het bestrijden van recidive en het aan het werk zetten van ex-gedetineerden |
|
Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de artikelen «Na celstraf nauwelijks kans op een baan» en «Besmet met een strafblad»?1
Ik vind het belangrijk dat mensen zo snel mogelijk na hun detentie weer een betaalde baan hebben omdat het hebben van werk één van de belangrijke voorwaarden is, om niet te recidiveren. Bij re-integratie dient echter altijd het belang van de samenleving ook nadrukkelijk in acht te worden genomen.
Deelt u de mening dat het van belang is dat mensen die gedetineerd hebben gezeten na het uitzitten van hun straf zo snel mogelijk weer op een eerlijke manier hun geld gaan verdienen? Deelt u eveneens de mening dat het een slechte zaak is dat ex-gedetineerden zo moeilijk aan een baan kunnen komen, met name omdat het niet hebben van werk in de praktijk vaak leidt tot recidive waardoor de criminaliteit toeneemt?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de moeilijkheden die deze specifieke doelgroep ondervindt bij het vinden van werk? Welke mogelijkheden ziet u om deze specifieke problemen te verminderen?
Ik ben bekend met moeilijkheden die (ex-)gedetineerden kunnen hebben met het vinden van een baan direct na detentie. Een gedetineerde is echter eerst zelf verantwoordelijk voor de invulling van zijn detentieperiode en de stappen die hij onderneemt om al tijdens detentie te werken aan zijn re-integratie. Om de gedetineerden beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt wordt de arbeid tijdens detentie opnieuw ingericht. Belangrijke uitgangspunten zijn: normaliseren, verdienen en promoveren/degraderen. U bent hierover geïnformeerd in de brief over de Modernisering Penitentiaire Arbeid.2
Mijn inzet is er onder andere op gericht om gedetineerden al tijdens detentie betere mogelijkheden te bieden om te solliciteren en om scholing en arbeid tijdens detentie meer te laten aansluiten bij de vraag uit de arbeidsmarkt. Werken in detentie moet zo veel mogelijk lijken op het werken op de arbeidsmarkt. Ik ga daarbij ook onderscheid maken tussen gemotiveerde gedetineerden en gedetineerden die zich onvoldoende inzetten. Om gedetineerden sterker te motiveren voor arbeid tijdens detentie wil ik het maximale bedrag aan eigen geld dat van buiten komt beperken. Al deze maatregelen vergroten de kans op een kansrijke terugkeer in de samenleving.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de directeur van Reclassering Nederland die signaleert dat door het vereisen van de Verklaring Omtrent het Gedrag ex-delinquenten vrijwel nergens meer terecht kunnen, ook als er geen risico’s zijn?
De aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) wordt beoordeeld door de Dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Aan de hand van een vastgesteld beoordelingskader wordt per geval zorgvuldig het
belang afgewogen dat de aanvrager heeft bij afgifte van de VOG tegen het belang dat de samenleving heeft bij bescherming tegen de risico’s die zijn verbonden aan het vervullen van die specifieke functie. In geval van weigering van de VOG is de ernst van de gepleegde strafbare feiten zodanig dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van de aanvrager bij het verkrijgen van de beoogde baan. Om het vinden van een stage of baan te vergemakkelijken heb ik u tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie reeds toegezegd, de terugkijktermijn voor adolescenten te verkorten3. Deze gewijzigde terugkijktermijn geldt voor alle delicten met uitzondering van zedendelicten en zware geweldsdelicten. In eerdere berichtgeving aan uw Kamer heb ik al aangegeven dat jongeren in reactie op een voorgenomen afwijzing van de VOG alle omstandigheden kunnen aanvoeren die zij van belang vinden voor de beoordeling van hun aanvraag. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de leeftijd ten tijde van het plegen van het strafbare feit en de ontwikkeling die de jongere sindsdien heeft doorgemaakt. In dat kader kunnen bijvoorbeeld diploma’s, referenties van eerdere werkgevers, of een reclasseringsrapport worden meegestuurd4.
Daarbij betekent het weigeren van een VOG voor een bepaalde functie, niet dat een persoon geheel is uitgesloten van de arbeidsmarkt of geen uitzicht meer heeft op werk. Ex-gedetineerden kunnen werkzaam zijn in vele functies, waarvoor de geconstateerde strafbare feiten geen belemmering vormen of waarvoor een werkgever geen VOG verlangt.
De reclassering en het gevangeniswezen hebben de verantwoordelijkheid voor het opleidingstraject van de gedetineerde. Een gedetineerde dient alleen een opleiding te volgen als hij of zij hier ook daadwerkelijk mee aan het werk kan gaan.
Bent u bereid om te bezien of de eisen die aan de Verklaring Omtrent het Gedrag worden gesteld in de praktijk er niet toe leiden dat ex-gedetineerden vrijwel nergens meer aan de slag kunnen, waarmee het doel van de op zichzelf terechte Verklaring Omtrent het Gedrag voorbij wordt geschoten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke initiatieven neemt u om werkgevers aan te spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid voor een geslaagde re-integratie van ex-gedetineerden en hen warm te maken voor het aannemen van mensen met een strafblad die hun leven gebeterd hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijkheden ziet u om gedetineerden reeds in detentie voor te bereiden op een werkzaam leven (arbeidsritme, vaardigheden en toeleiding naar specifiek werk), zodat zij aantrekkelijker worden voor toekomstige werkgevers? Deelt u de mening dat de concrete resultaten van de in het verleden in gang gezette proeven in het kader van «Arbeidstoeleiding in detentie» teleurstellend zijn en dat dergelijke initiatieven juist uitgebreid moeten worden? Welke maatregelen gaat u hiertoe nemen?
Om de gedetineerden beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt wordt de arbeid tijdens detentie opnieuw ingericht. Zoals in mijn antwoord op vraag 3 worden belangrijke uitgangspunten bij arbeid tijdens detentie: normaliseren, verdienen en promoveren/degraderen. Door deze uitgangspunten wil ik de kans op een succesvolle terugkeer in de maatschappij en op de arbeidsmarkt vergroten.
De voorgenomen fusie tussen de Isala Klinieken in Zwolle, het St Jansdal Ziekenhuis in Harderwijk en de Noorderboog in Meppel |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de Isala Klinieken in Zwolle, het St Jansdal Ziekenhuis in Harderwijk en de Noorderboog in Meppel binnenkort toestemming vragen aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) voor een fusie?1
Ja.
Is het waar dat de kapitaalslasten als gevolg van nieuwbouw zwaar drukken op de begroting van de Isala Klinieken in Zwolle? Kunt u dit toelichten?
De Raad van Bestuur van de Isala Klinieken heeft mij laten weten dat ze in 2009 een financieringsovereenkomst hebben gesloten met een bankenconsortium met betrekking tot de nieuwbouw, op basis van een uitgewerkte business case. Daarnaast hebben ze met vergunning gebouwd onder het oude regime van kapitaallastenvergoeding en zijn ze in aanmerking gekomen voor diverse vigerende overgangsregelingen. Het ziekenhuis laat weten dat beide zaken ervoor zorgen dat Isala niet alleen nu financieel gezond is en voldoende kapitaalbuffers heeft opgebouwd, maar ook in de komende jaren volledig op eigen kracht aan haar financiële verplichtingen kan voldoen.
Is het waar dat het St Jansdal Ziekenhuis en de Noorderboog er financieel solide voor staan? Kunt u dit toelichten?
De ziekenhuizen hebben mij laten weten dat ze niet willen fuseren om de kapitaalslasten te drukken. Het St Jansdal geeft aan dat ze er financieel solide voor staat en in staat is om uit eigen opbrengsten de benodigde investeringen te dekken. Het ziekenhuis in Meppel geeft aan dat het in het kader van een toekomstbestendige zorginfrastructuur van belang is dat er nieuwbouw wordt gerealiseerd in de regio Meppel. Het huidige ziekenhuis is sterk verouderd en voldoet niet meer aan de eisen die patiënten stellen aan een hoogwaardige ziekenhuisvoorziening. Als gevolg van de nieuwbouw zullen de exploitatie lasten van Noorderboog stijgen en zullen de financiers eisen stellen aan de omvang van de benodigde kapitaalbuffers.
Ook om deze reden is een fusie met de Isala Klinieken voor de hand liggend zodat zorgverlening in de regio Zuidwest Drenthe en Noordwest Overijssel geborgd blijft en de exploitatie toereikend is om de uit de nieuwbouw voortvloeiende lasten te dekken. De omvang van de kapitaallasten van de Isala Klinieken staat hierbuiten, die zijn gedekt uit het exploitatieresultaat van het Zwolse ziekenhuis.
Deelt u de mening dat het er alle schijn van heeft dat de Isala Klinieken fuseren met het St Jansdal Ziekenhuis en de Noorderboog om de kapitaalslasten te drukken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de vrees dat het St Jansdal en het Noorderboog zullen worden uitgekleed ten faveure van de Isala Klinieken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, deze vrees heb ik niet. De ziekenhuizen hebben mij laten weten dat de onderzochte fusie tussen Isala en Noorderboog is ingegeven door de gezamenlijk gevoelde maatschappelijke verantwoordelijkheid om in de regio Zuidwest Drenthe en Noordwest Overijssel een hoogwaardig ziekenhuiszorgaanbod te kunnen blijven bieden aan de bevolking, ook op het terrein van de laagvolume/hoogcomplexe zorg. Beide ziekenhuizen constateren dat op veel fronten al medisch inhoudelijk wordt samengewerkt. Verdergaande samenwerking in de vorm van een fusie ligt dan ook, volgens beide ziekenhuizen, voor de hand om zo een zorginfrastructuur te realiseren die toekomstbestendig is.
Het initiatief van St Jansdal om een gezamenlijke fusie te onderzoeken is ingegeven door medisch inhoudelijke overwegingen, te weten het handhaven en verder doorontwikkelen van een hoogwaardig ziekenhuiszorgaanbod in de regio Noord-Veluwe, met name op het vlak van laagvolume/hoogcomplexe zorg. Het St Jansdal ziekenhuis taxeert dat samenwerking met een topklinisch ziekenhuis voor de hand ligt om juist dit deel van het zorgaanbod veilig te stellen voor inwoners van het eigen verzorgingsgebied. Binnenkort wordt in uw Kamer het wetsontwerp aangaande zorgspecifieke fusietoets behandeld. Hierin wordt onder meer geregeld dat de meerwaarde van een fusie voor de betrokken ziekenhuizen wordt onderbouwd.
Welke rol heeft Zorgverzekeraar Achmea gespeeld bij deze fusie en welk verband is er tussen deze fusie en de overstap van de voorzitter van de raad van bestuur van het St Jansdal naar Achmea?
De rol die zorgverzekeraar Achmea heeft gespeeld, is niet bekend. De Raad van Bestuur van het St Jansdal laat weten dat de overstap van de voorzitter van de Raad van Bestuur naar zorgverzekeraar Achmea veel later heeft plaatsgevonden dan de start van het onderzoek naar de mogelijke fusie. Deze overstap staat geheel buiten dit initiatief.
Eerder schreef u dat de sluiting van de acute verloskundige hulp in de Noorderboog in Meppel per 1 januari 2013 vooral te maken heeft met een tekort aan gynaecologen; blijft u bij die stelling of deelt u de mening dat het er meer de schijn van heeft dat hiermee werd voorgesorteerd op een fusie? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De Raad van Bestuur van Noorderboog laat weten dat het besluit om geen acute verloskunde meer te bieden, los staat van verkenning van een bredere samenwerking met de Isala Klinieken. Dit besluit is genomen naar aanleiding van gesprekken die hebben plaatsgevonden met alle betrokkenen van de gehele geboortezorgketen. Prof. Dr. G. Blijham heeft, mede op advies van het College Perinatale Zorg en op verzoek van de verloskundigenkring Meppel en omstreken, de problematiek van de huidige inrichting van de klinische verloskunde in Meppel met de betrokkenen besproken en alternatieven onderzocht. De conclusie die in het rapport wordt getrokken is dat, mits de nodige organisatorische maatregelen worden genomen, concentratie van de klinische verloskunde in Zwolle de enige oplossing is om in de toekomst verantwoorde en doelmatige zorg in de regio te kunnen waarborgen.
Brengt deze voorgenomen fusie het risico met zich mee dat ook de afdeling acute verloskundige hulp in het St Jansdal Ziekenhuis in Harderwijk sluit? Zo ja, wat bent u van plan daartegen te ondernemen?
Het St Jansdal heeft mij laten weten dat ze niet zullen stoppen met de klinische verloskunde. Ze hebben op 1 februari 2013 een nieuw moeder en kind centrum geopend.
Is deze fusie de voorbode van meer concentratie van zorg? Zijn er meer afdelingen die dreigen te verdwijnen waardoor de geboden zorg in deze landelijke gebieden verder dreigt te verschralen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen informatie dat er afdelingen dreigen te verdwijnen.
Uit studies blijkt dat schaalvergroting in ziekenhuizen leidt tot bureaucratisering en schaalnadelen; bent u ermee bekend dat de ideale grootte van ziekenhuizen 200 tot 300 bedden is? Deelt u de mening dat naar het aantal van 200 tot 300 bedden zou moeten worden gestreefd?3
Optimale omvang is geen absoluut of eenduidig begrip. Omvang is een afgeleide van de vraag welke (soorten) zorg een ziekenhuis wil en kan leveren. Het streven moet altijd blijven de beste zorg te leveren voor de patiënt. Als het kan dichtbij, maar als het uit kwaliteitsoogpunt verstandig is, geconcentreerd. Het leveren van complexe zorg vraagt omvangrijke infrastructuur, aanzienlijke investeringen en (super)gespecialiseerd personeel. Sinds enige tijd krijgt ook het minimum aantal verrichtingen bij complexe zorg steeds meer gewicht. Al deze aspecten hebben consequenties voor de omvang van een ziekenhuis en dus ook voor de optimale omvang van elk specifiek, individueel ziekenhuis. Overigens onderschrijf ik uw stelling dat groter niet per definitie beter of meer kosteneffectief is.
Tot hoeveel bedden leidt de fusie tussen de Isala klinieken, de Noorderboog en het St Jansdal Ziekenhuis? Vindt u het in het licht van dat aantal verstandig dat deze drie ziekenhuizen gaan fuseren? Deelt u de mening dat deze fusie niet door moet gaan en wat gaat u tegen de fusie ondernemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ziekenhuizen geven aan dat de Isala klinieken in de nieuwbouw over 844 bedden beschikken. Het St Jansdal heeft 341 bedden en de Noorderboog heeft er 330.
Het besluit om te gaan fuseren laat ik over aan de Raden van Bestuur van de betreffende ziekenhuizen. Ik vind fusies en overnames niet per definitie ongewenst omdat zij leiden tot een omvang die boven de 300 bedden uitstijgt, fusies en overnames zijn ook niet per definitie gewenst, omdat het doelmatiger of beter zal worden. Fusies en overnames moeten goed onderbouwd zijn. Zolang het wetsontwerp dat de zorgspecifieke fusietoets nog niet is aangenomen schrijf ik alle ziekenhuizen die aangeven te willen fuseren aan en wijs ik hen op de bepalingen uit dat wetsontwerp. Ik vraag hen al te handelen alsof het wetsontwerp is aangenomen.
Om goede zorg in de regio te garanderen is samenwerking een prima oplossing; waarom is er niet gekozen voor samenwerking in plaats van een fusie?
Samenwerking kan ook een goede oplossing zijn om zorg in een regio op peil te houden. De aanleiding voor de drie ziekenhuizen om een gezamenlijke fusie te onderzoeken ligt in het streven van alle drie de organisaties om voor hun patiënten de beste zorg zo dichtbij mogelijk toegankelijk te maken en te houden. Zij menen dat gezien de medisch inhoudelijke en maatschappelijke ontwikkelingen hiervoor intensieve, onomkeerbare samenwerking noodzakelijk is.
Deelt u de mening dat een fusietoets volstrekt onvoldoende is om het proces van fusies te stoppen? Waarom kondigt u geen fusiestop af om verdere fusies tegen te gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat mij er niet om om fusies te stoppen. Ik heb daarover ook geen bevoegdheden. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over fusies op zich. Het gaat mij erom dat bestuurders goed nadenken voordat zij een besluit nemen over een fusie en dat ze daarbij de relevante stakeholders (in ieder geval cliënten en personeel) betrekken. Daar zijn de aanscherpingen uit het wetsvoorstel dat thans in uw kamer ligt dan ook op gericht.
Deelt u de mening dat in het publiek belang gewerkt zou moeten worden aan een Nationaal Ziekenhuis Netwerk gebaseerd op de behoefte per regio? Zo nee, waarom niet?
De zorgverlening per regio laat ik graag over aan de regio zelf en alle betrokkenen in de regio.
Het bericht dat patiënten in de geriatrische revalidatiezorg buiten de boot dreigen te vallen |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op de constatering van zorgaanbieder Verenso dat door de overheveling van geriatrische revalidatiezorg patiënten buiten de boot dreigen te vallen?1
Ik deel de mening van Verenso niet dat patiënten door de overheveling van geriatrische revalidatiezorg (GRZ) buiten de boot zouden vallen. Op grond van de Zorgverzekeringswet is expliciet omschreven wat geriatrische revalidatiezorg omvat en onder welke zorginhoudelijke voorwaarden daarop voor rekening van de zorgverzekering beroep gedaan kan worden2.
Verenso noemt in haar persbericht bijvoorbeeld patiënten met de ziekte van Parkinson die mogelijk buiten de boot dreigen te vallen. Zoals ik reeds aan Verenso in een brief heb toegelicht (welke tevens aan de Tweede Kamer is verstuurd, nr. 2012D46815) betreft de ziekte van Parkinson een neurologische aandoening die wordt behandeld door de neuroloog. Deze patiënten vallen dus niet buiten de boot. De medisch specialist is immers verantwoordelijk voor deze zorg en de zorg blijft vallen onder de diagnose-behandeling combinatie (dbc) van de medisch specialist.
Eventuele onduidelijkheden omtrent de overheveling van geriatrische revalidatiezorg moeten zo snel mogelijk worden weggenomen. Daartoe heb ik overleg met de brancheorganisaties en het College voor zorgverzekering (CVZ), het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en DBC-Onderhoud waarbij aan de hand van concrete voorbeelden gekeken wordt welke onduidelijkheden zich voordoen en waar duidelijkheid verschaft moet worden. Daarnaast ga ik ervan uit dat zorgaanbieders en verzekeraars zich goed informeren over de GRZ. Daar zijn de websites van het CVZ, de NZa, DBC-Onderhoud en het CIZ behulpzaam bij. Om dit te faciliteren is er in verband met de overheveling ook een website3 beschikbaar waar de nodige vragen en antwoorden te vinden zijn.
Op welke wijze wordt de overheveling van de geriatrische revalidatiezorg van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet gemonitord?2
Naast de bij antwoord 1 aangegeven activiteiten heb ik de NZa gevraagd mij zo spoedig mogelijk te informeren over de relevante productieafspraken voor 2013 opdat duidelijk is hoeveel zorg er is gecontracteerd en hoe zich dit verhoudt tot de aannames die hierover zijn gemaakt. Daarnaast ga ik regelmatig in overleg met zorgaanbieders, zorgverzekeraars en (waar nodig) zorgkantoren om de stand van zaken te bespreken en te monitoren.
Bent u van mening dat er voldoende toezicht is ingesteld om de gevolgen te volgen, en snel in te kunnen grijpen als het mis gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat er door de overheveling geen patiënt tussen wal en schip moet vallen. Ik zie dan ook geen aanleiding om het toezicht anders in te richten. Wel moeten onduidelijkheden zo snel mogelijk worden weggenomen. Zie hiervoor het antwoord op vraag 1.
Wat is uw kritieke grens waarbij u zult ingrijpen als uit het monitoren blijkt dat het mis gaat?
Bent u het eens met de specialisten ouderengeneeskunde dat vooral thuiswonende patiënten, die via de spoedeisende hulp naar het verpleeghuis gaan, patiënten met de ziekte van Parkinson en patiënten met zeer verhoogde kwetsbaarheid, die voorheen binnen samenwerkingsafspraken van ziekenhuis en verpleeghuis vielen de dupe worden? Wat gaat u doen om dat te voorkomen?
Ik vind het belangrijk dat GRZ beschikbaar is voor die patiënten die daarop – gelet hun complexe, multimorbide problematiek – zijn aangewezen. Om die reden is de aanspraak op GRZ helder afgebakend. Dit betekent niet dat andere patiënten die niet tot de doelgroep behoren waarvoor de GRZ is bedoeld, hiervan de dupe worden. Zij kunnen gebruik maken van andere vormen van zorg. Zo zal een patiënt die is behandeld op de spoedeisende eerste hulp maar die vervolgens niet hoeft te worden opgenomen in het ziekenhuis – afhankelijk van de specifieke situatie – op een andere manier (ambulant) de benodigde (vervolg) behandeling, verpleging en/of verzorging kunnen krijgen.
Voor patiënten met ziekte van Parkinson verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
In de situatie van een patiënt met een zeer verhoogde kwetsbaarheid zal uit de diagnose duidelijk moeten worden wat de situatie is en of geriatrische revalidatiezorg de aangewezen weg is of dat een andere vorm van zorg geëigend is.
Kunt u de garantie geven dat overgangsproblemen de patiënten bespaard blijven? Zo neen, waarom niet?
Ik vind net als u dat patiënten niet de dupe mogen zijn. Daarom heb ik om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen in overleg met branchepartijen veel ondersteunende activiteiten bewerkstelligd.
Daarnaast werken we nu samen met branchepartijen5, het CVZ, CIZ, NZa en DBC-Onderhoud om waar dat nodig is zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen. Daarbij hebben ook alle zorgaanbieders (verpleeghuizen en ziekenhuizen) en specialisten de taak zich goed te informeren en hiernaar te handelen.
Het onderzoek in de affaire-Jansen Steur |
|
Michel Rog (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de opmerking van dr. Scheltens, lid van beide commissies-Lemstra die de affaire-Jansen Steur onderzochten, dat het goed mogelijk is om het wetenschappelijk werk van Jansen Steur alsnog te onderzoeken?1
Ja.
Deelt u de mening dat het wetenschappelijk onderzoek van een arts die «diagnoses stelt die niet onderbouwd kunnen worden; ongebreideld en niet onderbouwd aanvullend onderzoek aanvraagt en op eigen wijze interpreteert; vaak niet geïndiceerde medicatie voorschrijft»2 niet voldoet aan wetenschappelijke standaarden en dat de conclusies wellicht niet geldig zijn omdat de diagnose van zeer veel patiënten al niet klopte?
De redenering zoals in de vraag verwoord, deel ik. Of dat het geval is bij Jansen Steur kan ik op dit moment niet beoordelen.
Deelt u de analyse uit het rapport van de commissie-Levelt, die onderzoek deed naar de wetenschapsfraude van dhr. Stapel, dat «De belangrijkste reden echter om volledigheid na te streven in het zuiveren van de scientific record is dat de wetenschap zelf een bijzondere aanspraak heeft op waarheidsvinding. Dat is een cumulatief proces, dat in de empirische wetenschap, en met name in de psychologie, wordt gekenmerkt door een «empirische cyclus», een voortdurende afwisseling tussen theorievorming en empirische toetsing. Een theorie heeft een voorlopige aanspraak op waarheid/geldigheid, zolang zij niet empirisch is weerlegd. Cumulatieve evidentie kan tenslotte leiden tot consensus in de peer community over de geldigheid van een theorie. Dit fundamentele cumulatieve proces wordt ernstig verstoord door het «rondzingen» van frauduleuze data en van methodologisch dubieuze bevindingen. Betrokken wetenschappelijke onderzoekers en instellingen hebben de plicht deze verstoring een halt toe te roepen.»?3
Beide stellingen onderschrijf ik.
Heeft de afgelopen jaren het ministerie, de inspectie, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) of het Medische Spectrum Twente (MST) op enige wijze zelf initiatief genomen om het wetenschappelijk onderzoek van dhr. Jansen Steur tegen het licht te houden? Zo nee, waarom was daar geen aanleiding voor?
Naar aanleiding van het rapport Lemstra I in september 2009 is de IGZ een onderzoek gestart naar de toestemmingverlening van patiënten aan de klinische onderzoeken van Jansen Steur in het kader van de Wet op Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO). In november 2009 is een gerechtelijk vooronderzoek gestart door de regiopolitie Twente. Hierop is de IGZ aangesloten geweest en heeft gegevens ten behoeve van het onderzoek aangeleverd. Dit onderzoek van de regiopolitie Twente is in juni 2010 gestaakt wegens gebrek aan vervolgingsgrond. Dit is de reden geweest voor de IGZ om haar eigen onderzoek te staken, temeer omdat de WMO alleen via het strafrecht gehandhaafd kan worden. De IGZ kan dus op basis van de WMO geen bestuursrechtelijke maatregelen treffen.
Kunt u een overzicht geven van de publicaties van dhr. Jansen Steur en al het medicijnonderzoek waar hij betaald of onbetaald aan meewerkte, inclusief de bedragen die hij daarvoor ontving?
Aan de centrale commissie mensgebonden onderzoek (CCMO) heb ik gevraagd te kijken welke studies zijn geregistreerd in haar database waaraan de heer Jansen Steur heeft (mee)gewerkt. Die database is echter pas sinds eind 1999 actief, zodat van daarvoor er geen gegevens uit kunnen komen. De exacte vergoeding die elke onderzoeker krijgt is daarin niet opgenomen. Het Medisch Spectrum Twente zal ik vragen om een overzicht van de hen bekende medicijnstudies waar Jansen Steur in die instelling aan heeft gewerkt.
Hoe beoordeelt u het feit dat dhr. Jansen Steur nog in 2006 ten minste drie wetenschappelijke artikelen in vakbladen wist te publiceren terwijl hij toen al drie jaar lang op non-actief stond en het zeer duidelijk was dat hij disfunctioneerde?
Het is de verantwoordelijkheid van de redactie van de betreffende vakbladen om na te gaan of bijdragen van voldoende kwaliteit zijn. Wanneer het duidelijk is dat een auteur op professioneel vlak disfunctioneert dan doet de redactie er goed aan om dit gegeven mee te wegen bij het besluit om het wetenschappelijke artikel al dan niet plaatsen.
Is bij de toelating van geneesmiddelen in Nederland, Europa of de VS ooit gebruik gemaakt van het onderzoek van dhr. Jansen Steur, hetzij zijn rechtstreekse onderzoek hetzij indirect onderzoek (bijvoorbeeld bij de toelating van Exelon door de Food and Drug Administration (FDA) voor dementie bij Parkinson patiënten)?
Deze vraag heb ik uitgezet bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG).
Bent u bereid om met de KNAW, het MST en/of KNMG te komen tot een weg om de medische publicaties van dhr. Jansen Steur te laten beoordelen op hun wetenschappelijke waarde, inclusief de effecten die zij gehad hebben op toelating van richtlijnen en toelating van medicijnen?
Er zal door mij eerst met de voormalige werkgever van de heer Jansen Steur, Medisch Spectrum Twente, overlegd worden over opzet en resultaten van het door deze instelling opgezette onderzoek naar publicaties en de conclusies die men daaruit getrokken heeft. Daarnaast zal ik contact opnemen met de KNAW.
Het bericht 'Mogelijke schijnconstructie met Poolse arbeiders' |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Mogelijk schijnconstructie met Poolse arbeiders»?1
Ja.
Deelt u de mening dat met de in het in vraag 1 bedoelde artikel omschreven constructie, waarbij een laag loon wordt gecombineerd met een hoge, in Nederland onbelaste, «onkostenvergoeding», inbreuk wordt gemaakt op het uitgangspunt «gelijk werk gelijk loon» bij de inzet van buitenlandse arbeidskrachten met als gevolg oneerlijke concurrentie en mogelijk verdringing op de arbeidsmarkt? Zo nee, waarom niet?
Bij de beantwoording van de onderhavige vragen baseer ik mij op de informatie uit het nieuwsbericht waarnaar u verwijst. Deze informatie is onvoldoende gedetailleerd om hierop een oordeel te kunnen geven. Daarom zal ik in algemene termen ingaan op de beschreven constructie. Laat ik voorop stellen dat het Kabinet al eerder heeft aangekondigd schijnconstructies die leiden tot oneerlijke concurrentie hard aan te pakken. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Het uitzenden en detacheren van werknemers vanuit een andere EU-lidstaat naar Nederland kan er toe leiden dat de premieheffing en belastingheffing over de beloning van zo’n uitgezonden werknemer onder verschillende rechtsstelsels komen te vallen. Hierdoor kunnen er verschillen in belasting- en premiedruk ontstaan tussen werknemers die onder het Nederlandse stelsel vallen en werknemers die onder een buitenlands stelsel vallen.
Voor wat betreft de onkostenvergoeding verwijs ik u ook naar mijn antwoorden op de Kamervragen van het lid Ulenbelt (Kamerstukken II, 2012/13, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 544) die dieper ingaan op de aan zulke vergoedingen gestelde voorwaarden voor onbelastbaarheid.
Uit de beschreven casus kan niet worden opgemaakt of in dit geval de wet is overtreden. Dit hangt af van de aard van de onkostenvergoeding.
Bent u bereid aan deze constructie op een zo kort mogelijke termijn een einde te maken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik u in mijn brief van 14 januari jl. heb geschreven ga ik de aanpak van schijnconstructies intensiveren. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 4.
Bent u van mening dat voor uitzendbureaus, die blijkbaar welbewust van dergelijke constructies gebruik maken om op die manier een (onrechtmatig) concurrentievoordeel te behalen ten koste van Poolse èn Nederlandse werknemers als ook van de Nederlandse staat, die immers inkomsten wordt onthouden, geen plaats behoort te zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uw beleid ten aanzien van malafide uitzendbureaus dusdanig te intensiveren dat het verplicht sluiten daarvan mogelijk wordt?
Met het programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus zijn reeds (en worden) concrete stappen gezet om malafide uitzendondernemingen aan te pakken. Daarnaast zal ik, onder meer samen met mijn collega’s van Veiligheid en Justitie, Economische Zaken en Financiën, een aanvullend traject starten om de bestrijding van schijnconstructies een extra impuls te geven. Het gaat daarbij niet alleen om de aanpak van illegale constructies. We kijken tevens naar constructies die binnen de huidige wet- en regelgeving passen maar toch onwenselijk zijn. Het is essentieel dat arbeidsmigranten krijgen waar ze recht op hebben, niet alleen om uitbuiting te voorkomen, maar ook om oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan. Conform de op 18 december jl. aangenomen motie van de leden Kerstens en Azmani (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012/13, 33 400 XV, nr. 40) zal ik uw Kamer uiterlijk op 1 mei 2013 informeren over een integrale aanpak voor het terugdringen van schijnconstructies.
Wilt u bovenstaande vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg arbeidsmigratie op 17 januari 2013?
Ja.
Contant betalen bij de apotheek |
|
Arie Slob (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat cliënten van BENU, Escura en LLOYDS apotheken, die verzekerd zijn bij zorgverzekeraar DSW, deze week een brief hebben ontvangen dat zij voortaan contant moeten betalen, omdat deze apotheken geen contract hebben kunnen afsluiten met DSW?1
Ja, ik heb kennis genomen van dat bericht.
Hoeveel mensen hebben deze brief gehad?
Uit navraag blijkt dat nagenoeg alle cliënten van de BENU apotheken (waartoe Escura en Lloyd apotheken behoren) deze hebben brief ontvangen.
Hoe kan het dat klanten van DSW een brief hebben ontvangen met daarin deze mededeling, nadat ze niet meer van zorgverzekeraar kunnen veranderen? Deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is?
Om te beginnen kan ik u mededelen dat ik inmiddels van DSW en BENU apotheken heb vernomen dat er recentelijk een contract is gesloten, waardoor verzekerden hun medicijnen per 11 januari 2013 weer zonder contante betaling kunnen verkrijgen.
Overigens zijn verzekerden van DSW verzekerd via een restitutiepolis. Bij een restitutiepolis zijn verzekerden vrij in hun keuze voor een zorgaanbieder, maar bestaat de mogelijkheid dat de verzekerde eerst zelf de rekening moet betalen en deze vervolgens zelf in moet dienen bij de zorgverzekeraar2. Verzekerden hebben recht op een vergoeding van 100% van de gemaakte kosten, met dien verstande dat niet meer wordt betaald dan de kosten die in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend zijn te achten (en onder aftrek van eigen bijdragen en eigen risico). Dit is het karakter van een restitutieverzekering. DSW sluit overigens wel contracten met apotheken, indien er een contract is gesloten hoeft de verzekerde niet contant af te rekenen omdat er betalingsafspraken tussen de apotheek en de zorgverzekeraar zijn gemaakt.
Voor wat betreft de duidelijkheid voor verzekerden over het gecontracteerde zorgaanbod, kan ik het volgende aangeven. De contractonderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders worden niet altijd voor aanvang van het polisjaar afgerond. Ik ben van mening dat op het moment van het kiezen voor een zorgverzekeringspolis (doorgaans in december) verzekerden moeten weten welke aanbieders gecontracteerd zijn voor het komende polisjaar. In de beleidsregel informatieverstrekking3 van de NZa staat welke informatieverplichting de zorgverzekeraars hebben. Zorgverzekeraars moeten hun verzekerden duidelijk informeren over het gecontracteerde danwel niet-gecontracteerde zorgaanbod. Bovendien dienen verzekeraars onder andere een toelichtende tekst op hun website te plaatsen indien tijdens de overstapperiode nog niet alle contracten zijn afgesloten. Zorgverzekeraars moeten jaarlijks aangeven in hoeverre zij aan de beleidsregel voldoen en de NZa houdt toezicht of zorgverzekeraars de informatieverplichtingen nakomen en kan zo nodig handhavende maatregelen nemen om te borgen dat deze informatieverplichtingen worden nageleefd.
Indien de zorgverzekeraar de verzekerden voldoende informeert over welke contracten met welke aanbieders zijn gesloten en over wat de gevolgen voor de verzekerden zijn indien er geen contract is afgesloten, kunnen verzekerden op basis daarvan kiezen voor hun zorgverzekering.
Naast de informatieverplichting heeft de versnelling van de contractering mijn aandacht. Er ligt momenteel in de Tweede Kamer een voorstel tot wijziging van art 13 Zvw4. Deze wijziging houdt in dat de zorgverzekeraar die een naturaverzekering aanbiedt in zijn modelovereenkomst – en daarmee in zijn zorgpolis – zelf kan bepalen of hij bij niet gecontracteerde zorgaanbieders genoten zorg vergoedt en zo ja, tot welke hoogte5. Tevens wordt met de wetswijziging geregeld dat een naturaverzekerde die naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder is gegaan, recht heeft op volledige vergoeding indien niet uiterlijk zes weken voor 1 januari van het kalenderjaar waarin hij die zorg genoten heeft, bekend was met welke zorgaanbieders zijn zorgverzekeraar een zorgcontract had gesloten. De verzekeraar kan hieraan voldoen door de gecontracteerde zorgaanbieders op zijn website bekend te maken.
Indien deze wetswijziging door de Tweede Kamer wordt aangenomen zullen zorgverzekeraars een grote prikkel ervaren om uiterlijk zes weken voor 1 januari op hun website duidelijk aan te geven met welke zorgaanbieders een contract is gesloten, zodat de verzekerde duidelijk weet waar hij aan toe is op het moment dat hij voor het komende jaar voor een zorgverzekering kiest.
Voorts ben ik in het kader van het hoofdlijnenakkoord voor de medisch specialistische zorg met partijen (ZN en aanbieders) in gesprek over de versnelling van de contracteercyclus en wordt momenteel onderzocht welke stappen hiervoor ondernomen dienen te worden. Ik zal u van de voortgang op de hoogte houden.
Deelt u de mening, dat iedereen, voorafgaand van het kiezen van een zorgverzekeraar, moet weten met welke zorgaanbieders een zorgverzekeraar wel of geen contract heeft?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom loopt de periode dat zorgaanbieders een contract kunnen afsluiten niet parallel met de periode waarbinnen mensen de keuze kunnen maken voor een andere zorgverzekering?
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders zijn private partijen en daarom vind ik het niet wenselijk het tijdstip van het afsluiten van een contract wettelijk vast te leggen. Zoals toegelicht in mijn antwoord op vragen 3, 4 en 6 onderneem ik wel diverse andere stappen om zorgverzekeraars te stimuleren hun contractering tijdig af te ronden dan wel hierover duidelijke informatie te verschaffen aan de verzekerden.
Deelt u de mening dat verzekerden bij DSW hiervan de dupe zijn, aangezien zij nu niet meer kunnen veranderen van zorgverzekeraar?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat er in het najaar 2012 voldoende informatie beschikbaar was voor cliënten om te kunnen wisselen van zorgverzekeraar? Zo nee, welke informatie ontbrak er volgens u? Zo ja, waaruit leidt u af dat er voldoende informatie was?
De NZa houdt toezicht op het feit of zorgverzekeraars voldoen aan de beleidsregel informatieverstrekking, waarin ook is opgenomen welke informatie verzekeraars dienen te verstrekken over het gecontracteerde zorgaanbod.
De NZa heeft in 2012 onderzoek gedaan of zorgverzekeraars, naast de verplichte informatie die op de website moet staan volgens de beleidsregel informatieverstrekking, hun klanten op een andere wijze actief informeren over de contractering. Uit dit onderzoek blijkt het volgende. Eén verzekeraar heeft zijn klanten per brief laten weten wat er in hun aanbod veranderde. Dat is een goed voorbeeld hoe verzekeraars hun consumenten extra kunnen informeren. Andere verzekeraars informeren hun klanten via de media of melden dat de verzekerde dit zelf moeten navragen bij de verzekeraar.
Jaarlijks onderzoekt de NZa hoe verzekeraars hun verzekerden via de website informeren over verschillende aspecten van de zorgverzekering6. Als de informatie op de website niet correct, incompleet of niet actueel is, spreekt de NZa zorgverzekeraars daarop aan en kan zij handhavend optreden waar nodig om naleving te borgen. Als de onderhandelingen met bepaalde zorgaanbieders nog lopen op het moment dat de polissen bekend worden, moeten verzekeraars dat ook op hun website vermelden.
Bent u van mening dat, wanneer dit soort situaties zich vaker voordoen, overwogen dient te worden cliënten de mogelijkheid te bieden om tweemaal in het jaar te wisselen van zorgverzekeraar?
Ik vind het niet wenselijk om wettelijk te regelen dat verzekerden de mogelijkheid hebben tweemaal per jaar te wisselen van zorgverzekeraar. Met de huidige informatieverplichtingen van de zorgverzekeraars, het toezicht van de NZa hierop en de maatregelen die ik heb geschetst bij mijn antwoord op vragen 3, 4 en 6 meen ik dat er voldoende actie wordt ondernomen om het consumentenbelang in deze te beschermen. De situatie waarnaar u vraagt betreft daarnaast een restitutieverzekering waar dit van totaal andere orde is dan een natura verzekering, zie antwoorden op vragen 3, 4 en 6.
De hoge betalingskosten voor verkopende partijen bij PayPal |
|
Henk Nijboer (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de tariefstructuur voor verkopende partijen die betalingen van consumenten ontvangen via PayPal?1
Ja.
PayPal verricht een belangrijke wederdienst aan verkopende partijen die hun producten (via internet) aanbieden, maar deelt u de mening dat transactiekosten van € 85,35 voor de verkopende partij bij een betaling van € 2500 enorm zijn en daarom een remmende werking hebben op commerciële transacties?
Het is aan verkopende partijen om te beslissen welke betaalmethoden zij willen aanbieden aan hun klanten. Kiest een verkopende partij om de betaalmethode van PayPal aan te bieden, dan is daaraan inherent verbonden dat PayPal een bepaald tarief bij de verkopende partij in rekening brengt.
Vanuit concurrentie-oogpunt vind ik het wel van groot belang dat verkopende partijen voldoende keuze hebben en houden uit verschillende betaalmethoden zodat zij betaaloplossingen kunnen aanbieden aan hun klanten die passend zijn. Om dezelfde reden is het ook voor consumenten belangrijk dat zij uit meer betaalmethoden kunnen kiezen bij de aanschaf van een product of dienst.
De betalingskosten voor verkopende partijen via PayPal lopen fors op bij hogere bedragen doordat de betaalkosten worden berekend als percentage van het verkoopbedrag; is er een wettelijk maximum gesteld aan een dergelijk percentage bij betaalkosten?
Er is geen wettelijk maximum gesteld aan dit soort kosten.
Wel worden consumenten met de Europese richtlijn consumentenrechten2 beschermd tegen buitensporige tarieven. Een handelaar mag op grond van deze richtlijn niet meer kosten bij de consument in rekening brengen dan de kosten als gevolg van het gebruik van het betreffende betaalmiddel.3
In hoeverre zal deze tarifering van PayPal worden beïnvloed door de implementatie van de Europese consumentenrichtlijn?
De richtlijn consumentenrechten ziet op de relatie tussen handelaar en consument. Op grond van deze richtlijn is het handelaren niet toegestaan om aan consumenten meer kosten in rekening te brengen dan de werkelijk door hen gemaakte kosten die verband houden met het gekozen betaalmiddel. De tarifering van de betaaldienst zal door de richtlijn consumentenrechten niet worden beïnvloed, omdat die tarieven in de relatie tussen de handelaar en de betaaldienst tot stand komen. In het specifieke geval van Paypal betekent dit dat de handelaar aan consumenten niet meer kosten in rekening mag brengen dan de kosten die PayPal bij de handelaar in rekening brengt en de kosten die de handelaar zelf nog maakt omdat gekozen wordt voor het betreffende betaalmiddel.
Bent u bereid de Autoriteit Financiële Markten (AFM) of de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) te verzoeken om onderzoek te doen naar betaalkosten voor verkopende partijen bij PayPal?
De NMa houdt toezicht op naleving van het mededingingsrecht. De NMa is een onafhankelijke toezichthouder, het is dan ook niet aan mij om haar te verzoeken onderzoek te doen naar bepaalde markten. Wel is de NMa van deze zorgen op de hoogte gesteld. Indien de NMa daartoe aanleiding ziet, zal zij een nader mededingingsonderzoek starten.
De AFM heeft hier in beginsel geen rol in.
Visserij voor de kust van West-Sahara |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «Belgian-Dutch shipping company caught red-handedly in occupied Sahara»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het koelschip Nova Florida onder Nederlandse vlag vaart2, dat het op de vlootlijst van het Nederlands-Belgische bedrijf Seatrade staat en dat dit schip onlangs aanwezig was in de haven van Dakhla in het zuiden van West-Sahara? Indien neen, wat zijn hier dan de feiten?
Het in het bericht genoemde koelschip Nova Florida van de firma Seatrade voert de Koninkrijksvlag en is geregistreerd in Curaçao met als thuishaven Willemstad. Het schip valt derhalve niet onder Nederlandse jurisdictie en is geen EU-vaartuig. Uit diverse bronnen is evenwel vernomen dat het schip recent in Dakhla zou zijn geweest.
Is het waar dat dit koelschip in de haven van Dakhla aanwezig was in verband met visserijactiviteiten? Zo ja, wat zijn de precieze activiteiten die het schip er heeft verricht? Betreft het hier visserijactiviteiten met betrekking tot in de West-Saharaanse wateren gevangen vis? Indien neen, wat zijn hier dan de feiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe beoordeelt u de activiteiten van het koelschip voor de kust van West-Sahara aangezien er momenteel geen visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko van kracht is en aangezien «Nederland de Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara niet (erkent) en het doen van investeringen en het zakendoen in het gebied van de Westelijke Sahara onder de 27e breedtegraad (ontraadt)»?3 Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de opvatting dat het zeer onwenselijk is indien Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij visserijactiviteiten in West-Sahara? Indien ja, bent u bereid Nederlandse bedrijven die hierbij betrokken zijn hierop aan te spreken? Indien ja, hoe gaat u dit doen? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland ontraadt het doen van investeringen en het zakendoen in het gebied van de Westelijke Sahara onder de 27e breedtegraad. Indien er sprake is van overtreding van Nederlandse of Europese regelgeving, zal de overheid Nederlandse bedrijven daarop aanspreken.
Kunt u aangeven in hoeverre de gesprekken tussen de Europese Unie en Marokko over een nieuwe visserijovereenkomst voor de Marokkaanse wateren vorderen? Welke stappen moeten er nog gezet worden voordat een mogelijke nieuwe visserijovereenkomst tot stand komt?
De officiële onderhandelingen tussen de Europese Commissie en Marokko over een nieuw visserijprotocol zijn in november 2012 begonnen en zullen mogelijk in de loop van het voorjaar van 2013 worden afgerond. U bent eerder geïnformeerd over het mandaat op basis waarvan de Commissie met Marokko onderhandelt (Kamerstukken 21 502-32, nr. 564 en 32 201, nr 36). Na afronding van de onderhandelingen zal de Raad van Ministers besluiten over de sluiting van de overeenkomst. Tevens is goedkeuring van het Europees Parlement vereist.
Bent u in dit verband bekend met het juridisch advies aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat concludeert dat als «exploration and exploitation activities were to proceed in disregard of the interests and wishes of the people of Western Sahara, they would be in violation of the principles of international law applicable to mineral resource activities in Non-Self-Governing Territories»4 en het juridisch advies van het Europees Parlement dat concludeert dat «in the event that it could not be demonstrated that the FPA [Fisheries Partnership Agreement] was implemented in conformity with the principles of international law concerning the rights of the Saharawi people over their natural resource, principles which the Community is bound to respect, the Community should refrain from allowing vessels to fish in the waters off Western Sahara by requesting fishing licences only for fishing zones that are situated in the waters off Morocco»?5
Ik ben bekend met de in deze vraag genoemde juridische adviezen.
Deelt u de opvatting dat een mogelijke nieuwe visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko, die ook geldt voor de wateren voor de West-Saharaanse kust, op dit moment «in disregard of the interests and wishes of the people of Western Sahara» zal zijn? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, niet op voorhand. Het mandaat van de Europese Commissie voor de onderhandelingen over een nieuw visserijprotocol met Marokko is gestoeld op drie pijlers: duurzame exploitatie, economisch realisme en respect voor internationaal recht. Het mandaat is er op gericht dat het nieuwe protocol volledig in overeenstemming is met het internationale recht en het belang dient van alle lokale bevolkingsgroepen. De Europese Commissie zet in op het opnemen van een bepaling in het protocol gericht op de verzekering van Marokko dat het bij de implementatie van het protocol zijn verplichtingen onder internationaal recht en binnen het raamwerk van de VN nakomt. Tevens zet de Europese Commissie in op een bepaling die Marokko verplicht te rapporteren over de economische en sociale impact van de sectorale steun waarin het protocol voorziet, met inbegrip van de geografische distributie ervan. Het kabinet zal het resultaat van de onderhandelingen op al deze punten toetsen, alsmede op duurzaamheid en rentabiliteit.Op basis daarvan bepaalt het kabinet of het kan instemmen met het onderhandelingsresultaat.
Deelt u de opvatting dat een mogelijke nieuwe visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko, die ook geldt voor de wateren voor de West-Saharaanse kust, in strijd met het internationaal recht zal zijn en dat daarom de wateren voor de West-Saharaanse kust uitgesloten moeten worden van een mogelijke nieuwe visserijovereenkomst? Indien neen, waarom niet? Indien ja, bent u bereid om in EU-verband actief te pleiten voor het uitsluiten van de wateren van West-Sahara van een mogelijke nieuwe visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een nieuw visserijprotocol tussen de EU en Marokko dat ook de wateren van de Westelijke Sahara omvat, hoeft niet per definitie in strijd te zijn met het internationaal recht. Er mogen economische activiteiten plaatsvinden in «non-self-governing territories», waarbij de opbrengsten van deze activiteiten ten goede moeten komen aan de oorspronkelijke bevolking van het gebied. De rechtmatigheid hangt af van de wijze waarop het protocol door Marokko, dat feitelijk gezag uitoefent in de Westelijke Sahara, wordt geformuleerd en geïmplementeerd. Mocht derhalve een nieuw visserijprotocol ook gelden voor de wateren van de Westelijke Sahara, dan hoeft dat niet in strijd te zijn met het internationaal recht, mits vorengenoemde randvoorwaarde in acht wordt genomen.
De voorgenomen uitzetting van een Oeigoerse asielzoeker naar China |
|
Khadija Arib (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening heeft getroffen, waardoor de voor vandaag geplande uitzetting van een Oeigoerse asielzoeker naar China tijdelijk is verhinderd?1 Ziet u af van de geplande uitzetting?
Het klopt dat op 9 januari 2013 een uitzetting naar China stond gepland van een Oeigoerse asielzoeker. Op 8 januari 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de voorlopige voorziening van de betrokken vreemdeling toegewezen en bepaalt dat betrokkene niet wordt uitgezet totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist. De uitzetting is derhalve geannuleerd.
Met het oog op het belang van de privacy van de betrokken vreemdeling en gezien het feit dat zijn zaak onder de rechter is, ga ik niet verder in op deze individuele zaak.
Bent u ervan op de hoogte dat deze asielzoeker zich in Nederland actief en publiekelijk heeft ingezet voor de Oeigoerse zaak, bijvoorbeeld door zijn aanwezigheid bij het World Uyghur Congress in 2012, waarvan foto’s op het internet staan en dat daardoor groot gevaar op ernstige mensenrechtenschendingen bij terugkeer naar China ontstaat? Vindt u ook dat daarom opnieuw extra zorgvuldig naar de inhoud van dit asieldossier gekeken moet worden? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid in dit geval af te zien van verdere onomkeerbare stappen totdat duidelijk is welke precieze veiligheidsrisico’s deze asielzoeker bij terugkeer in China zal lopen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat Vluchtelingenwerk Nederland en Amnesty International zich ernstige zorgen maken om zijn veiligheid bij uitzetting naar China? Klopt het dat Oeigoeren die asiel hebben aangevraagd bij terugkeer naar China een reëel risico lopen om in een gevangenis of een werkkamp terecht te komen en slachtoffer worden van ernstige mensenrechtenschendingen zoals marteling? Wat vindt u van de gezamenlijke oproep van deze mensenrechtenorganisaties om geen Oeigoerse asielzoekers naar China uit te zetten?2
Zoals bekend, maak ik bij het vaststellen van het landgebonden asielbeleid inzake herkomstlanden van asielzoekers en bij het beoordelen van individuele asielaanvragen gebruik van de ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij de totstandkoming van deze ambtsberichten wordt onder meer gebruik gemaakt van informatie die afkomstig is van de door u genoemde organisaties en dit wordt uitdrukkelijk vermeld. De in de ambtsberichten genoemde risico’s worden in de asielprocedure meegenomen.
Het laatste algemeen ambtsbericht China dateert van december 2012. Ik bestudeer op dit moment dit ambtsbericht en zal uw Kamer op korte termijn informeren of dit ambtsbericht voor mij aanleiding is om het beleid aan te passen. Daarbij kijk ik ook naar het beleid in andere lidstaten, waaronder Zweden.
Bent u bereid uw Zweedse collega te bevragen over het lot van twee door Zweden uitgezette Oeigoerse asielzoekers en over de achtergrond van de beslissing om voorlopig geen Oeigoeren meer vanuit Zweden naar China uit te zetten?3
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om opnieuw onderzoek te doen naar de veiligheidsrisico’s voor Oeigoerse asielzoekers bij uitzetting naar China en bij dit onderzoek de bij mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch beschikbare informatie uitdrukkelijk te betrekken en hangende dit onderzoek geen Oeigoerse asielzoekers naar China uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat dhr. Jansen Steur zich in 2006 geregistreerd heeft in Duitsland als arts |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat dhr. Jansen Steur zich in 2006 geregistreerd heeft in Duitsland (Noordrijn Westfalen) als arts?1
Ja.
Welke organen zijn in Nederland (BIG-register (Beroepen Individuele Gezondheidszorg), Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) of anderen) voor die registratie geraadpleegd, en/of wisten, dat hij zich in Duitsland registreerde?
Het BIG-register kan op verzoek van een ingeschreven zorgverlener een bewijs van registratie leveren. Een dergelijke verklaring geeft aan dat de betrokkene op dat moment bevoegd is om het beroep uit te oefenen (verklaring van geen bezwaar).
Begin 2006 heeft de heer Jansen Steur bij het BIG-register een Duitstalig bewijs van registratie aangevraagd. Internationaal geven bevoegde autoriteiten zoals het BIG-register dergelijke verklaringen af ten behoeve van aanvraagprocedures voor diploma-erkenning en toelating tot de beroepsuitoefening (registratie). Uiteraard hebben deze bewijzen uit hun aard een beperkte geldigheidsduur. De Duitse autoriteiten accepteren uitsluitend dergelijke verklaringen als die niet ouder zijn dan een maand (volgens de informatie op http://www.anerkennung-in-deutschland.de/html/en/160.php). De verklaring van geen bezwaar kon op dat moment worden afgegeven omdat de heer Jansen Steur was ingeschreven in het BIG-register en er geen sprake was van een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke uitspraak die de bevoegdheid van de heer Jansen Steur om het beroep van arts uit te oefenen had beperkt of hem die bevoegdheid had ontnomen.
In januari 2006 heeft de heer Jansen Steur de IGZ geïnformeerd dat hij in Duitsland wilde werken. De IGZ heeft aan de heer Jansen Steur bericht dat hij mede op voorwaarde van openheid over zijn verslavingsverleden aan een toekomstige werkgever weer mocht solliciteren. De IGZ heeft hierover op 21 juni 2006 contact opgenomen met de directeur van het Duitse Ziekenhuis waar de heer Jansen Steur werkte en met de heer Jansen Steur zelf. De heer Jansen Steur heeft vervolgens een brief over zijn verslavingsverleden aan de IGZ en het Duitse Ziekenhuis gezonden. Deze informatie is overigens niet nieuw. Mijn voorganger heeft dit eerder tot op de bodem uitgezocht, dit is te vinden in de rapporten Hoekstra en Lemstra, genoemd in de begeleidende brief onder 4.2.
Was de IGZ, nadat in 2009 met dhr. Jansen Steur werd overeengekomen dat hij zich zou uitschrijven uit Nederland, op dat moment op de hoogte van het feit dat hij zich had ingeschreven in Duitsland?
De IGZ heeft geen overeenkomst gesloten met de heer Jansen Steur dat hij zich zou uitschrijven uit Nederland. Hij heeft zich in oktober 2009 op aandringen van de IGZ uitgeschreven uit het BIG-register. De IGZ was op dat moment niet op de hoogte van het feit dat de heer Jansen Steur wederom in Duitsland aan de slag was. Deze informatie is overigens niet nieuw, hiervoor verwijs ik naar de rapporten Hoekstra en Lemstra, genoemd in de begeleidende brief onder 4.2.
Bij hoeveel ziekenhuizen en klinieken is dhr. Jansen Steur sinds 2003 werkzaam geweest? Kunt u een overzicht geven van plaats en tijd van deze werkzaamheden?
Ik beschik niet over informatie bij hoeveel ziekenhuizen en klinieken de heer Jansen Steur sinds 2003 werkzaam is geweest in het buitenland. Volgens berichten in de media zou de heer Jansen Steur, al dan niet via Duitse uitzendbureaus, recent werkzaam zijn geweest in Heilbronn en Bad Friedrichshall, in Worms (augustus 2010 tot februari 2011), Nienburg (2010), Bad Laasphe (2007) en Bad Fredeburg (2006).
Op welke tijdstippen hebben Nederlandse instanties contact gehad of gezocht met buitenlandse instanties over zijn werkzaamheden? Is het waar dat dhr. Jansen Steur in Nederland noch door de gewone rechter, noch door de tuchtrechter veroordeeld is, zodat hij niet op een Europese zwarte lijst gezet kan worden, ook al zou die bestaan?
De IGZ heeft in juni 2006 contact gehad met het ziekenhuis waar de heer Jansen Steur was aangenomen (zie ook mijn antwoord op vraag2, en recentelijk met de Bezirksregierung in Arnsberg om te achterhalen welke documenten de heer Jansen Steur in het kader van zijn aanvraag van de bevoegdheid in Duitsland in 2006 heeft overgelegd.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in het kader van het onderzoek dat heeft geleid tot de rechtszaak die nu aanhangig is bij de rechtbank Almelo, meerdere rechtshulpverzoeken doen uitgaan naar de Duitse autoriteiten. Naar aanleiding van recente berichten over de beweerdelijke werkzaamheden van de heer Jansen Steur in Duitsland als arts of als neuroloog, heeft het OM opnieuw een rechtshulpverzoek aan de Duitse autoriteiten verzonden met het verzoek hierover geïnformeerd te worden. Zoals u bekend, is in deze zaak nog geen uitspraak door de strafrechter gedaan. Eind vorig jaar, op 28 november en 17 december, vond een regiezitting plaats. De tweede regiezitting is door de rechtbank gepland op 3 april 2013.
J.S. is in Nederland noch door de strafrechter, noch door de tuchtrechter veroordeeld (zie ook mijn antwoord op vraag3. Omdat op dit moment geen Europese zwarte lijst bestaat, staat hij daar niet op. Of dat in toekomstige situaties anders is, hangt af van de wijze waarop deze lijst wordt vormgegeven. De gegevens die het BIG-register op zijn website openbaar maakt, zijn de gegevens die ook op een nog vorm te geven Europese zwarte lijst moeten staan.
Wel kan iedereen zien dat de heer Jansen Steur niet bevoegd is in Nederland als arts te functioneren omdat hij niet in het BIG-register geregistreerd is.
Ik verwijs u voorts naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Waarom vond de IGZ het prima dat hij in Duitsland aan de slag kon, en legden ze hem geen strobreed in de weg?
Deze zaak is uitgezocht in het rapport van de heer Lemstra, die ook aan de Tweede Kamer is toegezonden. De IGZ heeft in januari 2006 aan de heer Jansen Steur laten weten dat hij weer als arts en neuroloog kon gaan werken. Een onafhankelijk psychiater had op verzoek van de IGZ beoordeeld of de heer Jansen Steur daar weer toe in staat was en het oordeel luidde dat dit het geval was. Hierbij stond voorop dat de verslavingsproblematiek voldoende onder controle moest zijn. Op grond van deze beoordeling had de IGZ naar haar mening op dat moment geen andere aanknopingspunten om de heer Jansen Steur verdergaande beperkingen op te leggen dan de afspraken die met hem zijn gemaakt. Dit hield onder andere in dat de heer Jansen Steur bij eventuele werkhervatting (binnen of buiten Nederland) de doorgemaakte problematiek aan de directie van de instelling of aan de werkgever zou melden (zie ook mijn antwoord op4.
Vindt u het, gezien alle bewijzen tegen dhr. Jansen Steur (o.a. het rapport-Lemstra), gepast dat hij nog op enigerlei wijze het beroep van arts uitoefent?
Nee, zoals in de begeleidende brief is beschreven gold voor de periode van vóór 2010 een ander politiek beleid, en dus IGZ-beleid. Conform het huidige beleid had het in de rede gelegen een tuchtzaak aan te spannen.
Indien u vindt dat hij zijn beroep niet zou moeten uitoefenen, hoe gaat u er dan voor zorgen dat hij dat niet in Nederland, noch elders kan doen?
In Nederland kan de heer Jansen Steur niet aan het werk omdat hij niet BIG-geregistreerd is. Ik verwijs u voorts naar paragraaf 3 en 4 van de begeleidende brief.
Herinnert u zich dat de toenmalige minister van Justitie in maart 2009 op eerdere vragen antwoordde: «De hoofdofficier van justitie heeft de letselschadespecialist op 15 januari 2009 bericht erop toe te zien dat deze kwestie vanaf dat moment met de grootst mogelijke voortvarendheid wordt behandeld.»?2
Ja.
Vindt u dat er sinds januari 2009 in deze zaak met de grootst mogelijke voortvarendheid is gehandeld door de rechterlijke macht?
In de beantwoording van de op 31 mei 2011 gestelde vragen van de leden Bruins Slot, Omtzigt en Uitslag (Tweede Kamer 2010–2011, aanhangsel nr. 3042) ben ik reeds ingegaan op de complexiteit van het onderzoek. Tevens melde ik u toen dat het onderzoek nog geruime tijd in beslag zou nemen. Inmiddels is, zie daarvoor mijn antwoord op vraag 5, de behandeling van de zaak bij de rechtbank Almelo begonnen.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat zowel het OM als de IGZ nu wel met de grootst mogelijke voortvarendheid gaan handelen? Welke acties zullen zij ondernemen?
Zie de antwoorden op de vragen 5, 7, 8 en 10.
Marokkaans protest tegen korten van Nederlandse uitkeringen voor Marokkanen |
|
Roland van Vliet (PVV), Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Klopt het dat de Nederlandse ambassadeur is ontboden door de Marokkaanse overheid om aan te horen dat Nederlandse uitkeringen voor Marokkanen niet gekort en beëindigd zouden mogen worden?1 Zo ja, heeft de ambassadeur in heldere taal duidelijk gemaakt dat Nederland niet gediend is van Marokkaanse bemoeienis met Nederlandse wetgeving?
Nee. De Nederlandse ambassadeur heeft op 9 januari jl. gesproken met de Marokkaanse minister van Werkgelegenheid en Beroepsopleidingen. Dit gesprek vond plaats op verzoek van Nederland en stond al enige tijd gepland. Tijdens het gesprek is met de Marokkaanse autoriteiten van gedachten gewisseld over de wens van Nederland om het sociale zekerheidsverdrag met Marokko te wijzigen. Ik zie daarom geen reden om de Marokkaanse ambassadeur te ontbieden.
Als dat niet is gebeurd, wilt u dan de Marokkaanse ambassadeur op het matje roepen om hem dat duidelijk te maken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er mogelijkheden om vanaf nu het toekennen van nieuwe uitkeringen aan remigranten al te bevriezen en de wet Beperking export van uitkeringen terugwerkende kracht te geven voor wat betreft uitkeringsverzoeken die vanaf nu worden ontvangen? Gaat de regering dat doen? Zo neen, waarom niet?
Op basis van de Wet beperking export uitkeringen kunnen uitkeringen worden geëxporteerd naar landen buiten de EU voor zover daar een verdrag aan ten grondslag ligt. Om de toekenning van nieuwe uitkeringen aan remigranten naar Marokko stop te zetten is wijziging van het sociale zekerheidsverdrag nodig.
De export van uitkeringen naar landen buiten de EU is reeds beperkt. Met de invoering van het woonlandbeginsel – op 1 juli 2012 voor nieuwe gevallen en 1 januari 2013 voor de reeds op 1 juli 2012 bestaande gevallen – wordt de hoogte van bepaalde uitkeringen afgestemd op het kostenniveau van het land waar de uitkeringsgerechtigde woont. Daarnaast wil de regering de export van kinderbijslag en kindgebonden budget beëindigen. Het wetsvoorstel herziening exportbeperking kinderbijslag is in behandeling bij de Eerste Kamer. De regering onderhandelt met een aantal verdragspartners over de aanpassing van sociale zekerheidsverdragen.
Het bericht dat het Vlietland Ziekenhuis in Vlaardingen de parkeertarieven verhoogt om de kosten van patiëntenzorg mede te kunnen financieren |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het nieuws dat het Vlietland Ziekenhuis in Schiedam winst maakt op de exploitatie van het parkeren om zo de patiëntenzorg te kunnen financieren?1
Ja.
Deelt u de conclusie dat patiënten en bezoekers in veel gevallen afhankelijk zijn van het vervoer per auto? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan mij voorstellen dat patiënten en bezoekers, die bijvoorbeeld slecht ter been zijn, de voorkeur geven aan vervoer per auto.
Deelt u de mening dat een extra zorgpremie door middel van parkeertarieven onwenselijk is en dat premies voldoende zouden moeten zijn voor het financieren van patiëntenzorg? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de overheid zich niet moet bezighouden met het parkeerbeleid van een ziekenhuis. Ik heb ook geen informatie beschikbaar over hoe ziekenhuizen hiermee omgaan. Het is aan het ziekenhuis om de hoogte van de parkeertarieven te bepalen en ingeval de inkomsten de kosten van exploitatie overstijgen het batig saldo aan te wenden voor doeleinden naar keuze van het ziekenhuis, bijvoorbeeld voor patiëntenzorg. Daarbij is het in het belang van het ziekenhuis om te zorgen voor goede bereikbaarheid met de auto en voldoende, betaalbare parkeergelegenheid. Ik zie ook niet waarom de solidariteit hier in het geding zou zijn. Ik ga ervan uit dat ziekenhuizen prima in staat zijn tot een goede afweging te komen ten aanzien van het parkeerbeleid rekening houdend met alle (lokale) omstandigheden. Ik zie geen aanleiding om maatregelen te nemen.
Deelt u de mening dat betaald parkeren bij ziekenhuizen alleen zou moeten worden toegepast om de schaarste te verdelen en om de daadwerkelijke voor parkeren gemaakte kosten te kunnen dekken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u voorts de mening dat hoge parkeerkosten bij ziekenhuizen en de toepassing daarvan als verdienmodel voor zorgkosten, voorbij gaat aan het uitgangspunt van solidariteit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er meer ziekenhuizen die met de exploitatie van het parkeren de patiëntenzorg financieren? Zo ja, welke ziekenhuizen betreft het?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat het Vlietland Ziekenhuis, en andere ziekenhuizen, nu en in de toekomst geen gebruik meer maken van de parkeerexploitatie om de patiëntenzorg te financieren?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Graaiers moeten inleveren' |
|
Reinette Klever (PVV), Martin Bosma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Graaiers moeten inleveren»?1 Wat is uw reactie hierop?
Ja. Ik word in de eerste regels van het artikel geciteerd: «Alle bestuurders en functionarissen in de (semi)publieke sector mogen in de toekomst niet meer verdienen dan een minister. Het kabinet vindt het ministersalaris van 144 000 euro (exclusief andere vergoedingen zoals pensioenafdracht) een «keurig salaris».» Dat citaat geeft het standpunt van dit kabinet weer.
Hoe verklaart u dat steeds meer bestuurders in de publieke en semipublieke sector een topsalaris verdienen en dat het aantal mensen dat boven de norm verdient het afgelopen jaar met 20% is gestegen?
Op 8 januari 2013 heb ik de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een brief toegezonden, waarbij ik de rapportage van publiek gefinancierde topinkomens conform de Wet Openbaarmaking uit Publieke Middelen gefinancierde Topinkomens (Wopt), maar ook de Rapportage inkomensgegevens van bestuurders van zorginstellingen uit de jaarverslagen – 2011, heb aangeboden (TK 2012–2013, 30 111, nr. 57). Zoals ik in die brief heb geschreven heeft de stijging van het aantal functionarissen dat boven de Wopt-norm uitkomt mogelijk te maken met het gelijk blijven van het normbedrag waardoor relatief veel mensen die er voorgaande jaren net onder vielen er nu net boven zijn uitgekomen
Hoe verhoudt deze stijging zich tot het feit dat de WNT reeds op 6 december 2011 met algemene stemmen door de Tweede Kamer is aangenomen en dat men dus wist dat deze wet per 1-1-13 zou ingaan?
De gepubliceerde Wopt-rapportage betreft het jaar 2011. De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) is op 6 december 2011 door de Tweede Kamer aangenomen en is per 1 januari 2013 in werking getreden. Dit gegeven was in het betreffende jaar, tot en met 6 december 2011 niet zeker. Overigens gaat het in de WNT om een hogere norm dan in de Wopt, namelijk om 130% van het ministersalaris.
Deelt u de mening dat het er op lijkt dat vlak voor de invoering van de WNT veel salarissen nog verhoogd zijn, om zo optimaal te kunnen profiteren van de overgangsregeling van 7 jaar? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is pas in december 2011 duidelijk geworden welke definitieve vormgeving de WNT zou krijgen. Hierbij is ook tot het laatst gedebatteerd over de vormgeving van het overgangsrecht. Mij heeft geen informatie bereikt of instellingen, vooruitlopend op dit debat, salarissen in verband hiermee hebben verhoogd.
Bent u bereid alle salarisverhogingen boven de norm, die plaatsvonden nadat de WNT in de Tweede Kamer is aangenomen, terug te draaien en het verschil terug te vorderen? Zo nee, waarom niet?
De WNT zoals op 1 januari 2013 in werking getreden voorziet hierin. Zie daarvoor het overgangsrecht en de peildatum van 6 december 2011 voor wijzigingen in de bezoldiging of de duur van het dienstverband.
Hoe verklaart u dat vooral in de zorg de norm wordt overschreden, terwijl de zorgkosten al jaren onder druk staan? Hoeveel zijn de bestuurders meer gaan verdienen in vergelijking met het personeel aan het bed? Vindt u deze scheve verhouding wenselijk? Zo ja, waarom? Zo nee, welke actie gaat u hiertegen ondernemen?
Zie antwoord op vraag 2, 3 en 5.
Bent u van mening dat het feit dat burgers steeds meer premie betalen, waarmee bestuurders hun zakken vullen, een aantasting is van de solidariteit in de zorg? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Het kabinet is wél van mening dat de inkomens in de publieke en de semipublieke sectoren moeten worden genormeerd op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Daartoe heeft het kabinet de WNT in werking laten treden per 1 januari 2013. En daartoe heeft dit kabinet ook een aanscherping van het normeringsbeleid afgesproken zoals neergelegd in het regeerakkoord.
Bent u van mening dat het immoreel is dat de zorgbestuurders, verenigd in de Vereniging van Bestuurders in de Zorg, naar de rechter gestapt zijn om onder de WNT uit te komen, en zo hun riante salaris te kunnen behouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie gaat u hiertegen ondernemen?
Het staat een ieder vrij om beslissingen van de overheid door de rechter te laten toetsen. De Rechtbank Den Haag heeft inmiddels op 11 januari 2013 de vordering van de NZVD in kort geding afgewezen.
Bent u bereid al deze veelverdieners en supergraaiers, van de zorgsector tot de VARA (met programma’s als «de wereld graait door») en alle andere sectoren, sneller en harder aan te pakken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De WNT is van kracht geworden na aanvaarding door beide Kamers van de Staten-Generaal. Daarin is ook het overgangsrecht geregeld.
Een uitzending van Omroep Brabant over drugssmokkel via de Antwerpse Haven |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending «Onder ons»?1
Ja.
Is het waar dat een groot deel van de cocaïnesmokkel zich heeft verplaatst van de Rotterdamse haven naar de Antwerpse haven? Is dat terug te zien in politiecijfers?
Het openbaar Ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat uit de resultaten van strafrechtelijke onderzoeken inderdaad blijkt dat de haven van Antwerpen steeds vaker door Nederlandse criminelen voor cocaïnesmokkel wordt gebruikt en dat er een verplaatsing heeft plaatsgevonden.
Wat is de geschatte omvang van de invoer van cocaïne vanuit overige EU-lidstaten? Welk bedrag levert dit de daarvoor verantwoordelijke groeperingen op?
De omvang van de invoer van cocaïne vanuit overige EU-lidstaten en het bedrag dat dit zou opleveren is het OM niet bekend.
Is het waar dat het vooral Nederlandse groeperingen zijn die de smokkel van harddrugs binnen Europa aansturen en dat deze groepen (merendeels) bij het Openbaar Ministerie (OM) in beeld zijn?
In zijn algemeenheid bevestigt het OM het beeld dat vooral groeperingen waar Nederlanders deel van uitmaken de smokkel van harddrugs binnen Europa aansturen. Volgens het OM gaat het in Nederland bij cocaïnehandel- en smokkel veelal om etnisch heterogene netwerken, waarbij de verdachten in verschillende landen wonen. Het merendeel van de hoofdverdachten heeft een Nederlandse achtergrond.
Deelt u de mening dat bij het OM bekende criminele groeperingen op de kortst mogelijke termijn dienen te worden aangepakt, zeker als zij verantwoordelijk zijn voor internationale drugssmokkel?
Aan de bestrijding van cocaïnehandel- en smokkel is grote prioriteit toegekend. In elk opsporingsonderzoek worden de mogelijkheden bezien en benut om verkregen criminele winsten te ontnemen.
Deelt u de mening dat de met deze smokkel behaalde winst dient te worden ontnomen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van de in de reportage naar voren gebrachte constatering dat de Nederlandse politiestructuur te star zou zijn en de samenwerking met Belgische collegae en dus ook de aanpak van drugssmokkel via de Antwerpse haven in de weg zou staan?
De slagvaardigheid van het politieoptreden krijgt voortdurend aandacht, zoals zeker ook blijkt uit de nieuwe politiestructuur die sinds 1 januari 2013 bestaat in Nederland. Met deze nieuwe structuur beoog ik een sneller en flexibeler politieoptreden. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vragen 8 en 9.
Welke maatregelen gaat u treffen om de voor de aanpak van de internationale smokkel van (hard)drugs benodigde samenwerking tussen (instanties van) EU-lidstaten te verzekeren?
Bij de aanpak van cocaïnehandel- en smokkel is samenwerking met andere landen van cruciaal belang. Voor het onderscheppen van containers wordt reeds structureel samengewerkt met België. Met Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk en Spanje wordt er op ad hoc basis samengewerkt, al dan niet via tussenkomst van Eurojust. Er wordt de komende jaren verder geïnvesteerd in een gecoördineerde (internationale) aanpak, zo ook op cocaïnehandel- en smokkel via ongeregelde scheepvaart (als via zeilboten, motorboten en wilde vaart). Nederland neemt hiertoe deel aan het Maritiem Analyse en Operatie Centrum – Narcotica (MAOC-N). Dit is een samenwerkingsverband tussen een aantal West-Europese landen met als doel de ongeregelde scheepvaart te analyseren op vooral drugstransporten en op basis daarvan onderzoek in te laten stellen en op te treden tegen verdachte schepen. België is hier overigens (nog) geen lid van. Sinds de deelname aan het MAOC-N zijn de informatiestroom en coördinatie daarvan sterk verbeterd.
Verder werkt de Nederlandse Douane goed samen met collega-handhavingsdiensten ten behoeve van een effectieve drugsbestrijding. Een voorbeeld van een dergelijk samenwerkingsverband is Europol, waarin de Douane participeert.
Bovendien richt de internationale samenwerking zich op de bestrijding van corruptie in de havens.
Tenslotte zijn er op beleidsniveau verschillende Europese gremia waarin afspraken worden gemaakt over de aanpak van de internationale smokkel (Horizontale Drugsgroep, COSI, het comité binnenlandse veiligheid).
De controles in het kader van het Mobiel Toezicht Veiligheid van de Koninklijke Marechaussee zijn primair gericht op het tegengaan van illegale migratie en strafrechtelijke gedragingen die daarmee samenhangen. Aan de KMar is niet de actieve bestrijding van drugshandel of -vervoer als wettelijke politietaak opgedragen. De KMar treedt op basis van haar algemene politiebevoegdheden op tegen drugshandel wanneer zij in het kader van haar vreemdelingentaken stuit op (mogelijke) drugssmokkel. Er bestaat geen voornemen de taakomschrijving van de KMar uit te breiden.
Welke consequenties gaat u verbinden aan het achterblijven van de aanpak van drugssmokkel in overige EU-lidstaten? Worden de mobiele grenscontroleteams van de Koninklijke Marechaussee al gericht ingezet om deze drugsstroom te stuiten? Zo nee, bent u van plan dit te gaan doen?
Zie antwoord vraag 8.
Dat Polen en Tsjechie schakelaars aan de grens bouwen om de dump van wisselvallige windstroom uit Duitsland te keren |
|
René Leegte (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat Polen en Tsjechië schakelaars aan de grens bouwen om de dump van wisselvallige windstroom uit Duitsland te keren?1
Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse stroomvoorziening van deze Poolse en Tsjechische ontwikkeling?
Zou Nederland het voorbeeld van Polen en Tsjechië moeten volgen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitleggen wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse economie van het opvangen van het wisselvallige Duitse elektriciteitsaanbod?
Kunt u aangeven op welke wijze u met Duitsland in contact bent om negatieve gevolgen voor de Nederlandse economie van de Duitse «Energiewende» te voorkomen?
Kent u ook het bericht waaruit blijkt dat de voormalig Noorse staatssecretaris voor milieu bekent spijt te hebben van haar windenergiebeleid?2
Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken voor de Nederlandse situatie?
Zowel in Noorwegen als in Duitsland is er steeds meer lokaal verzet tegen de bouw van windmolens; wat is uw inschatting hierover wat betreft de situatie in Nederland, verwacht u ook in Nederland in toenemende mate verzet tegen windmolens? Zo ja, waarom en hoe denkt u daar mee om te gaan? Zo nee, waarom verwacht u dat niet? Wat maakt in uw ogen de Nederlandse situatie anders dan die in ons omringende landen?
De Nationale Hypotheekgarantie |
|
Eddy van Hijum (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Kunt u vanaf 1 januari 2010 per kwartaal aangeven:
Dit zijn de cijfers per peildatum 19 januari 2013 (jaarafsluiting 2012). Bij de cijfers betreffende de gehonoreerde verliesdeclaraties van 2012 dient te worden bedacht dat op de peildatum nog 134 dossiers in behandeling zijn. Daarnaast kunnen bezwaarschriften van geldgevers nog leiden tot het alsnog honoreren van de verliesdeclaratie.
Dit zijn de cijfers per peildatum 19 januari 2013 (jaarafsluiting 2012). Bij de cijfers betreffende de gehonoreerde verliesdeclaraties van 2012 dient te worden bedacht dat op de peildatum nog 134 verliesdeclaraties in behandeling zijn. Daarnaast kunnen bezwaarschriften van geldgevers er toe leiden dat alsnog geen finale kwijting wordt verleend. Daarentegen kunnen bezwaarschriften van geldnemers er toe leiden dat alsnog wel finale kwijting wordt verleend.
Bovengenoemde cijfers zijn niet per kwartaal beschikbaar zijn.
c) Het WEW maakt alleen onderscheid tussen onderhandse verkoop en executoriale verkoop. Onderstaand treft u betreffende gegevens aan.
Dit zijn de cijfers per peildatum 19 januari 2013 (jaarafsluiting 2012). Bij de cijfers betreffende de gehonoreerde verliesdeclaraties van 2012 dient te worden bedacht dat op de peildatum nog 134 dossiers in behandeling zijn. Daarnaast kunnen bezwaarschriften van geldgevers nog leiden tot het alsnog honoreren van de verliesdeclaratie.
Kunt u aangeven tegen hoeveel procent van de WOZ-waarde woningen verkocht zijn voor elk van de mogelijke wijze van verkopen (het liefst per jaar uitgesplitst)?
Zowel bij het aangaan van leningen met NHG als bij de gedwongen verkoop wordt niet gewerkt met de WOZ-waarde doch met de marktwaarde. Deze dient te blijken uit een taxatierapport. Daarom zijn deze gegevens bij het WEW niet bekend.
Hoe vaak heeft in 2012 een geldgever een aanvraag gedaan tot executoriale verkoop en in hoeveel gevallen is die toestemming verleend en geweigerd?
De ervaring tot nog toe is dat in ongeveer de helft van de voorgelegde gevallen kan worden afgezien van een executoriale verkoop met als resultaat dat in ongeveer 40% van de gevallen de woning in eigendom kan worden behouden en in ongeveer 60% van de gevallen de woning onderhandse wordt verkocht.
Op dit moment zijn hierover geen exacte gegevens voorhanden bij het WEW. Het beleid bij het WEW om zo veel mogelijk executoriale verkopen te voorkomen is in de loop van 2012 geïntensiveerd. Er wordt ingezet op mogelijkheden om de woning in eigendom te behouden. Indien dit niet mogelijk is, wordt gestuurd op een onderhandse verkoop in plaats van een executoriale verkoop. Mede vanwege de intensivering van het beleid in deze, evenals de hiervoor benodigde herinrichting van processen en ICT zullen hierover pas de komende maanden cijfers beschikbaar komen.
Hoe vaak heeft in 2012 een geldgever een aanvraag gedaan tot onderhandse verkoop en in hoeveel gevallen is die toestemming verleend en geweigerd?
Het WEW geeft aan hierover geen gegevens te hebben. Tot en met 2012 behoefde de geldgever geen toestemming te vragen voor een onderhandse verkoop. Met ingang van 1 januari 2013 is de regelgeving aangescherpt. De geldgever heeft thans in alle gevallen toestemming nodig indien de verkoopprijs lager is dan 95% van de marktwaarde.
Waarom hoeft geen toestemming gevraagd te worden voor gedwongen onderhandse verkoop?
Met ingang van 1 januari 2013 is de regelgeving aangescherpt. De geldgever heeft in alle gevallen toestemming nodig indien de verkoopprijs lager is dan 95% van de marktwaarde.
Op welke wijze wordt gecontroleerd of een geldgever zich maximaal en aantoonbaar ingespannen heeft voor het beperken van het verlies bij verkoop van een woning en gehandeld heeft met inachtneming van de alsdan geldende Gedragslijn Intensief Beheer? Gebeurt dit bij elk dossier, gelet op artikel B10 Algemene Voorwaarden NHG?
Bij elke schadedeclaratie vindt een controle plaats of en in hoeverre de geldgever heeft gehandeld conform de op het desbetreffende dossier van toepassing zijnde voorwaarden en normen. Daarbij wordt tevens aan de hand van het dossier bezien of en in hoeverre de geldgever zich voldoende heeft ingespannen om het verlies te voorkomen danwel zo veel mogelijk te beperken. De Gedragslijn Intensief Beheer is geïntroduceerd per 1 januari 2013. Daarom is hiermee nog geen ervaring opgedaan.
Hoe vaak is een claim van een geldverstrekker op NHG geweigerd en op welke gronden is dit gebeurd?
Dit zijn de cijfers per peildatum 19 januari 2013 (jaarafsluiting 2012). Bij de cijfers betreffende de gehonoreerde verliesdeclaraties van 2012 dient te worden bedacht dat op de peildatum nog 134 dossiers in behandeling zijn. Daarnaast kunnen bezwaarschriften van geldgevers nog leiden tot het alsnog honoreren van de verliesdeclaratie.
Indien de geldgever niet heeft gehandeld conform de op het desbetreffende dossier van toepassing zijnde voorwaarden en normen en de geldgever heeft zich niet voldoende ingespannen het verlies te voorkomen danwel te beperken, kan de declaratie worden afgewezen. De belangrijkste afwijzingsgronden zijn dat sprake is van een niet toegestane BKR-codering, de aanlevering van een incompleet dossier of dat sprake is van een opschortende voorwaarde. Een opschortende voorwaarde is bijvoorbeeld van toepassing indien men een woning heeft aangekocht terwijl men nog een andere woning in eigendom heeft. In dat geval is pas sprake van een borgstelling nadat de eerste woning is verkocht. Indien bij de verliesdeclaratie blijkt dat de eerste woning nog steeds in eigendom is, is de borgstelling dus niet in werking getreden en wordt de verliesdeclaratie afgewezen.
Bij het aantal afgewezen verliesdeclaraties over 2012 dient de kanttekening te worden gemaakt dat een afwijzing van een incompleet dossier in een later stadium alsnog kan leiden tot het alsnog op basis van een compleet dossier honoreren van dat dossier.
Wat is het maximale risico dat de Staat en daarmee de belastingbetaler loopt door de achtervangpositie in de NHG?
Per 31 december 2012 staat het WEW borg voor in totaal € 149 miljard aan lopende hypothecaire leningen (gegarandeerde vermogen). Het risico voor de Staat is aanzienlijk lager dan dit bedrag, want
Het nieuws dat dokter Jansen Steur weer aan het werk zou zijn (geweest) in Duitsland |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat dokter Jansen Steur aan het werk zou zijn/is geweest in een ziekenhuis in Heilbronn?1 Welke acties heeft u ondernomen richting Duitse (toezichts)autoriteiten sinds het bekend worden van dit nieuws?
De IGZ heeft contact gehad met de Bezirksregierung in Arnsberg om te achterhalen welke documenten de heer Jansen Steur in het kader van zijn aanvraag van de bevoegdheid in Duitsland in 2006 heeft overgelegd.
Ik verwijs u voorts naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Welke bemoeienis heeft u gehad om te voorkomen dat Jansen Steur niet meer als neuroloog werkzaam kan zijn in zowel Nederland als het buitenland?
De IGZ heeft in 2006 de toenmalige werkgever van de heer Jansen Steur in Duitsland geïnformeerd over de reden waarom de heer Jansen Steur uit het ziekenhuis in Enschede was weggegaan.
Zie verder het antwoord op vraag 3.
Is het onmogelijk dat hij in Nederland nog aan het werk gaat? Wilt u dit toelichten?
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Wat gaat u/kunt u ondernemen om te voorkomen dat Jansen Steur nog artsactiviteiten ontwikkelt in welk land in Europa dan ook?
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Is herhaling ook met andere notoir disfunctionerende artsen te voorkomen? Zo ja, op welke wijze?
Door middel van een bevoegdheidsbeperkende maatregel opgelegd door de tuchtrechter of de IGZ via het bevel bij onverantwoorde zorg kan herhaling bij andere notoir disfunctionerende beroepsbeoefenaren worden voorkomen. Dergelijke bevoegdheidsbeperkende maatregelen worden openbaar gemaakt via het BIG-register en via de online lijst met maatregelen Wet BIG (in de volksmond de «zwarte lijst» genoemd), en door bekendheid te geven aan het openbare register en de lijst met maatregelen Wet BIG en de betekenis daarvan. Ik zal de bevoegde autoriteiten in de lidstaten van de EU uitdrukkelijk wijzen op de lijst met maatregelen Wet BIG op de website van het BIG-register en hen daarbij wijzen op de wijzigingen van de Wet BIG sinds juli 2012.
Ik verwijs u voorts naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Hoe groot is het aantal artsen en andere hulpverleners waarop een dergelijke problematiek als bij Jansen Steur van toepassing is?
Op het aantal in het buitenland werkzame, disfunctionerende artsen en andere beroepsbeoefenaren die hun registratie zich in Nederland hebben laten doorhalen, heb ik geen zicht.
Ik verwijs u voorts naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Hoe is de stand van zaken met betrekking tot Europese regulering van adequaat toezicht inzake de patiëntveiligheid waar Nederland in 2004 bij het Europees Voorzitterschap een belangrijke rol heeft gespeeld bij het initiatief Healthcare Professionals Crossing Borders?2
Healthcare Professionals Crossing Borders (HPCB) is een Europees samenwerkingsverband van bevoegde autoriteiten (registers en toezichthouders). Deze uitvoeringsorganisaties maken binnen HPCB-verband afspraken over uitwisseling van gegevens in het kader van migratie van beroepsbeoefenaren binnen Europa. De Europese regelgeving bepaalt daarbij de randvoorwaarden. Nederland heeft altijd een actieve rol gespeeld binnen de HPCB en geeft uitvoering aan de gemaakte afspraken. De uitvoeringsorganisaties hebben afspraken gemaakt over een format dat zij hanteren voor de verklaring van geen bezwaar die wordt afgegeven in het kader van toelating van buitenlands gediplomeerden tot de beroepsuitoefening.
Welke stappen gaat u ondernemen om de vrijblijvendheid met betrekking tot patiëntveiligheid die er kennelijk op dit punt nog bestaat in Europees verband te stoppen? Dient er niet een formele Europese regeling te komen die voorkomt dat artsen die «grenzen overschrijden» patiënten schade kunnen toebrengen?
Ik verwijs u naar de paragraaf «3. Transparantie in de EU over onbevoegde zorgverleners» in de begeleidende brief.
De ontwikkelingen rondom neuroloog Jansen Steur |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Drost: Jansen Steur dankt Duitse baan aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)»?1
Voor uitspraak daarover is het onder andere van belang te weten op welke wijze het Duitse ziekenhuis waar de heer Jansen Steur in 2006 is gaan werken, is omgegaan met door de IGZ verstrekte informatie die bij dat ziekenhuis wel bekend was over de heer Jansen Steur. En in welke mate latere werkgevers in Duitsland de antecedenten van de heer Jansen Steur hebben nagetrokken.
Bent u op de hoogte van het «akkoord» dat de IGZ gesloten heeft met deze omstreden neuroloog? Zo ja, vindt u dat de IGZ hiermee goed gehandeld heeft?
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Is het waar dat bij een tuchtrechtzaak vrijwillige uitschrijving uit het BIG-register niet mogelijk is?
Iemand kan zich op elk moment op eigen verzoek laten doorhalen in het BIG-register. Ik verwijs u voorts naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Waarom heeft de inspectie Jansen Steur niet in 2003 geschorst door middel van een tuchtrechtzaak zodat deze schorsing in het BIG-register kwam te staan?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u voorkomen dat falende zorgverleners zich vrijwillig laten uitschrijven uit het BIG-register?
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Bent u van plan zorgaanbieders te verplichten om bij sollicitaties het functioneren van de arts in het verleden te laten nagaan? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Het bericht “Ziekenhuisfusies zonder winnaar” |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ziekenhuisfusies zonder winnaar»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat in Nederland slechts één op de vijf ziekenhuizen de optimale omvang van tussen de 200 en 300 bedden heeft en dat de rest fors groter is?
Optimale omvang is geen absoluut of eenduidig begrip. Omvang is een afgeleide van de vraag welke (soorten) zorg een ziekenhuis wil en kan leveren. Het leveren van complexe zorg vraagt omvangrijke infrastructuur, aanzienlijke investeringen en (super)gespecialiseerd personeel. Sinds enige tijd krijgt ook het minimum aantal verrichtingen bij complexe zorg steeds meer gewicht. Al deze aspecten hebben consequenties voor de omvang van een ziekenhuis en dus ook voor de optimale omvang van elk specifiek, individueel ziekenhuis.
De studies waarin gesproken wordt over een optimale omvang van tussen de 200 en 300 bedden, bedoelen optimale omvang bezien vanuit het perspectief van de doelmatigheid. Doelmatigheid is natuurlijk belangrijk. Voordelen van schaalvergroting kunnen echter ook op andere terreinen liggen: bijv. kwaliteit (specialisatie).
Fusies en overnames zijn dus niet per definitie ongewenst omdat zij leiden tot een omvang die boven de 300 bedden uitstijgt, fusies en overnames zijn ook niet per definitie gewenst, omdat het doelmatiger of beter zal worden. Fusies en overnames moeten goed onderbouwd zijn. Zolang het wetsontwerp dat de zorgspecifieke fusietoets (zie verder hieronder) nog niet is aangenomen schrijf ik alle ziekenhuizen die aangeven te willen fuseren aan en wijs ik hen op de bepalingen uit dat wetsontwerp. Ik vraag hen al te handelen alsof het wetsontwerp is aangenomen.
Wat is uw reactie op de conclusie van de onderzoekers van de Technische Universiteit Delft (TU Delft) dat ziekenhuizen minder efficiënt worden naarmate ze groter zijn? Wat is uw reactie op de conclusie dat de enorme schaalgrootte van ziekenhuizen in Nederland een belangrijke oorzaak van de hoge kosten, 23 miljard euro per jaar, is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Nederlandse ziekenhuizen al bovengemiddeld groot zijn en dat verdere schaalvergroting door middel van fusies of overnames ongewenst is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat vermindering van het aantal ziekenhuizen leidt tot verslechtering van de bereikbaarheid van de zorg? Zo nee, waarom niet?
Fusie en overname van ziekenhuizen leiden niet noodzakelijkerwijs tot verslechtering van de bereikbaarheid. Pas wanneer besloten wordt tot verdergaande taakverdeling en concentratie van functies op één locatie (bijvoorbeeld van de spoedeisende hulpafdeling) kan dat leiden tot verslechterde bereikbaarheid. Voor een dergelijk geval is er vanuit het publiek belang een norm voor bereikbaarheid geformuleerd: een patiënt moet na een spoedoproep binnen 45 minuten een spoedeisende hulpafdeling (SEH) van een ziekenhuis kunnen bereiken.
Hoewel het aantal ziekenhuizen afneemt neemt het aantal zorglocaties toe. De behandeling van chronische zorg, waarvoor mensen frequenter een arts consulteren, zoals diabeteszorg en longproblematiek, wordt steeds vaker dichtbij geboden, bijv. door huisartsen, buitenpoli’s en private zorgcentra. Zo ontstaat er een nieuwe balans tussen concentratie en spreiding van zorg.2
Ook komt het voor dat samenwerkende ziekenhuizen de complexere gevallen zelf blijven behandelen en voor de grotere volumes een nieuwe organisatie of locatie oprichten. Meer concentratie en meer spreiding gaan daarbij aldus hand in hand.3
Bent u bereid om met de minister van Economische Zaken te zorgen dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) meer wapens krijgt om ziekenhuisfusies tegen te kunnen houden? Zo nee, waarom niet?
De NMa toetst of de mededinging door een voorgenomen fusie significant beperkt wordt en hanteert daarbij een in de Mededingingswet omschreven afwegingskader. Een zorgspecifieke fusietoets vanuit kwaliteitsperspectief door de NZa in combinatie met een fusietoets vanuit mededingingsperspectief door de NMa is in mijn ogen een volwaardig instrumentarium om ziekenhuisfusies te beoordelen.
Bent u het eens met de aanbeveling om bij geplande fusies de bewijslast om te draaien en een fusie niet door te laten gaan als het publieke belang niet aangetoond kan worden? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment ligt er een wetsvoorstel (33 253) in uw Kamer, waarmee de regels voor zorgspecifieke fusietoetsing worden aangescherpt. Onderdeel van dit wetsvoorstel is de verplichte fusie-effectrapportage. Zorgaanbieders met een fusievoornemen worden door deze verplichting gedwongen hun fusievoornemen goed te doordenken en in ieder geval aandacht te besteden aan de volgende onderwerpen: de doelstellingen van de concentratie, de redenen voor de concentratie, de structuur van de nieuwe organisatie, de financiële gevolgen, de gevolgen voor de zorgverlening voor de cliënt, de risico’s met betrekking tot kwaliteit en bereikbaarheid en de wijze waarop deze risico’s worden ondervangen, de wijze waarop overleg is gepleegd met betrokkenen (in ieder geval cliënten en personeel) en hoe met deze inbreng is omgegaan en het tijdsbestek waarbinnen de concentratie zal worden gerealiseerd. Deze fusie-effectrapportage wordt betrokken bij de zorgspecifieke fusietoets van de NZa. De NZa toetst of cliënten en personeel op zorgvuldige wijze betrokken zijn bij de voorbereiding van de fusie en of er geen cruciale zorg in het geding is waardoor de continuïteit van de zorg in gevaar kan komen. Zorgaanbieders worden door het opstellen van de fusie-effectrapportage als het ware gedwongen de meerwaarde van de fusie aan te tonen. Met deze verplichting wordt tegemoet gekomen aan de gevraagde omkering van de bewijslast.
Wat is de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bij de beoordeling van fusies en hoe staat het met de werking van de zorgspecifieke fusietoets?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is uw visie over het optimale aantal ziekenhuizen in Nederland?
Ik vind het belangrijk dat voldaan wordt aan de volume-, kwaliteits- en bereikbaarheidsnormen. Het optimale aantal ziekenhuizen is daar een afgeleide van.
De aangifte wegens valsheid in geschrifte in een strafzaak tegen het Openbaar Ministerie |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u reeds op de hoogte van de ontwikkelingen in een strafzaak, waaronder de aangifte ter zake van valsheid in geschrifte welke op 18 juni 2012 is ingediend door de advocaat van een verdachte in een strafzaak tegen de behandelend Officier van Justitie, de verbalisant en een tolk Nigeriaans Pidgin Engels die is betrokken bij de bewuste strafzaak?1
Ja.
Als, zoals bleek uit de oorspronkelijke dagvaarding, sprake is van een verdenking van terrorisme en deze verdenking volgens het Openbaar Ministerie (OM) gebaseerd is op informatie welke al lang voor de eerste tenlastelegging bij het OM bekend was, waarom is een dergelijk ernstig strafbaar feit dan niet in eerste instantie ten laste gelegd? Waarom is daarmee maandenlang gewacht?
In elke strafzaak wordt onderzoek verricht om te beoordelen of er voldoende bewijs is om bepaalde strafbare feiten ten laste te leggen. Dat was ook in deze zaak aan de orde. In de loop van het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte zijn bij de bestudering van het verzamelde bewijsmateriaal feiten naar voren gekomen die op dat moment rechtvaardigden om de verdenking van terrorisme aan de tenlastelegging toe te voegen. Nadien is de verdenking van terrorisme komen te vervallen en daarom zal op dat punt vrijspraak worden gevraagd.
Is het waar dat een verdenking van betrokkenheid bij het bunkeren (diefstal) van olie in Nigeria in Nederland wordt gekwalificeerd als terrorisme in de tenlastelegging van een strafzaak?
Nee. Artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht bevat een limitatieve opsomming van terroristische misdrijven. Diefstal (in dit geval van olie) wordt in dit artikel niet genoemd en is dan ook geen terroristisch misdrijf. Ook artikel 311, lid 1, onder 6, van het Wetboek van Strafrecht is in de onderhavige casus niet van toepassing, nu er geen sprake is van diefstal om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Bent u voornemens het OM de mogelijkheid te geven in Nederland mensen te vervolgen die zich in Nigeria hebben ingelaten met het bunkeren van olie? Bent u zich ervan bewust dat tot op hoog politiek niveau in Nigeria sprake is van betrokkenheid bij dit bunkeren? Kunt u uw antwoorden op deze vraag toelichten? Zo ja, vreest u dan niet voor de mogelijkheden van mensen- en milieurechtenactivisten om informatie te achterhalen en te verschaffen over misstanden bij zaken zoals de oliediefstal in de Nigerdelta? Zo nee, waarom niet?
Het OM heeft reeds de mogelijkheid om bepaalde strafbare feiten die door Nederlanders in het buitenland zijn gepleegd te vervolgen. Om allerlei redenen ligt het evenwel vaak niet in de rede om, bij het bestaan van bevoegdheid, het voortouw te nemen bij de opsporing en vervolging van in het buitenland begane strafbare feiten. De primaire verantwoordelijkheid voor opsporing en vervolging ligt bij de autoriteiten van het land waar het strafbare feit zich heeft afgespeeld. In overleg met het betrokken land zet Nederland zoveel mogelijk in op internationale samenwerking.
Geruchten over de betrokkenheid van politici bij oliediefstal zijn mij bekend. Ik ben echter niet op de hoogte van wettig en juridisch overtuigende bewijzen hiervan. Er zijn geen aanwijzingen dat vervolging van bij oliediefstal betrokken verdachten in Nederland afbreuk zou kunnen doen aan de veiligheid van mensenrechtenactivisten die oliediefstal aan de orde stellen.
Baseerde het OM zich bij een dergelijke tenlastelegging in deze zaak en/of in het algemeen op informatie verkregen van inlichtingendiensten uit Nigeria? Zo ja, bent u zich ervan bewust dat Nigeria een 2,4 haalt op een score van nul tot tien in de Transparency International’s Corruption Perception Index 2011?
Over de mogelijke samenwerking van het Openbaar Ministerie met inlichtingendiensten worden geen mededelingen gedaan. Overigens is sprake van een lopend strafrechtelijk onderzoek, zodat ook om die reden geen mededelingen kunnen worden gedaan.