De beheersing van het budget voor huisartsenzorg |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat de macrokaders huisartsenzorg en multidisciplinaire zorgverlening dit jaar wederom worden overschreden? Zo ja, welke taak ziet u voor uzelf weggelegd bij het bewaken van deze budgetten?
Als minister ben ik eindverantwoordelijke voor de collectieve uitgaven in de zorg. Bij overschrijdingen van het budgettair kader zorg (BKZ) ben ik genoodzaakt maatregelen te nemen. De afrekening over 2012 vindt plaats in het daaropvolgende jaar (2013). In het voorjaar van 2013 zijn er betrouwbare gegevens beschikbaar over de uitgaven binnen het BKZ over geheel 2012.
Ik ben van mening dat de totale zorguitgaven dienen te vallen binnen de kaders die er zijn gesteld. Indien er een overschrijding is in een sector (bijvoorbeeld in de huisartsenzorg of multidisciplinaire zorg), dan dient dat in eerste instantie opgevangen te worden in de desbetreffende sector zelf. Daarnaast kan ook gezocht worden naar dekking binnen het totale BKZ.
Bent u van mening dat zorgverzekeraars de uitgaven van hun zorginkoop dienen af te stemmen op de ruimte die het macrokader huisartsenzorg en het macrokader multidisciplinaire zorgverlening bieden om te bevorderen dat die kaders niet worden overschreden? Zo ja, betekent dit dat zij (mede)verantwoordelijk zijn voor overschrijdingen en terughoudendheid moeten betrachten als duidelijk wordt dat het budgettaire kader overschreden wordt?
Zorgverzekeraars zijn vrij om hun zorginkoop zelfstandig vorm te geven. Daarbij hoort dus ook de ruimte voor de zorgverzekeraar om af te wijken van de verhouding tussen de uitgaven per sector zoals is vastgelegd in het BKZ. Zo kan een zorgverzekeraar ervoor kiezen om minder zorg in te kopen in het ziekenhuis en dit te verplaatsen naar de eerste lijn. Deze verschuiving op lokaal niveau moet uiteindelijk ook zichtbaar worden in de totale (landelijke) uitgaven aan zorg. Op het moment dat dit zichtbaar wordt, is het mogelijk om een overschrijding in de eerste lijn te dekken met een onderuitputting in de tweede lijn. Het is de taak van zorgverzekeraars om de zorg zo doelmatig mogelijk in te kopen en op deze wijze bij te dragen aan een gematigde groei van de totale zorguitgaven. Verzekeraars zijn niet alleen verantwoordelijk voor de prijs en kwaliteit, maar ook voor het volume. Kopen ze meer in dan nodig, dan is dat op macroniveau zichtbaar in een overschrijding van het BKZ.
Deelt u de waarneming dat zorgverzekeraars vooraf kunnen inschatten hoeveel ketenzorg zij moeten inkopen, aangezien in een gebied het aantal chronisch zieken bekend is en dus het waarschijnlijke aantal patiënten dat onder de keten komt te vallen? Zo ja, vindt u dat een zorgverzekeraar rekening dient te houden met zijn aandeel in het budgettaire kader multidisciplinaire zorgverlening, dat naar rato van zijn marktaandeel op hem van toepassing is? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Is het waar dat u met huisartsen en zorgverzekeraars afspraken heeft gemaakt om de kosten van huisartsenzorg direct na afloop van elk kwartaal van 2012 te monitoren? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van het eerste kwartaal 2012? Zo nee, is er een ander bewakingssysteem dat gedurende een budgetjaar zicht geeft op overschrijdingen van de zorginkoop?
Met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is afgesproken om de kwartaalcijfers over de huisartsenzorg, zoals aangeleverd door de verzekeraars bij Vektis, te monitoren. Hierbij zijn in eerste instantie de LHV en ZN aan zet om met Vektis goede afspraken te maken over het opleveren van de cijfers en op welke wijze deze gepresenteerd worden. Deze gegevens kunnen worden gebruikt om gedurende het lopende jaar inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de uitgaven. Naar ik heb begrepen zijn de gegevens over het eerste kwartaal 2012 in juni beschikbaar. Begin juni zal met ZN en de LHV de voortgang van de monitoring worden besproken.
Het bericht dat drie homoseksuele Afrikanen uit Senegal, Oeganda en Sierra Leone een asielvergunning wordt geweigerd |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Leers |
|
![]() |
Is het waar dat u heeft gesuggereerd dat mensen hun geaardheid verborgen moeten houden om vervolging in hun land van herkomst te voorkomen?1
Op basis van het in paragraaf C2/2.10.2 van de Vc 2000 neergelegde beleid wordt van een vreemdeling niet verwacht dat hij zijn gerichtheid in het land van herkomst verborgen houdt. Indien betrokkene aannemelijk heeft gemaakt homoseksueel te zijn, wordt, op grond van de door betrokkene naar voren gebrachte verklaringen en de situatie blijkens de openbare bronnen, beoordeeld in welke mate aan de homoseksuele vreemdeling in het land van herkomst beperkingen worden opgelegd ten aanzien van de beleving van de seksuele geaardheid.
Indien aannemelijk is dat bij het bekend zijn of worden van de seksuele geaardheid in de directe (leef)omgeving van de asielzoeker de opgelegde beperkingen zo ernstig zijn dat er sprake is van vervolging, zal de vreemdeling in beginsel in aanmerking komen voor bescherming op grond van het Vluchtelingenverdrag. Ik zal het beleid hierover verder verduidelijken in de Vreemdelingencirculaire.
Zoals uw Kamer bekend is, ga ik in de beantwoording van Kamervragen in beginsel niet in op het verloop van individuele zaken. Wel kan ik u meedelen dat in de door u genoemde drie zaken het asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden. De gestelde seksuele geaardheid in deze zaken wordt geloofwaardig geacht. Echter, de informatie over de positie van de homoseksuelen in de genoemde landen geeft onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat de enkele omstandigheid dat betrokkenen homoseksueel zijn, leidt tot vergunningverlening. Uitgangspunt is dat de asielzoeker zijn verklaringen betreffende het asielrelaas, ook met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid en de daaraan gerelateerde problemen, aannemelijk moet maken.
Als er sprake is van een actief vervolgingsbeleid naar aanleiding van de strafbaarstelling, waarbij er ook sprake moet zijn van een bestraffingsmaatregel van een zeker gewicht, wordt overgegaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning.
De enkele strafbaarstelling is echter niet voldoende.
Is het waar dat u asielaanvragen ongegrond heeft geacht, omdat de geaardheid van de aanvrager best door hem of haar geheim kan worden gehouden? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot artikel 2.10.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000? Zo nee, waarom worden deze drie homoseksuele asielzoekers teruggestuurd naar een land waar homoseksualiteit strafbaar is gesteld?
Zie antwoord vraag 1.
Volgt uit deze redenering dat als homoseksuelen hun geaardheid kunnen verbergen als vervolging dreigt, ook gelovigen in zulke gevallen hun overtuiging kunnen verbergen? Geldt tevens voor mensen van een bepaalde cultuur of etniciteit dat zij kunnen proberen deze zo goed mogelijk te verbergen en dat zij dientengevolge teruggestuurd kunnen worden naar hun land van herkomst ondanks het risico op vervolging aldaar als de waarheid aan het licht komt?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 1 en 2 heb aangegeven zal, indien aannemelijk is dat bij het bekend zijn of worden van de seksuele geaardheid in de directe (leef)omgeving van de asielzoeker gegronde vrees bestaat voor vervolging, dan wel een reëel risico op een onmenselijke behandeling, de vreemdeling in beginsel in aanmerking kan komen voor bescherming. Dit geldt evenzeer waar het gaat om vervolging wegens religieuze overtuiging of culturele of etnische achtergrond. Dat van een vreemdeling wordt verlangd dit bij terugkeer verborgen te houden, is dan ook niet aan de orde.
Hoeveel Afrikanen hebben in recente jaren asiel aangevraagd wegens hun homoseksualiteit? Welk aantal daarvan is teruggestuurd om de reden dat van vervolging geen sprake zal zijn als zij hun geaardheid geheim houden?
Door de IND wordt niet in de geautomatiseerde systemen geregistreerd of een asielzoeker asiel aanvraagt wegens gestelde homoseksualiteit. Een dergelijke registratie acht ik ook in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens.
Wat is uw reactie op het feit dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gezien artikel 2.10.2 Vreemdelingencirculaire 2000, in diverse beoordelingen toch betoogt dat lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender asielzoekers (LHBT-asielzoekers) in het land van herkomst niet te vrezen hebben voor vervolging zolang zij discretie betrachten ten aanzien van hun seksuele geaardheid en genderidentiteit? Wat is uw reactie op het feit dat de IND in diverse gevallen zelfs over deze kwestie in beroep ging?2 Hoe kan worden voorkomen dat iets dergelijks in de toekomst nog gebeurt? Bent u bereid paragraaf C2/2.10.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 nog verder aan te scherpen en te expliciteren dan u nu voorstelt in uw reactie op het rapport «Fleeing Homophobia»?3
Mijn uitgangspunt is dat van vreemdelingen met een homoseksuele gerichtheid niet kan worden verwacht dat zij hun geaardheid verbergen. Wat betreft het betrachten van terughoudendheid, wil ik benadrukken dat Nederland niet aan een vreemdeling voorschrijft om terughoudendheid te betrachten bij het uiting geven aan zijn homoseksuele geaardheid. Die terughoudendheid kan onder omstandigheden voortvloeien uit de situatie in het land van herkomst.
Het asielbeleid is niet bedoeld om te garanderen dat personen hun seksuele geaardheid elders op dezelfde wijze kunnen uiten als zij in Nederland zouden kunnen doen. Bij de beoordeling van een asielaanvraag van een homoseksuele vreemdeling wordt door mij beoordeeld of de beperkingen, die in landen van herkomst worden opgelegd, als daad van vervolging moet worden aangemerkt.
Mij is bekend dat in ieder geval in een zaak die betrekking had op een asielzoekster uit Sierra Leone aan de vreemdeling is gesteld dat zij haar leven na terugkeer voort zou kunnen zetten, zoals zij dat eerder gedaan had. Uit haar relaas bleek dat zij haar geaardheid verborgen had gehouden voor haar omgeving. Dit strookt niet met het huidige beleid. Ik beoog met de ook in uw vraag aangehaalde verdere verduidelijking van de Vreemdelingencirculaire te voorkomen dat een dergelijke situatie zich in de toekomst nog voor zal doen.
Een jager die een auto op de A15 raakt met een kogel |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Jager raakt per ongeluk auto op snelweg»?1
Ja.
Is het waar dat geen proces-verbaal van het voorval is opgemaakt en dat ter plaatse is geconcludeerd dat de jager vrij uit ging? Zo ja, wie heeft dit geconcludeerd, op basis waarvan is dat geconcludeerd en is dat geen voorbarige conclusie? Zo nee, is de zaak nog in onderzoek en bij wie?
Door de politie is een opsporingsonderzoek ingesteld, waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt. Geweer en munitie zijn in beslag genomen en worden thans onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. Het OM beslist op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken over eventuele vervolging.
Is de jachtakte van de jager inmiddels ingetrokken? Zo ja, per welke datum en tot welke datum? Zo nee, waarom niet?
De jager beschikte over een jachtakte die recent is verlengd. Het onderhavige incident kan leiden tot intrekking van de jachtakte. Ook dit wordt nog nader onderzocht.
Is het waar dat de politie een jachtopziener heeft geraadpleegd om te achterhalen welke jagers in het bezit waren van een dergelijk wapen? Zo ja, was die informatie niet bekend bij de politie of de korpschef die verantwoordelijk is voor het bijschrijven van jachtwapens op de jachtakte? Zo nee, in welk opzicht klopt deze berichtgeving niet?
Nee, uit de berichtgeving blijkt dat de politie een jachtopziener geraadpleegd heeft om te achterhalen welke jagers in dat gebied actief waren. Dit was naar het oordeel van de politie de snelste manier om de mogelijke schutter te traceren.
Hoeveel jagers in Nederland zijn in het bezit van een kogelgeweer? Zo ja, kunt u dit specificeren naar kaliber en aangeven wat de reikwijdte van deze wapens is? Zo nee, bent u bereid om dit te inventariseren?
Er is geen centrale databank waarin de wapens van jagers zijn geregistreerd. Elk korps heeft zijn eigen registratiesysteem. Ik zie geen nut van of noodzaak tot een nadere specificatie. In de Flora- en faunawet en in het jachtbesluit is voorgeschreven met welke geweren uitvoering gegeven kan worden aan het bepaalde in deze wet cq dit besluit en aan welke eisen deze geweren dienen te voldoen. Kogelgeweren met getrokken loop mogen worden gebruikt bij de uitoefening van de jacht, beheer en schadebestrijding.
Weet u hoe groot de afstand was tussen de jager en de auto op het moment dat hij op de gans schoot en de kogel door de voorruit van de auto ging? Zo nee, waarom niet?
In het belang van het onderzoek kunnen daarover geen mededelingen worden gedaan.
Welk type kogel (bijvoorbeeld rond, spits, «hollow-point», «round-nose» ) werd gebruikt door de ganzenjager langs de A15 en uit welke materialen bestond deze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wordt in de munitie waarmee gejaagd wordt nog steeds gebruik gemaakt van lood, bijvoorbeeld als loodkern of als «lead-round-nose»? Zo nee, waarom niet?
Er is geen totaalverbod op loodhoudende munitie in Nederland en ik overweeg dat ook niet. Naast jagers gebruiken o.a. militairen, politie en sportschutters genoemde munitie. Zij zijn allemaal gehouden aan de wettelijke bepalingen die gelden ten aanzien van gebruik en soort munitie.
Is er andere munitie, die in Nederland gebruikt wordt, waarin lood worden toegepast? Zo ja, hoeveel lood komt hierdoor in het milieu terecht? Bent u bereid een totaalverbod in te stellen op het gebruik en de verkoop van loodhoudende munitie in Nederland? Zo nee, is er een totaalverbod in Nederland voor het gebruik en de verkoop en gebruik van munitie die lood bevat?
Zie antwoord vraag 8.
Welke maatregelen dienen jagers te treffen om te voorkomen dat burgers ongewild doelwit worden van hun jachtactiviteiten? Vindt u de huidige voorzorgsmaatregelen en regels toereikend om de openbare veiligheid te waarborgen? Zo ja, waarom?
Jagers volgen een wettelijk verplichte opleiding die bijna een jaar duurt met theorie en praktijk. In deze opleiding wordt veel aandacht besteed aan de veiligheid en dit wordt tijdens een specifiek praktijkexamenonderdeel (Jachtpraktijk) ook getoetst. Uit het feit dat er zeer weinig incidenten gemeld worden met betrekking tot de veiligheid rond de jacht leid ik af dat voor die veiligheid over het algemeen goed zorg wordt gedragen en dat nieuwe maatregelen niet nodig zijn.
Deelt u de mening dat er sprake is van onzorgvuldig, onachtzaam en roekeloos handelen, wanneer in de nabijheid van openbare wegen in onoverzichtelijk terrein een kogelgeweer wordt afgevuurd met een reikwijdte die strekt tot aan die openbare weg of verder? Zo ja, bent u bereid om jagers en burgers hiertegen te beschermen door het jagen langs openbare wegen te verbieden? Op welke wijze en op welke termijn gaat u vorm geven aan een dergelijk verbod? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Is het waar dat de jager die in 2007 nabij de Bavelse berg bij Breda een wandelaar dodelijk verwondde met een vergelijkbaar kaliber kogelgeweer (.222, 7 mm) op duiven schoot? Zo nee, in welk opzicht klopt deze berichtgeving niet?
Uit tactisch onderzoek in genoemde zaak is gebleken dat verdachte een .222 Remington kogelgeweer heeft gebruikt. De verdachte beweerde op een duif te hebben gemikt, maar dat is niet vastgesteld.
Is het waar dat de jager die in 2007 bij Breda een wandelaar dodelijk verwondde toen hij met een kogelgeweer op duiven schoot door de rechtbank in Den Bosch veroordeeld is voor dood door schuld, omdat hij met een vuurwapen met een bereik van 1 500 meter in de richting van een onoverzichtelijk en openbaar terrein schoot? Zo ja, bent u bereid om het gebruik van kogelgeweren in een straal van ten minste 1 500 meter rond openbare wegen te verbieden?
Op 6 april 2010 wees het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch arrest in hoger beroep inzake het dodelijk schietincident op een jachtterrein bij Breda. De 73-jarige verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 337 dagen voorwaardelijk, voor dood door schuld. Het hof was van oordeel dat verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen door te schieten met een vuurwapen met een groot bereik in de richting van een onoverzichtelijk terrein.
Verder verwijs ik naar het antwoord op vragen 10 en 11. Vaak wordt er afschot gepleegd juist omwille van de (verkeers)veiligheid. Dit vindt daarom soms plaats nabij openbare wegen.
Is het waar dat er ook kogelgeweren door jagers gebruikt worden die veel grotere kalibers hebben? Zo ja, wat is het maximum kaliber dat in Nederland is toegestaan? Met welk doel wordt er gebruik gemaakt van groot kaliber?
Zie het antwoord op vraag 5. De Flora- en faunawet kent normering ten aanzien van het gebruik van jachtwapens, waaronder kogelgeweren. In deze normering is een minimum benoemd van energie-afgifte (om dierenleed te voorkomen), maar geen maximum.
Is het waar dat tijdens jacht op grote hoefdieren openbare wegen, paden en terreinen langdurig worden afgesloten voor het publiek in verband met de onveilige situatie die door de jacht ontstaat? Zo ja, bent u bereid de jacht in de nabijheid van deze wegen te verbieden? Bent u in geval dit onverhoopt niet gerealiseerd kan worden, bereid afsluiting van alle openbare wegen, paden en terreinen verplicht stellen wanneer er met groot kaliber wapens op dieren geschoten wordt?
In het kader van beheer en schadebestrijding, bijvoorbeeld als het gaat om de afschot van wilde zwijnen, kan voorgesteld worden dat de openbare veiligheid vergt dat terreinen tijdelijk worden afgesloten voor het publiek. Dat is een afweging die provincies en grondgebruikers moeten maken per individueel geval.
Is het waar dat de jager afkomstig was uit de omgeving en derhalve goed op de hoogte was van de aanwezigheid van de drukke A15? Zo ja, wat zegt dat volgens u over het vermogen van de persoon in kwestie om de gevolgen van zijn handelen te beoordelen?
Hierover kan ik geen mededelingen doen zolang de zaak in onderzoek is. Het Openbaar Ministerie beslist over de vervolging.
Deelt u, gelet op voorgaande vraag, de mening dat hier sprake is van een persoon die willens en wetens de openbare veiligheid in gevaar brengt? Zo ja, deelt u de mening dat dit moet leiden tot intrekking van de jachtakte? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Deelt u de mening dat, waar de rechter in een soortgelijk voorval met dodelijke afloop heeft geoordeeld dat sprake is van dood door schuld, justitieel onderzoek nodig is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Kunt u bevestigen dat de gans is geraakt? Zo ja, heeft de kogel het dier doorboord en dodelijk verwond of is het dier slechts gewond geraakt bij het incident en moet worden aangenomen dat het crepeert in de natuur? Om wat voor gans ging het eigenlijk?
Ja, de gans is dodelijk geraakt. Het betrof een grauwe gans.
de contributiestijging bij patiëntenorganisaties als gevolg van de eisen van het Fonds PGO (Patiënten-, Gehandicapten- en Ouderenorganisaties) |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat het Fonds PGO eist dat de contributie voor een patiëntenorganisatie minimaal 25 euro moet zijn om in aanmerking te komen voor subsidie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het beleidskader voor subsidiëring van patiënten- en gehandicapten-organisaties, dat ik op 1 juni 2011 heb vastgesteld (kamerstuk 29 214 nr. 60) is deze eis opgenomen. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organisaties) te beschikken over tenminste honderd unieke leden en/of donateurs1 die per kalenderjaar elk tenminste 25 euro bijdragen. Deze eisen worden gesteld voor instellingssubsidies vanaf het jaar 2014. Organisaties hebben tot 1 september 2013 de tijd om hieraan te voldoen.
Erkent u dat deze eis kan leiden tot forse contributieverhogingen, omdat eerder geen minimum vereist was? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik acht het niet uitgesloten dat een aantal pg-organisaties door deze eis de lidmaatschapsbijdrage zullen moeten verhogen. Bij het vaststellen van de hoogte van de minimale bijdrage in het nieuwe beleidskader heb ik overigens rekening gehouden met de hoogte van de bijdragen die organisaties nu al aan hun leden vragen en de hoogte van de vergoeding van dit soort kosten door zorgverzekeraars. Veel aanvullende verzekeringen vergoeden namelijk de lidmaatschapskosten van pg-organisaties geheel of gedeeltelijk.
Waarom is de eis voor een minimale contributie gesteld? Vindt u het nodig voor de subsidieverstrekking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat pg-organisaties, om in aanmerking te komen voor een instellingssubsidie, een zekere omvang moeten hebben. Daarnaast dienen de leden/donateurs de activiteiten van de organisatie zodanig te waarderen dat zij bereid zijn hiervoor een bijdrage te betalen. Dat leden bereid zijn te betalen of te doneren versterkt de zeggingskracht en legitimiteit van pg-organisaties. Overigens staat er tegenover contributie ook vaak ledenvoordeel. Verschillende organisaties hebben bijvoorbeeld een eigen webwinkel waarin leden met korting hulpmiddelen kunnen aanschaffen (www.dvn.nl, www.alzheimernederland.nl, www.epilepsie.nl). Dit is ook conform de motie van het lid van der Staaij c.s. over het belang van maatschappelijke verankering van een organisatie, zie motie TK 2011–2012, 33 000, nr. 25.
Erkent u dat het voor (chronische) patiënten wederom een financiële verhoging betekent? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij het vaststellen van de hoogte van de minimale bijdrage in het nieuwe beleidskader heb ik rekening gehouden met de hoogte van de bijdragen die cliëntenorganisaties nu al aan hun leden vragen en de hoogte van de vergoeding van dit soort kosten door zorgverzekeraars. Voor de meeste patiënten zal deze eis dan ook weinig of geen gevolgen hebben.
Erkent u dat een contributieverhoging ertoe kan leiden dat een patiëntenorganisatie leden verliest, met als gevolg dat ze niet voldoende leden hebben voor subsidie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik acht het niet uitgesloten dat er een enkele organisatie is die niet in staat blijkt om honderd leden of donateurs te vinden die bereid zijn om voor de activiteiten van die vereniging jaarlijks 25 euro te betalen. Gezien de beperkte omvang van deze organisaties en het gebleken onvermogen zich goed te organiseren acht ik een instellingssubsidie voor een dergelijke cliëntenorganisatie niet op zijn plaats. Organisaties van deze beperkte omvang kunnen beter geholpen worden met praktische ondersteuning. PGOsupport biedt deze ondersteuning.
Is het mogelijk de contributie-eis te laten vervallen om patiëntenorganisaties de ruimte te geven om zelf te beslissen over de hoogte van de contributie? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wilt u deze wijziging zo snel mogelijk laten weten aan de patiëntenorganisaties?
Ik vind het niet wenselijk en ben niet van plan om de contributie-eis te laten vervallen. Het aantal mensen dat bereid is om daadwerkelijk bij te dragen aan een organisatie zegt iets over de legitimiteit van een organisatie. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijdrage heb ik rekening gehouden met de bijdragen die nu al in de praktijk worden gevraagd, de vergoedingen van verzekeraars en de motie van der Staaij.
Averij bij proefvaart rubberboot mariniers |
|
Michiel Holtackers (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de berichtgeving1 over een proefvaart met de FRISC-rubberboot voor het Korps Mariniers? Is het waar dat er bij deze proefvaart vitale onderdelen afgebroken zijn? Zijn er nog meer problemen aan het licht gekomen tijdens de proefnemingen? Zo ja, welke?
Het bericht in De Telegraaf verwijst naar beproevingen met het snelle vaartuig (Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft, FRISC) van het type Support Craft Caribbean (SCC). Het doel van de beproevingen in de Ierse Zee was vast te stellen of het FRISC van het type Support Craft Caribbean (SCC) voldoet aan de eisen van Defensie en welke veiligheidsvoorschriften, zoals limieten om te manoeuvreren, moeten worden toegepast. Het maken van een scherpe bocht bij de maximale snelheid van ongeveer 70 kilometer (km) per uur maakte deel uit van deze beproevingen. Bij deze extreme koersverandering op maximale snelheid is een stoel van het dek losgeraakt en zijn de bevestigingsrails aan het dek verbogen, is van twee stoelen de bekleding gescheurd en is een klein deel van het windscherm gebroken. Op grond van de beproeving worden technische aanpassingen gedaan (zie het overzicht in het antwoord op vraag 5) en worden de veiligheidsvoorschriften aangepast. Het vaartuig voldoet met deze aanpassingen aan de eisen van Defensie en kan veilig operationeel worden ingezet.
Naast de beproeving van het type Support Craft Caribbean (SCC) zijn beproevingen uitgevoerd met een demonstrator (een lichte civiele uitvoering) en het FRISC-type Boarding Craft (BC). Uit de beproevingen met de snelle vaartuigen zijn geen fundamentele fouten in het ontwerp of de constructie gebleken. Op grond van de beproevingen worden aanpassingen gedaan om de veilige operationele inzet van het FRISC te waarborgen. De onderstaande tabel biedt een overzicht van de belangrijkste aanpassingen. Eind 2012 wordt nog een type beproefd, de Raiding Craft (RC).
Resultaten beproeving
Aanpassingen
Scheuren in de bevestiging van het voorste drijflichaam (type BC).
De bevestiging van het drijflichaam is verbeterd door onder meer een verzwaring van de constructie en het aanbrengen van een extra beschermende laag op de neus van het vaartuig.
Scheurtjes in het navigatieframe (type BC).
Het navigatieframe is opnieuw ontworpen en de constructie is verzwaard.
Onvoldoende oprichtend vermogen van het keerzaksysteem (type BC en SCC).
Het keerzaksysteem is aangepast en beschikt nu over voldoende oprichtend vermogen. In mei 2012 zal bij het derde SCC opnieuw een volledige test worden uitgevoerd.
Het losraken van de bevestiging van de stoelen aan het vaartuig (type SCC).
De boutverbindingen van de stoelen zullen worden voorzien van een verstevigingsplaat.
Afbreken van een klein deel van het windscherm (type SCC). Dit betreft geen structureel probleem,
Het windscherm wordt hersteld.
Speling in de lagers van de schroefas (type BC en SCC).
De lagers worden door de fabrikant aangepast. Bij twee vaartuigen is speling tijdelijk verholpen zodat deze operationeel inzetbaar zijn.
Luchtbelletjes in kunststof delen aan de onderzijde van drie vaartuigen (type BC).
Dit knelpunt wordt hersteld door de leverancier en bij de resterende vaartuigen worden tijdens de productie extra kwaliteitscontroles uitgevoerd.
Houdt Defensie de leverancier onverkort aan de gemaakte afspraken en aan de aan het product gestelde eisen? Komen de kosten om de geconstateerde mankementen te verhelpen geheel voor rekening van de leverancier?
Ja, tot dusver voldoet de leverancier aan alle gestelde eisen. De knelpunten die bij de beproevingen zijn geconstateerd worden volgens het contract op kosten van de leverancier aangepast, zowel bij de geleverde als bij de nog te leveren vaartuigen.
Hoeveel FRISC-boten zijn inmiddels geleverd aan Defensie? Zullen al deze en in de toekomst nog te leveren vaartuigen grondig getest worden en eventuele gebreken verholpen worden voordat ze operationeel ingezet worden?
Er zijn tot dusver elf vaartuigen aan Defensie geleverd. Alle nog te leveren vaartuigen zullen grondig worden getest en alle gebreken worden hersteld. Defensie accepteert geen vaartuigen die niet zijn getest. Zie ook het antwoord op de vraag 1.
In welke mate kunnen deze mankementen leiden tot vertragingen en belemmering in de taakuitvoering van het Korps Mariniers en de Kustwacht?
De knelpunten hebben geleid tot een vertraging in het opleidings- en evaluatieprogramma van het Korps Mariniers en de Kustwacht. Deze vertragingen zijn binnen het programma opgevangen en vormen geen belemmering voor de taakuitvoering van het Korps Mariniers en de Kustwacht. De operationele ingebruikneming van het eerste FRISC is voorzien na de zomer van 2012.
Wanneer zijn de voor antidrugsoperaties bestemde Friscs beschikbaar voor operaties in het Caribisch gebied?
Het eerste vaartuig van het type SCC is reeds in het Caribisch gebied. Het vaartuig is getest en zal naar verwachting na de zomer 2012 voor het eerst operationeel worden ingezet. De overige vaartuigen van het type SCC worden voor het einde van dit jaar afgeleverd in het Caribisch gebied. De FRISC’s kunnen worden ingezet bij de bestrijding van drugssmokkel en andere defensietaken, zoals humanitaire ondersteuning.
De brandveiligheid in GGZ-instellingen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat de brandveiligheid in GGZ-instellingen nog niet voldoende is, en dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid zelfs spreekt van een acuut probleem?1
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Deelt u de conclusie van de Onderzoeksraad dat de brandveiligheid in instellingen nog niet voldoende is afgestemd op de patiënten die in de instellingen worden verzorgd, maar dat instellingen teveel varen op wet- en regelgeving, waardoor zorgverleners op de vloer in geval van een brand voor situaties komen te staan waar ze niet voldoende op voorbereid zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u aan deze situatie doen?
Ik deel de conclusie van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid dat de brandveiligheid in instellingen onvoldoende is afgestemd op de patiënten en cliënten. Ook deel ik de mening dat bestuurders van zorginstellingen (mede daardoor) niet altijd de juiste sturing geven aan hun organisatie op dit terrein. Naast het rapport van de Onderzoeksraad is door de samenwerkende rijksinspecties het rapport «Brandveiligheid van zorginstellingen» uitgebracht. Dit rapport is door mij op 23 december 2011 (vergaderjaar 2011–2012, 32 757 nr. 32) aan uw Kamer gezonden. De centrale boodschap uit beide rapporten is dat brandveiligheid- zowel op de afzonderlijke onderdelen (gebouw, gebruik, organisatie en beleid) als brandveiligheidsbeleid in den brede vraagt om een integraal risicomanagement.
Door de onvoldoende afstemming op de patiënten en cliënten, gaat de bestuurder uit van onjuiste uitgangspunten, waardoor tekort wordt geschoten bij het in kaart brengen van «restrisico’s» op basis van de op te stellen risico inventarisatie en evaluatie (RI&E). Concreet gaat het daarbij bijvoorbeeld om het onvoorspelbare gedrag van de patiënten op de locatie.
In de kabinetsbrief van 7 februari 2012 (vergaderjaar 2011–2012, 32 757 nr. 34) en de antwoorden op vragen van uw Kamer (vergaderjaar 2011–2012, 32 757 nr. 34) is beschreven welke maatregelen het kabinet neemt. Ik benadruk graag dat het de primaire verantwoordelijkheid van de bestuurder van de instelling is de brandveiligheid bij de instelling op orde te brengen en te houden. Wij zullen de bestuurder zoveel mogelijk ondersteunen bij het invullen van die rol. Het bevoegd gezag houdt daarop vervolgens toezicht.
Deelt u de mening dat, ondanks de grote hoeveelheid wetten en regelgeving de bestuurders van zorginstellingen toch niet de juiste sturing geven aan hun medewerkers hoe op het moment van een calamiteit, zoals brand, moet worden gehandeld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de conclusie van de Onderzoeksraad, die hij trekt na het voeren van gesprekken met bestuurders van zorginstellingen, die vaak nog zonder onderbouwing verwijzen naar de afweging tussen het investeren in veiligheid en het investeren in de kwaliteit van zorg en leefbaarheid, dat randveiligheid in dit soort instellingen nog altijd een structureel veiligheidsprobleem vormt? Deelt u de mening dat de afweging die bestuurders maken geen juiste afweging is, maar veiligheid een onderdeel van zorg zou moeten zijn, waar bestuurders heel duidelijk van doorgedrongen moeten zijn? Zo ja, wat gaat u doen om dit te sturen en te controleren? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat (brand)veiligheid onderdeel uitmaakt van verantwoorde zorg. Over de wijze waarop ik de bestuurders daarop – indien opportuun – aanspreek en ondersteun verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Kent u de conclusies uit onderzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Arbeidsinspectie, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Jeugdzorg dat niet elke instelling voldoende bedrijfshulpverleners heeft? Heeft de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) genoeg mogelijkheden en middelen om personeel op te leiden en in te zetten?
Ja, ik ken deze conclusies. Mij hebben geen signalen bereikt dat GGZ-instellingen over onvoldoende financiële middelen beschikken om de bedrijfshulpverlening op orde te brengen en te houden. Aanvullend merk ik op dat bij de opzet van de tarieven rekening is gehouden met het opleiden en inzetten van de bedrijfshulpverlening. Het rapport van de Onderzoeksraad geeft ook aan dat de instelling Rivierduinen voldoende mogelijkheden had om zijn bedrijfshulpverlening afdoende in te vullen.
Zijn de forse bezuinigingen op de GGZ een belemmering voor investering in brandveiligheid?
Bij de invulling van bezuinigingen is het aan de bestuurder van de instelling afwegingen te maken op welke wijze hij de opgelegde budgetkortingen verwerkt, binnen de kaders van verantwoorde zorg.
Deelt u de mening van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Arbeidsinspectie, de IGZ en de Inspectie Jeugdzorg dat het toezicht op de bouwkundige, gebruiks- en organisatorische brandveiligheidsaspecten bij één toezichthouder geconcentreerd zou moeten worden om zo inzicht te verwerven in de kwaliteit van alle relevante factoren van het brandveiligheidsconcept en in de samenhang daarvan, inclusief aanvullende maatregelen en eisen voor de veiligheid van deze kwetsbare patiëntengroep? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen?
Zoals in de antwoorden op uw Kamervraag 46 van 2 maart 2012 (Kamerstuk-nummer 32 757-34 antwoord) is aangegeven, zijn de betrokken toezichthouders en beleidsverantwoordelijke departementen daarover nog in gesprek. Wanneer daar duidelijkheid over is wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
Hoe gaat u erop toezien dat de aanbevelingen van de Onderzoeksraad ook daadwerkelijk worden opgepakt in een integrale aanpak van brandpreventie in GGZ- instellingen?
Voor de aanpak om de brandveiligheid in de zorg snel op orde te krijgen, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.
Een aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw toezegging om de Kamer in het najaar 2012 een analyse van de Wet geneesmiddelenprijzen te sturen?1
Ja.
Is het waar dat u een onderzoek heeft laten verrichten door Conquaestor naar de mogelijke opbrengst van aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen?
Ten behoeve van de toegezegde analyse heb ik het onderzoeksbureau ConQuaestor opdracht verleend om onderzoek te doen naar de werking en toekomstbestendigheid van de Wgp.
Het onderzoek strekt tot het verkrijgen van meer inzicht in de werking en de resultaten van de Wgp. Naast deze analyse zal het onderzoek moeten ingaan op de te verwachte effecten, de toegevoegde waarde en risico’s en de juridische mogelijkheden van een wijziging van de Wgp ten opzichte van de huidige situatie.
Is hierbij de mogelijkheid onderzocht van een verdergaande prijsdaling door in plaats van de gemiddelde prijs in de vier ons omringende landen als basis voor de WGP te nemen, uit te gaan van het gemiddelde van de drie laagste prijzen in alle lidstaten van de Europese Unie? Zo nee, waarom niet? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te laten onderzoeken?
In de analyse zal ik ingaan op het hanteren van de drie laagste prijzen in alle lidstaten van de Europese Unie. ConQuaestor onderzoekt hoe het Nederlandse prijsniveau zich in internationaal perspectief verhoudt
In welke andere landen worden de drie laagste prijzen in alle lidstaten van de Europese Unie als basis genomen voor de berekening van de maximumprijs van geneesmiddelen? In welke andere landen van de Europese Unie wordt een systeem van prijsmaximering toegepast, waarbij een lagere maximumprijs tot stand komt dan in Nederland? Hoe is zo'n systeem opgebouwd?
Voor zover mij bekend, wordt in geen van de Europese landen uitgegaan van een systeem waarbij maximumprijzen voor geneesmiddelen worden gebaseerd op de drie laagste prijzen in alle lidstaten van de Europese Unie. In Noorwegen hanteert men een gemiddelde van de laagste drie prijzen in negen referentielanden als basis voor de berekening van de geneesmiddelenprijzen. Het onderzoek van ConQuaestor richt zich niet op een beschrijving van alle systemen die door andere landen van de Europese Unie worden gehanteerd. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Wat zijn de resultaten van het onderzoek van Conquaestor? Sinds wanneer zijn deze resultaten bekend?
Het rapport is nog niet klaar en dus ook nog niet in mijn bezit. Op 1 maart jl. heb ik bij brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer laten weten dat ik naar verwachting het onderzoeksrapport met mijn reactie vóór de zomer 2012 aan de Tweede Kamer kan doen toekomen (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 248, nr. 227).
Bent u bereid dit onderzoek per omgaande aan de Kamer te zenden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht 'Oud-topambtenaar wordt tijdelijk boegbeeld IGZ' |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oud-topambtenaar wordt tijdelijk boegbeeld IGZ»?1
Ja
Hoe strookt het bericht dat de heer Weck per 1 juli a.s. ad interim de functie van Inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg gaat vervullen met uw eerdere mededeling dat de heer Van der Wal zou aanblijven tot er een opvolger bekend is?
De Inspecteur-generaal, de heer Van der Wal, bereikt deze zomer de pensioengerechtigde leeftijd. Aanvankelijk zou de heer Van der Wal op mijn verzoek aanblijven tot in zijn opvolging was voorzien. Daar ziet de IG van af.
Hoe verhoudt het aanstellen van deze interim-bestuurder zich tot het voornemen van het kabinet om een einde te maken aan het inhuren van dure experts van buitenaf?
ABDTOPConsult is een onderdeel van de Algemene Bestuursdienst van het ministerie van BZK. Het feit dat deze interim-positie op deze manier kan worden vervuld is juist volledig in lijn met de afspraken binnen de rijksdienst om externe inhuur terug te brengen en daarmee de kosten te verminderen. Zie ook het antwoord op vraag 6 van Kamerlid Leijten (SP) over de vervanging van de hoofdinspecteur van de IGZ (2012Z08585, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2406).
Komt het aantrekken van de zo broodnodige extra inspecteurs en de inzet van de Mystery Guest, zoals in het Gedoogakkoord afgesproken, in het geding, omdat nu een dure interimmer voor wie weet hoe lang moet worden betaald?
Nee, het aantrekken van extra inspecteurs en de inzet van de mystery guests komen niet in het geding door de inzet van de heer Weck. Zie ook het antwoord op vraag 6 van Kamerlid Leijten (SP) over de vervanging van de hoofdinspecteur van de IGZ (2012Z08585, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2406).
Kwaliteitsproblemen in verpleeghuizen |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Wat vindt u van het bericht dat ongeschoolde medewerkers medicijnen zouden uitdelen in verpleeghuizen?1
Uit het in september 2010 uitgebrachte rapport over de medicatieveiligheid binnen de langdurige zorg, heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geconstateerd dat er binnen de langdurige zorg over de hele linie hoog tot zeer hoog risico werd gelopen. Uw Kamer is na het verschijnen van dit rapport over deze uitkomsten geïnformeerd2. De IGZ heeft na een jaar een vervolgrapport uitgebracht en geconstateerd dat de zorginstellingen veel in gang hebben gezet om de medicatieveiligheid te verhogen. In een jaar tijd hebben de zorginstellingen een enorme verbeterslag gemaakt. Ook over deze verbetering is uw Kamer geïnformeerd3. Na de uitkomst van het IGZ rapport in 2010, hebben de betrokken veldpartijen met elkaar de veilige principes ontwikkeld, waarin ieders rol en verantwoordelijkheid rondom medicatieveiligheid wordt beschreven. Deze principes worden ingezet om een structurele verbetering rondom medicatieveiligheid door te voeren. Binnen deze kaders dient de zorg te worden uitgevoerd.
Was u daarvan op de hoogte? Was de Inspectie ervan op de hoogte?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar wat de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) stelt, namelijk dat er amper nog verpleegkundigen op HBO- niveau in verpleeghuizen werken?
Kijkend naar de cijfers over het aantal HBO verpleegkundigen in de verpleging, verzorging en thuiszorg, kan over de afgelopen jaren een stijgende lijn worden geconstateerd. Ik benadruk dat dat een gunstige ontwikkeling is. Tegelijk is een groot deel van de zorg in verpleeghuizen het domein van andere professionals met name ziekenverzorgenden, die 24 uur per dag rond de cliënten aanwezig zijn. Waar het uiteindelijk om gaat, is de kwaliteit van zorg. Die moet goed zijn evenals de tevredenheid van de cliënten en medewerkers.
Wat vindt u van het verhaal van de medewerker die in dezelfde krant vertelt dat de bewoners in het verpleeghuis in het westen van Nederland geen activiteiten krijgen aangeboden? Is dat eigenlijk verplicht? Moet dat alleen groepsgewijs of ook individueel als mensen niet aan groepsactiviteiten kunnen meedoen?
Ik lees in het betreffend artikel niet dat bewoners in een verpleeghuis in het westen van Nederland geen activiteiten krijgen aangeboden. Als medewerkers signalen geven in de krant die zorgelijk zijn vraag ik de krant, indien nodig, altijd om het signaal bij de IGZ te melden.
Het aanbieden van activiteiten/dagbesteding is een integraal onderdeel van de zorgzwaartepakketten. De zorgkantoren contracteren de zorginstellingen en hebben primair de plicht om goede kwaliteit van zorg in te kopen. Daarbij hebben de zorgkantoren de mogelijkheid om te controleren of de activiteiten die geleverd worden voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Voor de levering van dagbesteding is de zorginstelling zelf verantwoordelijk. Activiteiten/dagbesteding kunnen in groepsverband of individueel worden aangeboden. Dit is afhankelijk van de behoefte van en de gemaakte afspraken met de cliënt.
Denkt u dat de Beginselenwet Zorg iets zal veranderen aan deze wantoestanden of is er in dergelijke verpleeghuizen iets anders aan de hand, bijvoorbeeld gebrek aan goede leidinggevende capaciteit?
Mensen die in een zorginstelling wonen, moeten het recht hebben om hun leven zoveel mogelijk te kunnen inrichten zoals ze dat zelf willen. Om dat te bereiken, geeft de Beginselenwet Zorg de cliënt een stem. De relatie tussen de cliënt en de zorgaanbieder kan er één zijn van grote afstand en grote afhankelijkheid, waardoor cliënten al gauw concessies doen. Het wetsvoorstel biedt cliënten een steun in de rug, als zij bijvoorbeeld willen aankaarten dat zij vaker willen douchen of willen zorgen dat de afspraken over douchen worden nageleefd. Cliënten staan daarmee sterker ten opzichte van de zorgaanbieder. Zorgmedewerkers op hun beurt staan met het wetsvoorstel sterker binnen hun organisatie. Dit wetsvoorstel steunt verzorgenden om het gesprek met hun leidinggevenden aan te gaan als zij geen tijd hebben om de door of namens de zorgaanbieder met de cliënt gemaakte afspraken over bijvoorbeeld douchen na te komen. Ook bij de door u vermelde managementproblemen is het dus een goed instrument.
Heeft u er kennis van genomen dat in bet artikel wederom melding wordt gemaakt van incontinentiemateriaal dat niet verwisseld zou mogen worden? Kan een bewoner straks zonder bij te hoeven betalen via de Beginselenwet Zorg afdwingen zo vaak verschoond te willen worden als menselijkerwijs gezien gewenst is (dus vaker dan 2 keer per etmaal bijvoorbeeld)?
In de tweede nota van wijziging van het voorstel Beginselenwet AWBZ-zorg (Kamerstukken II, 33 109, nr. 8), zoals uw Kamer die op 18 april 2012 heeft ontvangen, wordt gesteld dat incontinentiemateriaal tijdig verwisseld moet worden. Met «tijdig» wordt bedoeld, tijdig voor de individuele cliënt in zijn specifieke situatie. Als het verwisselen van incontinentiemateriaal vaker dan 2 keer per etmaal gewenst is, dan zou dit dus vaker dan 2 keer per etmaal moeten gebeuren.
Hoe kan het gebeuren dat medicatiefouten zo weinig worden gemeld? Is dat ook een gevolg van gebrek aan kennis?
De melding moet geborgd zijn in het systeem van zorgverlening. Daarbinnen dienen medicatiefouten gemeld te worden in de eigen zorgorganisatie. Hiervoor zijn de zogenaamde MIC (Melding Incident Cliënt) commissies ingesteld. Dit is een verantwoordelijkheid van de zorginstelling. De IGZ toetst bij een bezoek of de zorginstelling een dergelijke commissie heeft. En controleert hierbij ook de meldingen en de acties die hierop genomen zijn.
Het reddingsplan van de scholen van het Amarantis schoolbestuur |
|
Jasper van Dijk |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u bereid de Kamer het volledige «reddingsplan» rond de scholen van onderwijskoepel Amarantis te sturen? Zo neen, waarom mag de Kamer niet beschikken over informatie rond publiek bekostigde scholen?1
Het volledig «reddingsplan» van de Amarantis Groep deel ik niet met de Tweede Kamer, want het is er nog niet. De heer Wintels is op dit moment bezig om met alle direct betrokken partijen een oplossing te zoeken voor de situatie bij Amarantis. Een aantal betrokken partijen heeft aangegeven financieel een bijdrage te willen leveren. Het proces van de verdere uitwerking van het reddingsplan is delicaat en wil ik niet verstoren.
Deelt u de mening dat de 250 banen die mogelijk verdwijnen bij Amarantis, zo min mogelijk uit onderwijzend personeel moeten bestaan en zo veel mogelijk uit management? Zo neen, waarom worden fouten van het management afgewenteld op onderwijzers die geen blaam treft?
Op basis van de reddingsplannen zal het interim-bestuur van Amarantis bezien waar de ontslagen moeten vallen. 50 medewerkers hebben inmiddels een andere baan gevonden. Dit betreft onderwijsgevend personeel. Bij de overige 200 medewerkers gaat het om onderwijsondersteunend personeel, waaronder 35 tot 40 leidinggevenden. De helft van deze 200 medewerkers heeft inmiddels ook een andere baan gevonden. Deze informatie is afkomstig van het interim-bestuur van Amarantis.
Waarom heeft u zich de afgelopen weken compleet afzijdig gehouden rond de kwestie Amarantis, terwijl de financiële problemen enorm zijn en betrekking hebben op 30 000 leerlingen en vele scholen? U bent toch eindverantwoordelijk voor het onderwijs?
Dit is niet juist. Ik ben natuurlijk betrokken vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het onderwijsbestel en zal, zoals eerder toegezegd, de continuïteit voor de 30 000 leerlingen waarborgen. Daartoe heb ik een continuïteitsgarantie toegezegd.
Hoe wordt de «redding» van de scholen van Amarantis gefinancierd? Waar komt de 10 miljoen euro vandaan die uw ministerie bijdraagt als continuïteitsgarantie?2
OCW dekt de continuïteitsgarantie binnen haar eigen begroting. Bij Voorjaarsnota zal ik u daarover nader informeren.
Waarom heeft u de Kamer niet vooraf geïnformeerd over deze 10 miljoen euro aan Amarantis?
Zodra de inzet van de diverse partijen bekend was, heb ik de Tweede Kamer direct geïnformeerd over de continuïteitsgarantie die ik overweeg te bieden. De dekking hiervan zal plaatsvinden binnen de begroting van OCW. Daarover zal ik u bij Voorjaarsnota informeren.
Waarom heeft u niet eerder ingegrepen bij Amarantis, terwijl de problemen al zo lang bekend waren? Erkent u dat het toezicht heeft gefaald?
Deze loopt vooruit op het onafhankelijke onderzoek. Het lijkt mij verstandig dat uw vragen aan de orde komen in dat onderzoek. Ik zal u binnen twee weken informeren over de opzet ervan.
Ontvangt de Kamer zo snel mogelijk (uiterlijk binnen een maand) een voorstel voor een onderzoekscommissie die onderzoek gaat doen naar het ontstaan van de wantoestanden bij Amarantis? Zo neen, op welke manier gaat u uw toezegging waarmaken, zoals gedaan in het debat naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg Voortgezet onderwijs op 29 maart en in het algemeen overleg Middelbaar beroepsonderwijs van 11 april?
Ja. Zie ook vraag 6.
Erkent u dat dit onderzoek grondig en onafhankelijk moet zijn, aangezien ook de rol van uw eigen ministerie wordt onderzocht? Kan de Kamer wijzigingsvoorstellen doen voor leden van de onderzoekscommissie indien twijfels bestaan over de onafhankelijkheid? Krijgt de Kamer inspraak aangaande de onderzoeksvragen?
Ja. Ik onderken dat dit onderzoek grondig en onafhankelijk moet zijn. De leden van de onderzoekscommissie dienen zo onafhankelijk mogelijk te kunnen kijken naar de thematiek. Ik zal u hierover schriftelijk informeren binnen twee weken. Zie ook vraag 6.
Wat is uw reactie op het artikel «Scholen willen niet opdraaien voor reddingsplan Amarantis»?3
Ik heb kennis genomen van het artikel en begrijp heel goed dat sommige bestuurders emotioneel reageren, zodra hen wordt gevraagd financieel bij te dragen aan het oplossen van de problematiek van één school. Ze wensen niet op te draaien voor fouten die elders zijn gemaakt.
Hoe oordeelt u over de bezwaren van de scholen tegen de «solidariteitsbijdrage» van 5 miljoen euro?
Het solidariteitsverzoek heeft weerstand opgeleverd, vooral aan de zijde van de VO-Raad. Ik verwacht op korte termijn uitsluitsel hierover.
Deelt u de mening van de voorzitter van ROC Midden Nederland dat de concurrentie tussen verschillende ROC’s slecht is voor de onderwijskwaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid onderzoek te doen naar een onderwijsmodel waarbij deze concurrentie wordt uitgebannen?
In het kader van het Actieplan «Focus op Vakmanschap» is een beleidsagenda voor het mbo opgesteld op het punt van macrodoelmatigheid. Mantra daarin is niet «elkaar beconcurreren», maar een samenhangend regionaal en landelijk aanbod van opleidingen. Hieruit vloeit ook nieuwe wetgeving voort die thans wordt voorbereid.
Deelt u de mening dat publiek geld naar het onderwijs moet gaan en niet naar marketing en reclame? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat hieraan grote bedragen worden uitgegeven?
In het kader van horizontale en verticale verantwoording moet het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling kunnen verantwoorden dat publieke middelen aan marketing en reclame worden besteed. Anders gezegd: het bevoegd gezag moet kunnen uitleggen dat deze middelen ten goede komen aan kwalitatief goed onderwijs en het plaatsen van leerlingen en studenten in opleidingen die perspectief bieden voor vervolgonderwijs en arbeidsmarkt. Voor het mbo geldt bovendien de Notitie Helderheid (Kamerstuk 24 248, nr. 72).
Deelt u de mening dat het opsplitsen van Amarantis in vijf kleinere scholengroepen een primeur is voor het Nederlandse onderwijs? Wat leert u van deze ontwikkeling richting schaalverkleining?
In het kader van een goede ordening van het onderwijsaanbod hebben zich eerder splitsingen voorgedaan in de vo-sector. In die zin is Amarantis geen primeur. Splitsingen zijn overigens niet per definitie te prefereren: schaalgrootte is namelijk niet één op één gecorreleerd aan onderwijskwaliteit. De recent ingestelde Commissie Fusietoets ziet toe op een goede toetsing van voorgenomen fusies in het onderwijs.
Het feit dat de arbeidsparticipatie van 'pardonners' zwaar tegenvalt |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Leers |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het dat gebleken is dat de arbeidsparticipatie van pardonners slechts 40% bedraagt?1
Zie antwoord 2
Erkent u dat het vorige kabinet met het uitgangspunt van een arbeidsparticipatie van 60% de plank volledig heeft misgeslagen en een te rooskleurig beeld heeft geschetst van de (te verwachten) gevolgen van de pardonregeling?
De mate van arbeidsparticipatie van pardonners is achtergebleven bij de verwachtingen uitgesproken in 2008. Pardonners blijken net als vluchtelingen en andere migranten van de 1e generatie, moeilijker aan werk te komen dan autochtone Nederlanders.
Het is van belang dat pardonners hun positie weten te verbeteren. Zij zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. Een deel van deze groep heeft ondersteuning nodig. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de gemeenten. Ook de werkgevers kunnen een belangrijke rol spelen. Zo zijn in de zorg en in de techniek in de komende jaren veel mensen nodig.
Wat betekent het gegeven van genoemde lage arbeidsparticipatie voor de totale kosten van uitkeringen en andere sociale voorzieningen als huurtoeslag voor de groep pardonners? Hoe verhoudt dit kostenoverzicht zich tot eerder verstrekte overzichten?
Een lagere arbeidsparticipatie van de groep pardonners betekent logischerwijs hogere kosten van uitkeringen en andere sociale voorzieningen voor deze groep. Overigens geldt dat het gebruik van de conjunctuurafhankelijke uitkeringsregelingen vanwege de economische crisis over de gehele linie hoger is dan op het moment dat deze raming is opgesteld. Een kostenoverzicht voor de specifieke groep pardonners is echter niet beschikbaar.
Deelt u de mening dat er nooit meer een pardonregeling mag komen? Zo neen, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de brief die ik op 17 april jl. aan uw Kamer heb gestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 018, nr. 58).
Maatregelen naar aanleiding van het gebleken graaigedrag van COA-directeur Albayrak |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Leers |
|
![]() |
Bent u, nu de feiten over het te hoge salaris van mevrouw Albayrak en de door haar verstrekte onjuiste informatie hierover onomstotelijk vast zijn komen te staan, bereid om over te gaan tot onmiddellijke en volledige terugvordering van het te veel aan haar uitbetaalde salaris, één en ander conform uw toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg over het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op 12 oktober 2011?1 Zo neen, waarom niet?2
Bent u tevens voornemens om aangifte te doen van fraude tegen mevrouw Albayrak, onder meer omdat zij privé gebruik van haar dure dienstauto probeerde te verdoezelen middels het met terugwerkende kracht veranderen van afspraken in haar agenda? Zo neen, waarom niet?
Het bericht 'Tijdelijk verhuren strop huizenbezitters' |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tijdelijk verhuren strop huizenbezitters»?1
Ja
Bent u bekend met het fenomeen dat eigenaren in toenemende mate hun tweede, te koop staande woning verhuren zonder dat hiervoor de benodigde leegstandsvergunning is verleend? Zo ja, hoe vaak komt dit voor en wat is hiervan de oorzaak? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken hoe groot het probleem van illegale verhuur van de tweede woning is en wat de oorzaak hiervan is en zo nee, waarom niet? Wat zijn de gevolgen van illegale verhuur voor de eigenaren van de woning?
Het staat een eigenaar wettelijk gezien vrij zijn tweede woning te verhuren zonder te gebruik te maken van de mogelijkheid die de Leegstandwet biedt voor tijdelijke verhuur met beperkte huurbescherming. Hiervoor is geen gemeentelijke vergunning vereist en dergelijke reguliere verhuur is geenszins illegaal. De huurder geniet in dat geval wel volledige huurbescherming.
Aangezien er geen registratie van deze reguliere verhuur van (voormalige) koopwoningen plaatsvindt, is mij niet bekend hoe vaak dit voorkomt en waarom eigenaren hiervoor kiezen.
Het kan wel zijn dat de eigenaar bij dergelijke verhuur in strijd handelt met het huurbeding uit de hypotheekakte. Zo’n beding dient ter bescherming van de hypotheekbank, om te voorkomen dat de opbrengst bij executoriale verkoop te laag is om de hypotheekschuld te kunnen voldoen. Woningen in verhuurde staat brengen doorgaans minder op dan woningen in onverhuurde staat. Daarom geven hypotheekbanken doorgaans slechts toestemming voor tijdelijke verhuur van te koop staande woningen indien de eigenaar een vergunning heeft voor tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet.
Uit navraag bij de Nederlandse Vereniging van Banken komen geen signalen naar voren dat eigenaren in toenemende mate hun woning verhuren zonder vergunning van de gemeente.
Waarom is het op basis van de Leegstandswet verlenen van een leegstandsvergunning door een gemeente van belang aangezien dit tijdrovend en in sommige gevallen zeer kostbaar kan zijn waarbij de legeskosten tot € 400 kunnen bedragen? Klopt het dat de gemeente zich moet inspannen om de voor de leegstandsvergunning noodzakelijke gegevens te achterhalen, terwijl die al bekend zijn bij de bank? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief d.d. 17 januari 2012 (II, 2011–2012, 27 926, nr. 178) en de debatten met de Tweede Kamer over deze brief heb ik reeds uitvoerig uiteengezet waarom ik belang hecht aan de gemeentelijke vergunning voor tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet. Ook in mijn antwoord d.d. 18 april jl. op de vragen van mw. De Boer inzake Nationale Programma Herbestemming (2012Z06109, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2276) ben ik ingegaan op de wenselijkheid van de vergunningplicht.
Bij deze gelegenheden heb ik toegelicht dat het schrappen van de vergunningsplicht niet in het belang is van eigenaren met een te koop staande woning, noch in het belang van de betrokken huurders. Alleen met een vergunning op grond van de Leegstandwet weet de eigenaar van te voren dat de huurder maar een heel beperkte huurbescherming heeft en dat de huurovereenkomst daadwerkelijk eindigt na het verstrijken van de termijn van de vergunning. Ook de huurder weet dankzij de vergunning waar hij aan toe is en hoelang zijn huurovereenkomst loopt. Daarnaast helpt de vergunningverlening bij tegengaan van de illegale praktijken van huisjesmelkers.
Ik deel niet de opvatting dat het aanvragen van een vergunning tijdrovend is; het is zelfs zo dat de vergunning van rechtswege wordt verleend indien de gemeente niet binnen acht weken op de aanvraag heeft beslist.
Evenmin deel ik de mening dat de gemeente zich moet inspannen om de voor de leegstandsvergunning noodzakelijke gegevens te achterhalen, terwijl die al bekend zijn bij de bank. De aanvrager van de vergunning levert de voor de vergunning benodigde gegevens deels zelf aan, terwijl informatie over het leegstaan van de woning in de gemeentelijke basisadministratie beschikbaar is.
Wel zal ik, zoals toegezegd in de hiervoor genoemde brief, de Leegstandwet zodanig wijzigen dat de eis vervalt dat de gemeente een maximale huurprijs in de vergunning moet vermelden, indien de woning niet tegen een geliberaliseerde huurprijs kan worden verhuurd. Dit vergemakkelijkt de procedure voor de vergunning die daardoor ook sneller kan worden verleend.
Gemeenten hebben de bevoegdheid om voor het afgeven van een vergunning voor tijdelijke verhuur leges te vragen. Over het algemeen zal de leges voor een leegstandvergunning aanmerkelijk lager liggen dan de in de vragen genoemde € 400. Ik ben dan ook niet van mening het verkrijgen van een vergunning zeer kostbaar is.
Antiterrorisme controles op Utrecht Centraal Station |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de antwoorden van de burgemeester van Utrecht van 21 maart 2012 op vragen gesteld door gemeenteraadsleden over een grootschalige controle door het Korps Landelijke politiediensten (KLPD) die op 15 maart 2012 op Utrecht Centraal Station (CS) heeft plaatsgevonden?
Ja.
Onder wiens gezag vond deze oefening plaats? Wie draagt de politieke verantwoordelijkheid?
Het betrof hier geen oefening, maar een actie middels de spottermethodiek uitgevoerd door de Dienst Spoorwegpolitie van het Korps landelijke politiediensten (KLPD). Er was hier sprake van een preventieve controle gericht op handhaving en opsporing. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie / de Officier van Justitie. De politieke verantwoordelijkheid van het KLPD ligt bij de minister van Veiligheid en Justitie als de beheerder van het korps.
Is het waar dat de spottersmethodiek gericht is op het aanleren van competenties door het scannen van groepen mensen om zo, uiteraard alleen in relatie tot de openbare orde en het handhaven van de rechtsorde, afwijkend gedrag te herkennen? Zo ja, wat wordt op een groot station als Utrecht CS als afwijkend en wat als normaal gedrag beschouwd? Zo nee, wat behelst die methodiek dan wel?
De spotteracties zijn gericht op het herkennen van gedragingen of uiterlijke kenmerken bij personen of groepen van personen die afwijken van het gedrag van de gemiddelde reiziger/passant waardoor mogelijk op voorhand een ordeverstoring of ander crimineel gedrag kan worden herkend danwel kan worden voorkomen. De spotteracties zijn tevens gericht op het scherp houden van de aangeleerde competenties.
Wat als normaal of afwijkend gedrag kan worden beschouwd is afhankelijk van een aantal factoren. Het gedrag dient te worden geplaatst binnen de juiste context, ofwel het algemene beeld wat men krijgt als er wordt geobserveerd op een bepaalde plaats, het tijdstip en de heersende cultuur. Globaal kan voor een station het volgende onderscheid worden gemaakt:
Als normaal gedrag wordt beschouwd:
Als afwijkend gedrag kan worden beschouwd:
Middels het stellen van vragen (klantvriendelijke bejegening) komt de politiemedewerker meer te weten over de persoon en zijn/haar intenties.
Was er een concrete aanleiding in de zin van een (verhoogde) terroristische dreiging om deze controle te houden? Zo nee, werd die controle dan louter vanwege het oefenen in het kader van de spottersopleiding gehouden?
Nee, er was geen aanleiding in de zin van een (verhoogde) terroristische dreiging. De controle werd gehouden in het kader van een landelijke actiedag van het KLPD aangaande toezicht en handhaving op de verkeersstromen. Hierbij werd onder andere gebruik gemaakt van de spottermethode.
Hoe vaak zijn deze controles in het verleden gehouden en op welke locaties? Hoe vaak gaan in de nabije toekomst dergelijke controles plaatsvinden?
In 2010 is op Amsterdam CS een grote actie gehouden, waarbij alle landelijke media aanwezig waren, op Rotterdam CS in november 2011 en op Utrecht CS in maart 2012. Periodiek zullen grote en kleine acties op de verkeersstromen blijven plaatsvinden. De aantallen, tijd en locatie zijn van tevoren niet bekend.
Zijn er particuliere organisaties bij dergelijke oefeningen betrokken? Zo ja, welke?
Er zijn geen particuliere bedrijven bij dergelijke acties betrokken.
In hoeverre draagt het houden van dergelijke controles zonder directe operationele aanleiding daadwerkelijk bij tot een verbetering van het veiligheidsgevoel op die locaties? Acht u het mogelijk dat het publiek door de aanwezigheid van controleurs eerder met onbegrip of zelfs met gevoelens van onveiligheid reageert?
Ik acht het mogelijk dat individuele personen de acties met onbegrip of met gevoelens van onveiligheid ervaren. Het is echter ook algemeen bekend dat de burgers meer «blauw» op straat wensen om de veiligheid te vergroten. In het kader hiervan kan worden gesteld dat de acties in uniform in openbare ruimtes een positieve uitstraling hebben in de richting van het publiek. Afwijkend gedrag wordt vaak door omstanders als onveilig ervaren. Het door de politie aandacht geven aan afwijkend gedrag kan bijdragen dat het veiligheidsgevoel kracht verliest.
Worden burgers geïnformeerd over het feit dat ze geconfronteerd worden of zijn geweest vanwege een oefening? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
De burgers worden op voorhand niet geïnformeerd dat zij worden geconfronteerd met een actie. Indien burgers tijdens de actie vragen hebben, worden zij doorverwezen naar de aanwezige begeleiders van de Politieacademie die meteen uitleg geven.
In hoeverre is er sprake van een klantvriendelijke bejegening tijdens deze controles? Bent u bekend met hoe het publiek deze controles ervaart? Zo ja, wat is u bekend hierover? Zo nee, bent u bereid om bij dergelijke controles de ervaringen van het publiek te peilen?
De klantvriendelijke bejegening houdt in dat een persoon of groep personen die zich afwijkend gedraagt voor zijn omgeving, niet wordt benaderd als een mogelijke verdachte conform artikel 27 Wetboek van Strafrecht. Na het geconstateerde afwijkende gedrag zal de persoon of groep worden bevraagd op zijn of hun gedrag en reden van aanwezigheid in het station. Het komt regelmatig voor dat men zich niet bewust is van het getoonde gedrag en dit meteen staakt danwel dat er een plausibele reden is waarom dit gedrag wordt getoond. De Politieacademie doet onderzoek naar de ervaringen van burgers met dergelijke controles. Daarom volgen zij na gehouden acties de reacties op de sociale media. De reacties zijn over het algemeen positief. De aanwezigheid van politiemensen in het station wordt ervaren als een gevoel van veiligheid.
Waaruit bestaat de opsporingsmethode «Search, Detect, React»? Is het nut en de noodzaak van die methode bewezen? Is de proportionaliteit tussen middel en doel gewaarborgd? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet? Wilt u nut en noodzaak alsnog in kaart laten brengen?
«Search, Detect, React» is de methodiek waarop de spotteracties zijn gebaseerd. De bestanddelen zijn bij de beantwoording van de voorgaande vragen reeds benoemd. Het nut en de noodzaak van de spotteracties zijn tijdens eerdere acties bewezen. De proportionaliteit tussen middel en doel is gewaarborgd. Het betreft proactief handelen, waarbij de inzet is om vragen te stellen en de zintuigen in te zetten. Dit alles binnen de wettelijke context. Geweldsmiddelen worden niet ingezet. Het enige middel dat de politiemedewerker inzet is zijn/haar mond en gezond verstand. Er worden vragen gesteld en de aanwezigheid en doelstelling worden kenbaar gemaakt aan de burger. Tot aanhouding van de burger wordt pas overgegaan als het gesprek concrete aanwijzingen oplevert dat sprake is van (verdenking van) een strafbaar feit.
De zorgen van jonge huisartsen over de toekomst van het vak |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het interview met de oprichters van actiegroep Jonge Huisartsen? Trekt u het zich aan dat uw beleid wordt gezien als schadelijk voor de fundamenten van de huisartsgeneeskunde? Wat zijn volgens u de fundamenten van de huisartsenzorg?1
Ik heb van het interview in het ledenblad van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) kennisgenomen. Hoewel ik het niet eens ben met suggesties in het artikel, vind ik het een goede zaak dat ook jonge artsen betrokken zijn bij het beleid en zich actief mengen in de discussie over de houdbaarheid van ons zorgstelsel. Mede om die reden zal een vertegenwoordiging van de actiegroep Jonge Huisartsen ook worden ontvangen op het ministerie om in gesprek te gaan over hun ideeën.
Ik ben van mening dat de Nederlandse zorg is gebaat bij een sterke eerste lijn en dat binnen deze eerste lijn de huisarts een belangrijke positie inneemt. Zie ook mijn beleidsbrief «Zorg en ondersteuning in de buurt» (d.d. 14 oktober 2011).
Wat is uw reactie op de uitspraak dat veel jonge huisartsen overwegen te stoppen als zij in de toekomst vooral bezig zullen zijn om als slimme ondernemer de financiën rond te krijgen? Bent u bereid uw beleid te heroverwegen of mogen deze huisartsen wat u betreft vertrekken? Wilt u uw antwoord toelichten?
De suggestie dat de huisarts bezig zou moeten zijn als slimme ondernemer om de financiën rond te krijgen, is niet gestoeld op mijn beleid. De huisarts wordt grotendeels gefinancierd via het abonnementstarief en heeft patiënten die op naam staan ingeschreven in zijn praktijk.
Kunt u zich voorstellen dat uw uitvoeringsverzoek aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wordt gezien als een gebrek aan vertrouwen, op basis van zowel de toon als de suggestie om de inschrijving op naam af te schaffen? Bent u bereid dit verzoek in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid om dit verzoek in te trekken. Ik heb de NZa om advies gevraagd omdat ik, naast goede zaken, knelpunten zie in de huidige bekostiging. Dit zijn knelpunten die ook worden herkend door het veld. Als voorbeeld noem ik de complexiteit van het systeem en de administratieve lasten die het systeem met zich meebrengt. Daarnaast werpt het huidige systeem barrières op voor substitutie van zorg en wordt er niet betaald voor gezondheidsuitkomsten en/of resultaten.
Wat betreft de inschrijving op naam kan ik kort zijn. Ik heb nooit gesuggereerd deze af te schaffen en ik ben dat ook niet van plan.
Wat is uw reactie op de kritiek dat het afschaffen van de inschrijving op naam zal leiden tot het in verschillende diagnoses opknippen van de patiënt om deze bij de goedkoopste zorgverlener onder te brengen? Bent u bereid te stoppen met het opknippen van de zorg in te vermarkten producten, zoals eerder is gebeurd met de thuiszorg, zorgzwaartepakketten en diagnose behandel combinaties (DBC's)? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Ik herken het door u geschetste beeld niet.
Deelt u de mening dat de vertrouwensrelatie en poortwachtersfunctie kernwaarden zijn voor goede huisartsenzorg en het beperken van overbodige zorgkosten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom voert u een beleid dat deze kernwaarden ondermijnt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie tevens mijn eerdere antwoorden. Mijn beleid richt zich juist op het versterken van de eerste lijn om daarmee ook te zorgen dat generalistische basiszorg weer meer in de buurt wordt aangeboden. Een onderdeel daarvan is dat ziekenhuizen sinds dit jaar weer verplicht zijn om te registreren wie de verwijzer van de patiënt is. Wanneer er geen verwijzer bekend is (met uitzondering van acute zorg), zal de zorgverzekeraar de rekening voor de zorg niet ten laste mogen brengen van het zorgverzekeringsfonds. Dit beleid ondersteunt en verstevigt de poortwachtersfunctie van de huisarts. De vertrouwensrelatie is daarnaast geborgd door het behouden van de inschrijving op naam. Mijn beleid versterkt derhalve deze kernwaarden.
Wilt u ingaan op de parallel met het opknippen van de wijkverpleegkundige in de jaren tachtig, waardoor patiënten veel meer verschillende hulpverleners moesten zien? Maakt u in de huisartsenzorg nu niet dezelfde fout? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik zie geen parallel met het afschaffen van de wijkverpleegkundige in de jaren tachtig en mijn beleid ten opzichte van de huisartsenzorg. In mijn brief aan de NZa benoem ik expliciet ook de functie van de wijkverpleegkundige als belangrijk onderdeel van integrale zorgverlening en vraag ik naar advies over de bekostiging, opdat de wijkverpleegkundigen een structurele financiering krijgen. Mijn beleid is gericht op samenwerking en integraliteit en staat dus haaks op het opknippen van zorg.
Bent u bereid productieprikkels in de zorg af te schaffen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe geloofwaardig bent u nog als u zegt de zorgkosten te willen indammen?
De huisartsenzorg wordt voor het grootste deel bekostigd door het abonnementstarief. Dit is geen productiefinanciering. Ik heb de NZa de vraag voorgelegd om te adviseren over een juiste mix tussen het belonen van extra inspanning en preventie, het gezond houden en/of maken van de patiënt en ook het niet behandelen als dat onnodig is.
Waarom mag de tweede lijn groeien, terwijl de eerste lijn wordt gekort? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoorden op de vragen van Kamerlid Kuiken (PVDA) over de korting op het huisartsenbudget na overschrijding bij de geïntegreerde eerstelijnszorg (2011Z16037, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3591).
Deelt u de mening dat met het versterken van de eerste lijn bezuinigd kan worden op overbodige zorguitgaven, zoals snotterpoli’s en SOS-artsen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het zeer eens met de jonge huisartsen dat er goed gekeken moet worden naar de doelmatigheid van zorg. Zorgaanbieders zijn daarvoor als eerste aan zet. Zorgaanbieders hebben de verantwoordelijkheid om gepaste zorg, die zinnig en zuinig is, aan te bieden. Hierover zijn in het Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord ook afspraken gemaakt. Ook zorgverzekeraars hebben een belangrijke taak: zinnige en zuinige zorg inkopen en daarover harde afspraken maken in de contracten die worden gesloten met de zorgaanbieders.
Ik denk echter dat nieuwe initiatieven de zorg ook doelmatiger, toegankelijker en service gerichter kunnen maken. Daarom wil ik zorgen dat de toetredingsdrempel voor nieuwe initiatieven zo laag mogelijk is. Dat wil overigens niet zeggen dat ik van mening ben dat deze initiatieven per definitie gecontracteerd moeten worden door de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars hebben daarin een zelfstandige bevoegdheid.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Jonge Huisartsen en de Kamer te informeren over de uitkomsten? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Het bericht dat opnieuw fraude is aangetoond bij SPV |
|
Renske Leijten (SP) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Justitie jaagt op psychiater» en het bericht «Zielenknijper of uitknijper»?1
Ik ben bekend met dit bericht dat Tubantia op vrijdag 13 april jongstleden heeft gepubliceerd.
Bent u op de hoogte gesteld van de «jacht» op de psychiater? Zo ja wanneer? Wilt u uw antwoord toelichten?
Over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken kan ik geen mededelingen doen.
Hoe oordeelt u over de claim dat de genoemde psychiater diagnoses op betaling stelde/verstrekte?
Zie antwoord vraag 2.
Is bekend hoeveel diagnoses te ruim zijn gesteld of zijn aangedikt om via deze wijze geld te incasseren? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn deze psychiater en zijn collega-arts momenteel actief werkzaam? Zo ja, bent u bereid maatregelen te nemen om de psychiater en de arts te schorsen? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen geldt dat zolang er niet is bewezen dat een beroepsbeoefenaar strafbare feiten heeft gepleegd en zolang er geen aanwijzingen zijn dat de veiligheid van hun patiënten in het geding is, er geen aanleiding is om beroepsbeoefenaren te beletten hun werk uit te oefenen.
Kunnen deze artsen voorgelegd worden aan het Medisch Tuchtcollege? Zo ja, op welke termijn zal dit gebeuren?
Is bekend hoeveel geld via het frauduleus handelen van SPV en de psychiater is geïnd? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo ja, hoeveel? Kan dit worden teruggevorderd?
De IGZ kan een zaak aanhangig maken bij een regionaal tuchtcollege als er sprake is van overtreding van de tuchtnormen uit de Wet BIG. Op grond van het tuchtrecht kan in het zwaarste geval een arts het recht om zijn beroep uit te oefenen worden ontzegd. Een spoedbehandeling kan gevraagd worden als er gevaar dreigt voor de individuele gezondheidszorg van andere patiënten.
Tuchtrecht inzetten uitsluitend op basis van de verdenking van het plegen van een strafbaar feit, en dus vooruitlopend op de beoordeling van die feiten door de strafrechter, met het verstrekkende doel om de volledige beperking van de beroepsuitoefening te bereiken, acht de IGZ niet kansrijk. Als de IGZ kan aantonen dat er sprake is van niet verantwoorde zorgverlening kunnen beroepsbeperkende maatregelen worden opgelegd.
Wat is uw mening over het feit dat 130 van de 430 zorgbehoevenden die voorheen zorg ontvingen van SPV nu hebben laten weten dat zij geen zorg meer nodig hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik u in mijn antwoord bij de vragen 2,3 en 4 heb gemeld, kunnen over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen worden gedaan.
Kunt u aangeven wat de rol van het Centrum indicatiestelling zorg ( CIZ) is geweest bij het toekennen van de indicaties van deze mensen? Is het mogelijk dat alle aangevraagde indicaties door deze psychiaters worden nagelopen op noodzakelijke zorgbehoefte?
Menzis heeft het contract met SPV opgezegd en ervoor gezorgd dat de cliënten van SPV bij andere zorgaanbieders terecht konden. In dat proces hebben ongeveer 130 cliënten te kennen gegeven niet langer prijs te stellen op zorg. Menzis heeft mij laten weten dat dit komt omdat deze cliënten van SPV zorg kregen die niet tot de AWBZ behoort en dat zij geen prijs stelden op AWBZ verzekerde zorg.
Klopt het dat zorgverzekeraar Menzis ongeveer tussen 1,3 en 2,6 miljoen euro bespaart door het afzien van de zorgindicaties? Zo ja, bent u bereid grootschalig onderzoek te doen naar grote PGB-zorgaanvragers (persoonsgebonden budget) en mogelijke overindicatie bij die aanvragen?
Zoals eerder gemeld, kan ik over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen doen.
Hoeveel zorgbureaus in Twente staan onder verdenking van fraude en welke zijn dit? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Menzis heeft mij laten weten dat zij over de jaren 2009 t/m 2011 op basis van onderzoek € 1,3 miljoen niet hebben geaccepteerd als rechtmatig gedeclareerd. Uw idee om een onderzoek te doen naar de indicatiebesluiten van zorgbureaus die veel budgethouders als cliënten hebben, neem ik in overweging.
Welke maatregelen heeft u getroffen of gaat u nog treffen naar de zorgbureaus die onder verdenking van fraude staan? Bent u bereid de Kamer te informeren over de lopende ontwikkelingen van deze zaken?
Zoals eerder gemeld kan ik over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen doen.
Hoe oordeelt u over de woede van gedupeerden en hun klacht dat onderzoeken te lang duren en verdachten gemakkelijk weer een nieuw zorgbureau opzetten? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat malafide zorgbestuurders geen nieuw zorgbureau kunnen opstarten of elders in de zorg gaan werken? Zo nee, waarom niet?
Als zorgbureaus onder verdenking van fraude staan en er een strafrechtelijk onderzoek loopt, kan ik u hierover niet informeren. In zijn algemeenheid ben ik van mening dat iedere vorm van misbruik van overheidsgelden conform het Kabinetsbeleid hard moet worden aangepakt.
Weet u inmiddels het antwoord of andere zorgkantoren hun contacten met SPV of dochter/zuster bedrijven hebben opgezegd? Zo neen, waarom duurt dit zolang?2
Ik kan mij die woede goed voorstellen, mij bereiken deze geluiden ook. Nu geldt in ons rechtssysteem dat, zolang iemand niet is veroordeeld, er geen gronden zijn waarop hij of zij belet kan worden een zorgbureau op te zetten. Dat betekent overigens niet dat er niet extra op hem of haar gelet wordt. Het CIZ heeft een interne frauderichtlijn waardoor men extra alert is bij aanvragen voor indicatiebesluiten die afkomstig zijn van sommige aanvragers. De zorgkantoren zijn extra alert om geen contracten af te sluiten met malafide ondernemers. De pgb-maatregelen die ik heb genomen, hebben tot doel te voorkomen dat kwetsbare mensen de dupe worden van malafide zorgbureaus.
Is bekend of er meer psychiaters zijn die diagnoses verkopen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar toedoen en de Kamer hierover te informeren?
Het contract met SPV is door Achmea en Agis beëindigd op 29 februari 2012. Achmea is gestopt met betalen in periode 9 van 2011 (een periode = 4 weken), omdat ze constateerden dat SPV heeft gedeclareerd voor zorg die in regio’s van andere zorgkantoren is geleverd.
Eno heeft met ingang van 2012 geen nieuw contract met SPV afgesloten.
Actieve bemoeienis van de kroonprins bij de verkoop van zijn Mozambikaanse villa |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Was u verbaasd over het bericht «Prins Willem-Alexander helpt actief bij verkoop Mozambikaanse villa»?1
Is het bericht correct dat de Kroonprins zich actief bemoeit met het aanprijzen van het bewuste vakantiehuis? Zo nee, hoe moet dan de advertentie in GG magazine geduid worden?
Is het waar dat de «advertising closing date» voor het bewuste nummer op 27 januari lag, 11 dagen nadat u de Kamer per brief informeerde dat het Koninklijke echtpaar «op geen enkele manier» meer bemoeienis bij het project in Mozambique zou hebben? Is het waar dat het blad pas op 10 februari werd gedrukt? Zo nee, wat zijn dan de betreffende deadlines? Zo ja, waarom kon de advertentie niet zodanig worden gewijzigd dat voldaan werd aan uw beloften aan de Kamer?2
Hoe moet de actieve bemoeienis van de Kroonprins bij de verkoop van het huis gezien worden in relatie tot uw brief aan de Kamer van 16 januari 2012 waarin u schrijft «Door deze verkoop hebben de Prins en Prinses geen enkele bemoeienis meer met het project in Mozambique»?3
Was u op 16 januari 2012 op de hoogte van de kennelijk eerder gemaakte afspraken met betrekking tot de advertentie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u deze informatie niet met de Kamer gedeeld?
Hoe beoordeelt u het optreden van onze kroonprins en zijn familie in een advertentie om een huis aan de man te brengen, waarmee het kroonprinselijk paar geen enkele bemoeienis meer zou hebben?
Kunt u aangeven of wijziging van de advertentie, op zodanige wijze dat daaruit geen bemoeienis van het kroonprinselijk paar meer zou blijken, onderwerp van gesprek is geweest tussen u en de Kroonprins? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is niet besloten tot een dergelijke ingreep?
Was u op de hoogte van de medewerking van het Kroonprinselijk paar aan deze advertentie, had deze betrokkenheid in de geplaatste vorm uw instemming en acht u deze medewerking in overeenstemming met uw eerdere toezeggingen aan de Kamer?
Is het waar dat de betreffende advertentie € 78 400 heeft gekost en kunt u garanderen dat die kosten op geen enkele wijze uit publieke middelen zijn betaald? Zo nee, wat waren dan de kosten en/of op welke wijze waren er publieke middelen gemoeid met plaatsing van de advertentie?
Zijn er nog andere langlopende afspraken m.b.t de verkoop van het huis van het kroonprinselijk paar die uw toezeggingen van 16 januari 2012 zouden kunnen doorkruisen? Zo ja, welke? Zo nee, bent u daar zeker van?
Het bericht 'Ongeschoold personeel deelt medicijnen uit in verpleeghuizen' |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ongeschoold personeel deelt medicijnen uit in verpleeghuizen»?1
Ja.
Is het waar dat de cursus medicatieverstrekking, gegeven door het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik, slechts een paar uur duurt? Deelt u de mening dat dit onvoldoende is om veilige medicatieverstrekking te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Allereerst wil ik aangeven dat het veilig verstrekken van geneesmiddelen onderdeel is van een aantal initiële opleidingen in de zorg, bijvoorbeeld de opleiding tot verzorgende individuele gezondheidszorg en verpleegkundige. Wat betreft de bij- en nascholing van beroepsbeoefenaren geldt dat de beroepsgroep zelf aan zet is. Zij bepalen de inhoud en de daarop afgestemde duur van de opleidingen. Dit wordt afgestemd met de vragen en wensen van de werkgevers. Op de vraag of een cursus medicatieverstrekking en een jaarlijkse opfriscursus voldoende is, dienen in eerste instantie de beroepsgroep en de werkgever een antwoord te geven vanuit hun verantwoordelijkheid voor het leveren van verantwoorde zorg.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet toe op de kwaliteit van de zorg op het gebied van de ouderenzorg in het algemeen en de medicatieveiligheid in het bijzonder. De inspectie trof in 2009 bij bijna 200 instellingen in de langdurige zorg en zorg thuis hoge tot zeer hoge risico’s bij medicatie aan. Een vervolgonderzoek in 2011 van de inspectie toont aan dat de bezochte instellingen binnen één jaar tijd forse verbeteringen hebben bereikt. De inspectie heeft na haar bevindingen uit 2011 het veld opgeroepen om het voorbeeld van deze zorgaanbieders te volgen. De komende jaren zal de inspectie in haar regulier toezicht de vorderingen op dit gebied volgen. De risico’s rond medicatieveiligheid zijn in het veld bekend en cliënten-, beroeps- en brancheorganisaties hebben in oktober 2010 de taskforce medicatieveiligheid opgericht om de randvoorwaarden te creëren die de risico’s in de caresector verder kunnen doen afnemen. Onlangs heeft de taskforce de veilige principes uitgebracht. Dit is een compacte handleiding (A3-tje) waarin op eenvoudige en overzichtelijke wijze stap voor stap duidelijk wordt gemaakt wie waar verantwoordelijk voor is in het medicatieproces en waar elke partij op moet letten. Dat is goed voor een patiënt of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Zo weten zij precies wanneer ze waar op moeten letten en welke vragen zij moeten stellen als zij medicatie krijgen. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de medewerkers in de zorg.
Deelt u de mening dat verzorgenden jaarlijks een opfriscursus medicatieverstrekking zouden moeten krijgen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend dat hetInstituut voor Verantwoord Medicijngebruik beweert dat de kans op fouten enorm is, terwijl Actiz beweert dat medicijnen vaak zo geprepareerd worden dat er bijna geen fouten meer mee gemaakt kunnen worden? Is Actiz met deze stellingname niet medeverantwoordelijk voor gemaakte fouten met medicatie?
Het is mij bekend dat het Instituut voor Verantwoord medicijngebruik beweert dat fouten op de loer liggen als personeel dat geen medicijnen mag uitdelen, dat toch doet. Ook is mij bekend dat Actiz aangeeft dat de medicijnen vaak zo geprepareerd worden dat er bijna geen fouten meer mee gemaakt kunnen worden. Zij geven hierbij tevens aan dat mensen die geneesmiddelen uitdelen goed opgeleid dienen te worden.
Het is vreselijk indien er fouten worden gemaakt en er moet ook altijd getracht worden fouten te voorkomen. Partijen dienen ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid hiervoor acties te treffen. Ik zie niet in waarom Actiz met deze stellingname medeverantwoordelijk is voor gemaakte fouten. De inspectie ziet zoals hierboven gemeld toe op medicatieveiligheid, en zal hier op blijven toezien.
Bent u bereid koepelorganisatie Actiz aan te spreken over deze misstand, en te verzoeken hierop actie te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De vernietiging van vaccins tegen de Mexicaanse griep door een blunder van het vaccininstituut |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er vele griepvaccins zijn vernietigd door een blunder van het Nederlands Vaccininstituut (NVI)? Hoe verhoudt dit zich tot de informatie die aan de Kamer is verstrekt, namelijk dat de vernietigde vaccins over datum waren? Is de Kamer volledig en juist geïnformeerd?1
Ik verwijs naar mijn brief van 16 april 2012 (Tweede Kamer, 2011–2012, 32 793, nr. 52).
Welke financiële waarde vertegenwoordigden de 1,2 miljoen doses die onterecht buiten de koeling zijn geplaatst?
Zoals ik in mijn brief van 16 april 2012 heb gemeld was er op het moment van het incident geen zicht op verkoop van de resterende doses. De toenmalige minister van VWS heeft uw Kamer op 12 mei 2010 geïnformeerd over de verkoopresultaten op dat moment en de verwachting uitgesproken dat er geen substantiële hoeveelheden vaccin meer zouden worden verkocht (Tweede Kamer, 2009–2010, 22 894 nr. 270). Er zijn na die brief inderdaad geen vaccins meer verkocht. De financiële waarde van de onterecht buiten de koeling geplaatste vaccins is dus nihil. Zelfs als er vanuit andere landen opnieuw vraag zou zijn geweest naar de griepvaccins dan waren er nog voldoende doses voorradig.
Hadden, gelet op de houdbaarheidsdata van deze batches van oktober 2010 tot september 2011, deze doses verkocht kunnen worden als ze niet door de fout van het NVI waren bedorven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, hoewel het na de vaccinaties overgebleven vaccins betrof, deze onprofessionele gang van zaken in algemene zin een risico oplevert voor de vaccinvoorziening en de volksgezondheid, omdat er evengoed sprake had kunnen zijn van een werkelijk gevaarlijke ziekte of van een fout die had plaatsgevonden vóór de geplande vaccinaties? Welke les wordt uit deze affaire geleerd?
Er is door een medewerker in strijd met de geldende voorschriften en procedures voor het vernietigen van vaccins gehandeld. Die voorschriften en procedures zijn er om de risico’s voor de vaccinvoorziening en de volksgezondheid te beperken. De betreffende medewerker is op het incident aangesproken en uiteraard leidt deze ervaring tot een verhoogde alertheid binnen de organisatie voor het juist toepassen van de voorschriften en procedures. Er is echter geen reden om de geldende voorschriften en procedures aan te passen.
Deelt u de mening dat de Kamer direct de werkelijke toedracht van het vernietigen van een groot aantal vaccins had moeten worden gemeld? Zo nee, waarom niet gelet op de informatieplicht, alsmede het grote gezondheids- en financiële belang? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd?
Het NVI heeft toentertijd aan het departement gemeld dat er door een medewerker in strijd met de procedures en voorschriften is gehandeld. Zoals in de vorige antwoorden is aangegeven had het incident geen gevolgen voor de vaccinvoorziening en dus geen betekenis had voor de bescherming van de volksgezondheid. Ook heeft het niet geleid tot extra kosten voor de rijksoverheid. Er zijn dus kortom geen externe effecten. Daarmee is de zaak niet groter dan dat een medewerker van het NVI in strijd met geldende interne procedures heeft gehandeld waarna passende maatregelen zijn genomen. Melding aan de Tweede Kamer ligt in zo’n geval niet voor de hand.
Welke «passende maatregelen» zijn door het NVI genomen, nadat was geconstateerd dat er gehandeld was in strijd met de geldende voorschriften en procedures met betrekking tot de vernietiging van vaccins?2
Het management van het NVI heeft de betreffende medewerker disciplinair bestraft wegens plichtsverzuim.
De ernstige vervuiling van het Gotomeer te Bonaire |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat ten gevolge van de brand in het overslagstation Bopec op Bonaire het beschermde natuurgebied rond het Gotomeer ernstig is vervuild?
Ja, ik ken het bericht van vrijdag 13 april 2012 dat in het Antilliaans Dagblad is gepubliceerd.
Welke preventieve maatregelen ter bescherming van mens en milieu zijn vóór de brand op 8 september 2010 bij het overslagstation Bopec bedongen? Werden deze preventieve maatregelen ook daadwerkelijk door het overslagstation Bopec nageleefd? Is daarbij expliciet rekening gehouden met de directe aanwezigheid van het natuurgebied in de buurt van het overslagstation?
Tijdens het uitbreken van de tankbranden was Bonaire onderdeel van de Nederlandse Antillen. Het was aan het bevoegd gezag (nu openbaar lichaam Bonaire) om regels te stellen en toe te zien op de naleving daarvan. De Onderzoeksraad voor de Veiligheid heeft uitvoerig gerapporteerd over de tankbranden bij BOPEC (Tankbranden BOPEC Bonaire, augustus 2011 projectnummer M2010IN0908–02) en gaat in paragrafen 2.1 (achtergrondinformatie betrokken partijen) en 3.2 (brandpreventie) in op de preventieve maatregelen. De OvV concludeert dat geen regels aan BOPEC waren opgelegd, er geen toezicht was en het bedrijf haar verantwoordelijkheden voor het voorkomen van de brand en beperken van de gevolgen niet heeft genomen. Mij is bekend dat het openbaar lichaam Bonaire ter gelegenheid van de afsluiting van het erfpachtcontract (1974) voor het gebruik van het gebied ten behoeve van de opslag van olie en olieproducten erfpachtvoorwaarden heeft gedicteerd die ook zijn gericht op de bescherming van het gebied rondom BOPEC, waaronder het Gotomeer.
Hoe is tijdens het blussen van de brand rekening gehouden met het belang om te voorkomen dat ontoelaatbare concentraties chemische stoffen zouden vrijkomen?
Op verzoek van het bevoegd gezag (brandweer Bonaire) zijn enkele BOT-mi adviezen (Beleids Ondersteunend Team Milieu Incidenten) verzorgd. Daarbij zijn ook adviezen afgegeven die betrekking hadden op het voorkomen van bodem- en waterverontreiniging door olieproducten, verspreiding van bluswater en natte en droge depositie. Het was aan het bevoegd gezag – in casu de brandweer – om aan te geven of en in hoeverre deze adviezen ook werden toegepast. Gedetailleerde informatie over de brandbestrijding is in de onderzoeksrapportage van de OvV opgenomen. De normoverschrijding van PFOS die door het RIVM is vastgesteld (Compound depositions from the BOPEC-fires on Bonaire, RIVM-rapport 609022067/2011) is veroorzaakt door depositie. Overigens was de regelgeving betreffende het gebruik van bijvoorbeeld PFOS-houdend blusschuim ten tijde van de brand niet van toepassing. Deze regels gelden ook pas sinds medio 2011 voor blusmiddelen die in Nederland toegepast worden.
Deelt u de mening dat de bio-accumulatie van de brand in het overslagstation Bopec precies moet worden uitgezocht en dat de verdere gevolgen van de door de brand veroorzaakte milieuschade moeten worden beperkt? Zo ja, waarom wordt een onderzoeksvoorstel van Imare en Alterra om een preciezer ecotoxicologisch onderzoek naar de daadwerkelijke vervuiling en de mogelijke bestrijding ervan niet gehonoreerd?
Het RIVM heeft geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van PFOS, een bio-accumulerende stof. Het is mij bekend dat het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire voornemens is om – naar aanleiding van de geconstateerde feiten over het Gotomeer (afwezigheid flamingo’s) – een vervolgonderzoek te laten verrichten en daartoe een ondersteuningsverzoek bij de Ministeries van EL&I en I&M zal indienen. Ik overweeg om dit verzoek te honoreren en ben bereid om het RIVM op korte termijn in te schakelen om een vervolgonderzoek uit te voeren naar de verspreiding van chemische stoffen in en rond het Gotomeer en de risico’s daarvan. Het programma van eisen daarvoor zal in nauw overleg met het openbaar lichaam Bonaire worden opgesteld. Op basis van de uitkomsten van dit milieuhygiënische onderzoek is het aan het bestuurscollege om te beoordelen of verder (ecologisch en ecotoxicologisch) onderzoek noodzakelijk is en of mitigerende maatregelen moeten worden genomen.
Bent u bereid om onmiddellijke maatregelen te treffen om verdere schade voor mens en milieu te bestrijden? Zo ja, waaruit bestaan die precies? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is prematuur want de exacte oorzaak van de afname van de populatie flamingo’s in het Gotomeer is nog niet bekend. Vervolgonderzoek moet aantonen in welke mate chemische stoffen in en rond het Gotomeer voorkomen en of er risico’s zijn. Op basis daarvan kan door het bestuurscollege van Bonaire worden bepaald of vervolgstappen noodzakelijk zijn, en zo ja, welke maatregelen tot de mogelijkheden behoren en wie daarvoor verantwoordelijk is.
Bent u bereid om te onderzoeken in hoeverre de exploitant PdVSA aansprakelijk gesteld kan worden voor de door de brand veroorzaakte schade? Zo nee, waarom niet?
Nee, onderzoeken zullen eerst moeten aantonen of de eigenaar van het BOPEC-terrein en van het Gotomeer en omgeving (Openbaar Lichaam Bonaire) schade heeft geleden.