Onjuiste pensioenoverzichten |
|
|
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Deelnemers krijgen foute overzichten uit te keren pensioen»1 waarin een zeer kritisch onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) wordt beschreven?
Ja.
Deelt u de mening dat transparantie over de pensioenrechten van cruciaal belang is voor deelnemers? Is goede informatievoorziening nu niet van extra belang met oog op de roerige tijden waarin de pensioenfondsen zich bevinden?
Ik deel uw mening. Transparantie over pensioenaanspraken en goede informatievoorziening daarover is van belang. Pensioenfondsen moeten elk jaar uiterlijk 30 september een Uniform Pensioenoverzicht, ook wel UPO genoemd, aan hun deelnemers verstrekken. Het is belangrijk dat de informatie in de UPO’s correct is. De deelnemer kan zich op basis van het UPO een mening vormen over de vraag of hij zijn pensioen toereikend acht in het licht van zijn persoonlijke situatie. Wanneer een deelnemer op basis van het UPO zijn pensioen ontoereikend oordeelt, heeft hij de keuze maatregelen te treffen, zoals het afsluiten van een aanvullend derde pijler pensioenproduct.
Wat is uw reactie op de conclusies uit het onderzoek «Rapport Juistheden UPO»?2
De AFM heeft in haar onderzoek relatief veel fouten in de Uniforme Pensioenoverzichten geconstateerd. Dat vind ik zorgelijk. Het onderzoek laat echter ook zien, dat de afwijkingen in het merendeel van de gevallen beperkt zijn. De geconstateerde afwijkingen bedragen voor een groot aantal pensioenfondsen minder dan 2% van de juiste waarden van de kerngegevens. Een deel van de fouten is niet rekenkundig onjuist maar hangt samen met een verouderde of onduidelijke tekst van het pensioenreglement.
Ik ga zelf geen extra maatregelen treffen. Dat is ook niet nodig, aangezien het toezicht op dit punt al afdoende is geregeld. De AFM komt als toezichthouder met vervolgacties richting een deel van de fondsen, waaronder een vervolgonderzoek en maatregelen voor de groep pensioenfondsen met de slechtste bevindingen. Deze laatste maatregelen kunnen bestaan uit een normoverdragend gesprek, het geven van een aanwijzing, het opleggen van een last onder dwangsom en het opleggen van een boete. Ook heeft de AFM aanbevelingen aan de sector geformuleerd. Zo heeft de AFM een specifieke aanbeveling geformuleerd met betrekking tot de groep (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten. De AFM vraagt de pensioenfondsen daarin extra aandacht te besteden aan deze groep. Ik ga ervan uit dat de pensioenfondsen deze aanbeveling van de toezichthouder ter harte zullen nemen.
Vindt u het ook zorgelijk dat voor 64% van de bedrijfstakpensioenfondsen de pensioenaanspraken op het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) niet kloppen? Welke maatregelen treft u om dit aantal terug te dringen? Legt u ook boetes op?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u het ook onacceptabel dat maar liefst een kwart van de onderzocht fondsen helemaal geen UPO heeft gestuurd naar arbeidsongeschikten? Hoe grijpt u hierop in en legt u ook boetes op?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de conclusie dat géén van de fondsen het UPO model 100% volgt? Behoeft het UPO model een herziening of zijn de pensioenfondsen nalatig? Welke stappen zet u in dit verband?
Op grond van artikel 38, tweede lid, Pensioenwet en artikel 49, tweede lid, Wet verplichte beroepspensioenregeling is de vormgeving van het UPO aan de pensioenuitvoerders overgelaten. De AFM heeft de pensioensector aanbevolen het UPO-model te vereenvoudigen en de UPO-handleiding te verduidelijken. De pensioensector is inmiddels zelf aan de slag gegaan. Zo is een werkgroep, samengesteld uit pensioenkoepels en het Verbond van Verzekeraars, bezig met de verbetering van het UPO-model.
Het doorrekenen van het regeerakkoord op milieu en natuureffecten |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u de mogelijkheid van een doorrekening van de in het regeerakkoord ten aanzien van energie, milieu en natuur gemaakte beleidsafspraken (op hoofdlijnen, vergelijkbaar met de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s) door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Energie Centrum Nederland (ECN) overwogen?
Ambtelijk VROM heeft aan het PBL een eerste analyse gevraagd van het regeerakkoord. Deze eerste korte analyse is gemaakt door het PBL en ambtelijk terug gerapporteerd.
Bent u bereid zo’n doorrekening op milieu en natuureffecten te vragen aan het PBL en het ECN, en deze naar de Kamer te sturen voor het debat over de regeringsverklaring?
Nee. Uiteraard wordt het Planbureau voor de Leefomgeving, en ECN wanneer nodig, wel gevraagd om de milieu- en natuureffecten van beleid dat verder is uitgewerkt door te rekenen evenals concrete maatregelen uit het regeerakkoord.
Het bericht dat scholen voor speciaal onderwijs in het noorden overvol zijn |
|
Manja Smits |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over de nu ontstane situatie, waarbij de scholen voor speciaal onderwijs in het noorden van Nederland overvol zijn?1
Op dit moment zijn de telgegevens van 1 oktober jl. nog niet beschikbaar. Uit het contact met Renn 4 blijkt echter dat de leerlingaantallen in het (v)so in het noorden van Nederland zijn gestegen. Dit zou in lijn zijn met de trend van de afgelopen jaren en vormt een belangrijke reden voor de invoering van het passend onderwijs. Daarin wordt sterker ingezet op het plaatsen van leerlingen in het reguliere onderwijs.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat kinderen verder moeten reizen, omdat ze op scholen in de buurt niet meer geplaatst kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe voorkomt u deze onwenselijke situatie?
Over het algemeen deel ik de mening dat er zoveel mogelijk moet worden ingezet op thuisnabij onderwijs. Maar sommige kinderen hebben behoefte aan specifieke ondersteuning, die niet overal kan worden geboden. In die situaties kan het nodig zijn een leerling op een school te plaatsen die verder weg gelegen is.
Deelt u de analyse van Renn 4 dat de plotselinge groei in het aantal leerlingen verband heeft met de doorgevoerde bezuinigingen op de rugzak in het speciaal basisonderwijs en de ambulante begeleiding? Zo nee, hoe verklaart u de plotselinge toename?2
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, is er geen sprake van een plotselinge groei, maar van een trend die met de invoering van de leerlinggebonden financiering in 2003 is ingezet. De groei van de leerlingenaantallen in het (v)so lijkt dan ook geen direct gevolg van de bezuiniging op de rugzak in het speciaal basisonderwijs. Mijns inziens hoeft deze bezuiniging ook geen reden te zijn om leerlingen naar het speciaal onderwijs te verwijzen. Sinds de harmonisering van de rugzakbedragen in het speciaal basisonderwijs is er immers voor geïndiceerde leerlingen in het basisonderwijs en geïndiceerde leerlingen in het speciaal basisonderwijs ongeveer eenzelfde bedrag beschikbaar.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze scholen niet gedwongen zijn na de kerst een leerlingenstop af te kondigen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat geen enkele leerling thuis komt te zitten na kerst of na de kerst op een school zitten waar deze leerling eigenlijk niet thuishoort?
Ieder kind heeft recht op onderwijs. Voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte is daarom ook extra geld beschikbaar, ofwel in de vorm van een leerlinggebonden budget ofwel in de vorm van het speciaal onderwijs. Er kan naar mijn idee geen sprake zijn van een noodgedwongen leerlingenstop. Ik begrijp dat het (v)so huiverig is om nu uit te breiden terwijl de invoering van passend onderwijs naar verwachting betekent dat in de toekomst minder leerlingen worden geplaatst in het (v)so. Echter, zolang de huidige wetgeving van kracht is, geeft een indicatie recht op inschrijving bij een (v)so-school. De school heeft een wettelijk vastgelegd recht op bekostiging, zodat een stop op leerlingen niet nodig is. Dit laat onverlet dat het wenselijk is om goed na te gaan of leerlingen echt zijn aangewezen op het (v)so. REC’s en samenwerkingsverbanden kunnen hierover afspraken maken waardoor de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het (v)so beheerst kan worden.
Deelt u de verwachting dat het zogenaamde «passend onderwijs» en de daarbij komende bezuinigingen leiden tot minder goed onderwijs voor veel leerlingen en wellicht extra thuiszitters?
Nee, die mening deel ik niet. De kosten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben zijn de afgelopen jaren explosief gestegen. Daar is bij de invoering van het huidige systeem in 2003 geen rekening mee gehouden. De sterke groei zorgt ervoor dat steeds meer leerlingen voorzien worden van labels waar ze moeilijk van afkomen, hetgeen kostbaar is en geen garantie blijkt voor onderwijs dat goed voorbereidt op vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt. Het huidige systeem is dan ook niet houdbaar en dat moet worden veranderd. Zoveel mogelijk kinderen moeten binnen het reguliere onderwijs een passend onderwijsaanbod krijgen.
Dit kabinet bezuinigt op passend onderwijs maar investeert tegelijk in de professionalisering van leraren en in versterking van de kwaliteit van het (reguliere) onderwijs. Door leraren beter om te leren gaan met verschillen, kunnen zij meer leerlingen een passend aanbod bieden. Dit leidt tot minder gedragsproblemen en minder verwijzingen naar het speciaal onderwijs. Daarnaast brengt de focus op taal en rekenen en het invoeren van de referentieniveaus meer structuur in het onderwijs. Daar profiteren juist ook leerlingen met leer- en gedragsproblemen van. Zo worden structureel betere condities gecreëerd om alle leerlingen een passend onderwijsaanbod te bieden en kan worden voorkomen dat leerlingen verwezen moeten worden naar het speciaal onderwijs of zelfs thuis komen te zitten.
Hoe ziet u uw verantwoordelijkheid in het geval dat leerlingen thuis komen te zitten als gevolg van uw bezuinigingen? Kunt u garanderen dat door de aangekondigde extra bezuiniging van driehonderd miljoen op het zogenaamde «passend onderwijs» geen enkel kind extra komt thuis te zitten zoals nu dreigt in het noorden van Nederland?
Zoals reeds bij de beantwoording van vraag 5 is aangegeven is de inzet van het passend onderwijs om ieder kind een passend onderwijsaanbod te bieden. Schoolbesturen krijgen daartoe een zorgplicht. Verder wordt er meer ruimte aan het veld gegeven om maatwerk te leveren. Er zal geen sprake meer zijn van de zogenaamde «slagboomdiagnostiek», waarbij leerlingen met een indicatie een standaardbedrag ontvangen dat zij niet altijd volledig nodig hebben en leerlingen zonder indicatie in het geheel geen vergoeding voor extra zorg ontvangen. Tezamen met de investeringen in het reguliere onderwijs maakt dit dat er vanuit mag worden gegaan dat de invoering van passend onderwijs en de taakstelling niet tot extra thuiszitters zal leiden.
De stokkende vrouwenemancipatie in Nederland |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennis genomen van de Global Gender Gap Index van het World Economic Forum?1
Ja.
Deelt u de teleurstelling over het feit dat Nederland van de elfde naar de zeventiende plaats is gezakt op de wereldranglijst die de gelijkheid tussen mannen en vrouwen meet?
Het kabinet vindt de gelijkheid tussen vrouwen en mannen belangrijk. Een daling op de wereldranglijst opgesteld door het World Economic Forum is een signaal dat Nederland achter blijft bij andere landen. De deelname van vrouwen in alle sectoren en lagen van de samenleving is ook in Nederland nog niet vanzelfsprekend. Daarom is het bevorderen van emancipatie ook expliciet in het regeerakkoord opgenomen.
Wat denkt u dat de oorzaak is van deze daling?
De Global Gender Gap Index vergelijkt 134 landen met elkaar op basis van vier hoofdindicatoren: economische participatie, onderwijs, gezondheid en politieke participatie. Op de meeste hoofdindicatoren en subindicatoren is voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen in Nederland een verbetering te zien ten opzichte van voorgaande jaren. De belangrijkste oorzaak van de daling van Nederland in de rangorde is dat een aantal landen het beter is gaan doen. Kijken we alleen naar de positie van Nederland dan scoren we op onderwijs en gezondheid maximaal op gendergelijkheid. Op het terrein van de economische participatie scoort Nederland boven het gemiddelde. Op het terrein van de politieke participatie heeft Nederland in 2010 een lagere score dan in 2009. Dat is ook een reden voor de daling op de ranglijst. De politieke participatie weegt in de totale weging relatief zwaar. Het al dan niet hebben van een vrouwelijke premier weegt bijvoorbeeld net zo zwaar als bijvoorbeeld het aandeel vrouwen dat op de arbeidsmarkt participeert.
Bent u bereid u tot doel te stellen dat Nederland aan het eind van uw kabinetsperiode weer in de top tien van de Global Gender Gap Index staat? Zo nee, waarom niet?
Over de ambities van het kabinet en de wijze waarop daar nadere invulling aan zal worden geven, zal uw Kamer in het voorjaar van 2011 worden geïnformeerd.
De uitkomsten van de Global Gender Index en de Emancipatiemonitor 2010 van het Sociaal en Cultureel Planbureau zullen daar bij worden betrokken.
Bent u bereid de emancipatieportefeuille onder te brengen bij het ministerie van Algemene Zaken, zodat de coördinatie richting andere departementen door uzelf effectief ter hand genomen kan worden?
Nee. De emancipatieportefeuille is uitstekend belegd bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zij zal ook de coördinatie richting de andere departementen ter hand nemen.
Welke stappen gaat u zetten om er voor te zorgen dat Nederland die top tien positie weer in gaat nemen?
De ambities en doelstellingen van dit kabinet op het terrein van emancipatie voor de periode 2011 tot 2015 zullen worden uitgewerkt in een Actieplan Emancipatie dat uw Kamer in het voorjaar van 2011 zal ontvangen.
Handhavingsbeleid snelheidsovertredingen op autosnelwegen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Bent u bereid om, gelet op de afspraak in het regeerakkoord om de maximumsnelheid op autosnelwegen waar nu een maximumsnelheid geldt van 120 km/uur te verhogen naar 130 km/uur, geen administratieve boetes meer op te laten leggen ter zake van snelheidsovertredingen tot 11 km per uur op die snelwegen totdat die verhoging wettelijk is geregeld en om de na uw beëdiging terzake opgelegde boetes in te laten trekken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het handhaven van een maximaal snelheid van 130 km /u is pas mogelijk nadat de regels dienaangaande zijn aangepast. Daarom ben ik niet bereid om thans het handhavingsbeleid ten aanzien van snelheidsovertredingen aan te passen en reeds opgelegde boetes in te trekken.
De Minister van Infrastructuur en Milieu verwacht u begin volgend jaar te kunnen informeren over de mogelijkheden om de maximumsnelheid te verhogen naar 130 km/u en voor welke weggedeelten dit kan gelden.
Bent u ook bereid om hetzelfde te doen met betrekking tot dergelijke snelheidsovertredingen, gepleegd na het bekend worden van het regeerakkoord? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Een akkoord over de uitleg van de Toescheidingsovereenkomst |
|
Harry van Bommel |
|
Heeft de ambtelijke commissie Suriname-Nederland overeenstemming bereikt over de interpretatie van diverse artikelen in de Toescheidingsovereenkomst?1
Het laatste ambtelijk overleg met Suriname over de toescheidingsovereenkomst vond plaats op 13 en 14 januari 2010. De uitkomsten van dit overleg waren niet conclusief.
Is er een interpretatieve verklaring opgesteld die ter goedkeuring aan beide regeringen en parlementen wordt voorgelegd?
In januari 2010 is een ontwerptekst voor een interpretatief protocol bij de Toescheidingsovereenkomst opgesteld. Over deze ontwerptekst is evenwel op ambtelijk niveau geen overeenstemming bereikt. Er is nog geen nieuwe datum voorzien voor een volgend overleg.
Indien ja, wanneer kan de Tweede Kamer kennisnemen van de inhoud van deze verklaring?
Indien het tot een protocol komt, dan zal dat zoals gebruikelijk voor goedkeuring aan het parlement worden toegezonden.
Op welke wijze is de Surinaams-Nederlandse gemeenschap betrokken bij het overleg over de toekomst van de Toescheidingsovereenkomst?
De onderhandelingen over de interpretatie van de Toescheidingsovereenkomst vinden plaats op ambtelijk niveau. Van beide zijden zijn geen andere partijen betrokken. Uit de vele contacten en correspondentie in de afgelopen jaren zijn de belangen van de Surinaams-Nederlandse gemeenschap echter bij de Regering zeer goed bekend. Juist om die reden is, naar aanleiding van de oorspronkelijke mededeling van Suriname de toescheidingsovereenkomst op te zeggen, de Regering de onderhandelingen gestart. Eenzijdige opzegging van de Toescheidingsovereenkomst is verdragsrechtelijk niet mogelijk.
Op welke wijze gaat u de Surinaams-Nederlandse gemeenschap informeren over het resultaat van het overleg tussen beide landen over de Toescheidingsovereenkomst?
Indien het tot een interpretatief protocol komt, dan zal dat zoals gebruikelijk voor goedkeuring aan het parlement worden toegezonden. Via contacten met de diverse belangenverenigingen zal de Surinaams-Nederlandse gemeenschap hiervan op de hoogte worden gehouden.
Het ontbreken van toiletten in de nieuwe stoptreinen |
|
Farshad Bashir |
|
Bent u bekend met de breed gedragen protesten van zowel passagiers als NS-personeel over het ontbreken van toiletten in de nieuwe stoptreinen, de zogenaamde Sprinter Lighttrains (SLT’s)?1
Ja.
NS heeft bij de bestelling van het nieuwe materieel gekozen voor treinen die snel optrekken en afremmen en die ruime mogelijkheden hebben voor in- en uitstappen, waardoor de reis van de reizigers sneller verloopt. En voor treinen die van voor naar achter transparant zijn, zonder onderbrekingen die het zicht belemmeren, waardoor de reizigers zich veiliger voelen. Hier staat tegenover dat in de nieuwe treinen toiletten ontbreken. Ik begrijp de zorgen daarover en ik vind dat daar een goede oplossing voor moet komen. Daar kom ik in het vervolg van deze brief op terug.
Hebt u inzicht in het aantal passagiers dat in de toekomst de trein zal (moeten) gaan mijden omdat zij op (een gedeelte van) hun traject geen beschikking hebben over een toilet? Zo ja, bent u bereid om deze cijfers onderbouwd aan de Kamer toe te sturen? Zo nee, bent u bereid om samen met de diverse reizigersorganisaties en belangenorganisaties zoals de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) onderzoek te doen naar de gevolgen van het ontbreken van toiletten in treinen op het aantal reizigers? Kunt u bij een dergelijk onderzoek ook meteen berekenen welke kosten het met zich mee zal brengen als deze mensen niet langer gebruik kunnen maken van de trein, maar aanspraak moeten maken op andere vormen van vervoer zoals Valys of vormen van eigen vervoer?
Niet alleen de nieuwe Sprinters van NS, maar ook de treinen van verschillende regionale spoorvervoerders hebben (soms al vele jaren) geen toilet. Vervoerders hebben de afgelopen jaren alleen voor materieel met toiletten gekozen als de betreffende overheid daartoe een voorschrift heeft opgenomen in de concessie. In het geval van de nieuwe Sprinters is het de beslissing van NS geweest om treinen zonder toilet te bestellen. De huidige concessie staat dit toe. In alle Intercity’s van NS zullen toiletten aanwezig blijven.
Het is mijn streven dat reizigers in de toekomst de trein niet zullen (hoeven te) gaan mijden omdat zij op (een gedeelte van) hun traject geen beschikking hebben over een toilet, integendeel. Meer in het algemeen wil ik dat de trein aantrekkelijk is voor zoveel mogelijk reizigers. Treinen die schoon zijn, op tijd rijden en veilig zijn, conform de afspraken uit het vervoerplan.
Ik wil me ervoor inzetten dat mensen die afhankelijk zijn van een toilet toch gebruik kunnen blijven maken van het OV als vervoermiddel. Zoals mijn ambtsvoorganger u heeft gemeld in zijn brief van 26 april 2010 (Kamerstuk 29 984 nr. 223) is het Rijk in overleg met ProRail (en NS) over een oplossing in de vorm van het bouwen van toiletten op ruim 100 stations. Reizigers in nieuwe Sprinters kunnen dan altijd binnen afzienbare tijd een station met toilet bereiken. Ook reizigers uit regionale treinen (waarin vaak ook geen toilet aanwezig is) en bussen zullen gebruik kunnen maken van toiletten op stations.
Ik acht het dus niet noodzakelijk onderzoek te doen naar de gevolgen van het ontbreken van toiletten in treinen op het aantal reizigers of naar de kosten die het met zich mee zal brengen als deze mensen niet langer gebruik kunnen maken van de trein, maar aanspraak moeten maken op andere vormen van vervoer zoals Valys of vormen van eigen vervoer.
Is een eventuele extra terugval van het aantal reizigers door het ontbreken van toiletten in treinen reden geweest voor het nieuwe kabinet om in het regeerakkoord geen enkele doelstelling of ambitie uit te spreken op het gebied van reizigersgroei? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gelet op de voorgenomen bouw van toiletten op meer dan honderd stations verwacht het kabinet geen terugval van het aantal reizigers door het ontbreken van toiletten in de nieuwe Sprinters van NS. Het kabinet heeft daarop dus niet geanticipeerd in het regeerakkoord.
Meer in het algemeen heeft het kabinet wel degelijk ambities voor het spoorvervoer. Zo investeren we € 4,5 miljard in het programma Hoogfrequent Spoorvervoer en stimuleren we NS en ProRail om elk jaar de prestaties zoals vastgelegd in het vervoerplan en het beheerplan te verbeteren.
Wat is uw reactie op het feit dat conducteurs en machinisten tot wel vijf en een half uur geen beschikking hebben over een toilet tijdens hun werk? Hoe valt deze werksituatie te verenigen met de verklaring omtrent de zorgplicht van werkgevers zoals vastgesteld in het Burgerlijk Wetboek? Kunt u uw antwoord toelichten?
De mogelijkheid om gebruik te maken van een toilet (zowel door de aanwezigheid van een toilet als door de tijdsruimte in dienstroosters) is een zaak tussen werknemers en werkgever (in de berichten in de media betreft dit alleen NS). Ik sta daar formeel volledig buiten. Ik heb NS echter wel om nadere informatie hieromtrent gevraagd.
NS onderkent dat door de instroom van het nieuwe Sprintermaterieel voor haar personeel soms een lastige situatie is ontstaan. NS ziet zich genoodzaakt om materieel en personeel steeds efficiënter in te zetten. Dit betekent in een aantal diensten voor het personeel een langere verblijfstijd in de trein, waarbij er niet voldoende tijd is om tussendoor naar de toiletten bij het personeelsverblijf te lopen. NS anticipeert hierop door meer toiletvoorzieningen voor haar personeel op de stations te realiseren. Zo zijn er op de stations Uitgeest, Breukelen en Rhenen toiletvoorzieningen gekomen evenals een extra voorziening op station Rotterdam CS. Het betreft hier toiletten die alleen voor personeel toegankelijk zijn en niet voor reizigers; het zijn ook geen invalidentoiletten. Bij de verdere uitbreiding van de inzet van het nieuwe Sprintermaterieel zal NS vooraf toetsen of extra toiletvoorzieningen voor haar personeel op (eind-) stations nodig zijn.
Deelt u de mening dat een conducteur tijdens een stop op een station belangrijke taken heeft in het garanderen van de veiligheid en een in de dienstverlening naar de passagiers toe? Zo ja, deelt u ook de mening dat het volstrekt onwenselijk is als een dienstdoende conducteur tijdens een dergelijke stop op een station een toilet moet zoeken, omdat dat in de trein niet meer aanwezig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik deel de mening dat een conducteur tijdens een stop op een station belangrijke taken heeft in het garanderen van de veiligheid en in het verlenen van service aan de passagiers.
Voor het tweede deel van de vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
Acht u het wenselijk dat rijdend personeel op de stoptreinen lange tijd zijn behoefte moet ophouden en zelfs minder gaat eten en drinken om te trachten te voorkomen dat een toiletbezoek noodzakelijk is gedurende de dienst? Wat is uw reactie op het feit dat personeel op de trein heeft laten weten dat de pauzetijden tussen diensten al zo beperkt is, dat er vaak nauwelijks genoeg tijd is om te eten en eventueel het toilet te bezoeken? Acht u het wenselijk dat tijd door het ontbreken van toiletten in de trein nog verder onder druk komt te staan?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Wat is uw reactie op de signalen over de hoge nood onder personeel die leidt tot oplossingen waarbij op zijn minst vraagtekens moeten worden gezet bij de hygiëne ervan? Acht u het acceptabel als het personeel op een trein tot dit soort onhygiënische noodoplossingen wordt gedwongen? Tot welke risico’s voor de gezondheid van zowel personeel als passagiers leidt dit soort toestanden, helemaal als er ook geen mogelijkheid is om de handen te wassen aan boord van de trein? Hoe gaat u dit oplossen en op welke termijn?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Wat is uw reactie op de signalen die bij Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) spoor binnenkomen over machinisten die hun trein stilzetten op een vrij baanvak om even snel vanuit de cabinedeur hun behoefte te doen?2 Wat zijn de gevolgen voor de veiligheid van het treinverkeer als dit soort zaken zich daadwerkelijk voordoet? Maar ook in de bredere zin; wat is volgens u de invloed van deze problematiek (dus voorgaand voorbeeld, maar ook treinen die moeten wachten op stations vanwege een medewerker met hoge nood) op de punctualiteit van het treinverkeer? Kunt u uw antwoord heel duidelijk toelichten?
Uiteraard mogen en zullen afspraken die werknemers en werkgever maken over arbeidsomstandigheden nooit ten koste gaan van de veiligheid. De IVW ziet daarop toe.
Ook de prestatie-afspraken waarop ik NS afreken, waaronder die over punctualiteit, veranderen niet.
Kunt u zich voorstellen hoe het is? Zou u zelf om langere tijd (tot wel vijf en een half uur) uw behoefte te moeten ophouden? Kunt u zich daarnaast voorstellen wat het van een mens vraagt om, tijdens het uitoefenen van zijn of haar beroep, minder te moeten eten en drinken om te trachten te voorkomen dat een toiletbezoek noodzakelijk is?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Kunt u zich herinneren dat de motie van het lid Roemer over toiletten in de treinen is aangenomen door een zeer grote meerderheid van de Tweede Kamer?3 Hoe kunt u garanderen dat in 2030 alle treinen uitgerust zijn met een toilet, terwijl NS nu veel nieuwe treinen inzet zonder toilet? Klopt het dat al deze treinen een afschrijvingstijd hebben die in ieder geval in 2030 nog niet verschreden is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het doel van de motie van het lid Roemer is in mijn ogen dat alle reizigers gebruik kunnen blijven maken van het openbaar vervoer. Toiletten in de trein zijn daartoe een middel, net als toiletten op het station. In zijn eerdergenoemde brief (zie mijn antwoord op vraag 2) heeft mijn ambtsvoorganger toegelicht dat het bouwen van toiletten op stations om diverse redenen de meest verantwoorde en verstandige manier is om invulling te geven aan de motie. Ik deel die mening. Ik kan niet garanderen dat in 2 030 alle treinen uitgerust zijn met een toilet, maar ik doe er wel alles aan om het doel van de motie te realiseren. Vanwege de keuze voor toiletten op stations is de afschrijvingstermijn van de nieuwe Sprinters zonder toilet niet relevant.
Hoe zult u in navolging van de heldere uitspraak van de Kamer, er voor zorgen dat er 2030 geen enkele trein in Nederland rijdt die niet beschikt over een toilet? Kunt u duidelijk aangeven welke middelen u hiervoor heeft en hoe u de spoorvervoersbedrijven kunt dwingen om aan deze heldere eis te voldoen?
Zie mijn antwoord op vraag 10.
Bent u bereid om, naast het handhaven van de heldere einddatum van 1 januari 2030, ook bij de spoorvervoersbedrijven aan te dringen op het eerder plaatsen van toiletten in alle treinen, zodat veel reizigers ook de komende twintig jaar al gewoon gebruik kunnen maken van een fatsoenlijk toilet in de trein?
Zie mijn antwoord op vraag 10.
Tijdens het AO op 19 mei 2010 heeft mijn ambtsvoorganger met de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat onder meer gesproken over het onderwerp van toiletten in de OV-keten, dit naar aanleiding van zijn brief daarover van 26 april 20104. Sommige leden van de commissie vroegen naar de mogelijkheden om alsnog toiletten aan te bieden in Sprinters. Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd de kosten te specificeren van het (alsnog) inbouwen van toiletten in Sprinters die al geleverd of besteld zijn en in Sprinters die nog besteld moeten worden. Ik informeer u daarover als volgt.
Allereerst onderstreep ik nog eens dat de Wet Personenvervoer 2000 en de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet mij niet de formele bevoegdheid bieden om NS te verplichten toiletten in treinen op te nemen. De inrichting van treinen is een zaak van NS, binnen de randvoorwaarden die de concessie stelt: NS moet zorgen voor voldoende vervoer (match van vraag en aanbod) en daarbij een aantal zorgplichten in acht nemen. Bij de aanschaf en inrichting van de nieuwe Sprinters heeft NS zich laten leiden door vervoercapaciteit, kostenefficiëntie, reinheid, sociale veiligheid en ruimtelijkheid. Dat heeft in 2004 geleid tot een keuze van NS voor Sprinters die dankzij het feit dat zij van voor naar achter transparant zijn voor een beter veiligheidsgevoel van reizigers zorgen en waar snel in- en uitgestapt kan worden. Hier staat tegenover dat toiletten ontbreken. Naar aanleiding van de discussie die daarover is ontstaan, staan in voornoemde brief van 26 april 2010 maatregelen beschreven om toiletvoorzieningen in de keten te verbeteren.
In vervolg op de toezegging van 19 mei heb ik NS gevraagd een indicatie te geven van de kosten van het (alsnog) realiseren van toiletten in Sprintermaterieel. NS is voorzichtig met het geven van meer gespecificeerde bedragen. Haar argumentatie is dat zij haar concurrentiepositie (o.a. in de relatie met leveranciers) niet wil ondermijnen door gedetailleerde informatie beschikbaar te stellen. NS begrijpt echter ook de wens van de Kamer om hierin meer inzicht te krijgen.
NS meldt daarom dat naar schatting een kleine € 40 mln. nodig is om het al ingestroomde, bestelde en door middel van opties gecontracteerde nieuwe Sprintermaterieel alsnog van een toilet te voorzien en circa € 10 mln. voor het nog te bestellen Sprintermaterieel. Daarnaast zijn er nog andere kosten:
Extra materieel en deze service-installaties kosten NS ruim € 60 mln. Dit resulteert in het totaalbedrag van ongeveer € 110 mln. dat in de brief van 26 april 2010 staat genoemd. Hierin zijn nog niet meegenomen de jaarlijkse kosten van onderhoud en exploitatie (inzet materieel, reiniging/herstel en snelherstel van vandalismeschade) van het extra materieel die op een kleine € 10 mln. zijn geraamd.
De heer Jansen (SP) deed tijdens het AO op 19 mei een voorstel dat ik als volgt samenvat:
Op deze manier zou toch in elke Sprinter een toilet zitten, zonder dat NS de reeds geleverde of bestelde nieuwe rijtuigen alsnog hoeft om te bouwen.
Ik heb deze suggestie aan NS voorgelegd. NS heeft mij ervan overtuigd dat dit in de praktijk helaas niet uitvoerbaar is en wel om de volgende redenen:
Gelet op dit alles staat NS nog achter de keuze voor Sprinters zonder toiletten. Het uitrusten van (sommige) Sprinters met toiletten zou betekenen dat gekozen moet worden voor een treindienstmodel dat extra materieel vereist wat vele miljoenen kost, bovenop de kosten van de inbouw van de toiletten.
Op mijn beurt sta ik achter de beleidskeuze om niet alsnog te kiezen voor Sprinters met toiletten maar voor het uitrusten van ruim 100 stations met toiletten (zie de bijbehorende overwegingen in de eerdergenoemde brief van 26 april 2010). Deze oplossing wordt nu door ProRail grondig verkend. Ik verwacht u rond de jaarwisseling te kunnen informeren over de resultaten van deze verkenning en de besluiten waartoe de verkenning mij brengt.
Ontwikkelingen nieuwe zeeverkeerscentrale |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het bericht over de voorbereidingen voor de ingebruikname van de nieuwe zeeverkeerscentrale op Terschelling? Zo ja, wat is de stand van zaken?1
Het klopt dat er voorbereidingen worden getroffen voor een nieuwe zeeverkeerscentrale op Terschelling. In de toekomst zullen vanuit deze nieuwe centrale de installaties op de bestaande vuurtorens en een aantal nieuwe locaties worden bediend. Eind 2009 is op de vuurtoren van Schiermonnikoog reeds een verouderde radarinstallatie vervangen die nu nog vanuit de vuurtoren zelf wordt bediend. Funderingen voor radarinstallaties op nieuwe locaties zijn geplaatst.
Deelt u de zorgen van belanghebbenden – zoals vissers, wadvaarders, wadlopers en eilanders – zoals genoemd in het artikel, over de risico’s van het verdwijnen van het menselijke oog op de vuurtoren? Zo ja, hoe gaat u deze zorgen en de genoemde risico’s betrekken bij het verdere proces?
Ja, ik deel de zorgen van belanghebbenden. Mijn voorgangers hebben uw Kamer al toegezegd dat eerst de werking van de nieuwe zeeverkeerscentrale moet zijn getest en goed bevonden, voordat een besluit wordt genomen over de bemensing op de vuurtorens. Ik ben van mening dat het menselijk oog op vuurtorens een meerwaarde vormt naast de verkeersbegeleiding vanuit een zeeverkeerscentrale. Daarom zeg ik u hierbij toe dat het menselijk oog op beide vuurtorens (Terschelling en Schiermonnikoog) behouden blijft, ook nadat de zeeverkeerscentrale Waddenzee in werking is. Daarnaast blijft de zeeverkeerspost Ouddorp met ingang van 1 januari 2011 overdag bemenst.
Wat betekent het dat de radarbegeleiding vanaf Schiermonnikoog nu beperkt mogelijk is (zoals elke twee uur vanaf de vuurtoren wordt gemeld)?
Het nieuw geplaatste radarsysteem werkt nog niet in alle weersomstandigheden voldoende betrouwbaar. Met de leverancier wordt intensief gewerkt aan het oplossen van dit probleem. Gezien de scheepvaartintensiteit in dit gebied geldt hier overigens geen verplichting tot actieve scheepvaartbegeleiding.
Is het waar dat de vuurtorenwachters een zwijgplicht is opgelegd? Zo ja, waarom is deze opgelegd?
De verkeersleiders is geen zwijgplicht opgelegd.
Op welke wijze voert u de motie Jacobi/Atsma uit?2 Hoe verhoudt de uitvoering daarvan zich tot de aangekondigde verhuizing van de vuurtorenwachters op Terschelling en Schiermonnikoog?
Zie antwoord 2.
Wanneer kan de Tweede Kamer de door u aangekondigde evaluatie over het proefjaar met de zeeverkeerscentrale Waddenzee ontvangen?
In 2011 is er duidelijkheid over de planning van de realisatie van de zeeverkeerscentrale Waddenzee. Daarna vindt, naar verwachting in 2012, de evaluatie plaats.
Kunt u nogmaals bevestigen dat voordat deze evaluatie in de Tweede Kamer besproken is, er geen besluiten worden genomen over het opheffen of wijzigen van de huidige vuurtorenbezetting?
Dat bevestig ik. Daarnaast zal, zoals reeds aangegeven, ook na de evaluatie het menselijk oog op de vuurtorens overdag (gemiddeld 12 uur per dag) gehandhaafd blijven.
De behandeling van christenen in het islamitische koninkrijk Saoedi-Arabië |
|
Geert Wilders (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Kent u de nieuwsberichten «Saudi Arabia: Islamic Religious Police arrest Catholics for attending a Mass»1 en «Saudi police arrest Catholics at mass»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u deze berichten en hoe typeert u de rechtspositie van christenen in Saoedi-Arabië?
Berichten over discriminatie van religieuze minderheden (met name sji’ieten) in Saudi-Arabië zijn mij bekend en baren mij zorgen. Religieuze minderheden mogen uitsluitend erediensten in huiselijke sfeer houden; de bouw van niet-soennitische gebedshuizen is verboden. Ook ondervinden religieuze minderheden discriminatie op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid en in het rechtssysteem.
Kunnen christenen het Saoedisch-Arabische staatsburgerschap verwerven?
Er is in de wet niet bepaald dat alleen moslims kunnen opteren voor het Saudische staatsburgerschap. Het verkrijgen van het Saudische staatsburgerschap gebeurt bij Koninklijk besluit. In de praktijk moeten niet-moslims zich eerst tot de Islam bekeren. Mij zijn geen gevallen bekend waarin christenen het Saudische staatsburgerschap hebben verworven.
Welke richtlijnen hanteert de Nederlandse ambassade in Riyadh voor belijdend christelijke Nederlanders die zich vanwege hun werk in Saoedi-Arabië vestigen (zowel ambassademedewerkers als werknemers van bedrijven)?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert het volgende reisadvies voor Saudi-Arabië:
«Het is van groot belang de plaatselijke gebruiken en gewoonten in acht te nemen. In Saudi-Arabië gelden strenge Islamitische wetten. Zolang u zich aan deze regelgeving houdt, zult u weinig hinder ondervinden. Het niet naleven van de plaatselijke wetgeving kan daarentegen ernstige gevolgen hebben».
Het is de eigen verantwoordelijkheid van reizigers om zich te oriënteren op het land dat zij gaan bezoeken danwel waar zij zich gaan vestigen.
Worden belijdend christelijke Nederlanders die Saoedi-Arabië bezoeken of die zich daar vanwege hun werk vestigen, door de Nederlandse ambassade in Riyadh gewaarschuwd dat zij vanwege het uitoefenen van hun religieuze plichten door de Saoedische religieuze politie kunnen worden gearresteerd en gedetineerd?
Nee. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 is het de eigen verantwoordelijkheid van reizigers om zich te informeren over de wetten die gelden in het land dat zij gaan bezoeken danwel waar zij zich gaan vestigen.
Is de Nederlandse ambassade in Riyadh geïnstrueerd over hoe te handelen indien Nederlandse christenen bij het uitoefenen van hun religieuze plichten door de Saoedische religieuze politie zouden worden gearresteerd en gedetineerd?
Nederlandse ambassades wereldwijd verlenen consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland waar de omstandigheden dit toelaten. Dit gebeurt ongeacht de reden van arrestatie danwel detentie.
Deelt u de constatering dat het islamitische regime in Saoedi-Arabië, op basis van de koranische wetgeving (sharia), systematisch de rechten van christenen schendt? Zo ja, bent u dan bereid deze schendingen aan de orde te stellen in internationale organisaties, waaronder de VN-Mensenrechtenraad in Genève?
In Saudi-Arabië bestaat geen godsdienstvrijheid. Nederland spreekt regelmatig haar zorg daarover uit, zowel in bilaterale en EU-contacten als binnen diverse organen van het VN-systeem.
Hoe beoordeelt u het feit dat het dictatoriale islamitische regime in Saoedi-Arabië het christenen verbiedt om op Saoedisch grondgebied kerken te bouwen, terwijl datzelfde regime kosten nog moeite spaart om de democratische rechtsstaten van West-Europa te islamiseren door middel van het bouwen van moskeeën en het oprichten en financieren van islamitische instellingen?
In het kader van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging ben ik van mening dat geloofsgemeenschappen overal ter wereld gebedsruimtes moeten kunnen bouwen, zoals dat ook in Nederland is toegestaan. Financiering van imams en moskeeën door onder andere buitenlandse overheden en islamitische missieorganisaties vindt reeds enkele decennia plaats in Nederland en andere landen in Europa en is binnen de wet toegestaan.
Bent u bereid op korte termijn uw ongenoegen over de barbaarse behandeling van christenen in Saudi-Arabië over te brengen aan het dictatoriale regime van het wahhabistische boevennest Saoedi-Arabië?
De mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Saudi-Arabië begin 2010 diverse malen de vrijheid van religie aan de orde gesteld. Ook in andere bilaterale contacten met Saudi-Arabië wordt dit onderwerp regelmatig besproken.
Wilt u, vanwege de gewenste duidelijkheid, bovenstaande vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het niet voldoen aan aanvullende eisen van de FIFA |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Regering verwierp eisen van FIFA over WK-organisatie»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de aanvullende eisen van de FIFA, zoals in dit artikel vermeld?
De FIFA heeft geen eisen gesteld die aanvullend zijn op de door de overheid verstrekte garanties (II, 32 371, nr. 1). De FIFA heeft wel een aantal aanvullende vragen gesteld over deze garanties. Die vragen heb ik beantwoord en inmiddels ook aan uw Kamer toegezonden met mijn brief van 26 oktober 2010 (II, 32 371, nr. 10).
Zijn deze eisen volgens u fundamenteel anders van aard dan de eisen waaraan mogelijk wel wordt voldaan, hoewel dan een wetswijziging vooraf moet plaatsvinden, zoals belastingvrijstelling? Zo ja, in welke opzichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2. De noodzaak tot wetswijziging dient zich nog niet aan. Mocht in de (nabije) toekomst die noodzaak er wel komen, dan zal een en ander uiteraard in overleg met de Kamer geschieden.
Waarom is de Kamer niet eerder, en langs de geëigende weg, geïnformeerd over deze FIFA-eisen en het afwijzen daarvan?
Zie antwoord op vraag 2. Bovendien heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer op 20 april 2010 geïnformeerd over het besluit van het kabinet het WK bid te steunen. Bij die brief waren ook alle (aangepaste) garanties aan de FIFA gevoegd.
Deelt u de mening dat er een spanning lijkt te bestaan tussen uw eerdere constatering dat de FIFA-eisen geen problemen opleveren voor de Nederlandse kandidatuur, en het feit dat er dus wel buitensporige eisen zijn afgewezen? Zo nee, waarom niet?
Met de in april 2010 afgegeven garanties en de reactie van het Kabinet op de aanvullende vragen van de FIFA, zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 is naar mijn opvatting voldoende aangegeven hoe het kabinet invulling geeft aan de steun voor het bid.
Zijn er nog meer FIFA-eisen gesteld, en vervolgens afgewezen, waarvan de Kamer het bestaan (nog) niet kent? Zo ja, welke?
Nee. Ik verwijs u naar mijn brief van 26 oktober 2010 (II, 32 371, nr. 10) voor het totale beeld.
Het bericht ‘KLM overhoop met Schiphol’ |
|
James Sharpe (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «KLM overhoop met Schiphol»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de plannen van Schiphol om de kosten voor transferpassagiers fors te verhogen negatieve effecten kan hebben op het aantal luchtvaartmaatschappijen dat Schiphol als transfer luchthaven gebruikt?
Schiphol heeft onlangs bekend gemaakt de tarieven per 1 april 2011 beperkt te zullen verhogen en de beoogde structuuraanpassing van de tarieven een half jaar uit te stellen. Die periode wil men benutten voor onderzoek naar de effecten van de structuuraanpassing op de mainport en het netwerk. De resultaten daarvan zie ik met grote belangstelling tegemoet.
Staat dit niet haaks op het thans voorliggende wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet Luchtvaart waarin gesteld wordt dat er een level playing field in Europa moet komen op Europese luchthavens?2
Met het genoemde wetsvoorstel wordt een EU Richtlijn geïmplementeerd waarmee wordt beoogd de toepassing van een aantal basisprincipes te waarborgen bij de vaststelling van luchthaventarieven.
Dit betreft onder meer het beginsel van non-discriminatie en aspecten als transparantie en consultatie. Hiermee wordt beoogd bij te dragen aan een level playing field in de EU. Dit level playing field heeft derhalve geen betrekking op het niveau van de luchthaventarieven, maar op de toepassing van de genoemde basisprincipes.
Naar mijn mening voldoen de bestaande, reeds in de Wet Luchtvaart vastgelegde bepalingen over consultatie en de procedure van tariefvaststelling van Schiphol behoudens enkele relatief ondergeschikte punten aan de Europese basiseisen. De aanpassingen zoals opgenomen in het wetsvoorstel hebben overigens geen betrekking op de problematiek die nu aan de orde is.
Kunt u aangeven wat er sinds 1 april 2010 verandert is dat Schiphol – anders dan destijds – nu wel besloten heeft de luchthaventarieven te verhogen? In hoeverre is nu geen sprake van de argumenten van destijds dat vanwege de uitzonderlijke economische situatie u de luchtvaartmaatschappijen wilde ondersteunen om daarmee het netwerk van en naar Schiphol in stand te houden en verder uit te breiden?3
De tariefstelling is, binnen de kaders van de regulering, voorbehouden aan de directie van Schiphol. Voor de motivering van de tariefsvoorstellen verwijs ik derhalve naar de luchthaven.
Zoals eerder aan de Kamer gemeld, wil ik wat betreft de situatie voorafgaand aan 1 april 2010 er op wijzen dat in het kader van de afschaffing van de vliegbelasting per 1 juli 2009 het toenmalige kabinet afspraken heeft gemaakt met Schiphol over kostenreducerende maatregelen van de luchthaven zelf. Dit betrof onder meer verlaging en bevriezing van luchthaventarieven in 2009. Die afspraken zijn nagekomen en verder heeft Schiphol op eigen initiatief besloten om ook in 2010 de tarieven niet te verhogen.
Wat vindt u ervan dat Schiphol, door zo’n beetje alle grote luchtvaartmaatschappijen tegen zich in het harnas te jagen, er op deze manier op aanstuurt dat vele luchtvaartgerelateerde banen verloren dreigen te gaan en Nederland daarmee zijn positie in het wereldwijde verbindingen netwerk dreigt kwijt te raken?
Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid stappen te ondernemen tegen Schiphol als zij dit plan doorzetten? Zo ja, welke? Zo niet, waarom niet?
Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 2.
Problemen bij hogeschool INHolland |
|
Jasper van Dijk |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat de bestuursvoorzitter van INHolland alsnog een jaarsalaris krijgt doorbetaald, terwijl hij deze week is opgestapt?1
Uit de nadere informatie die mij door de Raad van Toezicht van InHolland is verstrekt, blijkt dat het contract van de bestuursvoorzitter wordt beëindigd met ingang van 1 januari 2011. Tot die datum ontvangt hij zijn salaris. Na afloop van het contract wordt hem een schadeloosstelling toegekend. Overigens is er in het geval van de bestuursvoorzitter sprake van een beëindiging van het contract in onderling overleg. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Vindt u een jaarsalaris van ruim 180 000 euro een «sobere ontslagvergoeding»? Kunt u zich voorstellen dat veel mensen niet begrijpen dat iemand die vanwege wanbestuur opstapt, alsnog een jaarsalaris meekrijgt?
Een «sobere ontslagvergoeding» stel ik mij anders voor. Op basis van de door mij ontvangen informatie over de getroffen regeling bij de beëindiging van het contract van de voormalig voorzitter van het College van Bestuur van Hogeschool InHolland heb ik vastgesteld dat er aanzienlijk verschil is tussen de kosten die daaruit voortvloeien en de kosten die zouden zijn gemaakt als de kantonrechtersformule was toegepast. Het verschil zal ik terugvorderen. Ik heb hierover een brief gezonden aan de Raad van Toezicht van Hogeschool InHolland.
Is het in de publieke sector gebruikelijk dat wanneer iemand zelf ontslag neemt, hij nog een jaar wordt doorbetaald? Zo nee, waarin verschilt de heer Dales van anderen?
Zie de antwoorden op vraag 1 en 2.
Deelt u de mening dat de opgestapte bestuursvoorzitter van een publieke instelling niet in aanmerking dient te komen voor doorbetaling van zijn salaris tot oktober volgend jaar? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op vraag 1 en 2.
Hoe kan het dat de vicevoorzitter van INHolland 10 000 euro meer verdient dan de heer Dales en daarmee boven de premiernorm uitkomt? Wat is de stand van zaken rond het wetsvoorstel topinkomens publieke sector?2
Is het waar dat tenminste één van de bestuurders van INHolland in 2009 al op de hoogte was van de verkorte afstudeertrajecten? Zo nee, hoe kan het dat betrokkenen het «zo goed als onmogelijk» achten dat zij hiervan niets wist?
Hoe oordeelt u over het feit dat betrokkenen niet met hun naam in de krant willen, «uit angst voor hun baan»? Deelt u de mening dat werknemers van een school te allen tijde vrijuit moeten kunnen spreken over wanbeleid op hun instelling? Hoe staat het met de klokkenluidersregeling in het onderwijs?
Waarom worden de «de beide zittende bestuursleden door de Raad van Toezicht niet verantwoordelijk geacht voor de situatie vóór Dales tijd»? Zij waren toen toch ook al lid van het bestuur? Wilt u over deze merkwaardige redenering in gesprek gaan met de Raad van Toezicht?
Wat voor maatregelen gaat u nemen indien blijkt dat niet alleen de bestuursvoorzitter, maar het gehele bestuur van INHolland in gebreke is gebleven rond de diplomafraude? Kunt u de Raad van Toezicht overrulen indien zij in een dergelijk geval niets onderneemt?
Gaat u de recente onthullingen betrekken bij het onderzoek dat de Inspectie uitvoert en wat april volgend jaar naar buiten komt?
De inzet van de Europese Unie bij VN-viering van 10 jaar resolutie 1325, op 31 oktober 2010 |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
![]() |
Kent u de op 8 oktober jl. aangenomen resolutie van de vrouwen van de Europese Volkspartij (EVP-V) over «Women in Conflict Zones and Situations»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er tien jaar na het aannemen van de Veiligheidsraadresolutie 1 325 resultaten zijn geboekt, maar dat er op bredere schaal uitvoering moet worden gegeven aan de resolutie 1325?
Er zijn resultaten gehaald in de uitvoering van VNVR 1325, maar ben het met SGVN Ban Ki-Moon eens dat meer landen hun uitspraken over de rol van vrouwen in vredesprocessen moeten omzetten in concrete acties, onder andere middels Nationale Actieplannen.
Nederland heeft zich met de uitvoering van het Nationaal Actieplan 1325 zowel internationaal als op landenniveau geprofileerd. In het bijzonder vanwege de Nederlandse geïntegreerde benadering rond vrouwen, vrede en veiligheid en onze interdepartementale samenwerking in partnerschap met het maatschappelijk middenveld. In de afgelopen jaren is Nederland meerdere malen gevraagd assistentie te verlenen aan andere landen (o.a. Argentinië, Duitsland, Ierland, Spanje) in het opstellen en uitvoeren van beleid omtrent VNVR 1325. In de afgelopen weken hebben ook Portugal en Frankrijk om dergelijke contacten gevraagd.
Voorts ondersteunt Nederland, in samenwerking met onder andere de Verenigde Staten en het maatschappelijk middenveld, een proces ter bevordering van de uitvoering van het National Action Plan for the Women of Afghanistan (NAPWA). Het NAPWA is in 2008 door het Afghaanse parlement aangenomen, heeft een breed maatschappelijk draagvlak en omvat onder andere een doelstelling over VNVR resolutie 1325.
Bent u bereid gevolg te geven aan de oproep van uw ambtsvoorganger, gedaan tijdens het congres op 8 oktober dat meer landen de VR-resolutie moeten uitvoeren en een Nationaal Actieplan moeten opstellen? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de oproepen uit deze resolutie mee te nemen bij de inzet vanuit Nederland om te komen tot een gemeenschappelijke positie van de EU – met ambitie – bij de officiële viering van 10 jaar Veiligheidsraadresolutie 1 325 inzake vrouwen, vrede en veiligheid? Kunt u daarbij specifiek het belang van inzet van vrouwelijke militaire en civiele krachten binnen NAVO- en met name VN-missies (met prioriteit voor de VN-missie in de Democratische Republiek Congo) meenemen?
Ja. Nederland heeft zich sterk gemaakt voor een gedegen gemeenschappelijke EU verklaring tijdens het Open Debat in de Veiligheidsraad op 26 oktober. Nederland pleitte onder andere voor opname van de conclusies van een seminar (maart 2010) onder Spaans EU voorzitterschap die meer training en gendercapaciteit in missies bepleiten. Voorts maakt Nederland zich sterk voor het opnemen van concrete toezeggingen van de EU, onder andere de inzet van financiële middelen van de EU zoals het EU Stabiliteitsinstrument.
Op welke wijze probeert Nederland, eventueel in samenwerking met het Belgisch voorzitterschap van de EU, dat de 10e verjaardag van resolutie 1325 als prioriteit heeft aangegeven, een extra impuls te geven aan de uitvoering van resolutie 1325?
Op 17 november a.s. organiseren de Nederlandse en Spaanse ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie het seminar «Gender in Peacekeeping & Peacebuilding». Het doel van dit seminar is effectieve manieren vast te stellen waarop donorlanden, troepensturende landen en kennis- en trainingsinstituten elkaar wederzijds kunnen versterken in het bevorderen van gendercapaciteit en participatie van lokale vrouwen in conflictprocessen. Tevens zal op die dag de brochure «The Dutch Do’s on Women, Peace & Security – Defence, Diplomacy and Development in Partnership» worden gelanceerd. Deze brochure, die vertelt over de ervaringen die Nederland in de afgelopen jaren heeft opgedaan op dit terrein, krijgt een brede internationale verspreiding.
Kunt u aangeven wat de Nederlandse inzet wordt en – zodra bekend – hoe het gemeenschappelijk EU-standpunt luidt?
Tijdens het mid-term review van het Nederlands NAP (april 2010) is besloten dat de focus van de gezamenlijke Nederlandse inzet komt te liggen op het bevorderen van vrouwelijk leiderschap en politieke participatie in een viertal landen (Afghanistan, Burundi, Colombia en de DRC).
Bovendien worden het stabiliteitsfonds en wederopbouwfonds ingezet voor 1325- gerelateerde initiatieven, zoals het ondersteunen van de opstartfase van een Women, Peace & Security Institute in het Kofi Annan Training Centre (Ghana) en van een VN trainingsmodule omtrent seksueel geweld voor troepensturende landen.
Het EU-standpunt doe ik u hierbij toekomen.
De gespreksverslagen en afspraken tussen de beoogde speelsteden en het ministerie over het WK-Bid |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u reageren op het openbaren van gespreksverslagen en afspraken tussen de beoogde speelsteden en over het WK-Bid? Heeft u getwijfeld over het openbaar maken? Zijn er documenten niet vrijgegeven, en zo ja op welke gronden?1
Er heeft geen twijfel bestaan over het openbaar maken van genoemde verslagen. Er is een aantal documenten niet vrijgegeven op basis van de artikelen 10 en 11 van de Wet Openbaarheid van Bestuur, met name betrekking hebbend op persoonlijke beleidsopvattingen die zijn geuit in de nota’s en gespreksverslagen (intern beraad )en het openbaar maken van persoonsgegevens (inbreuk op persoonlijke levenssfeer).
Is het waar dat de voormalig staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 7 januari 2010 een overleg heeft gehad met de wethouder van Amsterdam, de burgemeesters van Eindhoven, Enschede, Heerenveen en Rotterdam en de staatsecretaris van Economische zaken over het bid voor het WK-voetbal? Zo ja, klopt het dat in dit overleg alle betrokkenen hebben aangegeven dat «de publieke discussie niet moet gaan over de kosten van de nieuwbouw en verbouw van stadions, maar over het belang dat het WK-voetbal heeft voor Nederland en de speelsteden op het gebied van sport, economie en internationaal aanzien»?2
Op 7 januari 2010 heeft inderdaad genoemd overleg plaatsgevonden. Op verzoek van de burgemeesters van de vijf speelsteden is van gedachte gewisseld over de gevolgen van de kandidaatstelling voor het WK voetbal. In dat verband is onder andere gesproken over de kosten van stadionaanpassing. Maar ook over de mogelijke opbrengsten voor een dergelijk evenement, zowel in economisch als sociaal-maatschappelijk opzicht.
Is het waar dat u op 7 april 2010 een overleg heeft gehad met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de burgemeesters van de speelsteden?3 Zo ja, klopt het in de ambtelijke voorbereidingsbrief aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is geadviseerd «niet te lang stil te staan bij de bedragen op zich, omdat deze in de toekomst ongetwijfeld zullen veranderen»?
Ja, dat overleg heeft in vermelde samenstelling plaatsgehad. In de ambtelijke voorbereiding van de toenmalige minister van VWS op dit overleg is genoemde passage inderdaad opgenomen. Over mogelijke kostenstijgingen in de toekomst kan en wil ik niet speculeren. Het bestaande kostenoverzicht van de stadionuitbreiding is een raming die door de betreffende speelsteden is opgesteld.
Kunt u aangeven dat genoemde bedragen nog verder zullen stijgen in de toekomst? Zo ja, wat is de prognose? Zo nee, oordeelt u het kostenoverzicht van de stadionuitbreiding als realistisch?4
Zie antwoord vraag 3.
Staat uw strategie om pas met de speelsteden te onderhandelen over de verdeling van de kosten die gepaard gaan met het WK, op het moment dat het WK is toegewezen aan Nederland en België, nog steeds overeind?3 Kunt u uw antwoord toelichten?
Met de speelsteden is afgesproken op deze problematiek terug te komen wanneer de toewijzing aan Nederland en België een feit is. In een brief aan de speelsteden van 20 april 2010 heeft mijn ambtsvoorganger aangegevenopnieuw in overleg te treden om tot een voor beide partijen acceptabele oplossing te komen van genoemd financierings-vraagstuk. Deze afspraak heeft er eraan bijgedragen dat de vijf speelsteden de overeenkomst getekend hebben.
De indruk van een blanco cheque deel ik niet. In alle speelsteden bestonden al plannen voor aanpassingen van bestaande stadions dan wel voor nieuwbouw. Deze plannen zullen ook gerealiseerd worden wanneer de toewijzing van het WK aan Nederland en België voorbij gaat.
Is het waar dat de burgemeesters van de speelsteden die afspraken te vrijblijvend vonden en dreigden de «agreements» niet te ondertekenen, wanneer het Rijk vaag bleef over de bijdrage aan de bouw van de stadions? Zo ja, wat was uw reactie hierop?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u zich ervan bewust dat de indruk ontstaat dat zowel het Rijk als de steden ingestemd hebben met een «blanco cheque», door de discussie over de kostenverdeling uit te stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van mening dat, gezien de afspraak de discussie over de kostenverdeling uit te stellen, de Kamer goed is geïnformeerd over de kosten voor het Rijk die samenhangen met de organisatie van het WK? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Met de brief van 21 april 2010 (Kamerstukken II 32 371, nr. 3) heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd over de mogelijke kosten voor stadionaanpassing en de kosten die mogelijk gemoeid zijn met de uitvoering van de rijksoverheidsgaranties.
Is het waar dat de Nederlandse regering na het binnenhalen van het WK 2018 de onderhandelingen met de FIFA over de voorwaarden wil heropenen?5 Zo ja, over welke voorwaarden wil de regering de onderhandelingen dan heropenen? Bent u bereid de Kamer hierover tijdig te informeren?
Er zal geen sprake zijn van het heropenen van onderhandelingen over de voorwaarden. Wel zullen FIFA, het in te richten Local Organisation Committee, het Rijk en andere betrokkenen nadere invulling geven aan de afspraken, zoals te doen gebruikelijk bij de organisatie van grootschalige internationale evenementen. In mijn brief van 26 oktober 2010 (Kamerstukken II 32 371, nr. 10) aan uw Kamer, betreffende de antwoorden op de vragen van de FIFA over de overheids-garanties, heb ik nogmaals aangegeven dat er geen nieuwe (aanvullende) garanties worden verstrekt.
Hoe hangt het heronderhandelen samen met uw antwoord op de schriftelijke vragenronde over de agreements, waarin u aangaf dat er geen nieuwe onderhandelingen mogelijk waren?6
Zie antwoord vraag 9.
In hoeverre is er sprake van verboden staatssteun als de regering de FIFA garandeert dat BTW die wordt geheven over toegangskaartjes zal worden terugbetaald?78
Het enkele feit, dat aan FIFA toezeggingen zijn gedaan om de kandidatuur van Nederland en België voor het organiseren van het WK voetbal in 2018 of 2022 mogelijk te maken, brengt niet met zich mee dat automatisch staatssteun is of wordt verleend.Mocht in de periode na 2 december (de datum waarop bekend wordt welk land het WK mag organiseren) duidelijk worden dat er mogelijk toch sprake is van staatssteunaspecten – waar ik op dit moment overigens geen aanwijzingen voor heb – dan wordt uiteraard de gebruikelijke procedure gevolgd (dat betekent: ter goedkeuring voorleggen aan de Europese Commissie). Voor nu wacht ik eerst 2 december af, en daarna zal met de FIFA overlegd worden over de vraag op welke wijze Nederland invulling kan geven aan de afgegeven garanties, uiteraard met inachtneming van de geldende regels en parlementaire procedures.
Kunt u, refererend aan uw antwoord over de zaak van de Bavariajurkjes, aangeven hoe de strafrechtelijke bepalingen in de ambush wetten – die toezien op namaak van merkartikelen en inbreuk op auteursrecht – zich verhouden tot het dragen van kleding dat van een concurrerend merk is?6 Is het zeker dat voor dit soort reclame geen nieuwe wetten nodig zijn?
Vooropgesteld wordt dat Nederland geen specifieke ambush-wetten kent. Nederlandse wetgeving bevat wel bepalingen waarmee commerciële rechten civielrechtelijk worden beschermd. Zoals gemeld in het verslag van het schriftelijk overleg (Kamerstukken II 32 371, nr. 8) kan dat in beginsel op drie manieren, namelijk via wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht (waaronder auteursrecht en merkenrecht), via wetgeving inzake oneerlijke mededinging (zoals oneerlijke handelspraktijken en misleidende reclame) en via de onrechtmatige daad. Inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht kunnen daarnaast ook strafrechtelijk worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.
Het dragen van kleding van een concurrerend merk als zodanig leidt niet tot een auteursrecht- of merkinbreuk. Indien het ontwerp van de kleding is gekopieerdkan wel sprake zijn van een auteursrechtinbreuk. Ook mag niet ten onrechte het FIFA-embleem op de kleding worden aangebracht.
Ik herhaal hierbij de opvatting van mijn ambtsvoorganger dat mocht na toewijzing van het WK aan Nederland en België in de daarop volgende jaren aanvullende wetgeving alsnog nodig blijken, daartoe uiteraard de gebruikelijke parlementaire weg gevolgd zal worden.
Overtredingen van de Arbeidstijdenwet bij de brandweer Zuid-Limburg |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
![]() |
Wat vindt u van het trieste jubileum dat tussen juli en oktober 2010 de Arbeidstijdenwet bij de brandweer Zuid-Limburg meer dan honderd keer is overtreden?1
Ik kan niet bevestigen dat de Arbeidstijdenwet tussen juli en oktober 2010 meer dan 100 keer is overtreden. Of deze informatie juist is zal de Arbeidsinspectie vaststellen in een nieuwe inspectieronde die nog dit jaar start.
Hoe verklaart u dat zoveel overtredingen van de Arbeidstijdenwet hebben plaatsgevonden?
Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven kan nog niets met zekerheid worden gezegd over het aantal overtredingen van de Arbeidstijdenwet. Het zelfde geldt voor mogelijke verklaringen.
Deelt u de overtuiging dat de Arbeidstijdenwet er niet voor niets is en dat overtreding hiervan gevolgen kan hebben voor de veiligheid van het personeel en de burgers, en dat hiertegen moet worden opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Zoals eerder aangegeven2 ligt de verantwoordelijkheid voor het op juiste wijze toepassen van de Arbeidstijdenwet bij beroepsbrandweerlieden en brandweervrijwilligers bij de werkgever van de brandweerlieden (veiligheidsregio’s en gemeenten).
Het is dan ook allereerst aan het bestuur van veiligheidsregio’s en gemeenten om hun leidinggevenden zodanig te instrueren dat ze op een adequate manier toezien op de naleving van de rusttijden. Het is aan de Arbeidsinspectie om ingeval van structurele overtredingen van de Arbeidstijdenwet corrigerend op te treden zodat de veiligheid van brandweerpersoneel en burgers gewaarborgd blijft.
Is de arbeidsinspectie op de hoogte van bovengenoemde overtredingen? Wat zijn haar bevindingen? Heeft zij sancties opgelegd? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op de vragen 1 en 2.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst geen overtredingen meer zullen plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat door het gevoerde beleid teveel druk op de vrijwilligers komt te liggen en dat dit een ongewenste situatie is? Zo nee, waarom niet?
Pas na afronding van het onderzoek van de Arbeidsinspectie kan ik u daarover nader informeren.
Wat zijn de gevolgen van de overtredingen voor de vrijwilligers zelf? Is de vrijwilliger nog verzekerd als er tijdens de dienst iets gebeurd, terwijl op dat moment sprake is van een overtreding van de Arbeidstijdenwet?
Het voldoen aan de regels van de Arbeidstijdenwet is geen criterium voor het toekennen voor verzekeringsuitkeringen.
Is dit een louter een regionaal probleem, of speelt dit ook landelijk? Zo ja, in welke korpsen? En wat gaat u hieraan doen?
Volgens de mij ter beschikking staande informatie wordt de werkwijze en benadering zoals die wordt gehanteerd door het regionale brandweerkorps
Zuid-Limburg door meerdere brandweerkorpsen in Nederland gehanteerd.
Ik heb geen signalen dat de toepassing van deze werkwijze daar leidt tot overtreding van de arbeids- en rusttijdenregels. Ik zie dan ook op dit moment geen aanleiding om de minister van SZW; die verantwoordelijk is voor de Arbeidsinspectie, te verzoeken de inspecties bij de brandweer te intensiveren.
De voorgenomen fusie van woningcorporaties PWS Rotterdam en Com.wonen |
|
Sadet Karabulut |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Intentieovereenkomst fusie PWS en Com.wonen»?1 Hebben deze woningcorporaties zich al met hun fusieplannen bij u gemeld, en heeft u hier al een standpunt over ingenomen?
Ja.
Mijn ministerie en het Centraal Fonds Volkshuivesting (CFV) zijn geïnformeerd over de voorgenomen fusie. De betreffende woningcorporaties hebben nog geen formeel verzoek tot goedkeuring van de voorgenomen fusie bij mij ingediend. Derhalve heb ik mij nog geen oordeel kunnen vormen over deze voorgenomen fusie. Begin december staat er een gesprek gepland tussen de bestuurders en het CFV om nadere informatie uit te wisselen.
Wat is uw oordeel over de omvang van deze voorgestelde «fusiecorporatie» met 50 000 verhuurbare eenheden? Acht u dit een wenselijke schaalgrootte voor deze te vormen woningcorporatie?
Uit onderzoek in opdracht van het voormalige ministerie van VROM (uitgevoerd door Cebeon, aangeboden bij brief van 10 mei 2006, TK 2005–2006, 29 453, nr. 40), als ook de praktijk blijkt dat er geen eenduidige relatie ligt tussen schaalgrootte enerzijds en de maatschappelijke prestaties en lokale binding anderzijds. Een ideale schaalgrootte van een woningcorporatie kan niet worden aangegeven. In de praktijk blijkt dat de omvang niet bepalend is voor de volkshuisvestelijke prestaties van een corporatie. Een corporatie van 50 000 of meer woningen kan net zo goed functioneren als een kleine corporatie. Het enkele feit dat een fusiecorporatie meer dan 50 000 woningen in bezit zal krijgen is geen reden om de fusie niet toe te staan.
Bent u ervan op de hoogte dat alle huurdersgroepen van zowel woningcorporatie PWS als van woningcorporatie Com.wonen klagen over achterstallig onderhoud? En kunt u bevestigen dat Com.wonen momenteel weigert om de komende vijf jaar onderhoud te plegen en woningverbetering toe te passen in Tuindorp Vreewijk als gevolg van onvoldoende financiële middelen?
Bij de bestuurder van PWS en de voorzitter van HPF, de overkoepelende huurdersorganisatie van PWS, zijn er op dit moment vanuit de huurdersorganisaties van PWS geen noemenswaardige klachten over onderhoud. Ook zijn er volgens Com.wonen geen noemenswaardige klachten over achterstallig onderhoud. Er hebben mijn ministerie noch het CFV berichten bereikt dat alle huurdersorganisaties van Com.wonen klachten hebben over achterstallig onderhoud.
Deze vraag wijst naar de situatie in Tuindorp Vreewijk. De Bewoners Organisatie Vreewijk (BOV) heeft in december 2008 een brief naar het CFV gestuurd waarin zij met betrekking tot de herstructureringsplannen en onderhoudsstaat van de woningen van Com.wonen in Vreewijk diverse opmerkingen en kanttekeningen heeft geplaatst over de planvorming, handelswijze en organisatorische kwaliteit van Com.wonen. Over het onderhoud van de woningen in Tuindorp Vreewijk bestaat discussie, omdat een deel van Vreewijk in aanmerking komt voor herstructurering. Van Com.wonen heb ik begrepen dat voor dit deel (ruim 1300 woningen) het onderhoudsprogramma integraal onderdeel is van het voorstel voor de herstructurering. Totdat definitieve overeenstemming is bereikt met onder meer de bewoners en de (deel)gemeente wordt terughoudend omgegaan met onderhoud. Com.wonen wil op deze wijze kapitaalvernietiging voorkomen. Dat geldt met name voor complexen waarvan de aanpak in de eerste fase staat gepland.
Van een weigering van Com.wonen om de komende vijf jaar onderhoud te plegen en woningverbetering toe te passen in Tuindorp Vreewijk is derhalve geen sprake. Het geplande onderhoud is afgestemd op de voorgenomen woningaanpak. Deze is niet ingegeven door de financiële middelen van Com.wonen. In de nu voorgestelde aanpak, waarover grotendeels overeenstemming is met alle partijen, wordt de herstructurering van Vreewijk verdeeld in drie fasen. De woningen in de eerste fase (540 woningen) krijgen binnen vijf jaar na de start van de aanpak een eindingreep (restauratie, renovatie of sloop/nieuwbouw). Voor deze fase wordt onderhoud gepleegd, waarmee de woning veilig, wind- en waterdicht blijft. Voor de tweede fase (426 woningen) en de derde fase (342 woningen) van de aanpak zal een uitgebreider onderhoudprogramma gelden vanwege de later geplande definitieve eindingreep.
Herinnert u zich nog dat huurders van Com.wonen in Tuindorp Vreewijk samen met de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) een experimentplan hadden opgesteld om met hun woning over te kunnen stappen naar een andere woningcorporatie? Acht u het verstandig wanneer woningcorporaties met zoveel onvrede onder huurders en achterstallig onderhoud van het bezit, fuseren tot één megacorporatie?
In 2008 heeft de bewonersorganisatie BOV van Com.wonen de SEV verzocht mee te werken aan een experiment over het oprichten van een nieuwe corporatie door de bewoners van de wijk Vreewijk zelf. Toenmalig minister Van der Laan heeft destijds de BOV en andere relevante partijen opgeroepen om eerst met elkaar de dialoog aan te gaan. Daar zijn alle betrokkenen nu volop mee bezig en het experiment is opgeschort. De projectgroep herstructurering Vreewijk en Com.wonen hebben mij geïnformeerd dat er op veel punten overeenstemming is bereikt over de aanpak.
Het aangaan van een fusie en de daarmee gepaard gaande schaalvergroting moet ten dienste staan en dus niet ten koste gaan van de belangen van de volkshuisvesting. In de circulaire MG 2002–18 is een aantal voorwaarden opgenomen om te beoordelen of het belang van de volkshuisvesting is gediend. Bij een eventueel ingediend fusieverzoek van deze woningcorporaties zal getoetst worden of de fusie een meerwaarde voor de volkshuisvesting oplevert.
Deelt u de mening dat, gezien de omstandigheden waarin deze woningcorporaties zich bevinden de fusieplannen stil gelegd moeten worden en in plaats daarvan een toezichthouder aangesteld moet worden om de boel op orde te brengen? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dat doen? Zo nee, wat is uw boodschap aan de huurders en hoe denkt u dat deze fusie zal bijdragen aan de kwaliteit en het wegwerken van de enorme hoeveelheid klachten en het achterstallig onderhoud?
Op basis van de verstrekte informatie zie ik geen aanleiding om over te gaan tot het aanstellen van een externe toezichthouder. Op voorhand kan ik niet aangeven of en hoe de fusie zal bijdragen aan de kwaliteit en het uitvoeren van onderhoud. Alle huurdersorganisaties van Com.wonen en PWS worden op basis van circulaire MG 2002–18 in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven over de voorgenomen fusie. Van beide woningcorporaties heb ik begrepen dat nog voor de ondertekening van de intentieovereenkomst de belanghouders, waaronder de huurdersorganisaties, betrokken waren bij de dialoog over de eventuele fusie. Hoewel de huurdersorganisaties volgens de woningcorporaties aandachtspunten meegaven voor de fusie, bleken geen er op voorhand geen zwaarwegende bezwaren. Eventuele volkshuisvestelijke bezwaren over de voorgenomen fusie kunnen in de zienswijze kenbaar worden gemaakt. In mijn beoordeling wordt een groot belang gehecht aan positieve zienswijzen van zowel huurdersorganisaties als gemeenten.
Topmannen van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen |
|
Ewout Irrgang |
|
Vindt u het wenselijk dat Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen vaker van bestuursvoorzitter wisselen dan buitenlandse?1
Het is primair een aangelegenheid van de Nederlandse beursvennootschappen en hun bestuursvoorzitters om te bepalen hoe lang een bestuursvoorzitter aanblijft. Een wisseling van bestuursvoorzitter kan zijn gepland, maar kan – om verschillende redenen – ook tussentijds plaatsvinden. Wanneer een bestuurswisseling tussentijds plaatsvindt omdat een bestuursvoorzitter niet langer de steun geniet van de raad van commissarissen en/of de algemene vergadering, is dat op zichzelf niet onbegrijpelijk.
Het Nederlandse corporate governance raamwerk bevat waarborgen voor een efficiënt toezicht op het bestuur via onder meer regels inzake benoeming en ontslag van bestuurders en commissarissen, toezicht door de raad van commissarissen, het agenderingsrecht en het enquêterecht. Uitoefening van dit toezicht kan onder omstandigheden aanleiding geven tot een tussentijdse bestuurswisseling.
Wat is volgens u, naast het hoge percentage gedwongen vertrekken, de reden voor het fors hoger aantal wisselingen bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen?
Er kunnen tal van redenen zijn voor een wisseling van bestuursvoorzitter. In verband met het onderzoek waaraan wordt gerefereerd, zijn verschillende redenen voor een wisseling van bestuursvoorzitter onderscheiden: regulier vertrek (waarbij de bestuursvoorzitter aftrad als gevolg van reguliere en geplande opvolging (meestal pensioen), om gezondheidsredenen, of overleed), vroegtijdig vertrek (waarbij de bestuursvoorzitter vroegtijdig aftrad, meestal vanwege een verschil van inzicht met de raad van commissarissen) en vertrek wegens een fusie of overname (waarbij de bestuursvoorzitter vertrekt nadat het bedrijf is overgenomen of is samengegaan met een ander bedrijf).
In het onderzoek is gekeken naar de 10 wisselingen van bestuursvoorzitters van Nederlandse AEX en AMX ondernemingen die in 2009 hebben plaatsgevonden. Uit deze gegevens blijkt dat 5 wisselingen gepland waren. Van de in totaal 5 tussentijdse vertrekken blijkt dat 3 wisselingen samenhingen met slechte bedrijfsresultaten en 2 wisselingen met een verschil van inzicht met de raad van commissarissen. Uit deze gegevens kan niet worden afgeleid dat Nederlandse beursondernemingen relatief meer onder druk zouden staan van aandeelhouders dan elders.
Kan het hogere percentage wisselingen erop duiden dat het bestuur in Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen relatief meer onder druk staat van de aandeelhouders dan elders? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is volgens u de reden dat in Nederland bestuursvoorzitters bijna twee keer zo vaak gedwongen moeten vertrekken en ook steeds slechter zijn gaan presteren in vergelijking met bestuurders die hun termijn afmaken? Kan dit erop duiden dat het orgaan dat de bestuurders benoemt die taak niet goed uitvoert, dan wel steeds slechter uitvoert? Zo nee, wat is dan de reden? Zo ja, hoe kunnen de prestaties op het gebied van het benoemen van bestuurders verbeterd worden?
Het komt mij niet onlogisch voor dat de bestuursvoorzitter van een beursvennootschap met slechte bedrijfsresultaten en/of waar verschil van inzicht bestaat met de raad van commissarissen wordt verzocht om af te treden voorafgaand aan de geplande vertrekdatum. Het is aan de vennootschap en haar raad van commissarissen om een geschikte opvolger te vinden en in dat verband het selectie- en benoemingsproces vorm te geven. Ik verwijs overigens naar het antwoord op vraag 3.
Betekent het feit dat bestuursvoorzitters die van buiten het bedrijf worden aangetrokken ieder jaar minder goed presteren dan bestuursvoorzitters die van binnen het bedrijf komen dat het veel gehoorde argument voor hoge salarissen en bonussen, namelijk dat Nederlandse bedrijven mee moeten kunnen concurreren voor buitenlands talent, aan kracht inboet? Zo nee, waarom niet?
Het is van groot belang dat Nederlandse beursvennootschappen in staat zijn om goed gekwalificeerde bestuursvoorzitters aan te trekken. Dit kunnen zowel insiders als outsiders zijn. Het is aan de vennootschap en haar raad van commissarissen om hun selectie- en benoemingsproces vorm te geven en te bepalen wie in het gegeven geval de meest geschikte kandidaat is. Datzelfde geldt voor de beloning van de bestuursvoorzitter die normaliter door de raad van commissarissen – binnen de kaders van het door de aandeelhoudersvergadering vastgestelde bezoldigingsbeleid – wordt bepaald.
Deelt u de conclusie van het aangehaalde onderzoek dat Nederlandse beursfondsen de minst beschermde ondernemingen ter wereld zijn? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom dit niet het geval zou zijn? Kunt u daarbij tevens een gedetailleerd overzicht geven van de bevoegdheden die de vergadering van aandeelhouders heeft in Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, België en de Verenigde Staten?
Ik heb deze conclusie niet terug kunnen vinden in de onderzoeksresultaten. Ik heb wel gelezen dat het aantal wisselingen van bestuursvoorzitters van Nederlandse beursvennootschappen niet vaak samenhangt met een fusie of overname.
In hoeverre een Nederlands beursvennootschap gebruik maakt van zogenoemde beschermingsconstructies is overigens aan de vennootschap zelf. Voor zover beursvennootschappen in de afgelopen jaren hebben gekozen voor de afschaffing van statutaire beschermingsconstructies, heeft dat uit eigen beweging plaatsgevonden.
Aangezien de hiervoor gestelde vragen verband houden met de benoeming en het ontslag van bestuursvoorzitters van Nederlandse beursvennootschappen, is hetgevraagde overzicht van de bevoegdheden van de algemene vergadering toegespitst op de besluitvorming inzake benoeming en ontslag van bestuurders. In het algemeen geldt dat de wijze van benoeming en ontslag van bestuurders in Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, België en de Verenigde Staten op hoofdlijnen veel overeenkomsten vertoont.
In Nederland heeft de algemene vergadering de bevoegdheid om bestuurders te benoemen (artikel 2:132 BW). Iedere bestuurder kan te allen tijde worden geschorst en ontslagen door degene die bevoegd is tot benoeming (artikel 2:134 BW). Voor deze besluiten volstaat een gewone meerderheid, tenzij statutair is bepaald dat het besluit tot schorsing of ontslag slechts mag worden genomen met een versterkte meerderheid of een quorumeis.
Indien het volledige structuurregime van toepassing is, heeft de raad van commissarissen de bevoegdheid om bestuurders te benoemen en te ontslaan (artikel 2:162 BW).
In het Verenigd Koninkrijk kan de algemene vergadering de bestuurders benoemen met een volstrekte meerderheid van de stemmen. Aandeelhouders kunnen bestuurders op dezelfde wijze ontslaan, ook wanneer een overeenkomst tussen de onderneming en de bestuurder anders bepaalt2.
In Duitsland benoemt de algemene vergadering de leden van de raad van commissarissen. De raad van commissarissen benoemt en ontslaat de bestuurders3.
In Frankrijk hebben de meeste beursvennootschappen de rechtsvorm van een Société Anonyme met een one tier structuur. In dat geval worden bestuurders benoemd en ontslagen door de aandeelhoudersvergadering, die met een gewone meerderheid kan besluiten4.
Indien sprake is van een two tier structuur met een aparte raad van commissarissen, worden bestuurders benoemd door de raad van commissarissen, maar kunnen zij worden ontslagen door de algemene vergadering.
Op grond van de Belgische wet beschikt de algemene vergadering van een NV over de bevoegdheid tot benoeming en het ontslag (te allen tijde) van bestuurders5.
In de Verenigde Staten geldt het recht van de Staat dat van toepassing is op de onderneming. In de meeste staten geldt dat de algemene vergadering het recht heeft om bestuurders te benoemen en te ontslaan. Vaak wordt in de statuten bepaald dat daarvoor een meerderheidsbesluit vereist is.
De onderdrukking van homo's in Oeganda |
|
Johan Driessen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Afrikaans blad mag op homo's jagen, president weet dat onderdrukking van homo's goed valt bij bevolking»?1
Ja.
Deelt u de afschuw over het feit dat een Oegandees weekblad verkondigt dat homo's moeten worden opgehangen en dat de Oegandese president Yoweri Museveni onder meer via anti-homowetgeving actief bijdraagt aan een klimaat van repressie tegen homo's? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel uw afschuw over de inhoud van het krantenbericht.
Bent u bereid alle ontwikkelingshulp aan Oeganda – op noodhulp na – te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het betreft hier een artikel in de Ugandese pers en geen regeringsbeleid van Uganda. Betrokken Ugandese belangenorganisaties hebben een formele klacht tegen de krant ingediend bij de Media Council wegens aanzetten tot haat. De Media Council heeft de krant inmiddels een verschijningsverbod opgelegd wegens onvolkomenheden bij de registratie van het blad.
De rol van de Egyptische veiligheidsdienst bij spanningen tussen moslims en christenen |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Egyptian State Security Behind Anti-Church Demonstrations»?1
Ja.
Is het waar dat moslims in Egypte de afgelopen maand zeer bedreigende acties hebben gevoerd tegen de Koptische christenen?
In Egypte bestaan tussen de verschillende religieuze groeperingen al geruime tijd spanningen tengevolge van toegenomen religiositeit bij zowel moslims als christenen, en lokale sociaal-economische conflicten, zoals geschillen over landeigendom. Recente incidenten met betrekking tot de Koptische Kerk hebben de verhoudingen verder op scherp gezet. De Egyptische overheid is zich bewust van het potentiële gevaar dat uitgaat van deze spanningen en zet zich in om escalatie te voorkomen. Zo organiseert de overheid verzoeningsactiviteiten tussen moslims en christenen. Daarnaast heeft President Mubarak onlangs een zero-tolerance beleid aangekondigd jegens degenen die haat zaaien en de sektarische spanningen aanwakkeren.
Is het waar dat deze haatzaaiers geen strobreed in de weg is gelegd door de Egyptische veiligheidsdiensten, die er wel genadeloos op los slaan als er wordt gedemonstreerd over onderwerpen als democratie en verkiezingsfraude?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat bij zo’n demonstratie op 8 oktober 2010 in Alexandrië het hoofd van de staatsveiligheidsdienst aanwezig was?
Nee, dit kan ik niet bevestigen.
Onderschrijft u het beeld dat de Egyptische veiligheidsdiensten deze bedreigende acties van moslims tegen christenen toestaan om de islamitische haat en gewelddadigheid af te wenden van de overheid en tegen de christenen te keren, die met het oog op de komende verkiezingen angst aangejaagd moet worden?
De veiligheidsdiensten in Egypte richten zich voornamelijk tegen radicale islamitische krachten en de verboden Moslimbroederschap. Recentelijk zijn 150 leden van deze organisatie opgepakt. Volgens Amnesty International zijn deze personen louter gearresteerd vanwege hun affiliatie met de Moslimbroederschap en om hun participatie in de komende parlementaire verkiezingen tegen te gaan.
Bent u bereid om, zo mogelijk samen met andere democratische rechtsstaten, uw bezorgdheid uit te spreken bij de Egyptische regering en te eisen dat de christenen in Egypte beter worden beschermd tegen islamitische haat en gewelddadigheid? Zo nee, waarom niet?
Nederland stelt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing systematisch aan de orde in de contacten met derde landen. In vijf pilot-landen zet Nederland zich extra in voor de bevordering van vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing. Egypte behoort tot die vijf landen. In dit verband zijn de Egyptische autoriteiten regelmatig aangesproken op de behandeling van religieuze minderheden, waaronder ook Baha’is, Ahmadis en Shiieten.
Ook in multilateraal verband zet Nederland zich in voor godsdienstvrijheid. Zo heeft Nederland tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van Egypte in de Mensenrechtenraad aandacht gevraagd voor de rechten van religieuze minderheden in Egypte. Nederland heeft met name aangedrongen op het afschaffen van discriminerende bepalingen en de aanname van uniforme regels voor het bouwen en renoveren van kerken en andere gebedshuizen. In EU-verband, in het kader van het EU-Associatieakkoord wordt dit onderwerp eveneens met de Egyptische autoriteiten besproken.
Begrotingssteun aan Rwanda in relatie tot de rol van Rwanda bij geweldadigheden in Congo |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport getiteld «Report on most serious violations of human rights and international humanitarian law between 1993 and 2003 in the Democratic Republic of Congo (DRC)»?1
Ja.
Brengt de constatering in het rapport dat de Rwandese overheid met zowel middelen als troepen betrokken was bij tal van gewelddadigheden in de republiek Congo, met name in de periode van juli 1996–juli 1998, die duizenden mensen het leven hebben gekost, u ertoe om de sectorale begrotingssteun die Nederland aan het Rwandese regime geeft, onmiddellijk te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens het conflict in de Democratische Republiek Congo (DRC) zijn vele burgers het slachtoffer geworden van ernstige mensenrechten- en oorlogsrechtschendingen. Het in kaart brengen van deze schendingen door het Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) is een eerste stap naar erkenning van het leed van de slachtoffers, vervolging van de verdachten en, uiteindelijk, nationale verzoening. De regering verwelkomt het rapport, dat mede met Nederlandse steun tot stand is gekomen.
Het rapport vormt een eerste inventarisatie van zeer ernstige schendingen in de DRC die in aanmerking zouden kunnen komen voor gerechtelijk onderzoek en vervolging. Het vaststellen van schuld en aansprakelijkheid zal uiteindelijk plaats moeten vinden op basis van een juridisch proces. Nederland pleit dan ook in EU- en VN-verband voor het geven van een voortvarende opvolging aan het OHCHR-rapport, met betrokkenheid van de in het rapport genoemde landen. Op dit moment zouden eenzijdige stappen in de bilaterale en multilaterale betrekkingen met Rwanda hierop vooruit lopen en een effectief vervolg op het rapport kunnen bemoeilijken. Deze stappen zijn derhalve op dit moment niet aan de orde.
De toekomst van de ontwikkelingsrelatie met Rwanda is een onderdeel van de huidige integrale beleidsafweging op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. De Kamer zal schriftelijk worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze afweging voor het Wetgevingsoverleg. Graag ben ik bereid met u tijdens het wetgevingsoverleg, dan wel de begrotingsbehandeling van gedachten te wisselen over het instrument begrotingssteun en Rwanda in het bijzonder.
Brengt bovennoemde constatering in het rapport u ertoe om op de voor 2011 begrootte eventuele algemene dan wel sectorale begrotingssteun aan Rwanda terug te komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Brengt bovennoemde constatering in het rapport u ertoe om in EU-verband te pleiten voor het beëindigen van de door de EU aan Rwanda toegezegde algemene dan wel sectorale begrotingssteun? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de plenaire behandeling van de begroting 2011 van uw ministerie?
Ja.