Averij bij proefvaart rubberboot mariniers |
|
Raymond Knops (CDA), Michiel Holtackers (CDA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de berichtgeving1 over een proefvaart met de FRISC-rubberboot voor het Korps Mariniers? Is het waar dat er bij deze proefvaart vitale onderdelen afgebroken zijn? Zijn er nog meer problemen aan het licht gekomen tijdens de proefnemingen? Zo ja, welke?
Het bericht in De Telegraaf verwijst naar beproevingen met het snelle vaartuig (Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft, FRISC) van het type Support Craft Caribbean (SCC). Het doel van de beproevingen in de Ierse Zee was vast te stellen of het FRISC van het type Support Craft Caribbean (SCC) voldoet aan de eisen van Defensie en welke veiligheidsvoorschriften, zoals limieten om te manoeuvreren, moeten worden toegepast. Het maken van een scherpe bocht bij de maximale snelheid van ongeveer 70 kilometer (km) per uur maakte deel uit van deze beproevingen. Bij deze extreme koersverandering op maximale snelheid is een stoel van het dek losgeraakt en zijn de bevestigingsrails aan het dek verbogen, is van twee stoelen de bekleding gescheurd en is een klein deel van het windscherm gebroken. Op grond van de beproeving worden technische aanpassingen gedaan (zie het overzicht in het antwoord op vraag 5) en worden de veiligheidsvoorschriften aangepast. Het vaartuig voldoet met deze aanpassingen aan de eisen van Defensie en kan veilig operationeel worden ingezet.
Naast de beproeving van het type Support Craft Caribbean (SCC) zijn beproevingen uitgevoerd met een demonstrator (een lichte civiele uitvoering) en het FRISC-type Boarding Craft (BC). Uit de beproevingen met de snelle vaartuigen zijn geen fundamentele fouten in het ontwerp of de constructie gebleken. Op grond van de beproevingen worden aanpassingen gedaan om de veilige operationele inzet van het FRISC te waarborgen. De onderstaande tabel biedt een overzicht van de belangrijkste aanpassingen. Eind 2012 wordt nog een type beproefd, de Raiding Craft (RC).
Resultaten beproeving
Aanpassingen
Scheuren in de bevestiging van het voorste drijflichaam (type BC).
De bevestiging van het drijflichaam is verbeterd door onder meer een verzwaring van de constructie en het aanbrengen van een extra beschermende laag op de neus van het vaartuig.
Scheurtjes in het navigatieframe (type BC).
Het navigatieframe is opnieuw ontworpen en de constructie is verzwaard.
Onvoldoende oprichtend vermogen van het keerzaksysteem (type BC en SCC).
Het keerzaksysteem is aangepast en beschikt nu over voldoende oprichtend vermogen. In mei 2012 zal bij het derde SCC opnieuw een volledige test worden uitgevoerd.
Het losraken van de bevestiging van de stoelen aan het vaartuig (type SCC).
De boutverbindingen van de stoelen zullen worden voorzien van een verstevigingsplaat.
Afbreken van een klein deel van het windscherm (type SCC). Dit betreft geen structureel probleem,
Het windscherm wordt hersteld.
Speling in de lagers van de schroefas (type BC en SCC).
De lagers worden door de fabrikant aangepast. Bij twee vaartuigen is speling tijdelijk verholpen zodat deze operationeel inzetbaar zijn.
Luchtbelletjes in kunststof delen aan de onderzijde van drie vaartuigen (type BC).
Dit knelpunt wordt hersteld door de leverancier en bij de resterende vaartuigen worden tijdens de productie extra kwaliteitscontroles uitgevoerd.
Houdt Defensie de leverancier onverkort aan de gemaakte afspraken en aan de aan het product gestelde eisen? Komen de kosten om de geconstateerde mankementen te verhelpen geheel voor rekening van de leverancier?
Ja, tot dusver voldoet de leverancier aan alle gestelde eisen. De knelpunten die bij de beproevingen zijn geconstateerd worden volgens het contract op kosten van de leverancier aangepast, zowel bij de geleverde als bij de nog te leveren vaartuigen.
Hoeveel FRISC-boten zijn inmiddels geleverd aan Defensie? Zullen al deze en in de toekomst nog te leveren vaartuigen grondig getest worden en eventuele gebreken verholpen worden voordat ze operationeel ingezet worden?
Er zijn tot dusver elf vaartuigen aan Defensie geleverd. Alle nog te leveren vaartuigen zullen grondig worden getest en alle gebreken worden hersteld. Defensie accepteert geen vaartuigen die niet zijn getest. Zie ook het antwoord op de vraag 1.
In welke mate kunnen deze mankementen leiden tot vertragingen en belemmering in de taakuitvoering van het Korps Mariniers en de Kustwacht?
De knelpunten hebben geleid tot een vertraging in het opleidings- en evaluatieprogramma van het Korps Mariniers en de Kustwacht. Deze vertragingen zijn binnen het programma opgevangen en vormen geen belemmering voor de taakuitvoering van het Korps Mariniers en de Kustwacht. De operationele ingebruikneming van het eerste FRISC is voorzien na de zomer van 2012.
Wanneer zijn de voor antidrugsoperaties bestemde Friscs beschikbaar voor operaties in het Caribisch gebied?
Het eerste vaartuig van het type SCC is reeds in het Caribisch gebied. Het vaartuig is getest en zal naar verwachting na de zomer 2012 voor het eerst operationeel worden ingezet. De overige vaartuigen van het type SCC worden voor het einde van dit jaar afgeleverd in het Caribisch gebied. De FRISC’s kunnen worden ingezet bij de bestrijding van drugssmokkel en andere defensietaken, zoals humanitaire ondersteuning.
Het bericht 'Kans op doorstart Zalco bijna verkeken' |
|
Ad Koppejan (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kans op doorstart Zalco bijna verkeken»?1
Ja.
Klopt de berichtgeving dat een gedeeltelijke doorstart geen kans meer zou maken omdat Havenbedrijf Zeeland Seaports als eigenaar van de grond weigert toestemming te geven voor splitsing van de erfpacht als de gieterij en anodefabriek zelfstandig zouden worden voortgezet?
Uit informatie die ik van betrokken partijen heb verkregen is deze informatie niet juist.
Deelt u de mening dat een dispuut over de splitsing van erfpacht opgelost dient te worden in het belang van behoud van mogelijk een kwart van de 600 werknemers van Zalco?
Uit contacten met betrokken partijen is mij gebleken dat de informatie in het artikel niet correct is.
Curatoren, Zeeland Seaports en de Hypotheekhouder spreken met gegadigden over de overname van onderdelen van het voormalig Zalco. Twee zaken spelen daarbij een belangrijke rol.
Op Zalco rust één erfpacht voor het hele complex. Splitsing van die erfpacht is noodzakelijk, als Zalco in onderdelen verkocht wordt. Dat is op zich geen probleem maar vergt wel afstemming tussen de diverse betrokken partijen. Als dit heeft plaatsgevonden kunnen de gieterij en de anodefabriek separaat worden voortgezet. Er is hierbij sprake van een zeer welwillende houding bij de partijen, die hierbij een rol spelen.
Op milieugebied ligt de zaak evenwel iets complexer. De in het verleden aan Zalco verstrekte koepelvergunning kan niet gesplitst worden in deelvergunningen voor de partijen die delen van Zalco overnemen. De betrokken partijen moeten dus nieuwe vergunningen aanvragen volgens de daarvoor geldende procedure. Doorstarters willen natuurlijk wel zeker weten dat die vergunningen er komen alvorens met de curator tot overeenstemming te kunnen komen. Wij hebben contact gehad met de Provincie hierover, die zich mede naar aanleiding van ons verzoek, maximaal zal inspannen om een doorstart mogelijk te maken.
Curatoren hebben met Zeeland Seaports, de Hypotheekhouder en de gegadigden afgesproken dat er uiterlijk medio juni zicht moet zijn op een doorstart. Anders zal tot liquidatie worden overgegaan. Partijen spannen zich in om binnen deze tijdslimiet tot overeenstemming te komen.
Welke acties bent u bereid op korte termijn te nemen om een spoedig vergelijk te bewerkstelligen tussen partijen om een gedeeltelijke doorstart, inclusief behoud van een deel van de werkgelegenheid, mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Als voor een succesvolle doorstart er wellicht een wijziging van eigendomsverhoudingen en -structuren noodzakelijk is, kunt u dan verzekeren dat dit niet zal leiden tot vertraging van het gehele proces door wat voor administratieve procedures dan ook en daarmee tot een verkleinde kans op een succesvolle doorstart?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om u actief in te zetten op dit laatste punt? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen richting gemeenten en provincies om te voorkomen dat het proces zal vertragen?
Zie antwoord vraag 3.
Aangezien Zalco nu is overgeleverd aan een zeer dure 150kV-energievoorziening en het hen op de korte termijn erg zou helpen wanneer ze gebruik kunnen maken van de noodvoorziening van Delta, maar Delta dit weigert omdat zij stelt dat deze voorziening er echt voor noodgevallen is, bent u bereid om hierover op korte termijn met beide partijen te spreken en te komen tot een oplossing? Is het voor u mogelijk om een oplossing op te dragen?
De curatoren en TenneT hebben sinds het faillissement nauw samengewerkt om de mogelijkheid van een doorstart maximaal te faciliteren. Op dit moment is er nauwe samenwerking om te zoeken naar de economisch meest optimale aansluiting voor de mogelijk door te starten onderdelen, waarbij een passende aanbieding gedaan zal worden voor het geheel of gedeeltelijk gebruik van de huidige 150 kV aansluiting. Alle betrokken partijen zijn hierover in onderling overleg.
Aangezien maandag 23 april 2012 de definitieve beslissing valt of een doorstart wel of niet mogelijk is voor Zalco, wilt u, gezien de urgentie van dit onderwerp, deze vragen voor vrijdag 20 april 2012 om 10.00 uur beantwoorden?
Ik heb van partijen begrepen dat er maandag 23 april geen beslissing is gevallen met betrekking tot een doorstart van Zalco. Partijen zijn nog steeds in overleg en doen hun uiterste best om tot een doorstart te komen van onderdelen van voormalig Zalco en behoud van werkgelegenheid.
Vangrails die niet bestand zijn tegen zware vrachtwagens |
|
Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Is het waar dat de oude vangrails in de middenberm niet meer bestand zijn tegen de moderne zware vrachtwagens?1
De vangrails op de autosnelwegen in Nederland voldoen aan de Europese norm (prestatieklasse H2)2. Rijkswaterstaat heeft dit als minimumniveau vastgesteld. Vangrails met een hoger kerend vermogen zijn in het algemeen minder veilig voor personenauto’s, omdat de kans groter is dat een personenauto bij botsing met de vangrail meer schade heeft dan wel weer op de rijbaan terecht komt. Alleen in uitzonderlijke situaties waarin een doorbraak extra risico’s met zich meebrengt (zoals bij fly-over en buisleidingen in de middenberm) wordt daarom gekozen voor een minder botsvriendelijke vangrail met een hoger kerend vermogen.
Ook de vangrails van oudere datum voldoen aan de Europese normen. De leeftijd is van de vangrails is niet bepalend voor het kerend vermogen. De vangrails worden regulier onderhouden en vervangen bij bijvoorbeeld verbreding van de weg of na beschadiging door een ongeval.
Hoe vaak is in het afgelopen jaar een vrachtwagen door één van de vangrails heen geschoten? Is het waar dat trucks gemiddeld eens per maand dwars door stalen vangrails op de autosnelwegen heen schieten? In hoeveel gevallen had dit (zware) gewonden of doden tot gevolg?
In het afgelopen jaar (2011) zijn er 8 ongevallen geregistreerd waarbij een vrachtwagen tegen, door of over de vangrail is gereden. Hierbij waren 3 doden en 3 ziekenhuisgewonden.
Wat vindt u van de oproep van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid om te onderzoeken of de vangrails nog wel voldoen? Bent u bereid om te onderzoeken waar de vangrails niet meer voldoen? Zo ja, wanneer kan de Kamer de uitkomsten hiervan verwachten? Zo nee, waarom niet?
Bij de keuze van de vangrail is de veiligheid van alle weggebruikers onder alle condities van belang. Daarom kiest Rijkswaterstaat standaard voor vangrails in de prestatieklasse H2. Ik heb dit in antwoord op vraag 1 toegelicht.
Ik acht het gevraagde onderzoek vooralsnog niet nodig gelet op het vigerende beleid ten aanzien van de toepassing en instandhouding van vangrails. Uiteraard zal Rijkswaterstaat in overleg treden met de SWOV om hun standpunt te bespreken.
Hoe ver bent u met het motorvriendelijk maken van de vangrails? Bent u bereid om de vangrails in de middenberm te vervangen door vangrails die én bestand zijn tegen zware vrachtwagens én motorvriendelijk zijn? Zo niet, waarom niet?
Conform de gemaakte afspraken met de Nederlandse verenigingen van motorrijders KNMV en MAG zijn de bestaande vangrails op de meest risicovolle plaatsen inmiddels van een motorvriendelijke afscherming voorzien. Ook bij nieuwe aanleg van vangrails wordt conform deze afspraken gehandeld. De keuze voor het type vangrail dat gebruikt wordt is toegelicht in het antwoord op vraag 1.
Ziekenhuisverplaatste zorg voor kinderen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht over overheveling van ziekenhuisverplaatste zorg voor kinderen vanuit de AWBZ naar zorgverzekeraars?1
Het bericht klopt niet.
Er bestaat op grond van de Zvw aanspraak op ziekenhuisverplaatste zorg aan ernstig zieke kinderen (0–18 jr). Het gaat hierbij om zorg waarvoor de verantwoordelijkheid bij de medisch specialist uit het ziekenhuis ligt, terwijl de uitvoering van de zorg door een (kinder)verpleegkundige plaatsvindt.
Na het advies van de commissie Bekostiging Intensieve Kindzorg (BIKZ), waarover de minister van VWS uw Kamer op 29 april 2010 heeft geïnformeerd2, wordt de bekostiging in de Zvw thans vormgegeven. Dat zal niet eerder zijn dan 1 januari 2014 . In het najaar zal de minister van VWS u berichten over de positionering van de ziekenhuisverplaatste zorg en de bekostiging daarvan, het tijdpad en de te ondernemen stappen. De bekostiging van de ziekenhuisverplaatste zorg aan ernstig zieke kinderen blijft tot die tijd nog via de AWBZ lopen.
Een groot aantal kinderen ontvangt zorg voor de functie begeleiding (al of niet in kinderhospices/verpleegkundige dagverblijven). Het is belangrijk dat dit type zorg voor deze kinderen beschikbaar blijft. De meeste zorg aan deze kinderen wordt op dit moment bekostigd vanuit pgb’s. Voor deze groep mensen met een persoonsgebonden budget blijft de budgetgarantie bestaan, in ieder geval totdat de reguliere bekostiging via de Zvw is vormgegeven (dus in ieder geval tot 1 januari 2014).
Is over de overheveling van ziekenhuisverplaatste zorg voor kinderen al een definitief besluit genomen? Zo ja, wanneer is dit besluit genomen en hoe is de Kamer daarover geïnformeerd? Zo nee, wanneer denkt u hierover een besluit te gaan nemen, en bent u bereid hierover de Kamer te informeren alvorens u dit besluit door gaat zetten?
Zie antwoord vraag 1.
Is u bekend hoeveel kinderen gebruik maken van ziekenhuisverplaatste zorg? Hoeveel van deze kinderen maken daarvoor gebruik van een persoonsgebonden budget?
Naar schatting van de in 2009 door de Minister van VWS ingestelde adviescommissie «Bekostiging Intensieve Kindzorg» (BIKZ) gaat het in Nederland om circa 1 000 kinderen. De meeste zorg aan deze kinderen wordt op dit moment bekostigd vanuit pgb’s.
Wat is uw reactie op de stelling in het bericht dat deze kinderen en hun ouders de regie over deze zorg verliezen, mede doordat zij na overheveling geen gebruik meer kunnen maken van een persoonsgebonden budget? Was u zich van deze gevolgen van overheveling bewust? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen of wilt u nemen om ervoor te zorgen dat deze kinderen en hun ouders regie over hun zorg kunnen behouden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, zal de bekostiging van de intensieve kindzorg niet per 1 januari 2013 overgaan naar de Zvw. Thans wordt de positionering van de zorg in de Zvw en de bijbehorende bekostiging vormgegeven. Daarbij zal nadrukkelijk ook worden bezien op welke manier kan worden geborgd dat de zorg aan het kind zo goed mogelijk tot stand komt en het gezin adequaat wordt ondersteund.
Op welke manier is maatwerk na eventuele overheveling van ziekenhuisverplaatste zorg voor kinderen gewaarborgd?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt deze overheveling of het voornemen daartoe zich tot de budgetgarantie tot 2014 voor mensen die op dit moment een persoonsgebonden budget voor AWBZ-zorg hebben? Blijft die budgetgarantie, ook na eventuele overheveling, nog gegarandeerd tot 2014?
De budgetgarantie blijft in ieder geval bestaan, totdat de reguliere bekostiging via de Zvw is vormgegeven.
Bent u voornemens om de overheveling van ziekenhuisverplaatste zorg te monitoren?
Nadat de bekostiging via de Zvw tot stand is gekomen, zal ik deze zorg tezamen en in overleg met ZN, de NZa, het CIZ, het CVZ en veldpartijen gaan monitoren.
Een jager die een auto op de A15 raakt met een kogel |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Jager raakt per ongeluk auto op snelweg»?1
Ja.
Is het waar dat geen proces-verbaal van het voorval is opgemaakt en dat ter plaatse is geconcludeerd dat de jager vrij uit ging? Zo ja, wie heeft dit geconcludeerd, op basis waarvan is dat geconcludeerd en is dat geen voorbarige conclusie? Zo nee, is de zaak nog in onderzoek en bij wie?
Door de politie is een opsporingsonderzoek ingesteld, waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt. Geweer en munitie zijn in beslag genomen en worden thans onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. Het OM beslist op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken over eventuele vervolging.
Is de jachtakte van de jager inmiddels ingetrokken? Zo ja, per welke datum en tot welke datum? Zo nee, waarom niet?
De jager beschikte over een jachtakte die recent is verlengd. Het onderhavige incident kan leiden tot intrekking van de jachtakte. Ook dit wordt nog nader onderzocht.
Is het waar dat de politie een jachtopziener heeft geraadpleegd om te achterhalen welke jagers in het bezit waren van een dergelijk wapen? Zo ja, was die informatie niet bekend bij de politie of de korpschef die verantwoordelijk is voor het bijschrijven van jachtwapens op de jachtakte? Zo nee, in welk opzicht klopt deze berichtgeving niet?
Nee, uit de berichtgeving blijkt dat de politie een jachtopziener geraadpleegd heeft om te achterhalen welke jagers in dat gebied actief waren. Dit was naar het oordeel van de politie de snelste manier om de mogelijke schutter te traceren.
Hoeveel jagers in Nederland zijn in het bezit van een kogelgeweer? Zo ja, kunt u dit specificeren naar kaliber en aangeven wat de reikwijdte van deze wapens is? Zo nee, bent u bereid om dit te inventariseren?
Er is geen centrale databank waarin de wapens van jagers zijn geregistreerd. Elk korps heeft zijn eigen registratiesysteem. Ik zie geen nut van of noodzaak tot een nadere specificatie. In de Flora- en faunawet en in het jachtbesluit is voorgeschreven met welke geweren uitvoering gegeven kan worden aan het bepaalde in deze wet cq dit besluit en aan welke eisen deze geweren dienen te voldoen. Kogelgeweren met getrokken loop mogen worden gebruikt bij de uitoefening van de jacht, beheer en schadebestrijding.
Weet u hoe groot de afstand was tussen de jager en de auto op het moment dat hij op de gans schoot en de kogel door de voorruit van de auto ging? Zo nee, waarom niet?
In het belang van het onderzoek kunnen daarover geen mededelingen worden gedaan.
Welk type kogel (bijvoorbeeld rond, spits, «hollow-point», «round-nose» ) werd gebruikt door de ganzenjager langs de A15 en uit welke materialen bestond deze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wordt in de munitie waarmee gejaagd wordt nog steeds gebruik gemaakt van lood, bijvoorbeeld als loodkern of als «lead-round-nose»? Zo nee, waarom niet?
Er is geen totaalverbod op loodhoudende munitie in Nederland en ik overweeg dat ook niet. Naast jagers gebruiken o.a. militairen, politie en sportschutters genoemde munitie. Zij zijn allemaal gehouden aan de wettelijke bepalingen die gelden ten aanzien van gebruik en soort munitie.
Is er andere munitie, die in Nederland gebruikt wordt, waarin lood worden toegepast? Zo ja, hoeveel lood komt hierdoor in het milieu terecht? Bent u bereid een totaalverbod in te stellen op het gebruik en de verkoop van loodhoudende munitie in Nederland? Zo nee, is er een totaalverbod in Nederland voor het gebruik en de verkoop en gebruik van munitie die lood bevat?
Zie antwoord vraag 8.
Welke maatregelen dienen jagers te treffen om te voorkomen dat burgers ongewild doelwit worden van hun jachtactiviteiten? Vindt u de huidige voorzorgsmaatregelen en regels toereikend om de openbare veiligheid te waarborgen? Zo ja, waarom?
Jagers volgen een wettelijk verplichte opleiding die bijna een jaar duurt met theorie en praktijk. In deze opleiding wordt veel aandacht besteed aan de veiligheid en dit wordt tijdens een specifiek praktijkexamenonderdeel (Jachtpraktijk) ook getoetst. Uit het feit dat er zeer weinig incidenten gemeld worden met betrekking tot de veiligheid rond de jacht leid ik af dat voor die veiligheid over het algemeen goed zorg wordt gedragen en dat nieuwe maatregelen niet nodig zijn.
Deelt u de mening dat er sprake is van onzorgvuldig, onachtzaam en roekeloos handelen, wanneer in de nabijheid van openbare wegen in onoverzichtelijk terrein een kogelgeweer wordt afgevuurd met een reikwijdte die strekt tot aan die openbare weg of verder? Zo ja, bent u bereid om jagers en burgers hiertegen te beschermen door het jagen langs openbare wegen te verbieden? Op welke wijze en op welke termijn gaat u vorm geven aan een dergelijk verbod? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Is het waar dat de jager die in 2007 nabij de Bavelse berg bij Breda een wandelaar dodelijk verwondde met een vergelijkbaar kaliber kogelgeweer (.222, 7 mm) op duiven schoot? Zo nee, in welk opzicht klopt deze berichtgeving niet?
Uit tactisch onderzoek in genoemde zaak is gebleken dat verdachte een .222 Remington kogelgeweer heeft gebruikt. De verdachte beweerde op een duif te hebben gemikt, maar dat is niet vastgesteld.
Is het waar dat de jager die in 2007 bij Breda een wandelaar dodelijk verwondde toen hij met een kogelgeweer op duiven schoot door de rechtbank in Den Bosch veroordeeld is voor dood door schuld, omdat hij met een vuurwapen met een bereik van 1 500 meter in de richting van een onoverzichtelijk en openbaar terrein schoot? Zo ja, bent u bereid om het gebruik van kogelgeweren in een straal van ten minste 1 500 meter rond openbare wegen te verbieden?
Op 6 april 2010 wees het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch arrest in hoger beroep inzake het dodelijk schietincident op een jachtterrein bij Breda. De 73-jarige verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 337 dagen voorwaardelijk, voor dood door schuld. Het hof was van oordeel dat verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen door te schieten met een vuurwapen met een groot bereik in de richting van een onoverzichtelijk terrein.
Verder verwijs ik naar het antwoord op vragen 10 en 11. Vaak wordt er afschot gepleegd juist omwille van de (verkeers)veiligheid. Dit vindt daarom soms plaats nabij openbare wegen.
Is het waar dat er ook kogelgeweren door jagers gebruikt worden die veel grotere kalibers hebben? Zo ja, wat is het maximum kaliber dat in Nederland is toegestaan? Met welk doel wordt er gebruik gemaakt van groot kaliber?
Zie het antwoord op vraag 5. De Flora- en faunawet kent normering ten aanzien van het gebruik van jachtwapens, waaronder kogelgeweren. In deze normering is een minimum benoemd van energie-afgifte (om dierenleed te voorkomen), maar geen maximum.
Is het waar dat tijdens jacht op grote hoefdieren openbare wegen, paden en terreinen langdurig worden afgesloten voor het publiek in verband met de onveilige situatie die door de jacht ontstaat? Zo ja, bent u bereid de jacht in de nabijheid van deze wegen te verbieden? Bent u in geval dit onverhoopt niet gerealiseerd kan worden, bereid afsluiting van alle openbare wegen, paden en terreinen verplicht stellen wanneer er met groot kaliber wapens op dieren geschoten wordt?
In het kader van beheer en schadebestrijding, bijvoorbeeld als het gaat om de afschot van wilde zwijnen, kan voorgesteld worden dat de openbare veiligheid vergt dat terreinen tijdelijk worden afgesloten voor het publiek. Dat is een afweging die provincies en grondgebruikers moeten maken per individueel geval.
Is het waar dat de jager afkomstig was uit de omgeving en derhalve goed op de hoogte was van de aanwezigheid van de drukke A15? Zo ja, wat zegt dat volgens u over het vermogen van de persoon in kwestie om de gevolgen van zijn handelen te beoordelen?
Hierover kan ik geen mededelingen doen zolang de zaak in onderzoek is. Het Openbaar Ministerie beslist over de vervolging.
Deelt u, gelet op voorgaande vraag, de mening dat hier sprake is van een persoon die willens en wetens de openbare veiligheid in gevaar brengt? Zo ja, deelt u de mening dat dit moet leiden tot intrekking van de jachtakte? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Deelt u de mening dat, waar de rechter in een soortgelijk voorval met dodelijke afloop heeft geoordeeld dat sprake is van dood door schuld, justitieel onderzoek nodig is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Kunt u bevestigen dat de gans is geraakt? Zo ja, heeft de kogel het dier doorboord en dodelijk verwond of is het dier slechts gewond geraakt bij het incident en moet worden aangenomen dat het crepeert in de natuur? Om wat voor gans ging het eigenlijk?
Ja, de gans is dodelijk geraakt. Het betrof een grauwe gans.
De gebrekkige werking van de Code Goed Bestuur |
|
Jasper van Dijk |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het artikel «Goed bestuur zwak in HBO»?1
Het artikel bevat een weergave van de meest in het oog springende bevindingen van de evaluatiecommissie branchecode governance hbo, ingesteld door de HBO-raad. Bij de beantwoording van de hiernavolgende vragen zal ik niet het artikel uit Scienceguide maar het rapport van de evaluatiecommissie van de HBO-Raad als uitgangspunt nemen.
Geeft de gebrekkige naleving van de branchecode goed bestuur u reden tot zorg?
De branchecode is een belangrijk instrument voor de hbo-sector om – bij wijze van zelfregulering – de principes van goed bestuur te implementeren. De gebrekkige naleving van de code is een teleurstellend gegeven. Niettemin vind ik het goed dat de HBO-raad deze kritische evaluatie heeft laten uitvoeren en maatregelen wil nemen.
Deelt u de mening dat het opmerkelijk is dat de branchecode niets te melden heeft over onderwijskwaliteit?
Ik ben van oordeel dat hier snel verandering in moet komen. Tegelijkertijd stel ik vast dat dit vermoedelijk te maken heeft met de wordingsgeschiedenis van de code. In de jaren waarin de code tot stand is gekomen – in navolging van de code Tabaksblat voor het beursgenoteerde bedrijfsleven – lag de nadruk op bestuurlijk handelen en het toezicht daarop in relatie tot bedrijfsprocessen en financieel-economische aangelegenheden. Het is zonneklaar dat gezien de recentelijk geconstateerde gebreken in de interne kwaliteitsborging in het hbo de code ook bepalingen moet bevatten over het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. Ik onderschrijf de aanbeveling van de evaluatiecommissie in de code vast te leggen dat de raad van toezicht bij zijn werkzaamheden de kwaliteit van onderwijs en onderzoek centraal stelt.
Hoe oordeelt u over het feit dat de Raden van Toezicht nauwelijks inzicht hebben in de «mogelijke risico's en ethische perikelen rond belangenverstrengeling en financiële deelnemingen»? Zouden hierover heldere normen moeten worden opgenomen?
Het gaat hier om een uitspraak van de commissievoorzitter tegenover Scienceguide, geen algemene bevinding van de commissie. Wat de evaluatiecommissie heeft geconstateerd is dat de portfolio van de hogescholen de afgelopen jaren verbreed is door hun actieve participatie in consortia met bedrijven en andere kennisinstellingen – door de evaluatiecommissie aangeduid met «verbindingen» – hetgeen volgens de commissie heel eigen vraagstukken van bestuur en toezicht oproept waarop de code niet is toegesneden (zie pagina 13 van het rapport).
Ik kan mij goed vinden in de aanbeveling van de evaluatiecommissie om in de branchecode vast te leggen dat hogescholen een statuut moeten hebben waarin is bepaald hoe de risico’s voortvloeiend uit dergelijke maatschappelijke «verbindingen» worden beheerd, en in de code het risicomanagement meer expliciet uit te werken en te beschrijven waar het risicomanagement en het interne toezicht zich in ieder geval op dienen te richten.
Hoe oordeelt u over het feit dat «18 van 38 hogescholen niet voldoen aan de governance afspraken die zij zelf hebben gemaakt»? Is dit voor u aanleiding tot maatregelen?
Zoals ik al in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven vind ik dat een teleurstellend gegeven.
Maatregelen van mijn kant zijn echter niet aan de orde. De branchecode Goed Bestuur is een code van de hbo sector zelf, meer precies: van de leden van de HBO-raad. Te treffen maatregelen zijn dus in eerste instantie een zaak van de hogescholen zelf, in het verband van de HBO-raad.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat toezichthouders «meewarig en blasé» reageren op de eisen van de branchecode?
Het is allereerst aan de HBO-raad om zijn leden op het hart te drukken dat de branchecode hun eigen code is, waaraan men zich heeft te houden.
Wanneer (een sterk verbeterde versie van) de branchecode goed bestuur voorligt, ben ik- in lijn met de aanbevelingen van de evaluatiecommissie – voornemens deze aan te wijzen in een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.14 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Het instellingsbestuur zal de naleving van deze code in zijn jaarverslag moeten verantwoorden volgens het principe «pas toe of leg uit». Net als voor de overige bepalingen in wet- en regelgeving geldt dat voor de openbare instellingen deze verplichting voortvloeit uit de wet- en regelgeving en voor de bijzondere instellingen het een bekostigingsvoorwaarde is. Uiteraard zal ik de Kamer daarover informeren.
Wanneer wordt eindelijk voldaan aan de vereisten rond de beloning van bestuurders? Hoeveel bestuurders verdienen nog altijd meer dan een minister?
Naar verwachting zijn zowel het Wetsvoorstel normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector (WNT) als de daaruit voortvloeiende ministeriële regeling vanaf 1 januari 2013 van kracht. Vooruitlopend hierop voeren de minister en ik ten aanzien van bovenmatige beloningen sinds geruime tijd actief beleid. Zoals wij ook op 9 februari 2012 in een brief aan het onderwijsveld hebben gemeld, vinden we een bezoldiging die meer bedraagt dan het toekomstig WNT-maximum te hoog; een verdere stijging van dit bedrag onacceptabel. Een betaling voortvloeiende uit een dergelijke stijging, wordt aangemerkt als ondoelmatig en zal worden teruggevorderd. Een kopie van de genoemde brief is u toegezonden op 10 februari 2012 (TK, 2011–2012, 27 923, nr. 135).
In de rapportage van publiek gefinancierde topinkomens conform de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (Wopt) die op 23 december 2011 door de minister van BZK aan de Tweede Kamer is gestuurd (TK, 2011–2012, 30 111, nr. 135), zijn de overschrijdingen van de Wopt-norm in 2010 van de sector HBO opgenomen. Uit deze gegevens blijkt dat 5 bestuurders in de sector HBO de toekomstige WNT-norm hebben overschreden.
Wat voor sancties worden ingevoerd, opdat wordt voorkomen dat men kan zeggen dat «de code geen tanden heeft»?
De evaluatiecommissie beveelt de hogescholen aan om afspraken te maken over de status van de code en aan niet naleven een passend sanctieregiem te verbinden. Wanneer de branchecode bij algemene maatregel van bestuur wordt aangewezen, dient de instelling deze na te leven volgens het principe «pas toe of leg uit». Die toepassing van de code volgens dit principe valt dan onder het nalevingstoezicht van de Inspectie van het Onderwijs.
Op wat voor manier gaat u toezien op de verbeteringen van de code goed bestuur? Wordt de code wettelijk vastgelegd en aan de Kamer voorgelegd?
Ik verwacht dat de hogescholen in het verband van de HBO-raad een fors aantal verbeteringen zal aanbrengen in de huidige code. Zoals ik in antwoord op vraag 6 heb aangegeven, ben ik voornemens te zijner tijd een sterk verbeterde versie van de branche code goed bestuur voor de hbo sector aan te wijzen bij algemene maatregel van bestuur. Aanwijzing van de code sluit goed aan bij de maatregelen die ik heb opgenomen in het wetsvoorstel Wet versterking kwaliteitsborging hoger onderwijs, gericht op het beter functioneren van de «checks and balances» in het stelsel van hoger onderwijs en op versterking van het interne en externe toezicht op en borging van de onderwijskwaliteit. Mijn voornemen is om dit wetsvoorstel in de zomer aan te bieden aan uw Kamer.
Deelt u de mening dat het «governance-model» (goed bestuur) gebrekkig functioneert en dat u open moet staan voor fundamentele verbeteringen, aangezien het de kwaliteit van het onderwijs betreft?
Die mening deel ik in zoverre, dat ik met de evaluatiecommissie van oordeel ben dat de inhoud en naleving van de branchecode sterke verbetering behoeft. Waar we nu mee te doen hebben is een periodieke evaluatie van de branchecode die conform de afspraak binnen de brancheorganisatie is uitgevoerd. Hoewel de bevindingen van de evaluatiecommissie over de mate van naleving van de code teleurstellend zijn, stel ik ook vast dat de branche zelf in staat is gebleken de eigen code zeer kritisch tegen het licht te houden en in alle openheid te komen tot een navenant kritische zelfevaluatie. Ik heb bovendien begrepen dat de HBO-raad het voornemen heeft alle aanbevelingen nog voor de zomer te implementeren. Dat proces, wat ik positief waardeer, hoort ook bij het huidige «governance model». In het antwoord op de vorige vraag heb ik reeds gewezen op de maatregelen op het gebied van governance die ik met het wetsvoorstel Wet versterking kwaliteitsborging hoger onderwijs heb genomen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar alternatieve bestuursmodellen?
Uit mijn antwoord op de vorige vraag blijkt dat ik in de evaluatie van de naleving van de branchecode van de hbo sector geen aanleiding zie om onderzoek te doen naar alternatieve bestuursmodellen.
De gevolgen van drie uitspraken van de Raad van State voor homoseksuele asielzoekers |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in drie hoger beroepszaken van homoseksuele asielzoekers?1
Ja.
Is het waar dat de Raad in deze uitspraken prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie om meer duidelijkheid te verkrijgen over de bescherming die de Europese Definitierichtlijn vereist voor homoseksuele asielzoekers? Wat is uw opvatting over deze vragen?
Ja, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. Ik ben van mening dat het Nederlandse beleid ten aanzien van homoseksuelen zorgvuldig is en ook door de IND zorgvuldig wordt uitgevoerd in lijn met het geldende Europese recht. De regering zal uiteraard alle medewerking verlenen aan het beantwoorden van de vragen.
Welk betoog heeft u in de drie zaken bij de Raad van State naar voren gebracht, ten aanzien van de vraag of (en in welke mate) van homoseksuele asielzoekers «terughoudendheid kan worden verwacht bij het geven van invulling» aan hun homoseksualiteit in het land van herkomst?
Uitgangspunt in het pleidooi dat namens mij in de drie genoemde zaken bij de Raad van State is gehouden was dat van vreemdelingen met een homoseksuele gerichtheid niet kan worden verwacht dat zij hun geaardheid verbergen. Wat betreft het betrachten van terughoudendheid wil ik benadrukken dat Nederland niet aan een vreemdeling voorschrijft om terughoudendheid te betrachten bij het uiting geven aan zijn homoseksuele geaardheid. Die terughoudendheid kan onder omstandigheden voortvloeien uit de situatie in het land van herkomst. Ter zitting is benadrukt dat bij de beoordeling van asielaanvragen bezien moet worden of het voor de vreemdeling mogelijk is om op betekenisvolle wijze invulling te geven aan de seksuele geaardheid. Dit wordt beoordeeld aan de hand van het individuele asielrelaas. Tenslotte wil ik u verwijzen naar de uitspraken van de Afdeling van 18 april 2012 waarin het standpunt, zoals ter zitting naar voren gebracht, is samengevat.
Deelt u de mening dat Nederland van homoseksuele asielzoekers, die afkomstig zijn uit onveilige en homo-onvriendelijke landen, die bescherming zoeken in Nederland, niet mag vragen om hun seksuele geaardheid in het land van herkomst verborgen te houden en die niet openlijk te tonen, waardoor zij risico’s lopen en hun identiteit moeten verloochenen?
Ja. Op basis van het Nederlandse beleid geldt dat, indien betrokkene aannemelijk heeft gemaakt homoseksueel te zijn, op grond van de door betrokkene naar voren gebrachte verklaringen en de situatie zoals die uit de openbare bronnen blijkt, wordt beoordeeld in welke mate in het land van herkomst beperkingen worden opgelegd aan de beleving van de seksuele geaardheid. Indien aannemelijk is dat bij het bekend zijn of worden van de seksuele geaardheid in de directe (leef)omgeving van de asielzoeker gegronde vrees bestaat voor vervolging, dan wel een reëel risico op een onmenselijke behandeling, zal de vreemdeling in beginsel in aanmerking komen voor bescherming op grond van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 EVRM.
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid ten opzichte van de Europese verdragen en richtlijnen ook een eigen invulling kan geven aan het asielbeschermingsbeleid voor homoseksuele asielzoekers, en derhalve een beleid kan voeren dat ruimhartiger is voor homoseksuele asielzoekers? Bent u daartoe bereid, mede met het oog op de lange behandelduur van de prejudiciële vragen bij het Hof?
Het staat Lidstaten vrij om een beleid te voeren dat gunstiger is voor vreemdelingen, mits dit niet in strijd is met Europese wet- en regelgeving.
Ik ben van mening dat Nederland een zorgvuldig beleid voert ten aanzien van homoseksuelen. Indien uit de beantwoording van de prejudiciële vragen zou blijken dat Nederland een gunstiger beleid voert dan de relevante Europese richtlijnen voorschrijven, dan zal dat voor mij ook geen zelfstandige reden zijn om een restrictiever beleid te gaan voeren.
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraken van de Raad van State voor alle lopende asielzaken van homoseksuele asielzoekers? Is het waar dat de antwoorden op de prejudiciële vragen niet binnen twee jaar verwacht worden? Deelt u de mening dat, nu over de essentie van het beschermingsbeleid voor homoseksuele asielzoekers bij de hoogste bestuursrechter juridische vragen zijn gerezen, het in afwachting van de antwoorden op die vragen, aangewezen is om lopende aanvragen van homoseksuele asielzoekers aan te houden en geen homoseksuele asielzoekers uit te zetten naar het land van herkomst? Kunt u dit toelichten?
Ik verwacht de antwoorden op de prejudiciële vragen op zijn vroegst in de loop van 2013. Mede gelet op het door mij gestelde in de beantwoording van vraag 2 zullen de prejudiciële vragen geen invloed hebben op de wijze waarop aanvragen worden behandeld en procedures in zaken van homoseksuele asielzoekers door mij worden gevoerd. Het is aan de rechter of procedures in (hoger) beroep zullen worden aangehouden.
Het bericht dat het UMC St. radboud patiënten door middel van DigiD toegang geeft tot het patiëntendossier |
|
Arjan El Fassed (GL), Linda Voortman (GL) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het initiatief van het UMC St. Radboud om patiënten door middel van het DigiD toegang te geven tot hun patiëntendossier?1
Ja. Het Radboud gebruikt DigiD niveau Midden (extra controle via sms-code). UMC Radboud voegt daar nog een eigen beveiligingsmaatregel aan toe om toegang tot medische gegevens mogelijk te maken: mensen moeten zich (eenmalig) face-to-face hebben geïdentificeerd aan een balie van het ziekenhuis.
Klopt onze veronderstelling dat het DigiD alleen ingezet kan worden voor toegang tot websites van de overheid? Zijn er niet-overheidsinstellingen die gebruik maken van de systematiek van het DigiD?
DigiD mag gebruikt worden door zowel overheidsorganen als andere organisaties die het burger service nummer (BSN) gebruiken. Bijvoorbeeld in de zorg, zoals zorgverzekeraars en ziekenhuizen. Aangezien DigiD werkt met het BSN, is het gebruik beperkt tot organisaties die het BSN mogen verwerken, en tot het doel waarvoor ze het BSN mogen verwerken. Er zijn private organisaties die het BSN verwerken, omdat ze daarvoor een expliciete wettelijke grondslag hebben. Zo zijn er verschillende zorginstellingen en zorgverzekeraars op DigiD aangesloten.
Bent u betrokken geweest bij de uitwerking van de plannen van het UMC St. Radboud?
Nee.
Op welke manier wordt toezicht gehouden dat de betrouwbaarheid en veiligheid van het systeem van het UMC St. Radboud en het gebruik van het DigiD? Op welke manier wordt misbruik of privacylek voorkomen?
Het UMC St. Radboud is gehouden aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) houdt hier toezicht op. Het UMC St. Radboud dient voor dit systeem conform deze wettelijke vereisten passende waarborgen te treffen om (privacygevoelige) data te beschermen.
Voor wat betreft het gebruik van DigiD dient het UMC St. Radboud zich – net als alle andere afnemers van DigiD – te houden aan de aansluitvoorwaarden van DigiD. Beveiligingseisen vormen een onderdeel van die aansluitvoorwaarden, inclusief de eis om deze jaarlijks te laten toetsen middels een ICT-beveiligingsassessment.
Deelt u de mening dat de toepassing van verificatie via DigiD buiten het overheidsdomein uitgesloten zou moeten zijn, omdat DigiD daar helemaal niet voor bedoeld is en omdat de overheid niets te maken heeft met gegevensuitwisseling die buiten het overheidsdomein vallen? Zo nee, waarom niet?
DigiD is bedoeld om betere elektronische dienstverlening mogelijk te maken, op een betrouwbare èn gebruiksvriendelijke wijze. DigiD mag gebruikt worden door zowel overheidsorganen als andere organisaties die het BSN gebruiken, zoals zorgverzekeraars en ziekenhuizen.
Overigens hecht ik er aan te benadrukken dat de inhoud van de gegevensuitwisseling nooit bij DigiD bekend is. DigiD regelt uitsluitend de authenticatie van de persoon die inlogt, niet wat iemand daarna mag doen of welke gegevens hij mag zien.
Kunt u deze vragen voor het op 25 april a.s. geplande algemeen overleg over het Elektronisch Patiëntendossier/Landelijk Schakelpunt beantwoorden?
Dat is mijn streven.
Het bericht dat opnieuw een proefvaart van de nieuwe Frisc-rubberboten compleet is mislukt |
|
Marcial Hernandez (PVV) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Test nieuwe boot mariniers debacle»?1
Ja. Het bericht in De Telegraaf verwijst naar beproevingen met het snelle vaartuig (Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft, FRISC) van het type Support Craft Caribbean (SCC).
In hoeverre staat u nog steeds achter uw antwoord op eerdere vragen, waarin u de opmerkingen van een Britse marineofficier ontkracht, die stelde dat de vaartuigen «ondeugdelijk» en «levensgevaarlijk» zijn en dat zowel het ontwerp, de productie als de constructie volledig ontoereikend zijn voor militaire doeleinden?2
De antwoorden op de vragen van 4 november 2011 (vergaderjaar 2011–2012, Aanhangsel Handelingen, nr. 563) hebben betrekking op beproevingen met andere types van het snelle vaartuig, een demonstrator, een lichte civiele uitvoering van het snelle vaartuig (Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft, FRISC) en beproevingen van het FRISC-type Boarding Craft (BC). Naar aanleiding van deze beproevingen worden technische aanpassingen verricht om te voldoen aan de eisen van Defensie. Het antwoord op vraag 5 bevat een overzicht van deze aanpassingen.
Het bericht in De Telegraaf doet geen afbreuk aan mijn antwoorden op uw vragen van 4 november. Dit bericht verwijst naar beproevingen met het snelle vaartuig van het type Support Craft Caribbean (SCC). Het betreft een ander type FRISC met andere mogelijkheden tot manoeuvreren dan de demonstrator en de Boarding Craft (BC). Vanwege de verschillen tussen de FRISC’s wordt ieder type afzonderlijk beproefd. Eind 2012 wordt nog een type beproefd, de Raiding Craft (RC).
Kunt u nader toelichten wat er precies fout is gegaan tijdens deze (opnieuw) compleet mislukte proefvaart op de Noordzee? Hoe kan het dat de stoelen en het windscherm compleet afbreken tijdens het «dwarsgooien» bij hoge snelheid?
Het doel van de beproevingen in de Ierse Zee was vast te stellen of het FRISC van het type Support Craft Caribbean (SCC) voldoet aan de eisen van Defensie en welke veiligheidsvoorschriften, zoals limieten om te manoeuvreren, moeten worden toegepast. Het maken van een scherpe bocht bij de maximale snelheid van ongeveer 70 kilometer (km) per uur maakte deel uit van deze beproevingen. Bij deze extreme koersverandering op maximale snelheid is een stoel van het dek losgeraakt en zijn de bevestigingsrails aan het dek verbogen, is van twee stoelen de bekleding gescheurd en is een klein deel van het windscherm gebroken. Op grond van de beproeving worden technische aanpassingen gedaan (zie het overzicht in het antwoord op vraag 5) en worden de veiligheidsvoorschriften aangepast. Het vaartuig voldoet met deze aanpassingen aan de eisen van Defensie en kan veilig operationeel worden ingezet.
Hoe beoordeelt u het feit dat er nu al drie (bij ons bekende) testen zijn gedaan die compleet zijn mislukt, achtereenvolgens de test op Curaçao, waarbij de neus van het voertuig volledig is afgescheurd, de test nabij Den Helder waarbij de versterkte neus compleet werd afgescheurd en er vele problemen ontstonden met het drijflichaam van het vaartuig en nu de bovenstaande rampzalige proefvaart?
Het doel van de beproevingen is het vaststellen van de eigenschappen van het vaartuig, waaronder de veiligheidslimieten. Ook wordt vastgesteld of het vaartuig voldoet aan de eisen van Defensie. De doelstellingen zijn gehaald en de beproevingen zijn geslaagd. De knelpunten die tijdens de beproevingen zijn geconstateerd worden momenteel opgelost. Zie ook het antwoord op de vragen 3 en 5.
Kunt u specifieker aangeven welke verbeteringen nodig zijn om deze vaartuigen met de bijnaam «drijvende doodskisten» veilig en volledig operationeel te maken? Is de mogelijkheid aanwezig dat er fundamentele fouten in het ontwerp en de constructie van deze vaartuigen zitten en dat nieuwe verbeteringen ontoereikend zullen zijn? Zo nee, waarom niet?
Uit de beproevingen met de snelle vaartuigen zijn geen fundamentele fouten in het ontwerp of de constructie gebleken. Op grond van de beproevingen worden aanpassingen gedaan om de veilige operationele inzet van het FRISC te waarborgen. De onderstaande tabel biedt een overzicht van de belangrijkste aanpassingen.
Resultaten beproeving
Aanpassingen
Scheuren in de bevestiging van het voorste drijflichaam (type BC).
De bevestiging van het drijflichaam is verbeterd door onder meer een verzwaring van de constructie en het aanbrengen van een extra beschermende laag op de neus van het vaartuig.
Scheurtjes in het navigatieframe (type BC).
Het navigatieframe is opnieuw ontworpen en de constructie is verzwaard.
Onvoldoende oprichtend vermogen van het keerzaksysteem (type BC en SCC).
Het keerzaksysteem is aangepast en beschikt nu over voldoende oprichtend vermogen. In mei 2012 zal bij het derde SCC opnieuw een volledige test worden uitgevoerd.
Het losraken van de bevestiging van de stoelen aan het vaartuig (type SCC).
De boutverbindingen van de stoelen zullen worden voorzien van een verstevigingsplaat.
Afbreken van een klein deel van het windscherm (type SCC). Dit betreft geen structureel probleem,
Het windscherm wordt hersteld.
Speling in de lagers van de schroefas (type BC en SCC).
De lagers worden door de fabrikant aangepast. Bij twee vaartuigen is speling tijdelijk verholpen zodat deze operationeel inzetbaar zijn.
Luchtbelletjes in kunststof delen aan de onderzijde van drie vaartuigen (type BC).
Dit knelpunt wordt hersteld door de leverancier en bij de resterende vaartuigen worden tijdens de productie extra kwaliteitscontroles uitgevoerd.
Was de Frisc-boot bij deze test op de Noordzee al inzetgereed? Zo nee, in welke status bevond deze boot zich? Klopt het dat het vaartuig bij de eerdere mislukte test nabij Den Helder geen prototype was, zoals u eerder aangaf in antwoorden, maar dat deze boot de eerste in productie was en al werd geacht gereed te zijn voor operationele inzet?
Nee, het vaartuig van het type SCC dat in de Ierse Zee is gebruikt was nog eigendom van de leverancier. Met dit vaartuig zijn alleen beproevingen uitgevoerd en het is gebruikt voor opleidingen. De types waaraan wordt gerefereerd in mijn antwoorden op de vragen van 4 november 2011 waren eveneens eigendom van de leverancier. De operationele ingebruikneming van het eerste FRISC bij Defensie is voorzien na de zomer van 2012.
Is het waar dat Defensie Materieel Organisatie (DMO) en de Britse leverancier Marine Specialised Technology Ltd (MST) overeen zijn gekomen om bepaalde militaire specificaties te veranderen voor de vaartuigen om zodoende kosten te besparen, bijvoorbeeld het vervangen van de stoelen (military seats) door leisure seats en het vervangen van militaire navigatie- en communicatiesystemen door navigatie- en communicatiesystemen die doorgaans bij plezierboten worden gebruikt?
Nee. Defensie heeft haar eisen niet aangepast.
Is het ook waar dat civiele navigatie- en communicatiesystemen niet door de testfase zijn gekomen en geen interoperabiliteit hebben met andere militair/maritieme systemen van Defensie? Zo nee, waarom niet?
Nee, tijdens de beproeving is gebleken dat alle navigatie- en communicatiesystemen van de leverancier voldoen aan de eisen van Defensie. Ten behoeve van de interoperabiliteit met andere militaire systemen worden de vaartuigen door Defensie uitgerust met het NIMCIS (Nieuw Mariniers Communicatie en Informatie Systeem). Het NIMCIS op een FRISC is in een eerder stadium succesvol beproefd.
In hoeverre hebben de vervangende leisure seats een desastreus effect op de ruggen van mariniers als zij op een ruige zee in hun Frisc-boten zitten? Heeft het afbreken van de stoelen bij de laatste proefvaart te maken met de vervanging van de military seats door de leisure seats?
Nee, de oorzaak van het afbreken van de stoel is een onvoldoende sterke bevestiging van de stoel aan het vaartuig. Deze bevestiging wordt momenteel versterkt. Bij het bepalen van het type stoel is rekening gehouden met de belasting van de gebruiker, onder meer van de rug. Hierbij zijn vijf type stoelen beproefd, onder andere door het meten van trillingen. Defensie heeft gekozen voor de stoel die als beste uit de beproevingen is gekomen.
Kunt u aangeven hoeveel van de prototypen Frisc-vaartuigen met positief resultaat de testfase hebben afgelegd? Zijn alle essentiële functies van de vaartuigen in het testprogramma grondig en met positief resultaat getest? Klopt het dat Defensie vaartuigen in ontvangst heeft genomen zonder dat zij het testprogramma hebben afgerond?
Inmiddels zijn alle functionaliteiten met succes beproefd en zijn elf snelle vaartuigen van het type BC geaccepteerd. Defensie accepteert geen vaartuigen die niet zijn getest. In geval van knelpunten worden deze door de leverancier opgelost. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Kunt u aangeven welke verwervingscriteria Defensie heeft gehanteerd in 2008? Klopt het dat er toentertijd gekozen is voor de Britse leverancier MST in plaats van twee Nederlandse aanbieders TP Marine en Madera Ribs? Zo ja, waarom?
De verwervingscriteria die Defensie heeft gebruikt betreffen kostprijs, prestatie-eisen (zoals snelheid, gewicht, omvang, stabiliteit en flexibiliteit) en logistieke eisen (zoals de wijze waarop in het ontwerp rekening is gehouden met de instandhouding en met levertijden). Defensie heeft gekozen voor de vaartuigen van de Britse leverancier omdat deze als enige aan de criteria voldeden.
Tegen welke specifieke voorwaarden kan Defensie het contract met de leverancier opzeggen en de gemaakte kosten wegens wanprestatie terugvorderen?
Defensie kan in geval van wanprestatie het contract met de leverancier ontbinden. De knelpunten die bij de beproevingen zijn geconstateerd worden volgens het contract op kosten van de leverancier opgelost, zowel bij de geleverde als bij de nog te leveren vaartuigen.
Bent u bereid om dit project (tijdelijk) stil te leggen en een groot onderzoek te starten naar deze Frisc-boten voordat er verdere ongelukken gebeuren en de veiligheid van militairen in gevaar komt? Zo nee, waarom niet?
Defensie stelt hoge eisen aan het materieel dat zij aanschaft met het oog op de operationele inzet hiervan, vaak onder extreme omstandigheden. Bij de beproevingen van de snelle vaartuigen staan de veiligheidslimieten en de intensieve opleiding van het personeel centraal. Ik zie geen aanleiding het project stil te leggen of een onderzoek te beginnen. De vaartuigen voldoen aan de eisen zoals Defensie die heeft gesteld.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De beheersing van het budget voor huisartsenzorg |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat de macrokaders huisartsenzorg en multidisciplinaire zorgverlening dit jaar wederom worden overschreden? Zo ja, welke taak ziet u voor uzelf weggelegd bij het bewaken van deze budgetten?
Als minister ben ik eindverantwoordelijke voor de collectieve uitgaven in de zorg. Bij overschrijdingen van het budgettair kader zorg (BKZ) ben ik genoodzaakt maatregelen te nemen. De afrekening over 2012 vindt plaats in het daaropvolgende jaar (2013). In het voorjaar van 2013 zijn er betrouwbare gegevens beschikbaar over de uitgaven binnen het BKZ over geheel 2012.
Ik ben van mening dat de totale zorguitgaven dienen te vallen binnen de kaders die er zijn gesteld. Indien er een overschrijding is in een sector (bijvoorbeeld in de huisartsenzorg of multidisciplinaire zorg), dan dient dat in eerste instantie opgevangen te worden in de desbetreffende sector zelf. Daarnaast kan ook gezocht worden naar dekking binnen het totale BKZ.
Bent u van mening dat zorgverzekeraars de uitgaven van hun zorginkoop dienen af te stemmen op de ruimte die het macrokader huisartsenzorg en het macrokader multidisciplinaire zorgverlening bieden om te bevorderen dat die kaders niet worden overschreden? Zo ja, betekent dit dat zij (mede)verantwoordelijk zijn voor overschrijdingen en terughoudendheid moeten betrachten als duidelijk wordt dat het budgettaire kader overschreden wordt?
Zorgverzekeraars zijn vrij om hun zorginkoop zelfstandig vorm te geven. Daarbij hoort dus ook de ruimte voor de zorgverzekeraar om af te wijken van de verhouding tussen de uitgaven per sector zoals is vastgelegd in het BKZ. Zo kan een zorgverzekeraar ervoor kiezen om minder zorg in te kopen in het ziekenhuis en dit te verplaatsen naar de eerste lijn. Deze verschuiving op lokaal niveau moet uiteindelijk ook zichtbaar worden in de totale (landelijke) uitgaven aan zorg. Op het moment dat dit zichtbaar wordt, is het mogelijk om een overschrijding in de eerste lijn te dekken met een onderuitputting in de tweede lijn. Het is de taak van zorgverzekeraars om de zorg zo doelmatig mogelijk in te kopen en op deze wijze bij te dragen aan een gematigde groei van de totale zorguitgaven. Verzekeraars zijn niet alleen verantwoordelijk voor de prijs en kwaliteit, maar ook voor het volume. Kopen ze meer in dan nodig, dan is dat op macroniveau zichtbaar in een overschrijding van het BKZ.
Deelt u de waarneming dat zorgverzekeraars vooraf kunnen inschatten hoeveel ketenzorg zij moeten inkopen, aangezien in een gebied het aantal chronisch zieken bekend is en dus het waarschijnlijke aantal patiënten dat onder de keten komt te vallen? Zo ja, vindt u dat een zorgverzekeraar rekening dient te houden met zijn aandeel in het budgettaire kader multidisciplinaire zorgverlening, dat naar rato van zijn marktaandeel op hem van toepassing is? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Is het waar dat u met huisartsen en zorgverzekeraars afspraken heeft gemaakt om de kosten van huisartsenzorg direct na afloop van elk kwartaal van 2012 te monitoren? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van het eerste kwartaal 2012? Zo nee, is er een ander bewakingssysteem dat gedurende een budgetjaar zicht geeft op overschrijdingen van de zorginkoop?
Met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is afgesproken om de kwartaalcijfers over de huisartsenzorg, zoals aangeleverd door de verzekeraars bij Vektis, te monitoren. Hierbij zijn in eerste instantie de LHV en ZN aan zet om met Vektis goede afspraken te maken over het opleveren van de cijfers en op welke wijze deze gepresenteerd worden. Deze gegevens kunnen worden gebruikt om gedurende het lopende jaar inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de uitgaven. Naar ik heb begrepen zijn de gegevens over het eerste kwartaal 2012 in juni beschikbaar. Begin juni zal met ZN en de LHV de voortgang van de monitoring worden besproken.
Een aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw toezegging om de Kamer in het najaar 2012 een analyse van de Wet geneesmiddelenprijzen te sturen?1
Ja.
Is het waar dat u een onderzoek heeft laten verrichten door Conquaestor naar de mogelijke opbrengst van aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen?
Ten behoeve van de toegezegde analyse heb ik het onderzoeksbureau ConQuaestor opdracht verleend om onderzoek te doen naar de werking en toekomstbestendigheid van de Wgp.
Het onderzoek strekt tot het verkrijgen van meer inzicht in de werking en de resultaten van de Wgp. Naast deze analyse zal het onderzoek moeten ingaan op de te verwachte effecten, de toegevoegde waarde en risico’s en de juridische mogelijkheden van een wijziging van de Wgp ten opzichte van de huidige situatie.
Is hierbij de mogelijkheid onderzocht van een verdergaande prijsdaling door in plaats van de gemiddelde prijs in de vier ons omringende landen als basis voor de WGP te nemen, uit te gaan van het gemiddelde van de drie laagste prijzen in alle lidstaten van de Europese Unie? Zo nee, waarom niet? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te laten onderzoeken?
In de analyse zal ik ingaan op het hanteren van de drie laagste prijzen in alle lidstaten van de Europese Unie. ConQuaestor onderzoekt hoe het Nederlandse prijsniveau zich in internationaal perspectief verhoudt
In welke andere landen worden de drie laagste prijzen in alle lidstaten van de Europese Unie als basis genomen voor de berekening van de maximumprijs van geneesmiddelen? In welke andere landen van de Europese Unie wordt een systeem van prijsmaximering toegepast, waarbij een lagere maximumprijs tot stand komt dan in Nederland? Hoe is zo'n systeem opgebouwd?
Voor zover mij bekend, wordt in geen van de Europese landen uitgegaan van een systeem waarbij maximumprijzen voor geneesmiddelen worden gebaseerd op de drie laagste prijzen in alle lidstaten van de Europese Unie. In Noorwegen hanteert men een gemiddelde van de laagste drie prijzen in negen referentielanden als basis voor de berekening van de geneesmiddelenprijzen. Het onderzoek van ConQuaestor richt zich niet op een beschrijving van alle systemen die door andere landen van de Europese Unie worden gehanteerd. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Wat zijn de resultaten van het onderzoek van Conquaestor? Sinds wanneer zijn deze resultaten bekend?
Het rapport is nog niet klaar en dus ook nog niet in mijn bezit. Op 1 maart jl. heb ik bij brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer laten weten dat ik naar verwachting het onderzoeksrapport met mijn reactie vóór de zomer 2012 aan de Tweede Kamer kan doen toekomen (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 248, nr. 227).
Bent u bereid dit onderzoek per omgaande aan de Kamer te zenden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De financiële verliezen die het Wellantcollege voor zijn rekening neemt voor het IPC Groene Ruimte B.V. |
|
Metin Çelik (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Jaarverslag 2010 van het Wellantcollege?1
Ja
Hoe beoordeelt u ten aanzien van de staat van baten en lasten het negatieve resultaat van het Wellantcollege over 2010 in samenhang met het negatieve resultaat van het IPC Groene Ruimte B.V. van € 0,6 miljoen in datzelfde jaar, waar een positief resultaat van € 0,1 miljoen was begroot?1
De Inspectie van het Onderwijs heeft het Wellant College een basisarrangement toegekend. Dit betekent dat de financiële positie van het Wellant College geen aanleiding geeft tot nader onderzoek danwel te nemen maatregelen. Een afwijking in negatieve zin van het geprosnosticeerd resultaat zoals bij IPC Groene Ruimte B.V. het geval was, is op zich geen aanleiding voor mij om hier nader onderzoek te verrichten.
Hoeveel bedraagt het resultaat van het Wellantcollege over 2011 en hoeveel gaat het bedragen over 2012? Voor welk deel heeft dit te maken met tegenvallers bij IPC Groene Ruimte B.V.?
De jaarrekening over 2011 van het Wellant College is nog niet beschikbaar. Conform de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (RJO) dienen de bekostigde onderwijsinstellingen vóór 1 juli in het jaar volgend op het verslagjaar de jaarstukken in bij DUO. Derhalve is het gerealiseerd resultaat over 2011 en het begrote resultaat over 2012 nog niet beschikbaar.
Kunt u bevestigen dat er krachtens de wet noch krachtens de branchecode Goed bestuur in de bve-sector een juridische of morele verplichting voor een bve-instelling is om jaarcijfers binnen een redelijke termijn openbaar te maken, zodat het risico wordt geschapen op een financieel debacle dat de buitenwereld onmogelijk kan zien aankomen?2 3
Zoals gesteld dienen de bekostigde onderwijsinstellingen zich te houden aan de RJO. Hierin is opgenomen binnen welk termijn de jaarstukken voorzien van een controleverklaring moeten worden ingediend bij DUO (zie antwoord bij vraag 3). Die termijn is zorgvuldig afgestemd met het onderwijsveld, de accountancy en de overheid.
Acht u het toelaatbaar dat een bve-instelling op deze manier publieke onderwijsmiddelen aanwendt om met verlies een private markt te bedienen? Zo ja, waarom? Zo neen, wat gaat u daartegen dan ondernemen?
In de RJO is een handreiking opgenomen inzake publiek en private samenwerking. Hierin zijn de regels opgenomen hoe hiermee dient te worden omgegaan binnen het onderwijsveld. In de kern gaat het er hierbij om dat instellingen een zuiver onderscheid dienen te maken tussen het inzetten van publieke middelen voor publieke onderwijsdoelen versus private middelen voor private onderwijsactiviteiten. De toepassing van deze regels vormt een onderdeel van de controleverklaring.
Het negatief resultaat van € 0,6 mln bij IPC Groene Ruimte B.V. over 2010 is conform de regelgeving en handreiking onttrokken aan de private bestemmingsreserve. Hiermee is dus geen sprake van het aanwenden van publieke onderwijsmiddelen om een verlies op de private marktactiviteiten te dekken.
Vangrails |
|
Arie Slob (CU) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nederlandse vangrails verouderd»?1
Ja
Is het waar dat het type vangrail, dat in Nederland wordt gebruikt, nergens in Europa meer wordt toegepast?
Het type vangrail dat in Nederland wordt toegepast wordt ook in een aantal andere landen toegepast, waaronder België en Duitsland. Dit type voldoet aan de Europese norm (prestatieklasse H2). Net als in Nederland kan in bijzondere situaties een hogere prestatieklasse gekozen worden. Echter, anders dan in Nederland wordt door Frankrijk en Duitsland op sommige locatie (bijvoorbeeld in de zijbermen) voor een lager niveau (prestatieklasse H1) gekozen.
Waarom kiest u er voor nieuwe en betere alternatieven alleen op risicolocaties zoals bruggen en viaducten toe te passen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 van het lid Bashir (vraagnummer 2012Z08566, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2487), is een vangrail met een hoger kerend vermogen niet in alle omstandigheden beter vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
De vervanging van de Inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Waarom is ervoor gekozen een interimmer de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) te laten leiden voor de tijd dat er nog geen nieuwe Inspecteur-generaal is gevonden?1
De Inspecteur-generaal, de heer Van der Wal, bereikt deze zomer de pensioengerechtigde leeftijd. Aanvankelijk zou de heer Van der Wal op mijn verzoek aanblijven tot in zijn opvolging was voorzien. Daar ziet de IG van af.
Is er niemand in de organisatie die deze taak (tijdelijk) op zich kan nemen? Waarom is dit niet overwogen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gelet op de zwaarte van de betrokken takenpakketten van de Inspecteur-generaal heb ik ervoor gekozen om de heer Weck te vragen om de taak van waarnemend Inspecteur-generaal op zich te nemen.
Is de interimmer in het verleden werkzaam geweest op het ministerie van VWS of een andere departement? Zo ja, welke en hoe lang?
De heer Weck werkt sinds 1972 bij de rijksoverheid: van 1972 tot 1991 bij het ministerie van Economische Zaken, laatstelijk als plaatsvervangend Secretaris Generaal, van 1991 tot 2001 als Directeur Generaal bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat en sindsdien als Directeur Generaal bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Vanaf 2011 is de heer Weck werkzaam bij ABDTOPConsult.
Heeft de interimmer een medische achtergrond? Zo neen, waarom is dat niet vereist?
De heer Weck heeft geen medische achtergrond. Gezien het feit dat binnen de IGZ voldoende medische deskundigheid aanwezig is, acht ik dit verantwoord.
Wat is de bezoldiging voor deze interimmer en is dit in lijn met de Wet normering topinkomens?
De heer Weck is in ambtelijke dienst bij het ministerie van BZK. Hij is aangesloten bij ABDTOPConsult, onderdeel van de Algemene Bestuursdienst. De bezoldiging van de heer Weck bevindt zich onder de gestelde niveaus in de wet normering topinkomens.
Wat zijn de kosten voor deze interimmer per dag? Vindt u dit aanvaardbaar?
ABDTOPConsult is binnen de rijksdienst een onderdeel van de Algemene Bestuursdienst van het ministerie van BZK. TOP staat voor tijdelijke opdrachten en projecten. Dit interne consultancybureau is opgericht om de kennis en kunde van de ambtelijke top flexibel in te zetten en om op die manier ook de kosten van externe inhuur op zware advies-, consultancy- en interimopdrachten te verminderen. Voor het verrichten van opdrachten bij departementen wordt geen dagtarief in rekening gebracht.
Heeft de interimmer een reorganisatietaak meegekregen? Zo ja, welke?
De heer Weck neemt tijdelijk de functie van de Inspecteur-generaal waar. Daarbij hoort ook het voortzetten van de lopende omvorming van de IGZ naar een moderne toezichthouder langs de lijnen van mijn toezichtvisie IGZ. De aanbevelingen uit de twee onderzoeken naar de IGZ die ik eerder heb aangekondigd zullen hier ook aan bijdragen.
Het bericht dat de wachtlijsten voor donororganen explosief zijn gestegen |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Wachtlijst donororganen explosief gestegen»?1
Ik heb kennis genomen van dit persbericht van de stichting 2 Miljoen Handtekeningen en ik heb geconstateerd dat het tendentieus is en onjuistheden bevat. Ik heb in de antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Dijkstra niet gezegd dat er «licht positieve resultaten waarneembaar zijn in de grafieken», waarmee ik zou hebben gedoeld op het aantal donaties. Ik heb geantwoord dat het aantal transplantaties in de afgelopen jaren licht is gestegen. Daarnaast stelt het persbericht dat een van de doelstellingen van het Masterplan Orgaandonatie 25 tot 50% meer donaties was ten opzichte van het gemiddelde van 2005–2007, ook hier ging het echter om transplantaties. Tenslotte stelt het persbericht dat ik ben vergeten te vermelden dat de lichte toename van het aantal donaties wordt veroorzaakt door donaties bij leven. Dat is onjuist, cijfers over donatie bij leven worden nooit meegenomen in de cijfers die betrekking hebben op postmortale orgaandonaties.
Is het waar dat het aantal transplantabele wachtenden dat op een wachtlijst staat om een orgaan te ontvangen met circa negentig tot honderd personen is toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren? Zo ja, hoe beoordeelt u deze ontwikkeling?
Het klopt dat het aantal patiënten op de wachtlijst momenteel 1405 bedraagt ten opzichte van 1288 patiënten in april 2011. Voor mijn oordeel over ontwikkelingen op de wachtlijst verwijs ik naar mijn antwoorden op Kamervragen van het lid Dijkstra van 15 maart 2012 (102158-100360-GMT).
Is het waar dat u de lijst van geregistreerde wachtenden die tijdelijk niet transplantabel zijn niet meeneemt in uw berekeningen over het aantal wachtenden, en dat de totale groep geregistreerde wachtenden daarmee uit ruim 3 200 personen bestaat?2 Zo ja, denkt u niet dat het zinvol is dit ook te vermelden, zodat er een compleet beeld ontstaat van de problematiek?
Die berekeningen worden niet door mij gemaakt, het beheer van de wachtlijst is een taak van de Nederlandse Transplantatie Stichting, een zelfstandig bestuursorgaan. Zij plaatsen die mensen op de wachtlijst die aan de hand van door de transplantatiecentra opgestelde objectieve criteria als transplantabel kunnen worden aangemerkt en dus ook daadwerkelijk getransplanteerd kunnen worden. Ik vind het weinig zinvol om patiënten als wachtenden aan te merken als zij dat feitelijk niet zijn omdat ze geen transplantatie kunnen ondergaan.
Kunt u onderbouwen of uw beredenering ten aanzien van hoornvliestransplantaties, dat het aantal wachtenden op een donororgaan geen goede graadmeter is voor het aantal transplantaties, omdat een persoon gemakkelijker op een wachtlijst wordt geplaatst als de mogelijkheden voor transplantatie toenemen, ook van toepassing is op nier-, long- en levertransplantaties?
In mijn antwoorden op de eerder genoemde Kamervragen van het lid Dijkstra van 15 maart 2012 (102158-100360-GMT) heb ik proberen aan te geven dat er geen één op één relatie is tussen het aantal patiënten op de wachtlijst en het aantal transplantaties. Als dat zo zou zijn, zou het aantal patiënten op de wachtlijst moeten afnemen, het aantal transplantaties is in 2011 immers gestegen. De huidige toename op de wachtlijst moet dus een andere oorzaak hebben, die gelegen kan zijn in een toename van het aantal patiënten met orgaanfalen, maar ook in een versoepeling van de wachtlijstcriteria.
Wat is volgens u de reden dat het aantal transplantaties ondanks een lichte stijging nog steeds onder het aantal transplantaties uit 2007 ligt en de behaalde resultaten daarmee achterblijven bij de geformuleerde doelstellingen uit het Masterplan Orgaandonatie?
2007 Was een uitzonderlijk goed jaar, het is niet realistisch om dat jaar als uitgangspunt te nemen. Daarom ging de doelstelling van 25% meer transplantaties in 2013 uit het Masterplan ook uit van het gemiddelde van de jaren 2005–2007. Die doelstelling is nog niet gehaald, de stijging van het aantal percentages bedraagt momenteel 5,5%. De reden daarvoor is dat het aantal donaties niet is gestegen. Ik heb u in mijn brieven van 31 augustus 2011 (GMT/IB/3073386) en 21 december 2011 (GMT/IB 3095531) en de bijbehorende bijlagen aangegeven welke stappen ik ga nemen om het aantal transplantaties te laten toenemen.
Welke concrete stappen gaat u nemen om de wachtlijsten terug te dringen en het aantal transplantaties te bevorderen? Bent u bereid hier een stappenplan met concrete doelstellingen en meetmomenten aan te verbinden?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u op basis van de teleurstellende resultaten bereid het zwaarwegende advies uit het masterplan, het invoeren van een Actief Donor Registratiesysteem, te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben daartoe niet bereid. De redenen daarvoor heb ik u in mijn brief van 8 februari 2011 (GMT/IB 3036648) uiteengezet.
Het bericht dat drie homoseksuele Afrikanen uit Senegal, Oeganda en Sierra Leone een asielvergunning wordt geweigerd |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Leers |
|
![]() |
Is het waar dat u heeft gesuggereerd dat mensen hun geaardheid verborgen moeten houden om vervolging in hun land van herkomst te voorkomen?1
Op basis van het in paragraaf C2/2.10.2 van de Vc 2000 neergelegde beleid wordt van een vreemdeling niet verwacht dat hij zijn gerichtheid in het land van herkomst verborgen houdt. Indien betrokkene aannemelijk heeft gemaakt homoseksueel te zijn, wordt, op grond van de door betrokkene naar voren gebrachte verklaringen en de situatie blijkens de openbare bronnen, beoordeeld in welke mate aan de homoseksuele vreemdeling in het land van herkomst beperkingen worden opgelegd ten aanzien van de beleving van de seksuele geaardheid.
Indien aannemelijk is dat bij het bekend zijn of worden van de seksuele geaardheid in de directe (leef)omgeving van de asielzoeker de opgelegde beperkingen zo ernstig zijn dat er sprake is van vervolging, zal de vreemdeling in beginsel in aanmerking komen voor bescherming op grond van het Vluchtelingenverdrag. Ik zal het beleid hierover verder verduidelijken in de Vreemdelingencirculaire.
Zoals uw Kamer bekend is, ga ik in de beantwoording van Kamervragen in beginsel niet in op het verloop van individuele zaken. Wel kan ik u meedelen dat in de door u genoemde drie zaken het asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden. De gestelde seksuele geaardheid in deze zaken wordt geloofwaardig geacht. Echter, de informatie over de positie van de homoseksuelen in de genoemde landen geeft onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat de enkele omstandigheid dat betrokkenen homoseksueel zijn, leidt tot vergunningverlening. Uitgangspunt is dat de asielzoeker zijn verklaringen betreffende het asielrelaas, ook met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid en de daaraan gerelateerde problemen, aannemelijk moet maken.
Als er sprake is van een actief vervolgingsbeleid naar aanleiding van de strafbaarstelling, waarbij er ook sprake moet zijn van een bestraffingsmaatregel van een zeker gewicht, wordt overgegaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning.
De enkele strafbaarstelling is echter niet voldoende.
Is het waar dat u asielaanvragen ongegrond heeft geacht, omdat de geaardheid van de aanvrager best door hem of haar geheim kan worden gehouden? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot artikel 2.10.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000? Zo nee, waarom worden deze drie homoseksuele asielzoekers teruggestuurd naar een land waar homoseksualiteit strafbaar is gesteld?
Zie antwoord vraag 1.
Volgt uit deze redenering dat als homoseksuelen hun geaardheid kunnen verbergen als vervolging dreigt, ook gelovigen in zulke gevallen hun overtuiging kunnen verbergen? Geldt tevens voor mensen van een bepaalde cultuur of etniciteit dat zij kunnen proberen deze zo goed mogelijk te verbergen en dat zij dientengevolge teruggestuurd kunnen worden naar hun land van herkomst ondanks het risico op vervolging aldaar als de waarheid aan het licht komt?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 1 en 2 heb aangegeven zal, indien aannemelijk is dat bij het bekend zijn of worden van de seksuele geaardheid in de directe (leef)omgeving van de asielzoeker gegronde vrees bestaat voor vervolging, dan wel een reëel risico op een onmenselijke behandeling, de vreemdeling in beginsel in aanmerking kan komen voor bescherming. Dit geldt evenzeer waar het gaat om vervolging wegens religieuze overtuiging of culturele of etnische achtergrond. Dat van een vreemdeling wordt verlangd dit bij terugkeer verborgen te houden, is dan ook niet aan de orde.
Hoeveel Afrikanen hebben in recente jaren asiel aangevraagd wegens hun homoseksualiteit? Welk aantal daarvan is teruggestuurd om de reden dat van vervolging geen sprake zal zijn als zij hun geaardheid geheim houden?
Door de IND wordt niet in de geautomatiseerde systemen geregistreerd of een asielzoeker asiel aanvraagt wegens gestelde homoseksualiteit. Een dergelijke registratie acht ik ook in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens.
Wat is uw reactie op het feit dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gezien artikel 2.10.2 Vreemdelingencirculaire 2000, in diverse beoordelingen toch betoogt dat lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender asielzoekers (LHBT-asielzoekers) in het land van herkomst niet te vrezen hebben voor vervolging zolang zij discretie betrachten ten aanzien van hun seksuele geaardheid en genderidentiteit? Wat is uw reactie op het feit dat de IND in diverse gevallen zelfs over deze kwestie in beroep ging?2 Hoe kan worden voorkomen dat iets dergelijks in de toekomst nog gebeurt? Bent u bereid paragraaf C2/2.10.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 nog verder aan te scherpen en te expliciteren dan u nu voorstelt in uw reactie op het rapport «Fleeing Homophobia»?3
Mijn uitgangspunt is dat van vreemdelingen met een homoseksuele gerichtheid niet kan worden verwacht dat zij hun geaardheid verbergen. Wat betreft het betrachten van terughoudendheid, wil ik benadrukken dat Nederland niet aan een vreemdeling voorschrijft om terughoudendheid te betrachten bij het uiting geven aan zijn homoseksuele geaardheid. Die terughoudendheid kan onder omstandigheden voortvloeien uit de situatie in het land van herkomst.
Het asielbeleid is niet bedoeld om te garanderen dat personen hun seksuele geaardheid elders op dezelfde wijze kunnen uiten als zij in Nederland zouden kunnen doen. Bij de beoordeling van een asielaanvraag van een homoseksuele vreemdeling wordt door mij beoordeeld of de beperkingen, die in landen van herkomst worden opgelegd, als daad van vervolging moet worden aangemerkt.
Mij is bekend dat in ieder geval in een zaak die betrekking had op een asielzoekster uit Sierra Leone aan de vreemdeling is gesteld dat zij haar leven na terugkeer voort zou kunnen zetten, zoals zij dat eerder gedaan had. Uit haar relaas bleek dat zij haar geaardheid verborgen had gehouden voor haar omgeving. Dit strookt niet met het huidige beleid. Ik beoog met de ook in uw vraag aangehaalde verdere verduidelijking van de Vreemdelingencirculaire te voorkomen dat een dergelijke situatie zich in de toekomst nog voor zal doen.
Het feit dat in atoomschuilkelders maandelijks voor duizenden euro's eten wordt weggegooid |
|
Hero Brinkman (Brinkman) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
Weet u dat door de beheerders van atoomschuilkelders maandelijks voor duizenden euro’s eten wordt weggegooid?
Het al dan niet bouwen en in standhouden van openbare schuilgelegenheden is een gemeentelijke aangelegenheid.
Het Rijk heeft gemeenten tot 1988 ondersteund bij het bouwen van openbare schuilgelegenheden door hiervoor op verzoek een financiële bijdrage te verlenen en tot 1990 door bij te dragen in de kosten van het onderhoud. In totaal zijn tot 1988 72 grotere openbare schuilgelegenheden ingericht.
Het is mij niet bekend dat gemeenten voedselvoorraden zouden aanleggen in openbare schuilgelegenheden en dat de beheerders hiervan maandelijks voor duizenden euro’s eten zouden weggooien. Navraag leert dat ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hiervan niet op de hoogte is.
Indien dit in een bepaalde gemeente toch het geval zou zijn, zie ik voor mijzelf geen rol weggelegd. Het betreft immers gemeentelijk beleid waarvoor verantwoording wordt afgelegd aan de gemeenteraad.
Is het waar dat dit de gangbare praktijk is in atoomschuilkelders in Nederland en kunt u precies vertellen bij hoeveel schuilkelders dit gebeurt?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat dit voedsel, gezien de voedseltekorten bij de voedselbank, beter een week voor het verstrijken van de houdbaarheidsdatum aan de voedselbank gedoneerd kan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit initiëren?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat Afghanistan wil dat Nederland onderzoek gaat doen naar oorlogsmisdadigers |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Leers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat Afghanistan wil dat Nederland serieus onderzoek gaat doen naar Afghaanse vluchtelingen die artikel 1F Vluchtelingenverdrag krijgen tegengeworpen, omdat ze officier of onderofficier zijn geweest bij de Afghaanse veiligheidsdienst (KhAD/WAD)?1
Hoeveel Afghaanse vluchtelingen bevinden zich in Nederland die om voornoemde reden de 1F-status hebben gekregen? Bij hoeveel van deze 1F’ers loopt de procedure nog? Hoeveel Afghaanse 1F’ers zijn uitgeprocedeerd en bevinden zich nog in Nederland? Hoeveel daarvan kunnen wegens een uitzetbeletsel niet terugkeren naar land van herkomst en hoe lang bevinden zij zich gemiddeld in Nederland?
Kunt u voorbeelden noemen waarmee een Afghaanse vluchteling kan bewijzen geen oorlogsmisdadiger te zijn, ondanks zijn functie als officier danwel onderofficier bij KhAD/WAD?
Hoeveel Afghaanse officieren en onderofficieren die in Nederland de 1F-status hebben gekregen zijn alsnog succesvol vervolgd de afgelopen tien jaar?
Wat is uw reactie op de uitspraken van Afghanistan dat er geen enkel bewijs is dat alle officieren en onderofficieren van de veiligheidsdienst zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden? Bent u bereid om naar aanleiding van deze uitlatingen met de Nederlandse ambassade in Kabul om tafel te gaan en te bekijken welke delen van het ambtsbericht kunnen worden aangepast? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat het ambtsbericht uit 2000 is gebaseerd op onderzoek dat is gedaan door de Nederlandse ambassade in Pakistan? Zo ja, wat is uw reactie op de uitspraak van een onderzoeker die stelt dat deze bron niet te vertrouwen was? Zo nee, met welke bronnen is dit ambtsbericht dan wel tot stand gekomen?
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Somaliërs kunnen voorlopig blijven en krijgen schadevergoeding»?1
Ja.
Is het waar dat u de hoger beroepszaken van zestien Somalische afgewezen asielzoekers heeft stopgezet omdat uitzetting praktisch moeilijk realiseerbaar is? Kunt u nader toelichten waarom daarvan sprake is?
Vreemdelingen afkomstig uit Somalië die niet in aanmerking komen voor een asielvergunning kunnen terugkeren naar hun land van herkomst, en dit wordt ook van hen verwacht. Voordat de verplichting wordt opgelegd om Nederland te verlaten wordt op zorgvuldige wijze getoetst of iemand bescherming behoeft en of iemand risico loopt bij terugkeer naar zijn land van herkomst. Vreemdelingen uit Mogadishu en overige delen van Zuid- en Centraal-Somalië zullen in veel gevallen in aanmerking komen voor bescherming.
Vreemdelingen afkomstig uit Zuid en Centraal-Somalië die niet in aanmerking komen voor bescherming, kunnen terugkeren via de internationale luchthaven van Mogadishu. Vanaf daar kan verder gereisd worden over land. Diverse luchtvaartmaatschappijen onderhouden vluchten op de luchthaven van Mogadishu, welke overigens buiten de stad Mogadishu ligt. Onlangs heeft zich Turkish Airlines daarbij gevoegd met een regelmatige verbinding en van deze mogelijkheden wordt ook in de praktijk gebruik gemaakt.
Terugkeer naar Noord-Somalië is eveneens mogelijk. Vanaf de luchthaven in Mogadishu kan worden doorgevlogen naar een luchthaven in Noord-Somalië. Door tussenkomst van de DT&V zijn al eerder enkele vreemdelingen op vrijwillige basis teruggekeerd naar Noord-Somalië, inclusief Puntland. Zoals gezegd is er een zeer regelmatige reizigersstroom en terugkeer is derhalve wel degelijk mogelijk.
Bij de voorbereiding van de gedwongen terugkeer van Somalische vreemdelingen die niet zelfstandig zijn vertrokken, heb ik geoordeeld dat het op dit moment niet mogelijk is om te komen tot een wijze van gedwongen terugkeer naar Noord-Somalië die ik verantwoord acht. Daarom zijn de hoger beroepen ingetrokken.
Volgde niet al automatisch uit uw beleid dat de uitzettingen van Somaliërs amper realiseerbaar waren, aangezien de hoofdstad Mogadishu, waar het enige vliegveld is gelegen, een oorlogsgebied is en slechts enkele gedeelten van Somalië nog als enigszins veilig kunnen worden beschouwd? Welke nieuwe ontwikkelingen zijn er? Op welke veilige wijze over land of via de lucht kan volgens u via Mogadishu het relatief veilige Zuid- en Centraal Somalië worden bereikt?
Zie antwoord vraag 2.
Kan uit uw intrekkingen van de hoger beroepszaken worden opgemaakt dat u de uitzettingen van alle Somaliërs opschort totdat de veiligheidssituatie in het land is verbeterd?
Neen. Die conclusie is onjuist. Zoals aangegeven verzet de algehele veiligheidssituatie zich niet tegen de terugkeer van vreemdelingen naar Noord-Somalië en de reden van het intrekken van de beroepen is dan ook niet hierin gelegen. De inzet blijft dan ook gericht op het zoeken naar verantwoorde mogelijkheden voor gedwongen terugkeer naar Noord-Somalië.
Welke gevolgen heeft dit voor de Somaliërs die momenteel in vreemdelingenbewaring zitten?
De vreemdelingenbewaring van Somaliërs die in vreemdelingenbewaring zaten met het oog op terugkeer naar Noord-Somalië, is opgeheven.
Op welke wijze wordt voor afgewezen Somalische asielzoekers die niet uitgezet kunnen worden, in onderdak voorzien?
Vreemdelingen die kunnen terugkeren maar dat niet doen, krijgen geen door de Staat bekostigde opvang, behalve de gebruikelijke uitzonderingssituaties: alleenstaande minderjarige vreemdelingen, gezinnen met minderjarige kinderen. Indien zij niet zelfstandig terugkeren, hoewel dat wel mogelijk is, eventueel met ondersteuning van de overheid, bestaat in beginsel geen verplichting tot, noch ben ik bereid om in onderdak te voorzien.
Bent u bereid om in elk geval ten aanzien van de Somalische gezinnen met minderjarige kinderen ruimhartig te bezien of aan hen alsnog asiel verleend kan worden, met het oog op de nog immer slechte veiligheidssituatie in Somalië en de mogelijke worteling van de kinderen in Nederland?
In het staande beleid wordt rekening gehouden met de bijzonder precaire veiligheidssituatie in met name Zuid- en Centraal-Somalië, inclusief Mogadishu. Dit beleid is nog recent gewijzigd aan de hand van de situatie aldaar. Ik houd dan ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling, waaronder uiteraard ook zijn gezinssituatie valt.
Het bericht dat ABN Amro kwijtschelding van leningen aan openbaar vervoerbedrijven in Griekenland weigert |
|
Ronald Plasterk (PvdA) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat ABN Amro kwijtschelding op leningen aan openbaar vervoerbedrijven in Griekenland weigert?1
Ja.
Was de geschetste situatie u bekend ten tijde van de afspraken over de Griekse schuldafschrijvingen?
Er is op verschillende momenten in het afgelopen jaar in Europees verband gesproken over Griekse schuldafschrijvingen door private partijen. Sinds de zomer van 2011 is er tussen het ministerie van Financiën en ABN Amro ook regelmatig contact geweest hierover. De Griekse regering heeft op 25 augustus 2011 een informatieverzoek gedaan met daarin een voorstelde lijst obligaties die voor vrijwillige afschrijving in aanmerking zouden komen. Dit informatieverzoek is via het ministerie van Financiën aan de financiële instellingen verstuurd. Obligaties van de Griekse spoorwegmaatschappij (OSE) in het bezit van ABN Amro stonden op die lijst. Ten tijde van de Eurotop van 26 oktober 2011 waren er dan ook sterke indicaties dat de betreffende obligaties zouden worden meegenomen in de herstructurering en dat de ABN Amro niet genegen was om hierin te participeren. Wel moet benadrukt worden dat de definitieve lijst voor de obligatieomruil naar aanleiding van de Eurotop van 26 oktober 2011 pas op 24 februari 2012 bekend is geworden.
De Griekse staat onderhandelde met het Institute of International Finance (IIF) over de vrijwillige private schuldafschrijving, onderhandelde het IIF daar ook namens ABN Amro?
ABN Amro is lid van het IIF, maar heeft niet zoals sommige andere leden geparticipeerd in het onderhandelingsproces over de vrijwillige private schuldafschrijving met Griekenland. Ik kan echter geen uitspraken doen over het mandaat van het IIF om namens zijn leden te onderhandelen. Wel wijs ik op de publieke communicatie van het IIF dat uiteindelijk iedere obligatiehouder van Griekenland voor zichzelf moet besluiten om al dan niet aan de herstructurering deel te nemen.2
Waren u en het IIF op de hoogte van de mening van ABN Amro over de schuldafschrijvingen op leningen aan deze overheidsdeelnemingen? Zo ja, hoe is het dan mogelijk dat er maanden na het akkoord tussen Griekenland en het IIF onduidelijkheid is ontstaan over het wel of niet afschrijven op deze leningen?
Mede op aandringen van Nederland is op de Eurotop van 26 oktober 2011 er bewust voor gekozen om de verantwoordelijkheid voor de herstructurering bij Griekenland zelf te leggen. Dit betekent dat het aan Griekenland zelf was om met haar private crediteuren tot overeenstemming te komen over hoe de herstructurering zou worden vormgegeven binnen de randvoorwaarden die de regeringsleiders en staatshoofden daarvoor hadden gesteld. Dit is conform de gebruikelijke internationale praktijk waarbij een wijziging van de betalingscondities tot stand komt tussen contractspartijen onderling.
Alhoewel de mening van ABN Amro mij bekend was, is het niet aan mij om hier een oordeel over te hebben, aangezien het aan instellingen zelf is om te beslissen of zij aan vrijwillige schuldafschrijving meedoen. Ik heb van ABN Amro begrepen dat zij in de periode tussen 26 oktober 2011 en 24 februari 2012 slechts incidenteel contact heeft gehad met de Griekse regering. Ik heb ook begrepen dat er geen contact is geweest tussen ABN Amro en het IIF over de vrijwillige schuldafschrijving in die periode. Gevolg hiervan is dat ABN Amro voor 24 februari 2012 geen definitief uitsluitsel had verkregen over de vraag of «haar» OSE-obligaties op de lijst zouden voorkomen van obligaties die voor vrijwillige schuldafschrijving in aanmerking kwamen.
Is het waar dat andere leningen aan Griekse overheidsdeelnemingen geen onderdeel van de «haircut» zijn?
Ja. Griekenland telt een zeer grote hoeveelheid overheidsbedrijven, terwijl obligaties van drie overheidsbedrijven in de lijsten van de vrijwillige schuldafschrijving zijn meegenomen. Het is mij niet bekend in welke mate de andere Griekse overheidsbedrijven obligaties uitgeven danwel gebruik maken van andere vormen van leningen.