Het bericht ‘Nederlandse hulp aan gevangenen in buitenland berust op willekeur’ |
|
Michiel van Nispen , Madeleine van Toorenburg (CDA), Martijn van Helvert (CDA), Bram van Ojik (GL), Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de NOS-berichten «Nederlandse hulp aan gevangenen in buitenland berust op willekeur» en «Grapperhaus: kwestie-Van Laarhoven uitzonderlijk»?1
Ik ben bekend met deze berichten.
Kunt u bevestigen dat dhr. Singh, net als dhr. Van Laarhoven, in de vijf jaar voorafgaand aan zijn arrestatie niet op enig moment in Nederland heeft gewoond?
Ik kan geen uitspraken doen over lopende zaken en individuele gevallen.
Klopt het dat dit bindingscriterium van vijf jaar pas na de arrestatie van de dhr. Singh in werking is getreden? Zo nee, waarom niet?
Een WOTS-verzoek zal altijd worden behandeld naar de op dat moment geldende regelgeving. Daarbij wordt niet gekeken naar de regelgeving op het moment van arrestatie of veroordeling.
Kan naar aanleiding van het overleg van de Minister van Justitie en Veiligheid met de Thaise premier en de Thaise Minister van Justitie over de kwestie-Van Laarhoven worden aangenomen dat het bindingscriterium van vijf jaar is losgelaten of dat dit bindingscriterium in ieder geval niet een dusdanig harde eis is waar niet van kan worden afgeweken?2 Kunt U de Kamer op de hoogte stellen van de nieuwe criteria voor overplaatsing van gedetineerden in het buitenland?
De veronderstelling dat in de casus van Van Laarhoven niet vast wordt gehouden aan de bestaande criteria is onjuist. Ook voor de heer Van Laarhoven zal worden getoetst aan de bestaande criteria, zoals deze onder meer volgen uit het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland. In dit beleidskader wordt toegelicht welke gedetineerden in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland, of anders gezegd aan welke voorwaarden moet worden voldaan om naar Nederland te kunnen worden overgebracht.
Wat maakt de zaak van dhr. Van Laarhoven uitzonderlijk?
Tijdens het Kamerdebat van 25 april jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer verteld dat hij zich de situatie van dhr. Van Laarhoven en zijn partner zeer aantrekt. Dit doet hij onder andere omdat hier sprake is van een uitzonderlijke zaak, waarin de Nationale ombudsman concludeerde dat het overheidshandelen, in dit geval het handelen van de politie, het Openbaar Ministerie, en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, onzorgvuldig is geweest. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft toen ook aangegeven dat hij zich zal inspannen om de kans op onzorgvuldig handelen in de toekomst verder te verkleinen, én om te bezien welke mogelijkheden er zijn om dhr. Van Laarhoven en zijn partner naar Nederland over te brengen.
Deelt u de mening dat de zaak-Jaitsen Singh ook als uitzonderlijk kan worden aangemerkt vanwege de bedenkelijke rechtsgang, zoals het feit dat de Amerikaanse officier van justitie belast met de zaak zelf werd veroordeeld wegens het arrangeren van belastend bewijs?
Uw Kamer is uitvoerig geïnformeerd over de situatie van de heer Singh.4 In antwoorden op Kamervragen is gemeld dat de Nederlandse overheid niet kan treden in de rechtsgang van andere landen.5 Tevens is hierbij nog relevant te vermelden dat de Nationale ombudsman in het kader van een door de advocaat van de heer Singh ingediende klacht over de vermeende fouten heeft geoordeeld dat hij de nadere motivering van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie gezien de normen van behoorlijkheid voldoende acht.
Deelt u de mening dat de zaak-Jaitsen Singh ook als uitzonderlijk kan worden aangemerkt vanwege het verwijt van de Volkskrant dat de Nederlandse overheid jarenlang grote steken heeft laten vallen ten aanzien van dhr. Singh?3
Zie antwoord vraag 6.
Welke concrete inspanningen heeft u tot nu toe verricht om dhr. Singh naar Nederland te halen?
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van uw Kamer van 21 juli 2017 heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden waarbij alle beschikbare informatie, waaronder de informatie van het consulaat-generaal in San Francisco zorgvuldig is getoetst.6 In de onderzoeksfase is op verschillende momenten discussie gevoerd over de vraag of de heer Singh op humanitaire gronden naar Nederland zou kunnen worden overgebracht. Zoals ook is aangegeven in antwoorden op eerdere Kamervragen is na toetsing aan de geldende regelgeving de conclusie getrokken dat het VOGP en de WOTS geen basis bood voor overbrenging, ook niet op humanitaire gronden.
Verder heeft Nederland diplomatieke inspanningen verricht door meermaals de verzoeken van de advocaat van de heer Singh om vervroegde vrijlating in het kader van parole en gratie bij de Amerikaanse autoriteiten actief te ondersteunen.
Deze verzoeken hebben niet tot een voor de heer Singh positief resultaat geleid.
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het verzoek in het kader van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) van dhr. Singh faciliteert?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BZ) verleent consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Aan de hand van de JenV-brochure over de WOTS informeert BZ Nederlandse gedetineerden in het buitenland in algemene zin over deze wet. Daar waar dit nodig en wenselijk is, kan BZ ook eventueel zorgen voor doorgeleiding van stukken. Tot zover reikt de betrokkenheid van BZ bij een verzoek in het kader van de WOTS.
Heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid het WOTS-verzoek van dhr. Singh inmiddels onder ogen gekregen? Zo ja, hoe heeft het ministerie dit verzoek beoordeeld? Klopt het dat de Verenigde Staten geen WOTS-procedure opstart indien Nederland een WOTS-verzoek afkeurt?
Zoals is vermeld in antwoorden op eerdere Kamervragen hebben de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel verzoek tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de heer Singh gedaan. Wel hebben de Verenigde Staten bij brief van 3 maart 2015 informatie gevraagd aan Nederland met het oog op een mogelijke procedure op grond van de WOTS. Belangrijke vragen waren onder meer op welke wijze de in de Verenigde Staten opgelegde straf tenuitvoergelegd zou worden in Nederland en of Nederland – op het moment dat een WOTS-verzoek zou worden gedaan de straf om- of voort zou zetten.
Zoals eveneens is vermeld in voornoemde antwoorden heeft de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie deze vragen bij brief van 23 juli 2015 beantwoord. Kort samengevat werd in deze brief uiteengezet dat het VOGP in het geval van de heer Singh geen basis bood voor overdracht van het strafvonnis omdat7 de binding van de heer Singh met de Nederlandse samenleving als onvoldoende werd beoordeeld en er8 na overdracht geen strafrestant meer zou resteren om te executeren. Deze conclusie is – zoals gezegd – getrokken na zorgvuldige toetsing van alle beschikbare informatie – waaronder die van het Nederlandse consulaat-generaal te San Francisco – aan de geldende regelgeving en het geldende beleid.
Hoe heeft u de brieven van dhr. Singh en zijn advocaat beoordeeld en beantwoord?
Ik vind het niet passend om daarover uitspraken te doen, nu het gaat om correspondentie tussen de heer Singh en diens advocaat en mij.
Bent u bereid om ook een serieuze inspanning te leveren voor de uitzonderlijke zaak van dhr. Singh en de Amerikanen te vragen een officieel verzoek om overbrenging in te dienen?
Wanneer een buitenlandse strafprocedure is afgerond, is het aan de gedetineerde, om bij de betreffende autoriteiten in het land van detentie kenbaar te maken in aanmerking te willen komen voor strafoverdracht op basis van een daartoe strekkend verdrag (zoals bijvoorbeeld het VOGP). Indien dit het geval is, kan – afhankelijk van het geldende verdrag – het land van veroordeling, dan wel het land van gewenste tenuitvoerlegging de procedure starten om tot overdracht van het vonnis te komen. Deze mogelijkheid en procedure op grond van de WOTS gelden ook voor de heer Singh. Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 10 hebben de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel verzoek gedaan tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de heer Singh.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De beantwoording van de vragen 6 en 7 is gezamenlijk geschied, omdat het antwoord op beide vragen gelijkluidend is. Voorts zijn deze vragen beantwoord zo snel als mogelijk was.
De aanhoudende onlusten in West-Papoea |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Roep om vrijheid in Papoea houdt aan, Indonesië stuurt meer militairen» en «Roep om referendum voor West-Papoea blijft klinken»?1 2
Ja.
Hoe oordeelt u over het harde ingrijpen van het Indonesische leger, dat aan zeker zes mensen het leven heeft gekost?
Het handhaven van de orde en veiligheid is de verantwoordelijkheid van de Indonesische autoriteiten. Daarbinnen hebben zij de bevoegdheid om veiligheidstroepen te sturen wanneer zij oordelen dat een situatie hierom vraagt. Proportionaliteit en de mogelijkheid tot transparant onderzoek achteraf zijn hierbij cruciaal en dit benadrukken wij ook in onze contacten met Indonesische autoriteiten.
De Nederlandse regering vindt de berichten over oplopende spanningen in Papua zorgwekkend. De Nederlandse ambassade in Jakarta volgt de situatie nauwlettend en bespreekt deze regelmatig met NGO’s, kennisinstituten, journalisten en overheidsfunctionarissen.
Uit deze gesprekken blijkt dat er geen eenduidig beeld bestaat over de aantallen en omstandigheden waarin mensen om het leven zijn gekomen bij demonstraties in de Indonesische provincies Papua en West Papua. Het is duidelijk dat er aan beide kanten slachtoffers te betreuren vallen, en dat ook niet alle demonstranten geweldloos handelden.
De Indonesische autoriteiten benadrukken dat de verhoogde aanwezigheid van veiligheidspersoneel in Papua tijdelijk is, en dat het veiligheidspersoneel nadrukkelijk instructies heeft gekregen om zich terughoudend op te stellen door alleen defensief te handelen.
Hoe vindt u het dat Indonesië militairen stuurt in reactie op de protesten voor vrijheid van West-Papoea?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u, gezien de Nederlandse geschiedenis in West-Papoea, van mening dat Nederland een verantwoordelijkheid heeft ten opzichte van de demonstranten? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het buitenlandse beleid met betrekking tot Indonesië en Papua neemt de regering de bestaande situatie als vertrekpunt. Papua is nu een onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië volledig. Het is niet aan de Nederlandse regering om te oordelen over de opportuniteit van een nieuw referendum over onafhankelijkheid.
Het lot van de Papua's gaat het kabinet zeker aan het hart en de situatie in Papua is dan ook vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië.
Hoe oordeelt u, gezien de geschiedenis met de Act of Free Choice in 1969, over een nieuw referendum over onafhankelijkheid?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid met uw Indonesische ambtsgenoot in gesprek te gaan over de wensen van de demonstranten? En wilt u uw ambtsgenoot aanspreken op het harde politie-ingrijpen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De situatie in Papua, met inbegrip van de mensenrechtensituatie, is vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië. Meest recent sprak ik op 24 september jl. met mijn Indonesische collega Retno Marsudi over de situatie in Papua, waarbij ik het belang van een bezoek van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua heb benadrukt. Minister Marsudi bevestigde dat de Hoge Commissaris is uitgenodigd.
Op hoog ambtelijk niveau wordt eveneens regelmatig over de situatie in Papua gesproken, waaronder ook over de recente ontwikkelingen. Daarbij staat de veiligheidssituatie en gelijke behandeling van de Papua’s nadrukkelijk op de agenda. In contacten met de Indonesische autoriteiten benadrukt Nederland dat terughoudendheid en dialoog de beste middelen zijn om tot een duurzame oplossing te komen.
Openheid over betrokkenheid van bedrijven bij illegale Israëlische nederzettingen |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de herhaalde oproep van meer dan honderd ngo’s voor openheid over de betrokkenheid van bedrijven bij illegale Israëlische nederzettingen?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties heeft besloten dat er een overzicht moet komen van betrokkenheid van bedrijven bij illegale Israëlische nederzettingen? Wat is er precies besloten?
De Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN) heeft in 2016 in resolutie 31/36 over nederzettingen de Hoge Commissaris voor Mensenrechten opgedragen een database te maken van bedrijven die actief zijn in Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden.
Nederland was, samen met de EU, geen voorstander van het instellen van de database, omdat het een voorbeeld is van de disproportionele aandacht voor Israël in VN-fora. Bovendien zijn Nederland en de EU van mening dat de primaire verantwoordelijkheid om bewustzijn van bedrijven over risico’s van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen te vergroten bij de lidstaten ligt. Samen met de EU onthield Nederland zich daarom van stemming. Echter, aangezien de Mensenrechtenraad de Hoge Commissaris de opdracht heeft gegeven de database te creëren, is het kabinet van mening dat deze uitgevoerd moet worden – zoals te doen gebruikelijk als er besluiten worden genomen in de Mensenrechtenraad. Nederland zal het aan Hoge Commissaris Bachelet overlaten om te bepalen hoe zij het beste invulling aan deze resolutie kan geven. Nederland zal derhalve niet aandringen op publicatie van de betreffende database. Zie tevens de antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp, gesteld door het lid Karabulut, d.d. 16 maart 2018, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1574).
Waarom duurt het zo lang voordat het een en ander gepubliceerd wordt? Klopt het dat het niet eerder is voorgekomen dat een verzoek om informatie vanuit de Mensenrechtenraad zo lang op zich laat wachten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u, zeker tegen de achtergrond van voortdurende uitbreiding van illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied waardoor een tweestatenoplossing meer en meer buiten beeld raakt, bereid aan te dringen op openheid over betrokkenheid van bedrijven bij illegale Israëlische nederzettingen, zoals in de oproep van de ngo’s wordt bepleit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Een bijdrage aan een veiligheidsmechanisme voor Noordoost-Syrië |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het onderdeel van het Amerikaanse verzoek dat ten grondslag ligt aan uw notificatiebrief d.d. 21 juni 2019 over een bijdrage aan een veiligheidsmechanisme voor Noordoost-Syrië, dat Nederland wordt verzocht Syrië-strijders van Nederlandse nationaliteit terug te halen?1
Ja.
Kunt u deze vraag voor 3 september 2019 beantwoorden?
Deze vraag is zo snel als mogelijk beantwoord.
Een grensconflict tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Frankrijk in Oyster Pond op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe is het mogelijk dat het grensconflict tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Frankrijk in Oyster Pond op Sint Maarten al sinds 1996 bestaat, maar pas eind dit jaar de onderhandelingen zullen beginnen?1
Na de ondertekening in april 2016 van het zeegrensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek in het Caribisch gebied, is gestart met de voorbereiding van de onderhandelingen over de landgrens van Sint Maarten.
De voorbereiding bestaat onder meer uit een technisch deel, waaronder het identificeren van de delen van de grens waar verschil van inzicht over bestaat en het verzamelen en uitwisselen van relevante materialen zoals kaarten. Een ander deel van de voorbereiding bestaat uit het in kaart brengen van de juridische posities van beide partijen. Hierover hebben inmiddels twee technische bijeenkomsten tussen het Koninkrijk en Frankrijk plaatsgevonden. Dit proces heeft wel de nodige vertraging opgelopen door de orkaan Irma die in 2017 veel schade aanrichtte op het eiland. Als gevolg daarvan lag de prioriteit met name bij de wederopbouw.
Klopt het dat de Franse invallen tot 2017 hebben voortgeduurd en pas zijn gestopt nadat de orkaan Irma dit gebied volledig verwoestte? Waarom zijn de mensen in dit gebied al die tijd door niemand beschermd?
Tussen 2014 en 2017 hebben zich enkele incidenten voorgedaan waarbij de Franse autoriteiten controles uitvoerden in de horeca op de pier. In totaal betreft het een incident in 2014, één in 2016 en twee in 2017. In reactie heeft het Koninkrijk der Nederlanden hiertegen geprotesteerd, onder meer met diplomatieke nota’s.
Waarom beweert u dat dit grensconflict slechts betrekking zou hebben op één restaurant? Klopt het dat de Fransen ook aanspraak maken op ander grondgebied in Oyster Pond, en ook op andere delen van Sint Maarten, waar ook zeer vitale infrastructuur is gevestigd?
Het grensconflict in Oyster Pond gaat over de vraag of de grens in het midden door het water loopt of langs de noordoever. Zoals aangegeven in mijn beantwoording op de Kamervragen van 25 juli 2019 (Kamerstuk II 2018/2019–3616), heeft het verschil van inzicht in Oyster Pond in het kader van de wederopbouw van dit gebied alleen effect op één restaurant en een jachthaven aan een steiger aan de noordoever van Oyster Pond. Het ontbreken van een grens op de rest van het eiland heeft vooralsnog niet geleid tot onenigheden. Als onderdeel van de technische voorbereiding van de grensonderhandelingen wordt op dit moment in kaart gebracht waar die grens volgens beide partijen precies zou moeten lopen en wordt gekeken of hiertussen discrepanties bestaan.
Klopt het dat de regering van Sint Maarten in het verleden vergunnigen heeft verleend aan de betreffende slachtoffers? Waarom neemt de regering van Sint Maarten nu niet de verantwoordelijkheid om slachtoffers financieel tegemoet te komen voor de buiten hun schuld om geleden schade?
De eigenaar van het betreffende restaurant en jachthaven gelegen in Oyster Pond, heeft in het verleden een bouwvergunning verkregen van Sint Maarten. Binnen deze vergunning is het de eigenaar eveneens toegestaan om dit restaurant en jachthaven in oorspronkelijke staat te herbouwen na de orkaan Irma. Sint Maarten verhindert de herbouw niet. Wel is het mogelijk dat de onzekerheid veroorzaakt door het grensconflict de herbouw bemoeilijkt. Nederland en Sint Maarten doen hun uiterste best om deze situatie op te lossen.
Welke inspanningen is de Nederlandse regering bereid te doen om «het specifieke restaurant voldoende comfort te geven om tot herbouw te kunnen overgaan»?
Op basis van de bestaande bouwvergunning is het reeds mogelijk om het restaurant en de jachthaven opnieuw op te bouwen in de oorspronkelijke staat. De eigenaar heeft aangegeven te vrezen voor nieuwe ingrepen door de Franse overheid en te zoeken naar garanties om dergelijke incidenten te voorkomen. Het is daarom belangrijk om hierin jegens de eigenaar samen met Frankrijk op te trekken om een oplossing te vinden. Deze wens is meermaals met Frankrijk besproken. In mijn volgende onderhoud met de Franse Minister van Overzeese Gebieden, dat over een maand zal plaatsvinden, zal ik het belang hiervan nogmaals benadrukken.
Het bericht dat een deel van de konikpaarden uit de Oostvaardersplassen die zijn uitgezet in een natuurgebied in Spanje, ziek is |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Deel naar Spanje verhuisde konikpaarden is ziek»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een deel van de konikpaarden uit de Oostvaardersplassen die zijn uitgezet in een natuurgebied in Spanje, ziek is? Zo ja, wat hebben de paarden opgelopen, hoeveel dieren zijn er ziek en wanneer en hoe kan dit gebeurd zijn? Zo nee, waarom bent u daar niet van op de hoogte?
Uit een audiobericht van de nieuwe eigenaar heb ik begrepen dat er 20 paarden in mindere conditie zijn en 40 paarden in goede conditie. Dit is inclusief de 20 in 2016 overgeplaatste paarden van FREE Nature. Of de 20 paarden in mindere conditie ziek zijn, of alleen mager, weet ik niet. Bij ons is niet bekend of alle dieren die in mindere conditie zijn, afkomstig zijn uit de Oostvaardersplassen. Een aantal van de konikpaarden heeft vermoedelijk last van een veelvoorkomende parasiet, de Strongylus. Die parasiet hebben zij waarschijnlijk opgelopen in het gebied zelf, aangezien de dieren pas sinds juli vermagerd zijn. De dieren zijn voor vertrek gecontroleerd door een dierenarts. Hierbij zijn geen ziekten of andere mankementen geconstateerd, op een oogwond bij één van de paarden na, waar het dier geen last van heeft.
Staatsbosbeheer heeft conform afspraken met de provincie Flevoland en de adviezen van de commissie-Van Geel ervoor gezorgd dat het aantal dieren in de Oostvaarderplassen is teruggebracht. Daarbij is uitgebreid naar mogelijke gebieden gekeken en na zorgvuldige afweging dit gebied in Spanje uitgekozen. De paarden zijn met de uiterste zorg daar naar toe gebracht. Hoewel Staatsbosbeheer na de overdracht in maart 2019 formeel geen verantwoordelijkheid meer heeft voor de dieren, wil Staatsbosbeheer natuurlijk wel dat de paarden een goed leven hebben in Spanje.
Kunt u bevestigen dat de eigenaar van de stichting Paleolítico Vivo, aan wie de paarden zijn overgedragen, Staatsbosbeheer om geld en hooi heeft gevraagd? Zo ja, heeft Staatsbosbeheer aan dit verzoek voldaan? Zo nee, waarom bent u hier niet van op de hoogte?
Staatsbosbeheer heeft van de directeur, oprichter en verantwoordelijke voor het beheer van het betreffende natuurgebied een mail ontvangen, begin augustus, waarin hij vraagt om hooi of geld. Daarover zijn in de overeenkomst met Paleolítico Vivo geen afspraken gemaakt. Staatsbosbeheer heeft wel advies aangeboden. Om de verplaatsing voor de paarden soepel te laten verlopen is in maart een voorraad hooi meegeleverd door Staatsbosbeheer. Dit in verband met het tijdstip van de verhuizing. Doordat een aantal dieren drachtig was, moest de verhuizing plaatsvinden voor medio maart. Later zouden de paarden te kwetsbaar zijn in verband met hun jongen, het verschil in temperatuur te groot of de overgang naar ander voedsel te onwennig.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting Paleolítico Vivo over het bijvoeren van de paarden bij te weinig voedselaanbod? Zo ja, welke afspraken zijn er gemaakt en hoe kan het dat het hooi in Spanje kennelijk op is en de stichting in Spanje geen nieuwe voorraad kan betalen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er zijn geen afspraken gemaakt omtrent het bijvoeren van de dieren. Uit ervaring met een eerdere overplaatsing van konikpaarden naar het gebied door FREE Nature is gebleken dat de paarden daar goed behandeld werden. Uit het veldbezoek begin 2019 weet Staatsbosbeheer dat er wordt bijgevoerd in tijden van voedselschaarste. In tijden van grote droogte kan het zijn dat er hooitekorten in Spanje ontstaan en de prijzen navenant stijgen.
Hoe is het mogelijk dat de stichting waaraan Staatsbosbeheer de konikpaarden heeft overgedragen, kennelijk om geld verlegen zit?
Het is mij niet duidelijk of de stichting op dit moment om geld verlegen zit of uit andere overwegingen heeft gehandeld.
Op basis van welke criteria werd deze stichting geschikt bevonden als nieuwe eigenaar?
Er zijn weinig geschikte gebieden in West-Europa waar de paarden heen kunnen. De meeste gebieden kampen zelf met de noodzaak tot uitplaatsing. Afstand en draagkracht van het gebied waren belangrijke criteria, verder is rekening gehouden met Natuurlijk Areaal, Kwaliteit leefgebied, Voldoende ruimte voor een levensvatbare populatie en Genetische samenstelling populatie. Voor meer informatie over deze criteria verwijs ik u naar het rapport van Wageningen Environmental Research (2018)2 dat opgesteld is in opdracht van de provincie Flevoland. De stichting heeft verder ruime ervaring met een variëteit aan natuurlijke begrazing en heeft al eerder konikpaarden overgenomen uit Nederland in 2016. Er is tussen 18 en 20 februari 2019 een veldbezoek geweest door een dierenarts en een ecoloog die de geschiktheid van het gebied hebben beoordeeld. Die beoordeling is positief uitgevallen. Er zijn semi-natuurlijke omstandigheden beschikbaar, waarbij de paarden in familieverband kunnen leven.
Is de financiële situatie van de stichting daarbij afgewogen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Daar was geen aanleiding toe. Uit de gesprekken met de ontvangende stichting bleek niet dat er financiële moeilijkheden zouden kunnen ontstaan. Bovendien heeft de ontvangende stichting een zorgplicht die zij bewust is aangegaan.
Klopt het dat Staatsbosbeheer in het contract met de stichting Paleolítico Vivo heeft laten optekenen dat zij na een halfjaar en na een jaar zou horen hoe het met de paarden gaat?
Ja.
Kunt u verklaren waarom Staatsbosbeheer wel informatie wil ontvangen over het welzijn van de dieren maar vervolgens, wanneer de paarden ziek en mager blijken te zijn, naar de stichting in Spanje wijst om het op te lossen?
Zoals in vraag 2 al is beantwoord, wil Staatsbosbeheer ondanks de overdracht van de formele verantwoordelijkheid wel dat de paarden een goed leven hebben in Spanje. Daarom heeft Staatsbosbeheer uit algemene betrokkenheid bij het welzijn van de paarden deze zin opgenomen in het contract.
Kunt het contract met de stichting Paleolítico Vivo aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Het contract is reeds door Staatsbosbeheer op zijn website geplaatst en u vindt het in de bijlage3.
Kunt u verklaren waarom de paarden erg mager zijn en er kennelijk in het Spaanse natuurgebied midden in de zomer «niet genoeg voedsel te vinden is»?2
Nee, we weten helaas niet wat de oorzaken hiervoor zijn. Er wordt momenteel onderzoek gedaan door lokale dierenartsen om meer over de feitelijke toestand van de paarden te weten te komen. Staatsbosbeheer blijft hierover in contact met de Stichting Paleolítico Vivo. Volgens deskundigen kunnen er vele oorzaken bestaan voor de conditie van de paarden. In het eerder aangehaalde WER-rapport5 (blz. 16) wordt het volgende vermeldt: «Voor de paarden is overbevolking nog lang niet aan de orde, de kudde behoeft juist versterking met wilde dieren, temeer daar de ambitie is om het gebied te vergroten». Er was voor Staatsbosbeheer bij het maken van de afspraken voor de overdracht hierdoor geen reden te denken dat er voedseltekorten zouden ontstaan.
Op basis van welke criteria is het gebied in Spanje gekozen als geschikt gebied om de paarden uit te zetten?
Zie het antwoord op vraag 6.
Is daarbij rekening gehouden met slechte weersomstandigheden zoals extreme droogte in de zomer, waardoor er mogelijk te weinig voedsel te vinden is voor de paarden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Dit zou echter geen probleem moeten zijn voor het gebied en de konikpaarden, ook gezien de ervaringen met de daar reeds levende kuddes.
Is daarbij rekening gehouden met voldoende beschuttingsmogelijkheden voor de paarden? Zo nee, waarom niet?
Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit open bos met ondergroei van gras en op verschillende open plekken heide. Dit biedt veel afwisseling in leefgebied met beschuttingsmogelijkheden, mochten de paarden daar behoeften aan hebben. Dit is in lijn met het eerder aangehaalde WER-rapport.
Op welke manier wordt het welzijn van de paarden gemonitord?
De monitoring van het welzijn is vanaf de formele overdracht de verantwoordelijkheid van de stichting Paleolítico Vivo.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting over het verzorgen van de paarden bij ziekte en wordt er toezicht gehouden door een onafhankelijke dierenarts? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen formele afspraken gemaakt hoe met ziekte wordt omgegaan. Dit is nu de verantwoordelijkheid van de stichting Paleolítico Vivo. Daarvoor geldt Spaanse wet- en regelgeving. Twee lokale dierenartsen zijn standaard op afroep beschikbaar. Waar nodig kan Staatsbosbeheer met kennis en advies bijstaan.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting over het eventueel uit hun lijden verlossen van heel zieke of magere dieren die niet zullen overleven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is aan de stichting Paleolítico Vivo om beleid te bepalen wat te doen bij zieke of zwakke dieren. Zij hebben ruime ervaring met natuurlijke begrazing en handelen naar eigen verantwoordelijkheid en inzicht binnen het kader van de Spaanse wet- en regelgeving. Uit rapporten bleek dat Paleolítico Vivo in het verleden ernstig zieke dieren uit hun lijden verloste.
Is er sprake van jacht in het gebied en zijn er afspraken gemaakt om te voorkomen dat deze dieren zullen worden bejaagd? Zo nee, waarom niet?
Het gebied is omgeven door een raster en goed te beheersen. In de overdrachtsovereenkomst is opgenomen dat de dieren een semi-wild bestaan krijgen voor de rest van hun natuurlijke levensduur. Hieruit blijkt dat jacht op de dieren niet is toegestaan. Wanneer hier niet aan voldaan wordt, dient de stichting € 1.000,- boete te betalen per dier.
Indien bovenstaande afspraken niet gemaakt zijn, op welke manier is de overplaatsing dan in het belang van het welzijn van de paarden geweest?
Het verminderen van het aantal grote grazers waaronder de paarden is geadviseerd door de commissie Van Geel en overgenomen door provinciale staten van Flevoland. Doel van het terugbrengen van het aantal grazers is om de graasdruk in de Oostvaardersplassen te verminderen zodat de graslanden kunnen herstellen, de vegetatieontwikkeling meer dynamiek krijgt en er ruimte is om andere herstelmaatregelen te nemen, bijvoorbeeld voor het bereiken van de N2000 doelen. Binnen de verschillende mogelijkheden om het aantal paarden terug te brengen is gekozen voor verplaatsen naar andere gebieden om deze paarden in de nabije toekomst een goed leven te geven.
Deelt u de mening dat de paarden een stressvol transport, ziekte en vermagering met alle gevolgen van dien, bespaard zouden zijn gebleven wanneer de oorspronkelijke verbindingszones en migratiemogelijkheden in de Oostvaardersplassen mogelijk gemaakt zouden zijn en de dieren genoeg ruimte en beschutting geboden was? Zo nee, waarom niet?
De verbindingszone is er niet gekomen. Over de mogelijke gevolgen kan ik niet speculeren.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden, zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Alle vragen zijn beantwoord. Waar relevant, is verwezen naar het antwoord op eerdere vragen.
Onderhandelingen in het kader van de Group of Governmental Experts bij de Conventie voor Conventionele Wapens |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie Koopmans c.s. waarin het kabinet wordt verzocht om aanjager te zijn van «een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuw potentiële massavernietigingswapens» zoals drones en killer robots?1
Ja.
Hoe geeft u in de Group of Governmental Experts (GGE) bij de Conventie voor Conventionele Wapens (CCW) opvolging aan de motie?
De motie-Koopmans c.s. constateert dat nieuwe technologische ontwikkelingen hebben geleid en zullen leiden tot het ontstaan en de verspreiding van nieuwe wapens die goedkoper en makkelijker te maken zijn, met de potentie om op ongekend grote schaal dood en verderf te zaaien, en derhalve als massavernietigingswapens kunnen worden beschouwd. Voorts roept de motie de regering op om aanjager te zijn van een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens.
Zoals aan uw kamer is medegedeeld (Kamerstuk 33 694, nr. 45) is het kabinet terughoudend om nieuwe technologieën als (onderdeel van) wapensystemen categorisch te bestempelen als massavernietigingswapens2. Deze terughoudendheid wordt internationaal breed gedeeld, zoals zichtbaar is op de agenda van de Group of Governmental Experts on Lethal Autonomous Weapons Systems (GGE LAWS),waar door verdragspartijen bij de Conventie voor Conventionele Wapens (CCW) gesproken wordt over autonome wapensystemen. Binnen de GGE LAWS wordt zeer zorgvuldig nagedacht en gesproken over de mogelijke toepassingen van nieuwe technologieën op het gebied van autonomie in wapensystemen. Dit internationaal forum indachtig herkent het kabinet (en de internationale gemeenschap) zich niet altijd in het beeld dat juist deze wapensystemen per definitie in staat zullen zijn om op «ongekend grote schaal dood en verderf» te zaaien. De toepassing van autonomie in wapensystemen heeft namelijk ook positieve toepassingen, bijvoorbeeld op het gebied van rekenkracht, inlichtingenvergaring, data-analyse, snelheid van opereren en precisie. Daarmee kan het gebruik van deze systemen leiden tot een vermindering van burgerslachtoffers en nevenschade. Bovendien kan de toepassing van nieuwe technologieën in wapensystemen bijdragen aan het veilig houden van Nederland.
Dat gezegd hebbende, hecht het kabinet eraan te benadrukken dat technologische vooruitgang alleen kan en mag binnen de kaders van het bestaande internationaal recht. Nederland zet zich binnen de GGE daarom in voor de toepassing en naleving van het internationaal recht, dat voor Nederland onverminderd van toepassing is op autonome wapensystemen. Onderdeel van deze inzet is een nadere duiding van het concept «betekenisvolle menselijke controle» en het bereiken van internationale overeenstemming daarover. Het hoofddoel van het kabinet in dit forum is dat autonome wapensystemen te allen tijde onder betekenisvolle menselijke controle blijven staan en conform het internationaal recht worden ontwikkeld en ingezet. Ieder jaar biedt de GGE een eindrapport met conclusies en aanbevelingen aan de jaarlijkse vergadering van verdragspartijen bij de CCW aan, die besluiten (kunnen) nemen over de voortzetting van de werkzaamheden van de GGE. Nederland heeft zich tijdens de meest recente onderhandelingen van de GGE (augustus 2019) succesvol ingezet voor een stevig inhoudelijk rapport dat nadruk legt op de noodzaak tot verdere verduidelijking en ontwikkeling van het bestaande normatieve en operationele kader t.a.v. autonome wapensystemen.
Het kabinet wenst hierbij het onderscheid te benadrukken tussen autonome wapensystemen en volledig autonome wapensystemen. De Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken en de Adviesraad Internationale Vraagstukken definieerden in hun advies «Autonome wapensystemen: de
noodzaak van betekenisvolle menselijke controle»3, een autonoom wapen als een systeem dat zelfstandig doelen, offensief of defensief, die voldoen aan voorgeprogrammeerde kenmerken, selecteert en aanvalt, nadat mensen hebben besloten het wapen in te zetten en waarbij de mens niet meer kan ingrijpen om de aanval te stoppen. Volledig autonome wapensystemen daarentegen – door sommigen ook wel aangeduid als «moordrobots» – zijn zodanig geprogrammeerd dat zij het gehele targeting proces zelfstandig uitvoeren, vanaf het formuleren van het militaire doel tot en met het bepalen van de plaats en tijd van inzet. Betekenisvolle menselijke controle over zulke systemen is niet mogelijk en daarmee zijn deze wapens in strijd met het internationaal recht. Het kabinet verwerpt op voorhand de ontwikkeling en het gebruik van volledigautonome wapensystemen.
Voor een uitgebreide toelichting van de Nederlandse inspanningen t.a.v. de opvolging van de motie-Koopmans c.s. – waaronder maar niet uitsluitend binnen de GGE LAWS – verwijst het kabinet naar de Kamerbrief inzake de motie-Koopmans c.s. over beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens die uw Kamer op 20 september 2019 is toegegaan. In die brief kondigt het kabinet aan dat Nederland het komend jaar een internationale conferentie zal organiseren, waarbij partnerlanden, bedrijfsleven, experts en NGO’s met elkaar zullen spreken over internationale standaarden voor de commerciële Unmanned Aerial Vehicle-industrie, ten behoeve van verantwoorde productie en gebruik.
Ziet u mogelijkheden om samen te werken met buitenlandse partners om in te zetten op een internationaal verdrag of andere bindende regelgeving, en welke initiatieven heeft u daartoe sinds het aannemen van de motie genomen?
Nederland acht het bestaande internationaal recht onverminderd van toepassing op autonome wapensystemen en pleit in het internationale debat voor strikte naleving hiervan t.a.v. de ontwikkeling en het gebruik van dergelijke systemen. Daarom heeft het kabinet initiatieven genomen om meer richting te geven aan de interpretatie en toepassing van het bestaande internationaal recht t.a.v. autonome wapensystemen, zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 2 en uitgebreider omschreven in de hierboven genoemde Kamerbrief inzake de motie-Koopmans c.s. Zo bevat het consensusrapport met conclusies en aanbevelingen van de GGE, dat in november aangeboden zal worden aan de verdragspartijen bij de CCW, elf overeengekomen Guiding Principles voor de ontwikkeling en het gebruik van autonome wapensystemen. Het kabinet zal zich tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de verdragspartijen bij de CCW inspannen voor omarming van het rapport van de GGE en voor bekrachtiging door de verdragspartijen van de elf Guiding Principles.
Het internationale krachtenveld op dit terrein is complex en verdeeld. De standpunten t.a.v. autonome wapensystemen lopen zeer uiteen en het is een uitdaging om sommige vastgelopen discussies weer in beweging te brengen.
De ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Ontbossing onder Bolsonaro met 88 procent toegenomen» en «Duitsland stopt deels met bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de toenemende ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied sinds president Jair Bolsonaro aan de macht is? Kunt u een toelichting geven?
Ja, zie ook de antwoorden op de overige vragen.
Heeft Nederland zich al uitgesproken over de toegenomen ontbossing van het Amazonegebied in de afgelopen maanden? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nederland uit bij alle in aanmerking komende gelegenheden zijn zorgen over de toenemende ontbossing, zowel wanneer dit in het nieuws is, als wanneer dit niet in het nieuws is. Zo heeft Minister Kaag via verschillende media haar zorg uitgesproken over de ontbossing in de Amazone. Daarnaast heeft de DG Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dit onderwerp opgebracht tijdens politieke consultaties met zijn Braziliaanse ambtgenoot in Brasilia in mei 2019. Ook de Nederlandse ambassadeur in Brasilia kaart ontbossing aan in zijn gesprekken met de Braziliaanse overheid. De aanloop naar de besluitvorming over het EU-Mercosur-Associatieverdrag biedt mogelijkheden voor Nederland om, samen met de EU-partners, druk uit te oefenen op Brazilië, gericht op beter beleid en sterkere implementatie en naleving van wetgeving t.b.v. duurzaam bosbeheer.
Is de ontbossing van het Amazonegebied aan bod gekomen tijdens het gesprek dat de Minister-President heeft gehad met president Bolsonaro in Davos? Kunt u een toelichting geven?
De Minister-President heeft tijdens zijn kennismakingsgesprek met president Bolsonaro in januari 2019 in algemene zin gesproken over het belang dat Brazilië actief betrokken blijft bij het Klimaatakkoord van Parijs. Het tegengaan van ontbossing en landdegradatie is daarbij van groot belang.
Bent u bereid om op korte termijn uw zorgen over de ontbossing van het Amazonegebied aan Brazilië over te brengen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederland zal zijn zorgen blijven overbrengen, zeker in het licht van de recente informatie over de toenemende ontbossing van de Amazone. Wij zullen hier de komende maanden prioriteit aan geven. Daarbij streven wij naar samenwerking met de EU en Europese landen om meer gewicht in de schaal te leggen. Daarnaast zetten wij ook de dialoog met de Braziliaanse overheid en andere belanghebbenden voort, ter bevordering van betere samenwerking en nieuwe initiatieven om de productie van agrarische grondstoffen te verduurzamen en ontbossing tegen te gaan.
Hoe kijkt u aan tegen het opschorten van de Duitse bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s en de Noorse dreiging om donaties te korten of stop te zetten?
De Nederlandse regering treedt niet in de afwegingen die beide regeringen ertoe hebben gebracht de bijdragen aan bepaalde milieuprogramma’s te bevriezen, nadat Brazilië o.a. had ingegrepen in de beheerstructuur van het grote Amazonefonds. Het is zorgwekkend dat de aanzienlijke financiële middelen van beide landen nu niet meer ten goede komen aan duurzaam bosbeheer en de bestrijding van ontbossing in de Amazone.
Hoeveel draagt Nederland bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied? Overweegt Nederland soortgelijke maatregelen te nemen?
Nederland draagt direct bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied ter waarde van ongeveer € 3,5 miljoen. Dit geld gaat echter niet naar het Amazonefonds. Er is voor Nederland geen directe aanleiding om soortgelijke maatregelen als Duitsland en Noorwegen te nemen. Zie verder ook het antwoord op vraag 6.
Overweegt u andere maatregelen te nemen om uw zorgen met betrekking tot de ontbossing van het Amazonegebied kracht bij te zetten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het Kabinet beraadt zich momenteel op eventuele nadere stappen. Die zijn ook afhankelijk van verdere ontwikkelingen t.a.v. de Amazone, zowel in Brazilië als daarbuiten.
Het bericht dat de VS Nederland zou willen helpen Syriëgangers terug te halen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «VS wil Nederlandse Syriëgangers wel ophalen»?1
Ja.
Klopt het dat de Verenigde Staten op enigerlei wijze, formeel of informeel, een aanbod hebben gedaan om Nederland te helpen bij het terughalen van Syriëgangers uit Syrië naar Nederland?
Ja.
Wat hield dit aanbod precies in?
De VS zijn van mening dat landen hun foreign terrorist fighters moeten repatriëren uit de detentiekampen in Noordoost Syrië en dragen dat standpunt actief uit. Om landen te bewegen hieraan uitvoering te geven hebben de VS landen met foreign terrorist fighters in detentie in Noordoost Syrië, waaronder Nederland, het staande aanbod gedaan om te assisteren bij de terugkeer van hun uitreizigers naar het land van herkomst.
De VS heeft Nederland bovendien concreet aangeboden bereid te zijn het transport van 10 Nederlandse vrouwelijke uitreizigers en hun kinderen naar Nederland te faciliteren2.
Wanneer is dit aanbod gedaan?
De VS heeft Nederland op 28 juni 2019 hulp aangeboden bij de repatriëring van deze 10 vrouwen en hun kinderen.
Aan wie is dit aanbod gedaan?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft het kabinet zelf de Amerikanen om hulp gevraagd bij het terughalen van Syriëgangers en/of Nederlandse vrouwen en kinderen in Syrië naar Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het staande kabinetsbeleid is dat Nederlandse uitreizigers niet actief worden opgehaald uit Syrië. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 21 februari 2019 (Kamerstuk TK 29 754, nr. 492), heeft het kabinet de mogelijkheden verkend op welke wijze uitvoering kan worden gegeven aan de bevelen tot gevangenneming van de Rechtbank in Rotterdam. Daartoe is onder andere gesproken met de VS. Zie verder het antwoord op vraag 8 en 9.
Wat bedoelde u tijdens uw persconferentie van 12 juli jl. met uw uitspraak «Een eventueel aanbod van Amerika in die richting betekent niet dat aan die randvoorwaarden is voldaan»? Aan welke randvoorwaarde(n) zou met een dergelijk verzoek wel zijn voldaan en aan welke niet?
Amerikaanse assistentie bij het repatriëren van Nederlandse uitreizigers zou eventuele risico’s met betrekking tot de volatiele veiligheidssituatie in de regio mogelijk slechts deels wegnemen. Nederland hoeft dan naar alle waarschijnlijkheid geen ambtenaren naar het onveilige Noord-Oost Syrië te sturen om de terugkeer te organiseren en te begeleiden. De risico’s met betrekking tot de veiligheid van betrokkenen worden niet geheel weggenomen, omdat een transport in deze regio uiteraard niet zonder gevaren is. De problematiek ten aanzien van de internationale betrekkingen blijft bestaan. Het aangaan van formele relaties met niet-erkende, separatistische groeperingen en/of entiteiten brengt risico’s met zich mee in de relaties met landen in de regio. Tenslotte laat het Amerikaanse aanbod onverlet dat het terughalen van Nederlandse uitreizigers bijvoorbeeld directe gevolgen kan hebben voor de nationale veiligheid van Nederland en die van andere Schengenlanden.
Wat is uw reactie op het aanbod van de Amerikanen? Bent u bereid dit in overweging te nemen, daar dit aanbod onder andere de voorwaarde van het kabinet zou wegnemen om geen eigen mensen naar onveilig gebied te sturen bij het terughalen van Nederlandse Syriëgangers en/of Nederlandse vrouwen en kinderen?
Nederland heeft het aanbod niet aanvaard.
Om welke redenen zou het verzoek, met het oog op de voorwaarden die zijn gesteld voor het wel of niet terughalen van Nederlanders uit Syrië, afgewezen dan wel geaccepteerd worden?
Het Amerikaanse aanbod komt weliswaar tegemoet aan het bezwaar dat er Nederlandse ambtenaren naar onveilig gebied worden gestuurd, maar de overige in antwoord 7 geschetste risico’s blijven bestaan.
Hebben de Verenigde Staten dit aanbod tevens gedaan aan andere EU-landen waarvan onderdanen zich in Syrië bevinden? Zo ja, op welke wijze is door hen gereageerd?
Zoals reeds gememoreerd in antwoord op vraag twee, hebben de VS aan alle landen met foreign terrorist fighters in detentiekampen in Noordoost Syrië, waaronder enkele EU-landen, het aanbod gedaan om uitreizigers naar de landen van herkomst te repatriëren. Italië is het enige EU-land waarvan bekend is dat het met ondersteuning van de VS een Italiaanse uitreiziger heeft gerepatrieerd.
Op welke wijze zijn vorig jaar de ruim honderd Kosovaren uit Syrië teruggehaald naar Kosovo? Welke rol hebben de Amerikanen bij deze missie precies gespeeld?
Op 20 april jl. zijn na zeven maanden intensief contact tussen VS en de Kosovaarse overheid, 110 Kosovaarse ISIS-strijders en hun families onder begeleiding van Amerikaanse en Kosovaarse autoriteiten in een Amerikaans vliegtuig naar het vliegveld van Pristina overgebracht.
In hoeverre zou met hulp van de Amerikanen eenzelfde soort missie op touw kunnen worden gezet als de recente Franse missie waarbij twee Nederlandse weeskinderen zijn teruggehaald?
Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer d.d. 10 juni jl. (Kamerstuk 2019D24026) vormde het terughalen van de twee Nederlandse weeskinderen een unieke situatie conform de kaders ten aanzien van (achtergebleven) kinderen van overleden uitreizigers, zoals eerder gemeld aan uw Kamer op 21 februari 2019 (Kamerstuk TK 29 754, nr. 492).
Hoe vaak hebben de Amerikanen het kabinet inmiddels formeel dan wel informeel verzocht om de eigen onderdanen uit Koerdische kampen in Syrië terug te halen? Wat was per verzoek de reactie van het kabinet hierop?
De VS zijn van mening dat foreign terrorist fighters in detentie in Noordoost Syrië door de landen van herkomst moeten worden gerepatrieerd. Daartoe roept de VS zowel bilateraal, publiekelijk als in relevante fora, waaronder bijvoorbeeld de Anti-ISIS Coalitie, herhaaldelijk op. Nederland draagt in reactie daarop het staande kabinetsbeleid terzake uit.
Kunt u deze vragen voor 3 september 2019 beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht dat president Macron namens de EU 15 miljard Euro aanbiedt aan Iran |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat president Macron (Frankrijk) namens de Europese Unie (EU) of namens EU-landen een bedrag van 15 miljard euro aanbiedt aan het islamitische terreurbewind van Iran?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een dergelijk knotsgek aanbod is gedaan of op stapel staat? Zo ja, kunt u garanderen dat geen cent van de Nederlandse belastingbetaler direct of indirect aan dergelijke verkwisting zal worden bijgedragen?
In tegenstelling tot bovengenoemde berichtgeving heeft president Macron geen Europees geld toegezegd aan Iran. De Franse president kan zonder voorafgaande instemming sowieso geen fondsen namens Nederland en/of de EU(-Lidstaten) aanbieden; alleen namens Frankrijk. Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland – de Europese ondertekenaars van het nucleaire akkoord – trachten wel middels economische maatregelen het nucleaire akkoord overeind te houden. Nederland steunt de zogeheten E3 hierin.
Wilt u zich met hand en tand verzetten tegen iedere subsidie of lening voor Iran?
Nederland verleent momenteel geen subsidies aan de Iraanse overheid. Mocht er in de toekomst sprake zijn van voorstellen voor subsidies of leningen voor Iran zullen die op dat moment op hun merites beoordeeld worden.
Het ontslag van de directeur van het Braziliaanse instituut dat versnelde ontbossing van Amazone aantoonde |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat de Braziliaanse president Bolsonaro de directeur van het National Space Research Institute (INPE), dat de versnelde ontbossing van het Amazonewoud aantoonde, daadwerkelijk ontslagen heeft?1 2 Wat vindt u ervan dat de Braziliaanse regering zich op deze wijze gericht heeft tegen de wetenschappelijke boodschapper van slecht nieuws?
President Bolsonaro lijkt, blijkens persberichten, druk te hebben uitgeoefend op de directeur van de overheidsorganisatie INPE die o.a. ontbossingscijfers bijhoudt. De verantwoordelijke Minister van wetenschap, technologie, innovatie en communicatie, Marcos Pontes, heeft Ricardo Galvão ontslagen als directeur van INPE. Voor zover dit ontslag verband zou houden met de publicatie van de ontbossingscijfers, zou dit een zorgwekkende ontwikkeling zijn, temeer omdat de Braziliaanse regering nog geen antwoord heeft gevonden op de toenemende illegale ontbossing.
Vindt u dit acceptabel gedrag van een handelspartner? Zo nee, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo ja, waarom?
Zoals in antwoord 1 aangegeven, zou het zorgwekkend zijn indien het ontslag van dhr. Galvão gemotiveerd zou zijn door de publicatie van onwelgevallige ontbossingscijfers. Het Kabinet blijft het bredere thema ontbossing aankaarten bij de Braziliaanse autoriteiten.
Bent u bereid uw steun uit te spreken voor de werknemers van het INPE die de straat op zijn gegaan om tegen het ontslag van hun directeur te protesteren? Zo nee, waarom niet?
Ik heb begrip voor de reactie van de werknemers. Nederland spreekt Brazilië reeds consequent aan op het belang de Amazone te beschermen en zal dit blijven doen. Ik zie daarom geen aanleiding steun uit te spreken voor deze specifieke demonstratie.
Bent u bereid er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat de EU zich aan de zijde van de werknemers van het INPE schaart? Zo nee, waarom niet? Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Ook de EU spreekt Brazilië consequent aan op het belang de Amazone te beschermen. Het kabinet ziet er daarom geen aanleiding toe bij de Europese Commissie aan te dringen zich achter de INPE-werknemers te scharen.
Het bericht ‘All-points alert out for “most dangerous Portuguese terrorist of them all’ |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u dit bericht?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Welke rol speelt de Nederlandse regering en welke rol spelen Nederlandse diplomaten aangaande Angela Barreto, die de Nederlandse nationaliteit bezit?
Nederland verleent geen steun aan Nederlandse uitreizigers om Syrië te verlaten. Indien personen zich bij een diplomatieke vertegenwoordiging in de regio melden, kan er consulaire bijstand worden verleend. Verder gaat het kabinet niet in op individuele zaken.
Deelt u de mening dat Angela Barreto door haar keuze voor het IS-kalifaat haar rechten, ooit nog in Nederland te komen, heeft verspeeld?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag twee doet het kabinet over individuele zaken geen uitspraken. Wel geldt in het algemeen dat een Nederlandse staatsburger niet de toegang tot Nederland geweigerd kan worden.
In de regel geldt dat op grond van artikel 14 lid 4 Rijkswet op het Nederlanderschap het Nederlanderschap kan worden ingetrokken van een persoon indien uit zijn gedragingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een organisatie die door de Minister van Justitie en Veiligheid is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Daarvoor moet onder meer vaststaan dat de betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en zich buiten het Koninkrijk bevindt. De intrekking mag niet tot staatloosheid leiden.
Bent u bereid alles in het werk te stellen deze gevaarlijke terroriste voor altijd buiten Nederland te houden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid druk uit te oefenen op de Portugese regering, Angela Barreto nooit toe te laten tot Portugal en daarmee de Schengenzone, om zo de kans te verkleinen dat zij ooit naar Nederland komt? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft geen jurisdictie over beslissingen van andere (Schengen-) landen inzake het staatsburgerschap en de daarbij behorende rechten.
Het corruptieschandaal bij de UNRWA |
|
Danai van Weerdenburg (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ethics report accuses UNRWA leadership of abuse of power», waarin de laatste schokkende feiten rond United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) worden toegelicht?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de inhoud van het interne rapport van de ethische VN-commissie van UNRWA over ernstige integriteitsschendingen door (de top van) UNRWA, waaronder machtsmisbruik, corruptie, cliëntelisme en het onderdrukken van afwijkende meningen binnen de organisatie?
Ik wacht het oordeel van de onafhankelijke inspectie van de Verenigde Naties in New York af (United Nations Office of Internal Oversight Services- OIOS). Daaruit zal moeten blijken in hoeverre de bevindingen uit het interne rapport van de ethische commissie van UNRWA kloppen. Nederland heeft meermaals bij OIOS en bij het kantoor van de Secretaris-Generaal van de VN aangedrongen op een zorgvuldig onderzoek en op spoedige publicatie.
Hoe beoordeelt u de vermeende financiële problemen bij UNRWA, nu blijkt dat de top van UNRWA geld heeft gebruikt voor «excessieve reizen»?
Ik wacht het oordeel van OIOS af of er sprake is van excessieve reizen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid de Kamer een overzicht te doen toekomen omtrent hoeveel Nederlands belastinggeld met de frauduleuze activiteiten van UNWRA is verspild? Bent u bereid eventuele Nederlandse bijdragen per direct te stoppen en reeds overgemaakte gelden terug te vorderen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van fraude, malversatie of onregelmatigheden in uitvoering van de kerntaken van UNRWA.
Herinnert u zich dat de Amerikaanse president Trump vorig jaar besloot om zijn steun voor UNRWA stop te zetten, dat U toen versneld geld overmaakte naar UNRWA en daar later zes miljoen euro extra bij deed? Bent u op de hoogte dat inmiddels ook Zwitserland de betalingen aan UNRWA heeft stopgezet? Ziet u nu, in het licht van de laatste berichten, eindelijk in dat de handelwijze van president Trump de enige juiste was en bent u bereid die te volgen? Zo nee waarom niet?
Nederland wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek van OIOS en heeft besloten de bijdrage aan UNRWA vooralsnog aan te houden totdat de VN opheldering geeft over de beschuldigingen en adequaat optreedt. Andere EU-lidstaten vragen dezelfde openheid en optreden van de VN. De meesten hebben reeds hun reguliere bijdrage overgemaakt. Verder lijken zij vooralsnog niet het Nederlandse voorbeeld te volgen om de bijdrage aan te houden, in het belang van stabiliteit in de regio. Zwitserland en België hebben besloten een additionele bijdrage voor UNRWA aan te houden, maar hebben de reguliere bijdrage reeds betaald.
Zoals eerder met uw Kamer gecommuniceerd, betreurt het kabinet de destijds eenzijdig genomen beslissing van de Verenigde Staten om de bijdrage aan UNRWA stop te zetten. De organisatie is van essentieel belang voor opvang in de regio door het verlenen van basisvoorzieningen aan ruim 5 miljoen Palestijnse vluchtelingen. Korten op het budget van UNRWA zou kunnen leiden tot verdere spanningen en instabiliteit in de regio. Het is van essentieel belang dat deze hulpverlening kan worden voortgezet, ook met steun van Nederland. Dit geldt ook voor Jordanië en Libanon, die beiden grote hoeveelheden Palestijnse vluchtelingen opvangen, ook uit Syrië. Het kabinet verwijst verder naar de antwoorden op Kamervragen met kenmerk 2018Z01121 d.d. 1 februari 2018 over dit onderwerp.
De jaarlijkse algemene vrijwillige bijdrage aan UNRWA die in de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is opgenomen bedraagt 13 miljoen euro. Dit was ook het geval voor 2018 en is in de begrotingsbehandeling besproken. Zoals gebruikelijk beoordeelt het kabinet aan het einde van het jaar binnen de bestaande afspraken over humanitaire hulp welke aanvullende Nederlandse bijdragen op basis van het humanitair imperatief wenselijk zijn.
Bij de beantwoording van de feitelijke vragen inzake HGIS-nota 2019 (BZDOC-1235421577-13) heb ik u bijgaand overzicht verstuurd van de bestedingen aan UNRWA de afgelopen 10 jaar.
21.148.283
20.108.287
21.021.394
19.142.857
15.598.089
17.502.000
19.000.000
18.503.585
19.000.000
19.000.000
Afgelopen week heeft de Secretaris-Generaal van de VN nogmaals benadrukt hoe belangrijk het werk van UNRWA is voor Palestijnse vluchtelingen. Hij riep lidstaten en partners op gecommitteerd te blijven aan de organisatie, zodat deze het belangrijke werk en de dienstverlening aan vluchtelingen kan voorzetten. Gezien het humanitaire belang van UNRWA-activiteiten is het kabinet voornemens deze jaarlijkse bijdrage ook de komende jaren voort te zetten. Het kabinet zal uw Kamer daarover op de gebruikelijke wijze informeren.
Bent u het eens dat UNRWA geen toekomstperspectief biedt, maar in plaats daarvan generaties van Palestijnse Arabieren afhankelijk maakt en houdt van donaties die – naar nu eens te meer blijkt – niet zelden in de zakken van corrupte UNRWA-medewerkers en partnerorganisaties verdwijnen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid alle financiële steun van Nederland aan UNRWA onmiddellijk en definitief stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De zorgelijke situatie van Aramese christenen in zuidoost Turkije |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de inhoud van de brief van de Aramese Beweging voor Mensenrechten over de alarmerende situatie van Aramese christenen in zuidoost Turkije?1
Ja.
Wat is uw reactie op de in de brief genoemde brandstichting op drie plaatsen waar Aramese christenen wonen?
De ambassade in Ankara onderhoudt nauw contact met de Aramese gemeenschap en NGO’s die zich bezighouden met de rechten van minderheden in Turkije. Ook over deze branden is al contact geweest tussen een vertegenwoordiger van de ambassade in Ankara enerzijds en de Aramese gemeenschap en de lokale Turkse autoriteiten anderzijds. Bovendien is dit onderwerp door de ambassadeur op hoog niveau onder de aandacht gebracht van het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uit contacten met de Turkse overheid en de Aramese gemeenschap blijkt dat sprake is van verschillende branden die kort na elkaar plaatsvonden en voor zover mogelijk door de Turkse brandweer zijn geblust. Bij de Turkse autoriteiten is aangifte gedaan van brandstichting.
Is uw indruk dat de Turkse autoriteiten minderheden in het land onvoldoende in bescherming nemen? Zo nee, waarom niet?
Het is nu aan de Turkse autoriteiten om de genoemde branden te onderzoeken. In het algemeen blijven de rechten en positie van christelijke minderheden in Turkije een zorgpunt. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een prioriteit van het Nederlandse buitenlandse mensenrechtenbeleid, waarvoor Nederland zich zowel bilateraal als via de diverse multilaterale fora blijft inzetten. Nederland zal Turkije als lidstaat van de Raad van Europa en kandidaat-lidstaat van de Europese Unie dan ook blijven aanspreken op de internationaalrechtelijke verplichtingen die het land is aangegaan ten aanzien van de bescherming van deze minderheden, zoals ook verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Een positieve ontwikkeling in dit verband is de legging van de eerste steen van de eerste nieuw te bouwen Syrisch-Orthodoxe kerk in Turkije in de periode van de Republiek, op 3 augustus jl. door president Erdogan en de Syrisch-Orthodoxe aartsbisschop van Istanbul.
Bent u bereid in uw contacten met Turkije onderzoek te bepleiten naar deze brandstichtingen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur heeft deze specifieke situatie reeds op hoog niveau besproken met het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierbij zijn ook de Nederlandse zorgen duidelijk voor het voetlicht gebracht.
Een mogelijke nieuwe illegale militaire interventie door Turkije in het noorden van Syrië |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Turkey’s Threat to Push Further Into Syria» en «Turkey has «no patience left» with U.S. on Syria safe zone»?1
Ja.
Ziet u ook dat Turkije opnieuw voorbereidingen treft voor en dat het stappen zet richting een illegale militaire interventie in het noorden van Syrië? Zo nee, wat is dan uw inschatting?
Het Turkse leger heeft al enkele maanden troepen aan de Syrische grens geconcentreerd. Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat Turkije concrete voorbereidingen treft voor een offensief. Turkije is nog altijd in gesprek met de VS over het instellen van een veilige zone aan de Turks-Syrische grens. Hiertoe is inmiddels de eerste concrete stap gezet in de vorm van de oprichting van een Turks-Amerikaans Joint Operation Center in de Turkse stad Şanlıurfa.
Op voorhand valt geen uitspraak te doen over de rechtmatigheid van mogelijk optreden. Zoals bekend is het kabinet van mening dat Turkije zich moet onthouden van acties die de strijd tegen ISIS ondermijnen of de toch al complexe politieke situatie verder zouden verslechteren.
Hoe beoordeelt u de uitlatingen van de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken dat Turkije mogelijk overgaat tot een militaire operatie ten oosten van de rivier de Eufraat?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de grote zorgen hierover, omdat zo’n interventie illegaal is, het mogelijk zal leiden tot vele doden, gewonden en vluchtelingen, het afleidt van de strijd tegen Islamitische Staat en het een politieke oplossing van de oorlog in Syrië alleen maar verder uit beeld brengt? Zo nee, waarom niet? Kunt u op alle punten afzonderlijk reageren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid contact op te nemen met uw Turkse ambtsgenoot om ervoor te pleiten dat Turkije niet overgaat tot een nieuwe illegale militaire interventie in Syrië? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse standpunt over de situatie in Syrië is door mij met Minister Cavusoglu besproken tijdens zijn bezoek aan Nederland op 11 april jl. De situatie in Syrië, waaronder het Turks-Syrisch grensgebied, blijft een belangrijk gespreksonderwerp in bilaterale contacten tussen Nederland en Turkije.
Bent u bereid in EU- en NAVO-verband te pleiten voor sancties tegen Turkije als het noorden van Syrië opnieuw binnen wordt gevallen? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven gemeld, is Turkije nog altijd in gesprek met de VS over het instellen van een veilige zone aan de Turks-Syrische grens, als onderdeel van een breder veiligheidsmechanisme in Noordoost-Syrië. Op voorhand valt geen uitspraak te doen over de rechtmatigheid van mogelijk optreden.
Uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. over eenzijdige resoluties bij de VN |
|
Raymond de Roon (PVV), Pieter Omtzigt (CDA), Sven Koopmans (VVD), Joël Voordewind (CU), Thierry Baudet (FVD), Chris Stoffer (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u bevestigen dat Nederland voor de resolutie «Situation of and assistance to Palestinian women» gestemd heeft in de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties?
Ja.
Is er, behalve deze veroordeling van Israel, nog enig ander land veroordeeld tijdens deze sessie voor het schenden van vrouwenrechten?
Nee.
Kunt u aangeven hoeveel resoluties in de VN-Mensenrechtenraad en in de Economische en Sociale Raad Israël veroordelen (in de afgelopen vijftien jaar) en hoeveel resoluties de vijf meest bekritiseerde landen veroordelen?
Sinds de oprichting van de Mensenrechtenraad in 2006 zijn, verdeeld over 41 sessies, 66 resoluties aangenomen die zich richten op de mensenrechtensituatie in de Palestijnse en andere bezette gebieden. In de Economische en Sociale Raad zijn in de periode 2005–2019 dertig resoluties aangenomen met betrekking tot de positie van Palestijnse vrouwen en de sociaaleconomische situatie in de door Israël bezette gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem. In deze periode zijn tachtig resoluties aangenomen over de mensenrechtensituatie in Syrië, Soedan,
Myanmar, Democratische Republiek Congo en Noord-Korea. Zorgen over de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië worden frequent aan de orde gesteld in verklaringen van onder meer de Europese Unie en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. Maart jongstleden werd een sterk politiek signaal afgegeven met een verklaring van 36 landen, waarin de positie van vrouwen, vrouwelijke mensenrechtenactivisten in het bijzonder werd benadrukt.
Hoe vaak is bijvoorbeeld de situatie van vrouwen in Saoedi-Arabië, waar vrouwen zonder hun «male guardian» helemaal niets mogen, op de agenda geplaatst en hoe vaak is dat land veroordeeld?
Zie antwoord vraag 3.
Acht u dit proportioneel?
Het kabinet vindt het onbevredigend dat Israël disproportioneel veel vaker genoemd wordt in resoluties binnen de Verenigde Naties dan sommige andere landen waar mensenrechten onder grote druk staan. Het kabinet zet zich daarom in om deze disproportionele aandacht te verminderen en voert daarbij de motie-Van der Staaij uit, zoals aangegeven in eerdere Kamerbrieven hieromtrent, bijvoorbeeld de brief van 19 september 2018 (kenmerk 23 432 nr. 471) en in de antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Voordewind, Ten Broeke en Van Helvert (Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2017–2018, met volgnummer 915, d.d. 19 januari 2018).
Het kabinet beoordeelt ieder voorgesteld besluit van een internationale organisatie op zijn merites. Uitgangspunten daarbij vormen het internationaal recht, het regeerakkoord, waarin wordt aangegeven dat het kabinet de goede betrekkingen met Israël en de Palestijnse Autoriteit benut voor het behoud en de verwezenlijking van de twee-statenoplossing, en het EU-beleid ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces, zoals vastgesteld in Raadsconclusies. Internationaalrechtelijke uitgangspunten zijn leidend bij de beoordeling van voorgestelde resoluties en andere besluiten waarin de status van de door Israël bezette gebieden (Golan, Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, en Gaza) centraal staat. Het uitspreken van Nederlandse zorgen over disproportionele aandacht laat onverlet dat het kabinet van mening is dat er in VN-verband ruimte moet zijn om gerechtvaardigde kritiek op het optreden van lidstaten te uiten.
Uit overwegingen zoals hierboven weergegeven, heeft Nederland zich het afgelopen jaar onthouden van stemming in de Wereldgezondheidsraad over een resolutie over de gezondheidssituatie in de door Israël bezette gebieden. Nederland was geen lid van de Mensenrechtenraad toen daar in maart jl. diverse resoluties met betrekking tot het Midden-Oostenvredesproces werden aangenomen. Nederland was afgelopen jaar ook geen lid van de Uitvoerende Raad van UNESCO, waar ook dit jaar verschillende resoluties konden worden aangenomen zonder discussie nadat Israël en de Palestijnse Autoriteit hierover afspraken gemaakt hadden.
In ECOSOC heeft Nederland voor een jaarlijks terugkerende resolutie over de rechten van Palestijnse vrouwen gestemd. Afgelopen jaren diende de Palestijnse Autoriteit deze resolutie eveneens in ter adoptie door de Commission on the Status of Women (CSW). Deze resolutie werd voorheen ieder jaar aangenomen in CSW en ECOSOC, ongeacht de positie van de EU. De EU heeft, mede op aandringen van Nederland, in onderhandelingen de Palestijnse Autoriteit ervan weten te overtuigen de resolutie niet meer in CSW te agenderen en ter stemming te brengen en de inhoud van de resolutie aan te passen. Mede door de Nederlandse inspanning is de tekst van de overgebleven resolutie meer gebalanceerd geworden en wordt de Secretaris Generaal niet langer gevraagd een apart rapport te schrijven over de situatie van Palestijnse vrouwen. Voorbeelden van de inhoudelijke verbetering zijn het feit dat de bezetting niet langer «het» grootste obstakel voor het verwezenlijken van situatie van Palestijnse vrouwen wordt genoemd, en daarnaast wordt verwezen naar de verplichtingen waaraan de Palestijnse Autoriteit zich gebonden acht – waar eerder alleen Israël werd aangesproken.
De onderhandelingsinzet van de EU, waaronder de inzet van Nederland, heeft ertoe geleid dat de resolutie alleen in ECOSOC is geagendeerd en de inhoud evenwichtiger is geworden. Zonder actieve bemoeienis zou de resolutie opnieuw in CSW en ECOSOC zijn aangenomen, zonder inhoudelijke verbeteringen. Nederland heeft, samen met het merendeel van de Europese leden van de ECOSOC, daarom voor deze resolutie gestemd.
Het terugdringen van het aantal stemmingen over resoluties en de inhoudelijke verbetering is een positieve stap, maar nog niet voldoende. Het is onverkwikkelijk dat binnen de VN het aantal resoluties over Israël aanzienlijk hoger is dan over landen als Saudi Arabië, Iran, Syrië of Venezuela. Nederland zal zich daarom actief blijven inzetten om disproportionele aandacht tegen te gaan in de VN en voor het verminderen van het aantal resoluties over Israël en de bezette gebieden. Tevens zal Nederland zich blijven inzetten voor het brengen van meer inhoudelijke balans in resoluties over het Midden-Oosten Vredesproces, zodat niet langer uitsluitend het handelen van een partij belicht wordt. In de Mensenrechtenraad zal Nederland zich inzetten voor het afbouwen van het specifieke agenda-item over Israël en de bezette gebieden. Nederland zal (concept)resoluties in internationale mensenrechtenfora op de eigen merites blijven beoordelen, rekening houdend met de daadwerkelijke mensenrechtensituatie.
Hoe heeft de regering elk van de twee punten van de aangenomen motie-Van der Staaij c.s. (34 775, nr. 44), uitgevoerd in de VN-organen waarin Nederland vertegenwoordigd is, daar waar die motie de regering in 2017 opriep om Kunt u bij beide agendapunten voorbeelden geven?
Zie antwoord vraag 5.
Het berechten van Nederlandse Syrië-gangers door de Koerdische autoriteiten in Noord-Syrië |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Les Kurdes de Syrie prêts à juger les djihadistes français»?1
Ja.
Zult u, conform de motie Laan-Geselschap c.s.2, alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat (ook) Nederlandse jihadisten daar worden berecht waar zij hun afgrijselijke misdaden hebben begaan?
Ja. Uitreizigers moeten verantwoording afleggen voor misdrijven die zij hebben gepleegd en hiervoor worden berecht. Bij voorkeur in de regio waar de misdaden hebben plaatsgevonden. Om die reden onderzoekt Nederland met internationale partners de mogelijkheden voor een vorm van berechting in de regio.
Zult u daartoe in overleg treden met de Koerdische autoriteiten in Noord-Syrië om te zien wat zij nodig hebben om hun aanbod van lokale berechting gestand te doen?
In de huidige situatie is onvoldoende sprake van een duidelijke langetermijnstrategie voor de regio. Het kabinet is terughoudend met het maken van afspraken of samenwerken met niet-statelijke entiteiten die feitelijk gezag uitoefenen over een gebied waar de betreffende regering effectief geen gezag meer uitoefent. Dit vanwege de invloed die deze afspraken of samenwerking kunnen hebben op het aanzien van deze niet-statelijke entiteiten en op de relaties met andere actoren en landen in de regio.
Is het kabinet bereid om de benodigde financiële en juridische ondersteuning te bieden om dit mogelijk te maken, al dan niet samen met andere relevante partners?
Nederland zet in op vervolging en berechting van ISIS-strijders en richt zich daarbij op de benadering die nodig is om hiertoe te komen. Dit heeft tot nu toe geresulteerd in een brede inzet, waarbij ook het belang van bewijsvergaring, detentie, rehabilitatie en re-integratie in Irak en Syrië in acht worden genomen. Nederland draagt hier al op diverse manieren aan bij, bijvoorbeeld door het steunen van bewijsvergaringsmechanismen in Irak (UNITAD) en Syrië (IIIM). Samen met internationale partners wordt bekeken welke steun verder nodig zal zijn.
Overlegt u met de Franse regering en andere westerse regeringen om te komen tot een gezamenlijke ondersteuning van de geboden rechtsgang, opdat deze ten minste kan voldoen aan de minimumvoorwaarden van een eerlijk proces?
Nederland is met diverse Europese en internationale partners, waaronder Frankrijk, in overleg over de opties die er zijn om tot vervolging en berechting van ISIS-strijders te komen. Leidend zijn naleving van internationale mensenrechtenstandaarden en de beginselen van goede procesorde, waaronder het recht op een eerlijk proces. Daarbij is Nederland tegen de doodstraf en zal daar dus ook niet aan mee werken.
Is het kabinet bereid om, met relevante partners, te investeren in lokale detentiecentra voor (Nederlandse) jihadisten?
Het kabinet voorziet geen steun aan detentiecentra in de Koerdische regio.
Nederlandse burgers die de dupe zijn van Amerikaanse regelgeving |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de gevolgen van de Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA) voor Nederlandse burgers?
Ja.
Bent u bekend met de beantwoording van schriftelijke vragen die eerder zijn gesteld, onder andere over het bericht «Fiscaal verdrag drijft Amerikanen in Nederland tot wanhoop»1, vragen over «de uitwerking van FATCA»2 en vragen over «Amerikaanse belastinghervorming»3?
Ja.
Bent u, in het verlengde van bijvoorbeeld de inzet van president Macron, bereid het gesprek met president Trump van 19 juli a.s. te gebruiken om het belang van een oplossing voor deze groep, eventueel door middel van een brief, over te brengen?
Voor de problematiek van deze groep Nederlandse burgers die tevens Amerikaan zijn is tijdens het bezoek van de Minister-President aan Washington, D.C. door Nederland aandacht gevraagd. Ik heb zelf in mei van dit jaar tijdens mijn bezoek aan het Department of Treasury deze problematiek ook opgebracht. Het kabinet zal zich blijven inzetten voor deze groep mensen.
Welke vooruitgang is sinds mei geboekt bij het werken aan een oplossing voor de duizenden gedupeerden?
In de antwoorden op de Kamervragen gesteld op 19 juni jl. en beantwoord op 4 juli is reeds een terugkoppeling gegeven van de door hem in de VS gevoerde gesprekken.4 Vlak na het verzenden van die antwoorden is het onderwerp weer besproken tijdens een raadsvergadering in Brussel. Daarbij is vanuit Nederlandse zijde terugkoppeling gegeven van mijn recente bezoek aan de VS. Daarbij heeft Nederland ook nieuwe oproep gedaan voor een gecoördineerde actie in Europees verband richting de VS. De komende weken zal daar verder aan worden gewerkt.
Bent u bereid om net als de Staatssecretaris van Financiën in gesprek te gaan met belangenorganisaties van Nederlanders die ook de Amerikaanse nationaliteit hebben?
De problematiek staat reeds scherp op het netvlies van het kabinet. Vanuit het Ministerie van Financiën is er frequent contact met belangenorganisaties van Nederlanders die ook de Amerikaanse nationaliteit hebben. Daarbij heeft de Staatssecretaris van Financiën als vertegenwoordiger van het kabinet ook persoonlijk met betrokkenen gesproken.
Bent u bekend met het feit dat het kabinet heeft aangegeven dat de afwezigheid van het Social Security Number (SSN) geen weigeringsgrond kan zijn voor banken om een betaalrekening aan te vragen of te behouden?
Het kabinet is bekend met de verplichtingen die financiële instellingen hebben op het gebied van basisbetaalrekeningen (op grond van een geïmplementeerde Europese richtlijn). Op grond hiervan zijn banken in Nederland – kort samengevat – verplicht om een basisbetaalrekening aan te bieden, tenzij er een weigeringsgrond van toepassing is. Een basisbetaalrekening is – kort gezegd – een betaalrekening waarbij geen debetstand mogelijk is. Het enkel ontbreken van een US TIN/SSN vormt voor de toepassing van deze wetgeving geen weigeringsgrond en kan daarmee geen aanleiding zijn om een basisbetaalrekening te weigeren of op te zeggen. Ik verwijs voor een nadere duiding naar de antwoorden op de Kamervragen van 18 maart jl.5 en de hiervoor genoemde antwoorden op de Kamervragen van 4 juli jl.
Wat vindt u van de signalen dat banken zich daar nog over beraden en op dit moment aanvragen van klanten met een Amerikaanse nationaliteit zonder SSN niet honoreren?
Ik kan mij voorstellen dat Nederlandse banken zich zorgen maken over de mogelijke gevolgen van het niet voldoen aan Amerikaanse regelgeving, zoals FATCA. Tegelijkertijd deelt het kabinet de angst dat onverwijld forse Amerikaanse sancties op grond van FATCA worden opgelegd niet. Het kabinet vindt het echter onwenselijk – zoals ik ook aangaf in beantwoording van de Kamervragen van 4 juli jl. – als er in strijd wordt gehandeld met de Europese betaalrekeningenrichtlijn en de Nederlandse implementatie daarvan. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Welke stappen neemt u tegen banken om te voorkomen dat betaalrekeningen van Nederlandse inwoners worden geblokkeerd?
In eerdere antwoorden op Kamervragen heb ik de visie van het kabinet over de toepassing van de Europese richtlijn over basisbetaalrekeningen uiteengezet. Deze uitleg is gecommuniceerd met de NVB. Het is uiteindelijk aan de toezichthouders om passende maatregelen te nemen als er wordt gehandeld in strijd met de Europese richtlijn over toegang tot een basisbetaalrekening.
Kunt u bevestigen dat Nederlandse inwoners met een Amerikaanse nationaliteit altijd toegang moeten hebben tot een betaalrekening?
Alle inwoners van Nederland hebben – binnen de kaders van de Nederlandse implementatie van de Europese richtlijn over basisbetaalrekeningen – recht op toegang tot een basisbetaalrekening. Zie ook de antwoorden op de vragen 6, 7 en 8.
Herinnert u zich dat het kabinet heeft aangegeven dat in juli in Brussel in een raadsvergadering weer wordt gesproken over de problemen als gevolg van FATCA?
Ja.
Is het gelukt om te komen tot een gecoördineerde actie in Europees verband? Zo ja, op welke wijze wordt deze actie nu uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Het onderwerp is besproken tijdens een raadsvergadering waarbij Nederland landen heeft opgeroepen voor een gecoördineerde actie in Europees verband. Ik verwacht uw Kamer na de zomer nader te informeren over het vervolg.
Bent u voornemens om bijvoorbeeld samen met president Macron, die voor zover bekend in zijn gesprekken met president Trump aandacht heeft gevraagd voor de zogenaamde Accidental Americans, op te trekken om tot een oplossing voor deze groep te komen?
Het kabinet denkt dat een gecoördineerd signaal in Europees verband het sterkst is, waarbij naast Nederland en Frankrijk ook andere Europese landen zich aansluiten.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor uw bezoek van 19 juli 2019 aan president Trump?
Het is niet gelukt deze vragen te beantwoorden voor het bezoek van de Minister-President aan president Trump.
Het bericht dat Minister-President Rutte volgende week voor de tweede maal President Trump bezoekt |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rutte brengt volgende week voor de tweede keer bezoek aan Trump»?1
Ja.
Welke onderwerpen staan er tijdens het gesprek tussen premier Rutte en president Trump op de agenda? Kunt u een toelichting geven?
Het gesprek van de Minister-President met President Trump is onder andere gegaan over de intensieve bilaterale economische handels- en investeringsrelatie. In het bijzonder ging het gesprek over de opvolging van de afspraken die de Minister-President en president Trump tijdens hun ontmoeting in het Witte Huis vorig jaar maakten. Dat betrof met name het vergroten van wederzijdse investeringen en handel en het aantal banen dat hierdoor wordt ondersteund. In dit verband bespraken de Minister-President en president Trump de succesvol verlopen Global Entrepreneurship Summit in Den Haag op 4 en 5 juni jl, die Nederland en de VS gezamenlijk organiseerden. Ook had in dat kader de economische missie naar Boston plaats die door de Minister-President na zijn bezoek aan Witte huis werd geleid. Aan deze namen 87 bedrijven deel actief op het gebied van Life Sciences and Health, A.I. en robotica en climate resilience.
Met president Trump is tevens gesproken over de samenwerking tussen Nederland en de Verenigde Staten op gebied van vrede en veiligheid. Eveneens kwamen buitenlandpolitieke onderwerpen en geopolitieke ontwikkelingen die momenteel plaatsvinden aan bod. In dat verband kwam ook Iran ter sprake. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Karabulut (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3708) maakt het kabinet zich zorgen over spanningen in de Golf en rond het nucleaire akkoord. Nederland roept met regelmaat alle betrokken partijen, zowel bij bilaterale als multilaterale gelegenheden, op tot de-escalatie.
Omwille van het vertrouwelijke karakter van deze gesprekken kan niet specifiek worden ingegaan op alle onderwerpen die besproken zijn.
Heeft de Minister-President ook op de G20 in Osaka met president Trump gesproken?
Ja.
Zal de Minister-President ook aandacht vragen voor de relatie met het Koninkrijk Saoedi-Arabië? Zal de Minister-President spreken over mensenrechtenschendingen in Saoedi-Arabië, de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten en de moord op de journalist Khashoggi? En zal de Minister-President aandacht vragen voor de rol die Saoedi-Arabië speelt in het conflict met Jemen en de gevolgen van wapenhandel van VS met Saoedi-Arabië in relatie tot het conflict met Jemen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Minister-President tijdens de G20 met de kroonprins van het Koninkrijk Saoedi-Arabië gesproken? Zo ja, kunt u toelichten of over eerder genoemde kwesties is gesproken? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Er heeft geen bilateraal gesprek plaatsgevonden tussen de Minister-President en de kroonprins van Saoedi-Arabië.
Zal tijdens het gesprek met president Trump worden ingegaan op het Amerikaanse verzoek aan Nederland om een fregat te sturen naar de Straat van Hormuz? Zo ja, zal de Minister-President de Nederlandse steun toezeggen?
Zie antwoord vraag 2.
Zal tijdens het gesprek ook worden ingegaan op het Amerikaanse verzoek voor hulp in Syrië om te voorkomen dat terreurgroep IS daar weer terugkeert? Zo ja, wat zal de inzet van de Minister-President zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Zal tijdens het gesprek worden gesproken over het klimaatakkoord van Parijs? Gaat de Minister-President aandringen op het opnieuw toetreden van de Verenigde Staten tot het klimaatakkoord? Kunt u een toelichting geven?
Zie antwoord vraag 2.
Zal de Minister-President tijdens het gesprek aandacht vragen voor de relatie met Iran? Zal de Minister-President ervoor pleiten dat de Verenigde Staten opnieuw toetreedt tot het Joint Plan of Action? Kunt u toelichten waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zal tijdens het gesprek gesproken worden over de wijze waarop de Amerikaanse autoriteiten kinderen vasthouden aan de grens met Mexico? Zal de Minister-President president Trump wijzen op het Verdrag voor de Rechten van het Kind? Kunt u toelichten waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zal de Minister-President tijdens het gesprek aandacht vragen voor de gevolgen van Trumps Global Gag Rule2, onder andere de toename van het aantal (onveilige) abortussen met 40 procent in sub-Sahara Afrika? Kunt u toelichten waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is de Minister-President voornemens tijdens het gesprek in te gaan op de strenge anti-abortuswetgeving en de inperking van vrouwenrechten in verschillende Amerikaanse staten? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het vertrek van de Minister-President naar de Verenigde Staten?
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen de door u gestelde termijn te beantwoorden.
Het landgebonden asielbeleid |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de verslechterde veiligheidsomstandigheden in Soedan? Heeft u al een verzoek gedaan bij de Minister van Buitenlandse Zaken voor een nieuw ambtsbericht voor Soedan? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met de recente ontwikkelingen in Sudan. Reeds voorafgaand aan deze ontwikkelingen was bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken verzocht om een nieuw ambtsbericht over Sudan. De verwachting is dat het nieuwe ambtsbericht in oktober 2019 zal worden gepubliceerd. De recente ontwikkelingen zullen in dit ambtsbericht worden meegenomen
Acht u het binnen de huidige situatie in Soedan mogelijk voor terugkerende asielzoekers, bescherming te vragen en te krijgen van de regering, voor zover van een regering sprake is?
Wanneer bij een individuele beoordeling geconcludeerd wordt dat een asielzoeker asielrechtelijke bescherming behoeft, wordt deze bescherming geboden in de vorm van een verblijfsvergunning asiel. Als uit die individuele beoordeling blijkt dat er geen vrees is voor vervolging of onmenselijke behandeling dan is het voor terugkeer ook niet noodzakelijk dat de autoriteiten van het land van herkomst bescherming bieden.
Kunt u motiveren waarom u voldoende bewezen acht dat Iran niet langer homoseksuelen vervolgt? Bent u bekend met de arrestatie van 30 mannen op verdenking van sodomie in 2017?1
Ik ben bekend met genoemde berichtgeving. De beschreven gebeurtenis vond plaats tijdens de verslagperiode van het algemeen ambtsbericht Iran dat werd gepubliceerd in 2017. Het meest recente ambtsbericht schetst ten opzichte van de vorige verslagperiode een voorzichtig positieve ontwikkeling ten aanzien van de positie van lhbti’s. Het ambtsbericht geeft aan dat er geen sprake is van een actieve en systematische opsporing van lhbti’s. Op basis van de beschrijving van de positie van lhbti’s in het huidige ambtsbericht heb ik besloten lhb’s te benoemen tot risicogroep 2 Het ambtsbericht geeft geen aanleiding tot het formuleren van bijzonder beleid voor transgenders en interseksuelen. Het benoemen tot risicogroep betekent dat vreemdelingen die geloofwaardig tot deze groep behoren met geringe indicaties aannemelijk kunnen maken dat hun problemen een gegronde vrees voor vervolging vormen. Ook voorafgaand aan deze beleidswijziging was er sprake van een individuele toets.
Kent u het feit dat, hoewel homoseksualiteit an sich niet meer strafbaar is in Iran, homoseksuele handelingen dat wel degelijk zijn, en daar zelfs de doodstraf op staat? Zo ja, waarom vindt dat feit geen weerklank in uw landenbeleid?2
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 3 heb ik op basis van de informatie in het ambtsbericht besloten lhb-asielzoekers afkomstig uit Iran te benoemen tot risicogroep. De situatie van deze groep in Iran vindt hiermee weerklank in het landenbeleid. Lhb’s kunnen met geringe indicaties aannemelijk maken dat hun problemen een gegronde vrees voor vervolging vormen.
Verwacht u van homoseksuelen die terugkeren naar Iran dat zij geen homoseksuele handelingen verrichten om zo strafvervolging te ontlopen?
Nee. Er mag niet verlangd worden dat terughoudendheid wordt betracht ten aanzien van het uiten van de seksuele gerichtheid. Een homoseksueel zal een verblijfsvergunning krijgen als hij/zij de gerichtheid in het land van herkomst niet kan uiten op een manier die niet wezenlijk anders is dan wordt geaccepteerd van heteroseksuelen in het betreffende land van herkomst, zonder dat hij/zij een risico loopt op vervolging.
Waarom gaat u in het door u gewijzigde landenbeleid ten aanzien van Afghanistan niet in op de positie van minderjarigen?3
Kunt u ingaan op het feit dat in het algemene ambtsbericht Afghanistan van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2019 staat dat onder 29% van de kinderen in Afghanistan kinderarbeid voorkomt? Hoe heeft u dit meegewogen in uw herziene landenbeleid ten aanzien van Afghanistan?
Kunt u ingaan op het feit dat in het algemene ambtsbericht Afghanistan van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2019 staat dat scholen in Afghanistan vaak militair worden gebruikt door zowel de Taliban als de Afghaanse veiligheidsdienst, scholen ook worden aangevallen, en dat 43,7% van de kinderen met een leeftijd voor primair onderwijs niet naar school gaat? Hoe heeft u dit meegewogen in uw herziene landenbeleid ten aanzien van Afghanistan?
Kunt u ingaan op het feit dat in het algemene ambtsbericht Afghanistan van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2019 staat dat Bacha Bazi, het seksueel misbruiken van jongens, door het hele land voorkomt, en dat door de Afghaanse overheid niet of nauwelijks wordt opgetreden tegen de daders? Hoe heeft u dit meegewogen in uw herziene landenbeleid ten aanzien van Afghanistan?
Hoe beoordeelt u het feit dat in het algemene ambtsbericht Afghanistan van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2019 wordt geconcludeerd dat in Afghanistan in 42% van de huishoudens in elk geval één kind onder de achttien jaar getrouwd is? Heeft u het risico op kindhuwelijken meegewogen in uw herziene landenbeleid ten aanzien van Afghanistan? Zo ja, hoe?
Hoe zijn de in vragen 7 t/m 10 genoemde zaken meegewogen in de beslissing een gezin met vier kinderen uit te zetten naar Afghanistan?4
Voor welke delen van Rusland geldt volgens u dat zij mogelijk gelden als vestigingsalternatief voor LHBTI’s? Waarop baseert u dat LHBTI’s in deze gebieden op geloofwaardige bescherming van de Russische overheid kunnen rekenen?
Een beschermingsalternatief wordt zeer terughoudend toegepast. In het landenbeleid ten aanzien van de Russische Federatie wordt, naast de bepalingen uit de Vreemdelingencirculaire omtrent het beschermingsalternatief, aangenomen dat er voor lhbti’s uitsluitend een beschermingsalternatief is als uit de verklaringen van de vreemdeling blijkt dat hij/zij langere tijd zonder problemen elders in de Russische Federatie heeft verbleven en daar ook thans een goed sociaal netwerk heeft.
Verwacht u van Russische LHBTI’s, die u een vestigingsalternatief tegenwerpt, dat zij geen uiting geven aan hun geaardheid/identiteit om gevaar te ontlopen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.