De Bilderbergconferentie 2012 |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Rutte snapt Bilderberg-regel niet»?1
Ja.
Kent u de Chatham House Rule?2 Zo ja, zijn er nog andere regels die gezamenlijk te duiden zijn als de Chatham House Rules? Zo nee, hoe verhouden de door u genoemde Chatham House Rules zich tot de Chatham House Rule zoals hier gedefiniëerd?
Ja, ik ben bekend met de strikte definitie als aangegeven op de website van Chatham House. In het algemeen diplomatiek gebruik wordt met Chatham House Rule(s) geduid op een bijeenkomst waarvan de besprekingen op off the record basis zijn. Wat zoveel wil zeggen dat na afloop van de bijeenkomst geen uitlatingen aan derden worden gedaan over het besprokene.
Deelt u de mening dat volgens de Chatham House Rule deelnemers aan een discussie vrijuit moeten kunnen spreken? En dat er in de buitenwereld gesproken mag worden over die discussie mits uitspraken niet te herleiden zijn tot individuele deelnemers? Zo nee, waarom niet. Zo ja, bent u dan bereid mijn eerdere vragen alsnog binnen de mogelijkheden van de Chatham House Rule te beantwoorden?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de Chatham House Rule u de mogelijkheid biedt om mededeling aan derden te doen over wat u zelf gezegd heeft tijdens de conferentie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid alsnog verslag te doen van uw inzet en bijdrage aan de Bilderbergconferentie?
Zie antwoord op vraag 2.
Is het waar dat bij conferenties die vallen onder de Chatham House Rule de deelnemerslijst niet gepubliceerd mag worden? Zo nee, waarop baseert u uw antwoord? Zo ja, om welke reden mag worden aangenomen dat de Bilderbergconferentie zou vallen onder de Chatham House Rule, nu de deelnemerslijst aan die conferentie wel openbaar gemaakt is?
Het al dan niet delen van de deelnemerslijst van een bijeenkomst met derden is aan de organisatie van een iedere bijeenkomst. Het causale verband dat u lijkt af te leiden uit het al dan niet delen van een deelnemerslijst en het vrijgeven aan, dan wel delen met derden van hetgeen besproken is -al dan niet herleidbaar- deel ik niet.
Antwoord6
Zie antwoord op vraag 5.
Kunt u het verband aangeven tussen Chatham House en de Bilderbergconferentie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u tevens aangeven wie bepaalt waar en wanneer de Chatham House Rule van toepassing zou zijn en waarom dat het geval is?
Kunt u uitsluiten dat verblijf en deelname aan de conferentie door de Nederlandse deelnemers (inclusief de internationale afgevaardigden met een Nederlands paspoort) die geen lid van de regering zijn, direct of indirect voor rijksrekening gekomen zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord wanneer dat voor enige afgevaardigde met Nederlands paspoort toch het geval mocht zijn geweest?
Ja dat kan ik voor deze kabinetsperiode uitsluiten.
Spoorcapaciteitsproblemen rondom Zwolle |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoord op vragen van het lid Slob over de spoorcapaciteit Zwolle – Herfte Aansluiting – Emmen d.d. 17 november 2010?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat het baanvak Zwolle-Herfte op 2 maart j.l. door ProRail alsnog overbelast is verklaard2 en dat bovendien uit een recentelijk in opdracht van de betrokken provincies uitgevoerd onderzoek is gebleken dat de infrastructuur op het deeltraject Herfte-Emmen eveneens niet volstaat?3
Ja, het is mij bekend dat ProRail 2 maart j.l. voor het baanvak Zwolle – Herfte aansluiting een overbelastverklaring heeft afgegeven. Ten aanzien van het traject Emmen – Herfte aansluiting neem ik aan dat u doelt op de conclusie dat om de gevraagde kwartiersdienst op het traject Emmen – Zwolle binnen de gewenste normtijden gepland te krijgen maatregelen noodzakelijk zijn.
Wat is uw mening over het feit dat Zwolle-Herfte nu pas overbelast wordt verklaard en Herfte-Emmen dat zelfs nog steeds niet is, terwijl alle feiten die de problematiek duidelijk maakten reeds veel langer bekend zijn, in meerdere vragen en debatten door verschillende fracties aan de orde zijn gesteld en er reeds geruime tijd aanzienlijke budgetten beschikbaar zijn gesteld om de door de Kamer wél gesignaleerde problematiek tijdig en robuust op te lossen?4
Het proces van overbelast verklaren is onderdeel van het reguliere proces voor de totstandkoming van de dienstregeling waarin vervoerders en ProRail bepalen of er capaciteitsknelpunten zijn of in de nabije toekomst te verwachten zijn. In mijn antwoord van 17 november 2010 op de vragen van Kamerlid Slob heb ik aangegeven dat er toen geen reden was om voor het traject Zwolle – Emmen een overbelastverklaring af te geven.
Bij de coördinatie in het verdelingsproces voor de dienstregeling 2013 is gebleken dat geen overeenstemming kon worden bereikt voor de verdeling van de treindienst op het deeltraject Zwolle – Herfte. Door ProRail is daarop terstond een overbelastverklaring afgegeven. Een belangrijk verschil met de situatie rond 2010 is dat, zoals gemeld in mijn brief van 18 januari 2012 (TK 29 984 nr. 283), het project ZwolleSpoort gefaseerd opgeleverd zal worden, waardoor een deel van de benodigde functionaliteiten later opgeleverd wordt.
Met betrekking tot Herfte – Emmen geldt dat door ProRail, vervoerders en de Noordelijke Provincies in het Programma Noord Nederland verschillende dienstregelingconcepten voor de toekomst worden uitgewerkt. In het Programma Noord Nederland wordt door het Ministerie vanuit onder andere de motie Koopmans budget beschikbaar gesteld om voor die treindiensten de noodzakelijke maatregelen in de infrastructuur te treffen. Het traject Emmen – Herfte aansluiting maakt onderdeel uit van dit programma. Vooruitlopend op de uitwerking van de toekomstige dienstregelingconcepten is een overbelastverklaring echter nog niet aan de orde.
Deelt u de conclusie dat twee van de drie in de betreffende overbelastverklaring genoemde oplossingsrichtingen niet tijdig, voordat het betreffende knelpunt optreedt, kunnen worden gerealiseerd, gezien de tijd die realisatie van een fly-over kost? Deelt u de conclusie dat de andere voorgestelde oplossing leidt tot een slechter treinproduct voor groepen reizigers? Waarom is seinverdichting niet genoemd als snel realiseerbare (interim-) oplossing?
De in de overbelastverklaring genoemde oplossingsrichtingen zijn vanuit het
overleg van ProRail met vervoerders naar voren gekomen mogelijke oplossingsrichtingen. De opsomming is zeker niet limitatief. Volgend op een overbelastverklaring zal door ProRail een capaciteitsanalyse uitgevoerd worden waarin mogelijke kosteneffectieve oplossingen verkend zullen worden. Deze capaciteitsanalyse is naar verwachting medio september gereed. Volgend op die capaciteitsanalyse zal ProRail in overleg met de vervoerders de meest kansrijk en effectief ingeschatte oplossingsrichtingen uitwerken in een capaciteitsvergrotingplan. Het korter na elkaar laten rijden van de treinen zal hierin worden meegenomen. In het capaciteitsvergrotingplan zal vervolgens een verwachte realisatietijd van de oplossingsrichtingen gegeven worden.
Deelt u thans alsnog de mening dat ProRail niet heeft gehandeld op een wijze zoals de Europese richtlijn dit beoogt en verlangt, namelijk dat overbelast verklaring terstond moet gebeuren als in de nabije toekomst een capaciteitsprobleem wordt voorzien? Zo nee, kunt u dit toelichten en daarbij ook ingaan op het achterliggende doel van de betreffende clausule in genoemde EU-richtlijn, te weten het vermijden van capaciteitstekorten die in redelijkheid vooraf voorzienbaar waren?
Nee, die mening deel ik niet. Zie verder het antwoord bij vraag 3.
Onderschrijft u de stelling dat één van de belangrijkste concessionele taken van ProRail het zorgen voor voldoende capaciteit is? Hoe beoordeelt u vanuit deze optiek de gang van zaken op het traject Zwolle-Herfte-Emmen?
Ja. Zie verder mijn antwoord op vraag 3.
Deelt u de conclusie dat er sprake is van een fundamenteel besturingsprobleem indien er door ProRail pas actie wordt ondernomen als het al veel te laat is om nog maatregelen te nemen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Daarnaast wordt door IenM op regelmatige basis een Nationale Markt en Capaciteit Analyse (NMCA) uitgevoerd, waarmee ik mogelijke knelpunten voor de middellange en lange termijn in kaart breng en een basis leg voor de toekomstige investeringsbeslissingen.
Kunt u aangeven waarom ProRail als oplossing van dit knelpunt wel een dure fly-over overweegt, maar niet de realisatie van een 3e en 4e spoor tussen Zwolle en Herfte? Deelt u de mening dat met een 4e spoor de corridor Zwolle-Emmen volledig onafhankelijk van de corridor Zwolle-Meppel zou kunnen worden afgewikkeld aan de oostzijde van Zwolle zonder dure fly-over? Deelt u de mening dat een dergelijke oplossing veel meer voordelen heeft en tevens past binnen het concept Robuust Spoor, dat uitgaat van het ontvlechten van spoorverbindingen waar dit zinvol is?
Zoals aangegeven bij antwoord 4 zijn de in de overbelastverklaring genoemde oplossingen niet limitatief. Volgend op de overbelastverklaring stelt ProRail een capaciteitsanalyse op met daarin mogelijke oplossingsrichtingen die kosteneffectief zijn. Hierin worden zoals aangegeven in de overbelastverklaring ook oplossingsrichtingen met een 3e en/of 4e spoor meegenomen. Ook het korter na elkaar laten rijden van de treinen zal hierin worden meegenomen. Deze capaciteitsanalyse is echter nog niet gereed.
Herinnert u zich dat het besluit van uw ambtsvoorganger om over de IJssel een tweesporige brug te bouwen, mede gebaseerd is op de aanname dat er op deze flessenhals «BB21» (Beheersing en Beveiliging in de 21e eeuw) toegepast zou worden, en dat er om die reden geen drie- of viersporige brug nodig was?5 Waarom is dit essentiële aspect niet genoemd in de brief van 13 juli 20096 over het zogenaamde «8-minuten-probleem» rond Zwolle, terwijl het duidelijk is dat dit probleem veroorzaakt is door het niet-realiseren van BB21, noch een adequate vervanging daarvoor, zoals seinverdichting?
Ik herinner mij dit besluit. De stelling dat het «8-minutenprobleem» rond Zwolle veroorzaakt is door het niet realiseren van BB21, noch een adequate vervanging daarvoor zoals seinverdichting, kan ik niet onderschrijven. Om te beginnen wijkt de actuele situatie af van het zogenaamde «8-minuten-probleem», zoals uiteengezet in de brief van 13 juli 2009. Dit was gebaseerd op het theoretische dienstregelingmodel ten behoeve van de Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse (LMCA) van november 2007. Voorts heeft mijn ambtsvoorganger, in antwoord op schriftelijke vragen (brief van 8 december 2009 TK 32 123 nr. 72) gemeld dat op het samenlooptraject van de Hanzelijn en de Veluwelijn tussen Zwolle en Hattemerbroek aansluiting in het kader van het project Hanzelijn een minimale seinafstand is gerealiseerd die een opvolgtijd van twee minuten mogelijk maakt. Bovendien verwijs ik naar de passage in de aangehaalde brief van 13 juli 2009 over het optimaliseren van het emplacement Zwolle. Deze maatregelen zijn inmiddels onderdeel van het project ZwolleSpoort. Mijn conclusie is dan ook dat de problematiek in Zwolle bezien moet worden vanuit de actuele inzichten.
Waarom heeft u nog steeds geen gevolg gegeven aan de toezegging van uw ambtsvoorganger van 15 december 2008 om het betreffende «8-minuten-probleem» op te lossen met seinverdichting?7 Deelt u de conclusie dat, indien deze seinverdichting nu reeds was gebouwd, dat dan de thans optredende problemen rondom Zwolle niet zouden bestaan of in veel mindere mate? Hoe beoordeelt u dit vanuit de concessionele taak van ProRail om te zorgen voor voldoende capaciteit?
Zie het antwoord bij vraag 9.
Is het u bekend dat er in april 2013 opnieuw een Intercity-overstapprobleem in Zwolle8 en mogelijk ook een spitsvervoerscapaciteitsprobleem ontstaat in de hervatte treindienst Enschede-Zwolle? Hoe ziet u dit in relatie tot de opmerking van uw ambtsvoorganger om (citaat) «de kwaliteit/betrouwbaarheid van de treindienst ná de ingebruikname van de tunnel te verbeteren ten opzichte van de huidige (storingsgevoelige) situatie»?9 Bent u bereid op zo kort mogelijke termijn deze problematiek aan te pakken?
Zoals in het antwoord bij vraag 3 is aangegeven zal het project ZwolleSpoort gefaseerd opgeleverd worden, waardoor een deel van de benodigde functionaliteiten later opgeleverd wordt. De door u geschetste problematiek doet zich voor in de periode dat de volledige functionaliteit van Zwolle nog niet beschikbaar is. Over de definitieve planning wordt u geïnformeerd zodra ProRail mij heeft geïnformeerd. Naar verwachting levert ProRail deze planning medio juli op. Van een mogelijk spitsvervoerscapaciteitsprobleem is mij overigens niets bekend.
Bent u, mede gelet op het gedeeltelijke uitstel en heroverweging van de spoorwerken in Zwolle en de voortschrijdende capaciteitsinzichten, bereid de knelpunten op de tweesporige flessenhals Hattemerbroek-Zwolle-Herfte-Meppel alsnog mee te nemen in het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer en de besteding van het budget uit de motie-Koopmans? Bent u bereid om hiervoor de eerder voorgenomen bestedingen van de motie-Koopmans waar nodig bij te stellen?
Allereerst zal op basis van nader onderzoek van ProRail worden bezien welke maatregelen nodig en kosteneffectief zijn, waarbij ik vooralsnog uit ga van de huidige beschikbare middelen uit het budget Motie Koopmans. Indien toch extra budget nodig blijkt te zijn zal ik daarover in overleg gaan met de regio. Deze corridor is geen onderdeel van de trajecten van PHS, zodat ik dit niet uit PHS zal financieren indien er extra budget nodig zou blijken te zijn.
Kunt u met de beantwoording van deze vragen de lijst met 50 prioriteitsprojecten die ProRail heeft geïdentificeerd in het kader van het project Robuust Spoor naar de Kamer sturen en de Kamer ook nader informeren over de stand van zaken met Robuust Spoor?
In lijn met de aanbeveling van de commissie Kuiken gaan de sector en ik, elk vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid, door met de ontwikkeling van Robuust Spoor.
ProRail is gezien haar taak continue bezig met het onderzoeken van (locatie-) specifieke verbeteringen aan het spoor ten behoeve van vervoerders. Door ProRail wordt momenteel voor circa 50 locaties waar zich mogelijk een knelpunt gaat voordoen onderzocht welke maatregelen noodzakelijk zijn.10 Deze maatregelen worden gefinancierd uit het budget voor Kleine Functiewijzigingen, dat specifiek bedoeld is om knelpunten in het vervoersysteem op te lossen. In het Beheerplan 2012 is hiervoor binnen het bestaande budget voor kleine functiewijzigingen een bedrag van € 221 mln. opgenomen voor de periode 2012 t/m 2017.
De uitspraak van premier Erdogan van Turkije dat abortus moord is |
|
Mariko Peters (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken over abortus van premier Erdogan van Turkije, die hij heeft gedaan tijdens Internationale Conferentie van Parlementariërs?1
Ja.
Wat is uw reactie op deze uitspraken van de Turkse premier, die abortus beschouwt als moord en ook tegen de keizersnede is?
Ik verwijs naar de vigerende Nederlandse wetgeving op dit gebied die abortus onder voorwaarden toestaat. De visie die daaraan ten grondslag ligt is wezenlijk anders dan die van de Turkse premier.
Bent u bereid deze uitspraken aan de orde te stellen tijdens het bezoek dat u met de Koningin van 13 tot en met 15 juni 2012 aan Turkije brengt in het kader van 400 jaar diplomatieke betrekkingen? Bent bereid daarbij het recht op abortus voor iedere vrouw te verdedigen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken hierover?
Bent u bereid deze vragen voor uw vertrek naar Turkije op 13 juni te beantwoorden?
Geluidsoverlast van de Betuwelijn |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de second opinion van ingenieursbureau Peutz1 over het rapport «Geluidsonderzoek Hardinxveld-Giessendam» van ingenieursbureau DGMR2 in opdracht van ProRail?
Ja.
Deelt u het bezwaar van Peutz dat DGMR de gemeten geluidswaarden niet heeft gecorrigeerd voor de gemiddelde snelheid van de treinen (Tracébesluit)?
DGMR heeft wel degelijk een snelheidscorrectie toegepast om de geluidsbelasting te toetsen aan het Tracébesluit. Om de huidige feitelijke geluidsbelasting te kunnen beoordelen, is ook gekeken naar de waarden die niet gecorrigeerd zijn voor de snelheid.
Deelt u het bezwaar van Peutz dat de spreiding van de meetresultaten te groot is om een betrouwbare bepaling van de gemiddelde waarden van de geluidbelasting te kunnen maken?
Nee, dit bezwaar deel ik niet. De meetresultaten laten weliswaar een grote spreiding zien, maar door de verscheidenheid in wagentypen is dat gebruikelijk bij metingen van het geluid van goederentreinen. DGMR heeft gemeten conform het wettelijk vastgelegde reken- en meetvoorschrift, waardoor de metingen voldoen aan de vereiste mate van betrouwbaarheid.
Deelt u de conclusie van Peutz dat in de huidige situatie de berekende waarden uit het Tracébesluit al worden bereikt of overschreden?
Die conclusie deel ik niet. De resultaten van de geluidsmetingen van DGMR laten zien dat het feitelijke gebruik van de Betuweroute op dit moment niet leidt tot overschrijding van de waarden uit het Tracébesluit.
Deelt u de conclusie van Peutz dat bij de verwachte toename van de intensiteit van het spoorgebruik, conform Tracébesluit, de geluidswaarden de voorkeurswaarden zullen overschrijden?
Ik acht die conclusie te voorbarig. Zo gaat Peutz niet uit van instroom van stil materieel. Met de inwerkingtreding van Swung-1 vanaf 1 juli 2012 worden geluidproductieplafonds vastgesteld voor de Betuweroute. Daarbij is aangesloten bij het Tracébesluit. Vanaf 2013 rapporteert de beheerder jaarlijks over de naleving van deze geluidproductieplafonds. In dit nalevingsverslag zal de beheerder ook een overzicht van de baanvakken geven waar de berekende geluidproductie op één of meer referentiepunten 0,5 dB of minder onder het geldende geluidproductieplafond ligt. Een dreigende overschrijding wordt dan op tijd zichtbaar. Overigens is er op korte termijn nog geen sprake van vervoersvolumes conform het Tracébesluit.
Vanuit mijn ministerie en op Europese schaal worden er op dit moment initiatieven uitgewerkt om in de periode naar 2020 tot 80% stil goederenmaterieel te komen.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat in de lopende MER-evaluatie het aspect geluidsoverlast op een goede wijze meegenomen wordt?
De metingen en onderzoeken in het kader van de MER-evaluatie zijn bijna afgerond. Het aspect geluid is daarin zorgvuldig meegenomen op de wijze waarop het programma voor de evaluatie van de milieueffecten van de Betuweroute voorschrijft. In Hardinxveld-Giessendam zijn de metingen uitgebreider geweest dan dit programma voorschrijft. Naast het onderzoek van DGMR voert Movares in het kader van de MER-evaluatie op andere locaties langs de Betuweroute geluidsonderzoeken uit.
Welke maatregelen, als snelheidsbeperkingen of verhogen van geluidsschermen, gaat u nemen om overschrijding van de voorkeurswaarden te voorkomen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb opgemerkt, geldt vanaf 1 juli 2012 een nieuw wettelijk kader. Daarin is ook vastgelegd op welke wijze er moet worden omgegaan met dreigende overschrijdingen van de geluidproductieplafonds. Dit wettelijk kader is voor mij leidend. Ook verwijs ik hierbij naar de initiatieven om tot stiller goederenmaterieel te komen.
De overwegingen van de GGD bij het keuren van uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Tofik Dibi (GL), Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Leers |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving dat de GGD bij het keuren van uitgeprocedeerde asielzoekers zich mogelijk laat leiden door niet-medische overwegingen?1
Ja.
Deelt u de mening dat artsen te allen tijde objectief een diagnose moeten kunnen stellen, zonder daarbij beïnvloed te worden door gemeentelijk of regeringsbeleid en de eventuele mogelijkheden voor opvang?
Ja, altijd en zonder voorbehoud.
Deelt u de zorgen over de voorbeelden van verwaarloosde zorgvragen, waardoor mensen met bijvoorbeeld kaakabcessen door blijven lopen, terwijl medische behandeling noodzakelijk is? Bent u bereid het uitsluiten van tandartszorg van het waarborgfonds voor zorg aan mensen zonder rechtmatig verblijf te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik al eerder in mijn brief van 8 december 2011 naar aanleiding van de evaluatie van de regeling financiering zorg illegalen heb aangegeven, is er voor gekozen om het wettelijke aansprakenpakket (basispakket) onder de bijdrageregeling te brengen. Dit betekent dat chirurgisch tandheelkundige hulp van specialistische aard onder de bijdrageregeling valt. Ik merk op dat het vergoedingensysteem van art. 122a als uitgangspunt hanteert, dat betrokkenen de kosten van de zorg in beginsel zelf betalen. Ik zie geen reden om voor de zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen een ander beleid te voeren dan voor verzekerden.
Bent u bereid bijvoorbeeld de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek te laten instellen naar de in het artikel genoemde zaken, en naar de onafhankelijkheid van GGD-artsen in het algemeen?
In 2012 schenkt de IGZ specifiek aandacht aan verantwoorde (keten)zorg voor kwetsbare groepen. Het toezicht van de IGZ richt zich daarbij op groepen in de bevolking die vanwege hun geringe sociale redzaamheid extra kwetsbaar zijn voor gezondheidsrisico’s. Deze groepen hebben over het algemeen een slechtere gezondheid dan de rest van de bevolking. De IGZ onderzoekt daarbij ook complexe problemen op verschillende leefgebieden, waarbij vaak meerdere hulpverleners en instanties zoals het Bureau Medische Advisering (BMA) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) betrokken zijn. Dit met betrekking tot hun rol ten aanzien van medische advisering. Ik geef de voorkeur aan een dergelijke brede insteek boven een insteek die slechts toeziet op de rol van één doelgroep en/of actor.
Een zeer lage straf voor ernstige dierenmishandeling |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «115 vogels sterven hongerdood»?1
Ja.
Is het waar dat genoemde problemen zich al in 2010 hebben voorgedaan? Zo ja, waarom is niet eerder ruchtbaarheid gegeven aan deze schrijnende zaak?
Het is niet aan mij om te communiceren over individuele strafzaken. Rechtspraak is in beginsel openbaar, daarnaast kan de rechter besluiten tot publicatie van een individuele zaak als straf.
Hebben naar uw mening de toezichthoudende instanties gefaald in deze kwestie? Zo ja, welke instanties hadden eerder in moeten grijpen om ernstig leed te voorkomen en waarom hebben ze dat nagelaten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het bedrijf is meerdere malen gecontroleerd door de toenmalige AID. Daarbij zijn nooit welzijnsproblemen vastgesteld.
Is het waar dat het bedrijf Falconiformes inmiddels failliet is en geen activiteiten meer ontplooit? Zo ja, waarom is de website van het bedrijf nog steeds actief en wat kunt u zeggen van de huidige status van verleende vergunningen aan het bedrijf en/of de eigenaren? Zo nee, welke activiteiten ontplooit het bedrijf nog en met welke vergunning?
Ik heb begrepen dat het bedrijf sinds 15 mei 2012 failliet is en dat op dit moment wordt gewerkt aan de afwikkeling van het faillissement. Uit onderzoek van de NVWA is niet gebleken dat na 15 mei op het bedrijf nog vogels van Falconiformes aanwezig waren. Uit oogpunt van welzijn, diergezondheid of soortenbescherming is geen vergunning nodig voor de handel in vogels.
Is het waar dat de stagiair die 115 roofvogels de hongerdood liet sterven slechts een taakstraf heeft gekregen en dat zijn verzoek gehonoreerd is om niet psychisch/psychiatrisch te worden onderzocht met het oog op toekomstige jachtpraktijken en/of vuurwapenvergunningen? Zo ja, heeft de rechter dit verzoek gehonoreerd en waarom? Zo nee, wat kan dan de bron van betreffende berichten zijn en is de verdachte wel psychisch onderzocht?
De stagiair is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een vervangende hechtenis van 90 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, indien de taakstraf niet wordt verricht. Omwille van de privacy van betrokkene kan ik geen antwoord geven op de vraag over een eventueel verzoek van betrokkene om niet psychisch of psychiatrisch onderzocht te worden.
Kunt u aangeven of het Openbaar Ministerie (OM) voornemens is in beroep te gaan tegen de zeer lage straf? Zo ja, zal het OM zich ook inzetten om de verdachte een verbod op het houden van roofvogels en het verkrijgen van een jachtvergunning op te leggen? Zo nee, waarom niet?
De door de rechter opgelegde straf is in overeenstemming met de eis van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie ziet daarom geen reden om tegen de uitspraak in beroep te gaan. De strafeis is tot stand gekomen conform de hiervoor opgestelde richtlijnen.
Kunt u uitleggen welk redelijk doel het op grote schaal fokken en verhandelen van roofvogels dient? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording? Zo nee, waarom is de vergunning daartoe dan toch afgegeven?
De overheid stelt randvoorwaarden aan het houden, fokken en handelen in dieren teneinde welzijn, gezondheid en soortenbescherming te borgen. Indien dieren met inachtneming van deze regels worden gehouden, gefokt of verhandeld dan wordt van overheidswege niet getoetst of het handelen in deze dieren een «redelijk doel» dient.
Zijn de opdrachtgevers van de bewuste stagiair ook geverbaliseerd en vervolgd? Zo ja, welke straffen zijn er opgelegd en acht u die toereikend om geen beroep aan te tekenen? Zo nee, waarom niet?
In het strafrechtelijk onderzoek is ook de eigenaar van de vogelfokkerij als verdachte gehoord. Deze eigenaar kon geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt wat betreft de verwaarlozing van de vogels. Daarom is alleen de verzorger vervolgd.
Deelt u de mening dat in zaken als deze aan verdachten niet meer zou mogen worden toegestaan de zorg voor dieren op zich te nemen of wapenvergunningen te verkrijgen? Zo ja, op welke wijze en termijn wilt u dat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
De Flora- en faunawet biedt de mogelijkheid om een aanvraag voor een jachtakte te weigeren aan personen die in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag zijn veroordeeld voor het overtreden van de Flora- en faunawet of de welzijnsnormen van de Gezondheids- en welzijnswet dieren. Een korpschef kan een aanvraag om een jachtakte eveneens weigeren als er grond is om aan te nemen dat de aanvrager misbruik zal maken van zijn bevoegdheden of hij nalatig zal zijn te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht. Ik vind dat de wet daarmee voldoende mogelijkheden biedt om hierover een zorgvuldige afweging te maken.
Kunt u aangeven wat er met de resterende vogels is gebeurd na het faillissement van het bedrijf? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 zijn na het faillissement geen dieren meer aangetroffen bij Falconiformes.
Kunt u aangeven hoeveel bedrijven en particulieren in Nederland een vergunning hebben voor het fokken met roofvogels en welke omvang de handel in roofvogels heeft in en vanuit Nederland? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording? Zo nee, waarom niet?
Er worden geen vergunningen verstrekt voor het fokken met roofvogels. Wel worden in sommige gevallen ontheffingen en EG-certificaten verleend voor het bezit respectievelijk de handel van bepaalde roofvogels.
Roofvogels en uilen kunnen zowel op bijlage A als B van de CITES-basisverordening (verordening (EG) nr. 338/97) staan. Dit betekent dat niet voor elke handelstransactie een certificaat noodzakelijk is. Daarnaast kunnen certificaten worden verstrekt die voor meerdere handelstransacties geldig zijn. Ook kunnen andere lidstaten dergelijke certificaten afgeven. Hierdoor kan ik de gevraagde aantallen niet geven.
Ik verwijs in dit verband naar de antwoorden op eerdere Kamervragen over het houden van roofvogels en uilen als huisdieren (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 258).
Mogelijke steun van Rwanda aan rebellen in Congo |
|
Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht van Human Rights Watch van 4 juni 2012 getiteld «DR Congo: Rwanda should stop aiding war crimes suspect»?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat het Rwandese leger rebellen in de Democratische Republiek Congo ondersteunt door nieuwe rekruten, wapens en munitie te leveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op basis van welke bronnen?
De berichten over steun vanuit Rwanda aan muitende soldaten in de DRC en aan Bosco Ntaganda zijn verontrustend. In een op 29 juni gepubliceerd addendum bij het interim-rapport van de VN Group of Experts on DRC worden sterke aanwijzingen gepresenteerd van betrokkenheid hierbij van hoge Rwandese militairen. Daarmee zou Rwanda het VN wapenembargo en sanctieregime schenden. Het is aan Rwanda om tekst en uitleg te geven in antwoord op deze ernstige constateringen.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Rwanda zeer waarschijnlijk militaire steun verleent aan Bosco Ntaganda, die sinds 2006 gezocht wordt door het Internationaal Strafhof (ICC)? Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Bosco Ntaganda ongehinderd in Rwanda kan verblijven en verbleven heeft terwijl hij een door het ICC gezochte oorlogsmisdadiger is?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Nederlandse overheid alleen of samen met andere landen al contact gezocht met de Rwandese overheid om over de inhoud van deze berichtgeving te spreken en de Rwandese overheid ter verantwoording te roepen? Zo ja, wanneer, door wie en wat was de uitkomst van dit gesprek? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
De Internationale Contactgroep voor het Grote Merengebied heeft op 24 mei onder Nederlands voorzitterschap afgesproken gezamenlijke boodschappen uit te dragen bij de autoriteiten in Rwanda en de DRC. Daarin wordt zorg uitgesproken over de ontwikkelingen in het oosten van de DRC, wordt de muiterij veroordeeld en wordt aangedrongen op de arrestatie en berechting van Bosco Ntaganda.
Ook heeft Nederland dit onderwerp in Brussel op de agenda van de EU gezet.
EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 7 juni jl. een verklaring uitgegeven over de situatie, op 25 juni gevolgd door de Europese Raad, die zorg heeft uitgesproken over berichten van externe steun aan de muiters.
De Nederlandse ambassadeur te Kigali heeft de ontwikkelingen bij meerdere gelegenheden besproken met vertegenwoordigers van de Rwandese regering, onder andere op 5 juni met de Minister van Justitie, op 6 juni met de Minister van Buitenlandse Zaken en op 3 juli met de Minister van Defensie.
De Rwandese regering ontkent alle betrokkenheid bij de muiterij in de DRC en benadrukt dat stabiliteit in het grensgebied ook in het belang van Rwanda is.
Bent u bereid de Rwandese regering op te roepen geen steun te geven aan Congolese rebellen of rebellenleiders die gezocht worden door het ICC? Zo ja, wanneer en hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze speelt de Nederlandse ambassade in Kigali een rol bij het ter verantwoording roepen van de Rwandese overheid waar het gaat om de relaties van die overheid met rebellen in Congo en verdachte oorlogsmisdadigers zoals Bosco Ntaganda?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht “Advocaat opgepakt om miljoenenfraude” |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht over de met de derdengelden frauderende advocaat?1
Ja.
Op welke wijze is door politie, het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Orde van Advocaten omgegaan met deze zaak? Kunt u bij de beantwoording ook de chronologische volgorde van de kwestie en de samenwerking tussen de diverse organisaties betrekken?
Het gaat hier om een lopende strafzaak die nog in onderzoek is en die nog niet aan de strafrechter is voorgelegd. Om die reden zal ik mij onthouden van het geven van inhoudelijke achtergronden. Wel kan ik melden dat de samenwerking tussen de Haagse Deken van de Orde van Advocaten, het Openbaar Ministerie en de politie voortvarend is verlopen. Nadat de Deken eerst een eigen onderzoek had ingesteld naar aanleiding van een melding van mogelijke strafbare feiten, heeft hij op 24 mei 2012 de zaak voorgelegd aan het Openbaar Ministerie. Onmiddellijk hierna is een onderzoek gestart. Op 4 juni 2012 is besloten tot een doorzoeking van het advocatenkantoor en de woning. Bij beide doorzoekingen was een vertegenwoordiger van de Orde van Advocaten aanwezig. Op diezelfde dag is de advocate aangehouden nadat zij zich uit eigen beweging bij de politie in haar woonplaats had gemeld.
Is er naar uw mening voldoende wet- en regelgeving om misstanden in de advocatuur te bestrijden door zowel proactief als repressief optreden?
De huidige regelgeving over het toezicht op advocaten acht ik onvoldoende om tot een effectief, onafhankelijk en uniform toezicht te komen, dat ook proactief van aard is. Het huidige toezicht kenmerkt zich door een overwegend repressief karakter. Dit komt doordat dekens voornamelijk in actie komen naar aanleiding van een ingediende klacht. Het toezicht moet effectiever, onafhankelijker en meer uniform worden. Ik ben daarom voornemens het toezicht op advocaten ingrijpend te herzien. Daartoe zal ik uw Kamer deze maand een nota van wijziging sturen bij het wetsvoorstel tot herziening van de Advocatenwet in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde.
Het onvoldoende versleuteld opslaan van wachtwoorden |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht Wachtwoorden miljoenen LinkedIn-gebruikers op straat ?1
Ja.
Hoe beoordeelt u een dergelijke inbraak? Hoe ver reikt in uw ogen de verantwoordelijkheid van LinkedIn voor het veilig opslaan van wachtwoorden en het versleutelen daarvan?
LinkedIn is primair zelf verantwoordelijk voor de beveiliging van haar dienstverlening. In de privacyverklaring op haar website geeft LinkedIn aan de ontvangen gegevens «in overeenstemming met industriële normen en technologie» te beveiligen, zonder verder te specificeren welke normen dit zijn.
Mede gezien de vraagstelling over de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven, verwacht ik dat mijn opvolger in het volgende kabinet nader op deze problematiek zal ingaan als onderdeel van de uitvoering van de motie Gesthuizen/Verhoeven. In deze motie is verzocht om een visie op de privacy, veiligheid en bescherming van burgers op internet2.
Bent u, gezien de dominante positie die LinkedIn heeft in haar sociale media niche zonder enige concurrentie en daarmee dus zonder enig alternatief voor de gebruiker, bereid LinkedIn aan te spreken op deze inbraak en afspraken met LinkedIn te maken over het veilig opslaan van de wachtwoorden van in ieder geval de Nederlandse gebruikers?
Wat de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid betreft in verband met beveiligingslekken, verwijs ik naar de brief die ondergetekende en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 13 juni 2012 over deze affaire aan de voorzitter van de Tweede Kamer hebben gezonden. In deze brief wordt aangegeven dat, indien zich een beveiligingslek bij een bedrijf voordoet, deze zelf verantwoordelijk is voor de te verstrekken voorlichting en herstelactiviteiten. Dat geldt ook voor de daarmee gemoeide kosten. De overheid zal die verantwoordelijkheid niet overnemen.
In dit specifieke geval is, door de media-aandacht en het onderzoek dat de Amerikaanse overheid heeft gestart naar deze kwestie, LinkedIn afdoende gewezen op haar verantwoordelijkheden en heeft zij aangekondigd maatregelen te treffen. Een onderhoud met het bedrijf biedt in deze geen toegevoegde waarde meer.
Overigens draagt de overheid in algemene zin bij aan het vergroten van het bewustzijn bij zowel burgers als bedrijven van het veilige gebruik van internet via onder meer voorlichtingscampagnes. Via ECP, een publiek-privaat platform voor de informatiesamenleving, worden al enige jaren activiteiten ontplooid die ook ingaan op het veilig gebruik van wachtwoorden. Dit programma wordt door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gefinancierd. Zo is in 2010 de campagne «Wissel je wachtwoord» gevoerd. Mede naar aanleiding van deze gebeurtenis zal een al in voorbereiding zijnde voorlichtingscampagne worden geactualiseerd. Gestart wordt met het ontwikkelen van een herhaling van de wachtwoordencampagne uit 2010. Verder zullen ECP en het Nationaal Cyber Security Centrum dit jaar de campagne «Secure November» uitvoeren, dat zich richt op het vergroten van de awareness in het veilig gebruik van internet.
GOVCERT.NL, nu onderdeel van het NCSC, heeft in 2011 factsheets uitgegeven met een overzicht van de risico’s verbonden aan deelname aan sociale netwerken, de maatregelen die gebruikers kunnen treffen, wat de gevolgen kunnen zijn en het handelingsperspectief is wanneer persoonlijke gegevens (zoals gebruikersnaam en wachtwoord) onderdeel zijn van een datalek en op internet gepubliceerd worden.
Zijn er wettelijke regels voor het veilig opslaan van wachtwoorden? Is het anders mogelijk om met enkele grote partijen een overleg te voeren hoe dit soort situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden?
Er zijn in Nederland geen wettelijke regels die specifiek over het opslaan en beveiligen van wachtwoorden gaan. Maar er is wel wettelijk de verplichting om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of vormen van misbruik. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geeft aan:
«De verantwoordelijke legt passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of enige vorm van onrechtmatige verwerking. Deze maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van te beschermen gegevens met zich meebrengen». Omdat LinkedIn een in Amerika gevestigd bedrijf is, daar zijn feitelijke werkzaamheden verricht en daar ook gegevens van gebruikers verwerkt, is het aannemelijk dat deze bepaling in dit specifieke geval niet van toepassing is.
Een vergelijkbare verplichting geldt voor aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken als gevolg van artikel 11.2 in samenhang met 11.3 Telecommunicatiewet. Overigens is LinkedIn niet aan te merken als een in deze artikelen bedoelde aanbieder.
Om deze redenen is deze kwestie voldoende aanleiding om in de eerder genoemde uitvoering van de motie Gesthuizen/Verhoeven hier op terug te komen.
Tenslotte kan ik melden dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie wetgeving in voorbereiding heeft voor een meldplicht voor datalekken. Dat wetsvoorstel zal nog voor het zomerreces aan de ministerraad worden aangeboden, en zal uw Kamer na dat reces bereiken.
De verkoop van goederen via een webwinkel gevestigd op een perceel met de bestemming “bedrijfslocatie” |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch over de verkoop van goederen via een webwinkel gevestigd op een perceel met de bestemming «bedrijfslocatie»?1
Ja.
Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State over de verkoop en uitstalling van fietsen op een perceel met de bestemming «bebouwing voor agrarische doeleinden»?2
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de online consumentenbestedingen in 2011 zijn gestegen tot € 9 miljard3, ten opzichte van € 8,2 miljard in 20104 en € 6,4 miljard in 20095? Hoe beoordeelt u de waarde van webwinkels en online winkelen voor de Nederlandse economie, in deze tijden van laag consumentenvertrouwen en financiële neergang?
Ik heb kennis van berichten over de toegenomen verkoop via webwinkels.
Gezien het feit dat consumenten in 2011 voor € 9 miljard online aankopen deden, terwijl de totale detailhandel voor € 106 miljard aan omzet behaalde, is het belang van webwinkels nog beperkt te noemen (bron: CBS). De afgelopen jaren groeide de omzet van webwinkels daarentegen beduidend sneller dan de omzet van de detailhandel. Zo groeide de omzet van de totale detailhandel in 2011 met 1%, terwijl online consumentenbestedingen met 10% toenamen.
Deelt u de mening dat webwinkels en traditionele winkeldetailhandel doorgaans een duidelijk verschillend karakter en een verschillende ruimtelijke impact hebben, zeker als het gaat om webwinkels die niet of nauwelijks ruimtelijke uitstraling hebben? Zo ja, vindt u dat met deze online detaillisten anders zouden moeten worden omgegaan dan met de fysieke detailhandelaren?
Aan de orde is de vraag op welke locaties webwinkels zich wel of niet mogen vestigen en of de ruimtelijke regelgeving wel of niet up-to-date is.
Van rijkswege is er ten aanzien van vestiging van webwinkels geen specifieke regelgeving. Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.2., tweede lid) zegt alleen: «Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel en horeca».
Het Besluit ruimtelijke ordening doet geen uitspraken of webwinkels nu wel of niet tot detailhandel gerekend moeten worden. Ik zie echter geen noodzaak daarover nieuwe wetgeving voor speciaal één categorie winkels in het leven te roepen.
Invulling van een bestemmingsplan met de daarbij behorende locaties en regelgeving voor webwinkels is dus een zaak van gemeenten, want alleen zij zijn in staat lokaal maatwerk te leveren. De ruimtelijke wetgeving geeft de gemeenten speelruimte om bestemmingsplannen up-to-date te houden met de nieuwste economische en technische ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld webwinkels. En in het geval van detailhandel en horeca zijn alleen gemeenten goed in staat om te bepalen of een bepaalde soort detailhandel of horeca zich al dan niet verdraagt met een goede ruimtelijke ordening. Grensstellend is alleen dat de desbetreffende bepalingen niet gericht mogen zijn op het beperken van concurrentie, want dan ontstaat er strijdigheid met Europese regelgeving.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingen is de digitale vertaling van de bestemmingsplannen en heeft dus een volgend karakter. Als bestemmingsplannen nieuwe categorieën activiteiten gaan bevatten, zal ook de standaard een wijziging moeten ondergaan.
Gelet op het bovenstaande is het locatiebeleid voor webwinkels geen zaak die tot het takenpakket van de rijksoverheid behoort. Het desbetreffende locatiebeleid berust bij de provincies en gemeenten. Ik zie dan ook geen aanleiding om van rijkswege hier nadere stappen te ondernemen.
Deelt u de mening dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen6 en de daarin vastgelegde definitie van «detailhandel» onvoldoende rekening houden met het onderscheidende karakter van webwinkels?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat bestemmingsplannen die een verouderde definitie van detailhandel hanteren gemeenten in staat stellen om webwinkels uit woonwijken, bedrijventerreinen en buitengebieden te weren, zoals blijkt uit bovenstaande gerechtelijke uitspraak?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat de huidige situatie onzekerheid veroorzaakt bij zowel online- als fysieke ondernemers en dat dit leidt tot economische schade voor ondernemers en voor Nederland?7
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat deze onzekerheden en onnodige belemmeringen voor webwinkels moeten worden weggenomen en dat de betreffende regelgeving moet worden toegerust op de realiteit van het internettijdperk? En dat, als we dat niet doen, Nederland onnodig economische groeikansen mist?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat er in het bestuursrecht en in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen een duidelijk onderscheid moet komen tussen klassieke detailhandel en online detailhandel of een combinatie daarvan? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe ondernemen?
Zie antwoord vraag 4.
De mogelijke terroristische plannen van Sharia4Holland |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Sharia4Holland bedreigd door hackers»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de in dit artikel genoemde claim van de computerkrakers dat leden van Sharia4Holland onder andere in het Arabisch communiceren over terroristische activiteiten en mogelijke plannen en financieringen vanuit het buitenland?
Ja.
Berust deze claim op de waarheid? Zo ja, over welke specifieke terroristische activiteiten, mogelijke plannen en buitenlandse financieringen wordt er gesproken?
Ik beschik niet over aanwijzingen dat de claim op waarheid berust. Overigens is op dezelfde website waar de claim verscheen later een bericht geplaatst waar wordt gesteld dat Anonymous Nederland ontkent iets te maken te hebben met de claim.
Welke maatregelen bent u van plan te treffen om de dreiging die uitgaat van Sharia4Holland weg te nemen?
Het kabinet hanteert een veelzijdige aanpak van de dreiging van radicalisering naar gewelddadig extremisme en terrorisme. Deze aanpak is in samenhang beschreven in de Nationale Contraterrorisme Strategie 2011–20152.
De dreiging van Shariah4Holland komt voort uit het polariserend en radicaliserend effect dat uitgaat van provocatieve acties en dubbelzinnige uitingen over het gebruik van geweld.
Er is een risico dat aanhangers uit de vaste kern of sympathisanten van Shariah4Holland de grens naar geweld oversteken. De relevante diensten en organisaties die bijdragen aan de brede benadering van terrorismebestrijding zijn alert op ontwikkelingen rond Shariah4Holland. Indien daartoe aanleiding is zal worden ingegrepen.
De berichten “De Jager moet miljard bijlenen voor steun aan Griekenland” en “Merkel pleit voor nieuwe politieke unie in Europa” |
|
Teun van Dijck (PVV), Geert Wilders (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «De Jager moet miljard bijlenen voor steun aan Griekenland»1 en «Merkel pleit voor nieuwe politieke unie in Europa»2?
Ja.
Is de zomerzotheid nu al weer ingeslagen in Den Haag en Berlijn?
Nee.
Deelt u de mening dat, waar de Kunduz-coalitie de burger met miljarden aan lastenverzwaringen pakt, zoals het voornemen de onbelaste reiskostenvergoeding te schrappen, het ongepast en abject is dat Nederland, voor steun aan het corrupte Griekenland, een miljard euro extra zou moeten bijlenen? Zo ja, bent u bereid de Grieken geen cent meer te geven en geen cent hiervoor bij te lenen? Zo neen, waarom niet?
Het Nederlandse Agentschap heeft op woensdag 6 juni jl. gecommuniceerd dat op basis van de begrotingscijfers uit de Voorjaarsnota het verwachte kastekort voor 2012 met 8,4 miljard euro is toegenomen. Voor een toelichting hierop verwijs ik u naar de Voorjaarsnota (Kamerstukken 2011–2011, 33 280 nr.1).
Het nieuwe leningenprogramma voor Griekenland wordt verstrekt door het EFSF (zie Kamerbrief nieuw leningenprogramma Griekenland BFB2012–7398M). Nederland hoeft voor deze leningen niet te lenen op de financiële markten. Het verwachte kastekort waar in de berichtgeving in het NRC en de Elsevier naar wordt verwezen wordt niet veroorzaakt door het leningenprogramma aan Griekenland.
Deelt u de mening dat het pleidooi van de Duitse bondskanselier om lidstaten van de EU nog meer bevoegdheden te laten overdragen aan Brussel, linea recta de prullenbak in kan? Zo ja, bent u bereid dit per ommegaande aan bondskanselier Merkel te laten weten? Zo neen, waarom niet?
Het pleidooi van de Duitse Bondskanselier richt zich op de Europese samenwerking op termijn. In dit verband wijs ik erop dat de voorzitter van de Europese Raad dhr. Van Rompuy onder eigen verantwoordelijkheid een rapport zal opstellen over de versterking op termijn van de economische pijler van de eurozone. Zoals ik u heb toegezegd in het debat op 5 juni jl. zal het kabinet met een reactie op dit rapport komen zodra dit is verschenen.
Het kabinet is van mening dat bij de bestrijding van de Europese schuldencrisis de nadruk moet liggen op het aanpakken van de acute problemen. Daartoe moeten overheidsbegrotingen op orde worden gebracht, structurele hervormingen doorgevoerd, banken worden geherkapitaliseerd en moet het groeivermogen van Europa worden versterkt door onder meer het verdiepen van de interne markt en de externe handel. Op de langere termijn ziet het kabinet reden om het Europese toezicht op de financiële sector te versterken en de begrotingsdiscipline verder aan te scherpen.
Het standpunt van Nederland is bij andere Europese landen bekend.
Wilt u deze vragen voor aanstaande dinsdag 12 juni, 12.00 uur beantwoorden?
Ja.
Eerherstel voor drie mariniers |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de zaak van drie mariniers die in april 1948 tot lange gevangenisstraffen zijn veroordeeld omdat zij op 11 augustus 1947 weigerden een kampong in Pakisadji (Oost-Java) in brand te steken?
Ja.
Deelt u de mening dat inmiddels voldoende duidelijk is dat het platbranden van die kampong vanuit militaire optiek geen proportionele maatregel was, maar toch vooral een represaillemaatregel? Zo ja, deelt u de mening dat het weigeren van een dienstbevel indien uitvoering van dat dienstbevel een flagrante schending van het (humanitaire) oorlogsrecht zou opleveren, niet alleen een juridische plicht is, maar zelfs een te prijzen opstelling is voor (Nederlandse) militairen? Zo ja, bent u bereid alles in het werk te stellen om voor de drie veroordeelde mariniers, die weliswaar na enige tijd gratie kregen, maar nog steeds geen eerherstel hebben gehad, volledig eerherstel te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Begin 1948 zijn drie mariniers door de Zeekrijgsraad te Soerabaja en in hoger beroep door het Hoog Militair Gerechtshof in het toenmalige Nederlands-Indië veroordeeld wegens het weigeren van een dienstbevel. In beide gevallen hebben de rechters geoordeeld dat het platbranden van de kampong vanuit militair oogpunt noodzakelijk was en dat er geen sprake was van een represaillemaatregel. Met de brief van 2 juni 1949 (Handelingen TK 1948–1949, Aanhangsel nr. 121) heeft de toenmalige minister-president de Kamer gemeld dat deze zienswijze werd gedeeld door onder anderen de Legercommandant. Er zijn mij geen feiten of omstandigheden bekend die aanleiding geven de beoordeling van destijds te wijzigen.
Op 22 maart 1949 is de drie mariniers gratie verleend en is hun de resterende gevangenisstraf en de bijkomende straf, te weten het verbod te dienen bij de gewapende macht, kwijtgescholden. Voorts is uit documenten gebleken dat ten minste bij een van de betrokken mariniers na de gratieverlening ook het ontslag bij de Koninklijke marine ongedaan is gemaakt. Verder is de desbetreffende marinier gedecoreerd met het Mobilisatiekruis en het Ereteken voor Orde en Vrede. Uit archiefonderzoek is gebleken dat de overige twee mariniers deze laatste onderscheiding niet hebben aangevraagd.
Bent u bereid, zonodig na nader historisch onderzoek, het incident bij Pakisadji, zowel de wijze waarop de bevelen werden uitgedeeld, de wijze waarop de drie mariniers weigerden deze bevelen uit te voeren en de wijze waarop de militaire justitie hiermee is omgegaan, in relevante militaire opleidingen als voorbeeld op te voeren van integer en gewetensvol handelen van individuele militairen? Zo nee, waarom niet?
Ethiek en leidinggeven zijn belangrijke onderdelen van de opleiding en vorming van officieren en onderofficieren. Bij deze lessen worden morele dilemma’s van militairen uit het verleden betrokken. Het betreft hierbij onder meer voorbeelden uit de Tweede Wereldoorlog en tijdens het optreden in Nederlands-Indië vanaf 1945, maar ook tijdens recente operaties in Afghanistan.
Deelt u de mening dat de drie mariniers niet alleen eerherstel verdienen, maar ook als voorbeeld kunnen worden gesteld voor datgene wat wij van onze militairen verwachten en waar wij fier op kunnen zijn? Zo ja, hoe wilt u hieraan concreet inhoud geven, bijvoorbeeld tegenover de drie mariniers of hun nabestaanden? Zo nee, waarom niet?
Militairen kunnen bij het uitvoeren van gevechtsacties voor morele dilemma’s worden gesteld waarbij zij vaak zwaarwegende keuzes moeten maken. De desbetreffende mariniers hebben een keuze gemaakt die in het licht van deze tijd anders zou kunnen worden beoordeeld als destijds. Ik acht het echter niet zorgvuldig de toetsing van het gedrag van deze mariniers te herbeoordelen aan de hand van de hedendaagse normen en met de wetenschap van nu.
Sancties voor een jager in overtreding |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «RvS: Jager de Lutte zat helemaal fout»?1
Ja.
Is het waar dat de overtredingen in november 2009 zijn vastgesteld en dat nog altijd geen strafvervolging is ingesteld? Zo ja, hoe is het mogelijk dat een dergelijke wetsovertreding zolang niet vervolgd blijft? Is de zaak geseponeerd? Zo nee, wanneer is dan strafvervolging ingesteld en met welk resultaat?
Naar aanleiding van de overtredingen is een opsporingsonderzoek ingesteld. Op basis daarvan zijn drie verdachten gedagvaard om voor de economische politierechter te verschijnen. Twee personen worden verdacht van overtreding van artikel 9 van de Flora- en faunawet. Op grond van dat artikel is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Een derde medeverdachte wordt valsheid in geschrift verweten. Op 5 juli 2012 heeft de economische politierechter de zaak naar een meervoudige kamer verwezen. Naar verwachting zal de zaak over enkele maanden ter zitting worden afgedaan.
Kunt u inzicht geven in het aantal zaken rondom dierenwelzijn in het algemeen en jacht in het bijzonder die door het Openbaar Ministerie zijn geseponeerd in de afgelopen 5 jaar? Zo ja, kunt u deze naar de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
De gevraagde gegevens worden door het Openbaar Ministerie niet in een gecentraliseerd systeem bijgehouden. Het zou een onevenredige inspanning vergen om deze cijfers te verzamelen.
Kunt u aangeven of er alsnog vervolging wordt ingesteld tegen de bewuste jagers? Zo ja, wanneer en met welke tenlastelegging? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of beide jagers lid waren van een belangenorganisatie voor jagers en of ze geroyeerd zijn op basis van hun wetsovertreding? Zo ja, welke verenigingen en wanneer zijn beide heren geschorst of geroyeerd? Zo nee, deelt u de mening dat verenigingen die stelselmatig wetsovertreding van hun leden tolereren, aan nader onderzoek zouden moeten worden onderworpen?
De Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) heeft mij desgevraagd laten weten dat beide jagers lid waren van deze vereniging, zoals overigens de meeste jagers in Nederland. In de loop van 2011 hebben beide jagers hun lidmaatschap opgezegd, zodat er voor de KNJV geen aanleiding meer bestaat om ten aanzien van hen maatregelen te nemen. De KNJV heeft mij voorts geïnformeerd over zijn beleid ten aanzien van leden die bij incidenten betrokken raken. Het royeren van leden is daarbij een mogelijkheid. Deze casus geeft dan ook geen steun aan de gedachte dat er sprake is van verenigingen die stelselmatig wetsovertredingen van hun leden tolereren.
Kunt u aangeven of beide heren veroordeeld zijn tot het onvoorwaardelijk inleveren van hun wapens en jachtakte? Zo ja, voor welke termijn mogen ze geen jachtakte en/of wapenvergunning krijgen en zijn ze hun geweren definitief kwijt? Zo nee, waarom niet?
De bevoegdheid tot het verlenen en intrekken van jachtakten en wapenverloven is, als bestuursrechtelijke taak, opgedragen aan de korpschef. De Korpschef Twente heeft de aktes van beide jagers ingetrokken. Een van de jagers is tegen dit besluit in beroep gegaan. Per uitspraak van 6 juni 2012 (LJN BW7635) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit van de korpschef van 9 november 2009 tot intrekking van de jachtakte bekrachtigd. Als gevolg van een veroordeling kan de korpschef het verlenen van een jachtakte voor meerdere jaren weigeren. Dit kan 2, 4 of 8 jaar zijn. De keuze voor de termijn is mede afhankelijk van de beslissing van de meervoudige kamer (zie het antwoord op vragen 2 en 4).
Kunt u inzage geven in hoe vaak afgelopen 3 jaar aanleiding is gezien jachtaktes in te nemen en jachtvuurwapens in beslag te nemen? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording? Zo nee, waarom niet?
Uit informatie die mij door vtsPN is verstrekt blijkt dat in de periode van 1 juli 2009 tot 1 juli 2012 er in totaal 217 jachtaktes zijn ingetrokken. In dezelfde periode zijn op de ingetrokken aktes in totaal 14 wapens in beslag genomen. Een wapen wordt in beslag genomen als met dat wapen een strafbaar feit is gepleegd. Eventuele overige wapens van de betreffende vergunninghouder, waarmee geen strafbaar feit is gepleegd, worden niet in beslag maar in bewaring genomen.
Het bericht dat de babysterfte in de Bijlmer de hoogste is van Nederland |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de babysterfte in de Bijlmer de hoogste is van Nederland?1 Herinnert u zich eerdere vragen over de hogere babysterfte in drie Amsterdamse stadsdelen2?
Ik ben bekend met het artikel over het onderzoek van de heer Makdoembaks. In dit artikel, waarin het boek van de heer Makdoembaks wordt aangehaald, staat dat de babysterftecijfers in de Bijlmer de afgelopen decennia veel te hoog zijn. In deze wijk komen dan ook veel sociale en medische risicofactoren samen. Dat plaatst de zorg in deze specifieke wijk voor een enorme uitdaging. In het advies van de stuurgroep zwangerschap en geboorte zijn deze risicofactoren specifiek aan de orde geweest. Ik ben overigens blij dat de cijfers over de afgelopen jaren een daling in de babysterfte, ook in deze wijk, laten zien. Dit neemt niet weg dat er nog steeds hard gewerkt moet worden aan het verlagen van babysterfte, landelijk en op wijkniveau. Er is nog steeds winst te behalen.
Is het waar dat vermijdbare babysterfte onder de bewoners van de Bijlmer wordt veroorzaakt doordat de zorg in Amsterdamse ziekenhuizen onder de maat is? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, hoe verklaart u dat het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost de hoogste babysterfte van Nederland kent?
Ook uit eerder onderzoek, op basis van de Perinatale Registratie Nederland, is bekend dat de babysterfte in het stadsdeel Zuidoost het hoogste van Amsterdam is en dat dit voornamelijk ligt in de sociale en medische risicofactoren. De IGZ heeft geen signalen ontvangen waaruit blijkt dat daarbovenop de kwaliteit van de zorgverlening in de Amsterdamse ziekenhuizen minder zou zijn dan elders in het land. Het veld werkt erg hard op dit moment aan het opvolgen van de adviezen van de stuurgroep zwangerschap en geboorte. Daarbij zijn al belangrijke stappen gezet. De heer Makdoembaks stelt dat artsen niet leren van hun fouten. In het geval van perinatale sterfte is dit zeker wel het geval. Ook de Amsterdams ziekenhuizen voeren de Perinatale Audit uit, waarin alle sterfte gevallen na 37 weken zwangerschap worden geaudit. De uitkomsten van deze audit leveren concrete verbeterpunten op voor de praktijk en worden lokaal ingevoerd.
Hoe beoordeelt u de analyse dat diverse sociale en medische factoren, zoals tienerabortussen vaak in combinatie met een chlamydia-infectie in het verleden, plus inadequate zorg en begeleiding tijdens de zwangerschap en geboorte, bijdragen aan de hoge babysterfte onder vrouwen uit Suriname, de Nederlandse Antillen en Ghana? In hoeverre wordt er op dit moment aandacht aan deze specifieke problematiek geschonken?
De heer Makdoembaks geeft zeer relevante aanbevelingen. Zowel de ABCD studie in Amsterdam als diverse studies in Rotterdam hebben al eerder soortgelijke aanbevelingen opgeleverd. Deze aanbevelingen zijn meegenomen in de adviezen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Het College Perinatale Zorg (CPZ) stimuleert de implementatie van deze adviezen.
De heer Makdoembaks geeft aanbevelingen over risicoselectie die beter kan. Ik ondersteun en financier een project van het Erasmus MC: Healthy Pregnancy 4 All. Dit project, dat van start is gegaan in 14 steden waar de sterfte hoog is, bevat een nieuwe aanpak van de risicoselectie. Ook geeft de heer Makdoembaks aanbevelingen over de samenwerking. Alle regio’s in Nederland zijn zich hier bewust van en hieraan wordt gewerkt in de Verloskundige Samenwerkingsverbanden. Het College Perinatale Zorg ondersteunt en adviseert de regio’s en geeft hen handvaten om de samenwerking te verbeteren.
Deelt u de mening dat voor deze groepen vrouwen selectieve preventiemaatregelen ten aanzien van preconceptiezorg geïntensiveerd dienen te worden? Zo ja, voor welke andere groepen vrouwen zou dit ook moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Deze ontwikkelingen stemmen mij zeer positief en geven mij het vertrouwen dat de afname in de babysterfte de komende jaren verder kan worden doorgezet. Ook in wijken zoals Amsterdam Zuidoost.
Bent u bereid specifieke maatregelen te treffen, teneinde het hoge aantal sterftegevallen rond de geboorte in het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost te doen afnemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zoals uit mijn antwoorden op voorgaande vragen blijkt neem ik mijns inziens voldoende specifieke maatregelen om de babysterfte te doen afnemen, ook in Amsterdam Zuidoost.
Welke zes gemeenten doen mee aan de proef die in 2011 is gestart voor de aanpak van babysterfte met behulp van lokale overheden? Kunnen er al conclusies en lessen worden getrokken uit genoemde proef? Zo ja, welke? Zo nee, binnen welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de proef?
Zoals reeds aangegeven nemen 14 gemeenten deel aan het project Healthy Pregnancy 4 All van het Erasmus MC. Dit aantal is beduidend groter dan eerst voorzien. Op basis van een analyse van de perinatale sterfte en morbiditeit gegevens hebben de onderzoekers overleg gevoerd met de colleges van B&W van diverse gemeenten over de mogelijke deelname en randvoorwaarden in de proef. De colleges van deze gemeenten achten de «sense of urgency» van de hogere lokale perinatale sterfte/morbiditeit dermate hoog dat zij allen deel wensen te nemen aan het project. In het project participeren de gemeenten Amsterdam, Almere, Appingendam, Delfzijl, Den Haag, Enschede, Groningen, Heerlen, Menterwolde, Nijmegen, Pekela, Schiedam, Tilburg en Utrecht.
Gezien de fase van het project van het Erasmus MC is het op dit moment te vroeg om reeds conclusies en lessen te kunnen trekken.
Enerzijds omdat in de gemeenten de zorgpaden netwerken, die verbonden zijn aan de risicoselectie en de andere wijze van preconceptiezorg, opgericht en uitgebouwd worden. In deze netwerken wordt de verbinding tussen de curatieve zorg en de preventieve activiteiten van de gemeenten gelegd. Daar waar mogelijk, wordt aangesloten bij reeds bestaande lokale samenwerkingsvormen van professionals. Gezien het groter aantal deelnemende gemeenten vraagt het organiseren van de verbinding meer tijd dan eerder binnen het project is voorzien.
Anderzijds omdat de eerste perinatale sterfte- en morbiditeitsgegevens pas aan het einde van het project in 2014 beschikbaar zullen komen. Deze cijfers worden verkregen via de Perinatale Registratie Nederland. Deze gegevens komen altijd met enige vertraging beschikbaar, vanwege de bewerking die PRN op de individuele gegevens dient toe te passen.
Wel verwacht ik de Kamer begin volgend jaar te kunnen informeren de voortgang van procesmatige aspecten van het project
Welke rol speelt of zou het College Perinatale Zorg (CPZ) kunnen spelen ten aanzien van deze problematiek in genoemde regio? Welke acties gaat het CPZ nu ondernemen?
Om te bevorderen dat de aanbevelingen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte in praktijk worden gebracht is het College Perinatale Zorg (CPZ) opgericht, waarin de diverse beroepsgroepen zijn vertegenwoordigd. Het college is nu druk bezig om te bevorderen dat de kwaliteit van de geboortezorg in iedere regio in Nederland toeneemt. Binnen het CPZ werken diverse commissies waaronder de commissie voorlichting en preconceptiezorg. Ik heb gevraagd aan het CPZ of zij bekend zijn met het boek van de heer Nizaar Makdoembaks en dat is het geval. Ik heb het CPZ gevraagd om specifiek aandacht te hebben voor de specifieke situatie in de regio Amsterdam. Het CPZ heeft hiervoor contact opgenomen met de betrokken verzekeraar.
De levering van een SIGMA korvet aan Indonesië |
|
Han ten Broeke (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «DSNS, Ministry of Defence of Indonesia Sign SIGMA 10 514 Contract»?1
Ja.
Is het waar dat Damen Schelde Naval Shipbuilding een contract heeft getekend voor de levering van een korvet aan Indonesië? Hoeveel geld is met deze deal gemoeid? Is het u bekend hoeveel banen afhankelijk zijn van deze deal?
Damen Schelde Naval Shipbuilding (DSNS) heeft een contract getekend voor de levering aan de Indonesische marine van één korvet met een optie op een vervolgorder voor tenminste nog één korvet. De waarde van het contract is $ 220 miljoen (ca. € 175 miljoen). Een deel van de bouw zal in Roemenië en Indonesië plaatsvinden, maar DSNS rekent op ongeveer 375 manjaar aan werk voor de Zeeuwse werf en zijn onderaannemers. Deze aankoop door de Indonesische marine is onderdeel van een moderniseringsprogramma waaronder in de komende jaren nog tientallen schepen zullen worden aangeschaft.
Is er door de Nederlandse overheid een toets gedaan aan de Europees overeengekomen criteria voor wapenexport? Zo ja, wat was hiervan het resultaat?
In een verkennende fase, een zogenaamde sondage, is een positief advies gegeven aan de hand van de beoordeling van de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt. Hierbij is nauwkeurig gekeken naar de mensenrechtensituatie en de interne politieke situatie in Indonesië.
Zijn er al eerdere dergelijke korvetten of andere marineschepen door Damen aan Indonesië geleverd? Zo ja, wanneer en wat was het resultaat van de toets aan de Europese criteria voor wapenexport? Wat leverden deze verkopen op en hoeveel banen zijn hier mee gemoeid?
In de periode 2007–2009 zijn door DSNS vier andere korvetten aan de Indonesische marine geleverd. De aanvragen voor de uitvoervergunning zijn destijds positief getoetst. Het werkgelegenheidsaspect van die levering wordt op 1 500 manjaar aan werk voor DSNS en onderaannemers geschat.
Kunt u een overzicht geven van wapenleveranties aan Indonesië die door Nederland zijn goedgekeurd in de afgelopen 10 jaar?
Ja. Zie bijlage.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden en in ieder geval vóór het geplande algemeen overleg over de verkoop van tanks aan Indonesië op 21 juni a.s.?
Ja.
De Nederlandse betrokkenheid bij het zogenaamde Gurtel anti-corruptieproces in Spanje |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten in de Spaanse krant El Pais, waarin Nederland er van wordt beschuldigd al drie jaar te weigeren mee te werken aan het verstrekken van inlichtingen over bankrekeningen op de Antillen van verdachten in het beruchte Gurtelproces?
Ja, indien u doelt op het artikel «Ruz busca «el botín» holandés de Gürtel ante la inminente libertad de Correa» van 5 juni jongstleden.
Is het waar dat Nederland al drie jaar stelselmatig weigert gegevens over Antilliaanse bankrekeningen (met name op Curaçao) van verdachten van corruptie aan de Spaanse justitie te overhandigen, ondanks aandringen van Spaanse zijde?
Nee. Nederland is behulpzaam bij het uitvoeren van een rechtshulpverzoek door Spanje aan Nederland gedaan in 2008 in deze zaak. Er was aanvullende informatie uit Spanje nodig, voordat de rechtshulp kon worden verleend. De benodigde informatie is eind 2010 van de Spaanse autoriteiten ontvangen, waarna het FIOD-onderzoek kon plaatsvinden. Dit onderzoek heeft tot eind 2011 geduurd waarna de verlofprocedure bij de rechtbank is gestart welke nog niet tot een eindbeschikking is gekomen.
Het artikel in El País suggereert dat er zich belangrijke informatie bevindt op Curaçao, althans in de voormalige Nederlandse Antillen. Zoals u weet waren de Nederlandse Antillen en is Curaçao een zelfstandig land binnen het Koninkrijk. Curaçao is dus zelf verantwoordelijk voor zijn eigen opsporing en vervolging inclusief het ontvangen en uitvoeren van rechtshulpverzoeken. Spanje dient derhalve voor bewijs dat zich mogelijk in Curaçao bevindt een rechtshulpverzoek te doen aan de Curaçaose autoriteiten.
Is het waar dat alle andere landen die van de Spaanse justitie een verzoek om medewerking hebben gekregen, waaronder Zwitserland, de VS, Marokko en Frankrijk, wel bereid zijn geweest die medewerking te verlenen?
Nederland heeft geen kennis over de eventuele bereidheid van andere landen om aan het Spaanse rechtshulpverzoek mee te werken. Elk land maakt zijn eigen afwegingen bij het al of niet verlenen van rechtshulp, binnen de kaders van internationale verdragen hierover.
Zo ja, waarom werkt Nederland niet mee aan een rechtszaak die duidelijk gericht is op het vervolgen van corruptie in hoge politieke kringen in Spanje?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er ook een Nederlands belang wordt gediend als verdachten van corruptie in de Spaanse politiek kunnen worden vervolgd met een zo groot mogelijke kennis van alle feiten?
Ja.
Zo ja, bent u bereid alsnog en onverwijld medewerking te verlenen aan de Spaanse justitie, zodat niet de indruk blijft bestaan dat Nederland meehelpt corrupte politici uit de greep van justitie te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Privé-afkickklinieken die verslaafden misleiden |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Klinieken kleden verzekeraars uit; geen controle op exotisch afkicken»1 en het artikel: «Prive-afkickklinieken misleiden verslaafden»2?
In de artikelen wordt gewezen op misstanden in de particuliere verslavingszorg, in het bijzonder bij in het buitenland gevestigde klinieken. Op basis van de uitlatingen zou de indruk kunnen worden gewekt dat privé-afkickklinieken er per definitie bedenkelijke praktijken op na houden. Mijn indruk is dat de uitlatingen betrekking hebben op één kliniek in Zuid-Afrika die daar gevestigd is door een particuliere verslavingszorginstelling in Nederland.
Was u op de hoogte van dit probleem? Zo ja, waarom heeft u hier niet eerder iets tegen ondernomen?
Nee.
Wat is uw reactie over het feit dat verslaafde mensen geronseld worden onder het mom via een luxueus verblijf af te kicken?
Zorgaanbieders behoren zodanige informatie te verstrekken over de behandeling en alle aspecten die daarmee verband houden, dat daarover geen misverstanden kunnen ontstaan. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft op grond van artikelen 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg een richtsnoer informatiestrekking zorgaanbieders opgesteld. Het artikel van 5 juni 2012 bevat aanwijzingen dat de situatie in een bepaalde kliniek in Zuid-Afrika door patiënten anders is ervaren dan op grond van de werving op de website mocht worden verwacht. De NZa neemt dit mee in het signaaltoezicht. Indien er sprake is van misleidende reclame kan de NZa hiertegen optreden.
Hoe beoordeelt u het feit dat mensen terug in Nederland gedupeerd worden met forse rekeningen, omdat zorgverzekeraars geen contracten hebben afgesloten met de betreffende privéklinieken?
Zorgverzekeraars mogen zelf bepalen met welke zorgaanbieders zij een contract sluiten. Indien een verzekerde (met een naturapolis) naar een zorgaanbieder gaat waarmee zijn verzekeraar geen contract heeft, heeft de verzekerde recht op een restitutievergoeding. De verzekeraar bepaalt de hoogte van deze vergoeding, die gebaseerd is op een marktconform tarief, en dient hierover duidelijke informatie te verstrekken via de polisvoorwaarden en zijn website. De NZa houdt hier toezicht op. Het kan zijn dat deze vergoeding lager uitvalt dan de kosten die door de zorgaanbieder in rekening worden gebracht. Verzekerden doen er verstandig aan altijd eerst goed de polisvoorwaarden door te nemen en contact op te nemen met de zorgverzekeraar om zekerheid te krijgen over de hoogte van de vergoeding, zeker wanneer het gaat om (dure) behandelingen in het buitenland.
Als een verzekerde naar een zorgaanbieder gaat, dan is het zijn verantwoordelijkheid om vooraf te weten welke kosten voor zijn rekening komen. Als het een instelling betreft met wie geen contract is gesloten is en die daarnaast duur is en in het buitenland is gevestigd, is het de verantwoordelijkheid van de patiënt om goed te weten wat de kwaliteit van de geleverde zorg is en hoe en door wie de rekening wordt betaald.
Wat is uw reactie op de exorbitante declaraties die zijn ingediend, en welke maatregelen gaat u treffen om de bestuurders voor deze wanpraktijken aansprakelijk te stellen?
Ik heb geen inzicht in de bedragen die bij zorgverzekeraars in deze worden gedeclareerd en weet dus ook niet of deze als exorbitant kunnen worden bestempeld. De zorgverzekeraar vergoedt uitsluitend behandelkosten. Reis- en verblijfkosten worden niet vergoed. Desgevraagd heeft verzekeraar CZ aangegeven dat door de betreffende kliniek in Zuid-Afrika declaraties worden ingediend van ongeveer € 25 000,–. Daarbij wordt een tarief gehanteerd voor een behandeling met klinisch verblijf, terwijl het volgens de zorgverzekeraar een ambulante behandeling betreft waarvoor een vergoeding geldt van ongeveer € 5000,–. Verzekeraar en zorgaanbieder voeren dienaangaande overigens een juridisch geding.
Heeft u zicht op de grootte van de problematiek? Hoeveel verzekerde zorg gaat er om in deze privé-afkickklinieken?
In het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) worden gegevens verzameld vanuit de reguliere instellingen voor verslavingszorg. Er zijn geen gegevens beschikbaar vanuit de particuliere verslavingszorg. Ik heb daardoor geen zicht op het aantal hulpvragers dat een beroep doet op behandeling door een particuliere instelling in het buitenland.
Op basis van de gegevens van een enkele verzekeraar over 2010 is een grove schatting te maken. De omvang van de verzekerde zorg door de particuliere verslavingszorg bedraagt ongeveer € 32 miljoen. De helft daarvan betreft zorg die in het buitenland is verleend.
Is u bekend hoeveel privé-afkickklinieken er zijn in het buitenland en onder welke Nederlandse Zorginstellingen vallen deze afkickklinieken?
Mij is niet bekend hoeveel privé-afkickklinieken er zijn in het buitenland. Voor zover mij bekend zijn er drie Nederlandse instellingen die banden hebben met verschillende verslavingsklinieken in het buitenland. Dit zijn doorgaans samenwerkingsverbanden. Ik ken twee instellingen met een nevenvestiging in het buitenland. De dagbladartikelen hebben mijns inziens betrekking op één Nederlandse instelling (Serenity, voorheen Addiction Care) met een kliniek in Zuid-Afrika.
Zijn er andere landen naast Zuid-Afrika en Curaçao waar dergelijke privé-afkickklinieken wanpraktijken hanteren? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
De in de betreffende dagbladartikelen weergegeven commentaren vat ik op als signalen die mogelijk duiden op misstanden in één kliniek in Zuid-Afrika. Die wanpraktijken zijn niet aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gemeld. Overigens is de IGZ niet bevoegd in het buitenland toezicht te houden. Ik beschik niet over gegevens die betrekking hebben op wanpraktijken in privé-afkickklinieken in andere landen dan wel op Curaçao. Ik ben verantwoordelijk voor de kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg in Nederland, niet van de zorg in het buitenland.
Hoe hoog is de salariëring die de bestuurders van deze afkickklinieken zichzelf hebben toegeëigend? Gaat dit uit boven de Balkenendenorm? Gaat u maatregelen treffen om dit geld terug te vorderen?
Uit de jaarverslagen van particuliere klinieken zijn niet onmiddellijk de bestuurskosten af te leiden. Persoonlijke beheervennootschappen van bestuurders zijn hier debet aan.
Overigens is de WNT (wet normering topinkomens) nog niet van kracht, dus is er nog geen juridische titel voor terugvordering, mocht daar aanleiding toe zijn, van een eventuele overschrijding van het norminkomen.
Waarom houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geen toezicht op Nederlandse zorginstellingen die in het buitenland gevestigd zijn? Gaat u bewerkstelligen dat de IGZ voortaan wel gaat controleren? Zo nee, waarom niet?
De IGZ houdt toezicht op basis van de Nederlandse gezondheidswetgeving en is niet bevoegd in het buitenland toezicht te houden. De IGZ houdt wel toezicht op de in Nederland op grond van de WTZi toegelaten zorginstellingen die tevens een vestiging in het buitenland hebben. Het toezicht op de buitenlandse activiteiten van deze instellingen wordt in Nederland uitgevoerd op de hulpverlening die als voorbereiding op een buitenlands verblijf plaatsvindt. Het toezicht op de zorg die door buitenlandse vestigingen wordt geleverd en de aldaar werkende beroepsbeoefenaren valt onder de verantwoordelijkheid van de in het betreffende land gevestigde toezichthouder voor de gezondheidszorg.
Het is van groot belang dat de patiënt die kiest voor ongecontracteerde zorg in het buitenland zichzelf vergewist van de kwaliteit en beseft dat dit niet onder Nederlands kwaliteitstoezicht staat.
Is het waar dat zorgverzekeraars geen controles hebben gehouden, terwijl zij signalen ontvingen van gedupeerde mensen die geconfronteerd zijn met forse rekeningen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer uw oordeel hierover te geven?
De zorgverzekeraars kunnen op grond van de «Gedragscode Zorgverzekeraars» materiële controles uitvoeren. Indien het gaat om declaraties van een niet gecontracteerde instelling, zoals een buitenlandse verslavingskliniek, zijn de controlemogelijkheden minder vergaand en moeilijk uitvoerbaar. Volgens Zorgverzekeraars Nederland hebben zorgverzekeraars in deze onderzoek ingesteld.
Kunt u aangeven waarom er geen vergunningsplicht is voor personen die een privé-afkickkliniek oprichten? Bent u bereid alsnog een vergunningsplicht in te stellen als privéklinieken verzekerde zorg leveren, als het gaat om Nederlandse instellingen ook als ze in het buitenland gevestigd zijn? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Een privé-afkickkliniek zonder WTZi-toelating of vergunning dient zich te houden aan de voorwaarden zoals gesteld in de Kwaliteitswet en de Wet BIG om de kwaliteit en veiligheid van de zorg te borgen. Een privé-kliniek wordt verplicht geregistreerd in een door het CIBG beheerd register. Hierdoor en door de oprichting van het Kwaliteitsinstituut en de extra kwaliteitswaarborgen zoals opgenomen in het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg acht ik het instellen van een vergunningsplicht overbodig. Een Nederlandse vergunningsplicht heeft bovendien geen enkel effect op buitenlandse klinieken die onder de wet van het desbetreffende land vallen.
Welke maatregelen gaat u treffen om een halt toe te roepen aan de malafide wanpraktijken van deze privé-afkickklinieken?
Zoals ik heb aangegeven is mijn indruk dat de uitlatingen betrekking hebben op één kliniek in Zuid-Afrika. De NZA is gesignaleerd en er loopt een juridisch geding tussen één zorgverzekeraar en de betreffende kliniek over de declaraties. Vooralsnog wacht ik de bevindingen van de NZa en de uitkomst van het geding af.
Het ontslag van docent maatschappijleer/ Leids raadslid naar aanleiding van tweets |
|
Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Docent ontslagen om anti-islam tweets»1 en met de column van Annelies van der Veer «Zondigen tegen de staatsreligie»?2
Ja.
Vindt u dat het Fioretticollege in Lisse de docent terecht op non-actief heeft gesteld, ook als hij geen individuen heeft gekwetst en niet heeft opgeroepen tot geweld?
Het ministerie van OCW is in deze geen partij. Het bevoegd gezag van een school heeft de volledige zeggenschap over ontslaan en schorsen en over het inhoudelijk functioneren van een docent. Bovendien is het in een dergelijk geschil uiteindelijk aan de kantonrechter om te bepalen of de docent door het bevoegd gezag van een school terecht of onterecht op non-actief is gesteld.
Waarom heeft de tweet van de VU-medewerker dat «er eigenlijk VN-troepen naar Nederland gestuurd zouden moeten worden om PVV’ers dood te schieten», indertijd geen rechtspositionele gevolgen gehad?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat docenten wel de burgerlijke vrijheid hebben om politieke standpunten te ventileren die passen binnen de ideologie van de multiculturele samenleving, maar niet als die daar niet in passen?
In Nederland heeft niemand voorafgaand toestemming nodig om gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Of het openbaren van een gevoel of gedachte door een docent blijft binnen de regels die een docent is overeengekomen met het bevoegd gezag, is in eerste instantie ter beoordeling aan het bevoegd gezag van de school. Bij een verschil van inzicht is het aan de rechter om te bepalen of de geuite gedachte passend was.
Wilt u bij de school erop aandringen dat de beëindiging van het contract met deze docent onmiddellijk ongedaan moet worden gemaakt?
Nee, ik kan niet treden in een individuele arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer.
Uitbesteding van graslandbeheer op defensielocaties |
|
Ger Koopmans (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van een voorstel van melkveehouder Vreba Melkvee BV om het grasland op de vliegbasis Venray om niet te mogen maaien en het product af te voeren?
Ja, ik heb kennis genomen van het voorstel van Vreba Melkvee BV getiteld «111112_Advies Vliegbasis Venray». Voor de volledigheid merk ik daarbij op dat deze militaire basis het in de wet aangewezen militaire luchtvaartterrein De Peel betreft. Sinds 29 maart 2012 is deze basis in het kader van de reorganisaties bij Defensie door de Koninklijke luchtmacht overgedragen aan de Koninklijke landmacht en heeft het ook een nieuwe naam: de Luitenant-generaal Bestkazerne. Onveranderd is dat het terrein op grond van de Wet luchtvaart nog steeds een militaire luchthaven is.
Hoeveel kost het Defensie nu jaarlijks om de 100 ha aan grasland van de vliegbasis één keer per jaar te maaien, waarna het gras moet worden opgeslagen, gewogen en afgevoerd naar een vergister?
Grasland trekt vogels aan. Vanwege de vliegveiligheid wordt daarom op alle luchtvaartterreinen specifiek graslandbeheer gevoerd om het risico op vogelaanvaringen zo klein mogelijk te maken. Zo is Defensie in 1985 op alle luchtvaartterreinen begonnen met gedeeltelijk schraal graslandbeheer. Schraal graslandbeheer houdt in dat het gras in beginsel één keer per jaar wordt gemaaid en dat het niet wordt bemest. Ook op schraal grasland komen vogels voor, maar de soorten die daarop af komen leveren het geringste gevaar voor de luchtvaart op. Vanwege de goede ervaringen van de luchtmacht daarmee, wordt sinds 1995 op alle militaire luchtvaartterreinen geheel schraal graslandbeheer toegepast.
Hoewel de Luitenant-generaal Bestkazerne geen eigen militaire vliegactiviteiten meer heeft, is het nog wel een aangewezen militair luchtvaartterrein. Er vinden regelmatig vliegactiviteiten op het luchtvaartterrein plaats, met nameClose Air Support (CAS) en Forward Air Controller (FAC) oefeningen. Volgens het motto train as you fight vliegen F-16»s en helikopters daarbij laag over het militaire veld om de operationele omstandigheden zoveel mogelijk na te bootsen. Recente operationele ervaringen onderstrepen de noodzaak van dergelijke oefeningen. Deze operaties zijn alleen mogelijk als de aanwezige vogels geen gevaar voor de vliegveiligheid vormen. Het huidige schraal graslandbeheer maakt dit mogelijk.
Vreba Melkvee BV stelt in essentie voor af te stappen van het huidige schraal graslandbeheer en over te gaan op commerciële exploitatie van de graslanden. Volgens dit voorstel wordt het grasland opnieuw, met andere grassen, ingezaaid, wordt kunstmest toegevoegd en wordt het gras drie keer per jaar geoogst waarbij de grasopbrengst aan vee wordt gevoerd. Kortom, een significante verandering van het huidige graslandbeheer. Als tegenprestatie voor de commerciële exploitatie van bijna 100 hectare defensieterrein, biedt Vreba aan dit «om niet» te doen. Volgens dit voorstel zou Defensie daarvoor niet langer zelf kosten hoeven te maken en zo dus geld besparen.
Echter, het gaat bij een luchtvaartterrein niet in de eerste plaats om de kosten die door ander grasbeheer kunnen worden bespaard, maar om de vliegveiligheid die door het specifieke grasbeheer wordt bereikt. Op dit punt is het voorstel van Vreba niet uitgewerkt. Het komt niet verder dan het uitspreken van de verwachting dat het door hen voorgestelde graslandbeheer «geen vogels aantrekt». Defensie is het daarmee niet eens.
Elk ander grasbeheer trekt hoe dan ook andere soorten vogels aan. Volgens de ervaringen van Defensie werkt schraal graslandbeheer op haar luchtvaartterreinen het beste ter voorkoming van vogelaanvaringen. Dit houdt in dat elke verandering van het graslandbeheer op het luchtvaartterrein leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen. In de praktijk betekent dit dat dan beperkingen aan het huidige vlieggebruik moeten worden gesteld. Zo kan de luchtmacht, ter vermijding van vogelaanvaringen bij de huidige CAS en FAC oefeningen, worden gedwongen hoger te vliegen. Dit leidt tot een vermindering van de oefenwaarde. Defensie acht dit operationeel niet aanvaardbaar.
Defensie is dus niet bereid in te gaan op het voorstel van Vreba om het huidige schraal grasbeheer van het militaire luchthaventerrein anders in te richten. Aan het schraal graslandbeheer zijn voor Defensie inderdaad kosten verbonden, zoals Vreba opmerkt, maar die zijn om bovengenoemde operationele redenen goed te verklaren. Aangezien Vreba niet aanbiedt het huidige schraal graslandbeheer van Defensie «om niet» over te nemen, zijn voor Defensie volgens dit voorstel dus geen besparingen te bereiken. Overigens wordt opgemerkt dat de kosten van het schraal graslandbeheer van Defensie fors lager zijn dan die in het voorstel van Vreba worden geraamd. Op het precieze verschil kan in deze antwoorden om redenen van commerciële vertrouwelijkheid niet worden ingegaan.
In het overleg dat medewerkers van Defensie hierover met Vreba hebben gehad, is ook ingegaan op de natuurwaarden van het schraal graslandbeheer. Het voorstel van Vreba besteedt hier aandacht aan. Zoals hierboven is betoogd, is het grasbeheer in de eerste plaats ingegeven door de operationele eisen die het vliegbedrijf aan een luchtvaartterrein stelt. Maar zoals vaker op defensieterreinen het geval is, kunnen als gevolg van het specifieke defensiebeheer ook bijzondere natuurwaarden tot stand komen. In dit concrete geval zijn hierover ook afspraken gemaakt met het ministerie van EL&I. Op die manier draagt Defensie bij aan de natuur van Nederland. Maar het primaire doel van Defensie is vanzelfsprekend het beschikbaar stellen van inzetgerede en geoefende eenheden.
Is het waar dat Defensie deze kosten kan besparen als het beheer van het grasland wordt uitbesteed aan het betreffende bedrijf? Kunt u aangeven hoeveel besparingen per jaar mogelijk zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen heeft het ministerie van Defensie genomen om dit voorstel en de daarmee gepaard gaande besparingsmogelijkheden serieus in overweging te nemen, en welke contacten zijn daartoe onderhouden met het betreffende bedrijf?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het beheer van het grasland bij de vliegbasis Leeuwarden op vergelijkbare wijze is uitbesteed? Zijn er andere defensielocaties waar dit reeds gebeurt?
Ja, het schraal graslandbeheer op vliegbasis Leeuwarden is eveneens uitbesteed. Ook op andere defensielocaties wordt het grasbeheer uitbesteed.
Bent u bereid om in te gaan op het voorstel van het betreffende bedrijf, het huidige beheerscontract van de vliegbasis Venray daartoe aan te passen, alsmede te kijken naar mogelijkheden om het beheer van grasland op vergelijkbare wijze uit te besteden bij andere defensielocaties? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vragen 2, 3, 4 en 6.
Deelt u de mening dat Defensie zo slim mogelijk moet omgaan met beheer en exploitatie van defensielocaties?
Ja. Ideeën en voorstellen als dat van Vreba Melkvee BV worden door Defensie dan ook serieus in beschouwing genomen om te bezien of het beheer en de exploitatie van militaire terreinen efficiënter en goedkoper kunnen. Defensie is Vreba erkentelijk dat het de moeite heeft genomen mee na te denken over het beheer van defensieterreinen. Uitgangspunt bij elke beoordeling is echter altijd, dat de militaire functie van die terreinen niet in het geding mag komen.
Bent u bereid deze vragen vóór aanvang van het eerstvolgende algemeen overleg over het Defensievastgoed d.d. 26 juni 2012 te beantwoorden?
Ja.