De juridische basis voor militair optreden in Syrië |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «De dubieuze rechtvaardiging van de Turkse inval in Syrië»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitlating van de heer Nollkaemper, de Extern Volkenrechtelijk Adviseur, dat bij een aantal acties in Syrië de relatie met de verdediging van Irak zo ver weg lijkt dat die redenering – dat er sprake zou zijn van collectieve zelfverdediging van Irak – nauwelijks nog is vol te houden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De betreffende uitspraken zijn door de heer Nollkaemper gedaan in zijn hoedanigheid van hoogleraar internationaal recht aan de Universiteit van Amsterdam en niet in zijn hoedanigheid als Extern Volkenrechtelijk Adviseur. Zoals het kabinet tijdens het Algemeen Overleg op 14 december 2017 heeft aangegeven, zijn we op de randen van het mandaat terechtgekomen. Volgens het kabinet is er echter op dit moment nog steeds een volkenrechtelijke rechtsgrond voor de inzet van Nederlandse militairen in Syrië, die wordt gevormd door het recht op collectieve zelfverdediging van Irak tegen gewapende aanvallen van ISIS op Irak. Hoewel niet in dezelfde mate als in een eerdere fase, is er nog steeds sprake van de elementen die ter onderbouwing hiervan zijn genoemd in de artikel 100 brief van 11 september 2017 en de beschouwingsbrief van 24 november 2017. Nederland blijft de volkenrechtelijke rechtsgrond voor de inzet van Nederlandse militairen in Syrië voortdurend kritisch tegen het licht houden.
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met de Extern Volkenrechtelijk Adviseur om na te gaan in hoeverre er een juridische basis is voor de recente acties in Syrië en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, daartoe ben ik niet bereid omdat daar geen noodzaak toe bestaat. De regering acht zich op basis van interne (maar ook eerdere externe) advisering voldoende volkenrechtelijk geadviseerd. Op basis van deze advisering wordt de (zich ontwikkelende) feitelijke situatie voortdurend beoordeeld.
WIFI Luchtmobiele Brigade te Schaarsbergen |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met de problemen op de kazerne te Schaarsbergen, waaronder het overmatig gebruik van drank en drugs, prostitutie en doorgeslagen pesterijen?
Ja. Ik heb u hierover, en over de genomen maatregelen, geïnformeerd in mijn brief van 22 december 2017 (Kamerstuk 34 775X nr. 70).
Bent u bekend met berichten over het algemeen gedeelde gevoel van eenzaamheid en verveling onder het legerpersoneel op de kazerne te Schaarsbergen? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen u inmiddels heeft getroffen om dit tegen te gaan?
Het welbevinden van het personeel gelegerd op de Oranjekazerne in Schaarsbergen heeft de voortdurende aandacht van de kazerneleiding en andere betrokkenen, onder andere via het overleg met de Medezeggenschapscommissie. Via werkbezoeken en regulier overleg met de commandanten van de defensieonderdelen blijf ik op de hoogte van wat er speelt op de werkvloer. Commandanten kunnen mij ook altijd rechtstreeks benaderen als daar behoefte aan is. Verveling buiten de diensturen is een punt van zorg dat bekend is en de aandacht heeft. Om verveling buiten de diensturen te voorkomen, neemt Defensie maatregelen om de internetverbindingen op kazernes te verbeteren, zo ook in Schaarsbergen. Gebleken is dat de belangstelling voor georganiseerde avondactiviteiten, zoals een duik- en autohobbyclub, is afgenomen waardoor deze activiteiten grotendeels zijn gestopt. De sport- en kantinefaciliteiten in Schaarsbergen zijn ’s avonds wel toegankelijk. In overleg met de Medezeggenschapscommissie wordt bezien of er behoefte is aan aanvullende activiteiten of maatregelen. Ik krijg geen signalen dat er sprake is van een algemeen gedeeld gevoel van eenzaamheid op de kazerne in Schaarsbergen.
Deelt u de opvatting dat een groot deel van de problemen op de kazerne te wijten is aan dit algemene gevoel van eenzaamheid en verveling? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is verveling buiten de diensturen een punt van zorg dat de aandacht heeft. Echter, verveling kan nooit een excuus zijn voor normoverschrijdend gedrag. Iedereen bij Defensie heeft recht op een sociaal veilige werkomgeving: discriminatie, machtsmisbruik, vandalisme en ander ontoelaatbaar gedrag horen niet thuis bij Defensie.
Bent u bekend met het feit dat de draadloze internetverbinding op de kazerne in Schaarsbergen al jaren dermate laag is dat het internet haast onbruikbaar is? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer?
Ja, het is mij bekend dat de beschikbare bandbreedte niet voorziet in de hedendaagse behoefte. Het komend half jaar wordt gewerkt aan de verbetering van de bandbreedte en dus de internetsnelheid in Schaarsbergen. Bij vraag 10 zal ik verder ingaan op de planning van deze verbetering. Verdere verbetering is pas mogelijk zodra de kazerne is voorzien van een glasvezelnetwerk. Of en hoe hieraan invulling wordt gegeven, wordt onderzocht.
Bent u bekend met het feit dat tevens de ontvangst van de kabel TV dermate slecht is dat enkel NPO1, NPO2 en NPO3 ontvangen kunnen worden? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer?
In de legering van de Oranjekazerne in Schaarsbergen is een zenderpakket van dertig zenders beschikbaar. Het is dus niet zo dat de bewoners alleen NPO 1, 2 en 3 kunnen kijken. Echter, omdat het een analoog signaal is, laat de kwaliteit te wensen over. Voorts komt het voor dat bij verstoringen van het satellietsignaal het beeld tijdelijk wegvalt. Een snelle oplossing is hier niet voorhanden vanwege het ontbreken van een glasvezelnetwerk op de kazerne, zoals vermeld in het antwoord op vraag 4.
Bent u bekend met de slechte GSM en 4G dekking op de kazerne? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer?
Ja, dit probleem komt voor op meerdere defensielocaties. Het voorzien in een goede dekking van GSM en 4G is een verantwoordelijkheid van de betreffende providers. Defensie is dan ook afhankelijk van de dekkingsgraad die de civiele provider aanbiedt, maar realiseert zich dat ze hier in het kader van goed werkgeverschap ook een rol heeft. In overleg met KPN, als huisprovider van Defensie, zijn of worden maatregelen genomen om de GSM/4G-dekking te verbeteren. Zo is er voor locatie Havelte een (KPN)-mast geplaatst om de dekking te verbeteren. Deze mast wordt momenteel gereed gemaakt voor gebruik. Ook voor de kazerne in Schaarsbergen wordt nog dit jaar gewerkt aan een oplossing.
Deelt u de opvatting dat een goede (draadloze) internetverbinding essentieel is voor het onderhouden van contact met familie en vrienden door het legerpersoneel? Zo nee, waarom niet?
Goede internet- en televisiefaciliteiten dragen zeker bij aan het welbevinden van het personeel en de sfeer op de kazerne aangezien daardoor meer mogelijkheden voor ontspanning ontstaan, zoals het spelen van videogames, en beter contact met familie en vrienden mogelijk is. Daarom verbetert Defensie het draadloze internet op de legering. De planning is dat medio 2019 de internetsnelheid op veertig locaties is verbeterd. Zoals gezegd, is gebleken dat er in Schaarsbergen weinig behoefte is aan entertainmentmogelijkheden in de avond. In overleg met de Medezeggenschapscommissie wordt bezien of er behoefte is aan aanvullende activiteiten of maatregelen. Overigens, het gebrek aan een goede draadloze internetverbinding mag nooit een excuus zijn voor het vertonen van normoverschrijdend gedrag.
Deelt u de opvatting dat entertainmentmogelijkheden in de avond kunnen bijdragen aan een verbetering van de sfeer op de kazerne? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de opvatting dat gezamenlijke avondactiviteiten, zoals het spelen videogames, kunnen bijdragen aan de verbetering van de onderlinge verhoudingen bij het personeel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de opvatting dat het faciliteren van een goede draadloze internetverbinding zou kunnen helpen in het tegengaan van drank- en drugsproblemen en pesterijen op de kazerne? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de opvatting dat het tot de verantwoordelijkheid van de leiding behoort om een goede draadloze internetverbinding te realiseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten welke maatregelen u zal nemen om de situatie met betrekking tot het internet te verbeteren en op welke termijn deze maatregelen gerealiseerd worden?
Een draadloze internettoegang zowel op de legering als op de werk- en leslocaties acht ik van groot belang, zowel voor werk- en studiedoeleinden als voor ontspanning. Ofschoon vrijwel alle legeringsruimtes reeds draadloos internet hebben, voorziet de beschikbare bandbreedte niet op alle locaties in de hedendaagse behoefte. Daarom worden verbeteringen voorzien op veertig locaties. De mate van verbetering hangt mede af van de beschikbare infrastructuur. Op vijftien locaties is de bandbreedte al substantieel verbeterd; de internetsnelheid is daar verdubbeld. In het komende half jaar worden drie grote locaties aangepakt: Legerplaats Oirschot, Vliegbasis Woensdrecht en de Oranjekazerne in Schaarsbergen. Op de overige locaties wordt het internet in 2018 of de eerste helft van 2019 verbeterd.
Berichten dat Belgische en Duitse defensiehelikopters met grote problemen kampen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Grote problemen met nieuwe reddingshelikopter Defensie»?1
Ja.
Klopt het dat de vier Belgische NFH-90-helikopters door problemen met de radar sinds kort allemaal aan de grond staan en tot wel anderhalf jaar buiten gebruik zijn?
België heeft vier NH-90 helikopters van het type NFH: NATO Frigate Helicopter, de maritieme uitvoering van de NH-90 helikopter. Drie daarvan staan op dit moment aan de grond in verband met een gepland modificatieprogramma («retrofit») dat alle NH-90»s van dit type doorlopen. Het doel van dit programma is de helikopters van de beoogde eindconfiguratie te voorzien, zoals contractueel bepaald. Hiermee zal ook het radarsysteem op het gewenste niveau komen. Het eerste van de drie toestellen die de retrofitondergaan, zou in maart van dit jaar beschikbaar moeten zijn. Het tweede toestel ondergaat de retrofitin de herfst en het derde in het begin van 2019. Ook de vierde NFH-helikopter is tijdelijk niet beschikbaar in verband met regulier onderhoud. Deze helikopter is evenwel medio februari 2018 weer operationeel inzetbaar.
Ook de Nederlandse NH-90 toestellen, alle van het NFH-type, moeten een upgrade in het retrofitprogramma ondergaan. Het verschil met België is dat Nederland een groter aantal NH-90 helikopters heeft dan België (twintig, in plaats van vier), waardoor de retrofit beter binnen de operationele planning op te vangen is. Nederland laat de upgrade bovendien bij een ander bedrijf uitvoeren dan België. Met dit bedrijf zijn afspraken gemaakt over de doorlooptijden van de werkzaamheden zonder ingrijpende gevolgen voor de beschikbaarheid en operationele inzetbaarheid van de Nederlandse NH-90»s.
België heeft twee verschillende typen NH-90 helikopters. Het ene type betreft de eerder genoemde NATO Frigate Helicopter (NFH), het andere de Tactical Transport Helicopter (TTH). De retrofit is nodig voor het NFH-type, niet voor het TTH-type, dat beschikbaar en inzetbaar is. Met het TTH-type, waarvan België er net zoals het NFH-type vier heeft, neemt België deel aan MINUSMA.
Klopt het dat de Nederlandse NFH-90-helikopters met dezelfde problemen kampen, zoals de VRT schrijft? Zo ja, welke gevolgen heeft dat voor de inzetbaarheid van de toestellen en de oefengereedheid van de piloten? En welke maatregelen gaat u nemen om de problemen zo snel mogelijk te verhelpen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat betekenen de problemen met de Belgische NFH-90’s voor de Belgische bijdrage aan MINUSMA, die in de eerste helft van 2018 onder meer zou bestaan uit twee NH-90-helikopters? Kunnen de Nederlandse militairen in Gao vanaf maart nog rekenen op de door België toegezegde transport- en (medische) evacuatiecapaciteit?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u het bericht «Bundeswehrpiloten müssen auf ADAC-Helikoptern trainieren»?2
Ja.
Klopt het dat de Duitse NH-90’s en Tigre-gevechtshelikopters met zulke omvangrijke technische problemen kampen dat ze nauwelijks inzetbaar zijn en dat de piloten van deze toestellen noodgedwongen hun vlieguren maken in EC-135-helikopters van de Duitse wegenwacht?
De staat van de helikoptervloot in Duitsland is een Duitse aangelegenheid die Nederland niet kan beoordelen.
Hoe beoordeelt u de berichten dat de staat van de Duitse defensiehelikoptervloot, die onder meer belast is met de bescherming van de Nederlandse militairen in Mali, «catastrofaal» zou zijn? Kunt u daarbij ook ingaan op het dodelijke ongeluk met een Duitse Tigre in juli 2017 ten noorden van Gao en het vliegverbod dat in oktober 2017 enige tijd van kracht was voor alle Duitse NH-90’s vanwege technische onvolkomenheden?
De Duitse deelname met helikopters aan MINUSMA is op orde. Het personeel is getraind en het materiaal voldoet aan de eisen. Het voortzettingsvermogen van de Duitse helikopters is evenwel niet onbeperkt. Daarom zal Duitsland de helikopters medio 2018 terugtrekken.
Op 26 juli 2017 crashte één van de Duitse Tigre helikopters. In verband daarmee hebben de Tigres die dag niet meer gevlogen en waren zij niet beschikbaar voor Nederland. Eén dag later, op 27 juli, waren de Duitse helikopters weer beperkt inzetbaar, men noemt dat in extremis. Dit betekent dat de toestellen vanaf dat moment beschikbaar waren voor escalatiedominantie ten behoeve van de Nederlandse Long Range Reconnaissance Patrol Taskgroup. Vanaf 4 oktober 2017 waren de Tigres weer volledig inzetbaar.
Deelt u de zorgen over de veiligheid en inzetmogelijkheden van de Nederlandse militairen in Mali, die voor luchtsteun en (medische) evacuaties afhankelijk zijn van onder meer Duitse helikopters? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze zorgen adresseren?
Zie antwoord vraag 7.
Herinnert u zich uw uitspraken over de beschikbaarheid van Duitse en Belgische helikopters in Gao tijdens het algemeen overleg over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA op 4 december 2017 («Dat moet geregeld zijn, anders kunnen we [...] niet opereren.»)?
Ja.
Is er, in het licht van de berichtgeving over de zorgelijke staat van de Duitse en Belgische defensiehelikoptervloot, aanleiding om de Nederlandse operaties in Mali aan te passen? Bent u in voorkomend geval bereid passende maatregelen te nemen en de Kamer te informeren?
Nee, er is geen aanleiding te twijfelen aan de Duitse of Belgische helikopterbijdrage aan MINUSMA. De Nederlandse operaties in Mali behoeven derhalve geen aanpassing.
Wat kunt u zeggen over de helikoptercapaciteit in Gao in de tweede helft van 2018? Hoe concreet zijn de toezeggingen van El Salvador en Jordanië om respectievelijk gevechts- en transporthelikopters te leveren? Met welke andere landen bent u in gesprek?
De helikoptercapaciteit in Gao in de tweede helft van 2018 is een verantwoordelijkheid van de VN. Nederland is belanghebbend, maar niet eindverantwoordelijk. Als belanghebbende is Nederland over de beschikbaarheid van helikoptercapaciteit in gesprek met zowel de VN als individuele landen.
De toezegging van El Salvador om de Duitse Tigre helikopters af te lossen medio 2018 is concreet. Defensie beziet thans de capaciteiten van de helikopters van El Salvador om te bepalen of deze een geschikte vervanger zijn voor de Tigres ter ondersteuning van de Nederlandse operaties.
Jordanië heeft de VN toegezegd om Super Puma transporthelikopters te leveren om de Belgische en Duitse NH-90 helikopters af te lossen. De onderhandelingen daarover tussen Jordanië en de VN lopen op dit moment echter nog.
Zodra meer bekend is over de inzet van helikoptercapaciteit in de tweede helft van 2018 wordt u hierover geïnformeerd, zoals ik u tijdens het algemeen overleg van 4 december 2017 heb toegezegd.
Krijgt de Force Generation Conference van 22 mei 2017, waar onder meer werd gesproken over een VN-rotatieschema voor schaarse capaciteiten, een vervolg? Zo ja, wanneer? Zo nee, bent u bereid zich daarvoor in te zetten?
In mei 2018 is de volgende Force Generation Conference in New York. Nederland is voorstander van een rotatieschema voor schaarse capaciteit, waaronder helikoptercapaciteit, en steunt de VN bij het instellen van een dergelijk schema.
Fraude met oorlogswrakken in de Java-zee |
|
Salima Belhaj (D66), Wybren van Haga (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het illegaal bergen van oorlogswrakken in de Javazee?1 2 3
Ja.
Onderschrijft u de problemen en de gevoeligheden met betrekking tot het illegaal bergen van oorlogswrakken in de Javazee?
Het is volkomen begrijpelijk dat de berichtgeving van de afgelopen dagen in de Nederlandse en Indonesische media over illegale berging van scheepswrakken in de Javazee veel emoties oproept. Dat geldt in het bijzonder voor de berichtgeving over de omgang met stoffelijke overschotten. We betreuren het zeer dat de nabestaanden door deze berichtgeving wederom in onzekerheid zijn gebracht, aangezien onduidelijk blijft of het hier gaat om stoffelijke overschotten van opvarenden van een van de drie gezonken Nederlandse oorlogsschepen.
Zoals wij in onze brief van 25 januari jl. duidelijk maakten: nieuwe informatie gerelateerd aan de Nederlandse oorlogswrakken zal altijd worden onderzocht. Dit geldt in het bijzonder voor informatie over vermeende stoffelijke overschotten van de opvarenden. Nederland voert daarom op dit ogenblik nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over de mogelijkheid van vervolgonderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Nederland heeft Indonesië in gesprekken en via een Note Verbaleom onderzoek ter plaatse verzocht, waarbij wij onze hulp hebben aangeboden. Dit onderzoek is onder meer nodig om te kunnen bepalen of er een relatie is tussen de stoffelijke overschotten waarover in de berichtgeving wordt gesproken en de verdwenen Nederlandse scheepswrakken. De gesprekken hierover vinden plaats op het hoogste niveau. Zo heeft de Nederlandse ambassadeur de ontwikkelingen onder meer besproken met de Indonesische Minister van Transport en contact met de Minister van Buitenlandse Zaken.
Hebt u kennisgenomen van de belangrijkste conclusie uit het recent verschenen onderzoek naar aanleiding van de verdwijning van de oorlogswrakken Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java en de gedeeltelijke verdwijning van Hr. Ms. Kortenaer dat de scheepswrakken zonder vergunning van de Indonesische autoriteiten op industriële wijze zijn geborgen en het feit dat de Indonesische overheid twee vergunningen heeft afgegeven? In hoeverre is dit waar en wordt het onderzoek door Nederland heropend?
Ja.
De Indonesische autoriteiten hebben desgevraagd nogmaals in een brief verklaard geen vergunning te hebben verstrekt voor het bergen van de Nederlandse oorlogswrakken. De coördinaten van de vergunningen die in verschillende media werden genoemd, zijn door Nederlandse deskundigen onmiddellijk vergeleken met de coördinaten van de gezonken Nederlandse oorlogsschepen (zie bijlage4). Uit deze vergelijking blijkt dat de posities van de twee afgegeven vergunningen waarop de Telegraaf doelt niet overeen komen met de coördinaten van de scheepswrakken en ruim twintig kilometer van het dichtstbijzijnde Nederlandse wrak, Hr. Ms. Kortenaer, af liggen.
Hoe verhoudt zich de informatie uit de Indonesische pers tot de brief die is verzonden op 18 januari 2018?4
In de brief van 18 januari jl. berichtten wij u over de uitkomsten van het gezamenlijke onderzoek dat door Indonesië en Nederland is uitgevoerd op basis van het beschikbare materiaal. Het merendeel van in de Indonesische pers gepubliceerde beelden was al eerder door deskundigen van Defensie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed onderzocht. Dit schreven we u ook in onze brief van 25 januari jl. Hun conclusie was dat er op deze beelden geen bewijs kon worden gevonden voor de aanwezigheid van wrakstukken van de Nederlandse oorlogsschepen Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java of Hr. Ms. Kortenaer.
Kunt u bij de Indonesische regering nagaan of het nog mogelijk is om de stoffelijke resten van de slachtoffers die nu in een massagraf schijnen te zijn gedumpt veilig te stellen, zodat er nog een fatsoenlijke begrafenis kan plaatsvinden?
Als uit nader onderzoek ter plaatse blijkt dat het hier gaat om schending van een oorlogsgraf door illegale berging, zal het kabinet zich tot het uiterste blijven inspannen voor een eervolle laatste rustplaats voor de slachtoffers. Voor de nabestaanden is dit zeer belangrijk, want ook zij verdienen rust. Nederland voert dan ook op dit ogenblik nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over gezamenlijk nader onderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Dit onderzoek is onder meer nodig om te kunnen bepalen of er een relatie is tussen de stoffelijke overschotten waarover in de berichtgeving wordt gesproken en de verdwenen Nederlandse scheepswrakken. Wij onderhouden hierover ook goed contact met andere betrokken landen.
Waarom is niet gemeld in de samenvatting van het rapport dat er tijdens het onderzoek geen forensisch vergaard bewijs ter tafel is gekomen?
In de brief van 18 januari schreven wij dat Nederlandse en Indonesische deskundigen in augustus 2017 tijdens een bijeenkomst de beschikbare informatie hebben onderzocht om te bepalen wat er met de scheepswrakken gebeurd kan zijn. Er was volgens de Indonesische autoriteiten geen informatie bekend die erop wees dat ter plaatse schroot van de wrakken is aangeboden. Forensisch onderzoek maakte geen onderdeel uit van het onderzoek en daardoor ook niet van de samenvatting.
Bent u in contact met de nabestaanden bijvoorbeeld via het Karel Doormanfonds? Zo ja, op welke wijze zijn zij geïnformeerd en wanneer?
Ja. Defensie heeft de bij ons bekende nabestaanden vorige week met een brief geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de verdwenen scheepswrakken in de Javazee. Eerder informeerden wij hen ook al per brief over de uitkomsten van het onderzoek. Wij hebben de nabestaanden toegezegd hen nauwgezet te blijven informeren als er nieuwe informatie bekend is. Het kabinet hecht hieraan vanzelfsprekend groot belang.
Nederlandse medewerking aan Amerikaanse modernisering van Saoedische tanks |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Betekent het door het Pentagon gepubliceerde contract ter modernisering van Abram tanks van Saoedi-Arabië, Australië en Koeweit dat er na 28 februari 2017 in Nederland technische ondersteuning of andere werkzaamheden zijn verricht aan deze Abrams tank en afgeleiden of onderdelen daarvan? Zo nee, wat is dan de rol van Nederland bij dit contract?1
Navraag bij de Amerikaanse autoriteiten heeft uitgewezen dat er geen sprake is van werkzaamheden door Nederlandse bedrijven onder het genoemde contract. Het contract refereert aan reeds eerder vanuit Nederland geleverde, niet-vergunningplichtige goederen. De Nederlandse overheid controleert alleen de uitvoer van vergunningplichtige goederen en technologie. Navraag bij de Douane wijst uit dat er sinds 28 februari 2017 geen vergunningplichtige leveringen of technische ondersteuning vanuit Nederland in relatie tot Abrams-tanks hebben plaatsgevonden. Ook zijn er geen aanwijzingen dat Nederlandse organisaties of bedrijven sinds 28 februari 2017 vergunningplichtige werkzaamheden aan Abrams-tanks hebben verricht.
Welk bedrijf of organisatie is betrokken bij deze werkzaamheden? Om welke onderdelen of concrete werkzaamheden gaat het daarbij?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat het bij de werkzaamheden door of in Nederland ook om werkzaamheden voor alle drie de genoemde landen? Zo nee, voor welke land(en) wel?
Zie antwoord vraag 1.
Indien het gaat om werkzaamheden voor Saoedische tanks of afgeleiden of onderdelen daarvan gaat, om hoeveel tanks gaat en welke waarde wordt hiermee vertegenwoordigd?
Zie antwoord vraag 1.
Indien het tanks van Saoedi-Arabië betreft, bent u bekend met de herhaalde oproep van het Europese parlement in resolutie 2017/2849(RSP) van 30 november 2017 aan de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie (EU) om het initiatief te nemen voor een wapenembargo van de EU tegen Saoedi-Arabië gezien de ernstige beschuldigingen van schendingen van het internationaal humanitair recht door dat land in Jemen en het feit dat het blijven verlenen van vergunningen voor wapenverkoop aan Saudi-Arabië bijgevolg in strijd is met Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB?2
Het kabinet is bekend met de oproep van het Europees parlement.
Bent u tevens bekend met de motie-Servaes, ingediend in het debat over het Wapenexportbeleid van 8 maart 2016, waarin de regering verzocht wordt om op basis van de EU-criteria het wapenexportbeleid strikt toe te passen en derhalve, zolang er sprake blijft van het risico dat militaire en «dual-use»-goederen kunnen worden ingezet voor schendingen van mensenrechten en van het humanitair oorlogsrecht, geen vergunningen voor deze goederen naar Saudi-Arabië goed te keuren?3
Ja. Nederland past naar aanleiding van het conflict in Jemen en indachtig de motie Servaes van 8 maart 2016 toetsing van vergunningaanvragen voor militaire goederen extra strikt en kritisch toe, in het bijzonder ten aanzien van Saoedi-Arabië. Zoals in de Kamerbrief van 13 januari 2016 gesteld, keurt Nederland alleen vergunningen voor militaire goederen naar Saoedi-Arabië goed als onomstotelijk vaststaat dat die goederen niet kunnen worden ingezet in Jemen of in situaties bij mensenrechtenschendingen.4 Het Nederlandse wapenexportbeleid richting Saoedi-Arabië is hiermee één van de striktste van alle EU-lidstaten. De toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken heeft in december 2017 in de Raad andere lidstaten opgeroepen ook een zeer strikt wapenexportbeleid toe te passen t.a.v. landen die actief zijn in de oorlog in Jemen.
Hoe passen dergelijke werkzaamheden in Nederland binnen het Nederlandse beleid om zeer restrictief om te springen met leveranties van militaire goederen en kennis aan Saoedi-Arabië? Kunt u dat toelichten?
Gezien het antwoord op de vragen 1 tot en met 4 is deze vraag niet van toepassing. Overigens geldt dat het kabinet een vergelijkbaar restrictief wapenexportbeleid zoals geschetst in vraag 6 hanteert ten aanzien van de andere landen die actief betrokken zijn bij het conflict in Jemen. De bovengenoemde oproep aan EU-partners gaat ook voor deze landen op.
Het bericht dat de korte training tijdens de Uruzganmissie fataal werd. |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Korte training missie werd militairen fataal»?1
Ja.
Kunt u een uitgebreide reactie geven op het boek Lucky shot en aangeven waar de schrijver terechte pijnpunten bloot legt?
Het boek is een aangrijpende weergave van de tragische gebeurtenissen in de nacht van 12 op 13 januari 2008 waarbij soldaat Wesley Schol en korporaal Aldert Poortema, alsmede de Afghaanse soldaten Abdal Qodos en Boman Haider om het leven kwamen en soldaat Marc van de Kuilen gewond raakte. De persoonlijke verhalen van Marc van de Kuilen en de andere betrokken militairen laten zien hoe de omstandigheden en een reeks van tegenslagen tot de gebeurtenissen van die nacht hebben geleid.
Het boek gaat ook in op de resultaten uit het onderzoek en de nadere analyse van de CDS. Deze resultaten zijn ook aan uw Kamer gemeld in de Kamerbrieven van 18 februari en 28 oktober 2008 (Kamerstuk 27 925, nrs. 296 en 325). Uit onderzoek van de CDS is destijds gebleken dat tijdens de operatie niet volledig conform de bestaande tactische procedures is gehandeld. Dat betrof de aandacht binnen de Battle Groupvoor het nemen van maatregelen ter voorbereiding op de nacht, de inachtneming van procedures voor eenduidige doelaanwijzing en de vaststelling van restricties voor de inzet van wapens met een lange dracht.
Bent u van mening dat een gebrekkige training aan de basis heeft gestaan voor dit fatale incident? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek van Defensie laat zien dat de eenheid klaar was voor de missie. Dit wordt ook zo benoemd in het boek waar onder meer wordt beschreven dat de eenheid na Kapcha As nog een aantal succesvolle operaties heeft uitgevoerd. Wel was een van de bevindingen van het onderzoek, ook benoemd in de Kamerbrief van 28 oktober, dat er beperkingen waren bij de geïntegreerde oefeningen in voorbereiding op een uitzending. Tevens is geconstateerd dat de situatie in Afghanistan in Nederland niet volledig kon worden nagebootst. Naar aanleiding van de nadere analyse heeft de CDS destijds maatregelen genomen.
Op basis van het onderzoek is geconcludeerd dat er geen sprake was van één enkele oorzaak die ten grondslag lag aan de incidenten. Het was de samenloop van omstandigheden die nacht, die heeft geleid tot een situatie waarin de eigenvuurincidenten zich konden voordoen.
Deelt u de mening dat dit de zoveelste berichtgeving is, waarbij duidelijk wordt dat Defensie een te hoog ambitieniveau hanteert voor haar missies, zoals ook diverse rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid vaststelden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals hierboven gemeld, betrof het een samenloop van omstandigheden.
De levering van twee Fokker 70-toestellen die in het bezit van de luchtmacht van Myanmar zijn gekomen |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Is het waar dat de luchtmacht van Myanmar twee toestellen van de Fokker-70 heeft verworven?1 Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Nee. Navraag bij KLM leert dat KLM Cityhopper begin 2017 twee Fokker-70 vliegtuigen heeft verkocht en geleverd aan MWG Limited, een bedrijf uit Singapore. Deze vliegtuigen zijn na de verkoop omgebouwd tot vliegtuigen voor VIP-vervoer en er worden VIP-vluchten mee uitgevoerd in, van en naar Myanmar. De vliegtuigen zijn nog steeds in bezit van MWG Limited en worden geleased aan de overheid van Myanmar, waarbij de luchtmacht de vluchten en het onderhoud uitvoert.
Is het waar dat deze toestellen zijn aangeworven via de firma Air KBZ die in maart 2017 twee Fokker-70 toestellen in Nederland heeft aangeschaft om er binnenlandse vluchten mee uit te voeren?2
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat een uitvoervergunning aan Air KBZ is verleend? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn daarbij voorwaarden gesteld om te voorkomen dat deze toestellen zouden worden doorgeleverd aan de luchtmacht van Myanmar?
Er is geen vergunning verleend aan Air KBZ, evenmin als aan MWG Limited of aan KLM Cityhopper B.V. voor de uitvoer van Fokker-70 vliegtuigen naar Myanmar. Aangezien het civiele vliegtuigen zijn, was geen uitvoervergunning (ten behoeve van Singapore) nodig.
Naar aanleiding van de berichten heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact opgenomen met KLM over de verkoop van de twee Fokker-toestellen. Hieruit is gebleken dat KLM due diligence heeft toegepast en pas tot verkoop is overgegaan nadat het zich ervan had vergewist dat deze civiele vliegtuigen konden worden verkocht aan de kopende Singaporese partij voor het gebruik in Myanmar. Zoals onder het antwoord op vraag 1 aangegeven, zijn ze vervolgens geleased aan de overheid van Myanmar.
Nederland pleit voor strikte naleving van het EU-wapenembargo ten aanzien van Myanmar. Het leasen van civiele toestellen aan de luchtmacht van Myanmar valt ook bij strikte lezing echter niet onder dit wapenembargo.
Deelt u de opvatting dat de doorlevering van de Fokker-70 toestellen ongewenst is, want in strijd met het militair embargo, en dat het noodzakelijk is de toestellen terug te eisen aangezien de luchtmacht van Myanmar als deel van de krijgsmacht verantwoordelijk moet worden gesteld voor ernstige repressie in Myanmar?3
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Nederlandse infrastructuren onvoldoende zijn gedimensioneerd op het transport van zwaar militair materiaal |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Geen brug is nog berekend op een tank»?1
Ja.
Klopt het dat defensiedoelstellingen zelden worden meegenomen in het ontwerp van nieuwe infrastructuren, waardoor veel bruggen en viaducten tegenwoordig niet meer zijn berekend op het transport van zwaar militair materieel?
Met de huidige ontwerpeisen is de Rijksinfrastructuur geschikt voor zwaar militair transport. In Nederland gelden er op dit moment geen specifieke ontwerpeisen voor nieuwe Rijksinfrastructuur ten behoeve van militair transport. Aan exceptioneel zwaar transport worden wel aanvullende voorwaarden gesteld door Rijkswaterstaat. Het gaat dan om transporten met een gewicht van meer dan 100 ton. Deze voorwaarden gelden ook voor civiel zwaar transport.
Een tank, of oplegger met tank, kan gebruik maken van de meeste viaducten en bruggen in het hoofdwegennet. Over het spoor kunnen in beginsel alle militaire vervoeren worden gefaciliteerd.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Commandant der Strijdkrachten dat het gebrek aan draagkracht van Nederlandse infrastructuren ten koste gaat van de snelheid waarmee troepen verplaatst kunnen worden en daarom een potentieel risico voor onze nationale veiligheid vormt?
De uitspraken van de Commandant der Strijdkrachten schetsten de bredere ontwikkeling in Europa. Na 1990 is er in Europa bij het ontwerpen van nieuwe infrastructuur steeds minder rekening gehouden met de noodzaak van militair transport. Bovendien zijn tijdens die periode in veel landen havens en spoorwegen geprivatiseerd. Dat heeft ertoe geleid dat militaire vereisten minder werden meegenomen in het ontwerp van Europese infrastructuur.
Het is in het belang van de (inter)nationale veiligheid dat in het geval van oplopende spanning grotere hoeveelheden aan eigen en NAVO-bondgenootschappelijk militair materieel snel kunnen worden verplaatst.
Deze transporten lopen op dit moment nog onvoldoende efficiënt. Ook juridische vereisten werken hierbij vertragend. In zijn toespraak heeft de Commandant der Strijdkrachten hier aandacht voor willen vragen.
Momenteel wordt onderzocht welke infrastructurele, juridische en regelgevende belemmeringen in Nederland precies gelden. Relevante ministeries, uitvoeringsorganisaties en civiele partners worden hierbij betrokken. Daarbij wordt gekeken naar zowel civiele als militaire transportcorridors. Voorbeelden van knelpunten zijn aanvraagtermijnen en diplomatieke toestemming voor militair transport naar andere landen, regelgeving aangaande gevaarlijke goederen en omslachtige douane-procedures.
Procedures kunnen, wanneer noodzakelijk, sterk versneld worden binnen de bestaande crisisbesluitvorming. Zaak is het ook adequaat te regelen in normale omstandigheden, bijvoorbeeld voor een succesvolle uitvoering van grootschalige militaire oefeningen in Europa.
Bent u bereid de bestaande infrastructurele knelpunten voor militair transport in kaart te brengen en een overzicht daarvan naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Sinds Nederland militaire mobiliteit begin 2017 hoog op de Europese agenda plaatste, zijn veel stappen gezet. Voor wat betreft het nationale gedeelte worden, zoals ook aangegeven bij vraag 3, momenteel alle knelpunten voor militaire mobiliteit in Nederland, waaronder de infrastructurele, juridische en regelgevende belemmeringen, in kaart gebracht.
Op internationaal gebied is een ad-hocwerkgroep opgericht bij het Europees Defensieagentschap (EDA) met als taak de knelpunten op het gebied van militaire mobiliteit in de EU in kaart te brengen. Ook is militaire mobiliteit op 5 december jl. toegevoegd als gezamenlijk samenwerkingsterrein van de EU en NAVO en werken de EU-lidstaten samen in een PESCO-project om de belemmeringen op het gebied van militaire mobiliteit weg te nemen. Tot slot hebben de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger (HV) een mededeling uitgebracht op basis waarvan de Commissie en de HV in maart a.s. een actieplan op het gebied van militaire mobiliteit zullen presenteren. Kortom, er zijn veel initiatieven gaande waarbij Nederland zeer nauw betrokken is en een coördinerende en aanjagende rol vervult. Nederland zal er – in lijn met de Raadsconclusies van 13 november jl. – op toezien dat dit onderwerp regelmatig op de politieke agenda staat.
In dit verband wijs ik u ook op het BNC-fiche «Verbetering van de militaire mobiliteit in de Europese Unie» dat op 22 december jl. aan uw Kamer is gestuurd (TK22 112, nr. 2453).
Het verbeteren van militaire mobiliteit in Europa is een opgave die meerdere jaren zal beslaan. Er zijn stappen gezet, maar we staan nog aan het begin van het traject.
Wat kunt u zeggen over de verwerkingscapaciteit van de Rotterdamse haven, die ook voor het NAVO-bondgenootschap van levensbelang is? Zijn de infrastructuren ter plekke voldoende berekend op de aanvoer van grote hoeveelheden (zwaar) militair materieel naar het Europese vasteland?
De havencapaciteit van Rotterdam is groot en wordt al regelmatig benut voor groot militair transport.
Deelt u de mening dat een militair Schengengebied beter tot zijn recht komt als niet alleen technische en bureaucratische, maar ook fysieke obstakels voor (grensoverschrijdend) militair transport worden weggenomen? Zo ja, hoe gaat u daar gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke rol ziet u weggelegd voor het Movement Coordination Centre Europe van de NAVO in Eindhoven bij de verdere uitwerking en implementatie van het militair Schengengebied?
Het Movement Coordination Centre Europe (MCCE) in Eindhoven heeft als taak multimodale strategische verplaatsingen over land, zee en lucht in Europa te coördineren. Dit doet het MCCE voor de bij de MCCE-MOU aangesloten landen, de NAVO en de EU. Door haar expertise en voorbeelden uit de praktijk is het MCCE een belangrijke speler op het gebied van militair transport.
Het MCCE wordt actief betrokken in de EU- en NAVO-werkgroepen en bij de ad-hocwerkgroep van het Europees Defensieagentschap op het gebied van militaire mobiliteit. Door haar ervaring kan het MCCE haar kennis en expertise inzetten en toekomstige initiatieven om militaire mobiliteit te bevorderen, steunen.
Het bericht dat de misstanden op kazerne Schaarsbergen omvangrijker waren dan bekend was |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de misstanden op kazerne Schaarsbergen omvangrijker waren dan bekend was?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe al de benoemde misstanden zo lang hebben kunnen plaatsvinden?
Het feitenonderzoek van de commissie-Giebels zal dit moeten uitwijzen. Naar aanleiding van een aantal incidenten in 2013 heeft de commandant van 11 Luchtmobiele Brigade in 2013 een onderzoek laten uitvoeren naar de incidenten, is er aangifte gedaan en zijn bestuursrechtelijke maatregelen genomen tegen betrokkenen.
Bent u bereid deze genoemde incidenten en de problemen in de kazerne te Assen te betrekken bij het lopende onderzoek? Zo nee, waarom niet?
De commissie-Giebels doet onderzoek naar de wijze waarop Defensie invulling geeft aan een sociaal veilige werkomgeving. De risicoanalyse is ook aan de commissie aangeboden. Ik zal de commissie vragen om ook naar de berichtgeving over Assen te kijken, maar ik benadruk dat de commissie onafhankelijk is.
Aangezien in het artikel staat dat vandalisme niet wordt gerapporteerd vanwege de hoeveelheid administratieve handelingen en bureaucratie, bent u bereid deze procedures tegen het licht te houden? Zo nee, waarom niet?
Administratieve handelingen of vormen van bureaucratie mogen nooit een reden zijn om vandalisme niet te rapporteren en niet te handelen. De meldingsprocedure wordt tegen het licht gehouden.
Waarom heeft u tijdens het wetgevingsoverleg Personeel dat bijna volledig in het teken stond van de misstanden in Schaarsbergen de Kamer niet volledig geïnformeerd over de misstanden die al bekend waren bij defensie en heeft u het interne rapport uit 2015 verzwegen?
Een risicoanalyse integriteit (RAI) betreft een intern en preventief instrument dat commandanten en leidinggevenden bij Defensie kunnen laten inzetten door de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID). Een RAI is naast onderzoek, advies, training en voorlichting één van de instrumenten van de COID, waarmee zij leidinggevenden en medewerkers ondersteunt bij het uitvoeren van het integriteitsbeleid. De RAI is bedoeld om eenheden te helpen om risico’s en kwetsbaarheden op het gebied van integriteit op te sporen en geeft commandanten concrete handvatten om deze beheersbaar te maken. Een RAI levert dus niet een verzameling feiten of gebeurtenissen op, maar brengt risico’s in kaart waartegen vervolgens maatregelen kunnen worden getroffen. Deze wordt in opdracht van een commandant uitgevoerd. Met behulp van dit instrument tracht Defensie integriteitsschendingen te voorkomen. Juist de vertrouwelijkheid van dit instrument verhoogt de kans dat zaken kunnen worden voorkomen en opgelost.
De commandant van de Luchtmobiele Brigade heeft een risicoanalyse op de Oranjekazerne in Schaarsbergen laten uitvoeren en daarna direct maatregelen genomen. Dat er integriteitsproblemen zijn is bekend. Dat is de reden dat ik een onafhankelijke externe commissie heb ingesteld en intern aanvullende acties heb ingezet. Ik verwijs u hiervoor naar de brief (Kamerstuk 34 775 X, nr. 70) die ik u heden heb gestuurd.
Het bericht dat militairen vernederd zijn tijdens ontgroening op de KMA in Breda |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Legerdroom verbrijzeld»?1
Ja
Kunt u uitgebreid ingaan op de beschuldigingen in het artikel en aangeven welke feiten kloppen en wanneer u daar kennis van hebt genomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt dit uitgezocht. De Kamer wordt later over deze zaak geïnformeerd. Aangezien het hier gaat om privacy-gevoelige informatie zal Defensie bezien hoe dit zo zorgvuldig mogelijk kan gebeuren.
Deelt u de mening dat de genoemde misdragingen niet bijdragen aan de groepsvorming binnen defensie, maar louter een vernederend effect hebben? Zo nee, waarom niet?
Het spreekt vanzelf dat gedragingen die in het krantenartikel worden beschreven onacceptabel zijn. Dit soort gedrag bevordert inderdaad niet de groepsvorming en is vernederend.
Kunt u ingaan op de beschreven cultuur dat melden van misstanden ontmoedigd wordt? Hoe denkt u die cultuur te doorbreken?
Binnenkort ontvangt de Kamer een brief over de instelling van een onafhankelijke externe commissie die onderzoek gaat doen naar een sociaal veilige omgeving bij Defensie. Gedurende het onderzoek zal de commissie extra alert zijn op signalen die een indicatie kunnen zijn voor een angstcultuur bij Defensie. Ik wil graag de uitkomsten van dit onderzoek afwachten en zal de Kamer dan nader berichten.
Herinnert u zich dat u tijdens het wetgevingsoverleg Personeel aangaf dat ontgroeningen binnen defensie verboden zijn? Hoe kunt u deze gedragingen daarmee rijmen?
Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg Personeel gemeld dat ontgroeningen verboden zijn en dat inwijdingsrituelen wel zijn toegestaan. Inwijdingsrituelen zijn bedoeld om de saamhorigheid te versterken en het naleven van normen en waarden te bevorderen. Voor deze inwijdingsrituelen bestaan defensie-brede aanwijzingen. Commandanten houden toezicht en zijn verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van inwijdingsrituelen. Vernederingen en misdragingen op welke grond dan ook, wanneer dan ook en door wie dan ook zijn onacceptabel.
Kunt u deze vragen voor de plenaire begrotingsbehandeling van Defensie beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat militairen mishandeld zijn bij ontgroeningsritueel |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Hebt u het bericht in de Volkskrant gelezen dat militairen mishandeld zijn bij een ontgroeningsritueel?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het onderzoek dat Defensie in 2014 heeft gedaan? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik merk hierbij wel op dat het voorval en het huishoudelijk onderzoek dateren van 2013.
Klopt het dat de betrokken militairen van Defensie over deze vreselijke zaak niet met derden mochten spreken? Klopt het dat ze daarom geen aangifte bij het Openbaar Ministerie hebben gedaan en daarom ook geen verklaring wilden afleggen? Zo nee, waarom niet?
Laat ik voorop stellen dat het op geen enkele manier de bedoeling is medewerkers te beletten melding te maken of aangifte te doen van laakbaar gedrag of strafbare feiten.
De uitspraak van betrokken militairen dat zij niet met derden mochten spreken berust naar alle waarschijnlijkheid op de standaardformulering van het hoorverslag: «De onderzoekers hebben uitgelegd dat ik in het belang van de zuiverheid van het onderzoek en ter voorkoming van beïnvloeding en onrust geen enkele mededeling mag doen aan, of op enige wijze contact op mag/mogen nemen met derden en/of medewerkers van Defensie betreffende het onderzoek.» Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat de melders, de onderzochten en getuigen elkaar tijdens een onderzoek over en weer benaderen en beïnvloeden. Tijdens de hoorzitting heeft de onderzoekscommissie betrokkenen een toelichting gegeven op de gang van zaken rondom het onderzoek. Gelet op de onduidelijkheid die kan ontstaan zullen de regels worden aangepast.
Klopt het dat sommige misdragingen behoorden tot ontgroeningsrituelen voor nieuwkomers? Om welke misdragingen gaat het? In hoeverre is dat al langer een bron van zorg? Welke maatregelen heeft de defensieorganisatie inmiddels al organisatiebreed genomen?
Ik heb gezegd dat de beschreven gebeurtenissen defensie-onwaardig en onacceptabel zijn. Dit geldt niet alleen in dit specifieke geval maar onder alle omstandigheden. Voor de maatregelen die worden genomen verwijs ik u naar de reactie op de brief van de VCD (Kamerstuk 34 775 X, nr. 30) die ook vandaag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Hoeveel meldingen zijn er sinds 2014 van dergelijke misdragingen binnengekomen? Welke onderzoeken zijn er nog verder naar dergelijke misdragingen sinds 2014 gedaan?
Er zijn in de periode 2014 tot heden tot dusverre vier gevallen bekend die te maken hebben met inwijdingsrituelen, waarvan er drie in het MVV zijn geregistreerd. Op dit moment wordt geïnventariseerd hoeveel gevallen er verder bekend zijn.
Hoeveel meldingen zijn er sinds 2014 over seksueel misbruik binnen de krijgsmacht binnengekomen? Hoeveel aangiftes zijn er gedaan? Bij hoeveel van de meldingen is er verder onderzoek gedaan?
Uit de registratie in het systeem MVV blijkt dat sinds 2014 bij de leidinggevende of bij de COID achttien keer ongewenste aanrakingen of ernstiger tussen defensiemedewerkers onderling op de werkplek is gemeld (vijf in 2014, twee in 2015, drie in 2016 en acht tot 1 juli 2017).
Uit de registratie van aangiften bij de KMar blijkt dat er sinds begin 2014 in totaal 43 keer melding is gemaakt van (mogelijk) seksueel misbruik (acht keer in 2014, vier keer in 2015, dertien keer in 2016 en achttien keer tot nu toe in 2017). Het gaat hierbij om meldingen van uiteenlopende aard. De verschillen worden onder meer verklaard doordat ook zaken die zich in de privésituatie van defensiemedewerkers hebben voorgedaan, worden onderzocht door de KMar.
Het bericht ‘Militairen mishandeld bij ontgroeningsritueel’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Militairen mishandeld bij ontgroeningsritueel» en «Wat gebeurde er in deze kazerne»?1
Ja.
Heeft u eveneens kennisgenomen van de oproep van de militaire vakbond VBM die wil dat inwijdingsrituelen in de krijgsmacht worden afgeschaft?2
Ja.
Welke concrete maatregelen zijn er allemaal genomen in reactie op de beschreven ontgroeningsrituelen op de kazerne Schaarsbergen?
Direct na de melding van misstanden aan de compagniescommandant heeft deze contact opgenomen met de Officier van Justitie (OvJ) omdat er een vermoeden van een strafbaar feit was. Hierop heeft het Openbaar Ministerie (OM) toestemming gegeven voor een huishoudelijk onderzoek. Dat in een dergelijk geval toestemming moet worden gevraagd is bepaald in het protocol voor interne onderzoeken (Aanwijzing SG A/989) en is bedoeld om te voorkomen dat een huishoudelijk onderzoek een eventueel te starten strafrechtelijk onderzoek negatief zou beïnvloeden.
Defensie kent een uitgebreid protocol voor interne onderzoeken (Aanwijzing SG A/989). Dit protocol is ook bij het betreffende onderzoek gevolgd. De commandant is hierbij geadviseerd door de jurist van de Luchtmobiele Brigade en door de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID). Beide organisaties waren ook vertegenwoordigd in de Commissie van Huishoudelijk Onderzoek (CvHO).
Op 7 juni 2013 is de Commissie van Huishoudelijk Onderzoek (CvHO) ingesteld. Na voltooiing van het onderzoek heeft de compagniescommandant rechtspositionele maatregelen getroffen tegen de betrokken militairen.
De commandant van de eenheid stelt een dergelijk intern onderzoek in om duidelijkheid te verkrijgen over de feitelijke toedracht of achtergrond van een bepaald voorval of situatie. Interne onderzoeken zijn niet bedoeld voor de opsporing van strafbare feiten. De onderzoeker(s) informeren de commandant onmiddellijk als het vermoeden bestaat van een strafbaar feit. In een dergelijk geval schorst de commandant het onderzoek en doet aangifte bij een opsporingsambtenaar, in het algemeen bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). Een geschorst onderzoek kan worden hervat als de commandant daarvoor van het OM – al dan niet door tussenkomst van de KMar -toestemming heeft gekregen.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) in de periode van oktober tot en met december 2014 op verzoek van de brigadecommandant een risicoanalyse integriteit uitgevoerd. Deze risicoanalyse heeft geleid tot maatregelen op het gebied van organisatie, toezicht op de legering, ontwikkelen van leiderschap, aanspreken op gedrag, integriteitsbewustzijn en aandacht voor een veilige werkomgeving.
Na ontvangst van de brief van de moeder van een van de slachtoffers is direct door een case coördinator van het CLAS contact opgenomen met zowel de moeder van het slachtoffer als met de twee andere slachtoffers om hun zorgbehoefte te inventariseren.
Hoe beoordeelt u de wijze waarop de militaire leiding is omgegaan met de meldingen van militairen over de misstanden op de kazerne?
Het instellen van een CvHO en de aangifte bij de KMar waren juist. Uit het artikel in de Volkskrant blijkt dat er mogelijk meer speelde dan de CvHO in 2013 heeft kunnen achterhalen. Het is begrijpelijk dat op basis van die nieuwe informatie de genomen rechtspositionele maatregelen van de commissie vragen oproept.
De wijze waarop met meldingen en melders wordt omgegaan maakt deel uit van het onafhankelijk externe onderzoek. Ik verwijs u hiervoor naar de reactie op de brief van de VCD (Kamerstuk 34 775 X, nr. 30) die ook vandaag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Zijn er naast de meldingen over de ontgroeningsrituelen op de kazerne in Schaarsbergen ook andere meldingen, bij deze of andere kazernes, over ontgroeningsrituelen bekend? Zo ja, hoe vaak was er de afgelopen vijf jaar sprake van dergelijke meldingen en wat is daar mee gedaan?
Zie het antwoord op vraag 5 van het lid Bruins Slot (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 667).
Bij welke instanties kunnen militairen, die slachtoffer zijn of waren van ontgroeningsrituelen, zich melden?
Militairen die slachtoffer zijn van ongewenst gedrag kunnen zich altijd melden bij hun commandant, bij het meldpunt integriteit Defensie van de COID en de KMar.
Heeft u contact opgenomen met het Openbaar Ministerie over hoe om te gaan met toekomstige onderzoeken?
Iedereen die kennis draagt van strafbare feiten, kan daarvan aangifte doen. Voor sommige feiten, zoals verkrachting, geldt een aangifteplicht overeenkomstig artikel 160 Wetboek van Strafvordering (WvSv). Op grond van artikel 78 Wetboek Militair Tuchtrecht (WMT) is de commandant in beginsel verplicht aangifte te doen van een hem ter kennis gekomen gedraging die naar zijn oordeel een strafbaar feit betreft. Voor beide aangifteplichten geldt dat deze ook van toepassing is op mogelijke strafbare feiten die zijn gepleegd tijdens een inwijdingsritueel. Indien sprake is van een verdenking van een strafbaar feit kan het OM ambtshalve of op grond van de aangifte besluiten een strafrechtelijk onderzoek te starten. Voor het maken van afspraken over toekomstige onderzoeken bestaat derhalve geen aanleiding. Daarnaast kent Defensie een uitgebreid protocol voor interne onderzoeken (Aanwijzing SG A/989).
Hoe onderhoudt Defensie contact met de betrokken militairen en op welke wijze worden zij ondersteund bij de verwerking van de gebeurtenissen?
Het contact met de betrokken militairen verloopt via de zorgcoördinator van Defensie. Zij kunnen zich voor alle zorgaanspraken wenden tot de zorgcoördinator. Afhankelijk van de specifieke hulpvraag zal deze contact leggen met de militaire (geestelijke) gezondheidszorg, bedrijfsmaatschappelijk werk en/of geestelijke verzorging.
Deelt u de mening van de Vakbond voor Burger en Militair defensiepersoneel (VBM) dat ontgroeningsrituelen moeten worden verboden. Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4 van het lid Bruins Slot Slot (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 667).
Deelt u de mening dat er een onafhankelijk meldpunt moet komen waar defensiepersoneel misstanden kan melden?
Bij Defensie kunnen medewerkers zich te allen tijde melden bij hun commandant, bij het meldpunt integriteit Defensie van de COID en de KMar. De COID heeft een onafhankelijke positie binnen Defensie. Alle meldingen die het meldpunt ontvangt, worden in behandeling genomen. Meldingen kunnen ook anoniem worden gedaan. Het functioneren van het meldingssysteem zal deel uitmaken van het onafhankelijke externe onderzoek. Hierbij zal de mogelijkheid van een onafhankelijk meldpunt worden betrokken.
Hoe beoordeelt u de berichten dat door militairen, ook op de kazernes en tijdens oefeningen, veelvuldig drugs wordt gebruikt?
Laat ik voorop stellen dat het drugsbeleid van Defensie duidelijk is: Het beroep van militair gaat niet samen met het gebruik of het in bezit hebben van drugs. De aanwijzing die voorschrijft hoe Defensie in voorkomend geval handelt, is al even duidelijk.
De berichten over veelvuldig drugsgebruik op kazernes en tijdens oefeningen baren mij grote zorgen. Ik zal met de SG, CDS en de hoofden van de defensieonderdelen spreken over de strikte handhaving van het zero tolerance drugsbeleid en de maatregelen die daarbij passen.
Welke maatregelen worden genomen om drugsgebruik van militairen op kazernes en tijdens oefeningen tegen te gaan?
Zie het antwoord op vraag 11.
Deelt u de mening dat in het geval van een sterke groepsdruk of gesloten groepscultuur, zoals bij de politie, defensie of studentenverenigingen, bij melding van seksueel misbruik of andere strafbare feiten er eerder sprake zou moeten zijn van een ambtshalve strafrechtelijk onderzoek dan wel vervolging? Zo ja, waarom en moet het beleid van het Openbaar Ministerie daar op worden aangepast? Zo nee, waarom niet?
Het OM is altijd bevoegd om eigener beweging een strafrechtelijk onderzoek uit te voeren, met uitzondering van de zogenaamde wettelijke klachtdelicten. Dat geldt ook voor feiten die gepleegd worden in een gesloten groepscultuur. De beslissing om in een concrete situatie een onderzoek in te stellen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en van de vraag of er sprake is van een strafbaar feit. Bij zedenzaken wordt altijd met de aangevers gesproken over de gevolgen van het doen van aangifte en de mogelijke impact van het strafrechtelijke traject. Daarbij wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden van hulpverlening, slachtofferrechten en juridische bijstand.
Op grond van de resultaten van het onderzoek, waaronder de ernst van het feit, kan het OM besluiten een verdachte te vervolgen. De geslotenheid van de groepscultuur speelt in die afweging geen rol. Zo besloot het OM eerder dit jaar tot vervolging van een 24-jarige man die ervan verdacht werd een lid van een studentenvereniging te hebben mishandeld tijdens de ontgroeningsperiode. Ik zie geen aanleiding het beleid van het OM ter discussie te stellen.
Helikoptertaken in Mali |
|
Sadet Karabulut |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Op basis van welke overwegingen is besloten de operationele pauze in Mali te verlengen?1 Hoe lang verwacht u dat deze operationele pauze nog van kracht zal zijn voordat de veiligheid van personeel is gewaarborgd en het materieel op orde? Kunt u dat toelichten?
Zoals vermeld in de brief van de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken van 20 oktober jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 352) zijn van 29 september tot en met 2 oktober in alle missiegebieden extra veiligheidscontroles uitgevoerd op het gebied van munitiebeheer en -gebruik, de medische keten en het veiligheidsbewustzijn. Per 5 oktober zijn alle missies weer volledig hervat, met uitzondering van MINUSMA in Mali. Per 21 oktober zijn ook de Nederlandse activiteiten in Mali hervat, behalve in het noorden vanaf de militaire basis in Kidal. Zoals in de brief van 20 oktober wordt gesteld, is Nederland op dit moment nog met de VN in gesprek over het garanderen van medische evacuatie. Zodra hierover uitsluitsel is, kunnen ook de operaties rondom de militaire basis in Kidal weer worden hervat. Zie hiervoor ook de brief «Munitie en medische zorg in Mali» (Kamerstuk 29 521, nr. 353).
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de NH-90 helikopter van de Duitse krijgsmacht tot nader order aan de grond is gehouden vanwege gebleken slijtage, ook omdat eerder dit jaar een dodelijk ongeluk in Mali plaatshad met een Tigre-helikopter?2 Is het tevens waar dat de taken inmiddels weer hervat zijn?3 Kunt u toelichten wat de redenen voor de Duitse autoriteiten waren om tot een vliegstop te komen en wat vervolgens de redenen waren om deze na zeer korte tijd weer op te heffen?
Zie de brief van de Minister van Defensie «Navo helikopterproject NH-90» van 25 oktober 2017 (Kamerstuk 25 928, nr. 74).
Kunt u een overzicht geven van de technische moeilijkheden die de Duitse NH-90 in Mali heeft gehad? Hoeveel noodlandingen zijn er uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht dat de Duitse Tigre-gevechtshelikopter al in april 2017 niet in Mali in gebruik zou kunnen worden genomen als gevolg van de enorme hitte in Mali? Kunt u aangeven waarom de Tigre sinds mei 2017 toch in gebruik is genomen en wat ondanks het ongeluk in juli de technische resultaten van de Tigre zijn?4
De Duitse Tigre gevechtshelikopters zijn volgens planning per 1 mei 2017 begonnen met vliegen in Mali. Na het ongeluk met een Tigre ten noorden van Gao op 26 juli 2017, waarbij de twee Duitse vliegers om het leven zijn gekomen, zijn de toestellen die dag aan de grond gebleven. Vanaf 27 juli waren de Duitse helikopters beperkt inzetbaar, men noemt dat in extremis. Dit betekent dat de toestellen vanaf dat moment wel beschikbaar waren voor escalatiedominantie ten behoeve van de Nederlandse Long Range Reconnaissance Patrol Taskgroup. Op 4 oktober 2017 is het onderzoek voltooid en sindsdien zijn de Duitse gevechtshelikopters weer volledig inzetbaar. Naast de escalatiedominantie worden de Duitse toestellen ook ingezet voor verkenningsdoeleinden voor de Force Commander.
Waarom is, in het licht van de Medevac-taak van Duitsland voor de Nederlandse Minusma-bijdrage, de Kamer niet onmiddellijk geïnformeerd over de problemen met de Duitse NH-90 helikopter? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de maatregelen geweest die de Duitse autoriteiten hebben getroffen na de noodlanding half september? Welke afspraken zijn er tussen Duitsland en Nederland gemaakt om het golden hour-beginsel te waarborgen? Kunt u dat toelichten?
Duitsland is de medische evacuatietaak met helikopters in MINUSMA blijven uitvoeren. De Duitse autoriteiten hebben geen nadere maatregelen getroffen.
Heeft u kennisgenomen van de opvattingen van een voormalige senior medical officer die tot mei 2016 in Mali voor de Nederlandse bijdrage bij Minusma heeft gewerkt en stelt «telkens zijn twijfels over de kwaliteit» van het Togolese hospitaal te hebben overgebracht?5
Ja.
Hoe verhouden zich uw operationele overwegingen en de afwegingen tot de veiligheid van het defensiepersoneel?6
Bij de inzet van defensiepersoneel in een missie wordt de veiligheid van het personeel altijd afgewogen, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met operationele omstandigheden.
Het bericht 'Hacker steelt Australische JSF-bestanden' |
|
Albert van den Bosch (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hacker steelt Australische JSF-bestanden»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er bij de Australische krijgsmacht informatie is gestolen over het F-35 project? Onderschrijft u de lezing van uw Australische collega dat hierbij geen sprake is geweest van diefstal van uiterst geheime informatie die de nationale veiligheid in gevaar brengt? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het desbetreffende artikel wordt gesproken over een inbraak in het computernetwerk van een Australische leverancier. Deze is bij het F-35 programma betrokken via commerciële contracten met onderleveranciers van de Amerikaanse hoofdcontractanten. De Australische krijgsmacht is geen partij bij die contracten. Uit onderzoek dat Australië naar de toedracht van het incident heeft ingesteld, is gebleken dat de F-35 gegevens waartoe mogelijk toegang is verkregen geen gerubriceerde (geheime) informatie bevatten.
Had hierbij informatie gestolen kunnen worden die de Nederlandse nationale veiligheid had kunnen bedreigen, nu of in de toekomst? Zo ja, heeft u de garantie dat dit niet gebeurd is?
Het verlies van niet-gerubriceerde informatie brengt de nationale veiligheid niet in gevaar.
Om wat voor documenten ging het wel en welke waarde kunnen die documenten hebben voor derden, waaronder andere landen? Geven de documenten bijvoorbeeld belangrijke informatie over technische specificaties, waarmee derden een F-35 of onderdelen daarvan zouden kunnen ontwerpen/bouwen, of waarmee offensieve of defensieve capaciteiten van de F-35 kwetsbaar worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn geen details over de niet-gerubriceerde F-35 informatie verstrekt. Informatie benodigd voor het ontwerp en de bouw van complexe onderdelen, alsmede informatie over de capaciteiten van de F-35 is hoog-gerubriceerd (geheim/zeer geheim). Tot dergelijke informatie is blijkens het onderzoek geen toegang verkregen.
Welke protocollen bestaan er binnen de internationale F-35 projectgroep bij eventuele diefstal van informatie? Zijn deze effectief gebleken?
Verlies van informatie wordt behandeld als een veiligheidsincident, waarnaar het desbetreffende partnerland en/of het Joint Program Office (JPO) altijd een onderzoek instelt. Hierbij bepaalt de ernst van het incident de omvang en diepgang van het onderzoek. Onderzoeksuitkomsten die relevant zijn voor de internationale F-35 projectgroep, waartoe ook Nederland behoort, worden aan de groepsleden beschikbaar gesteld om soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Aangezien het bij dit incident informatie van een commerciële partij betrof, zijn de International Traffic in Arms Regulations (ITAR) van toepassing en is in eerste instantie melding gemaakt van het incident in de commerciële keten van de Australische leverancier, andere betrokken contractpartijen en de hoofdcontractant.
Bestaan er binnen de internationale F-35 projectgroep bepaalde voorwaarden op het gebied van cybersecurity om als partnerland beschikking te krijgen tot de geheime informatie aangaande het F-35 project? Zo ja, voldeed Australië aan deze voorwaarden? Zo ja, dienen deze voorwaarden in het licht van dit hack dan verder aangescherpt te worden?
Het JPO ziet erop toe dat de beveiligingsmaatregelen, ook op het gebied van cybersecurity, die partnerlanden moeten toepassen op informatie die betrekking heeft op het F-35 programma, correct worden uitgevoerd. Daartoe dienen landen aan hoge veiligheidseisen te voldoen, wat voor Australië het geval is. Cybersecurity heeft bij het JPO en de F-35 partnerlanden hoge prioriteit en is een voortdurend punt van aandacht. Indien nodig worden de veiligheidseisen en maatregelen aangescherpt. Daarnaast is in de Amerikaanse International Traffic in Arms Regulations (ITAR) vastgelegd aan welke eisen commerciële bedrijven moeten voldoen voor de bescherming van informatie.
Kunt u garanderen dat alle F-35 informatie in Nederland veilig is voor diefstal? Heeft u informatie gehad van uw Australische collega over dit hack en heeft dit geleid tot aanpassingen c.q. intensivering van de Nederlandse cybersecurity?
Nederland voldoet aan alle veiligheidseisen die het JPO partnerlanden oplegt voor de bescherming van F-35 informatie. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Wordt er nader onderzoek gedaan naar wie achter de hack heeft gezeten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Om veiligheidsredenen kan ik niet op deze vraag ingaan en verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
De bewapening van de LCF-fregatten |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (PvdA), Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Hebt u kennis genomen van het rapport «LCF-fregatten en het nucleair evenwicht»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat Rusland een Ballistic Missile Defence (BMD)-capaciteit in Nederlands of Belgisch bezit kan opvatten als strategisch doelwit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dat in uw opvatting over het strategisch evenwicht in Europa?
De Navo heeft een Ballistic Missile Defence(BMD-)systeem ontwikkeld voor de bescherming van het Europese deel van het Navo-grondgebied tegen raketdreigingen van buiten het Euro-Atlantisch gebied. Bondgenoten, waaronder Nederland, leveren op vrijwillige basis sensor- of interceptorcapaciteit aan het BMD-systeem van de Navo.
Het BMD-systeem is niet in het bijzonder ontwikkeld voor de bescherming van het bondgenootschap tegen ballistische raketten die vanuit Rusland worden afgevuurd. Het is ook geen raketschild dat volledige bescherming biedt tegen alle raketdreigingen. Het BMD-systeem van de Navo verstoort het strategische evenwicht in Europa dan ook niet.
Deelt u de analyse dat er sprake is van een Europees raketschild als Nederland en/of België de SM-3 raket aanschaffen en daarmee de wapen-technologische balans in Europa veranderen? Zo nee, wat is uw analyse?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat België besloten heeft de SM-3 aan te schaffen? Zo ja, wanneer is die beslissing genomen? Zo nee, om welke redenen ziet België af van de aanschaf?
België en Nederland zijn voornemens samen hun M-fregatten te gaan vervangen. Beide landen hebben de precieze uitvoering van hun eigen fregatten nog niet vastgesteld. De nieuwe Belgische fregatten zullen mogelijk geschikt worden gemaakt om ballistische raketten buiten de dampkring te onderscheppen. België heeft geen concrete voornemens voor de aanschaf van SM-3 raketten.
Is het waar dat het LCF-fregat De Ruijter thans deelneemt of zeer onlangs heeft deelgenomen aan de oefening Formidable Shield, waarbij het sensorcapaciteit aan een Amerikaans marineschip levert die op basis daarvan een SM-3 raket afvuurt zodat een ballistische raket kan worden vernietigd?2 Gaat het daarbij om Smart-L Extended Long Range-radar van Thales? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Ja, het Luchtverdedigings- en Commandofregat (LC-fregat) Zr.Ms. De Ruyter heeft van 25 september tot 18 oktober deelgenomen aan de Navo-oefening Formidable Shield 2017. Tijdens deze oefening zijn verdedigingssystemen en -concepten getest die onderdeel kunnen zijn van de verdediging van het Europese deel van het Navo-grondgebied tegen ballistische raketten. Meer Navo-landen, waaronder de Verenigde Staten, hebben deelgenomen aan deze oefening. Een belangrijke doelstelling van de oefening was de verbetering van de informatie-uitwisseling en de interoperabiliteit. Zr.Ms. De Ruyter heeft tijdens deze oefening software van de SMART-L radar getest tijdens het onderscheppen van een ballistische oefenraket door een Amerikaans marineschip. De oefening is succesvol verlopen.
Deelt u de analyse dat de Smart-L Extended Long Range-radar onderdeel uitmaakt van het NAVO-raketschild? Zo nee, waarom niet?
De SMART-L radars op de vier LC-fregatten worden momenteel gemoderniseerd waardoor de schepen in staat zullen zijn om ballistische raketten in een vroeg stadium op te sporen. Vanaf 2020 zal Nederland daarmee beschikken over een maritieme BMD-sensorcapaciteit die geschikt is voor het BMD-systeem van de Navo. Zoals toegelicht in het antwoord op de vragen 2 en 3 kan dit systeem echter niet worden beschouwd als een raketschild.
Herinnert u zich uw opvatting dat de invoering van «shooter»-capaciteit voor het LCF-fregat nu niet aan de orde is?3 Wanneer verwacht u een beslissing te nemen over het al dan niet aanschaffen van de SM-3 raket voor het LCF-fregat?
Ja, ik ben bekend met de brief waarnaar wordt verwezen. Het kabinet zal te zijner tijd de Kamer informeren over besluiten over de toekomstige inrichting van de krijgsmacht.
Deelt u de analyse dat Standard Missile-3 (SM-3) raketten kunnen bijdragen aan de proliferatie van kernwapens en rakettechnologie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid af te zien van de verwerving van de SM-3 raket voor het LCF-fregat? Kunt u dat toelichten?
Nee, die analyse deel ik niet. Zoals uiteengezet in het antwoord op de vragen 2 en 3 tast het BMD-systeem van de Navo, waarvan SM-3 raketten deel kunnen uitmaken, het strategische evenwicht in Europa niet aan. De proliferatie van kernwapens en rakettechnologie is een fundamenteel ander vraagstuk. Het doel van het BMD-systeem is, zoals gezegd, de bescherming van het Europese deel van het Navo-grondgebied tegen de dreiging van ballistische raketten van buiten het Euro-Atlantische gebied, en Nederland levert daaraan een bijdrage.
Nederlandse technologie in Zuid-Koreaanse fregatten die o.a. aan Egypte worden doorverkocht |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Egyptian Navy to receive South Korean vessel»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Egypte korvetten uit de Po Hang-klasse uit Zuid-Korea overneemt? Zo ja, gaat het om een of meer schepen? Is het waar dat schepen in de Po Hang-klasse systemen van Thales gebruiken?2
Ja. Het betreft volgens de informatie die bij het kabinet bekend is één schip, dat beschikt over systemen van het toenmalige Hollandse Signaal Apparaten, het huidige Thales Nederland.
Bent u ervan op de hoogte dat Zuid-Korea eerder korvetten van de Po Hang-klasse geleverd heeft aan de Filipijnen, Peru, Vietnam en mogelijk andere landen? Zo ja, kunt u per bestemming aangeven welke typen systemen van Thales Nederland op de geëxporteerde schepen zitten (bijvoorbeeld gevechtssysteem, vuurleiding, vuurleidingsradar, sonar)? Zo nee, kunt u aangeven aan welk land Po Hang korvetten zijn geleverd met wapensystemen van Thales Nederland?
Ja. Nederland heeft eerder ingestemd met de doorverkoop van Zuid-Koreaanse schepen met aan boord Nederlandse apparatuur aan de Filipijnen, Peru en Vietnam. Aangezien Zuid-Korea consistent toestemmingsverzoeken bij de Nederlandse overheid heeft ingediend, is het niet aannemelijk dat het zonder toestemming schepen met Nederlandse apparatuur aan derde partijen heeft doorverkocht.
Het schip dat door Zuid-Korea aan Egypte is geschonken bevat uit Nederland afkomstige radar- en C3-systemen (radarvuurleiding, optische sensoren en communicatieapparatuur). De schepen die zijn geleverd aan de Filipijnen, Peru en Vietnam bevatten ieder uit Nederland afkomstige radar- en C3-systemen (elektro-optische vuurleiding, rondzoekradar en communicatieapparatuur). De oorspronkelijke leveranties aan Zuid-Korea vonden overigens niet plaats onder de naam Thales Nederland, omdat het bedrijf destijds nog onder de namen «Hollandse Signaal Apparaten» en «Signaal» opereerde.
Kunt u, indien dit klopt, bevestigen dat per land voor doorlevering toestemming is verleend en op basis van welke gronden? Zo ja, wat is de betekenis van de Egyptische rol in de oorlog in Jemen?
Ja. De Nederlandse overheid heeft op verzoek van Zuid-Korea instemming verleend voor de overdracht van schepen met aan boord Nederlandse apparatuur aan Egypte, de Filipijnen, Peru en Vietnam. Het besluit hierover is genomen op basis van een positieve uitkomst van de toetsing aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijke Standpunt inzake wapenexport.
Zoals reeds in juni op Kamervragen is geantwoord3, speelt de Egyptische marine een belangrijke rol bij het handhaven van het wapenembargo tegen de Houthi-rebellen in Jemen (VNVR resolutie 2216 van 14 april 2015). Dit wapenembargo is belangrijk om te voorkomen dat nog meer wapens de Houthi-rebellen bereiken. Tevens draagt de Egyptische marine bij aan eigen grensbewaking en het handhaven van de maritieme veiligheid in de regio. Naast deze legitieme veiligheidsbehoefte van Egypte zelf, is het bewaken van maritieme veiligheid in de Middellandse Zee, de Rode Zee en Golf ook van belang voor Nederland en Europa.
Zijn voor de wederuitvoer van die Nederlandse systemen ook vergunningen afgegeven? Zo ja, kunt u aangeven op welke data die zijn afgegeven? Zo nee, waarom niet?
De uitvoer van militaire goederen is aan een vergunningplicht gebonden. Indien een van oorsprong uit Nederland afkomstig militair goed vanuit een ander land wordt uitgevoerd, geldt de vergunningplicht van dat andere land. Niettemin is bij de oorspronkelijke leverantie van complete systemen vaak contractueel of middels een eindgebruikersverklaring vastgelegd dat voorafgaand aan eventuele doorverkoop aan een derde land instemming van de Nederlandse exportcontrole-autoriteiten vereist is. Aan deze vereiste heeft Zuid-Korea voldaan.
Het bericht dat de smartphones van NAVO-troepen gehackt proberen te worden |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Bent u bekend het bericht «Russia has been hacking smartphones of NATO troops»?1
Ja.
Kunt u aangeven of er ook bij de Nederlandse militairen meldingen van (vermoedens van) hacken zijn binnengekomen tijdens de militaire oefening in de Baltische landen?
Om redenen van operationele veiligheid kan ik hierover geen uitspraken doen.
Kunt u aangeven welke maatregelen het Nederlandse leger neemt tegen het hacken van smartphones van defensie medewerkers?
Defensie moet zijn voorbereid op cyberdreigingen en zich hiertegen kunnen beschermen om de inzetbaarheid van de krijgsmacht te garanderen. De verdediging tegen digitale aanvallen is in de Defensie Cyber Strategie dan ook als speerpunt bestempeld (33 321 nr. 1, 27 juni 2012). Netwerken en systemen zijn kwetsbaar voor aanvallen en verstoringen. De verdediging hiertegen behelst onder andere het monitoren en het analyseren van dataverkeer, het onderkennen van digitale aanvallen en de reactie hierop. Defensie moet daartoe bekend zijn met de mogelijke dreigingen in het digitale domein en de kwetsbaarheden van haar eigen netwerken en systemen. Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik hierop niet verder ingaan.
Kunt u aangeven of er in het verleden vaker tijdens NAVO-oefeningen meldingen van cyber-dreigingen zijn binnengekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid dit onderwerp binnen de NAVO bespreekbaar te maken zodat gezamenlijk tot oplossingen gekomen kan worden? Zo nee, waarom niet?
Mede door Nederlandse initiatieven heeft cyber defence reeds de structurele aandacht van het bondgenootschap. Zoals het kabinet heeft aangegeven bij de beantwoording van de vragen van de Tweede Kamer over de Internationale cyberstrategie (26 643 nr. 475, 1 juni 2017), zijn de NAVO-lidstaten het erover eens dat het bondgenootschap sterker staat wanneer de lidstaten hun cyber security op orde hebben. Daarom is door alle lidstaten met de Cyber Defence Pledge de belofte uitgesproken dat de inspanningen op het gebied van cyber security blijvend worden verhoogd. Binnen de NAVO is het NATO Communications and Information Agency (NCIA), waarvan de NATO Computer Incident Response Capability een onderdeel is, verantwoordelijk voor de bescherming van de eigen IT-netwerken en IT-systemen van de Navo tijdens missies en operaties. Tot slot vormen cyber security aspecten een steeds belangrijker onderdeel bij NAVO-oefeningen, trainingen en opleidingen.
Het bericht ‘Stop leningen aan politieagenten voor afkopen dienstplicht Turkije’ |
|
Raymond Knops (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van RTLNieuws van vrijdag 11 augustus 2017 «Stop leningen aan politieagenten voor afkopen dienstplicht Turkije»?
Ja.
Kunt u aangeven hoe vaak er gebruik is gemaakt van de regeling die het mogelijk maakt voor politieagenten om tot 6.000 euro rentevrij te lenen om de Turkse dienstplicht af te kopen?
Zoals bericht aan RTL Nieuws in reactie op hun WOB-verzoek is het over de periode van 2013 tot en met 2017 van 24 politiemensen bekend dat ze gebruik hebben gemaakt van de regeling om een lening af te sluiten om de dienstplicht af te kopen en om buitengewoon verlof voor de duur van de verkorte basisopleiding en eventueel aansluitend vakantieverlof te krijgen.
Hoe beoordeelt u de huidige regeling en de soortgelijke regeling bij Defensie, mede gezien de recente ontwikkelingen in Turkije? Kunt u in uw antwoord meenemen dat de afkoopsom voor het afkopen van de Turkse dienstplicht recentelijk is verlaagd naar 1.000 euro, maar de regeling nog steeds een lening van maximaal 6.000 euro mogelijk maakt en dat men thans nog betaald verlof kan krijgen voor het volgen van een verkorte basisopleiding die niet meer verplicht is?
Door de versoepeling van de Turkse regelgeving in 2016 (de verlaging van de afkoopsom en het eerdere besluit van de Turkse autoriteiten dat er geen verplichting meer is tot het vervullen van de verkorte basisopleiding in Turkije) is de noodzaak voor de Regeling faciliteiten bij afkoop Turkse dienstplicht voor politieambtenaren komen te vervallen. Deze regeling wordt daarom binnenkort afgeschaft.
De gevolgen van de versoepeling van de Turkse regelgeving zijn thans bij de Minister van Defensie in beraad. De regeling die het Ministerie van Defensie heeft getroffen, is onderdeel van de arbeidsvoorwaardelijke afspraken met de centrales van overheidspersoneel. Aanpassing van die regeling is onderwerp van overleg met de centrales.
Herinnert u zich de motie-Hernandez (Kamerstuk 33 000 X, nr. 55) waarin de Kamer zich reeds in 2011 uitsprak om per direct een einde te maken aan de Regeling faciliteiten Turkse dienstplicht defensieambtenaren? Bent u bereid deze motie alsnog uit te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de regelingen bij politie en defensie niet meer van deze tijd zijn en moeten worden stopgezet?
Zie antwoord vraag 3.
Het stilleggen van oefeningen en opleidingen van de commando’s |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Veiligheid commando's niet zeker, opleidingen en schietoefeningen stilgelegd»?1
Zoals eerder gesteld, zijn de conclusies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) in het rapport «Veilig oefenen, lessen uit het schietongeval Ossendrecht» glashelder en nopen deze tot actie. Zie ook mijn brief van 22 juni jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 99), de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van den Hul van 14 juli jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2362) en zo ook de antwoorden op de schriftelijke vragen over de berichtgeving inzake de gereedheid van het Korps Commandotroepen (KCT) van 20 juli jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 107).
Kunt u toelichten hoeveel opleidingen en welke soort oefeningen voor commando’s zijn stilgelegd, tot wanneer, en met welke reden precies?
Het KCT voert een controle uit naar aanleiding van de aanbeveling van de OVV om op korte termijn maatregelen te treffen om de in het onderzoek geconstateerde tekortkomingen in voorschriften en de uitvoering daarvan op te heffen. In mijn antwoorden van 14 juli jl. op schriftelijke vragen van het lid Van den Hul over het schietongeval in Ossendrecht (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2362), is al gesteld dat het KCT momenteel controleert of alle regelgeving, het lesmateriaal en de veiligheidsanalyses met betrekking tot schietoefeningen volledig op orde zijn. Voordat is vastgesteld dat dit inderdaad het geval is, schiet het KCT niet met scherpe munitie in het kader van het speciale optreden en de Contra-Terreuropleiding. Voor de reguliere schietoefeningen is reeds vastgesteld dat aan de voorwaarden is voldaan; deze oefeningen gaan dan ook gewoon door.
Alle interne opleidingen van het KCT zijn stilgelegd om de veiligheidsaspecten in de verschillende opleidingsketens te controleren. Bij deze controle beziet Defensie in hoeverre alle documentatie (zoals lesplannen en veiligheidsdocumenten) compleet en goedgekeurd is. Het KCT heeft 63 opleidingen (inclusief 30 opleidingen van de Defensie Paraschool) in beheer. Deze worden allemaal gecontroleerd. Op dit moment zijn de 30 opleidingen van de Paraschool en de (gerelateerde) rijopleidingen weer hervat. De meeste overige opleidingen worden in september en oktober vrijgegeven. De verwachting is dat de documentatie van alle opleidingen in ieder geval eind 2017 is gecontroleerd en waar nodig aangepast. Let wel, niet alle opleidingen worden gelijktijdig gegeven. Met uitzondering van de speciale schietoefeningen, gaat het programma van de operationele compagnieën gewoon door. Er is extra capaciteit op het gebied van opleidingsontwikkeling aan het KCT toegevoegd om te bewerkstelligen dat alle opleidingsvoorschriften in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.
Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over het feit dat (nagenoeg) alle opleidingen en oefeningen voor commando’s zijn stilgelegd?
De conclusies van de OVV zijn, zoals gezegd, glashelder en nopen tot actie. Het controleren van regelgeving, lesmateriaal, veiligheidsanalyses en interne opleidingen maakt hier deel van uit. Als blijkt dat alles klopt, worden opleidingen direct hervat. Zie ook de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van den Hul over het schietongeval in Ossendrecht (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2362).
Wat zijn de gevolgen van dit stilleggen voor de getraindheid en geoefendheid van de commando’s en daarmee de operationele inzetbaarheid, voor zowel de korte als de lange termijn?
Zoals uiteengezet in de brief van 20 juli jl. (Kamerstuk 34 550-X, nr. 107), stuurt Defensie haar personeel nooit ongetraind en onvoorbereid op missie; dit geldt dus ook voor de operators van het KCT. Als blijkt dat alles op orde is, worden opleidingen direct hervat.
Kunnen commando’s nog worden uitgezonden, nu een flink deel van de oefeningen en opleidingen is stilgelegd en de commando’s dus niet volledig voorbereid kunnen zijn op uitzending? Indien zij wel nog worden uitgezonden, kunt u toelichten hoe dit kan zonder die belangrijke oefeningen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe heeft de situatie kunnen ontstaan dat de commandant van de Korps Commandotroepen geen vertrouwen heeft in de veiligheidsprocedures bij (nagenoeg) alle opleidingen van het Korps Commandotroepen (KCT)?
Naar aanleiding van de bevindingen van de OVV heeft de commandant van het KCT besloten de veiligheidsaspecten en onderliggende documentatie van alle interne opleidingen te bezien. Ook zijn direct na het schietongeval maatregelen genomen. Zo zijn de oefeningen met scherp in het schiethuis in Ossendrecht onmiddellijk na het ongeval opgeschort. Ook heeft de Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen (MCGS) gecontroleerd of de overige schietbanen in Nederland de vereiste keuringen hebben. Dit is het geval.
Wanneer is het probleem met de veiligheidsprocedures bij de opleidingen en oefeningen van het KCT ontstaan en hoe kan het dat deze situatie is blijven bestaan, ook na het dodelijk schietincident in Ossendrecht?
Zie antwoord vraag 6.
Wordt nu onderzocht of alle veiligheidsprocedures wel in orde zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer is dat onderzoek afgerond en bent u bereid de resultaten van dat onderzoek met de Kamer te delen?
Defensie heeft ook een eigen onderzoek ingesteld. Dit onderzoek wordt naar verwachting in september a.s. voltooid. Alles is erop gericht om de feiten op tafel te krijgen, herhaling te voorkomen en de nabestaanden volledige openheid van zaken te bieden. Defensie zal de OVV binnen de gestelde termijn van zes maanden, en zoveel sneller als mogelijk, een uitgebreide beleidsreactie aanbieden. De Kamer zal deze beleidsreactie vanzelfsprekend ontvangen.
Wanneer verwacht u dat commando’s gewoon weer volledig kunnen worden opgeleid en kunnen oefenen zonder beperkingen?
Zie het antwoord op vraag 2.
De aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door NAVO-lid Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Turkije en Rusland een overeenkomst hebben bereikt over de levering van het S-400 luchtverdedigingssysteem aan Turkije door Rusland?1
De regering heeft kennisgenomen van berichten in de media dat Turkije en Rusland overeenstemming hebben bereikt over de levering van het S-400 luchtverdedigingssysteem. Echter, het kabinet kan thans niet bevestigen dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten en beschikt ook niet over nadere informatie over deze mogelijke overeenkomst.
Kunt u bevestigen dat Turkije en Rusland tot deze overeenkomst zijn gekomen, nadat daar al langer geruchten over rond gingen? Wanneer worden de systemen geleverd en wanneer zal Turkije ze in gebruik nemen?
Zie antwoord vraag 1.
Is bij u bekend om welke redenen Turkije heeft gekozen voor deze systemen en niet voor een systeem dat wordt geleverd door c.q. in gebruik is bij mede NAVO-bondgenoten? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn volgens u de consequenties van deze overeenkomst, gezien het feit dat Turkije een NAVO-lidstaat is en in het licht van de huidige gespannen relatie tussen de NAVO en Rusland? Heeft deze aankoop gevolgen voor de positie van Turkije binnen de NAVO? Zo ja, kunt u toelichten op welke wijze?
Omdat thans niet duidelijk is dat er sprake is van een definitieve overeenkomst tussen Rusland en Turkije, zal het kabinet niet speculeren over mogelijke consequenties.
Hoe hebben NAVO-lidstaten gereageerd op deze overeenkomst? Is door de NAVO geprobeerd Turkije over te halen niet tot aanschaf van deze – of andere – Russische systemen over te gaan? Zo ja, wanneer, door wie en op welke wijze? Hoe is daarop gereageerd door Turkije? Zo nee, waarom niet?
Tot dusver hebben noch de Secretaris-generaal van de Navo, noch de bondgenoten zich publiekelijk uitgelaten over de mogelijke overeenkomst tussen Rusland en Turkije. Het ligt voor de hand dat deze kwestie in de Navo zal worden besproken als blijkt dat Rusland en Turkije tot een definitieve overeenkomst zijn gekomen.
Welke gevolgen heeft deze overeenkomst voor de mate waarin de NAVO zich effectief kan verdedigen tegen dreigingen vanuit de lucht en dan met name Russische dreigingen (zowel vliegtuigen als raketten), aangezien Rusland vanzelfsprekend zeer gedetailleerde kennis heeft van de werking van hun eigen luchtafweersystemen? Ontstaan hierdoor – of doordat de systemen onvolledig compatibel zijn met andere NAVO-systemen – gaten in de verdediging van het NAVO grondgebied, zodra Turkije de systemen geleverd krijgt en gaat gebruiken? Hoe ernstig zijn deze risico’s? Graag een toelichting.
Pas wanneer vaststaat dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten en meer bekend is over de inhoud van deze overeenkomst, kan het kabinet uitspraken doen over de gevolgen van de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door Turkije. Het ligt evenwel in de rede dat de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door Turkije gevolgen heeft voor de interoperabiliteit met systemen en entiteiten van andere Navo-bondgenoten. De Turkse autoriteiten zijn zich hiervan bewust.
Kunt u toelichten op welke wijze deze systemen, als ze eenmaal in gebruik zijn genomen door Turkije, ingezet en onderhouden gaan worden? Gaat Rusland daarbij een rol spelen en zo ja, welke rol en hoe ver reikt de toegang die Rusland krijgt tot de systemen na levering? Gaat Rusland bijvoorbeeld het onderhoud uitvoeren gedurende de levensduur van de systemen? Wat is de positie van de NAVO in dezen?
Zie antwoord vraag 6.
Krijgt Rusland met deze deal toegang tot (zeer) gevoelige en strategische informatie over de (verdedigende en offensieve) capaciteiten van de NAVO, bijvoorbeeld omdat Rusland zeggenschap krijgt over het gebruik/onderhoud van deze systemen en daarmee ook toegang krijgt tot de bredere configuraties en doctrines waarvan deze systemen onderdeel uitmaken binnen de NAVO? Hoe kwetsbaar maakt dat het NAVO-bondgenootschap voor eventuele Russische offensieve handelingen? Kunt u in de toelichting bij uw antwoord specifiek ingaan op cyberdreigingen waarmee deze systemen ongewenst gecompromitteerd (uitgeschakeld of gericht tegen eigen NAVO-toestellen) kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Welke regels bestaan er binnen de NAVO over de aanschaf van systemen die niet geproduceerd worden door NAVO-lidstaten en – nog specifieker – die geproduceerd worden door landen waarmee de NAVO een strategische, concurrerende relatie heeft? Begaat Turkije een overtreding van deze regels met de aanschaf van deze systemen? Zo ja, wat zijn de gevolgen daarvan?
De aanschaf van wapensystemen is een soevereine aangelegenheid. Er bestaan geen Navo-regels voor de aanschaf van wapensystemen door de bondgenoten. De Navo kan de aanschaf van een wapensysteem niet tegenhouden.
Wapensystemen van bondgenoten moeten voldoen aan Navo-eisen voordat zij kunnen worden toegepast in Navo netwerken en systemen. Het ligt in de rede dat de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door Turkije gevolgen heeft voor de interoperabiliteit met systemen en entiteiten van andere Navo-bondgenoten.
Is de aanschaf van deze systemen door Turkije nog tegen te houden door de NAVO? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe gaat de NAVO de eventuele negatieve consequenties ervan zoveel mogelijk beperken? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 9.