Het bericht 'Van moord verdachte Amerikaanse zat wekenlang ongezien in Ter Apel' |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Van moord verdachte Amerikaanse zat wekenlang ongezien in Ter Apel»?1
Klopt het dat deze vrouw zich in Ter Apel had aangemeld onder haar echte naam?
Klopt het dat deze vrouw gesignaleerd stond in internationale systemen waar ook Nederland van de inhoud op de hoogte dient te zijn?
Hoe is het mogelijk dat een Amerikaanse vrouw die internationaal gezocht wordt wegens moord, zonder enige belemmering asiel kon aanvragen in Nederland onder haar eigen naam?
Hoeveel weken of maanden zaten er tussen de internationale signalering van Kendra Leigh W. en haar aanhouding?
Bent u zich bewust van de veiligheidsrisico’s die medewerkers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dagelijks lopen als moordverdachten en andere internationaal gesignaleerde personen zonder enige restricties in het aanmeldcentrum kunnen verblijven? Zo ja, welke maatregelen neemt u om deze risico’s tot een minimum te beperken. Zo nee, waarom niet?
Hoe controleert de Dienst Internationale Samenwerking (DISA) bij binnenkomst of iemand gesignaleerd staat in internationale opsporingssystemen? Op welke manier kan dit proces volgens u worden verbeterd?
Hoe vaak kwam het in 2024 voor dat een asielzoeker die zich in Ter Apel meldde internationaal gesignaleerd stond? Hoe verhoudt dit zich tot 2023 en 2022?
Kunt u uitsluiten dat andere internationaal gezochte personen zich momenteel ook zonder signalering in het Nederlandse asielsysteem bevinden? Zo nee, welke stappen onderneemt u om dit risico structureel te verkleinen?
Bent u het eens met de stelling dat wanneer iemand gesignaleerd staat in internationale systemen dit direct duidelijk moet worden bij aanmelding in Ter Apel, zodat er maatregelen genomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is ervoor nodig om dit goed te regelen?
Kunt u toezeggen dat dit zo snel mogelijk, al dan niet met een tijdelijke maatregel, wordt opgelost en dat bij de implementatie van het Europese Asiel- en Migratiepact hier een structurele oplossing voor wordt gevonden? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren bij de volgende stand van zaken over de implementatie hiervan? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Tienduizenden arbeidsmigranten van buiten de EU zonder papieren in Nederland’ |
|
Pieter Omtzigt (NSC), Diederik Boomsma (CDA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Tienduizenden arbeidsmigranten van buiten de EU zonder papieren in Nederland»?1
Erkent u dat het huidige systeem van Registratie Niet-ingezetenen (RNI) structureel misbruikt wordt doordat er geen of gebrekkige controle plaatsvindt op verblijfsrecht, met als gevolg dat duizenden personen zonder rechtmatig verblijf een BSN verkrijgen?
Bent u bereid om zo snel mogelijk maatregelen te nemen waarbij het verkrijgen van een burgerservicenummer (BSN) via de RNI alleen nog mogelijk is voor personen met aantoonbaar verblijfsrecht, behoudens strikt afgebakende uitzonderingen (zoals diplomaten)?
Hoe verantwoordt u het feit dat personen die illegaal in Nederland verblijven, blijkbaar met een via de RNI verkregen BSN volledig kunnen deelnemen aan het economisch verkeer – inclusief loonbetaling, bankrekening en belastingaangifte – zonder enige toets op hun verblijfsstatus of -adres?
Hoe verklaart u dat in slechts één jaar tijd (2023) vijf RNI-loketten verantwoordelijk waren voor 60% van alle gemelde fraude-incidenten met documenten? Welke maatregelen zijn uitgevoerd om deze fraude te voorkomen? Welke maatregelen bent u van plan uit te voeren om dit te voorkomen?
Hoeveel mensen hebben volgens u (desnoods naar uw beste schatting) een BSN en géén recht om te werken?
Hoeveel signalen over frauduleuze tussenpersonen zijn sinds 2021 actief opgevolgd met strafrechtelijk onderzoek? Hoeveel van deze zaken hebben geleid tot vervolging of veroordeling?
Waarom wordt het nog steeds toegestaan dat personen met een via de RNI verkregen BSN zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK) als zelfstandig ondernemer, terwijl zij aantoonbaar geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben?
Hoe beoordeelt u het feit dat honderden personen zich via de RNI kunnen inschrijven op een loods of schuur zonder woonbestemming? Waarom blijft het wettelijk toegestaan om willekeurige adressen – die nota bene niet in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) geregistreerd staan – te gebruiken als verblijfsadres?
Hebben gemeenten anno 2025 nog steeds geen toegang tot vrijwillig opgegeven RNI-gegevens, terwijl dit al in 2023 was toegezegd? Acht u dit aanvaardbaar gezien de omvang van de problematiek? Wanneer zal dat geregeld zijn?
Bent u bereid om het verblijfadres en contactgegevens bij RNI-inschrijving verplicht te stellen, inclusief een verplichting tot adreswijziging bij verhuizing, én gemeenten geautomatiseerd te waarschuwen bij signalen van overbewoning of ongebruikelijke patronen?
Waarom wordt de bestaande verplichting om na vier maanden verblijf in Nederland over te stappen naar een BRP-inschrijving in praktijk niet gehandhaafd? Bent u bereid om het BSN automatisch op non-actief te zetten indien deze overstap uitblijft?
Klopt het dat gemeenten niet zelfstandig kunnen overgaan tot uitschrijving uit de RNI, zelfs bij fraude of langdurig illegaal verblijf? Waarom is deze juridische leemte nog altijd niet gedicht?
Hoeveel personen stonden per 1 januari 2025 langer dan vier maanden ingeschreven in de RNI zonder BRP-registratie? Hoeveel van hen zijn (desnoods grofweg) derdelanders zonder verblijfsrecht?
Hoe beoordeelt u het feit dat arbeidsmigranten via een frauduleuze RNI-inschrijving een BSN kunnen verkrijgen en daarmee rechten opbouwen die toegang geven tot uitkeringen, terwijl zij feitelijk onrechtmatig in Nederland verblijven? Acht u het aanvaardbaar dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) dergelijke aanvragen in behandeling neemt zonder toetsing aan de BRP-inschrijving?
Hoeveel uitkeringen of toeslagen zijn sinds 2020 verstrekt aan personen die enkel via de RNI geregistreerd stonden, ondanks het ontbreken van een verblijfsstatus die hen daartoe zou kwalificeren?
De Arbeidsinspectie stelt dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties al jarenlang structureel wordt gewaarschuwd voor misbruik van de RNI, maar dat «er niets verandert» en dat het ministerie «geen plannen heeft om wijzigingen aan te brengen»; klopt dit, en kunt u dat verklaren?
Bent u het eens met de conclusie van de Arbeidsinspectie dat de huidige RNI-systematiek de arbeidsmarkt ondermijnt en fraude structureel faciliteert? Zo ja, wanneer komt er eindelijk maatregel of wetswijziging die deze praktijken beëindigt?
Erkent de u dat het faciliteren van een «schijnlegale» status via RNI-inschrijving en BSN-verstrekking arbeidsmigranten structureel afhankelijk maakt van malafide bemiddelaars, uitzendbureaus en werkgevers? Wat gaat u doen om te voorkomen dat het overheidsstelsel bijdraagt aan de instandhouding van uitbuiting en mensenhandel?
Wilt u deze vragen uiterlijk woensdag 16 april 2025 15:00 uur (24 uur voorafgaand aan het commissiedebat Regulier Verblijf), één voor één beantwoorden?
Het bericht dat gemeenten een link zien tussen het kabinetsbeleid en dat azc-protesten |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gemeenten zien link tussen azc-protesten en asielbeleid kabinet»?1
Wat is uw appreciatie van de constatering van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) dat er een verband is tussen het kabinetsbeleid inzake asiel en de hevige protesten tegen de komst van asielzoekerscentra, waarbij onder meer vuurwerk wordt afgestoken en medewerkers worden bedreigd?
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat met het ter discussie stellen van de Spreidingswet door u de hevige protesten tegen asielzoekerscentra ook terug zijn?
Herkent u het beeld dat gemeenten aangeven er alleen voor te staan en uw ruggensteun aan de lokale bestuurders te missen? Zo ja, welke stappen neemt u om gemeenten beter te ondersteunen bij het uitvoeren van hun wettelijke taak? Zo nee, waarom niet?
Hoe verklaart u dat de protesten tegen de komst van asielzoekerscentra die 10 jaar geleden plaatsvonden veel rustiger plaatsvonden?
Heeft u in kaart hoe vaak er sprake is geweld en/of intimidatie bij protesten tegen asielzoekerscentra en of dit aantal de afgelopen jaren is toegenomen? Zo nee, bent u van plan om dit in kaart te brengen?
Bent u bekend met het bericht «Transgender teenager is sixth Russian LGBT asylum seeker to die in Dutch detention in three years»?1
Bent u het eens met de stelling dat het onacceptabel is dat een minderjarige asielzoeker, die onder toezicht van de Nederlandse overheid staat, zo aan haar lot is overgelaten? Zo nee, waarom niet?
Wanneer bent u op de hoogte gesteld van de situatie van Alice S. en welke stappen heeft u toen ondernomen? Heeft u naar aanleiding van haar overlijden contact opgenomen met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en LGBT Asylum Support? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft u sindsdien ondernomen?
Is het Openbaar Ministerie (OM) inmiddels op de hoogte gesteld van het overlijden van Alice S.? Zo ja, wat is het oordeel van het OM? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op de twaalfde brandbrief van LGBT+ Asylum Support over deze zaak?
Bent u voornemens een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de omstandigheden die hebben geleid tot het overlijden van Alice S., zodat duidelijk wordt wat de gemaakte fouten zijn en wat de lessen zijn die geleerd kunnen worden?
Acht u het aanvaardbaar dat LHBTIQ+-asielzoekers hier in Nederland in onveilige situaties verkeren, terwijl voor hen hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit juist vaak de aanleiding is om hun land van herkomst te verlaten?2 Zo nee, welke stappen onderneemt u hiertegen?
Bent u op de hoogte van de structurele onveilige situaties waarin LHBTIQ+-asielzoekers in Nederland verkeren en het toenemende aantal meldingen van deze situaties?3 Zo ja, welke acties heeft u sindsdien ondernomen?
Welke maatregelen worden er op dit moment genomen om de LHBTIQ+-asielzoekers gepaste opvang te bieden en te beschermen, specifiek ook in de crisisnoodopvangplekken en specifiek voor minderjarigen? Bent u van mening dat deze maatregelen voldoende zijn? Zo ja, waarom?
Hoeveel meldingen van onveilige situaties, geweld of discriminatie tegen LHBTIQ+-asielzoekers, en specifiek minderjarigen zijn bij u bekend over de afgelopen vijf jaar en hoe vaak is hierbij iemand komen te overlijden?
Hoe worden meldingen die bij LGBT Ayslum Support binnenkomen onderzocht, opgevolgd en leiden deze meldingen tot maatregelen om de situatie van deze asielzoekers te verbeteren?
Hoe kijkt u aan tegen het invoeren van LHBTIQ+-units in asielzoekerscentra, waarin LHBTIQ+-asielzoekers groepsgewijs opgevangen worden? Hoe kijkt u aan tegen dergelijke units specifiek voor minderjarige asielzoekers?
Het bericht 'Groot deel asielzoekers die eigenlijk naar ander EU-land moeten om procedure af te wachten, doen dat niet' |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groot deel asielzoekers die eigenlijk naar ander EU-land moeten om procedure af te wachten, doen dat niet»?1
Ja.
Klopt het dat in 2023 bij slechts 2.420 van de 1440 overdrachtsbesluiten asielzoekers daadwerkelijk zijn vertrokken naar de EU-lidstaat waar zij hun asielprocedure moeten afwachten? Kloppen de cijfers van 2024 uit het bericht?
In 2023 zijn 11.440 claimverzoeken verstuurd door de IND. Het gaat dan om alle verzoeken ter vaststelling van de verantwoordelijkheid van de aangezochte lidstaat. In het bericht wordt gesproken over overdrachtsverzoeken. Op 7960 van deze verzoeken heeft de IND een akkoord ontvangen. Ongeveer 2450 vreemdelingen zijn daadwerkelijk overgedragen. De opgenomen cijfers over 2024 schetsen niet het complete beeld. In veel zaken zal de termijn waarbinnen moet worden overgedragen nog niet verlopen zijn. De standaard overdrachtstermijn is zes maanden en deze kan onder omstandigheden verlengd worden tot maximaal 18 maanden. Van de 8830 verzoeken die in 2024 zijn gedaan, waren op 1 april 2025 5780 gehonoreerd en op dat moment waren 1700 personen daadwerkelijk overgedragen. Voor het bericht zijn de aantallen die bekend waren op 1 maart 2025 gebruikt.
Hoe verklaart u het feit dat andere EU-lidstaten slechts heel beperkt asielzoekers in het kader van de Dublinverordening overnemen, terwijl dit volgens bindend Unierecht wel zou moeten?
Of een Dublinclaimant al dan niet wordt overgedragen naar een andere EU-lidstaat hangt af van verschillende factoren. Het kan voorkomen dat een lidstaat vanwege gegronde redenen een claim niet accepteert, bijvoorbeeld omdat deze lidstaat meent niet verantwoordelijk te zijn op basis van de bepalingen uit de Dublinverordening. Ook komt het voor dat de procedure vanaf het accepteren van een claim tot het moment dat een juridische procedure is afgerond langer duurt dan de overdrachtstermijn van zes maanden die geregeld is in de Dublinverordening. Overdracht is na deze periode niet meer mogelijk, tenzij de termijn is opgeschort of verlengd. Als antwoord hierop heb ik op 15 mei jl. een wetsvoorstel ter advisering voorgelegd aan de Raad van State dat regelt dat de overdrachtstermijn van zes maanden pas aanvangt na afloop van de (hoger)beroepsprocedure. Hiermee maak ik gebruik van een mogelijkheid die de vigerende Dublinverordening expliciet biedt. Voorts komt het ook voor dat de daadwerkelijke overdracht niet mogelijk is, omdat een persoon uit beeld van de betreffende autoriteiten is op het moment dat feitelijke overdracht zou moeten plaatsvinden. Zoals hierna verder wordt uitgelegd bij de beantwoording van vraag 5 kan het daarnaast in een beperkt aantal gevallen voorkomen dat overdracht niet mogelijk is, omdat is vastgesteld dat overdracht naar de betreffende lidstaat zou leiden tot een risico op schending van artikel 4 van het EU-handvest.
Hoe vaak nam Nederland in 2023 en 2024 asielzoekers met een Dublin-claim over van andere EU-lidstaten? Hoe vaak weigerde Nederland dit te doen?
In 2023 ontving Nederland 4.875 claims van andere EU-lidstaten, waarvan 2.723 claims werden gehonoreerd en 1.216 overdrachten geëffectueerd werden. In 2024 ontving Nederland 5.329 claims van andere EU-lidstaten, waarvan 3.093 claims gehonoreerd en 901 overdrachten geëffectueerd werden. Ook bij deze cijfers dient de kanttekening gemaakt te worden dat in sommige gevallen de termijn waarbinnen moet worden overgedragen nog niet verlopen hoeft te zijn en overdracht alsnog plaats kan vinden.
Hoe verklaart u dat rechters regelmatig de overdracht van een Dublin-claimant tegenhouden? Hoe verhoudt dit zich tot het Unierechtelijke beginsel van wederzijds vertrouwen, waardoor aangenomen zou moeten worden dat elke lidstaat een veilige en eerlijke asielprocedure biedt?
Binnen de EU wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en daarmee dat alle EU-lidstaten het EU-recht toepassen en dat de verschillende nationale rechtsordes in staat zijn een effectieve en gelijkwaardige bescherming te bieden van de in het EU-Handvest erkende grondrechten. In het kader van Dublin overdrachten betekent dit dat ervan mag worden uitgegaan dat de behandeling van verzoekers om internationale bescherming in alle lidstaten voldoet aan de vereisten van het EU-Handvest, het Verdrag van Genève en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Alleen in het geval dat blijkt, bijvoorbeeld op basis van informatie die een asielzoeker inbrengt in de juridische procedure, dat er sprake is van een risico op behandeling die onverenigbaar is met artikel 4 van het EU-handvest, gelijkwaardig aan artikel 3 EVRM, moeten de nationale autoriteiten nagaan of de asielzoeker daadwerkelijk wordt geconfronteerd met een voldoende reëel en voorzienbaar risico op zo’n behandeling. In de beoordeling door de nationale rechtbanken wordt een dergelijke risico op schending aangenomen als zij vaststellen dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in de lidstaat waarnaar de asielzoeker zal worden overgedragen, of wanneer bijvoorbeeld de medische situatie van de Dublinclaimant zich tegen een overdracht verzet. In een dergelijk geval kan een overdracht naar de betreffende lidstaat niet plaatsvinden. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 9 waren in 2023 slechts 12% van de ingediende beroepen tegen overdrachtsbesluiten gegrond. Dit betekent niet dat de rechter oordeelde dat in al die zaken sprake was van een risico op behandeling die onverenigbaar is met artikel 4 van het EU-handvest, gelijkwaardig aan artikel 3 EVRM, in de lidstaat waartoe overdragen had moeten worden. Een beroep kan ook om andere redenen gegrond zijn.
Hoe verklaart u dat veel asielzoekers die naar een ander EU-land zouden moeten vertrekken in de illegaliteit verdwijnen? Welke stappen onderneemt u om dit te voorkomen en ervoor te zorgen dat deze asielzoekers toch vrijwillig of gedwongen Nederland verlaten?
Het kan zijn dat personen van wie is bepaald dat een andere EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek een overdracht naar de betreffende EU-lidstaat proberen te voorkomen door uit het zicht van de autoriteiten te verdwijnen. Samen met de uitvoerende diensten span ik me ervoor in om te zorgen dat men zich zoveel mogelijk beschikbaar houdt voor de autoriteiten ten behoeve van de overdracht. Zo wordt men in vreemdelingenbewaring geplaatst voorafgaand aan de overdracht als er een (significant) risico is vastgesteld dat personen zich zullen gaan onttrekken aan het toezicht. Ook is er sprake van een constante verkenning in welke gevallen er mag worden aangenomen dat de uiterste overdrachtstermijn kan worden verlengd omdat de vreemdeling zich feitelijk buiten het bereik van de autoriteiten heeft geplaatst teneinde zijn overdracht te voorkomen.
Welke impact verwacht u dat het Europese Asiel- en Migratiepact zal hebben op de handhaving van Europese afspraken over het overnemen van asielzoekers? Bent u met uw Europese collega’s en de Europese Commissie in gesprek om ervoor te zorgen dat er bij implementatie van het Pact in ieder geval wel gehandhaafd gaat worden op overdracht? Zo nee, waarom niet?
Onderdeel van het Europese Asiel- en Migratiepact is de opvolger van de Dublinverordening, de AMMR, waarin is vastgelegd hoe de bepaling van de verantwoordelijkheid voor het behandelen van een verzoek om internationale bescherming plaatsvindt. Daarnaast heeft Nederland zich ervoor ingezet om in het nieuwe asielstelsel een aantal waarborgen in te bouwen voor verbeterde Dublin-implementatie. Zo kunnen lidstaten die systematisch geen Dublinoverdrachten aannemen geen of minder aanspraak maken op het solidariteitsmechanisme. In de implementatieplannen hebben lidstaten bovendien verschillende tussenstappen moeten omschrijven die zij zullen nemen om Dublin-overdrachten weer volledig te kunnen hervatten, bijvoorbeeld het verhogen van de uitvoeringscapaciteit op de «Dublin-units» die overdrachten faciliteren, maar ook via het opbouwen van opvangsystemen die volledig voldoen aan Europees- en internationaal recht. Bovendien heeft het Europees Asielagentschap met de inwerkingtreding van het Pact de taak gekregen de naleving van het asielacquis door lidstaten te monitoren. Nederland werkt momenteel mee aan een pilot voor dit monitoringsmechanisme, om ervaringen op te doen en de methodologie te verbeteren.
Daarnaast bevat het pact ook nieuwe afspraken over opvang en de asielprocedure en daarmee elementen die een rol spelen bij de vraag of er sprake is van een schending van artikel 4 van het Handvest, zoals relevant bij Dublinoverdrachten. Ook kent de AMMR kortere termijnen waardoor procedures sneller kunnen worden doorlopen en wordt er momenteel gewerkt door de Commissie in afstemming met de EU-lidstaten aan de bijbehorende uitvoeringsverordening. Daarbij wordt opnieuw gekeken naar de kaders van de procedures tot en met de overdracht tussen de lidstaten. Ten aanzien van handhaving is het de taak van de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen, toe te zien op de naleving van de Europese wet- en regelgeving. Het kabinet spreekt de Commissie geregeld aan op deze rol, ook in het kader van de werking van Dublin.
Welk percentage van asielzoekers die een overdrachtsbesluit opgelegd heeft gekregen in 2023 gaan in beroep bij de rechter?
In 2023 ging 60 procent van de vreemdelingen die een overdrachtsbesluit opgelegd kregen in beroep.
Welk percentage van beroepszaken over overdrachtsbesluiten hield in 2023 stand bij de rechter?
In 12 procent van de ingediende beroepszaken werd het beroep door de rechter gegrond verklaard en hield het overdrachtsbesluit geen stand. Er kunnen verschillende redenen voor een gegrondverklaring van een beroep.
Bent u het eens met de stelling dat Nederland, totdat andere EU-lidstaten zich aan gemaakte afspraken over Dublin-claimanten gaan houden, erg terughoudend moet zijn met het overnemen van asielzoekers met een Dublin-claim uit andere EU-lidstaten? Zo nee, waarom niet?
Nederland blijft zich committeren aan de verplichtingen die volgen uit het EU-recht en zet zich ervoor in dat andere lidstaten datzelfde (blijven) doen.
Bent u het eens met de stelling dat het een prioriteit voor u zou moeten zijn om alleen mensen in Nederland te hebben die hier zouden moeten zijn en dat mensen die teruggestuurd worden ook daadwerkelijk weggaan en niet in de illegaliteit verdwijnen? Zo ja, hoe gaat u dit bereiken, welke rol gaat het EU Migratiepact hierin spelen en welke aanvullende maatregelen zijn er nodig? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het eens met deze stelling. Ik verwijs voor verdere beantwoording van deze vraag naar de antwoorden op vragen 6 en 7.
Bent u het eens met de stelling dat het onbestaanbaar is dat er tienduizenden ongedocumenteerde mensen in Nederland verblijven en dat dit een onwenselijke situatie is voor die mensen zelf maar ook voor onze maatschappij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik ben het eens met deze stelling. Personen van wie is bepaald dat zij niet rechtmatig in Nederland zijn, zouden hier niet moeten (ver)blijven. Ik zet me ervoor in om hen over te dragen naar de verantwoordelijke lidstaat dan wel terug te laten keren naar het land van herkomst.
Kinderen in de noodopvang |
|
Michiel van Nispen , Faith Bruyning (NSC), Kati Piri (PvdA), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat er op dit moment ongeveer 6.000 kinderen worden opgevangen op (crisis-)noodopvanglocaties?
Klopt het dat dit een toename is van 2.000 kinderen ten opzichte van het aantal kinderen dat in 2024 in dit soort locaties werd opgevangen?
Bent u het eens met de stelling dat het onwenselijk is dat kinderen op noodopvanglocaties worden gehuisvest?
Welke acties onderneemt u op dit moment (behalve het verminderen van de instroom) om te voorkomen dat kinderen op noodopvanglocaties terecht komen?
Klopt het dat er op dit moment 1.000 kinderen op crisisnoodopvanglocaties worden gehuisvest die helemaal ongeschikt zijn voor het opvangen van kinderen?
Heeft u in beeld op hoeveel locaties kinderen gehuisvest zijn, die door hun locatie te gevaarlijk zijn voor kinderen om naar buiten te gaan en te spelen, bijvoorbeeld omdat de locatie is gelegen aan een snelweg, langs water of op een industrieterrein? Zo nee, bent u bereid dit in beeld te brengen?
Kunt u aangeven wat de verschillen zijn in de eisen die worden gesteld aan noodopvanglocaties vergeleken met reguliere asielopvang? Kunt u daarin specifiek aandacht geven aan die eisen die specifiek relevant kunnen zijn voor kinderen, zoals eisen op het gebied van privacy, veiligheid, speelruimte, rustige slaapruimte, toegang tot onderwijs en zorg?
Klopt het dat het stellen van 'doelgroepvoorwaarden' (bijvoorbeeld: «alleen gezinnen met kinderen») door gemeenten die zich bereid verklaren asielzoekers tijdelijk op te vangen een belangrijke oorzaak is dat kinderen op (crisis)noodopvanglocaties terecht komen?
Op welke manier handhaaft u op dit moment de met uw voorganger gemaakte afspraak dat gemeenten niet langer voorwaarden kunnen stellen aan de doelgroep die wordt opgevangen in de (tijdelijke) opvang?
Bent u bereid om, onafhankelijk van het voortbestaan van de spreidingswet, te zorgen voor een aanpak waarbij de doelstelling wordt om, vanaf het moment van de definitieve verdeelbesluiten (juli 2025) tot aan het einde van 2025 het aantal kinderen in de (crisis)noodopvang tot nul terug te brengen, te beginnen met de crisisnoodopvang? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid reguliere opvanglocaties te stimuleren om zelf actief in contact te treden met noodopvanglocaties om (gezinnen met) kinderen te kunnen opnemen?
Voor hoeveel kinderen in de asielopvang geldt dat ze op dit moment al langer dan drie maanden wachten op onderwijs?
Welke acties onderneemt u op dit moment (behalve het verminderen van de instroom), om te zorgen dat kinderen zo snel mogelijk (maar in elk geval binnen drie maanden) toegang krijgen tot onderwijs?
Voor hoeveel kinderen in de asielopvang geldt dat ze al vaker dan drie keer zijn verplaatst van opvanglocatie en al meer dan drie keer opnieuw hebben moeten beginnen met onderwijs?
Welke acties onderneemt u op dit moment (behalve het verminderen van de instroom), om te zorgen dat kinderen zo min mogelijk worden verplaatst?
Voor hoeveel kinderen in de asielopvang geldt dat ze op wachtlijsten staan voor jeugdzorg of jeugd-GGZ?
Welke acties onderneemt u op dit moment om te zorgen dat kinderen ook bij eventuele verplaatsingen toegang tot jeugdzorg en jeugd-GGZ houden?
Bent u bereid de bovenstaande vragen één voor één te beantwoorden?
Het bericht ‘Onrust in Fries dorpje om jonge AZC’ers die meisjes belagen: Nog een vinger naar mijn dochter en ik ga los’ |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onrust in Fries dorpje om jonge AZC’ers die meisjes belagen: Nog een vinger naar mijn dochter en ik ga los»?1
Hoe kijkt u naar de gedragingen die deze alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) begaan rondom het asielzoekerscentrum (azc)?
Wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat deze amv’ers zich gedragen en inwoners van Sint Annaparochie zich weer veilig voelen?
Ziet u mogelijkheden om bij deze groep amv’ers een vorm van verscherpt toezicht in te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit vorm geven?
Bent u bereid om met deze locatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en gemeente in gesprek te gaan om gebiedsverboden op te leggen aan deze amv’ers? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van een aanranding heeft het COA expliciet aan het slachtoffer gevraagd niet naar de politie te gaan, hoe kijkt u hiernaar?
Deelt u de mening dat er bij strafbare feiten juist naar de politie gegaan dient te worden?
Bent u bereid alle COA-locatie's en in het bijzonder deze COA-locatie hierop te wijzen?
Bent u bekend met het advies van de Adviesraad Migratie en de Raad voor het Openbaar Bestuur: «Goed geregeld Asielopvang als maatschappelijke opgave»?1
Wat vindt u van de duidelijke conclusie van dit rapport waarin wordt gesteld dat de asielopvang één miljard euro goedkoper kan bij voldoende structurele opvang?
Wat vindt u van de analyse dat de kosten juist hoger zijn dan nodig doordat de asielopvang telkens in een crisissfeer tot stand komt waardoor niet de beste keuzes worden gemaakt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe reflecteert u los van de spreidingswet op de afspraken die met gemeenten over de verdeling en toereikende financiering zijn gemaakt? Bent u het met de onderzoekers eens dat dit onvoldoende gebeurt?
Bent u het met de schrijvers van het onderzoek eens dat het aantal mensen dat bescherming zoekt voornamelijk wordt beïnvloed door externe factoren zoals oorlogen elders? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat een bezet bed in de opvang in 2023 gemiddeld 57 procent duurder was dan een bezet bed in 2014 zoals wordt geconcludeerd? Waar komen deze extra kosten terecht volgens u?
Bent u het eens met de conclusie dat de rol van het Rijk als stelselverantwoordelijke betekent dat het Rijk duidelijke beleidsdoelen formuleert en daar concrete en voldoende middelen aan koppelt? Vindt u dat er voldoende middelen begroot zijn de komende jaren voor de uitvoeringsinstanties? Kunt u dit duidelijk toelichten?
Bent u bereid het advies over te nemen om de stem van medeoverheden en uitvoeringsorganisaties zwaarder mee te wegen in de ontwikkeling van het asielopvangbeleid? Zo ja, op welke manier?
Kunt u inzicht geven in de aankomende plannen om dure (crisis)noodopvangplekken te vervangen door reguliere opvangplekken? Zo nee, waarom niet?
Kunt u een overzicht geven van de verwachting van de groei of daling van de structurele opvangcapaciteit en bijbehorende kosten in de jaren 2025, 2026 en 2027? Waar is dat op gebaseerd?
Hoe zorgt u ervoor dat we zo snel mogelijk af kunnen van (commerciële) noodopvangplekken die onnodig duur zijn waarmee belastinggeld niet doelmatig wordt besteed, nog los van de verwachte aantallen asielzoekers dat zich nu eenmaal moeilijk precies laat voorspellen?
Het bericht 'Minister Faber negeerde eigen inspectie bij vorming asielwet' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Minister Faber negeerde eigen inspectie bij vorming asielwet»?1
Ja.
Kunt u uitgebreid toelichten waarom u de Inspectie Justitie en Veiligheid niet heeft betrokken bij de totstandkoming van de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel, terwijl dat wel vereist is op grond van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties en het Relatiestatuut van het ministerie?
Zoals toegelicht in de nader rapporten bij beide genoemde wetsvoorstellen wil de regering met spoed komen tot een breed pakket aan maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen. Om die reden worden beide wetstrajecten zoveel mogelijk versneld doorlopen en is ervoor gekozen in de consultatiefase de wetsvoorstellen alleen voor te leggen aan de organisaties die in hun uitvoering direct door de voorgestelde maatregelen worden geraakt.2 Hoewel wijzigingen van vreemdelingenwet en -regelgeving uiteraard in zijn algemeenheid relevant kunnen zijn voor de aard en omvang van het toezicht, wordt de Inspectie niet direct geraakt door de wetsvoorstellen. Deze voorzien niet in nieuwe taken of verplichtingen voor de Inspectie. De regering gaat ervan uit dat de genoemde instrumenten – de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties en het Relatiestatuut JenV – voldoende ruimte bieden om het verrichten van een uitvoeringstoets door de Inspectie in voorkomende gevallen hiertoe te beperken. Het vorengaande betekent overigens niet dat de kennis en ervaring van de Inspectie met de vreemdelingenketen niet worden meegenomen. Er bestaan reguliere contactmomenten waarin beleidsvoornemens en de ontwikkeling van wet- en regelgeving met de Inspectie worden besproken. Het is staand beleid dat de Inspectie gevraagd en ongevraagd de bewindspersonen van advies kan dienen.3
Kunt u toelichtingen waarom u niet heeft gereageerd op de brief van de Inspectie van 4 december 2024 waarbij u werd gewezen op dit vereiste?
De brief waar u naar verwijst betreft correspondentie tussen ambtenaren. De Inspectie is ambtelijk telefonisch op de hoogte gesteld van de keuzes die in het antwoord op vraag 2 zijn beschreven.
Deelt u de constatering van de Inspectie dat het niet vroegtijdig consulteren van de Inspectie ertoe kan leiden dat de consequenties van het wetsvoorstel onvoldoende in beeld zouden worden gebracht, met mogelijke negatieve effecten en schade als gevolg? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet. Bij de totstandkoming van de wetsvoorstellen zijn de partijen geraadpleegd die direct door deze voorstellen worden beïnvloed, of waarvan de taken door deze voorstellen worden geraakt. In het antwoord op vraag 2 is toegelicht dat en waarom de regering dat in dit geval, gelet op de aan de orde zijnde belangen, een verantwoorde keuze acht.
Deelt u de mening dat de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties alsnog dienen te worden nageleefd en dat de Inspectie zo snel mogelijk alsnog betrokken moet worden bij de de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel? Zo ja, op welk termijn bent u voornemens dit te doen en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ik zal de Inspectie niet alsnog om een uitvoeringstoets vragen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 is de regering van oordeel dat de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties en het Relatiestatuut JenV voldoende ruimte bieden om in dit geval deze keuze te maken. Zoals eveneens toegelicht in het antwoord op vraag 2 betekent dat overigens niet dat de kennis en ervaring van de Inspectie met de vreemdelingenketen niet worden meegenomen.
In hoeverre voldoet u met deze werkwijze aan de ambitie in het hoofdlijnenakkoord om op zeer korte termijn wettelijk vast te leggen dat rijksinspecties vroegtijdig worden betrokken bij de totstandkoming van wet- en regelgeving?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat uw handelen niet in lijn is met artikel 7 van de inmiddels in consultatie gebrachte Kaderwet rijksinspecties waarin staat dat «Onze Minister die het aangaat betrekt een rijksinspectie vroegtijdig bij de totstandkoming van beleidsvoornemens, internationale verplichtingen en ontwerpen voor wet- en regelgeving indien deze gevolgen hebben voor de toezichtstaak van de betreffende rijksinspectie»? Zo nee, waarom niet?2
Het in de vragen 6 en 7 bedoelde wetstraject loopt nog en is reeds daarom niet richtinggevend voor het antwoord op de vraag of een uitvoeringstoets door de Inspectie in dit geval moet worden verricht.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor 3 april 2025?
Ik heb mijn best gedaan de vragen zo spoedig als mogelijk te beantwoorden.
De berichten dat KaFra Housing winst maakt op de huisvesting voor asielzoekers |
|
Bart van Kent , Michiel van Nispen |
|
Eddy van Hijum (minister ) (CDA), Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat het bedrijf KaFra Housing asielzoekers huisvest op plekken die oorspronkelijk bedoeld waren voor arbeidsmigranten?1
Bent u op de hoogte van de huisvestingslocaties van KaFra Housing in Venlo en Maasbree waar asielzoekers worden gehuisvest? Zo ja, wat is hiervan het proces geweest?2
Is het volgens u wenselijk dat, nadat een vergunning voor huisvesting van arbeidsmigranten is verstrekt en deze onherroepelijk is, het mogelijk is om het bestemmingsplan aan te passen en hier asielzoekers te huisvesten? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
Dragen gemeenten bij aan de financieren van de huisvestingslocaties van KaFra? Zo ja, met welk bedrag en hoe liggen die bedragen in relatie tot andere huisvestingsorganisaties voor asielzoekers? Mochten hier geen gegevens van zijn, bent u bereid om dit in kaart te brengen?
Kloppen volgens u de constateringen dat de huisvestingskwaliteit op verschillende plekken abominabel slecht is voor arbeidsmigranten? Sluit u uit dat misstanden zoals bij huisvestingslocaties voor arbeidsmigranten nu voorkomen in de locaties waar nu asielzoekers worden geplaatst? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
Wat is uw reactie op de quote van oprichter van KaFra Housing, Frank van Gool, dat vluchtelingen en statushouders een nieuwe «markt» zijn?3 Vindt u dat het huisvesten van asielzoekers bovenal een publieke aangelegenheid is? Zo nee, waarom niet?
Vindt u het in algemene zin wenselijk dat publiek geld wordt aangewend om KaFra Housing winstgevende opvang te laten faciliteren?
Bent u bereid een onderzoek te starten naar de huisvestingslocaties van KaFra Housing waar asielzoekers geplaatst zijn om inzage te krijgen in de woonomstandigheden? Indien deze informatie al beschikbaar is, wilt u deze delen met de Kamer?
Bent u bereid met belanghebbende partijen in gesprek te gaan en indien nodig maatregelen te treffen om deze constructies tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre kunnen de werkzaamheden van KaFra gecategoriseerd worden als een verdienmodel zoals gedefinieerd in de aangenomen motie-Dijk?4 Bent u van plan de motie op te volgen en deze praktijken te doen stoppen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of er sprake is van een unieke casus of is dit volgens u een praktijk die veelvuldig in Nederland plaatsvindt? Bent u bereid een onderzoek te starten naar soortgelijke constructies waarin er sprake is van commerciële huisvesting van asielzoekers met slechte woonomstandigheden?
Zijn er arbeidsmigranten werkzaam in de locaties van KaFra die werkzaamheden uitvoeren ten dienste van de asielzoekers? Wie zorgen er bij de locaties voor de beveiliging, catering, schoonmaak, groenonderhoud en reparaties? Via welke werkgever of uitzender voeren de werknemers deze werkzaamheden uit?
Het (tijdelijk) stoppen vanuit de Verenigde Staten met financiering op de CAS-eilanden |
|
Raoul White (GroenLinks-PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Wat is de impact van het (tijdelijk) stoppen vanuit de Verenigde Staten met financiering op Curaçao, Aruba en Sint Maarten (de CAS-eilanden) in het algemeen en specifiek op maatschappelijke organisaties? Hoe raakt dit de sectoren zorg en educatie? Hoe raakt dit rechtsbijstand en juridische voorlichting aan ongedocumenteerden, migranten en mensen die bescherming zoeken? Mocht u hierover nog geen concrete informatie hebben, bent u dan bereid hier op korte termijn onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Door het wegvallen van de financiële middelen van United States Agency for International Development (USAID) is er verminderde financiering voor ontwikkelingsprojecten wereldwijd. Dit heeft ook gevolgen voor de financiering aan internationale en maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn op Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Zij zijn op verschillende terreinen actief en de impact verschilt per organisatie en is mede afhankelijk van de mate waarin zij direct of indirect financiering ontvingen vanuit de Verenigde Staten. Het is niet aan het Nederlandse kabinet inzage te geven in deze specifieke financieringsstromen of onderzoek te doen naar de mogelijke impact.
Het is primair aan de overheden van de autonome landen om eventueel het wegvallen van de financiering uit de Verenigde Staten (deels) te compenseren. Daarom is het niet aan het Nederlandse kabinet hier onderzoek naar te doen.
Kunt u aangeven welke concrete gevolgen er zijn als de financiering blijvend wordt stopgezet?
Het Nederlandse kabinet kan niet aangeven wat de concrete gevolgen zullen zijn voor het blijvend stopzetten van de financiering vanuit USAID. Zoals reeds gesteld is het primair aan overheden van de autonome landen om eventueel het wegvallen van de financiering (deels) te compenseren. Zo hebben de autoriteiten van Curaçao recentelijk een eenmalige financiële bijdrage gedaan aan meerdere organisaties waaronder de stichting Salú pa Tur zodat zij de eerstelijnszorgzorg voor de ongedocumenteerden op Curaçao kunnen voortzetten. Het Nederlandse kabinet heeft in 2024 eerder een bescheiden (financiële) bijdrage geleverd aan Salú Pa Tur.
Zijn er ook concrete gevolgen merkbaar voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden) (met name Bonaire) nu belangrijke projecten op Aruba en Curaçao (tijdelijk) geen financiering ontvangen?
Er zijn geen signalen bekend dat er concrete gevolgen merkbaar zijn op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Ziet u het belang van projecten die werden uitgevoerd met deze financiering in het algemeen en specifiek door het maatschappelijk middenveld? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik erken het belang van deze projecten. Aruba, Curaçao en Sint Maarten kennen een levendig maatschappelijk middenveld met tal van organisaties die zich inzetten voor de bevolking van hun land. De projecten waaraan u refereert worden voor zover mij bekend veelal deels gefinancierd door USAID, naast andere financiers. Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 2 is het niet aan het Nederlandse kabinet om hier verder onderzoek naar te doen. Het is aan de overheden van de landen om in samenspraak met het maatschappelijk middenveld te verkennen hoe het eventuele tekort aan financiering opgevangen kan worden.
Hoe ziet u deze situatie ontwikkelen na de stop van drie maanden die nu is aangegeven vanuit de Verenigde Staten?
Op 10 maart jl. heeft de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken een indicatie gegeven van de omvang van de structurele bezuinigingen die op de stop volgen. Meer details daarover kwamen onlangs naar buiten via Amerikaanse media. Daaruit blijkt dat het voornemen is om het overgrote deel van alle USAID activiteiten stop te zetten, evenals een aanzienlijk deel van de hulpprogramma’s van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. De besluitvorming in de Verenigde Staten is nog niet afgerond, maar de gevolgen kunnen wereldwijd aanzienlijk zijn. Met 27% van de wereldwijde hulpuitgaven is de Verenigde Staten de grootste individuele donor in absolute termen.
Bent u met de CAS-eilanden in gesprek over de gevolgen van de stop van de financiering door USAID? Zo nee, bent u van plan dit alsnog op korte termijn te doen?
In de recente bestuurlijke overleggen die ik gevoerd heb met de Caribische landen is stilgestaan bij het stopzetten van de financiering van USAID en de mogelijke gevolgen hiervan.
Erkent u dat het wegvallen van deze projecten de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk raakt, gezien de bijzondere staatkundige relatie met de CAS-eilanden? Zo nee, waarom niet?
Ik erken dit niet. De bijzondere staatkundige relatie betekent niet dat het Koninkrijk verantwoordelijk is voor het compenseren voor het wegvallen van deze externe financiering. Dit blijft primair een verantwoordelijkheid van de Caribische landen.
Welke rol kan het land Nederland spelen in het opvangen van het wegvallen van deze projecten?
Ik voorzie hierin voor Nederland geen concrete rol. Het is primair aan de autoriteiten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten om het wegvallen van de financiering vanuit de Verenigde Staten (deels) te compenseren of te verkennen hoe de projecten die wegvallen op een andere manier voortgang kunnen krijgen.
Is Nederland bereid om mee te denken over alternatieve financieringsbronnen voor deze projecten, zoals internationale humanitaire fondsen of Europese subsidies en hier een faciliterende rol op zich te nemen?
Maatschappelijke organisaties hebben zelfstandig contact met humanitaire fondsen. Zij zullen zelf nieuwe aanvragen moeten indienen. Nederland is bereid een faciliterende rol te vervullen. Zo zijn er verschillende horizontale EU-fondsen die mogelijk kunnen worden aangeschreven. Voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba geldt dat de speciaal-gezant voor de BES ondersteunt bij aanvragen voor soortgelijke EU-fondsen. Curaçao, Aruba en Sint Maarten kunnen, indien gewenst, Nederland verzoeken om soortgelijke ondersteuning te ontvangen. Tot op heden is dit niet gebeurd.
Daarnaast kunnen de CAS-landen gebruik maken van de diensten van de National Contact Points (NCP) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). RVO ondersteunt bij het indienen van voorstellen en organiseert (voor bepaalde fondsen) trainingen en informatiebijeenkomsten. Nederland kan hier desgevraagd dus een faciliterende rol bij spelen.
Kan Nederland proactief financiële ondersteuning aanbieden in deze uitzonderlijke situatie met inachtneming van de specifieke relatie tussen het Koninkrijk en de CAS-eilanden? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoorden bij vraag 8 en 9.
Erkennen Nederland en de CAS-eilanden het cruciale werk van lokale en internationale organisaties die personen die bescherming zoeken op de eilanden ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Nederland erkent de belangrijke rol die lokale en internationale organisaties kunnen spelen binnen de migratieketen voor de bescherming en bevordering van mensenrechten. Het delen van ervaringen en best practices kan bijvoorbeeld dienen als een waardevol instrument ten behoeve van de doelgroep voor zowel de autoriteiten van de Caribische landen als het maatschappelijk middenveld. Daarnaast worden sommige internationale organisaties zoals United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) ingezet in een adviserende rol met betrekking tot de uitvoering van het migratiebeleid in de Caribische landen.
Gegeven de huidige situatie in Venezuela, beschouwt Nederland Venezolaanse personen op de CAS-eilanden als een groep waarvan een deel specifieke bescherming nodig heeft? Zo nee, waarom niet?
Het toelatingsbeleid voor de Caribische landen is een landsaangelegenheid en geniet de politieke verantwoordelijkheid van de Ministers van Justitie van de Caribische landen. Voor alle Caribische landen geldt dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) van toepassing is. Dit betekent dat Venezolanen een beroep kunnen doen op artikel 3 van het EVRM wanneer zij bij terugkeer een risico lopen op een onmenselijke behandeling. Het is aan de betreffende persoon om een reëel risico hierop aannemelijk te maken.
De autoriteiten van de Caribische landen dienen elk artikel 3EVRM-verzoek individueel te beoordelen. Indien de autoriteiten oordelen dat een beroep op het non-refoulementbeginsel of bescherming gegrond is, wordt de desbetreffende persoon niet uitgezet naar het land waar hij/zij vervolging te vrezen heeft.
Voor Nederland geldt dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet als zodanig als uitzonderlijk wordt aangemerkt. Dit betekent concreet dat iedere persoon die dient terug te keren naar Venezuela niet per definitie wordt gekenmerkt als iemand die vervolging te vrezen heeft. Net als in de Caribische landen wordt het verzoek om bescherming op basis van artikel 3 van het EVRM individueel beoordeeld door de bevoegde autoriteiten in Nederland.
Voelt Nederland zich, als grootste land binnen het Koninkrijk, verantwoordelijk vanwege de impact die dit besluit heeft op de mensenrechten van personen op de CAS-eilanden in het algemeen en ongedocumenteerden, migranten en mensen die bescherming zoeken specifiek? Zo nee, waarom niet?
Binnen het Koninkrijk der Nederlanden zijn migratie, waaronder dus het toelatings-, opvang-, terugkeer-en asielbeleid, evenals het zorgdragen voor de verwezenlijking van mensenrechten, landsaangelegenheden. De autonome landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn daarom net als Nederland elk voor hun eigen migratiebeleid verantwoordelijk. De samenwerking tussen Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten op het vlak van migratiebeleid is gestoeld op gelijkwaardigheid, wederzijds draagvlak en een goede onderlinge relatie. Hier wordt waarde aan gehecht. Het Nederlandse kabinet is van mening dat mensenrechten waar dan ook ter wereld gerespecteerd en gewaarborgd dienen te worden. De samenwerking met de CAS-landen en geleverde bijstand is altijd gericht geweest om de vreemdelingenketens in de landen afhankelijk van de wederzijdse wensen en behoeften verder te optimaliseren.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De sloop van de woonwijk Mrija voor 1000 Oekraïners in Vlaardingen |
|
Michiel van Nispen , Sandra Beckerman (SP) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV), Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de plannen vanuit de gemeente Vlaardingen en het Hoogheemraadschap Delfland voor de sloop van een hagelnieuwe woonwijk voor een waterzuiveringsinstallatie waarover de Oekraïense bewoners een petitie aan de Kamer hebben overhandigd?1
Wat vindt u van de grote zorgen die zijn geuit door deze groep Oekraïners, en een kleine duizend omwonenden, al in een eerdere petitie voor behoud van de wijk, over hoe de oorlog zal eindigen in Oekraïne en dat velen van hen woonden in een gebied dat nu door Rusland is bezet?
Ziet u hierin ook de verantwoordelijkheid voor u gezien het feit dat de wijk Mrija ook volledig is betaald met Rijksmiddelen?2
Klopt het dat het Rijk hier een voorname rol in heeft, zowel op het gebied van water en infrastructuur, als wel het woningbouwaspect, als wel de verantwoordelijkheid voor de opvang van Oekraïners in Nederland?
Bent u tevens bekend met de brief vanuit Stichting Groeiend Verzet richting het Hoogheemraadschap Delfland en de gemeente Vlaardingen waarin meerdere bezwaren over de sloop van de wijk Mrija worden gedeeld? Zo ja, kunt u hierop reflecteren?3
Bent u het met de Stichting Groeiend Verzet, en mede ondertekenaars dhr. de Geus en dhr. Habekotte, eens dat de sloop van deze woningen een grote kapitaalvernietiging is, gezien het feit dat deze woningen nog lang mee kunnen gaan en gezien het feit dat deze pas 3 jaar oud zijn?
Bent u bekend met de uitspraak van voormalig Staatssecretaris dhr. van der Burg die, bij de opening van de wijk Mrija voor langdurige opvang oorlogsvluchtelingen, nog lang voor het raadsbesluit was uitgesproken, over de opvang Oekraïners zei: «voor hoe langer hoe beter het is»? Is dit ook uw opvatting?
Ziet u, met het oog op de grote woningnood in Nederland, dat deze sloop hier op geen manier recht aan doet en de sloop van kostbare woningen medio 2026 zeer ongewenst is, zeker ook omdat ze op termijn ook lokale jonge woningzoekenden in kunnen worden gehuisvest?
Bent u bekend met het advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport van de Commissie voor de Milieueffectrapportage van 9 oktober 2024? Kunt u specifiek reflecteren op het advies waarin de gedeeltelijke (gefaseerde) nieuwbouw in combinatie met renovatie/opwaardering van de bestaande AWZI, mogelijk milieuvoordelen kan opleveren ten opzichte van nieuwbouw en dat bestaande onderdelen kunnen worden gerenoveerd? Zo ja, wat is uw mening over dit advies?
Kunt u reageren op de uitspraak van dhr. Poppe van Stichting Groeiend Verzet dat voor de woonwijk Mrija een tijdelijke omgevingsvergunning van kracht is, maar het bevoegd gezag een wettelijke mogelijkheid heeft dit te verlengen tot tien jaar of zelfs langer?
Klopt de inschatting dat ongeveer 100 miljoen euro, voor bouw en sloop, in rook opgaat als de plannen voor de nieuwe waterzuiveringsinstallatie worden doorgezet en de woningen en de gehele boven en ondergrondse infrastructuur dus weg moeten en wat ook betekent dat de huidige zuivering gesloopt gaat worden? Wat zijn de totale kosten van bouw en sloop van de wijk Mrija en wat zijn de kosten van sloop van de huidige zuivering? Acht u deze, bij een ander beleid met vernieuwing zuivering op de huidige locatie met behoud van Mrija, onnodige kosten maatschappelijk verantwoord? Zo ja, op grond van welke argumenten?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de gemeente Vlaardingen en het Hoogheemraadschap Delfland over het voorkomen van deze mogelijke sloop van Mrija en om genoemde alternatieve plannen uit te werken, omdat dit ook direct de agenda op meerdere gebieden van het Rijk raakt?
Het bericht “Asielzoekers die overlast geven of crimineel zijn komen op speciale lijst, maar aanvraag loopt door: teller staat op ruim 1180” |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers die overlast geven of crimineel zijn komen op speciale lijst, maar aanvraag loopt door: teller staat op ruim 1.180»?1
Ja.
Hoe vaak moet een asielzoeker een incident veroorzaakt hebben in een asielzoekerscentrum om op de Top-X-lijst geplaatst te worden? Worden hierbij alle type incidenten meegenomen, of alleen de meest serieuze?
Vreemdelingen komen in aanmerking voor de Top-X aanpak indien een vreemdeling binnen de bezetting van het COA valt en daarnaast aan één of meer van onderstaande criteria voldoet. De vreemdeling:
Een (gestelde) alleenstaande minderjarige bewoner (amv) wordt aangedragen bij drie geregistreerde agressie incidenten (fysiek) in de afgelopen twaalf maanden of wanneer de bewoner door COA-medewerkers wordt aangedragen in verband met onacceptabel gedrag met een (zeer) grote impact op medewerkers, medebewoners en/ of omgeving.
Hoeveel incidenten met overlastgevende asielzoekers zijn er in 2024 door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) geregistreerd? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Over incidenten waar bewoners van COA-locaties bij betrokken zijn, wordt jaarlijks gerapporteerd in de incidentenmonitor die door het WODC wordt opgesteld. De monitor van 2023 is in juni 2024 gepubliceerd.2 Het streven is dat de monitor over 2024 voor het zomerreces wordt gepubliceerd.
Hanteert het COA, en hanteren de ketenpartners die op asielzoekerscentra (azc's) werkzaam zijn, een beleid waarbij het melden en registreren van incidenten zoveel mogelijk wordt gestimuleerd? Zo nee, waarom niet?
Alle inzet van het COA is erop gericht om op iedere opvanglocatie alle incidenten te registreren. Alle medewerkers volgen een verplichte training Incidenten en maatregelen en op elke locatie zijn er minimaal twee contactpersonen veiligheid die bijdragen aan de kwaliteit van de incidentenregistratie. Incidenten worden op uniforme wijze geregistreerd binnen het daarvoor ingerichte informatiesysteem van het COA. Het registeren van incidenten en het borgen van de kwaliteit van die registraties is een onderwerp waar vanuit het COA op diverse manieren doorlopend aandacht aan wordt besteed.
Incidenten kunnen van verschillende aard zijn en worden door COA ook als zodanig vastgelegd. Incidenten kunnen een geringe tot zeer grote impact hebben op anderen.
Conform het ketenbrede incidentenprotocol sturen ketenpartners, waaronder COA, IND, DTenV, meldingen inzake ernstige incidenten door naar het departement. Deze meldingen worden achteraf openbaar gemaakt in de vorm van een samenvatting.
Naast de incidenten bij COA kunnen ook verstoringen van de openbare orde of strafbare feiten buiten de opvanglocatie plaatsvinden. Deze worden geregistreerd door de politie.
Deelt u de mening dat het registreren van COA-incidenten waarbij asielzoekers betrokken zijn essentieel is om overlast, geweld en elke andere vorm van onwenselijk gedrag door asielzoekers te voorkomen en te bestrijden? Zo nee, waarom niet?
Registratie van incidenten die op COA opvanglocaties plaatsvinden door het COA is van belang om normerend op te treden. Daarnaast is het van belang voor een goede dossieropbouw en daarmee het kunnen opleggen van verdere maatregelen, zoals plaatsing in de verscherpte toezichtlocatie, procesbeschikbaarheidslocatie of handhavings- en toezichtlocatie.
Bent u bereid om naar aanleiding van een toezegging aan lid Rajkowski in het commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid op 12 maart 2025, over de registratie en de Top-X lijst, in gesprek te gaan met het COA zodat incidenten altijd geregistreerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4, is alle inzet van het COA erop gericht om op iedere opvanglocatie alle incidenten te registreren en heeft dit onderwerp doorlopende aandacht.
Worden alle incidenten die het COA registreert op dit moment vanwege de potentiële impact op de verblijfsstatus of verblijfsaanvraag doorgegeven aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in antwoord op vraag 4 registreert het COA verschillende type incidenten. Daaronder vallen ook incidenten met geringe impact, zoals het overtreden van huisregels bij het niet schoonhouden van de eigen woonruimte. Niet alle incidenten die het COA registreert, hebben impact op de verblijfsrechtelijke status van de vreemdeling.
Voor wat betreft vreemdelingen die in aanmerking komen voor de Top-X aanpak, gaat het in de regel om zware dan wel stelselmatige overlastgevers. Deze personen worden periodiek besproken in het lokaal ketenoverleg waar de organisaties in de asielketen in gezamenlijkheid een individuele Top-X aanpak bepalen.
De Kwalificatierichtlijn vereist dat, als een vreemdeling internationale bescherming nodig heeft, er sprake moet zijn van een veroordeling vanwege een ernstig misdrijf of een bijzonder ernstig misdrijf om een asielvergunning te kunnen weigeren of intrekken. Hierover is uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 18 december 2024.3
Deelt u de mening dat alle COA-incidenten waarbij asielzoekers zijn betrokken gedeeld moeten worden met de IND, en dat juridische belemmeringen die dit onmogelijk maken zo spoedig mogelijk moeten worden weggenomen?
Het is niet doelmatig om alle incidenten met de IND te delen. Lichte incidenten zoals overtreding huisregels zijn immers niet aan te merken als strafbare feiten en hebben geen verblijfsrechtelijke consequenties. Dit laat onverlet dat dergelijke incidenten wel door COA worden geregistreerd met het oog op het opleggen van een maatregel (zoals o.a. het inhouden van leefgeld) om het gedrag te corrigeren. Overlastgevende incidenten die door het COA bij de IND worden gemeld kunnen in het kader van de pilot procesoptimalisatie met prioriteit worden opgepakt om in ieder geval de procedure te bespoedigen en de duur van het verblijf in de opvang te beperken. Het moet daarbij wel gaan om een kansarme aanvraag. Ook zwaardere incidenten hebben niet altijd verblijfsrechtelijke consequenties, zoals toegelicht in antwoord op vraag 7. Zij leiden conform voornoemde criteria wel tot selectie voor de Top-X aanpak, die met de IND wordt besproken in een lokaal ketenoverleg om een individuele aanpak te bespreken.
Klopt het dat de kwalificatierichtlijn op dit moment een soepelere eis hanteert voor het afwijzen van een verblijfsvergunning asiel in het geval van subsidiaire bescherming?
Ja. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in voornoemde brief van 18 december 2024.
Maakt Nederland op dit moment gebruik van het toegestane onderscheid tussen verdragsvluchtelingen en asielzoekers die recht hebben op subsidiaire bescherming bij het afwijzen van de aanvraag en het intrekken van de verblijfsvergunning asiel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Hoeveel aangiften zijn er in 2024 gedaan tegen asielzoekers die betrokken waren bij een COA-incident? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Het aantal aangiften tegen asielzoekers valt op die manier niet uit het politiesysteem te herleiden. Voor het aantal geregistreerde verdachten van misdrijven verwijs ik uw Kamer naar de jaarlijkse Incidentenmonitor van het WODC. De monitor over 2024 wordt naar verwachting voor het zomerreces gepubliceerd.
Hoe verhoudt het aantal geregistreerde COA-incidenten zich tot het aantal gedane aangiften?
Zie antwoord vraag 11.
Hanteert het COA, en hanteren de ketenpartners die op azc’s werkzaam zijn, een beleid waarbij het doen van aangifte tegen asielzoekers die betrokken zijn bij een COA-incident zoveel mogelijk wordt gestimuleerd? Zo nee, waarom niet?
Ja, daarom benadruk ik dit in gesprek met het COA en wordt het doen van aangifte gestimuleerd. Bewoners die slachtoffer worden van een strafbaar feit worden door COA-medewerkers gewezen op de mogelijkheid om aangifte te doen, waarbij COA toegankelijke informatie verstrekt. Indien COA-medewerkers slachtoffer zijn van een strafbaar feit, worden zij intern geïnstrueerd om aangifte te doen onder vermelding van Veilige Publiek Taak (VPT). De politie en het Openbaar Ministerie (OM) geven hoge prioriteit aan de opvolging van VPT-aangiften. De Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) tussen politie en OM vormen hiervoor het kader. Deze afspraken gaan over de opsporing en vervolging van agressie en geweld gericht tegen mensen met een publieke taak. Recent zijn de ELA geëvalueerd en deze evaluatie geeft een duidelijk kader om met alle betrokken partijen met de knelpunten binnen de VPT-aanpak aan de slag te gaan en daarbij ook de ELA te herzien. Binnen dit traject wordt ook gekeken naar verbeterpunten in het aangifteproces.
Hoe verklaart u het feit dat de Top-X-lijst geen evenredige afspiegeling is van de verspreiding van asielzoekers over Nederland? Komt dit doordat het COA geen eenduidig beleid voert wat betreft het melden van COA-incidenten en het doen van aangifte tegen asielzoekers die betrokken zijn bij COA-incidenten?
Verschillende factoren zijn van invloed op het feit dat in bepaalde gemeenten relatief veel Top-X overlastgevers, en in andere gemeenten relatief weinig Top-X overlastgevers voorkomen. In grote mate hangt dit samen met de spreiding van COA-locaties in Nederland, het aantal asielzoekers dat op een COA-locatie verblijft en de samenstelling van de bezetting op een COA-locatie. Ook een georganiseerde politie-inzet kan mede bepalend zijn voor een hoog aantal politieregistraties in een bepaalde gemeente in een specifieke periode. Grote steden en gemeenten kunnen ook een bepaalde aantrekkingskracht hebben. Pleegplaatsen hoeven niet dezelfde plaatsen te zijn waar de vreemdeling verblijft.
De uniformiteit van het registreren van incidenten door COA of het landelijke beleid om aangifte te doen bij strafbare feiten staat hierbij niet ter discussie.
Deelt u de mening dat het doen van aangifte tegen asielzoekers in het geval van COA-incidenten zoveel mogelijk moet worden gestimuleerd vanwege de veiligheid van het personeel in de asielketen, de veiligheid van inwoners rond azc's en de consequenties die aangiften kunnen hebben op de verblijfsstatus van asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Ja, daarom wijs ik in gesprek met COA voortdurend op het belang van aangifte doen en goede dossieropbouw, wat ook door COA wordt gestimuleerd.4
Bij hoeveel aangiften tegen asielzoekers heeft het Openbaar Ministerie (OM) in 2024 besloten om de zaak te seponeren of af te doen met een strafbeschikking? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Over de door het Openbaar Ministerie afgehandelde misdrijven en de wijze van afdoening verwijs ik uw Kamer naar voornoemde Incidentenmonitor.
Hanteert het OM het beleid alle asielzoekers waartegen aangifte is gedaan vanwege de mogelijke gevolgen voor de verblijfsstatus voor de rechter moeten komen? Zo nee, waarom niet?
Het OM zet ten aanzien van overlastgevende asielzoekers die misdrijven plegen in op lik-op-stuk. Denk daarbij aan de inzet van (super)snelrecht en directe tenuitvoerlegging van de sanctie (veelal een gevangenisstraf). Of dit in een concreet geval mogelijk is hangt af van de omstandigheden en is aan de officier van justitie.
Deelt u de mening dat het cruciaal is dat elke asielzoeker waartegen aangifte is gedaan vanwege de veiligheid van Nederland en de gevolgen die een veroordeling kan hebben voor de verblijfsstatus voor de rechter moet verschijnen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 17. Het is aan het OM om te bepalen of een zaak aan de rechter wordt voorgelegd. Het kabinet mengt zich hier niet in.
Hanteert de IND het beleid dat er bij een veroordeling wegens een ernstig of bijzonder ernstig misdrijf automatisch een intrekkingszaak wordt opgevoerd of dat er automatisch wordt onderzocht of de verblijfsaanvraag zo spoedig mogelijk kan worden afgewezen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer een statushouder of asielzoeker bij (onherroepelijk) rechtelijk vonnis is veroordeeld voor een misdrijf wordt er altijd onderzocht of respectievelijk de asielvergunning ingetrokken kan worden of de verblijfsaanvraag asiel afgewezen kan worden op grond van openbare orde.
Als betrokkene moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning alleen worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een «bijzonder ernstig misdrijf». Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap.
Als de vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». Een van de veroordelingen moet daarnaast betrekking hebben op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. In beide gevallen moet ook het Unierechtelijk openbare orde criterium worden getoetst. Daarnaast moeten beide gevallen evenredig zijn aan de bedreiging die de betrokken derdelander vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Ook moet er in het geval van een intrekking aan de glijdende schaal worden voldaan.
Hoeveel asielzoekers zijn in 2024 veroordeeld voor een bijzonder ernstig misdrijf? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
De termen «ernstig misdrijf» en «bijzonder ernstig misdrijf» komen uit de Kwalificatierichtlijn en zijn niet verbonden aan bepaalde categorieën uit onze strafwetten. De IND beoordeelt dit per geval aan de hand van alle juridische en feitelijke elementen. De gevraagde aantallen zijn als zodanig niet uit de systemen te herleiden. Wel is er inzage in het aantal zaken waarin een (bijzonder) ernstig misdrijf verblijfsrechtelijke consequenties heeft (zie antwoord op vraag 22 en5.
Over de door het OM en de rechtbank afgehandelde misdrijven door asielzoekers verwijs ik uw Kamer verder naar voornoemde Incidentenmonitor. Daarin wordt per delictcategorie aangegeven hoeveel zaken door het OM en de rechtspraak zijn afgehandeld.
Hoeveel asielzoekers zijn in 2024 veroordeeld voor een ernstig misdrijf? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Zie antwoord vraag 20.
Voor hoeveel asielzoekers had een veroordeling voor een bijzonder ernstig misdrijf in 2024 verblijfsrechtelijke consequenties (intrekking of afwijzing)? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
De IND kan verblijfsvergunningen asiel intrekken of aanvragen afwijzen indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. In 2024 zijn 20 asielvergunningen ingetrokken en 70 asielaanvragen afgewezen op grond van openbare orde. In 2023 zijn om die reden 10 asielvergunningen ingetrokken en 20 asielaanvragen afgewezen. Vanaf 2024 is het mogelijk om openbare orde tegen te werpen als de aanvraag ook op inhoudelijke gronden wordt afgewezen. Dit heeft geresulteerd in een groter aantal afwijzingen van asielverzoeken op grond van de openbare orde.
Voor hoeveel asielzoekers had een veroordeling voor een ernstig misdrijf in 2024 verblijfsrechtelijke consequenties (intrekking of afwijzing)? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Zie antwoord op vraag 22.
Bestaat er naast de mogelijkheid om een verblijfsvergunning in te trekken of af te wijzen vanwege een veroordeling nog een andere mogelijkheid binnen het huidige vreemdelingenrecht om verblijfsrechtelijke consequenties aan overlastgevend of openbare orde verstorend gedrag te verbinden? Zo ja, wat is hiervoor de juridische grondslag?
Nee, er zijn – zo lang de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden uit de Kwalificatierichtlijn om voor bescherming in aanmerking te komen – geen andere gronden om een verblijfsvergunning in te trekken of te weigeren dan een veroordeling voor een voldoende ernstig strafbaar feit.
Biedt het Europees recht op dit moment door Nederland onbenutte ruimte om verblijfsrechtelijke consequenties aan overlastgevend of openbare orde verstorend gedrag te verbinden? Zo ja, om welke (juridische) ruimte gaat het?
Zoals aangegeven in voornoemde brief van 18 december 2024 stelt de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU hoge eisen aan de beoordeling van de vraag of internationale bescherming kan worden geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. Ik heb in die brief dan ook gebruik gemaakt van de mogelijkheden die voorhanden waren.
Hoeveel verblijfsaanvragen op grond van asiel zijn in 2024 afgewezen? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 zijn 12.420 eerste asielaanvragen afgewezen. In 2023 waren dit 10.830 eerste asielaanvragen.6
In hoeveel zaken waarbij de verblijfsvergunning asiel is afgewezen is de asielzoeker of zijn gemachtigde in 2024 in beroep gegaan? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 werd in 9.220 asielzaken beroep ingesteld. In 2023 betrof dit 9.410 asielzaken. Hierbij zijn de beroepen niet-tijdig beslissen en voorlopige voorzieningen niet meegeteld. Het beroep kan zijn ingesteld door de asielzoeker of diens gemachtigde. Een zaak bij de Raad voor Rechtsbijstand kan meerdere vreemdelingen betreffen. De cijfers zijn derhalve niet een-op-een vergelijkbaar met de cijfers in antwoord 26 inzake het aantal afgewezen asielaanvragen.7
Hoe hoog is het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval succesvol beroep tegen een afwijzing is aangetekend?
De gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland is geregeld in een forfaitair systeem dat uitgaat van onderlinge uitmiddeling van zaken waarin soms relatief meer en een andere keer juist minder inspanningen vereist zijn. Daarbij wordt uitgegaan van een puntensysteem, waarbij 1 punt in 2024 met 134,47 euro wordt vergoed. Het uitgangspunt van dit forfaitaire systeem is dat de vergoeding gebaseerd is op de gemiddelde tijdsbesteding. 1 punt moet daarmee ongeveer gelijk staan met 1 uur. Een gemachtigde krijgt 10 punten vergoed voor een beroepsprocedure. Daarmee krijgt een gemachtigde dus 1.344,47 euro (excl. BTW).
Bij een gegrond beroep wordt er door de rechter een proceskostenvergoeding vastgesteld. Bij declaratie bij de Raad voor Rechtsbijstand wordt de vastgestelde proceskostenvergoeding in mindering gebracht op de uit te betalen vergoeding van de advocaat (Artikel 32 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000).
De vergoeding aan de gemachtigde staat los van de uitkomst van de procedure. Een belangrijke uitzondering hierop geldt voor herhaalde asielaanvragen. Voor rechtsbijstand in het kader van opvolgende asielaanvragen wordt, indien de aanvraag wordt afgewezen, een lager aantal punten toegekend dan bij inwilliging van de opvolgende aanvraag. Dit vergoedingensysteem wordt ook toegepast voor rechtsbijstand in beroeps- en hoger beroepsprocedures
Kan het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval succesvol beroep tegen een afwijzing is aangetekend binnen de huidige grenzen van het Europees en internationaal recht verder worden verlaagd? Zo ja, tot welk bedrag kan deze vergoeding worden verlaagd?
Het Europees recht zelf stelt geen specifieke regels vast over de hoogte van vergoedingen voor rechtsbijstand op nationaal niveau. Het waarborgt wel het recht op een effectieve rechtsmiddel en de toegang tot de rechter, wat impliceert dat de kosten van rechtsbijstand niet onterecht belemmerend mogen zijn. Verlaging van vergoedingen mag er niet toe leiden dat de toegang tot het recht illusoir worden. Bovendien zou verlaging van de vergoeding terwijl de gemiddelde tijdsbesteding gelijk blijft, botsen met de gedachte van het forfaitaire systeem zoals genoemd onder vraag 28.
In hoeveel zaken waarbij het beroep op de afwijzing van de verblijfsvergunning asiel ongegrond blijkt te zijn werd door de asielzoeker of zijn gemachtigde in 2024 hoger beroep aangetekend? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 werd in 2.400 asielzaken hoger beroep ingesteld. In 2023 betrof dit 2.240 asielzaken.8 Hierbij zijn de voorlopige voorzieningen niet meegeteld.
Het hoger beroep kan zowel zijn ingesteld door de asielzoeker of diens gemachtigde als door de IND.
Hoe hoog is het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval succesvol hoger beroep tegen een afwijzing is aangetekend?
Een gemachtigde krijgt 6 punten vergoed voor een hoger beroepsprocedure. Daarmee krijgt de gemachtigde € 806,82 euro (excl. BTW). Bij een gegrond hoger beroep wordt er door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een proceskostenvergoeding vastgesteld. Bij declaratie bij de Raad voor de Rechtsbijstand wordt de vastgestelde proceskostenvergoeding in mindering gebracht op de uit te betalen vergoeding van de advocaat (Artikel 32 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000).
Kan het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval succesvol hoger beroep tegen een ongegrond beroep is aangetekend binnen de huidige grenzen van het Europees en internationaal recht verder worden verlaagd? Zo ja, tot welk bedrag kan deze vergoeding worden verlaagd?
Zie antwoord op vraag 29.
Hoe vaak heeft de IND in 2024 een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. aan een asielzoeker opgelegd? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 heeft de IND ongeveer 220 keer een maatregel op grond van artikel 56 Vw. aan een asielzoeker opgelegd. In 2023 heeft de IND deze maatregel 270 keer opgelegd.
De IND legt enkel een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. op aan vreemdelingen die op de HTL geplaatst worden. Statushouders kunnen ook op de HTL geplaatst worden. In de cijfers is geen onderscheid gemaakt naar verblijfsstatus.9 10
Hoe vaak is er in 2024 tegen het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. door een asielzoeker of zijn gemachtigde beroep aangetekend? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 is ongeveer 90 keer beroep ingediend tegen het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. In 2023 is dit ongeveer 100 keer gebeurd. Het betreft hier enkel beroepen ingediend in zaken waarin de maatregel door de IND was opgelegd.
Hoe vaak was het beroep tegen het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. in 2024 succesvol? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 waren minder dan 10 beroepen ingediend tegen het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw (opgelegd door de IND) gegrond. In 2023 waren ongeveer 20 van deze beroepen gegrond.
Hoe hoog is het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval een beroep tegen een artikel 56 Vw. maatregel succesvol blijkt te zijn?
Een gemachtigde krijgt 4 punten vergoed voor een beroepsprocedure tegen een vrijheidsbeperkende maatregel. Daarmee krijgt de gemachtigde dus 537,88 euro (excl. BTW). Bij een gegrond beroep wordt er door de rechtbank een proceskostenvergoeding vastgesteld. Bij declaratie bij de Raad voor Rechtsbijstand wordt de vastgestelde proceskostenvergoeding in mindering gebracht op de uit te betalen vergoeding van de advocaat (Artikel 32 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000).
Hoe hoog is het bedrag waarop de asielzoeker recht heeft in het geval in beroep blijkt dat tegen hem onrechtmatig een artikel 56 Vw. maatregel is opgelegd?
Alleen de immateriële schade (het psychische nadeel van de vrijheidsbeneming/beperking) komt in aanmerking voor eventuele schadevergoeding (art. 106 Vw). Op grond van de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak worden in detentie doorgebrachte dagen volgens een vast bedrag per dag vergoed. Hierin wordt aansluiting gezocht bij het strafrecht voor de hoogte van het te vergoeden forfaitaire bedrag: € 130,= per dag in een politiecel en € 100,= per dag in een Detentiecentrum. Bij moedwillige onrechtmatige vrijheidsbeneming kan het verschuldigde bedrag worden verhoogd naar 150% (denk hier bijvoorbeeld aan de situatie waarin bewaring na een rechterlijke uitspraak niet tijdig wordt opgeheven).
Tevens kan de hoogte van het verschuldigde bedrag worden gematigd indien er sprake was van (gedeeltelijke) eigen schuld. Het is echter niet mogelijk zover te matigen, dat er helemaal geen bedrag meer verschuldigd is aan de benadeelde. Rechters gaan ervan uit dat de artikel 56 Vw maatregel, evenals een vrijheidsontnemende maatregel, immateriële schade tot gevolg heeft bij degene die de maatregel dient te ondergaan. Die schade zal bij een vrijheidsbeperkende maatregel wel geringer zijn dan bij een vrijheidsontnemende maatregel. Uit de rechtspraak volgt dat daarom wordt uitgegaan van een forfaitaire bedrag van € 25,= schadevergoeding per dag onrechtmatige vrijheidsbeperking. Hoe hoog het bedrag is dat de asielzoeker in een dergelijke geval ontvangt, hangt dus af van het aantal dagen dat sprake is geweest van onrechtmatige vrijheidsbeperking. Daarbij is geen sprake van een maximumbedrag.
Kunnen de bedragen waarop de gemachtigde en de asielzoeker recht hebben in het geval in beroep blijkt dat er tegen de asielzoeker onrechtmatig een artikel 56 Vw. maatregel is opgelegd binnen de huidige grenzen van het Europees en internationaal recht verder worden verlaagd? Zo ja, tot welk bedrag kunnen deze vergoedingen worden verlaagd?
Zie het antwoord op vraag 29.
In hoeveel zaken waarbij het beroep op de oplegging van de artikel 56 Vw. maatregel ongegrond blijkt wordt door de asielzoeker of zijn gemachtigde in 2024 hoger beroep aangetekend? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Zowel in 2024 als in 2023 is in minder dan 10 zaken hoger beroep ingesteld na een ongegrond beroep tegen het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw (opgelegd door de IND).
Hoe hoog is het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval een hoger beroep tegen een artikel 56 Vw. maatregel succesvol blijkt te zijn?
Er staat geen hoger beroep open tegen een artikel 56 Vw maatregel, zie artikel 84, onder a van de Vw.
Hoe hoog is het bedrag waarop de asielzoeker recht heeft in het geval in hoger beroep blijkt dat tegen hem onrechtmatig een artikel 56Vw. maatregel is opgelegd?
Zie antwoord vraag 40.
Kunnen de bedragen waarop de gemachtigde en de asielzoeker recht hebben in het geval in hoger beroep blijkt dat er tegen de asielzoeker onrechtmatig een artikel 56Vw. maatregel is opgelegd binnen de huidige grenzen van het Europees en internationaal recht verder worden verlaagd? Zo ja, tot welk bedrag kunnen deze vergoedingen worden verlaagd?
Zie het antwoord op vraag 29.
Bent u bekend met signalen dat gemachtigden beroep aantekenen tegen afwijzingen van verblijfsvergunningen of tegen de oplegging van een artikel 56Vw. maatregel zonder dat de asielzoeker hiervan op de hoogte is of hiervoor toestemming gegeven heeft? Zo ja, mag dit volgens huidige wet- en regelgeving?
Uit artikel 2:1 van de Awb volgt dat eenieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen kan laten bijstaan of door een gemachtigde kan laten vertegenwoordigen. Het bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Bij advocaten wordt, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, geen schriftelijke machtiging verlangd. Het wordt voldoende geacht dat de advocaat zich als gemachtigde stelt. De rechtspraak handelt dienovereenkomstig.11
Een advocaat die zich zonder voorafgaande toestemming van de asielzoeker als diens gemachtigde stelt en rechtsmiddelen indient, handelt daarmee in strijd met de op hem rustende verplichtingen en kan daarop ingevolge de Advocatenwet worden aangesproken. Advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen.
Overigens hanteert de Raad voor Rechtsbijstand voor de kwaliteitsborging van de asielrechtsbijstand de normen uit de best practices leidraad. Hierin is onder andere opgenomen dat de advocaat duidelijk afspraken maakt met zijn cliënt, deze afspraken vastlegt en de cliënt betrekt in alle stappen van het proces.
De IND heeft aangegeven geen concrete en duidelijke aanwijzingen te hebben dat advocaten beroep aantekenen zonder dat de asielzoeker daarvan op de hoogte is. Tegelijkertijd blijft de IND alert op dergelijke aanwijzingen. Daarbij wordt nauwlettend in de gaten gehouden of signalen aanleiding geven tot onderzoek.
Volledigheidshalve wordt daarbij opgemerkt dat het bekend is dat advocaten soms zonder overleg met hun cliënt pro forma beroep instellen, omdat zij hun cliënt niet tijdig kunnen bereiken om de wenselijkheid van het instellen van beroep te bespreken. Dit echter om te voorkomen dat de beroepstermijn wordt overschreden. Daarmee handelen zij in het belang van hun cliënt.
Mocht de IND het vermoeden hebben dat een advocaat niet handelt in overeenstemming met de op hem rustende verplichtingen, dan gaat de IND met deze advocaat in gesprek en betrekt daarbij zo nodig een deken van de orde van advocaten. Dit komt echter zelden voor.
Deelt u de mening dat er op dit moment sprake is van een pervers verdienmodel rondom (proces)vertegenwoordiging van asielzoekers en dat het cruciaal is dat dit verdienmodel moet worden doorbroken? Zo nee, waarom niet?
Nee, er is geen sprake van een pervers verdienmodel rondom asielrechtsbijstand.
Zoals hierboven is aangegeven is de gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland geregeld in een forfaitair systeem dat uitgaat van onderlinge uitmiddeling van zaken waarin soms relatief meer en een andere keer juist minder inspanningen vereist zijn. Het uitgangspunt daarbij is dat één gewerkt uur gemiddeld overeen moet komen met één forfaitair punt in het stelsel.
Daarnaast geldt het no cure less fee principe als het gaat om een afgewezen opvolgende asielaanvraag, een ongegrond beroep of hoger beroep in een opvolgende asielaanvraag. Dit systeem is ingevoerd met als doel de behandeling van (opvolgende) asielaanvragen zo effectief, efficiënt en zorgvuldig mogelijk te laten plaatsvinden. De vergoedingen voor rechtsbijstandsverlening zijn daarbij zo aangepast dat prikkels voor nieuwe, weinig kansrijke asielprocedures zonder dat sprake is van nieuwe omstandigheden na de behandeling van eerste asielaanvraag worden weggenomen. De rechtsbijstandsverlener zal bij een opvolgende asielaanvraag daarom gestimuleerd worden een inschatting te maken van de kansrijkheid van de zaak.
De Zembla uitzending 'Gevlucht en verwaarloosd' van 16 maart 2025 |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Hoe vaak heeft Nidos de afgelopen twee jaar aan de bel getrokken of gerapporteerd dat de werkdruk te hoog was en de workload te hoog was? Wat is daar vanuit uw ministerie mee gedaan?
Welke rapportages zijn er in de loop van de jaren geweest die hebben gewezen op de problemen bij de opvang en begeleiding van minderjarige vreemdelingen, zoals het rapport van de Commissie De Winter (2019) dat in de uitzending wordt genoemd, maar ook de rapportages van de kinderombudsman over de situatie van alleenstaande minderjarigen in Ter Apel (2022)? Kunt u per rapport aangeven welke aanbevelingen niet zijn overgenomen en waarom niet?1 en 2
Klopt het dat er in het rapport van de Commissie De Winter eerder is gewaarschuwd voor de risico’s op onderling geweld en suïcide wanneer de groepsgrootte te groot wordt? Waarom wordt er in dit licht niet, net als bij reguliere jeugdzorg, gekozen om juist toe te werken naar kleinere groepen?
Welke afspraken zijn er met Nidos over de frequentie waarmee voogden hun kinderen minimaal zien? Kan het voorkomen dat kinderen bijvoorbeeld maar éénmaal per maand worden gezien, zoals in de uitzending wordt gezegd? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Welke afspraken zijn er met Nidos en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) over de begeleiding op woongroepen (op COA-locaties en in kleinschalige woonvoorzieningen)? Hoe vaak worden kinderen gezien? Kan het voorkomen dat er enkele weken geen begeleiding is, zoals in de uitzending wordt gezegd? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Deelt u de mening dat de «opvanglocatie» in Delft, zoals deze in de uitzending te zien is, ongeschikt is voor opvang, laat staan voor de opvang van kinderen? Hoeveel kinderen worden op deze en vergelijkbare opvanglocaties opgevangen? Wat wordt hieraan gedaan?
Waarom wordt gekozen voor kleinschalige opvang waarbij minderjarigen worden begeleid door iemand die niet in het pand of op het terrein aanwezig is? Op welke manier is dit te vergelijken met jongeren uit de reguliere jeugdzorg?
Klopt het dat er sprake is (geweest) van pleeggezinnen waarin kinderen moesten werken, waarin kinderen onvoldoende eten kregen, dat kinderen zijn achtergelaten terwijl pleegouders op vakantie waren en kinderen zijn geplaatst in criminele gezinnen? Zo ja, wat gaat u eraan doen om te zorgen dat dit nooit meer gebeurt?
Klopt het dat er al eerder zorgen waren over 40% van de pleeggezinnen? Waarom zijn vermoedens over ongeschikte gezinnen niet doorgekomen bij de Inspectie Jeugd en Gezin? Waarom is daar (klaarblijkelijk) niet op gehandeld?
Klopt het dat kinderen opnieuw zijn geplaatst bij eerder ongeschikt bevonden pleegouders? Hoe kan dit?
Op welke wijze worden pleeggezinnen gescreend? Wie houdt toezicht op de pleeggezinnen en op welke wijze? Gelden hier andere regels dan in de reguliere pleegzorg? Zo ja, waarom?
Waarom is er geen sprake van een pleegzorgbegeleider? Bent u bereid te kijken of deze kan worden opgenomen om het toezicht op en de begeleiding van pleeggezinnen te verbeteren?
Op welke termijn is er – met alle nu lopende onderzoeken – duidelijkheid over de geschiktheid van de bestaande pleeggezinnen en locaties? Waar kunnen kinderen, pleegouders en andere betrokkenen terecht met vragen hierover?
Welke lessen die recent zijn getrokken uit de reguliere pleegzorg acht u ook relevant voor de pleegzorg bij deze kinderen?
Waarom wordt er überhaupt voor gekozen om met deze kinderen en jongeren zo anders om te gaan dan met kinderen en jongeren in de reguliere jeugdzorg?
Klopt het dat in veel andere landen de zorg voor minderjarigen die zonder ouders asiel hebben aangevraagd of gekregen, is belegd bij de reguliere jeugdzorg? Waarom is daar in Nederland niet voor gekozen? Welke voor- en nadelen ziet u aan het Nederlandse systeem versus het opvangen van minderjarigen in de reguliere jeugdzorg?
Wat vindt u van uitspraken in de documentaire als «we hebben niets beters» en «we moeten roeien met de riemen die we hebben»? Wat had de voogdijorganisatie hier in uw ogen anders moeten doen? Wat ziet u als de verantwoordelijkheid van het departement en de keuzes die er beleidsmatig zijn gemaakt?
Bent u bereid in het licht van deze uitzending onmiddellijk te stoppen met de «tijdelijke maatregelen» ten aanzien van de opvang van kinderen die asiel hebben aangevraagd zoals die zijn ingezet door uw voorganger, zoals de vergroting van de groepsgrootte waarin kinderen worden opgevangen en het doorplaatsen van kinderen naar de volwassenenopvang wanneer zij 17 jaar zijn?
Bent u bereid om niet meer toe te staan dat kinderen worden gehoord door de IND zonder dat er een voogd aanwezig is, zoals eerder aan de Tweede Kamer beloofd? Zo nee, waarom niet?
Hoe wordt de keten van begeleiding en opvang van minderjarigen meer weerbaar gemaakt voor de onherroepelijke plotselinge stijgingen en dalingen in het aantal kinderen dat naar Nederland komt?
Hoe beziet u de mogelijkheden tot verbetering van de opvang en begeleiding van minderjarigen als u tegelijk van plan bent de komende jaren meer dan 80% te gaan bezuinigen op het Nidos?
In hoeverre acht u Nidos in staat om voldoende voogden en begeleiders aan te nemen en te behouden als er in de begroting staat dat er de komende jaren meer dan 80% wordt bezuinigd?
Hoe is de bezettingsgraad op dit moment ten aanzien van het aantal opvangplekken voor minderjarige vreemdelingen? Hoe denkt u voldoende kwalitatief goede plekken in COA-opvang en kleinschalige huisvesting te realiseren zonder spreidingswet?
Bent u bereid met álle ketenpartners te werken aan een verbeterplan, waarin niet alleen aandacht is voor de rol van Nidos, maar ook voor de keuzes die op dit moment vanuit het departement en de gehele keten gemaakt worden met betrekking tot de opvang en begeleiding van minderjarige vreemdelingen? Bent u bereid in dit verbeterplan aandacht te besteden aan financiering, plaatsing, monitoring, werving en behoud van personeel, groepsgrootte, screening en begeleiding van pleegouders, omgang met signalen van de werkvloer en met incidenten en omgang met fluctuaties in de instroom? Bent u bereid dit plan uiterlijk voor de zomer aan de Kamer te doen toekomen?
Bent u bereid deze vragen ruim voor het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 24 april 2025 te beantwoorden?
Het artikel 'Burgemeester weigert Eritrese bijeenkomst in Rijswijk uit vrees voor rellen' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), David van Weel (minister ) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «burgemeester weigert Eritrese bijeenkomst in Rijswijk uit vrees voor rellen»1?
Ja.
Kunt u uiteenzetten in hoeverre er sinds de rellen in Den Haag in februari 20242 maatregelen zijn genomen ten opzichte van de spanningen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland?
De verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen voor het voorkomen en omgaan met onrust ligt in de eerste plaats bij het lokaal gezag; het rijk ondersteunt met kennis en advies. Burgemeesters kunnen hiervoor onder meer terecht bij het Ondersteuningsnetwerk maatschappelijke onrust. Dit is een samenwerkingsverband tussen verschillende partners zoals het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), gemeenten en de politie, die het lokaal en landelijk bestuur ondersteunt bij het omgaan met maatschappelijke onrust en ongenoegen. Daarnaast onderhoudt het Ministerie van SZW contacten met Eritrees-Nederlandse gemeenschappen in het kader van maatschappelijke spanningen en polarisatie. Het Ministerie van SZW zet in op kennisdeling en kennisversterking bij de Rijksoverheid en gemeenten, zo bracht de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) bijvoorbeeld vorig jaar een infoblad uit over de ontwikkelingen binnen de gemeenschap3 en organiseerde het Ministerie van SZW recent een interdepartementaal overleg Eritrees-Nederlandse gemeenschappen.
Ook heeft het kabinet in lijn met het regeerprogramma structureel middelen beschikbaar gesteld voor de paraatheid van de mobiele eenheden en het uitbreiden van de bevoegdheden van de politie om informatie te vergaren over (potentieel) grootschalige openbare ordeverstoringen.
Wat is uw reactie op de bewering van de burgemeester van Rijswijk die stelt dat «de spanningen binnen de gemeenschap leiden tot excessief geweld en dat het gemeenten ontbreekt aan instrumenten om effectief te handelen»? Bent u voornemens gemeenten extra bevoegdheden te geven om effectiever te kunnen optreden tegen bijeenkomsten die bij voorbaat op zeer gespannen voet staan?
Ik ben mij bewust van de ingewikkelde opgave die een burgemeester in een situatie als deze heeft. Ik verwacht daarentegen dat we juist door de bundeling van kennis en expertise tussen rijk en gemeenten binnen het Ondersteuningsnetwerk maatschappelijke onrust – en met toepassing van bestaande wettelijke bevoegdheden (zoals die volgen uit onder andere de Gemeentewet en de Wet openbare manifestaties) en niet-juridische instrumenten (zoals het proactief onderhouden van contacten met de Eritrees-Nederlandse gemeenschap) – kunnen komen tot een effectieve samenwerking en passend handelingsperspectief. Hierover vond vorig jaar ook een gesprek plaats tussen de burgemeester van Rijswijk en de Staatssecretaris van Participatie en Integratie.
Om te kijken hoe de ervaringen tot dusver zijn geweest, hoe het handelingsperspectief zo effectief mogelijk ingezet kan worden en waar dat mogelijk nog versterkt kan worden, is een overlegstructuur gestart waarbij verschillende departementen, de politie, de gemeente Rijswijk en andere gemeenten met vergelijkbare of anderszins relevante ervaringen in overleg treden. Ook het Ministerie van JenV speelt daarin haar rol.
Hoeveel verdachten zijn er inmiddels vervolgd voor hun betrokkenheid bij de Eritrese rellen in februari 2024? Kunt u hierbij tevens aangeven wat de exacte (gevangenis)straffen zijn geweest?
De rechtbank Den Haag heeft op 19 juli 2024,4 23 september 2024,5 26 november 20246 en meest recentelijk op 31 maart 20257 uitspraak gedaan in de strafzaken tegen in totaal 35 verdachten. Deze zaken hebben geresulteerd in 34 veroordelingen – met een strafoplegging variërend van 150 dagen gevangenisstraf, waarvan 11 dagen voorwaardelijk, tot 4 jaar gevangenisstraf – en één vrijspraak. Verschillende van deze zaken lopen nog in hoger beroep.
Het intrekken van het Nederlanderschap is mogelijk op een aantal in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) benoemde gronden. Intrekking van het Nederlanderschap wegens gepleegde misdrijven vereist een onherroepelijke veroordeling wegens een van de in artikel 14, tweede lid, RWN genoemde misdrijven. De lengte van de opgelegde straf heeft hierin overigens een ondergeschikt belang. De Staatssecretaris van Rechtsbescherming gaat niet in op individuele gevallen.
Hoeveel van de tenminste negen Eritreeërs die zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van 4 tot 12 maanden, of andere veroordeelden in relatie tot de rellen in februari 2024, hebben een gevangenisstraf van meer dan 10 maanden opgelegd gekregen waarmee zij in de categorie van «bijzonder ernstig misdrijf» vallen, waardoor het Nederlanderschap ingetrokken kan worden? Kunt u tevens aangeven tegen hoeveel van de veroordeelden een proces loopt om het Nederlanderschap in te trekken?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel verblijfsvergunningen er zijn ingetrokken naar aanleiding van de Eritrese rellen in Den Haag in februari 2024?
Het is niet mogelijk om uit de systemen van de IND cijfers te genereren die inzichtelijk maken hoeveel verblijfsvergunningen zijn ingetrokken specifiek vanwege betrokkenheid bij de Eritrese rellen in februari 2024.
Kunt u aangeven hoeveel asielvergunningen voor Eritreeërs er in 2024 zijn ingetrokken, vanwege (signalen van) een contra-indicatie, omdat zij achteraf in tegenstelling tot wat zij beweerden tijdens hun asielprocedure toch sympathie hebben voor het Eritrese regime?
Het is niet mogelijk om uit de systemen van de IND cijfers te genereren die inzichtelijk maken hoeveel verblijfsvergunningen zijn ingetrokken specifiek vanwege sympathie voor het Eritrese regime. In de systemen van de IND wordt niet geregistreerd of een Eritreeër aanhanger is van het regime.
Hoeveel Eritreeërs die betrokken zijn geweest bij de rellen in Den Haag in februari 2024 zaten nog in de asielprocedure? Kunt u aangeven wat de status van hun procedure nu is? Hoeveel van de betrokken Eritrese asielzoekers hebben alsnog een verblijfsvergunning gekregen en hoeveel verblijfsvergunningen zijn er niet verstrekt naar aanleiding van de rellen?
Over de individuele verblijfsprocedures en verblijfsstatussen van de Eritrese vreemdelingen die betrokken zijn geweest bij de rellen in Den Haag in februari 2024 doet de Minister van Asiel en Migratie geen uitspraken.
Heeft u sinds de rellen van februari 2024 gesproken met de Eritrese ambassadeur? Wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken geweest?
Nee. Wel hebben er nadien meerdere gesprekken met de Eritrese ambassadeur plaatsgevonden op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tijdens deze gesprekken is benadrukt dat van de ambassadeur wordt verwacht geweld expliciet af te keuren en actief bij te dragen aan de-escalatie en dialoog binnen de gemeenschap. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken spreekt autoriteiten ook direct aan zodra zij signalen ontvangt van onwenselijke beïnvloeding of wanneer ongeregeldheden zich voordoen.
Hoeveel van de schade, die wordt geschat op meer dan 700.000 euro, is inmiddels verhaald op de daders?
De rechtbank heeft in de zaken waarin zij tot veroordelingen is gekomen, ook verschillende vorderingen tot schadevergoeding (grotendeels) toegewezen. Het betreft daarbij zowel de vergoeding van immateriële schade voor politieagenten en ME’ers als de vergoeding van materiële schade van andere benadeelde partijen. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 4 en 5, lopen verschillende van deze zaken nog in hoger beroep; die vonnissen – en daarmee de toegewezen schadevergoedingen – zijn nog niet onherroepelijk. Wij kunnen daarom op dit moment nog geen representatieve uitspraken doen over bedragen.
Het sturen van uitkeringen en inkomsten door statushouders en migranten naar hun land van herkomst |
|
Lidewij de Vos (FVD) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), Eddy van Hijum (minister ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de spanningen die binnen de Eritrese gemeenschap zijn ontstaan met betrekking tot de Eritrese regering, onder meer wegens de verplichte afdracht van hun Nederlandse inkomen aan deze regering?1
Het kabinet is bekend met spanningen die bestaan tussen personen met een Eritrese afkomst in Nederland en die zichzelf rekenen tot de Eritrese gemeenschap. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van vragen van de leden Dobbe en Van Nispen (beiden SP) is echter het beeld van sociale druk binnen de Eritrese gemeenschap niet volledig eenduidig. Het is niet vast te stellen of de druk die sommige Eritreeërs ervaren een direct gevolg is van invloed die de Eritrese overheid zou uitoefenen in Nederland op personen van Eritrese afkomst.2
Hoeveel statushouders en migranten uit Eritrea ontvangen op dit moment Nederlandse uitkeringen en toeslagen?
Het Ministerie van SZW houdt niet alle gevraagde informatie bij. Er zijn verschillende (openbare) bronnen waarmee een deel van de vraag beantwoord kan worden. Dat zijn de Dashboard Asiel en Integratie (DAI) en de monitor Statistiek Wet Inburgering (SWI) van het CBS en de factsheet statushouders en gezinsmigranten van Divosa.
Het CBS voert in opdracht van het Ministerie van SZW het DAI en SWI uit. In het DAI wordt het percentage statushouders met uitkering per specifiek cohort over de tijd gevolgd na het verkrijgen van een verblijfsvergunning (inclusief mensen met de Eritrese nationaliteit). In de tabel hieronder worden voor een aantal cohorten de uitkeringspercentages per verblijfsjaar weergegeven. Op https://dashboards.cbs.nl/v5/asielenintegratie/ zijn alle cohorten vanaf 2014 te vinden. Uit deze gegevens blijkt dat 38% van de Eritrese statushouders die tussen 1 januari 2014 en medio 2024 asiel in Nederland hebben gekregen per medio 2024 een uitkering ontvangt. Hieruit blijkt ook dat naarmate het desbetreffende cohort langer in Nederland verblijft, het aandeel uitkeringsontvangers daalt.
In de monitor SWI wordt ook gekeken naar uitkeringsafhankelijkheid (bijstand, WW en arbeidsongeschiktheid) van statushouders, maar hierin worden alleen inburgeringsplichtige statushouders gevolgd. Een ander verschil met de DAI is dat bij de SWI gekeken wordt naar uitkeringsafhankelijkheid vanaf het moment van huisvesting. SWI laat zien dat van 86%van de mensen uit het cohort 2022 drie maanden na huisvesting een uitkering heeft en 77% van de mensen uit datzelfde cohort 12 maanden na huisvesting een uitkering heeft.
In de factsheet statushouders en gezinsmigranten van Divosa wordt onder meer gekeken naar het totaalpercentage van alle statushouders bij elkaar in de bijstand op een specifiek moment. De meest recente factsheet stamt uit 2023 en daaruit valt op te maken dat in juni 2022 55,1% van de statushouders een bijstandsuitkering had.
Het is niet mogelijk om de uitgaven aan uitkeringen uit te splitsen naar achtergrondkenmerken zoals nationaliteit, omdat het uitgekeerde bedrag per individu verschilt.
1 jaar
79%
87%
84%
72%
68%
58%
2 jaar
92%
82%
78%
71%
68%
3 jaar
80%
65%
70%
62%
4 jaar
57%
54%
57%
5 jaar
40%
47%
51%
6 jaar
38%
39%
7 jaar
32%
36%
8 jaar
27%
9 jaar
27%
9,5 jaar
28%
Hoeveel statushouders en migranten uit andere (Afrikaanse) landen ontvangen op dit moment Nederlandse uitkeringen en toeslagen?
Op basis van de data uit DAI zijn in onderstaande tabel de percentages van mensen met een uitkering per cohort per aantal jaar na vergunningverlening opgenomen. Het gaat hierbij om mensen die een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen, inclusief nareizigers en reguliere gezinsherenigers die zich in deze periode hebben herenigd met deze statushouders. Zie verder ook het antwoord op vraag 2.
1 jaar
86%
88%
85%
78%
73%
70%
2 jaar
89%
83%
78%
77%
73%
3 jaar
76%
67%
68%
65%
4 jaar
58%
55%
54%
5 jaar
46%
49%
46%
6 jaar
43%
41%
7 jaar
38%
38%
8 jaar
33%
9 jaar
31%
9,5 jaar
30%
Kunt u bevestigen of uitkeringen zoals de bijstand, Algemene Ouderdomswet (AOW), kinderbijslag en huurtoeslag door statushouders en migranten (structureel) worden overgemaakt naar hun land van herkomst? Zo ja, in welke mate? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en bij te houden?
Het Ministerie van SZW houdt geen overzicht bij van de besteding van uitkeringen door ontvangers. Het kabinet is niet voornemens om de besteding van uitkeringen van ontvangers van uitkeringen in kaart te brengen. Tenzij anders is voorzien in wet- en regelgeving, geldt voor sociale uitkeringen zoals de AOW dat ontvangers zelf bepalen op welke wijze het uitgekeerde bedrag wordt ingezet.
Deelt u de mening dat het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel primair is bedoeld om Nederlandse burgers en inwoners – wanneer zij hier zelf niet toe in staat zijn – in hun levensonderhoud te voorzien en niet om (familie in) landen van herkomst van statushouders en migranten te financieren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het sociale zekerheidsstelsel in Nederland heeft als doel om personen of gezinnen, die vanwege bepaalde omstandigheden in financiële problemen komen, te helpen. Het Ministerie van SZW maakt hierbij geen onderscheid naar (land van) herkomst of andere gronden.
Aan de basis hiervan ligt het gelijkheidsbeginsel, dat stelt dat mensen die in Nederland verblijven in gelijke gevallen gelijk behandeld worden, en het verbod op discriminatie, dat ook in artikel 1 van de Grondwet is vastgelegd. Deze beginselen zijn ook op het sociale zekerheidsstelsel van toepassing.
Deelt u de mening dat wanneer statushouders en migranten in staat zijn een significant deel van hun uitkering af te staan aan (familie in) het buitenland, deze uitkering blijkbaar hoger is dan noodzakelijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Belangrijk uitgangspunt is dat de mensen die in aanmerking komen voor sociale voorzieningen zelf de verantwoordelijkheid en vrijheid hebben om de uitkering in te zetten waarvoor deze is bedoeld. Daarom gelden er stringente voorwaarden voor wie gebruik maken wil maken van sociale voorzieningen in het kader van het sociale zekerheidsstelsel. De hoogte van uitkeringsbedragen worden op verschillende wijzen vastgesteld. De manier waarop dit gebeurt is vastgelegd in de wetgeving waarin sociale voorzieningen en sociale verzekeringen zijn verankerd. Een verlaging van de bijstandsuitkering is bijvoorbeeld bij wijze van uitzondering alleen mogelijk als algemeen noodzakelijke bestaanskosten zich naar het oordeel van de gemeente in mindere mate of niet voordoen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar gronden zoals etnische afkomst (discriminatieverbod).
Welke concrete maatregelen worden momenteel genomen om te voorkomen dat Nederlands belastinggeld via uitkeringen en toeslagen belandt bij buitenlandse overheden of mogelijk buitenlandse terroristische netwerken?
De Nederlandse overheid controleert of mensen in het buitenland echt recht hebben op een uitkering uit Nederland. Als er geen afspraken met een land zijn gemaakt over de controle van bepaalde uitkeringen dan krijgen mensen in dat land die uitkeringen meestal niet.3 Mensen die in het buitenland wonen ontvangen bijvoorbeeld geen bijstand uit Nederland. Daarnaast komt niet iedereen in aanmerking voor het ontvangen van een uitkering of een toeslag vanwege de voorwaarden die daarvoor gelden en is het de verantwoordelijkheid van de ontvanger van een uitkering of toeslag om deze in te zetten waarvoor deze bedoeld is (zie ook antwoord op vraag 6).
Daarnaast helpen verschillende bestaande maatregelen om te voorkomen dat geld vanuit Nederland kan worden gebruikt om terrorisme te financieren. Bij de bestrijding van terrorismefinanciering ligt de focus niet zozeer op de herkomst van het geld, maar op de bestemming ervan.4 De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) heeft als doel witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Het is verplicht voor meldingsplichtige instellingen (zoals financiële instellingen, banken, makelaars, notarissen, advocaten) om cliëntenonderzoek te verrichten en ongebruikelijke transacties te melden bij de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU). Indien er aanwijzingen zijn voor de financiering van terrorisme, kunnen deze door het OM worden onderzocht op aanknopingspunten voor een strafrechtelijk onderzoek. Op grond van resolutie 1373 van de Verenigde Naties kan door Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister Justitie en Veiligheid, een nationale bevriezingsmaatregel worden opgelegd (plaatsing op de nationale sanctielijst terrorisme) wanneer het gegronde vermoeden bestaat van terroristische activiteiten of ondersteuning daarvan. Het gevolg van de maatregel is dat de financiële tegoeden van de personen en organisaties die op de lijst staan moeten worden bevroren door financiële instellingen. Tegelijkertijd is het verboden voor anderen om financiële tegoeden en op geld waardeerbare middelen aan deze personen of organisaties ter beschikking te stellen. De nationale bevriezingsmaatregel is complementair aan plaatsing op de EU terrorismelijst en de uitgebreide VN financiële sancties.
In wlke mate draagt het huidige beleid bij aan de belastingdruk voor Nederlandse burgers en de houdbaarheid van onze voorzieningen?
Dat is niet bekend. Zoals aangegeven bij vraag 4 wordt er door het Ministerie van SZW ook geen overzicht bijgehouden van de besteding van uitkeringen en toeslagen door de ontvangers.
Op basis van beschikbare gegevens is het ook niet mogelijk om gefundeerde uitspraken te doen op welke wijze het gemaakte keuzes die ten grondslag liggen aan het sociale zekerheidsstelsel zich verhouden tot de belastingdruk in Nederland en de houdbaarheid van bestaande voorzieningen.
Bent u bereid om de regels rondom uitkeringen aan statushouders en migranten te verscherpen, bijvoorbeeld door te korten op de verstrekte uitkering of toeslag? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Dit is niet mogelijk. Het is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en de Grondwet om onderscheid te maken tussen Nederlanders en migranten of statushouders als het gaat om de vormgeving en rechten op sociale zekerheid. Dat neemt niet weg dat het woonlandbeginsel onverminderd van toepassing blijft, zoals vastgelegd in de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid. Het woonlandbeginsel ziet er op toe dat voor een aantal uitkeringen en toeslagen de hoogte van een uitkering in verhouding staat tot het kostenniveau van het land waar de ontvanger woont. Op die manier houdt het kabinet toezicht op de export van uitkeringen naar landen buiten de EU, EER en Zwitserland.
Hoe kijkt u in het licht van vraag 9 naar het remigratiebeleid? Bent u bijvoorbeeld bereid statushouders en migranten die hun financiële focus op hun land van herkomst leggen, aan te moedigen om daar vrijwillig doch permanent naartoe terug te keren?
Het Ministerie van SZW kent een remigratieregeling voor bepaalde doelgroepen uit bepaalde landen waarmee Nederland arbeid gerelateerde historische banden heeft, alsook voor vluchtelingen.
In 2017 is besloten deze regeling met ingang van 2025 in te trekken, omdat deze niet meer paste bij het streven om zoveel mogelijk arbeidskrachten voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden. Een andere reden hiervoor was dat remigratie een weloverwogen (persoonlijke en financiële) keuze is van personen die daartoe willen overgaan en deze personen hiervoor zelf maatregelen dienen en vaak ook kunnen treffen.
Daarmee is de regeling vanaf 2025 uit gefaseerd, zodat er geen nieuwe instroom meer mogelijk is. Als gevolg hiervan, maar ook vanwege het doel waarvoor deze remigratieregeling oorspronkelijk is ingesteld, is het niet (meer) mogelijk om deze regeling in te zetten.
Overigens kunnen mensen die zelfstandig vertrekken uit Nederland nog wel in aanmerking komen voor vertrekondersteuning (basisvertrekondersteuning en in sommige gevallen ook herintegratieondersteuning).
Deze ondersteuning bestaat uit extra financiële ondersteuning en/of ondersteuning in natura, om het mogelijk te maken een nieuw bestaan op te bouwen in het land van herkomst en wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Dienst Terugkeer en Vertrek van het Ministerie van Asiel en Migratie.5
De uitbuiting van Indonesische verpleegkundigen en hun zaak tegen een Hogeschool |
|
Michiel van Nispen |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), Eddy van Hijum (minister ) (CDA) |
|
Kent u de zaak van de Indonesische verpleegkundestudenten die via een leerwerktraject van een hogeschool en een bemiddelingsbedrijf naar Nederland kwamen om vervolgens twee dagen per week te werken, twee dagen per week onbetaald werk te verrichten (stage) en nog twee dagen per week te studeren, tegen de belofte van een studiebeurs en een verhuiskostenvergoeding waarover gedoe ontstond?1
Ja.
Wat vindt u er van dat na afloop van de rechtszaak bij het treffen van de schikking en de vergoeding die de hogeschool zou betalen de voorwaarde is gesteld dat geen kwaad woord meer mocht worden gesproken over de hogeschool? Begrijpt u dat mensen zich monddood gemaakt voelen, mag deze voorwaarde eigenlijk wel worden gesteld?2
Het betreft een privaatrechtelijke schikking tussen de hogeschool en de Indonesische verpleegkundestudenten. De overheid was hier dus niet bij betrokken. Over de inhoud van de schikking kan ik daarom geen uitspraak doen.
Klopt het dat voorafgaand aan de komst van de Indonesisch verpleegkundigen vier ministeries kritisch waren op deze plannen voor dit leerwerktraject, en dat met name de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) grote bezwaren had? Wat is uw reactie op de kritiek vanuit de IND dat dit niet de gebruikelijke route is maar vooral een constructie om goedkope arbeidskrachten uit het buitenland naar Nederland te halen? Wat is uw reactie op de kritiek vanuit de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) dat er zorgen zijn over een tekort aan verpleegkundigen in Indonesië, zorgen over kwaliteit van onderwijs en mogelijke uitbuiting?3
Het klopt dat er vooraf signalen waren dat het met name zou gaan om arbeidskrachten voor de zorg naar Nederland te halen, en niet om studie. Om verblijfsaanvragen voor internationale studenten te kunnen indienen moet een onderwijsinstelling door de IND zijn erkend als referent. Vanwege de signalen is een eerdere aanvraag om erkenning als referent van de betreffende – overigens niet bekostigde – hogeschool ook afgewezen. Tegen dit besluit van de IND heeft de hogeschool bezwaar en beroep ingesteld. Vervolgens heeft de hogeschool opnieuw een aanvraag om erkenning ingediend, met een aangepast studieprogramma.
Het nieuwe programma van de nieuw op te richten opleiding was ondertussen dusdanig ingericht dat het programma nu wel voldoende op studie gericht leek te zijn. Ook al zaten er nog ongebruikelijke elementen in, voldeed het programma. Daarmee voldeed de Hogeschool wat de IND betreft nu wel aan de voorwaarden voor erkenning als referent.
Op grond hiervan is de nieuwe aanvraag om erkenning als referent uiteindelijk dan ook ingewilligd. De aanvragen om een verblijfsvergunning die vervolgens ten behoeve van de Indonesische verpleegkundigen werden ingediend, voldeden gelet op het voorgaande aan alle toelatingsvoorwaarden op grond van het studiebeleid voor internationale studenten. Er was geen tewerkstellingsvergunning nodig voor de stage, en voor bijkomende werkzaamheden kon een tewerkstellingsvergunning worden aangevraagd.
Ondanks de zorgen die destijds bestonden bij de Ministeries van VWS, SZW en OCW, was er binnen de geldende wet- en regelgeving (de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en de Wet Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek) geen grond om de verblijfsvergunning of tewerkstellingsvergunning te weigeren.
De blijvende zorgen om deze groep Indonesische verpleegkundigen en de eerdere signalen hebben er wel toe geleid dat de IND de zaak heeft gemeld bij de Nederlandse Arbeidsinspectie, die de melding in onderzoek heeft genomen. De IND is vervolgens ook een onderzoek gestart naar de naleving van de plichten van de betreffende hogeschool als erkend referent.
Hoe kan het dat ondanks deze fundamentele kritiek deze constructie plaats mocht vinden? Hoe kijkt u hier op terug? Zijn dergelijke constructies nu nog steeds mogelijk?
Zoals aangegeven in antwoord 3 voldeden de aanvragen om een verblijfsvergunning formeel aan de voorwaarden voor de toelating van internationale studenten doordat de hogeschool een dusdanig programma heeft overgelegd waaruit werd opgemaakt dat er sprake was van een op studie gericht programma.
Het kabinet betreurt hoe de situatie heeft uitgepakt voor de Indonesische verpleegkundigen.
Het kabinet vindt het van groot belang dat iedereen onder goede omstandigheden kan leven en werken in Nederland. Net als iedereen hebben arbeidsmigranten en internationale studenten die stagelopen en/of arbeid van bijkomende aard verrichten naast hun studie recht op eerlijk, gezond en veilig werk, met fatsoenlijke huisvesting. Werkgevers zijn primair verantwoordelijk voor goede arbeidsomstandigheden en -voorwaarden voor hun werknemers. Dit geldt ook voor internationale studenten die stagelopen en/of een bijbaan hebben. Het kabinet werkt samen met uitvoeringsorganisaties, sociale partners, medeoverheden en andere partijen om de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer) te implementeren om de positie van arbeidsmigranten in Nederland te verbeteren.
Een van de problemen in deze casus was dat stage en werk bij dezelfde werkgever plaatsvond. Hierdoor is het onderscheid tussen stage en reguliere werkzaamheden moeilijk te maken en maakt het risico op misbruik groter.
De vraag of dergelijke constructies nog steeds mogelijk zijn, is moeilijk te beantwoorden. Enerzijds laat deze casus zien dat de overheid controleert, handhaaft, verblijfsvergunningen intrekt en mogelijk boetes oplegt. Ook de negatieve publiciteit voor de desbetreffende organisaties en instellingen is geen reclame voor dit soort constructies.
Anderzijds zullen er altijd pogingen worden gedaan om schijnconstructies op te zetten om (goedkope) arbeidskrachten naar Nederland te halen. De IND geeft dan ook aan dat zij aanvragen om erkend referentschap c.q. verblijfsvergunningen in het kader van dit soort constructies blijvend kritisch zal beoordelen.
Het kabinet zal kwetsbaarheden in de huidige wet- en regelgeving bezien en nagaan welke vervolgstappen gewenst zijn. Het zal de praktijkbevindingen van de Nederlandse Arbeidsinspectie hierin meenemen.
Erkent u dat er al sinds juni 2024 een rapport ligt van de IND waarin op vernietigende wijze wordt uitgehaald naar de hogeschool over dit leerwerktraject, dat er een verkeerd beeld is gegeven van het project, dat meerdere wetten en regels zijn overtreden en het aanvankelijk ook gewoon de bedoeling was om verpleegkundigen als werknemers uit Indonesië te halen maar toen bleek dat dat niet door kon gaan deze constructie is bedacht?4 Wat is uw reactie hierop?
De IND heeft inderdaad een onderzoek ingesteld naar de naleving van de wettelijke plichten door de desbetreffende hogeschool als erkend referent en hierover een rapport van bevindingen opgesteld. Uit het rapport blijkt dat de hogeschool haar plichten niet dan wel onvoldoende is nagekomen en dat daarnaast de praktijk van het studieprogramma anders was dan de hogeschool destijds bij de erkenningsaanvraag naar voren heeft gebracht. De IND heeft in juli 2024 een voornemen tot intrekking van de erkenning verzonden aan de hogeschool, ook omdat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor erkenning vanwege uitschrijving van de onderwijsinstelling uit het register van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs.
Hoe kan het dat er al sinds juli 2024 een brief ligt van de IND met daarin het voornemen om de erkenning van de hogeschool als referent in te trekken, dat de hogeschool een termijn van vier weken is gesteld om haar zienswijze op dit voornemen kenbaar te maken en nog steeds door de IND geen besluit met betrekking tot het referentschap van de hogeschool is genomen?
In algemene zin biedt de procedure tot intrekking van de erkenning de mogelijkheid aan de erkend referent om (binnen een redelijke termijn) uitstel te vragen om een gedegen zienswijze naar voren te kunnen brengen. Daarbij kan de erkend referent ook gebruik maken van de mogelijkheid om zijn zienswijze mondeling toe te lichten. Een dergelijke procedure, die zorgvuldig moet worden doorlopen, neemt dan ook enige tijd in beslag.
Van belang is hierbij te vermelden dat de IND in deze procedure de belangen van de nu nog zittende Indonesische studenten voorop heeft gesteld.
Daarom zijn de IND en de desbetreffende hogeschool ook in gesprek om ervoor te zorgen dat de studenten op fatsoenlijke wijze hun verblijf kunnen afronden dan wel op andere gronden kunnen voortzetten. De desbetreffende hogeschool heeft in die gesprekken aangegeven hier hard aan te werken, waarbij de verwachting van de IND was dat uiterlijk op 1 juni 2025 alle studenten zouden zijn uitgestroomd. De IND vond het belang van de studenten om hun verblijf goed te kunnen afronden dan wel op andere gronden voort te zetten zwaarder wegen dan de directe intrekking van de erkenning van de desbetreffende hogeschool. Gelet hierop heeft de IND vanaf begin dit jaar de intrekkingsprocedure tijdelijk gepauzeerd zodat de desbetreffende hogeschool zich hiertoe kon inspannen.
Er is dus in die zin geen sprake van een afspraak, maar van een overweging van de kant van de IND in het belang van de Indonesische studenten.
Bent u er mee bekend dat de hogeschool aan de Indonesische verpleegkundigen heeft laten weten dat de hogeschool met de IND heeft afgesproken dat tot 1 juni 2025 de intrekkingsprocedure niet wordt doorgezet? Wat vindt u van een dergelijke afspraak gelet op de inhoud van het in vraag 5 genoemde rapport? Wat betekent dit voor de studenten? Welke gevolgen heeft dit voor de hogeschool?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer wordt het onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie naar deze kwestie naar verwachting openbaar gemaakt?
Momenteel worden de boeterapporten in deze kwestie door de onafhankelijke boeteoplegger binnen de Nederlandse Arbeidsinspectie beoordeeld, en wordt gekeken of er daadwerkelijk sprake is van overtredingen van arbeidswetten. Naar verwachting zal het nog meerdere maanden duren voor een besluit tot het opleggen van een boete is genomen. Zodra dat is gebeurd, zullen de inspectieresultaten binnen 10 werkdagen openbaar worden gemaakt op de website van de Arbeidsinspectie. De boeterapporten zelf worden niet openbaar gemaakt.
Terugkijkend, wie heeft er nu aan deze constructie verdiend of op andere wijze voordeel behaald?
Duidelijk is dat de Indonesische verpleegkundigen de verliezers zijn in deze constructie. Het kabinet heeft geen inzicht in wie in welke mate er voordeel aan heeft behaald. Wel wil ik benadrukken dat het kabinet ieder verdienmodel dat ten koste gaat van stagiairs en arbeidsmigranten streng veroordeelt.
Hoe gaat u in de toekomst dergelijke misstanden en situaties van uitbuiting voorkomen?
Naar aanleiding van deze casus zal het kabinet kwetsbaarheden in de huidige wet- en regelgeving bezien en nagaan welke vervolgstappen gewenst zijn. Het zal de praktijkbevindingen van de Nederlandse Arbeidsinspectie hierin meenemen.
De zorgwekkende uitkomsten van de inspectie Gezondheid en Jeugd over de situatie van kinderen in de opvang |
|
Michiel van Nispen |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
Bent u bekend met de uitkomsten van de Inspectie Gezondheid en Jeugd over het toezicht op de asielopvang 2024?1
Ja.
Wat vindt u van de indringende conclusie dat de gezondheidszorg voor de meest kwetsbaren, waaronder kinderen, chronisch zieken en zwangere vrouwen, momenteel niet op orde is en daarmee ernstige risico’s oplevert voor de gezondheid?
De Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) concludeert dat ondanks verbeteringen de situatie voor de meest kwetsbare asielzoekers in de opvangketen onnodig schrijnend blijft met grote risico’s op ernstige fysieke en mentale gezondheidsschade. De medewerkers van onder andere het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) spannen zich dagelijks enorm in om de kwaliteit van de opvang en de toegang tot de zorg te borgen. Zoals de IGJ aangeeft lukt dit ook ten aanzien van de medische intake, dossiervorming, jeugdgezondheidszorg en preventie zorg De IGJ ziet daarin ook verbeteringen. Ook over de hygiënezorg spreekt de IGJ zich positief uit. Vanzelfsprekend is het teleurstellend dat ondanks de geleverde inspanningen er toch nog tekortkomingen worden geconstateerd.
Hoe kijkt u naar de conclusie over de situatie van kinderen waarin wordt geconstateerd dat er nog steeds na herhaaldelijke oproepen ernstige risico’s zijn die hun gezonde en veilige ontwikkeling belemmeren, waarmee niet voldaan wordt aan de rechten van het kind en asielkinderen ernstig risico op blijvende en mogelijk onherstelbare schade hebben?
Ja. De verantwoordelijkheid voor het zorgen voor kinderen in de asielopvang is een verantwoordelijkheid van mij als Minister van Asiel en Migratie en het COA als uitvoeringsorganisatie. Mijn ministerie en het COA trekken daarom gezamenlijk op in het kijken naar verbeteringen die kunnen worden doorgevoerd naar aanleiding van het rapport van de inspectie.
Voelt u zich verantwoordelijk voor kinderen van asielzoekers die zich in de Nederlandse opvang bevinden? Zo ja, hoe ziet u die verantwoordelijkheid in het licht van de conclusies van dit rapport?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het met de Inspectie eens dat de overheid momenteel ernstig tekortschiet in de zorg die nodig is voor asielkinderen?
Het uitgangspunt is dat kinderen en andere kwetsbare personen niet worden opgevangen in de noodopvang of locaties die daar minder geschikt voor zijn. Daar waar mogelijk wordt daar ook rekening mee gehouden. Om te voorkomen dat asielzoekers, waaronder kinderen, op straat moeten slapen is de inzet van noodopvang ook voor deze groep toch nodig. Dit is geen ideale situatie en brengt zoals is geconstateerd uitdagingen met zich mee ten aanzien van de gezondheidssituatie en het welzijn van de kinderen. Niettemin wordt binnen de huidige opvangsituatie er alles aan gedaan om de kwaliteit van de opvang en de toegang tot de zorg te borgen. Daarbij is er ook met name aandacht voor de positie van kinderen. Kinderen in de asielopvang hebben te allen tijde toegang tot de gezondheidszorg. Voor deze zorg wordt gebruik gemaakt van het reguliere zorgsysteem. Dat geldt voor de somatische en geestelijke gezondheidszorg maar ook voor de publieke gezondheidszorg en jeugdhulp. De realiteit is dat gevluchte kinderen, net als alle andere kinderen in Nederland, te maken hebben met wachtlijsten voor doorverwijzingen naar specialistische en geestelijke gezondheidszorg of in de jeugdhulp.
Welke maatregelen zijn er sinds de eerdere oproepen genomen om de situatie te verbeteren, en waarom hebben deze niet het gewenste effect gehad?
Zoals de IGJ in het rapport ook aangeeft zijn er ten aanzien van de zorg wel degelijk zaken ten goede gewijzigd. De IGJ wijst hierbij onder andere op de hygiëne, het delen van medische gegevens, de medische intake en het in beeld houden van kinderen voor de jeugdgezondheidszorg. Helaas constateert de IGJ, net als uit andere rapporten naar voren is gekomen dat er ook nog uitdagingen zijn. Alle aanbevelingen uit deze en eerdere rapporten en onderzoeken worden door mijn ministerie zeer serieus genomen. Samen met de betrokken organisaties wordt er iedere dag ook gewerkt om de kwaliteit te borgen.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er voldoende geschikte en stabiele opvangplekken komen voor kinderen, zodat zij niet telkens hoeven te verhuizen?
Zoals in de beantwoording hierboven al is benoemd, is het uitgangspunt van het COA om kinderen zoveel mogelijk buiten de noodopvang op te vangen. Ik erken dat dit locaties zijn die zijn ingericht op tijdelijk verblijf, hetgeen betekent dat kinderen meer moeten verhuizen. Daarnaast zit onmiskenbaar verschil in de kwaliteit tussen alle noodopvanglocaties, waardoor de ene noodlocatie meer geschikt is voor opvang van kinderen dan de andere. Ook het COA zou dan ook graag zien dat kinderen niet in een noodopvanglocatie hoeven worden opgevangen. Wegens het aanhoudende beddentekort kan het COA hier helaas niet aan voldoen. Streven is om kinderen en andere kwetsbaren wel zo snel mogelijk door te plaatsen naar reguliere opvanglocaties, maar dit is al langere tijd lastig te realiseren. Kinderen zijn namelijk niet de enige doelgroep die binnen de asielopvang door het COA als kwetsbaar is aangemerkt; hieronder vallen bijvoorbeeld ook zwangere vrouwen en andere specifieke groepen asielzoekers. Bovendien moet voorkomen worden dat asielzoekers op straat terecht komen, dus voor bewoners moet een nieuwe plek gevonden worden als tijdelijke locaties weer sluiten, hetgeen momenteel met regelmaat gebeurt. Dit maakt het nog lastiger om kinderen te plaatsen op de juiste plek. Pas als er ruimte vrijkomt in de opvang die in brede zin zijn ingericht op opvang van kinderen, ontstaat een beter opvangklimaat voor deze doelgroep. Belangrijk om te benadrukken is dat bij het gebruiken van noodopvanglocaties waar ook kinderen worden opgevangen, het COA rekening houdt met het inrichten van kindvriendelijke voorzieningen zoals activiteiten en de mogelijkheid tot het gebruik van speelvoorzieningen.
Deelt u de mening dat het zelf exploiteren van locaties door gemeenten een kans biedt voor kleinschalige opvang, met oog voor kwetsbare groepen zoals kinderen? . Ziet u de toegevoegde waarde van kleinschalige locaties voor het welzijn van kinderen?
Voor een effectief werkende migratieketen is het van belang dat de ketenpartners in voldoende mate aanwezig zijn. Ongeacht de grootte van de locatie is het tevens van belang om extra aandacht te hebben voor kwetsbare groepen. Het COA onderzoekt welke mogelijkheden hier nog zijn om de situatie voor kinderen te verbeteren in met name de noodopvang. Het kabinet zal uw kamer hier voor het meireces over informeren.
Bent u bereid de aanbevelingen van het Inspectierapport volledig en met hoge prioriteit over te nemen? Zo nee, waarom niet?
De voorkeur gaat in zijn algemeenheid uit naar grootschalige opvang waar meer faciliteiten geboden worden, zoals een school. Grootschaligheid drukt ook de kosten.
Hoe verhouden de uitkomsten van de Inspectie zich volgens u met de uitvoering van de motie van het lid Van Nispen c.s. over goede opvang van kinderen in de asielopvang prioriteit geven waarin ook maandelijks gerapporteerd moet worden over de situatie van kinderen in de asielopvang?2
Ja, samen met het COA pak ik deze aanbevelingen op. Het COA is ook al gestart met de invulling hiervan. Zo heeft het COA voor de overplaatsingen van asielzoekers die veel, continue of chronische zorg nodig hebben met de ketenpartners «de ketenrichtlijn continuïteit van zorg bij verhuizingen» opgesteld. Het doel van deze richtlijn is het bieden van doorlopende kwalitatief goede zorg en het voorkomen van medische risico’s bij verhuizing voor bewoners van COA-locaties. Evaluatie van deze richtlijn is in de periode april/juni. Daar komt ook de inzet van de medische blokkade aan de orde. Mogelijke verbeterpunten pakt het COA op met haar ketenpartners. Het COA gaat alvast aan de slag om de bekendheid met de ketenrichtlijn (inclusief het onderdeel medische blokkade), onder de medewerkers verder te vergroten.
Om de toegang tot de GGZ zorg te verbeteren trekt het COA samen op met de Nederlandse GGZ en VWS. De wachtlijstproblematiek bij overplaatsingen heeft hierin hoge prioriteit. Op basis van de aanbevelingen uit het EGALITE-rapport (november 2024 Erasmus MC) is voor zwangere vrouwen een aantal verbeteringen in voorbereiding. Het COA werkt hiervoor intensief samen met de kraamzorg, verloskundigen en GGD GHOR en GZA in de ketenwerkgroep geboortezorg.
Heeft u inmiddels in beeld welke locaties ongeschikt zijn voor kinderen en bent u bereid ervoor te zorgen dat kinderen daar per direct niet meer geplaatst worden, in lijn met de motie van het lid Van Nispen c.s.?3
Het kabinet blijft aandacht hebben voor de situatie van kinderen in de asielopvang. Op dit moment inventariseren het ministerie en het COA mogelijke aanvullende oplossingen om de situatie voor kinderen in de asielopvang te verbeteren. Het kabinet zal u vóór het meireces nader informeren.
Bent u bereid om, naast het contactpersoon kind, meer personeel van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op locaties een training te laten volgen op het gebied van kind-specifieke expertise, zodat al het personeel de kennis en kunde in huis heeft?
Zie antwoord vraag 11.
Ayoub M. die in 2021 de 18-jarige Rik van de Rakt doodstak |
|
Emiel van Dijk (PVV), Marina Vondeling (PVV) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Twee jaar extra cel tbs voor Ayoub Y, die wel al trots in de keuken werkt»?1
Ik ben bekend met het artikel waarnaar wordt verwezen in de voetnoot.
In zijn algemeenheid kan worden aangegeven dat er bij strafrechtelijke veroordelingen die onherroepelijk zijn geworden altijd wordt bekeken of dit gevolgen heeft voor de verleende verblijfsvergunning. Ik heb uw Kamer in algemene zin geïnformeerd over het openbare-ordebeleid in asielzaken in mijn brief van 18 december 2024.2
Is de tijdelijke verblijfsvergunning van Ayoub M. in 2021 ingetrokken nadat hij was veroordeeld voor het doodsteken van de 18-jarige Rik van der Rakt? Zo nee, waarom niet?
Zoals uw Kamer bekend is, doe ik geen mededeling over individuele zaken.
Hoe is het mogelijk dat een levensgevaarlijke gek als Ayoub Y. die, terwijl hij een tijdelijke verblijfsvergunning had een willekeurige jongen doodstak op straat, binnenkort in aanmerking komt voor proefverlof?
Ik ga niet in op individuele gevallen.
In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat het verlof een onderdeel is van de behandeling van een justitiabele aan wie een tbs-maatregel met dwangverpleging is opgelegd (tbs-gestelde). Tijdens het verlof kan een tbs-gestelde gefaseerd en per verloffase oefenen met vrijheden. Hierbij is de eerste een kort verlof, met begeleiding en beveiliging. Behandelaars kunnen hiermee beoordelen of de terugkeer in de samenleving veilig genoeg is of dat terugplaatsing of een langer verblijf in de tbs-kliniek noodzakelijk is. De procedures omtrent het verlenen van verlof zijn zeer zorgvuldig. Verloftoetsing vindt primair plaats met het oog op de veiligheid van de samenleving. Een tbs-gestelde gaat pas met verlof als vanuit risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of terugval beheersbaar wordt geacht. Verlofaanvragen worden getoetst door een onafhankelijk adviescollege.
Vindt u het niet schandalig dat Ayoub Y. geen gevangenisstraf heeft gekregen voor deze verschrikkelijke moord en nu vrolijk staat te koken voor de hele kliniek waar hij verblijft?
Het oordeel welke straf – gegeven de specifieke omstandigheden van het individuele geval – het meest passend is, is aan de rechter op basis van de wetgeving in onder meer de wetboeken van Strafrecht en Strafvordering. Het past de leden van het kabinet niet om in dat oordeel te treden.
Gaat u ervoor zorgen dat Ayoub M. niet wordt losgelaten op de Nederlandse samenleving maar in plaats daarvan heel snel Nederland wordt uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Ik ga niet in op individuele zaken.
In algemene zin verwijs ik naar bovengenoemde brief van 18 december 2024. Hierin heb ik uiteengezet dat de vereisten voor het intrekken van een asielvergunning op grond van EU-wetgeving zwaarder zijn dan die voor het intrekken van een reguliere verblijfsvergunning. Redengevend hiervoor is dat als de IND concludeert dat een persoon in aanmerking komt voor een asielvergunning, daarmee is vastgesteld dat deze persoon bescherming van de Nederlandse overheid nodig heeft. De individuele beoordelingen zullen steeds langs de maatstaven als aangegeven in deze brief worden verricht.
Heeft u kennisgenomen van het nieuwe beleid van het Openbaar Ministerie omtrent de strafbeschikking?1
Ja.
Herinnert u zich dat bij de regeling van werkzaamheden van 18 februari 2025 een brief hierover gevraagd is? Kan de Kamer die brief binnen een week verwachten, tezamen met de antwoorden op deze vragen?
Ik doe mijn uiterste best om vragen vanuit uw Kamer zo spoedig mogelijk te beantwoorden. De gevraagde brief, die inmiddels aan uw Kamer is verzonden, vergde afstemming met betrokken partijen zoals het OM, waardoor een week niet haalbaar was.
Op welke wijze heeft het Openbaar Ministerie overleg gevoerd over dit beleid met de Minister van Justitie en Veiligheid over dit voorstel?
Het OM heeft een jaar geleden in algemene zin aangekondigd de toepassing van de strafbeschikking te zullen verruimen. De toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer hierover in een brief van 29 januari 2024 geïnformeerd.2 Ik ben enkele weken voorafgaand aan 1 februari in algemene zin mondeling op de hoogte gesteld dat het OM voornemens was de toepassing van de strafbeschikking uit te breiden. Tijdens een regulier overleg met het College van PG’s op 20 februari 2025 is het onderwerp besproken.
Kunt u, de Minister van Justitie en Veiligheid, alle schriftelijke stukken over overleg hierover met u en het ministerie aan de Kamer doen toekomen?
Ik heb bekeken welke stukken ik hierover ik heb ontvangen via de lijn. Bijgaand treft u het extract aan van de annotatie die ik heb ontvangen ten behoeve van de bespreking van dit onderwerp met het College van procureurs-generaal en de versie van de instructie die hierbij was gevoegd. Dit is het deel van de annotatie dat ziet op het verruimde strafbeschikkingenbeleid van het OM. Het verslag van dit overleg is nog niet vastgesteld.
Heeft u, de Minister van Justitie en Veiligheid, ingestemd met deze beleidswijziging?
Het OM functioneert ten aanzien van de strafoplegging in strafzaken zelfstandig en onafhankelijk. Aanpassingen van beleid worden ter kennisneming aan de Minister van Justitie en Veiligheid voorgelegd.
Bent u, de Minister van Justitie en Veiligheid, het eens met deze beleidswijziging? Indien gedeeltelijk, kunt u dan aangeven met welke gedeeltes wel en met welke gedeeltes niet?
Met behulp van een strafbeschikking kan een officier van justitie zaken zelf afdoen. Het gaat om strafbare feiten waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf is gesteld, zoals eenvoudige mishandeling, winkeldiefstal, openbare dronkenschap, bedreiging en rijden onder invloed. Het doel van het vaker toepassen van de strafbeschikking is om de doorlooptijden van strafzaken te verkorten, de rechtspraak te ontlasten en voorraden af te bouwen. Door vaker een strafbeschikking uit te vaardigen kan de strafrechter worden ontlast en de rechterlijke capaciteit worden benut voor de zwaardere strafzaken. Daarnaast streeft het OM ernaar om hiermee meer strafzaken te kunnen afhandelen. Dit leidt er dus toe dat meer criminaliteit sneller kan worden aangepakt. Dit is ook in het belang van slachtoffers. Ik steun in algemene zin deze doelen om doorlooptijden van strafzaken te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken. Het vaker afdoen van strafzaken met een strafbeschikking is met het oog op dat doel een geschikt middel, mede uitgaande van de bestaande capaciteitstekorten bij de rechtspraak. Vanzelfsprekend worden alle wettelijke waarborgen rondom de uitvaardiging van strafbeschikkingen in acht genomen, terwijl ook de rechten en belangen van slachtoffers gewaarborgd blijven. In gevallen waarin de officier van justitie het noodzakelijk vindt dat het desbetreffende feit met een vrijheidsstraf wordt bestraft, kan nog steeds tot dagvaarding worden overgegaan en kan vervolgens door de rechter een vrijheidsstraf worden opgelegd.
Op welke wijze en wanneer bent u, de Minister van Asiel en Migratie, geïnformeerd over deze beleidswijziging?
Het verruimde beleid van het OM is mijn verantwoordelijkheid, niet die van de Minister van Asiel en Migratie.
Bent u, de Minister van Asiel en Migratie, het eens met deze beleidswijziging? Indien gedeeltelijk, kunt u dan aangeven met welke gedeeltes wel en met welke gedeeltes niet?
Het verruimde beleid van het OM is mijn verantwoordelijkheid, niet die van de Minister van Asiel en Migratie.
Hoe beoordeelt u het feit dat misdrijven waarvoor een taakstrafverbod geldt (en waarvoor dus een gevangenisstraf opgelegd dient te worden), nu met een strafbeschikking worden afgedaan, waardoor er geen gevangenisstraf voor opgelegd kán worden en alleen een taakstraf of boete? Acht u dat wenselijk?
De uitbreiding van de toepassing van de strafbeschikking betreft op dit moment alleen veelvoorkomende vermogensdelicten. Het OM oefent hierbij zijn taken uit binnen de kaders van de wet. Tot die kaders behoort ook het taakstrafverbod (artikel 22b Wetboek van Strafrecht). In gevallen waarin op grond daarvan geen taakstraf mag worden opgelegd, kan de officier van justitie nog steeds overgaan tot dagvaarding en de zaak voorleggen aan de rechter.
Hoe beoordeelt u het feit dat asielzoekers, die overtredingen en misdrijven begaan hebben (en mogelijk voor veel overlast zorgen), nu een strafbeschikking zullen krijgen, waardoor zij geen gevangenisstraf meer kúnnen krijgen? Is dit in lijn met het kabinetsbeleid?
De uitbreiding van de toepassing van de strafbeschikking betreft op dit moment alleen veelvoorkomende vermogensdelicten met als doel doorlooptijden te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken. Doorlooptijden verkorten en meer criminaliteit aanpakken is in lijn met het kabinetsbeleid.
U doelt op een passage in de instructie over het vervallen van de zogenaamde «contra-indicaties» voor het opleggen van een strafbeschikking, bij recidive en illegale vreemdelingen en asielzoekers. Ik vind het van belang te benadrukken dat ook deze zaken nog steeds voor de rechter kunnen worden gebracht, ook onder deze nieuwe instructie. Die afweging wordt bij iedere zaak door de officier van justitie gemaakt. Daarnaast blijft het doelgroepenbeleid van het OM in stand. Dat betekent dat er extra aandacht is en blijft voor bijvoorbeeld vervolging van overlastgevende asielzoekers en recidivisten. De instructie maakt het echter nu wel mogelijk om ook bij relatief lichte feiten – die nu soms onbestraft blijven door bijvoorbeeld gebrek aan capaciteit of sepots – een strafbeschikking op te leggen. Het opheffen van de contra-indicaties zorgt er in die gevallen voor dat asielzoekers, illegale vreemdelingen en recidivisten niet wegkomen zonder straf, maar een strafbeschikking krijgen. Het toepassen van de strafbeschikking is dus een toevoeging aan het arsenaal van een officier van justitie om strafbare feiten aan te pakken en leidt ertoe dat meer criminaliteit wordt aangepakt. Het OM zal de passage in de instructie bij een eerstvolgende wijziging of volgende instructie op dit punt verhelderen.
Hoe beoordeelt u het feit dat veelplegers in dit nieuwe beleid een strafbeschikking zullen krijgen, waardoor zij geen gevangenisstraf meer kunnen krijgen? Is dit in lijn met het kabinetsbeleid?
Zoals in het antwoord op vraag 10 is toegelicht, is het doel juist om meer criminaliteit aan te pakken. Bij relatief lichtere recidivefeiten (bijvoorbeeld winkeldiefstal) kan de officier nu ook een strafbeschikking opleggen, terwijl deze feiten anders mogelijk onbestraft waren gebleven. De mogelijkheid tot dagvaarden blijft bestaan wanneer de officier van justitie dit opportuun acht. Doorlooptijden verkorten en meer criminaliteit aanpakken is in lijn met het kabinetsbeleid.
Kunt u aangeven hoeveel veelplegers en hoeveel asielzoekers in 2024 en 2025 veroordeeld zijn door de rechter tot een gevangenisstraf voor delicten met maximaal 6 jaar gevangenisstraf?
De Rechtspraak registreert niet of een verdachte een asielzoeker of een veelpleger is. Daarom zijn deze cijfers niet beschikbaar. In de jaarlijkse rapportage Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties geeft het WODC een overzicht van het aantal geregistreerde misdrijven waarvan vreemdelingen die verblijven op een COA-locatie, worden verdacht. Naar verwachting wordt vóór het zomerreces de rapportage over het jaar 2024 door de Minister van Asiel en Migratie aan uw Kamer aangeboden.
Hoeveel mensen die veroordeeld zijn voor een delict met een taakstrafverbod (in 2024), zouden in 2025 een taakstraf of boete krijgen door dit nieuwe beleid?
Het OM past het nieuwe beleid toe binnen de kaders van de wetgeving. Voor delicten waarvoor een taakstrafverbod geldt wordt dus geen taakstraf opgelegd.
Hoe beoordeelt u het feit dat de positie van het slachtoffer veel zwakker is bij een strafbeschikking dan bij een procedure voor de strafrechter? Bent u bereid ervoor te zorgen dat wanneer slachtoffers spreekrecht willen uitoefenen, ze dat kunnen doen en er in dat geval dus een rechtszitting komt?
Ook bij afdoening van een zaak met een strafbeschikking is de positie van het slachtoffer geborgd. De officier van justitie houdt bij de toepassing van de strafbeschikking rekening met de belangen van slachtoffers. Hierover heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming u uitgebreid geïnformeerd per brief van 9 november 20223 en vervolgens in de tweede4 en derde voortgangsbrief5 meerjarenagenda slachtofferbeleid. Slachtoffers worden er expliciet op gewezen dat zij een schriftelijke slachtofferverklaring kunnen indienen, zodat hun belangen door de officier van justitie kunnen worden meegewogen bij het uitvaardigen van een strafbeschikking. Ook kunnen slachtoffers stukken indienen ter onderbouwing van het verhalen van hun schade op de dader. Daarnaast geldt er op grond van de Aanwijzing OM-strafbeschikking (2022A003) een contra-indicatie voor ernstige spreekrechtwaardige feiten, waardoor er in beginsel geen strafbeschikking zal worden uitgevaardigd voor die feiten wanneer het slachtoffer van zijn spreekrecht gebruik wenst te maken. Het nieuwe beleid van het OM ziet niet op spreekrechtwaardige feiten en de betreffende contra-indicatie wordt daarin niet opgeschort. Verder bepaalt het nieuwe beleid dat bij elk veelvoorkomend vermogensdelict in de strafbeschikking een schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd als het slachtoffer heeft laten weten dat een schadevergoeding gewenst is. Slachtoffers die van mening zijn dat de zaak toch voor de rechter moet worden gebracht, kunnen op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering een beklagprocedure starten.
Hoe beoordeelt u het feit dat rechtspleging in principe in de openbaarheid plaatsvindt (artikel 121 van de Grondwet) en dat de strafbeschikking zich aan die openbaarheid onttrekt? Bent u bereid met voorstellen te komen die leiden tot meer openbaarheid rondom de strafbeschikking?
Het gaat hier om de buitengerechtelijke afdoening van relatief lichtere strafzaken. Het doel is om deze snel af te doen en de rechtspraak te ontlasten. Het openbaarheidsvereiste van artikel 121 van de Grondwet geldt alleen voor «terechtzittingen» en ziet daarmee op berechting door de rechter; het strekt zich dus niet uit tot buitengerechtelijke afdoening. Door verzet in te stellen (artikel 257e, Wetboek van Strafvordering) tegen de strafbeschikking kan de verdachte bewerkstelligen dat de zaak alsnog in het openbaar wordt behandeld door de rechter. Opmerking verdient dat de officier van justitie desgevraagd een afschrift van een strafbeschikking verstrekt aan ieder ander dan de verdachte of zijn raadsman, tenzij er sprake is van een wettelijke weigeringsgrond. In dat laatste geval kan de officier van justitie een geanonimiseerd afschrift verstrekken. Indien geen afschrift wordt verstrekt kan de verzoeker een klaagschrift indienen (artikel 257h Wetboek van Strafvordering). Op die wijze is ook bij de strafbeschikking voorzien in een vorm van openbaarheid.
Daarnaast houdt de procureur-generaal bij de Hoge Raad toezicht op het OM. De procureur-generaal heeft in het verleden verschillende onderzoeken naar de toepassing van de strafbeschikking door het OM uitgevoerd. Omdat het (deels en/of verder) openbaren van de procedure omtrent de toepassing van de strafbeschikking ten koste gaat van het doel van de strafbeschikking en er al voldoende toezicht plaatsvindt op de toepassing van de strafbeschikking zie ik geen aanleiding om met voorstellen te komen om de procedure omtrent de strafbeschikking op dit punt te wijzigen.
Wilt u deze vragen een voor een en binnen een week beantwoorden, aangezien het beleid al een maand geleden is ingegaan en dat dat in alle stilte gebeurd is?
Ik streef er altijd naar een zo spoedig mogelijke beantwoording van Kamervragen. De antwoorden vergen echter afstemming met bijvoorbeeld het OM en de Rechtspraak en daarom is het niet gelukt uw vragen binnen een week te beantwoorden.