Onderdrukking in China |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «China: Crackdown escalates ahead of leadership change»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat, aan de vooravond van het achttiende partijcongres in China ten minste 130 activisten zijn opgepakt dan wel dat hun beperkingen zijn opgelegd en dat organisaties die campagne voeren voor de bescherming van rechten, door de Chinese autoriteiten zijn gedwongen te sluiten? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Er zijn gevallen bekend van personen en organisaties die beperkingen zijn opgelegd vanwege het achttiende Partijcongres. Zo is een aantal mensenrechtenverdedigers onder verscherpt toezicht geplaatst, is verhinderd dat zij deel nemen aan bepaalde evenementen of zijn zij gesommeerd Peking te verlaten. Exacte aantallen zijn nog niet bekend.
Is het waar dat activisten momenteel gevangen worden gehouden in onwettige detentiecentra, zogenaamde «black jails»? Komt deze praktijk vaker voor in China? Acht u, net als Amnesty International, dergelijke «black jails» onwettig? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Willekeurige arrestatie en gevangenhouding maken inbreuk op universele mensenrechten en zijn in strijd met internationale verdragen. Berichten over het bestaan van «black jails», die in China zouden worden gebruikt om «petitioners» in verzekerde bewaring te stellen, geven dan ook aanleiding tot zorg. Deze zorg is in EU-verband overgebracht tijdens de meest recente EU-China mensenrechtendialoog, die eind mei 2012 in Brussel werd gehouden.
Is het waar dat ook het internet verder aan banden is gelegd in China? Indien neen, wat zijn hierover dan de feiten? Indien ja, kunt u aangeven op welke manieren het internetgebruikers moeilijk gemaakt wordt om informatie online te raadplegen?
Bepaalde buitenlandse websites, waaronder social media websites en overzeese Chineestalige media, zijn in China sinds geruime tijd geblokkeerd. Recentelijk zijn nog enkele additionele, Engelstalige nieuwswebsites, bijvoorbeeld New York Times en Bloomberg geblokkeerd naar aanleiding van kritische berichtgeving over China. Verbindingen met buitenlandse websites vanuit China zijn doorgaans aanzienlijk trager dan verbindingen met binnenlandse websites. Binnen China dienen internetbeheerders er zelf op toe te zien dat de inhoud van hun websites niet in strijd is met relevante regelgeving, en de autoriteiten voeren bovendien controle uit op naleving van deze regels.
Kunt u verder bevestigen dat ook het transport naar onder andere Tibet en Xinjiang verder wordt bemoeilijkt? Indien neen, wat zijn hier dan de feiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor zover bekend zijn er in verband met het partijcongres geen nieuwe regels voor binnenlandse reizen van kracht. Grote delen van Tibet waren en zijn nog steeds niet toegankelijk voor Westerse media en diplomaten. In heel China zijn in aanloop naar het partijcongres de veiligheidsmaatregelen aangescherpt, wat zich onder andere uit in het strikter naleven van bestaande regels. Zo zijn de regels dat treintickets in heel China uitsluitend op naam kunnen worden gekocht reeds sinds 1 januari 2012 van kracht.
Deelt u de opvatting dat China deze campagne om activisten te vervolgen dient te staken en dat alle activisten die voor het uiten van hun mening zijn opgepakt dienen te worden vrijgelaten? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord 3 en 7
Bent u bereid bij uw Chinese collega’s aan te dringen op directe vrijlating van alle activisten die enkel voor het uiten van hun mening zijn opgepakt? Indien neen, waarom niet?
Vrijheid van meningsuiting, inclusief internetvrijheid, is onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Vervolging van personen vanwege hun mening maakt inbreuk op universele mensenrechten en is in strijd met internationale verdragen. Individuele gevallen waarbij (mogelijk) sprake is van vervolging wegens het uiten van een mening worden onder de aandacht van de Chinese autoriteiten gebracht, bijvoorbeeld tijdens de meest recente EU-China mensenrechtendialoog in mei jl. en de EU-Chinatop in september jl. In voorkomende gevallen wordt aangedrongen op directe vrijlating. Eerder zijn individuele gevallen ook tijdens bilaterale mensenrechtenconsultaties met China aan de orde gesteld. Het voornemen is dit wederom te doen tijdens de eerstvolgende bilaterale mensenrechtenconsultaties met China.
De inperking van internetvrijheid in Rusland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat op 1 november in Rusland een wet in werking is getreden die de digitale vrijheid van de bevolking inperkt, door systematische surveillance met DPI technologie?1
Ja.
Wat is de reactie van de Nederlandse regering hierop? Welke gevolgen verwacht u dat deze wet zal hebben voor de mensenrechtensituatie in Rusland en voor de Nederlandse bedrijven die daar opereren?
De wet is primair gericht op bescherming van kinderen tegen schadelijke informatie als ook op het beperken van toegang tot in Rusland wettelijk verboden informatie. De wet zou ook gebruikt kunnen worden om de autoriteiten onwelgevallige informatie af te schermen en om het gedrag van internetgebruikers te monitoren. De Nederlandse regering koestert de vrijheid op het internet en de bescherming van de privacy van gebruikers. De vertrouwelijkheid van de bedrijfscommunicatie is bovendien in het geding. Daarom maakt de regering zich zorgen over eventueel misbruik van de op 28 juli 2012 door president Poetin bekrachtigde wet.
Kan de regering uitsluiten dat er vanuit Nederland of andere EU-lidstaten technologie aan Rusland geleverd wordt die gebruikt wordt voor massasurveillance, DPI, massacensuur of andere maatregelen die mensenrechten inperken?
Nee. Veel goederen kunnen naast gebruik voor wetmatige interceptie ook voor mensenrechtenschendingen worden ingezet. Het exacte eindgebruik is niet altijd bekend.
Ziet u mogelijkheden om bij te dragen aan digitale vrijheid in Rusland, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van de Nederlandse ambassade voor veilig, ongecensureerd en niet gemonitord internetgebruik?
De Nederlandse regering heeft internetvrijheid hoog in het vaandel staan. Zowel in Europees kader als in de bilaterale contacten met de Russische overheid worden de ontwikkelingen van het afgelopen halve jaar in Rusland ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van informatievergaring en andere vrijheden aan de orde gesteld. Tijdens het bezoek van de Mensenrechtenambassadeur aan Rusland van 15 tot 19 oktober 2012 is dit in gesprekken met overheden en met non-gouvernementele overheden aan de orde geweest. In het verleden heeft Nederland via het Matra-programma verschillende internetinitiatieven ondersteund, zoals het verbeteren van de internet-nieuwsvoorziening van «Novaya Gazeta». Daarnaast heeft Nederland bij de Freedom Online conferenties in zowel Den Haag (2011) als Nairobi (2012) Russische bloggers (respectievelijk Gregory Shevdov en Damir Gainutdinov) de mogelijkheid geboden hun ervaringen te delen ten aanzien van de situatie van digitale rechten in Rusland.
Op welke wijze zult u zich inzetten voor digitale vrijheid van mensen in Rusland?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om u op Europees niveau in te zetten voor de digitale vrijheid in Rusland? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
De EU heeft deze en andere vrijheden tijdens de EU-RF Mensenrechtendialoog in juli 2012 reeds aan de orde gesteld. De Nederlandse regering zal er voor blijven pleiten dat dit onderwerp hoog op de agenda staat.
Bent u bereid om u op Europees niveau in te zetten voor een verbod op de export van technologie vanuit de EU wanneer die gebruikt wordt of kan worden voor het schenden van mensenrechten, zoals nu gebeurt in Rusland?
Nederland zet zich reeds geruime tijd in om de EU-dual useverordening uit te breiden, zodat bedrijven een ad-hoc vergunningplicht kan worden opgelegd indien er aanwijzingen zijn dat technologie (gedeeltelijk) kan worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen. Het Europees Parlement heeft onlangs een voorstel gedaan langs deze lijnen. Nederland zal er bij andere lidstaten op aandringen dit voorstel te omarmen.
De aanhoudende misstanden bij HWW Zorg |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over de erkenning van de top van HWW Zorg dat het door verkeerde indicaties veel geld is misgelopen? Bent u van mening dat dit mismanagement is? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ik heb bij de zorginstelling nagevraagd in hoeverre er cliënten wonen met een te laag Zorg-Zwaarte-Pakket (ZZP).
De zorginstelling heeft aangegeven dat er deze zomer op één van de locaties – bij een gebruikelijke controle van de zorgzwaarte van haar cliënten – is geconstateerd dat bij een aantal cliënten een hogere ZZP indicatie aangevraagd moest worden. Dit is vervolgens direct gebeurd. Het hanteren van dergelijke controle en daarmee het vroegtijdig opsporen van eventueel «achterhaalde» indicaties (opdat er direct nieuwe en adequate indicaties kunnen worden aangevraagd) vind ik geen mismanagement.
Erkent u dat door het mislopen van het geld, door de te lage indicaties, ook de personeelsbezetting navenant lager is geweest? Kunt u uw antwoord toelichten?
Soms is een ZZP-profiel voor wat betreft de bekostiging wat ruimer dan een cliënt precies nodig heeft, soms wat krapper. Voor een instelling « middelt dat uit». De
Instelling kan zo flexibel inspelen op de behoefte aan zorg van haar cliënten en op de inzet van personeel. Bij een aantal achterhaalde ZZP’s behoefter niet direct sprake van te lage inzet van personeel.
Wat is uw reactie op het «dagboek van de zorg. HWW Zorg. Getuigenissen van medewerkers en familie van bewoners HWW Zorg, najaar 2012» leest?2
Ik heb kennis genomen van het document.
Ik vind het belangrijk dat de bestuurder van HWW de klachten serieus neemt. Als bestuurder is zij primair verantwoordelijk voor de inzet en kwaliteit van het personeel en de geleverde zorg. De zorginstelling heeft ook een klachtenregeling en een klachtencommissie met een onafhankelijke voorzitter. Om de klachten zorgvuldig te onderzoeken en te behandelen is het van belang dat de klachten bij de zorginstelling neergelegd worden.
Bent u ook geschrokken van de mate van intimidatie van personeel bij HWW Zorg dat praat met de pers over de erbarmelijke kwaliteit of de intimidatie van medewerkers die betrokken zijn bij de vakbond? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet beoordelen of en zo ja in hoeverre personeel wordt geïntimideerd. In haar volgende bezoeken zal IGZ gaan praten met medewerkers en cliëntenraad.
Erkent u dat naar zorgpersoneel dat al een lange tijd en in grote getale – zij het soms anoniem – aangeeft dat de kwaliteit onder de maat is geluisterd moet worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het in algemene zin belangrijk dat het management en de bestuurder luisteren naar de medewerkers. Zeker vanuit het oogpunt van kwaliteitsverbetering is het belangrijk om het oordeel van medewerkers ter harte te nemen. De medewerkers weten namelijk doorgaans heel goed wat er niet goed gaat op de werkvloer en wat hieraan veranderd moet worden.
Erkent u tevens dat voor personeel dat werkt in de zorg vakbondsrechten onverkort van kracht zijn? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zorgwerkgevers dit te laten weten?
Voor ieder personeel zijn de vakbondsrechten van kracht. Dit is bekend bij werkgevers, ook degenen die in de zorg actief zijn.
Vindt u het passend dat zorgpersoneel cursussen krijgt over hoe het om moet gaan met onderbezetting? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind dat niet passend wanneer een organisatie zich erbij neerlegt dat er te weinig personeel is. Ik vind het verantwoord wanneer een zorginstelling inziet waar problemen liggen en het personeel zo goed mogelijk voorbereidt op het – tijdelijk – moeten stellen van prioriteiten tijdens een periode van onderbezetting. Deze periode moet natuurlijk zo kort mogelijk zijn.
Welke keuze zou u maken wanneer u alleen in de huiskamer staat met een groep van 13 geriatrische bewoners die permanent toezicht nodig hebben, terwijl één bewoner is uitgegleden op de gang en om hulp roept? Erkent u dat dit een ondragelijk dilemma is?
Dit is inderdaad een moeilijk dilemma.
Wat is uw reactie op de steunverklaring van een familielid waaruit blijkt dat de moeder als bewoner van HWW Zorg een dagenlange hartaanval had, zonder dat dit opgemerkt werd?3
Bent u van mening dat dit een incident is? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo neen, wat gaat u doen om toekomstig leed door onopgemerkte ziekte of aandoening te voorkomen?
Is er melding gedaan bij de Inspectie van dit incident? Kunt u de Kamer informeren of er in die melding sprake is van een oorzaak, gelegen in onderbezetting?
Erkent u dat het onopgemerkt blijven van ernstig lijden van een bewoner, in dit geval iemand met een vijf dagen durende hartaanval, en tegelijkertijd een te lage personeelsbezetting, een oorzakelijk verband kunnen hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid uit te zoeken of het juridisch mogelijk is dat de bestuurders van HWW Zorg aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de slechte kwaliteit van zorg die deze bewoner heeft gehad, met als oorzaak te weinig personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?
De instelling is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg. Zoals ik ook recent op Kamervragen van het lid Agema heb geantwoord, is het op dit moment al mogelijk om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor schade die door hun handelen is veroorzaakt, mocht een instelling daar aanleiding toe zien. Een rechtspersoon (in dit geval dus de zorginstelling) kan een (voormalig) bestuurder hoofdelijk aansprakelijk stellen. De overheid heeft deze mogelijkheid niet. De rechter beoordeelt of een bestuurder tegenover de rechtspersoon aansprakelijk is voor de schade en of hij hiervoor hoofdelijk aansprakelijk is. De rechter doet dit door te onderzoeken of de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Op 5 juni 2012 is de motie Gerbrands (PVV)[1] aangenomen waarin de regering wordt verzocht de corporate governance regelgeving dusdanig aan te passen dat het mogelijk wordt om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het leveren van slechte kwaliteit van zorg.
Het kabinet zal komen met een visie op governance in de zorg. Hierbij zal aansprakelijkheid van bestuurders ook worden meegenomen.
[1] Kamerstukken II 2011/12, 31 016, nr. 27
De publieke functies van de heer Meijdam |
|
Henk van Gerven (SP), Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over de publieke functies van de voorzitter van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, de heer Meijdam, tevens voorzitter van de commissie Meijdam, die onderzoek doet in verband met de permanente structuur voor de OV-chipkaart, nu zijn integriteit ter discussie staat en hij de schijn van belangenverstrengeling op zich heeft geladen?1
Ik acht de integriteit en het vermijden van belangenverstrengeling voor publieke ambtsdragers van het grootste belang. Ik ben het met u eens dat personen die een publieke functie uitoefenen van onbesproken gedrag dienen te zijn. In de evaluatie van de kaderwet adviescolleges is door het kabinet geconstateerd dat de transparantie over nevenfuncties en belangen van raadsleden bij de meeste adviescolleges verbetering behoeft. Daarbij teken ik aan dat vanwege de gewenste maatschappelijke ervaring en positie waarop raadsleden worden geselecteerd, het risico van belangenverstrengeling nooit helemaal kan worden uitgesloten.
Om de transparantie te borgen zijn ten aanzien van de Rli enkele zaken geregeld.
Ten eerste bestaan binnen de Rli heldere afspraken omtrent de samenstelling van commissies die de verantwoordelijkheid dragen voor het opstellen van adviezen. Zo nodig worden verschillende tegengestelde belangen in commissies vertegenwoordigd.
Ten tweede zal de Rli een code belangenverstrengeling opstellen en toepassen. Met de raad heb ik daarbij afgesproken dat de komende maanden een systeem zal worden opgezet dat inzicht moet bieden in de nevenfuncties en belangen van raadsleden.
Ten derde heb ik met de voorzitter van de Rli al ruim vóór zijn aantreden afspraken gemaakt dat hij zijn activiteiten als belangenbehartiger voor plots en posities van bouwbedrijven en ontwikkelaars zou staken, na afronding van lopende opdrachten. Deze activiteiten heeft hij versneld beëindigd, teneinde zelfs de kans op een schijn van belangenverstrengeling te vermijden.
Ik zie er op toe dat de genoemde afspraken nauwgezet worden nagekomen en ben van mening dat daarmee voldoende waarborgen zijn ingebouwd. Ik zie dan ook geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen, dat geldt tevens voor zijn functioneren als voorzitter van de commissie Meijdam.
Voor wat betreft de deskundigheid op het gebied van gevaarlijke stoffen binnen de RLI, verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen die het lid Paulus Jansen (SP) hierover heeft gesteld (Aanhangsel handelingen 2011–2012, nr. 3262).
Vindt u niet dat hij per direct moet terugtreden in het belang van de publieke zaak, omdat het, bij het dienen van deze zaak, belangrijk is dat personen van onbesproken gedrag dienen te zijn? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Welke stappen gaat u in deze ondernemen?
Zie antwoord vraag 1.
De acties in de verpleeghuiszorg van 3 november jl. |
|
Renske Leijten , Tunahan Kuzu (PvdA), Linda Voortman (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Is het waar dat zorgaanbieder Amsta, waar onder meer het Sarphatihuis deel van uitmaakt, per 1 januari 2012 4,1 miljoen euro heeft gekregen uit de intensiveringsmiddelen langdurige zorg om extra handen aan het bed aan te nemen?
Desgevraagd laat Amsta weten uit hoofde van de intensiveringsmiddelen voor de sector V&V € 3 426 134,– en voor de sector VG € 695 619,– te hebben ontvangen. Bij elkaar gaat het om een bedrag van ruim € 4.1 miljoen euro.
Is het waar dat de extra medewerkers nog steeds niet zijn aangenomen, terwijl de werkdruk onverminderd hoog is? Wat vindt u hiervan? Waar zijn de intensiveringsmiddelen wel aan besteed?
Om in aanmerking te komen voor de extra middelen dienen zorginstellingen een plan te overleggen aan het zorgkantoor waarin zij aangeven hoe zij, in lijn met de doelstellingen van het convenant, de middelen gaan besteden. Navraag bij Amsta leert dat Amsta eind 2011 een plan heeft ingediend, met positief advies van haar eigen Centrale Cliëntenraad en de Ondernemingsraad. Over de voortgang van het project heeft Amsta in juli 2012 een voortgangsrapportage opgesteld. Hieruit blijkt dat er onder andere structureel wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen en het werven van extra personeel. Amsta geeft aan de middelen te hebben aangewend in lijn met de doelstellingen van het convenant.
Wat vindt u ervan dat er mensen met een flex-contract bij Amsta werken, die graag een vast contract willen en hiervoor gesolliciteerd hebben, maar niet zijn aangenomen, terwijl ze hard nodig zijn en het geld om ze aan te nemen op de plank ligt?
Het is aan individuele instellingen zelf om te bepalen welk type medewerkers zij aannemen en welk soort contract zij aanbieden. De ondernemingsraad kan met de werkgever bespreken wat – gegeven de specifieke (markt)omstandigheden van de werkgever – een aanvaardbare omvang is van de flexibele schil in de personeelsformatie. In de cao wordt ook aandacht aan dit punt besteed. Hiermee is de (wettelijke) basis gevormd voor een goede afweging van de werkgevers- en de werknemersbelangen. Desgevraagd geeft Amsta aan dat de verhouding vast- flexibel personeel bij hun ongeveer 85% – 15% is en dat alle medewerkers, dus ook flexwerkers, kunnen reageren op interne vacatures, indien er vacatures zijn. Mede gezien het antwoord op vraag 2 is er geen sprake van geld dat «op de plank ligt».
Wat vindt u ervan dat Amsta wel de middelen heeft om haar raad van bestuur 1,2 miljoen euro te betalen terwijl de gevolgen bij Amsta merkbaar zijn op het gebied van continuïteit en kwaliteit van zorg door de enorm hoge werkdruk en tekort aan personeel?
Desgevraagd geeft Amsta aan haar bestuurders geen € 1,2 miljoen salaris te betalen. Dit bedrag staat op de begroting onder de noemer van Raad van Bestuur maar het is een optelsom van diverse kosten die geboekt worden op die specifieke «kostenplaats». De post bevat naast de salarissen van de beide bestuurders ook de salarissen van enkele andere medewerkers, de kosten van lidmaatschappen van verenigingen als Actiz, VGN en Sigra en de vergoedingen voor toezichthouders e.d. Het zijn kosten die elke organisatie heeft en vaak op een andere kostenplaats worden geboekt, maar bij Amsta onder Raad van Bestuur zijn opgenomen. De salarissen van de Raad van Bestuur van Amsta zijn openbaar. Uit het jaarverslag over 2011 blijkt dat het salaris lager is dan de norm van 130% van het huidige ministersalaris. Overigens wijs ik op de kabinetsaanpak van een normering van de topinkomens tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau die is neergelegd in de Wet normering topinkomens (WNT). De Eerste Kamer heeft dit voorstel op 13 november 2012 aanvaard.
Wat vindt u ervan dat Amsta blijkbaar wel geld heeft om 5 beveiligingsmedewerkers tijdens de staking van 3 november jl. In te huren? Deelt u de mening dat dit geld beter aan zorgmedewerkers besteed kan worden?
Deze afweging is zo specifiek en afhankelijk van factoren die op dat moment spelen, dat die alleen op het niveau van de instelling kan worden gemaakt. Ik kan daar vanuit mijn positie geen onderbouwd oordeel over geven.
Deelt u de mening dat elke euro van de intensiveringsmiddelen besteed moet worden aan handen aan het bed? Bent u bereid Amsta en andere verpleeghuizen te vragen een overzicht aan te leveren van de manier waarop zij de middelen tot nu toe besteed hebben? Zo nee, waarom niet? Als blijkt dat dit geld niet aan zorg is besteed, welke gevolgen zijn daar dan aan verbonden en op welke wijze kan ervoor gezorgd worden dat dit geld alsnog besteed wordt aan zorg?
De intensiveringsmiddelen dienen te worden besteed aan het extra aannemen en opleiden van zorgpersoneel. De zorgkantoren zien toe op de doelmatige aanwending hiervan. Zorgkantoren zijn ook in staat, indien de middelen niet doelmatig worden aangewend, om maatregelen te nemen zoals het korten van het budget en het herverdelen van de middelen. Amsta heeft aangegeven de middelen te hebben aangewend in lijn met de doelstelling van het convenant. Door een voortgangsrapportage aan het zorgkantoor heeft Amsta inzicht gegeven in de voortgang van de besteding van de middelen. Deze voortgangsrapportage is ook aangeboden aan de Ondernemingsraad en de Cliëntenraad en is op het intranet van Amsta inzichtelijk voor alle medewerkers. Naast het toezicht van het zorgkantoor monitor ik op macroniveau de voortgang van de realisatie van de extra middelen. Er zijn mij geen signalen bekend dat de middelen niet doelmatig worden aangewend. Uit de overleggen die op ambtelijk niveau worden gevoerd met de branchepartijen en individuele instellingen komt een beeld naar voren dat er voortvarend wordt gewerkt aan het extra opleiden en aannemen van personeel. Gezien deze manier van monitoren en de signalen die ik ontvang uit het veld ben ik niet voornemens om elke individuele zorginstelling te vragen naar een overzicht.
Wat vindt u ervan dat medewerkers van Amsta mails van hun leidinggevende toegestuurd krijgen dat ze niet mogen staken. Hoe verhoudt dit zich tot het recht om te staken? Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat zorgmedewerkers in de toekomst belemmerd worden in de uitoefening van het recht om te staken?
Desgevraagd laat Amsta weten dat zij op het moment dat er geruchten waren van acties en voordat de actie aangemeld was door de Abvakabo, het personeel hebben geïnformeerd over de acties met daarin aandachtspunten om de continuïteit en kwaliteit van de zorg niet in gevaar te brengen. Het recht op staken staat wat ons betreft niet ter discussie, ook bij Amsta niet. Daarom hoeven er ook geen aanvullende maatregelen te worden genomen over de uitoefening van het recht om te staken. In het Europees Sociaal Handvest (ESH) en in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is immers een recht op staken geregeld. Het stakingsrecht kan door een rechter worden beperkt, onder andere als de rechten en vrijheden van anderen in het geding zijn of voor bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid en de goede zeden. Het stakingsrecht in Nederland ligt dus vast in de jurisprudentie. Op die wijze is geregeld dat de rechter van geval tot geval de belangen kan afwegen van de bij het conflict betrokken partijen en van derden.
De toename van het aantal rokers |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek van TNS Nipo, waaruit blijkt dat het aantal rokende Nederlanders voor het eerst sinds lange tijd weer toeneemt en dat er dit jaar naar schatting zo’n 170 000 rokers bijkomen?1
Zie het antwoord op vraag 11 van Kamerlid Hilkens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 983).
Deelt u de analyse dat deze stijging komt door de uitzondering van het rookverbod voor kleine café»s, doordat de «stoppen-met-rokenprogramma’s» in 2012 niet werden vergoed en doordat er geen anti-rookcampagnes meer zijn? Indien nee, wat is uw alternatieve verklaring?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u voornemens de maatregel uit het Begrotingsakkoord 2013 om de «stoppen-met-rokenprogramma’s» weer te vergoeden de komende kabinetsperiode van 2013–2017 structureel voort te zetten?
Vanaf 2013 is financiële dekking geregeld binnen het Budgettair Kader Zorg. De omvang van de aanspraken in het basispakket van de Zorgverzekeringswet kunnen wel periodiek worden herzien in het kader van de betaalbaarheid van de zorg.
Klopt het bericht dat u geen voorstander bent van nieuwe tabaksmaatregelen zoals voorzien in de herziening van de «EU-Tabaksproductierichtlijn 2001/37/EG» waaronder het plaatsen van afschrikkende foto’s op verpakkingen en het beperken van het aantal verkooppunten?2 Zo ja, waarom slaat u het advies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) ten aanzien van deze maatregelen in de wind?
Zie het antwoord op vraag 2 van Kamerlid Hilkens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 983).
Op welke wijze gaat u in de nieuwe kabinetsperiode van 2013–2017 het aantal rokers en de schade door tabaksgebruik terugdringen?
Het tabaksontmoedigingsbeleid bestaat uit effectieve beperkende maatregelen zoals een algeheel reclameverbod, prijsbeleid via accijnsheffing en een rookverbod voor openbare ruimten. Deze maatregelen blijven van kracht. Op het gebied van leefstijl zal ik net als mijn voorganger prioriteit geven aan de jeugd. Ik investeer de komende jaren extra in voorlichting en preventie via schoolpreventieprogramma’s, zowel gericht op jongeren als hun ouders en via digitale platforms die jongeren veel bezoeken, zoals chat en social media. Het Trimbos-instituut voert als kenniscentrum op het gebied van verslaving en middelengebruik de meeste van deze programma’s uit, en doet dat vanaf 2013 ook voor roken.
Verder vind ik het belangrijk dat voor consumenten objectieve en gedegen voorlichting beschikbaar is, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken om wel of niet te roken.
Daar hoort bijvoorbeeld ook bij dat de consument goed geïnformeerd wordt over de samenstelling van tabaksproducten, of hulp bij stoppen met roken. Nog dit jaar worden de gegevens over ingrediënten in tabak actief openbaar gemaakt op www.tabakinfo.nl.
Op twee punten zal een wijziging in het beleid plaatsvinden:
Zorg bij stoppen met roken (inclusief de medicatie) wordt vanaf volgend jaar onderdeel van de basisverzekering. Daarnaast ben ik voornemens de minimumleeftijd voor het kopen van tabak te verhogen naar 18 jaar.
Het bericht dat Nederland het Internationaal Strafhof in een moeilijke positie brengt |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Nederland brengt Strafhof in moeilijke positie», waaruit blijkt dat er onder buitenlandse diplomaten «bezorgdheid» en «ongenoegen» heerst over de manier waarop Nederland zich opstelt als gastland van het Internationaal Strafhof?1
Nederland heeft zich in 1998 gecommitteerd om gedurende 10 jaar, tot 1 juli 2012, de kosten van de (tijdelijke) huisvesting van het Strafhof voor 100% te bekostigen (momenteel ongeveer 6 miljoen euro per jaar). Deze kosten zijn formeel sinds 1 juli van dit jaar een verantwoordelijkheid van alle lidstaten gezamenlijk. Niettemin heeft Nederland de andere lidstaten aangeboden ook de kosten van de tijdelijke huisvesting van de tweede helft van 2012 voor zijn rekening te nemen. Bovendien heeft Nederland onlangs toegezegd ook de helft van de kosten van de tijdelijke huisvesting in de periode van 2013 tot en met 2015 (gereedkomen nieuwbouw) aan het Strafhof te vergoeden tot een bedrag van maximaal 9 miljoen euro. De totale kosten van deze extra bijdragen bedragen ongeveer 12 miljoen euro.
Is het waar dat het «steeds gebruikelijker» wordt dat gastlanden de huur betalen van internationale organisaties die in particulier gehuurde gebouwen gehuisvest zijn?
Het beleid t.a.v. de huisvestingskosten van Internationale Organisaties verschilt, zover bekend, sterk van land tot land en van organisatie tot organisatie. Daarover kan ik geen trendmatige uitspraak doen.
Is het waar dat de Nederlandse economie in 2011 voor meer dan 66 miljoen euro profiteerde van de aanwezigheid van het Strafhof in Den Haag?
Het is niet bekend waar deze schatting op gebaseerd is. De totale begroting van het Strafhof bedraagt ongeveer 109 miljoen euro. Gezien de werkzaamheden van het Strafhof en de internationale samenstelling van de staf wordt een deel hiervan direct besteed in het buitenland.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk zou zijn wanneer het Strafhof jarenlang wordt opgezadeld met extra kosten, terwijl het hof door de toenemende werkdruk al in geldnood zit?
Het gaat niet om onverwachte uitgaven. Al sinds 1998 is het duidelijk dat na 1 juli 2012 de huisvestingskosten een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle lidstaten zijn, waarmee het Internationaal Strafhof op de begroting rekening dient te houden. Tegelijkertijd erkent Nederland dat het een bijzondere verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van het Strafhof. Om deze reden heeft Nederland een substantiële extra bijdrage geleverd van ongeveer 12 miljoen euro in de periode 1-7-2012 tot eind 2015.
Op welke manier zult u naar een oplossing zoeken voor dit probleem, mede in het licht van de motie Pechtold c.s., waarin de regering wordt verzocht zich maximaal in te spannen om aan de behoeften van het Internationaal Strafhof tegemoet te komen en in het kader van goed gastheerschap een substantiële extra bijdrage van Nederland niet uit te sluiten?2
Zie antwoord op vraag 1.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór 14 november, wanneer de jaarlijkse vergadering van Staten Partijen bij het Internationaal Strafhof en de herdenking van tien jaar Statuut van Rome plaatsvindt? Zo neen, waarom niet?
Ja.
De pilot tot legaliseren van recreatiepark Patersven in Zundert |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u de status aangeven van de pilot die mede door u is ingezet ter legalisering van recratiepark Patersven in Zundert?1
Op 15 december 2011 heeft de gemeenteraad te Zundert het raadsvoorstel met de titel «Parc Patersven einde project legalisatie» aangenomen. Het traject tot onderzoek naar de mogelijkheden tot omvorming van het recreatiepark Patersven tot een woonwijk is daarmee tot een einde gekomen.
De Vereniging van Eigenaren van Patersven (hierna: VEP) en de Belangenvereniging Bewoners en Eigenaren Patersven (BBEEP) heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht dat besluit aan de Kroon voor te dragen ter vernietiging. Dit verzoek is doorgestuurd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu en door deze afgewezen op 4 juli 2012. Onder andere vanwege het terugtrekken van projectontwikkelaar Volkert Wessels, uit het transformatieproject – i.c. ten gevolge van twijfels over kostenverhaal en gewijzigde marktomstandigheden – heeft de gemeente Zundert aanleiding mogen zien tot heroverweging van het beleid. Daarnaast waren er wijzigingen in (gemeentelijke) politieke verhoudingen die tot situaties kunnen leiden waarin eerdere beleidsvoorkeuren niet meer vanzelfsprekend zijn.
Overigens was een van de voorwaarden voor de omvorming tot woonkern dat zowel de Provincie als het Rijk daar niet op tegen waren. Het Rijk heeft verder geen actieve rol gespeeld bij de uitvoering van de pilot.
Is de pilot inmiddels geëvalueerd? Zo ja, wat zijn de belangrijkste conclusies en leerpunten uit de pilot? Zo nee, wanneer wordt de pilot dan geëvalueerd?
De onderzoekspilot tot legaliseren van Parc Patersven is door de gemeente geïnitieerd. Op basis van deze pilot is als vervolgpilot een overeenkomst opgesteld tussen de gemeente, VEP en een projectontwikkelaar tot het nemen van nadere stappen. De gemeente Zundert is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van recreatiewoningen. Het is derhalve aan de gemeente om te bepalen of het pilotproject al dan niet wordt geëvalueerd.
Zijn/ worden bij die evaluatie ook de eigenaren van het park betrokken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Onder welke voorwaarden bestaat er nog kans op legalisatie van het park en hoe verhoudt zich dat tot de gewekte verwachtingen bij eigenaren op Patersven, die op de belofte van legalisatie hebben voorgesorteerd? Kunt u daarbij ook expliciet aangeven welke consequenties dat heeft voor claims van planschade van hun zijde en voor de juridische status van de eigenaren als het gaat om hun woonsituatie?
Het is aan de gemeente om te bepalen of, in welke gevallen en onder welke voorwaarden situaties van onrechtmatige bewoning op het park gelegaliseerd worden. De desbetreffende eigenaren van recreatiewoningen op Parc Patersven hebben volgens de gemeenteraad op eigen risico voorgesorteerd op legalisatie.
Aan de voorwaarden die aan dit legalisatieproces zijn gesteld werd, mede door het wegvallen van de projectontwikkelaar, volgens de gemeente niet voldaan. Daarmee kon de gemeente Zundert het proces tot wijziging van de bestemming van de recreatiewoningen beëindigen.
Het leerstuk van planschade geldt alleen voor schade als gevolg van de wijziging van een bestemmingsplan. De pilot zou eventueel hebben kunnen leiden tot wijziging van de bestemming. Met het beëindigen van die pilot kan er derhalve geen sprake van planschade zijn.
De eigenaren van recreatiewoningen behouden dezelfde status als die welke zij al hadden: eigenaar van een recreatiewoning in Parc Patersven. Aan de juridische status verandert niets.
Zijn er in het land nog andere processen van legalisatie van recreatieparken bekend? Zo ja, waar zijn deze succesvol gebleken, waar niet en wat zijn daar de succes- en faalfactoren gebleken?
Het Rijk verzamelt hierover geen gegevens.
Het al dan niet legaliseren van recreatiewoningen door aanpassing van het geldende bestemmingsplan is een bevoegdheid van de gemeente. Het Rijk is ter zake niet bevoegd.
Geweld tegen NS-medewerkers |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de open brief van de directeur NS Reizigers van 3 november 2012?1 Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over agressie tegen NS-medewerkers?2
Ja.
Deelt u de mening dat de in de open brief genoemde ernstige voorvallen van geweld tegen NS-medewerkers niet alleen als incidenten kunnen worden beschouwd, maar dat deze voorvallen duiden op een structureel maatschappelijk probleem? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat daar voor zowel u als voor de NS een grote verantwoordelijkheid ligt ten opzichte van werknemers van de NS en de reizigers? Zo nee, waarom niet?
Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, waaronder NS-personeel, ziet dit kabinet als een maatschappelijk probleem, niet enkel als losse incidenten. Vandaar dat het programma Veilige Publieke Taak (VPT), ondergebracht bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), wordt gecontinueerd. Op dit terrein werk ik nauw samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), omdat dit probleem alleen kan worden opgelost door politie, OM en werkgevers gezamenlijk.
Is het waar dat het NS Service & Veiligheidsteam in omvang groter is dan de spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)? Zo ja, betekent dat dat u van mening bent dat er op de NS zelf een grotere verantwoordelijkheid drukt dan op de politie en waarom is dat zo? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Zoals hierboven aangegeven hebben politie, OM en werkgevers allen een gedeelde verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheden van de NS liggen hoofdzakelijk op het terrein van goed werkgeverschap, zorg dragen voor een veilige werkomgeving voor hun personeel en erop toezien dat altijd aangifte wordt gedaan van incidenten. De verantwoordelijkheden van politie en OM liggen vooral op het goed oppakken van de aangiften door een lik-op-stukbeleid en een snelle en voortvarende opsporing en vervolging.
Bent u van mening dat de NS er voldoende aan doet om personeel en reizigers te beschermen tegen geweld en agressie? Zo nee, waar schiet de NS volgens u dan tekort?
De NS vindt het van belang de veiligheid voor zowel haar reizigers als haar personeel te garanderen. Als het gaat om agressie tegen treinpersoneel hanteert de NS een zero tolerance beleid. Met onder andere de inzet van de service- en veiligheidsteams doet de NS er alles aan om agressie terug te dringen en zoveel mogelijk te voorkomen.
Deelt u de mening van de NS directeur dat hoeveel de NS ook investeert in mensen en middelen, zij het nooit alleen kunnen? Zo ja, wat kunt en gaat u doen om de NS en zijn medewerkers extra te helpen en bent u van mening dat de hulp aan de NS ook van reizigers moet komen? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven deel ik de mening van de directeur van de NS dat politie, OM en werkgevers allen een verantwoordelijkheid hebben. Om zogeheten burgermoed kracht bij te zetten, worden 2,5 keer zo zware straffen geëist tegen plegers van agressie en geweld jegens personen die burgermoed hebben betoond.
Wat mag een burger binnen de wettelijke kaders doen om in geval van een escalerend incident een helpende hand te bieden? Waar ligt de grens van optreden door een burger en hoe wordt deze grens bepaald?
Een burger heeft het recht zichzelf of een ander te verdedigen tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. In de gevallen dat een burger van dit recht gebruik maakt, moet achteraf getoetst worden of hij dat heeft gedaan binnen de grenzen van de wet en de jurisprudentie. De grens van het optreden door een burger in het geval van een escalerend incident ligt in het wettelijk kader omtrent noodweer, vastgelegd in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht (WvS). Bij de beoordeling van de vraag of een geslaagd beroep kan worden gedaan op noodweer, wordt bezien of het strafbare feit is gepleegd ter verdediging van het eigen of andermans lichaam, eerbaarheid of goed. Deze verdediging dient noodzakelijk te zijn geweest en er moet sprake zijn geweest van een ogenblikkelijke (acute) en niet wettelijk toegestane aanval. De rechter dient daarbij te beoordelen of aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit is voldaan.
Het noodweerartikel kan ook bescherming bieden aan een helpende reiziger in die zin dat het strafbaarheid uitsluit indien de betrokkene heeft gehandeld om een ander te verdedigen. De te hulp schietende derde is in beginsel evengoed gerechtvaardigd in zijn handelen als de aangerande zelf. Voor de invulling in de jurisprudentie verwijs ik u in dit verband naar de uitspraken van de rechtbank Assen (LJN: BD7156) en de rechtbank Middelburg (LJN: BC9939).
In hoeverre biedt het noodweerartikel in het Wetboek van Strafrecht (WvS) en de jurisprudentie bescherming voor de reiziger die een conducteur te hulp schiet bij dreigend geweld? Hoe is in dit kader in de jurisprudentie de bepaling verdediging van «eens anders lijf» (artikel 41, eerste lid WvS) ingevuld?
Zie antwoord vraag 6.
Acht u de wettelijke bescherming op grond van noodweer in het geval van een geweldsincident tegen een NS-medewerker afdoende voor de treinreiziger die tussenbeide komt? Zo nee, waarom niet en welke mogelijkheden ziet u om die bescherming uit te breiden?
Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat artikel 41 WvS niet afdoende bescherming zou bieden.
De economische kosten van mislukte bedrijfsoverdrachten |
|
Michiel van Veen (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Miljardenstrop mislukte bedrijfsoverdrachten»?1
Ja.
Onderschrijft u de conclusies van het in dit artikel genoemde rapport dat mislukte bedrijfsoverdrachten en de opheffing van gezonde bedrijven de Nederlandse economie op jaarbasis een omzetderving tot € 4 miljard kost en zo’n 80 000 banen?
Nee, ik kan deze conclusies niet onderschrijven, doordat in het onderzoek is uitgegaan van de hypothetische situatie dat alle mislukte bedrijfsoverdrachten en opheffingen van gezonde bedrijven leiden tot totale inactiviteit. In werkelijkheid leiden niet alle opheffingen tot inactiviteit, maar maken ondernemers na opheffing een doorstart en richten ze een nieuwe onderneming op of gaan ze in loondienst werken. Hun personeel blijft bij opheffing veelal ook niet langdurig werkloos, maar vindt een nieuwe betrekking bij een andere werkgever of start zelf een onderneming. Dit proces wordt ook wel «creatieve destructie» genoemd en dit geeft een sterke impuls aan de vitaliteit van de economie.
Ziet u hier voor u een rol weggelegd, bijvoorbeeld door uw beleid meer te richten op het laten slagen van bedrijfsoverdrachten en het voorkomen van opheffingen? In hoeverre is uw beleid daar nu al op gericht?
Het huidige beleid is gericht op het laten slagen van bedrijfsoverdrachten en het voorkomen van opheffingen van gezonde bedrijven door bedrijven van algemene informatie te voorzien en door de financiering voor ondernemers met een gezond toekomstperspectief toegankelijk te houden. De inzet van het beleid is om ondernemers bewust te maken van het belang van bedrijfsoverdracht en bedrijfsovername. De Kamer van Koophandel (KvK) helpt hun hier bij, door voorlichting te geven over het verkopen van een bedrijf en kopen van een bedrijf. Dit doet de KvK door jaarlijks de Overnamedagen te organiseren, en daarnaast seminars, adviesgesprekken aan te bieden en tevens informatie via de website te geven over bedrijfsoverdracht en bedrijfsovername. Het in het artikel genoemde rapport leidt ertoe dat de KvK haar producten- en dienstenaanbod wat bedrijfsoverdracht en bedrijfsovername betreft opnieuw zal beoordelen. Ook is in de voorlichtingscampagne «1e hulp bij financiering», die mijn ministerie dit jaar heeft georganiseerd in samenwerking met MKB Nederland en de Nederlandse Vereniging van Banken, aandacht gegeven aan bedrijfsoverdracht.
Daarnaast is het beleid erop gericht om de financiering voor ondernemers met een gezond toekomstperspectief toegankelijk te houden. Een regeling als de borgstelling MKB-kredieten (BMKB) wordt vaak ingezet om een bedrijfsovername te financieren: in de periode 2005 tot heden is ca. € 1,5 mrd. aan verstrekt borgstellingskrediet gebruikt voor overnames, ofwel 30% van het totaal verstrekte borgstellingskrediet in deze periode. Voor ondernemers die gebruik hebben gemaakt van de startersfaciliteit binnen de regeling is dit zelfs meer dan 42%.
Ook de Groeifaciliteit voor risicokapitaal en de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) voor grotere kredieten worden veelvuldig ingezet om overnames te financieren. Zo heeft de Groeifaciliteit sinds 2007 ruim € 44 mln. aan financiering voor overnames mogelijk gemaakt (ca. 23% van de totale financiering die via de regeling mogelijk is gemaakt), en de GO ca. € 414 mln. (ca. 19% van de totale financiering dankzij de regeling).
Indien u mogelijkheden ziet om deze problematiek aan te pakken, aan welke mogelijkheden denkt u dan? Zo nee, waarom denkt u dat uw ingrijpen niet gewenst of nodig is?
Aanvullende faciliteiten voor bedrijfsovernames zijn niet nodig, gezien de ondersteuning die reeds geboden wordt.
De inkomenseffecten van het Regeerakkoord |
|
Emile Roemer (SP), Bram van Ojik (GL), Marianne Thieme (PvdD), Arie Slob (CU), Kees van der Staaij (SGP), Geert Wilders (PVV), Alexander Pechtold (D66), Sybrand van Haersma Buma (CDA), Henk Krol (50PLUS) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u toelichten hoe de op 5 november jongstleden door u naar de Kamer gestuurde notitie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zich verhoudt tot de doorrekening van het Centraal Planbureau (CPB)? Is het waar dat de koopkrachtcijfers, zoals opgenomen in de doorrekening van het CPB, de meest recente informatie bevatten? Is het waar dat ten opzichte van het beeld van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog aanpassingen hebben plaatsgevonden in het Regeerakkoord waardoor het eindpakket meer nivellerend is geworden? Heeft er ook afstemming plaatsgevonden tussen de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Wetenschap en Sport?
Kunt u een gedetailleerder beeld geven van het koopkrachtbeeld nu blijkt dat dit Regeerakkoord zulke forse (herverdelings)effecten heeft? Kunt u een koopkrachtoverzicht leveren conform de presentatie bij de doorrekening van het Catshuispakket door het CPB (bladzijde 7)?1unt u daarbij onderscheiden de totale koopkrachtontwikkeling ten opzichte van 2012, de koopkrachtontwikkeling als gevolg van het Regeerakkoord en het koopkrachteffect van de invoering van de inkomensafhankelijke zorgpremie?
Kunt u aangeven of u onderzoek heeft gedaan naar het koopkrachtbeeld voor specifieke groepen voor wie het Regeerakkoord ingrijpende gevolgen heeft (bijvoorbeeld chronisch zieken en gehandicapten, huurders, eigen woningbezitters, gepensioneerden, alleenverdieners, alleenstaanden, alleenstaande ouders en mensen gezinnen met schoolgaande danwel studerende kinderen)? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Bent u alsnog bereid de koopkrachteffecten door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) te laten doorrekenen, zoals gevraagd in de motie Van Haersma Buma c.s. (Kamerstuk 33 410 nr. 18)?
Welke maatregelen zijn bij het CPB meegenomen voor de koopkrachtberekeningen (bijvoorbeeld AWBZ-zorg en huishoudelijke zorg)?
Bent u bereid de dynamische koopkrachteffecten te laten doorrekenen die het gevolg zijn van het Regeerakkoord?
Kunt u toelichten welke beleidsmaatregelen ervoor zorgen dat mensen met een inkomen van meer dan € 100 000 er volgens de CPB-doorrekening meer dan drie keer zoveel op achteruit gaan dan mensen met een inkomen van 350 tot 500 procent van het wettelijk minimumloon?
Is het waar dat mensen er netto door de inkomensafhankelijke zorgpremie maximaal € 225 op achteruit gaan? Hoeveel mensen gaan er dit maximale bedrag op achteruit? Is de inkomensafhankelijke premie van 11,1 procent inclusief of exclusief het tarief voor de nu al bestaande inkomensafhankelijke bijdrage? Is het waar dat de constatering dat uit de memo koopkracht van het ministerie van SZW die op 5 november naar de Kamer is gestuurd blijkt dat de nominale premie voor de zorgverzekering oploopt van € 263 in 2014 naar € 400 in 2017? Kunt u toelichten waarom in het regeerakkoord gesproken wordt over een verlaging van de nominale premie naar € 255 per jaar? Geldt dit bedrag enkel voor 2014? Kunt u toelichten hoe de hoogte van de nominale premie zich ontwikkelt in de komende kabinetsperiode? Kunt u inzicht geven in de mogelijke bedragen per inkomenscategorie voor het eigen risico, aangezien deze bedragen in het regeerakkoord niet genoemd worden maar er in de media wel bedragen circuleren (€ 180, € 350, € 595)? Kunt u toelichten op welke wijze het eigen risico is meegewogen in de berekening van de koopkracht?
Klopt het artikel uit de Volkskrant, waarin wordt gesuggereerd dat huishoudens met een inkomen van vijf ton bruto erop vooruit gaan?2 Zo nee, waarom niet?
Kunt u uw volgende uitspraak nader toelichten: «De zorgen zitten vooral bij mensen zo tussen € 50 000 en € 70 000. Gemiddeld gaan die er ook iets op achteruit, maar geen vier procent.»?3 Kunt u ook ingaan op de uitspraak van de heer Samsom dat mensen met een inkomen tussen «€ 35 000 tot € 50 000 a € 60 000 erop vooruit gaan»?4 Hoe kan het dat de een zegt dat mensen tot € 50 000 a € 60 000 euro er op vooruit gaan, terwijl de ander zegt dat mensen er vanaf € 50 000 euro op achteruit gaan?
Zijn de rekenvoorbeelden die de heer Blok per e-mail aan VVD-leden rondstuurde correct?4 Klopt de uitspraak van de heer Samsom dat de maatregelen rondom de inkomensafhankelijk zorgpremie kunnen oplopen tot maximaal € 450 voor een gezin met twee inkomens?5 Hoe verhoudt de € 450 maximale achteruitgang van de heer Samsom zich tot de € 480 achteruitgang voor tweeverdieners met een inkomen van € 70 000 uit het rekenvoorbeeld van de heer Blok?
Kunt u ingaan op uw uitspraak tijdens de bestuurdersbijeenkomst van de VVD op 2 november jongstleden dat maatvoering nog mogelijk is bij de invoering van de inkomensafhankelijke zorgpremie? Hoe zal deze maatvoering er uit zien? Welke «knoppen» zijn nu nog niet ingevuld waaraan dan gedraaid zou kunnen worden? Betekent dit dat het genoemde percentage voor de inkomensafhankelijke zorgpremie nog kan wijzigen ten opzichte van het Regeerakkoord?
Kunt u ingaan op het onderzoek van RTL waaruit blijkt dat grote groepen Nederlanders er de komende kabinetsperiode veel meer op achteruit gaan en sommige mensen de komende vijf jaar tot wel 20 procent minder te besteden hebben? Klopt het dat sommige uitkeringsgerechtigden de komende jaren tot wel 30 procent minder te besteden hebben?6 Kunt u daarbij een toelichting geven op de reactie van het CPB van 2 november jongstleden, waarin naar aanleiding van het onderzoek van RTL werd bevestigd dat «berekende koopkrachtcijfers inderdaad mogelijk (zijn)»?
Hoeveel mensen gaan er in de huidige koopkrachtplaatjes van het CPB meer dan 4 procent op achteruit? Kunt u bevestigen dat uit de koopkrachtplaatjes van de CPB-doorrekening blijkt dat het om omvangrijke groepen gaat? Hoe groot is de groep mensen waarvan u gezegd heeft dat zij er niet meer dan 4 procent op achteruit mogen gaan? Is dat gemiddeld of maximaal?3
Bent u van plan maatregelen te nemen om te voorkomen dat mensen of groepen mensen een koopkrachtverlies van meer dan 4 procent hebben?
Kunt u een door het CPB opgestelde vergelijking geven van de marginale druk in 2012 en de marginale druk die volgt uit het Regeerakkoord in de jaren 2014 en 2017? Is het mogelijk die vergelijking uit te splitsen naar1 inkomen van werknemers (waaronder de «herintredersval» en de «deeltijdval»),2 inkomen van mensen uit overige werkzaamheden en4 inkomen van zelfstandigen? Wat zijn de effecten hiervan op het arbeidsaanbod en de werkgelegenheid?
Wat betekent het door het CPB geschetste verlies aan structurele werkgelegenheid van 1 a 2 procent door de inkomensafhankelijke zorgpremie exact qua aantal arbeidsjaren? Klopt het dat de dalende werkgelegenheid vooral wordt veroorzaakt doordat mensen minder uur gaan werken? Zo ja, hoeveel uren gaat de gemiddelde werknemer minder werken? Wat zijn de gevolgen voor de overheidsfinanciën en de houdbaarheid daarvan?
Kunt u naar aanleiding van de op 5 november jongstleden naar de Kamer gestuurde notitie van het ministerie van SZW uitleggen hoe het kan dat het maximale koopkrachtverlies vanuit de CPB doorrekeningen kan oplopen tot 4%, terwijl in het plaatje in de SZW-memo van 5 november (tabel 4) jaarlijkse koopkrachtverliezen tot -1,5 procent zichtbaar zijn (5 x -1,5 procent = -7,5 procent)? Waarom is volgens tabel 3 in de SZW-memo van 5 november jongstleden, de vierde belastingschijf in 2017 slechts verlaagd van 52 procent naar 51,63 procent, aangezien de hypotheekrenteaftrek dan al met 4 x 0,5 procent is verlaagd? Dit zou toch gelijk oplopen? Klopt het dat als de gemiddelde koopkracht al een maximaal negatief resultaat laat zien van -1,5 procent per jaar x 5 = -7,5 procent, het maximale koopkrachtverlies in specifieke gevallen (waar 1 gezin door meerdere maatregelen wordt getroffen) automatisch een veelvoud hiervan is? Hoe kan de regering dan het genoemde maximum koopkrachtverlies van 4 procent voor alle Nederlanders waarmaken?
Kunt u ingaan op de stellingname van de MHP, de vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel, dat door de verlaging van de maximale jaarlijkse pensioenopbouw (naar 1,75%) de pensioenuitkeringen voor de komende generatie met bijna een kwart zullen dalen door de maatregelen uit het Regeerakkoord? Wat zijn van deze maatregel de koopkrachteffecten op langere termijn?7
Kunt u ingaan op de gevolgen van de verhoogde AOW-leeftijd voor hen die op dit moment gebruik maken van een VUT of pre-pensioen? Hoe verhoudt de door uw kabinet voorgestane overbruggingsregeling zich tot het koopkrachtbehoud van deze groep en wat zijn de koopkrachtgevolgen voor hen die niet onder deze regeling vallen (deelnemers met een inkomen boven 150 procent van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag)?
Kunt u het algemene koopkrachtbeeld schetsen (inclusief het basispad) en afzonderlijk de effecten van de inkomensafhankelijke zorgpremie voor de volgende situaties:
Bent u bereid de koopkrachtcijfers te laten doorrekenen over een langere periode dan de komende vijf jaar, aangezien een aantal maatregelen effect heeft op de koopkracht na 2017?
Het bericht “Pensioengeld belegd in kernwapens” |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het feit dat Nederlandse pensioenfondsen minstens 830 miljoen euro geïnvesteerd hebben in bedrijven die kernwapens maken of daarbij betrokken zijn?1
Pensioenfondsen zijn primair zelf verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. De pensioensector geeft op verschillende manieren invulling aan deze verantwoordelijkheid. De fondsen zijn hier ten eerste zelf mee aan de slag. De Pensioenfederatie biedt in aanvulling hierop bovendien handreikingen aan individuele fondsen, waarmee zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van het beleggingsbeleid kunnen realiseren. Wettelijk moeten pensioenfondsbesturen verantwoording afleggen over het beleggingsbeleid aan hun achterban, bijvoorbeeld via het verantwoordingsorgaan. Een en ander laat onverlet dat ik het onderwerp wanneer ik met fondsbestuurders spreek ter sprake kan brengen. Ik zal dat op de gepaste momenten ook zeker doen.
Hoe beoordeelt u het feit dat het ABP, het pensioenfonds voor overheid en onderwijs, zijn investeringen in de kernwapenindustrie binnen een half jaar met 50 procent heeft uitgebreid?
Ook voor het ABP geldt dat het fondsbestuur verantwoordelijk is voor het beleggingsbeleid. Het ABP heeft er voor gekozen om de nationale wetgeving en internationale gedragsverplichtingen van de Nederlandse overheid als norm te nemen om te beoordelen waar het fonds wel en niet in belegt. Mocht er een wijziging optreden in de Nederlandse opstelling of in de wetgeving dan is dat voor het ABP aanleiding om zijn beleid te heroverwegen.
Gaat u stappen ondernemen om pensioenfondsen die in kernwapens beleggen, te motiveren een uitsluitingsbeleid voor kernwapens te hanteren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Pensioenfondsen hebben in Nederland een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van hun beleggingsbeleid. Ze hebben derhalve de vrijheid te beleggen in bedrijven die direct of indirect betrokken zijn bij de productie van (onderdelen van) kernwapens.
Nu een aantal pensioenfondsen blijft of in strijd met hun eigen beleid- in kernwapenbedrijven is gaan investeren, gaat u deze, waarbij de beleggingen niet te rijmen zijn met het uitsluitingsbeleid voor kernwapens dat zij zeggen te hanteren, verplichten openbaar te maken dat zij niet langer een uitsluitingsbeleid voor kernwapens hanteren en over het niet naleven van het uitsluitingsbeleid te communiceren met de deelnemers?
De regering heeft in het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen voorgesteld dat fondsen in hun jaarverslag moeten vermelden op welke wijze rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. De fondsen zullen hierdoor hun beleid ten aanzien van maatschappelijke aspecten van hun beleggingen, en de uitvoering daarvan, aan hun deelnemers kenbaar moeten maken. Dit wetsvoorstel ligt inmiddels voor bij uw Kamer.
Het artikel “ECB onderzoekt of het te goedkoop geld leende aan banken” |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het NRC-artikel «ECB onderzoekt of het te goedkoop geld leende aan banken»?1
Ja, het bericht waar u naar verwijst is mij bekend.
In hoeverre is het volgens u, dan wel volgens de Nederlandsche Bank (DNB), juist dat Spanje over € 16,6 mld aan leningen slechts 0,5% rente hoefde te betalen terwijl dat eigenlijk veel meer had moeten zijn, gelet op de kwaliteit van het onderpand? Hoe is dat mogelijk?
Allereerst hecht ik er aan te benadrukken dat de ECB onafhankelijk is in de uitvoering van het monetair beleid. Het vaststellen van regels voor onderpand voor monetaire beleidstransacties valt daaronder.
De ECB heeft regels vastgesteld voor de risicowaardering van het onderpand waartegen de ECB met open marktoperaties leningen aan banken verstrekt tegen een beleidsrente die voor elke bank gelijk is (momenteel 0.75%). Op basis van deze risicowaardering van het onderpand wordt de afslag bepaald, oftewel, welk bedrag er maximaal geleend kan worden met het betreffende onderpand. ECB president Draghi heeft op 8 november jl. aangegeven dat er in dit geval een fout is gemaakt bij de risicobeoordeling van EUR 10 miljard aan onderpand.2 Tegelijk gaf Draghi aan dat deze fout niet heeft geleid tot een leenvolume dat hoger is dan toegestaan onder de onderpandvereisten. Dit is mogelijk doordat lenende partijen vaak een onderpandbuffer hebben. De beoordelingsfout heeft niet geleid tot een ontoereikende omvang van de onderpandbuffer van de lenende partij.
Op basis van welke methodiek beoordeelt de Europese Centrale Bank (ECB) het geboden onderpand? In hoeverre bestaat daarbij de ruimte om af te wijken van de oordelen door de drie «grote» kredietbeoordelaars als Fitch, Moody’s en S&P?
Bij de beoordeling van de kwaliteit van beleenbare activa houdt het Eurosysteem rekening met kredietbeoordelingsinformatie van kredietbeoordelingssystemen uit een van vier bronnen, namelijk externe kredietbeoordelingsinstellingen (zoals Fitch, Moody’s, S&P en DBRS), interne kredietbeoordelingssystemen van de aangesloten nationale centrale banken, op interne ratings gebaseerde systemen van tegenpartijen en ratinginstrumenten van derden. Daarnaast houdt het Eurosysteem bij de beoordeling van de kwaliteit rekening met institutionele criteria en eigenschappen die de houder van het instrument een vergelijkbare bescherming bieden, zoals garanties. De ECB heeft het recht te bepalen of een emissie, emittent, debiteur of garant aan de vereisten voor hoge kredietstandaards voldoet, zulks op basis van informatie die het relevant acht. Minimaal één kredietbeoordeling van een erkende kredietbeoordelinginstelling van een uitgifte (of in afwezigheid daarvan de emittent) dient aan de minimum kredietwaardigheiddrempel van het Eurosysteem te voldoen. Alle externe kredietbeoordelaars dienen te voldoen aan de algemene acceptatiecriteria. Het Eurosysteem behoudt het recht om een kredietbeoordelinginstelling niet te accepteren3.
In hoeverre zijn de eisen die de ECB stelt aan het onderpand gewijzigd sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2007–2008 en de schuldencrisis in 2010?
De ECB heeft sinds de kredietcrisis de onderpandeisen een aantal maal gewijzigd om de beschikbaarheid van onderpand en daarmee de toegankelijkheid van leeninstrumenten en de transmissie van ECB beleid te bevorderen. Zo is de ECB ertoe overgegaan om ook activa met een BBB- rating te gaan accepteren (tegen een hogere afslag), wordt momenteel tijdelijk schuldpapier in Amerikaanse dollars, Japanse Yen en Britse Pond geaccepteerd, zijn de onderpandeisen voor overheidsschuldpapier uit landen met een EU/IMF-programma gewijzigd en is tijdelijk de beleenbaarheid van asset backed securities verruimd. Tegelijkertijd zijn ook additionele risicobeheersingsmaatregelen geïmplementeerd, waaronder differentiatie in afslag op basis van liquiditeitsgraad, looptijdprofiel en kredietwaardigheid. Alle wijzigingen worden gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie en zijn terug te lezen op de website van de ECB4.
Op welke wijze bent u, dan wel DNB, betrokken bij het vaststellen van de onderpandeisen door de ECB?
Als gevolg van de onafhankelijkheid van de ECB in de uitvoering van het monetaire beleid zijn de nationale overheden niet betrokken bij het vaststellen van de onderpandeisen door de ECB. Het monetaire beleid van de ECB wordt vastgesteld door de Raad van bestuur van de ECB waar de president van DNB zitting in heeft. De presidenten van de nationale centrale banken hebben daar qualitate qua zitting (dwz uit hoofde van zijn/haar positie als president van de nationale centrale bank) en handelen vanuit het belang van de Eurozone als geheel.5 De president van DNB vertegenwoordigt in de ECB-raad dus niet Nederland of DNB.
Is er sprake van een eigen onderzoek door de ECB naar de gebeurtenissen op dit terrein?
ECB president Draghi heeft op 8 november jl. aangekondigd dat het Audit Committee van de ECB onder leiding van Erkki Liikanen, president van de Finse centrale bank, de implementatie van het onderpandsraamwerk in het Eurosysteem zal onderzoeken. Liikanen rapporteert zijn bevindingen bij de eerstvolgende vergadering van de Raad van Bestuur.
Indien dit het geval is, in hoeverre is overwogen om dit onderzoek niet door de ECB zelf, maar door een externe partij te laten uitvoeren?
Het is mij niet bekend in hoeverre de ECB een extern onderzoek overwogen heeft.
Wat zijn de mogelijke consequenties indien uit dit onderzoek (onverhoopt) blijkt dat de ECB tegen de eigen richtlijnen in heeft gehandeld?
Volgens die krant hoefden de banken slechts een half procent rente te betalen over 16,6 miljard euro aan leningen van de ECB, terwijl dat eigenlijk veel meer had moeten zijn. Sinds de crisis kunnen banken goedkoop geld lenen. Als onderpand moet de bank waardevolle effecten of kredietvorderingen geven. Maar de tachtig miljard euro aan staatsleningen die de Spaanse banken als onderpand gaven, voldeden niet aan de eisen van de ECB.
A-rating van onbekende kredietbeoordelaar
De ECB beoordeelde de staatsleningen als zeer betrouwbaar en gaf ze zelfs een «A-rating» op basis van een tamelijk onbekende Spaanse kredietbeoordelaar, terwijl grote kredietbeoordelaars als Fitch en Moody’s ze beoordeelden met een lagere B-rating. Het risico van zo’n onderpand met een hoge rating is slechts een half procent, waardoor een Spaanse bank die tien miljoen euro aan staatsleningen als onderpand geeft, daarvoor 9,95 miljoen euro van de ECB kan lenen.
Maar de regels van de ECB zijn dat onderpanden hoger dan 66,5 euro een veel groter risico vormen en daar geldt minstens een risocopercentage voor van 5,5 procent, wat 13,3 miljard minder aan lening oplevert dus. Een woordvoerder van de ECB zegt dat de bank gaat onderzoeken of de bank inderdaad handelde tegen de eigen richtlijnen in, wijst er op dat de meeste Europese banken onderpand leverden voor hun leningen, die ruimschoots de waarde overtroffen.
De bestuursvoorzitter van de Universiteit Leiden die met behoud van salaris met sabbatical gaat |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Twee ton publiek geld cadeau»?1
Om over dit bericht een uitspraak te kunnen doen, heb ik nadere informatie nodig over de afspraken die hierover met de betrokken bestuursvoorzitter zijn gemaakt in de arbeidsovereenkomst en in de sabbaticalregeling. Overigens ben ik van mening dat twee ton uit publieke middelen een fors bedrag is. Uit berichtgeving in de media maak ik op dat betrokkene heeft afgezien van de regeling. Ik heb de informatie waaruit dit moet blijken opgevraagd bij de Universiteit Leiden. Zodra ik deze informatie heb ontvangen en ik mij een oordeel heb kunnen vormen, zal ik u informeren over mijn besluit.
Vindt u het aanvaardbaar dat de bestuursvoorzitter van de Universiteit Leiden 14 maanden verlof krijgt met doorbetaling van zijn salaris van ruim twee ton?
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) voer ik actief beleid om bezoldiging boven de WNT norm of ontslagvergoedingen te voorkomen. In voorkomende gevallen vorder ik op grond van mijn bevoegdheden bedragen terug, die de WNT-norm overschrijden. Bij ontslagvergoedingen gebruik ik de kantonrechtersformule als uitgangspunt en onderneem ik actie als blijkt dat de vergoeding de kantonrechtersformule overschrijdt. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Begrijpt u dat dit soort regelingen kwaad bloed zet, zeker als ook nog eens € 15 miljoen wordt bezuinigd op het onderwijs?2
In het licht van alle bezuinigingen die het kabinet in de komende jaren moet doorvoeren, kan ik mij voorstellen dat de regeling waarvan in het artikel sprake is vragen oproept.
Wat gaat u ondernemen om een eind te maken aan dit soort exorbitante sabbatical-regelingen? Bent u bereid een stevig gesprek te voeren met het bestuur?
Mocht uit de nadere informatie blijken dat inderdaad sprake is van een bovenmatige regeling, zal ik mij richten tot de Raad van Toezicht van de instelling en zonodig het teveel betaalde bedrag terugvorderen.
Is het waar dat de bestuursvoorzitter met een salaris van ruim 2 ton meer verdient dan de Balkenendenorm? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen, aangezien u «versneld wilt voldoen aan de gewenste beloningscodes»?3
Tot het moment van invoering van de WNT vorder ik bedragen terug die de WNT-norm van € 225 348 (niveau 2012) overschrijden.
Bij ontslagvergoedingen gebruik ik de kantonrechtersformule als uitgangspunt en onderneem ik actie als blijkt dat de vergoeding de kantonrechtersformule overschrijdt. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Erkent u dat het onderbrengen van bestuurders onder de normale CAO een oplossing is, omdat bestuurders en toezichthouders dan geen onderlinge deals meer kunnen sluiten?
Met de inwerkingtreding van de WNT worden de beloningen en ontslagvergoedingen van universiteitsbestuurders wettelijk gemaximeerd. Ik ben van mening dat deze wet een voldoende krachtig instrument is.
Het onderzoek van DNB en AFM waaruit blijkt dat de helft van de herstelplannen van pensioenfondsen van onvoldoende of slechte kwaliteit is |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het rapport «Sectorbreed onderzoek kwaliteit financiële crisisplannen pensioenfondsen» van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM)?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht over dit onderzoek op de website van DNB. In tegenstelling tot hetgeen de vragensteller veronderstelt, heeft het onderzoek geen betrekking op herstelplannen, maar op zogenoemde financiële crisisplannen.
Een herstelplan wordt opgesteld door een pensioenfonds dat niet voldoet aan het vereiste eigen vermogen (een dekkingsgraad van circa 125%), dan wel het minimaal vereiste eigen vermogen (een dekkingsgraad van circa 105%). In een herstelplan beschrijft het fonds welke concrete maatregelen het neemt om uiterlijk bij het einde van de hersteltermijn weer aan de wettelijke vermogenseisen te voldoen. Herstelplannen worden jaarlijks geëvalueerd en door DNB getoetst.
Een financieel crisisplan heeft als doel om het risicobewustzijn van pensioenfondsen te vergroten. In zo’n plan geeft een pensioenfonds op voorhand aan hoe het is voorbereid op een verdieping van een financiële crisis.
Vanaf dit jaar zijn alle fondsen gehouden een financieel crisisplan op te stellen. DNB bevordert in overleg met de pensioensector de totstandkoming van goede crisisplannen. Het onderzoek moet in dit licht worden bezien.
Vindt u het zorgelijk dat de helft van de herstelplannen van pensioenfondsen als onvoldoende of slecht wordt beoordeeld door DNB en AFM? Deelt u de mening dat een goed herstelplan essentieel is voor pensioenfondsen die er slecht voor staan? Deelt u de mening dat twijfels over de kwaliteit van de herstelplannen de onzekerheid rondom de aanvullende pensioenen vergroten?
Alle herstelplannen worden jaarlijks geëvalueerd. Vervolgens worden deze plannen getoetst door DNB en zo nodig bijgesteld.
Zie verder het antwoord op vraag 1.
Kunt u reageren op de vijf verbeterpunten die DNB en AFM noemen, zijnde 1) explicitering van het moment van korten, 2) de prioritering van de te nemen maatregelen, 3) communicatie, 4) besluitvormingsproces en 5) evenwichtige belangenafweging?
Met betrekking tot de communicatie over (voorgenomen) kortingen sluit dit aan bij de aankondiging door mijn voorganger op dit dossier dat de informatieverplichtingen voor pensioenfondsen bij de wijziging van de Pensioenwet zullen worden aangescherpt. Deze wijziging is in 2014 voorzien.
Voor het overige zullen de verbeterpunten worden betrokken bij de bevordering van goede financiële crisisplannen.
Welke wettelijke eisen worden er gesteld aan de (kwaliteit van) herstelplannen?
De wet schrijft voor dat een pensioenfonds dat voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet meer over het vereiste eigen vermogen beschikt, dit aan DNB meldt en binnen drie maanden een langetermijnherstelplan indient (artikel 138 Pensioenwet). Als een fonds voorziet dat het niet langer beschikt over het minimaal vereiste eigen vermogen, moet het fonds binnen twee maanden bij DNB een kortetermijnherstelplan indienen (artikel 140 Pensioenwet).
De artikelen 16 en 17 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen bevatten voorschriften voor de inhoud van herstelplannen. Het gaat daarbij onder meer om een beschrijving van de verwachte ontwikkeling van de technische voorziening en de waarden van het pensioenfonds en van de concrete maatregelen die het fonds treft om te voldoen aan de wettelijke vermogenseisen.
Welke concrete acties wilt u nemen om ervoor te zorgen dat pensioenfondsen hun herstelplannen op orde krijgen? Wat is uw streefniveau met betrekking tot het aantal herstelplannen dat onvoldoende of slecht scoort? Op welke termijn wilt u deze verbetering zien en hoe houdt u dat in de gaten? Welke stok achter de deur heeft u in het geval er pensioenfondsen zijn die onverhoopt hun herstelplan niet verbeteren?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg Pensioenonderwerpen op 21 november?
Het is helaas niet mogelijk gebleken deze vragen vóór 21 november te beantwoorden.
Het bericht ‘Bevallen kan niet meer in ziekenhuis Meppel’ |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekent met het bericht dat bevallen niet meer kan in het ziekenhuis van Meppel?1
Ja, ik ben bekend met het besluit van de Raad van Bestuur van Zorgcombinatie Noorderboog om bevallingen vanaf 1 januari 2013 niet meer in het Diaconessenhuis te laten plaats vinden.
Is het waar dat er niet meer bevallen kan worden, omdat er jaarlijks niet genoeg bevallingen plaatsvinden?
De Raad van Bestuur van Zorgcombinatie Noorderboog heeft, omwille van kwaliteit en doelmatigheid het besluit genomen om bevallingen vanaf 1 januari 2013 niet meer in het Diaconessenhuis te laten plaatsvinden. Doorslaggevend voor dit besluit is het gegeven dat goede bevallingszorg in de nabije toekomst in Meppel niet te garanderen is vanwege het aanstaande tekort aan gynaecologen. Dit tekort volgt op het pensioen van een van de in Meppel werkzame gynaecologen. Aangegeven wordt dat het maximale is gedaan om nieuwe gynaecologen aan te trekken voor Meppel, maar dit is niet gelukt. Het feit dat er slechts 700 bevallingen per jaar plaatsvinden, speelt hierin een belangrijke rol. Naast risico’s op het gebied van de kwaliteit is er bij dit aantal bevallingen ook sprake van een grote mate van ondoelmatigheid. Om goede bevallingszorg te leveren, is het immers nodig om 24/7, 365 dagen per jaar, een volwaardig team van gynaecologen, verpleegkundigen, klinisch verloskundigen, een OK-team en anesthesiologen beschikbaar te hebben.
Welk oordeel heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) uitgesproken over de kwaliteit van bevallingen in het ziekenhuis van Meppel?
De IGZ houdt toezicht op basis van informatie uit meldingen, kwaliteitsindicatoren en thematoezicht. Deze informatie heeft de afgelopen periode geen aanleiding gegeven om specifiek nader onderzoek in te stellen naar de kwaliteit en veiligheid van de verloskunde in het Diaconessenhuis Meppel.
De IGZ heeft wel geconstateerd dat de implementatie van een aantal normen uit het Advies van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte, zoals de vorming van een Verloskundig Samenwerkingsverband, in Meppel vertraagd of aangehouden is, in afwachting van het besluit over de verloskundige organisatie.
Welke indicaties zijn er dat de kwaliteit van verloskundige zorg in Meppel onvoldoende is (niet voldoet aan de standaarden)?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Waarom is er niet voor andere oplossingen gekozen zoals dat artsen uit het ziekenhuis van Zwolle diensten draaien in Meppel?
Professor Blijham, die als onafhankelijk deskundige is ingehuurd om, in overleg met alle betrokkenen een advies te geven over de toekomst van de verloskundige zorg in de regio, heeft ook alternatieve voorstellen, zoals het satellietmodel waarin artsen uit Zwolle diensten draaien in Meppel, meegenomen in zijn analyse. Om het satellietmodel doelmatig vorm te geven zouden er ook extra bevallingen in Meppel moeten gaan plaats vinden. Er wordt gesuggereerd om dit aan te pakken door de bevallingen van vrouwen uit noordwest Overijssel, die nu in Zwolle plaatsvinden, naar Meppel te verplaatsen. De heer Blijham heeft uitgerekend, dat het daarbij slechts om ongeveer 150 bevallingen gaat, indien deze vrouwen ook daadwerkelijk in Meppel willen bevallen. In zijn advies geeft hij aan dat het satellietmodel wat hem betreft daarmee niet haalbaar en ondoelmatig is.
Is het waar dat bevallen in Meppel wel mogelijk is op basis van de 45-minutennorm?
Ik ga er vanuit dat u hier thuis bevallen in de regio Meppel bedoelt. In overleg met Achmea, de RAV-en in Drenthe, Friesland, IJsselland en Flevoland heeft het RIVM een aantal scenario’s doorgerekend. Achmea heeft op basis van deze doorrekening een aantal afspraken met de RAV-en gemaakt om de bereikbaarheid binnen de 45 minutennorm te garanderen. Zo is afgesproken dat er een tijdelijke extra standplaats in Vollenhoven wordt geplaatst. De RIVM doorrekening van dit scenario toont een verbetering van de bereikbaarheid in de regio aan ten opzichte van de huidige situatie. Het rendement van deze oplossing voor de patiënt zal gedurende een periode van één jaar gemonitord worden, waarna een definitief besluit wordt genomen. Uitgangspunt in dit besluit is dat de bereikbaarheid in de regio niet verslechtert en waar mogelijk verder verbetert.
Welke gevolgen heeft dit besluit van de raad van bestuur voor de toekomst van de acute zorg in Meppel?
Professor dr. Blijham concludeert in zijn onderzoek dat er met het beëindigen van de bevallingen in Meppel «voldoende ruimte overblijft voor profilering als een goed streekziekenhuis». Ook verzekeraar Achmea geeft aan dat er een regionaal, eigen en vertrouwd ziekenhuis blijft in Meppel. Met alle basisfuncties die de regio nodig heeft en een dag en nacht geopende spoedpost. Het verplaatsen van de klinische verloskunde naar Zwolle heeft geen nadelige gevolgen voor het profiel van het ziekenhuis in Meppel zoals zich dat nu lijkt te ontwikkelen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Arib/Smilde over regionale standaarden voor de geboortezorg?2
Het College Perinatale Zorg (CPZ) heeft de raden van bestuur van de ziekenhuizen aangeschreven met de vraag om de keten van geboortezorg in de regio te beschrijven. Dit betekent dat alle betrokkenen een gezamenlijk document maken waarin de samenwerkingsafspraken concreet zijn beschreven. Hierbij gaat het uiteraard ook om een naadloze aansluiting van de geboorteketen op de acute opvang of klinische behandeling in het ziekenhuis. Het doel van het gezamenlijke plan is een goede uitkomst voor moeder en kind. Dit doel overstijgt de individuele belangen van professionals en aanbieders. Het CPZ zal de samenwerkingsafspraken vanuit dit doel beoordelen en vergelijken. Het CPZ faciliteert de ontwikkeling van regionale plannen voor de geboortezorg door middel van ondersteunende documenten, zoals een concept checklist voor regionale samenwerkingsverbanden en een voorbeeld van een zorgpad geboortezorg. Zie voor de meest recente versies van deze documenten www.goedgeboren.nl. Daarnaast zal het CPZ op deze website alle regionale situaties vermelden. Het CPZ wil vóór het eind van dit jaar een overzicht hebben van alle regionale plannen.
Ligt het niet voor de hand dat het sluiten van de verloskamers wordt aangehouden totdat er duidelijkheid is over het landelijk dekkend netwerk van regionale zorgstandaarden voor geboortezorg?
Nee, de eigen regio kan en moet de eigen verantwoordelijkheid nemen binnen de bestaande kaders voor kwaliteit en bereikbaarheid. Dat is ook de afgesproken werkwijze. Het CPZ faciliteert de ontwikkeling van standaarden door het veld en neemt waar nodig regie. In alle regio’s wordt gewerkt aan betere samenwerking, ieder op zijn eigen lokale wijze, en aan verdere verbetering van zorg. De specifieke regionale kenmerken, zoals in de regio Meppel, dienen te worden meegenomen in de regionale samenwerkingsafspraken. De ontwikkeling van een landelijk dekkend netwerk volgt vervolgens de ontwikkeling in de regio’s.
Welke gevolgen heeft dit voor de kosten van de verloskundige keten in de regio Meppel?
Er zijn tijdelijk extra kosten vanwege herindeling in het ziekenhuis, met name de sluiting van de afdeling klinische verloskunde en de afdeling neonatologie in Meppel. Daarnaast zijn er kosten ten aanzien van de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de verloskundigen en ten aanzien van de ambulancezorg. Gedurende het komend jaar wordt dit door verzekeraar Achmea, met de betrokkenen (het ziekenhuis, de verloskundige praktijken en de RAV’s), gemonitord en geeft zij aan hierin vanuit haar zorgplicht haar verantwoordelijkheid nemen.
Waarom is slechts tot 31 december 2012 voldaan aan de voorwaarden van de 45-minutennorm en de samenwerkingsafspraken tussen de beide ziekenhuizen? Welke veranderingen zijn na 31 december 2012 te verwachten?3
Vanwege het pensioen van een van de gynaecologen is het niet meer mogelijk om na 1 januari 2013 goede bevallingszorg in het Diaconessenziekenhuis te garanderen (zie mijn antwoord op vraag4. Om ook per 1 januari 2013 aan de voorwaarden voor bereikbaarheid en kwaliteit te voldoen geeft Achmea ten eerste aan een aantal afspraken met de RAV-en te hebben gemaakt waarvan onderzoek van het RIVM aantoont dat de bereikbaarheid in de regio zelfs verbetert. Ten tweede dienen verloskundigen en gynaecologen goede samenwerkingsafspraken met elkaar maken. Het is in eerste instantie aan de verloskundigen en gynaecologen om deze afspraken te maken. De verzekeraar Achmea geeft aan dat zij dit proces monitort en waar nodig de regie neemt. Achmea heeft de eis van deelname aan een goed werkend Verloskundig Samenwerkingsverband vanaf 2013 ook opgenomen in de contracten geboortezorg. Om voor een contract in aanmerking te komen is deelname aan een goed werkend Verloskundig Samenwerkingsverband een vereiste. Dit geldt zowel voor de contracten met verloskundigen als voor de contracten met het ziekenhuis (gynaecologen). Ook de verloskundigen hebben aangegeven dat zij zich willen inzetten om zo snel en goed mogelijk invulling te geven aan de randvoorwaarden om ook na 1 januari 2013 verantwoorde zorg te leveren. De IGZ zal erop toezien dat aan de randvoorwaarden voor kwaliteit en bereikbaarheid in de regio wordt voldaan.
Kunt u aangeven in hoeverre het ziekenhuisbestuur de lokale bevolking heeft meegenomen in de plannen om verloskundige zorg te schrappen? Deelt u de mening dat een ziekenhuis meer is dan alleen een verzamelplek van zorg, maar ook een maatschappelijk instelling met betekenis voor de omgeving en dat daarom lokaal draagvlak voor te nemen beslissing van groot belang is?
Na de aanvankelijk te snel genomen beslissing eerder dit jaar is een nieuw en zorgvuldig proces gestart om met alle lokale betrokkenen te spreken en te overleggen. Dat proces is gemedieerd door het College Perinatale Zorg en de Commissaris van de Koningin. Dit leidde tot de constatering dat hoor-wederhoor en betrokkenheid van belanghebbenden onvoldoende was geweest. Vervolgens zijn de partijen in de regio zelf opnieuw het proces gestart onder leiding van professor Blijham. De lokale bevolking is in de besluitvorming niet betrokken geweest. Wel is de gemeente Meppel betrokken in bijeenkomsten en het advies van professor Blijham.
Ik deel uw mening dat een ziekenhuis een maatschappelijke functie in een regio heeft. Maar de kwaliteit en bereikbaarheid van zorg is mijns inziens leidend. Lokaal draagvlak is mijns inziens belangrijk, maar de concentratie van afdelingen, voor zover dit gaat over de interne organisatiestructuur, is een zaak van de zorginstellingen en -aanbieders zelf.
Hoe ziet de toekomst van het streekziekenhuis Meppel eruit? Deelt u de mening dat het belangrijk is om in de regio ruimte te houden voor streekziekenhuizen?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Kent u het bericht dat de Amerikaanse regering de Syrian National Council (SNC) niet langer ziet als belangrijkste representant van de Syrische oppositie?1
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton hierover? Ziet u de SNC, net als minister Clinton, niet langer als de legitieme vertegenwoordiger van het Syrische volk?
Deelt u de mening dat de Europese Unie en de Verenigde Staten waar mogelijk één lijn moeten trekken in hun benadering van de Syrische oppositie? Zo ja, welke stappen zet de Europese Unie naar aanleiding van deze uitspraken?
Deelt u de mening dat moet worden gezocht naar een zo breed mogelijke representatie van het Syrische volk binnen de Syrische oppositie? Zo ja, op welke manier wordt de betrokkenheid bevorderd van alle onderdelen van de Syrische samenleving, waaronder etnische en religieuze minderheden?
Beoordeelt u de situatie in Syrië als een humanitaire noodsituatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, leidt deze constatering tot een wijziging in het beleid ten aanzien van Syrië?
De bouw van de Amsterdamse Westermoskee |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Westermoskee gaat door»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de bouw van de Westermoskee doorgang zal vinden? Zo ja, op welke termijn verwacht men dat de Westermoskee definitief klaar zal zijn? Op welke wijze wordt de moskee gefinancierd?
Manderen BV heeft de gemeente Amsterdam laten weten dat zij de bouw van de Westermoskee in het eerste kwartaal van 2013 gaat hervatten. Naar verwachting zal de bouw anderhalf tot twee jaren duren. Manderen BV is verantwoordelijk voor de financiering van de bouw. Volgens de informatie van de gemeente Amsterdam is van de door de gemeente Amsterdam aan Manderen BV betaalde koopsom van het RIVA-terrein een deel gereserveerd voor de bouw van de Westermoskee. Manderen kan inmiddels hierover voor de bouw beschikken omdat eerdere beslagen zijn opgeheven.
Welke organisaties zijn er nu nog betrokken bij de (bouw van de) Westermoskee?
De gemeente Amsterdam heeft te maken met de rechtspersoon Manderen BV. De Moskeevereniging Aya Sophia is in de rechtspersoon vertegenwoordigd.
De gemeente Amsterdam begeleidt zoals dat gebruikelijk is het bouwproces en houdt derhalve toezicht op de bouw en het bouwproces en zal indien nodig handhavend optreden. De gemeente waakt eveneens over het nakomen van het erfpachtcontract tussen Manderen BV en de gemeente.
Bestaan er nog banden tussen de organisaties die de moskee bouwen en/of in gebruik zullen nemen en de radicaal-islamitische organisatie Milli Gorus, die banden onderhoudt met de Moslim Broederschap?
De aandeelhouders van Manderen BV zijn twee moskeeorganisaties van Milli Görüs (Ayasophia en Selimye) en de bij deze moskeeën aangesloten jongerenorganisaties. Dit blijkt uit het IMES-onderzoek van 2008 (TK 2008 – 2009, 31 268, nr. 12). Tot nu toe is er geen aanleiding geweest om het onderzoek te herhalen.
De AIVD doet (onder andere) onderzoek naar personen en organisaties die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde dan wel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. De AIVD beschikt op dit moment niet over informatie die erop wijst dat aan de bouw van de Westermoskee dreigingen voor de democratische rechtsorde dan wel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat verbonden zijn.
Zijn er aandelen van Manderen BV in handen van Milli Gorus en zijn er personen bij de betrokken organisaties actief die bekend zijn bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de komst van deze moskee tegen te houden?
Manderen BV beschikt over een onherroepelijke bouwvergunning die is afgegeven in 2007. Deze bouwvergunning geeft het recht om te bouwen volgens het plan zoals dat is ingediend bij de aanvraag van de vergunning. De rol van de gemeente in dit proces is die van vergunningverlener en handhaver. Tussen de gemeente en Manderen BV is een erfpacht overeenkomst gesloten op grond waarvan Manderen BV verplicht is het terrein conform de bestemming «religieuze voorziening» te ontwikkelen.
Het bericht dat de Rijksuniversiteit Groningen schoonmakers uit het zicht wil houden |
|
Jasper van Dijk (SP), Sadet Karabulut (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «RUG wil schoonmakers uit het zicht», over het nieuwe beleid van de universiteit om schoonmakers alleen nog maar te laten werken op uren dat er niemand in het gebouw aanwezig is?1
De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) heeft inmiddels een akkoord bereikt met de vakbond FNV en de drie betrokken schoonmaakbedrijven. Kern van dit akkoord is dat de werktijden blijven zoals die zijn, dat het schoonmaakbedrijf de sancties jegens de schoonmaker ongedaan maakt en de RUG de Code Verantwoordelijk Marktgedrag zal ondertekenen. Ik ben verheugd over het feit dat de RUG als opdrachtgever, samen met de andere partners, tot dit akkoord is gekomen.
Deelt u de mening dat het schandalig is om van schoonmakers te verlangen dat zij zichzelf onzichtbaar maken? Wat gaat u ondernemen om de archaïsche opstelling van het RUG-bestuur ongedaan te maken?
Zoals gezegd ben ik verheugd over het feit dat de betrokken partijen tot een akkoord zijn gekomen dat op de instemming van alle partijen kan rekenen.
Deelt u de mening dat het RUG-bestuur per direct moet worden teruggefloten? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom neemt u verantwoordelijkheid voor een universiteitsbestuur dat zijn eigen schoonmakers vernedert?
Zie het antwoord op vraag 2.
Past deze hele gang van zaken volgens u in de code Verantwoordelijk Marktgedrag?
Onderdeel van het akkoord is dat de RUG de Code Verantwoordelijk Marktgedrag gaat ondertekenen. In de Code staat onder meer dat de opdrachtgever, in dit geval de RUG, mede verantwoordelijk is voor (het doen realiseren van) goede arbeidsomstandigheden bij de opdrachtnemer, in dit geval de drie bij de opdracht betrokken schoonmaakbedrijven.
Vindt u het getuigen van goed opdrachtgeverschap wanneer een schoonmaker met een staat van dienst van 27 jaar wordt weggestuurd terwijl zijn werkgever tevreden is over hem? Zo nee, bent u bereid alles in werking te stellen opdat deze werknemer zijn werk op de RUG kan voortzetten?
Onderdeel van het akkoord is dat de sancties tegen de schoonmaker ongedaan zijn gemaakt.
Wat gaat u ondernemen als het RUG-bestuur vasthoudt aan dit feodale beleid? Bent u bereid dan (financiële) sancties te ondernemen tegen het bestuur?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat u ervoor moet zorgen dat schoonmakers met respect worden behandeld op alle onderwijsinstellingen?
Het met respect behandelen van schoonmakers is een verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Dit is een belangrijk onderdeel van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag. In de Code wordt bewust aandacht besteed aan verschillen in bejegening tussen de eigen medewerkers en die van de dienstverleners. Het doel is dit zoveel mogelijk tegen te gaan. Met het ondertekenen van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag verplicht de ondertekenaar zich om elk jaar een verklaring af te geven dat de Code wordt nageleefd. Dit instrument is een borging voor naleving van de Code in de praktijk.
Het sluiten van de afdeling klinische verloskunde in Meppel |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat de afdeling klinische verloskunde van Zorgcombinatie Noorderboog heeft besloten vanaf 1 januari 2013 geen bevallingen meer te laten plaatsvinden in het Diaconessenhuis in Meppel?1 Wat is uw reactie?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 2 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761). Van belang is dat ook na het besluit wordt voldaan aan de randvoorwaarden voor kwaliteit en bereikbaarheid. De IGZ ziet hierop toe.
Vindt u de voorwaarden die de raad van bestuur heeft gesteld, binnen 45 minuten in een ziekenhuis kunnen zijn en goede samenwerkingsafspraken tussen verloskundigen en gynaecologen, voldoende of zijn er meer voorwaarden waaraan goede verloskundige zorg volgens u moet voldoen?
Goede verloskundige zorg moet voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving en aan de veldnormen. Daaronder zijn begrepen de 45 minutennorm en goede samenwerkingsafspraken in het gehele netwerk rond moeder en kind, maar bijvoorbeeld ook de beschikbaarheid van voldoende mensen en middelen (conform de Kwaliteitswet Zorginstellingen).
Kunt u van beide voorwaarden aangeven waarom de raad van bestuur van mening is dat eraan wordt voldaan op 31 december 2012, in hoeverre er nu aan voldaan wordt of dat nog maatregelen c.q. ontwikkelingen moeten plaatsvinden vóór 31 december 2012? Wat is de mening van verloskundigen en gynaecologen over het al dan niet aan deze voorwaarden voldoen?
Zie mijn antwoord op vraag 11 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761).
Is het volgens alle betrokkenen mogelijk om binnen twee maanden aan alle voorwaarden te voldoen om de kwaliteit van klinische verloskunde in de regio te garanderen? Welke maatregelen dienen daartoe in de regio genomen te worden? Kan van ieder van die voorwaarden ( zoals het inrichten van ambulanceposten, samenwerkingsafspraken enz.) aangegeven worden wat de stand van zaken is en op welke wijze ervoor gezorgd zal worden dat op 31 december aan alle voorwaarden is voldaan?
Zie antwoord vraag 3.
Kan aangegeven worden waarom het satellietmodel zoals voorgesteld door de Verloskundigen Kring Meppel en omstreken niet genoeg bevallingen opleverde voor het ziekenhuis Meppel? Op grond van welke overwegingen is in het rapport Blijham geconcludeerd dat het satellietmodel niet voldoet? Welke gevolgen zou het satellietmodel hebben voor de kwaliteit? Welke gevolgen zou het satellietmodel hebben voor de doelmatigheid en de kosten?
Zie mijn antwoord op vraag 5 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761).
Op welk andere plaatsen in Nederland wordt op dit moment gesproken over concentratie van verloskundige zorg en sluiting van afdelingen verloskunde?
De IGZ heeft in 2011 geïnventariseerd welke ziekenhuizen concentratie van verloskundige zorg overwogen. Daaruit bleek dat in november 2011 de helft van de ziekenhuizen nadacht over concentratie, al dan niet met concrete plannen. De IGZ gaf daarbij nadrukkelijk aan dat het een momentopname was van een veld dat sterk in beweging is. Ik heb u de bevindingen van de IGZ, met mijn reactie, toegezonden op 1 maart 2012 (CZ/TSZ-3106339). Er zijn mij geen recentere gegevens bekend.
Kan aangegeven worden waarmee het College Perinatale Zorg (CPZ) nu bezig is en welke rol het CPZ heeft gespeeld in Meppel? Welke invloed heeft het CPZ gehad op de gang van zaken in Meppel? Welke activiteiten heeft het CPZ uitgevoerd rond de gang van zaken in Meppel? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de taak van het CPZ om een landelijk dekkend netwerk tot stand te brengen van goed functionerende samenwerkingsverbanden in Nederland?
Het CPZ heeft actief de regio Meppel bezocht en daar een inventarisatie van standpunten, discussies en mogelijkheden uitgevoerd. Zij heeft vastgesteld dat de mogelijkheden voor de toekomst onvoldoende met alle betrokkenen zijn verkend om toekomstbestendige verloskundige zorg te leveren in de regio, waren volgens het CPZ aanvullende, nieuwe afspraken nodig. Mede door de inbreng van het CPZ zagen alle partijen dit als hun verantwoordelijkheid en is het proces opnieuw opgepakt, waarbij alle betrokken partijen dit nieuwe proces met open vizier zijn ingegaan. Mede op advies van het CPZ is een extern procesbegeleider aangesteld die met de geldende normen als uitgangspunt het gesprek met betrokkenen over een gezamenlijke oplossing is aangegaan.
Voor de stand van zaken ten aanzien van het landelijk dekkende netwerk verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 8 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761).