Het rapport "Uitbreiding Lelystad Airport" |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Uitbreiding Lelystad Airport met ondersteuning van regionaal bedrijfsleven»?1
Ja.
Deelt u de analyse van de bedrijfskring die tot de conclusie komt dat, om een uitbreiding mogelijk te maken, er aan enkele voorwaarden2 voldaan moet worden? Zo ja, ziet u dan in dit rapport aanleiding om zaken, zoals de invoering van de luchtverkeersleiding en het verbeteren van de bereikbaarheid met openbaar vervoer, in samenspraak met betrokkenen ten opzichte van eerdere plannen te versnellen? Indien u de analyse niet deelt, waarom niet?
Ja, over deze voorwaarden heb ik u geïnformeerd per brief d.d. 15 juni (31 936, nr. 79) inzake het actieplan luchtverkeersleiding Lelystad Airport en in mijn brief aan de heer Alders inzake de luchtruimproblematiek rondom Lelystad Airport waarvan ik u op 30 juni jongstleden een afschrift heb doen toekomen (31 936, nr. 82).
Ten aanzien van luchtverkeersleiding geldt dat ik samen met de betrokken partijen een actieplan heb opgesteld. Dit actieplan geeft de stappen weer die door diverse partijen moeten worden gezet om de introductie van luchtverkeersleiding op de luchthaven Lelystad te verwezenlijken.
Het initiatief ligt nu bij Lelystad Airport die, als eerste stap richting eventuele introductie van luchtverkeersleiding, verantwoordelijk is voor het onderzoeken van de verschillende mogelijkheden en het opstellen van een kostendekkende businesscase die voldoet aan alle voorwaarden zoals gesteld in het actieplan.
Voor het verbeteren van de bereikbaarheid wordt aangesloten bij de systematiek van het MIRT spelregelkader.
Is het bij u bekend of de planning voor de oplossing van de luchtruimproblematiek rond luchthaven Lelystad ondertussen concreter is geworden dan u eerder aan de Kamer hebt gemeld? Zo ja, wat zijn de veranderingen ten opzichte van de eerdere planning?
Conform planning en toezegging heb ik aan de heer Alders de kaders voor het luchtruim meegegeven. Op 30 juni jl. heb ik u een afschrift doen toekomen van de brief aan de Alderstafel Lelystad inzake de luchtruimproblematiek rond de luchthaven Lelystad die ontstaat bij een ontwikkeling van de luchthaven richting 35 000 vliegtuigbewegingen van zogenaamd «groot verkeer» of meer. Daarin heb ik geconcludeerd dat er maatwerk mogelijk is ten aanzien van het gebruik van het luchtruim (in de nabijheid) van de TMA Schiphol en de uitoefening van de militaire functies. Tegelijkertijd vinden er de komende jaren grootschalige luchtruim- en systeemwijzigingen plaats die er voor zorgen dat op dit moment – op het detailniveau dat noodzakelijk is voor een inpassingsplan voor de luchthaven Lelystad – nog geen definitief luchtruimontwerp te maken is. De verwachting is dat omstreeks 2015, op het abstractieniveau waar een inpassingsontwerp om vraagt, meer inzicht bestaat in de nieuwe mogelijkheden en consequenties die de geplande aanpassingen in het luchtruim gaan geven. Ik heb de heer Alders dan ook gesuggereerd dit moment als ijkpunt te nemen om te bezien of de genoemde ontwikkelingen gerealiseerd zijn en daarmee de condities gecreëerd zijn voor de verdere ontwikkeling van de luchthaven Lelystad bovenop de aantallen uit het Aanwijzigingsbesluit. Op basis van de in de brief meegegeven overwegingen en werkhypothesen, zal de heer Alders zijn advies afronden. Ik verwacht dit integrale advies conform planning in het najaar van 2011 te ontvangen.
Is het u bekend dat de bedrijfskring enige terughoudendheid meent te constateren bij de Schiphol Groep als het gaat om uitbreiding van Luchthaven Lelystad? Heeft u met de exploitant over de noodzakelijke investeringen en het bijbehorende tijdspad voor een tijdige implementatie van het Aldersadvies Schiphol gesproken? Zo ja, op welke momenten was dit overleg en wat waren de resultaten van dit overleg? Kunt u aangeven in welk jaar de Schiphol Groep voornemens is te beginnen met de uitbreiding van Luchthaven Lelystad en welke voorwaarden vervuld dienen te worden? Zo nee, ziet u in dit rapport aanleiding om een overleg te hebben voor het Kamerdebat van 6 september 2011?
De vraag inzake het in overleg treden met de exploitant over het tijdpad en de noodzakelijke investeringen voor de uitvoering van het Aldersadvies Schiphol heb ik in de brief aan de heer Alders, waar u op 30 juni een afschrift van hebt gekregen, meegenomen. Daarin heb ik aangegeven dat ik verwacht dat Alders in het afrondende advies hier nader op ingaat.
Deelt u de opvatting dat de belangen van de regio zoals vastgesteld in het convenant ten aanzien van economisch belang en timing ten opzichte van de andere belangen gelijkwaardig behandeld dienen te worden? Zo ja, wat gaat u doen om dit ook daadwerkelijk tot uitdrukking te laten komen?
Voor de weging van deze belangen heb ik de Alderstafel in het leven geroepen. Daar zitten alle belanghebbenden aan tafel waaronder ook Schiphol en de regio.
Mochten de ontwikkeling op Luchthaven Lelystad in uw ogen onvoldoende gefaciliteerd worden door de Schipholgroep, welke concrete juridische en financiële middelen heeft u ter beschikking? Welke bent u bereid in te zetten om de ontwikkeling van luchthaven Lelystad op te starten, c.q. te versnellen?
Voordat er gesproken kan worden over het inzetten van financiële en juridische instrumenten is het van belang dat er 1) een onherroepelijk aanwijzingsbesluit ligt en 2) een Aldersadvies voor de toekomst is vastgesteld. Het kabinet zal op dat moment een standpunt bepalen over de ontwikkeling op Lelystad Airport en dat u doen toekomen. Hierbij verwijs ik u ook naar het antwoord bij vraag 4.
Is het u bekend dat de Bedrijfskring twee mogelijke varianten voor een gezamenlijke ontwikkeling van Luchthaven Lelystad ziet, met in beide varianten een rol voor Schiphol? Hoe staat u tegenover het scenario waarin Schiphol gevraagd wordt afstand te doen van haar aandeel in de luchthaven? Lijkt u dat niet logisch indien Schiphol nu aangeeft geen behoefte te hebben om te investeren?
Ja, het is mij bekend dat de bedrijfskring 2 mogelijke varianten voor een gezamenlijke ontwikkeling van Luchthaven Lelystad ziet. Het is van belang eerst het Aldersadvies af te wachten, waarbij ook Schiphol en de regio aan tafel zit.
Vooralsnog heb ik ook geen signaal ontvangen dat Schiphol Group aangeeft geen behoefte meer te hebben om de benodigde investeringen op termijn uit te voeren.
Ziet u de aanbestedingsprocedure die op dit moment loopt voor een Design-Build-Finance-Operate-Transfer (DBFOT) contract voor luchthaven Twente als een optie voor Luchthaven Lelystad? Zo nee, waarom niet?
Schiphol Group is 100% eigenaar van Lelystad Airport. Een aanbestedingsprocedure voor Lelystad Airport zoals het geval is bij luchthaven Twente is daarom niet aan de orde. Hierbij verwijs ik u ook naar het antwoord bij vraag 7.
Wat is uw beoordeling van het inversteringsbedrag van € 70 mln, waarover in het rapport wordt gesproken?
Ik sta zeer positief tegenover het feit dat er vanuit de regio wordt aangegeven dat er draagvlak bestaat voor de ontwikkeling van Lelystad Airport en dat men vanuit het bedrijfsleven bereid is om te investeren. Het is echter aan de betrokken partijen om de hoogte te bepalen van een eventueel investeringsbedrag.
Is het mogelijk deze vragen voor 2 september 2011 te beantwoorden, zodat de antwoorden meegenomen kunnen worden in het debat? Zo nee, wilt u dan in ieder geval een eerste appreciatie van het rapport aan de Kamer doen toekomen?
Ja.
Het bericht "Schone was onbetaalbaar voor zorgcliënt" |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schone was onbetaalbaar voor zorgcliënt»?1
Ja, ik heb het bericht met aandacht gelezen.
Is het waar dat cliënten in zorginstellingen in veel gevallen tot een zesvoud betalen van de € 36 die door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in 2009 als gemiddelde prijs per maand voor het wassen van kleding was bepaald?
In 2009 is door Research voor beleid een onderzoek «vrijwillige bewonersbijdrage in AWBZ instellingen» uitgevoerd. Dit rapport is naar uw Kamer gestuurd per brief van 23 juli 2009. Uit dit onderzoek komt naar voren dat aanbieders gemiddeld een bedrag van € 22,- aan cliënten vragen voor de was. Het bedrag van € 36 komt ook voort uit dit onderzoek: dit is het gemiddelde als instellingen die de dienst gratis aanbieden niet worden meegerekend. Er zijn instellingen die meer kosten in rekening brengen dan dit gemiddelde bedrag. Ik heb geen gegevens beschikbaar hoeveel cliënten meer dan dit gemiddelde bedrag betalen. Dat dit in veel gevallen een zesvoud van € 36 betreft, kan ik niet bevestigen.
Deelt u de mening dat maandelijkse eigen bijdragen van € 100, € 140 en € 200 veel te hoog zijn voor het wassen en strijken van kleding van cliënten in zorginstellingen?
Voor een cliënt is een bedrag van tussen de € 100,- of € 200,- per maand veel geld. Ik vind het een hoog bedrag voor wassen en strijken van kleding.
Het aanbod en de prijs van aanvullende diensten moet op grond van de wet medezeggenschap zorg, in overleg met de cliëntenraad tot stand komen. Ik vind het belangrijk dat aanbieder en cliëntenraad stil staan bij de gevolgen van de hoogte van het bedrag voor de cliënt en kritisch en creatief verschillende opties verkennen (zelf doen, uitbesteden, vrijwilligers inzetten, dagactiviteit van wassen maken, enz.). De handreiking «aanvullende diensten» ontwikkeld door LOC, gemaakt voor managers, cliëntenraden en professionals, geeft praktische tips hoe zij om kunnen gaan met aanvullende diensten.
Deelt u de mening dat, gezien de kwetsbare en afhankelijke positie van cliënten in zorginstellingen, er een maximumbedrag vastgesteld dient te worden voor het wassen en strijken van kleding? Zo ja, hoe denkt u dit te realiseren? En op welke termijn?
Ik heb LOC, ter invulling van motie van mevrouw Voortman van 21 juni 2011 (30 597, 193), gevraagd een onderzoek uit te zetten bij Nibud voor een richtbedrag waskosten. Het ontwikkelde richtbedrag zal zowel voor cliënten, cliëntenraden als aanbieders houvast geven bij de vraag wat een redelijk bedrag is voor waskosten. Het bedrag voor aanvullende diensten komt in overleg tussen aanbieder en cliëntenraad tot stand. Ik ben daarom niet voornemens om een normatief maximumbedrag vast te stellen.
Is het mogelijk om zorginstellingen te verplichten hun prijslijst voor aanvullende diensten publiek te maken?
Ik vind het van belang dat aanbieders zelf het initiatief nemen om transparant te zijn over de vergoedingen die zij vragen inzake de aanvullende diensten. Een goed voorbeeld van dit initiatief zijn de tweezijdige leveringsvoorwaarden die in de VV&T zijn vastgelegd. In de algemene leveringsvoorwaarden is opgenomen dat de cliënt bij de intake een schriftelijk overzicht krijgt van de diensten waar de cliënt gebruik van kan maken met een specificatie van de vergoeding die voor rekening van de cliënt komen.
De hoogte van de vergoeding van de aanvullende diensten is een zaak tussen zorginstelling, cliëntenraad en cliënt. Mede hierdoor en in het licht van de administratieve lasten vind ik het niet passend en gewenst om zorginstellingen een dergelijke verplichting op te leggen.
Het bericht dat de beloning van de Raad van Bestuur van bloedbank Sanquin vorig jaar opnieuw fors is toegenomen |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het feit dat de beloning van de Raad van Bestuur van bloedbank Sanquin vorig jaar opnieuw fors is toegenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Het totale inkomen van de bestuurders van Sanquin is inderdaad toegenomen. Dat komt door het volgende:
Met de Raad van Toezicht is afgesproken dat de Beloningscode Bestuurders in de Zorg (BBZ) zal worden gehanteerd voor de salarissen van de leden van de Raad van Bestuur. De BBZ en de WNT (wet normering topinkomens) richten zich op normering van de inkomens van zorgbestuurders in de gevallen dat daar nieuwe contracten worden gesloten. Die lijn is daarom ook van toepassing op Sanquin. De nieuwe bestuurder is, zoals eerder aan de Kamer gemeld, dan ook volgens afspraak ingeschaald op basis van de BBZ. Het salaris van de twee zittende bestuurders van Sanquin is nog steeds volgens hun eerder gesloten contract. En dat ligt boven de normen van de BBZ en in dat opzicht is het te hoog. Met de vervulling van de laatste vacature is een eerste stap gezet naar een genormeerd inkomen voor het volledige bestuur.
Wat is uw reactie op het feit dat de individuele bestuurders salarissen kregen tot 258 000 euro, wat ver boven de Balkenendenorm is?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u doen aan het feit dat bloedbank Sanquin niet aan uw verwachting heeft voldaan omdat de totale beloning van de Raad van Bestuur van Sanquin voor 2010 niet lager is dan de totale beloning over 2009?2
Zie mijn antwoorden op uw vragen 1 en 2.
Inmiddels heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties namens het kabinet een voorstel voor een normeringswet ingediend. Daarin is de aanpak vastgelegd die dit kabinet in het regeer- en gedoogakkoord heeft aangekondigd voor de bestuurdersinkomens in de publieke en de semipublieke sector: die worden genormeerd; die normen worden met behulp van die wet ook gehandhaafd; afwijkingen worden bestraft; de overtreding moet worden teruggedraaid. Sanquin gaat ook onder die wet vallen.
Kunt u zich voorstellen dat vrijwillige bloeddonoren zich vervreemd voelen van het onbaatzuchtig bloed doneren, wanneer de bestuurders van bloedbank Sanquin deze salarissen krijgen? Zo ja, wat gaat u er aan doen om mogelijke schade van vertrekkende donoren te vermijden? Zo nee, kunt u dat antwoord uitleggen?
Ik kan mij voorstellen dat het oplaaien van deze inkomensdiscussie iedere keer weer emoties bij donoren op kan roepen. Ik betreur dat ten zeerste.
Los van de discussie over de bestuurdersinkomens, is voor donoren van belang dat de Nederlandse bloedvoorziening goed is georganiseerd en dat er met het bloed van donoren zorgvuldig en efficiënt wordt omgegaan waardoor er veel mensen mee kunnen worden geholpen. Niet alleen met het bloed en het plasma, maar ook met de daarvan afgeleide producten. Daarom hoop ik dat donoren blijven doneren in de wetenschap hoe belangrijk hun donatie is voor mensen die afhankelijk zijn van bloed en bloedproducten. En tevens in de wetenschap dat de discussie over het normeren van de bestuurdersinkomens inmiddels zover is gekomen dat er een wetsvoorstel over in de Kamer ligt op basis waarvan die inkomens op een maatschappelijk verantwoord niveau kunnen worden gebracht en gehouden.
In het licht van het bovenstaande vind ik daarom een oproep tot een boycot om bloed te doneren onverantwoord.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat bloedbank Sanquin zich ten minste houdt aan de beloningscode bestuurders in de zorg (BBZ)?
Bij de vervulling van de laatste vacature voor een bestuurder is de BBZ ook gehanteerd. Zie verder het antwoord op uw vraag 3.
Het zeer gewelddadige optreden van het regime Assad tegen de Syrische bevolking, onder andere in Hama |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de talrijke berichten over de slachtpartijen die het regime van Assad aanricht tegen de eigen bevolking, zoals in Hama, waarbij minstens 75 burgers zijn gedood?1
Ja.
Deelt u de mening dat de maatregelen die de internationale gemeenschap tegen het regime van Assad heeft genomen niet of nauwelijks effect hebben gehad en Assad in de afgelopen week juist steeds wreder optreedt tegen zijn eigen bevolking? Zo ja, welke stappen kan de internationale gemeenschap, de Europese Unie (EU) voorop, nog nemen om Assad en zijn regime harder te straffen voor het schandalige optreden tegen de eigen bevolking?
De door de Verenigde Staten en de Europese Unie ingestelde sancties treffen het Syrische regime in het economische hart. Zij blijken te werken, zeker ook die met betrekking tot de export van olie en olieproducten. Ondanks deze maatregelen blijft het geweld tegen de Syrische bevolking voortduren. Nederland spant zich daarom onverkort in voor het verhogen van de druk op dit regime door middel van het aanscherpen van bestaande sancties.
Kunnen sancties tegen het regime verder worden aangescherpt, tegoeden bevroren en verdere aanklachten bij het Internationaal Strafhof worden voorbereid? Zijn er naast tegoeden op banken ook andere activa of passiva van Assad en zijn handlangers in het buitenland die wellicht in beslag genomen kunnen worden?
Nederland pleit in EU-verband voortdurend voor het aanscherpen van de huidige sancties tegen het Syrische bewind, waaronder tegoedenbevriezing. Alleen de VN-Veiligheidsraad kan het ICC vragen de mogelijkheid tot een aanklacht van Assad of zijn handlangers te onderzoeken.
Bent u bereid op korte termijn Hoge Vertegenwoordigers (HV) Ashton en uw Europese collega’s te benaderen om te bezien welke additionele maatregelen er tegen Assad genomen kunnen worden? Deelt u de mening dat daarbij geen enkele terughoudendheid meer gerechtvaardigd is en dat alles in werking moet worden gezet om het regime te straffen of het leven zuur te maken? Zo nee, waarom niet?
Nederland blijft in EU-verband pleiten voor het hard aanpakken van het regime van Assad. Doel is het regime financieel af te knellen en volledig te isoleren. Ik heb dit ook gezegd in mijn toespraak voor de Algemene Vergadering van de VN.
Bent u tevens bereid, mogelijk via de EU, de Arabische landen aan te sporen een hardere opstelling jegens het regime van Assad te kiezen en samen met de EU te bezien of een gezamenlijke benadering gevonden kan worden die het Assad onmogelijk maakt onder de druk uit te komen? Zo ja, hoe gaat u dit concreet aanpakken? Zo nee, waarom niet?
De EU heeft mede op voorstel van Nederland bij de Arabische Liga gepleit voor het opvoeren van de druk op Syrië. Daarnaast constateer ik een toegenomen kritische houding van Arabische landen ten aanzien van Syrië.
Welke aanvullende stappen acht u nog mogelijk in het kader van het Verenigde Naties (VN) (via de Veiligheidsraad, de Algemene Vergadering, de Secretaris-Generaal of het Internationale Strafhof)? Bent u bereid zich er voor in te spannen dat de VN zich nadrukkelijker met de zeer verontrustende ontwikkelingen in Syrie gaat bezighouden? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
China en Rusland spraken op 4 oktober een betreurenswaardig veto uit over een veroordelende resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Nederland is van mening dat een veroordeling van het geweld in Syrië door de internationale gemeenschap noodzakelijk is en zal zich hiervoor blijven inzetten. Dit zal zowel bilateraal, in contact met Turkije en verschillende Arabische landen, als in EU-verband plaatsvinden.
De Veiligheidsraad zou de aanklager van het ICC moeten verzoeken de mogelijkheden voor het vervolgen van Assad te onderzoeken.
Het geweld in Syrië |
|
Harry van Bommel |
|
Deelt u de opvatting dat alle beschikbare diplomatieke middelen moeten worden ingezet om het Syrische regime te bewegen tot vreedzame hervormingen en een zinvolle politieke discussie met de binnenlandse oppositie?1
Nederland pleit voor sancties en andere maatregelen tegen het Syrische regime, opdat het geweld tegen de bevolking wordt gestaakt en de weg voor een duurzame politieke oplossing wordt vrijgemaakt.
Deelt u de opvatting dat de aanscherping van de sancties door de Europese Unie (EU) in de vorm van een reisverbod voor in totaal vijfendertig hoge Syrische functionarissen en bevriezing van hun banktegoeden onvoldoende druk op het regime legt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik schreef in mijn brief aan de vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken van 2 september 2011 (met kenmerk DAM-546/11), heeft de EU, mede op initiatief van Nederland, een olie-embargo tegen Syrië afgekondigd. Deze maatregel is aangevuld met een verbod op investeringen in deze sector. Ook wordt de sanctielijst voortdurend aangevuld met personen die het huidige regime steunen, laatst nog op 23 september 2011.
Is het waar dat er nog steeds geen volledig EU-wapenembargo is tegen Syrië omdat enkele EU-lidstaten zich daartegen verzetten? Zo ja, deelt u de opvatting dat er zo spoedig mogelijk een volledig EU-wapenembargo tegen Syrië moet komen?
Een toelichting over de genomen economische maatregelen tegen Syrië vindt u in mijn brief van 2 september 2011 (met kenmerk DAM-546/11).
Bent u van mening dat moet worden overwogen om naast diplomatieke sancties ook economische sancties tegen Syrië in te stellen? Zo nee, waarom niet?
De EU hanteert sinds 9 mei 2011 een volledig wapenembargo tegen Syrië.
Wat bedoelde u precies met de woorden: «het bewind van Assad verliest met de dag aan legitimiteit»?2
Op dit moment is aan de orde dat Assad alle legitimiteit heeft verloren.
Wanneer heeft het bewind van Assad naar uw opvatting volledig haar legitimiteit verloren en welke gevolgen heeft dat voor de diplomatieke banden?
Nederland heeft op 18 augustus jl. verklaard dat Assad moet opstappen. Deze oproep was in lijn met gelijktijdige oproepen van de EU en de VS.
De diplomatieke banden met Syrië worden niet verbroken. Omwille van onafhankelijke informatievoorziening, contact met de oppositie, steun aan het hervormingsproces en het verder onder druk zetten van het regime is het belangrijk deze te handhaven.
De slechte ontvangst van publieke omroepen door de brand in de zendmasten |
|
Anouchka van Miltenburg (VVD) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Publieke radio geeft nog maanden ruis»?1
Ja.
Is het waar dat de publieke zenders Radio 1, 2, 3 en 4 in grote delen van West- en Zuid-Nederland slecht te ontvangen zijn en dat Radio 5 feitelijk uit de lucht is?
De ontvangst van Radio 1, 2, 3 en 4 in delen van West- en Zuid-Nederland is inderdaad beperkt, zowel voor wat betreft bereik als de kwaliteit van de ontvangst. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat er sprake was van vermogensbeperkende maatregelen op de zendmast Lopik.
Radio 5 is van 15 juli tot 4 augustus uit de lucht geweest. Reden hiervoor is dat de middengolf-frequentie van Radio 5 (AM 747) tijdelijk werd gebruikt door Radio 1 ten behoeve van een landelijk bereik als nationale rampenzender. Sinds 4 augustus zendt Radio 5 weer uit via de AM 747. Voor Radio 1 wordt momenteel een Engelse middengolf-frequentie gebruikt (AM 648).
Sinds zaterdag 10 september jl. is de ontvangst van de verschillende radiostations sterk verbeterd. Het vermogen waarop Broadcast Partners uitzendt op de zendmast in Lopik is – in het kader van de afspraken in het bemiddelingstraject Pastors – verhoogd van 10 naar 50 procent van de volle sterkte. Als technische tests een goed resultaat opleveren, kan het vermogen veilig worden verhoogd naar 100 procent. Naar verwachting is hierover deze week meer duidelijkheid.
Klopt de opmerking in het betreffende artikel dat commerciële zenders die samenwerken met KPN wel gewoon mogen uitzenden? Zo ja, kunt u aangeven waarom de capaciteit van Lopik uitzendingen die via KPN lopen wel kan borgen en uitzendingen van de publieke omroep niet?
Vanaf de zendmast te Lopik worden zowel publieke als commerciële omroepen uitgezonden. KPN Broadcast Services verzorgt uitzendingen voor enkele commerciële omroepen. Broadcast Partners verzorgt de uitzending voor de publieke omroep en andere commerciële omroepen. Naar aanleiding van de recente branden heeft NOVEC als eigenaar van het mastgedeelte van de zendmast Lopik uit voorzorg zowel KPN Broadcast Services als Broadcast Partners opgelegd dat het zendvermogen omlaag werd gebracht. Vervolgens is onderzocht onder welke voorwaarden het zendvermogen weer opgevoerd mocht worden. Over deze voorwaarden ontstond een verschil van inzicht tussen Broadcast Partners en NOVEC. Het gevolg hiervan was dat de publieke omroep alsook enkele commerciële zenders voor wie Broadcast Partners de uitzendingen verzorgt, niet op vol vermogen konden uitzenden waardoor sprake was van kleinere verzorgingsgebieden. Via een bemiddeling is daar een oplossing voor gevonden. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat onbeperkte toegang tot de publieke omroepen belangrijk is en voor iedere Nederlander beschikbaar moet zijn, zowel via de ether als via de kabel? Wat staat hierover precies in de wet?
Ik ben van mening dat toegang tot de publieke omroep belangrijk is. Dit is ook onderdeel van de taakopdracht van de publieke omroep, zoals verwoord in de Mediawet. De publieke mediaopdracht is het op landelijk, regionaal en lokaal niveau verzorgen van publieke mediadiensten door het aanbieden van media-aanbod op het terrein van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing. In de taakopdracht is ook opgenomen dat de algemene programmakanalen via omroepzenders worden verspreid. De Telecommunicatiewet bevat een waarborg dat daarvoor frequentieruimte ter beschikking wordt gesteld. De Mediawet bevat een verplichting voor kabelexploitanten om de programma’s van de publieke omroep op de kabel door te geven. Voor de daadwerkelijke uitzending is de publieke omroep van derden afhankelijk (zender- en kabelexploitanten).
De publieke taakopdracht brengt met zich mee dat indien sprake is van een omstandigheid die afbreuk doet aan de ongestoorde ontvangst dit zo spoedig mogelijk verholpen dient te worden. Dit is echter afhankelijk van de technische mogelijkheden, waarbij al de betrokken belangen op een zorgvuldige wijze gewogen dienen te worden.
Kan staatsbedrijf Novec in uw ogen feitelijk voor onbepaalde tijd («vermoedelijk nog maanden.») weigeren om de radio-ontvangst van de publieke omroep optimaal te verzorgen?
NOVEC heeft tot taak op een transparante en non-discriminatoire wijze mastruimte ter beschikking te stellen. Vanuit die rol kan zij zorg dragen voor ruimte ten behoeve van zenderexploitanten. Zoals bij de opsplitsing van de Nozema is bepaald, behoort het niet tot haar taak om de uitzendingen ook te verzorgen. Dat is voorbehouden aan zenderexploitanten.
De incidenten rond Lopik en Smilde laten zien dat veiligheid van groot belang is. Tegen die achtergrond heeft NOVEC als eigenaar van het mastgedeelte vanuit een eigen verantwoordelijkheid uit voorzorg een aantal eisen gesteld. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat Novec op korte termijn moet zorgen voor een noodvoorziening zodat alle zenders van de publieke omroep weer overal goed ontvangen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
De inzet van Poolse vakantiekrachten in verpleeghuizen |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op de reportage over de inzet van Poolse vakantiekrachten in verpleeghuizen? Was u van deze praktijk op de hoogte?1
Van het personeelsbeleid van de specifieke zorginstelling uit de reportage van EenVandaag heb ik kennisgenomen toen de reportage werd uitgezonden. Ik heb begrepen dat het hierbij gaat om vijf Poolse vakantiekrachten.
Hoeveel verpleeghuizen vangen periodes van onderbezetting op door buitenlandse arbeidskrachten naar Nederland te halen? Wat is uw opvatting over deze gekozen oplossing?
Er zijn mij geen cijfers bekend over de opvang van onderbezetting door buitenlandse arbeidskrachten in verpleeghuizen. Zorginstellingen zelf zijn primair verantwoordelijk voor hun personeelsbeleid. Zij hebben aangetoond deze verantwoordelijkheid goed aan te kunnen en te werken aan het verminderen van periodes van onderbezetting. Mede om zoveel mogelijk te voorkomen dat tijdelijke oplossingen om het personeelsbestand aan te vullen noodzakelijk zijn, zoals het werven van buitenlandse arbeidskrachten, ondersteunen de minister en ik zorginstellingen op diverse wijzen op het terrein van de arbeidsmarkt2. Wij zullen u uiterlijk 30 september 2011 een brief sturen die onze beleidsinzet voor de arbeidsmarkt in de zorg nader uiteenzet.
Hoeveel buitenlandse arbeidskrachten werken jaarlijks in Nederlandse verpleeghuizen en hoeveel in de thuiszorg? Hoe hebben deze aantallen zich de laatste vijf jaar ontwikkeld?
Het is mij niet bekend hoeveel buitenlandse arbeidskrachten jaarlijks in Nederlandse verpleeghuizen en in de thuiszorg werken. Wel zijn er aanwijzingen dat dit beperkt is3.
Aan welke taal- en opleidingseisen moeten deze medewerkers voldoen en op welke wijze wordt hierop toegezien?
Voor gereglementeerde beroepen, zoals verpleegkundigen en verzorgenden, geldt in Europees verband de Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Ook voor Poolse verpleegkundigen geldt op grond van deze richtlijn dat voor de toegang tot beroepen in de gezondheidszorg de toetsing van de talenkennis geen onderdeel mag zijn van de procedure voor erkenning van het diploma van de beroepsbeoefenaar. Als een Poolse verpleegkundige de vereiste kwalificaties heeft, wordt het diploma in Nederland conform de richtlijn automatisch erkend en wordt de beroepsbeoefenaar ingeschreven in het BIG register.
Een werkgever kan in het kader van een sollicitatieprocedure de betrokkene weigeren indien hij of zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet er op toe dat zorg verleend wordt door voldoende gekwalificeerd personeel, ook wanneer dit personeel uit het buitenland komt.
Wilt u een toelichting geven op de salariëring en arbeidsvoorwaarden van deze medewerkers? Vallen zij onder de CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT)?
De CAO VVT is algemeen bindend en geldt ook voor werknemers met een andere nationaliteit dan de Nederlandse. Uit navraag blijkt dat dit ook voor de betreffende medewerkers het geval is.
Welke werkzaamheden en handelingen voeren deze medewerkers uit? Hoe wordt erop toegezien dat geen handelingen worden verricht waarvoor medewerker niet gekwalificeerd zijn? Zijn de medewerkers BIG-geregistreerd?
Ik heb geen inzicht in de werkzaamheden die buitenlandse medewerkers in de zorg verrichten en of zij BIG-geregistreerd zijn. Echter om als verpleegkundige werkzaam te zijn, dienen zij wel BIG-geregistreerd te zijn.
Primair dient de werkgever er op toe te zien dat het personeel voldoende gekwalificeerd is.
Daarnaast ziet de Inspectie voor de Gezondheidszorg er op toe dat zorg verleend wordt door voldoende gekwalificeerd personeel.
Zie ook het antwoord op vraag 4.
Op grond waarvan kiezen zorginstellingen voor het werven van buitenlandse arbeidskrachten? Ontbreekt het aan geschikt personeel in Nederland? Zo ja, binnen welk tijdsbestek verwacht u het tekort aan Nederlands zorgpersoneel te hebben weggewerkt?
Zorginstellingen kunnen om verschillende redenen kiezen voor het werven van buitenlandse arbeidskrachten. Gegeven de verantwoordelijkheidsverdeling voor de arbeidsmarkt in de zorg ondersteunen de minister en ik zorginstellingen om (dreigende) personeelstekorten in de zorg zoveel mogelijk te beperken. Voor onze beleidsinzet verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Op welke wijze vindt de werving van personeel in Polen en andere landen plaats?
Werving van personeel in Polen en andere landen kan op diverse manieren plaatsvinden. In de reportage komt bijvoorbeeld het gebruikmaken van het informele netwerk van het Nederlandse personeel naar voren.
Wat zijn gevolgen voor de zorg in Polen en andere landen van herkomst van het werven van personeel? Bestaat er in Polen een personeelstekort in de zorg? Zo ja, hoe groot is dit tekort? Zo nee, welk verschil in beleid maakt dat er kennelijk een overschot aan zorgpersoneel in Polen bestaat tegenover tekorten in Nederland?
Uit een Poolse studie naar de arbeidsmigratie van Poolse zorgprofessionals blijkt dat arbeidsmigratie geen directe bedreiging vormt voor het zorgstelsel in Polen. Nadat Polen in 2004 toetrad tot de Europese Unie nam de uitstroom van Poolse zorgprofessionals naar andere EU-landen aanmerkelijk toe, waarschijnlijk om inkomensredenen. De belangrijkste bestemmingslanden zijn Groot-Brittannië, Ierland, Duitsland, Zweden en Denemarken. Sinds 2007 keren vele Poolse zorgprofessionals terug naar hun land van herkomst. De verklaring is naar alle waarschijnlijkheid gelegen in het feit dat de inkomens van zorgverleners in Polen zijn gestegen.4
Vindt u het noodzakelijk en wenselijk dat het huidige en nog te verwachten tekort aan mensen in de zorg wordt opgevangen door arbeidskrachten in het buitenland te werven? Wilt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment zijn de meeste vacatures in de zorg goed te vervullen. Door de financiële crisis was het relatief eenvoudiger voor zorginstellingen om personeel te vinden. Verschillende studies laten echter zien dat bij ongewijzigd beleid in de komende vijftien tot twintig jaar meer dan 400 000 extra medewerkers nodig zijn in de zorg5. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat de personeelstekorten in de nabije toekomst groter worden dan nodig is, ondersteunen de minister en ik zorginstellingen op diverse wijzen op het terrein van de arbeidsmarkt in de zorg. Voor onze beleidsinzet verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Het Holland Paviljoen in New York |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
![]() |
Op welke wijze beoordeelt u of het in 2009 in het kader van het Hudson-400 jaar in New York geopende Holland Paviljoen goed functioneert?1
Het «New Amsterdam Plein & Pavilion» project voldoet aan de doelstellingen die er in december 2008 toe geleid hebben om de subsidie toe te kennen aan de New Yorkse NGO The Battery Park Conservancy:
Op welke wijze levert de manier waarop het Holland Paviljoen functioneert een blijvende bijdrage aan het onder de aandacht brengen van de gedeelde geschiedenis van Nederland en New York?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u met terugwerkende kracht de investering van 1,7 miljoen euro in het Holland Paviljoen, dat nu in de praktijk voornamelijk dienst doet als een koffie en muffin-uitspanning?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze verhoudt deze benutting van het paviljoen zich tot de grootse wijze waarop het destijds is geopend? Kunt u inzicht geven in wat de opening (los van de kosten van het Paviljoen zelf) heeft gekost?
De feestelijkheden op 9 september 2009 betroffen niet de opening, maar de onthulling van het design van het paviljoen. Deze onthulling was onderdeel van de NY400 week en het bezoek van HKH de Prins van Oranje en Prinses Maxima aan de VS. Door de Nederlandse overheid is een totaalbedrag van € 39 052 besteed aan de onthullingsceremonie en de ontvangst daarna.
De advertentiewaarde van de NY400 week werd door een onafhankelijk communicatiebureau berekend op 7,5 miljoen dollar (alleen in de VS).
Kunt u aangeven in hoeverre de benutting van het Paviljoen recht doet aan het doel dat in 2009 werd beoogd, namelijk uiting geven aan de onverbrekelijke band tussen Nederland en New York, aldus de toenmalig staatsecretaris van Buitenlandse Zaken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt de huidige benutting zich tot de suggestie van de voormalige staatsecretaris van Buitenlandse Zaken, dat met dit Holland Paviljoen op voldoende wijze invulling is gegeven aan de achterliggende gedachte van de motie Van der Ham en Leerdam om een Holland of New Amsterdam-house in New York te realiseren waarin werd beoogd een blijvende herinnering en verdieping van de banden tussen Nederland en New York, te realiseren?2
In de brief met kenmerk DCO-275/08 van 19 september 2008 aan uw Kamer over het vertrek van ambassaderaad culturele aangelegenheden te New York schreef de staatssecretaris voor Europese Zaken, met verwijzing naar genoemde motie Van der Ham/Leerdam: « Volgend jaar wordt gevierd dat Henry Hudson in opdracht van de VOC zijn verkenningstocht naar Noord-Amerika maakte. Wij zijn uiteraard van plan te bezien of eventuele structuren na de geplande Hudsonviering in 2009, zowel materieel als immaterieel, kunnen worden ingezet voor het internationaal cultuurbeleid in New York». Dit gebeurt nu doordat permanent in en om het paviljoen wordt herinnerd aan onze gemeenschappelijke geschiedenis (zie ook antwoord vraag 1–5).
Deelt u de mening dat jubilea-jaren van banden met landen een uitgelezen kans zijn om zowel cultureel als economisch banden aan te halen, maar dat dit wel op een effectieve en duurzame wijze dient te gebeuren? Welk duurzaam effect zal uitgaan van de het 1,7 miljoen kostende Holland Paviljoen wat betreft culturele en economische verdieping?
Ja. Het New Amsterdam Plein & Pavilion is een duurzame investering (zie ook antwoord op vraag 1–5).
Het paviljoen en plein wonnen in 2010 een design award van de stad New York.
Welke lessen trekt u uit de oprichting van dit Paviljoen voor toekomstige jubilea? Zou u het in de toekomst net zo aanpakken als de vorige staatsecretaris van Buitenlandse Zaken?
De vieringen zijn per definitie verschillend en worden toegesneden op de specifieke situatie en de aard van de relatie met het land. De vieringen met Turkije (2012) en Rusland (2013) beogen vooral intensivering van de economische relaties. De lessen van eerdere manifestaties worden meegenomen in de voorbereiding van toekomstige vieringen.
Bent u bereid het functioneren van het Holland Paviljoen te evalueren en te bezien hoe het alsnog op een betere wijze benut kan worden?
De primaire functies worden naar tevredenheid uitgevoerd zoals in de subsidiebeschikking aan de Battery Park Conservancy bepaald. Het Consulaat Generaal New York ziet toe op blijvende kwaliteit van het plein en paviljoen.
De bij het paviljoen te organiseren activiteiten vinden plaats in het kader van de normale activiteitenkalender van het Consulaat Generaal.
Problemen bij de Purmerendse Scholen Groep |
|
Manja Smits |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u bekend met de Purmerendse Scholen Groep, waar al jaren allerlei verschillende problemen spelen, waardoor grote onrust is bij leraren, leerlingen en ouders?1
Ja.
Waarom heeft de Onderwijsinspectie nooit zichtbaar voor de buitenwereld ingegrepen?
Personele en financiële aangelegenheden zijn primair de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. De Inspectie van het onderwijs was en is op de hoogte van de onrust. Het is echter niet aan de inspectie om – direct – te interveniëren als sprake is van een conflict tussen een of meer werknemer(s) en het bestuur van een school.
Wat wordt er op korte termijn door u ondernomen om orde op zaken te stellen en de rust te doen terugkeren?
Nu er aanleiding is te veronderstellen dat het conflict een dusdanige omvang heeft bereikt dat er risico’s voor het onderwijs ontstaan, heeft de Inspectie op 8 september 2011, een nader onderzoek ingesteld, met name om na te gaan in hoeverre de dagelijkse gang van zaken doorgang vindt en om vast te stellen wat het afgelopen cursusjaar de omvang was van de lesuitval. Dit onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat er behoefte is aan een uitgebreider vervolgonderzoek. Dit zal plaatsvinden op donderdag 29 september. Dit onderzoek zal leiden tot een openbaar rapport.
Het uitroepen van sharia-zones in Engeland |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Islamitische fundamentalisten nemen Londonse wijk over» en «Radicale Britse moslims voeren sharia-zones in»?1
Ja.
Heeft u ook kennisgenomen van uitspraken van een aanhanger van de groepering «Muslims against crusades» dat vrouwen burka’s moeten dragen en overspeligen gestenigd moeten worden? Wat is uw oordeel daarover?
Ja. Uiteraard verwerp ik de uitspraken ten stelligste.
Wat is uw oordeel over het feit dat in een Europese stad affiches zijn opgehangen en verspreid met teksten als «U betreedt nu een zone die onder de sharia staat – hier gelden islamitische wetten»?
Kernpunt is dat Sharia-wetgeving niet van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk.
Deelt u de mening dat de sharia een barbaars gewelddadig systeem is van een woestijnideologie die nimmer in Europa mag worden toegepast? Zo nee, waarom niet?
Zoals in eerdere antwoorden op Kamervragen (Vergaderjaar 2010–2011 aanhangsel 3283) reeds is aangegeven, acht het kabinet invoering van de sharia volstrekt ondenkbaar en zou dat in strijd zijn met alle fundamentele waarden en normen die wij in Nederland kennen.
Deelt u voorts de visie dat deze daad de imperialistische en op onderwerping van niet-moslims gerichte aard van de islam toont? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre bent u bereid uit te spreken dat het uitroepen van sharia-zones in Nederland te allen tijde met alle beschikbare middelen bestreden zal worden?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat organisaties, die oproepen tot gewelddadige strijd tegen niet-moslims en de onderdrukkende en gewelddadige sharia wensen in te voeren, een bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde en verboden dienen te worden?
In Nederland zijn mensen vrij om, binnen de wettelijke grenzen, hun leven naar eigen inzicht, waarden en levensovertuiging in te richten en om daaraan uiting te geven. Gedrag dat de grenzen van die rechtsstaat overschrijdt, wordt niet geaccepteerd en daartegen zal het kabinet zonder pardon optreden. Hieronder worden personen en organisaties verstaan die voor de doelen die zij nastreven oproepen tot geweld of geweld toepassen. In het onderhavige geval is de beweging die de verantwoordelijkheid claimt voor het ophangen van de posters in Londen, de «Islam4UK» (die is verweven met de groepering «Muslims against crusades») in het Verenigd Koninkrijk verboden.
Het voorstel van de Europese Commissie inzake EU PNR |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn over het gebruik van passagiersgegevens voor het voorkomen, opsproren, onderzoeken en vervolgens van terroristische misdrijven en zware criminaliteit (EU PNR)? 1
Ja.
Kunt u de stelling uit de «explanatory memorandum» van het voorstel, dat Nederland wetgeving heeft voor het verzamelen en verwerken van PNR-gegevens en/of het gebruik van PNR-gegevens aan het testen is, verder toelichten?2 Kunt u preciseren hoe PNR-gegevens in Nederland worden verzameld, getest en/of gebruikt?
Ten aanzien van de vragen 2 en 3:
Op dit moment wordt in Nederland (beperkt) gebruik gemaakt van PNR-gegevens door de Koninklijke Marechaussee, de Douane en de AIVD. In dit verband verwijs ik naar het BNC-fiche over deze concept-richtlijn (TK 2010–2011, 22 112, nr. 1149), alsmede naar de brief van de Minister van Justitie d.d. 11 november 2008 (TK 2008–2009, 23 490 en 22 112, nr. 531), waarin is uiteengezet op welke wijze in Nederland gebruik wordt gemaakt van passagiersgegevens door de verschillende organisaties. In aanvulling hierop merk ik het volgende op.
Koninklijke Marechaussee
De Koninklijke Marechaussee maakt bij de uitvoering van de politietaak op de luchthaven Schiphol en bij de uitvoering van de bij of krachtens de Vreemdelingenwet opgedragen taken gebruik van passagiersgegevens.3
De officier van justitie vordert in individuele gevallen, voornamelijk op grond van artikel 126nd Wetboek van Strafvordering, PNR-gegevens bij luchtvaartmaatschappijen. De Koninklijke Marechaussee geeft uitvoering aan een dergelijke vordering door de gegevens op te vragen. Deze PNR-gegevens worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek. Dit betreft onderzoeken waarbij sprake is van een concrete verdenking van ernstige strafbare feiten.
Verder kan de Koninklijke Marechaussee als toezichthouder in het kader van de Vreemdelingenwet en op basis van de artikelen 5:11, 5:13 en 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht PNR-gegevens opvragen bij luchtvaartmaatschappijen. Dit laatste in verband met het leggen van claims bij luchtvaartmaatschappijen voor het vervoer van onjuist gedocumenteerde of ongedocumenteerde vreemdelingen in het kader van de sanctietoepassing. Het opvragen gebeurt ook voor deze doeleinden per individueel geval. De PNR-gegevens worden verwerkt in weigeringen en processen verbaal die worden opgemaakt per individueel geval.
Douane
De Douane maakt voor haar controletaken al enige jaren gebruik van PNR-gegevens. Het opvragen en raadplegen van PNR-gegevens is gegrond op in het Communautair Douanewetboek (Verordening (EEG) nr. 2913/92) en de Algemene douanewet (Stb. 2008, 111) aan de douaneautoriteiten toegekende bevoegdheden. Het Communautair Douanewetboek verplicht de douaneautoriteiten om hun controles te baseren op door middel van geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken uitgevoerde risicoanalyses.
PNR-gegevens worden gebruikt ten behoeve van de controle op goederen die door reizigers worden vervoerd. Op deze wijze is de Douane in staat om meer gericht te controleren. Analyse en controle zijn gericht op het onderkennen van met name aan het reisgedrag gerelateerde gegevens, die aanleiding kunnen zijn tot een nader onderzoek, gericht op de mogelijke aanwezigheid bij de betrokkenen van aan beperkingen, verboden of heffingen onderworpen goederen.
Ten behoeve van de analyse van vooraf geselecteerde risicovluchten worden in het voor de douane toegankelijke deel van systemen van de luchtvaartmaatschappijen PNR-gegevens door middel van de «pull-methode» geraadpleegd. Er wordt gezocht naar ongebruikelijke (reis)patronen. Pas na een «hit» worden ter identificatie van de betreffende reiziger diens persoonsgegevens gebruikt.
AIVD
De AIVD is op grond van de WIV 2002 bevoegd passagiersgegevens te verwerken met inachtneming van de eisen die daaraan bij of krachtens de WIV 2002 zijn gesteld. Dit betekent dat de verwerking van gegevens slechts plaatsvindt in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid en voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de wettelijke taken die aan de AIVD zijn toebedeeld. Reisgegevens vormen een essentieel onderdeel van het inzichtelijk maken en het duiden van (inter-) nationale dreiging.
Passagiersgegevens en grenstoezicht
Het aantal reizigers via de lucht neemt als gevolg van de globalisering komende jaren jaarlijks fors toe. Dit kan er zonder maatregelen toe leiden dat de wachtrijen en wachttijden oplopen. Om de doorloopsnelheid van de passagier te bevorderen en tegelijkertijd de veiligheid te verbeteren, wordt gezocht naar een efficiënter en meer risicogericht grenstoezicht. Tijdige passagiersinformatie maakt het mogelijk het overgrote deel van de reizigers, die geen risico vormen vanuit een oogpunt van veiligheid en grenstoezicht, snel de grens te laten passeren. Een kabinetsvisie ten aanzien van het gebruik van passagiersgegevens ten behoeve van het grenstoezicht is in voorbereiding en zal u naar verwachting dit najaar kunnen worden toegezonden.
Op basis van welke rechtsgrondslag worden er in Nederland PNR-gegevens verzamel, getest en of gebruikt?
Zie antwoord vraag 2.
Is deze doorgifte van PNR-gegevens getoetst door het College bescherming persoonsgegevens op conformiteit met nationale en Europese wetgeving betreffende bescherming persoonsgegevens?
Koninklijke Marechaussee:
Er is feitelijk geen sprake van doorgifte van PNR-gegevens, maar van een vordering op grond van het Wetboek van Strafvordering ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek of de Vreemdelingenwet/Algemene Wet Bestuursrecht in het kader van het vreemdelingentoezicht.
De verwerkingsgrondslag voor PNR-gegevens is te vinden in de Wet Politiegegevens (Wpg). Het College Bescherming Persoonsgegevens houdt toezicht op de naleving van de Wpg door de Koninklijke Marechaussee.
Douane:
Ja, het College bescherming persoonsgegevens heeft kennis genomen van de werkmethode van de Douane en heeft geen aanleiding gevonden om hiertegen bezwaar te maken.
AIVD:
De verwerking van gegevens – zowel persoonsgegevens als andere gegevens – door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, AIVD en MIVD, is uitputtend geregeld in de WIV 2002. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is daarop niet van toepassing; dat is in artikel 2, lid 2, sub a, van de Wbp bepaald. Dat houdt ook in dat het College bescherming persoonsgegevens geen rol heeft als toezichthouder waar het gaat om de verwerking van persoonsgegevens door of ten behoeve van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Met de inwerkingtreding van de WIV 2002 voorziet de wet echter in een afzonderlijke, onafhankelijke en gespecialiseerde toezichthouder, te weten de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Deze commissie ziet mede toe op de rechtmatige verwerking van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en brengt van haar toezichtsactiviteiten rapportages uit.
Waarom loopt u vooruit op de geplande EU-afspraken over het gebruik van PNR-gegevens?
Van vooruitlopen is geen sprake. De ontwerp EU PNR-richtlijn beoogt het Europese wettelijke kader te creëren voor het verwerken en opslaan van PNR-gegevens ten behoeve van de bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit. Deze EU-richtlijn is nog niet vastgesteld. Op basis van huidige nationale wettelijke bevoegdheden (zie ook het antwoord op vraag 3) bestaat een (beperkte) mogelijkheid voor verschillende overheidsinstanties om van de PNR-gegevens van deze luchtvaartmaatschappijen gebruik te maken.
Kunt u toelichten of op dit moment luchtvaartmaatschappijen worden verplicht passagiersgegevens over te dragen aan de grensbewakingsautoriteiten? (zie bijgevoegde attachment – NL Carrier Notification Letter). Wat wordt er precies bedoeld met passagiersgegevens? Om welke gegevens en welke velden uit de PNR gaat het? Acht u dit in lijn met richtlijnen van het International Air Transportation Association (IATA)? Acht u dit in lijn met Europese regels inzake gegevensbescherming?
Koninklijke marechaussee
U verwijst in uw vraag naar de Nederlandse Carrier Notification Letter d.d.11 juli 2011. In deze brief wordt gesproken over het vorderen van passagiersgegevens. Het gaat hier echter om API-gegevens die worden opgevraagd door de Koninklijke Marechaussee en niet om PNR-gegevens. Zie voor wat betreft het gebruik van PNR-gegevens de antwoorden op de vragen 2 en 3. Ten aanzien van de API-gegevens bericht ik u als volgt.
Op grond van artikel 4, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 2.2a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 kunnen luchtvaartmaatschappijen op vordering van de grenstoezichtsautoriteiten worden verplicht om passagiersgegevens te verzamelen en te verstrekken. Deze wettelijke bepaling is een implementatie van Richtlijn 2004/82/EU van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om een beperkt aantal passagiersgegevens door te geven (de zogenaamde «API-richtlijn»). Volgens deze richtlijn is het voor een doeltreffende bestrijding van illegale immigratie en betere grenscontroles van essentieel belang dat alle lidstaten een regeling invoeren waarbij de verplichtingen worden vastgesteld die gelden voor luchtvervoerders die passagiers naar het grondgebied van de lidstaten vervoeren.
Sinds de implementatie van de API-richtlijn in de vreemdelingenwetgeving zijn tot op heden in Nederland nog slechts op beperkte schaal API-gegevens verstrekt en verwerkt. In 2009 is een pilot-project van start gegaan, waarbij KLM op grond van artikel 4, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 2.2a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, API-gegevens verstrekt aan de Koninklijke Marechaussee met betrekking tot de inkomende vluchten vanaf 12 bestemmingen.
De nu gevraagde API-gegevens zijn de minimale gegevens conform de Richtlijn 2004/82/EG, te weten: nummer en aard van het reisdocument, nationaliteit, volledige naam, geboortedatum, plaats van binnenkomst in de EU en gegevens over vervoermiddel alsmede tijd van vertrek en aankomst en het totaal aantal passagiers en het eerste instappunt. Het betreft een deel van de informatie die terug te vinden is op het machine-leesbare deel van het paspoort van de passagier, aangevuld met informatie over de desbetreffende vlucht.
Op basis van de ervaringen ten aanzien van de pilot met KLM is geconcludeerd dat door het tevoren ontvangen van passagiersgegevens efficiënter kan worden opgetreden door de grensautoriteiten. Daarmee kan doeltreffender worden opgetreden tegen passagiers die gesignaleerd staan of een verhoogd risico kunnen vormen, terwijl meer passagiers sneller en soepeler – zonder wachttijden of ondervragingen – de grens kunnen passeren. Op grond van deze ervaringen is besloten om vanaf 1 januari 2012 aan luchtvaartmaatschappijen die vluchten uitvoeren op 27 specifieke bestemmingen, die uit het oogpunt van illegale immigratie als risicovol worden aangemerkt, de verplichting op te leggen om API-gegevens te verstrekken. Per brief van 11 juli j.l. zijn de luchtvaartmaatschappijen hierover geïnformeerd. Zoals ook al in de brief van 11 juli 2011 is aangegeven, zal voor de wijze waarop de gegevens worden verstrekt worden aangesloten bij de «Guidelines on Advance Passenger Information», die mede zijn opgesteld door IATA.
Het gebruik van API-gegevens is conform de vereisten neergelegd in de API-richtlijn en de Europese regels inzake gegevensbescherming.
Douane:
Het volgende kan worden vermeld ten aanzien van het gebruik van de Douane. In de door de Nederlandse Douane toegepaste methodiek worden de in systemen van de luchtvaartmaatschappijen voorhanden PNR-gegevens geraadpleegd: er is geen sprake van het overdragen van passagiersgegevens. De te raadplegen PNR-gegevens betreffen alleen de door de passagier aan de luchtvaartmaatschappij verstrekte gegevens, zoals die ook zijn opgenomen in de bijlage bij de Guidelines on Passenger Name Record (PNR) van de International Civil Aviation Organization (ICAO), document 9944. IATA onderschrijft deze ICAO Guidelines, evenals de Wereld Douane Organisatie. De Europese regels inzake gegevensbescherming worden door de douane nageleefd als onderdeel van de verplichting tot geheimhouding uit het Communautair douanewetboek, waarbij kan worden verwezen naar specifieke bepalingen inzake gegevensbescherming, met name Richtlijn 95/45/EG en Verordening 45/2001.
Worden deze gegevens opgeslagen? In welke vorm, voor hoelang en wie toegang heeft tot deze gegevens?
Koninklijke Marechaussee
Voor wat betreft de API-gegevens geldt dat deze door de desbetreffende luchtvaartmaatschappij worden verstrekt aan de autoriteit die belast is met het grenstoezicht, te weten de Koninklijke Marechaussee. De Koninklijke Marechaussee verwerkt deze gegevens in het kader van de wettelijke taak ten aanzien van het grenstoezicht en het tegengaan van illegale immigratie, zoals in artikel 4 van de Vreemdelingenwet is bepaald. Deze gegevens worden, in lijn met de eisen gesteld in de API-richtlijn, door de Koninklijke Marechaussee slechts zeer tijdelijk bewaard. Op grond van artikel 2.2b van het Vreemdelingenbesluit 2000 dient de Koninklijke Marechaussee deze gegevens binnen 24 uur te vernietigen. Uitsluitend in die concrete gevallen dat de Koninklijke Marechaussee de gegevens later nog nodig heeft voor de uitoefening van haar taken mogen de gegevens langer worden bewaard.
Indien in concrete gevallen PNR-gegevens worden gevorderd door de officier van justitie dan blijven deze gegevens bewaard zolang het onderzoek duurt en/of nodig is voor de strafrechtelijke vervolging. De PNR-gegevens worden verwerkt in processenverbaal die worden opgemaakt per individueel geval. Bij het verwerken van de gegevens is de Wpg het wettelijk kader.
Douane
De geraadpleegde PNR-gegevens van de geselecteerde vluchten worden door de Douane niet opgeslagen, behoudens in die gevallen waarin een controle is ingesteld en/of wanneer een ingestelde controle tot corrigerende maatregelen heeft geleid. De gegevens worden ten behoeve van de verwerking van de analyse gedurende een korte tijd (maximaal 2 maal 24 uur) na raadpleging vastgehouden en zijn uitsluitend toegankelijk voor die Douane-medewerkers die uit hoofde van hun functie toegang moeten hebben.
AIVD
De AIVD is in het kader van zijn wettelijke taakuitvoering bevoegd (persoons)gegevens (en dus ook passagiersgegevens) te verwerken. Onder verwerken wordt ook het opslaan van gegevens begrepen. Hierbij worden de eisen die bij of krachtens de WIV 2002 zijn gesteld in acht genomen. Toegang tot deze gegevens is beperkt tot medewerkers van de AIVD die uit hoofde van hun functie toegang moeten hebben
Wat wordt bedoeld met «een vordering»? Hoe vaak is een vordering tot het doorgeven van PNR-gegevens uitgegeven? Hoe breed zijn dergelijke vorderingen geformuleerd? Bent u van mening dat met de genoemde vorderingen in feite een systematische doorgifte van PNR gegevens tot stand is gebracht?
In de brief van 11 juli jl. waarnaar u verwijst in vraag 6 en die, zoals eerder aangegeven, betrekking heeft op API-gegevens, wordt gesproken over «een vordering». Het gaat hier om het begrip «vordering», zoals dat is opgenomen in artikel 2.2a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en die een zelfde betekenis heeft als het begrip vordering in de artikelen 5:16 en 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het niet een vrijblijvend verzoek betreft, maar een opdracht waaraan gevolg dient te worden gegeven. In artikel 184 Wetboek van Strafrecht is het opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering van een toezichthouder of opsporingsambtenaar strafbaar gesteld.
Daarnaast kennen we de «vordering» van het Openbaar Ministerie waarmee, op basis van onder meer artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering, PNR-gegevens worden gevorderd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De vordering wordt door de officier van justitie gegeven aan (in dit geval) de betrokken luchtvaartmaatschappij. De verkregen gegevens worden ter waarheidsvinding opgevraagd en aan een bepaalde zaak gekoppeld door middel van een proces verbaal.
In 2010 heeft het Openbaar Ministerie ongeveer 9500 keer gegevens gevorderd (in het kader van ca.700–800 strafrechtelijke onderzoeken). Het gaat daarbij – afhankelijk van de zaak – om boekingsgegevens en/of vluchtgegevens en/of bagagegegevens en/of passagiersgegevens. Bij toepassing van artikel 126nd Wetboek van Strafvordering kan niet gesproken worden over «systematische doorgifte van PNR-gegevens» nu het hier telkens om een vraagstelling per afzonderlijke casus is. Dit beeld wordt bevestigd als de genoemde aantallen opvragingen worden geplaatst in het totaal van de passagiers die jaarlijks via de nationale luchthaven reizen.
In het kader van de Vreemdelingenwet/Algemene wet bestuursrecht zijn ongeveer 100 keer PNR-gegevens opgevraagd. De strekking van het opvragen, zoals de Koninklijke Marechaussee dat in een individueel geval doet, is het verkrijgen van de historische gegevens over (bijvoorbeeld) een reisroute die een vliegtuig of passagier heeft gevolgd. Daarbij worden passagierslijsten opgevraagd waarop staat welke passagiers aan boord van de vlucht hebben gezeten, en de bijbehorende boekingsgegevens waarop informatie voorkomt van de personen die op een bepaalde vlucht hebben gezeten. Ook hierbij is geen sprake van systematische doorgifte van PNR-gegevens.
De openstelling van spitsstroken op verschillende trajecten in Nederland |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel waarin sprake is van elf trajecten waar de spitsstroken permanent worden geopend?1
Ja.
Klopt het dat, zoals in het desbetreffende artikel wordt geschreven, er alleen van trajecten in de Randstad de spitsstroken permanent worden opengesteld?
Alle genoemde trajecten in het betreffende artikel zijn plusstroken: stroken die aan de linkerzijde van de rijbaan liggen. De betreffende trajecten zijn niet geselecteerd op een specifieke ligging binnen of buiten de Randstad, maar op basis van de breedte van de rijbanen. Zodat de bestaande snelheid kan worden gehandhaafd bij permanente openstelling, zonder dat er aanpassingen van bruggen en viaducten nodig zijn.
Deelt u de opvatting dat er zoveel mogelijk spitsstroken permanent open moeten worden gesteld?
Ik maak een onderscheid tussen de stroken aan de linkerkant van de weg (plusstroken) en de spitsstroken die gebruik maken van de vluchtstrook en aan de rechterkant liggen. De stroken zijn aanvankelijk aangelegd om met behulp van beperkte middelen op een adequate manier de spits te ontlasten. Ze zijn niet allemaal geschikt voor permanente opening. Dit hangt samen met drie aspecten: verkeersveiligheid, snelheid en kosten.
Bij de plusstroken spelen snelheid en kosten een rol. Daarom laat ik nu onderzoeken welke plusstroken tegen geringe kosten en bij gelijkblijvende snelheid opengesteld kunnen worden. Ik bericht u hier later dit jaar over. Daarnaast ben ik voorstander van zoveel mogelijk/ optimaal benutten van de wegen.
Wanneer komt u met voorstellen om de overige vijf spitsstroken zijnde de A2 in beide richtingen tussen Knooppunt Het Vonderen en Urmond, de A50 tussen Knooppunt Ewijk en Knooppunt Valburg, en tussen Knooppunt Beekbergen en Knooppunt Waterberg, en de A73 tussen Beuningen en Knooppunt Ewijk, ook permanent open te stellen?
De bovengenoemde spitsstroken bevinden zich allemaal op de vluchtstrook. Deze wil ik niet permanent openstellen vanwege de verkeersveiligheid. Wel kijk ik naar een ruimere openstelling voor alle spits- en plusstroken. Hierop kom ik later dit jaar terug.
Hoe zit het verder met de andere voorgenomen spitsstroken?
In het kader van het programma Beter Benutten wordt nu samen met de regionale overheden en het bedrijfsleven gewerkt aan een pakket maatregelen om de filedruk in de betreffende regio te verminderen. Daarbij worden ook mogelijke nieuwe locaties voor spitsstroken onderzocht.
Ouders die een leraar betalen van een bekostigde school |
|
Manja Smits |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de artikelen «Ouders betalen leraar»1 en «Ouders gevraagd om geld voor extra leraar»2?
Voor mijn reactie verwijs ik u naar mijn antwoorden op de onderstaande vragen.
Hoe is het idee ontstaan dat ouders allen 300 euro meebetalen aan het salaris van een leerkracht? Kwam dit idee van de ouders of van de school?
Uit contact met het bevoegd gezag is gebleken dat het initiatief vanuit het team en de ouders is gekomen en dat het bevoegd gezag het voorstel heeft overgenomen.
Deelt u de mening van de directeur van basisschool De Basis in het Groningse Mussel dat de kwaliteit van het onderwijs wordt aangetast wanneer er nog maar twee groepen zouden zijn voor de hele basisschool? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat de onderwijskwaliteit wordt aangetast? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening niet geheel. Het kan voor leraren lastig zijn om aan een combinatiegroep (een samenvoeging van twee of meer leerjaren in één groep) les te geven, maar het is zeker mogelijk. De Inspectie van het Onderwijs wijst er in het Onderwijsverslag 2009/2010 op dat verreweg de meeste kleine scholen ten minste voldoende kwaliteit leveren. Dat geldt ook voor De Basis (zie ook mijn antwoord op vraag 4).
Wel is het zo dat kleine scholen een grotere kans hebben om zwak of zeer zwak te worden. Om die reden heb ik in het actieplan «Basis voor Presteren» aangekondigd dat er een programma komt om kleine scholen te ondersteunen bij het (blijvend) realiseren van een goede onderwijskwaliteit. De doelgroep van dit programma bestaat uit scholen met minder dan vijftig leerlingen. De Basis hoort daar ook toe.
Begrijpt u de wanhoop van de ouders die vrezen voor de kwaliteit van het onderwijs voor hun kinderen? Zo ja, hoe gaat u deze vrees wegnemen?
Ik betreur het als ouders wanhopig zijn en vrezen voor de kwaliteit van het onderwijs. Daar is volgens mij geen reden toe, gelet op de bevindingen van de inspectie. Tijdens een inspectieonderzoek dat op 24 november 2010 is uitgevoerd, heeft De Basis het vertrouwen van de Inspectie van het Onderwijs gekregen. In februari 2011 is op grond hiervan het basisarrangement toegekend. Dit betekent dat het onderwijs op De Basis van voldoende niveau is. Ik hoop dat deze positieve bevindingen de onrust bij de ouders kunnen wegnemen.
Wat is uw oordeel over het feit dat ouders de docent zelf gaan betalen, omdat deze anders wordt wegbezuinigd? Deelt u de mening dat niet de ouders, maar het schoolbestuur moet zorgen voor genoeg leerkrachten? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
De rijksbekostiging is toereikend voor het inrichten van het onderwijs op kleine scholen. Deze scholen krijgen relatief meer geld per kind, onder andere vanwege de kleine scholentoeslag.
Het schoolbestuur is verder verantwoordelijk voor het onderwijsaanbod. Het moet de rijksbekostiging aanwenden voor het onderwijsproces op de school. Dit betekent ook dat men moet zorgen voor voldoende leerkrachten om het onderwijs te geven. Het is daarom niet nodig dat ouders een leraar gaan betalen. Zij kunnen daartoe evenmin verplicht worden gesteld. Het basisonderwijs is immers gratis. Het staat ouders vrij om op vrijwillige basis een ouderbijdrage te geven.
Deelt u de mening dat het onwettig en onaanvaardbaar is dat ouders leerkrachten zelf gaan betalen, aangezien het hier om het primaire onderwijsproces gaat? Wat gaat u doen om deze situatie ongedaan te maken zonder dat de leerlingen er de dupe van worden?
Een bestuur mag aan ouders een extra bijdrage vragen maar dit is te allen tijde op vrijwillige basis. Bovendien dient goedkeuring te worden gevraagd aan de medezeggenschapsraad. Essentiële besluiten met betrekking tot het schoolbeleid, waaronder de vaststelling of wijziging van de hoogte en de bestemming van de ouderbijdrage zijn namelijk onderworpen aan het instemmingsrecht van de (oudergeleding) van de medezeggenschapsraad. Het aanvaarden van extra (ouder)bijdragen voor het aanstellen van een leerkracht moet dan ook deze instemming hebben.
Indien een ouderbijdrage wordt gebruikt voor het aanstellen van een extra leerkracht die ingezet wordt voor het geven van onderwijs, kunnen kinderen van ouders die hieraan niet mee kunnen of willen betalen, hiervan niet worden uitgesloten.
Deelt u de mening dat dit soort oplossingen alleen mogelijk is voor ouders die genoeg geld hebben? Zo ja, hoe voorkomt u dat publieke scholen op deze manier deels privaat worden?
Deze mening deel ik niet. Het basisonderwijs is gratis. Het bijdragen door ouders aan de kosten van een extra leraar is niet nodig, omdat de rijksbekostiging toereikend is.
Wat zijn de voorschriften over de besteding van giften van religieuze instellingen aan scholen? Mogen scholen deze giften inzetten voor zaken die het primaire proces raken, zoals onderwijzend personeel?
Met een groot aantal onderwijspartners is in februari 2009 het convenant «Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring» afgesloten. Hierin staat opgenomen dat een gift wordt gezien als een donatie. Dat is een geldelijke bijdrage, niet gebaseerd op de onderwijswetgeving en de ouderbijdragen, waarvoor het bevoegd gezag geen tegenprestatie levert.
In het convenant staat opgenomen dat de continuïteit van het onderwijs niet in gevaar mag komen doordat op enig moment sponsormiddelen of donaties wegvallen (art. 6). Het uitvoeren van aan de school wettelijk opgedragen kernactiviteiten, mag niet afhankelijk worden van de extra middelen.
In dit verband merk ik nogmaals op dat de overheid zorgt voor de reguliere bekostiging van de scholen waarmee men in staat is te voldoen aan de wettelijke verplichtingen.
Wanneer kunnen wij uw plannen tegemoet zien om de bevolkingskrimp in goede banen te leiden? Bent u bereid schoolbesturen die te maken hebben met krimp tegemoet te treden wanneer zij vanwege die krimp in financiële moeilijkheden komen?
Op 14 september 2011 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de onderzoeksresultaten van het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven over de kostenontwikkeling bij schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs die te maken hebben met krimp. In mijn beleidsreactie, waarnaar ik hier volledigheidshalve verwijs, zet ik uiteen welke maatregelen ik tref op dit thema.
Arbeidsvoorwaarden in de gemeentelijke thuiszorg |
|
Renske Leijten , Jeroen Recourt (PvdA), Linda Voortman (GL) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het kwaliteitsconvenant over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)-thuiszorg, waarin staat dat signaleren bij mensen thuis intrinsiek onderdeel is van het werk van een thuiszorgmedewerker? Bent u zich ervan bewust dat dit convenant is getekend door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS), Stichting LOC zeggenschap in de zorg en de thuiszorgbranche?1
Ja.
In welke gemeenten wordt het kwaliteitsconvenant gehanteerd bij de aanbesteding van de huishoudelijke thuiszorg? Bent u bereid dit te onderzoeken?
Het exacte aantal gemeenten dat het «Kwaliteitsdocument Verantwoorde Hulp bij het Huishouden» in het bestek opneemt, is mij niet bekend. Mijn beeld is dat steeds meer gemeenten dit doen. De verplichting voor een aanbieder van hulp bij het huishouden om conform het kwaliteitsdocument te werken, volgt overigens al uit de Kwaliteitswet zorginstellingen. De Kwaliteitswet zorginstellingen is namelijk van toepassing op aanbieders van hulp bij het huishouden. Dit houdt in dat deze aanbieders «verantwoorde zorg» moeten bieden. Het kwaliteitsdocument bevat de normen voor verantwoorde zorg, waaronder signalering, op basis waarvan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toezicht houdt. Indien een gemeente het werken conform het kwaliteitsdocument opneemt in het bestek, worden de normen voor verantwoorde zorg ook een contractuele verplichting.
Het lijkt mij derhalve niet nodig om onderzoek te doen naar het aantal gemeenten dat het kwaliteitsdocument in het bestek opneemt, omdat aanbieders van hulp bij het huishouden reeds uit hoofde van de Kwaliteitswet zorginstellingen de normen voor verantwoorde zorg dienen na te leven.
Hoe verklaart u dat het taakelement «signalering» via de functiewaardering gezondheidszorg (FWG) in functiegroep 15 behoort, maar dat thuiszorgaanbieders dit taakelement in functiegroep 10 waarderen?
Werkgevers en werknemers hebben de CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) afgesloten. Hierin zijn afspraken over arbeidsvoorwaarden vastgelegd. Betrokken partijen dienen zich daar aan te houden. Wanneer er verschil van mening bestaat over arbeidsvoorwaarden (waaronder de functiewaardering) die in een CAO geregeld zijn, dan voorzien zowel die CAO als het arbeidsrecht in procedures om een uitspraak over zo’n meningsverschil te krijgen. Die procedures lopen tussen de betrokken CAO-partijen of tussen individuele werknemers tegen individuele werkgevers, waarbij werknemers zich meestal laten bijstaan door hun vakbond of hun rechtsbijstandverzekeraar.
In die procedures past het niet dat een bewindspersoon uitspraken doet over arbeidsvoorwaardelijke geschillen.
Bent u zich ervan bewust dat voor FWG functiegroep10 geldt dat signaleren géén onderdeel is van het werk, waardoor lager opgeleid personeel kan worden ingezet? Zo ja, hoe verhoudt dit gegeven zich tot het kwaliteitsconvenant?
Zoals aangegeven bij het antwoord op uw vraag 2 dienen aanbieders van hulp bij het huishouden zich uit hoofde van de Kwaliteitswet zorginstellingen te houden aan de normen voor verantwoorde zorg, zoals opgenomen in het «Kwaliteitsdocument Verantwoorde Hulp bij het Huishouden». Dit betekent dat de signaleringstaak – waar u terecht aandacht voor vraagt – te allen tijde geborgd dient te zijn.
Indien gemeenten bovenop de afspraken die opgenomen zijn in het kwaliteitsdocument aanvullende eisen stellen, dienen aanbieders contractueel aan deze eisen te voldoen. De gemeente houdt zelf toezicht of daadwerkelijk aan deze aanvullende eisen wordt voldaan.
Erkent u dat een convenant enkel waarde heeft als alle ondertekenaars ook naleving van het convenant waarborgen? Zo ja, vindt u dat dit gebeurt op dit moment? Zo nee, waarom sluit uw ministerie dan convenanten af?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat eisen, die gemeenten stellen aan uit te voeren werkzaamheden ook één op één vertaald dienen te worden in de taakomschrijving voor de werknemers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hierop toezien?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat verlaging van het salaris voor thuiszorgmedewerkers niet de aantrekkelijkheid van werken in de zorg vergroot? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u eraan doen?
Zoals ik mijn brief «vertrouwen in de zorg» heb aangegeven, vind ik waardering voor medewerkers in de zorg van het grootste belang. Het is volstrekt helder dat een salarisverlaging voor de betrokken thuiszorgmedewerkers zeer vervelend is en deze kwestie niet bijdraagt aan het beeld dat werken in de zorg aantrekkelijk is.
Dit laat onverlet dat werkgevers en werknemers gezamenlijk afspraken maken over de arbeidsvoorwaarden. Uit het feit dat er een CAO VVT is afgesproken kan afgeleid worden dat er overeenstemming bestaat tussen de betrokken werkgevers en de betrokken werknemers over een arbeidsvoorwaardenpakket waar beide partijen mee kunnen leven. Het is niet aan mij om vervolgens nog een oordeel over deze arbeidsvoorwaarden te geven.
Wilt u toelichten hoe de gang van zaken bij Viva Zorggroep zich verhoudt tot de verbindendverklaring door de regering van de CAO Verpleeg Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT), waarin een salarisgarantieregeling is opgenomen?
De CAO VVT is nog niet voor algemeen verbindend verklaring aangedragen bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Maar omdat de ViVa! Zorggroep lid is van Actiz, geldt deze CAO desalniettemin. In mijn antwoord op uw vraag 3, heb ik al aangegeven welke procedures bewandeld kunnen worden als er een conflict is over arbeidsvoorwaarden die zijn vastgelegd in de CAO.
Voor de volledigheid wil ik er hier op wijzen dat de salarisgarantieregeling in de CAO, waar u aan refereert, slaat op situaties waarbij er sprake is van overname van personeel door andere zorgaanbieders. Die situatie is in het voorliggende geval van de ViVa! Zorggroep niet aan de orde.
Het weigeren of intrekken van een wapenvergunning bij signalen van radicalisering |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de aangenomen motie-Çörüz over meewegen van signalen van radicalisering bij weigering van een wapenvergunning op grond van vrees voor misbruik?1
Ja.
Is er sindsdien een vergelijking gemaakt tussen lijsten van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) waarop personen staan die in de gaten worden gehouden in verband met mogelijke radicalisering en/of extremisten en personen met een wapenvergunning?
Op 20 januari 2010 hebben de toenmalige ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie de Tweede Kamer geïnformeerd over de motie-Çoruz. In deze kabinetsreactie (TK 29 754, nr. 179) is vermeld dat het gebruik van AIVD-informatie voor de beoordeling van een aanvraag voor een wapenvergunning oneigenlijk zou zijn.
De AIVD kan, op grond van zijn huidige taakopvatting, slechts persoonsgegevens verwerken van personen die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid van de staat (artikel 13 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten). De AIVD is bevoegd om in het kader van zijn taakuitvoering zijn gegevens met anderen te delen (artikel 36 WIV). Indien de AIVD een geweldsdreiging die uitgaat van een bepaalde persoon waarneemt, of vermoedens daaromtrent heeft (bijvoorbeeld naar aanleiding van wapenbezit), wordt dit standaard via ambtsberichten gedeeld met betrokken partijen.
Voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding geldt dat deze, op grond van zijn huidige taakopvatting, zelf geen onderzoek doet en daarom ook niet over dergelijke «lijsten» van personen beschikt.
Het schietdrama in Alphen aan de Rijn is aanleiding geweest om het huidige Nederlandse systeem van wapenbeheersing door de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV)te laten onderzoeken. Dit onderzoek omvat zowel de regelgeving als de uitvoering en handhaving daarvan. De resultaten hiervan verwacht ik in september met de Tweede Kamer te kunnen delen. In mijn brief van 12 april 2011 aan de voorzitter van uw Kamer (TK 32 739, nr. 1) heb ik medegedeeld dat ik aan de hand van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek, het onderzoek van de Rijksrecherche en het onderzoek van de OvV zal bezien welke conclusies zouden moeten worden getrokken ten aanzien van het beleid met betrekking tot legaal wapenbezit en het toezicht daarop.
Wat is er gebeurd met de mogelijke resultaten hiervan? Heeft dit ook geleid tot intrekking of weigering van wapenvergunningen?
Zie antwoord vraag 2.
De terugkeer van de tienertour |
|
Jetta Klijnsma (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Come-back van Tienertoer»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van diverse mediaberichten over de terugkeer van de Tienertoer.
Wat vindt u van het initiatief van de Culturele Jongeren Pas (CJP) om deze zomer een proef te doen met de Tienertoer?
Ik vind het positief dat CJP het initiatief heeft genomen om, in het licht van de jarenlange samenwerking met NS, de Tienertoer nieuw leven in te blazen. Het gaat deze zomer om een proef. CJP en NS zullen monitoren of het initiatief aanslaat en op basis daarvan bekijken of en op welke manier de Tienertoer definitief terugkomt.
Wat vindt u van de hernieuwde doelstelling van de Tienertoer, namelijk om jongeren te verleiden meer culturele activiteiten te ondernemen?
Ik sta hier positief tegenover. Deze doelstelling past immers in het beleid van dit kabinet, zoals vastgelegd in het Regeerakkoord: «De overheid schept condities op het gebied van kunst en cultuur die de kwaliteit verhogen en de toegankelijkheid waarborgen. (...) Het kabinet wil meer ruimte geven aan de samenleving en het particulier initiatief en de overheidsbemoeienis beperken. Kunst en cultuur zijn tenslotte ook van en voor de samenleving.»
Deelt u de mening dat dit initiatief van de CJP door de scherpe prijs (33 euro voor drie dagen onbeperkt reizen) veel jongeren kan verleiden tot het ondernemen van culturele activiteiten, Nederland te verkennen en jongeren laat kennis maken met het openbaar vervoer?
Net als CJP en NS zal ik met belangstelling volgen of dit initiatief aanslaat.
Deelt u de mening dat dit een prachtig initiatief is, wat zeer nieuwsgierig maakt naar de uitkomsten van de proef?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 4.
Bent u bereid de uitkomsten van deze proef te betrekken bij de discussie rond de toekomst van de Cultuurkaart voor jongeren?
In het Regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd dat (de overheidssubsidie voor) de Cultuurkaart wordt geschrapt. Het aanstaande schooljaar is het laatste waarin de Cultuurkaart in de huidige vorm zal bestaan. Als er maatschappelijke en/of particuliere initiatieven zijn om de Cultuurkaart en/of de Tienertoer in de toekomst voort te zetten, dan staat het kabinet daar positief tegenover.
Het wegsluizen van tonnen aan Persoonsgebonden Budgetten (pgb's) in een Zeeuws afkickcentrum |
|
Renske Leijten |
|
Is het waar dat het zorgkantoor in Goes momenteel onderzoek doet naar mogelijke fraude met pgb’s en andere onregelmatigheden bij de Stichting In de Vrijheid te Wemeldinge? Wanneer worden de uitkomsten van dat onderzoek verwacht?1
Ja. Het zorgkantoor streeft er naar dit onderzoek zo spoedig mogelijk af te ronden. Men kan nog niet zeggen wanneer de uitkomsten bekend zullen zijn.
Wordt er ook een strafrechtelijk onderzoek ingesteld? Zo nee, waarom niet?
Vooralsnog is bij het Openbaar Ministerie geen aangifte of andere informatie bekend op grond waarvan een strafrechtelijk onderzoek kan worden gestart.
Is het bericht waar dat het Centrum Indicatiestellingen Zorg (CIZ) indicaties heeft afgegeven op basis van diagnostiek en aanvraag door een psychotherapeut, die wegens wangedrag uit zijn beroep is gezet door het medisch tuchtcollege? Zo ja, om hoeveel indicaties gaat het sinds de psychotherapeut uit zijn beroep is gezet en wat is uw opvatting over deze gang van zaken?1
Nee. De betrokken psychotherapeut mocht zijn beroep nog uitoefenen, hangende het hoger beroep van zijn zaak bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.
Deelt u de mening dat geschorste of uit hun beroep verwijderde behandelaren geen indicatieaanvragen zouden moeten kunnen indienen en dat het CIZ geen indicaties zou mogen afgeven op basis van dergelijke aanvragen? Zo nee, waarom niet?
Ja die mening deel ik ten zeerste.
De IGZ heeft ondertussen de bij het centrum betrokken psychotherapeut een bevel gegeven tot het direct beëindigen van zijn werkzaamheden. Een ieder kan het BIG-register raadplegen om te zien of een bevoegdheidsbeperking van kracht is tegen degene die de diagnose stelt, dan wel op basis van een diagnose een indicatieaanvraag, namens en met toestemming van de cliënt, indient bij het CIZ.
Deelt u de mening dat de afstandelijke en grootschalige opzet van het CIZ een risico vormt, aangezien een dergelijke organisatie per definitie niet de achtergrond van een indicatieaanvrager kan kennen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee. Door het CIZ wordt, waar nodig in het kader van een juiste beoordeling van de aanvraag voor een indicatie AWBZ, bij de (medisch) behandelaar van de aanvrager informatie opgevraagd. Het CIZ heeft artsen in dienst die in geval van twijfel nadere (medische) gegevens opvragen of de door de behandelaar van de cliënt verstrekte medische gegevens checken.
Heeft het CIZ de status van de psychotherapeut gecontroleerd in het Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)-register? Zo nee, wat zegt dit over de betrouwbaarheid van door het CIZ afgegeven indicaties?
Neen. De tuchtrechtelijke maatregel, zoals door het regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg opgelegd, is nog niet onherroepelijk, als gevolg waarvan geen maatregel voor deze psychotherapeut in het BIG-register is vermeld.
Hoe vaak komt het voor dat door het CIZ-indicaties worden afgegeven (mede) op basis van diagnostiek door behandelaren, die daartoe niet langer bevoegd zijn? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Het is niet bekend hoe vaak dit voorkomt. Het CIZ controleert het BIG-register als er redenen of aanwijzingen zijn die daartoe aanleiding geven. In dat geval wordt een indicatieaanvraag conform de frauderichtlijn van het CIZ afgehandeld.
Alvorens te onderzoeken hoe vaak indicatiebesluiten worden afgegeven (mede) op basis van diagnostiek door behandelaren die niet langer bevoegd zijn het beroep uit te oefenen, acht ik het eerst van belang te onderzoeken op welke wijze het CIZ beter gebruik kan maken van de informatie die in het BIG-register is opgenomen. Ik acht dat van groot belang om fraude tegen te gaan en ga hiertoe in overleg met betrokken partijen.
Is de ontzetting uit het beroep van de psychotherapeut tijdig en op correcte wijze in het BIG-register weergegeven? Zo nee, wat zegt dit over de betrouwbaarheid van het BIG-register?
Ja, het BIG-register is op juiste wijze omgegaan met de uitspraak van het regionaal tuchtcollege. Het regionaal tuchtcollege heeft ten aanzien van de psychotherapeut de maatregel doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd. Tegen deze uitspraak heeft betrokkene hoger beroep aangetekend. Een hoger beroep heeft opschortende werking tot er een definitieve uitspraak is van het Centraal Tuchtcollege. Die uitspraak is er nog niet. Er is derhalve niets in het BIG register verwerkt.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) betrokken bij de zaak rond het Zeeuwse afkickcentrum? Zo ja, wilt u de werkwijze toelichten? Zo nee, waarom niet?
Ja, de IGZ is betrokken. De IGZ is op 3 augustus 2011 gestart met een onderzoek naar het Zeeuwse afkickcentrum. De vraag die hierbij centraal stond is of het centrum de gezondheidsrisico’s voldoende heeft afgedekt. De werkwijze van de IGZ houdt in dat de inspectie het centrum doorlicht ten aanzien van de kwaliteit en veiligheid van de geboden zorg. Daarbij ziet de IGZ dossiers in, bekijkt eventueel aanwezige opslagruimten voor medicijnen en spreekt met zowel cliënten als medewerkers, maar ook met verwijzers en eventueel andere betrokken zorgverleners, zoals de huisarts en, indien relevant, het betrokken zorgkantoor. Op basis van de bevindingen wordt een inspectieoordeel opgemaakt. Dit kan inhouden dat het centrum (een deel van) zijn activiteiten al dan niet onder bepaalde voorwaarden kan voortzetten of dat tot sluiting ervan dient te worden overgegaan. De inspectie heeft haar onderzoek inmiddels afgerond. Dit heeft ertoe geleid dat het Zeeuwse afkickcentrum een deel van haar activiteiten met onmiddellijke ingang heeft moeten staken. Verder heeft de inspectie de bij het centrum betrokken psychotherapeut een bevel gegeven tot het direct beëindigen van zijn werkzaamheden.
Deelt u de mening dat deze zaak, na de eerdere affaire met Winnersway, aanleiding vormt om een onderzoek te starten naar de kwaliteit, veiligheid en integriteit van aanbieders van verslavingszorg in Nederland? Zo nee, op welk moment zou u tot de conclusie komen dat een dergelijk onderzoek wel gerechtvaardigd is? Zo ja, wilt u toelichten welke stappen u gaat ondernemen?
De reguliere instellingen voor verslavingszorg bieden in het algemeen een kwalitatief goed aanbod van diverse behandelmogelijkheden. Zij participeren in een netwerk van verslavingszorginstellingen, dat is ondergebracht bij GGZ-Nederland. De IGZ heeft in 2009 een pilot-onderzoek uitgevoerd naar nieuwe toetreders op het terrein van verslavingszorg. De in het kader van deze pilot onderzochte organisaties scoorden overwegend positief op de kwaliteit van de verleende zorg. De recente incidenten zijn voor mij geen aanleiding om de verslavingszorgsector aan een onderzoek te onderwerpen.
Deelt u de mening dat drugsverslaafden een buitengewoon kwetsbare en afhankelijke patiëntengroep vormen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op grond waarvan meent u dat zij geacht kunnen worden als kritische «consumenten» onderscheid te maken tussen integere en malafide aanbieders van verslavingszorg en de kwaliteit kunnen beoordelen?
Drugsverslaafden zijn kwetsbaar, omdat zij vaak kampen met een multiple problematiek als middelenafhankelijkheid, psychische, somatische en sociale problemen. Niettemin staat een meerderheid van de drugsverslaafden in contact met de reguliere zorg, waarvan een divers, laagdrempelig en kwalitatief goed aanbod in heel Nederland beschikbaar is. Het Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang en de «stedelijke kompassen» hebben daar in belangrijke mate aan bijgedragen. De instellingen voor reguliere verslavingszorg spannen zich bovendien meer en meer in zelfs de zogenaamde zorgmijders te bereiken en naar hulpverlening door te geleiden.
Hoeveel particuliere verslavingszorgaanbieders zijn er momenteel in Nederland en is de IGZ in staat hier voldoende toezicht op te houden? Wanneer mag een particulier verslavingszorg gaan aanbieden?
Het staat particulieren vrij om zonder registratie verslavingszorg aan te bieden. Het exacte aantal particuliere verslavingszorgaanbieders is dan ook niet bekend. De inspectie traceert voor zover mogelijk niet-reguliere/particuliere toetreders en verzamelt daarover een aantal standaardgegevens. Dit geldt ook voor particuliere verslavingszorgaanbieders. Als op basis van deze gegevens er voor de inspectie ook maar enige aanleiding is om te twijfelen aan de kwaliteit en veiligheid van de geboden zorg, dan volgt een inspectiebezoek. Ook zet de inspectie haar toezicht in op basis van signalen en meldingen.
Hoeveel te behandelen verslaafden telt Nederland en hoeveel behandelplaatsen zijn er in de reguliere zorg? Vindt u dit aanbod voldoende en wilt u uw antwoord toelichten?
In de reguliere verslavingszorg zijn circa 2 300 bedden beschikbaar. De vraag hoeveel te behandelen verslaafden er zijn, is niet zonder meer te beantwoorden. Het Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang en de daarop gebaseerde Stedelijke Kompassen heeft ertoe bijgedragen dat velen van hen goed in beeld zijn bij de gemeenten. Voorts heb ik van de aanbieders van reguliere verslavingszorg geen signalen ontvangen dat de wachttijden voor behandeling langer zijn dan afgesproken binnen de Treek-normen.
Acht u het mogelijk dat verslaafden door een tekort aan behandelplekken, verschraling van de reguliere zorg of een gebrek aan zorg op maat richting het pgb zijn gedreven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u waarborgen dat de reguliere zorg voor deze mensen een volwaardig alternatief wordt?
Ik heb daarvoor geen aanwijzingen. Verslaafden kunnen – net als andere patiënten – verschillende redenen hebben om zich te wenden tot andere hulpverleners dan de reguliere zorg. De behandeling van verslaving is vaak een proces van vallen en opstaan, waarbij meer dan één (soort) behandeling nodig is.
Deelt u de mening dat het liberaliseren van de gezondheidszorg inclusief vrije toetreding en de introductie van een winstoogmerk het risico op fraude en uitbuiting hebben vergroot en nog steeds verder doen toenemen? Zo nee, met welke cijfers onderbouwt u dat optimisme?
Neen. Ik ben met u van mening dat in een stelsel waar vrije toetreding is en waar winstoogmerk is toegestaan de publieke randvoorwaarden, zoals toezicht op kwaliteit en toezicht op fraude, goed geregeld moeten zijn. In een stelsel met vrije toetreding en waar verschillende typen (zorg)aanbieders actief zijn, neemt in het algemeen doelmatigheid en klantgericht handelen toe. Publieke toezichthouders moeten de randvoorwaarden handhaven, ongeacht of de aanbieder oud of nieuw is, en wel of geen winstoogmerk heeft.
Het bericht dat een hoogleraar patiëntveiligheid/anesthesioloog opstapt bij het Maasstad ziekenhuis |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht ‘Anesthesioloog Maasstad ziekenhuis stapt op’?1
Het betreft hier een persoonlijke keuze van de betreffende anesthesioloog. Ik respecteer deze keuze.
Klopt het dat het ziekenhuisbestuur niet van de diensten en expertise van betrokkene op het gebied van patiëntveiligheid gebruik wilde maken bij het oplossen van de crisis?
Het ziekenhuis geeft aan dat de directie voor de uitbraak met de Oxa-48 producerende K. pneumoniae gebruik heeft kunnen maken van de diensten van het RIVM en UMCU-team, die landelijk gelden als expertteam op het gebied van multiresistente bacteriën. Prof. dr. Marc Bonten van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) is hiervoor als supervisor aangesteld mede op aanwijzing van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Wat betekent dit voor de patiëntveiligheid in het Maasstad ziekenhuis?
Het Maasstad Ziekenhuis geeft aan dat zij met de aanstelling van prof. dr. Marc Bonten, hoogleraar Medische Microbiologie, als supervisor de uitbraak van de multiresistente bacterie in kaart en vervolgens tot stilstand brengt en beteugelt. Hiermee stelt het Maasstad Ziekenhuis de patiëntveiligheid te kunnen garanderen.
Op basis van de Kwaliteitswet Zorginstellingen is het ziekenhuis verplicht tot het leveren van verantwoorde zorg. Als blijkt dat het ziekenhuis niet aan deze verplichting kan voldoen neemt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) tijdig passende maatregelen. Het opstappen van de betrokken anesthesioloog heeft dan ook geen directe gevolgen voor de patiëntveiligheid in het Maasstad Ziekenhuis.
Bent u bereid te onderzoeken waarom het ziekenhuisbestuur de aangeboden hulp niet accepteerde?
Zoals ik in eerdere antwoorden op Kamervragen (de datum 25 juli 2011, 2011Z11786) heb laten weten, is het ziekenhuis onder verscherpt toezicht gesteld en zal nader onderzoek van de IGZ moeten uitwijzen of en in hoeverre er sprake is geweest van «niet adequaat reageren» of «onverantwoord handelen». Het al dan niet inwinnen van benodigde hulp van experts is daar onderdeel van.
Deelt u de mening dat dit opnieuw aantoont dat het bestuur van het Maasstad ziekenhuis faalt bij het aanpakken van deze crisis?
Zie antwoord vraag 4.
Wat moet er nog meer gebeuren om dit landelijk best betaalde, maar falende bestuur naar huis te sturen?
Het is niet aan de overheid om een bestuurder van een ziekenhuis naar huis te sturen. Dit doet geen recht aan de private verantwoordelijkheid van de partijen in de zorg. Het is de taak van de raad van toezicht om te besluiten of een bestuurder al dan niet opzij gezet moet worden. Daarnaast heeft de cliëntenraad de bevoegdheid om een enquêteverzoek in te dienen bij de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer kan bij wanbeleid voorzieningen treffen zoals ontslaan van één of meer bestuurders of leden van de raad van toezicht.
Stroomstoring KPN en gevolgen voor de hulpdiensten |
|
Ronald van Raak |
|
Wat was de oorzaak van de storing bij KPN?1
Het betreft hier een storing in een zogenaamde crossconnect. Een crossconnect is een complex systeem dat bestaat uit rijen apparatuur die samen een «verkeersplein» vormen in het netwerk van KPN. KPN heeft circa 100 van deze crossconnects in haar infrastructuur in gebruik. Op de betreffende crossconnect in Rotterdam zijn ruim 6 000 verbindingen aangesloten. De crossconnect bestaat uit twee delen, een actief deel en een back-up deel dat bij uitval de functie van het actieve deel overneemt. Op 27 juli werden er onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan het back-up deel van de crossconnect. Dit heeft geleid tot een storing in het actieve deel. De analyse tot nu toe geeft aan dat de crossconnect defect raakte omdat bij het verwijderen van een al uitgeschakelde voeding in het back-up deel de klokken in beide delen van de crossconnect opnieuw werden gestart. Dit had niet mogen gebeuren omdat de continuïteit van het kloksignaal een randvoorwaarde is voor het functioneren van de crossconnect. KPN heeft in haar netwerk niet eerder te maken gehad met een dergelijke storing.
Om de oorzaak te kunnen onderzoeken moeten delen van de crossconnect uit het netwerk worden verwijderd. Daarvoor zullen de 6 000 verbindingen worden omgezet maar een andere crossconnect. Volgens de huidige planning is de crossconnect eind augustus beschikbaar voor nader onderzoek.
Wat was de oorzaak van de storing in de communicatiesystemen van P2000 en C2000? Hoe kan een storing bij KPN gevolgen hebben voor deze communicatiesystemen?
Voor het transport van de gedigitaliseerde radiosignalen tussen de schakelcentrales van C2000 en de antenneopstelpunten maakt het C2000 netwerk gebruik van KPN lijnverbindingen. 86 van deze verbindingen liepen via deze crossconnect.
Welke gevolgen heeft deze storing gehad voor de dienstverlening van de hulpdiensten? Hoe vaak heeft de meldkamer spoedmeldingen niet door kunnen geven aan de juiste hulpdiensten? Met welke gevolgen?
De 112 meldingen via mobiele telefonie die bij het KLPD binnenkomen konden een aantal keren niet op de gebruikelijke manier worden doorgezet naar de meldkamers van de betreffende regio’s. In een aantal gevallen is er doorgerouteerd via andere lijnen. De centralisten van het KLPD hebben bellers niet automatisch maar «warm doorverbonden». Dat wil zeggen dat de centralist aan de lijn bleef totdat de hulpdienst in de meldkamer de verbinding had aangenomen. Bij deze afwijkende procedure is geen vertraging in de afhandeling van 112 meldingen opgetreden.
De eenheden op straat konden niet vanuit de meldkamer in de regio’s Rotterdam Rijnmond, Zuid-Holland Zuid en een deel van de regio Hollands Midden via C2000 worden bereikt. De meldkamers zijn daarom opgeschaald. Er is op straat extra personeel ingezet bij ambulance en politie. De brandweer is overgegaan tot kazernering. De communicatie tussen de meldkamers enerzijds en de kazernes, districtbureaus en de eenheden anderzijds verliep via mobiele telefonie.
In de regio Hollands Midden is de communicatie tussen meldkamer en de eenheden via mobiele telefonie goed verlopen. In de regio Zuid-Holland Zuid konden alle binnengekomen meldingen met behulp van mobiele telefonie worden doorgezet naar de juiste hulpdiensten. In de regio Rotterdam-Rijnmond deden zich bij het gebruik van mobiele telefonie (van KPN ) enige storingen voor maar konden de eenheden met uitzondering van éen automatische brandmelding wel worden bereikt. Bij deze automatische brandmelding is de betreffende kazerne door een politie-eenheid geïnformeerd. Mobiele telefonie via Vodafone functioneerde in Rotterdam-Rijnmond naar behoren.
Alle spoedmeldingen zijn dus doorgezet naar de betrokken eenheden op straat.
Omdat de C2000 opstelpunten normaal functioneerden konden de eenheden onder het bereik van een opstelpunt onderling wel met C2000 communiceren. Dit geldt ook voor het contact tussen de kazernes en districtsbureaus en de eenheden op straat voor zover deze zich onder hetzelfde opstelpunt bevonden.
Het alarmeren van functionarissen via het alarmeringssysteem P2000 en de zogenaamde communicator was niet mogelijk. De functionarissen zijn met behulp van mobiele telefonie gealarmeerd. De verbinding tussen de meldkamers Zuid-Holland Zuid en Rotterdam-Rijnmond en het nationale noodnet was verstoord. Het openbaar brandmeldsysteem (OMS) meldde lijnstoringen. In Hollands Midden zijn de meest risicovolle locaties telefonisch op de hoogte gesteld.
Deelt u de mening dat de hulpdiensten altijd bereikbaar dienen te zijn vanuit de meldkamer? Is er een back-up voor deze communicatiesystemen in noodgevallen als deze? Zo ja, waarom heeft dit niet gewerkt? Hoe gaat u zorgen dat dit in de toekomst wel werkt? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid te onderzoeken of een dergelijke oplossing in de toekomst mogelijk is, zodat uitval van noodzakelijke communicatiesystemen tot het verleden behoort?
Ik deel de mening dat de hulpdiensten in principe altijd bereikbaar moeten zijn vanuit de meldkamer. In C2000 zijn daarom diverse back-up voorzieningen aanwezig. Dit noodgeval heeft echter betrekking op een onderdeel van de infrastructuur van KPN. In de crossconnect is een back-up voorziening aanwezig.
KPN en leverancier Alcatel Lucent onderzoeken de defecte crossconnect. Aan de hand van de uitkomsten zal worden bepaald of en zo ja welke oplossingen mogelijk zijn om uitval van de crossconnect in de toekomst te voorkomen. Ik zal KPN aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek dringend verzoeken de maatregelen te nemen die bijdragen aan het voorkomen van een dergelijke storing.
De storing in de infrastructuur van KPN heeft niet alleen een ongewenst effect gehad op het functioneren van C2000. De regio Rotterdam-Rijnmond meldde mij dat ook het Havenbedrijf, het loodswezen, de luchthaven Rotterdam The Hague Airport en de RET eveneens hinder hebben ondervonden van deze storing. Ook vanuit andere regio’s zijn meldingen over niet functioneren van vaste telefoonlijnen ontvangen. Het is tegen deze achtergrond dat ik de Inspectie OOV heb verzocht een onderzoek te doen naar dit incident om zo inzicht te krijgen in het functioneren van de telecominfrastructuur voor deze vitale sectoren van onze samenleving.
De honderden eerwraken in de politieregio's Haaglanden, Zuid-Holland en Rotterdam Rijnmond |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Jaarlijks honderden eerwraken in regio»?1
Ja.
In hoeverre is de op dinsdag 26 juli 2011 in brand gestoken vrouw uit Delft slachtoffer van eerwraak geworden?
Ik kan hier geen uitspraak over doen, omdat het Openbaar Ministerie mij heeft medegedeeld dat het onderzoek nog niet is afgerond.
Is het waar dat de politiekorpsen Haaglanden, Zuid-Holland-Zuid en Rotterdam Rijnmond honderden keren per jaar te maken krijgen met gevallen van eerwraak? Wat zijn de precieze cijfers, ook van de andere politiekorpsen?
Op 1 november 2008 is het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) opgericht. Daaraan voorafgaand is in de korpsen Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid een pilotproject uitgevoerd. Over de pilot zijn verschillende rapporten verschenen (die ook aan de Tweede Kamer beschikbaar zijn gesteld), waarin cijfers over binnengekomen zaken zijn genoemd. Die cijfers hadden betrekking op casuïstiek waarbij eer als motief voor (dreigend) geweld werd vermoed. Het ging dus niet om cijfers over eerwraak, maar over eer gerelateerd geweld. In het artikel in de Telegraaf van 28 juli 2011 wordt waarschijnlijk gerefereerd aan data uit rapporten uit de pilotperiode.
In het voorjaar van 2010 heeft het LEC EGG in samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het rapport «Inzicht in cijfers; Mogelijke eerzaken in 2007, 2008 en 2009 nader bekeken» uitgegeven2. In dit rapport is beschreven in hoeveel zaken in de jaren 2007, 2008 en 2009 uit het hele land door regiokorpsen en andere ketenpartners bij het LEC EGG om ondersteuning is gevraagd omdat het vermoeden gerezen was dat men met een eerzaak van doen had. In 2007 werd 493 maal een beroep op het LEC EGG gedaan, in 2008 553 maal en in 2009 445 maal. Twee tot drie procent van die zaken betrof moord of doodslag.
In bovengenoemd rapport is ook een beschrijving opgenomen voor een landelijk in te voeren registratie om tot eenduidige registratie van mogelijke eerzaken te komen. Deze registratgie is in januari 2011 ingevoerd en zal met ingang van volgend jaar leiden tot een eenduidig inzicht in de aard en omvang van mogelijke eerzaken die op enigerlei wijze ter kennis komen van de politie. Overigens heeft het Landelijk Experisecentrum in 2010 volgens eigen administratie 498 zaken operationeel ondersteund en of behandeld.
Ziet u een relatie tussen de enorme groei van de islamitische gemeenschap in Nederland de afgelopen decennia en het probleem van eerwraak? Zo nee, waarom niet?
Uit onderzoek naar eergerelateerd geweld blijkt dat eercodes cultureel zijn ingegeven en niet religieus3. Er bestaat een verband tussen traditionele familieculturen en eergerelateerd geweld. Dergelijke familieculturen bestaan in een groot deel van de wereld, ongeacht de aldaar voorkomende religie. De gemeenschappen in Nederland waar fenomenen als eergerelateerd geweld en eerwraak zich voordoen kenmerken zich niet zozeer door de islamitische achtergrond, maar door zeer schadelijke culturele tradities aangaande eer, verlies van eer en eerherstel.
Welke concrete maatregelen gaat u treffen om het probleem van import van eerwraak zo snel mogelijk op te lossen?
Voor de maatregelen die wij nemen om eergerelateerd geweld tegen te gaan verwijs ik u naar de brieven die onder het Programma Eergerelateerd Geweld naar uw Kamer zijn verzonden, met als laatste de slotrapportage van het Programma van 14 december 2010 (TK, 2010–2011, 30 388, nr. 40).