De opvolging van de aanbevelingen bij het rapport “De archivering van chatberichten bij het Ministerie van Algemene Zaken” |
|
Sandra Palmen (NSC) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de brief van 22 november 2023 van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed over de «bevindingen opvolging aanbevelingen inspectie»? Dat gaat over de «De archivering van chatberichten bij het Ministerie van Algemene Zaken» en het onder verlengd toezicht plaatsen van het ministerie1
Ja.
Welke instanties binnen de overheid vallen onder verlengd toezicht van de Inspectie?
Navraag bij de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed heeft opgeleverd dat het Ministerie van Algemene Zaken en de dienst Toeslagen van de Belastingdienst vallen onder verlengd toezicht.
Hoe waardeert u het dat uw ministerie onder verlengd toezicht staat?
Het verlengde toezicht draagt in zijn algemeenheid bij aan het op een goede wijze uitvoeren van de aanbevelingen van de Inspectie. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed is onafhankelijk in de uitoefening van haar taken. Het is niet aan mij om daar een oordeel over te hebben.
De Inspectie geeft aan meer voortgang te hebben verwacht, onder meer op de invoering van het nieuwe Document Management Systeem (DMS) en ontwikkeling van een kwaliteitssysteem. Kunt u zich vinden in deze conclusie?
Het is helaas niet mogelijk gebleken om het nieuwe DMS-systeem conform planning in te voeren. Het Ministerie van Algemene Zaken zal het nieuwe DMS-systeem invoeren zodra dit verantwoord is met het oog op de uitvoering van haar taken. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed is onafhankelijk in de uitoefening van haar taken. Het is niet aan mij om een oordeel over hun conclusie te hebben.
Kunt u per aanbeveling uit het oorspronkelijke rapport uit september 2022, «De archivering van chatberichten bij het Ministerie van Algemene Zaken» aangeven hoe die is opgevolgd en wat de huidige stand van zaken is?
Zie hiervoor de bij deze brief gevoegde bijlage.
Kunt u, na meer dan twee jaar debat en ondertoezichtstelling van het ministerie, nu aangeven hoe de berichten van de Minister-President systematisch, toetsbaar en doorzoekbaar worden gearchiveerd?
De Inspectie voor Overheidsinformatie en Erfgoed heeft onderzoek gedaan naar de archivering bij het Ministerie van Algemene Zaken. Dit onderzoek is aangeboden aan het Ministerie van Algemene Zaken op 28 september 2022, en, met reactie, op 3 oktober 2022 aan de Kamer verzonden.2 Zoals ik heb gemeld in deze reactie op het Inspectierapport verwijder ik sinds eind mei 2022 geen chatberichten meer en worden deze bewaard ten behoeve van veiligstelling en archivering. De chatberichten van de Minister-President worden per oktober 2023 ook opgeslagen in het bestaande document management systeem. Voor de goede orde zij vermeld dat voordien berichten werden gearchiveerd conform de toen geldende richtlijn inzake het bewaren van chatberichten.3
Het Ministerie van Algemene Zaken volgt voorts het rijksbrede beleid ten aanzien van archivering van chatberichten van bewindspersonen. Zie hiervoor onder andere de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 april 20234, het antwoord op vragen van de vaste Kamercommissie van 23 mei 20235 en de brief van 15 september 2023 inzake een tijdelijke instructie voor bewindspersonen chatberichten archivering.6 Ik wijs er voorts op dat op dit moment een voorstel tot wijziging van de Archiefwet bij de Tweede Kamer aanhangig is, waarin de vraag naar het archiveren van chatberichten ook aan de orde is gekomen.7
Indien de parlementaire enquêtecommissie Corona de berichten van de Minister-President zou vorderen, die betrekking hebben op de aanpak van de coronacrisis, krijgt de commissie dan binnen twee weken geordend alle berichten, inclusief de berichten met sleutelfiguren in deze (zoals dhr. Van Dissel, Minister De Jonge, de vicepremiers, de relevante raadsadviseurs), vanaf het begin van de crisis?
Uiteraard zal aan een vordering van een parlementaire enquêtecommissie, waar nodig na overleg en voor zover mogelijk, worden voldaan.
Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u het toegezegde gehanteerde afbakeningsdocument (met de instructies die concreet opgevolgd zijn) in de periode maart 2020 tot 30 september 2021 aan de Kamer doen toekomen?
Aangenomen wordt dat hier niet is bedoeld op het afbakeningsdocument met betrekking tot de hotspot archivering rond corona dat immers de Kamer reeds is verstrekt (TK 2022–2023, 25 295 nr. 1986), maar dat is gedoeld op de werkinstructie van het Ministerie van Algemene Zaken van 10 juli 2020 (zie «De archivering van chatberichten bij het Ministerie van algemene zaken», Inspectie overheidsinformatie en erfgoed, p 39). In de bijlage vindt u de instructie die hiertoe op 10 juli 2020 door de secretaris-generaal is verspreid.
Vindt de archivering van de berichten van de Minister-President nu conform de Archiefwet plaats?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u dit antwoord uitgebreid toelichten en daarin ook ingaan op de tijdelijke instructie voor alle bewindspersonen voor het archiveren van chatberichten?
Zie het antwoord op vraag 6.
Het nieuwe DMS met de naam DIAZ heeft als doel ¨dat na de invoering van DIAZ de medewerkers van de afdelingen meer zelf moeten opslaan». Deelt u de visie dat medewerkers niet belast zouden moeten worden met extra administratieve taken?
Van medewerkers van Algemene Zaken wordt verwacht dat zij conform de Archiefwet de relevante informatie in beheer brengen door deze in het DMS te plaatsen. Het nieuwe DMS is gebruiksvriendelijker, waardoor de kwaliteit van het onder beheer brengen van informatie op een natuurlijke manier hoger wordt. De geciteerde zin heeft betrekking op de benodigde ondersteuning bij het uitvoeren van deze handelingen en impliceert geen verdere belasting van medewerkers met extra administratieve taken.
Wat betreft de aanbevelingen voor de archivering van chatberichten is het Ministerie van Algemene Zaken nog afwachtend aldus de Inspectie. Hoe verklaart u deze afwachtende houding, afgezien van het wachten op een Rijksbrede invulling?
Zie het antwoord op vraag 6.
In het verslag zoals vastgesteld op 24 mei 20232 geeft u bij vraag 39 aan dat «de uitdagingen tweeledig zijn». In hoeverre vind u het een uitdaging om de privacy van burgers en medewerkers te beschermen? Hoe gaat u deze uitdagingen aan?
De uitdaging in de uitvoering van het informatiebeheer zit, op basis van navraag bij het Nationaal Archief, vooral in het gebruik van chatapps. Zie hiervoor ook de brief van 15 september 2023 inzake een tijdelijke instructie voor bewindspersonen chatberichten archivering.9 In chatapps loopt zakelijke, privé en partijpolitieke communicatie regelmatig door elkaar heen. Dit zorgt voor vraagstukken rond een goede uitvoering van informatiebeheer rekening houdend met de eisen uit o.a. de Archiefwet, de Wet open overheid (Woo) en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Privé en partijpolitieke chatconversaties vallen niet onder de Archiefwet en horen dus niet thuis in het archief van de organisatie.
Voor een goede uitvoerbaarheid van het informatiebeheer is het noodzakelijk dat het uitgangspunt om privé, partijpolitieke en zakelijke conversaties aan de voorkant zoveel mogelijk te scheiden op termijn wordt gerealiseerd. Hiermee wordt voorkomen dat privé en partijpolitieke conversaties met onder andere burgers en medewerkers in het archief van de organisatie worden opgenomen.
U geeft in hetzelfde verslag aan dat het Nationaal Archief contact heeft met andere landen over de toepassing van de sleutelfunctiemethodiek. Waarom is Nederland (in navolging van België) nog steeds niet over gegaan tot invoering van de sleutelfunctiemethodiek?
De sleutelfunctiemethodiek is, op basis van navraag bij het Nationaal Archief, in de Verenigde Staten ontwikkeld en daar een tiental jaar geleden voor e-mail ingevoerd. Sinds kort wordt deze methodiek er ook toegepast op chatberichten. Europese landen die deze methodiek willen overnemen moeten echter rekening houden met de verhoudingsgewijs strengere Europese en nationale privacywetgeving en dus passende technische en organisatorische maatregelen nemen om persoonsgegevens te beschermen. Dat omvat in Nederland onder andere het uittekenen van procedures, het ontwikkelen van aangepaste technische voorzieningen en het betrekken van de medezeggenschap. Dat is een complexe opgave, die veel tijd en capaciteit vraagt. Nederland is Europees niettemin één van de voorlopers, zowel voor e-mail als chat: andere Europese landen volgen de Nederlandse aanpak met interesse of wisselen ervaringen met het Nationaal Archief uit. Dat geldt ook voor België, dat op dit moment de invoering van de sleutelfunctiemethodiek voor e-mail onderzoekt en geleidelijk zal uitrollen. Meer informatie is te vinden op de website van het Rijksarchief in België: https://arch.arch.be/index.php?l=nl&m=ambtenaar&r=termen-en-thema-s&sr=e-mailarchivering.
In Nederland is de sleutelfunctie methodiek voor gebruik bij e-mail in 2018 vastgesteld door de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst (ICBR). Daarbij is een modelselectielijst voor e-mail ontwikkeld voor gebruik bij de verschillende organisaties. Voor e-mail zijn vervolgens de eerste selectielijsten in 2023 vastgesteld. Voor publicatie van deze lijsten wordt gewacht tot ook de technische voorziening gereed is. Zonder de passende technische en organisatorische maatregelen, zoals eerder vermeld kan deze methodiek niet daadwerkelijk worden toegepast.
Voor de archivering van chatberichten ontwikkelt het Nationaal Archief momenteel een modelselectielijst. De modelselectielijst wordt binnenkort met de Tweede Kamer gedeeld. Ook hier geldt dat op basis van de modelselectielijst verantwoordelijke overheidsorganen een eigen selectielijst zullen opstellen. Naast de selectielijst moeten ook hier de passende technische en organisatorische maatregelen genomen worden. Hier wordt vanuit het Programma Open Overheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan gewerkt. Het Nationaal Archief is hierbij nauw betrokken.
Er is sprake van een innovatielab bij het Nationaal Archief, waar gekeken wordt naar het verbeteren van technieken en naar verschil tussen applicaties in eigen beheer en extern (niet in eigen) beheer waar een marktverkenning naar wordt gedaan. Welke oplossingen worden voor welk probleem precies gezocht in een marktverkenning?
Er lopen, op basis van navraag bij het Nationaal Archief, twee trajecten door elkaar. Het Nationaal Archief heeft zich in een innovatielab geconcentreerd op de duurzame toegankelijkheid van tekstberichten. Hier zijn een aantal prototypes bedacht, ontwikkeld en voorgelegd aan een begeleidingscommissie. In een volgende fase worden deze prototypes verder uitgewerkt. Meer informatie hierover is hier vinden: https://kia.pleio.nl/groups/view/7f52406f-53bf-4c10-a1d3-0d2f5b16c1c7/innovatielab-informatiehuishouding/blog/view/cdcaf361-fe27-4ad5-8d60-1e7dc1753a7b/beoordelingscommissie-prototypes-team-tekstberichten.
Het innovatielab heeft geen onderzoek en marktverkenning gedaan naar applicaties in eigen beheer en extern.
Het onderzoek en de markverkenning zijn uitgevoerd door een projectgroep van het Rijksprogramma voor Duurzame digitale Informatiehuishouding (RDDI) (https://www.informatiehuishouding.nl/projecten/voorziening-chatarchivering). Het Nationaal Archief maakt deel uit van deze projectgroep. In de marktverkenning zijn methodieken verkend voor het veiligstellen van chatberichten. Deze markverkenning is afgerond en het resultaat en de aspecten die zijn meegenomen vindt u hier: https://www.informatiehuishouding.nl/projecten/voorziening-chatarchivering/documenten/verslagen/2023/12/18/verslag-verkenning-van-methodieken-voor-veiligstellen-chatberichten
Op welke termijn worden resultaten van deze marktverkenning verwacht?
Zie het antwoord op vraag 16.
Zou u de Kamer uiterlijk twee dagen voor de vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (naar verwachting 18 januari 2024) de beantwoording van deze vragen willen doen toekomen?
Dit is mijn streven geweest.
Het artikel 'Aantal huishoudens met schulden door toeslagen in vijf jaar verdubbeld' |
|
Sandra Palmen (NSC), Folkert Idsinga (VVD) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Aantal huishoudens met schulden door toeslagen in vijf jaar verdubbeld»?1
Ja.
Klopt het dat dit jaar ruim 726.000 huishoudens kampten met problematische schulden?
Het CBS heeft het aantal huishoudens met problematische schulden inzichtelijk gemaakt aan de hand van verschillende definities van problematische schuld per soort openstaande schuld. Voor toeslagen hanteert het CBS de definitie van schulden voor tenminste één persoon in het huishouden die langer dan 27 maanden openstaan en minimaal € 50 bedragen. Het Ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid is in de rijksbrede samenwerking met gemeenten, uitvoeringsorganisaties en maatschappelijke organisaties voor het terugdringen van (kinder)armoede en problematische schulden aangesloten bij de definitie problematische schulden die is opgenomen in de gedragscode van NVVK.2 Volgens de NVVK is er sprake van een problematische schuldsituatie als iemand zijn schulden niet meer kan blijven betalen of is gestopt met betalen. In ieder geval een situatie waarin alle openstaande schulden niet binnen 36 maanden (met een betalingsregeling) kunnen worden betaald.3
Kunt u een uitsplitsing maken naar de aard van de schulden/schuldeisers?
De cijfers in de tabel geven weer hoeveel Nederlandse huishoudens op januari 2023 te maken hadden met geregistreerde problematische schulden uitgesplitst per schuldeiser. Deze huishoudens hebben op basis van de cijfers van het CBS mogelijk bij meerdere schuldeisers tegelijkertijd een openstaande schuld, waardoor er overlap van dezelfde huishoudens in meerdere categorieën kan zijn.
Belastingdienst – overige aanslagen
45.2
328.360
Betalingsachterstand geregistreerd bij BKR
34.8
252.500
Zvw wanbetaler
26.9
195.490
Belastingdienst – toeslagen
22.4
163.010
Wet Mulder-boetes (CJIB)
17
123.680
Belastingdienst – oninbare schulden
12.8
92.920
Betalingsachterstand studieschuld (DUO)
10.4
75.620
Bijstandsvorderingen
4.9
35.360
Schuldregeling (BKR)
4.8
35.090
Betalingsachterstand bij UWV
1.8
12.790
WSNP
0.8
6.160
Betalingsachterstand bij SVB
0.4
2.590
Betalingsachterstand eigen bijdrage Wlz/Wmo
0.1
720
Bron: CBS Schuldenproblematiek in beeld
Klopt het dat er in vijf jaar tijd zo’n 80.000 huishoudens zijn bijgekomen met toeslagschulden?
Dat klopt. De belangrijkste verklaring voor de stijging is dat het aantal huishoudens met betalingsachterstanden toenam door de pauzering van schulden tijdens de coronacrisis. Hierdoor is het aantal schulden dat langer dan 27 maanden open stond, maar waarvan de terugbetaling tijdelijk is gepauzeerd, toegenomen. (Zie het antwoord op vraag 6 waarin de oorzaken van de toename nader worden toegelicht).
Op basis van de door het CBS gehanteerde definitie is het aantal huishoudens met een problematische schuld met ongeveer 80.000 huishoudens toegenomen in de periode 2018–2023. Uitgaande van de resultaten in het onderzoek van het CBS waren er in 2018 78.760 huishoudens met problematische schulden bij Dienst Toeslagen en is dit toegenomen tot 163 010 in 2023.
Kunt u een uitsplitsing maken naar de specifieke soort van toeslag?
Een uitsplitsing naar specifieke soort van toeslag wordt weergegeven in de onderstaande tabel. Deze tabel bevat de aantallen unieke debiteuren per januari 2018 en per januari 2024, en de bijbehorende vorderingen per januari 2018 en per januari 2024. Een individuele debiteur kan voor meer dan één toeslag en voor meer dan één toeslagjaar een openstaande schuld hebben.
Aantal vorderingen:
Zorgtoeslag
152.000
314.000
Huurtoeslag
95.000
145.000
Kindgebondenbudget
32.000
82.000
Kinderopvangtoeslag
48.000
49.000
Toeslagen komt tot een hoger aantal debiteuren dan het CBS. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een individu tegelijkertijd voor meerdere toeslagen een openstaande schuld kan hebben, en een huishouden kan uit meerdere individuen bestaan. Dit kan deels het verschil verklaren tussen de cijfers van het CBS en de cijfers van Toeslagen. Om hier duidelijkheid over te krijgen zal in gesprek worden gegaan met het CBS. Zie ook antwoord op vraag 6 voor een verdere toelichting op de toename.
Wat zijn volgens u de belangrijkste verklaringen voor de toename van de toeslagschulden, uitgesplitst per soort toeslag?
Tussen 2018 en 2022 is het bedrag aan uitbetaalde toeslagen gestegen van € 12 miljard naar € 19,5 miljard. Gezien het gestegen bedrag aan uitbetaalde toeslagen is er relatief gezien een daling van het totaalbedrag aan openstaande schulden ten opzichte van 2018. In 2018 stond ongeveer € 1,5 miljard aan openstaande schulden open. In 2023 ging dit ongeveer om hetzelfde bedrag.4 Dit neemt niet weg dat het ontstaan van schulden verder moet worden teruggebracht, zodat er minder terugvorderingen ontstaan (zie ook het antwoord op vraag 10).
Daarnaast is een belangrijkste verklaring voor de toename van de problematische toeslagschulden de pauzering van toeslagschulden vanwege de coronacrisis. Om burgers tijdens de coronapandemie niet verder in financiële moeilijkheden te brengen, werd de invordering van alle toeslagschulden gepauzeerd van maart 2020 tot augustus 2020. Daarna zijn er weer betalingsherinneringen en aanmaningen verstuurd. Naar aanleiding van de motie Azarkan5 van 15 december 2020 zijn betalingsherinneringen en aanmaningen vanwege de aanhoudende coronapandemie en nieuwe maatregelen opnieuw stilgelegd en vanaf april 2022 werden deze vorderingen geleidelijk opnieuw opgestart. Vanaf april 2022 is de invordering gefaseerd opgestart en hebben burgers een nieuwe betalingsregeling van 24 maanden aangeboden gekregen om al hun openstaande schulden alsnog af te betalen. Burgers die moeite hadden met terugbetalen, konden ook een persoonlijke betalingsregeling krijgen, waarbij rekening gehouden wordt met de betalingscapaciteit.
De omvang van de populatie toeslagontvangers met gepauzeerde vorderingen en de totale schuld besloeg in januari 2022 ruim 1 miljoen burgers met een schuld van ruim € 1 miljard.6 Dit betekent dat aanzienlijk meer schulden dan normaal voor een langere periode dan 27 maanden openstonden. Omdat deze schulden gedurende de pauzering niet afbetaald hoefden te worden, is deze situatie wezenlijk anders dan in de periode voor (en na) de pauzering.Het is aannemelijk dat het aantal huishoudens met betaalachterstanden door de pauzering van invorderingen tijdens de coronacrisis is opgelopen en volgens de definitie van het CBS daardoor meer huishoudens problematische toeslagschulden verkregen. Indien de periode van de gepauzeerde invordering niet meegenomen zou worden in dit onderzoek, of als in de definitie van het CBS rekening zou zijn gehouden met de pauzering en de nieuw aangeboden betalingsregeling zouden deze aantallen naar verwachting lager zijn uitgevallen.
Wat is de relatie, zoals genoemd in het artikel, tussen de toename van de schulden door toeslagen en de coronacrisis?
Zie het antwoord op vraag 6.
Hoe worden deze burgers die door de coronacrisis (verder) in de problemen zijn gekomen door de overheid nu ondersteund/geholpen?
Dienst Toeslagen heeft de invordering van openstaande schulden vanaf april 2022 gefaseerd opgestart, waardoor er ruimte ontstond voor persoonlijke begeleiding van burgers die dat nodig hebben. Iedereen met een openstaande toeslagvordering kreeg een hernieuwd aanbod om in 24 maanden terug te betalen. Burgers die moeite hadden met terugbetalen konden onder voorwaarden ook een persoonlijke betalingsregeling krijgen, waarbij rekening wordt gehouden met de betalingscapaciteit van de burger. Dit gold ook voor burgers die voor de gepauzeerde invordering van openstaande schuld een of meerdere betalingsherinneringen, een aanmaning of dwangbevel hebben gekregen. Indien burgers niet reageerden op het aanbod voor de standaard betalingsregeling, werd een herhaald aanbod gestuurd. Met deze aanpak werd burgers meer tijd geboden, bijvoorbeeld voor het organiseren van ondersteuning.
Het voorkomen en oplossen van problematische schulden is voor het kabinet een zeer belangrijk thema. Met de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden wordt hier stevig op ingezet en wordt uw Kamer door de Minister voor Armoede, Participatie en Pensioenen middels de voortgangsrapportages op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Deze landelijke aanpak kent een divers palet aan initiatieven om een substantiële bijdrage te leveren aan het verminderen van het aantal burgers in armoede en/of te maken hebben met problematische schulden. Dienst Toeslagen is aangesloten bij diverse initiatieven uit deze aanpak waaronder de deelname van Dienst Toeslagen en de Belastingdienst aan het experiment vroegsignalering van probleemschulden, die gericht zijn op het vroegtijdig signaleren en voorkomen van probleemschulden.7
In het huidige toeslagenstelsel ontstaan toeslagschulden relatief eenvoudig omdat toeslagen zijn gebaseerd op voorschotten die achteraf definitief worden vastgesteld. Daarom wordt er actief ingezet op het voorkomen van toeslagschulden, en wordt in het eindrapport traject «Toekomst Toeslagen» – dat in het eerste kwartaal aan uw Kamer zal worden aangeboden – gekeken naar fundamentele aanpassingen die mogelijk zijn inclusief afschaffing van het toeslagenstelsel.
Binnen het huidige toeslagenstelsel worden burgers geattendeerd op mogelijke terugvordering van toeslagschulden. Dit doet Dienst Toeslagen door zoveel mogelijk te werken in de actualiteit en burgers aan te sporen de gegevens actueel te houden. De publiekscampagne «check, pas aan en door» is hier een voorbeeld van. Ook worden bij life-events (zoals een scheiding, het krijgen van een kind of wisseling van inkomen) toeslaggerechtigden opgeroepen om hun gegevens aan te passen en zo terugvordering van toeslagschulden te voorkomen. Daarnaast heeft Dienst Toeslagen een app ontwikkeld die dit jaar voor alle toeslagsoorten wordt uitgerold. De app geeft alle toeslagontvangers inzicht in de actuele gegevens van hun toeslag(en).Veranderingen in het jaarinkomen kunnen op een eenvoudige en veilige wijze met de app worden doorgegeven. Met de app kan Dienst Toeslagen toeslagontvangers ook attenderen en ondersteunen om via de app wijzigingen door te geven.
Daarnaast heeft Dienst Toeslagen een herijkte invorderingsstrategie vastgesteld waarbinnen het voorkomen van probleemschulden één van de vijf uitgangspunten is. Verschillende verbetermaatregelen uit de invorderingsstrategie dragen bij aan het tijdig signaleren van probleemsituaties en het voorkomen van verdere schuldophoping.8
Kunt u uitgebreid reflecteren op de suggestie in het artikel dat er mogelijk een verband is tussen het oplopen van het aantal huishoudens met een problematische toeslagschuld en de onverwacht hoge loonstijgingen in 2022 in relatie tot de huurtoeslag?
De suggestie vloeit waarschijnlijk voort uit het feit dat in 2022 over de gehele linie de lonen sterker zijn gestegen dan waar met indexering eind 2021 is uitgegaan. Een hoger inkomen leidt tot een lagere toeslag, waardoor het kan voorkomen dat burgers een bedrag terug moeten betalen. Vanwege de definitie van een problematische schuld van het CBS (een schuld die minimaal 27 maanden openstaat) kan de loonstijging in 2022 geen verklaring zijn voor het oplopen van het aantal huishoudens met een problematische schuld.
Dienst Toeslagen heeft verschillende maatregelen genomen om burgers te attenderen op het belang van het doorgeven van inkomensstijgingen, en bij de jaarovergang naar 2023 is uitdrukkelijk aandacht besteed aan het zo realistisch mogelijk indexeren van de bij de Dienst Toelagen bekende inkomens. De schulden die zijn ontstaan als gevolg van de onverwacht hoge loonstijgingen in 2022 in de door het CBS onderzochte periode zijn niet meegenomen in de cijfers van het CBS over 2023. Ze vallen immers niet onder de problematische schuld volgens de definitie van het CBS, namelijk een toeslagschuld die voor tenminste één persoon in het huishouden langer dan 27 maanden openstaat voor een bedrag van minimaal € 50.
Hoe worden mensen in het huidige stelsel geholpen bij het actueel houden en doorgeven van relevante (gewijzigde) gegevens zodat onverwachte terugvorderingen kunnen worden voorkomen?
Dienst Toeslagen voert meerdere keren per jaar een publiekscampagne «check, pas aan en door» om burgers te informeren over het belang van doorgeven van wijzigingen. Ten tijde van de publiekscampagnes is ook een toename te zien van het aantal mutaties. Ook ontvangen toeslaggerechtigden vaker individuele attenderingen met het verzoek om te controleren of hun grondslagen nog actueel zijn. Zo is er in 2023 ruim 1 miljoen keer geattendeerd, dat is meer dan eerdere jaren. Deze attenderingen hebben voornamelijk betrekking op mogelijke wijzigingen van inkomen en op de afgenomen uren kinderopvang. Ook worden toeslaggerechtigden in het jaar waarin zij de AOW gerechtigde leeftijd bereiken, erop gewezen dat zij hun inkomensgegevens moeten checken en de relevante wijzigingen kunnen doorgeven. Verder ontvangen burgers met ingang van september 2023 hun voorschotbeschikking weer per post, met het verzoek om de gegevens te checken en zo wijzingen door te geven. Dienst Toeslagen maakt ook gebruik van gegevens uit basisregistraties om toeslagengegevens van burgers actueel te houden. Bovendien kunnen burgers die hup nodig hebben bij hun toeslagzaken, terecht bij de intermediairs en/of toeslagenservicepunten. Zie verder ook de maatregelen genoemd in het antwoord op vraag 8.
Daarnaast wordt binnen het programma Werken in de actualiteit (Wida) bekeken waar binnen het huidige toeslagenstelsel verbeteringen mogelijk zijn om de toekenningszekerheid te verbeteren. In het bijzonder wordt bezien welke potentiële verbeteringen kunnen bijdragen aan het verminderen van terugvorderingen. Onderwerp daarbij is ook hoe gegevensdeling en dienstverlening daar een rol bij kunnen spelen.
Kunt u reflecteren op de geciteerde uitspraak van de lector armoede-interventies aan de Hogeschool van Amsterdam die spreekt over de «achilleshiel van het toeslagenstelsel» wanneer het gaat over de verantwoordelijkheid van burgers om actuele gegevens door te geven aan de overheid?
In het huidige toeslagenstelsel ontstaan toeslagschulden relatief eenvoudig omdat toeslagen zijn gebaseerd op voorschotten die achteraf definitief worden vastgesteld. Daarom wordt er actief ingezet op het voorkomen van toeslagschulden, en wordt in het eindrapport traject «Toekomst Toeslagen» – dat in het eerste kwartaal aan uw Kamer zal worden aangeboden – gekeken naar fundamentele aanpassingenveranderingen die mogelijk zijn inclusief afschaffing.
Het kabinet is zich bewust van de voor- en nadelen van het feit dat burgers binnen het huidige toeslagenstelsel zelf verantwoordelijk zijn voor het tijdig doorgeven van wijzigingen. Burgers hebben zelf het beste beeld van de eigen actuele financiële situatie en omstandigheden.
Een groot voordeel is dat de toeslagen gelijk aangepast kunnen worden aan veranderende omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer het inkomen (onverwachts) hard daalt. Dit resulteert vrijwel onmiddellijk in een recht op meer toeslag. Een nadeel van de voorschotsystematiek is dat wanneer burgers wijzigingen niet doorgeven – maar wel te maken krijgen met veranderingen, zoals een hoger inkomen – zij naar verwachtingen een deel van de toeslag(en) moeten terugbetalen. Afhankelijk van de omstandigheden kan dit (zeer) problematisch zijn. Ter voorkoming van problematische terugvordering(en) is het essentieel dat burgers die recht hebben op toeslagen hun gegevens, en dus ook hun inkomen, actueel houden en eventuele veranderingen hierin tijdig doorgeven. Dat blijkt in de praktijk voor een deel van de burgers niet goed haalbaar (zie het antwoord op vraag 10 en 12 voor de acties die bedoeld zijn om burgers daarbij te ondersteunen).
Wat zou de overheid op dit punt en op korte termijn meer kunnen doen om kwetsbare groepen hierbij te ondersteunen?
Dienst Toeslagen wil burgers beter ondersteunen door onder andere meer te werken in de actualiteit. Dit houdt in dat tijdens de voorschotfase steeds wordt gekeken naar de actuele grondslagen op basis waarvan het voorschot zo nodig kan worden aangepast. Het doel hiervan is om hoge en onverwachte terugvorderingen van toeslagschulden na de definitieve beschikking te voorkomen. Dit heeft geleid tot minder terugvorderingen in de afgelopen jaren. Dienst Toeslagen verstuurt jaarlijks al ongeveer 1 miljoen attenderingen naar burgers om te wijzen op een mogelijke afwijking in de aanvraag. Zoals beschreven in het jaarplan van Dienst Toeslagen is een van de speerpunten in 2024 om bij nieuw aanvragen eerder te controleren op het recht, meer en slimmer te attenderen en waar mogelijk mutatie in te zetten in situaties waarin de burgers het risico lopen op een hoge terugvordering van toeslagschuld (zoals ook gesuggereerd in het artikel).
Binnen het programma Wida wordt onderzocht waar binnen het huidige toeslagenstelsel verbeteringen mogelijk zijn om de toekenningszekerheid te verbeteren. In het bijzonder wordt bezien welke potentiële verbeteringen kunnen bijdragen aan het verminderen van terugvorderingen. Onderwerp daarbij is hoe gegevensdeling en dienstverlening daar een rol bij kunnen spelen. Binnen programma Wida zal ook de aansluiting worden gezocht met de opties die worden verkend in het eindrapport «Toekomst Toeslagen» om de samenhang te borgen.
Wanneer verwacht u concreet uitgewerkte voorstellen/beleidsopties en/of een visie te presenteren rondom de toekomst van het stelsel van toeslagen?
Het eindrapport Toekomst toeslagenstelsel is toegezegd voor aanbieding eerste kwartaal 2024. U zult dit rapport binnenkort ontvangen.
Welke «quick fixes» binnen het huidige stelsel worden op korte termijn getroffen? Wanneer wordt de Kamer daarover geïnformeerd?
Het kabinet beziet doorlopend welke verbeteringen mogelijk zijn binnen het huidige toeslagenstelsel, zowel in het beleid als in de uitvoering ervan. Het gaat hierbij om potentiële maatregelen die de complexiteit reduceren en openstaande schulden verminderen of schrijnende situaties oplossen. Zo kunnen burgers die bijvoorbeeld vanwege huiselijk geweld van de noodopvang gebruik maken vanaf 1 januari 2023 los van hun partner een toeslag aanvragen. Ook wijst Dienst Toeslagen via onder meer brieven op mogelijke afwijkingen in de aanvraag (attenderen). Verbetermaatregelen zijn echter geen «quick fixes». Ook hier spelen afruilen. Bij afruilen kan gedacht worden aan bijvoorbeeld hoe extra uitgaven gedekt kunnen worden binnen het stelsel of een vereenvoudiging die zorgt voor minder complexiteit.
De Kamer wordt op regelmatige basis op de hoogte gehouden van de stappen die dit kabinet zet, bijvoorbeeld in de stand van zakenbrieven toeslagen en het jaarplan van Dienst Toeslagen. Het kabinet heeft aangekondigd om per 2025 de 27-jaarsgrens voor eerstegraadsbloedverwanten in het toeslagpartnerschap af te schaffen. Hierdoor worden een ouder en een meerjarig kind die op hetzelfde adres wonen met een minderjarig kind niet meer gezien als toeslagpartner.9 In het eindrapport toekomst toeslagen wordt ook een aantal verdere verbeteringen van het huidige stelsel uitgewerkt.
Bent u het eens dat het proces van stelselherziening (te) lang op zich heeft laten wachten?
Er zijn geen eenvoudige alternatieven voor het huidige stelsel. Bij elk alternatief- waaronder het afschaffen – bestaan er nadelen en is er sprake van een uitruil tussen zekerheid en tijdigheid en eenvoud voor burger/uitvoering en de mate waarin het stelsel gericht is. Ook is de transitie naar een nieuw of herzien stelsel omvangrijk, waarbij niet alles tegelijk kan en tijd kost omdat de gevolgen voor mensen groot zijn.
Zo is uit het greenfieldtraject over de herziening van het financieringsstelsel van kinderopvang gebleken dat de optelsom van verschillende keuzes uiteindelijk bepaalt hoe een nieuw stelsel er uitziet en wat de effecten zijn op de beleidsdoelstellingen, ouders, kinderen, sector en uitvoering. De afzonderlijke keuzes kunnen werkbaar zijn, maar in combinatie met elkaar toch leiden tot een niet doenbaar en uitvoerbaar stelsel. De combinatie van keuzes in een concept-stelselontwerp is cruciaal.
Het is mogelijk om op korte termijn de problematiek van het stelsel deels te mitigeren door verbeteringen binnen het huidige toeslagenstelsel door te voeren. Dit zal echter niet alle fundamentele problemen van het stelsel oplossen. Binnen een stelsel dat werkt met voorschotbepaling zal er altijd een mate van terugvordering noodzakelijk zijn.
Wilt u de vragen afzonderlijk beatwoorden binnen een termijn van twee weken?
In verband met de vereiste zorgvuldigheid en afstemming van de antwoorden op de Kamervragen was het niet mogelijk om binnen de gebruikelijk termijn van drie weken te antwoorden.
De SGO-instructie dat conceptdocumenten categorisch niet verstrekt moeten worden |
|
Sandra Palmen (NSC), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel ««Rutte-doctrine» is springlevend: alle ministeries negeren rechterlijke uitspraken over transparantie» van Follow the Money?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in het Secretarissen-Generaal Overleg (hierna SGO) is afgesproken dat conceptdocumenten, waarbij definitieve versies reeds openbaar zijn, niet verstrekt worden aan de Kamer noch aan Woo-verzoekers (zonder beoordeling op passageniveau)?
Nee. Ik licht dat toe. Een conceptversie van een stuk leent zich naar zijn aard in eerste instantie niet goed voor openbaarmaking. Dit laat onverlet dat in een voorkomend geval relevante feitelijke informatie in een concept die niet ook is opgenomen in het definitieve stuk, voor openbaarmaking in aanmerking komt wanneer er anders een onjuist of onvolledig beeld zou ontstaan van het besluitvormingsproces. Dit vergt een beoordeling van de onderliggende relevante concepten.
Integrale weigering van concepten zonder deze toets is niet toegestaan en dat is ook niet zo gewisseld in het SGO. Het altijd openbaar maken van alle concepten acht ik echter niet nodig. Allereerst omdat er ambtelijk in de regel zeer veel concepten worden gedeeld alvorens een stuk definitief wordt gesteld. De ruimte om vrij van gedachten te wisselen zou in het geding komen als alle concepten openbaar worden. Daarnaast is het publieke debat gebaat bij voldragen bestuurlijke standpunten. Dit is ook het uitgangspunt in de openbare Rijksbrede Woo-instructie en in het overzicht van de bronnen van het openbaarmakingsbeleid zoals 16 maart 2023 is aangeboden aan uw kamer2. Beide stukken zijn vastgesteld in het SGO.
Ik realiseer mij hierbij wel dat de desbetreffende toets in deze instructies «strakker» oogt dan is bedoeld. Ik zal deze instructies bij de eerstvolgende gelegenheid dan ook op dit onderdeel verduidelijken.
Kunt u bevestigen dat dit conform rijksbrede afspraken is, waarmee het SGO heeft ingestemd?
Zie hiertoe het antwoord bij vraag 2. De rijksbrede afspraak is dat per situatie wordt beoordeeld of openbaarmaking van relevante feitelijke informatie uit een concept die zicht biedt op het besluitvormingsproces en niet ook terugkomt in het definitieve stuk, aan de orde is.
Kunt u het verslag van dit betreffende SGO doen toekomen?
In de bijlage treft u de relevante passages uit de desbetreffende verslagen van het overleg van de Secretarissen-Generaal (SGO) aan waarbij respectievelijk «de Woo-instructie», de «beleidslijn actieve openbaarmaking» en de «Bronnen van openbaarmakinsbeleid», zijn besproken.
Op basis van welke wettelijke bepalingen uit de Grondwet respectievelijk de Woo is het categorisch achterhouden van informatie uit conceptdocumenten gebaseerd?
Zie hiertoe het antwoord bij vraag 2 en 3. De omgang met concepten is voor de Woo gebaseerd op het bepaalde in artikel 5.2, eerste lid («Persoonlijke beleidsopvattingen bestemd voor intern beraad») en artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i («Het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen»).
Bent u ermee bekend dat het SGO hiermee een besluit heeft genomen in strijd met de Grondwet (artikel 68), door gevraagde inlichtingen van Kamerleden categorisch niet aan de Kamer te verstrekken zonder dat er een belangenafweging «in het belang van de Staat» heeft plaatsgevonden?
Zoals naar voren komt in de antwoorden op vraag 2, 3 en 5 is dit niet aan de orde. Toepassing van het belang van de staat vergt altijd een belangenafweging in het concrete geval, ook waar het conceptdocumenten betreft. Categorische weigering om concepten desgevraagd aan uw Kamer te verstrekken is dan ook niet het kabinetsbeleid.
Bent u ermee bekend dat het SGO hiermee een besluit heeft genomen in strijd met de Wet Open Overheid, door gevraagde informatie van Woo-informatieverzoekers niet te verstrekken?
Zie hiertoe het antwoord bij vraag 2, 3 en 5. Hoewel concepten zich in eerste instantie niet goed lenen voor openbaarmaking vanwege de eerder aangegeven belangen, vraagt dit wel om een toetsing aan het wettelijke kader van de Woo per situatie.
Hoe legt u deze afspraak uit in relatie tot de Woo, de Rijksbrede Woo-instructie en de jurisprudentie, die bij de toepassing van deze wet uitgaat van het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische samenleving (artikel 2.5 Woo)?
Zie hiertoe het antwoord bij vraag 2. Bij toetsing aan de uitzonderingsgronden van de Woo staat het algemene belang van openbaarmaking voorop. De Woo-toets is dan ook «openbaar, tenzij». En alhoewel concepten zich in eerste instantie niet goed lenen voor openbaarmaking, heeft dit uitgangspunt evenzeer te gelden voor conceptversies van een definitief stuk. Als eerder gerefereerd realiseer ik mij dat de Woo-instructie op dit onderdeel «strakker» oogt dan is bedoeld. Ik zal de instructie bij de eerstvolgende gelegenheid dan ook op dit onderdeel verduidelijken.
Kunt u bij alle departementen uitvragen hoe zij inlichtingenverzoeken van de Kamer respectievelijk Woo-informatieverzoeken beoordelen en kunt u de uitkomsten van deze uitvraag aan de Kamer verstrekken?
De Rijksbrede afspraak is dat departementen hierbij handelen in lijn met de Rijksbrede beleidslijn actieve openbaarmaking nota’s en de Rijksbrede Woo-instructie.
Deelt u het besef dat informatie over het handelen van de overheid van groot belang is voor onze democratische samenleving en dat het niet verstrekken van informatie gebaseerd moet zijn op belangenafwegingen gebaseerd op absolute dan wel relatieve uitsluitingsgronden?
Een transparante overheid in ons democratisch bestel essentieel. Dit brengt onder andere met zich mee dat er altijd een afweging van belangen moet worden gemaakt met als algemeen uitgangspunt dat overheidsinformatie voor een ieder toegankelijk moet zijn.
Bent u het eens met de stelling dat dit betekent dat een informatieverzoek beoordeeld moet worden op basis van de Grondwet respectievelijk de Woo en dat daarmee een vaste uitkomst (categorisch weigeren) op voorhand niet mogelijk is?
Ik deel deze stelling. Zie hiertoe het antwoord bij vraag 2. Per situatie zal moeten worden beoordeeld of openbaarmaking van (de relevante feitelijke informatie in) concepten aan de orde is.
Bent u bereid de genoemde SGO-instructie te veranderen, en erop toe te zien dat deze ook in de praktijk nageleefd wordt?
Zie het antwoord bij vraag 2. Ik realiseer mij dat de desbetreffende toets inzake de omgang met concepten in de instructies «strakker» oogt dan is bedoeld. Zoals hierboven aangegeven, zal ik deze instructies bij de eerstvolgende gelegenheid dan ook op dit onderdeel verduidelijken. In de tussentijd zal op ambtelijk niveau interdepartementaal onder de aandacht worden gebracht dat het weigeren van concepten – zowel onder artikel 68 van de Grondwet en de Woo – een afweging per situatie vergt.
Kunt u deze vragen afzonderlijk binnen drie weken beantwoorden?
Mede in verband met het kerstreces is het niet gelukt om de vragen binnen drie weken te beantwoorden.