De wapenvergunning van Tristan van der V. |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Politie delete bewijs over wapenvergunning Tristan»?1
Ja.
Klopt het dat er informatie over het verstrekken van de wapenvergunning aan T. van der V. is verwijderd? Zo ja, wanneer is dit (ongeveer) gebeurd? Had deze informatie verwijderd mogen worden? Is het verwijderen van dit soort informatie strafbaar?
Zoals aangegeven in mijn eerdere reactie op de schriftelijke vragen van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur en het lid Dibi (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nrs. 3588 en 3589) hebben de Rijksrecherche en het NFI aanvullend onderzoek gedaan naar het onvindbare pdf-bestand dat naar voren kwam in het onderzoek naar de wapenvergunning van betrokkene. Beide onderzoeken zijn onlangs afgerond.
Gebleken is dat door de infodesk een pdf-bestand aan de afdeling Bijzondere Wetten is gemaild. Bij de infodesk is deze mail na verzending omgezet in een word-bestand. Bij die omzetting is de pdf-bijlage verloren gegaan. De mail zelf is vervolgens bij de infodesk verwijderd vanwege de beperkte opslagcapaciteit. Bij de afdeling Bijzondere Wetten, die de mail ontving, is alleen de mail en niet de pdf-bijlage uitgeprint. Ten aanzien van de ontvangen email is het niet duidelijk op welk moment deze verloren is gegaan.
Het onderzoek van het NFI was erop gericht het pdf-bestand te vinden. Alle IT- systemen die het pdf-bestand volgens de procedures gepasseerd moet hebben zijn veiliggesteld en doorzocht, maar het pdf-document is niet aangetroffen. Het NFI en het OM hebben in het kader van dit onderzoek ook het bedrijf Fox-IT geconsulteerd, om er zeker van te zijn dat er in het onderzoek niets over het hoofd zou worden gezien. Met dit bedrijf zijn de onderzoeksaanpak die het NFI heeft gekozen en de eerste resultaten besproken.Fox-IT had geen aanvullingen op de aanpak van het NFI.
Voor de vereisten ten aanzien van het bewaren en vernietigen van bestanden verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat de infodesk een pdf-bestand aan de behandelaar van de wapenvergunning heeft gestuurd? Zo ja, is dat bestand bijgevoegd aan het fysieke dossier (papier)? Zo nee, waarom niet? Dienen dit soort bestanden ook digitaal bewaard te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat er een wettelijke bewaartermijn voor documenten/informatie met betrekking tot wapenverloven en/of jachtaktes? Zo ja, welke termijn is hierop van toepassing?
De Wet Politiegegevens is van toepassing op gegevensverwerkingen met betrekking tot wapenverloven en jachtaktes. Het gaat om het uitvoeren van een «taak ten dienste van justitie». Het verwerken van gegevens ter uitvoering van de vergunningverlening en de handhaving van de Wet Wapens en Munitie vindt plaats op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wet Politiegegevens. Inzake het beheer van deze gegevens bepaalt deze wet dat relevante gegevens moeten worden bewaard gedurende een termijn die door de korpschef wordt vastgesteld. Toegepast op de onderhavige casus betekent dit dat indien het pdf-bestand relevant was voor het verlenen van de wapenvergunning het toegevoegd had moeten worden aan het fysieke dossier en bewaard had moeten worden.
Indien documenten ten onrechte zijn vernietigd dan kan een disciplinaire sanctie voor de betrokken medewerkers volgen. Het levert in beginsel geen strafbaar feit op.
Wordt in- en externe correspondentie van vertrekkende politiemedewerkers bewaard? Zo ja, hoe lang? Zo nee, waarom niet?
Bij het politiekorps Hollands Midden is de procedure als volgt:
Een e-mailaccount met de daarin voorkomende in- en exteme correspondentie wordt vier weken na de ontslagdatum afgesloten. De gegevens zijn raadpleegbaar gedurende de termijn dat ze voorkomen in het digitale archief. Dit archief kent bewaar- en schoningsregels die door de VtsPN worden uitgevoerd en nageleefd. De procedure bij een vertrekkend medewerker is dat deze met zijn chef de eventuele overdracht van documenten uit de persoonlijke omgeving bespreekt. Deze persoonlijke omgeving blijft een maand na ontslag beschikbaar en wordt daarna afgesloten
Correspondentie wordt in sommige gevallen als fysiek document in een dossier opgenomen. Hierbij valt te denken aan beleidsstukken, verslagen en sommige briefwisselingen. Zo is in deze casus de mail van de infodesk naar de medewerkers van de afdeling Bijzondere Wetten opgenomen in het fysieke dossier rond wapenverloven. Deze correspondentie blijft dus na vertrek beschikbaar. Overigens zijn de bijlagen van de mail in de onderhavige casus niet in het dossier opgenomen.
Vele registraties van politiemensen vinden plaats in bedrijfssystemen zoals de Basisvoorziening Handhaving (BVH) en de Vergunningen Ontheffingen Applicatie (VERONA). Deze gegevens blijven gedurende de daar voor geldende bewaartermijnen beschikbaar.
Het verdwenen pdf-document in de Alphense moordzaak |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
|
|
|
Kent u het bericht1 dat de politie de Archiefwet heeft overtreden door een bestand te verwijderen over de wapenvergunningverlening aan T. van der V. en het bericht2 dat politie en Justitie geen behoefte hebben aan hulp bij het vinden van een verdwenen pdf-document in de Alphense moordzaak? Zo ja, kloppen deze berichten? Deelt u de mening dat hierdoor door politie en Justitie de schijn wordt gewekt van een doofpot?
Ik ben niet van mening dat de schijn wordt gewekt van een doofpot. Het Openbaar Ministerie heeft maximale zorgvuldigheid en transparantie betracht, onder andere door het NFI nogmaals onderzoek te laten doen naar het onvindbare pdf-bestand. Het OM en het NFI hebben vervolgens het bedrijf Fox-IT geconsulteerd over de gevolgde aanpak. Fox-IT had geen aanvullingen op de aanpak van het NFI.
Kunt u precies reconstrueren wat er is gebeurd met dit cruciale document? Op wiens gezag is besloten dit document te verwijderen? Door wie is het document verwijderd? Was dit in strijd met een wettelijke bewaarplicht? Wanneer is besloten tot verwijdering en realiseerden betrokkenen op dat moment wel de consequenties van daadwerkelijke verwijdering?
Zie voor een antwoord op deze vraag het antwoord op de vragen 2 en 3 van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr.1579).
Klopt het dat de politie dit soort gegevens krachtens de Archiefwet 20 jaar dient te bewaren? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Is dit een gebruikelijke praktijk?
De werkzaamheden van de politie ter uitvoering en handhaving van de Wet Wapens en Munitie betreffen een taak ten dienste van justitie. Op deze gegevensverwerkingen is de Wet Politiegegevens van toepassing. Zie hierover ook mijn antwoord op vraag 4 van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1579). De Archiefwet is volgens de Wet Politiegegevens (artikel 14, vierde lid juncto eerste lid) in limitatief omschreven gevallen van toepassing op de verwerkingen van politiegegevens, namelijk voor zover die plaatsvinden op grond van de artikelen 8, 9 en 10 van deze wet. Dit geldt echter niet voor gegevensverwerkingen die plaatsvinden op grond van artikel 13 van deze wet, zoals in casu het geval is.
Waarom is het aanbod van hooggekwalificeerde deskundigen, waaronder een hoogleraar Informatica, om dit cruciale pdf-document te achterhalen, simpelweg afgewezen?
Het OM heeft het NFI gevraagd de second opion te geven omdat het onderzoeksgebied digitale technologie van het NFI is gespecialiseerd in het terughalen van gegevens. Zoals hiervoor aangegeven is daarbij ook het bedrijf Fox-IT geconsulteerd.
Bent u bereid om onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de vraag of politie en justitie zich wel aan wettelijke bewaarplichten houden? Bent u tevens bereid te vragen hoe deskundigen advies over digitale documentenadministraties beter op orde kunnen worden gebracht? En bent u bereid om in dit specifieke geval de Rijksrecherche de gang van zaken te laten onderzoeken?
Begin 2012 zullen de externe audits op de gegevensverwerking bij de politiekorpsen zijn afgerond. De mate waarin korpsen voldoen aan de wettelijke bewaartermijnen maakt onderdeel uit van deze onderzoeken. Daarnaast werkt de politieorganisatie aan het uniformeren van processen rond haar taken in het kader van de Wet Wapens en Munitie. Eenduidige verwerking van informatie en registratie zijn hier een belangrijk onderdeel van. Ik zie daarom op dit moment geen reden voor nader onderzoek op dit punt.
Wat de onderhavige casus betreft is, zoals hiervoor uiteen gezet, de gang van zaken door de Rijksrecherche en het NFI onderzocht.
De veiligheid van zwembaden |
|
Pauline Smeets (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het item «Zwembadroosters leiden tot verwondingen» in EenVandaag d.d. 13 juni 2011?
Ja.
Zijn er bij u ongevallen bekend met het vacuüm trekken van afzuigsystemen in openbare en semiopenbare zwembaden in Nederland? Zo ja, kunt u aangeven over welke aantallen het gaat? Zo neen, bent u bereid om een onderzoek uit te voeren naar ongevallen met afzuigsystemen?
Bij mij zijn er geen ongevallen bekend met het vacuüm trekken van afzuigsystemen in openbare en semiopenbare zwembaden in Nederland, anders dan het ongeval uit 1985 genoemd in de rapportage van EenVandaag. De veiligheid in de Nederlandse zwembaden is gewaarborgd in de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en het bijbehorende besluit. In dit besluit is expliciet opgenomen dat openingen beneden de waterspiegel zodanig zijn uitgevoerd dat zwemmers en baders niet kunnen worden vastgezogen of bekneld kunnen raken. De provincies houden hierop toezicht. Ik zie dan ook geen aanleiding onderzoek uit te voeren naar ongevallen met afzuigsystemen.
Hoeveel klachten zijn ingediend over incidenten die hebben plaatsgevonden in zwembaden? Wat was de aard van die klachten en hoe zijn de klachten verholpen?
Uit periodieke contacten die ik heb met de provincies over de uitvoering van de wet, is bij mij niets bekend over klachten met betrekking tot incidenten met afzuigsystemen.
Bent u bekend met het Keurmerk Veilig & Schoon dat wordt beheerd door de Stichting Zwembadkeur?
Ja.
Kent het Keurmerk richtlijnen over de vacuümbeveiliging in zwembaden?
Het Keurmerk Veilig & Schoon is een initiatief van de zwembadsector. Voor zo ver bij mij bekend heeft het Keurmerk geen specifieke richtlijn over de vacuümbeveiliging in zwembaden. Het Keurmerk gaat wel in op allerlei veiligheidsaspecten, waaronder de eisen ten aanzien van de opening beneden de waterspiegel, die zijn gesteld in het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden.
Deelt u de mening dat elk zwembad in Nederland een Keurmerk Veilig & Schoon moet hebben? Zo ja, op welke manier gaat u dit stimuleren en onder de aandacht brengen van de zwembadeigenaren? Zo nee, waarom niet?
Elk openbaar en semiopenbaar zwembad in Nederland moet voldoen aan de eisen gesteld in de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden. Het Keurmerk Veilig & Schoon stimuleert de naleving van deze eisen. Ik juich de ontwikkeling van het Keurmerk van harte toe, juist omdat het initiatief hiervoor vanuit de sector zelf komt. De sector en de Stichting Zwembadkeur zijn dan ook voldoende gemotiveerd zelf de toepassing van het Keurmerk te stimuleren.
Irakese jongeren die tegen het Iraakse regime protesteren |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten over demonstraties van jongeren in Irak die protesteren tegen het Iraakse regime?1
Ja.
Deelt u de mening dat bij het onderdrukken van de demonstraties door de Irakese autoriteiten excessief geweld wordt gebruikt?
De Iraakse autoriteiten hebben voor zover mij bekend in een aantal gevallen gewelddadig opgetreden tegen demonstranten. Dat is betreurenswaardig.
Deelt u de mening dat het gebrek aan economisch perspectief, de ernstige tekortkomingen op het vlak van mensenrechten, het gebrek aan maatregelen tegen corruptie en haperende stroom- en drinkwatervoorzieningen een voedingsbodem kunnen vormen voor de protestacties van deze Irakese jongeren?
De protesten die de afgelopen maanden in een groot deel van de Arabische regio hebben plaatsgevonden en plaatsvinden tonen aan dat mensen in deze landen vragen om economische kansen, democratie en rechtstaat.
Zo ja, deelt u de mening dat een dialoog op gang gebracht moet worden tussen de Irakese autoriteiten en de betogers om het geweld in het land te stoppen?
Nederland spreekt de Iraakse autoriteiten, op de genoemde niveaus regelmatig aan op hun desbetreffende verantwoordelijkheid. Ook heeft EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton op 25 februari 2011 de Iraakse overheid opgeroepen de veiligheid van demonstranten te garanderen.
Zo ja, bent u bereid zowel in bilaterale contacten, als via de Europese Unie en de relevante VN instrumenten de Irakese autoriteiten hierop in heldere bewoordingen aan te spreken? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Vutters die ondanks faillissement bedrijf geen uitkering ontvangen |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat ongeveer twintig mensen die vanwege faillissement van hun ex-werkgever (Boekelo Decor) niet meer een uitkering op basis van de VUT-regeling ontvangen en volgens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) geen recht hebben op een WW-uitkering, terwijl werknemers dat recht wel hebben?1
Een persoon die na beëindiging van de dienstbetrekking gebruik gaat maken van een volledige VUT-regeling zal niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Om die reden is hij of zij niet als werkloos te beschouwen. Als betrokkene zich na de VUT-uitkering wel beschikbaar stelt voor de arbeidsmarkt, ontstaat op dat moment werkloosheid. In de regel geldt dat in die situatie in de 36 weken gelegen vóór die eerste werkloosheidsdag dan nimmer 26 gewerkte weken als werknemer zullen liggen. Betrokkene voldoet niet aan de wekeneis en heeft geen aanspraak op WW.
Ook bestaat er geen recht op een uitkering op grond van Hoofdstuk IV van de WW als er sprake is van betalingsonmacht van de werkgever. Een VUT-uitkering is namelijk geen loon uit dienstbetrekking, zoals bedoeld in Hoofdstuk IV van de WW.
Hoeveel bedrijven betalen VUT-regelingen rechtstreeks uit de bedrijfsmiddelen? Hoeveel mensen lopen het risico geen VUT-uitkering meer te ontvangen als hun ex-werkgever failliet gaat?
Het is onbekend hoeveel bedrijven een Vervroegde Uittreding (VUT-)regeling betalen uit de bedrijfsmiddelen. VUT-regelingen zijn – anders dan (pre)pensioen – omslagregelingen. Werkenden, per bedrijf of sector, betalen premie voor de uitkeringen aan mensen die op dat moment gebruikmaken van de VUT.
Voor de meeste werknemers zijn VUT-regelingen afgesproken in sectorverband (cao’s). Deze regelingen worden veelal uitgevoerd door een VUT-fonds of een verzekeraar. Het komt voor dat een VUT-regeling in eigen beheer (op bedrijfsniveau) is afgesproken. Als een individuele werkgever failliet gaat, dan kan de consequentie zijn dat mensen geen uitkering meer ontvangen op basis van de VUT-regeling. De indruk is dat dit in de praktijk bijna nooit gebeurt.
De groep werknemers wie het betreft zal in omvang beperkt zijn en afnemen omdat per 1 januari 2006 de fiscale faciliteiten voor VUT zijn afgeschaft. Alleen werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder waren, kunnen nog gebruik maken van de fiscale faciliëring.
Is het waar dat deze VUT-ters geen recht hebben op een werkloosheidsuitkering? Zo ja, waarop is dat gebaseerd?
Zoals bij het antwoord op vraag 1 is aangegeven moet om in aanmerking te komen voor WW-uitkering aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Als deze VUT-ters niet aan deze voorwaarden, zoals opgenomen in de WW, voldoen bestaat geen recht op een werkloosheidsuitkering.
Bent u bereid om met spoed in overleg te treden met het UWV om zo snel mogelijk een oplossing voor deze mensen, die vaak meer dan 40 jaar sociale premies hebben betaald, tot stand te brengen? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen mogelijkheden om in overleg met het UWV te komen tot een oplossing. Zoals ik hiervoor bij het antwoord op vraag 1 en 3 heb aangegeven zal geen recht bestaan op een WW-uitkering als deze VUT-ters niet aan de voorwaarden voldoen.
Zou bijvoorbeeld in een beleidsregel of instructie van het UWV kunnen worden vastgelegd dat loon-gerelateerteerde uitkeringen, die op basis van cao of bedrijfsregeling rechtstreeks door het bedrijf worden gedaan, worden beschouwd als loon bij toepassing van de Werkloosheidswet? Zo nee, waarom niet?
Het is niet mogelijk om een beleidsregel of instructie van het UWV op dit punt aan te passen. Die bevoegdheid heeft het UWV niet op grond van de WW. Een zodanige aanpassing kan alleen via wetswijziging van de WW worden gerealiseerd. Ik zie daartoe echter geen aanleiding. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Is het eerder gebeurd dat VUTters geen VUT-uitkering meer kregen na faillissement van de ex-werkgever? Zo nee, is er dan sprake van een omstandigheid die bij het opstellen van regels bij werknemersverzekeringen niet is voorzien?
UWV heeft mij laten weten dat er één zaak bekend is, dat was ongeveer 10 jaar geleden. Deze aanvragen om WW zijn destijds door het UWV afgewezen. De situatie waarin VUT-ters geen VUT-uitkering meer krijgen na faillissement van de ex-werkgever lijkt dus weinig voor te komen. De werknemersverzekeringen zijn bedoeld om werknemers te verzekeren tegen het inkomensverlies als ze werkloos, arbeidsongeschikt of ziek worden. In de onderhavige kwestie – VUT-ters bij een failliete werkgever – is daarvan geen sprake.
Brute overvallen op juwelierszaken |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de vele berichten over brute overvallen op juweliers, in het bijzonder het bericht «Juwelier snakt naar veilige zaak»?1
Ja.
Klopt het dat het aantal overvallen op juweliers toeneemt? Hoeveel overvallen op juweliers zijn de afgelopen vijf jaar en tot op heden gepleegd? Welke tendens wordt daarbij door u geconstateerd?
In onderstaande tabel wordt het aantal overvallen op juweliers en het oplossingpercentage in de afgelopen vijf jaar weergegeven (voor 2011 staan de cijfers tot en met juli 2011 opgenomen).
2006
41 overvallen, waarvan 11 opgelost (26,8%)
2007
49 overvallen, waarvan 13 opgelost (26,5%)
2008
63 overvallen, waarvan 28 opgelost (44,4%)
2009
67 overvallen, waarvan 33 opgelost (49,3%)
2010
74 overvallen, waarvan 28 opgelost (37,8%)
2011
61 overvallen (tot en met juli 2011), waarvan 23 opgelost (37,7%)
Wat is uw reactie op de oproep van de brancheorganisatie voor juweliers dat er hard ingegrepen moet worden? Op welke wijze is in afgelopen jaren reeds ingegrepen en met welk gevolg? Bent u voornemens maatregelen ter preventie van overvallen op deze sector aan te scherpen? Zo ja, op welke wijze?
Overvallen hebben een enorme impact op slachtoffers en de omgeving. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 9 februari 20112 heb aangegeven heeft de aanpak van overvallen voor mij de hoogste prioriteit. Samen met de Taskforce Overvallen, onder voorzitterschap van de heer Aboutaleb, pak ik overvalcriminaliteit keihard aan. Mijn doelstelling is om het aantal overvallen in de komende vier jaar drastisch te verminderen, tot onder de 1 900 per jaar.
In het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, dat ik uw Kamer als bijlage bij bovengenoemde brief heb toegestuurd, staan in de paragraaf «Preventie» diverse maatregelen opgenomen. Met name in deze preventieve aanpak wordt de uitvoering van de maatregelen gedifferentieerd naar de verschillende sectoren die slachtoffer zijn van overvalcriminaliteit. Zo wordt – in overleg met de Federatie Goud & Zilver – een aantal maatregelen uitgevoerd dat specifiek gericht is op de aanpak van overvallen op juweliers, zoals bijvoorbeeld de pilot «track en trace» die binnenkort in een aantal gemeenten start en de pilot Fotoswitch (met een gezichtsscanner) die in Rotterdam loopt. Daarnaast zal de Federatie Goud & Zilver zorgdragen voor individuele overval- en agressietrainingen, individuele preventieadviezen en het bezoeken van alle track&trace locaties waarbij de gebruikers van track&trace worden geïnstrueerd over het gebruik en onderhoud van de GPS zenders.
Bent u van mening dat in het Actieprogramma ketenaanpak overvallen specifiek moet worden ingegaan op preventie en aanpak van overvallen op juweliers? Bent u voornemens om daarvoor met de brancheorganisatie voor juweliers in gesprek te gaan over verdergaande maatregelen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke verwachtingen heeft u van de in Rotterdam als proef geïntroduceerde gezichtsscanner?2 Wat is uw reactie op de kritiek dat de scanner onbekenden van de politie niet tegenhoudt en handlangers die zich uit het zicht opstellen alsnog met behulp van een derde persoon kunnen binnendringen? Welke waarborgen zijn er om ervoor te zorgen dat de scan niet in strijd is met privacywetgeving?
Op dit moment wordt in Rotterdam een proef gedaan met Fotoswitch (gezichtsscanner). Deze proef loopt tot begin 2012. In het kader van deze proef worden de effectiviteit en (technische) haalbaarheid van het instrument onderzocht. Ook de privacyaspecten worden daarbij bezien. Ik wacht graag de uitkomsten van de proef af alvorens hierover een oordeel uit te spreken.
Wat is uw reactie op juweliers die naar aanleiding van brute overvallen overwegen dan wel ertoe overgaan hun zaak voor bepaalde bevolkingsgroepen gesloten te houden?3 Bent u voornemens daarover met de branche in gesprek te gaan en met haar maatregelen te treffen, zodat juweliers zich veiliger voelen en bevolkingsgroepen niet als zodanig preventief worden geweerd vanwege een brute daad van criminele individuen?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Overigens zijn er voor juweliers verschillende maatregelen voorhanden om overvallen zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 ben ik hierover met de branche in gesprek.
Anti-homo uitspraken van een Surinaamse parlementslid |
|
Frans Timmermans (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten over anti-homo uitspraken van het Surinaamse parlementslid Asabina die hij heeft gedaan tijdens de begrotingsbehandeling in De Nationale Assemblée?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze anti-homo uitspraken zeer onwenselijk zijn en bovendien de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT’s) in Suriname belemmert?
Ja.
Zo ja, bent u bereid om in EU-verband een gezamenlijke veroordeling van de uitspraken van dit Surinaamse parlementslid te bewerkstelligen? Bent u tevens bereid om een duurzame dialoog aan te gaan met de Surinaamse regering over LHBT-rechten? Zo nee, waarom niet?
De uitlatingen van de parlementariër Asabina geven niet het standpunt van de Surinaamse regering weer. Mensenrechten (en als onderdeel daarvan de rechten van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders) zijn integraal onderdeel van de bilaterale politieke dialoog met de Surinaamse regering. Ook in EU-verband wordt met de Surinaamse autoriteiten over mensenrechten gesproken. Voorts ondersteunt mijn ministerie Surinaamse LHBT-organisaties die discriminatie van seksuele minderheden bestrijden en die de acceptatie van homoseksualiteit bevorderen in de Surinaamse samenleving.
Sportcomplexen |
|
Maarten Haverkamp (CDA), Ger Koopmans (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de aanvraag met betrekking tot de ontheffing van de flora- en faunawet voor de aanleg van het prachtige sportcomplex Overmeer Zuid in Nederhorst den Berg?
Ja. Ondertussen is er op 8 augustus 2011 een beslissing genomen op de aanvraag. Daarin wordt de aanvraag ten dele afgewezen. De reden daarvoor is dat een deel van de werkzaamheden voor de aanleg van het sportcomplex de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de steenuil verstoort. Beide soorten zijn beschermd. Een uitzondering op dit beschermingsregime bleek niet mogelijk omdat de aanleg van het sportcomplex geen belang dient op basis waarvan de wet een ontheffing toestaat.
Deelt u het belang van een tijdige aanleg van sportvelden voor de voetbalclub VV Nederhorst en haar (jeugd)leden?
Ja. Uiteraard is het wenselijk dat maatschappelijk relevante initiatieven als het aanleggen van sportvelden zo snel mogelijk kunnen worden gerealiseerd. Het is daarbij evenzeer van belang dat ook belangrijke waarden als de bescherming van natuur, in acht worden genomen, en dat binnen het daarvoor geldende wettelijke kader van de Flora- en faunawet een afweging plaatsvindt door middel van ontheffingverlening.
Die afweging moet zorgvuldig plaatsvinden, en dat kost soms tijd. De aanleg van de sportvelden voor de voetbalclub kan overigens doorgang vinden. Voor dat deel van de werkzaamheden is in de beslissing van 8 augustus 2011 beoordeeld dat er geen sprake is van overtredingen van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet.
Waarom duren handhavingtrajecten en vergunningverleningtrajecten vanuit de Dienst Regelingen inzake de Flora- en Faunawet zoals in onderhavig voorbeeld (vanaf half maart) zo lang?
Het zorgvuldig beoordelen van aanvragen voor ontheffingen van de Flora- en faunawet vergt in veel gevallen maatwerk. Dat kost nu eenmaal tijd. Tegelijkertijd kan de initiatiefnemer een snelle behandeling bespoedigen door een goed en volledig dossier in te dienen. In de onderhavige kwestie was dit helaas niet het geval. Op verschillende momenten moest de behandeling van het dossier daarom worden stilgelegd. Zo was de aanvraag in eerste instantie niet volledig ingediend, waardoor de gemeente aanvullende informatie moest leveren. Daarnaast moest de procedure worden stilgezet vanwege een overtreding van de Flora- en faunawet door de aanvrager, waardoor er handhavend is opgetreden door Dienst Regelingen (DR). Hierover heeft DR veelvuldig contact gehad met de gemeente.
Welke maatregelen wilt u nemen om vergunningverlening in zijn algemeenheid en in dit specifieke geval van de voetbalvelden te versnellen?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom wordt in dit specifieke geval, waarin de gemeente al onderbouwd gekozen heeft voor tal van maatregelen zoals het ophangen van nestkastjes voor uiltjes, nog weer verder gezocht door ecologen naar nader te nemen maatregelen?
De gemeente is voortijdig aan de slag gegaan in het projectgebied waarvoor men ontheffing heeft gevraagd. De uitgevoerde werkzaamheden van de gemeente kunnen nadelige gevolgen hebben gehad voor beschermde soorten. In het kader van de handhaving is een zelfstandig onderzoek uitgevoerd naar de totale omvang van die gevolgen in het gebied. Daarbij spelen de ontheffingsaanvraag en de ecologische rapporten van de gemeente een ondergeschikte rol. Op basis van het onderzoek heeft de gemeente in het kader van bestuursrechterlijke handhaving, extra compenserende maatregelen moeten treffen om de situatie enigszins te herstellen.
Waarom wordt er door ecologen in dit soort gevallen ook gezocht naar planten- of diersoorten die er hadden kunnen zitten?
Zie antwoord vraag 5.
Lijkt dit niet op werkverschaffing aan ecologische adviesbureaus? Of op werkverschaffing voor de Dienst Regelingen?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze is de regering bezig om de kosten van deze regelgeving en de daarbij behorende administratieve last conform het regeerakkoord te verminderen?
Ik streef altijd naar een snelle, effectieve uitvoering van wet- en regelgeving. Communicatie over wetgeving en procedures richting de doelgroepen (gemeenten, ecologische bureaus, ondernemers) is belangrijk. Daarom voorziet DR in voorlichting aan de doelgroepen op bijvoorbeeld beurzen en bijeenkomsten. Ook aan een goede informatievoorziening op internet (www.DRloket.nl) wordt gewerkt. Hierdoor kunnen aanvragers lezen wat er komt kijken bij een Flora- en faunawet ontheffingsaanvraag. Bij elke aanvraag voor ontheffing wordt getracht snel en zorgvuldig te handelen.
De meettarieven |
|
Paulus Jansen (SP) |
|
|
|
|
|
|
|
Kan worden aangegeven hoeveel de opbrengsten en kosten in verband met de meterhuur sinds 2001 jaarlijks bedroegen?1
Wat klopt er volgens u niet aan de rekensom van Greenchoice en hoe ziet de rekensom er volgens u dan wél uit?2
Hoe groot is de spaarpot voor de toekomstige uitrol van slimme meters ultimo 2010?3 4
Als de omvang van deze spaarpot kleiner is dan de optelsom van het verschil tussen opbrengsten en kosten over de periode na 2001, wat is hiervoor dan de verklaring?
Indien een deel van de spaarpot is weggelekt naar private partijen die in het verleden verantwoordelijk waren voor de meetdiensten, is het dan mogelijk – en zo ja, bent u bereid – om deze oneigenlijk verkregen inkomsten terug te vorderen?
Ziet u, nu de uitrol van de slimme meter vertraagd is, een limiet aan de omvang van de spaarpot? Zo ja, welke?
Zijn de netbeheerders verplicht om in hun jaarverslag verantwoording af te leggen over de toevoegingen en onttrekkingen aan hun spaarpot?
Onderschrijft u de conclusie dat het toezicht op de spaarpot dient te worden aangescherpt en dat bij twijfel over nut en noodzaak van zo’n omvangrijke reserve de meettarieven op korte termijn verlaagd dienen te worden?
Het afschieten van zwijnen binnen de bebouwde kom |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het feit dat provincie Gelderland via een aanwijzing toestemming heeft verleend om zwijnen binnen de bebouwde kom af te schieten?1
Ja.
Is het waar dat de overlast bij woonwijken met name daar voorkomt, waar goede wildrasters ontbreken?
Dat lijkt mij niet onwaarschijnlijk.
Deelt u de mening er sprake is van verwijtbare nalatigheid gezien uit het rapport «Plan van aanpak Wilde zwijnen lekken Veluwe» blijkt dat er nog steeds geen deugdelijk wildraster is bij Epe?2 Zo ja, wie verwijt u deze nalatigheid en bent u bereid de veroorzaker van deze nalatigheid daarop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Beheer en schadebestrijding en het vaststellen van welke middelen gebruik mag worden gemaakt is de verantwoordelijkheid van de provincie. Ik wil niet in die verantwoordelijkheid treden. Ik ga ervan uit dat besluiten van Gedeputeerde Staten worden genomen binnen de relevante wettelijke kaders, inclusief het Beneluxverdrag. Een van die kaders is dat er geen andere bevredigende oplossing, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van wildrasters, bestaat. Tegen besluiten van Gedeputeerde Staten staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Kunt u aangeven wat de status is van het «Plan van aanpak Wilde zwijnen lekken Veluwe»?
Het betreft hier een in opdracht van de provincie opgesteld plan van aanpak.
Hoe beoordeelt u het feit dat nu toestemming wordt verleend voor afschot van een beschermde soort in de bebouwde kom, terwijl uit de overwegingen bij de aanwijzing blijkt dat afrastering een oplossing is, maar daar nu geen geld voor is? Bent u bereid er bij de gemeente en de provincie op aan te dringen naar aanvullende middelen te zoeken, omdat afschot alleen als allerlaatste middel toegepast zou mogen worden en niet omdat er geld ontbreekt? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de zwijnen binnen de bebouwde kom ook met hagel geschoten mogen worden? Zo ja, deelt u de mening dat met het gebruik van hagel op te grote afstand de kans groot is dat het dier niet direct gedood wordt, maar wel (ernstig) gewond raakt en de kans bestaat dat de hagel het doel mist, afketst en andere mensen, dieren of zaken raakt? Zo ja, bent u bereid gezien de gevaren het gebruik van hagel in de bebouwde kom te verbieden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wie er naar uw mening probleemhouder is gezien uit de nieuwsbrief van de Vereniging Wildbeheer Veluwe blijkt dat de gemeente en provincie daar nog niet over uit blijken te zijn?3 Deelt u de mening dat bij afwezigheid van een probleemhouder het onverantwoord is om toestemming te verlenen tot de afschot van een beschermde diersoort binnen de bebouwde kom?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u gelet op de systematiek van de Flora- en faunawet, waarin preventie en bescherming het uitgangspunt dienen te vormen, inzage geven in de verjaagacties die de gemeente Epe uitgevoerd zou hebben, en bent u van mening dat de gemeente Epe dat in voldoende mate heeft gedaan voordat toestemming voor afschot binnen de gemeentegrenzen werd gegeven? Zo ja, kunt u uiteenzetten welke acties door de gemeente zijn ondernomen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat verlenging van de aanwijzing niet aan de orde mag zijn, zolang er geen wildkerend raster door de gemeente wordt geplaatst? Zo ja, bent u bereid gemeente en provincie hierop aan te spreken? Zo neen, hoe kan dan worden verwacht dat afschot de overlast tegen gaat?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat in de aanwijzing is geregeld dat een toestemming van de grondgebruiker vereist is om tot afschieten over te gaan? Zo ja, welke mogelijkheden heeft een grondgebruiker binnen de bebouwde kom om zijn terrein vrij van jacht te houden indien deze dat wenst?
Ja. Grondgebruikers kunnen toestemming tot afschot weigeren.
Deelt u de mening dat de gemeente bij het maken van het bestemmingsplan om woningen in het bosgebied mogelijk te maken, plannen had moeten maken voor een wildraster, gezien het voorkomen van wilde zwijnen en de mogelijkheid om de kosten uit de gronduitgifte te betalen? Zo ja, bent u bereid de gemeente hierop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel gemeenten, die menen overlast van wilde zwijnen te ondervinden, in hun Algemene Plaatselijke Verordening een voerverbod hebben opgenomen en dit verbod handhaven?
Wilde zwijnen houden zich niet in de bebouwde kom op, omdat zij worden bijgevoerd. Wilde zwijnen wroeten binnen de bebouwde kom in gazons en grasvelden vanwege de insectenlarven en wormen die zich in de grasmat ophouden om zodoende hun behoefte aan dierlijke eiwitten te bevredigen.
Is de aanwijzing in overeenstemming met het Beneluxverdrag, waar het gaat om gebruik van hulpmiddelen zoals restlichtversterkers, knaldempers, gebruikte munitie of anderszins? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, bent u bereid de provincie hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden gelet op het feit dat het afschot op dit moment plaatsvindt?
Ja.
De dreiging van Turkije met een crisis over Cyprus |
|
Geert Wilders (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Turkije dreigt EU met crisis over Cyprus»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de uitspraak van de Turkse minister van Buitenlandse Zaken die onderhandelingen met Cyprus als toekomstig EU-Voorzitter «onbespreekbaar» noemt en aangeeft dat de relatie van Turkije met de EU dan «op een vriespunt komt»?2
Turkije gaat niet over het EU-voorzitterschap. Daar gaat de EU zelf over. Het kabinet heeft vertrouwen in het Cypriotische EU-voorzitterschap dat op 1 juli 2012 aanvangt.
Turkije moet, naast onder andere de Kopenhagen-criteria, voldoen aan de voorwaarden uit het onderhandelingsraamwerk met Turkije uit 2005 om voor EU-toetreding in aanmerking te komen. In dit onderhandelingsraamwerk is vastgesteld dat de vooruitgang van Turkije in de toetredingsonderhandelingen afhankelijk is van onder andere de ondubbelzinnige en constructieve inzet van Turkije om goede betrekkingen te onderhouden met buurlanden en een voortgezette ondersteuning door Turkije van inspanningen om te komen tot een oplossing van het Cyprus-vraagstuk. Nederland en de EU spreken Turkije hierop aan.
Wilt u met kracht afstand nemen van dergelijke dreigementen van Turkije en aangeven dat het onaanvaardbaar is dat Turkije Cyprus als EU-lidstaat niet erkent? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze schandelijke dreiging van Turkije alle perken te buiten gaat en zult u er bij uw Europese collega’s op aandringen dat zij niet zullen zwichten voor deze chantagepraktijken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u eindelijk bereid duidelijk uit te spreken dat een land als Turkije in geen honderdduizend jaar lid mag worden van de Europese Unie en dat per direct de onderhandelingen met Turkije moeten worden afgebroken?
Het kabinet benadrukt dat het uitbreidingsbeleid moet worden gevoerd conform de aanscherpte uitbreidingsstrategie die de ER in december 2006 vaststelde. Toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU vindt pas plaats als zij voldoen aan de strikte criteria daarvoor, met name de Kopenhagen-criteria.
In het onderhandelingsraamwerk uit 2005 is vastgelegd dat toetreding tot de EU het doel is van de onderhandelingen met Turkije. Tegelijkertijd is overeengekomen dat de onderhandelingen een open-einde proces zijn, waarvan de uitkomst (en derhalve toetreding) niet op voorhand kan worden gegarandeerd.
De door het Israëlische parlement aangenomen ‘antiboycotwet’ |
|
Wassila Hachchi (D66), Alexander Pechtold (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de op 11 juli 2011 door de Knesset aangenomen «antiboycotwet»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze wet?
De wet is in Israël onderwerp van discussie. De democratische instituties in Israël bieden ruimte voor debat tussen voor- en tegenstanders van deze wet. Daarnaast zijn er in Israël mogelijkheden om wetten aan te vechten bij de hoogste rechter.
Deelt u de mening van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken dat deze wet in strijd is met fundamentele democratische rechten?2 Zo nee, waarom niet?
Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft laten weten dat de wet een interne Israëlische aangelegenheid is, en dat Israël sterke democratische instituties heeft die burgers in staat stellen eventuele zorgen over wetgeving kenbaar te maken. Vervolgens stelde het ministerie dat vrijheid van meningsuiting een basisrecht is in elke democratie. Ik ben het geheel eens met deze visie.
Deelt u de mening dat een boycot in een democratische samenleving een legitiem en geweldloos middel is tot verzet en een uiting van de vrijheid van meningsuiting? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inspanningen, en die van de internationale gemeenschap, ten aanzien van het Midden-Oosten vredesproces zijn gericht op directe hervatting van de vredesbesprekingen tussen Israël en de Palestijnen. Oproepen tot boycot dragen hier niet aan bij.
Ziet u aanleiding om – in samenspraak met uw Europese dan wel Amerikaanse collega’s – de Israëlische regering aan te spreken op de aanname van deze wet? Zo ja, welke concrete stappen gaat u daartoe ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Ik zie hiertoe geen aanleiding, zie antwoorden 2 en 3.
Muziekverenigingen, die massaal hun ANBI-status kwijtraken |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Marieke van der Werf (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Herinnert u zich uw uitspraak in de Eerste Kamer op 21 december 2010 dat: «Het is expliciet niet de bedoeling van het kabinet om de particuliere vrijgevigheid ten aanzien van verenigingen, zoals sport-, muziek- of toneelverenigingen, minder te stimuleren dan thans het geval is»?1
Ja. In dat debat heb ik aangekondigd dat ik de periodieke giftenaftrek voor giften aan niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen of daarvan vrijgestelde verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en met ten minste 25 leden in stand zal laten.
Herinnert u zich de toezegging van uw ambtsvoorganger dat een muziekvereniging die buiten de eigen ledenkring veel naar buiten treedt, naar alle waarschijnlijkheid kwalificeert als ANBI (debat in de Eerste Kamer op 15 december 2009)?2
In dat debat werd gerefereerd aan een passage uit de nadere memorie van antwoord op het wetsvoorstel tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten.3 Bij die wetswijziging is het voordien geldende, in de jurisprudentie ontwikkelde criterium dat een instelling voor ten minste 50% het algemeen nut moet beogen, vervangen door het criterium dat een instelling (nagenoeg) uitsluitend, dat wil zeggen voor ten minste 90%, het algemeen nut moet beogen om als ANBI aangemerkt te worden. In de passage is ook verwoord dat bij doorsnee (muziek)verenigingen de behartiging van de persoonlijke belangen van de leden (particuliere belangen) het primaire doel is. Dergelijke verenigingen zullen daarom met ingang van 2010 niet als ANBI kwalificeren. Wel zullen dergelijke verenigingen in de regel een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) zijn.
Voor bepaalde (muziek)verenigingen is aangegeven dat zij voor de ANBI-status in aanmerking kunnen komen. Een muziekvereniging waarvan de doelstelling en de feitelijke activiteiten (vrijwel) niet gericht zijn op de particuliere belangen van de leden en die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemene belang beoogt, kan worden aangemerkt als (culturele) ANBI, uiteraard onder de voorwaarde dat zij ook aan de overige voorwaarden voldoet. De uitspraak van mijn ambtsvoorganger is wetsuitleg conform de tekst en de bedoeling van de wettelijke bepalingen en geen toezegging om voor muziekverenigingen van die wetsuitleg af te wijken.
Hoeveel muziekverenigingen (inclusief zang, harmonie) zijn dit jaar hun ANBI-status kwijtgeraakt omdat de Belastingdienst/Den Bosch hen opnieuw getoetst heeft per 1 juli 2011?
De Belastingdienst/Den Bosch (het ANBI-team) heeft in april jl. de als zodanig geregistreerde muziekverenigingen (harmonieën, fanfares, koren) aangeschreven met het voornemen om de ANBI-beschikking in te trekken, omdat zij met de invoering van het aangescherpte criterium bij de in antwoord twee genoemde wetswijziging waarschijnlijk niet langer kwalificeren als ANBI. Deze muziekverenigingen zijn in de gelegenheid gesteld om de inspecteur met feiten en argumenten te overtuigen van het tegendeel. Op deze brief hebben 381 instellingen niet gereageerd en van deze instellingen is de ANBI-beschikking per 1 juli 2011 ingetrokken. De instellingen die wel hebben gereageerd worden beoordeeld door het ANBI-team van de Belastingdienst. De uitkomsten van deze beoordelingen geven op dit moment aan dat ongeveer 10% van de muziekverenigingen naar de huidige met ingang van 1 januari 2010 geldende wetgeving nog als ANBI kwalificeert. De muziekverenigingen die na de beoordeling van de ontvangen reacties naar de mening van het ANBI-team niet meer kwalificeren, ontvangen schriftelijk een gemotiveerde vooraankondiging, gevolgd door een voor bezwaar en beroep vatbare intrekkingsbeschikking.
Deelt u de mening dat wanneer bijvoorbeeld een harmonie zijn ANBI-status kwijtraakt, de gift van donateurs niet meer aftrekbaar is en dus de particuliere vrijgevigheid minder gestimuleerd wordt?
Indien een harmonie niet (meer) als ANBI kwalificeert, zijn eenmalige giften aan die harmonie niet (meer) aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. De aftrek van eenmalige giften geldt immers alleen voor giften aan ANBI’s. De periodieke giftenaftrek geldt evenwel voor periodieke giften aan ANBI’s, maar ook aan verenigingen met meer dan 25 leden. De aftrekbaarheid van periodieke giften is – anders dan de aftrek van eenmalige giften – niet begrensd door een drempel of een plafond. Indien een harmonie meer dan 25 leden heeft, kunnen periodieke giften dan ook volledig in aftrek worden gebracht in de inkomstenbelasting.
Klopt het dat alle symfonieorkesten uit de basisinfrastructuur de ANBI-status hebben3 en dat de voorwaarden voor hen versoepeld worden?4
Orkesten in de basisinfrastructuur zijn stichtingen met als statutair en feitelijk doel symfonisch repertoire voor een publiek ten gehore te brengen. Daarmee richten deze orkesten zich niet primair op de particuliere belangen van de leden of een beperkte groep. Men treedt veelvuldig op buiten de eigen leefgemeenschap en ledenkring. Daarmee genieten uitvoeringen veel belangstelling van een groot publiek in binnen- en buitenland. Daarnaast ontplooien zij veel activiteiten in het algemeen belang; er wordt aan talentontwikkeling gedaan, er worden schoolvoorstellingen gemaakt en schoolgroepen worden ontvangen. Om die redenen kwalificeren dergelijke instellingen als ANBI. Het is niet nodig om de voorwaarden om dergelijke symfonieorkesten als ANBI aan te merken te versoepelen, een dergelijk voornemen bestaat dan ook niet.
Welke redenen zijn er om de ANBI-status wel toe te kennen aan de bij vraag 5 genoemde orkesten en deze status bij andere muziekverenigingen massaal in te trekken?
De Belastingdienst toetst muziekverenigingen alsmede de in vraag 5 genoemde orkesten aan het in het antwoord op vraag 2 beschreven toetsingskader. Zoals al aangegeven zullen de meeste muziekverenigingen zich naar hun aard primair richten op het particuliere belang van hun leden en zullen zij daardoor niet als ANBI kunnen kwalificeren. In het antwoord op vraag 5 is aangegeven waarom symfonieorkesten uit de basisinfrastructuur doorgaans naar de feiten en omstandigheden beoordeeld wel als ANBI kwalificeren.
Bent u bereid om de toezeggingen genoemd onder 1. en 2. na te komen?
De in vraag 1 geciteerde toezegging zal ik nakomen. De in vraag 2 genoemde uitleg van het 90%-criterium is geen toezegging, maar wetsuitleg en wordt door de Belastingdienst reeds op die wijze uitgevoerd.
Bent u bereid om het kader, dat bijvoorbeeld gepubliceerd is op www.knfm.nl, met 12 omstandigheden als leidend te zien bij de toekenning bij de ANBI-status en alle beslissingen over het intrekken van de ANBI-status onmiddellijk terug te draaien?
Zoals op genoemde website is vermeld staat de Belastingdienst welwillend tegenover het gebruik van de 12 omstandigheden uit de zogenoemde omstandighedencatalogus. Deze vormen een belangrijke indicatie voor de vraag of een muziekvereniging als ANBI kan worden aangemerkt. Bij de feitelijke beoordeling of een muziekvereniging (nagenoeg) geheel het algemeen nut beoogt, weegt de Belastingdienst de verschillende omstandigheden mee. De mate waarin een muziekvereniging zich manifesteert buiten de eigen leefgemeenschap en ledenkring weegt hierbij zwaar.
Bent u bereid om middels horizontaal toezicht de muziekkoepels in de gelegenheid te stellen de ANBI-status aan te laten vragen? Zo nee, waarom niet?
De gedachte om een deel van het toezicht op ANBI’s en op muziekverenigingen en andere SBBI’s via koepelorganisaties te laten verlopen vind ik in beginsel een aansprekende gedachte. Zoals in de voorgaande antwoorden echter is gebleken, zal toekenning van de ANBI-status aan muziekverenigingen eerder uitzondering dan regel zijn. Individuele toetsing is bij deze specifieke groep instellingen derhalve onontkoombaar.
De positie van KLM binnen Air France-KLM |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de herstructurering binnen Air France-KLM?1
Ja.
Is het waar dat er een hele nieuwe toplaag in het bedrijf komt? Hoe gaat deze toplaag er uit zien? Hoe zal de verdeling zijn tussen bestuurders afkomstig van KLM en Air France?
Van KLM begrijp ik dat in dit stadium nog niet concreet is aan te geven wat er gaat veranderen in de structuur. De plannen zijn nog in ontwikkeling. Belangrijkste wijziging lijkt te zijn dat de president-directeur van Air France-KLM in de toekomst niet meer tevens de president-directeur van Air France zal zijn.
Dit maakt de positionering van de president-directeur van Air France-KLM onafhankelijker. In de contacten met KLM is mij overigens gebleken hoezeer KLM zelf richting geeft aan de discussies over de toekomst van Air France-KLM.
Ik volg de verdere ontwikkelingen met belangstelling, mede met het oog op de blijvende borging van de Nederlandse publieke belangen die met KLM zijn gemoeid.
Is het waar dat de algemeen directeur van KLM zal moeten rapporteren aan de, door Fransen gedomineerde, holding? Zo nee, hoe gaat de nieuwe structuur er dan uitzien?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de nieuwe toplaag een veel zwaardere rol zal krijgen dan nu, en zal gaan over de financiën, ICT, inkomsten, allianties, aankopen, communicatie en het buitenlands beleid? Zo nee, waar zal de holding wel over gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Welke garanties heeft u dat KLM de home carrier blijft op Schiphol? Tot wanneer gelden deze garanties?
Bij brief van 26 mei 2010 (Kamerstukken II 2009–2010, 29 323, nr. 6) is de Kamer geïnformeerd over verlenging van een aantal afspraken die de Staat bij de fusie tussen Air France en KLM in 2004 heeft gemaakt. Dit betreft afspraken ter borging van publieke belangen inzake internationale markttoegang («landingsrechten») en netwerkkwaliteit. Zo is de afspraak verlengd dat KLM zijn thuisbasis in Nederland houdt. Ook is de afspraak verlengd dat KLM de bestaande Nederlandse operationele en andere vergunningen zal behouden en KLM zich er voor inzet om samen met de Nederlandse luchtvaartautoriteiten de bestaande routevergunningen te behouden. Wat betreft het aspect netwerkkwaliteit is de afspraak verlengd dat Air France-KLM zal opereren met een «multi-hub» systeem in Europa met zowel Parijs Charles de Gaulle als Schiphol als hoekstenen.
Deze afspraken zouden aanvankelijk in 2012 aflopen, maar zijn in mei 2010 verlengd voor onbepaalde tijd. Met de verlenging van de afspraken is het wederzijdse strategische commitment ten aanzien van de beide netwerken en het multi-hub systeem herbevestigd.
Overigens zijn naast de bovengenoemde afspraken met de Staat zeker ook het commerciële succes van KLM en de kwaliteit en concurrentiepositie van de mainport Schiphol belangrijke factoren bij het waarborgen van het publieke belang van het netwerk van verbindingen voor Nederland.
Hoeveel procent van de aandelen heeft de Staat in KLM? Heeft de Staat nog steeds het recht om het aandelenpercentage tijdelijk uit te breiden tot meer dan 50%? Bent u bereid om dit middel in te zetten als het Nederlandse publieke belang dit noodzakelijk maakt?
Het aandelenbelang van de Staat in KLM bedraagt 5,9%. Verder is relevant te noemen dat 44,4 % van het stemrecht in KLM is ondergebracht in twee Nederlandse stichtingen. In het verleden bestond er verder een optieovereenkomst op basis waarvan de Staat, in het geval dat luchtvaartpolitieke belangen in het geding zouden komen, 50,1% van het aandelenkapitaal van KLM kon verwerven. Deze optieovereenkomst is per mei 2010 vervallen, conform de afspraken ten tijde van de fusie. Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 7 september 2010 (Kamerstukken II 2009–2010, 29 232, nr. 8).
De illegale dump van Nederlandse mest in Duitsland |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «bang voor mestoverschot»?1
Ja.
Is het waar dat de opnamebereidheid van Duitsland om Nederlandse mest af te nemen taant, waardoor de kans op een onverwerkbaar groot Nederlands mestoverschot toeneemt?
Nee. Recente berichten in Duitse media wijzen er op dat er binnen de Duitse landbouw nog steeds ruim vraag is naar Nederlandse mest. Afzet buiten Nederland is binnen de geldende regels gewoon mogelijk.
Overigens vervalt per 19 augustus 2011 de mogelijkheid om op grond van de Europese verordening dierlijke bijproducten (nr. (EG) 1069/2009 en (EU 142/2011) druksterilisatie te eisen van verwerkte mest. Daarmee komt per deze datum ook de druksterilisatie-eis van de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen, waar ik uw Kamer in december 2010 over berichtte (Kamerstuk 28 385, nr. 198), te vervallen.
Kunt u aangeven hoe groot de totale Nederlandse mestproductie was in 2009 en 2010 uitgesplitst per veehouderijtak?
In 2009 en 2010 werden in Nederland per diercategorie de volgende hoeveelheden mest geproduceerd, uitgedrukt in miljoenen kilogrammen:
2009
2010 (voorlopige cijfers)
Rundvee
55 991
55 888
Varkens
12 425
12 428
Pluimvee
1 502
1 548
overige
2 786
2 821
(bron: CBS Statline, http://statline.cbs.nl/statweb/)
Kunt u aangeven hoeveel er van die mest er in 2009 en 2010 naar het buitenland is geëxporteerd en kunt u dit uitsplitsen naar land?
In 2009 en 2010 zijn de volgende hoeveelheden mest geëxporteerd, uitgedrukt in miljoenen kilogrammen:
2009
2010
Totaal
2 365
2 066
Duitsland
1 926
1 587
België
305
332
Frankrijk
128
140
Overig
6
7
(bron: DR-loket, http://www.hetlnvloket.nl)
Vindt u de mestproductie van de Nederlandse veehouderij, omgeslagen per Nederlandse burger, van een acceptabel niveau?
Of een bepaald niveau acceptabel is, hangt in mijn ogen niet af van aantallen kilogrammen, maar van de vraag of de mest verantwoord wordt afgezet en gebruikt. Het mestbeleid beoogt ervoor te zorgen dat dit op verantwoorde wijze gebeurt.
Hoe beoordeelt u in dit verband de uitspraken van oud-minister Veerman die bij zijn afscheid stelde «het systeem is vastgelopen, we importeren veevoer, we exporteren varkens en de rommel houden we hier»? Strookt deze uitspraak met het standpunt van de Nederlandse regering?
Toenmalig minister Veerman heeft deze uitspraak niet bij zijn afscheid in 2006 gedaan, maar in Milieudefensie Magazine in oktober 2003.
Sindsdien is er geruime tijd verstreken. De overheid heeft in die periode flink inzet geleverd om te bewerkstelligen dat overbemesting in Nederland afneemt. Met succes, zoals ook blijkt uit de afname van verliezen van stikstof en fosfaat op landbouwgrond sinds 20032. Ik zie de aangehaalde uitspraak als een oproep om zuinig en efficiënt met grondstoffen om te gaan en kringlopen te sluiten. Een dergelijke oproep strookt met het standpunt van de Nederlandse regering. Dat beleid is immers gericht op een verantwoord mestgebruik in Nederland.
Kunt u aangeven, in termen van verwerking, natuurdruk en milieudruk, wat de uitgaven van de Nederlandse overheid zijn van deze externaliteiten van de veehouderij, uitgesplitst naar veehouderijtak. Zo neen, bent u bereid onafhankelijk onderzoek te doen naar deze door de veehouderij veroorzaakte kosten?
Mestverwerking vindt binnen vigerende regelgeving plaats door bedrijven en gaat niet gepaard met kosten voor de overheid. Voor zover het gaat om maatschappelijke kosten gerelateerd aan natuur- en milieudruk in relatie tot de stikstofproblematiek verwijs ik naar de studie European Nitrogen Assessment en mijn recente reactie daarop (kamerstuk 30 654, nr. 95). Uit genoemde studie blijkt dat de meest efficiënte manier om schade als gevolg van stikstofemissies vanuit de landbouw tegen te gaan, bestaat uit het nemen van maatregelen die stikstofemissies voorkómen. Dat is ook de inzet van het mestbeleid. Gezien het feit dat dit rapport bevestigt dat we op de juiste weg zijn, zie ik geen nut of noodzaak om nader onderzoek naar dergelijke kosten te laten uitvoeren.
Nu is gebleken dat een jonge mestmakelaar tussen zijn 11e en 16e jaar zodanig veel wetsovertredingen kon begaan in de mestverwerking dat hem boetes van in totaal een miljoen euro werden opgelegd, kunt u aangeven wat sindsdien gedaan is in toezicht en handhaving om grootschalige ontduiking van mestwetgeving te voorkomen? Met welk resultaat?
Bij het toezicht op de naleving van mestregelgeving wordt gewerkt met aselecte en selecte controles. Risicogroepen krijgen door deze laatste controlevorm extra aandacht. Bij geconstateerde overtredingen wordt opgetreden door middel van bestuurs- en strafrechtelijke handhavingsinstrumenten. Dat deze aanpak succes heeft blijkt onder meer uit het feit dat grote overtreders aangepakt worden.
Overigens hebben de geconstateerde overtredingen in de aangehaalde casus niets met mestverwerking van doen, maar met de verantwoording van mestaf- en aanvoer.
Bent u bereid een mestbelasting te overwegen om de externe kosten van de veehouderij aan de bron te compenseren? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
In september zal ik uw Kamer mijn visie op het mestbeleid toezenden. Daarin zal ik aangeven hoe ik de toekomst van het mestbeleid zie.
Zoals ik aangekondigd heb, zal ik in september mijn visie op het toekomstig mestbeleid aan uw Kamer doen toekomen.
Is het waar dat de grote populatie ganzen in ons land samenhangt met de grote mestproductie in de veehouderij en de eiwitrijkheid van het gras op Nederlandse graslanden? Zo neen, op welke gronden verschilt u van inzicht met ganzenonderzoeker Kleijn van Alterra2 op dit punt?
Ganzenexperts zijn van mening dat het aanbod aan eiwitrijk gras mede van invloed is op de groei van ganzenpopulatie. Daarbij is echter geen link met de mestproductie te leggen.
Kunt u aangeven welke maatregelen er genomen worden om het illegaal uitrijden van Nederlandse mest in binnen- en buitenland te voorkomen?
Voor de algemene aanpak van potentiële overtredingen van de mestregelgeving verwijs ik naar mijn antwoord onder 8. Daarnaast houd ik door middel van het begin dit jaar ingevoerde systeem Client mest export zicht op mesttransporten naar het buitenland. Met de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen zijn inmiddels afspraken gemaakt over het uitwisselen van gegevens over grensoverschrijdende mesttransporten. Daardoor worden buitenlandse overheden in staat gesteld effectiever op te treden tegen eventuele illegale activiteiten van Nederlanders op hun grondgebied.
Ik ben immers niet in staat om op te treden tegen illegaal gedrag daar waar Nederland geen rechtsmacht heeft.
Kunt u aangeven volgens welk tijdpad een drastische teruggang van de Nederlandse mestproductie bereikt zou kunnen worden vanuit uw beleidsperspectief?
Zie antwoord vraag 9.
De bescherming van juweliers en andere middenstanders |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Winkelverbod voor allochtonen» in De Telegraaf van maandag 11 juli 2011 en het vervolg daarop op dinsdag 12 juli 2011?
Ja.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de Nijmeegse juwelier om een juridische procedure tegen de Staat aan te spannen, omdat juweliers te weinig beschermd worden? Heeft u hierover al contact gehad met de Nijmeegse juwelier? Hoe kunt u tegemoet komen aan zijn klachten over een tekortschietende bescherming? Bent u bereid de juwelier tegemoet te komen in de extra kosten die hij nu maakt voor beveiliging?
Onlangs heb ik de heer Kamerbeek bezocht. Bij die gelegenheid heb ik hem persoonlijk geïnformeerd over de inspanningen die worden verricht om het aantal overvallen terug te dringen en de overval op zijn zaak op te lossen. Afgesproken is dat de hoofdofficier van justitie de heer Kamerbeek zal informeren over de laatste stand van het onderzoek.
Tevens heb ik de heer Kamerbeek aangegeven dat er een aantal regelingen en voorzieningen bestaan waar hij als slachtoffer van een overval gebruik kan maken. Enerzijds betreft dit de regeling voor kleine ondernemers ter vergoeding van getroffen preventieve maatregelen. Anderzijds zijn er regelingen ter vergoeding van door hem geleden schade. Vanuit mijn ministerie wordt aan de heer Kamerbeek op bovengenoemde terreinen nadere ondersteuning aangeboden.
Deelt u de mening dat de burgemeester na een overval op een winkel persoonlijk contact op moet nemen met de winkelier om zijn betrokkenheid te tonen, maar ook om te overleggen over de mogelijkheden om de veiligheid te verbeteren? Heeft dat contact in dit geval ook plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
De Burgemeester van Nijmegen heeft op de dag van de overval de winkel bezocht en met de mede eigenaresse/echtgenote van de juwelier gesproken om zijn betrokkenheid te tonen en tevens over de veiligheid in en om de winkel te spreken. In diverse schriftelijke contacten en via de politie heeft de burgemeester ook aan de juwelier zelf aangeboden om met elkaar in gesprek te gaan. Ik treed overigens niet in de werkwijze van een burgemeester.
Welke ruimte heeft een winkelier om groepen mensen de toegang tot zijn winkel te ontzeggen? Acht u het deurbeleid van de juwelier, die zich hiertoe genoodzaakt voelt om zijn veiligheid te garanderen, in overeenstemming met de wetgeving over gelijke behandeling? Zo nee, welke alternatieven, zoals een gezichtsscan, heeft hij dan om criminelen uit zijn zaak te weren?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Hoe verloopt de uitvoering van het actieplan ketenaanpak overvalcriminaliteit, waarin doelstellingen staan over het aantal overvallen, het oplossingspercentage en het aantal veroordelingen?
De aanpak van overvallen en heeft voor mij de hoogste prioriteit. In samenwerking met de Taskforce Overvallen, onder voorzitterschap van de heer Aboutaleb, worden de ruim 100 maatregelen uit het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit (Kamerstukken II, 2010–2011, 28 684, nr. 305) momenteel uitgevoerd. In de maanden januari tot en met juli 2011 hebben er in totaal 1 244 overvallen plaatsgevonden. Dit betekent een daling van 16% ten opzichte van dezelfde periode in 2010 en 22% ten opzichte van 2009. Van de 1 244 in 2011 (tot en met juli 2011) gepleegde overvallen is 28% opgelost (in 2010 was dat, gemeten over dezelfde periode, 22% en in 2009 21%).
Uit een voorlopige analyse met betrekking tot de overvalzaken uit de registratie van het Openbaar Ministerie voor 2010 blijkt dat 93% van de door de politie aangeleverde verdachten door het Openbaar Ministerie voor de rechter is gebracht en daarvan vervolgens 95% is bestraft.
Wat betreft overvallen op juweliers die in 2010 bij het Openbaar Ministerie zijn geregistreerd geldt dat 97% voor de rechter is gebracht en dat deze in alle gevallen de verdachte(n) schuldig heeft bevonden. 96% is bestraft met een vrijheidsstraf; 4% kreeg een vrijheidsbenemende maatregel.
Hoeveel overvallen op juweliers hebben de afgelopen vijf jaar plaats gevonden? Valt in deze overvallen een trend te ontdekken? Hoe verhoudt de trend zich tot de doelstelling om in 2014 maximaal 1900 overvallen te hebben?
In onderstaande tabel wordt het aantal overvallen op juweliers en het oplossingpercentage in de afgelopen vijf jaar weergegeven. Voor 2011 staan de cijfers tot en met juli 2011 opgenomen. Aangezien er nog opsporingsonderzoeken in deze zaken doorlopen, kunnen de oplossingspercentage in de loop van 2011 nog stijgen.
2006 41 overvallen, waarvan 11 opgelost (26,8%)
2007 49 overvallen, waarvan 13 opgelost (26,5%)
2008 63 overvallen, waarvan 28 opgelost (44,4%)
2009 67 overvallen, waarvan 33 opgelost (49,3%)
2010 74 overvallen, waarvan 28 opgelost (37,8%)
2011 61 overvallen (tot en met juli 2011), waarvan 23 opgelost (37,7%)
Wat is het oplossingspercentage van overvallen op juweliers in de afgelopen vijf jaar? Acht u speciale maatregelen nodig om dit percentage op de beoogde 40 procent te krijgen?
Zie antwoord vraag 6.
Welk percentage overvallers van juweliers wordt veroordeeld? Zit hier een stijgende of dalende tendens in?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoeveel politiecapaciteit maakt u vrij voor de aanpak van overvalcriminaliteit ter uitvoering van het actieplan?
De aanpak van overvallen is niet een kwestie van capaciteit maar van prioriteit. De aanpak van overvallen heeft in alle regio’s en landelijk zeer hoge prioriteit.
Kunt u van een aantal gewelddadige overvallen op juwelierszaken van de afgelopen tijd, zoals de overval met dodelijke afloop op juwelier H. te Amsterdam , de stand van zaken van de opsporing en vervolging geven?
Het strafrechtelijk onderzoek in de zaak van de Amsterdamse juwelier is nog in volle gang. In het belang van het onderzoek kan ik daarover op dit moment geen mededelingen doen.
Deelt u de mening dat criminaliteit beter bestreden wordt door een grote pakkans dan door het uitsluiten van groepen mensen uit delen van het maatschappelijk verkeer? Welke maatregelen neemt u om de pakkans van overvallen te verhogen, zodat juweliers zonder angst kunnen werken en onschuldige burgers niet de dupe worden van criminelen?
Om de pakkans bij overvallen te vergroten wordt in het kader van de verbetering van de werkwijze van de politie in het algemeen en het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit in het bijzonder een groot aantal maatregelen genomen. Zo worden in de politieregio’s en bij de parketten van het Openbaar Ministerie vaste overvallenteams ingesteld en wordt de expertise geborgd. Ook wordt de heterdaadkracht verstrekt door verbetering en protocollering van het plaats-delict-management, toepassing van het drie-ringenmodel en de inzet van helikopters. Door technische en innovatieve maatregelen die ondernemers (waaronder juweliers) treffen, zoals track&trace, fotoswitch en DNA-spray, wordt de pakkans verder vergroot. Ook voorlichting kan daaraan bijdragen. In het kader van het Donkere Dagen Offensief zal daarop worden ingezet via een landelijke Postbus 51 campagne «Pak overvallers, Pak je mobiel» en via een campagne van Meld Misdaad Anoniem. Gemeenten worden gestimuleerd om het toezicht in risicogebieden goed te organiseren. Daarbij kunnen gemeenten mede gebruik maken van het toezichtsmodel en stappenplan dat ik in het vierde kwartaal van dit jaar beschikbaar zal stellen.
Het bericht dat in Rotterdam een gezichtsscanner is geïnstalleerd bij een juwelier |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Gezichtsscanner herkent je feilloos»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de installatie van een gezichtsscanner bij een juwelier in Rotterdam?
Ik ben groot voorstander van de pilot zoals die in Rotterdam loopt. Het is van belang om in de aanpak van overvalcriminaliteit nieuwe instrumenten te testen die een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen en bestrijden van overvallen.
Wie hebben op welke wijze inzicht in de door de camera geregistreerde gegevens?
Op dit moment wordt in Rotterdam een pilot gedaan met Fotoswitch. Deze pilot loopt tot begin 2012. In het kader van deze pilot worden de effectiviteit en (technische) haalbaarheid van het instrument onderzocht. Ook de privacyaspecten worden daarbij bezien. Hoewel ik hoopvolle verwachtingen heb van het instrument, wacht ik graag de uitkomsten van de pilot af alvorens hierover een oordeel uit te spreken.
Zijn de geregistreerde biometrische gegevens van zowel de camera als de politiedatabase voldoende beschermd? Waaruit blijkt dat?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de privacy van het winkelend publiek voldoende is gewaarborgd? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u van plan stappen te ondernemen om de privacy te beschermen?
Zie antwoord vraag 3.
Is materiaal van de gezichtsscan bruikbaar als bewijsmateriaal in de rechtszaal? Zo ja, op welke gronden? Zo nee, bent u van plan wetgeving op dit terrein te introduceren?
Zie antwoord vraag 3.
Uitblijven van beloofde werklozen voor de tuinbouw |
|
|
|
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichten «Tuinbouw wacht nog op beloofde werklozen»1 en «Geen succes met personeel via UWV»?2 3
In mijn brief van 22 augustus 2011, waarin ik uw Kamer de door mij toegezegde evaluatie van de overgangsperiode tewerkstellingsvergunningen seizoenarbeid heb gestuurd, heb ik mijn reactie vervat.
Hoeveel werklozen zijn er sinds het strengere afgiftebeleid van tewerkstellingsvergunningen geplaatst in de tuinbouwsector? Hoe duurzaam zijn deze plaatsingen? Hoe verhoudt hun productiviteit zich tot die van de ervaren Roemenen en Bulgaren?
Het beleid ten aanzien van afgifte van tewerkstellingsvergunningen is niet gewijzigd. Een cijfermatig overzicht staat in mijn brief, genoemd bij antwoord 1. Over de duurzaamheid van de plaatsingen zijn geen gegevens beschikbaar. Ik teken daarbij aan dat het om seizoenswerk gaat dat per definitie tijdelijk is en dat een werkgever niet verplicht kan worden om een werkzoekende direct een vast contract aan te bieden.
Ik heb geen zicht op de productiviteit van medewerk(st)ers in de tuinbouwsector.
Wat is uw reactie op de kritiek van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO) dat zij via uitzendbureaus niet voldoende geschikte werknemers kunnen vinden? Heeft u cijfers over het aantal mensen dat uitzendbureaus kunnen leveren?
Uitzendbureaus beschikken over voldoende aanbod om de vacatures in de tuinbouw te vervullen. Dit aanbod is leverbaar tegen marktconforme voorwaarden. In totaal betreft het 28 uitzendbureaus. Naar schatting kunnen zij meer dan 3 000 mensen leveren op korte termijn. Uit informatie van UWV en van het georganiseerde deel van de uitzendbranche blijkt dat tuinders in zeer beperkte mate een beroep doen op uitzendbureaus. Overigens is het aanbod niet beperkt tot uitzendbureaus. Voor een omschrijving van de omvang en samenstelling van het prioriteitgenietend verwijs ik naar mijn brief van 22 augustus 2011. UWV heeft op 23 mei alle tuinders geïnformeerd over uitzendbureaus die aanbod beschikbaar hebben.
Wat zijn de economische consequenties van deze protectionistische maatregel als er niet tijdig geschikt personeel gevonden kan worden? Bent u ook van mening dat uw beleidswijziging geen financiële strop mag zijn voor deze ondernemers?
Het beleid was en is dat pas als een werkgever er aantoonbaar niet in slaagt zijn vacatures met prioriteitgenietend aanbod te vervullen, het UWV een tewerkstellingsvergunning kan verlenen. Van een beleidswijziging is dus geen sprake.
Het uitgangspunt is dat een werkgever zelf verantwoordelijk is voor zijn personeelsvoorziening, inclusief voor de financiële gevolgen van de keuzes die hij hierin maakt.
Houdt u de gevolgen van het strengere afgiftebeleid van tewerkstellingsvergunningen in de gaten? Kunt u de Kamer hierover regelmatig op de hoogte houden?
UWV rapporteert aan mij door middel van jaarrapportages en viermaandenverslagen. Deze rapportages betreffen het gehele UWV-domein. In het viermaandenverslag 2011 wordt specifiek ingegaan op het tewerkstellingsvergunningenbeleid in de tuinbouw. In het achtmaandenverslag zal UWV hier opnieuw op ingaan. Deze rapportages zijn openbaar en beschikbaar via www.uwv.nl.
De snelle en zorgvuldige administratieve afhandeling van een overlijden in het buitenland |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending op Nederland 1 van «Groeten van Max» van 11 juli 2011 waarin de problemen van mevrouw Kars besproken werden met de inschrijving van de overlijdensakte van haar man die in Tunesië is overleden?
Ja.
Welke ondersteuning is door het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassade in Tunesië verleend bij de legalisatie van de overlijdensakte? Wanneer verwacht u dat de legalisatie van de overlijdensakte afgerond wordt?
Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de aanvraag van mevrouw Kars in september 2010 in behandeling genomen. Dit is op 8 september 2010 schriftelijk aan mevrouw Kars bevestigd. Daarbij is aangegeven dat de afhandeling van een aanvraag vier tot zes maanden in beslag kan nemen, omdat Nederland afhankelijk is van de medewerking van de lokale autoriteiten. De Nederlandse ambassade heeft de procedure in gang gezet en in de maanden daarna diverse keren gerappelleerd bij de Tunesische autoriteiten.
Naar aanleiding van een telefoontje van mevrouw Kars in februari 2011 meldde de Nederlandse ambassade dat vanwege de politieke situatie in Tunesië op dat moment rekening moest worden gehouden met ernstige vertraging. Nadat de ambassade andermaal had gerappelleerd bij de Tunesische autoriteiten bleek dat de oorspronkelijke aanvraag daar verloren was gegaan. De ambassade heeft vervolgens de aanvraag opnieuw ingediend.
In mei en juni 2011 is er opnieuw contact geweest tussen mevrouw Kars en het ministerie van Buitenlandse Zaken. De ambassade heeft er vervolgens bij de Tunesische autoriteiten op aangedrongen dit dossier met voorrang af te handelen. Op 28 juni 2011 is de gelegaliseerde akte uiteindelijk ontvangen op de ambassade en per diplomatieke koerier naar het ministerie gezonden. De akte is op 5 juli 2011 op het ministerie ontvangen en op 6 juli op haar verzoek per aangetekende post bij mevrouw Kars afgeleverd. De uitzending van «Groeten van Max» is kennelijk voor die datum opgenomen. Het valt niettemin te betreuren dat de legalisatie zo lang heeft geduurd.
Bent u bereid om, gebaseerd op de gegevens die u nu heeft, de heer Kars onmiddellijk als overleden te registreren? Zo nee, waarom niet?
Het is zoals bij ieder overlijden in het buitenland aan de nabestaanden om bij de gemeente waarvan betrokkene ingezetene was op het tijdstip van overlijden, melding te doen (artikel 76 Wet GBA). Daarnaast kan de akte van overlijden op verzoek van de nabestaanden worden ingeschreven in het overlijdensregister van de gemeente Den Haag, maar dit is niet verplicht (artikel 1:25 BW). De melding van mevrouw Kars, van het overlijden van haar man, kon nog niet in de GBA worden opgenomen omdat de akte eerst gelegaliseerd moest worden.
Wat zijn de gevolgen voor iemands inschrijving in de burgerlijke stand zolang een overlijdensakte nog niet gelegaliseerd is? Welke instanties behandelen de betrokken persoon dan nog als levend?
Op grond van de gegevens in de GBA zullen afnemers daarvan, zoals de Belastingdienst, het UWV, de SVB en pensioenfondsen, betrokkene in beginsel als in leven zijnd beschouwen totdat zij een melding van het overlijden krijgen. In beginsel, nu het de eigen verantwoordelijkheid van betrokken organisaties is hoe zij met een melding van het overlijden door de nabestaanden aan de hand van een niet-gelegaliseerde akte of getuigenverklaringen omgaan. Een gelegaliseerde akte van overlijden kan worden ingeschreven bij de burgerlijke stand te Den Haag en dient als bewijskracht (artikel 1:22, tweede lid, BW).
Hoe kan het zijn dat op basis van een buitenlandse overlijdensakte wel een verlof tot begraven of cremeren wordt gegeven, maar dat het onmogelijk is om deze in te schrijven in de burgerlijke stand?
Het verlenen van verlof tot begraven of cremeren is niet afhankelijk van het registreren van het overlijden in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en eventueel het inschrijven van de gelegaliseerde overlijdensakte bij de burgerlijke stand te Den Haag. Indien het lijk afkomstig is uit een land dat partij is bij de Overeenkomst van Straatsburg inzake het vervoer van lijken of de Overeenkomst van Berlijn inzake het vervoer van lijken, wordt het verlof door de ambtenaar van de burgerlijke stand verleend indien het zogenaamde laissez-passer wordt overgelegd (artikel 14, eerste en tweede lid, van het Besluit op de lijkbezorging). In alle overige gevallen is het voldoende dat zich bij het lijk een verklaring bevindt, afgegeven door de bevoegde autoriteit van het land vanwaar het lijk wordt aangebracht, vermeldende de naam van de overledene en de plaats waarheen het lijk wordt vervoerd (artikel 14, derde lid, jo. artikel 11, vierde lid, van het Besluit op de lijkbezorging).
Hoeveel Nederlanders overlijden jaarlijks in het buitenland? Hoeveel van de buitenlandse overlijdensaktes die hiervoor opgemaakt worden, moeten gelegaliseerd worden? In hoeveel gevallen duurt dit proces van legalisatie langer dan drie maanden?
1 719 ingezetenen van Nederland zijn in 2010 in het buitenland overleden (bron: CBS). In beginsel moeten alle buitenlandse akten van overlijden gelegaliseerd worden, tenzij daarop een verdragsrechtelijke uitzondering is gemaakt, zoals met het Apostilleverdrag het geval is. In dat geval kan de legalisatieketen worden beperkt tot het plaatsen van een zogenaamde apostille op het document. Dit betekent dat het document rechtstreeks en zonder bemoeienis van een Nederlandse ambassade naar Nederland komt. Het ministerie van Buitenlandse Zaken beschikt niet over een centrale registratie van het aantal buitenlandse overlijdensaktes dat moet worden gelegaliseerd, zodat de gemiddelde duur niet valt aan te geven.
Is de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bereid om de mogelijkheden te onderzoeken een buitenlandse overlijdensakte, die geen kennelijke twijfel oproept, voorlopig in te schrijven en rechtskracht te verlenen terwijl het ministerie van Buitenlandse Zaken werkt aan de benodigde legalisatie? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer hierover nader informeren? Zo nee, waarom niet?
De zaak van mevrouw Kars is uiteraard zeer betreurenswaardig. De procedure bij overlijden in het buitenland bestaat reeds lang en verloopt doorgaans zonder problemen. Er bestaat derhalve onvoldoende aanleiding om een dergelijke fundamentele herziening van het proces te heroverwegen.
Het verband tussen fosfaat en de visstand in de Noordzee |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de vraag bij het schriftelijk overleg Visserij over het verband tussen fosfaat en de visstand, waarbij u stelde dat dit niet aantoonbaar onderzocht is?1
Ja. In mijn brief van 29 juni 2011 (2011z14744) heb ik aangegeven dat er geen wetenschappelijke basis is voor het bemesten van de Noordzee ten behoeve van een verhoging van de productie van schol en tong. Het effect van een fosfaatbemesting op de platvisproductie is onvoorspelbaar en kan mogelijk tot negatieve effecten leiden. Tot deze conclusie kwamen de auteurs van het rapport van IMARES, LEI en NIOZ naar aanleiding van de vraag van de Tweede Kamer om de hypothese dat fosfaat toevoegen aan de zee gunstig is voor de productiviteit van het zee-ecosysteem te laten onderzoeken2.
Hoe verhoudt deze verklaring zich tot het rapport «Invloed van stikstof en fosfor op de visstand in de Noordzee», opgesteld door de vakgroep Mariene Ecologie van de Universiteit van Groningen (1997), waarin het verband tussen de toenemende afvoer van opgelost fosfaat naar het kustwater in 1961–1981 en de enorme toename van de productie van vis, schaal- en schelpdieren in dezelfde periode door deze studie worden bevestigd?2
Boddeke en Hagel gaven in hun stuk over de relatie tussen eutrofiëring en vis productie4 aan, dat «een causaal verband tussen de eutrofiëring en de toegenomen aanlandingen moeilijk is aan te tonen». Volgens hen «hebben incidentele goede jaarklassen» (aanwas) «en visserijdruk ook een aanzienlijke invloed op Noordzee vis bestanden en aanlandingen». Dit wordt nog immer onderschreven door de huidige wetenschappers van IMARES. In dit verband wordt ook de temperatuur van de zee genoemd.
Deelt u de mening dat het aanwijzen van vissers als reden voor het teruglopen van de visstand in de Noordzee onjuist en onredelijk is, daar het aantal vissers en het totaal aantal ton vis dat wordt opgevist juist alleen maar is afgenomen? Zo ja, bent u met ons van mening dat een afgenomen fosfaatdump de grootste boosdoener is?
Ik ben van mening dat er veel factoren zijn die de productiviteit van de visbestanden beïnvloeden. Simpele oorzaak-gevolg-relaties zijn niet te geven.
Het Noordzee ecosysteem is daarvoor te complex. Wel constateer ik dat de visserijdruk in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw veel te hoog was en buiten biologisch veilige grenzen lag voor onder andere kabeljauw, schol en tong5. Verlaging van die visserijdruk heeft geleid tot herstel van de bestanden.
Bent u bekend met de gevolgen voor de trekvogels bij het teruglopen van de visstand naar aanleiding van deze vermindering van fosfaat en de verplichting die Nederland internationaal gezien heeft om deze te beschermen?
De adviezen van ICES tonen aan dat het visserijbeleid van de afgelopen jaren, gericht op de beperking van de capaciteit en reductie van quota en zeedagen door meerjarenplannen, technische maatregelen, innovatie en andere maatregelen, heeft geleid tot een ommekeer in de vistrends in de Noordzee. Het gaat door de bank genomen goed tot zeer goed met de commerciële Noordzeevisbestanden. Een uitzondering is de kabeljauw, maar ook daar groeit het bestand weer langzaam. Deze gunstige ontwikkeling van de visstanden heeft gevolgen voor de trekvogels.
Bent u met het oog op de economische situatie waar onze vissers zich in verkeren bereid om op basis van lectuur als «Eutrophication of the North Sea continental zone, a blessing in disguise» en het rapport «Invloed van stikstof en fosfor op de visstand in de Noordzee», waarin het verband tussen fosfaat en het teruglopen van de visstand aangetoond wordt, het water (op kleine schaal) met fosfaat te bemesten? Zo nee, waarom niet?3
Het in 2007 uitgebrachte wetenschappelijke rapport van IMARES, LEI en NIOZ geeft aan dat de verwachte opbrengsten van fosfaat bemesting relatief beperkt zijn, de kosten voor de overheid hoog en dat het mogelijk risico’s met zich meebrengt voor het ecosysteem, andere gebruikers en voor de buurlanden. Daar de economische situatie voor een belangrijk deel, maar niet louter wordt bepaald door de omvang van de vangstmogelijkheden, acht ik een dergelijke proef niet gewenst. Een ambitieuze herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid moet bijdragen aan een duurzame visserij.