Over het onvoldoende slagen van de Nederlandse economische diplomatie |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
![]() |
Kent u het artikel «Rijk Achter de Dijken» van Jan Melissen en Maaike Okano-Heijmans (Instituut Clingendael), waarin zij zich kritisch uitlaten over het niet slagen van de Nederlandse economische diplomatie?1
Wat is uw reactie op dit artikel waarin de onderzoekers zeer kritisch zijn over het buitenlandbeleid dat u de afgelopen bijna twee jaar heeft gevoerd?
Heeft het kabinet inderdaad belangrijke kansen laten liggen voor de BV Nederland? Kunt u een overzicht geven van de concrete activiteiten die u heeft ondernomen in het kader van de Nederlandse economische diplomatie? Kunt u daarbij ook een overzicht geven van de resultaten van die activiteiten? Indien nee, waarom niet?
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die u genomen heeft, neemt of gaat nemen om de schade te beperken aan de Nederlandse reputatie in het buitenland als gevolg van het gevoerde beleid?
Kunt u een concreet overzicht geven van wat u op het vlak van economische diplomatie verwacht van het internationale postennetwerk, welke rol voor welke diplomatieke posten daarbij hoort en welke analyse ten grondslag ligt aan de invulling en keuzes bij het openhouden, sluiten, verkleinen of vergroten van de posten in het postennetwerk? Indien nee, waarom niet?
Het bericht dat gemeenten woonwagenkampen mijden |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gemeenten laten woonwagenkampen links liggen»?1
Ja.
Is het waar dat er in circa veertig gemeenten nauwelijks wordt gehandhaafd op een of meerdere woonwagenkampen? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit ongewenst is en wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, wat is er niet waar en over welke gegevens beschikt u?
In de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 augustus 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33000-VII, nr. 125) wordt vermeld dat uit onderzoek van de toenmalige VROM-Inspectie blijkt dat de inspectie het mogelijk acht dat 44 gemeenten te maken hebben met vrijplaatsenproblematiek op woonwagenlocaties.
Vrijplaatsen, waarbinnen personen zich niets gelegen laten liggen aan normen en geldende wet- en regelgeving, kunnen niet worden getolereerd. Zoals aangegeven in de genoemde brief zullen de aanbevelingen uit het rapport onder de aandacht worden gebracht van gemeenten. Door de toenmalige VROM-Inspectie is in 2011 een handleiding geactualiseerd voor de aanpak van (woon) overlast en verloedering in wijken. Ook specifiek voor de aanpak van woonwagenlocaties is door deze inspectie een handreiking beschikbaar gesteld. Verder kunnen de handhavingspartners bij het bepalen van hun handhavingsstrategie gebruik maken van het convenant van de Regionale Informatie en Expertise Centra (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 911, nr. 59), dat de grondslag biedt voor het uitwisselen van informatie.
Worden er veel aangiftes gedaan door toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners vanwege bedreiging, geweldpleging of andere delicten waarvan woonwagenbewoners worden verdacht? Zo ja, hebt u de indruk dat het aantal aangiftes disproportioneel is ten opzichte van dergelijke aangiftes gedaan tegen niet-woonwagenbewoners? Zo nee, wat zegt dat over de vermeende status van «vrijplaats» van woonwagenkampen?
In de registratiesystemen van de politie wordt niet vastgelegd of een persoon woont op een woonwagenlocatie. Zodoende beschik ik niet over de gevraagde gegevens.
Is het waar dat het na een brand in Maastricht een meisje uit het woonwagenkamp geen slachtofferhulp krijgt? Zo ja, waarom is dat? Bestaan er concrete aanwijzingen dat medewerkers van slachtofferhulp onveilig zouden zijn als zij in het kamp hulp zouden verlenen?
Uit navraag bij Slachtofferhulp Nederland blijkt dat aan het slachtoffer van de brand in Maastricht wel degelijk slachtofferhulp is verleend. Slachtofferhulp Nederland deelt mee dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het voor hun medewerkers onveilig zou zijn als zij op een woonwagenlocatie hulp zouden verlenen. In de dagelijkse praktijk bezoeken medewerkers van Slachtofferhulp Nederland met enige regelmaat cliënten die woonachtig zijn op een woonwagenlocatie.
Hebt u de indruk dat agressie tegen toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners een probleem is dat op woonwagenkampen relatief vaker voorkomt dan elders? Zo ja, kunt u dit met cijfers onderbouwen en wat gaat u hiertegen doen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat vrijplaatsen en een verziekte sfeer op een woonwagenkamp vooral ontstaan als een minderheid van de bewoners het voor de overgrote meerderheid van de kampbewoners verpest? Zo ja, deelt u dan de mening dat een aanpak die specifiek op die minderheid wordt gericht gewenst is? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
Net als in andere buurten en wijken kunnen enkelen het voor velen bederven. Dat kan ook op woonwagenlocaties het geval zijn. Een handhavingsactie is erop gericht vast te stellen wie de regels overtreedt en wie niet. De verdere aanpak kan vervolgens worden gericht op de overtreders.
Deelt u de mening dat het doen van melding of aangifte door woonwagenbewoners zelf over misstanden op hun kampen kan bijdragen aan het terugdringen van die misstanden? Zo ja, wat gaat u doen om deze aangiftebereidheid te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Ja, het doen van aangifte of een melding door woonwagenbewoners kan bijdragen aan het terugdringen van deze misstanden. In het kader van het dienstverleningsconcept van de Nationale politie wordt gewerkt aan verbetering van het aangifteproces. Een van de onderdelen hiervan is het verbeteren van de mogelijkheden om aangifte te doen. Mocht een woonwagenbewoner vrezen voor represailles van medebewoners, dan kan gemeld worden via Meld Misdaad Anoniem en bestaat de mogelijkheid om beschermd aangifte te doen op grond van de OM-handleiding Opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring
(Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr. 283).
Is het waar dat gemeenten uit onvermogen of angst de problemen met woonwagenkampen liever uit de weg gaan? Zo ja, waarom is dat zo? Zo nee, waarom niet?
In het rapport «Woonwagenbewoners in Nederland 2011» dat met de eerder genoemde brief van 28 augustus 2012 aan de Tweede Kamer is gezonden, wordt aangegeven dat er lang niet op alle woonwagenlocaties sprake is van problematische situaties. De redenen dat sommige gemeenten en andere gezagsdragers niet ingrijpen bij problematische situaties zijn volgens de onderzoekers divers. Zij kennen voorbeelden waarin woonwagenbewoners hun zin hebben gekregen door intimidatie en geweldsdreiging. Andere factoren die zij noemen zijn de complexiteit van de problematiek, de kosten die ingrijpen met zich brengt, een gebrek aan kennis en contacten en de geringe omvang van de groep woonwagenbewoners.
Vrijplaatsen zijn ontoelaatbaar. Desgevraagd ondersteun ik gemeenten bij de aanpak van problematische woonwagenlocaties, opdat gemeenten hun regierol invullen en er met de relevante partners (alsnog) een handhavingsstrategie wordt opgesteld en uitgevoerd. Verder bieden de in het antwoord op vraag 2 genoemde instrumenten gemeenten een basis om tot aanpak over te gaan.
Kent u andere vrijplaatsen dan kampen? Zo ja, welke zijn dat?
In de omschrijving die bijvoorbeeld het Van Traa-team voor de bestuurlijke aanpak van criminaliteit te Amsterdam hanteert, wordt onder vrijplaatsen begrepen: groepen of locaties waar(door) een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, met als gevolg dat een maatschappelijk ongewenste situatie ontstaat waar structurele fraude van wezenlijke betekenis is2. Het kan gaan om een winkelstraat, industriegebied of een clubhuis. Tegen vrijplaatsen kan worden opgetreden door met de verschillende samenwerkende partijen gebruikers van het gebied te controleren op naleving van de vigerende wet- en regelgeving. De overheid is weer zichtbaar aanwezig in het gebied en hierdoor wordt een signaal afgegeven dat negatieve ontwikkelingen in het gebied niet gewenst zijn.
In hoeverre worden, bijvoorbeeld in het kader van het programma Veilige Publieke Taak (VPT), toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners, behalve in het omgaan met ervaren agressie, ook getraind in het voorkomen van agressie en het omgaan met potentieel moeilijke situaties?
Conform de Arbeidsomstandighedenwet is het de verantwoordelijkheid van werkgevers om een goed arbeidsomstandighedenbeleid te voeren. Het voorkomen van agressie en geweld is hiervan een afgeleide verplichting. Training op dat vlak is dan ook een van de acht standaard maatregelen uit het programma Veilige Publieke Taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uit de monitor Agressie en geweld uit 2011 blijkt dat circa 50 % van de werknemers met een publieke taak aangeeft dat er trainingen zijn op dit gebied (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 684, nr. 327). Vanuit het expertisecentrum Veilige Publieke Taak wordt momenteel een handreiking «Voorkomen van agressie en geweld» opgesteld. Deze handreiking wordt beschikbaar gesteld aan alle werkgevers met een publieke taak. Het gaat om een stappenplan waarvan maatregelen als het in kaart brengen van risico’s, het opstellen van gedragsregels, het trainen van personeel en de samenwerking met andere organisaties deel uit maken.
Kippen die zijn gestikt door de warmte |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «duizenden kippen door warmte gedood in oververhitte schuur»?1
Ja.
Is het waar dat er duizenden kippen op deze wijze zijn omgekomen? Kunt u aangeven of er ook meldingen zijn uit andere delen van het land en om welke aantallen dode dieren het gaat? Zo nee, waarom niet?
Op het bedrijf in Schuinesloot zijn ongeveer 200 vleeskuikens door de hitte omgekomen.
De media hebben over enkele soortgelijke situaties bericht waarbij de brandweer het dak van pluimveestallen gekoeld heeft met bluswater om de temperatuur in de stallen te verlagen. Het betreft bedrijven in Afferden (Limburg), Veelerveen (Groningen) en Hengelo (Gelderland). In Afferden zouden ook ongeveer 200 vleeskuikens zijn omgekomen. Bij de andere bedrijven is niets bekend over extra mortaliteit.
Deelt u de mening dat de dood van de dieren behalve met het warme weer , ook nauw samenhangt met de schaalgrootte van de huisvesting? Zo nee, waarom niet en heeft u voorbeelden van kleinschalige houderijsystemen waar zich soortgelijke problemen hebben voorgedaan?
Extra sterfte van de dieren kan, in een context van extreem hoge buitentemperaturen, samenhangen met een combinatie van factoren: leeftijd van de dieren en de ouderdom en daarmee samenhangende kwaliteit van de stal.
Een relatie tussen deze problemen en de schaal van de bedrijven is niet aan de orde. Een grote, recent gebouwde stal met moderne klimaat- en ventilatievoorzieningen biedt betere bescherming dan een kleine, oudere stal met oude voorzieningen.
Verder heeft een aantal vleeskuikenbedrijven geanticipeerd op de voorspelde hitte in het bewuste weekend door (een gedeelte van) hun slachtrijpe vleeskuikens voortijdig te laten slachten.
Bent u van mening dat interventie van publieke diensten in situaties als deze ten laste van de ondernemer in kwestie zouden moeten komen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven waarom er met publiek geld gewerkt moet worden aan de oplossing van problemen die samenhangen met de door de ondernemer gekozen wijze van huisvesten?
Ingevolge de Wet veiligheidsregio’s (artikel 3) behoort tot de brandweerzorg: «het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand». De brandweer was derhalve verplicht in dit geval assistentie te verlenen, het betreft een wettelijke taak. In principe wordt hiervoor door de brandweer aan de ondernemer niets in rekening gebracht.
Het is echter aan de gemeente te beoordelen of er eventueel kosten kunnen worden doorberekend aan de ondernemer. Daarvoor moet er dan wel van tevoren een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van toepassing zijn die bepaalt in welke gevallen dit gebeurt.
Als achteraf zou blijken dat de ondernemer schuldig zou zijn geweest aan het stikken van de kippen, dan wel dat hij onzorgvuldig is geweest of ernstig nalatig, kan de gemeente besluiten of zij zich in het juridische proces wil voegen met een factuur voor de gemaakte kosten.
In dit geval heeft de gemeente Hardenberg besloten dat de interventie van de brandweer op zondag 19 augustus bij het pluimveebedrijf in de categorie «het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor [mens en] dier» valt en niet onder de categorie «andere werkzaamheden» (dienstverlening). De kosten worden dus niet in rekening van de ondernemer gebracht.
Ik ben bereid samen met de pluimveesector te kijken naar de risico’s die een hitteperiode met zich meebrengt voor het pluimvee in relatie tot de huisvesting. Het doel zal zijn dat veehouderijbedrijven beter voorbereid zijn op extreme klimaatomstandigheden om mortaliteit van dieren zo veel mogelijk te voorkomen.
De arrestatie van een 11-jarig meisje met Down Syndroom vanwege schending van de blasfemiewet in Pakistan |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van de arrestatie van het 11-jarige meisje Rimsha met Down syndroom op beschuldiging van blasfemie in een dorp, nabij Islamabad, in Pakistan?
Heeft u kennis genomen van de veroordeling door de Pakistaanse mensenrechtencommissie van deze arrestatie, maar ook de aanklacht tegen de politie omdat zij toestond dat een woedende menigte het politiebureau omsingelde en vervolgens om haar uitlevering vroeg?
Deelt u de mening dat dit meisje per direct vrijgelaten moet worden?
Bent u bereid de Pakistaanse ambassadeur te ontbieden en voor directe vrijlating te pleiten?
Bent u tevens bereid zich in te spannen om binnen de EU tot een veroordeling te komen van deze arrestatie en om gezamenlijk voor directe vrijlating te pleiten bij de Pakistaanse overheid?
Bent u eveneens bereid om in bilateraal en in EU-verband bij de Pakistaanse overheid erop aan te dringen om de blasfemiewet ongedaan te maken aangezien een overgrote meerderheid van de aanklachten ongegrond blijkt te zijn en dus misbruikt wordt om lokale vetes uit te vechten en met name om minderheden aan te klagen? Bent u bereid in bilateraal en in EU-verband als een eerste stap er bij de Pakistaanse overheid voor te pleiten valse aangiften op basis van de blasfemiewet strafbaar te stellen om misbruik tegen te gaan?
Bent u bereid Pakistaanse organisaties, onlangs (juni 2012) bezocht door een ChristenUnie-delegatie, zoals CLAAS (Center for Legal Aid Assistance & Settlement), die slachtoffers van valse aangiften op basis van de blasfemiewet juridisch ondersteunen, financieel blijvend te ondersteunen?
De mogelijke nadelige gevolgen van de nieuwe vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget voor mensen met een letselschade uitkering |
|
Jetta Klijnsma (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u inzicht geven in hoe de vermogenstoetsen die per 1 januari 2013 ingaan met betrekking tot de zorgtoeslag en het kindgebonden budget zich verhouden tot mensen die een letselschade uitkering ontvangen?
Op 1 januari 2013 zal voor meer toeslagen dan nu het geval is een vermogenstoets gaan gelden. Deze bestaat reeds voor de huurtoeslag en wordt op die datum – in gewijzigde vorm – geïntroduceerd voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Voor de kinderopvangtoeslag geldt geen vermogenstoets. De nieuwe vermogenstoetsen houden in dat wanneer de grondslag sparen en beleggen in box 3 van de inkomstenbelasting hoger is dan € 80 000, er geen recht meer is op toeslag. Door de werking van het heffingvrije vermogen ligt de grens voor alleenstaanden bij € 101 139 (op basis van het jaar 2012) en voor partners op € 122 378, eventueel verhoogd met ouderentoeslag in box 3. Voor de vermogenstoets in de huurtoeslag is de grens voor de vermogenstoets het heffingvrij vermogen, zonder de opslag van € 80 000.
Bij de bepaling van de hoogte van de grondslag sparen en beleggen wordt geen rekening gehouden met de herkomst van het vermogen. Hierop bestaan echter uitzonderingen, de zogenoemde hardheidsclausulegevallen. Een voorbeeld daarvan is vermogen dat een vergoeding vormde voor immateriële schade (smartengeld).
Hoe de introductie van deze vermogenstoetsen zich verhoudt tot mensen die een letselschade-uitkering ontvangen is afhankelijk van het moment van toekennen van de vergoeding en van de gekozen modaliteit van de uitkering.
Voor gevallen die zijn of worden afgewikkeld nadat bekend werd dat er vermogenstoetsen worden geïntroduceerd hoort bij de bepaling van het schadebedrag rekening te worden gehouden met het bestaan van de vermogenstoetsen. De schade als gevolg van het verlies aan arbeidsvermogen wordt immers bepaald op het verschil tussen de bestaande verdiencapaciteit en de verdiencapaciteit indien de schade zich niet had voorgedaan. Daarbij telt het feit dat iemand als gevolg van de schade-uitkering geen recht meer heeft op toeslagen mee. Deze personen worden dan ook materieel niet geraakt door de introductie van de vermogenstoetsen.
Voor gevallen die zijn afgewikkeld voordat bekend werd dat er vermogenstoetsen in de zorgtoeslagen het kindgebonden budget zouden worden geïntroduceerd is bij de vaststelling van het schadebedrag hiermee geen rekening gehouden. Er zijn dan grofweg drie modaliteiten denkbaar.
Kunt u bevestigen dat mensen die een letselschade uitkering ontvangen en daarmee een vermogen hebben dat hoger is dan het heffingvrije vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting per 1 januari 2013 getroffen zullen worden door de nieuwe vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget? Zo ja, hoeveel mensen met een letselschade-uitkering zullen volgens u geraakt worden door de vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget? Klopt het dat zij er hierdoor financieel flink op achteruit kunnen gaan, en daardoor in de financiële problemen kunnen raken? Deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk zou zijn, zeker omdat het hier veelal gaat om mensen of gezinnen die al in een kwetsbare situatie zitten?
Zoals bij de vorige vraag is aangegeven ligt de vermogensgrens voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget bij het heffingvrije vermogen in box 3, plus € 80 000. Dat wil zeggen dat voor alleenstaanden een maximaal vermogen geldt van € 101 139 (op basis van het jaar 2012) en voor partners € 122 378.
Om hoeveel personen het bij deze grenzen precies gaat is niet bekend. Sinds 2009 hebben cumulatief iets meer dan 1 000 personen een schadevergoeding van meer dan € 100 000 ontvangen. 1 Onder deze personen, en de personen die voor die tijd een schadevergoeding hebben ontvangen, bevinden zich mensen die door het invoeren van de vermogenstoets worden geraakt. Deze groep wordt echter ingeperkt door de verschillende modaliteiten die bij het antwoord op de eerste vraag zijn uiteengezet. De omvang ervan is daarom moeilijk vast te stellen, te meer omdat ook niet bekend is hoeveel personen van deze groep momenteel in aanmerking komt voor zorgtoeslag of kindgebonden budget. Daarnaast is het ook denkbaar dat iemand die een lagere uitkering ontvangt door de nieuwe vermogenstoets wordt geraakt omdat hij al een zeker vermogen bezat.
Het is mogelijk dat personen die een letselschade-uitkering hebben ontvangen er op achteruit gaan als gevolg van de vermogenstoets. Wanneer deze personen overigens een laag inkomen hebben, waardoor zij wel recht hebben op de toeslagen als de vermogenstoets er niet zou zijn, kan de inkomensachteruitgang meer dan tweehonderd euro per maand bedragen. Dat is voor deze mensen, die zich vaak in een kwetsbare positie bevinden, veelal een erg hoog bedrag.
De introductie van de vermogenstoetsen raakt bij de letselschadeslachtoffers aan een privaatrechtelijke verhouding. Het privaatrecht is beter in staat dan het bestuursrecht om maatwerk te bieden, zoals het antwoord op vraag 1 laat zien. Van belang is dan ook dat de personen om wie het gaat hun privaatrechtelijke situatie onderzoeken om te zien of daar mogelijkheden in bestaan. Het kan een rol spelen dat een deel van de schadevergoeding ziet op immateriële schade. Dit deel is dan reeds op basis van bestaand hardheidsclausulebeleid vrijgesteld.2
Oplossingen dienen naar mijn inzicht dan ook primair te worden gevonden op het privaatrechtelijke vlak. Voor individuele gevallen kan het nodig zijn dat opnieuw naar de afwikkeling wordt gekeken. Eventueel is bemiddeling nodig. Ook binnen de letselschadesector is aandacht voor de afwikkeling van schades op een manier waarbij rekening wordt gehouden met (toekomstige) wetswijzigingen op fiscaal gebied en het gebied van de toeslagen. Een platform op het gebied van bemiddeling en overleg binnen de sector vormt de Letselschade Raad, waarin alle betrokkenen in de sector vertegenwoordigd zijn.
Desalniettemin kan het voorkomen, zoals in de voorgaande alinea’s is gesignaleerd, dat er mensen zijn die geen privaatrechtelijke mogelijkheden hebben en er in inkomen flink op achteruitgaan. Ik ben bereid voor gevallen waar dit onevenredig hard uitpakt een tegemoetkomende regeling te treffen. Ik heb het dan over een restgroep. Een dergelijke regeling zal daarom beperkt en van tijdelijke aard zijn en uitsluitend zien op gevallen die zijn afgewikkeld voordat werd aangekondigd dat vermogenstoetsen zouden worden geïntroduceerd. In de praktijk betekent dit dat deze niet ziet op de huurtoeslag.
Deelt u de mening dat het onwenselijk zou zijn als mensen die slachtoffer/gehandicapt zijn geworden door toedoen van anderen en daarvoor een letselschade- uitkering ontvangen, benadeeld worden door de nieuwe vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget? Ziet u mogelijkheden om de regelgeving voor de inwerkingtreding op 1 januari 2013 aan te passen om mensen met een letselschade-uitkering te ontzien bij de vermogenstoetsen? Zo ja, bent u bereid hier werk van te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De rechtmatigheid van Amerikaanse targeted killings |
|
Harry van Bommel |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vijf doden door drone-aanval in Pakistan»?1
Ja.
Deelt u de mening van de oorlogsrechtexpert Mary Ellen O’Connell dat de Verenigde Staten momenteel niet in oorlog zijn met de staat Pakistan en evenmin met de staten Jemen en Somalië en dat het oorlogsrecht met betrekking tot targeted killings in deze landen niet van toepassing is?2 Indien neen, wat is dan uw opvatting over het van toepassing zijnde recht met betrekking tot targeted killings door de Verenigde Staten in de genoemde landen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het humanitair oorlogsrecht zou van toepassing kunnen zijn op bepaalde handelingen van de VS in landen voor zover deze handelingen in relatie staan tot een gewapend conflict met niet-statelijke partijen. Volgens de VS is er een gewapend conflict met Al Qaida en gaat het om aanvallen op belligerenten die op zichzelf rechtmatig zijn; Al Qaida heeft meermalen zware aanslagen tegen Amerikaanse instellingen en instellingen in andere westerse landen uitgevoerd en opgeëist. Het oorlogsrecht verbiedt het gebruik van geavanceerde wapentechnologie niet.
Deelt u de mening van de Pakistaanse autoriteiten dat de Verenigde Staten door het uitvoeren van targeted killings in Pakistan inbreuk maken op de soevereiniteit van het land? Indien neen, waarom niet?
Bij de concrete operaties waar het hier om gaat, is het voor derde landen niet vast te stellen of al dan niet toestemming is gegeven.
Hoe beoordeelt u de rechtmatigheid van de bij vraag 1 genoemde targeted killings? Kunt u uw antwoord toelichten?
In een gewapend conflict is het gebruik van dodelijk geweld rechtmatig, indien dit binnen de kaders van het oorlogsrecht wordt aangewend. Ten aanzien van specifieke aanvallen in betreffende landen beschik ik niet over de feitelijke informatie die nodig zou zijn om een verantwoord oordeel te kunnen geven over de rechtmatigheid ervan.
Is het u bekend dat de Verenigde Staten zogenaamde signature strikes uitvoeren, in ieder geval in Jemen en Pakistan, waarbij niet geïdentificeerde individuen op basis van verdacht gedrag doelwit zijn van targeted killings?3 Deelt u de opvatting van de oud-Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties, Philip Alston, dat «targeted killings should never be based solely on «suspicious» conduct or unverified – or unverifiable – information»?4 Acht u signature strikes in strijd met het internationale recht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ermee bekend dat de Verenigde Staten ook targeted killings uitvoeren op reddingswerkers?5 Deelt u de opvatting van de Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties, Christof Heyns, dat «secondary drone strikes on rescuers who are helping (the injured) after an initial drone attack (…) are a war crime»?6 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan dit niet bevestigen.
Is het u verder bekend dat de Verenigde Staten ook targeted killings uitvoeren op begrafenisstoeten?7 Hoe beoordeelt u de rechtmatigheid van aanvallen op begrafenisstoeten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u er tenslotte mee bekend dat de aanbevelingen van de Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties met betrekking tot targeted killings – aanbevelingen 24 en 25 – niet zijn geïmplementeerd door de Verenigde Staten?8
Of dit het geval is of niet, het is aan de VS te bezien hoe wordt omgegaan met de aanbevelingen van een Speciaal Rapporteur.
Deelt u de opvatting van de Special Rapporteur on the promotion and protection of human rights and fundamental freedoms while countering terrorism van de Verenigde Naties, Ben Emmerson, dat targeted killings met drones niet alleen aanvallen op de individuen in kwestie zijn, maar ook op «international law itself»?9 Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2 en 5.
Deelt u de opvatting dat de ontwikkeling naar steeds meer targeted killings, met name tijdens het presidentschap van Barack Obama, allerlei juridische vragen oproept en dat meer duidelijkheid over de juridische aspecten hiervan dringend gewenst is? Indien neen, waarom niet?
Nee, het internationaalrechtelijk kader voor het gebruik van geweld, ook met behulp van drones, is voldoende helder. Exacte kennis over concrete gevallen is noodzakelijk om een gefundeerd oordeel te formuleren over de rechtmatigheid van het gebruik van drones in een concreet geval. Zie verder het antwoord op vraag 9.
Ligt er een juridisch advies of wordt er momenteel gewerkt aan een juridisch advies van de externe volkenrechtelijk adviseur van het ministerie van Buitenlandse Zaken, professor André Nollkaemper, en/of van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken met betrekking tot het beleid van targeted killings? Indien neen, bent u bereid de externe volkenrechtelijk adviseur en/of de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken om dit advies te vragen? Indien neen, waarom niet?
Over deze kwestie heb ik intern juridisch advies ontvangen.
Bent u bereid stelling te nemen tegen deze systematische schendingen van mensenrechten door middel van targeted killings en uw Amerikaanse collega’s hiervan op de hoogte te brengen? Indien neen, waarom niet?
Nee, zie ook antwoord 4 en 5.
Bent u verder bereid bij uw Amerikaanse collega’s aan te dringen op implementatie van de aanbevelingen over targeted killings van de Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties? Indien neen, waarom niet?
Nederland is een bondgenoot van de VS in de strijd tegen het terrorisme. In dat kader vindt regelmatig juridisch overleg plaats waarbij dergelijk aspecten aan de orde komen.
Bent u tenslotte bereid om, zolang er grote twijfels bestaan over de rechtmatigheid van targeted killings, bij uw Amerikaanse collega’s aan te dringen op een moratorium op het uitvoeren van targeted killings buiten erkende gewapende conflictgebieden? Indien neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Melkveehouders die in de problemen komen door de lage melkprijs |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Melkveehouders straks dieper in schulden»?1
Ja.
Is het waar dat de lagere melkprijs en de stijgende kosten van inputs leiden tot een verslechtering van de financiële positie van de helft van de Nederlandse melkveehouders?
Het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) verstrekt via de website (http://www.lei.wur.nl/NL/statistieken/Barometer) gegevens over de actuele economische situatie in onder meer de melkveehouderij. Daaruit blijkt dat de ontwikkeling van het saldo (opbrengsten minus toegerekende kosten, waarin ook de kosten voor veevoer en meststoffen zijn opgenomen) tot en met juli in 2012 hoger ligt dan het gemiddelde over dezelfde periode in de jaren 2006 – 2011. Het saldo tot en met juli 2012 ligt wel lager dan de vergelijkbare periode over 2011, maar in 2011 was sprake van een fors gestegen melkprijs.
Bent u het met NMV (Nederlandse Melkveehouders Vakbond) eens dat de stijging van de melkprijs in 2011 een eenmalige opleving was en dat er dus sprake is van een structureel dalende melkprijs?
Nee. Zoals verwacht blijkt de prijs de afgelopen jaren meer en vaker te fluctueren door ontwikkelingen op de wereldmarkt. De laatste weken is er sprake van een opleving van de prijzen op de wereldmarkt, die naar verwachting in de komende maanden zal leiden tot stijging van de melkprijzen voor de veehouders. Ook voor de komende jaren verwacht ik vergelijkbare prijstendensen en dus geen structureel dalende melkprijs. Mede omdat daarnaast de kosten tussen melkveebedrijven onderling sterk variëren, zal niet steeds en niet voor elk bedrijf sprake zijn van een volledig kostendekkende melkprijs.
Wat is uw verklaring voor de huidige lage melkprijs, gezien de stijgende zuivelprijzen op de wereldmarkt? Deelt u de mening dat Nederlandse melkveehouders een eerlijke en reële prijs moeten krijgen voor hun melk, waarin alle input- en milieukosten zijn meegenomen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat andere EU-landen van plan zijn om de toeslagen vervroegd uit te betalen? Zo ja, om welke landen gaat het?
De Europese Commissie heeft een voorstel gepresenteerd aan het beheerscomité voor directe betalingen van 25 juli jongstleden waarin zij alle lidstaten toestaat om vanaf 16 oktober 2012 vervroegd 50% van de bedrijfstoeslag 2012 te betalen, onder de voorwaarde dat alle controles zijn afgerond. Dit voorstel is vastgesteld en op 28 augustus officieel gepubliceerd.
In het voornoemde beheerscomité gaven acht lidstaten (Letland, Litouwen, Portugal, Roemenië, Griekenland, Italië, Tsjechië en Hongarije) aan dat zij zeer waarschijnlijk voorschotten gaan betalen. Zeven lidstaten gaven aan dat zij zeer waarschijnlijk géén voorschotten gaan betalen (Duitsland, Slowakije, Estland, Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Finland).
Deelt u de mening dat de huidige uitzonderlijke omstandigheden voldoende aanleiding geven om een verzoek in te dienen bij de Europese Commissie om vervroegde betaling van de toeslagen in Nederland mogelijk te maken?
Nee. Nederland heeft dan ook geen verzoek ingediend.
Bent u nog van plan om andere acties te ondernemen om te zorgen dat melkveehouders niet verder in de problemen komen?
Zie antwoord vraag 3.
De aanbesteding van elektrische bussen in Friesland |
|
Martijn van Dam (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Friese droombusorder gaat naar ... China»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Nederland dankzij stevige investeringen in innovatie één van de koplopers is als het gaat om de ontwikkeling van elektrische bussen?
Ja. Er zijn bedrijven in Nederland die bussen of componenten van bussen ontwikkelen die elektrisch worden aangedreven. Daarin is in de afgelopen jaren geïnvesteerd met behulp van onder meer rijkssubsidie programma’s (pilotprojecten openbaar vervoer per bus). Deze bussen draaien momenteel proef in een aantal regio’s waar ze kunnen bewijzen of deze bussen marktrijp zijn voor een verdere uitrol.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn als de geïnvesteerde innovatiegelden gaan renderen door verkoop van deze bussen?
Ik deel deze mening volledig. Met de investeringen in onderzoek en innovatie willen wij onze industrie concurrerend maken voor de wereldmarkt. De investeringen gaan renderen als de bussen marktrijp zijn. Randvoorwaarde is dat de nieuwe technologie daarvoor voldoende bewezen en betrouwbaar is.
Deelt u de mening dat de overheid een ondersteunende rol zou kunnen spelen door als (eerste) klant innovatieve producten te kopen bij Nederlandse bedrijven?
Ik ben het met u eens dat een goede wisselwerking tussen de overheid als eerste klant en het innovatieve bedrijfsleven gewenst is. In het programma Inkoop Innovatie Urgent werkt het Ministerie van Economische Zaken (EZ) samen met overheden om de toepassing van innovatie in inkooptrajecten te stimuleren omdat daarmee effectiever en/of efficiënter overheidsdiensten aangeboden kunnen worden. Ook daar moeten de aanbestedingsregels worden toegepast. Voor een goede aanbesteding geldt dat het aanbod moet passen bij de gevraagde kwaliteit.
Regionale overheden die een aanbesteding voor bussen organiseren, zouden in hun aanbestedingsprogramma innovatieconcessies (proeftuinen) kunnen opnemen waarin innovatieve bussen, die dicht tegen de markt aanliggen, in de praktijk verder kunnen worden beproefd. Het rijk, als ook de EU middels haar subsidieprogramma’s, kan daar bij helpen. Dit is het geval in de zeven proeftuinen die momenteel lopen. In bedoelde concessie kan Nederlandse technologie een kans krijgen zoals de afgelopen jaren ook het geval is geweest. De Nederlandse technologie moet wel concurrerend zijn met buitenlandse producten, want de bussenmarkt is van internationaal karakter.
Deelt u de mening dat het nogal wrang is dat de provincie Friesland haar geld besteedt aan een Chinees bedrijf en niet aan de Nederlandse producent van elektrische bussen, die nota bene een fabriek in Heerenveen heeft staan?
Vanzelfsprekend zou ik graag zien dat Nederlandse producenten een dergelijke aanbesteding zouden winnen. Tegelijkertijd vind ik niet dat enkel de nationaliteit bepalend zou moeten zijn voor de besteding van middelen.
Met de aanbesteding voor zes elektrische bussen voor Schiermonnikoog heeft de provincie Friesland de Europese aanbestedingregels (Europese richtlijn 2004/18/EG) gevolgd. Bij een Europese aanbesteding mogen geen partijen worden bevoordeeld op grond van nationaliteit of op basis van de locatie van de productie. De winnende inschrijving heeft gewonnen op basis van een weging van prijs en kwaliteit. Daarbij is voornamelijk op kwaliteit gegund (63% van de beoordeling).
Kunt u bevestigen dat het Chinese bedrijf, dat de aanbesteding heeft gewonnen, forse staatssteun ontvangt van de Chinese overheid? Zo ja, deelt u de mening dat er sprake is van oneerlijke concurrentie?
Op grond van de Europese aanbestedingsregels mag een aanbestedende dienst een abnormaal lage inschrijving afwijzen. Het is aan een aanbestedende dienst om te bepalen of zo’n geval zich voordoet. Als een inschrijving opvallend laag is, kan een aanbestedende dienst navraag doen bij de inschrijver over de redenen daarvan. Als dan blijkt dat er bijvoorbeeld sprake is van onrechtmatige staatssteun of het niet toepassen van juiste arbeidsvoorwaarden, dan mag de inschrijving afgewezen worden.
In het geval van de aanbesteding door de provincie Friesland heb ik echter geen reden om aan te nemen dat oneerlijke concurrentie heeft geleid tot de gunning aan BYD Europe BV. De balans van het Chinese bedrijf laat zien dat in 2011 een omzet werd behaald van 46 miljard RMB. Dit is ongeveer € 5,8 miljard. Aan staatssteun werd 300 mln RMB (€ 37,6 mln) genoteerd, ongeveer 0,7% van de omzet. Een derde van dit bedrag was bestemd voor fundamenteel onderzoek. Voor een bedrijf dat actief is in energiebesparende techniek – zonne-energie, batterijen, licht, voertuigen – is deze omvang van staatssteun niet excessief.
Tegelijkertijd dient wel te worden opgemerkt dat de Chinese overheid de aankoop van elektrische bussen door lagere overheden subsidieert, zolang deze worden aangeschaft bij Chinese bedrijven. Het is bovendien in het algemeen zeer moeilijk voor buitenlandse bedrijven om mee te doen aan Chinese overheidsaanbestedingen. China is nog geen lid van het Government Procurement Agreement (GPA) van de WTO en kan hier dus moeilijk op worden aangesproken.
Derhalve kan geconcludeerd worden dat, terwijl de aanbesteding in isolatie bezien in alle eerlijkheid is verlopen, een bedrijf als BYD wel gebruik heeft kunnen maken van Chinese overheidsondersteuning om te kunnen groeien tot de huidige omvang.
De discussies over handelsaangelegenheden met China verloopt via het Europese kanaal. Mijn collega Ploumen en ik zullen ons in die discussies inzetten voor een krachtig Europees handels- en aanbestedingsbeleid richting China.
Bent u bereid de provincie Friesland te verzoeken, of indien mogelijk zelfs op te dragen door vernietiging van het aanbestedingsbesluit, de aanbesteding over te doen en het Chinese bedrijf uit te sluiten vanwege het verkrijgen van de oneerlijke staatssteun?
Zie hiervoor mijn antwoorden op de vragen 1 t/m 6. Hieraan kan ik toevoegen dat het juridisch niet mogelijk zou zijn het besluit van de provincie Friesland om te gunnen aan BYD Europe BV te vernietigen. Op grond van de Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten is het juridisch alleen mogelijk een aanwijzing te geven als de provincie Friesland niet of niet naar behoren voldoet aan een voor haar geldende rechtsplicht die voortvloeit uit de aanbestedingsrichtlijn (richtlijn nr. 2004/18/EG). Daarvan is in casu geen sprake geweest.
Op grond van de (Europese) aanbestedingsregels kan een aanbestedende dienst een abnormaal lage inschrijving afwijzen (artikel 55, eerste lid van de aanbestedingsrichtlijn). Een abnormaal lage inschrijving mag alleen worden afgewezen vanwege de ontvangst van onrechtmatige staatssteun aan de inschrijver.
In dit geval is geen sprake geweest van een duidelijk goedkoper bod door BYD Europe BV en daarmee geen sprake van een abnormaal lage inschrijving.
Deelt u de mening dat Nederlandse overheden bij het kopen van innovatieve producten in de eerste plaats naar het aanbod van Nederlandse bedrijven moeten kijken wanneer die kwalitatief niet onder doen voor andere aanbieders of zelfs voorop lopen?
Vanzelfsprekend juich ik het van harte toe als Nederlandse bedrijven in staat zijn deze beste prijs/kwaliteit te leveren. Het is echter van belang dat dit wordt bewezen in een open procedure en volgens heldere en eerlijke regels. Het is wenselijk dat Nederlandse overheden zaken doen op basis van de beste prijs/kwaliteitsverhouding. Dat is in het belang van de belastingbetaler. Bovendien is het op grond van de Europese aanbestedingsregels niet toegestaan om onderscheid te maken tussen Nederlandse en andere Europese ondernemers.
Inzake omkoping van ziekhuizen door thuiszorginstellingen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat minstens vier ziekenhuizen zich hebben laten omkopen voor het doorverwijzen van patiënten?1
Ja, dat bericht is mij bekend.
Deelt u de mening dat het advies van een zorginstelling bij doorverwijzing altijd maatwerk voor de cliënt dient te zijn en daarbij eigen financieel gewin door zorginstellingen geen plaats heeft?
Met u ben ik van mening dat het advies van een zorginstelling maatwerk moet zijn als het om doorverwijzen gaat, maatwerk wat betreft de benodigde kwaliteit van de zorg, de gewenste locatie en/of aanbieder. Eigen financieel gewin mag geen drijfveer zijn. Daarom ben ik blij met de aanwijzing die de NZa vier ziekenhuizen heeft opgelegd omdat de betalingen die zij van thuiszorgaanbieders hebben ontvangen, strijdig zijn met de tariefbeschikkingen. De NZa onderzoekt op dit moment nog de rol van de AWBZ-instellingen in deze kwestie.
Deelt u de mening dat de eigen regie van de cliënt voorop dient te staan en dat dit soort omkooppraktijken die eigen regie en het vertrouwen in de zorg ernstig aantasten?
Ik ben samen met u van mening dat de eigen regie van de cliënt voorop moet staan. Het moeten betalen voor verwijzingen beperkt in zijn algemeenheid de keuzevrijheid van cliënten en werpt een drempel op voor nieuwe toetreders. Het woord «omkooppraktijken» lijkt echter een te zware term voor de praktijk die de NZa heeft aangetroffen. De NZa heeft niemand beticht van «omkopen». Het is de taak van de NZa om op te treden tegen de betreffende ziekenhuizen omdat zij tarieven in rekening hebben gebracht bij AWBZ-instellingen die niet in rekening gebracht hadden mogen worden. Op deze wijze kan worden voorkomen dat het vertrouwen in de zorg wordt aangetast.
Welke sancties kunnen de desbetreffende instellingen worden opgelegd?
De NZa heeft de betreffende vier ziekenhuizen een aanwijzing opgelegd om terstond het in rekening brengen van tarieven voor doorverwijzingen te staken. De aanwijzingen met naam en toenaam van de betrokken ziekenhuizen zijn tevens op de website van de NZa en/of in landelijke of plaatselijke media openbaar gemaakt om andere partijen te informeren en te waarschuwen. Als de ziekenhuizen zich niet aan deze aanwijzing houden of als daar anderszins reden voor is, dan zal de NZa nadere handhavingsmaatregelen overwegen, zoals de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete. Zoals hiervoor opgemerkt, onderzoekt de NZa op dit moment nog de rol van de AWBZ-instellingen in deze kwestie.
Bent u van plan het voordeel, dat de ziekenhuizen door de omkoping hebben gehad, terug te halen, zodat deze middelen aan zorg kunnen worden besteed?
De afhandeling hiervan is onderwerp van een lopende juridische procedure, waarover ik geen mededelingen kan doen.
Deelt u de mening dat omkoping in de zorg hard aangepakt dient te worden?
Ik vind het van het grootste belang dat onrechtmatig tarieven in rekening brengen in de zorg met verve wordt aangepakt, alle zorgaanbieders moeten de regels strikt volgen. Ik ga ervan uit dat door de interventie van de NZa de zorgaanbieders gewaarschuwd zijn en dat zij geen afzonderlijke doorverwijskosten meer in rekening zullen brengen. Tevens ga ik ervan uit dat verzekeraars daar, mede naar aanleiding van de signalen en het optreden van de NZa, beter op zullen toezien.
Welke maatregelen kunt en wilt u nemen om omkoping in de zorg aan te pakken?
Ik vind, zoals gezegd, dat het onrechtmatig in rekening brengen van tarieven met verve dient te worden bestreden. Verschillende partijen hebben daarin een verantwoordelijkheid. Ik hecht zeer aan het goed functioneren van het hele controle en toezichttraject dat begint met de eigen controle van zorgaanbieders op hun ingediende declaraties. Het is van belang dat aanbieders zich ervan vergewissen dat zij alleen juiste declaraties indienen. Om te bezien of de bij hen ingediende declaraties rechtmatig en doelmatig zijn, voeren de zorgverzekeraars hun formele en materiële controles uit en doen zij fraudeonderzoek. Ten slotte is de NZa belast met het toezicht op de aanbieders en de verzekeraars. Versterking van de keten van controle, toezicht en fraudebestrijding heeft mijn aandacht.
De uitspraken van de Finse minister van Financiën dat het uiteenvallen van de eurozone slechts een kwestie van tijd is |
|
Teun van Dijck (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de berichten «Finse minister: «Voorbereiden op uiteenvallen eurozone»» en «Finland maakt zich klaar voor einde euro?»1 en 2
Ja. Hierbij zij opgemerkt dat Erkki Tuomioja geen minister van Financiën is zoals de leden Wilders en Van Dijck in de vraag stellen, maar minister van Buitenlandse Zaken.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Finse minister van Financiën, Erkki Tuomioja, die stelt dat het uiteenvallen van de eurozone slechts een kwestie van tijd is en dat het europroject de toekomst vernietigt van Europa?
Het kabinet laat de uitspraken van de Finse minister van Buitenlandse Zaken, Erkki Tuomioja, voor rekening van de Finse minister die verschillende uitspraken heeft gedaan over verschillende scenario’s. In Finland komt het vaker voor dat ministers de partijpolitieke lijn uitdragen. De minister van Buitenlandse Handel en Europese Zaken, Alexander Stubb, heeft in een persverklaring en tijdens een speech voor de Finse ambassadeursconferentie op 20 augustus jl. laten weten dat minister Tuomioja niet de mening van de Finse regering heeft verkondigd.
De inzet van het Nederlandse kabinet is gericht op het versterken van de euro. Ook het Nederlandse kabinet houdt overigens rekening met verschillende scenario´s , waarschijnlijke en minder waarschijnlijke, wenselijke en onwenselijke scenario’s. Dit heb ik al meerdere keren aan de Tweede Kamer te kennen gegeven, zoals recentelijk nog in de antwoorden op de vragen die gesteld waren via een VSO over onder andere het verslag van de Eurogroep en informele Ecofin Raad van 30 en 31 maart jl. de geannoteerde agenda van de extra Ecofin Raad van 2 mei 2012 en de Eurogroep en Ecofin Raad van 14 en 14 mei 2012 (zie brief met kenmerk BFB2012-11372M). De inzet van het kabinet is een versterkte euro.
Deelt u de mening van Finland, één van de meest kredietwaardige EU-lidstaten, dat de eurozone een catastrofe is en dat het uiteenvallen van de eurozone Europa waarschijnlijk sterker zal maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze bereidt u zich op dit moment voor op het uiteenvallen van de eurozone?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wanneer u eindelijk leiderschap zult tonen, stopt met blanco cheques tekenen en de Nederlandse uitverkoop aan Brussel zult stoppen?
Het kabinet zet in op het versterken van de euro. De inzet van het kabinet is onder andere verwerkt in de Kamerbrief over de Visie toekomst Economische en Monetaire Unie van 7 september 2011 (Kamerstukken 2010–2011, 21 501-07, nr. 839). De inzet van het kabinet is inmiddels al voor een belangrijk deel binnengehaald. Daarbij gaat het onder meer om de afspraken over meer automatisme in de besluitvorming van het Stabiliteits- en Groeipact zoals gemaakt in het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de EMU. Ook zorgt het tweetal toezichtsverordeningen waarover op dit moment tussen de Raad en het Europees Parlement onderhandeld wordt (het zogenaamde «twopack) voor meer toezicht vanuit de Commissie op eurolanden die de SGP-afspraken niet nakomen en op eurolanden met grote problemen met de financiële stabiliteit. Daarnaast gaat de financiële steun die vanuit het noodfonds EFSF wordt verstrekt aan programmalanden gaat gepaard met strikte conditionaliteit en betrokkenheid van het IMF. In de diverse debatten, ondermeer over de noodfondsen, is door het kabinet al het belang ervan benadrukt. Ook voor Nederland.
De veroordeling van de groep Pussy-riot door de Russiche rechter |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het vonnis van de Russische rechter, waarbij de leden van de Russische popgroep Pussy Riot zijn veroordeeld tot 2 jaar strafkamp voor «religieus hooliganisme»?
Ja.
Deelt u de mening dat dit vonnis duidelijk politiek gemotiveerd is en past in een patroon waarbij critici van president Poetin moeten vrezen dat zij voor hun kritiek op het bewind in een strafkamp kunnen belanden?
Ik deel de brede internationale zorgen over de verhouding tussen enerzijds de beperkte zwaarte van het vergrijp, en anderzijds de lengte van het voorarrest, de strafeis en de uiteindelijke straf. Ik heb mijn teleurstelling hierover publiekelijk kenbaar gemaakt. Daarnaast onderschrijf ik de verklaring die HV Ashton
op 17 augustus heeft uitgegeven. In deze verklaring uit de HV haar diepe teleurstelling over de veroordeling van de leden van Pussy Riot, die zij buiten proportie noemt. Zij geeft tevens aan dat dit geval bovenop de recente stijging van politiek gemotiveerde intimidatie en vervolging van oppositionele activisten komt. Zij noemt respect voor mensenrechten en de rechtsstaat een onmisbaar onderdeel van de relatie tussen de EU en Rusland. (http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/EN/foraff/132192.pdf)
Zo ja, deelt u de mening dat de EU de vervolging van dissidenten in Rusland moet veroordelen en daarom ook onverwijld en ondubbelzinnig het vonnis in de zaak Pussy Riot als een aantasting van mensenrechten moet veroordelen?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, bent u bereid zich ervoor in te spannen dat die veroordeling namens de EU er ook snel komt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u verder de mening dat sinds de (her)verkiezing van president Poetin de mensenrechten in Rusland extra onder druk zijn gekomen en er dus alle aanleiding is de dialoog over mensenrechten tussen de EU en Rusland te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
Ik zie in dit soort voorvallen aanleiding de reeds tussen de EU en Rusland bestaande intensieve mensenrechtendialoog met onverminderde kracht voort te zetten. De meest recente bijeenkomst hiervan vond plaats op 20 juli jl. in Brussel. Vrijheid van meningsuiting is daar uitgebreid besproken. Ook tijdens bilaterale consultaties tussen de Nederlandse en Russische mensenrechtenambassadeurs op 18 juli jl. in Den Haag kwam vrijheid van meningsuiting uitgebreid aan de orde. Zowel tijdens dit bilaterale gesprek als tijdens de Europees-Russische mensenrechtendialoog werden bovengenoemde zorgen over de Pussy Riot-zaak overbracht, alsmede de brede zorgen over recente NGO-wetgeving, LHTB-rechten en internetvrijheid.
Zullen de relaties tussen de EU en Rusland tegen het licht worden gehouden en worden heroverwogen indien de druk op de mensenrechtensituatie, de vervolging van dissidenten en de bestrijding van critici van president Poetin aanhouden? Zo nee, waarom niet?
Realisatie van station Barneveld-Zuid |
|
Arie Slob (CU) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Doortrekken Valleilijn naar Arnhem blijft onzeker»1
Ja.
Klopt het dat station Barneveld-Zuid pas in 2014 gereed zal zijn, maar dat daarna ruim een jaar uitgebreid getest moet worden en het station op zijn vroegst eind 2015 operationeel zal zijn? Klopt het dat ProRail zelfs uitgaat van opening in 2016? Zo nee, wat is dan de openingsdatum?
ProRail gaat uit van een opening van Barneveld Zuid in 2015. De concessieverlener geeft aan te streven naar ingebruikname van de halte direct na oplevering vanwege de grote vraag van scholen en omwonenden uit de omgeving.
Kent u de haalbaarheidsstudie station Barneveld Zuid uit juni 2009 waarin het grote belang van de aanwezigheid van het station bij oplevering van de eerste huizen wordt onderstreept en wordt voorgesteld de realisatie van een tijdelijk «noodstation» te onderzoeken?2 Deelt u de mening dat de huidige vertraging problematisch is gezien het feit dat de nieuwbouwwijk Veller I inmiddels wordt gerealiseerd en de nieuwe bewoners hun mobiliteitskeuze maken?
Ja, ik ken de haalbaarheidsstudie naar station Barneveld-Zuid die in opdracht van de provincie Gelderland en de gemeente Barneveld is verricht.
Ik deel uw mening dat het de voorkeur heeft om een nieuwbouwwijk en een station gelijktijdig te realiseren. Het is jammer dat station Barneveld-Zuid pas iets later in gebruik kan worden genomen, maar ik vind dit niet problematisch gelet op de fase, waarin de woningbouw zich in Barneveld-Zuid bevindt, de relatieve nabijheid van station Barneveld-Centrum op ca. 2 kilometer en de korte periode die overbrugd moet worden.
Bent u ermee bekend dat de nieuwbouw van VMBO de Meerwaarde in de directe omgeving van het nieuwe station inmiddels geopend is en de bouw van het van Lodenstein College in Barneveld Zuid al is gestart en deze school september 2013 open gaat en dat Connexxion ook daarom de halte uiterlijk zomer 2013 open wil hebben?
Het is mij bekend dat de nieuwbouw van De Meerwaarde is geopend en dat de bouw van het Lodenstein College is gestart. Het nut van een halte Barneveld-Zuid onderstreep ik, vandaar dat mijn ministerie een subsidie heeft toegekend voor de studie naar de voorkeursvariant van de halte in het kader van de aanleg van Nieuwe Stations. De wens van Connexxion om een tijdelijke halte te openen in de zomer van 2013 is bekend. Het is aan de opdrachtgevers van station Barneveld-Zuid (provincie Gelderland en gemeente Barneveld) om in samenspraak met ProRail deze wens te wegen (zie verder antwoord 6).
Kent u het bericht «Start voorontwerpfase station Barneveld Zuid»?3 Klopt het dat de planstudie voor het station oktober 2010 is afgerond en dat ProRail voor ontwerp en realisatie twee jaar heeft gepland, maar dat ProRail de opening tot 2014–2015 heeft vertraagd vanwege de vermeende noodzaak van dubbelspoor bij Barneveld Noord? Is het waar dat Connexxion het daar niet mee eens was en op eigen kosten onafhankelijk onderzoek heeft laten uitvoeren? Is het waar dat ook ProRail inmiddels toegeeft dat de projectmatige «koppeling» inderdaad onterecht is geweest en dat dit, naast verspilling van tijd en geld aan onderzoek, ook minimaal 3 jaar onnodige vertraging voor Barneveld Zuid heeft opgeleverd? Wat is uw mening hierover?
Ja. Ik ken het bericht.
In oktober 2010 is de variantenstudie door ProRail afgerond. Daarna is de planuitwerkingsfase (Voorlopig Ontwerp) gestart, die ter besluitvorming bij de gemeente en provincie ligt. De doorlooptijd van deze studie is onder andere verlengd door het op diverse momenten toevoegen van aanvullende klantvragen door de provincie Gelderland en Connexxion.
Het klopt niet dat ProRail de opening van Barneveld Zuid heeft vertraagd als gevolg van een stuk dubbel spoor bij Barneveld Noord. Er is sprake van een inhoudelijke relatie tussen de opening van de nieuwe haltes Hoevelaken en Barneveld Zuid en het project dubbel spoor Barneveld Noord. Dit laatste project was bedoeld om een robuuste dienstregeling op de Valleilijn mogelijk te maken. Alle betrokken partijen hebben in 2010 ingestemd met de planuitwerking van het dubbel spoor bij Barneveld Noord, ook Connexxion. Tijdens de planuitwerking hebben betrokken partijen echter geconstateerd dat het dubbelspoor bij Barneveld Noord geen effectieve oplossing zou zijn en dat er effectievere mogelijkheden zijn om een robuuste dienstregeling te realiseren. Dit heeft inmiddels tot een aanpassing van de planuitwerking geleid. Het voorgaande heeft tot dusver niet geleid tot een vertraging voor het project station Barneveld Zuid, omdat de voorbereiding van dit project ondertussen door is gegaan.
Gaat ProRail de inkomstenderving van Connexxion vergoeden nu zij minder reizigers trekken door de jaren vertraagde opening van station Hoevelaken en de extreem vertraagde opening van station Barneveld Zuid? Welke mogelijkheden zijn er om de dreigende schade voor vervoerder, bereikbaarheid en mobiliteit te beperken, bijvoorbeeld middels de snelle realisatie van een tijdelijke voorziening medio 2013 vooruitlopend op de definitieve halte? Kunt u aangeven welke voorstellen Connexxion en/of provincie hiervoor hebben gedaan aan ProRail en of u deze voorstellen onderschrijft? Bent u bereid met alle betrokken partijen hierover in gesprek te gaan en te bewerkstelligen dat alsnog medio 2013 een haltevoorziening in Barneveld Zuid wordt gerealiseerd?
De opdrachtgevers voor station Barneveld-Zuid zijn de provincie Gelderland en de betrokken gemeente. Zolang er nog studies uitgevoerd werden (station Hoevelaken)/worden (station Barneveld Zuid), die de realisatie van een station beïnvloeden, wordt alleen gesproken over een definitieve/te verwachten datum van ingebruikname. Er zijn nog geen afspraken gemaakt over een vastgestelde datum van ingebruikname. ProRail is geen partij in de afspraken tussen concessieverlener en concessiehouder over de bediening van nieuwe stations. Ik zie derhalve geen reden waarom ProRail zal overgaan tot een vergoeding richting Connexxion.
Een tijdelijke voorziening wordt genoemd als een mogelijkheid in de studie.
ProRail heeft tot op heden geen concreet verzoek van haar opdrachtgevers ontvangen om naar de mogelijkheden voor een tijdelijke voorziening te kijken. Alle studies hebben betrekking op het realiseren van een definitief station.
Er is eerder tussen provincie Gelderland, Connexxion en ProRail gesproken over de mogelijkheden van versnelling door eerst alleen het perron te realiseren en later eventueel het stationsgebouw. Het gaat dan wel om de bouw van de definitieve voorziening.
Volgens informatie van ProRail kan er weinig tijdwinst bereikt worden door eerst een tijdelijk perron aan te leggen. De eisen waaraan voldaan moet worden bij de bouw van een tijdelijke perronvoorziening zijn grotendeels gelijk aan de eisen voor een definitief perron.
Bent u bereid de nieuwe uitwerking van de capaciteitsmaatregelen voor de Valleilijn in het kader van de bediening van Hoevelaken en Barneveld-Zuid inclusief planning uiterlijk voor het najaarsoverleg MIRT van dit jaar naar de Kamer te sturen zodat reizigers, vervoerder en decentrale overheden weten waar ze aan toe zijn?
Ik ben bereid de uitwerking van de kosteneffectieve maatregelen ter verbetering van de robuustheid van de Valleilijn aan de Tweede Kamer toe te zenden, zodra die beschikbaar is. De opdracht voor die uitwerking is nog niet aan ProRail gegeven, omdat ik eerst zeker wil weten dat NS, als ook betrokken vervoerder, instemt met een nadere uitwerking van die maatregelen in plaats van het oorspronkelijk geplande dubbel spoor bij Barneveld Noord. NS verwacht mij medio september duidelijkheid te kunnen geven. Connexxion heeft wel al ingestemd met de uitwerking van die maatregelen.
Zijn deze maatregelen toekomstvast ten opzichte van een uitbouw naar een kwartiersdienst op de hele Valleilijn? Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met de uitwerking van de besteding van de middelen van het Lente-akkoord voor regionaal spoor en de kwartierdienst voor de hele Valleilijn?
Bij het maken van de definitieve keuze van de te realiseren maatregelen op de Valleilijn zal rekening worden gehouden met de mogelijk toekomstige uitbreiding tot een kwartierdienst.
Ten aanzien van de uitwerking van de besteding van de middelen uit het Lenteakkoord kan ik u meedelen dat drie van de in het Lenteakkoord vermelde lijnen deel uitmaken van het lopende vervolgonderzoek op de NMCA regionaal spoor in het kader van Beter Benutten. Dat zijn Arnhem-Doetinchem, Amersfoort-Ede/Wageningen (de Valleilijn) en Zwolle-Enschede. Wat betreft de lijn Tiel-Arnhem heb ik aan de provincie Gelderland, de Stadsregio Arnhem Nijmegen en ProRail gevraagd om een voorstel voor een maatregel in de infrastructuur, die beantwoordt aan het in het Lenteakkoord verwoorde doel, uit te werken en aan mij voor te leggen. Zodra dat het geval is, zal ik een besluit nemen en u daarover informeren.
Het bericht "Defensie in zee met USG voor reorganisatie" |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Defensie in zee met USG voor reorganisatie»1
Ja
Welke uitzendconcerns hebben aangegeven mee te willen dingen naar de opdracht van Defensie en op basis van welke gronden is gekozen voor aanbesteding bij USG People?
De openbare aanbesteding van het contract voor de bemiddelingsorganisatie is volgens de Europese richtlijnen uitgevoerd. Bij de publicatie van de aankondiging van de opdracht zijn onder meer de beoordelingscriteria bekendgemaakt. Deze criteria hebben betrekking op de kwaliteit en op de prijs. Een groot aantal bemiddelings- en detacheringsorganisaties hebben gereageerd op publicatie van de aanbesteding. Vaak was sprake van bedrijven die zich in combinatie met andere inschreven. De beoordeling van de inschrijvingen heeft geleid tot de gunning van het contract aan USG People.
Zijn ook bemiddelingsbureaus en re-integratiebedrijven uit het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), die veelal uitstekende netwerken hebben in het regionale bedrijfsleven, in de gelegenheid gesteld mee te doen in de aanbesteding van deze overheidsopdracht?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het van groot belang is om het lokale MKB te betrekken bij het helpen met het zoeken naar banen voor de ongeveer 6 000 werknemers die boventallig worden bij Defensie? Zo ja, op welke wijze gaat u er voor zorgen dat het MKB zo veel mogelijk betrokken wordt bij het helpen van defensiemedewerkers van werk-naar-werk? Zo nee, waarom niet?
Defensie is verantwoordelijk voor de goede begeleiding van werk naar werk van dat personeel dat bij reorganisaties boventallig raakt. Hiervoor heeft Defensie contacten met uiteenlopende bedrijven, ook bedrijven uit het midden en kleinbedrijf (MKB). Ook het samenwerkingsverband van USG werkt samen met het MKB. In 2013 zullen de resultaten van de samenwerking met USG zichtbaar worden.
Op welke wijze wordt er momenteel door USG People samengewerkt met het lokale MKB en wat zijn hier de resultaten van?
Zie antwoord vraag 4.
Een verplichte drugs- of alcoholtest |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de (aangehouden) motie-Marcouch van 20 januari 2011 (Kamerstuk 28 684, nr. 300), waarin gevraagd werd om het gebruik van alcohol en drugs bij geweld als strafverzwarende omstandigheid vast te leggen?
Ja.
Kent u de berichten «Opstelten wil verplichte drugstest1 en «Opstelten wil bij geweld drugs- of alcoholtest mogelijk maken»?2
Ja.
Is het waar dat de Kamer al in 2005 is toegezegd dat zou worden bezien hoe bij geweldsincidenten de registratie van alcohol- en/of drugsgebruik systematisch kan plaatsvinden (Kamerstuk 28 345, nr. 33)? Zo ja, waarom duurt het dan zo lang voordat deze toezegging tot actie leidt? Zo nee, wat is er dan niet waar aan die toezegging?
In de brief aan de Tweede Kamer van 17 februari 2005 over het rapport Geweld binnen en buiten is geconstateerd dat slechts in circa 10% van de onderzochte gewelddossiers informatie was opgenomen over alcohol- en drugsgebruik bij geweld.3 De geringe aantallen lieten geen conclusies toe over de invloed van middelengebruik bij het plegen van geweld in ons land. Vermoed werd dat de politie niet systematisch registreert op het middelengebruik. Daarom is toegezegd dat bezien zal worden hoe bij geweld de registratie van alcohol- en/of drugsgebruik systematisch kan plaatsvinden. Zoals aangegeven in antwoord op eerdere Kamervragen van de leden Joldersma en Çörüz4, is hierna in drie pilots de registratie van alcohol en drugs bij geweld beproefd (2006–2007) en geëvalueerd (2008). Daaruit bleek onder meer dat de omvang van middelengerelateerd geweld 31% van het totale geweld omvatte (als seizoenseffecten worden meegenomen stijgt het percentage naar bijna 50%), in bijna de helft van de gevallen het zwaar geweld betrof en de recidive rond de 50% lag. Hierna is besloten tot invoering van de registratie en zijn de technische, personele en financiële consequenties voor de politie berekend (2009–2010). Naar aanleiding van de motie-Marcouch5, waarin verzocht wordt het gebruik van alcohol en drugs aan te merken als een zelfstandig strafverhogend element in de strafeis, is het wetgevingstraject gestart dat voorziet in de mogelijkheid van een verplichte drugs- en alcoholtest bij geweldsdelicten.
Hoe lang is het al bekend dat er een relatie bestaat tussen alcohol en/of drugsgebruik en geweldpleging? Hoe lang is bij u die relatie al bekend?
In tal van – vooral buitenlandse – onderzoeken in de afgelopen decennia is een relatie gevonden tussen middelengebruik en geweldpleging. Vooral alcohol, ook in combinatie met drugs, blijkt dan een factor van belang. Het verband is statistisch aangetoond, maar is niet causaal; niet iedere gebruiker van alcohol of drugs pleegt immers geweld. Middelengebruik wordt dan ook beschouwd als een risicofactor voor geweldpleging. Bij personen die vanwege hun individuele, maatschappelijke of sociale achtergrond een grotere geneigdheid hebben tot agressief gedrag, verlaagt het middelengebruik de drempel om geweld te plegen. Niet voor alle vormen van geweld is het verband even sterk. Bovendien varieert de invloed van alcohol en drugs met de vigerende drinkcultuur; in het noordelijke deel van Europa is de sociale acceptatie van alcoholmisbruik groter dan in de mediterrane landen. Alcoholgerelateerd geweld komt daardoor vaker voor in bijvoorbeeld Groot-Brittannië (40% van alle geweldsdelicten), Finland (66%), Noorwegen (80%) en Zweden (86%) dan in Frankrijk (25%).6
Is het waar dat u nog steeds een plan hebt voor een verplichte alcohol- en drugstest? Zo ja, waarin verschilt dit plan dat u vorig jaar maart (Kamerstuk 28 684, nr. 311) al heeft genoemd en waarom blijft het zo lang bij plannen en komt u niet tot daden? Zo nee, wat is de stand van zaken ten aanzien van het bestraffen van alcohol en drugs bij geweld dan wel?
Op 17 augustus jongstleden is het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het terugdringen van geweld onder invloed van middelen in consultatie gegeven. Dit wetsvoorstel is in lijn met mijn brief van 25 maart 2011.7 Het voorziet in de mogelijkheid van een verplichte drugs- en alcoholtest bij geweldsdelicten. Op 15 februari 2012 heb ik uw Kamer gemeld dat het wetgevingstraject is gestart en de inwerkingtreding – onder voorbehoud van instemming van het parlement – voorzien is in 2013.8 De uitvoering van dit beleidsvoornemen ligt met het in consultatie geven van dit wetsvoorstel op schema.
Acht u het mogelijk dat de uitkomst van het in consultatie brengen van een wetsvoorstel kan betekenen dat u toch geen wetsvoorstel bij de Kamer indient?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de u ten aanzien van het reeds lang bekende gegeven dat alcohol en drugs factoren zijn die bijdragen tot geweldpleging, weinig alert heeft gehandeld om iets aan dat gegeven te doen? Zo ja, kunt u garanderen dat dat alsnog zeer snel wel gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De bezuinigingen op de Nederlandse krijgsmacht |
|
Marcial Hernandez (Groep Kortenoeven/Hernandez) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
|
Heeft u, naar aanleiding van het feit dat u in diverse landelijke media alarm heeft geslagen over gevolgen van nieuwe bezuinigingen op de krijgsmacht, de fractievoorzitters van de politieke partijen persoonlijk op de hoogte gesteld van de gevolgen van nieuwe bezuinigingen voor Nederland? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?1
Ik onderhoud op reguliere basis contacten over Defensie met politici, waaronder fractievoorzitters.
Over welke verplichtingen heeft u het, daar waar u via verschillende media heeft gesteld dat verder bezuinigen op defensie betekent dat Nederland zijn internationale NAVO-verplichtingen niet meer nakomt.? Op welke wijze voldoet Nederland niet meer aan de NAVO-verplichtingen?
Het Navo-bondgenootschap berust op het beginsel van een proportionele inbreng door alle deelnemende landen; de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Overigens hanteert de Navo daarbij een norm van 2 procent van het BNP waaraan Nederland al jarenlang niet voldoet. De proportionele inbreng brengt voor Nederland verplichtingen mee. De Navo vraagt landen eenheden en materieel beschikbaar te stellen, waaronder F-16»s, mijnenjagers en Patriot-eenheden. Als gevolg van de meest recente bezuinigingen heeft Nederland de Navo moeten melden dat eerder gedane toezeggingen niet (de tankbataljons) of maar beperkt (F-16»s, Patriots en mijnenjagers) kunnen worden waargemaakt. Nieuwe bezuinigingen gaan onherroepelijk opnieuw ten koste van operationele capaciteiten, en opnieuw zal de Nederlandse inbreng in het bondgenootschap dan moeten worden beperkt. Nederland komt dan verplichtingen en afspraken niet na. Ons land zou nog verder onder de Navo-norm voor defensie-uitgaven komen, wat andere lidstaten zullen opvatten als een verdere afname van de Nederlandse bereidheid een evenredig aandeel aan de gemeenschappelijke veiligheid te leveren. Daarmee zal het animo voor internationale samenwerking bij andere lidstaten verminderen.
Wat zijn de gevolgen voor de veiligheid van de Nederlandse staat indien opnieuw bezuinigd wordt op de krijgsmacht? Wordt Nederland daarmee kwetsbaar voor toekomstige bedreigingen? Welke bedreigingen ziet u?
In de Beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april 2011 is duidelijk gemaakt dat de bezuinigingen zoveel als mogelijk gezocht zijn in maatregelen in het bestuur, de bedrijfsvoering en de ondersteuning. Desondanks was het onontkoombaar operationele capaciteiten af te stoten. Daarbij zijn pijnlijke keuzes gemaakt die erin resulteren dat de omvang en de duur van de bijdragen van de krijgsmacht aan internationale missies beperkter zullen zijn. Door onder meer de opheffing van de tankbataljons, de afstoting van een kwart van alle pantserhouwitsers en een deel van de mortieren van 120mm en de vermindering van het aantal jachtvliegtuigen boet de Nederlandse krijgsmacht aan slagkracht in. De mijnenbestrijdingscapaciteit op zee wordt beperkt waardoor telkens een keuze moet worden gemaakt tussen de uitvoering van taken op de Noordzee, de bijdrage aan internationale operaties en de bijdrage aan de Standing Naval Forces van de Navo. Daardoor is de bewegingsvrijheid op zee verminderd.
De internationale veiligheidsituatie is onrustig en Europa bevindt zich in economisch zwaar weer. De onzekerheid, en daarmee het risico op onveiligheid om ons heen neemt toe en er is vanuit het oogpunt van veiligheid dus geen aanleiding om op Defensie te bezuinigen. Nationaal en internationaal komt Defensie op voor de Nederlandse belangen, waarbij te denken valt aan de bestrijding van piraterij, de bescherming tegen digitale aanvallen en spionage en bijstand aan politieoperaties.
Nieuwe bezuinigingen zullen leiden tot de verdere aantasting van de operationele capaciteiten en ondermijnen zo het huidige streven van Nederland naar nauwere samenwerking met Europese en Navo-bondgenoten om de militaire slagkracht overeind te houden. Nederland kan dan immers zelf weinig voor deze samenwerking betekenen en kan afspraken dan niet nakomen. Daardoor zullen andere landen afhaken. Ook gaan bezuinigingen ten kosten van het internationale aanzien van Nederland en daaraan verbonden diplomatieke invloed.
Bent u in staat om nieuwe bezuinigingen op te vangen door de krijgsmachtdelen evenredig te reduceren in omvang? Zo nee, waarom niet?
Omdat sommige verkiezingsprogramma’s voor Defensie stelposten opvoeren en deze niet of amper met concreet beleid onderbouwen, is het lastig analytisch weerwoord te leveren. De gevolgen kunnen echter verstrekkend zijn voor de krijgsmacht.
Variant G uit de heroverwegingen bijvoorbeeld, waarnaar enkele partijen blijkens het CPB verwijzen, behelst grootscheepse reducties waardoor de zelfbescherming, het escalatievermogen en het voortzettingsvermogen in de lucht en op het land drastisch worden verminderd. Die variant heft zelfs de Landmacht als organisatie op. Omdat in die variant meer dan 20 000 banen verdwijnen, zullen er bovendien veel minder militairen beschikbaar zijn om civiele autoriteiten bij rampen te ondersteunen.
De lopende bezuinigingen plegen al een forse aanslag op de slagkracht van de krijgsmacht. De uitvoering daarvan is halverwege het traject. In het licht hiervan zouden verdergaande ingrepen grote consequenties hebben voor de samenhang van de krijgsmacht en voor de samenwerking met de bondgenoten. De benadering die het kabinet thans volgt, gebaseerd op het concept van Veelzijdig Inzetbaar, zou dan te niet worden gedaan. Dat heeft bijvoorbeeld ook gevolgen voor de werving en de naam van Defensie als aantrekkelijke werkgever. De gevolgen van dergelijke ingrepen, die veelal onomkeerbaar zijn, zouden decennialang voelbaar zijn.
Betekenen nieuwe bezuinigingen zoals voorgesteld door de SP dat er één of meerdere krijgsmachtdelen moeten worden opgeheven? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de positie van Nederland binnen de NAVO? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de bescherming van de Nederlandse koopvaardijvloot en de Nederlandse handelsbelangen? Zo nee, hoe denkt u hier invulling aan te kunnen geven?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn de gevolgen voor de operationele inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht indien na de verkiezingen opnieuw bezuinigd moet worden op de krijgsmacht?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en binnen een week te beantwoorden, gezien het belang voor de Nederlandse krijgsmacht en de staatsveiligheid?
Ik ben bereid de vragen spoedig te beantwoorden.
Corruptie van politici op Bonaire |
|
Carola Schouten (CU), Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Corruptieschandaal op Bonaire» dat op 17 augustus 2012 in de Stentor verscheen?1
Deelt u de mening dat u al sinds lange tijd op de hoogte bent van dergelijke praktijken maar dat er geen actie is ondernomen? Zo nee, waaruit blijkt dat?
Er bestaan al langere tijd geruchten over corruptie op Bonaire. Dat is zorgelijk, maar daarmee zijn dit nog niet automatisch bewezen «praktijken», en dat is waar het in het strafrecht om gaat. Uiteraard is het van groot belang voor de bevolking van Bonaire dat het bestuur integer is en dat mogelijke gevallen van corruptie worden aangepakt. Het Openbaar Ministerie maakt hier ook werk van, zoals bijvoorbeeld mag blijken uit het strafrechtelijke onderzoek waarop het in uw vraag aangehaalde nieuwsbericht betrekking heeft.
Bij gelegenheden waarbij het kabinet concrete informatie over mogelijke corruptiegevallen heeft ontvangen is deze doorgeleid naar de verantwoordelijke justitiële autoriteiten. Ik verwijs in dit verband naar het zogenaamde zwartboek van de Fondashon Bon Governashon Bonaire uit 2007 en naar een nota van het lid Brinkman van uw Kamer uit 2008. Zoals de toenmalige Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer meldde is deze informatie voor verdere behandeling doorgezonden aan het Openbaar Ministerie ter plaatse (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 3095).
Om welke reden werd het internationaal onderzoek naar corruptie en fraude op Bonaire door de rechter-commissaris op het eiland stopgezet? Is het waar dat het Openbaar Ministerie zich hiertegen heeft verzet? Bent u van mening dat er voldoende aanleiding is om dit onderzoek weer nieuw leven in te blazen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het van cruciaal belang is dat zelfs de schijn van fraude en corruptie binnen het openbaar bestuur vermeden dient te worden en dat de bevolking van Bonaire er vertrouwen in moet kunnen hebben dat het algemeen belang ook daadwerkelijk gediend wordt? Op welke manier denkt u hier aan te kunnen bijdragen?
Is het waar dat u al eerder op de hoogte bent gesteld van mogelijke malafide praktijken op Bonaire maar dat er niet is ingegrepen? Op welke redenen is hiervan afgezien? Ziet u inmiddels reden om hier op terug te komen? Deelt u de mening dat de bevolking op Bonaire door deze praktijken ernstig gedupeerd wordt en dat opheldering daarom gewenst is? Zo ja, hoe gaat u dit bespoedigen?
Zie antwoord vraag 2.
Het kopen van cliënten door thuiszorgorganisaties |
|
Jetta Klijnsma (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat tenminste vier ziekenhuizen door thuiszorginstellingen zijn betaald om cliënten naar hen door te verwijzen?
Ja, dit bericht heb ik in de krant gelezen.
Deelt u de mening dat dit doorgeschoten en ongewenste effecten zijn van marktwerking in de zorg?
Nee, die mening deel ik niet. De vier ziekenhuizen hebben gehandeld in strijd met de regels. Zij hebben gedeclareerd aan thuiszorginstellingen voor het naar hen doorverwijzen van cliënten terwijl dit niet is toegestaan. Op deze onrechtmatigheid heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de ziekenhuizen gewezen door het sturen van een aanwijzing. Ik ben van mening dat hierdoor het stelsel functioneert zoals het is bedoeld. De NZa corrigeert de spelers die zich niet aan de regels houden en bewaakt zodoende de keuzevrijheid van cliënten.
Hoe breed was het onderzoek dat u de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) naar dit fenomeen heeft laten doen? Zijn alle ziekenhuizen in Nederland bijvoorbeeld gescreend op dit gedrag? Hoe heeft u onderzoek laten doen aan de kant van de talloze thuiszorgaanbieders?
De NZa heeft mij laten weten dat zij op basis van ontvangen signalen aan vijf ziekenhuizen een informatieverzoek heeft toegestuurd. Bij vier van de vijf ziekenhuizen gaf de ontvangen informatie de NZa aanleiding tot het opleggen van een aanwijzing. Ziekenhuizen waarover geen signalen zijn binnengekomen, zijn door de NZa niet onderzocht. Wel doet de NZa momenteel ook onderzoek naar de rol van AWBZ-instellingen in deze kwestie en naar doorverwijzingen in de zorg in andere sectoren, eveneens op basis van signalen.
De verwachting is dat de aan de vier ziekenhuizen gegeven aanwijzingen, de mogelijk nog te volgen aanwijzingen aan de betrokken AWBZ-instellingen en de uit het onderzoek in andere sectoren voortvloeiende aanmerkelijke marktmacht besluiten met betrekking tot doorverwijzen, voldoende effect sorteren om ongewenste ontwikkelingen op dit gebied te stoppen.
Hebben u ook tijdens werkbezoeken minder «harde» en moeilijker te verifiëren signalen bereikt dat in sommige regio's transferverpleegkundigen steevast verwijzen naar dezelfde thuiszorgorganisaties? Heeft u de Nza of uw ministerie gevraagd daarnaar onderzoek te doen?
Een transferverpleegkundige informeert een cliënt over de verschillende (thuis)zorgorganisaties die zorg kunnen leveren. In eerste instantie moet een cliënt zelf kiezen en zo mogelijk een voorkeur voor een zorginstelling aangeven. Wel kan een transferverpleegkundige een suggestie doen voor een (thuis)zorgorganisatie bijvoorbeeld op basis van goede cliëntervaringen en/of als er goede ervaringen zijn met de kwaliteit van zorg die door die organisatie wordt geleverd. Zolang de cliënt vrij is om een andere afweging te maken, heb ik hiertegen geen enkel bezwaar. Ik heb geen onderzoek hiernaar uitgezet.
Wat vindt u van het feit dat ziekenhuizen een eigen thuiszorgorganisatie in het leven roepen, waarnaar ziekenhuizen hun patiënten na ontslag verwijzen?
Als ziekenhuizen eigen (thuis)zorgorganisaties in het leven roepen, is het zaak dat de keuzevrijheid, de kwaliteit en de continuïteit van de patiëntenzorg is geborgd. Het moet te allen tijde mogelijk blijven dat een patiënt de keuze maakt voor een andere (thuis)zorgorganisatie. Zorgaanbieders dienen daarom transparant te zijn over de zorg en overige diensten die zij bieden op een makkelijk toegankelijke manier. Deze verplichting vloeit voort uit de WMG en is handhaafbaar door de NZa.
Voor specifiek onderzoek naar die situaties heb ik geen opdracht gegeven.
Heeft u de Nza of uw ministerie gevraagd te onderzoeken of in dergelijke situaties de cliënten een realistische mogelijkheid hebben om hun eigen voorkeuren te volgen?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u de Nza of uw ministerie gevraagd te onderzoeken of cliënten in dergelijke afhankelijkheidssituaties voldoende in staat kunnen worden geacht tegenwicht te bieden tegen het aanbod van het ziekenhuis?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat dergelijke machtsconcentraties een zeer ongewenst effect zijn van de marktwerking in de zorg?
Machtsconcentraties in de vorm van monopolies of oligopolies zijn onwenselijk en moeten worden voorkomen. Samenwerking en/of bundeling kan op zichzelf bijdragen aan een betere kwaliteit van zorg en daarmee aan een betere kwaliteit van leven voor de cliënt. Zoals aangegeven in mijn antwoord op uw vragen 5,6 en 7 dient de NZa alert te zijn op voldoende transparantie met het oog op de keuzevrijheid van de cliënt. De NMa moet voorkomen dat er ongewenste machtsconcentraties ontstaan.
Wat vindt u van de mogelijkheid dat de transferverpleegkundige in een ziekenhuis op de loonlijst staat van een regionaal opererende thuiszorgorganisatie? Kan in dergelijke situaties nog sprake zijn van onafhankelijke en neutrale voorlichting over de keuzemogelijkheden van cliënten?
Deze constructie vind ik ongewenst. Eerst en vooral vanwege het risico van belangenverstrengeling. Patiënten moeten er zonder meer van uit kunnen gaan dat zij geheel onafhankelijk advies krijgen van een ziekenhuis over benodigde vervolgzorg en waar zij die, gegeven hun situatie, het beste zouden kunnen krijgen. Daarnaast is het risico niet uitgesloten dat als het ware tweemaal voor hetzelfde wordt betaald. Weliswaar is er geen rechtstreekse betaling tussen ziekenhuis en thuiszorgorganisatie maar de thuiszorgorganisatie neemt wel de verwijskosten van het ziekenhuis over. Tegelijkertijd spaart het ziekenhuis de kosten van een transferverpleegkundige uit.
Heeft u de Nza of uw ministerie gevraagd onderzoek te doen naar situaties waarin transferverpleegkundigen op de loonlijst staan van een regionaal opererende thuiszorgorganisatie? Zo ja, wat waren daarvan de resultaten? Zo nee, bent u bereid alsnog onderzoek te doen naar de minder «hard» aan te tonen verwijspraktijken dan wel «ophaalpraktijken» van ziekenhuizen en thuiszorgaanbieders?
Mij is geen onderzoek bekend naar situaties waarin transferverpleegkundigen op de loonlijst staan van thuiszorgaanbieders. Ik ben ook niet van plan hier specifiek onderzoek naar te laten doen. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb uiteengezet, verwacht ik dat de acties die de NZa recent heeft ondernomen en nog gaat ondernemen een halt zullen toeroepen aan ongewenste verwijspraktijken en ongewenste belangenverstrengeling.
Het corruptieonderzoek op Bonaire |
|
Ronald van Raak |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de opvatting dat onderzoek door Fundashon Bon Governashon Bonaire aanleiding is voor verder onderzoek naar corruptie op Bonaire?1
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 3 van de leden Ortega-Martijn en Schouten van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 135).
Waarom kon een onderzoek naar corruptie op Bonaire naar aanleiding van informatie van Fundashon Bon Governashon Bonaire uit 2007 pas eind 2009 starten en waarom moest dit onderzoek al binnen een jaar zijn afgerond?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de huidige minister van Defensie in 2007 als toenmalig adviseur van de eilandsraad sprak van een misverstand en zijn vertrouwen heeft uitgesproken in het toenmalige bestuur van Bonaire?
Blijkens het nieuwsbericht dat in vraag 1 is aangehaald, heeft de minister van Defensie tegenover de Stentor verklaard dat hij zich destijds niet over individuele bestuurders heeft uitgesproken en dat het recht zijn loop moet hebben.
Kunt u uitsluiten dat het proces van staatskundige vernieuwing, waarin Bonaire in oktober 2010 onderdeel moest worden van Nederland, een rol heeft gespeeld bij het stopzetten van dit corruptieonderzoek?
Zoals ik uiteen heb gezet in antwoord op vraag 3 van de leden Ortega-Martijn en Schouten van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 135) is het stopzetten van het onderhavige onderzoek een direct gevolg van de beschikking van de rechter-commissaris, en is de opdracht om de vervolging te hervatten gegeven door het Hof. Ik heb vast vertrouwen in de rechterlijke onafhankelijkheid, en heb geen enkele aanwijzing dat de genoemde beslissingen het gevolg zijn van politieke druk of inmenging.
Welke verantwoordelijkheid ziet u voor uzelf om te verzekeren dat onderzoek naar corruptie op Bonaire onafhankelijk kan plaatsvinden en geen onderwerp wordt van politieke onderhandelingen?
Zie antwoord vraag 4.
Werkloze jongeren die op reis gaan naar Schotland |
|
Malik Azmani (VVD), Ton Elias (VVD) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA), Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zeven werkloze jongeren op reis naar Schotland»?1
Ja.
Klopt het dat dit project gefinancierd wordt vanuit het Leonardo Da Vinci project van het Europese programma «Leven Lang Leren» dat uitgevoerd wordt door het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap?
Ja. Het Leonardo da Vinci programma is onderdeel van het Europese programma «Leven Lang Leren». In dat programma bestaat binnen de subsidielijn transnationale mobiliteit de categorie «People on the Labour Market». De subsidielijn richt zich op pas afgestudeerden, schoolverlaters, werkenden en werkzoekenden. Het Nationaal Agentschap voor het programma een «Leven Lang Leren» heeft Leonardo-subsidie toegekend aan Werkcenter Nederland voor projecten voor «People on the Labour Market». Een eis om in aanmerking te komen voor een Leonardo-subsidie is dat de werkstage in een ander EU-lidstaat plaatsvindt.
Kunt u aangeven waarom deze werklozen op reis naar Schotland gaan? Waarom kunnen zij in Nederland geen «inspiratie» opdoen?
Het is niet het doel van dit project om inspiratie op te doen, maar om deelnemers te ondersteunen bij het verkrijgen van een start- of arbeidskwalificatie.
Deelnemers zijn werkloze probleemjongeren die veelal hun opleiding niet hebben afgemaakt. Gebleken is dat gedurende de periode van uitzending (waarbij de deelnemer uit de eigen omgeving is) er geen terugval plaatsvindt in oude patronen; een risico dat bij deze doelgroep aanwezig is. Dit neemt niet weg, dat het kabinet van mening is dat werkloze jongeren niet per se naar het buitenland behoeven te worden gestuurd om een positief resultaat te kunnen bereiken.
In hoeverre is het volgens u een taak van Europa om zich te bemoeien met projecten voor arbeidsdeelname in lidstaten?
De EU is bevoegd om een ondersteunende rol te spelen als het gaat om het bevorderen van werkgelegenheid (artikel 3 EU-verdrag en titel IX EU-werkingsverdrag).
Gelet op de snel stijgende jeugdwerkloosheid lanceerde de Commissie in december het «Kansen voor Jongeren»-initiatief. Bij het tegengaan van jeugdwerkloosheid is de inrichting van het werkgelegenheidsbeleid echter primair een taak van nationale overheden (zie ook Kamerstuk 22 112 nr. 1355).
De belangrijkste bijdrage vanuit de EU-begroting wordt geleverd via het Europees Sociaal Fonds (ESF). Maar vanwege de ernst van het probleem worden ook andere EU-fondsen ingezet, zoals het Leven Lang Leren Programma.
Valt deze aanwending van Europese middelen voor dit project door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en door de betreffende gemeente(n) onder de criteria van de Europese subsidieverstrekking?
Ja, de subsidie in het kader van de actielijn «People on the Labour Market» is toegekend door het Nationaal Agentschap voor het Leven Lang Leren Programma. Het project is door het Agentschap getoetst aan de criteria zoals deze zijn vastgesteld door de Europese Commissie in het kader van het Leven Lang Leren Programma. Het ministerie van OCW en de Europese Commissie houden toezicht op de uitvoeringsactiviteiten van het Nationaal Agentschap.
Hoe verhoudt een inspiratievakantie zich tot het beleid van de bewindspersonen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat juist in beginsel gericht is op eigen verantwoordelijkheid van jongeren (of je gaat naar school, of je gaat aan het werk)?
Het kabinet onderschrijft dat jongeren in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het zoeken naar een baan c.q. een opleiding. Mochten zij hierin echter niet slagen, dan kunnen gemeenten jongeren hierbij ondersteunen, bijvoorbeeld met een werkstage in Nederland. Re-integratie van probleemjongeren valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten.
Gemeenten zijn daarbij verantwoordelijk om aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde mogelijkheden te bepalen op welke wijze (maatwerk) de werkloze jongere zo goed mogelijk ondersteund kan worden naar werk of naar scholing. De tegenprestatie is overigens niet primair gericht op arbeidsinschakeling, maar op het naar vermogen verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Afhankelijk van de concrete werkzaamheden die worden verricht, zouden dergelijke werkzaamheden wel kunnen helpen om arbeidsritme op te doen.
Het kabinet onderschrijft dat gemeenten er verstandig aan doen de hun beschikbaar gestelde middelen zo effectief mogelijk in te zetten, waarbij de vraag gesteld kan worden of projecten in het buitenland aan dat criterium voldoen.
De gemeenteraad is echter in de eerste plaats verantwoordelijk om hierop toezicht te houden.
Deelt u de mening dat het voor jongeren veel beter is om arbeidsritme in Nederland op te doen, dan in het buitenland «inspiratie» op te doen? Is bijvoorbeeld de tegenprestatie naar vermogen niet een veel beter en goedkoper middel om langdurig werkzoekenden arbeidsritme te laten opdoen?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre bent u bekend met andere voorbeelden van gemeenten die werklozen gratis op vakantie sturen?
Het kabinet is bekend met één eerder soortgelijk project dat eveneens vanuit het werkplein Eemsdelta was geïnitieerd. Ook daar is overigens geen sprake van een vakantie.
Deelt u de mening dat gemeenten er voor moeten zorgen dat werklozen hun vaardigheden en opleiding op niveau brengen en hen daar eventueel bij te helpen, in plaats van hen op vakantie te sturen?
Nee, jongeren zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het zoeken van een baan c.q. een opleiding. Als zij hiertoe niet in staat blijken, kunnen gemeenten jongeren hierbij ondersteunen.
Bent u bereid de middelen die aan de betreffende gemeente zijn verstrekt terug te vorderen nu zij er kennelijk «zinloze en averechtse» activiteiten van financieren?
Het betreft EU-middelen, die door het Nationaal Agentschap Leven Lang Leren worden beheerd en op grond van Europese subsidievoorwaarden zijn toegekend. Het is daarom niet mogelijk voor het rijk deze middelen terug te vorderen.
Aangezien het project nog loopt kunnen op voorhand geen conclusies worden getrokken over de resultaten van de werkstage.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat gemeenten langdurig werklozen niet meer belonen met een vakantie, maar hen er toe aanzetten om aan het werk te komen?
Zie antwoord vraag 10.
De bezuinigingen bij Fiom |
|
Joël Voordewind (CU), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Fiom in Groningen na 40 jaar dicht door bezuinigingen»1 en «Forse subsidiekorting treft FIOM»?2
Ja.
Waarom wordt er op FIOM bezuinigd?
Het taboe op de verschillende onderwerpen (onbedoelde zwangerschap, abortus, ongewenste kinderloosheid, problemen na adoptie) is sterk verminderd. Verder is het aantal ongewenste zwangerschappen redelijk stabiel, net als het aantal adopties.
Voor mensen die te maken hebben met bijvoorbeeld onbedoelde zwangerschap, abortus, ongewenste kinderloosheid of vruchtbaarheidsproblemen kan vanuit de reguliere zorg hulp worden geboden. Zo heeft een aantal abortusklinieken zelf een opleiding psychosociale counseling ontwikkeld, die inmiddels ook aan huisartsen is aangeboden. Daarnaast is counseling een vast onderdeel van een vruchtbaarheidsbehandeling. Ook op lokaal niveau waar in het kader van de Wmo gemeenten ondersteuningstaken hebben kan een alternatief hulpaanbod worden geboden. Het gaat hier bijvoorbeeld om algemeen maatschappelijk werk en begeleiding en hulp voor (tiener)ouders.
Voor andere groepen met levensvragen of een hulpbehoefte bij moeilijke omstandigheden en gebeurtenissen worden ook geen vergelijkbare activiteiten vanuit de rijksoverheid gesubsidieerd. Mensen kunnen binnen de reguliere zorg hun eigen keuze maken voor het gebruik van psychosociale hulp en begeleiding. Bovendien is de reguliere zorg dicht bij huis en goed bereikbaar.
Gelet op de afname van het taboe, de beschikbaarheid van het aanbod binnen de reguliere voorzieningen en met het oog op de keuzevrijheid van de burger acht ik het niet langer opportuun om vanuit de rijksoverheid de specifieke activiteiten op het terrein van psychosociale hulpverlening van Fiom te subsidiëren.
Waarom heeft FIOM dit zo kort van te voren te horen gekregen? Deelt u de mening dat het onmogelijk is dat FIOM op zo’n korte termijn haar bedrijfsvoering op het besluit kan aanpassen? Waarom is er niet gekozen voor een overgangstermijn?
Fiom is een half jaar (medio 2012) voor ingang (1 januari 2013) van de afbouw van de instellingsubsidie geïnformeerd. Daarbij is voorzien in een ruime afbouwregeling. De instellingssubsidie voor Fiom wordt van € 5 253 296,- met ingang van 1 januari 2013 structureel verlaagd met € 3 253 296,- tot ten hoogste € 2 000 000,-. Daarnaast ontvangt Fiom voor de jaren 2013 en 2014 een afbouwsubsidie van totaal € 4 500 000,-. In 2013 gaat het hierbij om een bedrag van € 2 750 000,- en in 2014 € 1 750 000,-. Per saldo beschikt Fiom in 2013 dus nog over een bedrag € 4 750 000,- en in 2014 over € 3 750 000.
Hoe wordt de kwaliteit en expertise van de hulpverlening die FIOM biedt gewaarborgd na het opleggen van deze forse subsidiekorting? Wilt u dit specificeren in de verschillende doelgroepen waaraan FIOM hulp biedt?
Goede zorg en (psychosociale) hulpverlening voor vrouwen die onbedoeld zwanger zijn, aan (echt)paren die ongewenst kinderloos zijn en aan mensen met vragen op het terrein van adoptie is van groot belang. Binnen de reguliere zorg kan in een vergelijkbaar hulpaanbod als dat van Fiom worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld hulp door huisartsen, ggz en ziekenhuizen en op lokaal niveau door bijvoorbeeld algemeen maatschappelijk werken begeleiding en hulp voor (tiener)ouders.
In de voorgaande jaren heeft Fiom reeds ingezet op deskundigheidsbevordering bij onder meer professionals werkzaam in het algemeen maatschappelijk werk. Gelet op het belang dat ik hecht aan een goed hulpaanbod is de afbouwsubsidie van totaal € 4 500 000,- die Fiom in 2013 en 2014 ontvangt, nadrukkelijk bedoeld voor het overdragen van kennis en expertise aan organisaties in de reguliere zorg, alsmede voor de afbouw van de organisatie van Fiom met als doel de continuïteit van hulpverlening te borgen.
Met de resterende subsidie van € 2 000 000,- per jaar zal Fiom een kennisinfrastructuur inrichten en een aantal databanken beheren. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de door Fiom opgebouwde expertise en ervaring beschikbaar blijft voor hulpverleners in andere organisaties.
Deelt u de mening dat hulpverlening aan tienermoeders vraagt om specifieke expertise van hulpverleners? Is de opvang voor tienermoeders anders dan hulp aan slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties?
De hulpverleners binnen de reguliere zorg kunnen voorzien in dergelijke hulp. Zoals u in het antwoord op vraag 4 reeds kunt lezen, draagt Fiom kennis en expertise over aan de reguliere hulpverlening en zal Fiom een kennisinfrastructuur inrichten en een aantal databanken beheren. Daarmee wordt de specialistische kennis van Fiom ter beschikking gesteld aan de betreffende hulpverleners.
Bij tienermoeders is vaak geen sprake van een geweldssituatie. De opvang voor tienermoeders is bedoeld voor jonge (aanstaande) moeders met uiteenlopende combinaties van ernstige problemen zoals bijvoorbeeld psychische problemen, schulden en een gebrekkig netwerk. In haar brief van 14 december 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 345, nr. 117) heeft de staatssecretaris van VWS aangegeven voornemens te zijn de opvang van tienermoeders te laten vallen onder de maatschappelijke opvang. Wanneer bij een tienermoeder wél sprake is van geweld, kan zij worden opgevangen in de vrouwenopvang.
Deelt u de mening dat de hulpverlening die FIOM biedt onmisbaar is bij hulp aan ongewenste zwangerschap, kinderwens, afstamming en adoptie?
Nee, zie het antwoord op vraag 2 en voor het behouden van kennis en expertise van Fiom het antwoord op vraag 4.
Waarom is het advies in het rapport «stelsel vrouwenopvang» Opvang 2.0 Naar een toekomstbestendig opvangstelsel» niet opgevolgd, namelijk dat tienermoeders een bijzondere doelgroep vormen en daarom apart beleid behoeven?
In haar brief van 14 december 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 345, nr. 117) heeft de staatssecretaris van VWS aangegeven voornemens te zijn om de verantwoordelijkheid voor de opvang van specifieke groepen over te dragen naar centrumgemeenten. VNG en Federatie Opvang doen een voorstel over hoe de opvang van specifieke groepen zodanig te regelen dat de huidige groepen kunnen worden ingepast en in de toekomst ook nieuwe groepen kunnen worden opgevangen. Voor tienermoeders geldt dat ook, maar dan binnen de maatschappelijke opvang.
Deelt u de mening dat een forse subsidiekorting op de vroegtijdige hulp die FIOM biedt, de maatschappij uiteindelijk meer kost?
Nee. Ook de organisaties binnen de reguliere zorg en op lokaal niveau kunnen in een vroeg stadium goede hulp bieden, zodat psychosociale problematiek tijdig wordt behandeld.