Het artikel ‘Top verdienen aan jeugdzorg in Tilburg’ |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Top verdienen aan jeugdzorg in Tilburg»?1
De algemene conclusie komt bekend voor. Er is al langer bekend dat gemeenten tekorten laten zien op jeugd en in oktober jl. heeft Jeugdzorg Nederland een eigen onderzoek gepubliceerd waarin staat dat er ook aanbieders zijn met hoge winstpercentages. Over dit onderzoek heb ik uw Kamer op 6 oktober jl. gesproken tijdens het mondelinge vragenuurtje.
Wat vindt u ervan dat één op de vijf onderzochte bedrijven meer dan 10 procent winst maakt en in de commerciële jeugdzorghoek 40 procent boven dat winstpercentage zit?
Een zorgaanbieder moet een positief resultaat kunnen behalen. Dat is nodig om als organisatie gezond te blijven en is in het belang van de continuïteit van zorg voor de patiënten en cliënten. Geld voor zorg is niet bedoeld voor zelfverrijking. Daarom is het van belang dat er goede afspraken over tarieven en eventueel winstuitkeringen worden gemaakt door de gemeenten met hun te contracteren aanbieders. Daarnaast heeft u onlangs het rapport «Normering winstuitkering zorg» ontvangen als bijlage bij de voortgangsbrief over de Wtza en Wibz (Kamerstuk 34 767, nr. 57). In het Wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz) zal de mogelijkheid worden geïntroduceerd om voorwaarden te stellen aan winstuitkering door hoofd- en onderaannemers in de extramurale zorg, en onderaannemers in de intramurale zorg bekostigd uit de Zvw, Wlz en/of Jeugdwet. De aard van de voorwaarden en het tijdstip van inwerking treden kan variëren per deelsector en wordt gekoppeld aan het zich voordoen van excessen en de noodzaak die tegen te gaan, respectievelijk te voorkomen. De resultaten uit dit rapport worden betrokken bij de uitwerking van de Wibz, ook voor de Jeugdzorg.
Wat vindt u ervan dat jeugdzorgaanbieders 100 miljoen euro overhouden, terwijl gemeenten miljoenen tekort komen?
Dat gemeenten tekorten hebben en dat er aanbieders zijn met hoge winstpercentages lijkt te laten zien dat er voor gemeenten ruimte is om geld te besparen. De vraag rijst daarnaast welk deel van de winst terechtkomt bij de zorg voor jongeren met een hulpvraag.
Het is in principe een positieve ontwikkeling dat een bedrijf laat zien dat kwalitatief goede zorg goedkoper geleverd kan worden. Het is daarentegen pijnlijk te zien dat enorme bedragen verdwijnen uit de zorg in de vorm van winstuitkeringen. Daarom werken we bij VWS aan wetgeving op grond waarvan voorwaarden kunnen worden gesteld aan winstuitkering, als zich excessen voordoen en het noodzakelijk is die tegen te gaan.
Gemeenten kunnen als inkopende partij in hun contractering en zelfs in verordeningen randvoorwaarden en harde criteria opnemen om winsten te beperken of om op z'n minst zicht te hebben op het feit dat er winsten worden gemaakt. Daar kunnen ze afspraken over maken in hun contracten. Ze kunnen bijvoorbeeld ook het betalen van marktconforme prijzen voor vastgoed, verdiensten en producten vastleggen in contracten.
Wat vindt u ervan dat inkoopmodellen van de gemeente Tilburg, resultaatgericht en via arrangementen, het mogelijk maken om veel geld te verdienen?
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor hoe zij hun inkoop inrichten, waaronder de keuze voor resultaatgericht inkopen en werken via arrangementen. Inkopen op basis van resultaat kan voordelig zijn voor gemeenten en aanbieders, omdat hier in plaats van afrekenen per uur gekeken wordt naar wat nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. Dit kan zorgen voor een efficiënte zorginzet en bijdragen aan een doelmatige besteding van zorggeld. Indien niet adequaat ingericht, kan deze wijze van inkopen echter ook nadelige effecten hebben. Als de gemeentelijke toegang bijvoorbeeld zeer veel indicaties afgeeft voor zeer veel verschillende resultaatgebieden (hoog volume) of indien een reële prijs voor een resultaat door de gemeente moeilijk in te schatten is.
Vanuit het programma Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein is ondersteuning beschikbaar om gemeenten en aanbieders te ondersteunen in hun inkoop. Hiervoor is het regioteam de primaire gesprekspartner voor gemeenten en zorgaanbieders. Het programma heeft allerhande handreikingen ontwikkeld ten behoeve van modelbepalingen, kwaliteitseisen en toe te passen segmentatie van zorgproducten. Ook is er bijvoorbeeld een opleiding beschikbaar vanuit het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd, waarmee een samenhangende inkoopstrategie voor een regio wordt opgesteld. De ondersteuning van gemeenten is op maat en kan ook op specifieke vragen plaatsvinden, bijvoorbeeld door middel van een review. De Minister van VWS zal u voor de kerst informeren over de voortgang van het programma inkoop en aanbesteden sociaal domein.
Wat vindt u ervan dat aanbieders hoge tarieven betaald krijgen voor diensten die lang niet altijd als nuttig worden ervaren voor de doelgroep waar zij mee werken, zoals bepaalde administratie?
Gemeenten hebben zelf de vrijheid om hun tarieven te bepalen. Als aanbieders (te) hoge tarieven betaald krijgen, dan is het aan het college en de raad van desbetreffende gemeente om hierop te reageren.
Hoe is het mogelijk dat aanbieders zelf best lagere tarieven willen krijgen, maar dit niet kan worden aangepast omdat geen uitzonderingen mogen worden gemaakt? Hoe gaat u deze weeffout in het systeem oplossen?
Gemeenten hebben zelf de vrijheid om hun tarieven te bepalen. Er wordt wettelijk niet voorgeschreven op welke manier zij hun tarieven diversifiëren. Er is geen weeffout in het systeem, gemeenten hebben de vrijheid om hier zelf aanpassingen in te doen.
Hoe verklaart u de relatief lage personeelskosten bij veel aanbieders in Brabant?
Het artikel geeft aan dat bijna een kwart van de onderzochte bedrijven en stichtingen minder dan 65 procent personeelskosten heeft. Hierbij is gekeken naar de omvang van de personeelskosten ten opzichte van de omzet en hieruit wordt door de schrijvers van het artikel geconcludeerd dat de personeelskosten verhoudingsgewijs laag zijn. Dit hoeft niet te betekenen dat er door de onderneming lage salarissen aan jeugdzorg professionals worden betaald. Professionals verdienen dat ze een passend loon krijgen voor hun belangrijke werk. Sinds 2010 zijn de cao-lonen in de jeugdzorg in totaal 15,5% gestegen. Het is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers om goede zorg te leveren en voldoende personeel hiervoor in te zetten. Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over de hoogte van de personeelskosten die een werkgever heeft.
Hoe staat u tegenover de mening van bestuurskundige Menno Fenger, die stelt: «Het is tijd dat gemeenten serieus toezicht gaan houden. Gemeenten moeten zelf jaarrekeningen door gaan spitten. Laten zij dat na, dan hebben ze hun tekorten óók aan zichzelf te danken»?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft een wettelijke toezichtstaak in de Jeugdwet en houdt toezicht op de kwaliteit van aanbieders. In de Jeugdwet is het wettelijk kwaliteitstoezicht op centraal niveau geregeld. Het financieel toezicht ligt bij de gemeente die moet controleren of aanbieders voldoen aan de voorwaarden van de contractering en aanbesteding. Dit financiële toezicht kan niet bovenregionaal zijn omdat gemeenten vaak verschillende voorwaarden stellen aan de aanbieder.
Hoe staat u tegenover de mening van wethouder Marcelle Hendrickx die juist stelt dat dit toezicht bovenregionaal moet zijn omdat aanbieders meestal in meerdere regio’s actief zijn?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft een wettelijke toezichtstaak in de Jeugdwet en houdt toezicht op de kwaliteit van aanbieders. In de Jeugdwet is het wettelijk toezicht op centraal niveau geregeld, omdat er strenge eisen gelden voor de kwaliteit van de te leveren jeugdhulp.
In hoeverre is het volgens u mogelijk om op basis van de resultaten uit dit onderzoek in Tilburg conclusies te trekken over de kosten van de jeugdzorg elders in het land?
Het is niet mogelijk om op basis van de resultaten uit dit onderzoek conclusies te trekken over de kosten van de jeugdzorg elders in het land. Momenteel wordt onderzoek verricht naar de noodzaak van extra structurele middelen jeugdhulp. In dit onderzoek wordt ook gekeken naar wat de totale uitgaven van gemeenten zijn aan jeugdzorg.
Wat gaat u doen om de tekorten bij gemeenten op te lossen en ervoor te zorgen dat het geld daadwerkelijk terechtkomt bij de jeugdzorg en niet verdwijnt in de zakken van aanbieders?
Momenteel wordt onderzoek verricht naar of, en zo ja in welke mate, er extra structurele middelen nodig zijn bij gemeenten bij een doelmatige en doeltreffende uitvoering. De planning is dat dit onderzoek eind 2020 wordt afgerond. De resultaten van het onderzoek dienen als inbreng van de komende kabinetsformatie. De uitkomsten van het onderzoek zijn zwaarwegend. Dit in het licht van de jeugdhulpplicht van gemeenten en de noodzaak van sluitende begrotingen. De uitkomsten van het onderzoek worden bestuurlijk gewogen in het licht van de door betrokken partijen verrichte inspanningen en afgesproken bestuurlijke maatregelen.
Daarnaast werken we bij VWS aan wetgeving, zodat als er zich excessen voordoen, en het noodzakelijk is die tegen te gaan, er voorwaarden kunnen worden gesteld aan winstuitkering.
De waarschuwing dat de gemuteerde varianten van het coronavirus die rondgaan in de nertsenfokkerij, ongevoelig zijn voor de ontwikkelde vaccins |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat het Deense Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Statens Serum Institut, waarschuwt dat de gemuteerde varianten van het coronavirus, die zijn ontstaan door de uitbraken in de nertsenfokkerij, ongevoelig zijn voor de coronavaccins die nu worden ontwikkeld?1
Ja, dat heb ik gezien.
Erkent u dat dit betekent dat ook nadat er kan worden gevaccineerd tegen COVID-19, mensen nog altijd het gevaar lopen besmet te raken met een gemuteerde «nertsenvariant» van het virus en dat zij daardoor nog altijd heel ziek kunnen worden of erger?
Mutaties van virussen komen altijd voor, zowel bij mens als bij dier. Ook in NL hebben we mutaties van Sars-CoV-2 aangetroffen. Het OMT-Z geeft aan dat de specifieke «variant 5» uit Denemarken in Nederland niet is aangetroffen.
De Deense gezondheidsautoriteiten geven aan dat het theoretisch mogelijk is dat «het vaccin» niet zal werken tegen de «type 5»-variant. Dat men overgaat tot ruimen van nertsen geschiedt uit voorzorg omdat men wil voorkomen dat deze of een andere variant in de toekomst mogelijk problemen veroorzaakt. De WHO expert groep is niet overtuigd dat deze variant zorgt voor verminderde werkzaamheid van een vaccin, om hier een definitieve uitspraak over te kunnen doen zouden aanvullende studies gedaan moeten worden.
Op 6 november is de WHO expertgroep bijeenkomen over de situatie in Denemarken. Ook de ECDC werkt een risico analyse uit. Het RIVM houdt zich op de hoogte van de uitkomsten van de WHO expertgroep.
Erkent u dat dit zou betekenen dat de vaccins niet zullen werken en we ook na de komst van de vaccins niet terug kunnen naar normaal, zolang de nertsenfokkerij in andere landen niet wordt stilgelegd?
Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op vraag 2 geven de Deense gezondheidsautoriteiten aan dat het theoretisch mogelijk is dat «het vaccin» niet zal werken tegen de «type 5»-variant. De WHO expert groep is niet overtuigd dat deze variant zorgt voor verminderde werkzaamheid van een vaccin, om hier een definitieve uitspraak over te kunnen doen zouden aanvullende studies gedaan moeten worden.
Erkent u dat dit betekent dat de nertsenfokkerij een nog veel groter gevaar oplevert voor de volksgezondheid dan u tot nu toe beweerde?
De volksgezondheid staat bij ons altijd voorop. Daarom zijn in Nederland besmette bedrijven geruimd. Daarmee couperen we de replicatie en het ontstaan van nieuwe mutanten van het virus in nertsen. Daarnaast zijn er allerlei voorzorgsmaatregelen genomen om de kans op verspreiding te verkleinen, zoals een vervoersverbod voor nertsen en mest, en hygiënemaatregelen op bedrijven. Toen bleek dat de besmettingen, ondanks al deze maatregelen, toch bleven doorgaan is, op advies van het OMT-Z, eind augustus besloten dat op korte termijn de nertsenfokkerij moet worden beëindigd. Hiermee bereiken we in Nederland het doel van onze aanpak: het voorkomen dat er reservoirvorming ontstaat in de nertsenpopulatie op de bedrijven en wenden daarmee mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid af.
De situatie in Nederland en Denemarken verschilt op veel punten. In Denemarken is de gemuteerde variant ook aangetroffen in de algemene bevolking (buiten de fokkerij). In Nederland zijn daar op dit moment geen aanwijzingen voor. In Denemarken zijn er momenteel veel uitbraken bij nertsenbedrijven. Wekelijks worden alle bedrijven in Nederland gescreend, dat gebeurt in Denemarken niet. Nederlandse bedrijven die niet zijn besmet zijn nu begonnen met het doden van de dieren op hun bedrijf ten behoeve van het pelzen. Dit gebeurt onder strenge voorwaarden. Daarmee is naar verwachting begin december het overgrote deel van de nertsenpopulatie in Nederland weg.
Het wetgevingstraject voor de stoppersregeling loopt als gepland. Het streven is om de wet volgende week aan de Tweede Kamer te sturen.
Is uw ministerie hier ook al voor gewaarschuwd? Zo ja, wanneer en wat heeft u met deze waarschuwing gedaan? Zo nee, hoe is dat mogelijk?
Inmiddels hebben Deense experts relevante informatie gedeeld in een expertnetwerk van het ECDC, echter deze is nog niet compleet. Experts, onder andere van het RIVM en Erasmus Medisch Centrum (EMC), het Nederlandse referentielaboratorium voor opkomende ziekten, houden de Nederlandse situatie ook scherp in de gaten.
We hebben ook gezorgd voor dagelijks informatievoorziening via de landbouwraad in Denemarken en wij hebben contact gehad met de Deense ambassadeur in Nederland. In dat contact is aangegeven dat data ontbreken om een definitieve uitspraak te doen over de vraag of de gevonden variant zorgt voor een verminderde werkzaamheid van het vaccin. Daarom is het belangrijk dat alle informatie zo snel mogelijk in het publieke domein komt.
Heeft u gezien dat in Denemarken inmiddels minstens 150 medewerkers van nertsenfokkerijen zijn besmet met deze «nertsenvarianten» van het virus?
De nieuwe, unieke mutatie in de SARS-CoV2-varianten is gevonden in tests van 5 nertsenfokkerijen. Er zijn in Denemarken 214 personen besmet door nertsen, daarvan zijn er 12 individuen in de omliggende gebieden met de cluster 5 variant besmet.
Heeft u gezien dat deze varianten van het virus in Denemarken niet alleen voorkomen bij de nertsenfokkers, hun gezinnen en medewerkers, maar ook worden teruggevonden bij andere inwoners van het gebied?
Ja, dat heb ik vernomen.
Kunt u bevestigen dat ook in Nederland tot nu toe vijf virusvarianten zijn ontstaan doordat het virus van mens op nerts, van nerts op nerts en van nerts op mens is overgesprongen?
In Nederland zijn er vijf clusters van nauw gerelateerde sequenties gevonden bij virussen geïsoleerd uit nertsen. Deze clusters zijn niet aangetroffen in de algemene bevolking, hetgeen in Denemarken wel het geval is.
Kunt u bevestigen dat in Nederland bij de eerste zestien onderzochte bedrijven tweederde van de onderzochte medewerkers, 66 mensen, besmet bleken te zijn met deze virusvarianten? Is dit ook onderzocht bij de 48 bedrijven waar het virus sindsdien is opgedoken?
Het is in de eerste plaats belangrijk om te melden dat dit gaat om 97 onderzochte mensen. Er zijn meer medewerkers/familieleden op deze bedrijven, niet iedereen is getest. Op sommige bedrijven zijn alleen de mensen getest die klachten hadden, hierdoor vind je een hoger aandeel positieven. Daarnaast is het zo dat de genetische stamboom van de virussen uit het aangehaalde onderzoek dicht bij elkaar liggen. Het is echter onbekend of sprake is van nerts-mens besmetting of nerts-mens-mens. De besmettingsroute van de mensen die ziek zijn geweest, is niet meer te achterhalen. Ze lijken wel binnen het bedrijf besmet te zijn geraakt. Deze onderzoeksresultaten laten geen verspreidingen buiten de bedrijven zien. Deze virussen worden niet in de postcodegebieden buiten de bedrijven aangetroffen.
Wat bovendien van belang is, is dat ook in het onderzoek op besmette nertsenbedrijven is vastgesteld dat het virus niet via de lucht wordt verspreid. Het risico voor omwonenden is verwaarloosbaar. Het RIVM heeft deze bevindingen uit dit onderzoek meegenomen in de OMT-Z adviezen.
Erkent u dat het erg aannemelijk is dat deze mensen het virus weer hebben doorgegeven aan anderen, gezien de mate waarin het virus zich verspreidt?
Het is niet onmogelijk dat het virus verspreid naar andere mensen, maar daarvoor zijn geen aanwijzingen voor gevonden.
Kunt u uitsluiten dat ook in Nederland de nertsenvarianten van het coronavirus verder zijn verspreid onder de bevolking? Zo ja, hoe is dit onderzocht en wat waren hierbij de bevindingen? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
In Nederland zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat de virusstammen uit nertsen circuleren in de humane populatie. De drijvende kracht achter de huidige epidemie bij mensen is mens-mens verspreiding. Het OMT-Z concludeerde in augustus dat de kans op infectie vanuit nertsen voor mensen woonachtig buiten de nertsenbedrijven momenteel verwaarloosbaar is ten opzichte van de kans op infectie van mens-op-mens in de bevolking.
Daarnaast zijn alle op nertsenbedrijven besmette personen gesommeerd in isolatie te gaan en hun contacten in quarantaine om verdere verspreiding van Covid-19 te reduceren. We ruimen in Nederland alle besmette nertsenbedrijven en couperen dus op deze manier de replicatie van virus in nertsen en daarmee de kans op veranderingen en besmettingen van mensen.
Deelt u de mening dat op deze manier de dreiging van de verspreiding van de nertsenvariant van het coronavirus blijft voortduren, ook nadat in Nederland alle laatste nertsen zijn vergast?
Het is mogelijk dat de nertsenvariant zich in Denemarken blijft verspreiden. In Nederland is geen spreiding van een nertsenvariant in mensen aangetroffen. In het kader van de volksgezondheid is het goed dat de Deense overheid hier daadkrachtig optreedt. Dit toont wel aan dat het belangrijk is om hier internationaal aandacht aan te besteden en te blijven besteden. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 13.
Gaat u met deze kennis, als Minister van volksgezondheid van het allereerste land ter wereld dat te maken kreeg met een uitbraak van COVID-19 in de veehouderij, zich in Europa inzetten voor het stilleggen van de nertsenfokkerij? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen weken heeft Nederland zowel bij de Europese Commissie als bij het Duitse voorzitterschap aandacht gevraagd voor de nertsenproblematiek in relatie tot volksgezondheid en gevraagd dit te agenderen voor de EU Gezondheidsraad of de Health Security Committee. Dit is nu extra urgent vanwege de situatie in Denemarken. Hier werd positief op gereageerd. Daarnaast staat het onderwerp op de agenda van de Chief Veterinary Officers en heeft Denemarken het geagendeerd voor de Landbouw- en Visserij Raad van 16 november as.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen van het coronavirus?
Ik heb me ingespannen de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Incorrecte cijfers van ziekenhuisopnames |
|
Antje Diertens (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Aantal opnames coronapatiënten blijkt ineens dubbel zo hoog» van 15 oktober jl.?1
Ja.
Kunt u in een feitenrelaas (inclusief gedetailleerde tijdlijn) aangeven wanneer en door wie het ministerie op de hoogte is gebracht van het feit dat er sprake was van een te lage weergave van de ziekenhuisopnames op het coronadashboard?
Het Coronadashboard wordt continu verbeterd, uitgebreid en verfijnd. Dat heb ik bij de lancering van het dashboard begin juni ook aangegeven. Elke twee weken zijn er nieuwe verbeteringen en uitbreidingen. Het coronadashboard toonde tot 13 oktober de ziekenhuiscijfers van de GGD (Osiris). Deze GGD-cijfers werden ook in de maanden daarvoor gebruikt voor de monitoring van het verloop van de pandemie. Daarnaast monitort Stichting NICE sinds begin maart parallel aan de GGD het aantal IC-opnamen en het aantal ziekenhuisopnamen op de verpleegafdeling. In de eerste maanden rapporteerde Stichting NICE echter lagere aantallen ziekenhuisopnamen dan Osiris. Een belangrijke reden hiervoor was dat toen nog niet alle ziekenhuizen hun gegevens deelden met Stichting NICE.
Vanaf begin juni leken de cijfers van Osiris en NICE ongeveer op hetzelfde niveau te liggen. Gedurende de hele zomer tot aan begin september waren de cijfers uit beide bronnen redelijk vergelijkbaar. In deze periode was het aantal ziekenhuisopnamen ook laag.
Begin september begonnen de aantallen ziekenhuisopnames op te lopen vanwege het oplopend aantal besmettingen. Vanaf dat moment begonnen echter de cijfers van Osiris en NICE uit elkaar te lopen. We zijn dit nader gaan onderzoeken. In eerste instantie leek de oorzaak te zijn dat de GGD te maken had met vertraging in de rapportage. Echter, de belangrijkste reden bleek te zijn dat vanwege het verruimde testbeleid aan de GGD veel minder ziekenhuisopnamen gerapporteerd werden. Dit komt doordat sinds 1 juni een infectie met het coronavirus meestal in de teststraat wordt vastgesteld, dus meestal vóór een ziekenhuisopname.
Ik zal dit nader uitleggen: tijdens de eerste golf werd er weinig getest. Een besmetting werd toen meestal in het ziekenhuis bevestigd en daar is deze dan meldingsplichting. Door de verruiming van het testbeleid worden sindsdien de meeste infecties al vóór ziekenhuisopname vastgesteld en dus aan de GGD gemeld vóór ziekenhuisopname. Dat betekent dat de GGD dus minder ziekenhuisopnames ontvangen, omdat veel besmettingen al in de GGD-teststraat worden vastgesteld. De ziekenhuizen hebben weliswaar zicht op welke patiënten besmet zijn en geven dat ook door aan NICE, maar dus lang niet meer in alle gevallen aan de GGD. Bij de toename in besmettingen en het verruimde testbeleid werd het verschil tussen NICE en Osiris daarom ook groter.
Zodra we hier achter kwamen, hebben we alles in het werk gesteld om op het dashboard zo snel mogelijk over te kunnen stappen van de Osiris-gegevens naar NICE. Sinds 13 oktober toont het dashboard op landelijk niveau daarom de NICE-ziekenhuiscijfers en niet meer die van Osiris. Die overstap vergde enige tijd, omdat de systemen hierop ingericht moesten worden. De overstap naar NICE op regionaal niveau was op dat moment nog niet mogelijk vanwege juridische goedkeuring. Dat proces is inmiddels bijna afgerond en we verwachten binnenkort ook de regionale ziekenhuiscijfers te kunnen tonen. Zoals op het coronadashboard vermeld, zijn de regionale GGD-ziekenhuiscijfers tijdelijk uitgezet, omdat deze gegevens niet meer volledig waren en niet meer bijdroegen aan goede informatievoorziening. Dit zal van korte duur zijn, totdat de regionale NICE-ziekenhuiscijfers beschikbaar zijn.
Heeft u toen u hoorde dat er sprake was van een te lage weergave van ziekenhuisopnames in het dashboard meteen de Kamer geïnformeerd? Zo ja, wanneer was dat? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 zagen we begin september dat er verschillen tussen beide databronnen waren in aantallen cijfers. Daaropvolgend zijn we eerst gaan uitzoeken waar het verschil vandaan kwam. Deze verschillen heb ik in het antwoord op vraag 2 benoemd. Vervolgens hebben we alles in het werk gesteld om op het coronadashboard zo snel mogelijk over te stappen op de cijfers van NICE. Deze overstap is op 13 oktober gerealiseerd. Dit heb ik ook gecommuniceerd via:
de voortgangsbrief aan uw Kamer op 13 oktober jl.;
de cijferverantwoording op het dashboard per 13 oktober;
de tweet van woensdagochtend 14 oktober.
de expert-meeting met tegensprekers van 8 oktober;
Het RIVM is voor haar modellering begin oktober overgestapt op de NICE-cijfers. Dit hebben zij tevens gecommuniceerd in hun wekelijkse update: https://www.rivm.nl/nieuws/stijging-zet-door
Wat was de datum dat de signaalwaarde van veertig ziekenhuisopnames per dag werd overschreden en wanneer bent u op de hoogte gebracht van deze overschrijding?
Op 30 september is de signaalwaarde van veertig ziekenhuisopnames per dag (uitgaande van een 3-daags gemiddelde per dag) overschreden conform de ziekenhuisgegevens van de GGD, die toen nog op het dashboard werden getoond.
Met terugwerkende kracht laten de ziekenhuisgegevens van Stichting NICE een overschrijding zien op op 17 september (uitgaande van een 3-daagsgemiddelde per dag). Op 17 en 18 september hebben wij niet het signaal ontvangen dat dit het geval was. De gegevens van Stichting NICE zijn namelijk nooit direct compleet en worden altijd met terugwerkende kracht verder aangevuld. Wel zagen we natuurlijk dat de ziekenhuisopnamen aan het oplopen waren en dat de verschillen tussen NICE en Osiris groter werden. Daarom zijn we, zoals aangegeven onder vraag 2, begin oktober ook overgestapt op NICE.
Was de overschrijding van de signaalwaarde van het aantal ziekenhuisopnames voor of na de persconferentie van 18 september jl. waarin de Minister-President aangaf dat het aantal ziekenhuisopnames nog relatief meeviel?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt u naast het zelf raadplegen van het coronadashboard ook apart geïnformeerd over de status van het aantal ziekenhuisopnames? Zo ja, kunt u voor de periode van 1 september tot 15 oktober jl. een tijdlijn maken met wanneer u hierover apart bent geïnformeerd?
Ja, ik word dagelijks geïnformeerd over de cijfers, zodra deze beschikbaar zijn. Onderdeel daarvan zijn bedbezetting en ziekenhuisinstroom.
Kunt u in één grafiek het aantal ziekenhuisopnames per dag weergeven zoals deze gepubliceerd zijn op de website van de Stichting Nationale Intensive Care Evaluatie (NICE), het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) en het coronadashboard in de periode van 1 juli tot en met 15 oktober?2 3
Het is niet mogelijk om de gegevens van NICE, LCPS en Osiris in één grafiek weer te geven. Het LCPS toont namelijk het totaal aantal bedden dat bezet is en niet het aantal ziekenhuisopnames per dag. (Dat doen ze pas sinds 14 oktober).2 3
Het kan wel in 2 grafieken, die ik hieronder heb weergegeven. In Figuur 1 wordt de instroom (aantal nieuwe ziekenhuisopnames op de verpleegafdeling) van Osiris en Stichting NICE weergegeven. Deze figuur laat zien dat de gegevens van Osiris en NICE in de loop van september steeds verder uit elkaar gingen lopen.
Figuur 2 toont het totaal aantal mensen op de verpleegafdeling (bedbezetting) door NICE en LCPS. Daarbij is van belang op te merken dat er een aantal verschillen tussen deze weergegeven data kan bestaan. Beide bronnen hanteren niet hetzelfde moment op de dag voor uitvraag van gegevens. Als patiënten inmiddels COVID-vrij zijn, wordt daar in de verschillende registraties bij deze dataleveranciers anders mee omgegaan. In de data van stichting NICE blijft dat een COVID-patiënt, terwijl dit in LCPS niet meer het geval is, omdat deze patiënt geen COVID-bed meer nodig heeft. Ook leveren enkele ziekenhuizen nog niet aan stichting NICE gegevens, omdat ze niet dubbel willen registreren. De automatische extractie uit het elektronisch patiëntendossier vergt bovendien een handmatige controle waar niet overal prioriteit aan wordt gegeven, omdat dit als een dubbelregistratie ervaren wordt. Hierdoor lopen status updates en ontslagdata soms achter.
Figuur 1: Met terugwerkende kracht totaal aantal ziekenhuisopnamen op verpleegafdelingen tot 15 oktober op basis van Osiris en Stichting NICE
Figuur 2: Definitieve aantallen bedden bezet op verpleegafdelingen tot 15 oktober 2020
Heeft u in de periode van 1 september tot 15 oktober jl. overleggen gevoerd met partijen over het aantal ziekenhuisopnames? Zo ja, kunt u de verslagen van deze overleggen de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 van de Grondwet?
De Minister van Medische Zorg en Sport heeft in de periode 1 september tot 15 oktober jl. geregeld overleggen gehad met de NVZ, NFU, FMS, V&VN, LNAZ, LHV, IGJ en NZa. Met deze zorgpartijen spreekt Minister van Ark over de ontwikkelingen in de ziekenhuizen en de voor- en nazorgketen, waarbij elk overleg wordt begonnen met het beeld in de ziekenhuizen. Op basis van LCPS data wordt besproken hoeveel patiënten er de afgelopen week zijn opgenomen op de kliniek
en op de IC, wat de delta is en hoeveel patiënten er zijn verplaatst tussen de ziekenhuizen. De schriftelijke verslagen van deze overleggen worden ter informatie rondgestuurd aan de deelnemers, voor eigen gebruik, en worden niet formeel vastgesteld. Derhalve stuur ik deze verslagen niet aan de Kamer.
Daarnaast zijn er op ambtelijk niveau gesprekken gevoerd met Stichting NICE, LCPS en RIVM over het overstappen van de GGD-ziekenhuiscijfers naar de cijfers van Stichting NICE en LCPS. Hier zijn geen verslagen van gemaakt. Alleen van het laatste concluderende overleg is er wel een verslag. Het verslag hiervan is bijgevoegd bij deze beantwoording.
In welk Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) is er voor het eerst gesproken over de dreiging van het overschrijden van de signaalwaarde van het aantal ziekenhuisopnames? Kunt u het verslag van dat BOA aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 van de Grondwet?
Er worden geen notulen gemaakt van het BAO. Tijdens het overleg worden de bevindingen door de voorzitter en als standpunt of advies van het BAO geconcludeerd. Dit wordt vervolgende vastgelegd in een korte tekstpassage als reactie op het OMT advies en zo opgenomen in de stand van zaken brief die uw kamer ontvangt. Er zijn geen (gespreks)verslagen van het BAO openbaar, en het is daarmee niet mogelijk aan te geven wanneer het BAO voor het eerst sprak over dreiging van het overschrijden van de signaalwaarde van het aantal ziekenhuisopnames.
In het BAO-advies van 18 september wordt niet gesproken van een dreiging van het overschrijden van de signaalwaarde, maar wel over de zorgen over de oplopende cijfers.
BAO 18 sep: BAO-advies
Kunt u alle adviezen en verslagen van de overleggen van het BAO in de periode van 1 september en 15 oktober delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 van de Grondwet?
Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 9, geeft het BAO wel een advies m.b.t. de OMT-adviezen. Deze zijn in de COVID stand van zaken brieven aan uw Kamer gestuurd. Ook zijn BAO-adviezen in enkele kamerbrieven over uitleg van de landelijke maatregelen opgenomen.
Voor de volledigheid en transparantie voeg ik de adviezen bij deze beantwoording bij.
Zijn er in het overleg van het Outbreak Managementteam (OMT) van 14 september jl. zorgen geuit over het stijgend aantal ziekenhuisopnames? Zo nee, wanneer werden deze zorgen voor het eerst geuit?
In het OMT-advies van 14 september staat het volgende vermeld over de ziekenhuisbedden: «Hoewel het aantal nieuwe meldingen toeneemt zien we nog geen sterke stijging in het aantal ziekenhuisopnames en overlijdens.»
In het OMT-advies van 28 september wordt aangegeven dat de epidemische situatie in heel Nederland zorgelijk is, dat het aantal besmettingen snel oploopt en de druk op zorg en ziekenhuizen toeneemt.
Kunt u de verslagen van de OMT-overleggen op 14 en 28 september jl. de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 van de Grondwet?
Alle OMT-adviezen worden aan uw Kamer gestuurd met een brief. Deze adviezen heeft uw kamer daarom al ontvangen. Net als alle andere OMT-adviezen van de afgelopen maanden. De weerslag van de OMT-besprekingen is terug te lezen in de adviezen. OMT-verslagen heb ik niet beschikbaar en zijn niet openbaar. Het OMT is een gemengd samengestelde adviescommissie van RIVM-deskundigen en experts die ad hoc en zonder last of ruggenspraak worden uitgenodigd. Voor een goed werkend OMT is het noodzakelijk dat de deskundigen vrijelijk vanuit inhoudelijk perspectief kunnen discussiëren. Wanneer de bereidheid tot deelname aan het OMT afneemt (wat een reëel risico is als de notulen in strijd met de toegezegde vertrouwelijkheid openbaar zouden worden gemaakt), komt het hele systeem van uitbraak- en epidemiebestrijding op losse schroeven te staan. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid en veiligheid van burgers bij deze of volgende infectieziektecrises. De garantie van vertrouwelijkheid van de beraadslagingen en notulen weegt dan ook vanuit dat perspectief zwaar. Dit is in lijn met artikel 68 Grondwet. Op 15 juni 2020 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State ongevraagd advies uitgebracht over de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarin is ook ingegaan op de betekenis van artikel 68 Grondwet. Ik verwijs u in dit verband naar de reactie van het kabinet in het Nader rapport van 29 september 2020 over dit advies.
Wordt het openbare coronadashboard door u gebruikt als bron voor de afweging of extra maatregelen ten behoeve van het indammen van het coronavirus nodig zijn?4 Zo ja, welke consequenties zijn er aan verbonden indien informatie op dit dashboard incorrect is? Zo nee, kunt u een lijst met bronnen geven die u wel gebruikt en kunt u per bron aangeven of deze openbaar is?
Via het coronadashboard kan het kabinet in de gaten houden hoe het coronavirus zich ontwikkelt en ingrijpen om het virus in te dammen als dat nodig is. Op basis van het dashboard ontvang ik dagelijks een uitgebreid beeld met extra toelichting op de cijfers. Of er ingegrepen moet worden, en waar ingegrepen moet worden, is echter nooit een automatisme op basis van één of enkele getallen. Dat zal altijd een analyse van de cijfers vragen en een bestuurlijke weging. Het gaat om trends, en minder om de dagcijfers. De signaalwaarden spelen daarin een belangrijke rol, als functie van alarmbel. Op basis van deze alarmbellen vindt er een inschalingsoverleg plaats met veiligheidsregio’s, GGD en RIVM. De cijfers worden in samenhang met elkaar, de overige monitoringsgegevens en de plaatselijke situatie bekeken en geduid door het RIVM en de GGD, die zicht heeft op o.a. het bron- en contact onderzoek. Ook is van belang in hoeverre de adviezen van het RIVM goed opgevolgd worden en de regels worden nageleefd. Het gaat dus altijd om een totaalbeeld. Bij oplopende cijfers wordt de routekaart als leidraad gevolgd, met bijbehorende maatregelen. Bij langdurig dalende cijfers vindt maatwerk plaats op de weg terug naar risiconiveau waakzaam. Het coronadashboard wordt continu verbeterd en verfijnd. Dat heb ik bij de start begin juni ook gemeld. Elke twee weken zijn er nieuwe verbeteringen en uitbreidingen.
Kunt u een uitputtende lijst geven van de bronnen van de andere cijfers in het openbare dashboard en kunt u garanderen dat deze cijfers accuraat zijn en te allen tijde accuraat zijn geweest sinds het dashboard online is?
Het dashboard toont de bronvermelding per onderwerp, inclusief de link naar het exacte bronbestand indien openbaar. Dit is opgenomen onder de cijferverantwoording op: https://coronadashboard.rijksoverheid.nl/verantwoording.
Op dit moment worden de volgende bronnen in het dashboard weergegeven:
RIVM: wordt grotendeels openbaar aangeleverd, waar dit nog niet zo is wordt hier samen met het RIVM eraan gewerkt het openbaar beschikbaar te maken op https://data.rivm.nl/
NICE: wordt openbaar aangeleverd.
LCPS: wordt openbaar aangeleverd.
Nivel: wordt niet openbaar aangeleverd.
Het dashboard is een visualisatie- en communicatie-instrument dat de data van andere partijen (RIVM, NICE, LCPS etc) inleest. Uiteraard is het van het grootste belang dat al deze partijen hun kwaliteitsprocessen op orde hebben zodat alle data betrouwbaar zijn. Wanneer er desondanks toch fouten ontdekt worden, wordt dit gecorrigeerd en via het dashboard gecommuniceerd onder de cijferverantwoording. Daarbij wil ik benadrukken dat de GGD-cijfers wel correct zijn. Zoals ik hierboven heb aangegeven, is er deels sprake van narapportage en ligt er voor een belangrijk deel een andere oorzaak ten grondslag aan het verschil in cijfers, namelijk de verruiming van het testbeleid.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en vóór de behandeling van de VWS-begroting van 2021 beantwoorden?
Nee, deze vragen heb ik helaas niet vóór de begrotingsbehandeling aan uw Kamer kunnen doen toekomen.
Het artikel 'Helft minder slachtoffers moord en doodslag in 20 jaar' |
|
Nevin Özütok (GL), Vera Bergkamp (D66), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS) «Helft minder slachtoffers moord en doodslag in 20 jaar»?1
Ja, ik ben bekend met deze publicatie van het CBS.
Heeft u kennisgenomen van het gegeven dat bij bijna zes op de tien vrouwen die in de periode 2015 tot en met 2019 werden vermoord, de vermoedelijke dader hun partner of ex-partner was? Welke definitie van partner wordt hier gehanteerd? Is het mogelijk dat het werkelijke aantal nog hoger ligt?
Ja, van deze statistieken heb ik kennisgenomen.
De bronnen voor deze CBS-cijfers over moord en doodslag zijn de doodsoorzaakformulieren die worden ingevuld door de behandelend arts of door de lijkschouwer en rechtbankdossiers in geval van een niet-natuurlijke dood.2 In de CBS-cijfers wordt de verdachte of dader opgenomen in de categorie (ex-) partner wanneer op het doodsoorzakenformulier en/of in het rechtbankdossier wordt gesproken over een partner of ex-partner. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehuwd of ongehuwd.
De cijfers hebben betrekking op alle gevallen van moord en doodslag in Nederland, zowel onder ingezetenen als niet-ingezetenen. Alleen voor cijfers over het laatste jaar is er een mogelijkheid dat het werkelijke aantal hoger of lager ligt. De dossiers bij de parketten worden door CBS-medewerkers ingezien en de informatie hieruit wordt verwerkt in de statistiek. Het kan zijn dat nog niet voor al deze zaken over het afgelopen jaar een compleet en afgesloten dossier inclusief vonnis beschikbaar is.
Kunt u aangeven of hier sprake is van een stijging of daling ten opzichte van de perioden daarvoor? Hoe verklaart u deze trend?
In de perioden 2000–2004, 2005–2009 en 2010–2014 was in respectievelijk 31% (114 vrouwen), 32% (86 vrouwen) en 49% (124 vrouwen) van de gevallen een dader of verdachte in beeld die haar (ex-)partner was. In de periode 2015–2019 was dit 56% (118 vrouwen).3
Kunt u aangeven in hoeveel van deze gevallen voorafgaand aan de moord of doodslag al contact is geweest tussen het slachtoffer en de politie met betrekking tot fysieke en/of psychische mishandeling, belaging, bedreiging of een soortgelijke daad door de dader? In deze gevallen: hoe vaak is er contact geweest en/of aangifte gedaan en op welke gronden? In hoeveel van deze gevallen heeft de politie en/of het openbaar ministerie (OM) daarop gehandeld? Op welke wijze? Zo nee, wat was daarvoor de reden?
Nee, dat kan ik helaas niet. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) kunnen op basis van de registraties in hun systemen geen inzicht geven in de gevallen waarbij sprake was van (ex-)partnergeweld met dodelijke afloop in de periode 2015 tot en met 2019.
Hoeveel aangiften vinden jaarlijks plaats met betrekking tot fysieke en/of psychische mishandeling door de (ex) partner? In hoeveel van deze gevallen heeft de politie en/of het OM daarop gehandeld? Op welke wijze? In hoeveel gevallen is een gebiedsverbod opgelegd? Als wordt besloten om niet te handelen op basis van een aangifte, wat is daar voor de reden?
Op basis van registratiegegevens van de politie kan op korte termijn geen betrouwbaar inzicht worden gegeven in het aantal aangiften dat jaarlijks plaatsvindt met betrekking tot fysieke en/of psychische mishandeling door de (ex-)partner. Dit zou uitvoerig dossieronderzoek vergen. Ook kan op basis van de registratiegegevens geen betrouwbaar beeld gegenereerd worden van het aantal aangiftes waarbij vervolgens een gebiedsverbod is opgelegd.
Als er aangifte is gedaan van fysieke en/of psychische mishandeling, wordt deze altijd in behandeling genomen. Het kan zijn dat een aangifte wordt geseponeerd, omdat er geen sprake is van een strafbaar feit. Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 7 en 8 waarin staat beschreven welke middelen kunnen worden ingezet na een aangifte.
Is fysieke en/of psychische mishandeling, belaging, bedreiging of soortgelijke daden van de (ex-)partner een voorspeller voor partnerdoding? Zo ja, uit welk onderzoek blijkt dat en is daarom aanvullend preventief beleid nodig? Zo nee, waarom niet en uit welk onderzoek blijkt dat?
Ja. In buitenlands onderzoek wordt eerdere partnermishandeling als een van de belangrijkste risicofactoren voor partnerdoding gezien.4 Dit jaar verscheen een empirisch onderzoek dat ziet op de factoren die hebben geleid tot partnerdoding in Nederland in de periode 2010–2015.5 Uit dit onderzoek blijkt dat daders van partnerdoding (met 84% overwegend mannen) met betrekking tot delictskenmerken alsmede individuele en relationele kenmerken geen homogene groep vormen. Wel lijkt eerdere partnermishandeling een van de risicofactoren voor partnerdoding te zijn, naast bijvoorbeeld de angst verlaten te worden of een psychotische toestand.
Geweld in de huiselijke kring, waaronder partnergeweld, komt in Nederland op te grote schaal voor.6 Daarom zet ik mij samen met de Staatssecretaris van VWS en de VNG in om dit veiligheidsprobleem te bestrijden. Onderdeel van het interdepartementale programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT) is onder meer dat professionals samen met de betrokkenen inzetten op het bestrijden van de risicofactoren die (herhaaldelijk) leiden tot de onveiligheid van het slachtoffer. Het doel is om hiermee de bestaande geweldsdynamiek in huishoudens of gezinnen te doorbreken en het geweld te stoppen.
Welke middelen worden momenteel ingezet om slachtoffers van fysieke en psychische mishandeling door (ex) partners te ondersteunen en/of in bescherming te nemen?
Er zijn verschillende middelen binnen de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling die worden ingezet om slachtoffers van geweld door (ex-)partners te ondersteunen en te beschermen. Deze aanpak wordt versterkt met het programma GHNT.7
Slachtoffers, omstanders en professionals kunnen bij Veilig Thuis terecht voor laagdrempelig advies en voor het doen van een melding. Wanneer Veilig Thuis een melding krijgt, voert Veilig Thuis een veiligheidsbeoordeling uit. Veilig Thuis zal, waar mogelijk altijd samen met het slachtoffer, beoordelen wat nodig is om het geweld te stoppen, met bijvoorbeeld hulp van een wijkteam, hulp bij het omgaan met agressie of het organiseren van een veilige opvangplek bij ernstig gevaar. Het wordt voor slachtoffers zo laagdrempelig mogelijk gemaakt om contact op te nemen met de gewenste instanties. Zo heeft Veilig Thuis sinds mei dit jaar een online chatfunctie. Ook kunnen slachtoffers laagdrempelig terecht bij de Centra Seksueel Geweld voor medische en psychologische zorg na seksueel geweld. Daarnaast is de politie in geval van acuut geweld laagdrempelig te bereiken voor het doen van een melding of een aangifte. Via www.vraaghetdepolitie.nl kunnen jongeren drie avonden in de week chatten met de politie over onder andere huiselijk geweld.
De inzet van de politie en het OM is gericht op het stoppen van het geweld en het beschermen van het slachtoffer. Een gezamenlijke aanpak met partners zoals Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de Reclassering en Slachtofferhulp Nederland is hierbij essentieel. De politie bepaalt bij een aangifte of melding het dreigingsniveau en de urgentie. Na de veiligheidsbeoordeling van Veilig Thuis en de screening door de politie wordt een gezamenlijke aanpak bepaald, gericht op gedragsverandering bij de verdachte en op bescherming van het slachtoffer. Per situatie wordt bekeken welke combinatie van interventies op het gebied van zorg, bestuursrecht (o.a. huisverbod), civielrecht en/of strafrecht het meest effectief is. Er kunnen beschermingsmaatregelen worden ingezet zoals contact- en locatieverboden, een (stop)gesprek met de geweldspleger of bedreiger of het bieden van een opvangadres. Ook is de AWARE-noodknoop beschikbaar voor personen die ernstig worden bedreigd door hun (ex-)partner. Hiermee kunnen zij met een simpele druk op de knop snel alarm slaan wanneer zij zich in acuut gevaar bevinden.
Welke middelen heeft de politie om extra waakzaam te zijn na een aangifte met betrekking tot psychische en/of fysieke mishandeling door een (ex) partner?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat deze cijfers laten zien dat er extra inzet nodig is om vrouwen die slachtoffer zijn van psychische en/of fysieke mishandeling te beschermen en partnerdoding te voorkomen?
Ondanks de significante daling in de cijfers van moord en doodslag ten opzichte van twintig jaar geleden, blijven deze cijfers met betrekking tot (ex-)partnerdoding zorgwekkend. De cijfers laten zien dat in de periode 2015 tot en met 2019 meer dan de helft van de vrouwen die zijn omgekomen door moord en doodslag, zijn gedood door hun (ex-)partner. Het blijft dan ook onverminderd van belang dat alles op alles wordt gezet om partnerdoding te voorkomen.
De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is daarom ook geprioriteerd en opgenomen in de veiligheidsagenda. Meer dan voorheen is de inzet van hulpverlening, Veilig Thuis, politie en justitieorganisaties gezamenlijk gericht op directe veiligheid in huishoudens en gezinnen (het stoppen van het geweld, het beschermen van slachtoffers, aanpak van plegers) en vervolgens op duurzame veiligheid (door het wegnemen van de risico’s op herhaling van het geweld en door vervolgens te focussen op het herstel). De impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling moet op lange termijn inzicht bieden in de effectiviteit van deze inzet.
Wat zijn de gevolgen van de maatregelen naar aanleiding van corona voor vrouwen die slachtoffer zijn van psychische en/of fysieke mishandeling door een (ex) partner? Verwacht u een toename van het aantal gevallen van moord en of doodslag door (ex) partners?
Het Ministerie van VWS heeft in het kader van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling onderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de coronacrisis en van de hulpverlening op gezinnen waar geweld speelt of heeft gespeeld. Augeo heeft in het kader van dit onderzoek het initiatief genomen om te monitoren of het geweld bij deze kwetsbare gezinnen toeneemt. Er is geen significant verschil in het aantal incidenten van geweld ten opzichte van de periode voor de coronacrisis. Dit onderzoek is bij de voortgangsrapportage GHNT naar de Kamer gestuurd.8
De politie geeft aan dat sinds de invoering van de coronamaatregelen geen significante toename is van het aantal incidenten van huiselijk geweld. Tegelijkertijd is het een gegeven dat de spanningen thuis kunnen oplopen als gevolg van de maatregelen en dat sommige slachtoffers uit beeld blijven. Ik houd daarom samen met de Staatssecretaris van VWS de signalen vanuit de betrokken partijen nauwlettend in de gaten.
Welke extra maatregelen neemt u naar aanleiding van Covid-19 voor vrouwen die slachtoffer zijn van psychische en/of fysieke mishandeling door een (ex) partner?
Tijdens de eerste maatregelen tegen het coronavirus in het voorjaar van 2020 heb ik, samen met de Minister van VWS, extra maatregelen genomen. Zo is een voorlichtingscampagne gestart voor bewustwording onder slachtoffers en omstanders. Daarnaast hebben we in samenspraak met het Nederlands Jeugdinstituut en het RIVM een factsheet opgesteld voor professionals voor het opvolgen van de meldcode in deze crisis. Ook kunnen slachtoffers sinds 1 mei door middel van het codewoord «Masker 19» een melding doen van huiselijk geweld bij de apotheek.
Alle 26 Veilig Thuis-organisaties bieden sinds half mei chatdiensten aan om de drempel te verlagen contact op te nemen met Veilig Thuis. Met de chatfunctie hebben slachtoffers een extra mogelijkheid om laagdrempelig advies te vragen. Bovendien ziet Veilig Thuis dat de nieuwe chatfunctie ook gebruikt wordt door mensen die eerder nog niet in beeld waren bij Veilig Thuis.
Politie en justitie hebben tijdens de coronamaatregelen onverminderde aandacht behouden voor slachtoffers en daders van huiselijk geweld en kindermishandeling. De politie is bereikbaar voor slachtoffers en treedt op in acute onveilige situaties. De Raad voor de Kinderbescherming voert beschermingsonderzoeken uit en de reclassering haar advies- en toezichtstaak.
Het voldoen aan artikel 68 van de Grondwet |
|
Steven van Weyenberg (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u bij uw installatie tot Minister de eed (of gelofte) heeft afgelegd, waarvan een deel luidt: «Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet»?
Ja
Bent u op de hoogte van artikel 68 van de Grondwet, dat luidt: «De Ministers en de Staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat»?
Herinnert u zich dat de Kamer op 20 februari 2020 unaniem de motie Omtzigt c.s.1 heeft aangenomen, waarvan het dictum luidt: «verzoekt de regering te bevestigen dat op grond van artikel 68 een individueel Kamerlid specifieke documenten binnen een redelijke termijn moet kunnen ontvangen, tenzij het belang van de Staat zich hiertegen verzet»?
Ja.
Wat is de voornaamste reden dat de verslagen van de OMT (Outbreak Management Team)-overleggen vertrouwelijk zijn?
Het OMT is een gemengd samengestelde adviescommissie van RIVM-deskundigen en top-experts uit de samenleving die ad hoc en zonder last of ruggenspraak worden uitgenodigd. Voor een goed werkend OMT is het noodzakelijk dat de deskundigen vrijelijk vanuit inhoudelijk perspectief kunnen discussiëren, en soms controversiële standpunten naar voren kunnen brengen, zonder daarop elders aangesproken te (kunnen) worden. Wanneer de bereidheid tot deelname aan het OMT afneemt (wat een reëel risico is als de notulen in strijd met de toegezegde vertrouwelijkheid openbaar zouden worden gemaakt), komt het hele systeem van uitbraak- en epidemiebestrijding op losse schroeven te staan. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid en veiligheid van burgers bij deze of volgende infectieziektecrises. De garantie van vertrouwelijkheid van de beraadslagingen en notulen weegt dan ook vanuit dat perspectief zwaar.
Bent u het eens met de stelling dat media-uitingen van verscheidene leden van het OMT over de OMT-overleggen en de daar spelende meningsverschillen bijdragen aan de transparantie van de wetenschappelijke adviezen van het OMT? Zo nee, waarom niet?
Uitspraken die afzonderlijke leden van het OMT, in welke hoedanigheid ook, doen in de media, komen voor hun verantwoordelijkheid. Als er verschillen van inzicht zouden blijven binnen het OMT, dan worden de verschillende zienswijzen weergegeven in het advies en op deze wijze wordt door middel van de adviezen al bijgedragen aan de transparantie van de adviezen van het OMT. Het zijn uiteindelijk de adviezen die de basis vormen voor besluitvorming.
Kunt het verslag van het tweede OMT-overleg de Kamer doen toekomen, aangezien op 27 februari jl., op dezelfde dag dat de eerste besmetting met het coronavirus gemeld werd, dit tweede OMT-overleg omtrent het coronavirus plaatsvond, waarin specifiek de persoonlijke beschermingsmiddelen werden besproken? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
De desbetreffende OMT-notulen worden niet verstrekt om redenen vermeld in het antwoord op vraag 4. Dat is in lijn met artikel 68 Grondwet. Op 15 juni 2020 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State ongevraagd advies uitgebracht over de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarin is ook ingegaan op de betekenis van artikel 68 Grondwet. Ik verwijs u in dit verband naar de reactie van het kabinet in het Nader rapport van 29 september 2020 over dit advies.
Bent u bereid alle verslagen van de vergaderingen van het OMT te delen met de Kamer zodat de transparantie van de wetenschappelijke adviezen nog verder wordt vergroot? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 6.
Waarop was het advies aan het kabinet gebaseerd van het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO van 28 januari jl.2 – waarvan het verslag beschikbaar is gekomen naar aanleiding van een Wob-verzoek – om de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen voor de verschillende beroepsgroepen te inventariseren?
Dit advies is gebaseerd op het advies van het OMT van 27 januari.
Kunt u het verslag van het daaropvolgende BAO, dat plaatsvond op 28 februari jl. en waarin wederom werd geadviseerd om de vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen te inventariseren en om de eerstelijnszorg hierin te versterken, de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Er worden geen notulen gemaakt van het BAO. Aan de hand van persoonlijke aantekeningen van een medewerker wordt een advies opgesteld. Dit advies is naar aanleiding van het desbetreffende Wob-verzoek ook openbaar gemaakt. Voor de volledigheid is het ook bijgevoegd.
Kunt u het verslag van het BAO van 28 januari jl., dat leidde tot dit advies, de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW? Bent u bereid alle verslagen en alle adviezen van het BAO sinds januari 2020 te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Er worden geen verslagen gemaakt van het BAO. Aan de hand van persoonlijke aantekeningen van een medewerker wordt een advies opgesteld. Alle BAO-adviezen zijn al openbaar gemaakt.
Kunt u in een tijdlijn per dag aangeven welke acties u tussen 27 januari en 28 februari 2020 heeft ondernomen ten aanzien van (1) de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen en (2) de inventarisatie van persoonlijke beschermingsmiddelen in de intra- en extramurale setting?
Voorop gesteld: zorginstellingen in Nederland zijn verantwoordelijk voor hun eigen inkoop, soms werken ze daarvoor samen met de verzekeraars. Omdat er in aanloop naar de Brexit zorgen ontstonden over de continuïteit van die inkoop, kreeg VWS meer contacten met leveranciers dan voorheen.
VWS heeft op 30 januari nog geen signalen dat er sprake is van een tekort. Er zijn dan nog geen COVID-19 patiënten in Nederland. Op advies van het Bestuurlijk Afstemmings Overleg (BAO) start VWS toch met een inventarisatie van beschikbare persoonlijke beschermingsmiddelen, samen met het landelijk netwerk acute zorg (LNAZ) en de veiligheidsregio. Op 30 januari belt VWS met de brancheorganisaties van fabrikanten om te vragen of zij tekorten zien. Die zijn er volgens de brancheorganisaties niet.
Wel komen er af en toe signalen binnen uit de zorg dat er tekorten dreigen. Op 5 februari meldt NFU dat de eerste ziekenhuizen uit hun voorraden FFP maskers lopen, 3M (leverancier van mondmaskers) coördineert alle bestellingen en blokkeert pogingen tot het aanleggen van extra voorraad van beschermingsmiddelen door ziekenhuizen, om beschikbare voorraden evenredig te verdelen. De producent geeft aan hard te werken aan het opschalen van productie en die eerlijk over de landen te verdelen, al naar gelang het aantal COVID-patiënten.
VWS blijft gebruik maken van de contacten die zijn opgebouwd met inkoopafdelingen van ziekenhuizen en met de verschillende koepelorganisaties in de zorg. Op 12 februari komt het eerste signaal binnen dat er een tekort aan mondkapjes zou zijn bij een verpleeghuis. Het is nog steeds mogelijk om de individuele problemen van tekorten op te lossen. Brancheorganisaties FME, FHI en Nefemed geven aan dat de vraag naar beschermingsmateriaal zich nu wereldwijd richt op China en dat die vraag zal stijgen.
22 februari In Italië ontstaat een run op mondmaskers. Op 25 februari zijn er signalen dat een acuut tekort aan wondmateriaal is, omdat de productie hiervan in Wuhan stil is gevallen. VWS vraagt opnieuw aan de brancheorganisaties (FME, Nefemed en FHI) of er tekorten van andere medische hulpmiddelen die in China geproduceerd worden, te verwachten zijn. Minister Bruins schrijft aan de Kamer dat leveranciers de sterk toegenomen vraag nog aankunnen en dat de productie in Europa al wordt uitgebreid. «In totaal bezien is er nog geen sprake van een acuut tekort».
Op 27 februari wordt de eerste besmetting in Nederland vastgesteld. De Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU) meldt diezelfde dag dat het steeds moeilijker is aan mondmaskers te komen. VWS inventariseert welke tekorten mogelijk kunnen ontstaan: zuurstof, gazen, mondkapjes worden gemeld. Fabrikanten verzekeren VWS dat ze kunnen opschalen. Het OMT stelt dezelfde dag (dus 27 februari) een werkgroep in die zich buigt over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Ze zijn schaars en moeten dus niet onnodig gebruikt worden, media-aandacht voor juist gebruik kan helpen, aldus de werkgroep.
Op 28 februari (OMT-advies) adviseert het BAO een verdelingsstructuur van persoonlijke beschermingsmiddelen in te richten via de Regionaal Overleg Acute Zorgnetwerken – de Directeur Publieke Gezondheid coördineert vanuit zijn wettelijke taak om de continuïteit van zorg te borgen. Door het verdeelmechanisme moeten beschikbare persoonlijke beschermingsmiddelen beter verdeeld worden en is het minder ieder voor zich. De VVT-sector is in principe aangesloten op de ROAZ, maar de betrokkenheid verschilt per regio.
Kunt u voor de periode van 27 januari tot 28 februari 2020 een overzicht geven van de overleggen aangaande de inkoop en inventarisatie van persoonlijke beschermingsmiddelen waarbij uw ministerie betrokken was? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bij welke van deze overleggen was u zelf ook aanwezig?
In deze periode is er veel contact met diverse instanties en personen zoals hierboven beschreven. In deze periode zijn de overleggen niet structureel. Vanaf begin maart is er meer regulier overleg op ambtelijk niveau en spreekt mijn voorganger ook met diverse betrokken partijen.
Heeft u in de periode van 27 januari tot 28 februari 2020 ook overleggen gevoerd met brancheorganisaties binnen de verpleeghuiszorg en thuiszorg aangaande het coronavirus en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, wanneer vonden deze overleggen plaats? Zo nee, waarom niet?
Er hebben in deze periode geen overleggen plaatsgevonden met de brancheorganisaties binnen de verpleeghuiszorg en thuiszorg over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Er was in die periode van beide zijden geen aanleiding om dit onderwerp te agenderen. Wel is de sector net als de andere sectoren op 27 februari informeel geïnformeerd over de op 3 maart verzonden informatiesheet over de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen met de boodschap dat zorgaanbieders zich bij schaarste kunnen melden bij de ROAZ of DPG in hun regio. Als er onderlinge schaarste is maakt de ROAZ of DPG een verdeling.
Wat is de reden dat het OMT en het BAO tussen 27 januari en 27 februari 2020 niet bijeen zijn gekomen?
Het OMT zag geen reden om bijeen te komen, een BAO komt alleen bijeen na een OMT.
Wanneer bent u op de hoogte gebracht van de eerste besmetting in België, die door de media op 3 februari jl. gemeld werd, en welke acties heeft u ingezet nadat u hiervan op de hoogte was gesteld?
Op 3 februari hebben de Belgische gezondheidsautoriteiten gemeld dat een persoon die in hetzelfde vliegtuig zat als de teruggehaalde Nederlanders positief is bevonden op de aanwezigheid van het nieuwe coronavirus. Omdat het quarantaineprotocol rekening hield met deze mogelijkheid zijn er geen extra maatregelen in gezet.
Waarom was de eerste coronabesmetting in België geen aanleiding voor u om direct van het OMT en het BAO een nieuw advies te vragen omtrent het coronavirus?
Omdat het ging om iemand die in quarantaine zat omdat deze teruggehaald was uit China, was dit geen onverwachtse besmetting en was er geen reden om een nieuw advies te vragen.
Kunt deze vragen ieder afzonderlijk en vóór de behandeling van de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 beantwoorden?
Ja
De gewijzigde criteria bij het beoordelen van een PCR-test |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
Bent u op de hoogte van het feit dat onlangs de criteria voor het beoordelen van een Polymerase Chain reaction (PCR)-test zij aangepsat, zowel voor wat betreft het aantal te testen brokstukjes als voor wat betreft het aantal cycli?1
Kunt u aangeven wanneer deze criteria intern bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zijn aangepast?
Kunt u aangeven waarom deze criteria door het RIVM zijn aangepast?
Kunt u aangeven wie hiertoe heeft besloten?
Kunt u aangeven wanneer dit precies op de site van het RIVM is aangepast?
Kunt u aangeven waarom dit niet is gecommuniceerd?
Kunt u aangeven wanneer dit naar de verschillende laboratoria is gecommuniceerd?
Kunt u aangeven wat de wijziging met betrekking tot het testen op het aantal brokstukjes, namelijk in plaats van het testen op het E-gen, N-gen en RdRP-gen is men slechts gaan testen op het E-gen, voor invloed heeft op het percentage positieve PCR-test uitslagen?
Kunt u aangeven wat de wijziging in de vorige vraag voor invloed heeft op het aantal fout-positieve PCR-test uitslagen?
Kunt u aangeven waarom de beoordelingsgrens van de PCR-test is verhoogd van 30 cycli naar 35 cycli?
Kunt u aangeven wat het verhogen van het aantal cycli van 30 cycli naar 35 cycli voor invloed heeft op het aantal positieve PCR-test uitslagen, zowel absoluut als relatief?
Kunt u aangeven wat het verhogen van het aantal cycli van 30 cycli naar 35 cycli voor invloed heeft op het aantal fout-positieve PCR-test uitslagen, zowel absoluut als relatief?
Zou het mogelijk kunnen zijn dat de plotselinge stijging van het percentage positieve PCR-testen, die door het RIVM «besmettingen» worden genoemd, te verklaren is door het aanpassen van de criteria bij het beoordelen van de PCR-test, zowel voor wat betreft het aantal te testen brokstukjes als voor wat betreft het aantal cycli? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het tussentijds aanpassen van de beoordelingscriteria inzake de PCR-test kan leiden tot onnauwkeurigheid in de data waardoor er een verkeerd beeld ontstaat?
De huidige visie van het kabinet op het gebruik van hydroxychloroquine in de strijd tegen COVID-19 |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga), Thierry Baudet (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het Nederlandse onderzoek, getiteld «Early Hydroxychloroquine but not Chloroquine use reduces ICU admission in COVID-19 patients», waarvan op 23 september 2020 de resultaten zijn gepubliceerd?1 en 2
Ja.
Wat vindt u van de belangrijkste bevinding uit het onderzoek, dat er 53% minder kans bestaat op een IC-opname wanneer een patiënt binnen één dag na opname in het ziekenhuis hydroxychloroquine krijgt toegediend?
In lijn met eerdere antwoorden3 op vragen van uw Kamer benadruk ik dat het met name aan de deskundigen4 is om zich een oordeel te vormen over de inzet van hydroxychloroquine – eventueel in combinatie met andere middelen – ter voorkoming of behandeling van Covid-19. Daarbij zullen we de ontwikkelingen nauwgezet blijven volgen om in overleg met de partijen in de gehele geneesmiddelenketen de beschikbaarheid van hydroxychloroquine te bewaken.
Ook is eerder aangegeven dat een adviespanel is ingesteld om te adviseren over wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke medicijnen voor Covid-19. De vraag naar meerwaarde van onderzoek naar hydroxychloroquine ligt ook bij hen.
Bent u, nu wederom uit onderzoek is gebleken dat vroege behandeling met – onder andere – hydroxychloroquine het risico verkleint op progressie van COVID-19 in het lichaam van een patiënt, nog steeds van mening dat er geen objectiveerbare aanleiding bestaat om over te gaan tot extra inspanningen met betrekking tot het beschikbaar houden van hydroxychloroquine ter bestrijding van COVID-19? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u niet dat er in de laatste maanden veel nieuwe en hoopvolle onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd en dat u het aan de Nederlandse burger verplicht bent dit serieus te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen naar aanleiding van de nieuwe informatie?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u niet dat er tenminste sprake zou moeten zijn van een vervolg op de hiervoor aangehaalde studie, daar de resultaten hoopvol zijn en er mogelijk mensenlevens kunnen worden gered met de vroege toediening van hydroxychloroquine? zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Culturele instellingen in chaos na coronamaatregelen. “Dit is een onmogelijke keuze”’ |
|
Niels van den Berge (GL), Peter Kwint (SP), Lodewijk Asscher (PvdA), Salima Belhaj (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Culturele instellingen in chaos na coronamaatregelen. «Dit is een onmogelijke keuze»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de nieuwe coronamaatregelen met betrekking tot ontheffingen voor culturele instellingen tot ontzettend veel onduidelijkheid hebben geleid en dat deze onduidelijkheden zo snel mogelijk verholpen moeten worden? Wat gaat u daaraan doen?
Wat vindt u ervan dat culturele instellingen in regio’s met extreem veel besmettingen (bijvoorbeeld Haaglanden) meer mogen dan in regio’s met een stuk minder besmettingen (bijvoorbeeld IJsselland)? Kunt u dit uitleggen? Wat vindt u in bredere zin van alle verschillen in ontheffingen tussen verschillende regio’s, soms zelfs binnen veiligheidsregio’s, en dat sommige regio’s zeggen «het nog even aan te kijken»? Vindt u dit wenselijk en logisch? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe beoordeelt u de situatie waarin cabaretier Henry van Loon op 12 en 13 oktober niet meer mag optreden in het Zaantheater voor 240 personen vanwege de opgelegde beperking van maximaal 30 personen, terwijl hij in plaats daarvan 40 kilometer verderop in Hoorn op diezelfde avonden wel mag optreden? Leidt dit niet tot oneerlijke concurrentie?2
Hoe komt het dat de veiligheidsregio’s niet waren voorbereid op deze nieuwe maatregelen? Bent u het eens dat zij in de toekomst beter voorbereid moeten worden, om te voorkomen dat het voor culturele instellingen volstrekt onduidelijk is of zij diezelfde avond hun programma nog doorgang kunnen laten vinden?
Bent u het met de indieners eens dat het wenselijk zou zijn om in overleg met veiligheidsregio’s en de culturele sector te komen tot een routekaart voor wat er wel mogelijk is bij verschillende besmettingsscenario’s om zo de voorspelbaarheid van maatregelen voor de sector te vergroten?
Wat vindt u ervan dat de voorzitters van veiligheidsregio’s verschillende afwegingen maken waardoor er een soort willekeur ontstaat die veel onduidelijkheid creëert? Zou een uniforme set van regels voor de sector niet beter zijn, zodat er geen willekeur optreedt?
Wat vindt u ervan dat door de verschillen tussen regio’s, mensen die in een regio wonen met strengere regels, zich verplaatsen naar regio’s waar men wel naar een culturele instelling kan? Is er nagedacht over het feit dat hierdoor juist meer risico’s ontstaan doordat er sneller een verspreiding van het coronavirus kan plaatsvinden?
Wat is de definitie van «instellingen met regionaal belang»? Bent u het eens dat dit niet per se grote theaters hoeven te zijn, maar juist ook kleine buurttheaters die een belangrijke rol spelen bij de sociale cohesie van kwetsbare wijken? Hoe gaat u voorkomen dat deze kleine theaters nu buiten de boot gaan vallen waardoor zij alsnog een grote kans hebben failliet te gaan?
Wat vindt u ervan dat instellingen die overduidelijk meer dan 30 personen binnen kunnen laten met in achtneming van RIVM-voorschriften, zoals bijvoorbeeld de Ziggodome of Afas Live, niet in aanmerking komen voor een ontheffing?3 Zou het mogelijk zijn in overleg te treden met de veiligheidsregio’s om gelijke richtlijnen te hanteren van vrijstellingen voor culturele instellingen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid op korte termijn proefopstellingen in de culturele sector, zoals de proefopstelling van theater Markant in Uden, te laten testen op veiligheid door het RIVM? Bent u voorts bereid de adviezen die het RIVM hierover zou geven mee te nemen in het beleid?
Sinds de uitbraak van Covid-19 is het kabinet intensief met de brede eventindustrie (sportevents, zakelijke congressen, theater, kermissen, festivals, etc.) in gesprek over de wijze waarop veilig en verantwoord evenementen georganiseerd kunnen worden die commercieel haalbaar zijn. De gesprekken hebben geleid tot een toezegging aan de sector om te kunnen starten met het zogenaamde Fieldlab-programma, waarin de gezamenlijke evenementenorganisaties samenwerken met diverse belangenorganisaties, universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen. Dit Fieldlab-programma heeft tot doel wetenschappelijke kennis te combineren met innovaties uit de sector om inzichtelijk te maken hoe de gezondheidsrisico’s en de druk op de openbare ruimte kunnen worden beperkt. Een belangrijk onderdeel van de aanpak om te komen tot een veilige en verantwoorde manier organiseren van evenementen is het uitvoeren van een aantal testevents waarvoor zij testlocaties zoeken. Hierbij is het Fieldlab-programma verantwoordelijk voor de keuze van de testlocaties. Hierbij houden zij rekening met de verschillende type events die zij hebben geïdentificeerd. Het Fieldlab is op de hoogte van de proefopstelling van theater Markant in Uden en zal deze ook meenemen in hun afwegingen voor de keuze van de testlocaties. Het onderzoeksplan dat de evenementenbranche in samenwerking met wetenschappers heeft ontwikkeld voor de testevents, is recent voorgelegd ter beoordeling aan het RIVM. Dit onderzoeksplan is gericht op het organiseren van testevents voor de gehele branche. Het RIVM komt op basis van dit plan tot een advies. Op basis van dit advies en het epidemiologisch beeld zal het kabinet een besluit nemen over het starten van de testevents. De resultaten van de testevents kunnen meegenomen worden bij de beleidsvorming.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, uiterlijk binnen een week?
Voor de beantwoording van deze Kamervragen heb ik de reguliere termijnen gevolgd.
Het bericht 'Spanje wil tweede instorting toerisme voorkomen' |
|
Thierry Aartsen (VVD), Remco Dijkstra (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel «Spanje wil tweede instorting toerisme voorkomen»1 en de operatie Semana Santa waarbij verkend wordt of veilige corridors en speciale (snel)testen het toerisme kunnen redden?
Ja.
Hoe staat u tegenover veilige corridors en (snel)testen? Is dit in het licht van ontwikkelingen in de veiligheidskaders, in de nabije toekomst denkbaar als oplossing om toerisme weer op gang te helpen? Kan met voldoende waarborgen en duidelijke afspraken omgeven, toerisme op enig moment weer opstarten naar specifieke beschermde bestemmingen?
Op dit moment nemen de aantallen besmettingen in heel Europa toe. De situatie is ook in Nederland zeer ernstig. Daarom zit Nederland sinds 13 oktober jl. in een gedeeltelijke lockdown, waarbij de oproep is om niet-noodzakelijke reizen naar het buitenland tot medio januari te vermijden. Alles is nu gericht op het weer onder controle krijgen van het virus. Daarom is op dit moment geen sprake van het weer op gang helpen van toerisme. Voor de verdere toekomst sta ik positief tegenover initiatieven.
Verder wil ik stappen zetten om noodzakelijke reizen vanuit COVID-19-risicogebieden veiliger te maken, onder andere door het vragen van een negatieve testverklaring. Daarnaast heeft het OMT in hun 85e advies aangegeven dat ze het mede gezien de huidige testcapaciteit verantwoord vinden om een PCR-test aan te bieden op de vijfde dag na het laatst mogelijke blootstellingsmoment. Een reiziger kan dan na een negatieve testuitslag na vijf dagen uit quarantaine, in plaats van na tien dagen. Daarmee kan mogelijk de veiligheid van de reis worden bevorderd en de import en export van het virus verder worden beperkt. Voor meer informatie hierover verwijs ik u graag naar paragraaf 15 van mijn Kamerbrief van 18 november jl2.
Deelt u de mening dat het toerisme in Europa een gigantische klap heeft gekregen en dat de economieën in bepaalde regio’s zeer zwaar getroffen zijn door de uitbraak van COVID-19 en de opgelegde reisbeperkingen? Snapt u dat landen op een gegeven moment oplossingen proberen te bedenken om reizigers weer veilig te mogen ontvangen?
Ja. De toerismesector is een van de sectoren die zeer hard geraakt is door de pandemie. Van het een op het andere moment zijn vergaande (grens)maatregelen getroffen en zijn reizen geannuleerd. Dit raakt niet alleen de bedrijven die in deze sector werken, maar ook veel landen die in meer of mindere mate afhankelijk zijn van de inkomsten uit toerisme. Ik snap dus heel goed dat door deze landen naar oplossingen gezocht wordt om toerisme weer veilig op te starten en sta hier welwillend tegenover, als dat op een verantwoorde manier kan.
Welke voortgang valt er te verwachten naar aanleiding van de motie-Remco Dijkstra c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 572) om te komen tot een betere afstemming van reisadviezen en ruimte voor maatwerk? Is een speciale reiscorridor tussen soortgelijke en/of veilige gebieden denkbaar?
De Europese Commissie heeft op 4 september 2020 een Raadsaanbeveling gepresenteerd over een meer gecoördineerde aanpak van de respons op de COVID-19 pandemie, die op 13 oktober jl. is aangenomen in de Raad Algemene Zaken. Uw Kamer is op 9 oktober jl. geïnformeerd over de kabinetsappreciatie aangaande deze Raadsaanbeveling. Waar de volksgezondheidssituatie dit toestaat acht het kabinet een meer gecoördineerde aanpak van belang. De Raadsaanbeveling helpt Lidstaten hun reisadviezen beter en te coördineren door aan de hand van vastgestelde criteria en daarbij behorende drempelwaarden gebieden in te schalen als groen (laag), oranje (midden) en rood (hoog). Daarnaast kunnen gebieden als grijs gekwalificeerd worden wanneer er onvoldoende data beschikbaar is. Nederland zal deze informatie gebruiken bij het opstellen van de nationale reisadviezen, waardoor deze naar verwachting beter aan zullen sluiten bij de reisadviezen van andere lidstaten. Het blijft echter zo dat het lidstaten vrij staat om uiteindelijk hun eigen reisadvies op te stellen. Dit is belangrijk omdat een reisadvies van veel variabelen afhangt. Hoewel een speciale reiscorridor tussen soortgelijke en/of veilige landen geen deel uitmaakt van de Raadsaanbeveling, wordt in samenwerking met de sector wel verkend of ook van en naar Schiphol veilige corridors een mogelijkheid zouden kunnen zijn, zie ook vraag 6. Het is nog onzeker of dit op korte termijn voor toerisme een oplossing biedt.
Welke rol zou de EU op zich kunnen nemen om de criteria te bepalen waaraan testen en corridors moeten voldoen?
In navolging van de Raadsaanbeveling over een meer gecoördineerde aanpak van de respons op de pandemie zal worden gekeken op welke terreinen er meer coördinatie mogelijk is. Testen is hier een onderdeel van. Zo wordt onder andere gesproken over het wederzijds erkennen van elkaars testen, gebruik van sneltesten en adviezen ten aanzien van testbeleid. Ook is de ECDC-lijst met betrekking tot reisadviezen belangrijk voor Europese afstemming over reisadviezen.
Bent u bekend met een soort luchtbrug tussen bepaalde eilanden en het Verenigd Koninkrijk? Zou zoiets ook tussen Nederland en bepaalde bestemmingen kunnen? Zijn soortgelijke initiatieven u bekend, bijvoorbeeld tussen Duitsland en bepaalde Spaanse regio’s, of richting Turkije en Griekenland?
Ja, hier ben ik mee bekend. Op dit moment kent Nederland geen luchtbrug met andere landen. Wanneer de gezondheidssituatie vakantiereizen toelaat wil ik onderzoeken of dergelijke internationale afspraken te maken zijn.
Duitsland heeft tegen het einde van de Spaanse «lockdown» deze zomer een «luchtbrug» opgezet naar de Balearen, waarbij gedetailleerde afspraken tussen overheden en touroperators golden over waarborgen tijdens reis en verblijf.
Vrij snel daarna gingen de grenzen weer voor iedereen open. Inmiddels is het Duitse reisadvies alweer enige tijd negatief.
De Balearen en de Canarische eilanden hebben recent een akkoord gesloten over een veiligheidsprotocol met de centrale Spaanse regering, dat toerisme vanuit een aantal Europese landen mogelijk moet maken. Het protocol voorziet onder andere in de verplichting voor inreizende toeristen om een recente negatieve testuitslag te overhandigen. Ook bij vertrek vanaf de eilanden is een test verplicht. De kosten voor die laatste test en voor een eventuele (gedwongen) quarantaine op de eilanden, worden gedragen door de regionale overheid zelf.
Voor de opening van het toeristenseizoen, overwoog Griekenland samen met een aantal andere relatief veilige landen om toeristen corridors in te stellen maar aan het begin van de zomer ging Griekenland voor steeds meer landen open, inclusief voor Nederlanders. Duitsland heeft een korte tijd een regeling met Turkije gehad, maar deze is inmiddels opgeheven omdat die niet succesvol was.
Inmiddels zijn er veilige corridors gestart voor een verbinding tussen Rome en Milaan. Ook tussen Parijs en La Réunion, en tussen Singapore en omringende landen zijn er veilige corridors. Ook zijn er plannen om een veilige corridor te starten tussen New York en London, naar verwachting voor de kerstperiode.
Deze corridors verschillen overigens wel van elkaar als het gaat om het soort test dat wordt gebruikt (PCR/Antigeen), de frequentie en moment van het testen. De oprichting van een veilige corridor en de randvoorwaarden waaraan voldaan wordt (bijvoorbeeld de wederzijdse erkenning van testen), gebeurt in nauwe samenspraak tussen landen.
De Verenigde Staten heeft interesse getoond in de oprichting van een veilige corridor tussen Schiphol en Atlanta voor noodzakelijke reizen. Momenteel vindt overleg plaats met betrokken partijen onder welke voorwaarden een dergelijke corridor eventueel mogelijk kan worden gemaakt.
Als erover nagedacht wordt, wie zijn dan naast de touroperators die het veilig moeten kunnen aanbieden en de regionale gezondheidsinstanties, verder de relevante partijen die de doorzettingsmacht hebben om een dergelijke oplossing goed te keuren?
Een veilige corridor waarbinnen vakantiereizen mogelijk zijn, kan op verschillende manieren worden ingevuld. Hier wordt naar gekeken, maar het is nu nog niet aan de orde. In ieder geval zijn internationale of bilaterale afspraken vereist, bijvoorbeeld over erkenning van testen (inclusief negatieve testverklaring), vertrouwen in de algemene corona-aanpak in een ander land of maatregelen tijdens de reis.
Als op dit moment in verband met COVID-19 het hiervoor nog te vroeg is, is het denkbaar dat eind dit jaar, of volgend jaar dergelijke oplossingen wel acceptabel worden? Zo nee, waarom niet? Indien een touroperator of luchthaven binnenkort een oplossing biedt voor zowel testen, als veilig reizen en accommodatie, wat belet de uitvoering?
Graag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 2.
Het bericht 'Ontwikkelaar corona-sneltest ontwijkt op grote schaal belastingen' |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Ontwikkelaar corona-sneltest ontwijkt op grote schaal belastingen» en het onderliggende rapport van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO)?1 en2
Het rapport van SOMO vermeldt dat het bedrijf Qiagen op een onwettige manier aanspraak op belastingvoordelen zou hebben gemaakt en Nederlandse vennootschapsbelasting zou hebben ontweken. Dit terwijl het bedrijf ondertussen subsidies en toelages zou krijgen van overheden, onder andere voor de ontwikkeling van sneltesten om het coronavirus aan te tonen.
De Dienst Testen heeft geen overeenkomsten gesloten met of orders geplaatst bij Qiagen die betrekking hebben op sneltesten. De afgelopen maanden zijn vanuit het Ministerie van VWS diverse aanbestedingen rondom corona sneltesten gedaan. Bij deze aanbestedingen heeft geen gunning aan dit bedrijf plaatsgevonden.
Het rapport vermeldt tevens een betrokkenheid van het Dutch Venture Initiative (DVI). DVI is een zogenaamd «fund of fund» voor private-equity risicokapitaal en wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat via Oost NL en het Europese Investeringsfonds (EIF), als verstrekker van risicokapitaal ten behoeve van het mkb in de EU. DVI is bedoeld om snelgroeiende innovatieve bedrijven betere toegang tot investeringskapitaal te geven en andere private investeerders aan te trekken.
DVI is opgericht door PPM Oost (thans Oost NL) en EIF, in de vorm van een SICAR (Société d’investissement en capital à risque), naar Luxemburgs recht. DVI investeert in fondsen welke investeren in innovatieve snelgroeiende mkb bedrijven met behoefte aan risicokapitaal. De investeringen vinden plaats conform de wettelijke regelgeving in de EU en Luxemburg. Het aangestelde fondsbeheer en de controlerende autoriteiten zien toe op de marktconforme investeringsgedragingen.
DVI heeft (indirect) via Gilde Healthcare geïnvesteerd in STAT-Dx, dit bedrijf is daarna in een later stadium overgenomen van Gilde Healthcare door Qiagen. In het antwoord op vraag 3 en 4 wordt hier nader op ingegaan.
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan het kabinet niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige en daarom niet reageren op deze elementen uit het SOMO-rapport. Op basis van de bevindingen beveelt het rapport van SOMO aan transfer pricing mismatches aan te pakken en transparantie op belastinggebied te verbeteren. Een reactie op deze aanbevelingen vindt u in het antwoord op vraag 9.
Onderschrijft u de onderzoeksresultaten van dit rapport? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de concrete bedragen die het Nederlandse Dutch Venture Initiative (DVI) aan publieke investering heeft gedaan in het Spaanse bedrijf STAT-Dx, dat sindsdien is overgenomen door Qiagen en cruciaal was voor de ontwikkeling van de COVID-19 testkits die Qiagen nu verkoopt?
Het is niet mogelijk om informatie te verstrekken over individuele fondstransacties anders dan bekend gemaakt door het betrokken investeringsfonds zelf. In dit geval kunt u informatie vinden over de STAT-Dx onderneming en de acquisitie door Qiagen op de website van Gilde Healthcare https://gildehealthcare.com/portfolio/stat-dx.
Waarom stak het DVI geld in een Spaans bedrijf dat vervolgens weer werd overgenomen? Zo functioneert het toch vooral als een geldmachine?
Informatie over het investeringsbeleid van de DVI fondsen is publiek beschikbaar via https://www.eif.org/what_we_do/resources/dvi/ voor DVI I en via https://www.eif.organ/what_we_do/resources/dvi-II/index.htm voor DVI II
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid de transparantie moet verbeteren rondom publieke investeringen in de ontwikkeling van vaccins, medicijnen en diagnostische tests? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Nederlandse overheid is transparant in de publieke investeringen in de ontwikkelingen van vaccins, medicijnen en diagnostische tests. Deze gelden lopen veelal via programma’s van bijvoorbeeld ZonMw programma, NWO en Health Holland. Deze organisaties zijn transparant over de projecten waaraan geld wordt toegekend.
Deelt u de mening dat overheidsinvesteringen in diagnostische tests, medicijnen en vaccins gepaard moeten gaan met voorwaarden die het publieke belang dienen, zoals voorwaarden met betrekking tot betaalbaarheid, toegankelijkheid en het delen van kennis en technologie in datapools (zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) COVID-19 Technology Access Pool dat door de Nederlandse overheid wordt ondersteund)?
Het kabinet deelt deze mening. Recent heeft de Staatssecretaris van EZK, mede namens de Minister voor Medische Zorg, een brief over dit thema aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 477, nr. 662). De maatschappelijke effecten bij publieke financiering van bedrijven hebben nadrukkelijk de aandacht en worden waar mogelijk versterkt. Verder blijft het van belang dat we ons inzetten voor realisering van de principes voor Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat producent Qiagen sinds 2010 miljoenen euro’s aan belasting heeft ontweken en tegelijkertijd subsidies en toelages ontving voor onderzoek en het ontwikkelen van producten? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 67 AWR kan het kabinet niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
Sinds het uitbreken van de coronapandemie werken veel kleinere en grotere bedrijven in de Life Sciences sector aan de productie en ontwikkeling van bestaande en nieuwe coronatesten. Innovatieve bedrijven met kennis op dit gebied hebben we hard nodig en omvangrijke publieke investeringen om de pandemie het hoofd te kunnen bieden zijn daarbij te rechtvaardigen.
Dit neemt niet weg dat de aanpak van belastingontwijking een speerpunt is van dit kabinet. Het internationaal georiënteerde belastingstelsel, passend bij onze open economie, is namelijk onbedoeld aantrekkelijk geworden voor structuren waarmee belasting wordt ontweken. De afgelopen jaren heeft het kabinet verschillende maatregelen tegen belastingontwijking genomen die reeds in werking zijn getreden of binnen afzienbare tijd in werking zullen treden.
Het kabinet wil de strijd tegen belastingontwijking en -ontduiking voortvarend voortzetten. Om te voorkomen dat Nederland nog langer wordt gebruikt als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties en om het risico van belastingontwijking door het verschuiven van de (Nederlandse) belastinggrondslag naar laagbelastende jurisdicties te verkleinen, is vanaf het begin van dit jaar een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s in werking getreden. Daarnaast heeft het kabinet aangekondigd per 2024 aanvullende maatregelen te nemen tegen dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties.3 Daarnaast draagt dit kabinet bij aan een evenwichtigere belastingheffing van multinationals. De aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals (de Adviescommissie)4 bevatten in dat kader een aantal belangrijke aanknopingspunten voor een robuuster stelsel van belastingheffing van multinationals. Het kabinet heeft daarom meteen in het Belastingplan 2021 een belangrijke maatregel van de Adviescommissie omgezet in wetgeving. Met deze maatregel wordt – kort gezegd – de verliesverrekening beperkt in de vennootschapsbelasting. De tweede maatregel die het kabinet treft naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie betreft een aanpassing in de gevolgen van de toepassing van het zogenoemde «arm’s-lengthbeginsel». In het antwoord op vraag 9 zal nader worden ingegaan op deze maatregel.
Bovendien steunt Nederland internationale initiatieven om tot een verdere gecoördineerde aanpak van belastingontwijking te komen. Zo draagt Nederland actief bij om tot internationale oplossingen te komen op het gebied van de winstbelasting. In dat kader werkt Nederland in het zogeheten «inclusive framework» (IF) constructief en met een positieve grondhouding mee aan het zoeken van oplossingen voor een meer evenwichtige belastingheffing van multinationals.
Wat vindt u ervan dat we voor de ontwikkeling van zoiets cruciaals als de sneltest afhankelijk zijn van een bedrijf dat op dusdanig agressieve wijze Nederlandse belasting ontwijkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van artikel 67 AWR kan het kabinet niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
De Dienst Testen heeft geen overeenkomsten gesloten met of orders geplaatst bij Qiagen die betrekking hebben op sneltesten. De afgelopen maanden zijn vanuit het Ministerie van VWS diverse aanbestedingen rondom corona sneltesten gedaan. Bij deze aanbestedingen heeft geen gunning aan dit bedrijf plaatsgevonden.
Bent u bereid om de belasting die bedrijven betalen openbaar te maken en de transfer pricing aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet?
Om een goede belastingheffing te bevorderen moet een belastingplichtige erop kunnen vertrouwen dat de door hem verstrekte, veelal privacygevoelige en vertrouwelijke, gegevens en inlichtingen bij de Belastingdienst in goede handen zijn. Daarom bestaat de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR. Relevant hierbij is dat de geheimhoudingsplicht niet geldt voor bedrijven zelf. Multinationals kunnen hun belastinggegevens openbaar maken. Steeds meer bedrijven maken van deze mogelijkheid gebruik, bijvoorbeeld door het toepassen van de Global Reporting Initiative (GRI) standaard. Het toepassen van de GRI-standaard is geheel vrijwillig. Deelnemende organisaties die de GRI-standaard toepassen, rapporteren informatie die zeer vergelijkbaar is met de informatie die is opgenomen in de OESO country-by-country (CbC) rapport. Daarnaast geldt op dit moment voor multinationale ondernemingen met een geconsolideerde opbrengst vanaf € 750 miljoen een aanvullende documentatieverplichting: de CbC-rapportage. Deze ondernemingen moeten jaarlijks een landenrapport aanleveren bij de belastingdienst in het land waarvan zij fiscaal inwoner zijn, met daarin onder andere informatie over de winsten en de betaalde belastingen in de verschillende belastingjurisdicties. Deze landenrapporten worden vervolgens uitgewisseld tussen de belastingdiensten van de verschillende staten. Er bestaat in de EU discussie over de wenselijkheid om deze bedrijven te verplichten tot het publiceren van deze landenrapporten, openbare CbC genoemd. Het kabinet is voorstander van openbare CbC rapportage. Een unilaterale maatregel op dit punt zou echter de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven kunnen benadelen. Het kabinet zet zich daarom in om in internationaal verband tot afspraken te komen om dit te bereiken. Daarnaast is het kabinet bereid om, conform de motie Snels5, onderzoek te doen naar een verplichting voor grote bedrijven de commerciële winsten in Nederland te rapporteren.
Bij transfer pricing gaat het om het vaststellen van zakelijke verrekenprijzen voor transacties tussen gelieerde maatschappijen. Voor transacties tussen twee gelieerde maatschappijen geldt dat op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) deze dienen plaats te vinden tegen voorwaarden zoals die ook tussen ongelieerde partijen bij vergelijkbare transacties worden gehanteerd. Dit houdt in dat ook voor transacties binnen een concern een zakelijke prijs in rekening dient te worden gebracht. Het centrale beginsel is hierbij het zogenoemde «arm’s-lengthbeginsel». Het arm’s-lengthbeginsel houdt in dat afzonderlijke vennootschappen die binnen een concern met elkaar transacties aangaan, daar ook zakelijke prijzen voor betalen. Dit is met name relevant in internationale situaties. De ene groepsvennootschap die een bepaalde dienst of product koopt kan de zakelijke kosten aftrekken, terwijl bij de andere groepsvennootschap (die een bepaalde dienst levert of product verkoopt) de corresponderende bate in aanmerking wordt genomen. Op deze wijze behalen groepsvennootschappen een zakelijke winst, die in het land waar die vennootschappen hun activiteiten verrichten in de belastingheffing wordt betrokken. De verrekenprijsregels beogen daarmee dus te voorkomen dat belastingplichtigen naar willekeur winsten tussen landen kunnen verschuiven. De meeste landen volgen bij de uitleg van de verrekenprijsregels de OESO-richtlijnen, maar er bestaan desondanks verschillen in de interpretatie en toepassing van het arm’s-lengthbeginsel. Omdat het arm’s-lengtbeginsel verschillend of niet toegepast wordt, kunnen in internationale situaties verschillen («mismatches») ontstaan. Om deze mismatches weg te nemen zal het kabinet – in het voorjaar – een afzonderlijk wetsvoorstel aan uw Kamer aanbieden. Met deze maatregel wordt – in lijn met de aanbevelingen van de Adviescommissie – deze vorm van belastingontwijking voorkomen en loopt Nederland internationaal meer in de pas.
Heeft het vestigen van het hoofdkantoor van Qiagen in Nederland fiscale redenen gehad?
Een bedrijf kan om verschillende redenen besluiten zich in een land te vestigen. Het vestigingsklimaat van een land is daarbij van belang. Het vestigingsklimaat bestaat uit verschillende elementen, waaronder de beschikbaarheid van personeel, een goed opgeleide beroepsbevolking, een goede en betrouwbare fysieke en digitale infrastructuur, efficiënte en voorspelbare regelgeving, en het belastingstelsel. Het kabinet heeft geen inzage in de beweegredenen van een individueel bedrijf om zich in Nederland te vestigen.
Is er een ruling afgegeven aan Qiagen? Zo ja, kunt u de details hiervan openbaar maken?
Op grond van artikel 67 AWR kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
Heeft Qiagen een beroep gedaan op de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)-regeling of andere vormen van coronasteun? Zo ja, kunt u de details hiervan openbaar maken?
Als een bedrijf voldoet aan de voorwaarden dan kan het NOW aanvragen. Voor informatie over de NOW-aanvragen verwijzen wij naar de reeds gepubliceerde NOW-registers6. Naast de NOW-regeling zijn er tal van andere vormen van coronasteun, waarmee het kabinet grote en kleine ondernemingen helpt. Wij kunnen niet uitsluiten dat van één van deze vormen van steun gebruik gemaakt is.
Kunt u toezeggen dat u geen publiek geld meer gaat investeren in bedrijven die belasting ontwijken?
Het artikel 'Wouter wilde bloedplasma doneren voor middel tegen corona, maar werd geweigerd' |
|
Vera Bergkamp (D66), Rob Jetten (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de regels omtrent het doneren van bloedplasma met antistoffen tegen COVID-19 bij bloedbank Sanquin?1
Ja.
Is het uw inzet om de mogelijkheid voor het doneren van bloedplasma voor een zo breed mogelijke groep mogelijk te maken en daarbij onnodige obstakels uit de weg te nemen? Ziet u hierbij de noodzaak van tempo in?
Het uitgangspunt in de bloedvoorziening is dat de veiligheid van ontvangers van bloedproducten te allen tijde voorop staat. In de gesprekken tussen de patiëntenvereniging, het COC en Sanquin met het ministerie wordt dit uitgangspunt door iedereen onderschreven. Er is mij en Sanquin veel aan gelegen om (potentiële) donors niet onnodig uit te sluiten. Donors hebben immers een cruciale rol in de bloedvoorziening en daar moeten we zuinig op zijn.
Sanquin onderzoekt regelmatig of het donorselectiebeleid gewijzigd kan worden zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid van de bloedvoorziening. Sanquin houdt mij hierover op de hoogte. Sanquin heeft mij laten weten dat het huidige selectiecriterium voor het doneren van volbloed door mannen die seks hebben gehad met andere mannen (MSM) binnenkort ook van toepassing zal zijn voor plasmadonaties. Dit betekent dat MSM ook plasma voor de bereiding van plasmageneesmiddelen kunnen doneren mits een wachttijd van ten minste 4 maanden na het laatste MSM-contact in acht wordt genomen. De wijziging zal geen nadelig effect hebben op de veiligheid van plasmageneesmiddelen. Sanquin verwacht begin volgend jaar het gewijzigde beleid in te kunnen voeren.
Kunt u toelichten wat nu precies de criteria zijn om andere regels te hanteren bij het doneren van bloed en bloedplasma bij homo-en biseksuele mannen dan bij heteroseksuelen?
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer vaker het beleid van Sanquin toegelicht waarom er een specifiek selectiebeleid is voor MSM. Waar het op neer komt: voor groepen waarbij aangetoond is dat sprake is van een verhoogd risico op bloed overdraagbare infectieziektes zijn maatregelen van toepassing. Deze maatregelen zijn noodzakelijk om overdracht van deze ziektes aan patiënten via transfusie te voorkomen. Aangegeven is dat de huidige laboratoriumtesten nog steeds geen vroege infecties op kunnen sporen, terwijl deze donaties deze ziektes wel via transfusies kunnen overdragen.2
Uit Europese epidemiologische gegevens blijkt dat het aantal hiv-diagnoses sinds 1984 is toegenomen.3 De epidemie treft vooral hoog risicogroepen, in het bijzonder MSM. Wanneer het risico op hiv-infectie in Nederland voor MSM wordt vergeleken met heteroseksuelen, ligt het jaarlijkse aantal nieuwe hiv-diagnoses bij MSM ongeveer honderd maal hoger dan bij heteroseksuelen. Verder is sinds de jaren 80 van de vorige eeuw onder MSM een sterk verhoogd risico op infecties met hepatitis B-virus en syfilis gevonden. Ook zien we bij MSM sinds enkele jaren een verhoogd risico op infectie met het hepatitis C-virus.4
Donorselectiecriteria zijn gericht op zowel donor- als patiëntveiligheid. In de criteria ten behoeve van veilige bloedtransfusies aan patiënten wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met reisgedrag, medicatiegebruik en seksueel risicogedrag van donors. Ook bij heteroseksuelen kan sprake zijn van seksueel risicogedrag5, waarna zij – net als MSM – een wachttijd van 4 maanden in acht dienen te nemen voordat zij bloed kunnen doneren. Ik wil toe naar een situatie waarin niet de geaardheid maar het gedrag de toegang bepaalt.
Hoe verhouden deze criteria zich volgens u tot de regels bij heteroseksuelen?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er andere criteria denkbaar die ervoor zorgen dat meer personen in aanmerking komen voor het doneren, die tegelijkertijd risico’s uitsluiten?
Voor zover bekend zijn er geen andere donorselectiecriteria voor MSM bekend bij Sanquin die de veiligheid van de bloedvoorziening waarborgen. Leidend voor het donorselectiebeleid zijn de Europese richtlijnen en de aanbevelingen van de Raad van Europa. En mocht uit onderzoek aangetoond zijn dat andere selectiecriteria geen nadelig invloed heeft op de veiligheid van de bloedvoorziening dan heeft Sanquin laten weten deze nader te overwegen. Verder heeft mijn ambtsvoorganger, voor de uitvoering van motie Ellemeet c.s.6, eind vorig jaar het RIVM gevraagd naar de haalbaarheid van het doen van een onderzoek naar het hanteren van seksueel risicogedrag als selectiecriterium zonder dat daarbij de veiligheid van de bloedvoorziening in het geding komt. Door de coronacrisis heeft dit onderzoek vertraging opgelopen. Ik zal het RIVM vragen dit onderzoek nu voortvarend ter hand te nemen. De vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij inmiddels om een voortgang verzocht over de uitvoering van motie Ellemeet c.s. Ik zal in mijn reactie op dit verzoek ingaan op waar het onderzoek nu staat.
Op welke wijze worden homoseksuele mannen op voorhand geïnformeerd over de huidige richtlijnen, zodat zij niet onnodig naar de bloedbank komen?
Sanquin gebruikt meerdere manieren en instrumenten om te voorkomen dat (potentiële) donors onnodig naar de bloedbank komen. Zo is er een online formulier dat (potentiële) donors kunnen invullen om te bepalen of er redenen voor uitstel zijn en kunnen (potentiële) donors vooraf bellen met de bloedbank om mogelijke risico’s te bespreken. Daarnaast staat in informatiefolders en op de website van Sanquin duidelijke informatie over het donorselectiebeleid rond MSM.
Wat is de voortgang van het onderzoek naar de mogelijkheid voor homo- en biseksuele mannen om bloedplasma te doneren? Wat zijn de afwegingen die in dit onderzoek naar voren komen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
De besluitvorming in de coronapandemie |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u het eens met de stelling «Nederland heeft behoefte aan heldere lijn»? Deelt u de mening dat die heldere lijn er nu niet is? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Helderheid is inderdaad cruciaal. De strategie is erop gericht om zo gericht mogelijk maatregelen te nemen met de grootste impact op het virus en zo min mogelijk economisch en maatschappelijke schade. Regionaal waar dat kan, landelijk waar dat moet. De snel oplopende besmettingsraad vraagt nu om landelijke maatregelen. Daarbij zijn de drie pijlers leidend: Zorgen dat de zorg het aankan, bescherming van de kwetsbaren en zicht op en inzicht in het virus. Bij het nemen van maatrelen is het daarbij zoeken naar een balans tussen maatwerk enerzijds en de wens tot duidelijkheid aan de andere kant. We weten – ook uit de gedragswetenschap -dat het voor mensen heel belangrijk is om te weten wat verwacht wordt en dat anderen ook meedoen. Dat was reden om de routekaart met maatregelen uit te rollen. Dat geeft houvast aan bestuurders en de publieksversie geeft inzicht voor alle inwoners van Nederland. Daarnaast heb ik uw Kamer in het debat van dinsdag 22 september 2020 laten weten dat er tevens meer structuur wordt aangebracht door elke twee weken een vaste besluitvormingscyclus te doorlopen.
Kunt u een overzicht geven van de verantwoordelijkheidsverdeling en beslissingsbevoegdheid gedurende deze pandemie, wie betrokken zijn en daarbij volgorde en tijdpad voor afstemming en besluitvorming aangeven?
Op grond van artikel 7 van de wet publieke gezondheid (WPG), geeft de Minister van VWS leiding aan de bestrijding van de epidemie van de infectieziekte. De Minister van VWS kan de voorzitters een aanwijzing geven hoe ze de bestrijding ter hand moeten nemen. Voor het nemen van maatregelen vraag ik medisch-epidemiologisch advies van deskundigen in het Outbreak Management Team (OMT). Dit advies wordt in het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) besproken.
Zoals uw Kamer gemeld in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer van 13 maart jl.2 was vanwege de brede maatschappelijke consequenties (volksgezondheid, sociaal, financieel, economisch) van Covid-19 de nationale crisisstructuur ingericht vanaf begin maart tot en met 1 juli 2020. De Minister van Justitie en Veiligheid is de coördinerend Minister voor crisisbeheersing. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) geeft daarbij invulling aan deze coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister. Overige ministeries vervullen rollen binnen die structuur, of vervullen vanuit hun beleidsveld een eigen coördinerende rol, zoals het geval is met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de infectieziektebestrijding. Elk ministerie neemt maatregelen op het eigen beleidsterrein maar stemt deze af binnen die structuur.
De Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb), onder voorzitterschap van de Minister-President, besloot van begin maart tot de zomer over het geheel van maatregelen en voorzieningen met het oog op een samenhangende aanpak ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus en met het oog op het beheersen van de maatschappelijke impact hiervan. De Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) is een ambtelijke commissie onder voorzitterschap van de NCTV die adviezen maakt voor de MCCb. Op uitnodiging kunnen deskundigen de ICCb of MCCb bijwonen. Ten behoeve van de afstemming met de veiligheidsregio’s heeft de Minister van Justitie en Veiligheid aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s verzocht om één a twee gemandateerde vertegenwoordigers namens de 25 veiligheidsregio’s aan te wijzen die kunnen aansluiten bij de ICCb en MCCb.
Aangezien de nationale crisisstructuur vooral is bedoeld voor de kort-cyclische aanpak van een incident is in de zomer de Ministeriele Commissie COVID-19 (MCC-19) ingericht om als voorportaal van de ministerraad integraal over het beleid ten aanzien van de bestrijding en de gevolgen van de COVID-19 pandemie te besluiten. Dit was van belang omdat de coronacrisis geen kortdurende crisis is maar een langdurige crisis waarbij integrale afweging essentieel is. In de MCC-19 worden zowel besluiten genomen over maatregelen voor de acute bestrijding van het virus als besluiten om adequaat in te spelen de middellange en lange termijngevolgen van de crisis. Alle leden van het Kabinet zijn lid van de MCC-19. Ook het Veiligheidsberaad is vertegenwoordigd in de MCC19 evenals de drie planbureaus, zijnde Centraal Plan Bureau (CPB), Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De MCC-19 wordt voorbereid door de Ambtelijke Commissie COVID-19 (ACC-19) waar ieder departement op Directeur-Generaal of Secretaris-Generaal-niveau in is vertegenwoordigd. In de ACC-19 zijn daarnaast de drie planbureaus ook vertegenwoordigd, evenals het Veiligheidsberaad dat ambtelijk vertegenwoordigd is. Om invulling te geven aan de regionale aanpak is er parallel op regelmatige basis contact met (de vertegenwoordigers van) het Veiligheidsberaad over zaken als inschaling van regio’s, passende maatregelen en de naleving daar van.
In hoeverre wordt op dit moment de nationale crisisstructuur gebruikt? Bent u van plan de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb) weer in te stellen? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zoals hiervoor uiteengezet is de corona crisis langdurig en raakt hij vele verschillende sectoren. Om die reden is een lijnstructuur opgezet waarin integrale besluitvorming is gewaarborgd. Kennis en ervaring uit de crisisorganisatie is hierbij betrokken. Inmiddels is daarbij één onderdeel uit de crisisstructuur weer geactiveerd, namelijk het nationaal kernteam crisiscommunicatie (NKC). Mocht het noodzakelijk zijn dan kan de volledige crisisstructuur te allen tijde geactiveerd worden.
Welke status heeft het zondagse Catshuisoverleg ten aanzien van de voorbereiding voor besluitvorming over maatregelen in de coronacrisis?
Er vindt op velerlei momenten in verschillende samenstellingen overleg plaats tussen leden van het kabinet. Zo ook met regelmaat op het Catshuis. Het betreft informeel en beschouwend overleg op initiatief van de Minister-President zonder formele agenda. Er vindt geen besluitvorming plaats. Per gelegenheid wordt naast de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Medische Zorg en Sport en van Justitie en Veiligheid een wisselend gezelschap van ministers en externe gasten uitgenodigd. Dit overleg biedt de gelegenheid buiten de formele besluitvorming verschillende aspecten van de coronacrisis en zijn aanpak tegen het licht te houden en daarover standpunten en opvattingen uit te wisselen.
Wie bepaalt wie bij het zondagse Catshuisoverleg aanwezig is? Wie bepaalt de agenda voor dit overleg?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat uw inlichtingenplicht op basis van artikel 68 van de Grondwet een hoeksteen van de parlementaire democratie is en dat zonder de mogelijkheid om informatie te verkrijgen het parlement zijn controlerende taak niet kan goed vervullen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat hetgeen tijdens het zondagse Catshuisoverleg aan de orde is gekomen met het parlement moet worden gedeeld? Zo nee, welk belang van de staat, hetgeen het enige is dat die inlichtingenplicht begrenst, is er dan aan de orde?
Het kabinet onderschrijft uiteraard het belang van zijn grondwettelijke inlichtingenplicht jegens beide kamers van de staten generaal. Om die reden informeert het kabinet de kamer actief over alle zaken rond de aanpak van het corona-virus die relevant zijn en legt het kabinet verantwoording af over genomen besluiten. Daarbinnen behoudt het kabinet zich het recht voor om – bijvoorbeeld informeel en niet besluitvormend – in vertrouwen met elkaar van gedachten te wisselen.
Is de genoemde informatie, onder voorwaarden en ontdaan van persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren, via een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) op te vragen? Zo ja, deelt u dan de mening dat die informatie ook aan het parlement dient te worden verstrekt? Zo nee, waarom niet?
De reikwijdte van een eventueel WOB verzoek kan slechts beoordeeld worden op basis van een concreet verzoek aan de hand van de actuele situatie. Maar in zijn algemeenheid wijs ik op het volgende. Informeel overleg biedt de gelegenheid persoonlijke opvattingen en overwegingen in vertrouwen en vrijheid aan de orde te stellen en te bespreken. Openbaarheid zou betrokkenen ervan kunnen gaan weerhouden zich in openheid uit te spreken. Daarmee zou afbreuk worden gedaan aan de effectiviteit van dit overleg.
Kunt u ten aanzien van de besluitvorming over de maatregelen die na de zomer zijn genomen precies aangeven wie betrokken waren bij de advisering en bij de besluitvorming en in welke volgorde?
De besluitvorming is tot stand gekomen binnen de in het antwoord op vraag 2 en 10 genoemde (advies) structuren.
Welk afwegingskader is gebruikt bij het vaststellen van het laatste pakket maatregelen? Is uitgegaan van een minimaal pakket maatregelen dat nodig is om de toename in het aantal besmettingen te verminderen en de reproductiefactor terug te brengen tot 0.9? Zo ja, waarom is geen ambitieuzer doel gekozen? Welke afweging tussen volksgezondheid en economische belangen is hierbij gemaakt?
De strategie is erop gericht om zo gericht mogelijk maatregelen te nemen met de grootste impact op het virus en zo min mogelijk economisch en maatschappelijke schade. Regionaal waar dat kan, landelijk waar dat moet. Maatregelen zijn passend bij het risiconiveau per regio. Op 28 september 2020 en na het daaropvolgende debat in de Tweede Kamer over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op 29 september 2020 zijn uitsluitend landelijke maatregelen aangekondigd. We hebben deze versnelling gemaakt omdat we zagen dat het beeld van de verspreiding van het virus verslechterde en we verwachtten dat dit in meer regio’s het geval zou worden. Het genoemde maatregelenpakket was een forser pakket aan landelijke maatregelen om het reproductiegetal naar onder de één terug te brengen, hetgeen noodzakelijk is om het aantal besmettingen weer naar beneden te brengen. Het OMT heeft in zijn adviezen dit ook als uitgangspunt gebruikt, het duurzaam terugdringen van de R-waarde. Dit pakket, evenals het pakket van 14 oktober, passen bij het streven om het reproductiegetal zo snel mogelijk te verlagen. Daarbij stond het belang van de volksgezondheid voorop.
Hoe en wanneer zijn gedragswetenschappers betrokken bij het Outbreak Management Team (OMT)-advies c.q. de besluitvorming over maatregelen?
De WHO geeft gedragswetenschappen een belangrijke plaats in de bestrijding van uitbraken, naast andere expertise zoals virologie, epidemiologie en geneeskunde. Zij kijken mee op maatregelen en geven inzichten die van groot nut zijn voor de invulling van de maatregelen. Zo hebben ze een belangrijke rol gespeeld bij de gedragsexperimenten en analyse van de mondkapjes en hebben ze een analyse gepresenteerd over de motivatie van mensen om mee te werken aan de maatregelen. In lijn daarmee zet het RIVM wetenschappelijke kennis en expertise over gedrag op gecoördineerde wijze in bij de bestrijding van de coronapandemie. Een speciale corona gedragsunit bundelt, kanaliseert en maakt expertise direct beschikbaar om beleid en overheidscommunicatie (landelijk en regionaal) te informeren en te ondersteunen.
De inzichten van de corona gedragsunit worden niet via het OMT maar separaat gebruikt door het kabinet ten behoeve van beleid en communicatie. Onderzoek en advies van de corona gedragsunit zijn b.v. gebruikt voor het besluit over het gebruik van mondkapjes. Andere belangrijke producten van de corona gedragsunit zijn «Leefstijladvies voor thuis», de analyse «Thuisblijven, testen en quarantaine» en de notitie «1,5 meter afstand houden en drukte vermijden»
De naleving van de maatregelen is een grote uitdaging. Inzichten over gedrag zijn dus heel wezenlijk bij het richten van de maatregelen. In de routekaart en gereedschapskist die op 13 oktober aan uw Kamer worden gestuurd speelt dit ook een belangrijke rol.
Op welk moment en op welke wijze zijn veiligheidsregio’s betrokken bij advisering en besluitvorming?
Zoals aangeven bij het antwoord op vraag 2 zijn de veiligheidsregio’s vanaf het begin van de opschaling van de nationale crisisstructuur betrokken bij de advisering en besluitvorming, zo zijn de veiligheidsregio’s vertegenwoordigd geweest in de MCCB en zijn zij thans vertegenwoordigd in de MCC-19. Tijdens het soms wekelijkse, soms twee wekelijkse overleg van de Veiligheidsregio’s, is de Minister van Justitie en Veiligheid standaard aanwezig, daarbij regelmatig vergezeld door de Minister van VWS, hetzij door de Minister voor MSZ, hetzij een enkele keer door een andere Minister. Ook buiten het Veiligheidsberaad vindt regelmatig contact en informeel overleg plaats.
Kunt u deze vragen separaat beantwoorden vóór het volgende debat over de ontwikkeling rondom het coronavirus?
Voor de beantwoording van deze Kamervragen heb ik de reguliere termijnen gevolgd.
De monitor Langer Thuis 2020 van het RIVM |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Monitor Langer Thuis 2020 van het RIVM?1
Ja.
Bent u ook van mening dat de Kamer een controlerende functie heeft als het gaat om het uitgevoerde beleid van het kabinet?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de getoonde resultaten in de monitor van 2020 van een significant aantal indicatoren niet een representatief beeld tonen van de huidige situatie, omdat tussentijdse gegevens ontbreken, of de resultaten verouderd zijn?2
Op pagina 7 van de monitor wordt toegelicht dat niet voor alle indicatoren nieuwe cijfers voor 2020 beschikbaar zijn: «Er is een aantal indicatoren waar het cijfer hetzelfde is». Dit heeft verschillende oorzaken. Het kan zijn dat het cijfer nog geldig is, omdat de looptijd van een programma nog niet is afgelopen. Een ongewijzigd cijfer kan ook komen doordat (nog) geen nieuwe cijfers beschikbaar zijn. In de uitwerking wordt expliciet genoemd als indicatoren ongewijzigd zijn. Ook wordt expliciet vermeld als het cijfer ongewijzigd is, maar de uitwerking en de verdieping wel is aangepast.
Ik zal op de door u aangegeven indicatoren ingaan.
– Indicator 5 Het aantal investeringen in maatschappelijke initiatieven gericht op ouderen door gemeenten, Rijk en lokale partners binnen het programma Sociaal Domein: Het aantal pilots is in het tweede jaar niet gewijzigd. Het afgelopen jaar zijn opbrengsten en inzichten door het programma Sociaal Domein gepubliceerd. Een korte samenvatting hiervan is in de toelichting bij deze indicator weergegeven.
– Indicator 9 Het percentage regionale coördinatiefuncties met vier werkende functionaliteiten voor zorgvormen met tijdelijk verblijf: nieuwe cijfers waren ten tijde van de publicatie van de monitor niet voorhanden. Daarom is het beeld van 2019 van deze indicator ongewijzigd. In de volgende voortgangsrapportage geef ik een geactualiseerd beeld.
– Indicator 15 Het percentage mantelzorgers dat aangeeft goed geïnformeerd te zijn over het ondersteuningsaanbod: ten opzichte van de eerste monitor zijn de cijfer en de uitwerking ongewijzigd. Nieuwe cijfers zijn eind 2020 beschikbaar.
– Indicator 16 Het percentage mantelzorgers dat goede afstemming met de formele zorg ervaart: ten opzicht van de eerste monitor zijn het cijfer en de uitwerking ongewijzigd. Nieuwe cijfers zijn aan het einde van 2020 beschikbaar.
– Indicator 21 Het aantal pilots logeerzorg dat is opgezet door VWS, gemeenten en zorgaanbieders: ten opzichte van de eerste monitor – de 10 pilots die liepen zijn afgerond in april 2020. Movisie heeft een eindrapport opgeleverd dat ook naar uw Kamer is gestuurd. In drie van de tien pilots vindt een vervolg plaats specifiek gericht op mantelzorgers die iemand met (zware) dementie ondersteuning
– Indicator 22 Het aantal pilots sociale benadering dementie (SBD) door VWS, gemeenten, zorgaanbieders: het aantal pilots is in het tweede jaar niet gewijzigd. Wel is via ZonMW nu een traject gestart voor verbreding van het aantal pilots om zo het gedachtegoed van de SBD als ook de implementatie bij gemeenten verder te faciliteren. Hierover zal in de derde monitor over gerapporteerd worden.
– Indicator 24 Het aantal bewonersinitiatieven in het domein Zorg en Welzijn: ten opzichte van de eerste monitor is dit cijfer nog steeds geldig. In de derde monitor in 2021 zal een nieuw cijfer beschikbaar zijn voor deze indicator.
Bent u het ermee eens dat het voor de Kamer heel moeilijk is om de voortgang van het programma Langer Thuis te controleren als van een significant aantal indicatoren nog niet duidelijk is wat de tussentijdse resultaten zijn?
Ik deel uw belang om een goed beeld te hebben van de voortgang van het programma Langer Thuis. In de monitor staat de meest actuele data ten aanzien van de indicatoren. Voor een aantal indicatoren is geen nieuwe informatie ten opzichte van de eerste monitor weergegeven. Pilots zijn bijvoorbeeld niet altijd in aantal gegroeid of onderzoeksresultaten worden nog gedurende het jaar verwacht. Dit is in de verdieping van de monitor kort uitgewerkt. Naast de monitor ontvangt u vandaag de inhoudelijke beleidsrapportage over de voortgang in het programma Langer Thuis. In de Kamerbrief van 3 juli heb ik deze beleidsrapportage, de tweede voortgangsrapportage, reeds aangekondigd (Kamerstuk 34 104, nr. 299). Hierin zal ook ingegaan worden op, de door uw gewenste, meest recente resultaten.
Bent u bekend met het feit dat volgens de monitor van 2020 pas in de volgende monitor (in de zomer van 2021) kan worden getoond wat de uitkomsten zijn van deze indicatoren?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ook van mening dat om de controlerende taak goed te kunnen uitvoeren, zie vraag 2, de Kamer nog in 2020 tussentijdse resultaten van het programma Langer Thuis nodig heeft?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om nog in 2020 een tussenrapportage op te stellen met de tot dan toe bekende resultaten en uitkomsten van elke indicator? Zo ja, wanneer zou de Kamer dat dan kunnen verwachten? Zo niet, hoe zorgt u ervoor dat de Kamer haar controlerende taak op een gedegen manier kan uitvoeren, zodat zij waar nodig bij kan sturen?
Zie antwoord vraag 4.
De inzet van sneltests op scholen |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat sommige Europese landen sneltests inzetten op scholen als preventief instrument?1
Ja, ik heb daarvan kennisgenomen.
Ik wil graag mijn excuses aanbieden voor de zeer late beantwoording van deze vragen. Mede als gevolg van de laatste wetenschappelijke inzichten en adviezen van het OMT is het testbeleid enkele keren aangepast. Uiteraard beantwoord ik de vragen graag, met de huidige stand van zaken als uitgangspunt.
Ziet u het als een mogelijkheid om sneltests ook op Nederlandse scholen in te zetten wanneer deze zijn goedgekeurd?
Het testbeleid draagt in aanvulling op maatregelen bij aan het voorkomen van introducties en verdere verspreiding van het virus en de continuïteit van het fysiek onderwijs. Kinderen en onderwijspersoneel blijven bij klachten thuis en laten zich testen. Onderwijspersoneel, dat cruciaal is voor de continuïteit van het onderwijs kan daarbij gebruik maken van de prioriteitsstraten van de GGD, zodat zij snel weer voor de klas kunnen staan.
Bij een besmetting in de klas in het primair onderwijs gaat veelal de hele klas voor 10 dagen in quarantaine. Na 10 dagen of bij een negatieve testuitslag op de 5e dag kan het kind of leerkracht weer naar school.
Bij een besmetting in het voortgezet onderwijs wordt bekeken wie nauw contact gehad heeft met de besmette leerling of leraar. De nauwe contacten die uit bron- en contactonderzoek (BCO) naar voren komen, de zogenaamde categorie 2 contacten, gaan 10 dagen in quarantaine en kunnen zich zo snel mogelijk en op dag 5 laten testen. Bij een negatieve testuitslag op dag 5 kunnen zij weer naar school. Voor de overige contacten die uit BCO naar voren komen, de zogenaamde categorie 3 contacten (leerlingen of leerkrachten die niet gedurende 24 uur ten minste 15 minuten binnen 1,5 meter van de index geweest zijn), geldt dat zij niet in quarantaine hoeven en zich op dag 5 kunnen laten testen.
In aanvulling hierop lopen verschillende pilots in het primair en voortgezet onderwijs waarbij sneltesten op scholen worden ingezet. In het primair onderwijs gaat het om pilots waarbij leerkrachten zich preventief kunnen laten sneltesten en in het voorgezet onderwijs om pilots waarbij na een besmetting de categorie 3 contacten zich op de school kunnen laten testen.
Uit deze pilots komt naar voren dat een model waarbij een professional de afname doet moeilijk opschaalbaar is en dat er verschillende (juridische) problemen ervaren worden. Een deskundigenpanel onder leiding van de voorzitter van de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit heeft mij hierover geadviseerd hoe met deze problemen omgegaan kan worden en hoe het testen op scholen schaalbaar gemaakt kan worden. Dit deskundigenpanel bestaat onder meer uit wetenschappers, mensen uit het onderwijsveld en bedrijfsleven, juristen, de GGD, RIVM en IGJ. In de stand van zaken brief COVID-19 van 23 maart heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd en toegelicht hoe ik met de aanbevelingen van de deskundigen toewerk naar een verdere uitrol van testen in het onderwijs.
Bent u van mening dat het inzetten van sneltests op scholen toegevoegde waarde zou kunnen hebben en het kan bijdragen aan de continuïteit van onderwijs? Zo nee, waarom niet?
Ik deel dat het inzetten van testen op scholen van toegevoegde waarde kan zijn, zowel voor de indamming voor het virus als voor de continuïteit van het onderwijs.
Heeft u zicht op wanneer de resultaten van de proefteststraat zullen laten blijken of de sneltest breed kan worden ingezet? Hoeveel sneltests zal het dan naar schatting per dag betreffen?
Antigeen(snel)testen zijn nu in verschillende groepen gevalideerd en breed inzetbaar voor mensen met en zonder klachten. In zijn algemeenheid zijn antigeen(snel)testen minder gevoelig dan bijvoorbeeld PCR-testen. Je mist dus besmettingen. Antigeen(snel)testen zijn met name goed in staat om mensen met een hoge virale load, die waarschijnlijk ook het meest besmettelijk zijn, te identificeren. Door de snelheid waarmee je de uitslag krijgt kunnen ze goed gebruikt worden voor frequent testen. Antigeen(snel)testen zijn bovendien handig in het gebruik.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat mensen ook goed in staat zijn om ze zelf te gebruiken, wat ook de mogelijkheid geeft om ze als zelftest te gebruiken. Op 4 maart heb ik daarom een ontheffingsprocedure gestart waarmee fabrikanten van antigeen(snel)testen een ontheffing kunnen krijgen om hun product als zelftest te gebruiken. Dit biedt nieuwe mogelijkheden, ook in het onderwijs. Samen met OCW wordt een prognose gemaakt van de behoefte aan zelftesten.
Welke verdeling van de sneltestcapaciteit zal worden gehanteerd, rekening houdend met de motie over voorrang voor vitale beroepen bij coronatesten?2
Op dit moment is er geen schaarste aan antigeen(snel)testen voor professioneel gebruik. Voor zelftesten geldt dat mensen die straks zelf kunnen kopen. Daarnaast zal vanuit VWS centraal voorraad ingekocht worden dat ik met name in het onderwijs wil inzetten.
Kunt u een stand van zaken verschaffen omtrent het huidige testbeleid, specifiek inzake de voorrang die aan leraren wordt gegeven? Kunnen alle leraren die zich melden direct een afspraak maken? Krijgen leraren binnen 48 uur uitslag?
Onderwijspersoneel, dat cruciaal is voor de continuïteit van het onderwijsproces, met klachten dat zich meldt bij de GGD kan direct een afspraak maken om zich in één van de prioriteitsstraten te laten testen. De gemiddelde doorlooptijd van contact opnemen tot ontvangen van de uitslag is in de prioriteitsstraten al vele weken stabiel rond de 20 á 25 uur. In de reguliere teststraten is de doorlooptijd zo’n 32 á 38 uur.
Bonussen aan personeel op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
|
Maarten Hijink |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Klopt het dat sommige medewerkers die werkzaam zijn op uw ministerie niet tevreden zijn met een bonus van 500 euro? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ontevredenheid onder medewerkers op het Ministerie van VWS over een bonus van 500 euro is mij niet bekend. Het is echter nooit uit te sluiten dat medewerkers niet tevreden zijn over incidentele beloningen.
Het is staande praktijk voor alle ministeries om gedurende het jaar incidentele beloningen toe te kennen. Dat gebeurt ook dit jaar bij alle ministeries. Van een generieke beloning is hierbij overigens geen sprake.
Voor het toepassen van incidentele beloningen gelden rijksbrede kaders: het betreft de CAO Rijk, het Beleidskader extra belonen sector Rijk en het personeelsreglement van het desbetreffende ministerie. Deze kaders bieden de mogelijkheid tot het toekennen van allerlei soorten van beloning; van cadeaubonnen, tot extra vrije dagen, tot gratificaties.2
Met de vakbonden zijn afspraken gemaakt over het toekennen van eenmalige beloningen voor die medewerkers die als gevolg van de corona-omstandigheden een extra inspanning hebben geleverd. Hierbij gaat het om medewerkers die maandenlang, vrijwel onafgebroken, ook in de avonduren en weekenden, aan de bestrijding van de coronacrisis hebben gewerkt.
Jaarlijks wordt over het beloningsbeleid Rijksbreed verantwoording afgelegd via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.
Klopt het dat er medewerkers op uw ministerie zijn die als bonus of andere vorm van extra beloning tot wel 5.000 euro hebben gekregen of nog krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoeveel personen werkzaam op uw ministerie een bonus hebben gekregen en wat de hoogte van deze bonus is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
PCR-testuitslagen betreffende COVID-19 besmettingen |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat wanneer bij een polymerase chain reaction (PCR)-test de cycle threshold (Ct) een waarde 30 of meer bedraagt, er geen sprake meer is van een zich replicerend SARS-CoV-2 virus en dus niet meer infectieus is?
Is het zo dat bij een uitslag vanaf Ct-35 de uitslag als negatief wordt afgegeven door Nederlandse laboratoria? Wat is het omslagpunt waarbij in Nederland de PCR-testuitslag van van positief omslaat naar negatief?
Is het waar dat in bijvoorbeeld Duitsland laboratoria Ct-waarden hoger dan 35 als positief of zwak positief worden afgegeven in tegenstelling tot Nederland, en dat dit tot meer positieve uitslagen kan leiden?1
Is bekend hoe groot het aandeel van dit soort vals-positieve uitslagen is bij alle voor Nederland uitgevoerde tests? Zo nee, bent u bereid dit na te gaan omdat dit belangrijk is om te voorkomen dat het aantal besmettingen zou kunnen worden overschat en we daarmee niet het reële reproductiegetal (de R(t) waarde) of voorspellingen ten opzichte van de benodigde beddencapaciteit kennen?
Wordt bij een PCR-testuitslag ook de Ct-waarde medegedeeld, omdat hiervan ook is af te leiden hoe besmettelijk iemand is? Zo nee, is dit dan niet wenselijk ook in het kader van het bron- en contactonderzoek?
Worden de buitenlandse laboratoria – zoals Nederlandse laboratoria – via de Nederlandse Raad van Accreditatie geauditeerd met ook als doel dat hun laboratoriumprocessen en uitslaginterpretatie afgestemd moeten zijn op de vastgestelde normen van kwaliteit en diagnostiek in Nederland? Zo nee, is dit dan niet wenselijk omdat de normen van de Deutsche Akkreditierungsstelle (DAkkS) verschillen van de Nederlandse normen?
Het bericht ‘Vaccindeals staatsgeheim: experts roepen op tot transparantie’ |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Vaccindeals staatsgeheim: experts roepen op tot transparantie»?1
Laat ik vooropstellen dat zowel de Europese Commissie als ikzelf graag zo transparant mogelijk zijn over de inhoud van de gemaakte afspraken. Daarom informeer ik uw Kamer over het afsluiten van contracten door de Europese Commissie met producenten en over succesvol afgesloten verkennende gesprekken die naar verwachting tot contracten zullen leiden. Ook heb ik uw Kamer geïnformeerd over de EU-strategie voor COVID-19 vaccins2 en het oordeel van Nederland daarover. Ik verwijs hierbij naar mijn brieven van 17 augustus, 18 september, 2 en 8 oktober jl. Ook de Europese Commissie verstrekt, als ondertekenaar van de contracten, veel informatie over de EU-strategie voor COVID-19 vaccins, het sluiten van contracten met producenten en het vraagstuk van aansprakelijkheid en vrijwaring.3 Over de precieze tekst van de contracten kan ik weinig kwijt. De Nederlandse vertegenwoordigers zijn, net als de vertegenwoordigers van de andere deelnemende lidstaten, immers gebonden aan een geheimhoudingsplicht. De bedoeling van deze geheimhoudingsplicht is tweeërlei: enerzijds dient deze om beïnvloeding van de onderhandelingen met andere producenten te voorkomen. Anderzijds bevatten de contracten bedrijfsvertrouwelijke en beursgevoelige informatie van de producent die niet openbaar kan worden. Bij mijn weten is er geen informatie over de advance purchase agreements in andere landen openbaar die in Nederland niet openbaar is. De lidstaten van de Europese Unie maken geen eigen afspraken met de producenten waarmee de Europese Commissie in onderhandeling is. Overigens is de overeenkomst tussen de Europese Commissie en de lidstaten waarin de basisafspraken zijn vastgelegd, openbaar en in te zien op de website van de Europese Commissie.4 Ik heb uw Kamer in mijn brief van 2 oktober jl. over deze overeenkomst geïnformeerd.5
Kunt u reflecteren op de conclusies die werden getrokken over het gebrek aan transparantie ten tijde van de Mexicaanse griep en dat experts stellen dat nu precies dezelfde fout wordt gemaakt?
Zowel in de brief van 14 juni 2011, waarin een reactie op enkele rapporten is gegeven, waaronder het evaluatierapport van Bureau Berenschot,6 als in de brief van 4 april 2013, waarin een reactie op de brief van de voorzitter van de Commissie-Vermeend is opgenomen, wordt teruggekeken op de aanpak van de Mexicaanse griep7. In de reactie op de brief van de voorzitter van de Commissie-Vermeend wordt een tweetal adviezen genoemd die van belang zijn voor vaccinonderhandelingen ten tijde van een pandemie, namelijk (1) de vaccinvoorziening voor Nederland – ten tijde van schaarste – zo goed mogelijk te garanderen en (2) de asymmetrische onderhandelingspositie van Nederland te verkleinen door Europese samenwerking.
Doordat Nederland in samenwerking met de Europese Commissie in het Joint Negotiation Team samenwerkt om vaccins veilig te stellen, is de onderhandelingspositie van Nederland aanzienlijk versterkt en is Nederland in staat om een divers portfolio van kansrijke kandidaat-Covid-19-vaccins op te bouwen waarbij veiligheid, effectiviteit en kwaliteit van het grootste belang is.
De voorzitter van de Commissie-Vermeend gaat in zijn brief nader in op de uitspraak van de Raad van State van 3 oktober 2012, waarin de Raad oordeelde dat zowel technische productinformatie als onderhandelingsvoorwaarden niet publiek hoeft te worden gemaakt, omdat bekendmaking daarvan de eventuele toekomstige onderhandelingspositie van de overheid zou kunnen schaden.
Gelet op bovengenoemde redenen, vind ik dat de adviezen over de aanpak ten tijde van de Mexicaanse griep goed tot hun recht komen in de huidige aanpak.
Kunt u toelichten op welke verplichtingen vanuit de Europese Commissie deze geheimhouding is gebaseerd?
De geheimhoudingsplicht is gebaseerd op een geheimhoudingsclausule in het contract tussen de Europese Commissie en de betrokken producenten. De Nederlandse vertegenwoordigers hebben zich, net als de vertegenwoordigers van de andere deelnemende lidstaten, middels een geheimhoudingsverklaring eveneens gebonden aan de geheimhoudingsplicht.
Is het eenduidig welke informatie niet mag worden prijs gegeven? Wat wordt in andere EU-landen wel openbaar gemaakt?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de aansprakelijkheid wanneer vaccins leiden tot gezondheidsschade? Wat is er nu precies afgesproken met betrekking tot de aansprakelijkheid bij gezondheidsschade en toekomstige mogelijke schadeclaims?
In algemene zin wil ik graag opmerken dat voorop staat dat de Europese wetgeving inzake productaansprakelijkheid in de contracten volledig gerespecteerd wordt. Wel worden in de overeenkomsten afspraken gemaakt over een vrijwaring door de lidstaten van de farmaceutische bedrijven ten aanzien van claims van derden. Voor deze vrijwaringssituatie gelden specifieke en strikte voorwaarden. Dat betekent dat lidstaten vrijwaring bieden bij claims die zien op bijvoorbeeld een verborgen gebrek van een vaccin dat niet bekend was op het moment van toelating. De contracten die getekend worden door de Europese Commissie voorzien in een geheimhoudingsverklaring voor alle betrokken partijen inclusief de vertegenwoordigers van de 27 lidstaten. Hierdoor kan niet worden ingegaan op specifiek gemaakte afspraken in die contracten.
Kunt u toezeggen dat Nederland niet voor de kosten voor schadeclaims zal opdraaien, mochten er problemen ontstaan met een vaccin? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat kan ik niet toezeggen. Bij de vraag welke partij voor welk deel van de kosten van een schadeclaim dient op te draaien, is de geldende wetgeving leidend. Zoals gezegd, wordt de Europese wetgeving inzake productaansprakelijkheid volledig gerespecteerd. Bijwerkingen die zijn oorsprong vinden in het niet naleven van deze regels, behoren tot de aansprakelijkheid van de producent. Wel zijn afspraken gemaakt over claims die zien op een verborgen gebrek van een vaccin dat niet bekend was op het moment van toelating. Claims van derden op de producent met betrekking tot bijwerkingen die op het moment van toelating onvoorzien waren en zich pas later manifesteren, komen onder strikte voorwaarden voor vrijwaring door de lidstaten in aanmerking. Dat geldt natuurlijk niet indien die het gevolg zijn van het niet voldoen aan de wettelijke regels voor de productie van dergelijke vaccins.
Bent u ervan overtuigd dat er betere deals zullen ontstaan als de geheimhouding blijft gelden? Kunt u uitleggen waarom?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe rijmt u de geheimhouding met de WHO-resolutie die pleit voor meer transparantie en de inspanningen van uw voorganger om opener te zijn over onderhandelingen?
Zoals de voormalig Minister voor Medische Zorg en Sport heeft aangegeven in de antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Ploumen (PvdA)8 is Nederland, binnen het beleid om de toegang tot geneesmiddelen en vaccins te vergroten actief voorstander van een zo groot mogelijke transparantie. Zoals ik in het antwoord op vraag 1, 4, 7 en 9 heb aangegeven bied ik inzicht en ben ik transparant over de afspraken die de Europese Commissie met vaccinproducenten maakt waar mogelijk. Hierbij ben ik ook gebonden aan geldende wet- en regelgeving en Europese afspraken.
Wat gaat u doen om de Nederlandse bevolking de transparantie te bieden waar ze recht op heeft, niet in de laatste plaats omdat veel van de vaccins deels met Nederlands belastinggeld worden ontwikkeld?
Zie antwoord vraag 1.
De ontwikkelingen rondom het coronavirus in verpleeghuizen |
|
Léonie Sazias (50PLUS), Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kunt u aangeven hoeveel ventilatiesystemen van verpleeghuizen Actiz op dit moment al heeft gecontroleerd en op dit moment nog moet controleren?
ActiZ controleert niet zelf de ventilatiesystemen van zorginstellingen. De zorginstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het onderhoud en goed functioneren van het ventilatiesysteem. ActiZ heeft medio augustus haar leden gevraagd aandacht te besteden aan de ventilatiesystemen. Zij heeft daarnaast een verdiepende vragenlijst uitgezet aan de vastgoedmanagers van de leden, waarin gevraagd is in hoeverre er een risico inschatting is gemaakt van de zorglocaties en de ventilatiesystemen daarin. Deze uitvraag is ook gedaan bij de VGN en branches van kleine zorginstellingen. Vooralsnog hebben ook deze partijen aangegeven dat de ventilatie op orde is en de adviezen van het RIVM duidelijk zijn.
Kunt u aangeven van hoeveel ventilatiesystemen is vastgesteld dat ze niet voldoen aan de eisen?
Alle zorginstellingen hebben een eigen verantwoordelijkheid om een onderhoudsplan met hierin afspraken en contracten over het vastgoed te hebben. Ventilatie is hierin een belangrijk onderdeel en zal meegenomen worden in de controles uit het onderhoudsplan. Het ventilatiesysteem en het onderhoud daaraan moeten voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012.
De zorginstellingen die hebben gereageerd op de uitvraag van ActiZ, geven alle aan dat zij de locaties hebben gecontroleerd. Daar waar nodig zijn aanpassingen uitgevoerd, bijvoorbeeld om de verhouding verse luchttoevoer te verhogen.
Zorginstellingen die vragen hebben over ventilatie kunnen zich melden bij bouw- en woningtoezicht van de gemeente die de bouwvergunning heeft verstrekt. Bouw- en woningtoezicht is verantwoordelijk voor het toezicht houden op de bouw en het onderhoud van o.a. zorginstellingen in de eigen gemeente. Zorginstellingen die een pand huren, dienen zich voor vragen over het ventilatiesysteem en het onderhoud hiervan, bij de verhuurder te melden, die hiervoor verantwoordelijk is. Daar waar (zorg)medewerkers het gevoel hebben dat zij niet veilig kunnen werken in verband met slechte ventilatie, kunnen zij zich wenden tot de Inspectie SZW en daar een melding maken. De Inspectie SZW houdt toezicht op de arbeidsomstandigheden van personeel.
Ik kan geen inschatting geven van hoeveel ventilatiesystemen wel of niet zijn aangepast en welke periode hiervoor nog nodig is. Noch ActiZ noch mijn ministerie beschikt over deze informatie.
Kunt u aangeven hoeveel van de ventilatiesystemen die niet goed werken, zijn gerepareerd of vervangen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u inschatten hoelang het duurt voordat alle verpleeghuizen een ventilatiesysteem hebben dat voldoet aan de eisen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven bij hoeveel verpleeghuizen er op dit moment het afvalwater wordt bemonsterd?
Sinds september worden alle ruim 300 rioolwaterzuiveringsinstallaties in Nederland wekelijks bemonsterd. We kunnen zo zien in welke gemeenten of provincies het nieuwe coronavirus in rioolwater toe- of afneemt. De verpleeghuislocaties vallen binnen een regio waarvan het rioolwater wordt getest. Daarbij kan het aantal virusdeeltjes in het afvalwater niet specifiek teruggeleid worden naar een specifieke locatie. Er loopt momenteel een pilot bij een verpleeghuis in Utrecht om specifiek op die locatie het afvalwater te bemonsteren en het RIVM start samen met GGD Amsterdam binnenkort een pilot in Amsterdam. Die pilots moeten ons helpen om veel sneller gewaarschuwd te worden als er een besmetting is in een verpleeghuis.
De omstandigheden bij een verpleeghuis zijn echter anders dan bij een rioolwaterzuivering, wat het verkrijgen van bruikbare resultaten kan bemoeilijken.
Het RIVM verwacht de eerste resultaten van de pilot circa eind november te kunnen publiceren. Daarna wordt beoordeeld of en hoe de surveillance van rioolwater van verpleeghuizen kan worden uitgebreid.
Bij hoeveel verpleeghuizen die zijn bemonsterd is het coronavirus in het afvalwater gevonden?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke manier en bij hoeveel verpleeghuizen wordt de surveillance op rioolwater nog uitgebreid, aangezien de heer Van Dissel dit tijdens de technische briefing op 22 september aangaf? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van plan frequenter in te zetten op het controleren van het rioolwater, nu blijkt dat het testen niet snel genoeg gaat? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb de frequentie inmiddels verhoogd naar twee keer per week. Ik ben momenteel intensief met het RIVM en de Unie van Waterschappen in gesprek over intensivering naar dagelijkse bemonstering.
De betalingen voor de Jongeren Corona campagne van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan diverse artiesten |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
Bent u op de hoogte van de factuur ter hoogte van het bedrag van € 66.574,20 die door uw ministerie betaald is aan Roorda Reclamebureau?1
Ja.
Hoe duidt u betreffende kosten? Waarom zijn deze kosten zo hoog in verhouding tot de bedragen die normaliter betaald worden voor dit soort campagnes?
De factuur ter hoogte van € 66.574,20 (inclusief BTW) is opgebouwd uit twee delen:
Door reclamebureau Roorda is aan artiestenmanagementbureau SPEC een bedrag van € 42.350 betaald voor zeven bijdragen: vier van rapper Boef en drie van Famke Louise.
De kosten voor de uitwerking en begeleiding van het concept uitgevoerd door Roorda bedragen € 24.224.
De kosten zijn, gezien het bereik van de twee artiesten – Boef: 1,4 miljoen en Famke Louise: 978.000 – lager dan wat meestal voor de inzet van artiesten met zo’n groot bereik wordt betaald.
Vindt u het niet vreemd dat er zulke hoge bedragen betaald worden aan artiesten teneinde het coronabeleid te promoten? Het zou toch niet nodig moeten zijn om zulke exorbitante bedragen uit te geven als u van mening bent dat uw beleid gegrond en logisch is?
De leeftijdsgroep 13–22 jaar laat zich moeilijk overtuigen door reguliere communicatiemiddelen van de rijksoverheid. Een andere benadering (in afzender, taal en boodschap) is dan essentieel.
Uit de gedragswetenschappen weten we dat het belangrijk is dat jongeren zich kunnen identificeren met de boodschapper, worden aangesproken in hun eigen taal en dat de inhoud van de boodschap aansluit bij wat hen bezighoudt (dus niet alleen over maatregelen, maar ook het waarom en de gevolgen daarvan).
Gezien het belang om jongeren te overtuigen zich aan de maatregelen te houden, is er gekozen voor de inzet van artiesten die impact hebben op de doelgroep.
Hoe groot acht u de kans dat een artiest die ruim betaald krijgt door de overheid, daadwerkelijk kritisch kan zijn, gelet op het feit dat de campagne onder andere het stellen van kritische vragen aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) inhield?
Uitgangspunt was het beantwoorden van vragen die onder jongeren leefden. Door Boef is een oproep gedaan aan zijn volgers om vragen te stellen die hij aan het RIVM kon voorleggen. In de live chat, van circa 30 minuten met een medewerker van het RIVM, heeft Boef persoonlijke, informatieve en kritische vragen van zijn volgers gesteld.
Waarom besteedt uw ministerie zulke hoge bedragen, betaald door de Nederlandse belastingbetaler, terwijl een groot deel van die Nederlandse belastingbetalers momenteel zo hard in de portemonnee wordt getroffen? Vindt u niet dat dit geld beter besteed had kunnen worden?
Zie antwoord bij vraag 3.
Kunt u zich voorstellen dat er vragen heersen in de samenleving met betrekking tot de hoge bedragen die betaald zijn aan het managementbureau (SPEC) van Ali B in samenhang met het feit dat diezelfde artiest enige tijd later een filmpje opneemt met het verzoek op u te stemmen inzake uw lijsttrekkersschap?
Nee. Er is geen relatie tussen de inzet van de twee artiesten die door reclamebureau Roorda zijn ingehuurd en de videoboodschap van Ali B.
Kunt u uitleggen op welke wijze u de schijn van belangenverstrengeling heeft geprobeerd te vermijden?
Vanuit het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC), onderdeel van de landelijke crisisstructuur, is in mei 2020 gebruik gemaakt van de inzet van influencers om een jongere doelgroep te bereiken met de coronacommunicatie. Reclamebureau Roorda heeft de opdracht van het NKC gekregen om met een campagnevoorstel hiervoor te komen. Roorda heeft voorgesteld live chatsessies over het onderwerp met artiesten in te zetten. Roorda heeft dit vervolgens in opdracht van het NKC verder uitgewerkt. Roorda heeft voorgesteld om rapper Boef en Famke-Louise daarvoor in te zetten. Het management van beide artiesten is in handen van SPEC. De gesprekken en onderhandelingen met artiestenmanagementbureau SPEC zijn via Roorda verlopen. Ook de betaling aan SPEC verliep via Roorda omdat zij het contract met deze partij had afgesloten.
Noch bij de uitvraag aan Roorda door het NKC, noch bij het voorstel om deze artiesten in te zetten door Roorda, noch bij de contractonderhandelingen ben ik betrokken geweest. Er is daarmee geen sprake van belangenverstrengeling.
De gezondheidsschade van windturbines |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de wetenschappelijke onderzoeken die onomstotelijk bewijzen dat het (laagfrequente) geluid van windturbines (ernstige) gezondheidsklachten veroorzaakt bij omwonenden?1
Voor zover mij bekend zijn er geen wetenschappelijke onderzoeken die onomstotelijk bewijzen dat het (laagfrequente) geluid van windturbines (ernstige) gezondheidsklachten veroorzaakt bij omwonenden. De resultaten van het medische onderzoek van het LUMC dat in de radiouitzending wordt genoemd, zijn nog niet gepubliceerd. Het RIVM heeft er ook geen kennis van kunnen nemen, ook niet van voorlopige onderzoeksgegevens. Ik zal het RIVM vragen naar de onderzoeksresultaten te kijken wanneer deze gepubliceerd worden.
Erkent u dat mensen met hartklachten door windturbines een vergroot risico lopen op beroertes en hartinfarcten? Erkent u dat windturbines ook oorsuizen, geheugen- en concentratieverlies, hoofdpijn en slaapstoornissen veroorzaken?
Vooralsnog is er geen wetenschappelijke basis om te erkennen wat u noemt in uw vragen. Ik sluit mij aan bij het standpunt van het RIVM hierover.
Bent u bekend met de Deense maximale geluidsnorm voor laagfrequent geluid van 20 decibel binnenshuis? Waarom gelden er in Nederland geen maximale geluidsnormen voor laagfrequent geluid binnenshuis?
Ja, die Deense geluidsnorm voor laagfrequent geluid is mij bekend. De Nederlandse normen voor windturbinegeluid beslaan het hele geluidsspectrum, dus ook het laagfrequente deel van het geluid. Van een aparte norm voor laagfrequent geluid, zoals in Denemarken, wordt geen meerwaarde verwacht, aangezien deze een vergelijkbare bescherming biedt, zoals ik reeds heb aangegeven in antwoord op een vraag over windpark Spui (Aanhangsel van de Handelingen 2019–2020, nr. 2793, p. 8, vraag 30). De Nederlandse normen voor windturbinegeluid blijken in de praktijk ongeveer even streng als de Deense norm voor laagfrequent geluid.
Bent u bekend met de Duitse minimale afstandsnorm van 1.000 meter tussen windturbines en woningen? Waarom mogen in Nederland in principe wél windturbines worden gebouwd in de omgeving van woningen?
Ja, ik ben bekend met die Duitse afstandsnorm. In Nederland hebben we indertijd gekozen voor normering van geluidbelasting op de gevel. De normering voor geluid van windturbines is gebaseerd op onderzoek naar de ervaren hinder van windturbines bij een bepaalde geluidbelasting op de gevel. De normering beoogt de hinder te beperken en heeft, afhankelijk van de omstandigheden, gevolgen voor de maximale afstand tot bebouwing. Bij de toepassing van de geluidnormen wordt onder andere gekeken naar het type ondergrond in de omgeving; geluid draagt bijvoorbeeld verder over water dan over land. Ook het type windturbine en de meteorologische omstandigheden spelen een rol. Door rekening te houden met dergelijke omstandigheden kan de toepassing van geluidnormen veel preciezer zijn dan de toepassing van een afstandsnorm.
Bent u het ermee eens dat de gezondheid van kwetsbare groepen nooit mag worden opgeofferd voor uw «klimaatdoelstellingen»?
Bij het realiseren van klimaatdoelstellingen vindt een integrale afweging plaats, waarbij meerdere belangen worden betrokken. Ook het belang van gezondheid wordt meegenomen in deze afweging. Daarom zijn er normen waaraan elk windpark moet voldoen, zoals voor geluid en slagschaduw.
Bent u bekend met de tekst «In hoeverre laagfrequent geluid zorgt voor overlast is nog in onderzoek» op uw website? Op welk onderzoek doelt u hier precies? Wanneer verwacht u de uitkomsten van dat onderzoek?2
Ja, ik ben bekend met de tekst op deze website. Er wordt niet op één specifiek onderzoek gedoeld, maar dat de kennisvergaring over laagfrequent geluid een continu proces is. Laagfrequent geluid is een complex onderwerp en meer onderzoek naar de gezondheidseffecten is gewenst.
Ik heb het RIVM gevraagd om de bestaande kennis omtrent laagfrequent geluid in het algemeen beter toegankelijk te maken en na te gaan naar welke aspecten van laagfrequent geluid nader onderzoek gewenst is. Binnen het onderzoeksprogramma wordt ook aandacht besteed aan de omvang van de problematiek. Ik verwacht u voor de zomer van 2021 nader te informeren over dit onderzoeksprogramma. Bij de voorbereiding ervan werkt mijn ministerie samen met de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Waarom wordt er nu al massaal ingezet op de bouw van duizenden extra windturbines, terwijl er naar uw eigen oordeel nog onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gezondheidsschade die hierdoor wordt veroorzaakt? Hoe verhoudt zich dat tot het voorzorgsbeginsel, inhoudende dat de overheid uit voorzorg geen ingrijpende besluiten neemt die mogelijk nadelig zijn voor de gezondheid van mensen?
Het geluidsspectrum van windturbines wijkt niet noemenswaardig af van dat van andere bronnen, zoals bijvoorbeeld transportgeluid. Er is geen indicatie dat het laagfrequente deel van windturbinegeluid andere effecten heeft op omwonenden dan geluid in het algemeen, noch dat infrasoon geluid onder de hoorbaarheidsgrens enig effect kan hebben. In het wetenschappelijk onderzoek dat tot nu toe is gedaan zijn geen duidelijke aanwijzingen gevonden voor een direct verband met gezondheidseffecten, anders dan hinder en mogelijk slaapverstoring. De huidige geluidsnormering is al gericht op het beperken van hinder en slaapverstoring.
Zoals ik in mijn beantwoording van een vraag over windpark Spui reeds heb aangegeven (Aanhangsel van de Handelingen 2019–2020, nr. 2793, p. 8, vraag 32), zie ik geen aanleiding om projecten in voorbereiding uit voorzorg stil te leggen. Bij de totstandkoming van een windmolenproject wordt door het bevoegd gezag getoetst of aan de wettelijke normen, zoals bijvoorbeeld geluid en slagschaduw, kan worden voldaan.
Bent u bereid om alle plannen voor de bouw van windturbines in de omgeving van woningen per direct te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.