De nieuwe coronabesmettingen bij twee nertsenfokkerijen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Wat dacht u toen u het nieuws hoorde dat er afgelopen weekend bij weer twee nertsenfokkerijen coronabesmettingen zijn vastgesteld, terwijl het aantal besmettingen onder mensen al weken stabiel zeer laag ligt, er een landelijk vervoersverbod is ingesteld voor nertsen en hun mest en er een bezoekersverbod en strenge hygiëneprotocollen gelden voor de stallen?1
Wij betreuren het dat er ondanks alle maatregelen toch nog infecties zijn opgetreden. Wij hebben de maatregelen aangescherpt zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 28 augustus jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1124). Zo is een vaste relatie tussen een nertsenbedrijf en werknemer door het wisselen van werknemers tussen bedrijven voortaan slechts mogelijk indien een wachtperiode van 10 dagen wordt nageleefd. Een andere maatregel is dat houders van nertsenbedrijven verplicht worden vooraf aan de NVWA te melden wie er wanneer op de bedrijven in de stallen werkt en de nertsen verzorgt.
Heeft u gelezen dat de heer Stegeman, vice-voorzitter van het Outbreak Management Team Zoönose en viroloog de heer Van der Poel van Wageningen University – allebei nauw betrokken bij dit dossier – verbaasd waren over de besmettingen en niet meer hadden verwacht dat er nog nieuwe besmettingen zouden opduiken?2
Ja.
Welke verklaring heeft u voor het opduiken van de nieuwe besmettingen?
Het Outbreak Management Team-Zoönosen(OMT-Z) geeft in zijn advies van 17 juli jl. aan het aannemelijk te achten dat de meeste introducties van het virus op de bedrijven door elders besmette mensen heeft plaatsgevonden. Het OMT-Z schrijft dat er een arbeidsintensieve periode met vaccineren (juni) en spenen (juli) van de dieren is geweest, waarbij veel nabij, direct contact is geweest tussen medewerkers en dieren, waarbij op veel bedrijven ook tijdelijke medewerkers werden ingezet. Het is niet zeker in welke mate de adviezen van goede hygiëne en triage (mensen met klachten komen niet in de stal) in alle situaties adequaat worden uitgevoerd, en het is niet uit te sluiten dat in ieder geval mensen met zeer milde of geen klachten maar wel een SARS-CoV-2- infectie, in de stal gewerkt hebben, aldus het OMT-Z.
In het advies van 24 augustus stelt het OMT-Z dat er geen aanwijzingen zijn voor een besmettingsroute via voer, voertuigen, huisdieren, wild, op bedrijven gebruikte materialen of via de lucht. Daarmee blijft de mens waarschijnlijk de belangrijkste verspreidingsbron tussen de bedrijven. Het OMT-Z constateert dat het lastig is om de contacten tussen de bedrijven goed in kaart te brengen door een onvolledige registratie van personen die op de bedrijven zijn geweest, het moeilijk bereiken van tijdelijke medewerkers en het vanwege privacyregels niet kunnen uitwisselen van persoonsgegevens. Omdat de continuering van nieuwe besmettingen op nertsenbedrijven ook na medio augustus aanblijft, zijn naar aanleiding van het advies van 24 augustus de maatregelen op de nertsenbedrijven om besmetting te voorkomen nog verder aangescherpt. Wij verwijzen hiervoor naar onze brief aan uw Kamer van 28 augustus jl.
Kunt u uitsluiten dat nertsen nog bevattelijker zijn voor COVID-19 of besmettelijker zijn dan gedacht? Zo ja, hoe dan?
Er is geen onderzoek geweest naar de gevoeligheid van nertsen voor SARS-CoV-2. We kunnen daarom niet beoordelen of nertsen nog bevattelijker zijn dan eerder gedacht.
Kunt u bevestigen dat de laatst bekende marktwaarde voor pelzen onder de kostprijs ligt, wat betekent dat een nertsenfokker meer geld kwijt is aan het houden en het voeden van een nerts dan wat een nertsenpels oplevert bij verkoop?
De laatst bekende marktwaarde dateert uit 2019. Deze ligt onder de kostprijs. Dit blijkt onder meer uit recent onderzoek van de WUR (https://edepot.wur.nl/498017).
Kunt u zich herinneren dat u aan de Kamer schreef dat de verkoop van pelzen nog verder is gedaald als gevolg van de coronamaatregelen en dat nertsenfokkers daardoor in liquiditeitsproblemen kunnen komen?3
Ja.
Kunt u bevestigen dat het vroegtijdig laten ruimen van nertsen financieel gunstiger is dan het wachten tot november wanneer de dieren standaard worden vergast, omdat het maar de vraag is welke prijs er op dat moment nog wordt betaald voor de pelzen en de nertsenfokker tot die tijd wel kosten heeft moeten maken voor voer en dergelijke?
De tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van de marktwaarde van de (gezonde) dieren op het moment van ruimen. Het is niet uit te sluiten dat de markt verandert in de periode na het ruimen. Hierdoor zou de prijs voor nertsenvellen in de toekomst hoger of lager kunnen liggen dan het bedrag dat bij ruiming is uitgekeerd. Bovendien kunnen pelsen ook langere tijd worden bewaard.
Kunt u uitsluiten dat bedrijven met opzet zijn besmet? Zo ja, hoe dan?
We hebben geen concrete aanwijzingen voor opzettelijke besmetting, de inlichtingen- en opsporingsdienst van de NVWA (IOD) doet daar de komende tijd extra onderzoek naar. De NVWA voert bij iedere nieuwe besmetting een traceringsonderzoek uit en onderzoekt zo alle mogelijke besmettingsroutes. De mogelijkheid dat dieren opzettelijk besmet zijn wordt hierin meegenomen. Daarnaast doet ook de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht uitgebreid(-er) traceringsonderzoek. In dit onderzoek wordt ook rekening gehouden met de mogelijkheid van opzettelijke besmetting.
Klopt het dat de Wageningen University & Research (WUR) nu onderzoekt wat de bron is van de besmettingen is?
Nee, de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht doet het uitgebreide traceringsonderzoek naar mogelijke besmettingsroutes.
Bent u bereid de resultaten van deze onderzoeken naar de Kamer sturen?
Ja. Zodra er een definitief onderzoeksverslag is opgesteld, zullen we de resultaten met uw Kamer delen.
Kunt u bevestigen dat er bij de twintig locaties in totaal – moederdieren en pups – nu al 850.000 tot 900.000 nertsen vroegtijdig zijn vergast? Zo nee, hoeveel zijn het er dan? Kunt u bevestigen dat hiermee nu al een vijfde tot een kwart van het totale aantal nertsen in Nederland is gedood vanwege de COVID-19 uitbraken?
De status op 7 september 2020 is 50 besmette bedrijven. Tot nu toe zijn 2.373 reuen, 306.118 teven en 1.755. 960 pups getaxeerd en geruimd. In totaal is ongeveer 35% van de bedrijven besmet en ongeveer de helft van het aantal moederdieren in Nederland geruimd.
Begrijpt u dat mensen het moreel volstrekt verwerpelijk vinden dat de kooien van al deze dieren die nu zijn vergast, weer opnieuw kunnen worden gevuld?
Op dit moment geldt er een vervoersverbod voor nertsen. Daarmee is het voor geruimde bedrijven niet mogelijk om nieuwe dieren aangeleverd te krijgen. Het feit dat stallen opnieuw kunnen worden gevuld is nu dus niet aan de orde.
Het kabinet stelt op dit moment een wetsvoorstel op dat voorziet in een verbod op het houden van nertsen op korte termijn. Streven is dat het wetsvoorstel, eenmaal wet, in elk geval voor het nieuwe fokseizoen (dat normaliter in maart begint) in werking treedt. Het ligt voor de hand dat pelsdierhouders de huidige productiecyclus, die omstreeks 1 december aanstaande eindigt, zullen afmaken. (Zie de brief van 28 augustus jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1124).
Vindt u dit zelf ook?
Zie hiervoor het antwoord op de vorige vraag. Het vullen van stallen van geruimde bedrijven is momenteel niet aan de orde. Daarnaast werkt het kabinet aan een verplichte stoppersregeling. In de brief aan uw Kamer van 28 augustus jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1124) is dit nader uiteengezet.
Hoe geeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de controles in de nertsenfokkerij vorm sinds de eerste besmettingen op 23 april 2020?
Tijdens surveillancewerkzaamheden door inspecteurs van de NVWA is gericht aandacht voor het verbod op het vervoer van nertsen en wordt gelet op activiteiten op of rondom het terrein van een nertsenbedrijf met betrekking tot bezoekers of vervoermiddelen. Bedrijven die mest willen afvoeren moeten dat vooraf melden en ook bij het signaleren van activiteiten worden deze bedrijven onderworpen aan een controle. Daarnaast worden nertsenbedrijven bezocht voor controles op onder andere het bezoekersregister. Sinds de inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 juli 2020 tot wijziging van de Regeling maatregelen Sars-CoV-2 bij nertsen in verband met de wijziging van het vervoersverbod voor nertsenmest, is er de mogelijkheid om, onder voorwaarden, nertsenmest af te voeren van niet-besmette bedrijven. Dit wordt gemonitord en waar nodig door de NVWA onderworpen aan een controle. Houders van nertsenbedrijven zijn verplicht vooraf aan de NVWA te melden wie er wanneer op de bedrijven in de stallen werkt en de nertsen verzorgt.
Hoeveel inspecteurs zijn er nodig om goed toezicht te houden op het verbod op het vervoeren van nertsen, materialen en mest, het verbod op bezoekers in de stallen, op het naleven van de veiligheidsvoorschriften en het hygiëneprotocol?
In de brief van 10 juli 2020 aan uw Kamer (Kamerstuk 28 286, nr. 1121) is door de ministers aangegeven dat de NVWA het toezicht op de naleving van de maatregelen ter voorkoming van infectie van nertsen met SARS-CoV-2 zal intensiveren. Het toezicht is hierop geïntensiveerd. De NVWA heeft tot 6 september dagelijks vier inspecteurs ingezet om toezicht te houden op het verbod op het vervoeren van nertsen, materialen en mest, het verbod op bezoekers in de stallen, op het naleven van de veiligheidsvoorschriften en het hygiëneprotocol. Met ingang van 7 september 2020 heeft een verdere intensivering plaatsgevonden. Op basis van vooraanmeldingen van verzorgers worden nu 6 tot 8 inspecteurs per dag ingezet en worden gerichte inspecties uitgevoerd.
Heeft u de beelden gezien die Animal Rights maakte van het ruimingsproces bij één van de bedrijven, waarop te zien was dat een medewerker een levende nerts met een netje uit de afvalcontainer viste?4
Ja.
Hoe lang zal dit dier in de vergassingskist hebben gezeten voordat hij of zij met een shovel samen met vele dode soortgenoten in de container werd gegooid?
Alvorens er dieren in de box geplaatst worden, is deze gevuld met koolmonoxide. De NVWA ziet erop toe dat er voldoende tijd wordt genomen om te garanderen dat dieren bewusteloos zijn voordat ze onder andere dieren bedekt raken. Dat is in deze concrete situatie helaas niet afdoende gebleken. Gemiddeld genomen duurt het laden van een vergassingskist een half uur. De duur van het laden is mede afhankelijk van de afmetingen van de vergassingskist.
Na het laden blijft de kist nog een kwartier gesloten voordat deze wordt geopend om de kadavers te verwijderen.
Hebben zowel de NVWA als de onafhankelijke Dierenwelzijnscommissie toezicht gehouden op de gang van zaken bij het doden van de dieren bij alle twintig locaties?5
Inmiddels (dd. 07-09-2020) zijn op 50 locaties de nertsen geruimd. De NVWA heeft op al deze locaties toezicht gehouden op het dodingsproces. De Welzijnscommissie dierziekten wordt door de NVWA van elke voorgenomen ruiming op de hoogte gebracht. De voorzitter bepaalt bij welke ruimingen leden van de commissie aanwezig zijn. De Welzijnscommissie Dierziekten is op twintig locaties aanwezig geweest.
Hoe hebben zij gecontroleerd of dieren daadwerkelijk dood waren voordat zij de container in werden gegooid?
Gedurende het laden wordt door middel van een steekproef gecontroleerd of de nertsen snel het bewustzijn verliezen en vervolgens overlijden. Voordat er gelost wordt, wordt nog een visuele inspectie uitgevoerd en tijdens het lossen wordt ook visueel gecontroleerd of de dieren dood zijn. Na het lossen van de bak in de container van het destructiebedrijf wordt er nogmaals gecontroleerd of er geen levende nertsen zijn.
Hebben zij nog andere misstanden geconstateerd? Zo ja, welke?
Er zijn geen andere misstanden geconstateerd. De Welzijnscommissie dierziekten rapporteert daarover in haar rapporten aan mijn ministerie. Ik verwijs ook naar de brief van 28 augustus jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 28 286, nr. 1124).
Hoe lang duurt de doodsstrijd van een nerts in een vergassingskist bij de vergassing die standaard in november plaatsvindt?
Uit visuele waarnemingen van de Welzijnscommissie Dierziekten en de NVWA blijkt dat een nerts binnen 30 seconden buiten bewustzijn is na blootstelling aan koolstofmonoxide. In totaal blijft de kist drie kwartier gesloten. Het doden van nertsen gebeurt volgens de voorschriften van de Europese Verordening 1099/2009.
Hoe lang duurde de doodsstrijd van de nertsen die zijn vergast vanwege de coronabesmettingen, minimaal en maximaal?
Uit visuele waarnemingen van de Welzijnscommissie Dierziekten en de NVWA blijkt dat een nerts buiten bewustzijn is binnen 8 tot 30 seconden na blootstelling aan koolstofmonoxide. Het doden van nertsen gebeurt volgens de voorschriften van de Europese Verordening 1099/2009. De Welzijnscommissie Dierziekten wordt door de NVWA van elke voorgenomen ruiming op de hoogte gebracht. De Commissie ziet toe bij ruimingen en concludeert in haar rapport dat er geen onvolkomenheden of vermijdbaar ongerief zijn vastgesteld. Het eerste rapport is meegezonden met de brief aan uw Kamer van 20 juli jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1122).
De Welzijnscommissie heeft in de periode vanaf 9 juli (sinds het vorige verslag) tot en met 5 september 13 nertsenfokkerijen bezocht die werden geruimd. Het samenvattende verslag van de Welzijnscommissie dierziekten over deze periode sturen wij mee met deze brief. De Welzijnscommissie constateerde dat de NVWA constant toezicht hield op een juiste uitvoering van alle stappen in het proces en adequaat reageerde in situaties waarin aanpassing van de werkwijze wenselijk was. Tijdens de observaties van de Welzijnscommissie zijn geen onvolkomenheden of vermijdbaar ongerief vastgesteld. De ruimingsactiviteiten veroorzaakten weinig onrust bij de dieren die nog in de kooien aanwezig zijn. Het tempo van de werkzaamheden lag hoog, maar er werd vakbekwaam en respectvol met de dieren omgegaan. Zorgvuldigheid bij de uitvoering van de werkzaamheden weegt altijd zwaarder dan snelheid. De Welzijnscommissie zal ook toezicht houden bij eventueel toekomstige ruimingen en hierover rapporteren aan mijn ministerie.
Hoeveel nertsen werden er tegelijk in één vergassingskist vergast tijdens de ruimingen op de twintig bedrijven?
Het doden van nertsen gebeurt volgens de voorschriften van de Europese Verordening 1099/2009 (bescherming van dieren bij doden). Het aantal dieren in een kist hangt af van de grootte van de kist.
Heeft u gezien dat een NVWA-woordvoerder in reactie op de vondst van de levende nerts in de container heeft aangekondigd dat de werkinstructies zijn aangepast en dat er nu minder nertsen tegelijk in de vergassingskist gaan?
De aanpassing is dat de vergassingskist minder vol wordt gedaan; deze is nu voor driekwart vol in plaats van helemaal vol.
Kunt u bevestigen dat de dieren volgens de «Europese verordening inzake de bescherming van dieren bij het doden» ieder afzonderlijk in de bedwelmingsruimte moeten worden binnengebracht, waarbij ervoor wordt gezorgd dat een dier pas wordt binnengebracht als het vorige dier bewusteloos of dood is?
Voor het bedwelmen en doden van dieren met koolmonoxide volgt de hoofdregel uit artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303), in samenhang met onderdeel 5 van tabel 3 van hoofdstuk I en onderdelen 9.2 en 9.3 van hoofdstuk II van bijlage I bij deze verordening:
Er wordt te allen tijde visueel toezicht op de dieren uitgeoefend.
De dieren worden afzonderlijk in de bedwelmingsruimte binnengebracht, waarbij ervoor wordt gezorgd dat een dier pas binnengebracht wordt als het vorige dier bewusteloos of dood is.
De dieren blijven in de bedwelmingsruimte totdat zij dood zijn. De dieren worden conform bovengenoemde voorschriften een voor een in de box geplaatst.
Artikel 1, tweede lid, van deze verordening bepaalt evenwel dat hoofdstuk II van de verordening, waar artikel 4 onderdeel van uitmaakt, niet van toepassing is op het doden van dieren in noodsituaties buiten een slachthuis of in situaties waarin de naleving van deze voorschriften een onmiddellijk en ernstig risico voor de gezondheid of veiligheid van mensen zou meebrengen. Het doden van nertsen ter bestrijding van Sars-CoV-2 is aan te merken als een dergelijke noodsituatie. Zou elke nerts individueel moeten worden gedood volgens de hoofdregel, dan zou het bestrijdingsproces aanzienlijk langer duren, wat niet wenselijk is met het oog op de bescherming van de volksgezondheid. Ook dan is het overigens zaak het welzijn van het dier zo min mogelijk te benadelen.
Erkent u dat de manier waarop de dieren zijn vergast dus strijdig was met de Europese verordening?
Nee, zie mijn antwoord op de vorige vraag.
Erkent u dat ook de aangepaste werkinstructie van de NVWA nog steeds in strijd is met de regels die onnodig extra lijden bij het doden van dieren moeten voorkomen?
Nee. De NVWA werkt volgens de voorschriften zoals opgenomen in verordening (EG) nr. 1099/2009.
Wat vindt u ervan dat de toezichthouder die moet toezien op het naleven van de wettelijke regels zelf met instructies komt die tegen de wet zijn?
DE NVWA werkt volgens verordening (EG) nr. 1099/2009. De NVWA neemt de voorschriften over in hun werkinstructies. De instructies zijn niet in strijd met deze verordening.
Doet de NVWA dit vaker? Zo ja, waar en wanneer? Zo nee, hoe weet u dat zo zeker?
Zie antwoord op vraag 28.
Gaat u de NVWA tot de orde roepen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Nee, daar is geen aanleiding voor. Zie ook mijn antwoord op de vragen 28 en 29.
Hoe gaat u er op toezien dat de regels vanaf nu wel worden nageleefd als u dat blijkbaar niet aan de NVWA kunt overlaten?
De NVWA leeft de regels na. Er is geen aanleiding om te denken dat de NVWA de regels niet naleeft. De Welzijnscommissie dierziekten ziet toe bij ruimingen en concludeert in haar rapport dat er geen onvolkomenheden of vermijdbaar ongerief zijn vastgesteld.
Heeft de NVWA een actieplan opgesteld voor de ruiming van de nertsenbedrijven? Zo ja, kunt u dat aan de Kamer sturen?
De NVWA heeft een werkinstructie die wordt gebruikt bij ruimingen van nertsenbedrijven. Deze werkinstructie is voor intern gebruik.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
We sturen de antwoorden zo snel mogelijk.
Nalatigheid bij de NVWA bij ingrijpen in slachthuizen waar onvoldoende maatregelen werden genomen tegen de verspreiding van het coronavirus |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Hoe voelde u zich toen u de uitzending zag van Nieuwsuur van afgelopen zondag, waarin duidelijk werd dat toezichthoudend dierenartsen al vanaf het begin van de uitbraak van het coronavirus in Nederland tevergeefs binnen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aan de bel trokken en op 23 maart aan het management van de NVWA schreven: «We werken op plaatsen waar zieke mensen aan het werk zijn. Waar onvoldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zijn. Wij voelen ons (op alle mogelijke manieren) in de steek gelaten door ons management»?1
In het begin van de coronacrisis heeft het kabinet de voedselvoorziening aangewezen als vitale sector. Om de voedselzekerheid en voedselveiligheid te garanderen moeten toezichthouders van de NVWA en officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) hun werkzaamheden in slachthuizen kunnen uitvoeren. De NVWA is verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden voor deze medewerkers vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever. Vanuit deze rol heeft het management van de NVWA zo veel als mogelijk gedaan om te zorgen medewerkers van de NVWA en KDS veilig hun werk kunnen doen.
Het management van de NVWA heeft instructies gemaakt voor haar werknemers over welke maatregelen zij zelf moeten nemen, werkinstructies gewijzigd en beleid gemaakt over hoe te handelen in onveilige situaties. Eind april kwamen er bij het management op basis van contacten met medewerkers signalen binnen dat dierenartsen de 1,5 meter in slachthuizen niet (kunnen) naleven. Naar aanleiding van deze signalen en aansluitend op de signalen die de FNV heeft afgegeven, heeft het management van de NVWA, om extra voeling te houden, aan drie ervaren senior toezichthoudend dierenartsen (pluimvee, roodvlees en levend vee) gevraagd om deze signalen kwantitatief en kwalitatief te duiden. Daartoe zijn zij op 29 april een interne enquête gestart. Gelijktijdig is op 28 april opdracht gegeven tot uitvoering van een arbeidshygiënisch onderzoek op zeven slachthuizen. Naar aanleiding van bovenstaande signalen van medewerkers, de resultaten van de interne enquête en vooruitlopend op de uitkomst van dit arbeidshygiënisch onderzoek heeft de NVWA besloten om vanaf 11 mei jl. alle dierenartsen op slachthuizen de beschikking te laten hebben over mond- en neuskapjes. Deze persoonlijke beschermingsmiddelen alsmede ruimzichtbrillen worden gebruikt in die situaties waarin het niet mogelijk is om 1,5 m afstand te houden.
Sinds het begin van de crisis, vanaf 23 maart, heeft de NVWA meermaals schriftelijk aan de slachthuizen kenbaar gemaakt wat er nodig is voor een veilige werkomgeving voor haar toezichthouders en de officiële assistenten van KDS. Vrijwel dagelijks is er contact tussen de NVWA en de slachterijen. Incidentele afwijkingen van de bedrijfsprotocollen worden besproken waarna slachthuizen het verzoek krijgen eventuele noodzakelijke aanvullingen daarop te doen. De NVWA heeft onder andere in een brief van 23 maart 2020 alle slachterijen opgeroepen tot het nemen van maatregelen. Op 23 mei 2020 heeft de NVWA samen met de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW) slachterijen per brief nogmaals nadrukkelijk gewezen op hun verantwoordelijkheid om het werk conform de RIVM-richtlijnen uit te voeren. Ook ben ik op 26 mei jl. zelf met de brancheorganisaties van de slachthuizen in gesprek geweest om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de naleving van de coronamaatregelen en het toezicht daarop.
Daar waar desondanks de door de slachterijen genomen maatregelen niet conform de RIVM-richtlijnen kan worden gewerkt, heeft de NVWA de mogelijkheid om het slachtproces per direct te stoppen, totdat aan deze onveilige situatie een einde is gekomen en bedrijven er werk van hebben gemaakt om de naleving van de RIVM-richtlijnen beter te implementeren. Dit heeft er de afgelopen vier maanden toe geleid dat de NVWA haar werkzaamheden op vier slachthuizen tijdelijk heeft opgeschort.
Daarnaast heeft de NVWA informatie over de naleving door slachthuizen van de RIVM-maatregelen doorgegeven aan de Inspectie SZW, die op basis hiervan, samen met dierenartsen uit de praktijk, een selectie heeft gemaakt, en inspecties op verschillende slachthuizen heeft uitgevoerd. Het kabinet heeft op 3 juli jl. een reactie gegeven op de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 52). Er is gewerkt aan het oprichten van het Samenwerkingsplatform arbeidsmigranten en COVID-19 en een Landelijke Regietafel. Veiligheidsregio’s, landelijke inspectiediensten zoals ISZW en NVWA, GGD en het RIVM zijn deelnemers in het samenwerkingsplatform. Het doel is het ontwikkelen van een integrale en gecoördineerde operationele aanpak om tijdig bij (potentiële) besmettingshaarden te kunnen interveniëren met het oog op de volksgezondheid. Uitgangspunten daarbij zijn informatie-uitwisseling en samenwerking. Het samenwerkingsplatform is vanaf 1 september operationeel. De deelnemende partijen hebben zowel op landelijk als regionaal niveau contact en werken, waar nodig, samen. Via de Landelijke Regietafel, waar diverse departementen onderdeel van uitmaken, vindt de strategische afstemming plaats.
De interim Inspecteur-generaal van de NVWA hecht aan een veilige werkrelatie. Naar aanleiding van de Nieuwsuur-uitzending is hij in gesprek gegaan met de betrokken freelance dierenartsen en het management. Ik betreur het ten zeerste als medewerkers zich in deze moeilijke omstandigheden niet of onvoldoende gehoord voelen, maar ik herken mij niet in het beeld dat de NVWA onverschillig of nalatig heeft geopereerd.
Zou u dit willen kwalificeren als falen van de NVWA, van uw ministerie of van allebei?
Nee.
Hebben de signalen van de werkvloer over de onveilige werksituatie u ook bereikt? Zo ja, wanneer en waarom heeft u hiervan geen melding gedaan, bijvoorbeeld in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren op 24 maart, 6 mei en 8 mei, waarbij u wel schreef dat de NVWA het toezicht zal staken wanneer de richtlijnen van het RIVM niet adequaat worden opgevolgd, dat de NVWA dagelijks meldingen en signalen bespreekt binnen het managementteam en dat er actie wordt ondernomen als daar aanleiding toe is?2 3
Vanaf het begin van de coronacrisis zijn de NVWA, mijn ministerie en de sectoren met elkaar in gesprek over de continuering van het slachtproces en over de wijze waarop dit binnen de kaders van de RIVM-richtlijnen kan plaatsvinden.
Op 23 maart jl. heeft de NVWA mij geïnformeerd over de brief waarin aan de slachthuizen een dringend beroep werd gedaan op het uitvoeren van de RIVM-richtlijnen. In de beantwoording van de door het lid Ouwehand aangehaalde Kamervragen van 24 maart, 6 mei en 8 mei jl. ben ik ingegaan op de signalen die ik zowel van de NVWA als van FNV heb ontvangen. Zo heb ik uw Kamer op 26 maart jl.4 bericht over bovengenoemde brief vanwege vragen die toezichthoudende dierenartsen van de NVWA hebben gesteld over de veiligheid van hun werk in verband met het coronavirus.
Op 20 mei en 4 juni jl.5 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de situatie op de slachthuizen dagelijks binnen de NVWA wordt besproken. Daarbij heb ik aangegeven dat, om extra voeling te houden, een groep van drie ervaren dierenartsen gevraagd is om signalen die zij vanuit het werkveld ontvingen onder de aandacht van het management te brengen. Daarbij heb ik onder meer ook gemeld dat er naar aanleiding van signalen van NVWA-medewerkers een arbeidshygiënisch onderzoek is uitgevoerd. Op 4 juni jl.6 is uw Kamer tevens geïnformeerd over signalen ten aanzien van de kwetsbare positie van arbeidsmigranten. Ook heb ik tijdens het plenaire debat op 10 juni jl. met uw Kamer gesproken over de manier hoe is omgegaan met signalen van medewerkers.7
Als u deze signalen niet kende, hoe is dat mogelijk, na alle keren dat u in de afgelopen jaren door de Kamer bent gewezen op de signalen en zelfs uit onderzoeksrapporten bleek dat het management niet ingrijpt bij misstanden, signalen van medewerkers negeert of haar eigen medewerkers zelfs tegenwerkt? Heeft u een poging gedaan om mensen van de werkvloer zelf te spreken?
Dit is niet het geval. Indien er in een slachterij een situatie ontstaat die een bedreiging voor de volksgezondheid vormt, zal daar onmiddellijk actie op worden ondernomen door de Veiligheidsregio, met betrokkenheid van de GGD en desgewenst met hulp van de Inspectie SZW en de NVWA. Dat kan een tijdelijke sluiting van een slachterij zijn, zoals is gebeurd bij Van Rooi Meat of het opleggen van maatregelen, zoals het doen van een health check aan de poort en het meewerken aan steekproeven onder de medewerkers. De te nemen maatregelen hangen altijd af van de situatie die wordt aangetroffen en zullen dan ook per geval kunnen verschillen. Vlees maakt onderdeel uit van het voedingspatroon van veel mensen. Het is van belang dat ook in deze coronatijd voedsel geproduceerd wordt, uiteraard binnen de richtlijnen van de RIVM.
Hoe is het mogelijk dat u op 20 mei aan de Kamer schreef «uit navraag bij de NVWA bleek niet dat de RIVM-richtlijnen op grote schaal niet worden nageleefd», terwijl er op dat moment al 12 dagen een verslag lag met zorgwekkende resultaten van een enquête die is uitgevoerd onder NVWA-medewerkers naar de naleving van de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?4
Ik heb op 20 mei jl. in het antwoord op vraag 8 van het lid Ouwehand9 geschreven: «Uit navraag bij de NVWA bleek niet dat de RIVM-richtlijnen op grote schaal niet worden nageleefd. Daar waar er wel sprake was van niet naleving van de RIVM-richtlijnen is door de NVWA handelend opgetreden.» Uit dit antwoord zou onbedoeld verondersteld kunnen worden dat de NVWA toezicht houdt op de naleving van de RIVM-maatregelen door slachthuizen. Dat is niet het geval. De NVWA gaat niet over arbeidsomstandigheden in slachthuizen; daar gaan de slachthuizen over. Ten aanzien van de arbeidsomstandigheden is de Inspectie SZW de toezichthouder. De NVWA is vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever verantwoordelijk dat haar toezichthouders en de officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) veilig hun werk kunnen doen.
Ik heb uw Kamer op 20 mei jl. eveneens gemeld dat naar aanleiding van signalen van medewerkers een arbeidshygiënisch onderzoek is gestart bij een aantal slachthuizen, en dat de NVWA in afwachting van de uitkomsten besloten heeft om alle dierenartsen op slachthuizen de beschikking te laten hebben over mondmaskers. De resultaten van de interne enquête zijn bij dit besluit meegewogen. In aansluiting hierop heeft de NVWA samen met de Inspectie SZW mede naar aanleiding van dit arbeidshygiënisch onderzoek op 23 mei jl. een brief aan de slachthuizen gestuurd waarin zij nogmaals nadrukkelijk gewezen zijn op hun verantwoordelijkheid om het werk conform de RIVM-richtlijnen uit te voeren. Vanuit haar werkgeversrol volgt de NVWA de (wetenschappelijke) ontwikkelingen en voert zij risico-inventarisaties uit. Met ingang van 24 augustus heeft de NVWA op basis van het voorzorgprincipe de draagplicht voor FFP2-maskers uitgebreid naar werkzaamheden die worden verricht in gekoelde productieomgevingen waar groepen mensen aan het werk zijn. Het gaat om werkzaamheden in koelruimtes in slachthuizen, op schepen en in de vlees-, vis-, groente- en fruitverwerkende industrie.
Heeft de NVWA de resultaten van deze enquête gedeeld met uw ministerie? Zo ja, wanneer en had u hiervan bij het beantwoorden van de vragen op 20 mei al kennisgenomen?
Op 8 mei jl. is mijn ministerie op de hoogte gesteld dat de NVWA naar aanleiding van signalen van medewerkers een arbeidshygiënisch onderzoek uitvoert op zeven slachthuizen. Voorts heeft de NVWA mij op 8 mei jl. laten weten dat er vanaf maandag 11 mei 2020 mond- en neuskapjes aan alle dierenartsen op slachthuizen ter beschikking gesteld werden. Dit besluit is mede genomen naar aanleiding van signalen van medewerkers, waarin tevens de resultaten van de interne enquête en de voorlopige resultaten uit het arbeidshygiënisch onderzoek zijn meegewogen. Tijdens het plenaire debat van 10 juni jl. over COVID-19 bij nertsen, waarin ook de situatie in slachthuizen aan de orde is gekomen, heb ik uw Kamer gemeld dat er door middel van een enquête bij NVWA-medewerkers actief is uitgevraagd waar zij tegenaan lopen en dat de punten die daaruit kwamen ook weer actief zijn opgepakt. De NVWA heeft de resultaten van deze interne enquête op 9 juli jl. gedeeld met mijn ministerie.
Erkent u dat deze enquête, waarin bijna de helft van de deelnemers zegt dat ze regelmatig geen anderhalve meter afstand kunnen houden en dat twee derde stelt dat afstand houden in de vleessector onmogelijk is, juist wel laat zien dat de RIVM-richtlijnen op grote schaal niet worden nageleefd?
De situatie op de slachthuizen wordt dagelijks binnen de NVWA besproken. Op basis van contacten met medewerkers kwamen er bij het management van de NVWA signalen binnen dat dierenartsen de 1,5 meter in slachthuizen niet altijd kunnen naleven. Om extra voeling te houden heeft het management van de NVWA aan drie ervaren senior toezichthoudend dierenartsen (pluimvee, roodvlees en levend vee) gevraagd om deze signalen kwantitatief en kwalitatief te duiden. Daartoe zijn zij op 29 april een interne enquête gestart. Hierop hebben 135 medewerkers gereageerd; dat is circa 1/3 van de medewerkers die in slachthuizen ten behoeve van keuringen en/of voor exportcertificering kunnen worden ingezet.
De interne enquête geeft net als het arbeidshygiënisch onderzoek aan dat de RIVM-maatregelen niet altijd kunnen worden nageleefd binnen slachthuizen. Zo gaf circa de helft van de dierenartsen aan regelmatig in situaties te komen waarbij de 1,5 meter niet gehandhaafd kan worden. Bijna 15% gaf aan zelfs vaak in zo’n situatie terecht te komen. Dit speelde met name bij de grotere roodvleesslachthuizen en in mindere mate bij pluimveeslachthuizen.
Naar aanleiding hiervan heeft het management van de NVWA maatregelen genomen. Zo heeft het management naar aanleiding van bovenstaande signalen van medewerkers, de resultaten van de interne enquête en vooruitlopend op de uitkomst van het arbeidshygiënisch onderzoek besloten om vanaf 11 mei jl. alle dierenartsen op slachthuizen de beschikking te laten hebben over mond- en neuskapjes. Deze persoonlijke beschermingsmiddelen alsmede ruimzichtbrillen worden gebruikt in die situaties waarin het niet mogelijk is om 1,5 m afstand te houden. Zie ook antwoord 1 voor de overige maatregelen die in dit kader zijn genomen.
Erkent u dat de verhalen van toezichthoudend dierenartsen van de NVWA in de uitzending van Nieuwsuur van 5 juli 2020 laten zien dat het helemaal niet klopt dat de NVWA handelend heeft opgetreden daar waar er sprake was van niet naleving van de RIVM-richtlijnen, zoals u wel beweerde in uw antwoord op Kamervragen op 20 mei?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 1, 3 en 7.
Erkent u dat u de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd? Zo ja, welke verklaring heeft u daarvoor?
Nee.
Deelt u de mening dat u de situatie in de slachthuizen uit de hand heeft laten lopen? Zou u dit willen kwalificeren als falen van de NVWA, van uw ministerie of van allebei?
Nee.
Voelt u zich verantwoordelijk voor de mensen die ziek zijn geworden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het creëren van een gezonde en veilige werkomgeving. Vanuit de overheid worden daarvoor regels opgesteld. In het geval van COVID-19 zijn er aanvullend daarop richtlijnen opgesteld voor het voorkomen van besmetting met het coronavirus, zoals het houden van 1,5 meter afstand en een goede handhygiëne. Deze richtlijnen zijn algemeen geldend. Daarnaast heeft de vleesverwerkende industrie protocollen opgesteld voor op de werkplek. Werkgevers en werknemers zijn zelf verantwoordelijk voor de naleving van de algemene richtlijnen en de protocollen.
Kunt u bevestigen dat uit een arbeidshygiënisch onderzoek dat in mei is uitgevoerd op een aantal slachthuizen, bleek dat in slechts twee van de zeven onderzochte slachterijen de maatregelen goed op orde waren en dat bij de overige vijf slachterijen verbeteringen «mogelijk of noodzakelijk» zijn?5
Ja.
Hoe is het mogelijk dat u op 4 juni opnieuw schreef dat de NVWA de mogelijkheid heeft om het slachtproces per direct te stoppen als geconstateerd wordt dat niet kan worden gewerkt volgens de RIVM-richtlijnen, zonder hierbij te noemen dat zowel uit de enquête onder NVWA-medewerkers als uit het arbeidshygiënisch onderzoek bleek dat er zeer regelmatig en in een aantal slachthuizen stelselmatig niet volgens de richtlijnen werd gewerkt, ook niet door NVWA-medewerkers?6
Het management van de NVWA heeft zowel de sector als individuele slachthuizen verschillende keren gewezen op hun verantwoordelijkheid om de RIVM-maatregelen na te leven. Het is aan het slachthuis om deze RIVM-maatregelen te vertalen naar een veilige werkomgeving. De NVWA voert dagelijks gesprekken met de slachthuizen om waar nodig aanvullende maatregelen te bepalen. Om extra voeling te houden is een groep van drie ervaren dierenartsen gevraagd om de signalen die zij vanuit het werkveld ontvingen onder de aandacht van het management te brengen. Naar aanleiding van signalen van NVWA-medewerkers is daarnaast een arbeidshygiënisch onderzoek uitgevoerd om te inventariseren welke praktische verbeteringen nodig zijn om medewerkers van de NVWA en hun officiële assistenten van KDS in staat te stellen om op een veilige manier hun toezichthoudende taken in slachthuizen uit te voeren.
Het stilleggen van het slachtproces is een uiterst escalatiemiddel dat de NVWA kan gebruiken in een voor hen onveilige situatie. Dat middel is ook gebruikt.
Erkent u dat u de Kamer deze informatie heeft onthouden?
Nee.
Klopt het dat de GGD Hart voor Brabant geen steekproeven meer uitvoert bij medewerkers van Vion Boxtel, omdat «Een positieve testuitslag bij iemand zonder klachten [niet] wil zeggen dat iemand recent besmet is geraakt en ook niet dat hij/zij op dat moment besmettelijk is», een stelling die het RIVM verwerpt?7 8
Het is aan de voorzitter van de veiligheidsregio in het kader van infectieziektebestrijding om per geval de meest geëigende (beheers)maatregelen te nemen. De voorzitter van de veiligheidsregio wordt hierover geadviseerd door de GGD. Zoals de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in antwoorden van 8 juli 2020 op Kamervragen van de leden Moorlag en Gijs van Dijk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3521) heeft aangegeven, heeft het bedrijf een breed scala aan maatregelen genomen, waaronder een dagelijkse gezondheidscheck bij de poort.
Heeft u gezien dat bij Vion Boxtel, waar bij de meest recente steekproef een op de drie medewerkers besmet bleek, nu slechts bij de ingang wordt gecontroleerd of medewerkers klachten hebben of symptomen vertonen van het coronavirus?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u bevestigen dat dit strijdig is met uw eerdere verzoek aan de GGD om alle medewerkers in slachthuizen te testen, al dan niet met steekproeven?9
Nee. Omdat het gaat om een grote beroepsgroep van bijna 25.000 personen, is de aanpak risicogericht en gefaseerd, zoals ik in mijn brief van 4 juni 2020 (Tweede Kamer, 25 295, nr. 386) heb aangegeven. Per regio zullen de slachthuizen steekproefsgewijs worden getest.
Heeft u gezien dat de 43 medewerkers van een visverwerkingsbedrijf in Twello die besmet zijn of waren, allemaal geen of lichte klachten hadden?10
Ik heb het bericht gelezen.
Heeft u gelezen dat wetenschappers stellen dat besmettingen door mensen zonder ziektesymptomen een belangrijke rol kunnen spelen bij de verspreiding van het coronavirus en dat hun onderzoek laat zien hoe belangrijk het is op grote schaal te testen en geïnfecteerde personen te isoleren?11
Ja.
Worden er bij andere bedrijven in de vleessector nog steekproeven uitgevoerd? Zo ja, hoe vaak, bij welke slachthuizen en wat waren per steekproef de uitkomsten? Zo nee, erkent u dat u hiermee welbewust de situatie laat voortbestaan dat bedrijven in de vleessector grote brandhaarden blijven voor het coronavirus?
Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op vraag 17 test de GGD risicogericht en gefaseerd. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat er andere brandhaarden in de vleessector zijn dan degenen die al bekend zijn.
Wanneer gaat u afdwingen dat de RIVM-richtlijnen wel worden nageleefd, waar de Kamer u al op 7 mei toe opriep middels de aangenomen motie van de leden Van Esch en Ouwehand (Kamerstuk 25 295, nr. 345)?
In de brief van 4 juni jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 386, p. 32–34) is het kabinet ingegaan op de wijze hoe invulling is gegeven aan de motie van de leden Van Esch en Ouwehand.
Wanneer kan de Kamer het nationale plan van aanpak om de uitbraak van het coronavirus in en rond slachthuizen tegen te gaan verwachten, zoals u heeft aangekondigd naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1109), die opriep om landelijk de regie te nemen bij het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus in de vleesindustrie?
In de brief van de Minister van VWS aan uw Kamer van 4 juni 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 386) is een plan van aanpak aangekondigd dat tevens uitvoering geeft aan de aangenomen motie Ouwehand. Dit plan is inmiddels ten uitvoer gebracht.
De veiligheidsregio’s hebben samen met de landelijke toezichthouders en de meest betrokken departementen een samenwerkingsplatform opgericht bij het Landelijk Operationeel Team Corona (LOT-C). In dat platform vindt op landelijk niveau afstemming plaats tussen de operationele partners. Het LOT-C maakt mogelijk dat er op landelijk niveau op één plek, informatie kan worden gedeeld en analyses kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld om sectoren met een hoog risico op besmetting met het coronavirus te identificeren. Het landelijke samenwerkingsplatform zal daarbij – met respect voor de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende partijen – een gecoördineerde inzet op het regionale niveau voorbereiden om snel te kunnen optreden bij een uitbraak in een bedrijf of een sector, zoals recentelijk bij slachterijen. Om potentiële brandhaarden in risicosectoren te voorkomen zal het platform preventieve acties coördineren. Het risicogericht en gefaseerd testen van medewerkers door de GGD-en maakt onderdeel uit van de werkzaamheden. Gezien de grensoverschrijdende aspecten van arbeidsmigratie zal het samenwerkingsplatform ook contacten onderhouden met buitenlandse autoriteiten, in het bijzonder de Duitse regionale overheden.
De bestrijding van brandhaarden wordt vervolgens ten uitvoer gebracht door zogenoemde «vliegende brigades» in de regio waaraan zowel landelijke inspecties als regionale partijen deelnemen.
Zoals beschreven in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juli jl., wordt er om de inrichting van het samenwerkingsplatform te begeleiden er een landelijke regietafel ingericht onder het Directeurenoverleg COVID-19 (DOC-19) (Kamerstuk 29 861, nr. 52). Evenals het DOC-19 staat de landelijke regietafel onder voorzitterschap van de directeur van het programma Samenleving en COVID-19. In dit DOC-19 spreken en stemmen departementen en veiligheidsregio’s, gemeenten en politie met elkaar wekelijks af ter voorbereiding van de Ambtelijke Commissie COVID-19 en de Ministeriële Commissie COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 386, p. 34).
Waarom weigert u zo halsstarrig om de bandsnelheid in slachthuizen te verlagen en negeert u hiermee een uitdrukkelijke oproep van de Kamer middels de aangenomen motie van het Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1118), terwijl u voor de coronacrisis al toegaf dat dierenwelzijn en voedselveiligheid bij de hoge druk op het slachtproces onvoldoende konden worden geborgd, en de situatie sinds de uitbraak van corona alleen nog maar nijpender is geworden?12
Over mijn voornemens ten aanzien van de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1118) heb ik uw Kamer in de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1120) geïnformeerd. Het kabinet bekijkt op basis van welke wettelijke grondslag invulling gegeven kan worden aan deze motie. Zonder wettelijke bevoegdheid kan ik immers een dergelijke maatregel niet treffen. Ik informeer uw Kamer in september hierover. Zoals aangegeven in antwoorden op Kamervragen van de leden Moorlag en Gijs van Dijk (2020Z11462) op 8 juli jl. heeft de Minister van VWS het RIVM gevraagd nader onderzoek te doen naar de mogelijke oorzaken van besmetting van medewerkers in slachthuizen. Een direct verband tussen slachtsnelheid en het verhoogde aantal besmettingen in slachterijen is tot nu toe niet aangetoond.
Waarom plaatst u de belangen van de vleesindustrie boven het belang van de volksgezondheid? Is het u bekend dat vlees geen noodzakelijke levensbehoefte is? Zo nee, onder welke steen heeft u geleefd?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Ik heb op 13 juli 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 470) uw Kamer in een reactie op de uitzending van Nieuwsuur van 5 juli 2020 laten weten dat uw Kamer de beantwoording van de Kamervragen voor het einde van het zomerreces zult ontvangen.
De aanhoudende mensenrechtenschendingen en ontbossing in Brazilië. |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat in de eerste drie maanden van 2020 ontbossing in Brazilië met ruim 50% is toegenomen ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder? Zo nee, hoe zit het dan?
Recente rapportages van het Braziliaanse ruimtevaartinstituut INPE, dat in Brazilië de ontbossing monitort, en daaruit volgende persberichten wijzen er inderdaad op dat de ontbossing in de eerste maanden van 2020 sterk is toegenomen t.o.v. dezelfde periode in 2019. De Nederlandse regering heeft evenwel geen zelfstandige informatie om dit te bevestigen.
Kunt u bevestigen dat de Braziliaanse regering een wet door het Braziliaanse congres probeert te loodsen waarin onder meer geregeld wordt dat illegale claims vanlandgrabbersop door hun geroofd land gelegaliseerd worden? Zo nee, hoe zit het dan?
Het Braziliaanse Ministerie van landbouw vaardigde in december 2019 «Medida Provisória 910» (MP910) uit, een aanpassing van een wet uit 2009 op het legaliseren van bezette stukken grond. MP910 was een voorlopige maatregel die o.a. voorzag in het verstrekken van landtitels aan onder meer kleine boeren die soms al decennia op het betreffende land wonen. De maatregel voorzag echter ook in de legalisering van zogenaamde land grabbing (illegale toeëigening van land) die tot en met eind 2018 plaatsvond. Dit terwijl de in 2012 goedgekeurde Boswet juli 2008 aanhoudt als scheidslijn voor legalisering van illegaal ontbost land. In 2017 werd overigens al een wet aangenomen die de periode van legalisering van illegaal bezet land verlengde tot 2011.
Op de verlenging van deze scheidslijn tot eind 2018 door MP910 is veel kritiek gekomen, o.a. van internationale bedrijven. MP910 werd onmiddellijk van kracht, maar moest nog wel door het Braziliaanse parlement goedgekeurd worden. Het parlement heeft echter niet binnen de gestelde termijn gestemd over MP910, waarmee de maatregel van rechtswege verviel. Nu is deze vervangen door wetsvoorstel PL 2.633/20, dat momenteel voorligt in het parlement.
Dit nieuwe wetsvoorstel beperkt zich tot land dat bezet is vóór juli 2008 (dus niet meer tot eind 2018). Er zijn echter nieuwe, verruimde criteria opgenomen die het makkelijker maken om bezet land van voor eind 2008 te claimen (zoals het uitbreiden van de gevallen waarvoor geen inspectie ter plaatse vereist is).
Daarnaast moeten de legalisaties die plaatsvonden tijdens de 120 dagen rechtsgeldigheid van MP910 nog worden getoetst door het parlement.
Kunt u bevestigen dat Braziliaanse federale officieren van justitie hebben aangegeven dat deze wet ongrondwettig en illegaal is en dat deze landroof verder aanmoedigt?1 Zo nee, hoe zit het dan?
In reactie op MP910 verwijst het Braziliaanse federale openbaar ministerie (OM) in een technische nota van 3 februari jl. naar de aanklachten van ongrondwettigheid die volgden op de MP’s en wetten uit 2009 en 2017 (zie hierboven onder antwoord 2). Twee van de aanklachten uit 2017 moeten nog behandeld worden. Volgens het Braziliaanse OM voorzien de wetten niet in het garanderen van de grondrechten van de inheemse bevolking, het beschermen van natuurgebieden en het voorkomen van ontbossing. Het Braziliaanse OM stelt verder dat de opeenvolgende voorlopige maatregelen – inclusief MP910 – door de periode te verlengen op basis waarvan legalisering toegepast kan worden, illegale toeëigening van land stimuleren.
Kunt u bevestigen dat in Brazilië, vooruitlopend op het aannemen van deze wet, sinds oktober 2019 vrijwel geen boetes voor ontbossing meer zijn geïnd?2 Zo nee, hoe zit het dan?
In oktober 2019 heeft de Braziliaanse federale regering een nieuwe procedure ingesteld voor milieuboetes. Alle boetes worden in een zitting beoordeeld door een commissie die de boetes kan bevestigen, een korting kan geven of kan annuleren. Het Ministerie van Milieu heeft bepaald dat de betaalplicht niet geldt zolang de zitting niet heeft plaatsgevonden.
Human Rights Watch en Braziliaanse media melden op basis van gegevens van IBAMA, het Braziliaanse instituut voor het milieu, dat er van oktober 2019 tot mei 2020 duizenden boetes zijn opgelegd voor illegale ontbossing en andere milieudelicten maar dat er sinds 8 oktober slechts vijf zittingen hebben plaatsgevonden waarbij boetes zijn bevestigd.
Kunt u bevestigen dat veertig internationale bedrijven hebben aangegeven Brazilië te zullen boycotten als deze wet wordt aangenomen?3
Op 19 mei hebben 43 bedrijven, waaronder Ahold Delhaize, een open brief gestuurd aan het Braziliaanse parlement waarin ze hun zorgen uiten. In de brief wordt gesteld dat als het wetsvoorstel (PL 2.633/2020) wordt aangenomen, «it would put at risk the ability of organisations such as ours to continue sourcing from Brazil in the future».
Kunt u bevestigen dat de Minister van Milieu in de Braziliaanse ministerraad heeft voorgesteld om ongezien en buiten het Braziliaanse congres om milieuregels verder af te zwakken omdat «iedereen het toch alleen maar over de coronacrisis heeft»?4
In de betreffende ministerraad, waarvan een video-opname is vrijgegeven, stelt de Braziliaanse Minister van Milieu voor gebruik te maken van de media-aandacht rondom Covid-19 om ongemerkt de regelgeving aan te passen en normen te vereenvoudigen. De Minister verklaarde na deze openbaarmaking dat zijn opmerking betrekking had op de bureaucratie. Veel Braziliaanse en buitenlandse commentatoren interpreteren het voorstel echter, mede door de context en eerder geuite standpunten, als een duidelijke verwijzing naar het wijzigen van regelgeving ten gunste van economische ontwikkeling in de Amazone en ontbossing.
Deelt u de zorgen van lokale actiegroepen over het toenemende gevaar voor de oorspronkelijke bevolking van de Amazone die door landroof en ontbossing wordt blootgesteld aan ziektes waar het nog nooit mee in aanraking is gekomen en daarom daar geen groepsimmuniteit tegen heeft ontwikkeld, waaronder COVID-19, maar ook ziektes als de griep?5
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Braziliaanse regering structureel illegale ontbossing, illegale activiteiten in de Amazone en misdaden tegen de inheemse bevolking aanmoedigt en dat de coronacrisis dit veel erger heeft gemaakt?
Binnen de verschillende lagen en instanties van de Braziliaanse overheid wordt duidelijk verschillend gedacht over de ontbossing in de Amazone en de positie van de inheemse bevolking. Daarbij is het wel zo dat de uitlatingen van president Bolsonaro en sommige van zijn Ministers een klimaat hebben geschapen waarin sommige Brazilianen zich aangemoedigd voelen door te gaan met illegale ontbossing, waarbij in een aantal gevallen de rechten van de inheemse bevolking worden geschonden. Daarnaast hebben de grote jaarlijkse kortingen op budgetten van en personele wisselingen binnen instanties als milieuagentschap IBAMA, dat toezicht moet houden op naleving van toepasselijke wet- en regelgeving, hun capaciteit en slagkracht ernstig ondermijnd, waardoor illegale activiteiten steeds vaker onbestraft blijven. De corona-crisis heeft in zoverre de situatie verergerd dat de beperkte capaciteit van toezichthoudende instanties nog verder is afgenomen en dat toenemende illegale activiteiten, ook in inheemse gebieden, het coronavirus dichter bij de inheemse bevolking brengen, die hier bovendien relatief kwetsbaar voor is.
Herinnert u zich uw belofte om de zorgwekkende situatie van de Amazone en van de oorspronkelijke bevolking bij alle mogelijke gelegenheden met de Braziliaanse overheid te bespreken?6 Hoe vaak heeft u de afgelopen zes maanden met de Braziliaanse regering gesproken? Bent u zelf tevreden over het resultaat van die gesprekken? Erkent u dat de diplomatieke route is doodgelopen? Hoeveel kopjes koffie wilt u nog gaan drinken met Bolsonaro?
Ja, dat herinnert het kabinet zich. Nederland brengt zijn zorgen bij alle daarvoor in aanmerking komende gelegenheden over aan de Braziliaanse regering. Minister Blok bracht de Amazone op in een gesprek met zijn Braziliaanse ambtgenoot Araújo, in New York in september 2019, en marge van de AVVN. Tijdens de klimaattop in Madrid afgelopen december sprak Minister Kaag met Minister Salles van Milieu en uitte de grote zorgen van het kabinet over de sterk stijgende ontbossing in de Amazone (en daarbuiten) en de toenemende druk op de rechten, leefgebieden en veiligheid van inheemse groepen. Ook de Minister van LNV heeft haar Braziliaanse collega tijdens de Grüne Woche in Berlijn in januari van dit jaar hierop aangesproken. In februari sprak een hoogambtelijke Nederlandse delegatie hierover met de belangrijkste buitenlandspolitieke adviseur van president Bolsonaro. En slechts enkele weken geleden heeft de Nederlandse ambassadeur in Brasilia samen met zijn EU-collega’s deze problematiek nog aangekaart bij de Braziliaanse vicepresident Mourão. Dit nadat de ambassadeur in november jl. de Nederlandse zorgen over de Amazone in een twee uur durend gesprek aan de orde had gesteld in een bijeenkomst met de Vaste Kamercommissie voor milieuaangelegenheden van het Braziliaanse Huis van Afgevaardigden, alsook, in dezelfde periode, in bilaterale gesprekken met de Braziliaanse Ministers van Milieu en Landbouw. Het kabinet blijft inzetten op dialoog met Brazilië als de meest aangewezen weg om het belang van bescherming van de Amazone en haar inheemse bevolking te onderstrepen.
Bent u bereid om, net als enkele supermarktketens, Brazilië te boycotten?
Het is niet aan het kabinet om hierover een beslissing te nemen, dit is aan individuele bedrijven en consumenten. Het staat hun vrij om producten van welke herkomst dan ook niet aan te schaffen.
Bent u bereid om uw steun voor het EU-Mercosur-handelsverdrag in te trekken, aangezien het op geen enkele wijze te rechtvaardigen valt de Europese afzetmarkt cadeau te doen aan een regime dat willens en wetens de Amazone verder ontbost, illegale bos- en mijnbouwactiviteiten aanmoedigt en legaliseert en misdaden tegen de oorspronkelijk bevolking aanmoedigt en legaliseert?
In reactie7 op de gewijzigde motie nr. 21 501-20, nr. 1521 van het lid Ouwehand c.s.8 heeft het kabinet eerder toegezegd uw Kamer nauwgezet te betrekken bij de standpuntbepaling, waarbij een integrale benadering wordt gehanteerd waarbij voor- en nadelen worden meegenomen.9 Daarbij is aangegeven dat de teksten van het EU-Mercosur Associatieakkoord momenteel juridisch geschoond en vertaald worden. De verwachting is dat deze later dit jaar beschikbaar zullen komen en niet voor november 2020 aan de Raad zullen worden voorgelegd. Het kabinet zal geen standpunt innemen voordat de daartoe benodigde stukken beschikbaar zijn.
Zoals eerder is aangegeven, heeft het kabinet nog geen positie ingenomen over het voorgenomen associatieakkoord tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen en kan het deze derhalve ook niet intrekken. Het kabinet zal de balans opmaken van de voor- en nadelen van dit associatieakkoord als alle daartoe noodzakelijke stukken beschikbaar zijn, zoals de teksten van de akkoorden en de tariefcontingenten.10 De uitkomsten van de Sustainability Impact Assessment en het lopende onderzoek naar aanleiding van de motie-Voordewind c.s. zullen daarbij ook worden meegenomen. Een en ander laat overigens onverlet dat de ontwikkelingen t.a.v. de Amazone de regering zorgen baren. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Het uitblijven van maatregelen om dieren te beschermen bij de verwachte hittegolven |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Erkent u dat vanwege de grotere kans op hittegolven – waar deskundigen de afgelopen jaren op wijzen – en die ook nu weer worden verwacht voor de aankomende zomer, het risico zeer reëel is dat er opnieuw ernstig dierenleed zal ontstaan met hittestress voor dieren en opnieuw grote aantallen dieren kunnen stikken in stallen of vrachtwagens?1
Er zijn tijdens de hitteperiode verleden jaar inderdaad meer dieren gestorven dan gebruikelijk is. Het exacte aantal dieren is mij niet bekend.
Kunt u bevestigen dat na de dramatische zomer van 2019 waarin tienduizenden dieren door de hitte zijn omgekomen, u in antwoord op schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren aankondigde dat u de hitteperiode zou evalueren en zou bekijken welke stappen er kunnen en moeten worden gezet?2
Met de grotere kans op hittegolven neemt de kans op welzijnsproblemen bij dieren ook toe. Dat is ook de reden dat ik maatregelen tref zoals het verbieden van transporten bij 35 graden of meer op Nederlands grondgebied en mijn inzet voor duidelijkere normen in de EU-transportverordening voor lange afstandstransporten boven de 30 graden. Ook sectoren investeren in extra kennis en informatievoorziening en praktische maatregelen op dit vlak.
Kunt u bevestigen dat u met de verschillende sectoren heeft afgesproken dat er na de zomer aangepaste sectorprotocollen zouden voorliggen?
In mijn beantwoording (Kamerstuk 3893) heb ik aangegeven dat door sectoren en door mijn ministerie de hitteperiode zou worden geëvalueerd. Hier is uitvoering aan gegeven. Uit de NVWA inspecties op bedrijven is gebleken dat er geen eenduidige oorzaak is aan te wijzen voor de problemen op de betreffende bedrijven. De te nemen maatregelen zullen dan ook per bedrijf verschillen. Dit is met sectoren besproken. Zoals ik in mijn brief heb aangegeven ga ik onderzoeken of ik de regelgeving kan concretiseren op het gebied van de alarmsystemen op het ventilatiesysteem en de noodvoorzieningen.
LTO heeft het initiatief genomen tot een plan over hitte op primaire bedrijven. Daarnaast heeft de varkenssector een hitteprotocol ter beschikking gesteld voor varkenshouders.
Waarom heeft u de Kamer nog altijd niet geïnformeerd over de stappen die sindsdien zijn genomen om een herhaling van afgelopen zomer te voorkomen?
Dat kan ik bevestigen. De geplande bijeenkomst in oktober 2019 is niet doorgegaan vanwege het uitblijven van aangepaste sectorprotocollen. Door de Coronacrisis zijn de overleggen over het nationaal plan tijdelijk opgeschort.
Op 13 en 20 mei heeft mijn departement bijeenkomsten georganiseerd waarbij het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen en de bijbehorende sectorprotocollen aan de orde kwamen. Het nationaal plan en de bijbehorende sectorprotocollen zijn inmiddels geactualiseerd en op 17 juni op de website van de NVWA geplaatst. De sectorprotocollen van Vee en Logistiek Nederland en Transport en Logistiek Nederland, en die van de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) zijn aangescherpt. Het protocol van de Sectorraad Paarden is op 23 juni aangepast. Ik verwijs uw Kamer voor de inhoud van de aanscherpingen naar het nationaal plan en de brief die ik u gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen toestuur.
Betekent dit dat u niets heeft ondernomen? Zo nee, kunt u gedetailleerd uiteenzetten welke actie u sindsdien heeft ondernomen, op welke momenten precies en wat de resultaten daarvan zijn?
Ik verwijs uw Kamer naar de bijgevoegde brief.
Kunt u zich herinneren dat u na afgelopen zomer constateerde dat de vrijwillige afspraak uit het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen om bij 35 graden of meer geen dieren meer te vervoeren lang niet door iedereen wordt nagekomen en dat nog steeds niet alle sectoren bij dit Nationaal plan zijn aangesloten, waardoor bijvoorbeeld de pluimveesector, die verreweg het grootste aantal dieren per jaar fokt en afvoert naar de slacht, zelfs gewoon door is blijven rijden bij temperaturen boven de 35 graden?3
Ik verwijs uw Kamer voor het antwoord op deze vraag naar mijn bijgesloten brief.
Kunt u uitleggen waarom u het toen door u aangekondigde wetsvoorstel om diertransporten boven de 35 graden te verbieden nog altijd niet naar de Kamer heeft gestuurd en waarom dit wetsvoorstel ook ontbrak in de lijst die de regering naar de Kamer heeft gestuurd met wetsvoorstellen die wat het kabinet betreft nog voor de zomer hadden moeten worden behandeld?
Dat kan ik mij herinneren. Daarom heb ik een verbod voor transport bij 35 graden of meer ingevoerd.
Betekent dit dat u dat hiermee de kans heeft gemist om deze zomer effectief te kunnen ingrijpen wanneer dieren worden getransporteerd bij meer dan 35 graden? Zo nee, komt u met een spoedwet om het verbod op diertransporten bij een temperatuur van 35 graden of hoger alsnog voor de zomer in te laten gaan? Zo nee, waarom niet?
Het verbod wordt niet via een wetsvoorstel vastgelegd maar door middel van een beleidsregel. Zoals aangegeven in mijn bijgevoegde brief treedt de Beleidsregel diertransport bij hoge temperaturen op 2 juli in werking.
Kunt u bevestigen dat de NVWA onderzoek zou doen naar uitval van ventilatiesystemen in stallen door extreme warmte?
De Beleidsregel diertransport bij hoge temperaturen treedt op 2 juli in werking. Daarnaast wil ik benadrukken dat de NVWA altijd, ongeacht de temperatuur, handhavend kan optreden indien er sprake is van hittestress en lijden door vervoer onder warme omstandigheden.
Is of wordt dit onderzoek uitgevoerd? Zo ja, wanneer is de NVWA daarmee gestart en wat is of wordt er gedaan met de uitkomsten hiervan? Zo nee, waarom niet?
Ik heb aangegeven (Kamerstuk 3893) dat bij een aantal stallen uitval van de systemen in combinatie met de extreme warmte heeft geleid tot grote problemen en dat de NVWA deze bedrijven onderzoekt. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen eenduidige oorzaak is aan te wijzen van deze incidenten.
Hoeveel capaciteit was er vorig jaar beschikbaar bij de NVWA om controles uit te voeren op warme dagen en hoeveel inspecties zijn er toen uitgevoerd?
Zie het antwoord op vraag 10.
Hoeveel capaciteit is er op dit moment beschikbaar bij de NVWA om (extra) controles uit te voeren op warme dagen en te handhaven als het weer eens mis gaat?
In 2019 was er 2.000 uur beschikbaar voor controles op het vervoer van dieren op dagen dat het nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen in werking is getreden. Er zijn in 2019 126 inspecties uitgevoerd op dagen dat het nationale plan in werking is getreden.
De NVWA voert op warme dagen daarnaast ook controles uit naar aanleiding van meldingen over gevolgen van warmte op dieren. Dit is voornamelijk van toepassing op primaire bedrijven. Deze meldingen worden risicogebaseerd opgevolgd. Er is niet vooraf te bepalen welke capaciteit hiervoor beschikbaar dient te zijn, aangezien niet is in te schatten hoeveel meldingen er hierover jaarlijks binnen zullen komen.
Hoeveel uren zijn er op dit moment binnen de NVWA beschikbaar voor controles op diertransporten op warme dagen?
Voor controles op het vervoer van dieren op dagen waarop het nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen in werking is getreden, zijn voor dit jaar 1.500 uur gereserveerd. Binnen diverse afdelingen van de NVWA (o.a. klantcontactcentrum, inspectie en slachthuizen) wordt er uit voorzorg rekening gehouden met weersvoorspellingen om zo nodig het aantal medewerkers op te schalen.
Hoeveel uren zijn er op dit moment binnen de NVWA beschikbaar voor controles in stallen op warme dagen?
Zie het antwoord op vraag 13.
Is de NVWA van plan deze controles op hitte in stallen de komende maanden vooraf telefonisch aan te kondigen zoals nu het beleid is tijdens de coronacrisis? Zo ja, hoe wordt er voorkomen dat inspecteurs om oneigenlijke redenen afzien van een bezoek, bijvoorbeeld doordat er telefonisch wordt gemeld dat er op de betreffende locatie iemand in quarantaine zit, terwijl dit niet zo is?4
Zie het antwoord op vraag 12 en 13.
Is het waar dat de sector in het voorjaar standaard meer vleeskuikens fokt omdat ze er op rekenen dat mensen bij barbecues, in de horeca en tijdens uitjes meer kippenvlees gaan eten? Zo nee, hoe zit het dan?
De NVWA houdt zich bij het uitvoeren van inspecties aan de richtlijnen van het RIVM. Daarbij wordt veiligheid van zowel inspecteurs als ook dierhouders in acht genomen. Er wordt vooralsnog inderdaad kort voor de inspectie telefonisch contact opgenomen met de locatie om navraag te doen of er op de locatie COVID-19-patiënten in isolatie of quarantaine zijn, tenzij er motiverende redenen zijn om dit niet te doen.
De NVWA is niet bevoegd na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van aanwezigheid van COVID-19-patiënten op de locatie.
Betekent dit dat er ieder jaar in deze tijd standaard sprake is van een hogere stalbezetting, wat betekent dat de kippen in de stallen nog meer op elkaar gepakt zitten dan anders, terwijl er in deze periode ook een grote kans is op warme dagen en dus hittestress? Zo nee, kunt u uitleggen hoe de stalbezetting niet hoger zou worden bij een verhoging van het aantal dieren dat wordt gefokt en vetgemest?
De sector zal ongetwijfeld inspelen op de vraag vanuit de markt tijdens bepaalde perioden.
Kunt u bevestigen dat deze productieverhoging dit voorjaar is ingezet ondanks de coronacrisis? Zo nee, hoe zit het dan?5
Er is een wettelijke grens aan de bezetting in de stal. De veehouder moet bekijken of de gehanteerde bezetting in de betreffende stallen valt binnen de wettelijke eisen en tevens of het verantwoord is en of bijvoorbeeld de ventilatie voor deze bezetting ook tijdens warme perioden afdoende is.
Betekent dit dat er op dit moment sprake is van een hogere stalbezetting, en dus meer kippen op elkaar dan anders, omdat de verwachte stijgende verkoop van kippenvlees uitblijft vanwege de coronacrisis, het annuleren van evenementen en het sluiten van de horeca? Zo nee, hoe zit het dan?
Zoals ik heb aangegeven in het schriftelijk overleg over COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren (Kamerstuk 28 286, nr. 1102) hebben sectoren vrijwillig productiebeperkende maatregelen genomen. Zo zijn vleeskuikenhouders door de slachthuizen opgeroepen om niet de hoogste bezetting te hanteren aangezien er minder vraag is naar vleeskuikens van een lager gewicht die doorgaans eerder worden uitgeladen. In het I&R systeem zijn vooralsnog geen verschillen te zien ten opzichte van voorgaande jaren, maar het is mogelijk dat dit pas later uit de cijfers blijkt.
Hoeveel pluimveehouders hebben gehoor gegeven aan de oproep van pluimveeslachthuizen om minder dieren in de stallen te storten om het overschot aan kippenvlees niet nog verder op te laten lopen? Hoeveel vleeskuikens worden er op deze bedrijven nu minder gehouden dan vorig jaar in deze tijd?6
Zie het antwoord op vraag 19.
Hoeveel pluimveehouders hebben juist meer dieren in hun stallen gestort omdat ze hopen op extra afzet door barbecues, uitjes en evenementen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 19 zijn uit het I&R-systeem vooralsnog geen verschillen te zien van voorgaande jaren. Het kan dat de effecten van deze oproep pas later in de cijfers zijn terug te zien.
Kunt u bevestigen dat een aantal vleeskuikenhouders standaard een deel van de kuikens vervroegd naar de slacht stuurt om zo meer kippen te kunnen houden in de maximale bezetting van 42 kilo per m2 en dat deze zogenaamde «uitladers» vervolgens als grillkippen worden verkocht?
Zie het antwoord op vraag 21
Heeft u gezien dat pluimveeslachterijen door de coronacrisis en de verminderde vraag naar grillkippen veel minder tot geen «uitladers» willen slachten?
Dat kan ik bevestigen.
Erkent u dat de kans groot is dat kippen hierdoor de komende tijd nu nog meer op elkaar gepakt zitten in de stallen, dat de maximale bezetting wordt overschreden en dat er een verhoogd risico is op hittestress?
Een aantal persberichten hebben deze indruk gegeven. Navraag bij de sector leerde dat slachterijen juist tijdig bij vleeskuikenhouders hebben aangegeven dat er wellicht geen afzet voor de grillkippen zou zijn en dat zij dus aanraadden minder dieren op te zetten.
Hoeveel uren zijn er op dit moment binnen de NVWA beschikbaar voor controles in vleeskuikenstallen?
Hierover heb ik gesproken met de sector en deze heeft mij aangegeven dat dit niet het geval is. Op het overschrijden van de maximale bezetting wordt toezicht gehouden en gehandhaafd. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat hier sprake van is.
Hoeveel vleeskuikenstallen (geen bedrijven) zijn er op dit moment in Nederland?
In 2020 is 500 uur gereserveerd voor fysieke inspecties in vleeskuikenstallen. Daarnaast is er nog 300 uur gereserveerd voor controles op afstand.
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van de European Food Safety Authority (EFSA) dat vleeskuikens door hun extreme gewicht waarop ze zijn doorgefokt hun warmte niet goed kwijt kunnen en door hun snelle stofwisseling zelf meer warmte produceren, waardoor ze al bij 25 graden last kunnen hebben van hittestress? Zo nee, kunt u met wetenschappelijke rapporten onderbouwen dat het anders zou zitten?7
Op 20 mei jl. stonden er 2.449 stallen geregistreerd op 807 locaties waar vleeskuikens worden gehouden.
Erkent u dat vrije uitloop voor kippen, met beschutting en gelegenheid voor stofbaden, de meest effectieve manier is om aan hun behoefte aan het vertonen van hun natuurlijke gedrag tegemoet te komen, om hittestress te voorkomen en (daarmee) hun welzijn te dienen? Zo nee, waarom niet?
Het betreffende EFSA- rapport geeft als aanbeveling dat binnen containers waarin vleeskuikens worden vervoerd, de bovenste temperatuurgrens 24–25 graden zou moeten zijn, uitgaande van een relatieve luchtvochtigheid van 70% of hoger. Het is algemeen bekend dat vleeskuikens sneller last hebben van hittestress dan ander pluimvee, of andere diersoorten. Ik heb bij de Europese Commissie aangedrongen op duidelijkere regels en grenzen in de transportverordening. Deze moeten gebaseerd zijn op wetenschappelijke inzichten, zoals die van de EFSA.
Bent u bereid deze vorm van vrije uitloop-huisvesting tot doel te stellen en een transitieplan op te stellen waarin de pluimveehouderij binnen een bepaalde termijn moet voldoen aan deze huisvestingsnormen? Zo nee, waarom niet?
Een vrije uitloop met beschutting en gelegenheid voor stofbaden kan de natuurlijke omgeving het dichtst benaderen, afhankelijk van de inrichting. Dat wil niet per definitie zeggen dat deze stalsystemen bij hoge temperaturen het beste zijn om hittestress te voorkomen. Technische ventilatiesystemen zijn juist bedoeld om een goede kwaliteit van de omgeving van de dieren te bewerkstelligen en het klimaat zo constant mogelijk te houden.
Kunt u bevestigen dat varkens een relatief kleine hart- en longcapaciteit hebben in verhouding tot hun spiermassa, wat warmteverlies via de ademhaling bemoeilijkt?
Ik ben van mening dat de huisvesting moet zijn aangepast aan de dieren en niet andersom en wil deze voorwaarden verder uitwerken in het kader van de verduurzaming van de veehouderij. Dat wil niet per definitie zeggen dat alleen vrije uitloop-huisvesting aan de behoeften van het dier tegemoet kan komen.
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van EFSA dat bij vleesvarkens al bij 27 graden Celsius hittestress optreedt8, met een versnelde hartslag, stijgende bloeddruk en versnelde oppervlakkige ademhaling als gevolg? Zo nee, kunt u met wetenschappelijke rapporten onderbouwen dat het anders zou zitten?
Varkens hebben inderdaad een relatief kleine hart- en longcapaciteit in verhouding tot hun spiermassa. In hoeverre dat het warmteverlies via de ademhaling bemoeilijkt is mij niet bekend.
Kunt u bevestigen dat varkens niet kunnen zweten en van nature afkoeling zoeken door in de modder te rollen zodat ze via verdamping warmte kwijt kunnen raken?
Bij 27 graden Celsius kan bij vleesvarkens hittestress ontstaan. Hoe varkens de warmte ervaren is naast de temperatuur mede afhankelijk van andere factoren, waaronder de relatieve luchtvochtigheid en de luchtsnelheid, die bepalen hoe het varken de warmte ervaart.
Erkent u dat vrije uitloop, met beschutting en gelegenheid voor modderbaden, de meest effectieve manier is om hittestress bij varkens te voorkomen, aan hun behoefte aan het vertonen van hun natuurlijke gedrag tegemoet te komen en (daarmee) hun welzijn te dienen? Zo nee, waarom niet?
Varkens kunnen nauwelijks zweten. Van nature zoeken varkens afkoeling door de schaduw op te zoeken, of een water- en of modderbad te nemen.
Bent u bereid deze vorm van vrije uitloop-huisvesting tot doel te stellen en een transitieplan op te stellen waarin de varkenshouderij binnen een bepaalde termijn moet voldoen aan deze huisvestingsnormen? Zo nee, waarom niet?
Een vrije uitloop met beschutting en gelegenheid voor modderbaden kan de natuurlijke omgeving het dichtst benaderen, afhankelijk van de inrichting. Dat wil niet per definitie zeggen dat deze stalsystemen bij hoge temperaturen het beste zijn om hittestress te voorkomen. Technische ventilatiesystemen zijn juist bedoeld om een goede kwaliteit van de omgeving van de dieren te bewerkstelligen en het klimaat zo constant mogelijk te houden.
Bent u bereid om preventief te zorgen voor een lagere stalbezetting om hittestress te voorkomen door af te kondigen dat in de zomer minder dieren in de Nederlandse stallen mogen staan en dat daartoe vóór de zomer beperkingen worden gesteld aan de fok van het aantal dieren? Zo nee, waarom niet en erkent u dat u door het achterwege laten van preventieve regels de dieren in de Nederlandse veehouderij welbewust extra risico laat lopen op hittestress, zeker nu vanwege de coronamaatregelen de kans groter is dat dieren langer in de stallen blijven omdat slachthuizen minder dieren kunnen slachten?
Ik ben van mening dat de huisvesting moet zijn aangepast aan de dieren en niet andersom en wil deze voorwaarden verder uitwerken in het kader van de verduurzaming van de veehouderij. Dat wil niet per definitie zeggen dat alleen vrije uitloop-huisvesting aan de behoeften van het dier tegemoet kan komen.
Bent u bereid de snelheid van de slachtlijn te verlagen, zodat er minder dieren hoeven te worden aangevoerd en er minder fouten worden gemaakt die leiden tot vertraging in het slachtproces en wachtende vrachtwagens vol dieren in de hitte? Zo nee, waarom niet?
Ik heb niet de wettelijke mogelijkheid om dierlijke sectoren productiebeperkende maatregelen zoals een fokbeperking ter voorkoming van hittestress op te leggen.
Bent u bereid om een maximum te stellen aan de tijd die dieren moeten wachten bij en in het slachthuis? Zo nee, waarom niet?
Uw Kamer heeft de gewijzigde motie van het lid Ouwehand aangenomen dat mij verzoekt per direct de slachthuizen op te dragen de slachtsnelheid te verlagen. Ik zal uw Kamer op korte termijn over de uitvoering informeren.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Volgens de geldende EU-wetgeving moeten de slachthuizen zelf in hun standaardwerkwijzen aangeven hoe ze invulling geven aan de dierenwelzijnseisen. De wachttijd bij slachthuizen varieert en het hangt onder andere af van de omstandigheden bij het slachthuis waar ze moeten wachten en de betreffende dieren wanneer dit problematisch wordt. Wat in de ene situatie acceptabel is, kan in een andere situatie een ernstige inbreuk op het dierenwelzijn zijn. Mede hierdoor kies ik er niet voor om een maximum aantal minuten of kwartieren voor te schrijven. In het sectorprotocol van COV, wat nader ingevuld door de individuele slachthuizen, staat het beperken van de wachttijd als mogelijke maatregel opgenomen.
De berichten dat de meeste bedrijven in de vleessector de RIVM-richtlijnen niet naleven |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat vakbonden de noodklok hebben geluid over de situatie in de vleessector, omdat bij de meeste bedrijven de maatregelen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) niet worden nageleefd en er desondanks toch wordt doorgeslacht?1
Ik heb de brief van de vakbonden, waarin zij stellen dat bij de meeste bedrijven de maatregelen van het RIVM niet worden nageleefd, inderdaad gelezen.
Hoe verhoudt dit zich tot uw uitspraak (in antwoord op Kamervragen) dat indien de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) constateert dat slachthuizen zich niet houden aan alle RIVM-richtlijnen, er ook geen keuringen (en dus slachtingen) plaatsvinden?2
Allereerst hebben slachterijen zelf de verantwoordelijkheid om de richtlijnen van het RIVM na te leven en maatregelen te treffen.
De NVWA heeft vanaf het begin van de coronacrisis duidelijk aangegeven dat het werk voor toezichthouders op slachthuizen op een veilige manier moet kunnen worden uitgevoerd.
Daar waar ondanks de door de slachterijen genomen maatregelen de toezichthouders niet conform de RIVM-richtlijnen kunnen werken dan kan de NVWA haar werkzaamheden staken, totdat aan deze onveilige situatie een einde is gekomen en bedrijven er werk van hebben gemaakt om de naleving van de RIVM-richtlijnen beter te implementeren. Dit heeft er enkele malen toe geleid dat de NVWA op een slachthuis haar werkzaamheden tijdelijk heeft opgeschort. De Inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van die wetgeving. De Inspectie SZW heeft haar meldingenproces aangepast naar aanleiding van Corona. Handhaving vindt plaats overeenkomstig de toelichting op de website van de inspectie. In bijlage vindt u ook de reactie van mijn ministerie op de brief van de vakbonden3.
Is het waar dat de NVWA(-leiding) er al langer van op de hoogte is dat er op diverse slachthuizen niet volgens de RIVM-richtlijnen gewerkt kan worden maar dat de werkzaamheden toch blijven plaatsvinden? Zo ja, sinds wanneer is de NVWA hiervan op de hoogte en welke managementlagen hadden hier kennis van?3
De situatie op de slachthuizen wordt dagelijks binnen de NVWA besproken. Om extra voeling te houden met de situatie op de slachthuizen is een groep van drie ervaren dierenartsen (pluimvee, roodvlees en levend vee) gevraagd om signalen die ook zij vanuit het werkveld opvangen onder de aandacht van het management te brengen. Naar aanleiding van signalen vanuit de NVWA-medewerkers is een arbeidshygiënisch onderzoek bij een aantal slachthuizen gestart om na te gaan of slachthuizen op een adequate manier invulling geven aan hun verplichting om conform RIVM-richtlijnen te werken en de NVWA-medewerkers een veilige werkomgeving te geven. Dit onderzoek wordt op zeer korte termijn afgerond.
In afwachting van de uitkomsten heeft de NVWA besloten om alle dierenartsen op slachthuizen de beschikking te laten hebben over mondmaskers. Tot nu toe was de verplichting tot het dragen van een mondmasker alleen voorgeschreven bij het uitvoeren van de ante mortem keuringen op pluimveeslachthuizen. Nu kunnen alle dierenartsen er bij de uitvoering van hun werkzaamheden op slachthuizen over beschikken. Het is geen verplichting, maar dierenartsen kunnen dit op vrijwillige basis doen. De uitkomst van het nog lopende arbeidshygiënisch onderzoek zal bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of en, zo ja, welke aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen er voor NVWA voorgeschreven moeten worden om op slachthuizen hun werk RIVM-veilig te kunnen doen.
Kunt u bevestigen dat de vakbonden en andere partijen in de vleessector deze zorgen ook al eerder kenbaar hebben gemaakt aan uw ministerie? Zo ja, wanneer, hoe vaak en wat heeft uw ministerie met deze zorgen gedaan?
Ja. Vanaf de start van de Corona-crisis zijn de NVWA, mijn ministerie en de sectoren met elkaar in gesprek over de continuering van het slachtproces binnen de kaders van de RIVM-richtlijnen. Zo heeft de NVWA al op 23 maart aan de slachthuizen een brief gestuurd waarin een dringend beroep werd gedaan op het uitvoeren van de RIVM-richtlijnen. Knelpunten worden besproken en indien aan de orde worden slachthuizen aangesproken om aanvullende maatregelen te treffen.
Op welk moment werd u zelf geïnformeerd over de zorgen die aan uw ministerie kenbaar zijn gemaakt over de risicovolle omstandigheden in slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven?
Op 23 maart ben ik door de NVWA geïnformeerd over de brief waarin aan de slachthuizen een dringend beroep werd gedaan op het uitvoeren van de RIVM-richtlijnen.
Op welk moment was het u zelf bekend dat de NVWA(-leiding) ervan op de hoogte was dat de RIVM-richtlijnen in diverse slachthuizen niet worden nageleefd en dat desondanks de slacht toch door bleef gaan?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 2 inzake de handelwijze van de NVWA.
Kunt u zich herinneren dat er Kamervragen zijn gesteld over het niet (kunnen) naleven van de RIVM-richtlijnen in slachthuizen?4
Ja.
Waarom heeft u (toen) niet aan de Kamer gemeld dat uw ministerie alarmerende signalen had over de risicovolle omstandigheden in slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven?
De brief van de vakbonden was mij bekend, maar uit navraag bij de NVWA bleek niet dat de RIVM-richtlijnen op grote schaal niet worden nageleefd. Daar waar er wel sprake was van niet naleving van de RIVM-richtlijnen is door de NVWA handelend opgetreden. Dagelijks worden de signalen en meldingen besproken binnen het managementteam van de verantwoordelijke directie binnen de NVWA en wordt actie ondernomen als daar aanleiding toe is.
Waarom heeft u (toen) niet aan de Kamer gemeld dat de NVWA(-leiding) ervan op de hoogte was dat de RIVM-richtlijnen in diverse slachthuizen niet (kunnen) worden nageleefd en dat de slacht desondanks toch door bleef gaan?
Ik herken mij niet in het beeld dat over de hele linie maatregelen niet worden nageleefd. Daar waar maatregelen niet worden nageleefd, worden slachthuizen hier op aangesproken en worden indien nodig maatregelen genomen. Dit heeft in enkele gevallen geleid tot het tijdelijk stilleggen van het slachtproces. Daarnaast heeft de NVWA arbeidshygiënisch onderzoek laten doen op slachthuizen om te bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn voor de veiligheid van de eigen medewerkers. Dit onderzoek wordt op zeer korte termijn afgerond.
Waarom schreef u op 7 mei aan de Kamer dat «tot op heden de slachthuizen in samenspraak met de NVWA en sectoren er goed in zijn geslaagd om de aangeboden dieren te slachten» en verzweeg u de problemen rond het niet naleven van de RIVM-richtlijnen in de slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven?5
Met de door de slachthuizen genomen maatregelen om de RIVM-richtlijnen na te leven was er geen reden om het slachtproces als geheel te stoppen. Zoals uit mijn beantwoording op vraag 8 en 9 blijkt, bestaat niet het beeld dat over de hele linie de RIVM-richtlijnen niet nageleefd worden.
Erkent u dat u de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd?
Nee.
Erkent u dat u de Kamer informatie heeft onthouden?
Nee.
Welke verklaring heeft u daarvoor?
Ik herken het gestelde in vraag 11 en 12 niet.
Heeft u kennisgenomen van de aangenomen motie-Van Esch/Ouwehand (Kamerstuk 25 295, nr. 345) die de regering verzoekt af te dwingen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd in alle slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven, aangevuld met het verzoek om binnen een week te laten weten hoe de motie zal worden uitgevoerd?
Ik heb kennisgenomen van de aangenomen motie-Van Esch/Ouwehand. Zeer binnenkort ontvangt u een reactie op de wijze waarop uitvoering aan de motie wordt gegeven.
Kunt u ook deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Ik heb uw Kamer deze beantwoording zo spoedig als mogelijk doen toekomen.
Coronabesmettingen bij medewerkers van slachterijen en vleesverwerkingsbedrijven |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat Vion een slachterij in Duitsland heeft gesloten nadat meer dan 50 medewerkers, ongeveer een vijfde van alle medewerkers, besmet bleken te zijn met het coronavirus?1
Ja.
Heeft u gezien dat ook bij een locatie van Vion in Scherpenzeel een groep medewerkers besmet blijkt te zijn?2
Ja.
Heeft u gezien dat één van de mensen uit deze totale groep van 28 besmette Oost-Europese arbeidsmigranten die met nog 21 anderen in één wooncomplex wonen, afgelopen donderdag al klachten kreeg en vervolgens in het ziekenhuis werd opgenomen, waarna de GGD alle bewoners van de woonunit heeft getest en het grootste deel van hen besmet bleek te zijn?
Ik heb dit inderdaad gelezen. Dit zijn zorgelijke berichten.
Heeft u gelezen dat Vion desondanks pas maandag de overige medewerkers in Scherpenzeel heeft geïnformeerd?3
Ja.
Bent u nog steeds van mening dat ook slachthuismedewerkers en de toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) beschermd moeten worden tegen het coronavirus en dat zij dus ook volgens de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) moeten kunnen werken?4
Zeker.
Is het naar uw mening gelukt om slachthuismedewerkers en toezichthouders van BV Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) en de NVWA daadwerkelijk te beschermen en te laten werken volgens de richtlijnen van het RIVM? Waar zou dat uit blijken?
Ik heb vanaf het begin van de coronacrisis duidelijk aangegeven dat het werk voor toezichthouders op slachthuizen op een veilige manier moet kunnen worden uitgevoerd.
De NVWA heeft in een brief van 23 maart 2020 aan slachterijen opgeroepen tot het opstellen van protocollen waarin is opgenomen hoe bedrijven ervoor zorgen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd. Per brief van 23 mei 2020 heeft de NVWA samen met de Inspectie SZW (ISZW) slachterijen nogmaals nadrukkelijk gewezen op hun verantwoordelijkheid om het werk conform de RIVM-richtlijnen uit te voeren.
Daar waar ondanks de door de slachterijen genomen maatregelen niet conform de RIVM-richtlijnen kan worden gewerkt, heeft de NVWA de mogelijkheid om het slachtproces per direct te stoppen, totdat aan deze onveilige situatie een einde is gekomen en bedrijven er werk van hebben gemaakt om de naleving van de RIVM-richtlijnen beter te implementeren. Dit heeft er in de afgelopen twee maanden toe geleid dat de NVWA haar werkzaamheden op vier slachthuizen tijdelijk heeft opgeschort.
Daarnaast is het kabinet in overleg met de betrokken sectoren om de situatie in slachthuizen over de volle breedte te bespreken. Ik heb op 26 mei jl. de sector opgeroepen verantwoordelijkheid te nemen voor een veilige omgeving voor hun medewerkers en om besmetting van de medewerkers zo veel mogelijk te voorkomen. Het gaat daarbij niet alleen om de werkplek, maar ook om de huisvesting en het vervoer van de medewerkers. Bedrijven hadden al protocollen gemaakt om te werken met de RIVM-richtlijnen, en diverse maatregelen genomen. De sector heeft mij toegezegd extra maatregelen te nemen, inclusief meer inzet op het naleven van de protocollen.
In het tegengaan van de verspreiding van corona spelen de veiligheidsregio’s en de regionale GGD-en een cruciale rol. Zij zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van het regionale gezondheidsbeleid. Dit heeft in de afgelopen weken geleid tot concrete stappen ten aanzien van slachthuizen waar uit steekproeven bleek dat medewerkers besmet waren met corona. Slachthuizen in Groenlo, Helmond en Boxtel werden tijdelijk gesloten. Het slachthuis in Helmond zal nog tot 17 juni gesloten blijven. De NVWA maakt gebruik van de informatie vanuit de GGD bij haar besluit om medewerkers op dergelijke locatie opnieuw in te zetten.
Ten aanzien van de arbeidsomstandigheden is ISZW de toezichthouder, ISZW heeft de verantwoordelijkheid om de naleving van Arbo-regelgeving voor veilig werken door slachthuizen te controleren. ISZW werkt hiervoor momenteel een aanpak uit.
In de brief van het kabinet van gisteravond is uitgebreider ingegaan op de verantwoordelijkheden van de verschillende toezichthouders en overheid ten aanzien van de uitvoering van het coronabeleid door slachthuizen.
Kunt u uiteenzetten in hoeverre de slachthuizen maatregelen hebben genomen naar aanleiding van de oproep van de NVWA om de voorschriften op te volgen en de werkzaamheden hier op in te richten en in hoeverre die maatregelen adequaat waren? Hoeveel slachthuizen hebben hier geen of voldoende actie op ondernomen?
Slachterijen hebben zelf de verantwoordelijkheid om de richtlijnen van het RIVM na te leven en zij hebben maatregelen genomen om dit mogelijk te maken. Daarnaast zijn door de brancheorganisaties protocollen opgesteld als handreiking voor bedrijven om hun productieprocessen aan te passen aan de RIVM-richtlijnen.
Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, is recentelijk een arbeidshygiënisch onderzoek op een aantal slachthuizen afgerond. De resultaten van dit onderzoek zijn inmiddels bekend. Over de belangrijkste bevindingen uit het arbeidshygiënisch onderzoek zijn slachthuizen per brief van 23 mei geïnformeerd.
Heeft u gehoord dat de voorzitter van Nepluvi in het radioprogramma Spraakmakers vertelde dat het in slachthuizen niet eenvoudig is om 1,5 meter afstand te houden of plexiglas tussen de medewerkers te plaatsen, onder andere vanwege de Arbowetgeving, en dat er altijd plekken zullen zijn waar medewerkers wel dicht bij elkaar staan? Klopt deze uitspraak? Zo nee, in hoeveel procent van de slachthuizen wordt deze afstand wel gerespecteerd en in hoeveel niet? Op basis van welke stukken kunnen we dit nagaan?5
Ja, ik heb hiervan gehoord. Iedere werkgever, dus ook een slachthuis, is er aan gehouden de voorschriften met betrekking tot het coronavirus op te volgen en de werkzaamheden hier op in te richten. De NVWA heeft de slachthuizen hier per brief uitdrukkelijk op gewezen. De slachthuizen hebben maatregelen genomen met het doel om aan de landelijk geldende RIVM-richtlijnen te voldoen. Daar waar de NVWA constateert dat de richtlijnen van het RIVM niet adequaat kunnen worden opgevolgd, kan de NVWA-medewerker de dienstverlening per direct opschorten. Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, is het kabinet in overleg met de betrokken sectoren om de situatie in slachthuizen over de volle breedte te bespreken.
Inmiddels zijn er onder regie van de brancheorganisatie Nepluvi bezoeken uitgevoerd bij pluimveeslachthuizen, om te controleren of deze aan de ARBO- en de RIVM-richtlijnen voldoen. Naar aanleiding hiervan zijn door de slachthuizen aanvullende maatregelen genomen, zoals het plaatsen van plexiglas en andere schotten en het gebruik van mondkapjes en afdekzeilen.
Gaat u het tempo van het slachtproces alsnog halveren, zodat de RIVM-richtlijnen door de medewerkers van slachthuizen kunnen worden opgevolgd en de medewerkers van KDS en de NVWA hun toezichthoudende taken naar behoren kunnen uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
De slachthuizen hebben aanpassingen gedaan om de RIVM-adviezen in te vullen, zoals het plaatsen van plexiglas en andere schotten en het gebruik van mondkapjes en afdekzeilen. Aanpassing van de slachtsnelheid behoort tot de mogelijkheden om te komen tot een goede naleving van de RIVM-richtlijnen.
Erkent u dat Oost-Europese medewerkers van slachthuizen en vleesverwerkingsbedrijven door huisvesting in vakantiehuisjes en grootschalige wooncomplexen zoals in Velp, een groter risico lopen op besmetting door en van medebewoners?
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in zijn brief van 4 mei jl.6 aangegeven dat de kwetsbare positie van arbeidsmigranten zorgt voor een verhoogd risico op besmetting met het coronavirus, wat zowel schadelijk is voor de gezondheid van arbeidsmigranten zelf, als voor de continuïteit van vitale processen zoals in de voedselketen. De problematiek waarover het kabinet signalen binnen krijgt, is te onderscheiden in problemen op het gebied van werk, huisvesting, vervoer, zorg en grenzen. Door de diverse aspecten van de problemen die worden gesignaleerd, als mede de urgentie van de problematiek, is er besloten om een «Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten» in te richten. Onder leiding van Emile Roemer is een interdepartementaal team aan de slag gegaan om op regionaal niveau tot oplossingen en mogelijke maatregelen te komen die arbeidsmigranten zullen beschermen tegen het coronavirus en daaraan gerelateerde problematiek.
Herinnert u zich dat u in antwoord op vragen van de Partij voor de Dieren schreef dat de NVWA de mogelijkheid heeft om het slachtproces per direct te stoppen als op de slachthuizen medewerkers aanwezig zijn die symptomen van (milde) verkoudheid vertonen?6
Ja.
Hoe vaak waren er medewerkers aanwezig met symptomen van (milde) verkoudheid?
Deze gegevens zijn mij niet bekend.
Hoe vaak is het slachtproces daadwerkelijk stopgezet in de afgelopen twee maanden?
Ten gevolge van het niet-naleven van de RIVM-richtlijnen zijn in de afgelopen twee maanden op vier slachthuizen de werkzaamheden door de NVWA tijdelijk stilgelegd vanwege onvoldoende naleving van de RIVM-richtlijnen. De verschillende veiligheidsregio’s hebben ten aanzien van een drietal slachthuizen (Groenlo, Helmond en Boxtel) besloten tot een tijdelijke stillegging. Dit was het gevolg van testuitslagen, waaruit bleek dat op de betreffende locaties corona was vastgesteld onder het slachthuispersoneel.
Herinnert u zich dat u in antwoord op vragen van de Partij voor de Dieren schreef dat de NVWA het toezicht zal staken wanneer een medewerker constateert dat de richtlijnen van het RIVM niet adequaat worden opgevolgd?
Ja.
Hoe vaak heeft de NVWA geconstateerd dat de richtlijnen niet werden opgevolgd?
De NVWA houdt geen registratie bij van het aantal keer dat een slachthuis in het dagelijkse werk wordt aangesproken door een NVWA-medewerker op de naleving van de RIVM-richtlijnen.
Hoe vaak heeft de NVWA het toezicht daadwerkelijk gestaakt?
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar antwoord 13.
Hebben medewerkers van KDS of van de slachthuizen zelf kenbaar gemaakt dat de richtlijnen niet (konden worden) opgevolgd? Zo ja, hoe vaak? Zo nee, waar blijkt volgens u uit dat er geen interne klachten, meldingen of zorgen zijn geuit?
De situatie op de slachthuizen wordt op basis van alle signalen dagelijks binnen de NVWA besproken. Om extra voeling te houden met de situatie op de slachthuizen is er dagelijks contact met het management van KDS en is een groep van drie ervaren dierenartsen (pluimvee, roodvlees en levend vee) gevraagd om signalen die ook zij vanuit het werkveld opvangen onder de aandacht van het management te brengen. Naar aanleiding van signalen is een arbeidshygiënisch onderzoek op een aantal slachthuizen uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn inmiddels bekend (zie antwoord bij vraag8.
Wat is er gebeurd met de interne signalen?
Zie antwoord vraag 17.
Hoeveel klachten zijn er bij de vakbond binnengekomen over het onvoldoende aanbieden van beschermende middelen of werkomstandigheden die teveel risico geven op besmetting met het coronavirus? Wat is de aard van deze klachten en welke maatregelen zijn hierop ondernomen?
Het is mij niet bekend hoeveel klachten er bij de vakbond zijn binnengekomen. Medewerkers moeten zich ook bij hun werkgever veilig moeten voelen om signalen aan te kunnen geven.
Hoeveel coronabesmettingen zijn er op dit moment bekend bij medewerkers van slachterijen en vleesverwerkende bedrijven in Nederland?
De specifieke aantallen zijn mij niet bekend. Naar aanleiding van de recent geconstateerde besmettingen op verschillende slachterijen heb ik de GGD verzocht om preventief al het slachthuispersoneel te testen.
Hoeveel toezichthouders en keuringsmedewerkers zijn er dit jaar tot nu toe al uitgevallen bij KDS en de NVWA?
Het ziekteverzuim bij de NVWA onder medewerkers die hun werk op slachthuizen doen bedraagt volgens het laatst bekende voortschrijdend jaargemiddelde rond de 7%. Het actuele ziekteverzuimpercentage (peildatum 15 mei jl.) bij deze groep medewerkers bedraagt 9,8%. Voor KDS bedraagt het actuele verzuimpercentage (peildatum 15 mei jl.) 20%.
Hoeveel procent van de normale toezichtscapaciteit is er dan nu nog beschikbaar?
De NVWA heeft aan het begin van de coronacrisis een prioritering aangebracht in haar takenpakket zodat de noodzakelijke werkzaamheden, zoals de keuringswerkzaamheden op de slachthuizen, doorgang konden vinden. Hierdoor kan op dit moment gebruik gemaakt worden van de normale keuringscapaciteit zoals die ook voor de coronacrisis beschikbaar was.
Hoeveel inspecties vinden er op dit moment nog plaats bij kleine en middelgrote slachterijen?
In het begin van de crisis heeft de NVWA besloten haar inzet op de slachthuizen met name op de keuringswerkzaamheden te richten en heeft er afschaling van bepaalde specifieke toezichtswerkzaamheden plaatsgevonden op de slachthuizen die hiervoor apart moeten worden bezocht door NVWA-medewerkers. Indien de situatie dit toelaat worden deze inspecties per 1 juli a.s. weer opgestart.
Welk deel van de tijd dat er wordt geslacht is er een NVWA inspecteur aanwezig in kleine en middelgrote slachterijen?
De Ante Mortem-keuring (AM-keuring) in de kleine en middelgrote slachterijen wordt altijd door een NVWA-dierenarts uitgevoerd. Dit is meestal ook de start van het slachtproces en dan is er dus een toezichthouder aanwezig. Nadat de AM-keuring is afgerond vertrekt de dierenarts en wordt het slachtproces vervolgd. Hoe lang dat duurt hangt af van het aantal te slachten dieren en de slachtsnelheid.
Bij hoeveel slachterijen vinden er op dit moment nog controles plaats door twee inspecteurs, volgens de maatregel die door u werd opgelegd naar aanleiding van de aan het licht gekomen misstanden in slachthuizen vorig jaar, waarbij bleek dat toezichthouders stelselmatig weigerden in te grijpen bij overtredingen?
Het 4-ogen principe wordt in principe toegepast bij een 20-tal geselecteerde bedrijven. Door beperkte NVWA-capaciteit als gevolg van de coronacrisis is deze maatregel tijdelijk opgeschort. Zodra de situatie dit toelaat, zal deze maategel zo snel mogelijk worden hervat.
Herinnert u zich dat u nog geen drie maanden geleden, dus voor de uitbraak van het coronavirus in Nederland, tot de conclusie kwam dat de druk op het slachtproces te hoog is geworden om belangen van dierenwelzijn en voedselveiligheid, maar ook van toereikend toezicht, op een adequate manier te borgen?7
Ja.
Erkent u dat het coronavirus, met als gevolg daarvan de uitval van slachthuispersoneel, keuringsmedewerkers en NVWA-toezichthouders, deze druk (aanzienlijk) verder verhoogt?
De Coronacrisis heeft ook de druk bij de NVWA verhoogd. Doordat de NVWA aan het begin van de coronacrisis een prioritering heeft aangebracht in haar takenpakket, zodat er bij een teruglopende NVWA-capaciteit keuzes konden worden gemaakt ten aanzien van uit te voeren werkzaamheden, heeft het ziekteverzuim bij de NVWA geen effect gehad op de beschikbare keuringscapaciteit op de slachthuizen.
Hoe kunt u dan stellen dat de risico’s voor de voedselveiligheid als gevolg van besmet of vervuild vlees, zoals met de listeriabacterie, salmonellabacterie, het hepatitis E-virus of MRSA- en ESBL-bacteriën niet worden vergroot op dit moment?8 9
De producent is primair verantwoordelijk voor de voedselveiligheid van zijn producten en de NVWA ziet toe op de juiste invulling van deze verantwoordelijkheid en de naleving van de wettelijke regels. Het coronavirus dwingt de NVWA om de prioritering en invulling van haar (toezichthoudende) taken en verantwoordelijkheden tegen het licht te houden. Om er zorg voor te dragen dat het bedrijfsleven deze verantwoordelijkheid ook nu niet uit het oog verliest, heeft de NVWA haar taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot vleeskeuring en voedselveiligheid als noodzakelijk geïdentificeerd. Dat wil zeggen dat ter slacht aangeboden dieren zoals gebruikelijk voor de slacht een ante-mortem keuring en na de slacht een post-mortem keuring ondergaan.
Klopt het dat er nu versneld NVWA-keuringsartsen zijn opgeleid om toezicht te houden bij slachterijen? Zo ja, wanneer is dit versnelde opleidingstraject ingezet en op welke manier is de opleiding versneld: wat hoeven deze toezichthouders niet te leren of te kunnen wat onder andere omstandigheden wel nodig is?10
Ja dit klopt. 17 toezichthoudende dierenartsen van de NVWA, die in het laatste deel van hun opleiding zaten en alleen nog een deel van de inwerkstage moesten uitvoeren, worden sinds eind maart ingezet voor die onderdelen waarvoor de inwerkstage reeds is afgerond. Voor de onderdelen waarvoor de inwerkstage nog niet is doorlopen voeren zij geen zelfstandige werkzaamheden uit. Als de situatie dit toelaat worden de inwerkstages hervat.
Heeft u gezien dat in de Verenigde Staten (VS) op dit moment miljoenen dieren worden vernietigd omdat zo’n twintig slachthuizen zijn gesloten nadat medewerkers besmet raakten met het coronavirus?11
Ja.
Hoeveel vlees ligt er nu al opgeslagen in vriezers vanwege de weggevallen vraag?
Ik beschik niet over deze gegevens.
Hoeveel kan daar nog bij en hoe snel is de maximale capaciteit bereikt?
Ik beschik niet over deze gegevens.
Voelt u dat de noodzaak nu steeds groter wordt om maatregelen te treffen om te voorkomen dat we in Nederland met doemscenario’s zoals in de VS te maken krijgen, of met het vernietigen van vlees, zuivel en eieren of destructie van dieren wegens overproductie en volle vriezers? Zo nee, bent u bereid te beloven dat dit in Nederland ook niet gaat gebeuren?
Ik monitor in overleg met de brancheorganisaties de situatie in de slachterijen. De sectoren hebben maatregelen genomen of mogelijke maatregelen voorbereid om knelpunten op het terrein van dierwelzijn en diergezondheid te voorkomen. Vanwege de marktsituatie worden in de kalverhouderij minder kalveren opgezet en minder dieren geïmporteerd. In de vleeskuikenhouderij hebben individuele vleeskuikenbedrijven besloten voorlopig geen nieuwe mestrondes te starten. De eendensector heeft vanwege het wegvallen van de afzetmarkt zelf besloten de productie van vlees tijdelijk stil te leggen. Als het vanwege ziekte uitval van personeel nodig mocht zijnzoekt de sector naar oplossingen. Slachthuizen kunnen uitwijken naar andere slachthuizen, al dan niet binnen Nederland, waardoor de dieren alsnog kunnen worden geslacht.
Waarom heeft u geen spoedwetgeving in gang gezet om de juridische grondslag te creëren die het opleggen van fokbeperkingen ofwel productiebeperkende maatregelen mogelijk maakt, niet alleen bij besmettelijke dierziektes maar ook bij situaties die kunnen leiden tot ernstig dierenleed?
Een aantal sectoren heeft zelf vanwege de marktsituatie de productie beperkt (onder andere de kalver-, pluimveevlees- en eendensector). In de geiten- en schapenhouderij is het aflammerseizoen nagenoeg voorbij. Voor andere sectoren levert een fokbeperkende maatregel op korte termijn geen bijdrage aan het oplossen van knelpunten door de lange draagtijd. Deze sectoren kunnen andere maatregelen treffen om knelpunten bij een hoge ziekte-uitval van personeel in de toeleverende en verwerkende industrie op te lossen.
Bent u daar alsnog toe bereid? Zo nee, waarom vindt u, vanuit uw rol als eindverantwoordelijke voor het welzijn van dieren in de veehouderij, de dreiging van ernstig dierenleed geen rechtvaardiging om te mogen ingrijpen?
Zie het antwoord op vraag 34.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen een week beantwoorden?
Ik heb mij ingezet om de antwoorden op een zo kort mogelijke termijn naar uw Kamer te sturen.
De gevaren van de coronabesmettingen bij nertsenfokkerijen |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Frank Futselaar , Laura Bromet (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat Nederland het eerste land ter wereld is met een uitbraak van het coronavirus onder fokdieren in de veehouderij?
Nederland is het eerste land in de wereld met besmetting bij nertsen.
Hoeveel nertsen zijn er in totaal besmet met het coronavirus bij de twee nertsenfokkerijen in Noord-Brabant?
Niet alle dieren worden onderzocht en daarom kunnen wij het precieze aantal besmette dieren niet geven. Het is van belang om te weten hoe de ziekte zich op het bedrijf ontwikkelt en daarom is er een aanvullend onderzoek gestart. Het hele onderzoek is begin juli afgerond.
In totaal zijn er nu negen locaties (van 6 bedrijven) met nertsen besmet, zoals wij uw Kamer per brief op 3 juni hebben laten weten. Wij verwijzen ook naar de antwoorden op de vragen van lid Moorlag.
Wat gebeurt er met de dieren op bedrijven waar corona is aangetroffen?
Op 3 juni heeft het OMT-Z een advies uitgebracht over besmette bedrijven. Wij verwijzen voor dit advies en ons beleid ten aanzien van deze locaties naar de brief van 3 juni.
Kunt u verzekeren dat in het geval van ruiming van nertsenhouderijen er daarna geen nieuwe nertsen meer geplaatst zullen worden in deze stallen?
Nee, dat is nu niet mogelijk. Wel onderzoeken wij of en zo ja hoe een stoppersregeling eventueel mogelijk is. Wij verwijzen voor details naar onze brief van 3 juni.
Realiseert u zich dat er nog altijd een tekort is aan persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s), en dat er nog altijd niet genoeg PBM’s beschikbaar zijn om zorg- en thuiszorgmedewerkers de bescherming te bieden die zij nodig hebben bij hun werk?
Door goede afspraken te maken met leveranciers, heeft het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) grote hoeveelheden persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) ingekocht. Door uitbreiding van het aantal vluchten, verwacht het LCH de komende weken een constante aanvoer van PBM. Op dit moment kan het LCH met de huidige voorraad in Nederland voorzien in de v raag die zorginstellingen bij het LCH hebben gemeld. De Minister voor MZS heeft bij een aantal koepels uit de medisch specialistische zorg, de huisartsenzorg en de langdurige zorg is nagevraagd wat hun beeld is van de beschikbaarheid van PBM. Zij geven aan dat er de laatste weken geen signalen meer zijn van tekorten aan mondneusmaskers.
Hoe moet het advies voor persoonlijke bescherming op nertsenfarms in het licht van deze schaarste worden uitgelegd? Betekent dit dat het advies voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen niet kan c.q. zal worden opgevolgd, of betekent dit dat er door de nertsenfokkerij PBM’s aan de toch al schaarse voorraad zullen worden onttrokken ten koste van de zorg?
De nertsenfokkerij kan via de markt aan PBM’s komen. Vanwege de mogelijke besmettingsrisico’s, heb is het LOT-C gevraagd om de specifieke nertsenhouders waarbij SARS-CoV-2 is vastgesteld, te helpen met het vinden van een aanbieder van PBM’s. Omdat de keten rondom deze nertsenbedrijven is stilgelegd, en transport van de nertsen en mest niet plaats vindt, zijn de aantallen PBM’s die de fokkerij nodig heeft zeer beperkt in aantal.
Inmiddels is op 3 juni besloten om nertsen op besmette nertsenbedrijven te ruimen. Op besmette bedrijven blijft het advies aan medewerkers om in de stallen persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken conform het advies van RIVM en GGD totdat de dieren zijn geruimd en de NVWA heeft aangegeven dat het risico op besmetting niet langer aanwezig is. Op deze wijze kunnen medewerkers voldoende beschermd hun werk op deze bedrijven blijven uitvoeren.
Welke sanctie staat er op het niet naleven van de door u afgekondigde meldplicht door nertsenfokkers?
Het niet naleven van de meldplicht is een economisch delict op grond van de Wet op de economische delicten. Het plegen van dit economisch delict kan worden gesanctioneerd met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, een taakstraf of geldboete van de vijfde categorie (€ 87.000) als sprake is van een misdrijf (opzet) en met hechtenis van ten hoogste een jaar, een taakstraf of geldboete van de vierde categorie (€ 21.750) als sprake is van een overtreding (geen opzet). Het gaat hier om de maxima voor de sancties. Het is aan de officier van justitie om in een concreet geval te bezien welke strafvorderingseis binnen deze maxima het beste recht doet aan de situatie.
Het niet voldoen aan de meldplicht wordt gezien als een ernstige zaak. Hierover wordt door de NVWA een proces-verbaal opgemaakt dat aan het Openbaar Ministerie wordt verstrekt.
Hoe gaat u precies toezien op de naleving van deze meldplicht?
De meldplicht richt zich tot drie partijen: de houder zelf, de betrokken dierenarts en het onderzoekslaboratorium. Door de meldplicht bij die drie verschillende partijen te beleggen wordt de kans vergroot dat de NVWA van de verschijnselen op de hoogte wordt gebracht. De NVWA heeft de bevoegdheid om toezicht te houden op de meldplicht.
Kunt u bevestigen dat er in totaal nog 807.500 nertsen worden gebruikt in de nertsenhouderij in Nederland?
In 2019 werden in Nederland 807.500 moederdieren gehouden (CBS, 2019). De CBS-gegevens over 2020 zijn nog niet beschikbaar.
Kunt u bevestigen dat alle moederdieren tussen nu en eind mei moeten bevallen van 5 tot 6 jongen, waardoor er over een maand 4 tot 4,8 miljoen nertsen zullen zijn?1
Moederdieren werpen gemiddeld in deze periode circa 6 pups. Dat betekent inderdaad dat het aantal dieren in deze periode toeneemt tot de gebruikelijke bedrijfsomvang in de rest van het jaar. In 2020 zullen naar verwachting minder moederdieren worden gehouden dan vorig jaar, doordat bedrijven hebben besloten om vanwege de slechte opbrengstprijzen minder of geen dieren aan te houden.
Is het waar dat er in 2019 («projectmatig») geen inspecties in de nertsenhouderij zijn uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)? Zo nee, hoe zit het dan en wat bedoelt de NVWA met «projectmatige» inspecties?2
De NVWA bedoelt met projectmatige inspecties vooraf geplande inspecties. Het klopt dat er in 2019 geen projectmatige inspecties in de nertsenhouderij op de Wet verbod pelsdierhouderij of de Wet dieren en het Besluit houders van dieren hebben plaatsgevonden. Een bezoek naar aanleiding van meldingen valt niet onder projectmatige inspecties.
Hoeveel inspecties zijn er in 2020 tot nu toe uitgevoerd op nertsenfokkerijen door de NVWA? Kunt u beschrijven om wat voor soort inspecties het ging en wat daarbij is aangetroffen?
Er zijn in 2020 tot nu toe door de NVWA geen inspecties uitgevoerd op nertsenhouderijen.
Kunt u bevestigen dat wetenschappers waarschuwen dat bepaalde diersoorten een nieuw reservoir kunnen vormen voor het coronavirus, waardoor het virus op een later moment voor een nieuwe besmettingsgolf kan zorgen?3
Zoals eerder aangegeven zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat dieren een rol spelen in de verdere verspreiding van SARS-CoV-2 tussen mensen, maar diverse recente onderzoeken hebben laten zien dat dieren wel met het virus kunnen worden besmet. Inmiddels is ook bekend geworden dat het aannemelijk is dat medewerkers van twee besmette bedrijven zijn geïnfecteerd door een nerts. Met het oog op de bescherming van de volksgezondheid vinden wij het van belang om meer inzicht te krijgen in infecties bij dieren om te bepalen of dieren een reservoir zouden kunnen zijn van SARS-CoV-2, wat van belang is als SARS-CoV-2 bij mensen niet meer circuleert. Er wordt uit voorzorg onderzoek verrichten naar de mogelijke rol van dieren in relatie tot de volksgezondheid. Hiervoor verwijzen wij ook naar ons antwoord op vraag 3 van lid Moorlag (PVDA, onder nummer 2020Z07557).
Verder verwijzen wij naar de brief van 3 juni waarin wij specifiek ingaan op het beleid wat betreft besmette nertsenbedrijven.
Kunt u bevestigen dat onderzoek heeft uitgewezen dat fretten vatbaar zijn voor COVID-19?
Nederlandse onderzoekers hebben aangetoond dat fretten elkaar zonder direct contact via de lucht kunnen besmetten. Daarover is uw Kamer in de brief van 22 april jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1088) bericht.
Kunt u bevestigen dat Nederlandse onderzoekers aantoonden dat fretten elkaar zonder direct contact efficiënt via de lucht kunnen besmetten?4
Ja, zie ook het antwoord op vraag 14.
Kunt u bevestigen dat nertsen nauw verwant zijn aan fretten?
Fretten en nertsen zijn nauw aan elkaar verwant, ze behoren beide tot de familie van de marterachtigen (Mustelidae). Zie de brief van 22 april jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1088).
Erkent u dat de fokkerij van nertsen hierdoor een enorm risico vormt op het voortduren en mogelijk zelfs het verergeren van de coronacrisis?
Er is onderzoek uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de verspreiding van het virus tussen de dieren, naar mensen op de bedrijven en naar de omgeving zoals is aangegeven in de brief van 15 mei (Kamerstuk 28 286, nr. 1091) en 19 mei jl. De deskundigengroep dierziekten heeft de resultaten van dit onderzoek op 29 mei geduid. Op 3 juni hebben een OMT-Z en een BAO-Z geadviseerd over de risico’s van besmette nertsenbedrijven.
Wat betreft ons beleid ten aanzien van besmette nertsenbedrijven verwijzen wij naar de brief van 3 juni.
Gaat u de fok van nertsen uit voorzorg stilleggen in het belang van de gezondheid van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
Zoals beschreven in de brief van 3 juni bekijkt het kabinet of en zo ja hoe een vrijwillige stoppersregeling kan worden vormgegeven.
Gaat u de ingangsdatum van het nertsenfokverbod van 1 januari 2024 vervroegen in het belang van de gezondheid van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
Kunt u deze vragen één voor één en zo spoedig mogelijk beantwoorden, doch uiterlijk voor de eerstvolgende persconferentie van het kabinet over de coronacrisis?
Wij zullen deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden. Doordat de ontwikkelingen op de nertsenbedrijven elkaar in hoog tempo opvolgen hebben wij echter de antwoorden gaandeweg moeten aanpassen waardoor de beantwoording enige vertraging heeft opgelopen.
Extra voordelige Ster zendtijd voor brancheorganisaties en belangenverenigingen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Heeft de actiegroep Farmers Defence Force (FDF), die nu dagelijks spotjes op televisie uitzendt, korting gekregen bij de Ster?1 Zo ja, hoeveel en waarom?
Farmers Defence Force heeft zendtijd tegen reguliere condities ingekocht bij de Ster.
Deelt u de mening dat reclameboodschappen die in strijd zijn met de Reclame Code van de Reclame Code Commissie(RCC) niet in aanmerking zouden mogen komen voor extra voordelige zendtijd bij de Ster? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de extra voordelige uitingen aan de Nederlandse Reclame Code te toetsen en de STER op te dragen die te stoppen wanneer er gerede klachten binnenkomen tegen bepaalde uitingen hangende de procedure van de RCC? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Wanneer consumenten of organisaties bezwaar hebben tegen de inhoud van reclame- en telewinkelboodschappen, dan kunnen zij zich wenden tot de Reclame Code Commissie. De Ster is gebonden aan uitspraken van de Reclame Code Commissie. Een reclameboodschap die in strijd is met de Reclame Code zal de Ster niet uitzenden.
Bent u bereid de Ster op te dragen charitatieve instellingen tenminste een gelijkwaardig aandeel te geven in de verdeling van extra voordelige zendtijd ten opzichte van commerciële sectororganisaties? Zo nee, waarom niet?
Het invullen van de Ster-zendtijd is de verantwoordelijkheid van de Ster. Het beleid van de Ster wordt bepaald door directie en bestuur binnen het kader van de Mediawet 2008. Ik kan niet treden in de keuzes die de Ster maakt ten aanzien van de reclamezendtijd. Overigens hanteert de Ster voor charitatieve adverteerders die in het bezit zijn van een CBF keurmerk of een ANBI-status beduidend lagere tarieven.
Bent u bereid om, gelet op de tijdelijkheid van het aanbod, deze vragen binnen tien dagen te beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt de vragen binnen tien dagen te beantwoorden.
Het uitgelekte plan voor de aanpak van de stikstofproblematiek. |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Frank Futselaar , Laura Bromet (GL), William Moorlag (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u bevestigen dat bronnen rond het kabinet informatie hebben gelekt over de voorgenomen aanpak van de stikstofproblematiek?1 2
Ik heb kennisgenomen van de in uw vragen genoemde berichtgeving. Ik hecht eraan uw Kamer te informeren zodra de besprekingen met betrokken partijen hebben plaatsgevonden en de besluitvorming in het kabinet is afgerond. Dit was ten tijde van de genoemde berichtgeving nog niet het geval en ik betreur dat deze informatie in de media is verschenen.
Tegelijk met de beantwoording van deze schriftelijke vragen stuur ik uw Kamer ook een brief over de structurele aanpak van de stikstofproblematiek waartoe het kabinet over heeft besloten. Het kabinet neemt met deze aanpak maatregelen om de natuur te versterken, de uitstoot van stikstof te verminderen, en de vergunningverlening verder op gang te brengen.
Deelt u de mening dat de Kamer eerst geïnformeerd moet worden over vorderingen op het stikstofdossier voordat de media worden ingelicht? Zo ja, hoe beoordeelt en verklaart u deze gang van zaken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u in de toekomst voorkomen dat informatie uitlekt naar de media alvorens de Kamer is geïnformeerd?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 2, hecht ik eraan om uw Kamer zo spoedig mogelijk na besluitvorming in het kabinet te informeren. Hierbij richt het kabinet zich erop dat informatie niet eerder in de publiciteit komt te liggen dan bij uw Kamer.
Sinds wanneer is er een akkoord over een plan van aanpak?
Zoals gezegd ik het antwoord op vraag 2, heeft het kabinet vandaag de besluitvorming over de structurele aanpak van de stikstofproblematiek afgerond. Hierover is uw Kamer meteen geïnformeerd.
Wanneer kan de Kamer de brief met de nieuwe stikstofplannen verwachten?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer kan de Kamer antwoorden op de Kamervragen over het delen van de aanpak van de stikstofcrisis met de Kamer verwachten?3
De beantwoording van deze schriftelijke vragen stuur ik uw Kamer vandaag tegelijk met de beantwoording van deze schriftelijke vragen toe.
Gratis Ster zendtijd voor brancheorganisaties en belangenverenigingen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat er een stormloop is ontstaan op de gratis zendtijd die Ster beschikbaar stelt omdat het de reclameblokken in coronatijd niet vol krijgt?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat alleen brancheorganisaties en belangenverenigingen die opkomen voor de belangen van ondernemers in aanmerking komen voor deze gratis zendtijd en collectieven van charitatieve instellingen zijn uitgesloten? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de uitgangspunten van pluriformiteit in de Mediawet?2
Kunt u bevestigen dat maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk op dit moment nog altijd moeten betalen wanneer zij in de huidige crisis coronagerelateerde boodschappen willen uitzenden over bijvoorbeeld de oorzaken van deze crisis of over de gevolgen hiervan voor de dieren in de veehouderij nu de stallen overvol dreigen te raken?
Kunt u verklaren waarom verenigingen die belangen van ondernemers vertegenwoordigen wel gratis zendtijd krijgen, maar verenigingen die opkomen voor de belangen van dieren, natuur, het klimaat en de volksgezondheid niet?
Kunt u bevestigen dat de boerenactiegroep Agractie gratis Ster zendtijd ter beschikking heeft gekregen? Geldt dit ook voor de actiegroep Farmers Defence Force die nu dagelijks spotjes op televisie uitzendt?3
Agractie heeft inderdaad gratis zendtijd gekregen. Farmers Defence Force heeft zendtijd tegen reguliere condities ingekocht bij de Ster.
Heeft u gezien dat Farmers Defence Force in een van haar spotjes stelt dat boeren goed zorgen voor onze bodem, dat daarin varkens te zien zijn die buiten lopen en ook geitenlammetjes die bij hun moeder liggen?
Ja.
Wist u dat de Nederlandse bodem juist uitgeput raakt door de landbouw?
Behoud en verbetering van de bodemkwaliteit is van groot belang om een hoogwaardige agrarische productie op de lange termijn te kunnen handhaven en tegelijkertijd diverse maatschappelijke doelen tijdig te kunnen realiseren. Dat is in de Bodembrief d.d. 23 mei 2018 aangegeven en inmiddels is met private en publieke partijen een Nationaal Programma Landbouwbodems gestart waarover uw Kamer op 25 april (Kamerstuk 30 015, nr. 58) vorig jaar nader is geïnformeerd.
Wist u dat minder dan een procent van de varkens in Nederland naar buiten kan?
Het overgrote deel van de varkens in Nederland wordt inderdaad binnen gehuisvest. Aan de stallen zijn eisen gesteld rond dierenwelzijn, diergezondheid en milieu.
Wist u dat geitenlammetjes in de zuivelindustrie vrijwel altijd direct na hun geboorte bij hun moeder worden weggehaald, omdat de melk van de moedergeit wordt gebruikt voor geitenkaas en geitenmelk voor mensen?
Bij het merendeel van de geitenbedrijven is het gebruikelijk dat lammeren niet bij de moeder blijven na de geboorte. De moedergeiten worden gemolken en van deze geitenmelk worden gezonde en waardevolle zuivelproducten gemaakt.
Deelt u de mening dat het verspreiden van desinformatie niet tot de taakopdracht van de Ster behoort, noch tot die van door haar uitverkoren «brancheorganisaties» zou moeten behoren? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik.
Deelt u de mening dat reclameboodschappen die in strijd zijn met de Reclame Code van de Reclame Code Commissie niet in aanmerking zouden mogen komen voor gratis zendtijd bij de Ster? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de gratis uitingen aan de Nederlandse Reclame Code te toetsen en de Ster op te dragen die te stoppen wanneer er gerede klachten binnenkomen tegen bepaalde uitingen hangende de procedure van de Reclame Code Commissie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De Ster heeft de wettelijke taak om media-aanbod te verzorgen dat bestaat uit reclame- en telewinkelboodschappen die zijn aangeboden door derden. Wanneer consumenten of organisaties bezwaar hebben tegen de inhoud van reclame- en telewinkelboodschappen, dan kunnen zij zich wenden tot de Reclame Code Commissie. Een reclameboodschap die in strijd is met de Reclame Code zal de Ster niet uitzenden. De Ster is gebonden aan uitspraken van de Reclame Code Commissie.
Bent u bereid de Ster op de dragen charitatieve instellingen tenminste een gelijkwaardig aandeel te geven in de verdeling van gratis zendtijd ten opzichte van commerciële sectororganisaties? Zo nee, waarom niet?
Het beleid van de Ster wordt bepaald door directie en bestuur binnen het kader van de Mediawet 2008. Overigens hanteert de Ster voor charitatieve adverteerders die in het bezit zijn van een CBF keurmerk of een ANBI-status beduidend lagere tarieven.4
Bent u bereid om gelet op de tijdelijkheid van het aanbod deze vragen binnen tien dagen te beantwoorden?
Helaas is beantwoording binnen 10 dagen niet gelukt.
Een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Eva van Esch (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat circa 75 procent van alle in het afgelopen decennium opkomende infectieziekten in mensen zoönotisch zijn, dat wil zeggen dat ze worden overgedragen van dieren op mensen?1
Er zijn diverse kwantitatieve analyses uitgevoerd waarbij de inschatting is dat het gaat om een percentage tussen de 60 en de 75 procent.
Erkent u dat elk van de volgende recente grote infectieziekte-uitbraken een zoönose was: SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, ebola, corona en zika?
De introductie van elk van deze infectieziekten heeft vanuit een dierreservoir plaatsgevonden. De belangrijkste stuwende kracht van de uitbraken van SARS, COVID-19, Ebola en Mexicaanse griep was een overdracht van mens tot mens.
Kunt u bevestigen dat de bovenstaande uitbraken in totaal wereldwijd tot zeker 260.000 vroegtijdige sterfgevallen hebben geleid?
Wij kunnen deze inschatting van het aantal sterfgevallen bevestigen.
Tot hoeveel economische schade hebben bovenstaande uitbraken naar schatting geleid?
Het inschatten van de totale economische schade van deze uitbraken is complex. Bovendien zijn de virusuitbraken onderling lastig vergelijkbaar.
Voor de coronacrisis geldt dat duidelijk is dat deze grote gevolgen gaat hebben voor de Nederlandse economie. De omvang hiervan is echter nog zeer onzeker.
Daarnaast verschilt de economische schade per genoemde uitbraak, omdat de uitbraken verschillen in duur en verspreiding. Het SARS-virus kende bijvoorbeeld een zeer beperkte regionale verspreiding, waardoor de wereldwijde impact beperkt was. Verder vonden de uitbraken plaats in verschillende periodes. Economieën zijn nu bijvoorbeeld sterker internationaal verbonden dan in 2003, ten tijde van de uitbraak van het SARS-virus, waardoor de impact van een uitbraak nu groter is. Onderstaande tabel probeert desondanks op basis van verschillende bronnen een overzicht te bieden van de economische effecten van de genoemde uitbraken.
2002/2003
China, Hongkong, Singapore, Taiwan
Wereldbank (2008)
China: USD 14,8 mld. (0,4% bbp-krimp in 2003). Hongkong en Singapore beide 1,1% bbp-verlies in 2003. Taiwan: 0,6–0,7% bbp-krimp. Wereldwijd verlies geschat op USD 54 mld.
2012–2016
Midden-Oosten en Zuid-Korea
WHO (2019) en Nomura (2015)
USD 12 mld. 0,3%-punt bbp-krimp in Zuid-Korea (2,2% i.p.v. 2,5% groei) in 2015.
2007–2009
Nederland
SEO economisch onderzoek (2011)
De totale schade is naar schatting EUR 161–336 mln. van 2007–2010. O.a.:
Verlies kwaliteit van leven (EUR 67–145 mln.).
Ziekteverzuim (EUR 12,5–96,5 mln.).
2009/2010
Pandemie
Kamerstuk 22 894, nr. 308 (2011)
De aanpak kostte Nederland EUR 340 mln. van 2009–2011.
2014
West-Afrika
Wereldbank (2014)
USD 2.2 mld. bbp-verlies in 2015 in Guinea (bbp-groeiverwachting gedaald met 3,9%-punt, van 4.0% naar 0,1%, in 2015) Liberia (bbp-groei daalde van 8,7% in 2013 naar 0,7% in 2014) en Sierra Leone (–21,5% bbp-groei in 2015).
2015/2016
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Wereldbank (2016)
USD 3,5 mld. in 2016 (0,06% bbp) in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
2019/2020
Pandemie
CPB (2020)
IMF (2020)
Verwachte bbp-krimp in Nederland 1,2–7,7% in 2020.
Verwacht 3% bbp-krimp wereldwijd en 7,5% bbp-krimp in Nederland in 2020.
Erkent u dat wetenschappers, waaronder de meest vooraanstaande virologen, en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) al jaren waarschuwen dat epidemische uitbraken van zoönotische infectieziekten de afgelopen jaren zijn toegenomen, en dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie?23456
Ja. We zijn ons in Nederland bewust van de risico’s en zorgen ervoor dat de kans op dierziekten, waaronder zoönosen, zo klein mogelijk is. Zo werken overheid, sectoren en veterinaire zorg in Nederland goed samen om dierziekten te voorkomen, snel te ontdekken, te beheersen of te bestrijden. In 2011 is in Nederland de zogenaamde zoönosestructuur ingericht om ervoor te zorgen dat de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties, waaronder de Ministeries van VWS en LNV, goed met elkaar samenwerken (https://www.onehealth.nl/over-one-health/zoonosenstructuur). Zoönotische signalen worden beoordeeld en indien nodig wordt er opgeschaald. Deze manier van werken wordt internationaal uitgedragen, bijvoorbeeld via het One Health-project (COHESIVE) en de Global Health Security Agenda, om andere landen te ondersteunen zich voor te bereiden op opkomende zoönosen.
Kunt u bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door de grootschalige en intensieve veehouderij?7
In het door u aangehaalde artikel wordt gesteld dat productiedieren een zogenaamde epidemiologische brugfunctie kunnen vervullen bij het overspringen van infecties van wilde dieren naar de mens.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door ontbossing en menselijke activiteiten in ecosystemen, vanwege het daarmee vergrote contact tussen mensen en in het wild levende dieren?
Ja, in het UNEP Frontiers rapport uit 2016 werd gesteld dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor was voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In het officiële persbericht over COVID 19 wordt door de Executive Secretary van UNEP aangegeven dat door het degraderen van de ecosystemen en menselijke inbreuk op de natuur, wij als mensen de gezondheid in gevaar brengen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat de illegale handel in wilde dieren het risico op de uitbraak van zoönosen vergroot?
Veel factoren zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. In het twitterbericht van UNEP van 1 april jl. wordt illegale en ongereguleerde handel in wilde dieren als een factor genoemd, naast andere factoren als veranderingen in landgebruik, intensieve landbouw en klimaatsverandering. Er wordt verwezen naar het UNEP frontiers rapport uit 2016. In dat rapport in het hoofdstuk «Zoonoses» (pag. 18–27) wordt echter de illegale handel niet genoemd. Er wordt daarin wel aangegeven dat steeds meer dieren worden gehouden door steeds meer mensen en er daardoor meer mogelijkheden van overdracht ontstaan. Ook stelt UNEP in het rapport dat directe overdracht van wilde dieren naar mensen zelden voorkomt, maar dat gedomesticeerde dieren daarin een brugfunctie kunnen vervullen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op zoönotische uitbraken vergroot wordt door het gebruik van antibiotica in de veehouderij, waardoor resistente bacteriën gemakkelijker kunnen ontstaan?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, zijn er vele factoren die van invloed zijn op de problematiek van zoönosen. Een infectieziekte die van dier op mens overgaat kan ook een resistente bacterie betreffen. Antibioticaresistentie is een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier. Daarom wordt in binnen- en buitenland al jaren ingezet op verlaging van het antibioticumgebruik, humaan en veterinair. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie te bereiken.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op nieuwe zoönotische ziekte-uitbraken vergroot wordt door de klimaatverandering?
Ja, dat kunnen wij bevestigen.
Erkent u dat zowel hoog- als laagpathogene vogelgriepvirussen van dieren op mensen overgedragen kunnen worden?
Sommige laag- en hoogpathogene typen van het vogelgriepvirus kunnen op mensen worden overgedragen.
Kunt u bevestigen dat de mortaliteit van het vogelgriepvirus H5N1 onder mensen 60% is?8
Sommige bronnen, zoals de WHO, vermelden een mortaliteit in de groep geïnfecteerden van 60%. Andere melden dat de mortaliteit niet goed te bepalen is, omdat niet alle gevallen gediagnostiseerd worden en er mogelijk ook H5N1-infecties subklinisch (zonder ziekteverschijnselen) verlopen.
Erkent u dat wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het vogelgriepvirus H5N1 met vijf mutaties zó veranderd kan zijn dat het gemakkelijk overdraagbaar is van mens op mens? Hoeveel mutaties zijn daarvoor nodig bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen?
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het H5N1 vogelgriepvirus met vijf mutaties overdraagbaar werd tussen fretten. Zij stelden dat het onwaarschijnlijk was dat dit virus tussen mensen zou verspreiden. Hoeveel mutaties nodig zijn bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen is niet bekend, maar dezelfde onderzoekers lieten in een tweede publicatie zien dat de kans op het ontstaan van mens-overdraagbare varianten van hoog-pathogene vogelgriepvirussen in de natuur bijzonder klein is.
Kunt u bevestigen dat griepvirussen, dus ook het vogelgriepvirus, van zichzelf een relatief hoge mutatiesnelheid hebben?
Vogelgriepvirussen hebben een hoge mutatiesnelheid, net zoals de meeste RNA-virussen (Ribo Nucleic Acid, ribonucleïnezuur).
Kunt u bevestigen dat de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009 veroorzaakt werd door mutaties in de varkensgriep in Noord-Amerika, en het heen en weer springen van het virus tussen mens en dier waardoor het virus zó veranderde dat het resistent was voor menselijke antistoffen, waardoor vele mensen ziek werken en overleden? Zo nee, waardoor werd de uitbraak dan veroorzaakt?
De precieze herkomst van het H1N1 Influenza A-virus, dat in 2009 voor het eerst in Mexico werd aangetroffen, is onbekend. Het virus bevatte naast kenmerken van varkensgriepvirussen ook kenmerken van humane griep- en vogelgriepvirussen. Een direct verband met een varken is echter niet aangetoond. De meeste landen, waaronder Nederland, gebruiken de term «varkensgriep» daarom niet, omdat er geen eenduidig verband is aangetoond met varkens. Er zijn geen aanwijzingen dat het virus resistent is geworden tegen antistoffen. Het RIVM beschouwt deze griepepidemie nu als een «normale» griep veroorzaakt door Influenza A H1N1.
Erkent u dat varkens besmet kunnen worden door varkensgriepvirussen, vogelgriepvirussen en humane virussen en dat deze besmettingen tegelijk in één dier kunnen plaatsvinden?
Van varkens is bekend dat ze gevoelig zijn voor influenza A-virusstammen, ook voor aviaire en humane influenzastammen. Het is niet uit te sluiten dat een besmetting met influenzavirussen van verschillende herkomst op één moment plaats vindt, maar de kans daarop is heel klein. Spreiding tussen varkens van andere influenzastammen dan typische varkensinfluenza-isolaten wordt door het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) beschouwd als een zelden optredend fenomeen.
Erkent u dat virussen daarom in varkens gemakkelijk kunnen muteren en evolueren, waardoor varkens als «mixing vessels» (mengvaten) voor virussen kunnen worden beschouwd?
Niet alle virussen die bij varkens voorkomen muteren snel en vaak. Influenza A-virusstammen zijn bekend om de antigene drift, het telkens veranderen van de genetische opmaak. Dit gebeurt bij alle influenza A stammen, ook die van de mens en bij vogels. ECDC geeft aan dat de verandering van Influenza A stammen van varkens minder vaak optreedt dan bij Influenza A stammen bij mensen. Als een varken op hetzelfde moment besmet wordt met verschillende influenza A stammen zou er re-assortment (uitwisseling van erfelijk materiaal tussen deze stammen in het varken) kunnen optreden. De kans dat een varken op een en hetzelfde moment wordt besmet is zeer klein en daarmee dus de kans dat er een nieuw virus ontstaat. Het is niet te voorspellen of dit gebeurt, wanneer en wat dit betekent voor de humane gezondheid.
Kunt u bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 20 uitbraken waren van hoog-pathogene vogelgriep bij Nederlandse pluimveehouderijen? Hoeveel uitbraken waren er in 2019?
Er waren van 2014 tot en met 2018 20 uitbraken van hoog-pathogene vogelgriep bij pluimveebedrijven in Nederland. In 2019 waren er geen uitbraken in Nederland.
Kunt u bevestigen dat in 2019 in het reguliere vogelgriep monitoringsprogramma 20 Nederlandse pluimveehouderijen positief getest zijn op laag-pathogene vogelgriep?
Er werden in 2019 op 48 bedrijven antistoffen tegen LPAI-virussen aangetoond, waarvan in twee gevallen antistoffen tegen een H5-virus en eenmaal tegen een H7-virus. Alleen de H5- en H7-typen zijn bestrijdingsplichtig. De overige 45 waren andere, niet-bestrijdingsplichtige typen van het vogelgriepvirus. Deze bevindingen komen deels uit het reguliere monitoringprogramma en deels uit de zogenaamde early warning meldingen.
Kunt u bevestigen dat hoog-pathogene vogelgriep in de eerste maanden van 2020 is opgedoken in Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Tsjechië, Bulgarije en Duitsland, waarbij in het geval van Duitsland vogelgriep is vastgesteld op 45 kilometer van de Nederlandse grens?
Ja. De eerste meldingen van hoog-pathogene vogelgriep kwamen eind 2019 uit Polen. Hierna zijn ook uitbraken gemeld uit de andere Europese lidstaten en landen.
Erkent u dat door het gericht fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde commercieel gewenste eigenschappen (zoals snelle groei) de genetische diversiteit van de dieren in de afgelopen decennia sterk is afgenomen?
Commerciële fokprogramma’s zijn gericht op genetische verbetering van de gewenste fokdoelkenmerken, maar duurzame fokprogramma’s moeten zich tegelijkertijd ook richten op het lange termijn behoud van genetische diversiteit binnen de fokpopulatie. Fokkerij-organisaties proberen in het algemeen de inteelttoename en daarmee het verlies van genetische diversiteit beperkt te houden. Monitoring van de impact van fokkerij strategieën en van selectie is belangrijk. In de Nederlandse veehouderij worden op kleine schaal ook dieren van zeldzame rassen gehouden. In kleine populaties van zeldzame rassen is genetische drift (toeval) ook vaak een oorzaak van verlies van genetische diversiteit binnen de populatie.
Erkent u dat door het fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde eigenschappen (zoals snelle groei) het afweersysteem tegen ziektes gemiddeld gezien slechter is geworden in de afgelopen decennia?9
Die stelling kunnen wij niet onderschrijven. Er is geen bewijs dat er nu meer infectieziekten bij landbouwhuisdieren voorkomen dan een aantal decennia geleden of dat dieren nu gevoeliger zijn voor infectieziekten. Of er ziekte optreedt hangt van heel veel factoren af, zoals hygiëne, bedrijfsvoering en huisvesting, en hangt niet alleen samen met het afweersysteem van het dier.
Ziet u de erfelijke versmalling en het verminderde afweersysteem als serieuze risico’s voor het ontstaan van nieuwe zoönotische mutaties en de verspreiding daarvan?
De relatie tussen fokkerij en gevoeligheid van dieren voor ziekten is zeer complex. Er zijn verschillende factoren van invloed op de gevoeligheid voor dierziekten, en erfelijke eigenschappen van een dier kunnen daarbij een rol spelen.
Kunt u bevestigen dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is, met het hoogste aantal kippen en varkens per vierkante kilometer in vergelijking met andere landen?101112 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft door zijn beperkte oppervlakte een hoge veedichtheid, vooral in Zuidoost Nederland. In andere Europese landen is de veehouderij geconcentreerd in regio’s met een veedichtheid die vergelijkbaar is met de veedichtheid in Zuidoost Nederland. Het gaat hier om Vlaanderen, het westen van Niedersachsen (Duitsland), Bretagne (Frankrijk) en de Po-vlakte (Italië).
Kunt u bevestigen dat onderzoekers virussen hebben gevonden bij schubdieren die lijken op Covid-19 en dat er sterke aanwijzingen zijn dat het schubdier als tussenschakel heeft gediend bij de overdracht van Covid-19 op de mens?13
In een recente publicatie in Nature hebben Chinese onderzoekers melding gemaakt van de vondst van SARS-CoV-2-gerelateerde coronavirussen in een Javaans schubdier (Manis javanica). Volgens de onderzoekers suggereert deze bevinding dat schubdieren mogelijk gastheer zijn van nieuwe coronavirussen. Van deze soort is bekend dat zij coronavirussen bij zich kunnen dragen, maar daarmee is nog niet bewezen dat een schubdier bij aanvang van de huidige pandemie van SARS CoV-2 een brugfunctie heeft vervuld.
Kunt u bevestigen dat juist het schubdier een van de meest verhandelde wilde zoogdieren is?14
Het schubdier, ook wel pangolin genoemd, heeft de hoogste beschermingsstatus binnen CITES: de commerciële handel is internationaal verboden. Er zijn Afrikaanse en Aziatische soorten. De instandhouding van deze soorten in het wild wordt ernstig bedreigd door stroperij en illegale handel. Internationaal worden grote hoeveelheden schubben van Afrikaanse soorten gesmokkeld naar Azië.15
Erkent u dat Nederland een belangrijke rol kan spelen in het voorkomen van de uitbraak van toekomstige infectieziekten door de legale en illegale handel in wilde dieren, zowel op internationaal als nationaal vlak, te bestrijden?
De manier waarop we met wilde dieren omgaan, en ook de wijze waarop we met de natuur omgaan en het verlies van biodiversiteit in de wereld zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. Zoals aangegeven in de reactie op motie van het lid van Esch (PvdD) (zie Kamerstukken 25 295, nr. 87 en 25 295, nr. 200) zal indien er signalen zijn dat de internationale handel in (wilde) dieren bij de verspreiding van een zoönose een rol speelt, Nederland dit Europees aankaarten; er is een bestaand Europees juridisch kader om importmaatregelen te treffen ten behoeve van de dier- of volksgezondheid, als dat nodig en proportioneel is.
Zoals toegezegd in bovengenoemde brief zal de Chief Veterinary Officer het onderwerp inzake handel in wilde dieren als mogelijke bron van nieuwe infectieziekten bespreken met haar Europese collega’s.
Ten algemene is illegale handel in beschermde diersoorten een bedreiging van de biodiversiteit en onacceptabel. Hierop wordt blijvend gehandhaafd in nauwe samenwerking met Europese en internationale partners.
Bent u bereid zich hiervoor met spoed in te zetten in internationaal (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) en WHO) en EU-verband?
Zoals in het antwoord op vraag 27 verwoord, zet de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich hier vooral in Europees verband voor in. Dit staat los van het CITES-verdrag. Het CITES-verdrag ziet toe op de bescherming van de mondiale biodiversiteit en de rol die internationale handel daarin speelt, en niet op de volksgezondheid.
Waarom is het nog altijd toegestaan om wilde en exotische dieren te verhandelen op beurzen en markten in Nederland, terwijl wetenschappers waarschuwen dat «markten met levende dieren een broeihaard van ziektes» zijn? Bent u bereid deze markten in het kader van de preventie van de verspreiding van zoönosen per direct te verbieden? Zo nee, waarom niet?1516
In Nederland zijn beurzen en markten van dieren onder voorwaarden toegestaan voor de verkoop van dieren van legale herkomst. Het gaat dan veelal om gefokte dieren. De algemene voorwaarden staan beschreven in het Besluit houders van dieren. Eén van de algemene regels is dat alle dieren worden gezien en gecontroleerd door een dierenarts voordat de dieren worden toegelaten tot de beurs of markt. Voor sommige diersoorten/-groepen gelden aanvullende regels of zijn markten geheel verboden met het oog op bijvoorbeeld vogelgriep.
Op 1 april 2021 treedt de Europese diergezondheidsverordening in werking. In de uitwerking van deze verordening zijn de regels rondom de intracommunautaire deelname van dieren aan tentoonstellingen wat aangescherpt. In het kader van de nationale implementatie van deze verordening wordt gekeken naar regels rondom tentoonstellingen en beurzen. Het risico op zoönosen wordt daarbij meegenomen.
Omdat mens tot mens overdracht de stuwende kracht van de epidemie is, zijn evenementen zoals beurzen en markten in elk geval tot 1 september verboden. Of er aanvullende maatregelen nodig zijn, zal worden bezien.
Kunt u bevestigen dat Rotterdam en Schiphol belangrijke doorvoerhavens zijn voor de handel in wilde dieren, en dat Nederland daarmee een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar te doen verrichten?17
Nederland is met de haven van Rotterdam en Schiphol een belangrijk invoer- en doorvoerland in algemene zin. De handel in levende zoogdiersoorten die beschermd worden onder het CITES-verdrag betreft voor het grootste deel gefokte of gekweekte specimen. Er is geen signaal dat Nederland op deze wijze een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen. De Minister van LNV ziet nu dan ook geen aanleiding om hier verder onderzoek naar te doen. Als er risico’s zijn met betrekking tot de verspreiding van een zoönose worden er Europees of internationaal maatregelen genomen door de daartoe bevoegde gremia. Zo geldt bijvoorbeeld een importverbod voor (uit het wild afkomstige) vogels in verband met de mogelijke verspreiding van vogelgriep.
Kunt u bevestigen dat Interpol al geruime tijd aandacht vraagt voor het gebrek aan capaciteit voor het opsporen van de handel in wilde dieren?18
In het aangehaalde artikel uit 2016 vraagt Europol aandacht voor de prioritering. Nederland werkt samen met de Europese partners op het gebied van het opsporen van de illegale handel in bedreigde dieren. Dit gebeurt onder meer op grond van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking.20 Ook participeert Nederland actief in het door Europol gecoördineerde EMPACT21/Envi-crime-programma op het gebied van wildlife-criminaliteit, bijvoorbeeld in de actie gericht op de aanpak van cybercrime. Daarnaast werkt Nederland breder internationaal samen, zoals tijdens de Interpolactie Thunderball in 201922, maar ook bilateraal bij strafrechtelijke onderzoeken.
Erkent u dat door het gebrek aan opsporingscapaciteit dat wat er van de handel in wilde dieren die op dit moment wél onderschept wordt, slechts het topje van de ijsberg vormt?
Opsporingscapaciteit staat altijd onder druk en is onderhevig aan zorgvuldige prioritering Voor de vervolging geldt dat in 2005 het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie is opgericht voor de aanpak van onder andere wildlife crime. Nederland neemt een groot aantal zendingen van illegaal verhandelde dieren in beslag (top 5 EU-lidstaten).23 Blijvende inzet en samenwerking is van belang. We hebben niet het beeld dat dit slechts een klein percentage is van de daadwerkelijke illegale handel. De totale omvang van illegale handel is nooit met zekerheid vast te stellen, waardoor het exacte aandeel niet is te bepalen. Mondiaal is er nog zeker een wereld te winnen en is capaciteitsopbouw en de aanpak van corruptie cruciaal.
Deelt u derhalve de mening dat zowel Nederland als Europa meer prioriteit moet geven aan het bestrijden van de handel in wilde dieren en dat er in Nederland meer kennis en capaciteit op het gebied van toezicht en handhaving moet komen? Bent u bereid hier snel werk van te maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
«Wilde dieren» is een breed begrip waar allerlei Europese en internationale regels voor gelden. Als het gaat om de internationale handel in beschermde of bedreigde diersoorten wordt deze gereguleerd door het CITES-verdrag. Illegale handel wordt bestreden. Daartoe wordt nationaal, Europees en internationaal nauw samengewerkt. Nederland committeert zich ook aan het EU Action Plan against Wildlife Trafficking. Kennis van soorten, regels en bijvoorbeeld illegale routes is cruciaal en moet ook op peil blijven. Door alle Nederlandse ketenpartners wordt daarop ingezet, waarbij ook veel kennis Europees en internationaal wordt gedeeld. De capaciteit moet ook goed op elkaar worden afgestemd om ook adequaat samen op te kunnen trekken, ieder vanuit zijn eigen rol. Dit wordt periodiek bekeken. Zoals ook al eerder aan uw Kamer gemeld in reactie op de motie van het lid van Esch (PvdD) (Kamerstukken 25 295, nr. 89 en 25 295, nr. 200), is er geen aanleiding om handhaving of toezicht naar aanleiding van de corona-uitbraak nu te intensiveren.
Erkent u dat CITES-vergunningen waarmee gecontroleerd wordt of de dieren gefokt of uit het wild gevangen zijn, in de praktijk zeer eenvoudig te vervalsen zijn?19
In algemene zin is het helaas zo dat allerlei soorten documenten kunnen en worden vervalst. Dit komt ook bij CITES-documenten voor. Om dergelijke illegale praktijken te ondervangen worden tal van voorzorgsmaatregelen genomen. Om fraude verder terug te dringen wordt er in CITES en Europees verband gewerkt aan het opzetten van e-permitting. Het gaat nog wel tijd kosten om dit mondiaal in te voeren.
Deelt u de mening dat ook de handel in gefokte dieren verboden moet worden om de bestrijding van de handel effectiever en efficiënter te maken? Zo nee, waarom niet?
Indien het gaat om de bestrijding van illegale handel, helpt een verbod op handel in gefokte dieren niet. Als het gaat om de geoorloofde handel in bedreigde/beschermde diersoorten die onder het CITES-verdrag vallen, geldt dat de handel in gekweekte of gefokte dieren de wilde populaties ontziet. Vanuit biodiversiteitsoogpunt is dit belangrijk. Hierdoor wordt een duurzame handel bewerkstelligd, welke in CITES-verband wordt gecontroleerd en gemonitord. De Minister van LNV ziet daarom geen aanleiding voor een verbod op de handel in gefokte dieren.
Erkent u dat er ook via internet en het dark web veelvuldig legaal en illegaal wilde dieren worden verhandeld? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar in te stellen?20
Ja, internet is een kanaal waarlangs dieren te koop worden aangeboden, legaal en illegaal. Ook het dark web wordt incidenteel hiervoor gebruikt. Hierop wordt risicogericht gehandhaafd.
Hoe is het mogelijk dat in Nederland veel wilde, exotische dieren nog altijd als huisdier gehouden mogen worden?
Beschermde dieren afkomstig uit het wild in Nederland (EU) mogen niet worden gehouden als huisdieren. Ook is het verboden om grote katachtigen en primaten in Nederland te houden, alsmede diersoorten die op de Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten staan. Voor beschermde uitheemse soorten gelden er onder het CITES-verdrag strenge regels over welke diersoorten wel of niet verhandeld mogen worden. Voor diersoorten, waarvoor geen verbod geldt om deze te houden, gelden er regels die als doel hebben de dieren te beschermen. Zo gelden er bijvoorbeeld regels voor het houden en verzorgen van (landbouw)huisdieren.
Erkent u dat een positieflijst voor zoogdieren, reptielen en vogels veel zou bijdragen aan het bestrijden van het houden van wilde dieren in Nederland? Wanneer kunnen we dergelijke positieflijsten verwachten?
Positieflijsten voor zoogdieren, reptielen en vogels worden opgesteld met het oog op dierenwelzijn en gevaar voor de mens. Een lijst van alle, in Nederland gehouden diersoorten wordt beoordeeld aan de hand van risicofactoren voor dierenwelzijn en gevaar voor de mens (letsel- en zoönoserisico). Deze lijst bevat zowel gedomesticeerde als uit het wild afkomstige diersoorten, die niet verboden zijn om in Nederland te houden (zie het antwoord op vraag 37). Positieflijsten zorgen ervoor dat het helder wordt welke diersoorten geen gevaar voor de mens opleveren en wat de welzijnsrisico’s zijn bij het houden van verschillende diersoorten. Nadat een positieflijst is vastgesteld, is het niet langer toegestaan bepaalde diersoorten te houden die nu in Nederland worden gehouden.
De Minister van LNV is gestart met het opstellen van een positieflijst voor zoogdieren. Zij verwacht een conceptlijst aan het einde van het jaar te kunnen consulteren op internetconsultatie.nl. De lijsten voor vogels, reptielen en amfibieën volgen later.
Kunt u bevestigen dat de mens tegenwoordig wereldwijd ook meer contact met wilde dieren heeft dan vroeger, vanwege de toenemende ontwikkeling van economische activiteiten zoals landbouw, houtkap, mijnbouw, en aanleg van infrastructuur, dorpen en steden in natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Het is aangetoond dat meer diersoorten en populaties, die voorheen afgezonderd van mensen leefden, door de verstoring en vernietiging van habitats en ecosystemen nu wel in contact komen met de mens. Het kan overigens niet gezegd worden dat de mens gemiddeld meer contacten heeft met wilde dieren. Door toenemende urbanisatie neemt het aantal mensen dat in nauw contact staat met de natuur eerder af.
Onderschrijft u het wetenschappelijke feit dat voor virussen die aanvankelijk alleen in het (wilde) dierenrijk circuleren, er geen groepsimmuniteit voor mensen is opgebouwd en dat daarom juist dit soort virussen zeer gevaarlijk voor mensen zijn wanneer deze virussen van dieren op mensen overspringen?21
Virussen die via het dierenrijk bij de mens terecht komen kunnen een probleem vormen voor de gezondheid van individuele mensen. Zo’n virus is nieuw voor mensen en hierdoor kan de weerstand van mensen voor dit specifieke virus minder zijn. In de meeste gevallen gaat het om een eenmalige overdracht van dier naar mens en speelt het feit dat er geen groepsimmuniteit is geen rol. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV-2, kan het virus zich efficiënt verder verspreiden van mens tot mens. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid.
Erkent u dat door de verkleining van het leefgebied van wilde dieren en door de opmars van agro-industriële monoculturen in die gebieden het grensvlak waarop mensen en (wilde) dieren elkaar treffen de laatste decennia veel groter is geworden?
Verandering van landgebruik en van landbouwsystemen zijn volgens onderzoek de oorzaak van een groot aantal van de overdrachten van dierziekten op mensen.
Zie ook het antwoord op vraag 39.
Erkent u dat door ontbossing, het verlies aan biodiversiteit en de toename van de agro-industriële monoculturen dierlijke virussen veel makkelijker dan voorheen kunnen rondwaren op het grensvlak waar (wilde) dieren en mensen elkaar treffen en daardoor ook makkelijker kunnen overslaan op mensen?22
Er zijn vele factoren van invloed op de problematiek van zoönosen, zoals beschreven bij mijn antwoorden hiervoor zoals vraag 8.
Kunt u derhalve de stelling onderschrijven die tal van virologen huldigen, dat het juist menselijke activiteit is die het risico op het overslaan van virussen van dieren op mensen veel groter heeft gemaakt?23
Het klopt dat bijvoorbeeld de manier waarop de mens met wilde dieren omgaat, en ook de wijze waarop zij met de natuur omgaat en het verlies van biodiversiteit in de wereld van invloed zijn op de problematiek van zoönosen.
Erkent u net als het UNEP dat veranderend landgebruik (bijvoorbeeld ontbossing) en wereldwijde intensivering van de landbouw tegenwoordig de twee belangrijkste drijvende krachten zijn achter het ontstaan en de verspreiding van zoönotische ziektes?24 Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, stelt het UNEP Frontiers rapport uit 2016 dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor is voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV 2, kan het virus zich verder verspreiden van mens tot mens en spelen zaken als globalisering en reisgedrag een rol in de verspreiding.
Kunt u bevestigen dat Nederland de grootste importeur is van veevoer (soja) en palmolie van de Europese Unie?2526
Ja, Nederland is de grootste bruto importeur van sojabonen en sojameel in de EU.
Uiteindelijk wordt ongeveer 11% van deze soja-import in Nederland geconsumeerd. Dit volume is volledig afgedekt door de duurzaamheidscertificaten RTRS, Round Table on Responsible Soy, dat wil zeggen duurzaam en zonder ontbossing of ecosysteemconversie geproduceerd.
Soja die in Nederland wordt verwerkt tot veevoer en dierlijke producten en wordt uitgevoerd is afgedekt met certificaten onder de FEFAC Soy Sourcing Guidelines (SSG). Deze SSG garanderen dat de sojaproductie legaal was maar niet noodzakelijkerwijs vrij van ontbossing.
Binnen de EU is Nederland ook de grootste bruto importeur van palmolie. Ongeveer 12% wordt gebruikt door de Nederlandse veevoederbranche.
Inmiddels is alle palmolie die in voeding en diervoeders voor de binnenlandse markt wordt verwerkt gecertificeerd duurzaam. Palmolie wordt als duurzaam bestempeld als het voldoet aan de standaarden van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO).
Wanneer naast de binnenlandse markt ook de palmolie wordt betrokken die in Nederland werd verwerkt in voedingsmiddelen voor de export, was 89 procent van de in 2018 geïmporteerde palmolie gecertificeerd duurzaam. Voor palmolie die in Nederland werd verwerkt tot diervoer was het aandeel duurzaam geproduceerd 68 procent; een forse toename ten opzichte van de 53 procent in 2016.
Erkent u dat de productie van palmolie en veevoer (soja) leidt tot ontbossing en het ontstaan van monoculturen in landen elders?
De productie van palmolie en de productie van soja in de tropen en subtropen is een belangrijke aanjager van ontbossing en een oorzaak van ecosysteemconversie. Om dat risico zoveel mogelijk te vermijden, kopen Nederlandse marktpartijen bij voorkeur gecertificeerde palmolie en soja.
Nederland zet zich in Europees en internationaal verband actief in voor verdere verduurzaming van de wijze waarop soja en palmolie worden geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en de naleving van mensenrechten. Zie verder het antwoord op vraag 48.
Daarnaast wil de EU minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de (duurzame) productie van plantaardige eiwitten. In deze context werkt Nederland momenteel aan een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Kunt u bevestigen dat Nederland het land is met de hoogste veedichtheid ter wereld en dat het voer voor de dieren die in Nederland gefokt, gehouden en gedood worden voor een deel geïmporteerd wordt uit gebieden waar verregaande ontbossing plaatsvindt of heeft plaatsgevonden?27
Uit de Grondstoffenwijzer van de Nederlandse Vereniging voor de Diervoederindustrie (Nevedi) uit 2018 blijkt dat circa 67% van de door de Nederlandse veevoerindustrie verwerkte veevoergrondstoffen uit Europa afkomstig was (waarvan 12% uit Nederland), 20% uit Zuid-Amerika, 8% uit Noord-Amerika en 5% uit Azië. Voor het eerste deel van de vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 24. Met betrekking tot de herkomst van het diervoer wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 45 en 46.
Erkent u dat Nederland als een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing een extra grote verantwoordelijkheid heeft om te stoppen met het veroorzaken van ontbossing en de verdere toename van agro-industriële monoculturen een halt toe te roepen, zowel in eigen land als in het buitenland, om het risico op het ontstaan op zoönotische ziektes te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Dat in Nederland gevestigde ondernemingen een rol spelen in mondiale handelsketens maakt Nederland nog niet tot «een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing». Het kabinet beseft dat grondstoffen worden geïmporteerd waarvan de productie kan leiden of heeft geleid tot ontbossing en zet zich daarom in voor de verduurzaming van de productie van die grondstoffen. Alhoewel het tegengaan van ontbossing primair de verantwoordelijkheid is van het land waar ontbossing plaatsvindt, zet het kabinet zich in voor het realiseren van volledig ontbossingsvrije handelsketens vanaf 2030, juist vanwege de erkenning dat bossen van groot belang zijn voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen, het behoud van biodiversiteit en het grote belang van bossen voor de lokale bevolking. Samen met mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister van LNV onze inzet geschetst in de brief van 9 maart jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 708).
Vindt u het verantwoord om bestaande risico’s op een nieuwe uitbraak van een besmettelijke mens-op-mens-infectieziekte te laten voortbestaan in afwachting van een mogelijke nieuwe pandemische uitbraak?
De manier waarop mensen met dieren omgaan, maar ook de veranderingen aan ecosystemen en het verlies van biodiversiteit zijn zaken die de problematiek van zoönosen beïnvloeden. Daar is internationaal aandacht voor en zal de komende tijd aandacht voor moeten blijven. Hoe dan ook zal er altijd een risico op een nieuwe uitbraak blijven bestaan. Al eeuwenlang leven mens en dier samen. Het is aan onze en toekomstige generaties om ervoor te zorgen dat risico’s die daarbij horen zo klein mogelijk zijn.
Bent u bereid om gezamenlijk tot een alomvattend aanvalsplan te komen om het gevaar van overspringende zoönosen tussen landbouwdieren en wilde dieren, en mogelijke mens-op-mens besmettingen drastisch te verminderen?
Het kabinet zet zich in tegen schadelijke veranderingen in landgebruik, zoals ontbossing, en voor het behoud van biodiversiteit en is goed voorbereid op uitbraken van zoönosen door de Nederlandse zoönosestructuur. Het doet dit in goede samenwerking met zijn Europese en internationale partners. Het kabinet zal zich ervoor blijven inzetten dat de risico’s zo klein mogelijk zijn of kleiner worden.
Bent u bereid deze vragen een voor een en op korte termijn te beantwoorden gelet op het actuele en grote maatschappelijke belang om dit soort pandemieën in de toekomst te voorkomen?
Gezien de vragen interdepartementale afstemming vereisten, zijn de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord. Uw Kamer is daarvan eerder op de hoogte gesteld bij brief op 24 april jl.
De snel verslechterende situatie voor dieren in de veehouderij als gevolg van de coronacrisis |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat de ophoping van dieren in de veehouderij na het wegvallen van de vraag uit de horeca en het wegvallen van een deel van de export van dierlijke producten en levende dieren steeds dringender problemen begint op te leveren?
Het coronavirus raakt alle delen van onze maatschappij, waaronder ook de veehouderij. De vraag vanuit de horeca en export is inderdaad afgenomen. Tegelijkertijd hebben sommige sectoren te maken (gehad) met een verhoogde vraag vanuit de retail. Vooralsnog hebben de grote slachthuizen in Nederland de gebruikelijke aantallen kunnen slachten, waardoor er geen sprake is van toegenomen dierenwelzijnsproblemen in de stallen. Er worden wel minder kalveren geslacht. Dat betekent dat kalveren langer op stal blijven. De sector heeft aangegeven dat, mocht er bij de oudste kalveren minder ruimte ontstaan in de hokken, dan in overleg met de slachterijen, de zwaarste kalveren naar het slachthuis worden afgevoerd zodat de rest voldoende ruimte heeft.
Deelt u de mening dat het onacceptabel zou zijn als dieren straks worden doorgedraaid alsof het tomaten zijn, omdat niet tijdig is ingegrepen om de productie te beperken?
Het is ongewenst dat er op een dergelijke manier met levende dieren wordt omgegaan. Daarom blijf ik in overleg met sectoren om de situatie nauwlettend te kunnen volgen en mogelijke oplossingen te bespreken. Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om de gevolgen van marktverstoringen op te vangen als dit nodig mocht zijn. In een aantal sectoren, zoals de pluimvee- en de eendensector, heeft een aantal bedrijven zelf besloten tijdelijk geen nieuwe productieronde op te starten of minder dieren opgezet.
Erkent u dat het invriezen van vlees om te voorkomen dat het moet worden weggegooid geen oneindige oplossing kan bieden, al was het alleen al maar omdat het aantal vriesruimtes beperkt is?
Het tijdelijk invriezen van vlees geeft het bedrijfsleven meer ruimte om in te spelen op de veranderde omstandigheden en te sturen op een balans in vraag en aanbod maar is niet de enige mogelijke maatregel. Het vlees dat wordt ingevroren als gevolg van het wegvallen van de export is geproduceerd onder het gebruikelijke regime van keuring en toezicht door de NVWA met aandacht voor voedselveiligheid en dierenwelzijn. Ik verwijs uw Kamer verder naar het antwoord op vraag 2.
Heeft u gelezen dat ook varkensslachterijen waarschuwen voor overvolle stallen en welzijnsproblemen nu de capaciteit bij varkensslachterijen lager ligt door de coronamaatregelen?1
Dat heb ik gelezen. De NVWA heeft ondanks de coronacrisis tot op heden de bemensing op slachthuizen rond kunnen krijgen. Daar heeft zij ook prioriteit aan gegeven. In dit geval gaat het specifiek om de zorg van varkensslachterijen over de inzetbaarheid van toezichthoudende dierenartsen van de NVWA en de wens om gedurende de coronacrisis incidenteel de slachttijden te verlengen door meer op zaterdag te slachten. Hierover is de NVWA in overleg met COV en de varkensslachterijen.
Heeft u gezien dat er bijvoorbeeld in Nieuw-Zeeland al sprake is van overvolle stallen omdat er veel minder dieren worden geslacht en de dieren langer in de stallen blijven?2
Ik heb gelezen dat in Nieuw-Zeeland de stallen overvol dreigen te raken omdat onafhankelijke slagers de deuren hebben moeten sluiten aangezien zij door de overheid niet als essentiële bedrijven zijn gekwalificeerd. In Nederland heeft de overheid de gehele voedselketen als cruciale sector aangewezen.
Heeft u gelezen dat vrieshuizen momenteel overvol zitten met kippenvlees en dat slachterijen oproepen om minder vleeskuikens in de stallen te plaatsen?3 4
Dat heb ik gelezen.
Heeft u gelezen dat ook veel kalfsvlees de vriezer in gaat nu de horeca-afzet en een belangrijk deel van de export naar Italië, Frankrijk, Spanje en Duitsland is weggevallen?5
Dat heb ik gelezen.
Waarom heeft u nog steeds geen fokbeperkingen ingesteld om te voorkomen dat stallen overvol raken en om te voorkomen dat vlees zal worden vernietigd, waartoe de Partij voor de Dieren u al eerder heeft opgeroepen?6
Ook in de huidige omstandigheden moet dierenwelzijn gewaarborgd zijn. Ik heb echter in deze situatie geen wettelijke mogelijkheden om, als crisismaatregel, verplichte productiebeperkende maatregelen op te leggen op basis van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren (GWWD) en de Wet dieren omdat COVID-19 geen besmettelijke dierziekte is. Daarom verkennen de sectoren in overleg met mijn ministerie mogelijke productiebeperkende maatregelen op tijdelijke en vrijwillige basis. Verder staan mededingingsregels niet toe dat branche- en producentenorganisaties hun leden een bindend advies geven over de beperking van de productie. Zij kunnen hun leden wel adviseren om op vrijwillige basis tijdelijk productiebeperkende maatregelen te nemen, waarbij het aan de individuele ondernemer is dit advies al dan niet op te volgen. De sectoren kunnen hierover advies inwinnen bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
Heeft u gelezen dat de verkoop van «kooi-eieren» enorm is gedaald doordat horecagelegenheden zijn gesloten en de export van eieren moeizaam loopt en dat dit dus gaat om de eieren die zijn gelegd door de meer dan 6 miljoen kippen die in Nederland nog altijd hun leven moeten slijten in een «verrijkte kooi» met iets meer dan een A4-tje ruimte en in hun korte leven ongeveer 300 eieren moeten leggen?7 8
Ik heb gelezen dat de afzet van kooi-eieren is gedaald.
Deelt u de mening dat de horecabranche hiermee lelijk door de mand valt, omdat zij hun klanten dus massaal (gerechten met) goedkope kooi-eieren blijken te serveren, terwijl Nederlandse supermarkten zulke eieren normaal gesproken niet eens meer als consumptie-ei te koop aanbieden?
Er is de laatste jaren een trend zichtbaar in de vraag naar scharreleieren in plaats van kooi-eieren in de horeca in Noord-West Europa. Het grootste deel van de kooi-eieren is bestemd voor de verwerking tot eiproducten. Het verwerkte product wordt over het algemeen in het buitenland afgezet, een klein deel van het verwerkte product gaat naar de horeca in Nederland. Een klein deel van de kooi-eieren gaat rechtstreeks (als heel ei) naar de horeca.
Heeft u gelezen dat de European Milk Board (EMB) waarschuwt dat op dit moment meer melk wordt geproduceerd dan de markt aan kan en een oproep doet aan de Europese Commissie om direct maatregelen te treffen voor een vrijwillige productiebeperking voor Europese melkveehouders?9
Dat heb ik gelezen.
Klopt het dat fabrieken in Amerika en Canada al melk weggooien, ofwel «laten lopen»?
Vanwege de coronacrisis is er in de Verenigde Staten en Canada sprake van een weggevallen marktvraag bij onder andere restaurants en is er op een aantal locaties sprake van afname van productiecapaciteit van de verwerkende industrie. Als gevolg hiervan hebben sommige boeren in de Verenigde Staten en Canada rauwe melk weg laten lopen.
Heeft u gelezen dat ook de vraag naar kaas flink is gekelderd door het wegvallen van de vraag vanuit de horeca?10
Dat heb ik gelezen.
Gaat u zich inzetten voor een diervriendelijke productiebeperking in de melkveehouderij, zowel in Nederland als in Europa? Zo nee, vindt u dat melk zomaar mag worden weggespoeld om te voorkomen dat de melkprijzen nog verder dalen?
Ik heb de Europese Commissie gevaagd alle noodzakelijke maatregelen te nemen die onder de gemeenschappelijke marktordening (GMO) mogelijk zijn om ernstige marktverstoringen aan te pakken, waaronder de zogenaamde crisismaatregelen onder artikel 222 van de GMO-Verordening 1308/2013. Ik vind het belangrijk te voorkomen dat boerderijmelk niet kan worden verwerkt als gevolg van eventuele uitval van de melkverwerkende industrie door ziekte van personeel, zoals in sommige lidstaten nu het geval is. In Nederland wordt alle boerderijmelk nog opgehaald en verwerkt. De zuivelsector houdt rekening met de mogelijkheid van tijdelijke vermindering van de melkaanvoer als zich ernstige uitval in de verwerkingscapaciteit zou voordoen door ziekte van het personeel en werkt daarvoor aan een noodscenario.
Gaat u nu wél fokbeperkingen instellen in de melkveehouderij of kiest u bewust voor de situatie dat melkoverschotten zullen worden weggespoeld en kalfsvlees zal worden vernietigd?
Zoals ik ook heb laten weten in antwoord op vraag 8 heb ik in deze situatie geen wettelijke mogelijkheden om, als crisismaatregel, verplichte productiebeperkende maatregelen op te leggen op basis van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren (GWWD) en de Wet dieren omdat COVID-19 geen besmettelijke dierziekte is. In Nederland wordt alle boerderijmelk vooralsnog opgehaald en verwerkt. Met de kalversector is afgesproken dat zij zich ervoor inzet om alle kalveren van Nederlandse melkveebedrijven te blijven afnemen. Kalfsvlees dat niet direct kan worden afgezet wordt ingevroren. Bovendien zijn fokbeperkingen bij melkvee pas op langere termijn effectief vanwege de lange draagtijd van koeien en is dat geen doeltreffende maatregel voor de huidige situatie.
Heeft u gelezen dat de export van Nederlandse eendagskuikens voor de leghennenhouderij naar bepaalde gebieden stil is komen te liggen? Geldt deze situatie ook voor eendagskuikens die worden geëxporteerd voor de vleeskuikenhouderij? Om hoeveel eendagskuikens gaat het hierbij in totaal?11
De exportbeperkingen waar uw Kamer aan refereert zijn praktisch van aard, en komen niet voort uit juridische maatregelen die door de Europese of Nederlandse wetgever zijn genomen. De export van eendagskuikens via luchtverkeer naar landen buiten de EU is grotendeels stilgevallen vanwege geannuleerde vluchten. Het gaat hierbij met name om eendagskuikens voor de leghennenhouderij. De broederijen hebben zich ingespannen om zoveel mogelijk eendagskuikens die niet konden vertrekken elders te plaatsen. Hetzij door om te boeken naar luchtvaartmaatschappijen die nog wel vluchten aanbieden, dan wel via herbestemming naar landen die per auto bereikbaar zijn. De Centrale Organisatie Broedeieren en Kuikens (COBK) heeft mij geïnformeerd dat het gaat om circa 1.250.000 eendagskuikens waarvan de vluchten zijn geannuleerd. Na 20 maart 2020 zijn er geen broedeieren meer ingelegd voor deze bestemmingen.
Kunt u bevestigen dat (een deel van de) eendagskuikens die naar Midden-Afrika zouden worden geëxporteerd, in ieder geval tot 10 april zal worden afgemaakt? Geldt dit ook voor eendagskuikens die naar andere gebieden zouden worden geëxporteerd?
Het betreft hier eendagskuikens waarvan de vluchten door de luchtvaartmaatschappijen vooraf waren bevestigd, maar die uiteindelijk niet doorgingen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 16 hebben de broederijen zich ingespannen om zoveel mogelijk eendagskuikens die niet konden vertrekken te herplaatsen. Helaas heeft deze situatie van overmacht ertoe geleid dat niet alle eendagskuikens konden worden herplaatst en een deel van de dieren moest worden gedood.
Kunt u bevestigen dat ook groepen moederdieren vervroegd zullen worden geslacht?
Er zijn signalen dat er ook moederdieren vervroegd geslacht zullen worden.
Hoeveel eendagskuikens en hoeveel moederdieren worden in totaal vervroegd geslacht door de exportbeperkingen?
COBK heeft mij geïnformeerd dat er circa 700.000 eendagskuikens zijn gedood als gevolgd van de annulering van een aantal vluchten waarmee eendagskuikens vervoerd zouden worden. Over informatie omtrent het aantal moederdieren dat vervroegd geslacht is als gevolg van exportbeperkingen beschik ik niet.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en één voor één beantwoorden?
Ik heb getracht de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het lot van kalfjes uit de melkveehouderij als gevolg van de coronacrisis |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Kunt u, voor de mensen die dat niet weten, om te beginnen bevestigen dat koeien in de melkveehouderij – net als alle andere zoogdieren – niet zomaar melk geven, maar daarvoor eerst een jong moeten baren? Kunt u voorts bevestigen dat koeien in de melkveehouderij om die reden ieder jaar zwanger worden gemaakt en dat de kalfjes die zij baren steeds kort na de geboorte bij hen worden weggehaald, waarna de melk door de mens wordt toegeëigend en de kalfjes als bijproduct van de zuivelindustrie in meerderheid in kalvermesterijen belanden?
Om melk te kunnen geven moet een koe met regelmaat een kalf ter wereld brengen. De melkveehouder houdt (een deel van) de vrouwelijke kalveren aan om op te fokken tot toekomstige melkkoe. De mannelijke kalveren en een deel van de vrouwelijke kalveren worden opgefokt met als doel kalfsvlees te produceren. De kalveren worden na minstens 14 dagen en op een minimaal gewicht van 36 kg door handelaren opgehaald van het melkveebedrijf en naar de vleeskalverhouderij gebracht. Daar worden de kalveren 6–12 maanden opgefokt en vervolgens geslacht.
Kunt u aldus bevestigen (nogmaals: voor de mensen die dit niet weten) dat de aanvoer van kalfjes in de kalverhouderij een direct gevolg is van het fokken met koeien in de melkveehouderij?
Alle kalveren in de kalverhouderij zijn afkomstig uit de melkveehouderij.
Heeft u gelezen dat de markt voor blankvleeskalveren «zo dood als een pier» is en er grote overschotten aan kalfsvlees dreigen te ontstaan nu dit vlees door de coronacrisis niet meer kan worden geëxporteerd naar landen als Italië, Frankrijk en Spanje, waar normaal zo’n 95% van het kalfsvlees naartoe gaat?1 2 3
Er is inderdaad sprake van vraaguitval. Door bijvoorbeeld het sluiten van restaurants, in het kader van de COVID-19 maatregelen, is de afzet van de duurdere delen sterk gedaald. De verkoop van kalfsvlees via supermarkten is verminderd, maar gaat wel door.
Heeft u gelezen dat kalverslachterijen door het wegvallen van de vraag naar kalfsvlees veel minder kalfjes slachten en dat de dieren daardoor langer op de bedrijven blijven? Welke gevolgen heeft dit voor de stalbezetting?4
Er worden op dit moment minder kalveren geslacht. Dat betekent dat kalveren langer op stal blijven. Het aantal kalveren per bedrijf blijft gelijk, dieren worden wel ouder en groter. De sector heeft aangegeven dat, mocht er bij de oudste kalveren minder ruimte ontstaan in de hokken, dan in overleg met de slachterijen, de zwaarste kalveren opgehaald worden zodat de rest voldoende ruimte heeft.
Welke gevolgen heeft het voor de kalfjes die op dit moment worden geboren in de melkveehouderij, nu kalfjes langer bij kalvermesterijen blijven staan en daar dus minder ruimte vrij komt?
Sinds de eerste week van april is de import van kalveren gedaald. De kalversector heeft mij verzekerd kalveren uit de Nederlandse melkveehouderij te blijven opzetten.
Bent u bereid nu wel fokbeperkingen in te stellen in de melkveehouderij om te voorkomen dat de stallen overvol raken en/of vlees (op termijn) moet worden vernietigd? Zo nee, waarom niet?
Ik ben in gesprek met de melkvee- en kalversector over te nemen maatregelen op korte en lange termijn. Omdat COVID-19 geen besmettelijke dierziekte is, heb ik geen wettelijke mogelijkheden om, als crisismaatregel, verplichte productiebeperkende maatregelen op te leggen. Mededingingsregels staan niet toe dat branche- en producentenorganisaties hun leden een bindend advies geven over beperking van de productie. Zij kunnen wel een advies geven aan hun leden om op vrijwillige basis tijdelijk productiebeperkende maatregelen te nemen, waarbij het aan de individuele ondernemer is of hij dit advies opvolgt. De sector kan hier bij de Autoriteit Consumenten en Markt (ACM) advies over vragen hoe hiermee kan worden omgegaan. Als een veehouder besluit om nu geen koeien te insemineren, heeft dit pas over 9 maanden effect.
Kunt u bevestigen dat Nederland, naast de 1,58 miljoen kalfjes die in de Nederlandse melkveehouderij worden geboren, jaarlijks ook nog eens zo’n 860.000 jonge kalfjes importeert uit landen als Ierland, Letland en Denemarken?5 6
Niet alle in Nederland geboren kalveren worden opgezet in de kalverhouderij, zie ook mijn antwoord op vraag 1. Nederland heeft in 2019 860.000 kalveren geïmporteerd. 80% van deze kalveren kwam uit Duitsland, België of Luxemburg. De overige 20% van deze kalveren kwam uit andere landen als Ierland, Letland en Denemarken. Sinds de eerste week van april 2020 is de import van kalveren gedaald.
Heeft u de beelden gezien die Eyes on Animals en L214 afgelopen maand maakten van een 50 uur durend transport van kalfjes uit Ierland naar Nederland (Friesland, om precies te zijn), waarop te zien is hoe de kalfjes van slechts een paar weken oud op een rustplaats in Cherbourg in Frankrijk onder andere worden geschopt en geslagen met een stok?7
Ik heb die beelden gezien.
Heeft u gezien dat de kalfjes voordat zij bij de rustplaats aankwamen, al 24 uur onderweg waren en dat zij al die tijd niet hadden gedronken?
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u een jaar geleden, toen dezelfde organisaties vergelijkbare beelden naar buiten brachten, zei dat u erop vertrouwde dat Frankrijk adequate maatregelen had getroffen om de getoonde mishandelingen te stoppen?8
Er zijn door de Franse autoriteiten maatregelen getroffen bij de Franse controlepost waar vorig jaar beelden over naar buiten kwamen van mishandelingen. Deze nieuwe beelden zijn van een andere controlepost. Ik zal dit nogmaals onder de aandacht brengen bij de Franse autoriteiten.
Kunt u zich herinneren dat u een jaar geleden, toen dezelfde organisaties vergelijkbare beelden naar buiten brachten, zei dat ongespeende kalfjes na een transporttijd van maximaal negen uur ten minste één uur rust op de wagen dienen te krijgen, waarbij ze gedrenkt en zo nodig gevoederd worden, en dat er Europese regelgeving bestaat ter bescherming van het welzijn van kalveren op transport?9
Dat kan ik mij herinneren. Ik voegde daaraan toe dat na een reis met een veerboot zoals die van Ierland naar Frankrijk, waarbij de dieren in de veewagen blijven, de dieren bij een controlepost in de omgeving van de haven van bestemming een rusttijd moeten krijgen van 12 uur. De transportverordening geeft de mogelijkheid dat de tijd onderweg op zee in dergelijke veerboten langer is dan de maximale transporttijd, zoals die geldt voor wegtransport.
Erkent u dat deze nieuwe beelden aantonen dat de door Frankrijk genomen maatregelen kennelijk dus niet adequaat waren om deze dierenmishandeling te stoppen en dat de regelgeving die kalfjes tijdens transport moet beschermen, niet wordt nageleefd? Zo nee, waarom niet?
De nieuwe beelden van mishandeling van kalveren waren bij een andere controlepost dan die van vorig jaar. De door de Franse autoriteiten getroffen maatregelen hebben helaas niet het effect gehad om dit soort praktijken bij alle Franse controleposten te voorkomen.
Bent u bereid de import van kalfjes stil te zetten nu er een overschot aan kalfsvlees is en kalfjes langer in de stallen moeten blijven? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u dan voorkomen dat de stallen overvol raken?
Europa heeft een interne markt. Het is niet mogelijk om de import van gezonde dieren uit Europa te verbieden. De kalversector heeft aangegeven de import van kalveren te beperken indien er sprake is van ruimtegebrek, zodat alle Nederlandse kalveren kunnen worden afgenomen. Sinds de eerste week van april is de import van kalveren afgenomen.
Bent u in dit licht ook bereid er bij Ierland, Denemarken en andere landen waaruit Nederland kalfjes importeert, aan te dringen op fokbeperkingen in de melkveehouderij?
Ik ben in gesprek met mijn Europese collega’s over de problemen in de landbouw als gevolg van de COVID-19 pandemie. Ook de problemen in de melkvee- en kalversector worden besproken. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid er bij uw Europese collega’s en de Europese Commissie op aan te dringen dat er fokbeperkingen worden ingesteld in de melkveehouderij?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoorden op de vragen 6 en 14.
Kunt u bevestigen dat 64% van de kalfjes in de Nederlandse kalverhouderij wordt gehouden voor de productie van blank kalfsvlees, waarvoor zij op een ijzerarm dieet worden gezet met als gevolg dat ze constant op het randje van bloedarmoede leven?
Het klopt dat de meeste vleeskalveren in Nederland een ijzerarm dieet krijgen en vallen onder de categorie blank-kalfsvlees. Er gelden strikte EU-eisen over het hemoglobine (Hb)-gehalte in het bloed van kalveren tijdens de houderijperiode. Om dit te bewaken laten houders van blanke kalveren bloedmonsters nemen ter monitoring en krijgen dieren, indien nodig, ijzerpreparaten toegediend.
Kunt u bevestigen dat meer dan de helft van de kalfjes die na het leven in de kalverhouderij eindigen als blank kalfsvlees, last heeft van longaandoeningen en dat een derde van hen kampt met borstvliesontsteking – een pijnlijke ontsteking in de borstholte die koorts en ademnood veroorzaakt –, zoals bleek uit onderzoek van Wageningen Lifestock Research?10
In dit onderzoek op 8 blankveebedrijven bleek dat meer dan 50% van de kalveren longafwijkingen had, waarvan 5,8%–7,4% ernstig beschadigde longen had. Een derde van de kalveren had tekenen van borstvliesontsteking. Samen met de sector laat ik onderzoek doen naar het verbeteren van de leefomstandigheden van kalveren in de melkvee en kalverhouderij. Ik vind dat de kalversector verder moet verduurzamen. Diergezondheid, dierenwelzijn en antibioticagebruik zijn daarin een belangrijk aandachtspunt.
Kunt u bevestigen dat volgens dit onderzoek twee derde van de kalfjes na het leven in de kalverhouderij eindigen als rosé kalfsvlees, last heeft van longaandoeningen en dat de helft van deze kalfjes borstvliesontsteking krijgt?
Uit dit onderzoek op 6 rosébedrijven bleek meer dan twee derde van de kalveren longveranderingen waarvan 17,0%–18,1% ernstig beschadigde longen. Meer dan de helft van de kalveren had tekenen van borstvliesontsteking. Zie ook mijn antwoorden bij vraag 17.
Kunt u bevestigen dat het risico op luchtwegaandoeningen zo groot is doordat de kalfjes, die in de melkveehouderij dus kort na de geboorte bij hun moeder worden weggehaald, op een leeftijd van hooguit 14 dagen met een kwetsbaar immuunsysteem met honderden soortgenoten van verschillende bedrijven bij elkaar worden gezet, waarbij een hoge bezettingsgraad in de stallen ook nog eens leidt tot een hoge infectiedruk van virussen en bacteriën?11
De sector zet kalveren op als ze minimaal 14 dagen oud zijn. Het samenvoegen van vele dieren met een verschillende afkomst leidt inderdaad tot een verhoogde infectiedruk. Ik laat, samen met de sector, onderzoek doen naar effectieve en haalbare maatregelen om de infectiedruk en het antibioticagebruik te verminderen en het dierenwelzijn te verhogen. Het later opzetten van kalveren maakt hier onderdeel van uit. Ik zal uw Kamer te zijner tijd over de uitkomsten van dit onderzoek informeren.
Kunt u bevestigen dat kalfjes in de Nederlandse kalverhouderij hun hele leven doorbrengen op harde en gladde betonnen of houten roostervloeren zonder stro of andere bodembedekking, waardoor ze vaak last hebben van gewrichtsaandoeningen en bovendien sterk worden beperkt in hun natuurlijk gedrag, omdat ze snel uitglijden en zich verwonden?12
De meeste kalveren in Nederland worden gehouden op houten of betonnen vloeren. Op verzoek van uw Kamer heb ik, samen met de sector, onderzoek laten doen naar alternatieve vloeren voor vleeskalveren die stroever en zachter zijn. Op basis van dit onderzoek is de subsidieregeling Welzijnsvriendelijke stalvloeren ingericht. Hiervan is inmiddels het volledige bedrag (€ 12,5 miljoen) beschikt. Door deze subsidie hebben voorlopers de kans gekregen de vloer grondig in de praktijk te testen. Dit werkt drempelverlagend voor de rest van de sector.
Erkent u dat het aannemelijk is dat meer kalfjes zullen lijden als gevolg van deze aandoeningen wanneer zij met nog grotere aantallen dieren en nog langer onder deze omstandigheden in de stallen van de kalvermesterij moeten staan?
Het aantal kalveren per stal neemt door in de huidige omstandigheden niet toe. Dieren blijven mogelijk wel langer op stal staan, waardoor welzijnsproblemen kunnen ontstaan. Ik vind dat de sector er ook in deze situatie alles aan moet doen om problemen op het vlak van dierenwelzijn en diergezondheid te voorkomen.
Hoe groot schat u de kans dat een kalverhouder wordt bezocht door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) nu de NVWA door ziekteverzuim vanwege corona haar werkzaamheden aan het afschalen is en zich vooral richt op het toezicht in slachthuizen en bij de export van dieren die in het buitenland worden geslacht?
De beschikbare toezichtcapaciteit wordt door de NVWA risicogericht ingezet en gedurende de coronacrisis worden de adviezen van het RIVM daarbij zorgvuldig meegewogen. Zowel in het belang van het voorkomen van verspreiding van het coronavirus, als ook in het kader van de gezondheidsrisico’s voor de NVWA-inspecteurs en voor de geïnspecteerden.
De NVWA voert wel inspecties uit bij meldingen die daar, vanwege de ernst van de overtreding en/of de mogelijke gevolgen voor het dierenwelzijn of diergezondheid, onmiddellijk om vragen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
U ontvangt bij deze de antwoorden.
De mogelijke inzet van apps in het kader van het ‘testen, traceren en thuisblijven’-beleid. |
|
Attje Kuiken (PvdA), Chris Stoffer (SGP), Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS), Geert Wilders (PVV), Stieneke van der Graaf (CU), Kees Verhoeven (D66), Wybren van Haga (Lid-Haga), Femke Merel Arissen (PvdT), Esther Ouwehand (PvdD), Kathalijne Buitenweg (GL), Thierry Baudet (FVD), Farid Azarkan (DENK), Frank Futselaar |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u aangeven wat de aanleiding was om met het voorstel voor apps te komen en kunt u aangeven op welke termijn u dergelijke apps wil kunnen implementeren?
Zijn er wetenschappelijke studies die de noodzakelijkheid en effectiviteit van een dergelijke app aantonen? Klopt het dat de studie «Quantifying SARS-CoV-2 transmission suggests epidemic control with digital contact tracing», die de inzet van een app bepleit, uitgaat van de Chinese variant met (gps) locatiegegevens en een centrale database? Heeft het type app invloed op de effectiviteit ervan?1
Kunt u ingaan op het gebruik van dergelijke apps in landen als Zuid-Korea, Singapore en Taiwan, waar in de laatste weken toch strengere maatregelen genomen zijn en/of het gebruik van de app is veranderd?
Bent u het eens dat het doel van de genoemde apps zeer duidelijk geformuleerd moet zijn, namelijk het beheersen van het coronavirus? Bent u het eens dat deze apps niet voor andere doeleinden ingezet mogen worden, zoals handhaving van beleid, als paspoort voor de publieke ruimte, toegang tot zorg of andere doeleinden?
Hoeveel gebruikers moeten de app installeren voordat het effectief is? Klopt het dat 60 procent van de bevolking de app zou moeten installeren? Acht u het realistisch dat 60 procent van de bevolking zo’n app zal installeren? Hoeveel procent van de bevolking heeft een smartphone die geschikt is voor dergelijke apps?
Bent u het eens dat vertrouwen in de app cruciaal is voor de effectiviteit ervan? Bent u het eens dat vertrouwen in apps vergroot kan worden als aanbevelingen van experts op het gebied van privacy en cyberveiligheid gevolgd worden, net zoals dat bij de bestrijding van het coronavirus experts van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) worden gevolgd?
Bent u bekend met het initiatief «veiligtegencorona.nl»? Bent u bereid in gesprek te gaan met de initiatiefnemers over de eventuele ontwikkeling en implementatie van de app? Bent u bereid om de tien uitgangspunten van dit initiatief te omarmen? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens dat de broncode van de apps die eventueel gebruikt gaan worden openbaar moet zijn? Bent u het eens dat dit het vertrouwen in de apps kan vergroten?
Aan welke cyberveiligheidseisen moeten de eventuele apps voldoen? Bent u het eens dat er responsible disclosure-beleid opgesteld moet worden zodat veiligheidsexperts kwetsbaarheden kunnen melden?
Hoe verhoudt het gebruik van bluetooth door deze apps zich tot de beveiligingsrichtlijnen van het Nationaal Cyber Security Centrum waarin staat: «Schakel WiFi, Bluetooth en andere netwerkgroep uit»?
Kunt u aangeven welke apps u overweegt?
Bent u ook bekend met het initiatief DP-3T, een decentrale en privacyvriendelijke «proximity tracing» app, aangezien u in het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 8 april Pan-European Privacy-Preserving Proximity Tracing (PEPP-PT) noemde? Bent u het eens met de initiatiefnemers van «veiligtegencorona.nl» dat het decentraal opslaan van gegevens de voorkeur heeft boven centraal opgeslagen data?
Is de broncode van de OLVG-app openbaar? Waarom niet? Bent u bereid in gesprek te gaan met OLVG, en de maker van de app Luscii, om de broncode openbaar te maken?
In hoeverre is de veiligheid van deze app gecontroleerd? Aan welke standaarden voldoet de app? Is er een responsible disclosure loket voor de OLVG-app?
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken in andere EU-lidstaten met betrekking tot de ontwikkeling van dergelijke apps?
Op welke wijze kunt u garanderen dat de app ook goed bruikbaar is voor mensen met een beperking?
Het stilleggen van de eendenhouderij |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat sinds de uitbraak van het coronavirus de vraag naar eendenvlees nagenoeg is weggevallen, onder andere vanwege het sluiten van restaurants?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de eendensector heeft besloten om geen nieuwe eendenkuikens meer in de stallen te plaatsen en dat groepen moederdieren vervroegd naar de slacht zullen worden afgevoerd?2
De eendensector heeft mij geïnformeerd over het besluit om voorlopig geen nieuwe broedeieren in te leggen. Dat betekent dat er geen eendagskuikens meer uitkomen en worden geplaatst in stallen. Daarnaast wordt een aantal moederdieren vroegtijdig geslacht. De eendensector neemt hiermee een maatregel om de gevolgen van de crisis voor de keten te beperken.
Wordt de fok ook stilgelegd? Zo nee, wat gebeurt er dan met de ouderdieren, eieren en de kuikens?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, wordt een aantal moederdieren vroegtijdig geslacht. Met het oog op continuïteit na de crisis worden de overige moederdieren aangehouden. Deze blijven vanzelfsprekend eieren leggen. Daarnaast is in het antwoord op vraag 2 aangeven dat er voorlopig geen nieuwe broedeieren ingelegd worden en er derhalve ook geen eendagskuikens uitkomen. Er wordt naar alternatieven voor de afzet van de broedeieren gezocht.
Kunt u bevestigen dat in de komende weken de eenden worden geslacht die nu nog in de stallen zitten, dat hun vlees zal worden ingevroren en dat de slacht van eenden daarna stil komt te liggen?
De eendensector heeft mij geïnformeerd dat deze eenden in de komende weken worden geslacht zoals gepland en dat de slacht daarna tijdelijk wordt opgeschort. Zolang het vlees niet kan worden afgezet, wordt het ingevroren.
Kunt u bevestigen dat het vlees van de eenden die in Nederland worden gehouden, voornamelijk is bestemd voor de export, omdat in Nederland sowieso weinig eendenvlees wordt gegeten?
Ja.
Herinnert u zich uw eerdere bevestiging van het feit dat experts waarschuwen dat eenden nog makkelijker dan kippen besmet kunnen worden met vogelgriepvirussen en dat de ziekteverschijnselen vaak minder duidelijk zijn bij eenden?3
Experts hebben al eerder aangegeven dat eenden gemakkelijker dan bijvoorbeeld kippen besmet kunnen worden met vogelgriepvirussen.
De ziekteverschijnselen zijn vaak minder duidelijk bij eenden. Wilde watervogels en zeker ook wilde eenden zijn een natuurlijk reservoir voor vogelgriepvirussen.
Erkent u dat het beëindigen van de eendenhouderij in Nederland het risico op een uitbraak van vogelgriep en daarmee het overslaan van vogelgriep op de mens in Nederland zou verminderen?
De kans op een vogelgriepuitbraak hangt niet alleen af van het aantal bedrijven in een land of van het type pluimveebedrijf, maar met name van de genomen bioveiligheidsmaatregelen. De kans op insleep op vogelgriep in Nederland verhoudt zich daarom niet recht evenredig met het aantal pluimveebedrijven of het aantal pluimveebedrijven met eenden.
Pluimveehouders in Nederland investeren veel in bioveiligheidsmaatregelen. Mijn ministerie en de NVWA doen er alles aan om vogelgriepuitbraken snel te ontdekken. Als een bestrijdingsplichtige variant van vogelgriep wordt ontdekt, wordt deze onmiddellijk bestreden en daarbij worden strenge voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat mensen besmet worden met het vogelgriepvirus. Daarmee beperken we de kans dat een vogelgriepvirus overslaat op mensen tot een minimum. Of deze kans nog verder vermindert wanneer er helemaal geen eendenbedrijven meer zouden zijn in Nederland is niet bekend.
Kunt u bevestigen dat eendenslachterij Tomassen Duck-To, de enige Nederlandse eendenslachterij, sinds de uitbreiding van de slachtcapaciteit in 2016, niet beschikt over een geldige natuurvergunning (op grond van artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbescherming)?
De bevoegdheid om te beoordelen of deze ontwikkeling vergunningplichtig is onder Wet natuurbescherming (Wnb) ligt bij de provincie, in dit geval provincie Gelderland.
Wel kan worden gemeld dat door het wegvallen van de drempelwaarde in het PAS zijn er veel bedrijven die niet over een vergunning beschikken terwijl dit naar de inzichten nu wel noodzakelijk kan zijn. In mijn brief van 27 juni jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 163) geef ik aan dat er voor die situaties wordt gestreefd naar legalisatie en dat er geen sprake zal zijn van actieve handhaving.
Initiatiefnemers die een melding hebben gedaan en de activiteit feitelijk hebben gerealiseerd conform de toen geldende wet- en regelgeving, hebben te goeder trouw gehandeld.
Erkent u dat het bedrijf over een natuurvergunning dient te beschikken, vanwege de door het bedrijf veroorzaakte stikstofdepositie op toch al met stikstof overbelaste Natura 2000-gebieden in de omgeving, zoals de Veluwe?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat vanwege het ontbreken van een benodigde vergunning sprake is van een illegale situatie?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u bevestigen dat er grote dierenwelzijnsproblemen zijn in de Nederlandse eendenhouderij, onder andere omdat de dieren niet kunnen zwemmen terwijl hun lichaam er niet op is gebouwd om 24 uur per dag op hun poten te staan?
Zoals ik eerder heb aangegeven tijdens het Algemeen Overleg van uw Kamer over dieren in de veehouderij van 11 september 2019 (Kamerstuk 28 973, nr. 220) zijn er in de eendenhouderij zeker opgaven op het gebied van dierenwelzijn, waarvan de aanwezigheid van zwemwater er één is. Hierover ben ik in gesprek met de sector.
Kunt u bevestigen dat eenden voorafgaand aan de slacht levend en bij bewustzijn worden aangehangen, in strijd met de in 2014 door de Kamer aangenomen motie van de Partij voor de Dieren?4
Zowel het levend aanhangen als het bedwelmen met de waterbadmethode zijn toegestaan volgens de Europese verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het doden (Verordening (EG) nr. 1099/2009). Voor het gebruik van het waterbad als bedwelmingsmethode zijn in de Verordening specifieke voorschriften vastgelegd voor onder andere de wijze van aanhangen en de maximale duur tussen het aanhangen en de bedwelming. De Verordening voorziet niet in de mogelijkheid om op nationaal niveau strengere voorschriften te stellen aan het fixeren van dieren. Een verbod op een bepaalde fixatiemethode kan dus alleen in Europees verband worden bereikt. Waterbadbedwelming wordt nog maar in een beperkt aantal slachthuizen toegepast, waaronder die voor eenden. Een werkbaar alternatief is voor eenden niet aanwezig. Aan de geschiktheid van de gasbedwelmingsmethode voor eenden wordt namelijk sterk getwijfeld, omdat de dieren het vermogen hebben hun adem in te houden.
Kunt u bevestigen dat eenden nog altijd worden bedwelmd met de waterbadmethode waarvan uw voorgangers al sinds 2009 beloofden dat deze zou worden uitgefaseerd?5
Zie antwoord vraag 12.
Is het waar dat de sector in gesprek is met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over financiële compensatie nu de sector stil komt te liggen door de uitbraak van het coronavirus?6
Ja. De sector heeft mij om financiële compensatie gevraagd.
Bent u van plan om inderdaad financiële compensatie te bieden? Zo ja, waar zal de steun uit bestaan, welke bedragen zijn hiermee gemoeid en uit welke potjes komt dit?
Er wordt verkend welke mogelijkheden er zijn voor (Europese) financiële steun van alle primaire landbouwsectoren die door de COVID-19 crisis zijn getroffen. Hier valt ook de eendenvleessector onder.
Op dit moment is niet bekend of, en zo ja, welke mogelijke steunmogelijkheden er kunnen worden ingezet naast de generieke steunmaatregelen voor alle bedrijven.
Als u overgaat tot financiële steun, bent u dan bereid hieraan de voorwaarde te verbinden dat de eendensector in Nederland na de coronacrisis niet opnieuw wordt opgebouwd, maar zal worden beëindigd? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is nog niet bekend of, en zo ja welke aanvullende steunmaatregelen mogelijk kunnen worden ingezet voor de primaire landbouwsectoren, waaronder de eendenvleessector. Zoals ik al heb aangegeven in het Algemeen Overleg van uw Kamer over dieren in de veehouderij van 11 september 2019, vind ik het nogal ver gaan om in een keer een hele sector te verbieden, dan wel te beëindigen. In deze tijden is het niet gepast om beëindiging van een sector als voorwaarde aan financiële steun te verbinden.
De gevolgen van de maatregelen tegen het coronavirus voor dieren in de veehouderij |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Is het uitgangspunt van het kabinet dat we vanuit dierenwelzijnsoogpunt moeten zorgen dat we maatregelen nemen om problemen in de slachterijen, in de stallen of in het transport niet te laten verergeren als gevolg van de coronacrisis? Zo nee, waarom niet?
Het coronavirus raakt alle delen van onze maatschappij en de economie. Dierenwelzijn is een aspect dat daarbij o.a. in het geding kan komen. Bij het nemen van benodigde maatregelen met betrekking tot het coronavirus worden de effecten op het dierenwelzijn in de veehouderij meegewogen.
Heeft u de oproep gezien van 36 Europese dierenbeschermingsorganisaties om de transporten vanuit Europa naar derde landen stil te leggen en om diertransporten binnen Europa stil te leggen als ze meer dan acht uur duren?1
Ja, tevens ken ik het bericht van de Europese Commissie waarnaar wordt verwezen in die oproep. Dat bericht houdt in het handelsverkeer en transport tussen de lidstaten van de EU te continueren om de voedselproductie in de EU op peil te houden.
Steunt u deze oproep? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het handelsverkeer is essentieel voor de voedselproductie, zeker in deze periode. Daarnaast blijft de Transportverordening van kracht, zoals ook aangegeven door de Europese Commissie. Transporten binnen Europa langer dan 8 uur zijn daarin toegestaan, waarbij uiteraard wel moet blijven worden voldaan aan de dierenwelzijnseisen. Daarom steun ik deze oproep niet.
Gaat u bij de Europese Commissie aandringen op het snel doorvoeren van deze voorgestelde maatregelen?
Omdat ik de oproep niet steun, zal ik hier ook niet op aandringen bij de Europese Commissie.
Kunt u bevestigen dat er steeds meer dierenleed optreedt als diertransporten toch doorgaan, nu diverse landen striktere grenscontroles instellen of de grenzen volledig sluiten voor alle transporten, met lange files en vertragingen van 12 uur of meer tot gevolg?2 3 4
Na een eerste fase van ingelaste grenscontroles, die tot lange wachttijden hebben geleid en daarmee ook in een aantal gevallen tot welzijnsproblemen, lijkt dit nu verbeterd. Nederland blijft aandringen op het snel doorvoeren van levende have wanneer dit stokt. Daarover hebben we nauw contact met de Europese Commissie. Ook de zogeheten «green lanes» kunnen daarbij helpen. Signalen over maatregelen die landen nemen die tot vertragingen kunnen leiden worden verzameld en vervolgens gepubliceerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Bedrijven kunnen deze informatie gebruiken bij hun beslissingen over transporten. De NVWA gebruikt deze informatie om vooraf de routeplannen van diertransporten te beoordelen.
Er zijn geen signalen dat landen de grenzen sluiten voor levende dieren.
Kunt u bevestigen dat de vraag naar voedingsmiddelen, waaronder vlees, zowel in Nederland als in andere landen door het sluiten van horecagelegenheden drastisch – tot wel 40% – is afgenomen?5
Het sluiten van horecagelegenheden in binnen- en buitenland in het kader van de coronacrisis heeft geresulteerd in een forse afname in de vraag naar voedingsmiddelen in deze branche. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van een verschuiving van de vraag van de horecasector naar de retail.
Erkent u dat het zeer onwenselijk is als vlees vanwege het wegvallen van exportmogelijkheden wordt ingevroren en later alsnog moet worden «doorgedraaid» ofwel vernietigd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Het vlees dat wordt ingevroren als gevolg van het wegvallen van exportmaatregelen is geproduceerd onder het gebruikelijke regime van keuring en toezicht door de NVWA met aandacht voor voedselveiligheid en dierenwelzijn. Dat het bedrijfsleven er nu voor kiest om, weliswaar gedwongen door de omstandigheden, het vlees in te vriezen in plaats van direct te verkopen doet daar niets aan af. Invriezen geeft het bedrijfsleven meer ruimte om in te spelen op de veranderde omstandigheden en te sturen op een balans in vraag en aanbod.
Heeft u gezien dat door verschillende partijen in de vleessector wordt gewezen op nog verdere druk op het slachtproces door het uitvallen van toezichthouders en slachthuispersoneel?6
Ja.
Heeft u gezien dat varkenshouders de afgelopen dagen meer varkens leverden dan de slachterijen aankunnen en zijn er plannen om deze toevloed door overheidsingrijpen te beperken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?7
Uw Kamer zal mijn antwoord op deze vraag zo spoedig mogelijk ontvangen.
Bent u van mening dat ook slachthuismedewerkers en de toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)beschermd moeten worden tegen het coronavirus en dat zij dus ook volgens de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) thuis moeten blijven als zij milde klachten vertonen?
Zeker. De NVWA hecht aan de veiligheid van haar medewerkers en hanteert de RIVM-richtlijnen die voor elke Nederlander gelden.
Erkent u dat het dientengevolge zeer waarschijnlijk is dat er de komende tijd minder slachthuispersoneel, minder keuringsmedewerkers en minder toezichthouders zullen kunnen werken in de slachthuizen, ook in het buitenland?
De NVWA heeft scenario’s voorbereid voor het afschalen van haar werkzaamheden ten gevolge van verminderde beschikbaarheid en dus inzet van personeel in verband met corona. Aan deze scenario’s wordt momenteel uitvoering gegeven, ook voor de situatie van slachthuizen. Zo wordt op de slachthuizen de NVWA-inzet met name op de keuringswerkzaamheden gericht en heeft afschaling van tactische toezichtswerkzaamheden plaatsgevonden. De verplichte monstername in het kader van het Nationaal Plan Residuen zal vanaf maandag 30 maart a.s. worden gehalveerd bij slachthuizen. Op het primaire bedrijf en bij import is hiermee begin vorige week gestopt. Ook de monstername Verordening microbiologische criteria (VMC) wordt voorlopig gestaakt. Vanaf heden worden geen fysieke bezoeken meer uitgevoerd voor jaarlijkse verleningen van scrapie status. Dit wordt beperkt tot een administratieve controle. Nieuwe aanvragen worden voorlopig niet in behandeling genomen. De exportcertificering voor fok- en gebruiksdieren van bepaalde diersoorten is stopgezet.
Hoeveel toezichthouders en keuringsmedewerkers zijn er dit jaar tot nu toe al uitgevallen bij BV Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) en de NVWA?
Het ziekteverzuim bij de NVWA onder medewerkers die hun werk op slachthuizen doen bedraagt volgens het laatst bekende voortschrijdend jaargemiddelde bijna 7%. De laatste weken neemt dit percentage fors toe (huidige stand: 15,8%.) Voor KDS bedraagt het actuele verzuimpercentage 19,5%.
Hoe verantwoord vindt u het dat tot op heden dagelijks tienduizenden varkens naar slachthuizen in Noord-Brabant, een corona brandhaard, worden vervoerd, waar het voltallige slachthuispersoneel moet worden ingezet en zij aan zij moet werken om het hoge slachttempo bij te kunnen benen?
Iedere werkgever, dus ook een slachthuis, is er aan gehouden de voorschriften met betrekking tot het coronavirus op te volgen en de werkzaamheden hier op in te richten. De NVWA heeft de slachthuizen hier per brief uitdrukkelijk op gewezen. Daar waar de NVWA constateert dat de richtlijnen van het RIVM niet adequaat worden opgevolgd, zal de dienstverlening door de NVWA worden opgeschort.
Kunt u bevestigen dat keuringsmedewerkers vanwege de risico’s voor de gezondheid van de slachthuismedewerkers en die van henzelf, alsmede in het belang van de voedselveiligheid, pleiten om per direct passende maatregelen te treffen?
Keuringsmedewerkers stellen uiteraard ook vragen over de veiligheid van hun werk in verband met het coronavirus. Daarom heeft de NVWA de slachthuizen per brief gewezen op de noodzaak van strikte naleving van de RIVM-adviezen. Daar waar de NVWA constateert dat de adviezen niet adequaat worden opgevolgd, zullen de keuringen door de NVWA worden opgeschort.
Bent u bereid gehoor te geven aan deze oproep en slachthuizen op te dragen te zorgen dat medewerkers voldoende afstand kunnen houden, met als gevolg dat er minder personeel kan werken en de druk op het slachtproces drastisch wordt verminderd?
Indien de NVWA constateert dat slachthuizen zich niet houden aan alle RIVM-richtlijnen vinden er geen keuringen plaats De NVWA-dierenarts heeft de mogelijkheid het slachtproces per direct te stoppen en de NVWA-medewerkers zullen van het bedrijf vertrekken als op de slachthuizen medewerkers aanwezig zijn die symptomen van (milde) verkoudheid vertonen. Deze lijn is op 23 maart jl. nogmaals onder de aandacht gebracht middels een brief vanuit de NVWA aan alle slachterijen met permanent toezicht.
Kunt u bevestigen dat besmet of vervuild vlees, zoals met de listeriabacterie, salmonellabacterie, het hepatitis E-virus of MRSA- en ESBL-bacteriën, nog grotere risico’s met zich mee kunnen brengen voor de gezondheid van mensen, nu ook het coronavirus rondwaart?
De algemene instructies van het Voedingscentrum zoals het goed verhitten van (rauwe) voedingsmiddelen volstaan ook hier. Daarnaast dienen voedselproducerende bedrijven ook nu te voldoen aan alle geldende wet- en regelgeving met betrekking tot het veilig produceren van voedsel. De NVWA houdt daar toezicht op.
Deelt u de mening dat het nog belangrijker is dan anders om te zorgen dat (kwetsbare) mensen geen besmetting oplopen door vlees waarvan de voedselveiligheid onvoldoende is gecontroleerd?
Zoals in vraag 16 beantwoord, is het altijd belangrijk dat de veiligheid van voedsel is gewaarborgd en dat consumenten de adviezen van het Voedingscentrum ter hand nemen. De producenten zijn verantwoordelijk voor het veilig produceren van vlees, en dat hierbij aan de geldende regelgeving op het terrein van voedselveiligheid wordt voldaan. Voedselveiligheid is in alle omstandigheden belangrijk. Dat is nu niet anders en daar richt de NVWA zich op. Hiermee wordt er alles aan gedaan om te voorkomen dat consumenten, ook de kwetsbare doelgroepen, ziek worden door onveilig voedsel.
Vindt u het verantwoord dat het toezichtsniveau nog verder daalt bij uitval van KDS- en NVWA-medewerkers, met alle risico’s voor voedselveiligheid en dierenwelzijn van dien? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen treft u om dat te voorkomen?
Uw Kamer zal mijn antwoord op deze vraag zo spoedig mogelijk ontvangen.
Erkent u dat er onder de huidige omstandigheden fors minder dieren moeten worden geslacht en gaat u er dan ook voor zorgen dat dit daadwerkelijk gebeurt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn onderneemt u welke actie?
Uw Kamer zal mijn antwoord op deze vraag zo spoedig mogelijk ontvangen.
Erkent u dat er onder de huidige omstandigheden geen internationale diertransporten meer moeten worden uitgevoerd en gaat u dan ook een moratorium afkondigen op diertransporten vanuit Nederland naar andere landen?
Zie mijn antwoorden op de vragen 3, 4 en 5.
Erkent u dat er onder de huidige omstandigheden fokbeperkingen moeten worden ingesteld om te voorkomen dat stallen overvol zullen raken en gaat u deze dan ook opleggen? Zo nee, erkent u dat u in dat geval welbewust het risico neemt dat er grote dierenwelzijnsproblemen en voedselveiligheidsrisico’s ontstaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u het nemen van dergelijke risico’s verantwoorden?
Uw Kamer zal mijn antwoord op deze vraag zo spoedig mogelijk ontvangen.
Kunt u deze vragen gelet op de urgentie daarvan één voor één en vóór aanstaande woensdag beantwoorden?
Daar waar mogelijk zijn de vragen beantwoord. Voor de niet-beantwoorde vragen is meer tijd nodig. Uw Kamer deze antwoorden zo spoedig mogelijk ontvangen.
Het delen van de aanpak van de stikstofcrisis met de Kamer |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Is er een akkoord over de aanpak van de stikstofcrisis?1
Tegelijk met de beantwoording van deze schriftelijke vragen stuur ik uw Kamer ook een brief over de structurele aanpak van de stikstofproblematiek waartoe het kabinet heden heeft besloten. Het kabinet neemt daartoe maatregelen om de natuur te versterken, de uitstoot van stikstof te verminderen, en de vergunningverlening verder op gang te brengen.
Kunt u de aanpak naar de Kamer sturen?
Ja.
De Nationale Week zonder Vlees. |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat de Nationale Week zonder Vlees dit jaar plaatsvindt van 9 tot en met 15 maart?1
Ja.
Herinnert u zich dat uw ministerie in 2018 via Twitter een open uitnodiging verspreidde om mee te doen aan de Nationale Week zonder Vlees?2
Ja, in 2018 heeft mijn Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit via Twitter aandacht gevraagd voor de eerste editie van de Nationale Week zonder Vlees.
Had het feit dat uw ministerie in 2019 opeens helemaal geen aandacht besteedde aan de Nationale Week zonder Vlees te maken met de afwijzende reactie van één van uw coalitiepartners, die op uw bericht reageerde met de tekst: «Ik hoopte eigenlijk dat @minlnv belangrijkere dingen te doen had dan halve waarheden te promoten. En op jullie vraag: doe jij ook mee? #neeikdoenietmee»? Zo nee, wat was dan de reden dat u vorig jaar geen aandacht besteedde aan de week zonder vlees?3
De Nationale Week zonder Vlees wordt georganiseerd door de stichting Nationale Week zonder Vlees. Het is daarom vooral aan hen om mensen op dit initiatief te wijzen. Het kabinet vraagt bij Nederlanders aandacht voor een gezond en duurzaam voedingspatroon. De Schijf van Vijf, ontwikkeld door het Voedingscentrum, vormt hiervoor de leidraad.
Is uw ministerie voornemens dit jaar wel weer een uitnodiging uit te doen om deel te nemen aan de Week zonder Vlees, gezien de grote klimaatopgaves en stikstofuitdagingen waarbij een verminderde vleesconsumptie een belangrijke rol zou kunnen spelen in de oplossing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze?
Het is aan de stichting Nationale Week zonder Vlees om mensen uit te nodigen om mee te doen met de Nationale Week zonder Vlees. Zie mijn antwoord op vraag 3. Overigens zie ik het belang van dit soort maatschappelijke initiatieven. Zo is de bedrijfscatering op mijn ministerie deelnemer aan de Nationale Week zonder Vlees.
Deelt u de mening dat in het kader van de grote stikstofuitdaging waarvoor we ons gesteld zien en indachtig uw uitspraak dat er geen taboes zijn voor wat betreft de oplossingen om stikstofuitstoot te verminderen, er tenminste alle reden is om via «nudging» pogingen te doen vanuit de overheid om de vleesconsumptie vrijwillig te laten verminderen en dat de Week zonder Vlees daartoe een interessant aanknopingspunt zou kunnen zijn voor overheidscommunicatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u daar invulling aan geven?
Het kabinet vraagt bij mensen aandacht voor een gezond en duurzaam voedingspatroon, gebaseerd op de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum biedt wetenschappelijke en onafhankelijke informatie over een meer duurzaam menu. Via communicatie worden tips gegeven voor duurzamere keuzes, onder meer via een campagne waarin «eetwissels» worden voorgesteld en thema afleveringen van het «Eet-team». Het is aan mensen en bedrijven zelf om te kiezen of zij willen deelnemen aan een initiatief als de Nationale Week zonder Vlees. De bedrijfscatering van mijn ministerie doet mee met de Nationale Week zonder Vlees.
Kent u het bericht «Vleesconsumptie iets gestegen» van RTL Nieuws, waaruit duidelijk wordt dat de transitie naar minder vlees en meer plantaardige eiwitten kennelijk niet spontaan tot stand komt, in weerwil van klimaat-, stikstof en dierenwelzijnsnadelen die samenhangen met de productie en consumptie van vlees?4
Ja.
Kunt u bevestigen dat de eiwittransitie van dierlijke naar meer plantaardige eiwitbronnen een belangrijk beleidspunt is van uw ministerie?5
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ontwikkelt samen met stakeholders een Nationale Eiwit Strategie, waarin ook aandacht is voor de verschuiving in de balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitbronnen. Voor het zomerreces ontvangt u een voortgangsbrief.
Kunt u uiteenzetten welke inspanningen de overheid heeft gedaan in 2019 om de consumptie van dierlijke eiwitten te ontmoedigen en een transitie naar een meer plantaardig consumptiepatroon te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Binnen mijn ministerie is er aandacht voor de verschuiving in de balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitten. De voorlichting die het Voedingscentrum aan consumenten geeft over een gezond en duurzaam voedingspatroon staat hierbij centraal. Daarnaast zijn onder meer de stichting Dutch Cuisine, het Nationaal Actieplan Groente en Fruit (NAGF) en het programma Jong Leren Eten bezig met activiteiten op dit gebied die ik ondersteun. Ook op het gebied van onderzoek en innovatie gebeurt er veel. Binnen het kabinetsbrede innovatie- en topsectorenbeleid richt één van de programma’s zich op eiwitvoorziening voor humane consumptie. De SBIR New Food Challenge is gelanceerd om innovaties te stimuleren om meer plantaardige eiwitten op het bord te krijgen. Bij de WUR loopt het kennisbasis-programma «The protein transition», bij de NWO het PULSE programma gericht op eiwit-ingrediënten uit peulvruchten en met financiering van mijn ministerie wordt momenteel onderzoek door WEcR uitgevoerd naar het keuzegedrag van consumenten met betrekking tot duurzame consumptie.
Kunt u uiteenzetten welke ministeries, net als het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), cateren volgens het concept «Carnivoor? Geef het door!»?
Deelt u de mening dat alle ministeries een bijdrage zouden kunnen leveren aan het behalen van de stikstof- en klimaatdoelstellingen door met behoud van keuzevrijheid plantaardig voedsel de norm te laten zijn?
Ik hecht veel waarde aan de keuzevrijheid van mensen om zelf te kunnen kiezen wat ze willen eten en hier hoort een actief aanbod van zowel plantaardig voedsel als vlees en/of vis bij. Ik vraag wel de aandacht van mensen voor een gezond en duurzaam voedingspatroon op basis van de Schijf van Vijf. De meeste cateraars bij de rijksoverheid informeren hun gasten over gezonde en duurzame producten.
Zal de catering op uw ministerie tijdens de Week zonder Vlees hier op worden aangepast? Zo nee, waarom niet?
Ja, mijn ministerie neemt deel aan de Nationale Week zonder Vlees.
Bent u bereid particuliere initiatieven gericht op het stimuleren van de consumptie van plantaardige eiwitten te ondersteunen en aan te moedigen met een overheidsbijdrage? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden, voorafgaand aan de Week zonder Vlees?
Ja.
Het uitsluiten van plantaardige zuivel van Europese landbouwsubsidies |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat subsidies voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) uitdrukkelijk bedoeld zijn om agrarische projecten te steunen die kansrijk zijn voor innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht, natuur en landschap, verbetering van de waterkwaliteit en verbetering van leefbaarheid en economie? Zo nee, hoe zit het dan?
Het is juist dat het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) steun verleent aan bovengenoemde doelen. Deze steun is niet per definitie beperkt tot agrarische projecten of tot bepaalde sectoren, maar kan breder ingezet worden voor het stimuleren van duurzame ontwikkelingen van plattelandsgebieden. Het uitgangspunt is dat de ondersteunde acties bijdragen aan het behalen van de genoemde doelen. Ik noem als voorbeelden de steun die verleend wordt voor de aanschaf van zonnepanelen en windmolens. Daarnaast wordt ook steun gegeven aan acties die bijdragen aan het verbeteren van de leefbaarheid en economische vitaliteit van het platteland.
Kunt u bevestigen dat er bepaalde sectoren categorisch uitgesloten zijn van de toekenning van POP3-subsidies, zelfs wanneer ze een bijdrage leveren aan genoemde doelstellingen? Zo nee, hoe zit het dan?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat er vanuit de zogenoemde eerste pijler van het Europees GLB jaarlijks miljarden aan subsidie rechtstreeks worden overgemaakt op de bankrekening van boeren en (andere) grondbezitters, waaronder een fors deel aan de melkveehouderij? Kunt u bevestigen dat Nederlandse veeboeren die koeien gebruiken voor de productie van melk daarmee ieder jaar zo’n 370 miljoen aan Europese landbouwsubsidie ontvangen?
Het is juist dat er vanuit het GLB jaarlijks directe inkomenssteun wordt verleend aan landbouwers in de EU. Dit wordt gedaan om landbouwers in een redelijk inkomen te voorzien en daarmee de voedselzekerheid in Europa te garanderen. Naar de Nederlandse situatie vertaald, hebben landbouwers in 2018 ongeveer € 460 miljoen aan basisinkomenssteun ontvangen (in totaal € 682 miljoen incl. vergroeningspremie en top up jonge landbouwer). Er wordt alleen inkomenssteun gegeven aan actieve landbouwers die daarvoor aan een aantal vergroeningseisen moeten voldoen. Omdat de melkveehouderij in Nederland iets meer dan de helft van de landbouwgrond in gebruik heeft (incl. gemengde bedrijven), ontvangt deze sector ook het grootste deel van de voor Nederland beschikbare middelen in de eerste pijler van het GLB. Voor de melkveehouderij ging het in 2018 om een bedrag aan basisinkomenssteun van zo’n € 257 miljoen (€ 375 miljoen incl. vergroeningspremie en top up jonge landbouwer). Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit het bedrag is voor zowel boeren die als hoofdactiviteit melkveehouderij hebben als boeren die melkkoeien houden in combinatie met andere landbouwactiviteiten (gemengde bedrijven). Als alleen naar boeren met hoofdactiviteit melkveehouderij wordt gekeken, dan gaat het om een bedrag aan basisinkomenssteun van zo’n € 242 miljoen (zo’n € 353 miljoen incl. vergroeningspremie en top up jonge landbouwer). Mijn inzet bij de hervorming van het GLB is erop gericht om meer het accent te leggen op doelgerichte betalingen voor investeringen in milieu en leefomgeving en minder op basisinkomenssteun.
Kunt u uiteenzetten welk deel van de POP3-subsidies ten goede komen aan initiatieven in de veehouderij en welk deel aan initiatieven die gericht zijn op de transitie naar een meer plantaardige samenleving?
In de bepalingen van de provinciale verordeningen (zie bijvoorbeeld de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP-3) Zeeland1) en in de Regeling Europese EZK en LNV-subsidies2 staat vermeld welke aanvragers in aanmerking komen voor POP3-subsidies. Aanvragers kunnen bijvoorbeeld landbouwers, grondeigenaren, grondgebruikers, landbouworganisaties, provincies, natuur- en landschapsorganisaties, waterschappen, gemeenten, samenwerkingsverbanden, etc. zijn. Welke doelgroep in aanmerking komt, verschilt per maatregel. Veehouders kunnen onderdeel uitmaken van deze aanvragers, maar er is niet een bepaald deel van het budget specifiek voor deze groep aanvrager gereserveerd. Hoeveel initiatieven gericht zijn op de transitie naar een plantaardige samenleving wordt momenteel niet geregistreerd omdat dit niet een specifiek doel is van het Plattelandsontwikkelingsprogramma.
Klopt het dat in de Regeling subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 – 2020 de volgende voorwaarde is opgenomen: «Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt voor kosten voor de vervaardiging van producten die melk of zuivelproducten imiteren of vervangen»?1
Ja, dit staat in bovengenoemde provinciale regelingen.
Vindt u het eerlijk dat agrariërs die dieren gebruiken voor de productie van zuivel wel (forse) subsidie ontvangen en agrariërs die zuivel maken van planten niet?
De term «zuivel» is in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van toepassing op producten die gemaakt zijn van melk, die afkomstig is van dieren (zie bijlage VII, deel III, punten 1 en 2, bij verordening nr. 1308/2013). Het vergelijken van zuivel van dierlijke afkomst en zuivel gemaakt van planten kan daarom, vanuit deze optiek, niet. Daarnaast is het produceren van melk op zichzelf geen grondslag voor subsidieverstrekking. De subsidie vanuit de eerste pijler van het GLB is gebaseerd op het areaal landbouwgrond en niet op de producten die geproduceerd worden. Dit betekent dat agrariërs die de gewassen telen waarvan plantaardige producten gemaakt worden die dienen als vervanger van zuivel, evengoed subsidie ontvangen uit de eerste pijler van het GLB. Vanuit de tweede pijler van het GLB kunnen agrariërs subsidie ontvangen voor plattelandsontwikkeling. Ook hierbij wordt geen onderscheid gemaakt in agrariërs die dierlijke of plantaardige landbouwproducten produceren. Ook agrariërs die plantaardige producten telen kunnen in aanmerking komen voor steun, mits de activiteit waarvoor steun gevraagd wordt past bij de doelen en voldoet aan de gestelde eisen en voorwaarden voor de subsidieverstrekking.
Onderschrijft u de constatering dat de uitsluiting van boeren die zuivel kunnen produceren met planten in strijd is met het kabinetsbeleid om een transitie in gang te zetten naar een meer plantaardige samenleving? Zo nee, kunt u uitleggen waarom het expliciet uitsluiten van boeren die zo innovatief zijn dat ze zuivel kunnen produceren zonder diergebruik wél in lijn is het met kabinetsbeleid om een transitie in gang te zetten naar een meer plantaardige samenleving?
Zoals eerder vermeld is het, volgens de definitie van zuivel in het GLB, niet mogelijk om zuivel te produceren uit planten. In het antwoord op zes heb ik aangegeven dat agrariërs die landbouwproducten produceren die nodig zijn voor het produceren van op zuivel gelijkende producten, niet worden uitgesloten van GLB-steun. Het is positief dat agrariërs, vaak samen met andere ondernemers nieuwe producten ontwikkelen op plantaardige basis. Ik vind ik dat zij ook steun moeten kunnen krijgen. En dat kan ook, mits voldaan wordt aan de geldende voorwaarden van de regeling waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Vindt u het in tijden van de klimaatcrisis en een snel groeiend bewustzijn over het leed van dieren in de intensieve veehouderij niet onbestaanbaar dat agrariërs die keihard werken aan de noodzakelijke transitie in de landbouw worden uitgesloten van subsidies, terwijl hun concurrenten die vasthouden aan een volledig vastgelopen manier van voedsel produceren met (veel) belastinggeld in de benen gehouden worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Is het voor u acceptabel dat op deze wijze een deel van (jonge) agrarische ondernemers oneerlijk benadeeld wordt en zo een reëel toekomstperspectief wordt ontzegd? Zo ja, waarom? Wat wilt u zeggen tegen deze boeren?
Binnen POP3 zijn diverse mogelijkheden om subsidie aan te vragen voor maatregelen waarmee de sector kan innoveren en investeren in duurzame ontwikkelingen op het platteland. Deze mogelijkheden worden door de sector goed gebruikt. Bij de behandeling van de aanvragen wordt elke aanvrager gelijk behandeld. Of men in aanmerking komt voor de subsidie hangt af van de geldende voorwaarden per opengestelde maatregel.
Gaat u, bijvoorbeeld bij de totstandkoming van het nieuwe GLB en de uitwerking van het Nationaal Strategisch Plan, een einde maken aan dergelijke uitsluitingen voor de ontwikkeling van plantaardige initiatieven?
Bij de invulling van het nieuwe GLB en de toepassing ervan in het Nationaal Strategisch Programma voor Nederland maak ik me er sterk voor dat de ontwikkeling van plantaardige alternatieven voor producten van dierlijke oorsprong voldoende mogelijkheden voor steun krijgen.
Kunt u bevestigen dat u voor de jaren 2015 tot en met 2020 in totaal 50 miljoen euro van de voor de plattelandsgelden bestemde middelen heeft aangewend om het besluit om de kalversector minder inkomenssteun te geven vanuit het GLB de facto (grotendeels) teniet te doen?
Nee, de in totaal 50 miljoen euro die in de jaren 2015 tot en met 2020 voor de verduurzaming van de kalversector zijn ingezet, is afkomstig van de eerste pijler van het GLB en volgt uit een toezegging van de voormalige Staatssecretaris. Deze toezegging had betrekking op het compenseren van het verlies aan inkomenssteun in de kalversector als gevolg van de overgang naar een gelijke hectarepremie. Door middel van de overheveling van pijler 1 naar pijler 2 is het budget voor de plattelandsontwikkeling met eenzelfde bedrag opgehoogd. Er is derhalve geen sprake van een verlaging van het plattelandsbudget gedurende deze jaren.
De vermindering van inkomenssteun in de kalversector als gevolg van de overgang naar de gelijke hectarepremie is overigens aanzienlijk groter dan de steun via plattelandsontwikkeling. Dat de vermindering van inkomenssteun (grotendeels) teniet gedaan zou zijn, is dus niet zo.
Deelt u de mening dat ook deze budgetten volledig strijdig zijn met het kabinetsbeleid om een transitie in gang te zetten naar een meer plantaardige samenleving?
Het gaat hier om een bestaande afspraak met de kalversector over verduurzaming en toekomstbestendigheid voor de duur van zes jaar. Deze afspraak is destijds met instemming van uw Kamer gemaakt (Kamerstuk 28 625, nr. 194) en wordt sindsdien conform de afspraken uitgevoerd.
Op welke wijze gaat u de transitie naar een meer plantaardige samenleving handen en voeten geven bij de uitwerking van het Nationaal Strategisch Plan waarin zal worden uitgewerkt op welke wijze Nederland invulling geeft aan de Europese GLB-verordeningen?
Het opstellen van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) is volop in ontwikkeling. De Europese verordeningen die de basis vormen voor het NSP zijn nog niet vastgesteld. Bij de ontwikkeling van het NSP gaat de aandacht in het bijzonder uit naar mogelijkheden om initiatieven, maatregelen en investeringen te steunen die bijdragen aan het sluiten van kringlopen en het realiseren van een duurzamere landbouw in de toekomst. Over de meer precieze invulling van het NSP wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Bent u bereid aanvragers die te maken kregen met een afwijzing op basis van POP3-artikel 1.13, lid 1i alsnog tegemoet te komen, wanneer hun aanvraag aan alle verdere criteria voldoet?
Het ligt op de weg van de provincies om dit onderdeel van het plattelandsontwikkelingsbeleid uit te voeren. Vanuit deze verantwoordelijkheid zijn de betreffende aanvragen afgewezen op basis van voor de betreffende provincie geldende juridische bepalingen. Vanzelfsprekend zal ik, zoals toegelicht bij de beantwoording van 13, samen met provincies bij de totstandkoming van het NSP initiatieven ten behoeve van een duurzame kringlooplandbouw bevorderen.
De gevolgen van CETA voor onze rechtsstaat, onze soevereiniteit en de landbouw |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat er in Canada verscheidene soorten landbouwgif worden gebruikt die in de Europese Unie verboden zijn (bij open teelt) en zo ja, welke zijn dat?
Ja, er zijn gewasbeschermingsmiddelen die wel in Canada zijn toegelaten maar niet in de Europese Unie. Dat kan overigens ook omgekeerd het geval zijn. Voor de EU is van belang dat geïmporteerde producten, ongeacht van welk derde land, voldoen aan de door de EU vastgestelde importtoleranties voor residuen van gewasbeschermingsmiddelen. Voor nadere beschrijving van de te volgen procedure verwijs ik naar de op 20 december 2019 toegestuurde factsheet over CETA waarin in antwoord op de vraag van het lid Ouwehand (PvdD) nader wordt ingegaan op de werking van deze importtoleranties, evenals het antwoord van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op vragen van het lid Lodders (VVD).1
Kunt u bevestigen dat Nederlandse akkerbouwers hierdoor moeten concurreren met boeren uit Canada die tegen lagere productie-eisen kunnen produceren?
Canadese akkerbouwers produceren tegen andere productie-eisen dan Europese, of specifiek Nederlandse, akkerbouwers doordat Canada en de EU, waaronder dus Nederland, hun eigen afwegingen hebben gemaakt bij het opstellen van die productie-eisen. Dit feit niettegenstaande, dienen alle naar de EU geëxporteerde producten, dus ook Canadese akkerbouwproducten, voor toelating op de interne EU-markt te voldoen aan alle Europese standaarden op het gebied van plant- en diergezondheid, voedselveiligheid en etikettering, waaronder op het gebied van residuen van gewasbeschermingsmiddelen2 in geïmporteerde landbouwproducten, zoals ook eerder aangegeven in de factsheet genoemd in de beantwoording van vraag 1. Het kan wederzijds het geval zijn dat gewasbestrijdingsmiddelen die toegestaan zijn in de ene jurisdictie, verboden zijn in de andere. De mogelijke effecten van deze verschillen zijn afhankelijk van een samenspel van factoren zoals verschillen in plaag- en ziektedruk, schaalgrootte, (kennis)infrastructuur en logistiek, arbeid en mechanisatie. Een verschil in concurrentievermogen hangt dus niet alleen af van verschillen in productie-eisen maar ook van verschillen in landbouwkundige en sociaaleconomische mogelijkheden en voorzieningen.
Kunt u begrip opbrengen voor akkerbouwers die verbolgen zijn over deze oneerlijke vorm van concurrentie?1 Wat wilt u tegen deze akkerbouwers zeggen?
Voor producten van deelsectoren die kwetsbaar zijn in de landbouw, mede door verschil in eisen ten aanzien van dierenwelzijn, zijn in CETA tariefquota, een geleidelijke verlaging van tarieven of aanvullend flankerend beleid opgenomen. Zo zijn kippen- en kalkoenvlees, eieren en ei-producten uitgesloten van tariefliberalisatie en zijn zuivel, varkensvlees, rundvlees, bizonvlees, verwerkte garnalen, bevroren kabeljauw, tarwe en ingeblikte maïs beschermd via tariefquota. Met deze maatregelen is mogelijk concurrentievoordeel voor deze producten op deze gronden verminderd of uitgesloten. Ten aanzien van comparatieve voordelen dient in het oog te worden gehouden dat los van de wijze van tariefbehandeling, dierenwelzijn, samen met arbeidsrechten en milieubescherming, slechts een onderdeel van de totale productiekosten vormt. Als onderdeel van de totale productiekosten kan verder worden gedacht aan kosten van kapitaal (land, gebouwen, machines), input (energie, grondstoffen, voeding), belastingen en productregulering. Onder de Europese wet- en regelgeving zijn Europese landbouwproducenten met de huidige dierenwelzijnseisen nog steeds zeer concurrerend. Dit wordt bevestigd in recent onderzoek van de Europese Commissie.11 Ook is het zo dat in de Interne Markt – de grootste en meest succesvolle afzetmarkt voor de Nederlandse landbouw – evengoed verschillen bestaan, omdat Nederland in een aantal gevallen hogere standaarden oplegt dan de Europese wetgeving vereist.
Herinnert u zich de aangenomen motie Ouwehand2 die de regering verzocht bij de uitwerking van haar visie op de landbouw ook haar handelsbeleid tegen het licht te houden en te toetsen op de doelen die in de landbouwvisie zijn gesteld?
Ja.
Wat wilt u zeggen tegen de Nederlandse akkerbouwers die de regering oproepen om onder meer in het kader van de kringlooplandbouwvisie van de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit paal en perk te stellen aan de import van akkerbouwproducten die buiten de Europese Unie onder lagere productie-eisen zijn geproduceerd?
De markten voor landbouwgoederen zijn internationaal en ook kringlopen kunnen zich over landsgrenzen heen uitstrekken. Natuurlijke omstandigheden (landbouwgrond, klimaat, etc.), technologische ontwikkelingen en diverse andere factoren zorgen er bovendien voor dat internationale afhankelijkheden van grondstoffen en landbouwproducten een gegeven zijn. De gewenste ontwikkeling naar duurzame landbouw en circulaire landbouwsystemen vormt een integraal onderdeel van de Nederlandse inzet bij handelsakkoorden. CETA is een voorbeeld van een handelsakkoord met een evenwichtig onderhandelingsresultaat op het gebied van landbouw en duurzaamheid.
Bent u bereid om gehoor te geven aan de oproep van de akkerbouwers en bij de Europese Commissie te pleiten voor het volledig aan banden leggen van de import van akkerbouwproducten waarbij het gebruik van middelen is toegestaan waarvan het gebruik binnen de Europese Unie niet is toegestaan? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2, dienen alle naar de EU geëxporteerde (akkerbouw-)producten voor toelating op de interne EU-markt te voldoen aan alle Europese standaarden op het gebied van plantgezondheid, voedselveiligheid en etikettering. Ieder derde land of belanghebbende kan een «importtolerantie» (MRL) aanvragen voor residuen van gewasbeschermingsmiddelen in geïmporteerde landbouwproducten. Dit geldt ook als die middelen in de Unie voor het betreffende gebruik of in het geheel niet zijn toegelaten. Nadere informatie hierover vindt u in het factsheet over CETA dat eerder uw Kamer toegegaan is.
Kunt u uitgebreid toelichten wat in februari 2019 de inzet is geweest van zowel de Canadese als de Europese delegatie toen in het comité voor Sanitairy and Phytosanitairy Measures (SPS-comité, onderdeel van CETA) is «gesproken over maximale residu limieten (MRL’s) voor het op de markt brengen van agrarische producten in de EU»?3
Zoals geantwoord op Kamervragen van het lid Ouwehand6 verwijs ik u naar de notulen van de vergadering, welke gepubliceerd zijn op de website van de Europese Commissie.7
Kunt u een uitputtende lijst geven van de MRL’s waarover gesproken is en wat de inzet van de deelnemers is geweest? Zo nee, waarom niet?
Zoals geantwoord op Kamervragen van het lid Ouwehand8 verwijs ik u naar de notulen van de vergadering, die gepubliceerd zijn op de website van de Europese Commissie.9 Zoals aangegeven in deze notulen is wederzijds gesproken over de huidige wet- en regelgeving voor gewasbeschermingsmiddelen en de toekomstige initiatieven op dit gebied.
Kunt u bevestigen dat Canada in februari 2019 gepleit heeft voor een verhoging van MRL’s voor het op de markt brengen van agrarische producten in de EU en dat Canada derhalve middels het SPS-comité heeft getracht om de Europese Unie te bewegen om te tornen aan Europese standaarden? Zo nee, hoe zit het dan?
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vragen van de fractie van de Partij voor de Dieren in het kader van het factsheet over CETA zoals eerder aan uw Kamer is gestuurd.10
Kunt u bevestigen dat uit de linkjes die u heeft gestuurd in reactie op vragen uit de Kamer4 naar voren komt dat de Canadese equivalent van de NVWA (CFIA) te kampen heeft met een enorm capaciteitstekort en dat de CFIA zelf op geen enkel moment levende dieren inspecteert, zelfs niet wanneer de dieren in het slachthuis aankomen? Kunt u bevestigen dat de werkwijze van de CFIA op deze punten afwijkt van de werkwijze van de NVWA? Zo nee, hoe zit het dan?
Navraag bij de CFIA leert dat levende dieren wel degelijk geïnspecteerd worden op verschillende specifieke momenten, waaronder in slachthuizen. Omdat het importbeleid een bevoegdheid van de Europese Commissie is, voert de Europese Commissie audits uit bij derde landen die naar de EU exporteren. In recente auditrapporten van de Europese Commissie die betrekking hebben op Canada zijn ook geen meldingen gemaakt van capaciteitstekorten bij de CFIA. CFIA geeft aan dat haar operationele capaciteit voldoende is om effectief toezicht te houden op de export van levende dieren en dierlijke producten naar de Europese Unie. Ik heb geen inzicht in de werkprotocollen van de CFIA en kan daarom niet zeggen of de werkwijze van de CFIA anders is dan die van de NVWA.
Klopt het dat u van mening bent dat investeringsbescherming in CETA hetzelfde beschermingsniveau biedt aan investeerders als ons nationale recht? Zo nee, hoe zit het dan?
Ja, investeringsbescherming in CETA biedt een soortgelijk niveau van bescherming aan investeerders als het Nederlands recht.
Waarop baseert u dat investeringsbescherming in CETA hetzelfde beschermingsniveau biedt aan investeerders als ons nationale recht? Heeft u hier een analyse van gemaakt? Zo ja, kunt u die analyse met de Kamer delen?
Wat betreft de werking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur verschilt het regime van investeringsbescherming onder CETA niet van hetgeen gehanteerd wordt onder het Nederlands bestuursrecht.
Ook onder CETA heeft een investeerder het recht op een eerlijke en billijke behandeling door de overheid, alsmede volledige bescherming en veiligheid van de onder de overeenkomst vallende investeringen, in het bijzonder bescherming tegen rechtsweigering, schending van het recht op een eerlijke procesgang, willekeur, discriminatie en druk, dwang en intimidatie. Daarnaast biedt CETA waarborgen tegen onteigening en wordt een onafhankelijk en onpartijdig mechanisme voor de beslechting van geschillen geboden, inclusief de mogelijkheid van hoger beroep, basisbeginselen die ook onder het Nederlands bestuursrecht gelden. Zie voor de nadere analyse hiervan het antwoord bij vraag 13.
Kunt u per beschermingsgrond in CETA onderbouwen in welke vorm deze beschermingsgrond in het Nederlands recht voorkomt? Zo nee, waarom niet?
In aanvulling op het antwoord bij vraag 12 kunnen investeerders onder CETA onder de volgende gronden een beroep doen op bescherming van hun investering. Hierbij wordt telkens ingegaan op in welke vorm deze grond onder het Nederlands recht voorkomt.
Dit houdt in het recht op een redelijke en billijke behandeling, volledige bescherming en veiligheid van de onder de overeenkomst vallende investeringen, in het bijzonder bescherming tegen rechtsweigering, schending van het recht op een eerlijke procesgang, willekeur, discriminatie en druk, dwang en intimidatie.
Deze principes staan in het Nederlandse recht bekend als algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en stellen een investeerder in staat om onder een solide rechtsgang op te komen tegen aantasting van zijn rechten. Meer in het bijzonder valt te denken aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (BuPo), die eigendom beschermen, een eerlijke rechtsgang waarborgen en discriminatie verbieden. Verder kan een beroep worden gedaan op de onrechtmatige daad en de regel van de bindende kracht van contracten, is rechtsweigering wettelijk verboden, en leveren druk, dwang en intimidatie wilsgebreken op, waarmee de nietigheid van een contract kan worden uitgesproken. Verder is er nog de opzijzettende werking van de redelijkheid en billijkheid.
Bij bestuursrechtelijke aangelegenheden gelden de beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel.
Deze beginselen zijn ook van toepassing in CETA.
Deze bepaling stelt voorwaarden voor onteigening, wat alleen kan indien de maatregel in het publiek belang wordt genomen, non-discriminatoir is en tegen een gepaste schadevergoeding. In Annex 8-A wordt dit artikel verder uitgewerkt en verduidelijkt dat non-discriminatoire maatregelen die genomen worden om het publieke belang te beschermen, geen indirecte onteigening vormen, tenzij de impact van deze maatregel(en) zo zwaar zijn dat deze duidelijk buitensporig zijn.
Ook onder Nederlands recht bestaan soortgelijke waarborgen voor onteigening van eigendom onder de Nederlandse Onteigeningswet. Ook hierbij geldt dat onteigening in het publiek belang moet zijn en moet er een redelijke schadevergoeding worden betaald, waarvan de hoogte objectief en onafhankelijk wordt vastgesteld. Tevens wordt eenzelfde toets gehanteerd wat betreft de vaststelling of er sprake is van indirecte onteigening.
Onder deze bepaling kan een investeerder een geschil voorleggen aan het Gerecht (ICS) voor de beslechting van geschillen tegen de staat uit hoofde van CETA. Hierbij bestaat de mogelijkheid van hoger beroep.
Het ICS voorziet in onafhankelijke en transparante geschillenbeslechting. Indien schending van een rechtsgrond onder het verdrag wordt vastgesteld, kan de staat veroordeeld worden tot het betalen van schadevergoeding. Uitspraken onder het ICS zijn bindend.
Bij geschillen tussen Nederlandse personen of bedrijven enerzijds en de Nederlandse overheid anderzijds is de gewone rechter (civiel of bestuur) bevoegd. Deze kan de overheid veroordelen en dwangsommen opleggen. Er bestaat ook nog het recht van hoger beroep en cassatie en de uitspraken zijn eveneens bindend.
Ziet u verschillen tussen het beschermingsniveau van het Energiehandvest (ECT) en het nationale recht? Zo nee, waarom niet?
De standaarden van investeringsbescherming onder het Verdrag inzake het Energiehandvest zijn vergelijkbaar met die onder nationaal recht. Zo kent het Energiehandvestverdrag een standaard van redelijke en billijke behandeling en non-discriminatie (art. 10 ECT). Daarnaast stelt het ECT dezelfde voorwaarden voor onteigening (art. 13 ECT) en vrij verkeer van kapitaal (art. 14 ECT). Hiervoor geldt dus hetzelfde als wat bij het antwoord op vraag 12 en 13 met betrekking tot CETA is aangegeven.
De standaarden in CETA zijn echter wel verder gemoderniseerd en verduidelijkt ten opzichte van die in het ECT. Ook geldt onder CETA geen «umbrella clause», waarbij een overheid elke verplichting die zij is aangegaan jegens een investeerder of zijn investering, dient na te komen. Deze standaard is wel van toepassing onder het Energiehandvestverdrag. Het Nederlandse recht kent in dit kader het beginsel van de verbindende kracht van de overeenkomst. Dit basisprincipe is vastgelegd in artikel 248 lid 1 van boek 6 BW, waarin staat dat een overeenkomst de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft.
Daarnaast kent het Energiehandvestverdrag het investeerder-staat geschillenbeslechtingsmechanisme in de vorm van arbitrage. Hierbij is, anders dan onder het nationaal recht, geen beroep of cassatie mogelijk.
Bent u van mening dat het Duitse energiebedrijf Uniper, dat de Nederlandse regering in kennis heeft gesteld van het indienen van een mogelijke claim op basis van het Energiehandvest5, net zo veel (of weinig) kans op succes zou hebben bij de nationale rechter als bij het Investor State Dispute Settlement-tribunaal? Kunt u dat onderbouwen?
Het uitgangspunt van een rechtsstaat is dat burgers en bedrijven die rechtstreeks geraakt worden door besluiten van de overheid, rechtsbescherming genieten. Dit is in Nederland geregeld via de bestuursrechtelijke en civiele rechtsgang die openstaat voor mogelijk onrechtmatig handelen van de overheid. Zoals hierboven aangegeven biedt het Energiehandvest investeringsbescherming aan buitenlandse investeerders. Investeringsbescherming onder het Energiehandvest bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste bevat het Energiehandvest basisregels voor de behandeling van buitenlandse investeerders en hun investeringen, zoals wij die ook in het Nederlands recht kennen. Deze basisregels zien o.a. op een eerlijke en billijke behandeling van buitenlandse investeerders, non-discriminatoire behandeling en het stellen van voorwaarden op basis waarvan onteigend mag worden. Bij de wetsbehandeling van de wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie is ook stilgestaan bij de standaarden van eigendomsbescherming die daarbij van toepassing zijn. Ten tweede geeft het Energiehandvest in aanvulling op het nationale recht, een mogelijkheid tot arbitrage indien de investeerders menen dat de Staat deze basisregels geschonden heeft. Zowel een procedure bij de nationale rechter, als arbitrage, zijn onder Nederlands recht erkende manieren van geschilbeslechting. Kortom, het staat Uniper, net als ieder ander natuurlijk of rechtspersoon, vrij om bezwaar en beroep bij het bestuursorgaan en de bestuursrechter aan te tekenen tegen een overheidsbesluit dat hen rechtstreeks raakt of een onrechtmatigde daad actie te starten tegen de Staat. Investeerders die vallen onder de werking van het Energiehandvestverdrag kunnen daarbij aanvullend kiezen tussen een gang naar de nationale rechter of internationale arbitrage. Net zo min als de Staat bij procedures voor de Nederlandse rechter zich waagt aan het inschatten van de mogelijke uitkomst van een rechterlijke procedure in een specifiek geval, is het ook onwenselijk en ongepast om daarover uitspraken te doen in geval een internationale arbitrage. De Nederlandse Staat heeft vertrouwen dat in beide gevallen een eerlijk proces gewaarborgd is en ziet de uitkomsten met vertrouwen tegemoet.
Kunt u bevestigen dat door het meestbegunstigingsprincipe (MFN) dat in CETA is opgenomen bepaalde afspraken die onderdeel zullen worden van een vrijhandelsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk ook gaan gelden voor Canada, zoals de Financial Times heeft gemeld6? Zo nee, hoe zit het dan?
Als de vraag doelt op de vooruitkijkende meestbegunstigingsclausules (forward-looking MFN), dan wordt het antwoord op deze vraag nader toegelicht in de memorie van toelichting bij CETA.14 Door de genoemde clausules kunnen bepaalde afspraken over markttoegang voor investeringen, diensten en dienstverleners die onderdeel zullen worden van een handelsovereenkomst met het VK gaan gelden voor Canada. Dat kan alleen onder de voorwaarde die opgenomen is in CETA, inhoudende dat het om vergelijkbare situaties moet gaan. De consequenties voor Canadese diensten en dienstverleners zullen afhangen van de nog te maken afspraken met het VK. De Europese Commissie heeft reeds aangegeven bij de positiebepaling in de onderhandelingen met het VK vooruitkijkende meestbegunstigingsclausules in handelsakkoorden mee te zullen wegen.
Welke sectoren vallen onder het meestbegunstigingsprincipe dat in CETA is opgenomen? Welke middelen heeft de Europese Unie of Nederland om restricties die op dit moment nog voor Canada gelden, maar die na het afsluiten van een vrijhandelsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk mogelijk versoepeld worden, in stand te houden?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 16 verwijs ik voor een uitleg van de werking en een overzicht van de vooruitkijkende meestbegunstigingsclausules naar de memorie van toelichting bij CETA. Opname van vooruitkijkende meestbegunstigingsclausules is gebruikelijk in recente vrijhandelsverdragen van de Europese Unie, zoals de verdragen met Zuid-Korea en de CARIFORUM-staten. Het meestbegunstigingsprincipe werkt twee kanten op: in het geval dat Canada een verdergaande overeenkomst met een andere handelspartner sluit, kan dit tot verbeterde markttoegang voor Europese bedrijven tot Canada leiden. In CETA is dit principe opgenomen in art. 8(7), 9(5) en 13(4), waarin verwezen wordt naar de relevante annexen met overzichten van gedekte activiteiten, sectoren en uitzonderingen binnen de groepen «diensten» en «investeringen». Zoals in antwoord op vraag 16 is aangegeven, moet er sprake zijn van vergelijkbare situaties wil er sprake zijn van mogelijke toepassing van het meestbegunstigingsprincipe. Toepassing is geen automatisme. De verdragspartij die meent aanspraak te kunnen maken op de meestbegunstigingsclausule dient binnen drie maanden de andere verdragspartij in kennis te stellen dat hier een beroep op gedaan wordt. Daarna vindt in het hoogste gemengde comité besluitvorming plaats. Voordat besluitvorming in een gemengd comité plaats kan vinden dient de Raad hiertoe met gekwalificeerde meerderheid te besluiten.
Bent u het eens met de constatering van de Financial Times dat vanwege het meestbegunstigingsprincipe een vrijhandelsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk kan leiden tot ongewilde concessies aan Canada?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 17 zijn clausules met vooruitkijkende meestbegunstiging opgenomen in recente vrijhandelsverdragen van de Europese Unie en kan het wederzijds voordelen bieden wanneer verdere marktopening wordt overeengekomen met een derde land. Er zijn in CETA uitzonderingen op de clausules met vooruitkijkende meestbegunstiging opgenomen, zoals verregaande regionale integratie. De consequenties voor Canadese diensten en dienstverleners zullen daarmee afhangen van de nog te maken afspraken met het VK. De Europese Commissie heeft reeds aangegeven bij de positiebepaling in de onderhandelingen met het VK vooruitkijkende meestbegunstigingsclausules in handelsakkoorden mee te zullen wegen.
Bent u bereid om naar aanleiding van de Brexit uw steun voor CETA te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het uittreden van het VK, een belangrijke markt voor Nederland, onderstreept andermaal het offensieve belang voor Nederland voor het openen van markten van derde landen zoals Canada, als het maken van ambitieuze afspraken over markttoegang tot het VK.
Kunt u deze vragen een voor een, binnen de gebruikelijke beantwoordingstermijn maar in ieder geval voorafgaand aan de plenaire behandeling van CETA beantwoorden?
Ja.