Het bericht dat 'aftrek 7 uur gebruikelijke zorg in strijd met wet' |
|
Linda Voortman (GL) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op bovengenoemd bericht?1
Per Saldo verwijst in haar berichtgeving naar een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 november 2011 over gebruikelijke zorg.
Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die ouders geacht worden aan hun kinderen te bieden. Die is uitgewerkt in de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ. Pas als de gebruikelijke zorg in vergelijking tot kinderen in dezelfde leeftijdscategorie substantieel (=meer dan een uur per dag) wordt overschreden is er sprake van bovengebruikelijke zorg, waarvoor een AWBZ-indicatie mogelijk is. Deze marge van één uur is gekozen, omdat er bij kinderen verschillen zijn in de normale ontwikkeling. Ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd zonder AWBZ-grondslag kan de omvang van de zorg (per dag) verschillen. Deze systematiek van bovengebruikelijke zorg wordt al een aantal jaren in de indicatiestelling gebruikt.
De rechtbank te Leeuwarden geeft aan dat de inhoud van de beleidsregels indicatiestelling AWBZ zich op dit punt niet verdraagt met wettelijke bepalingen.
Daar tegenover staan eerdere uitspraken van rechtbanken uit andere arrondissementen die de systematiek van bovengebruikelijke zorg wel accepteren.
Er is tegen deze eerdere uitspraken door verzekerden geen hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Het CIZ heeft hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. Ik wacht dit af en zie op dit moment zelf geen aanleiding acties te ondernemen.
Welke acties gaat u ondernemen naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van Leeuwarden?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) in hoger beroep om duidelijkheid te verkrijgen over de betekenis van deze uitspraak voor andere houders van een persoonsgebonden budget?
Zie antwoord vraag 1.
Het artikel “Politie zoekt vermiste sekteleden” |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Politie zoekt vermiste sekteleden»?1
Ja.
Klopt het dat de sekteleden van de Efraïm Genootschap, waaronder drie minderjarige kinderen, zijn verdwenen? Wat gaat u hieraan doen?
Eind november/begin december is een aantal leden van het Efraim Genootschap, samen met de leider van dit genootschap, van Nederland naar Israël gereisd. Daaronder bevinden zich een vrouw, haar meerderjarige dochter en twee minderjarige zonen van 14 en 15 jaar oud. De echtgenoot van de vrouw heeft van het vorenstaande melding gemaakt bij de politie. Aangezien de man samen met zijn echtgenote het ouderlijk gezag heeft over de minderjarige kinderen, is er sprake van strafbare onttrekking. Nadat de man aangifte had gedaan, heeft het arrondissementsparket Den Haag de zaak in onderzoek genomen. De man gaf zelf aan geen reden te hebben om te twijfelen aan de veiligheid van zijn kinderen en dat de kinderen een verhuizing naar Israël ook wel zagen zitten. Op grond van deze feiten en omstandigheden heeft de officier van justitie besloten geen opsporingsonderzoek te starten en de politie gevraagd om de signalering van de vrouw in te trekken. Hierbij heeft de officier van justitie laten meewegen dat de man wist dat zijn vrouw bezig was met plannen om te vertrekken en dat hij toen niet de autoriteiten heeft gewaarschuwd. Het Openbaar Ministerie is van mening dat in dit geval een ander optreden dan strafrechtelijk prevaleert, in casu het civiele recht (familierecht). De twee minderjarige zonen zijn overigens inmiddels met hulp van de Nederlandse ambassade teruggekeerd naar Nederland.
Waarom is er niet eerder ingegrepen bij de sekte? Hadden de verdwijningen voorkomen kunnen worden?
Daartoe was geen aanleiding. Zie mijn antwoorden op vraag 2.
Hoeveel incidenten met sektes zijn er de afgelopen vijf jaar gemeld bij de politie en bij Meld Misdaad Anoniem?
In de afgelopen vijf jaar heeft geen afzonderlijke registratie plaatsgevonden van incidenten gerelateerd aan sektes. Het lidmaatschap van een sekte levert geen strafbaar feit op. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op vraag 5 en 6.
Heeft u inmiddels onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de drempel voor slachtoffers om melding te maken van misstanden bij sekten te verlagen?
Zoals ik heb toegezegd tijdens het algemeen overleg met uw Kamer over sekten op 7 september 2011 bezie ik de mogelijkheid om een meldpunt voor slachtoffers van sekten in te richten. De gesprekken hierover bevinden zich in een afrondende fase.
Wat is de stand van zaken rond het toegezegde onderzoek door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar sektes in Nederland?
Het onderzoek is opgenomen in de onderzoeksprogrammering van het WODC voor het jaar 2012. Begin 2012 zal dit volgens de normale procedure in gang worden gezet.
Blijft u nog steeds bij uw standpunt dat het niet nodig is om beleid te ontwikkelen rond sektes, zoals u heeft meegedeeld in uw brief van 8 maart 20112 en nogmaals heeft bevestigd in het algemeen overleg hierover?3
Ja, vooralsnog zie ik geen reden om aanvullend op de maatregelen die ik heb aangekondigd beleid te ontwikkelen.
De Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) |
|
André Elissen (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u de vragen die op 13 april 2011 zijn gesteld tijdens het algemeen overleg Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)1 en die op 30 november 2011 nogmaals herhaald zijn tijdens het algemeen overleg Gemeentelijke Basisadministratie?
Ja.
Deelt u de mening dat het voor alle Nederlandse burgers duidelijk moet zijn welke personen of organisaties toegang hebben tot hun gegevens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt u het Rijk, provincies en gemeenten in dit opzicht voldoende transparant?
Ja, het is een algemene regel van bescherming van de persoonlijke levenssfeer dat voor burgers duidelijk moet zijn welke personen of organisaties toegang hebben tot hun gegevens. Deze eis van transparantie van de gegevensverwerking is onder andere neergelegd in de Europese Privacyrichtlijn (95/46/EG). Deze richtlijn is in Nederland rechtstreeks geïmplementeerd in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). De transparantie van de gegevensverwerking komt uit meerdere bepalingen van de Wet GBA naar voren. Zo bepaalt artikel 78 van de Wet GBA dat aan betrokkene kosteloos en in begrijpelijke vorm een volledig overzicht van zijn persoonslijst wordt verstrekt. Daarbij wordt schriftelijk mededeling gedaan van de hoofdlijnen van de terzake van de basisadministratie geldende regels, waaronder ten minste de hoofdlijnen van de regels betreffende de identiteit van de voor de verwerking verantwoordelijke, de doeleinden van de basisadministratie, de registers die tot de GBA behoren, de opgenomen gegevenscategorieën, de categorieën van ontvangers van gegevens en de rechten van de ingeschrevene. Die mededeling wordt ook gedaan, indien een burger vraagt of er over hem gegevens worden verwerkt in de GBA (artikel 79 Wet GBA). Op verzoek van de burger wordt hem voorts medegedeeld aan welke afnemers of derden over hem gegevens zijn verstrekt uit de GBA (artikel 103 Wet GBA). Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten deze wettelijke taken niet goed zouden uitvoeren.
De Europese privacyrichtlijn is ook geïmplementeerd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Deze wet geldt als de algemene privacywet voor Nederland en is van toepassing in zowel de publieke als de private sector, behalve op terreinen waar specifieke wettelijke regelingen zijn getroffen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer (zoals bijvoorbeeld de hiervoor genoemde Wet GBA). Op grond van de Wbp geldt het beginsel van de transparantie van de gegevensverwerking derhalve ook voor alle overheidsorganen (rijk, provincies, gemeenten) die registraties met persoonsgegevens bijhouden.
Het kabinet zet krachtig in op meer aandacht voor de informatiebeveiliging en de bescherming van persoonsgegevens. Transparantie van de gegevensverwerking vormt hiervan een essentieel onderdeel. De Tweede Kamer is bij brief van 29 april 2011 geïnformeerd over de voornemens van het kabinet om een voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens uit te werken.2
Daarnaast kiest het kabinet in zijn reactie naar aanleiding van het WRR-rapport iOverheid er, in lijn met de WRR, voor om de bestaande structuren die zien op de uitvoering van het inzage- en correctierecht, alsmede verwerkelijking van het wissen van persoonsgegevens, aan te passen.3 Door voor de burger op elektronische wijze inzichtelijk te maken welke overheidsorganisaties van welke gegevens over deze burger gebruik maken, met welke andere organisaties zij deze gegevens delen, en welke wettelijke grondslag voor de deling bestaat, krijgen burgers de beschikking over informatie die hen in staat stelt zelf meer regie te voeren op en toezicht te houden op de gegevensuitwisseling met en door de overheid. In de brief wordt aangekondigd dat door middel van nader onderzoek verkend zal worden op welke wijze de informatiepositie van de burger verder kan worden versterkt door verdere uitbreiding van de functionaliteit van MijnOverheid . Tevens wordt in de brief aangekondigd dat een eventuele verplichting voor overheidsorganisaties om bovenstaande inzagemogelijkheden te realiseren via mijn.overheid.nl, zal worden verkend.
Kunt u alsnog voor het einde van 2011 een compleet overzicht aanleveren van alle gemeenten in Nederland, met daarbij per gemeente de organisaties die toegang hebben tot gegevens die opgeslagen zijn in de Gemeentelijke Basisadministratie? Kunt u bij dit overzicht tevens per gemeente de autorisatieprocedures en de procedures om die autorisaties periodiek te controleren en in te trekken, voegen? Kunt u tevens per gemeente een overzicht bijvoegen waaruit blijkt hoe vaak de afgelopen twee jaar de gegevens in de GBA zijn geraadpleegd en door welke organisaties? Zo nee, waarom niet?
De uitvoering van de Wet GBA is belegd bij de gemeenten. Iedere gemeente is zelf verantwoordelijk voor de bijhouding van de gegevens van de ingezetenen in de eigen basisadministratie en voor de verstrekking van gegevens daaruit aan bestuursorganen en derden. Iedere gemeente voert, binnen de grenzen die de Wet GBA stelt, zijn eigen autorisatiebeleid en stelt zijn eigen autorisatieprocedures op. Ook houdt iedere gemeente zelf bij hoe vaak en door wie de gegevens in zijn basisadministratie zijn geraadpleegd. Gezien deze decentrale opzet van de GBA is er op centraal niveau geen overzicht van gemeentelijke autorisaties, gemeentelijke autorisatieprocedures of van raadplegingen die in de gemeentelijke basisadministraties zijn gedaan. De burger kan bij de gemeente waar hij staat ingeschreven deze gegevens opvragen. Ik kan u wel een overzicht geven van de autorisaties die op grond van de Wet GBA bij besluit van de minister van BZK zijn afgegeven aan bestuursorganen en derden die in aanmerking komen voor verstrekking van gegevens uit de GBA. Het overgrote deel van de autorisaties heeft betrekking op de verstrekking van gegevens uit alle gemeentelijke basisadministraties, omdat het gewoonlijk gaat om bevragingen door landelijke instanties (bijlage 1) 4. In bijlage 24 is een toelichting te vinden voor welke taken de betrokken bestuursorganen en derden een autorisatiebesluit hebben gekregen. Een toelichting op de autorisatieprocedure is opgenomen in bijlage 34. Er wordt op dit moment gewerkt aan het beter toegankelijk maken van de informatie met betrekking tot autorisatiebesluiten en de autorisatieprocedure. Mijn streven is dit uiterlijk februari 2012 op de website www.bprbzk.nl. gepubliceerd te hebben.
Hoe beoordeelt u het feit dat het programma Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie op het Rijks ICT-dashboard2 het rapportcijfer 10 (tien) krijgt terwijl het project ten opzichte van de vorige versie van het dashboard een jaar langer gaat duren en vele miljoenen extra gaat kosten? Vindt u het redelijk om tegelijkertijd met een herbeoordeling de criteria aan te passen? Denkt u dat het toekennen van rapportcijfer tien aan een miljoenenproject dat zich al jaren voortsleept zonder dat er concrete producten zijn opgeleverd, helpt om het vertrouwen in de overheid te herstellen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De scores op het Rijks ICT-dashboard worden bepaald door de vergelijking tussen de laatste door de opdrachtgever vastgestelde herijking van doorlooptijd en kosten en de meest actuele schatting. Herijkingen zijn een formeel besluit van de opdrachtgever, dat een project meer kost of langer duurt. Redenen hiervoor kunnen bijvoorbeeld nieuwe afspraken met de Tweede Kamer zijn, of nieuwe regelgeving van de EU die van toepassing wordt verklaard. Het cijfer 10 is geen rapportcijfer.
De herijkingen en overigens ook de oorspronkelijke schatting van kosten en doorlooptijd worden op het dashboard grafisch weergegeven en tekstueel toegelicht.. De Tweede Kamer is over de herijking ingelicht.6 De status van mGBA op het Rijks ICT-dashboard is groen. Dit betekent dat het programma opereert binnen de aan de Tweede Kamer gemelde eisen op planning en kosten. Naar aanleiding van de motie Van der Burg (33000 VII, nr. 15) bezie ik de mogelijkheden om meer informatie in het Rijks ICT-dashboard op te nemen. Ik zal uw Kamer daarover begin 2012 informeren.
Kunt u aangeven hoeveel keer het programma Modernisering GBA rood kreeg en hoeveel keer dit programma oranje kreeg in de Gateway Review van 19 augustus 20113? Welke conclusie verbindt u aan deze beoordeling en welk rapportcijfer zou u het programma Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie op basis van deze Gateway Review geven? Kunt u de Tweede Kamer tevens alle eerdere onderzoeken naar het programma Modernisering GBA, zoals bijvoorbeeld Gateway Reviews, toesturen? Zo nee, waarom niet?
Per Gateway Review krijgt een project of programma één zogeheten Delivery Confidence uitspraak. Met een review wordt aan een project een status toegekend, variërend van groen, oranje en rood. In de Gateway Review van 19 augustus 2011 betrof dit oranje-rood. De status oranje-rood betekent dat gedane aanbevelingen onverkort en zo snel mogelijk moeten worden doorgevoerd.
In de Gateway Review van 19 augustus 2011 hebben vier aanbevelingen de rubricering Rood en vier aanbevelingen de rubricering Oranje. De betekenis van de rubricering is: Rood = Doe onmiddellijk en Oranje = Doe binnenkort.
De conclusie die ik aan deze beoordeling heb verbonden is om de voorgestelde aanbevelingen om te zetten in maatregelen en deze in uitvoering te nemen. In het overzicht dat ik heb gestuurd bij mijn brief van 29 november 20118 heb ik aangegeven op welke wijze ik aan de rode en oranje aanbevelingen inhoud heb gegeven.
De Gateway Reviews van het programma mGBA en andere uitgevoerde externe kwaliteitstoetsen zijn opgenomen in het Rijks ICT-dashboard, alsook op de website van het programma.
Alle Gateway Reviews die over het programma mGBA zijn gehouden, zijn aan uw Kamer toegezonden:
Daarnaast zijn naar het programma mGBA de volgende onderzoeken gedaan, die ik eveneens uw Kamer heb toegestuurd:
Vindt u dat het Rijks ICT-Dashboard een grote waarschuwingssticker zou moeten bevatten dat het rapportcijfer geen recht doet aan de werkelijkheid omdat het programma Modernisering GBA in werkelijkheid slecht loopt, zoals duidelijk op te maken valt uit de Gateway Review van 19 augustus? Zo nee, waarom niet? Welke toegevoegde waarde heeft het Rijks ICT-dashboard in uw beleving?
Nee, het Rijks ICT-dashboard is een verantwoordingsinstrument, maakt herijkingen inzichtelijk, en doet daarmee recht aan de werkelijkheid omtrent de kosten en doorlooptijd van projecten. Omdat het project mGBA onder de rijksbrede afspraken van grote en risicovolle ICT-projecten valt, kent het programma een hogere mate van monitoring dan projecten die hier niet onder vallen. De toegevoegde waarde van het Rijks ICT-dashboard is het op een uniforme wijze bieden van een totaaloverzicht van de projecten uit de rapportage grote en risicovolle ICT-projecten voor wat betreft de vraag of deze projecten voldoen aan de planning en beheersing van de kosten zoals gemeld aan de Tweede Kamer.
Hoeveel kosten zijn er gemoeid met het ontwikkelen, beheren en actueel houden van het Rijks ICT-Dashboard? Denkt u dat dit geld beter besteed had kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
De ontwikkelkosten van het Rijks ICT-dashboard bedroegen € 60.000,-. De jaarlijkse beheerkosten van het Rijks ICT-dashboard liggen rond de € 20.000,-. De verantwoording aan de Tweede Kamer over de grote en risicovolle ICT-projecten van het betreffende ministerie is een van de kerntaken van de departementale CIO. Met het Rijks ICT-dashboard worden de rapportages ondersteund en beter inzichtelijk gemaakt.
De mogelijke uitnodiging van een omstreden Imam door de As-Soenah moskee |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht over de uitnodiging van de As-Soenah moskee van de omstreden imam Mohammed Al Maghraoui?1
Ja.
Bent ervan op de hoogte dat deze imam in Marokko zeer omstreden is vanwege zijn oproep meisjes van negen jaar te huwen? Zo ja, wat vindt u ervan dat deze imam op uitnodiging van de As-Soebah moskee hier komt preken bij de opening van de moskee?
De standpunten van de heer Maghraoui, zoals deze bericht zijn in de media, over het huwen met 9-jarige meisjes en het hebben van seksuele omgang met minderjarige meisjes zijn verwerpelijk en in strijd met de goede zeden. Ook in Marokko is hij omstreden. Sinds hij in 2008 uitspraken deed over het goedkeuren van huwelijken met zeer jonge meisjes, kreeg hij in zijn eigen land veel kritiek. Het goedkeuren van het huwen van minderjarige meisjes is volgens Marokkaans recht weliswaar niet strafbaar, maar dergelijke standpunten gaan in tegen internationale verdragen om kinderen te beschermen tegen seksueel geweld. Seksueel geweld mag onder geen enkele omstandigheid worden vergoelijkt. Uiteraard dragen dergelijke opvattingen op geen enkele wijze bij aan de integratie of emancipatie van welke groep dan ook. Binnen de islamitische gemeenschappen bestaat ook grote weerstand tegen dergelijke opvattingen.
Deelt u de mening dat zulke uitspraken in strijd zijn van wet en regelgeving en onder het aanzetten van seksueel geweld tegen kinderen vallen? Zo ja, welke mogelijkheden heeft Nederland deze iman te weigeren?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de uitnodiging van deze omstreden imam door de As-Soenah moskee op geen enkele manier bijdraagt aan de emancipatie en integratie van de moslimgemeenschap en seksueel geweld vergoelijkt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in overleg te treden met de burgemeester van Den Haag over de rol en positie van deze moskee en de Kamer hierover te informeren?
Ja.
Bent u bereid om deze imam een visum te weigeren?
De visumaanvraag zal aan de hand van alle dan bekende feiten en omstandigheden worden beoordeeld. Visumweigering behoort vanzelfsprekend tot de mogelijkheden als die feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven.
De schaalvergroting van een Ottomaanse moskee in Limburg |
|
Geert Wilders (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Moskee naar Venlo-Zuid»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de visie dat met elke nieuwe moskee of vergroting van een oude, de destructieve invloed van de islam op de samenleving groeit?
Ik deel deze visie niet. Bovendien geldt in Nederland vrijheid van godsdienst. Deze omvat het recht om een geloof uit te oefenen in een gebedshuis of vergelijkbare locatie. Islamitische en andere gebedshuizen mogen iedere bouwstijl en omvang hebben, zolang dit valt binnen de randvoorwaarden van wet- en regelgeving, het bestemmingsplan en de welstand.
Klopt het dat deze Ottomaanse moskee medegefinancierd zal kunnen worden met geld van de «Islamitische Stichting Nederland», die evenals Diyanet direct valt onder het Turkse ministerie van Algemene Zaken?
Vanwege de grondwettelijke godsdienstvrijheid bemoeit de overheid zich niet met de bekostiging van religieuze bouwwerken, zolang er geen vermoedens bestaan van illegale handelingen. Daarbij wil ik u erop wijzen dat de Tweede Kamer eerder is geïnformeerd over de risico’s van buitenlandse financiering aan moskeeën (TK 2008–2009, 29 754, nr. 145), waarbij is aangegeven dat de Nederlandse overheid een goed systeem kent voor toezicht-, handhaving- en sanctiemogelijkheden.
Bent u van mening dat de Islamitische Stichting Nederland een door de islam geïnspireerde imperialistische club is, waarvan de invloed zoveel mogelijk ingeperkt dient te worden en dus ook nooit medefinancier mag worden van welk gebouw dan ook? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke stappen bent u voornemens te zetten om te voorkomen dat deze Ottomaanse moskee zal groeien en de invloed van de Turkse staat op in Nederland woonachtige burgers toeneemt?
Geen (zie ook antwoord op vraag 2). Het kabinet is van mening dat een zekere band met het land van herkomst geen belemmering hoeft te zijn voor de integratie, zolang deze op basis van vrijwilligheid en binnen de grenzen van de wet plaatsvindt. Indien dit niet het geval is, is er sprake van ongewenste overheidsbemoeienis vanuit het land van herkomst. Het Kabinet heeft dit standpunt in het verleden geregeld met zowel de Turkse als Marokkaanse overheden gedeeld.
Het beëindigen van de samenwerking van de anti-corruptiewaakhond Transparency International (TI) met de FIFA |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Anti-corruptiewaakhond stopt samenwerking met FIFA»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de anti-corruptiewaakhond Transparency International niet toegelaten wordt tot een FIFA-panel dat de aanpak van corruptie moet vormgeven?
FIFA heeft een commissie van externe experts gevraagd aanbevelingen te doen om de interne organisatie te hervormen en de transparantie te vergroten. Deze commissie, het Independent Governance Committee (IGC), staat onder voorzitterschap van professor Pieth. Hij is hoogleraar aan de Universiteit van Basel en deskundige op het gebied van o.a. economische misdrijven, witwassen van geld en corruptie. Transparency International (TI) is door de FIFA gevraagd zitting te nemen in het IGC. TI heeft in eerste instantie medewerking toegezegd maar heeft deze toezegging op 5 december 2011 op eigen initiatief ingetrokken vanwege een verschil van inzicht over de bezoldiging van de commissieleden en het mandaat van de commissie.
Ook al neemt TI -vrijwillig- niet deel aan het IGC, dit betekent niet dat er geen samenwerking heeft plaatsgevonden tussen de FIFA en het TI. De afgelopen maanden is er geregeld contact geweest tussen TI en FIFA. TI heeft volgens de FIFA volledige toegang gekregen tot de documenten waar zij toegang toe wilden verkrijgen (o.a. reglementen, financiële rapporten, circulaires). De Voorzitter van het IGC heeft bovendien toegezegd dat het rapport dat TI over de FIFA gepubliceerd heeft in augustus 2011, meegenomen wordt in het advies van het IGC.
Deelt u de mening dat toezicht op de FIFA noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke rol ziet u hier voor uzelf?
De FIFA vervult als wereldvoetbalorganisatie een belangrijke rol. Ik vind dan ook dat de FIFA transparant zou moeten zijn in zijn besluitvormingsprocedures en zich naar de maatschappij moet verantwoorden over het gevoerde beleid. De FIFA is echter een autonome private organisatie welke gevestigd is in Zwitserland. De FIFA moet zich houden aan de Zwitserse en internationale rechtsorde en het toezicht hierop is dienaangaande geregeld. Ik zie hier geen rol voor mijzelf in weggelegd.
Herinnert u zich de motie Van Dekken/Dijkstra2 waarin het kabinet wordt opgeroepen in Europees verband te komen tot een gedragscode voor Non-Gouvernementele Organisatie (NGO)’s in het algemeen en sportkoepels en sportbonden in het bijzonder? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze motie?
Jazeker. Ik heb mij sterk gemaakt om dit onderwerp op de agenda van de Europese Commissie en de Sportministers te plaatsten. Aanvankelijk was er in de EU niet veel animo maar gaandeweg groeide de steun voor mijn voorstel. Dit heeft geresulteerd in de oprichting van een nieuwe expertgroep over goed bestuur in de sport. Eén van de taken van deze expertgroep is het ontwikkelen van beginselen van goed bestuur in de sport. De aanbevelingen van deze expertgroep moeten uiterlijk eind 2012 aan de lidstaten ter bespreking voorgelegd worden.
Deelt u de mening dat het niet toelaten van de anti-corruptiewaakhond Transparency International niet zonder gevolg kan blijven? Bent u bereid het niet toelaten van de anti-corruptiewaakhond Transparency International in internationaal verband aan de orde te stellen?
TI heeft vrijwillig van deelname aan het IGC afgezien. Ik ben niet van plan dit in internationaal verband aan de orde te stellen, TI is immers een autonome en zelfstandige organisatie die zelf haar koers bepaalt.
Misstanden tijdens een nertsentransport van Nederland naar Griekenland |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
|
Kent u de berichten over de misstanden die zijn vastgesteld in de Italiaanse haven Bari bij een Nederlands transport van 1800 nertsen op weg naar Griekenland?1
Ik heb naar aanleiding van deze vragen informatie opgevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
Is het waar dat deze van nature solitair levende nertsen zo opeengestapeld waren dat ze zich nauwelijks konden verroeren en ze elkaar bevuilden met urine en ontlasting? Zo ja, waarom is dit bij controles in Nederland niet opgemerkt? Zo nee, waar baseert u dat op?
Van de Italiaanse autoriteiten heb ik vernomen dat de nertsen niet correct werden vervoerd. De kooien waren zodanig op elkaar gestapeld dat urine en ontlasting er doorheen konden vallen. De wagen was wel goedgekeurd voor het vervoer van nertsen. De vervoerder had een vergunning voor lang transport van een aantal diersoorten, maar niet voor nertsen.
Bovendien was de verplichte gezondheidsverklaring van de eigen dierenarts van de nertsenhouder niet correct. Er is een nieuwe eigen verklaring nagezonden die wel correct was.
De autoriteiten hebben passende maatregelen genomen en hebben de transporteur een boete opgelegd voor de begane overtredingen.
Nertsen zijn dieren die onder artikel 4 van de «Bezemrichtlijn» vallen (Richtlijn 92/118/EEG). Dat wil zeggen dat ze in het intraverkeer gebracht mogen worden zonder dat er een exportcertificering plaatsvindt. Deze dieren mogen binnen de EU worden verplaatst, mits ze begeleid worden met een gezondheidsverklaring van de eigen dierenarts. De transportbeweging wordt dus niet gemeld aan de nVWA, noch vastgelegd in TRACES, noch vooraf gekeurd door de nVWA.
Is het waar dat er in strijd met de Europese regeling geen gezondheidscertificatie aanwezig was en een specifieke autorisatie voor het vervoer van nertsen ontbrak? Zo ja, hoe verklaart u dat?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft er stal- of klepcontrole plaatsgevonden bij dit diertransport?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verklaart u dat ondanks controles van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit op deze wijze nertsen op transport kunnen worden gezet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol heeft de kwaliteitsregeling Quality system Livestock Logistics (QLL) in deze casus? Indien geen enkele rol, waarom niet?
De kwaliteitsregeling QLL is niet van toepassing op transporteurs van nertsen.
Wat was het doel van dit transport van levende dieren over deze afstand? Waar zijn de nertsen nu?
Aangezien de dieren niet onder de te certificeren diersoorten vallen is mij het doel van het transport en de bestemming van de dieren niet bekend. Van de Italiaanse autoriteiten heb ik begrepen dat de dieren op weg waren naar een houderij in Griekenland. Ik heb geen aanwijzingen dat het transport, nadat het zijn weg mocht vervolgen, niet op die bestemming is aangekomen.
Is het waar dat de welzijnsnormen die het productschap heeft opgesteld geen voorschriften bevatten voor het transport van deze dieren, gezien het feit dat dat zelden voorkomt? Zo ja, deelt u de mening dat het transporteren van deze niet-gedomesticeerde dieren verboden zou moeten worden, gezien het feit dat het niet mogelijk is ze te vervoeren zonder grote welzijnsproblemen?
De Welzijnsverordening nertsen van de Productschappen Vee en Vlees (PVE) bevat geen voorschriften voor het transport van nertsen. Het transport van nertsen moet voldoen aan de voorwaarden uit de Transportverordening. Zo mag het transport geen letsel of onnodig lijden veroorzaken en dienen de dieren gedrenkt en indien noodzakelijk gevoerd te worden. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de organisator/ uitvoerder van het transport.
Als geconstateerd wordt dat dit niet correct gebeurt, kan de betreffende autoriteit corrigerend optreden, zoals ook in dit geval is gedaan door de Italiaanse autoriteiten.
Het bericht dat garnalenvissers worstelen met Vibeg |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Garnalenvissers worstelen met Vibeg»?1
Ja.
Hoe verklaart u dat meerdere rapporten, zoals «Passende beoordeling huidig en toekomstig gebruik in Natura 2000-gebied Voordelta»2 en het rapport van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) «Zeevisserij in beweging»3 onderschrijven dat de visserij geen aantoonbare negatieve effecten heeft op de zeebodem en zelfs een positief effect heeft op de zeebodem?
Uit de door u aangehaalde rapporten blijkt niet dat er geen aantoonbare negatieve effecten of zelfs positieve effecten op de zeebodem zouden zijn. Zo blijkt uit de door u aangehaalde Passende Beoordeling Voordelta 2007 dat juist de uitsluiting van boomkorvisserij met de wekkerkettingen een positief effect heeft op het bodemleven, en dat de instelling van een bodembeschermingsgebied (waarin visserij wordt geweerd) nodig is om te kunnen vaststellen dat er geen significant negatieve effecten zijn. Ook uit de presentatie van het ILVO waarnaar u verwijst blijkt expliciet dat als gevolg van visserij kwetsbare langlevende soorten verdwijnen, dat kortlevende en snel reproducerende soorten talrijker worden en dat er algehele verschuivingen in het ecosysteem optreden.
Deelt u de mening dat er op dit moment geen ecologische gronden zijn om de visserij te weren uit de kustgebieden? Zo nee, waarom niet?
Neen. Uit de passende beoordeling boomkorvisserij op vis in de Nederlandse kustzone blijkt duidelijk dat die ecologische gronden bestaan.4 Slechts dankzij de uitvoering van de visserijmaatregelen zoals die in het VIBEG-akkoord zijn opgenomen kan deze visserij onder de daar genoemde voorwaarden en omstandigheden worden voortgezet.
Bent u op de hoogte van de procedure die is toegepast om de vissers in te lichten en deelt u de mening dat door de gevolgde telefonische procedure de cijfers gekleurd kunnen zijn?
Ik ben op de hoogte van de gevolgde procedure, maar het is aan de Nederlandse Vissersbond zelf de procedure te bepalen.
Deelt u de mening dat er een correcte procedure dient te worden gevolgd om het draagvlak binnen de Nederlandse vissersbond goed te kunnen vaststellen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de ondertekening van het Vibeg-akkoord uit te stellen om zo de juiste draagvlakprocedure op een goede manier te laten verlopen en de vissers een eerlijke kans te geven hun opinie duidelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Nee, het VIBEG akkoord wordt vandaag getekend, ook door de visserijsector. Het is een akkoord dat tot stand is gekomen na een onderhandelingsproces van bijna twee jaar. Voormannen in de visserijsector zijn in voortdurend contact geweest met de achterban om het draagvlak voor de maatregelen te toetsen.
Het bericht dat een verkrachte vrouw is vrijgelaten uit een Afghaanse gevangenis, op voorwaarde dat ze met haar verkrachter trouwt |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de 19 jarige verkrachte Gulnaz is vrijgelaten uit een Afghaanse gevangenis, op voorwaarde dat ze met haar verkrachter trouwt?1
Het bericht dat mevrouw Gulnaz met haar verkrachter zou moeten trouwen om vrij te komen, is niet correct. De Afghaanse autoriteiten hebben aangegeven dat er geen voorwaarden aan haar vrijlating zijn gesteld. Dit is bevestigd door zowel de VN als de EU.
Kunt u aangeven welke juridische grondslag ligt onder dit besluit?
Het besluit tot vrijlating is gebaseerd op het grondwettelijke prerogatief van de president tot gratieverlening voor personen die veroordeeld zijn.
Hoeveel verkrachte vrouwen schat u dat in Afghaanse gevangenissen zitten omdat verkrachting wordt veroordeeld als overspel, uitgelokt door de vrouw of vanwege andere zogenoemde «morele» misdaden?
Er is geen accurate informatie over verkrachtingen te krijgen, aangezien de aantallen niet systematisch worden geregistreerd. Het VN-rapport Harmful Traditional Practices and Implementation of the Law on Elimination of Violence against Women in Afghanistan van 9 december 2010 vermeldt dat ongeveer de helft van de vrouwelijke gevangenen (300 personen) vast zit vanwege «morele» misdaden.
Wilt u bevorderen dat een door de EU gefinancierde documentaire over het lot van Gulnaz en andere vrouwen in Afghanistan vertoond kan worden? Zo nee, waarom niet?
De EU heeft aan de makers van de documentaire laten weten dat, alvorens de EU toestemming voor vertoning kan geven, de identiteit van de drie vrouwen die in de documentaire voorkomen dient te worden beschermd. Inmiddels zijn de EU en de documentairemakers tot overeenstemming gekomen over de wijze van het in beeld brengen van de drie vrouwen. Twee vrouwen hebben een schriftelijke verklaring getekend, waarmee ze verklaren akkoord te gaan met verschijning in de documentaire en zich bewust te zijn van de risico’s. De derde vrouw wilde dit niet en zij zal derhalve niet herkenbaar in de documentaire verschijnen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de zorgen van de EU over de veiligheid en het welzijn van de vrouwen. De documentaire zal waarschijnlijk in het voorjaar van 2012 uitkomen.
Deelt u de mening dat verbetering van de positie van vrouwen een integraal onderdeel moet zijn van onze inzet in Afghanistan en van de transitiestrategie van de Navo? Zo ja, kunt u aangeven op welke manier voortgang op dit onderwerp wordt meegewogen?
Ik deel deze mening. Dat is ook de reden waarom de positie van vrouwen een thema is in alle activiteiten die Nederland in Afghanistan ontplooit. Er is veel bereikt op het terrein van vrouwenrechten, maar het is evenzeer duidelijk dat er nog een lange weg te gaan is. De verbetering van de positie van vrouwen staat om die reden internationaal hoog op de politieke agenda.
Nederland stelt bij de Afghaanse regering consequent het belang van de eerbiediging van mensenrechten aan de orde, zowel bilateraal als in EU-verband. Hierbij wordt speciale aandacht gevraagd voor de positie en rechten van vrouwen. Nederland benadrukt in dit verband de noodzaak van het actief betrekken van vrouwen bij zaken die hen direct aangaan, zoals het verzoeningsproces en politieke hervormingen. Nederland blijft Afghaanse vrouwenorganisaties ondersteunen, opdat zij beter in staat zijn hun stem te laten horen en invloed uit te oefenen op deze politieke processen.
Bent u bereid het genoemde besluit te bespreken, met de Afghaanse overheden, tijdens de komende Afghanistan conferentie in Bonn?
Tijdens de Bonn-conferentie heb ik zowel in mijn interventie, als tijdens mijn bilaterale gesprek met mijn Afghaanse collega nadrukkelijk gewezen op het belang van vrouwenrechten voor een stabiele, duurzame en vreedzame toekomst voor Afghanistan. Daarnaast heb ik ook de noodzaak benadrukt van verdere hervorming van de rechtsstaat. Namens de EU heeft de Speciale Vertegenwoordiger van de EU in Afghanistan, Usackas, diverse malen over onderhavige kwestie contact gehad met de Afghaanse autoriteiten.
Het ongeldig verklaren van de verkiezingen in Zuid-Ossetië |
|
|
|
|
Kent u het bericht over het ongeldig verklaren van de verkiezingen in Zuid-Ossetië?1
Ja.
Klopt het bericht dat deze verkiezingen ongeldig zijn verklaard nadat bleek dat de favoriet van het Kremlin niet had gewonnen? Zo ja, welke conclusie trekt u uit deze gang van zaken?
Volgens mediaberichten heeft het de facto Hooggerechtshof besloten de verkiezingen ongeldig te verklaren, vanwege geconstateerde onregelmatigheden. Deze informatie kan worden bevestigd noch ontkend. Er zijn geen internationale waarnemers in Zuid-Ossetië.
Hoe beoordeelt u de positie van Rusland bij deze verkiezingen, mede in het licht van het non-interventie beginsel dat het land hanteert ten aanzien van andere regimes in de wereld?
Nederland deelt het standpunt van Rusland ten aanzien van Zuid-Ossetië niet. Nederland steunt – evenals het overgrote deel van de internationale gemeenschap – de territoriale integriteit van Georgië inclusief het de facto afgescheiden Zuid-Ossetië.
Hoe beoordeelt u de huidige situatie in Zuid-Ossetië nu nieuwe verkiezingen zijn uitgeschreven, waaraan de oorspronkelijke winnaar, mevrouw Dzhieova, geen deel mag nemen?
Nederland beschouwt Zuid-Ossetië als deel van Georgië en erkent daarom deze »presidentsverkiezingen» niet, ongeacht het resultaat. De huidige onrustige situatie in het gebied is reden tot zorg.
Wat zijn de risico’s voor versterking van onrust en onderdrukking van mensenrechten na niet legitiem verklaarde verkiezingen in een niet als land erkende regio?
De volatiele situatie in Zuid-Ossetië kan zijn weerslag hebben op de mensenrechtensituatie in het gebied. Betrouwbare informatie hierover ontbreekt. Het OVSE-kantoor ter plaatse is na het Russisch-Georgische conflict in 2008 gesloten. Het is te betreuren dat het mandaat van de EU Monitoring Mission (EUMM) in Zuid-Ossetië niet kan worden vervuld, omdat hun toegang tot het gebied wordt geweigerd.
Op welke wijze kan Europa bijdragen aan herstel van het Georgische gezag in Zuid-Ossetië en Abchazië?
De EU ondersteunt met diplomatieke en financiële middelen het huidige Georgische beleid ten aanzien van de afgescheiden gebieden, dat gebaseerd is op betrokkenheid (engagement) en niet-erkenning (non-recognition). De EU heeft een speciale vertegenwoordiger aangesteld voor de conflicten en is – samen met de VN en de OVSE – voorzitter van de Genève besprekingen die streven naar een vreedzame oplossing voor het conflict. De EUMM houdt toezicht op de administratieve grenzen met Abchazië en Zuid-Ossetië (zij het slechts vanaf de door Tbilisi gecontroleerde zijde), rapporteert over de veiligheids- en mensenrechtensituatie in het grensgebied, en voorkomt – waar mogelijk – door bemiddeling dat incidenten escaleren. De EUMM is de enige internationale actor in deze grensgebieden, na de gedwongen sluiting van de VN- en OVSE-presenties ter plaatse.
Kan de huidige situatie nadelig werken op de voorbereiding van de Olympische Spelen in het nabijgelegen Sochi?
Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat de voorbereidingen van de Olympische Winterspelen in Sochi problemen ondervinden vanwege de situatie in Zuid-Ossetië. De afstand tussen Sochi en Tskhinvali (Zuid-Ossetië) is ruim 500 km.
De onderdrukking van tegenstanders van het Saudische regime |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het rapport van Amnesty International Saudi-Arabia: Repression in the Name of Security?
Ja.
Deelt u de mening dat het een zeer zorgwekkende situatie is dat duizenden demonstranten zonder duidelijke verdenking en vaak zonder enige vorm van proces in Saudi-Arabië worden opgepakt?
Ja. De EU zoekt momenteel naar informatie over de zaken die door Amnesty worden opgebracht.
Bent u bereid om de Saudische autoriteiten rechtstreeks, of in EU-verband, te veroordelen over de nieuwe antiterreurwet die in de maak is die het mogelijk maakt om vreedzame betogers nog langer vast te houden en die personen die de integriteit van koning Abdullah in twijfel trekken tien jaar gevangenisstraf geeft? Indien ja, op welke wijze gaat u dat doen? Indien nee, waarom niet?
De anti-terreurwet waaraan door Amnesty International wordt gerefereerd in haar rapport, betreft een concept-wetsvoorstel. De EU-ambassadeur in Riyadh heeft de Europese zorgen over dit wetsvoorstel kenbaar gemaakt aan de Saoedische autoriteiten. Inmiddels werkt de Saoedische regering aan een aangepast wetsvoorstel. De inhoud daarvan is nog niet bekend gemaakt. De EU zal de ontwikkeling van de Saoedische terreurwetgeving nauwlettend blijven volgen en dit onderwerp indien nodig opnieuw opbrengen in contacten met de Saoedische autoriteiten.
Bent u bereid, zowel in bilaterale contacten, als via de Europese Unie en de relevante VN-instrumenten, de Saudische autoriteiten blijvend aan te spreken op hun internationaalrechtelijke verplichtingen op het vlak van mensenrechten? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland spreekt de Saoedische autoriteiten in bi- en multilateraal verband regelmatig aan op hun verantwoordelijkheid. Op Nederlands initiatief staan de zorgen over de anti-terreurwetgeving ook op de agenda van zaken die de EU met de Saoedische autoriteiten bespreekt. Tijdens het bezoek van de Mensenrechtenambassadeur aan Saoedi-Arabië, dat gepland staat voor februari 2012, wordt gesproken over de Saoedische verantwoordelijkheden ten aanzien van waarborging van de mensenrechten.
Het gebruik door de politie van een zwarte lijst van overvallers |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de zwarte lijst die de politie Zaanstreek-Waterland gebruikt om beginnende en gevorderde overvallers zeer actief te volgen, aan te sporen hun leven op orde te krijgen en daarmee het recidivegevaar te verminderen?
Ja.
Heeft u inzicht in de effectiviteit van het zeer actief volgen van bepaalde dadergroepen op de mate van recidive? Zo ja, bij welke dadergroepen is dit effectief en hoe past het hanteren van een zwarte lijst daarin? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
De methodiek van Top-X lijsten die door politie en gemeenten gebruikt wordt is nog relatief jong. In het kader van het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit wordt met ingang van 2012 van start gegaan met verscherpt toezicht op overvallers na detentie. Het effect van deze inzet op de recidive (binnen twee jaar) van overvallers wordt in een aantal gemeenten gemonitord. Omdat we recidive meten binnen twee jaar zal een eerste rapportage over de effecten van verscherpt toezicht op recidive pas na minimaal twee jaar beschikbaar komen.
Hoe verhoudt deze aanpak van overvallers zich tot de landelijke prioriteit om criminaliteit met een grote impact te bestrijden? Hoe wordt de uitwerking van deze prioriteit afgestemd met de politiekorpsen?
De aanpak van overvallers past samen met de aanpak van straatroof, woninginbraak en geweld, in de landelijke prioriteit om criminaliteit met een grote impact te bestrijden.
In het gehele proces van de landelijke prioriteiten voor de Nederlandse politie vindt afstemming plaats. Vervolgens is het aan het gezag om met de politie invulling te geven aan de uitvoering van de prioriteiten. De aanpak van Zaanstreek-Waterland is een mooi voorbeeld van hoe de politie dit opgepakt heeft.
Acht u het zeer actief volgen van gestrafte daders met een hoog recidiverisico ook bruikbaar voor andere vormen van criminaliteit met een grote impact, namelijk straatroof, inbraak en geweld?
Afhankelijk van het succes van de aanpak bij overvallers acht ik het zeer actief volgen van gestrafte daders bruikbaar voor andere vormen van criminaliteit. De methodiek die gebruikt wordt is nog relatief jong, maar als dit project goede resultaten oplevert zal het ook voor andere gevallen van criminaliteit met een grote impact ingezet kunnen worden. Overigens blijft het effect van de dadergerichte aanpak niet beperkt tot het thema overvallen, omdat daders dikwijls ook voor andere vormen van criminaliteit verantwoordelijk zijn. Om die reden zet een aantal gemeenten de Top-X aanpak ook breder in dan alleen op overvallers. De in Amsterdam gehanteerde «groslijst» voor de Top-600 aanpak bestaat bijvoorbeeld uit personen die verdacht zijn van overvallen, straatroof, woninginbraken, zware mishandeling, moord en doodslag of openlijke geweldpleging.
Hoe wordt in andere politiekorpsen omgegaan met de persoonsgebonden aanpak bij het volgen van gestrafte criminelen? In hoeverre wordt hierbij intensief politietoezicht ingezet om recidive te verminderen, die alleen stopt als de criminelen aan kunnen tonen dat ze hun leven gebeterd hebben?
Elke regio maakt inmiddels, in samenwerking met het gezag, een Top-X op overvalcriminaliteit. De regio’s construeren deze lijst op basis van gegevens uit de politiesystemen. Een aantal regio’s gebruikt naast deze gegevens ook «straatinformatie» van bijvoorbeeld wijkagenten. Politie-inzet is uiteraard belangrijk, maar ook de inzet van andere partijen is van belang om te komen tot vermindering van recidive.
Deelt u de mening dat de politie in heel Nederland de daders van zeer overlastgevende criminaliteit, zoals overvallen, inbraken, straatroof en geweld, zeer intensief in de gaten zou moeten houden, zolang niet blijkt dat ze hun leven beteren?Hoe gaat u er voor zorgen dat deze aanpak in het hele land een standaard methode wordt?
Ik deel de mening dat daders van high impact crimes intensief in de gaten moeten worden gehouden. De politie speelt hierbij een belangrijke rol, maar ook andere partijen hebben een rol. Als er sprake is van een justitieel kader speelt de reclassering bijvoorbeeld een belangrijke rol. De burgemeester kan bestuurlijke maatregelen toepassen. De politie kan met gerichte interventies criminaliteit verstoren en tegenhouden.
Een van de landelijke prioriteiten van de Nederlandse politie is veiligheid op straat. In het kader daarvan worden op verzoek van gemeenten gebiedsscans Criminaliteit & Overlast op gemeenteniveau gemaakt. Op basis van deze gebiedsscan kan een lokale aanpak worden ingezet, die bestaat uit een dadergerichte aanpak (hot-shots en hot-groups), een gebiedsgerichte aanpak (hot-spots en hot-times) en een slachtoffergerichte aanpak (hot-victims). Daarin hebben alle ketenpartners een rol. Ik stimuleer de Top-X aanpak, die tevens ziet op toezicht na detentie. Voor 2012 worden aan de reclassering extra middelen beschikbaar gesteld voor de invoering van verscherpt toezicht op overvallers. De effecten van dit intensiever toezicht op de vermindering van recidive bij overvallers zal ik de komende twee jaar in een aantal gemeenten monitoren.
Het handelen van een politiechef |
|
Nine Kooiman |
|
Bent u bekend met de zaak die speelde tussen een politiechef en een medewerker naar aanleiding van een stuk in een lokaal nieuwsmedium?1
Ja.
Is hier naar uw oordeel sprake van een strafbaar feit?
De betrokken politiechef heeft destijds aangifte gedaan van tegen haar gepleegde strafbare feiten. In overleg met de Hoofdofficier van Justitie is besloten deze aangifte slechts te gebruiken als getuigenverklaring in een disciplinair onderzoek dat liep tegen een politieambtenaar en dat werd uitgevoerd door Bureau Interne Zaken van het regionaal politiekorps Zuid-Holland-Zuid. Er is dus geen strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar aanleiding van deze aangifte. Bijgevolg is ook niet beoordeeld of sprake was van een strafbaar feit.
Is er in opdracht van de officier van justitie een strafrechtelijk onderzoek ingesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat betrokken politiechef naar aanleiding van dit stuk heeft geprobeerd de identiteit van de schrijver te achterhalen door een uitdraai te vragen van GBA-gegevens? Zo ja, acht u dit in overeenstemming met de uitgangspunten van de wet GBA en de voorwaarden waaronder aan de politie gegevens mogen worden verstrekt?
De betrokken politiechef heeft de redactie van een lokale krant verzocht de naam en het adres van de schrijver van een ingezonden brief ter beschikking te stellen. De redactie heeft aan dit verzoek voldaan en heeft haar de naam en het e-mailadres van de schrijver van de ingezonden brief verstrekt. Voor een dergelijk verzoek is geen machtiging van een officier van justitie nodig. Er was namelijk geen sprake van de inzet van enige (bijzondere) opsporingsbevoegdheid. De betrokken politiechef heeft geen uitdraai van de GBA-gegevens verkregen.
Klopt het dat betrokken politiechef persoonsgegevens heeft opgevraagd bij de redactie van het lokale nieuwsmedium? Op grond van welke wettelijke basis is dit gebeurd?1
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat een dergelijk onderzoek alleen mogelijk is met een machtiging van een officier van justitie? Was hiervan sprake bij dit onderzoek? Zo nee, wat is uw oordeel over dit handelen van de betrokken politiechef?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat betrokken politiechef opdracht heeft gegeven aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) tot het doen van een schrijfstijl vergelijkend onderzoek? Op grond van welke wettelijke basis is dit gebeurd?1
Het in het antwoord op vraag 3 bedoelde disciplinaire onderzoek is uitgevoerd door medewerkers van het Bureau Interne Zaken van het regiokorps Zuid-Holland-Zuid.
In dit onderzoek is door de medewerkers van het Bureau Interne Zaken de afdeling Technische Recherche ingeschakeld. Door de chef van de Technische Recherche is de in de vraag genoemde opdracht voor handschriftvergelijking gegeven. Bij het verstrekken van de opdracht aan het NFI is schriftelijk aangegeven dat de aanvraag betrekking had op een «intern integriteitonderzoek van de politie Zuid-Holland-Zuid».
Klopt het dat voor een dergelijk onderzoek een opdracht van een officier van justitie of een rechter-commissaris noodzakelijk is? Was deze opdracht aanwezig? Zo nee, hoe heeft dit onderzoek dan toch plaats kunnen vinden?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat een dergelijk onderzoek enkel plaats kan vinden indien er sprake is van een misdrijf? Was er naar uw mening sprake van een misdrijf?
Er was geen sprake van een opsporingsonderzoek op grond van een verdenking van enig strafbaar feit, maar van een intern disciplinair onderzoek. De officier van justitie of rechter-commissaris hebben geen rol in dergelijke onderzoeken.
Klopt het dat voor het uitvoeren van dit onderzoek, documenten van de werkcomputer van betrokken medewerker zijn gehaald? Hoe verhoudt zich dit tot afspraken hoe omgegaan dient te worden met vertrouwelijke politie-informatie en richtlijnen van het College bescherming persoonsgegevens?
Uit het dossier dat op grond van het disciplinair onderzoek tegen de bewuste politieambtenaar is opgesteld is dit niet gebleken.
Deelt u de mening dat deze politiechef niet zelf onderzoek had mogen doen naar deze zaak om belangenverstrengeling te voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat betrokken medewerker geschorst is op basis van artikel 84, eerste lid, onder a en c, van het Besluit Algemene Rechtspositie Politie (Barp)? Zo ja, hoe is dit mogelijk indien er geen sprake is van een misdrijf dan wel een strafrechtelijk onderzoek?1
Betrokken medewerker is conform bedoeld artikel geschorst in afwachting van de resultaten van een disciplinair onderzoek.
Is onomstotelijk vastgesteld dat betrokken politiemedewerker het stuk in het lokale nieuwsmedium heeft geschreven?
Onomstotelijk staat vast dat het stukje in het lokale nieuwsmedium is verzonden vanaf de privé-computer die bij betrokken medewerker in gebruik was. Deze computer was door betrokkene beveiligd door middel van het gebruik van een wachtwoord.
Klopt het dat betrokken medewerker aangifte heeft gedaan van valsheid in geschrifte en computervredebreuk, maar dat deze aangifte werd geseponeerd? Wat was hiervan de reden?
De betrokken medewerker heeft aangifte bij het Korps Landelijke Politiediensten gedaan. Dit Korps heeft naar aanleiding van deze aangifte in opdracht van het Openbaar Ministerie een feitenonderzoek verricht. Op grond van dit feitenonderzoek heeft het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat er geen sprake was van valsheid in geschrifte en computervredebreuk. Om deze reden is niet overgegaan tot vervolging van de in de aangifte genoemde personen.
Vervolgens heeft de betrokken medewerker tegen het besluit van het Openbaar
Ministerie een zogenaamde artikel 12 procedure gestart bij het gerechtshof te Den Haag. Het Hof heeft zijn klacht afgewezen.
Wat is uw oordeel over de gronden van de schorsing en het uiteindelijke ontslag van de betrokken politiemedewerker? Welke eventuele gevolgen verbindt u hieraan?
Voorop staat dat betrokken medewerker niet bij wijze van straf is ontslagen, maar dat hem «op andere gronden» ontslag is verleend. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 23 juni 2009 over dit ontslag geoordeeld dat uit de gang van zaken niet anders kan worden afgeleid dan dat er sprake was van onherstelbaar verstoorde verhoudingen. Volgens de bevindingen van de Raad was door het optreden van de betrokken politiemedewerker in de periode voorafgaand aan de publicatie in het lokale medium sprake van een situatie waarin vruchtbare verdere samenwerking niet meer mogelijk was.
Wat is uw mening over het handelen van de betrokken politiechef, in het licht van bovenstaande? Welke eventuele gevolgen verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 15.
Malafide praktijken bij parkeerbedrijven rond Schiphol |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
|
|
|
Wat vindt u van de malafide praktijken van sommige parkeerbedrijven rond Schiphol, waarbij klanten hun auto terug krijgen met deuken en/of 100 km extra op de teller? Bent u geschrokken van deze verhalen?1
Ja, ik ben geschrokken van deze verhalen.
Hoe vaak zijn mensen slachtoffer van dergelijke malafide praktijken bij parkeerbedrijven rond Schiphol? Zijn er bij u ook klachten bekend?
Van dergelijke zaken wordt bij de politie en de Koninklijke Marechaussee geen afzonderlijke registratie bijgehouden. Wel is nagegaan of de parkeerbedrijven die genoemd staan op de website www.parkerenluchthavenschiphol.nl in dit verband voorkomen in het landelijk politiesysteem BlueView. Daaruit is gebleken dat in 2011 11 maal aangifte is gedaan jegens deze parkeerbedrijven van onder meer vernieling, joyriding, oplichting, valsheid in geschrifte en diefstal uit auto’s. Afgezien van deze aangiften zijn mij geen meldingen of klachten bekend. In hoeverre bij andere instanties wel klachten zijn ingediend, is mij evenmin bekend.
Wat kunt u er aan doen om te voorkomen dat de hoge parkeertarieven rond Schiphol een voedingsbodem vormen voor dergelijke malafide parkeerbedrijven?
De hoogte van de parkeertarieven rond Schiphol heeft blijkbaar een aantrekkende werking op concurrerende parkeerbedrijven. Daaronder zullen zich goede en minder goede bedrijven bevinden. Daarin verschilt deze markt niet wezenlijk van andere markten. Automobilisten doen er goed aan om hun keuze voor een parkeerbedrijf zorgvuldig te maken. Zie in dit verband ook mijn antwoord op vraag 5.
Ziet u een taak voor de Inspectie Verkeer en Waterstaat om tegen de malafide praktijken van parkeerbedrijven op te treden? Zo ja, op welke wijze gaat de inspectie optreden? Zo nee, hoe gaat u dan optreden tegen deze bedrijven?
Ik zie geen taak voor de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). In de gevallen die worden beschreven in het artikel in Metro van 28 november 2011 «Malafide praktijken bij parkeerbedrijven Schiphol» wordt geen regel overtreden waarop door ILT toezicht wordt gehouden. Automobilisten die zijn benadeeld door het handelen van de parkeerbedrijven, kunnen deze bedrijven aansprakelijk stellen in een civiele procedure of aangifte doen bij de politie of de Koninklijke Marechaussee.
Hoe kunnen reizigers zich goed informeren over welke parkeerbedrijven betrouwbaar zijn?
Hiertoe bestaan zelfreguleringsiniatieven, zoals bijvoorbeeld de websites parkerenluchthavenschiphol.nl en parkeervergelijker.nl, waarop automobilisten verschillende parkeerbedrijven rondom Schiphol kunnen vergelijken.
Het laten werken van gedetineerden na detentie en de rol van het Uitvoeringsorgaan Werknemers Verzekeringen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp1 waarin u stelde dat de nieuwe werkwijze en samenwerking tussen het gevangeniswezen, gemeenten en het UWV WERKbedrijf in 2010 was uitgebreid naar zes nieuwe locaties met als doel het aan de slag helpen van gedetineerden na detentie?
Ja.
Wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot de arbeidsbemiddeling van gedetineerden vooraf aan vrijlating? Is deze werkwijze naar meer locaties uitgebreid? Wat zijn de aantoonbare resultaten op de zes genoemde locaties?
Op zes locaties in Nederland bemiddelt het UWV WERKbedrijf gedetineerden voorafgaand aan hun vrijlating naar werk. In 2011 is gebleken dat het voor deze doelgroep steeds moeilijker wordt via gemeenten re-integratietrajecten te financieren, omdat gemeenten vaker prioriteit geven aan re-integratie van andere doelgroepen. Het aantal gedetineerden dat in 2011 door UWV WERKbedrijf actief is bemiddeld, is daardoor afgenomen. De dienstverlening is daarom vooralsnog niet verder uitgebreid naar meer locaties.
In overleg met betrokken partijen2 is ervoor gekozen vanaf 2012 vanuit UWV WERKbedrijf de dienstverlening ten behoeve van de arbeidsbemiddeling gedigitaliseerd aan te bieden. Het gevangeniswezen zal in 2012 gedetineerden in staat stellen om van dit aanbod gebruik te maken (via internetvoorzieningen). In het najaar van 2011 is binnen het gevangeniswezen een pilot met internetgebruik gestart in het kader van re-integratieactiviteiten. Deze pilot wordt onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in de eerste helft van 2012 geëvalueerd. Met deze toepassing kan de gedetineerde de website van het UWV benaderen. De resultaten uit deze pilot zullen worden gebruikt om verdere ontwikkelingen op het gebied van digitale re-integratieactiviteiten uit te breiden. Het streven is alle penitentiaire inrichtingen in 2012 te voorzien van computers waarbij internet op een veilige en beheersbare wijze gebruikt kan worden door gedetineerden.
Wat is er terecht gekomen van de afspraken die u begin 2011 met het gevangeniswezen zou maken over de invoering van de werkwijze arbeidstoeleiding als onderdeel van het regulier aanbod aan terugkeeractiviteiten voor gedetineerden? Zijn deze afspraken gemaakt? Worden de gemaakte afspraken ook nageleefd? Zo nee, ligt dat aan het gevangeniswezen, de gemeenten of het UWV WERKbedrijf? Wat is hiervan de achterliggende oorzaak? Spelen de bezuinigingen op de gemeentes en het UWV een rol? Wat vindt u hiervan?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat vanwege bezuinigingen op het UWV de activiteiten in de gevangenissen zijn stop gezet?2 Is het waar dat gedetineerden, net als alle anderen, zijn aangewezen op internet om dergelijke zaken te regelen, maar dat zij deze mogelijkheid niet hebben? Zo ja, kan dan worden gesteld dat er op dit moment niets terecht komt van alle mooie voornemens en beloftes over het aan de slag helpen van gedetineerden na detentie?
Nee, zoals in mijn antwoord op de vragen twee en drie is aangegeven, zijn de activiteiten van UWV binnen het gevangeniswezen niet stopgezet. Wel wordt de vorm waarin de dienstverlening door UWV WERKbedrijf wordt aangeboden, aangepast naar een meer digitale werkwijze.
Is het waar dat de nieuwe regels over werk en uitkering er voor gedetineerden jonger dan 27 jaar toe leiden dat, indien zij zich na vrijlating melden bij het UWV als werkzoekende, zij pas na vier weken wachten een uitkering aan kunnen vragen? Hoe groot acht u het risico op herhalingscriminaliteit, bij gebrek aan inkomen direct na de straf?
Met de wet van 22 december 2011 tot wijziging van de WWB en samenvoeging van die wet met de WIJ (Stb. 650) is per 1 januari 2012 een zoektijd van vier weken voor jongeren van 18 tot 27 jaar in de bijstand geïntroduceerd. Hiermee benadrukt de regering specifiek de eigen verantwoordelijkheid van jongeren voor hun toekomst. Zij moeten zich al vroeg realiseren dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor werk en inkomen opdat zij zelf in hun kosten van levensonderhoud kunnen voorzien.
De regering stelt de vier weken zoektijd voor alle jongeren die zich bij het UWV Werkbedrijf melden, zonder uitzondering, verplicht. Als de jongere zich dus na vrijlating meldt bij het UWV, kan hij vier weken na die melding, als dat dan nog nodig is, een bijstandsuitkering aanvragen. De bijstand kan ingaan vanaf de dag van melding, mits daarop recht bestaat.
Uit onderzoek is gebleken dat het na detentie niet kunnen beschikken over een inkomen een belangrijke criminogene factor is. Jongeren die uit een penitentiaire inrichting (PI) of justitiële jeugdinrichting (JJI) komen, worden daarom al tijdens hun verblijf in een inrichting begeleid bij hun terugkeer in de vrije samenleving, met name op het gebied van werk en inkomen. Daarbij wordt door de PI of JJI actief samengewerkt met onder andere de gemeente waar de betreffende jongere naar terugkeert. In 2009 is daarvoor het samenwerkingsmodel Nazorg met de gemeenten ontwikkeld. In 2011 is het samenwerkingsmodel geactualiseerd. Doel van nazorg is het terugdringen van recidive en overlast door het vergroten van re-integratiemogelijkheden voor (ex-) gedetineerde burgers middels een sluitende optimale nazorg. Nazorg richt zich niet alleen op inkomen/werk/scholing maar ook op huisvesting, schulden, zorg en id-bewijs,.
Al tijdens detentie zal de gedetineerde zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen om na detentie in een eigen inkomen te kunnen voorzien. Een gemotiveerde gedetineerde kan zijn kansen daarop vergroten door tijdens detentie kennis en ervaring op te doen door scholing en/of arbeid. Een gemotiveerde gedetineerde zal daarbij ook ondersteund worden door het gevangeniswezen. Over arbeid in detentie wordt u uiterlijk 1 mei 2012 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geïnformeerd.
Zou het niet beter zijn de laatste vier weken van detentie aan te merken als wachttijd, en de inschrijving bij het UWV al tijdens detentie te verrichten? Op welke wijze gaat u dit mogelijk maken?
De jongere die zich bij het UWV meldt voor een aanvraag voor algemene bijstand, wordt door het UWV op de hoogte gesteld van zijn verplichtingen, zoals het zoeken en aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid of zoeken naar scholing gedurende de vier weken zoektijd. Als een jongere in detentie de mogelijkheid wordt geboden om zich vier weken voor vrijlating bij het UWV te melden, dan zou de zoektijd in het kader van de WWB in individuele gevallen tijdens detentie kunnen ingaan. De jongere moet in die zoektijd wel feitelijk invulling kunnen geven aan de verplichtingen van de nieuwe wet. Het is na afloop van die vier weken ter beoordeling aan het college of in het individuele geval de jongere tijdens die vier weken voldoende inspanningen in verband met zijn verplichtingen heeft verricht. Dit zal afhankelijk zijn van de mogelijkheden die de jongere daarvoor in detentie heeft. Er zijn nu al mogelijkheden voor gedetineerden om te solliciteren en eventueel op sollicitatiegesprek te gaan terwijl de detentieperiode nog loopt. De verplichtingen van de jongere in de vier weken zoektijd gaan, zoals hierboven geschetst, verder. Uiteindelijk is het de bedoeling dat alle jongeren zo snel mogelijk aan het werk gaan of een opleiding vinden, beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt is daarbij een voorwaarde.
Bent u bekend met het feit dat met deze vier weken termijn ook voor deelnemers aan een penitentiair programma een probleem is ontstaan? Bent u bereid ook voor hen de laatste vier weken van detentie aan te merken als wachttijd? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelnemers aan een penitentiair programma verblijven niet meer in een inrichting. Dat geldt ook voor deelnemers aan een scholing- en trainingsprogramma. Zij worden in die zin niet belemmerd om zich te melden bij het UWV en te voldoen aan de verplichting om te zoeken naar werk of scholing. De zoektijd van vier weken zou dus wel in kunnen gaan tijdens het deelnemen aan een penitentiair programma of een scholing- en trainingsprogramma buiten de muren van een inrichting.
Deelt u de mening dat stevig moet worden ingezet op het aan de slag helpen van gedetineerden zodat zij direct na hun straf aan het werk kunnen, en daardoor minder ex-gedetineerden een uitkering aanvragen of opnieuw een misdrijf plegen? Wat gaat u hieraan doen?
Een succesvolle terugkeer in de samenleving vraagt allereerst om de inzet van de gedetineerde zelf. Een gedetineerde is zelf verantwoordelijk voor de invulling van zijn detentieperiode. Dit geldt ook voor scholing en arbeid tijdens detentie. De eigen verantwoordelijkheid van gedetineerden krijgt vorm in het systeem van «promoveren» en «degraderen». Re-integratieactiviteiten, waaronder bijvoorbeeld vakmatige arbeid, kunnen worden verdiend als de gedetineerde aangetoond heeft dat hij om kan gaan met verantwoordelijkheden en zich wil inzetten voor zijn detentie- en re-integratieplan. Werken en/of het volgen van een opleiding binnen detentie kan op deze manier bijdragen aan een kansrijke start op de arbeidsmarkt na detentie. Hierover wordt u ook geïnformeerd in de brief over arbeid in detentie.
Kunt u deze vragen te beantwoorden voor het algemeen over het overleg gevangeniswezen op 13 december 2011?
Het algemeen overleg gevangeniswezen is verzet naar 15 februari 2012.
Wachttijden bij in- en uitcheckpaaltjes voor de OV-chipkaart op stations |
|
Arie Slob (CU) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Uitchecken studenten straks een tijdrovende kwestie»?1
Ja.
Deelt u de mening dat twee in- en uitcheckpaaltjes op station Overveen volstrekt ontoereikend zijn voor het verwerken van honderden studenten in de spitsuren?
Uitgangspunt is dat het aantal in- en uitcheckpalen per station, dus ook op station Overveen, gebaseerd is op het aantal reizigers dat uiteindelijk gaat reizen met de OV-chipkaart en dus zal moeten in- en uitchecken. Hierbij zijn ook studenten in beschouwing genomen. Ook is rekening gehouden met het feit dat het tijdens de spitsuren aanzienlijk drukker is dan in de daluren. NS monitort de drukte bij de in- en uitcheckpalen om, indien nodig, te kunnen bijsturen. Mocht blijken dat de capaciteit op bepaalde stations ontoereikend is, dan worden daar door de NS aanvullende maatregelen getroffen.
Klopt het dat volgens NS een wachttijd van 5 minuten op station Overveen voor in- of uitchecken aanvaardbaar is? Geldt deze norm ook voor andere stations?
Nee, dat klopt niet. NS heeft mij aangegeven dat een wachttijd van 5 minuten ver buiten de aanvaardbare norm valt.
Deelt u de mening dat dergelijke wachttijden onacceptabel zijn voor de Reiziger met hoofdletter R en dat wachttijden van deze lengte ook aansluitingen met het overige openbaar vervoer in gevaar brengen?
Ja, ik deel de mening van NS, zoals ik die in antwoord 3 heb weergegeven.
Deelt u de mening dat de wachttijd voor in- en uitchecken maximaal 30 seconden zou mogen zijn? Zo nee, welke wachttijd vindt u maximaal aanvaardbaar?
Ja, die mening deel ik. NS geeft aan dat deze tijd op dit moment als maximaal aanvaardbare norm wordt gehanteerd.
Bent u bereid met NS afspraken te maken over de maximale wachttijd bij in- en uitchecken en NS nog voor 1 januari op de stations met de grootste knelpunten paaltjes te laten bijplaatsen?
Gelet op het antwoord op de vragen 2 en 5 zie ik op dit moment geen aanleiding om nadere afspraken te maken met NS over de maximale wachttijd bij in- en uitchecken. NS heeft mij laten weten de drukte bij de in- en uitcheckpalen te monitoren. Als hieruit blijkt dat de wachttijden bij de in- en uitcheckpalen op sommige stations structureel te lang zijn, dan zal NS tijdelijk mobiele kaartlezers plaatsen en daarna, indien noodzakelijk, overgaan tot het bijplaatsen van «permanente» in- en uitcheckpalen.
Gelden voor patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties die meerdere ziekten vertegenwoordigen |
|
Jetta Klijnsma (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u ervan op de hoogte dat er patiënten gehandicapten en ouderenorganisaties (pgo’s) zijn die meerdere ziekten vertegenwoordigen, welke in de knel komen door de kabinetsdoelstelling de pgo-gelden af te bouwen van 43 miljoen euro naar 25 miljoen euro in 2015?
Ter uitvoering van het regeer- en gedoogakkoord hebben de staatssecretaris en ik besloten tot een nieuwe subsidiesystematiek voor de ruim 200 patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organisaties), in plaats van een generieke korting op de subsidies door te voeren. In de brief «Bundel je kracht, samen sterk»1 van 25 mei 2011 is toegelicht hoe pg-organisaties met de nieuwe systematiek worden gestimuleerd om zich effectiever en efficiënter te organiseren, zodat zij de stem van de cliënt in de zorg krachtiger kunnen laten horen. Ik realiseer me dat sommige patiënten- en gehandicaptenorganisaties door deze nieuwe systematiek zwaarder getroffen worden, dan bij een generieke korting het geval zou zijn geweest. Dit betreft overigens zowel organisaties die één ziekte vertegenwoordigen als organisaties die meerdere ziekten vertegenwoordigen.
Is uw visie om met de nieuwe pgo-systematiek subsidies per aandoening uit te geven en de hoogte van de subsidie niet meer te baseren op ledenaantallen, zodat «dubbele» subsidieverstrekking wordt tegengegaan?
In het beleidskader voor subsidiëring van patiënten- en gehandicapten-organisaties2 staat het beleidsvoornemen om met ingang van 2014 minder pg-organisaties subsidie te verstrekken. Daarbij is het streven opgenomen om per aandoening of beperking nog maximaal één organisatie te subsidiëren, om huidige overlap in groepen die zij vertegenwoordigen tegen te gaan. Het is niet efficiënt om meerdere organisaties te subsidiëren voor het bieden van lotgenotencontact en voorlichting voor dezelfde categorie aandoeningen of beperkingen.
Hoe wilt u dan omgaan met pgo’s die over meerdere zeldzame ziekten informatie verstrekken aan (specialistische) professionals en elk samenleving, omdat deze zeldzame ziekten elk onbekend zijn maar grote gevolgen hebben voor de patiënt?
Ik behandel alle bestaande pg-organisaties die zich richten op mensen met een aandoening of beperking en die een minimale omvang hebben van 100 leden op gelijke wijze. De hoogte van de subsidie is niet afhankelijk van het aantal leden, het aantal aandoeningen waar zij voor staan, de ernst of het voorkomen van de aandoening of beperking, de leeftijd van de cliënten of hun geslacht. Dat betekent dat de pg-organisaties die over meerdere zeldzame ziekten informatie verstrekken aan professionals onder gelijke voorwaarden een subsidie kunnen ontvangen voor het delen van ervaringskennis door lotgenotencontact en voorlichting als andere pg-organisaties.
Wordt het met de nieuwe bekostigingssystematiek voor deze pgo’s aantrekkelijk zich weer op te splitsen tot individuele pgo’s met meer dan 100 leden, omdat ze zo afzonderlijk 35 000 euro instellingssubsidie kunnen ontvangen, terwijl de individuele organisaties juist bij elkaar zijn gezet om de krachten te bundelen en de kwaliteit te verbeteren?
De nieuwe subsidiesystematiek is erop gericht om samenwerking en krachtenbundeling te stimuleren. Het is daarom nadrukkelijk de bedoeling dat het niet aantrekkelijk is voor pg-organisaties om zich op te splitsen. In het beleidskader is hiertoe opgenomen dat een nieuwe, althans niet eerder gesubsidieerde pg-organisatie niet voor subsidie in aanmerking komt als er al een pg-organisatie is die zich richt op een gelijke of verwante aandoening of beperking of dat er een overkoepelende organisatie actief is waar de aanvrager zich bij aan kan sluiten.
In het beleidskader is tevens rekening gehouden met de situatie dat een organisatie er voor kiest om zichzelf op te heffen om meerdere nieuwe organisaties op te richten om zo meer subsidie te kunnen ontvangen. Er is expliciet opgenomen dat, indien uit een juridische splitsing twee of meer rechtsopvolgers ontstaan, deze zich niet kunnen beroepen op het verleden van de (oorspronkelijke) rechtspersoon van waaruit de splitsing heeft plaatsgevonden. Zij komen daardoor tenminste gedurende twee jaren niet in aanmerking voor subsidie. Een nog niet gesubsidieerde organisatie komt namelijk pas in aanmerking na verloop van twee jaren, waarin de organisatie aantoonbaar activiteiten op het gebied van lotgenotencontact en informatievoorziening heeft ontplooid voor zijn achterban.
Hoe wilt u bijvoorbeeld omgaan met de stichting VKS (Volwassen, Kinderen en Stofwisselingsziekten), welke 160 stofwisselingsziekten vertegenwoordigt en van 120 000 euro subsidie naar 35 000 euro instellingssubsidie gaat?
Ik waardeer het dat de stichting VKS lotgenotencontact organiseert voor 15 diagnosegroepen en informatie geeft over 160 verschillende stofwisselingsziekten.
Zij kunnen om die reden in aanmerking komen voor een instellingssubsidie voor lotgenotencontact en voorlichting van maximaal € 35 000 en voor een projectsubsidie voor het beïnvloeden van zorg, ondersteuning en maatschappelijke participatie, als zij dit met minimaal zes andere pg-organisaties samen doen. Deze zeven organisaties kunnen dan een subsidie van € 126 000 euro aanvragen. Er zijn naast de VKS meerdere organisaties actief op het gebied van stofwisselingsziekten danwel zeldzame aandoeningen waar de VKS mee kan samenwerken.
Import van nieuwe auto’s die niet aan de emissienormen voldoen |
|
Paulus Jansen (SP) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Klopt het bericht dat Volkswagen-importeur Pon nieuwe (retro)campers van het model T2 als gebruikte auto wil importeren1, om niet te hoeven voldoen aan de emissienormen voor nieuwe auto’s?
Dit bericht is niet juist. Een individuele Volkswagendealer heeft ten behoeve van een klant een eerder in het Verenigd Koninkrijk geregistreerde maar nog ongebruikte uit Brazilië afkomstige Volkswagen Transporter T2 (in camper-uitvoering) naar Nederland gehaald en in Nederland laten registreren. De Volkswagen importeur heeft hiermee geen enkele bemoeienis gehad, en heeft de desbetreffende dealer laten weten dat deze handel(s)wijze wordt afgekeurd.
Het lijkt er inderdaad op dat het onderhavige voertuig niet aan de in de EU en in Nederland geldende Euro 5 eisen voldoet, maar slechts aan de Euro 4 eisen.
Er zijn geen aanwijzingen dat de import heeft plaatsgevonden om de geldende emissienormen te omzeilen. De reden ligt er eerder in dat sommige automobilisten nostalgische gevoelens hebben bij dit type Transporter, dat in Europa al jaren geleden is vervangen door een versie met een modernere carrosserie, en dat de Braziliaanse T2 om andere redenen dan de emissie-eisen mogelijk tegen een lagere prijs kan worden aangeboden dan het modernere Europese model.
Hoeveel bedragen de relevante emissies van het geïmporteerde T2 model?
De geïmporteerde Transporter T2 is volgens mijn informatie voorzien van een Euro 4 gecertificeerde benzinemotor. De praktijkemissies daarvan van NOx en van fijn stof zijn vergelijkbaar met of beter dan die van een Euro 5 dieselmotor.
Onderschrijft u dat de gebruikte constructie, namelijk het importeren van nieuwe auto’s als gebruikte, neerkomt op het ontduiken van de wet? Zo ja, wat gaat u doen om handhavend op te treden dan wel zo snel mogelijk deze maas in de wet te dichten? Zo nee, kunt u uw standpunt onderbouwen?
Registratie in Nederland van een voertuig dat eerder een registratie heeft verkregen in een andere lidstaat van de EU kan niet worden tegengehouden, omdat het vast beleid is van de Europese Commissie, en gesteund door jurisprudentie van het Hof, dat voertuigen die in een van de lidstaten op grond van de daar geldende regels zijn toegelaten, automatisch en zonder verdere administratieve belemmeringen in alle andere lidstaten moeten worden toegelaten voor registratie. Of het om een gebruikt of om een ongebruikt voertuig gaat is daarop niet van invloed. Nederland zet zich van oudsher in Europa in voor verplichte toepassing van de Europese regels. In dat geval garandeert toelating in één lidstaat ook werkelijk dat aan de Europese toelatingseisen is voldaan, en kunnen andere lidstaten daarop terecht vertrouwen. Sommige lidstaten hanteren voor individuele gevallen echter nog nationale, soms wat minder strenge veiligheids- of milieu-eisen. Het VK heeft kennelijk argumenten gehad om in een geval als dit de Europese toelatingsregels niet toe te passen.
Moslim-aanval op christenen in Egypte |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Thousands of Muslims Attack Christians in Egypt, 2 Killed, Homes and Stores Torched»?1
Ja.
Klopt het dat duizenden moslims sinds 28 november jl. in elGhorayzat huizen en bedrijven van christenen hebben geplunderd en in brand gestoken?
Het incident in El Ghorayzat was het gevolg van een uit de hand gelopen burenruzie over het bouwen van een muur, waarbij een christelijke winkeleigenaar de broer van zijn moslim buurman gedood zou hebben. Als gevolg hiervan hebben familieleden van het slachtoffer de winkel van de christen aangevallen, alsook enkele andere huizen van christenen uit de buurt. Daarbij kwamen twee kopten om het leven en vielen enkele gewonden.
Klopt het dat de moslims verhinderen dat christenen de stad verlaten?
Dit bericht wordt niet bevestigd door onafhankelijke bronnen.
Kunt u bevestigen dat veiligheidstroepen pas ongeveer 12 uur na aanvang van de plunderingen arriveerden?
Volgens ooggetuigen zouden veiligheidstroepen drie uur na de dood van het moslim slachtoffer en de daaropvolgende wraakactie ter plaatse zijn gearriveerd.
Deelt u de mening dat de Egyptische autoriteiten opnieuw ernstig te kort schieten in het beschermen van de Kopten? Zo nee, waarom niet?
Egyptische autoriteiten hebben niet kunnen voorkomen dat er drie dodelijke slachtoffers zijn gevallen, waaronder twee Kopten. Inmiddels zijn drie moslims en drie christenen aangehouden voor verhoor. De resultaten van het strafrechtelijk onderzoek zijn nog niet bekend.
Wilt u nu eindelijk eens Egypte confronteren met een daad waaruit duidelijk blijkt van het Nederlands ongenoegen, zoals het ontbieden van de Egyptische ambassadeur? Of gaat u Egypte voor de duizendste keer waarschuwen met een briefje?
De Nederlandse zorg over de situatie van Kopten in Egypte is, meerdere keren en op verschillende niveaus in bilaterale contacten aan de orde gesteld, zo ook tijdens het gesprek dat ik op 2 november jl. had met mijn Egyptische ambtgenoot, minister Kamel Amr. Ook toen de Egyptische ambassadeur op 9 november jl. werd ontboden in verband met de weigering van de Egyptische autoriteiten om Kamerlid De Roon een visum te verschaffen, is over de positie van Kopten gesproken en gewezen op de verantwoordelijkheid van de Egyptische autoriteiten om de Kopten in Egypte te beschermen.
De uitbreiding van EU-sancties tegen de Islamitische Republiek Iran |
|
Wim Kortenoeven (PVV) |
|
|
|
|
Hoe corresponderen de «council conclusions on Iran» van 1 december jl.1 met de door u «omarmde» motie Kortenoeven van 10 november jl.2, waarin wordt opgeroepen het voortouw te nemen om met Europese en Amerikaanse bondgenoten doeltreffende en vooral snelle sancties te treffen? In welk opzicht heeft u het voortouw genomen en welk resultaat heeft dat gehad?
De Nederlandse regering heeft sinds het verschijnen van het IAEA-rapport op 8 november jl. in de EU een voortrekkersrol ingenomen m.b.t. het uitbreiden van sancties richting Iran. Op initiatief van Nederland worden er nu stevige additionele sancties uitgewerkt op het gebied van onder andere financiën, de energiesector en transport. Tevens werden er tijdens de Raad van Buitenlandse Zaken op 1 december jl. 180 Iraanse personen/entiteiten toegevoegd aan de EU-sanctielijst.
Deelt u de opvatting dat de alleingang van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, waar het gaat om het concreet treffen respectievelijk voorstellen van sancties tegen het Iraanse bankwezen, aantoont dat de EU op het Iran-dossier niet in staat is tot adequate en snelle collectieve actie? Zo nee waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat verzoenen met uw toezeggingen aan de Tweede Kamer?
Nee. De EU is eensgezind in haar standpunt dat er stevige additionele sancties tegen Iran dienen te worden afgekondigd. Het besluit van de Raad van Buitenlandse Zaken dd 1 december om 180 Iraanse personen/entititeiten nog in 2011 aan de sanctielijst toe te voegen is een goed begin. Momenteel wordt er gewerkt aan de uitwerking van een nader stevig sanctiepakket.
Hoe beoordeelt u het door het Verenigd Koninkrijk treffen van sancties tegen het Iraanse bankwezen, waaronder de Iraanse Centrale Bank3, en bent u thans bereid de Britse politiek ter zake te volgen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse regering heeft tijdens de Raad van Buitenlandse Zaken gepleit voor EU-sancties tegen de Iraanse Centrale Bank. Het is zaak dat deze sancties doeltreffend zijn, het regime in het hart raken en de bevolking daar waar mogelijk ontzien. Met oog op de effectiviteit van de sancties, geeft Nederland er de voorkeur aan in EU-verband op te trekken.
Deelt u de opvatting dat, gezien de aanval op de Britse ambassade in Teheran, de daarop volgende Nederlandse diplomatieke maatregelen en de nieuwe Iraanse dreigementen, nu wel een oproep moet worden gedaan aan Nederlandse paspoorthouders in Iran om dat land zo spoedig mogelijk te verlaten4?
Nee, er zijn momenteel geen aanwijzingen voor een hoger veiligheidsrisico voor Nederlandse paspoorthouders. Het huidige reisadvies raadt niet-essentiële reizen naar Iran af. Bipatriden wordt in het geheel afgeraden naar Iran te reizen. Dit reisadvies is in lijn met adviezen van de andere EU-lidstaten (inclusief Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Italië).
Hoe heeft u uitvoering gegeven aan uw toezeggingen met betrekking tot de aangehouden motie Kortenoeven5, waarin wordt gevraagd de landingsrechten van Iran Air en Iran Air Cargo in te trekken?
Het is verboden Iraanse vrachtvluchten toegang tot luchthavens in de EU te verlenen, tenzij het gemengde vluchten (deels passagiers, deels vracht) betreft. Verdere maatregelen tegen de transportsector worden overwogen in de lopende besprekingen over additionele sancties. De maatregelen worden zo vormgegeven, dat zij de Iraanse bevolking ontzien.
Welke in Iran geregistreerde vliegtuigen staan vermeld op de door u in het algemeen overleg van 30 november jl. genoemde, op 22 november jl. geactualiseerde lijst met vliegtuigen die niet tot het Europese luchtruim mogen worden toegelaten?
In Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1197/2011 van de Europese Commissie van 21 november 2011 is de volledige vloot van Iran Air opgenomen, behalve 14 luchtvaartuigen van het type A-300, 8 luchtvaartuigen van het type A-310 en 1 luchtvaartuig B-737.
Bent u bereid, vanwege de gewenste duidelijkheid, deze vragen ieder afzonderlijk en nog voor dinsdag 6 december 11.00 uur te beantwoorden?
Ja.