoe wordt in de gaten gehouden hoe lastig het is voor mensen die een sociaal advocaat zoeken om deze nog te kunnen vinden?
De commissie Wolfsen heeft berekend dat er binnen het stelsel voor zo’n 3.750 advocaten werkaanbod is, dus van een nijpend tekort is geen sprake. Om er zicht op te houden dat er voldoende aanbod is van sociaal advocaten, monitort de Raad voor Rechtsbijstand het aantal ingeschreven advocaten en de spreiding daarvan. Daarnaast laat ik me voeden door signalen die het Juridisch Loket en de Nederlandse Orde van Advocaten aan mijn ministerie doorgeeft. Met de stelselvernieuwing, waarmee de eerste lijn verbreed wordt, wil ik die monitoring verder verscherpen zodat hierop nog beter zicht ontstaat. Zie tevens het antwoord op vraag 4.
Erkent u dat er juridische ongelukken kunnen gebeuren als mensen niet op tijd de noodzakelijke bijstand van een sociaal advocaat krijgen?
Het is bekend dat mensen die er niet zelf uit kunnen komen en niet op tijd de noodzakelijke bijstand ontvangen, verder in de problemen kunnen komen. Daarom wil ik met de stelselvernieuwing door verbreding van de eerste lijn, betere informatievoorziening en juiste doorverwijzing passend bij de hulpvraag van de rechtzoekende, vroegtijdig de juiste route naar een oplossing bieden aan de burger. Zie tevens het antwoord op vraag 3.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraken uit de documentaire: «Je hebt in de sociaal advocatuur wel een flinke dosis idealisme nodig. Er staan voor een aantal zaken een aantal punten en die corresponderen met een aantal uren. Maar het aantal uren stemt niet overeen met het werk dat je aan een zaak hebt. Maar ik kan moeilijk tegen een klant zeggen «zoek het effe lekker zelf uit». Dus dan zit je wel soms voor Jan met de korte achternaam werkzaamheden te verrichten.»?
In het Regeerakkoord is opgenomen dat het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand binnen de bestaande budgettaire kaders wordt herzien, langs de lijnen van de commissies-Wolfsen en -Van der Meer. Binnen de stelselvernieuwing hebben we oog voor de conclusie van de commissie-Van der Meer dat de vergoedingen voor toevoegingen in veel gevallen niet meer passen bij de tijd die eraan wordt besteed. Daarom zal de financiële ruimte die ontstaat door de maatregelen van de herziening binnen de bestaande budgettaire kaders worden gebruikt om de vergoedingen in het stelsel te verhogen. De doorrekeningen van de stelselvernieuwing laten zien dat het geheel aan maatregelen van de modernisering ruimte biedt voor een vergoeding voor advocaten die 10 tot 20% hoger is dan de vergoeding die advocaten nu gemiddeld per uur krijgen volgens de berekeningen van de commissie-Van der Meer.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraken uit de documentaire: «Het komt heel vaak voor dat als je het gaat omrekenen dat je misschien voor 20 euro per uur gewerkt hebt. En daar moet natuurlijk dan ook nog de huur van kantoor en administratie van betaald worden. En dat is een beetje de opdracht van Justitie: Bezuinigingen. Het ministerie zit op de gedachte van de privatisering, het inschakelen van verzekeraars en aanbesteden. Die denken: probeer mensen weg te houden van advocaten en de rechter, dat kost alleen maar geld. Als het zo door gaat dan zou de sociaal advocatuur kunnen verdwijnen en daarmee verdwijnt dan die extra expertise.»
De stelselvernieuwing is noch een bezuinigingsoperatie noch een privatisering. In de stelselvernieuwing staan de burger en zijn hulpvraag centraal en wordt hij of zij door een versterkte eerste lijn geholpen aan bij die hulpvraag passende dienstverlening. Ook de tweedelijns rechtsbijstand door advocaten kan deel uitmaken van die passende dienstverlening. Bij die vernieuwing houden we vast aan de bestaande budgettaire kaders, er gaat geen euro af.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraken uit de documentaire: «Je kan er niet omheen draaien, we hebben in deze maatschappij nu eenmaal juridische problemen. Ook al wil je dat ze dan niet juridisch genoemd worden. Maar er zijn regels, dan moet er iemand zijn die die regels snapt en de mensen helpt die die regels niet helemaal snappen.»
Daar ben ik het mee eens. In het nieuwe stelsel wordt de hulpvraag van de burger centraal gesteld. Gaat het dan om een juridische hulpvraag die door een advocaat moet worden beantwoord, dan zal dat ook in het nieuwe stelsel door een advocaat worden gedaan.
Hoe kijkt u er nu zelf op terug dat gedurende uw ambtstermijn, in deze regeerperiode, het grote probleem van de te lage vergoedingen niet is opgelost, terwijl vanaf het eerste moment het rapport van de commissie Van der Meer op uw bureau lag?
De inzet van de stelselvernieuwing is altijd geweest: meer oplossingen en minder procedures. Met de oogst van de maatregelen van de stelselvernieuwing moet geld beschikbaar komen voor hogere vergoedingen, wanneer blijkt dat voor de aanpak van die problemen de inzet van rechtshulp in de tweede lijn nodig is. Zoals ik al eerder heb aangegeven is met een stelselvernieuwing tijd gemoeid. Ondertussen doen we wat nodig is. Zo is er voor 2020 en 2021 jaarlijks € 36,5 miljoen beschikbaar gesteld voor een tijdelijke toelage voor advocaten in het stelsel van € 10,88 (excl. btw) per toevoegingspunt. Zie tevens het antwoord op vraag 7.
Wanneer kreeg u in de gaten dat de vergoedingen voor sociaal advocaten niet op een redelijk niveau liggen? Hoe kan het dan dat daar nauwelijks iets aan veranderd is? Waarom laat u goed opgeleide professionals jarenlang zonder redelijke vergoeding hun werk doen voor zoiets belangrijks als de toegang tot het recht, een fundament van onze rechtsstaat?
In het regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet het stelsel van rechtsbijstand zal vernieuwen langs de lijnen van de rapporten van de commissies Van der Meer en Wolfsen. De commissie Van der Meer heeft in 2017 onderzocht of de forfaits nog passen bij de gemiddelde tijdsbesteding. De conclusie van de commissie was dat dit voor veel rechtsgebieden niet meer het geval is, waardoor een punt niet meer overeenkomt met een uur werken. De maatregelen van de stelselvernieuwing bieden binnen de budgettaire kaders ruimte voor een vergoeding voor advocaten die 10 tot 20% hoger is dan de vergoeding die advocaten nu gemiddeld per uur krijgen volgens de berekeningen van de commissie-Van der Meer. Om de transitie naar het vernieuwde stelsel mogelijk te maken krijgen advocaten daarnaast in de jaren 2020 en 2021 een tijdelijke toelage van € 10,88 per toevoegingspunt. Zie verder het antwoord op vragen 7 en 10.
KLopt het dat u eerder heeft erkend dat met name in het personen- en familierecht het verlenen van rechtshulp op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand niet meer lonend is en er een nijpend tekort aan dit soort rechtshulp door gespecialiseerde advocaten dreigt te ontstaan? Bent u bereid specifiek voor deze groep sociaal advocaten op korte termijn een verhoging van de vergoedingen te realiseren? Zo nee, waarom niet?
De commissie Van der Meer heeft geconstateerd dat de vergoedingen op het terrein van het personen- en familierecht het meeste achterblijven. Dat is de reden dat ik bij de vernieuwing van het stelsel van rechtsbijstand prioriteit heb gegeven aan echtscheidingszaken. Zo heb ik de Raad voor Rechtsbijstand deze zomer opdracht gegeven om te starten met de ontwikkeling van rechtshulppakketten en dat allereerst te doen voor echtscheidingen. Daarnaast is onder de Subsidieregeling Stelselherziening Rechtsbijstand een aantal innovatieve projecten gehonoreerd en gestart, waaronder een tweetal projecten rondom echtscheidingen. Een nijpend tekort aan gespecialiseerde advocaten is nog niet aan de orde. Zie tevens het antwoord op de vragen 5, 10 en 11.
Wat bent u van plan nog deze regeerperiode specifiek iets te doen aan de nijpende situatie in het personen- en familierecht?
Zie het antwoord op vraag 12.
Deelt u de mening dat als wetgeving in een bepaald rechtsgebied verandert, waardoor zaken complexer worden voor de juridische praktijk, dit zich zou moeten vertalen naar hogere vergoedingen ten behoeve van de sociale advocatuur, namelijk een hoger aantal punten per zaak? Erkent u dat dit nu juist voor het personen- en familierecht zou moeten gelden, omdat in dat rechtsgebied bij uitstek geldt dat veel is veranderd maar nooit iets is bijgekomen, waardoor juist hier de vergoedingen enorm uit de pas lopen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening. Daarom is het inmiddels ook kabinetsbeleid om bij nieuwe of gewijzigde wetgeving de impact op het beroep op rechtsbijstand in beeld te brengen en de kosten daarvan door te berekenen aan het verantwoordelijke departement.
KLopt het dat eerder is besloten de vergoedingen voor een periode van twee jaar iets te verhogen, maar inmiddels is ook de periode waarin de stelselherziening zou moeten zijn afgerond verlengd? Wanneer verwacht u dat het stelsel uiteindelijk herzien zal zijn en dat dit de besparingen oplevert die volgens u nodig zijn om de advocaten een hogere vergoeding uit te keren? Erkent u dat dit niet reeds in 2022 zal zijn? Deelt u dan de mening dat het goed zou zijn als nu al duidelijkheid zou komen over het in ieder geval verlengen van deze regeling tot na 2022, omdat het ondenkbaar zou zijn de vergoedingen in 2022 terug te draaien naar het nog lagere oude niveau?
Het vernieuwde stelsel moet op 1 januari 2025 volledig in werking zijn getreden. Dit betekent niet dat er tot die tijd niets gebeurt: de overgang naar het vernieuwde stelsel vindt geleidelijk plaats. De komende periode wordt – onder andere in pilots – gewerkt aan prototypes van rechtshulppakketten die uiteindelijk in de plaats zullen komen van de huidige toevoegingen. Met deze rechtshulppakketten zullen meer dan nu integrale oplossingen worden geboden voor (deels) juridische problemen. Per rechtsgebied zullen beproefde concepten ook al voor 1 januari 2025 in de plaats kunnen komen van de huidige toevoegingen in dat rechtsgebied. Zo wordt geleidelijk en per rechtsgebied de overstap gemaakt naar de nieuwe systematiek van rechtshulppakketten. De middelen die hierdoor vrijkomen zullen – binnen het bestaande budgettaire kader – worden gebruikt voor hogere vergoedingen voor de aanbieders van rechtshulp in het stelsel. Om de transitie naar het vernieuwde stelsel mogelijk te maken ontvangen advocaten in de jaren 2020 en 2021 een tijdelijke toelage van € 10,88 per toevoegingspunt. Het is aan een volgend kabinet om te bezien wat daarna nodig is.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk, en in ieder geval voor de behandeling van de begroting Justitie en Veiligheid, te beantwoorden?
Ja, met dien verstande dat in het antwoord op vraag 13 is verwezen naar de beantwoording van vraag 12.
De speech van ESM-directeur Klaus Regling ‘The response to the Covid-19 crisis and remaining vulnerabilities in EMU’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de speech van de directeur van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), Klaus Regling, waarin hij pleit voor een permanent Recovery and Resilience Facility (RFF), zonder daar voorwaarden aan te verbinden? Hoe beoordeelt u dit bericht?1
Ja.
Heeft de heer Regling dit ook ooit tegen u geuit? Wat was toen uw reactie? Bent u van plan tijdens de volgende bijeenkomst de heer Regling erop aan te spreken dat van een permanent RFF geen sprake kan zijn?
De heer Regling heeft zich in het verleden al vaker voorstander getoond van een permanente stabilisatiefunctie voor het eurogebied. Indien de gelegenheid zich voordoet en het onderwerp ter sprake komt, zal ik in een volgende bijeenkomst naar voren brengen dat het kabinet geen voorstander is van een permanent RRF, noch van een permanent stabilisatiemechanisme in een andere vorm.
Kunt u bevestigen dat u nog steeds tegenstander bent van een permanent RFF en deze lijn zult aanhouden?
Ja.
Deelt u de mening dat, gezien de geluiden vanuit verschillende hoeken om in te zetten op een permanent RFF, wij als Nederland moeten aandringen op het belang van een eenmalig en tijdelijk RFF? Zo ja, bent u voornemens u te verzetten tegen pogingen om de RFF permanent te maken? Zo ja, welke stappen bent u van plan te nemen om te voorkomen dat deze tijdelijke maatregel permanent wordt gemaakt?2
Het kabinet ziet de RRF als een eenmalig en tijdelijk instrument. Het kabinet zal zich, waar relevant, uitspreken tegen een permanente stabilisatiefunctie, in de vorm van een permanent RRF of in andere vorm.
Hoe zorgen we er volgens u voor dat landen hun financiële buffers op orde hebben, zodat landen in de toekomst Europese crises zelf kunnen opvangen en wordt voorkomen dat met de RFF een precedent wordt geschapen?3
Het kabinet onderschrijft dat het van belang is dat lidstaten voldoende begrotingsbuffers opbouwen om de volgende crisis eigenstandig om te kunnen vangen, in lijn met de bepalingen uit het Stabiliteits- en Groeipact. In de praktijk blijkt dit onvoldoende te gebeuren. Het kabinet vindt daarom dat de effectiviteit van de Europese begrotingsregels moet worden vergroot. Tijdens het Algemeen Overleg Eurogroep en Ecofinraad op 9 september jl. heb ik toegezegd om voor het einde van het jaar een brede bespiegeling ten aanzien van het SGP te sturen.
Hoe beoordeelt u de plannen van het ESM voor verdere integratie van de Europese Economische en Monetaire Unie, welke Klaus Regling in zijn speech noemt?4
De heer Regling benadrukt in zijn speech dat het afronden van de bankenunie, het versterken van de kapitaalmarktunie, het inrichten van een permanente macro-economische stabilisatiefunctie en het afronden van de ESM-hervorming belangrijk zijn voor het verdiepen van de EMU.
Het kabinet deelt de mening van de heer Regling dat het voltooien van de bankenunie en het versterken van de kapitaalmarktunie belangrijke elementen zijn voor het versterken van de EMU. Dit kunt u teruglezen in de brief over de toekomst van de EMU uit november 20175. Het kabinet heeft dit onlangs herbevestigd in de geannoteerde agenda’s voor de Eurogroep/Ecofinraad van 11 en 12 september en 3 en 4 november jl.6, 7 Tijd ens die bijeenkomsten stonden respectievelijk de voortgang van de bankenunie en het actieplan van de Europese Commissie voor de kapitaalmarktunie geagendeerd.
Ook hecht het kabinet aan het afronden van de ESM-hervorming, die ook het oprichten van de gemeenschappelijke achtervang voor het gemeenschappelijk resolutiefonds bij het ESM mogelijk maakt. Ik heb u onlangs via een aparte brief bericht over de voortgang op dit terrein en de stappen die het kabinet onderneemt.8
Zoals in het antwoord op bovenstaande vragen aangegeven, is het kabinet geen voorstander van een stabilisatiemechanisme voor de eurozone om de gevolgen van economische schokken op te vangen. Naar de mening van het kabinet kunnen schokken worden opgevangen door gebruik te maken van eigen budgettaire buffers en zogenoemde automatische stabilisatoren in nationale begrotingen. Lidstaten die voldoen aan de regels van het SGP zijn in de ogen van het kabinet in staat om vrijwel alle economische schokken op te vangen. De mogelijkheden voor grensoverschrijdende private schokabsorptie kunnen bovendien worden vergroot met het versterken van de bankenunie en de kapitaalmarktunie, aangezien die de beschikbaarheid van grensoverschrijdende financiering vergroten.
Het bericht 'Patiënt betaalt prijs voor plannen Zorginstituut' |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Patiënt betaalt prijs voor plannen Zorginstituut»?1
Omdat de meerwaarde niet is aangetoond, wordt hooggebergtebehandeling sinds het ingaan van het standpunt van het Zorginstituut op 10 december 2019, niet langer vergoed. De wetenschappelijke studie waar in het artikel aan gerefereerd wordt, moest de meerwaarde van deze behandeling aantonen in vergelijking met longrevalidatie (op zeeniveau) in Nederland. Het standpunt van het Zorginstituut is voornamelijk gebaseerd op basis van de uitkomsten van deze studie, die najaar 2018 is afgerond. De claim van de onderzoekers was dat hooggebergtebehandeling beter is dan longrevalidatie in Nederland (op zeeniveau). Omdat de twee patiëntengroepen in de studie teveel van elkaar verschilden, is dit echter niet vast te stellen. Longrevalidatie wordt nog steeds vergoed via de basisverzekering. Ten aanzien van hooggebergtebehandeling, reken ik erop dat partijen alert zijn en blijven op nieuwe studies over de effectiviteit van hooggebergtebehandeling bij ernstig refractair astma. Op basis daarvan kunnen partijen besluiten het Zorginstituut te vragen een nieuw standpunt in te nemen.
Erkent u dat de uitspraak van de voorzitter van Zorginstituut Nederland dat de hooggebergtebehandeling niet effectiever is dan longrevalidatie in Nederland feitelijk onjuist is?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de onrust die is ontstaan na de beoordeling van het Zorginstituut die botste met de overheersende mening van longartsen en in strijd is met resultaten van een mede op haar eigen verzoek verricht onafhankelijk onderzoek waaruit bleek dat de hooggebergtebehandeling juist voor een sterkere en langdurige verbetering zorgde?
Het Zorginstituut heeft de afgelopen tien jaar samen met de relevante veldpartijen een traject doorlopen. Het Zorginstituut werkt daarbij volgens vastgelegde werkwijzen. Het Zorginstituut heeft over het proces om te komen tot dit standpunt zorgvuldig verslag gedaan, hetgeen aan uw Kamer is verzonden.2 Ook heeft het Zorginstituut een evaluatie door een onafhankelijk bureau toegezegd naar het proces rondom de totstandkoming van het standpunt hooggebergtebehandeling. Long Alliantie Nederland, longartsenvereniging NVALT en longpatiëntenverenigingen zijn gevraagd om input te leveren op de onderzoeksopdracht en zitting te nemen in de begeleidingscommissie. Tot slot wordt de duiding van hooggebergtebehandeling door het Zorginstituut betrokken bij de Kaderwetevaluatie die focust op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het Zorginstituut. Ik verwacht dat het proces daarmee voldoende geëvalueerd is.
Hoe staat het met de evaluatie van het Zorginstituut waartoe uw voorganger besloot?
De vijfjaarlijkse kaderwetevaluatie, waarin de doelmatigheid en doeltreffendheid van het Zorginstituut wordt geëvalueerd, verwacht ik rondom het kerstreces aan uw Kamer te kunnen toezenden.
Wat vindt u ervan dat deze situatie nog niet heeft geleid tot een bescheidener opstelling van het Zorginstituut, getuige recente uitspraken dat voor 50 procent van de zorg in het basispakket de wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt?
Het klopt dat voor een groot deel van alle zorg in het zogenoemde «open systeem» van het basispakket de effectiviteit maar beperkt bewezen is. Dat heb ik in eerdere Kamerbrieven ook aangegeven. Om hierin verandering te brengen, bestaan er verschillende programma’s, zoals Zorgevaluatie en Gepast Gebruik, Zinnige Zorg en verscheidene ZonMw-programma’s. Ik vind het de verantwoordelijkheid voor alle partijen om zich in te zetten om de kennis over de effectiviteit van behandelingen te vergroten en deze te implementeren in de praktijk. Naast professionals, zorgaanbieders, patiënten en zorgverzekeraars, heeft ook het Zorginstituut hier een rol in.
Het Zorginstituut is een zelfstandig bestuursorgaan dat conform de in de Zvw toebedeelde taken handelt. Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven, wordt op dit moment de vijfjaarlijkse kaderwetevaluatie naar het functioneren van het Zorginstituut uitgevoerd, waarin de doelmatigheid en doeltreffendheid van het Zorginstituut geëvalueerd wordt.
Wat gaat u doen om de hooggebergtebehandeling toegankelijk te houden voor patiënten met ernstig astma? Bent u bereid om de op 19 december 2019 met algemene stemmen aangenomen kamermotie Van Gerven c.s. uit te voeren?2
Over de uitvoering van de motie Van Gerven c.s. heb ik u reeds geïnformeerd.4 Ten aanzien van de beschikbaarheid van longrevalidatiezorg voor mensen met ernstig refractair astma, verwijs ik u naar mijn brief van 6 november jongstleden.5 Hiervan is voldoende aanbod. De NZa ziet toe op de zorgplicht van verzekeraars, en daarmee de borging van de continuïteit van longrevalidatiezorg.
Klopt het dat de Griekse Minister van Buitenlandse Zaken Dendias een brief heeft gestuurd aan de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Josep Borrell, waarin hij een beroep doet op artikel 42.7 van het EU Verdrag? Bent u bekend met de inhoud van deze brief?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van de brief van 19 oktober jl. van de Griekse Minister van Buitenlandse Zaken aan de Hoge Vertegenwoordiger van de EU.
Klopt het dat Griekenland en Turkije afspraken hadden gemaakt om de afbakening van de maritieme grenzen te gaan bespreken? Klopt het ook dat er nu toch weer een Turks onderzoeksschip actief is binnen zowel de betwiste economische zone als binnen de 12 mijlszone tot wel 8 mijl van de Griekse kust? Wordt het Turkse schip begeleid door Turkse marineschepen zoals gesteld in berichtgeving? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Na intensieve internationale bemiddelingspogingen werd in september het proces naar een dialoog tussen Griekenland en Turkije gestart. Halverwege oktober werd dit proces stilgelegd. Beide landen hebben nog geen afspraak gemaakt om het proces te herstarten. Turkije wil zonder vooraf gestelde voorwaarden deelnemen, Griekenland wil echter dat Turkije eerst het onderzoeksschip Oruc Reis terugtrekt.
De Oruc Reis is medio oktober opnieuw uitgevaren naar betwist gebied ten zuiden van het Griekse eiland Kastellorizo en heeft zich vervolgens verplaatst naar betwist gebied ten zuiden van Rhodos. Turkije heeft op 11 november aangekondigd dat de Oruc Reis tot 23 november weer in betwist gebied ten zuiden van het Griekse eiland Kastellorizo zal varen, met de mogelijkheid tot verlenging. De Oruc Reis wordt in de regel begeleid door Turkse marineschepen.
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Josep Borrell, en Duitsland, in de hoedanigheid van voorzitter van de Raad van de EU, pogen beide partijen weer rond de tafel te krijgen.
Op welke manier gaat Nederland reageren op dit Griekse beroep op de solidariteit van de andere EU-lidstaten?
De Europese Raad van 15 en 16 oktober jl. herbevestigde zijn eerdere conclusies en betreurde herhaalde unilaterale en provocerende acties van Turkije in de Oostelijke Middellandse Zee. Ook werd volledige solidariteit met Griekenland en Cyprus uitgesproken. In de Europese Raadsconclusies van 1 en 2 oktober wordt ingezet op een tweesporenbenadering ten aanzien van Turkije. Als Turkije zich constructief opstelt kan er een voorstel worden uitgewerkt om de EU-Turkije relatie van een positieve agenda te voorzien. Mocht Turkije zijn unilaterale acties doorzetten, dan zal de EU de instrumenten gebruiken die het tot zijn beschikking heeft, waaronder de mogelijkheid tot het instellen van sancties.
De Europese Raad zal in december op basis van de genoemde Raadsconclusies opnieuw over de situatie in de Oostelijke Middellandse Zee en de rol van Turkije spreken. Nederland blijft de ontwikkelingen met betrekking tot de Oostelijke Middellandse Zee nauwlettend volgen. Mocht Griekenland een beroep doen op 42.7 VEU dan zal Nederland het verzoek bezien en zal daarover in EU-verband overleg plaatsvinden.
Voedselhulp in Nederland als gevolg van groeiende armoede |
|
Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het Rode Kruis in Nederland voedselhulp gaat opstarten om mensen van voedsel te voorzien?1
Het kabinet zet zich – samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties – in om financiële problemen zoveel mogelijk te voorkomen en terug te dringen. Helaas kan dit niet altijd voorkomen worden. Er staat gelukkig een goede infrastructuur in Nederland om mensen in armoede en met schulden te ondersteunen en dak- en thuisloze mensen te helpen, met een belangrijke rol voor gemeenten en maatschappelijke organisaties. Het kabinet heeft in de afgelopen jaren actief geïnvesteerd in de aanpak van armoede en schulden, onder meer via de brede schuldenaanpak en de ambities kinderarmoede. In aanvulling hierop heeft het kabinet in het licht van de coronacrisis extra middelen beschikbaar gesteld voor de aanpak van armoede en schulden (Kamerstuk 24 515, nr. 569).
Is het niet ronduit beschamend dat na tien jaar premier Rutte voedselhulp van het Rode Kruis nodig is?
Zie antwoord vraag 1.
Wat onderneemt u om de naar schatting 25.000 mensen te bereiken die voedselhulp nodig hebben, maar buiten de criteria van de voedselbank vallen?
Gemeenten hebben een belangrijke rol in het ondersteunen van mensen wanneer zij kampen met financiële problemen. Gemeenten hebben dan ook de mogelijkheid om maatwerk te bieden en personen, die buiten de criteria van de voedselbank vallen, te ondersteunen. Het Rode Kruis geeft voor een belangrijk deel voedselhulp aan vreemdelingen zonder recht op verblijf. Die groep wordt in principe niet ondersteund door de voedselbanken. Vreemdelingen zonder recht op verblijf zijn uitgesloten van sociale voorzieningen maar hebben op basis van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) wel recht op bed, bad en brood wanneer zij in een situatie van extreme armoede verkeren. Zij kunnen in Nederland in verschillende gemeenten terecht bij een (pilot) Landelijke Vreemdelingen Voorziening.
Hoeveel draagt u bij aan de noodzakelijke voedselhulp via het Rode Kruis, dan wel via voedselbanken? Welk bedrag hiervan komt vanwege corona bovenop het budget van vorig jaar?
Het Rode Kruis en de voedselbanken ontvangen voor het bieden van noodzakelijke voedselhulp geen financiële ondersteuning vanuit de rijksoverheid. Veel gemeenten bieden deze ondersteuning wel. Het kabinet heeft in het kader van de corona crisismaatregelen aan Voedselbanken Nederland eenmalig een subsidie van vier miljoen euro als vangnet voor het calamiteitenfonds beschikbaar gesteld, mochten de middelen in hun calamiteitenfonds niet toereikend zijn. De Staatssecretaris heeft de Kamer op 16 november jl. nader geïnformeerd over de stand van zaken bij de voedselbanken en de bereidheid van het kabinet om de eerder toegekende vier miljoen euro subsidie uit te breiden met ESF+ middelen en gezamenlijk met Voedselbanken Nederland een aanpak te ontwikkelen die past bij de verwachte toename van de problematiek.
Bent u bereid structurele maatregelen te nemen om armoede en dakloosheid te voorkomen, zoals het afschaffen van de kostendelersnorm, minder onzekere contracten, een hoger sociaal minimum en een hoger minimumloon?
Het kabinet is niet voornemens de kostendelersnorm af te schaffen. Wel is het onderzoek van Significant APE (zie het antwoord op vraag 6) aanleiding voor het kabinet, zoals in de kabinetsreactie op het onderzoek is aangegeven, om te verkennen of het mogelijk is de kostendelersnorm anders vorm te geven. Dit rekening houdend met de huidige financiële kaders en de uitgangspunten dat werken moet lonen, dat stapeling van meerdere bijstandsuitkeringen op één woonadres ongewenst is en dat er schaalvoordelen zijn omdat woonkosten gedeeld kunnen worden. Het kabinet denkt daarbij aan een situatie waarbij voor de hoofdbewoner betaling van de vaste woonkosten gewaarborgd is. De verkenning wordt zo snel mogelijk uitgevoerd en het kabinet streeft ernaar uw Kamer over de uitkomsten begin 2021 te informeren.
Met de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) heeft het kabinet stappen gezet om te zorgen dat tijdelijk werk daadwerkelijk tijdelijk wordt ingezet. De rapporten van de commissie Regulering van Werk en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) laten zien dat het kabinet de laatste jaren in de goede richting beweegt, door in een gelijktijdige beweging de verschillen tussen vaste en flexibele contractvormen te verkleinen. Uw Kamer heeft onlangs de kabinetsreactie op beide rapporten ontvangen (Kamerstuk 29 544, nr. 1028). Het kabinet zal de komende maanden voorbereidingen treffen die het volgende kabinet in staat stelt om de aanbevelingen uit de rapporten verder ter hand te nemen.
Het kabinet is bekend met de uitkomsten van het FNV-onderzoek waarin een verhoging van het minimumloon naar 14 euro bruto per uur wordt voorgesteld. Afhankelijk van de normale arbeidsduur in de betreffende sector zou dit een verhoging van het minimumloon met 30 tot 40 procent betekenen. Door de samenhang van het minimumloon met de uitkeringshoogten in de sociale zekerheid, waaronder bijvoorbeeld de bijstand, AOW en Anw, heeft een dergelijke maatregel een zeer omvangrijk budgettair effect dat volgens het CPB4 oploopt tot 24,7 miljard euro. Het CPB wijst verder op negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in varianten waarbij minimumloon en socialezekerheidsuitkeringen worden verhoogd. De effecten lopen bij verdergaande verhogingen meer dan evenredig op, tot een verlies van werkgelegenheid van -3,5 procent bij een minimumloonverhoging met 40 procent.
Het kabinet hecht waarde aan een zorgvuldige afweging tussen de inkomenszekerheid van WML-verdieners enerzijds en de effecten die de hoogte van het WML heeft op sociale zekerheidsuitgaven en werkgelegenheid anderzijds. Mede in het licht van de forse effecten van de coronacrisis op bedrijvigheid en de arbeidsmarkt acht het kabinet een forse verhoging van het WML op dit moment niet opportuun. Het kabinet blijft de hoogte en werking van het minimumloon echter wel kritisch bekijken. Zo houdt het kabinet de inkomenspositie van werkenden aan de basis van het loongebouw goed in de gaten. Ook heeft het kabinet het CPB verzocht een nadere analyse te doen naar verdere economische en maatschappelijke effecten van een minimumloonverhoging. Denk hierbij aan de effecten op de lonen boven het wettelijk minimumloon, op economische groei en het risico op armoede van werkenden die het minimumloon verdienen. De uitkomsten van dit onderzoek worden voor het einde van dit jaar verwacht. Een verhoging van het WML wordt ook betrokken bij de uitwerking van alternatieven voor het toeslagenstelsel, in voorbereiding op de aankomende formatie. Gelet op de mogelijke omvang van een eventuele stelselherziening ligt het in de rede dat de brede discussie over inkomensbescherming via minimumloon, het sociaal minimum en toeslagen, en de vormgeving van het stelsel door het volgende kabinet wordt gevoerd. De opbrengst van de genoemde onderzoeken maakt het mogelijk het debat hierover met kennis van zaken te voeren.
Gaat u nu eindelijk het beloofde onderzoek naar de Kamer sturen over de relatie tussen de kostendelersnorm en dakloosheid?2
Het onderzoek van Significant APE is met kabinetsreactie op 6 november jl. (Kamerstuk 34 325, nr. 199) aan de Kamer aangeboden. Zie ook het antwoord op vragen 5, 7 en 8 hierna.
Kent u het onderzoek van de FNV, waaruit blijkt dat 72 procent van de Nederlanders voorstander is van een verhoging van het minimumloon?3
Zie antwoord vraag 5.
Erkent u dat een (forse) verhoging van het minimumloon en de uitkeringen direct leidt tot een afname van de armoede in Nederland? Zo ja, waar wacht u nog op?
Zie antwoord vraag 5.