Het ongewenst toekennen van dubbele nationaliteiten |
|
Sadet Karabulut |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Klopt het dat kinderen, van wie in ieder geval één van de ouders een Turkse nationaliteit heeft, bij inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie automatisch de Turkse nationaliteit als tweede nationaliteit krijgen? Kan een gemeente dit achteraf niet meer ongedaan maken? Zo ja, waarom wordt dit beleid gehanteerd? Zo nee, hoe komt het dan dat het toch voorkomt in, onder andere, de gemeente Almelo?1
Het is niet juist dat kinderen, van wie in ieder geval één van de ouders een Turkse nationaliteit heeft, bij inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) automatisch de Turkse nationaliteit als tweede nationaliteit verkrijgen. Men verkrijgt een nationaliteit slechts op basis van de wettelijke nationaliteitsregels van de desbetreffende staat. De registratie in de GBA is niets anders dan een weergave van (rechts)feiten. In het geval van de registratie van een vreemde nationaliteit gaat het om feit dat op basis van buitenlandse regelgeving is ontstaan. In dit verband verwijs ik gaarne naar mijn antwoord van 12 november 2012 op de vragen van de leden Van Nieuwenhuizen-Wijbenga en Hennis-Plasschaert (beiden VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de automatische registratie van de Turkse nationaliteit in de GBA.2 Doordat de registratie van de vreemde nationaliteit in de GBA een weergave is van de feiten die op basis van buitenlandse regelgeving zijn ontstaan, wordt de registratie van een vreemde nationaliteit in de GBA dan ook slechts beëindigd, indien op grond van de toepasselijke buitenlandse regelgeving de betrokken persoon feitelijk niet meer beschikt over de desbetreffende nationaliteit. Hier is geen sprake van beleid maar van toepassing van de Wet GBA.
Klopt het dat deze inschrijving plaatsvindt ongeacht of de ouders het kind in het Turks familieregister («Nüfus Idaresi») hebben of zullen laten inschrijven? Zo ja, waarom? Wordt bij de inschrijving in de GBA aan de ouders gevraagd of de Turkse nationaliteit als tweede nationaliteit gewenst is, en wordt gecontroleerd of het kind ook is, of wordt, ingeschreven bij het Turks familieregister? Zo nee, waarom niet?
Het is juist dat de inschrijving van het kind in het Turks familieregister geen rol speelt bij de registratie van de nationaliteit van het kind in de GBA. Volgens artikel 43, eerste lid, van de Wet GBA worden gegevens over een vreemde nationaliteit ontleend aan een beschikking of uitspraak van een daartoe volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die tot doel heeft tot bewijs te dienen van de betreffende nationaliteit, dan wel opgenomen met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht. De gegevens van het betrokken kind zijn in de GBA opgenomen met toepassing van het Turkse nationaliteitsrecht. Wat dit betreft wil ik nog op het volgende wijzen. In de bovengenoemde beantwoording van eerdere Kamervragen had ik uw Kamer gemeld dat ik, teneinde de gevolgen van de uitleg van de Turkse nationaliteitswetgeving voor de feitelijke registratie in de GBA te bepalen, de Minister van Buitenlandse Zaken had verzocht de centrale Turkse autoriteiten een toelichting te vragen op de Turkse nationaliteitswetgeving en uw Kamer daarover te informeren zodra ik die zou hebben ontvangen.
Uit de inmiddels binnengekomen reactie van de centrale Turkse autoriteiten kan worden opgemaakt dat een persoon bij geboorte uit een Turkse ouder op grond van artikel 7 van de Turkse nationaliteitswet van rechtswege de Turkse nationaliteit verkrijgt. Voor de verkrijging van de Turkse nationaliteit is het niet nodig dat de betrokken persoon bij de Turkse autoriteiten is geregistreerd. Deze registratie is slechts van belang voor het effectueren van de nationaliteit, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van een paspoort of een verklaring omtrent het bezit van de Turkse nationaliteit.
Hoe vaak komt het voor dat gemeenten automatisch en zonder toestemming van de ouder(s) meer nationaliteiten dan alleen de Nederlandse toekennen aan een in de GBA in te schrijven kind?
Zoals hiervoor is aangegeven, kennen gemeenten geen nationaliteit toe, maar registreren zij slechts het rechtsfeit dat een persoon een vreemde nationaliteit bezit. De opneming van een hier te lande geboren kind in de GBA vindt plaats op grond van de geboorteakte, opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland. De registratie van de vreemde nationaliteit van het kind geschiedt met toepassing van het bepaalde in het hiervoor genoemde artikel 43 Wet GBA. De registratie van gegevens over burgers in de GBA is niet gebonden aan een toestemming van de betrokken persoon of van diens wettelijke vertegenwoordiger(s).
Bent u op de hoogte van de problemen die deze automatische bijschrijving met zich mee brengt als een kind uiteindelijk afstand wil doen van zijn of haar dubbele nationaliteit, o.a. doordat het Turkse consulaat geen bewijs van afstand van nationaliteit kan overleggen als een persoon niet in het Turkse familieregister staat ingeschreven en doordat een gemeente, indien geen afstandsverklaring kan worden overgelegd, niet over kan gaan tot het verwijderen van de tweede nationaliteit?
Ja.
Klopt het dat personen met een Turkse nationaliteit als niet-effectieve nationaliteit, zich eerst moeten inschrijven in het Turkse familieregister om de Turkse nationaliteit te krijgen, om vervolgens direct afstand te doen teneinde zich uit te kunnen laten schrijven bij de GBA? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer ongewenst is? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het juist dat de registratie van een vreemde nationaliteit in de GBA slechts wordt beëindigd, indien op grond van de toepasselijke buitenlandse regelgeving de betrokken persoon feitelijk niet meer beschikt over de desbetreffende nationaliteit. Dit kan voor betrokkene tot onwenselijke situaties leiden.
Welke maatregelen gaat u nemen om deze problematiek op te lossen? Wanneer kan een oplossing tegemoet worden gezien, ook voor het in vraag 1 genoemde geval?
Zoals u weet, heeft uw Kamer op 16 april 2013 ingestemd met het wetsvoorstel Basisregistratie personen (Brp), waarin is opgenomen dat in de basisregistratie geen gegevens over een vreemde nationaliteit naast gegevens over het Nederlanderschap worden opgenomen. Dit betekent tevens dat reeds opgenomen gegevens in die gevallen uit de basisregistratie zullen worden verwijderd. Indien het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen en in werking is getreden, zal de aan de orde gestelde problematiek tot het verleden behoren.
Het uitvallen van DigiD vanwege DDoS-aanvallen |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «DigiD moeilijk te bereiken door een DDoS-aanval»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de kracht van de aanval beperkt was tot slechts 200 aanvragen per seconde?
Bij een DDoS-aanval (Distributed Denial of Service-aanval) worden grote hoeveelheden dataverkeer naar een website verstuurd waardoor deze onbereikbaar kan worden. DDoS-aanvallen bestaan in diverse varianten. Daarnaast bestaat de DoS-aanval (Denial of Service) aanval, hierbij is dus geen sprake van een netwerk aan betrokken systemen, maar van een enkele computer of server.
DigiD heeft te kampen gehad met meerdere DDoS-aanvallen die verschilden in aard en omvang. Elke aanval is met specifieke maatregelen bestreden.
Klopt het dat voor een dergelijke capaciteit geen botnet nodig is en dat een dergelijke aanval in theorie door een persoon thuis vanaf zijn laptop uitgevoerd zou kunnen worden?
Zie antwoord vraag 2.
Is het niet schokkend dat een kritische overheidsdienst zo eenvoudig uit de lucht gehaald kan worden en zo lang uit de lucht gehouden kan worden?2
Gedurende de DDoS aanvallen is DigiD niet uit de lucht geweest. Er was sprake van een beperkte bereikbaarheid van deze voorziening. Om ongewenst dataverkeer zo veel mogelijk tegen te houden is DigiD voor gebruikers in het buitenland in de periode van 28 april tot 2 mei geblokkeerd geweest.
Het belang van de continuïteit en beschikbaarheid van DigiD is zeer groot en hier wordt veel geld en menskracht in geïnvesteerd. De actualiteit van de beveiligingsmaatregelen (waaronder de nodige afweermechanismen) wordt continue bewaakt en waar nodig worden passende aanvullende maatregelen ten uitvoer gebracht. Dit laat onverlet dat DDoS-aanvallen helaas een wereldwijd probleem zijn dat op grote schaal plaatsvindt. Dergelijke aanvallen en de ongewenste gevolgen van deze verkeersopstoppingen, zijn daarom nu en in de toekomst niet uit te sluiten.
Ik hecht eraan te benadrukken dat bij de aanvallen geen hacks hebben plaatsgevonden. De intrinsieke veiligheid van DigiD en de betrouwbaarheid van informatie en persoonsgegevens, zijn niet in het geding geweest.
Is DigiD niet dezelfde kritische overheidsdienst waarvoor Microsoft ten tijde van het DigiNotar-incident was gevraagd een update uit te stellen?
Na het opzeggen van het vertrouwen in DigiNotar heeft Microsoft een update gemaakt die DigiNotar certificaten in de lijst van onbetrouwbare certificaten plaatste. DigiD was één van de vele overheiddiensten die gebruik maakte van DigiNotar certificaten.
Het uitstel van de update was in zijn algemeenheid bedoeld om organisaties meer tijd te geven om de certificaten van DigiNotar te vervangen. Hierdoor voorkwam men dat, door een abrupte beëindiging van de mogelijkheid om van DigiNotar-certificaten gebruik te maken, het communicatieverkeer tussen bijvoorbeeld machines onderling («server-to-server») zou worden verstoord. Hierdoor zouden websites en onderliggende systemen moeilijker of in het geheel niet meer bereikbaar zijn.
Overigens, zoals beschreven in het rapport «Evaluatie van de rijkscrisisorganisatie tijdens de DigiNotar-crisis» van de Inspectie Veiligheid en Justitie, zou de update van Microsoft op dinsdag 6 september 2011 om 19:00 uur plaatsvinden. In de middag van 6 september laat de rijksoverheid via de website rijksoverheid.nl echter al weten dat DigiD weer veilig kan worden gebruikt (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten /2011/09/06/digid-weer-veilig.html ).
Hoe verhouden volgens u deze incidenten zich tot elkaar? Hoe kan het belang toen zo groot zijn geweest om de boel draaiende te houden, terwijl nu vrij simpel de dienstverlening alsnog stil gelegd kan worden?
Beide incidenten illustreren de toegenomen afhankelijkheid van informatiesystemen. De incidenten zijn evenwel van een andere orde. In het geval van DigiNotar was een derde partij erin geslaagd om ongeautoriseerde toegang te krijgen tot de servers van DigiNotar en vervalste digitale certificaten te genereren. Bij een DDoS-aanval is primair sprake van het verstoren van de bereikbaarheid en niet van het binnendringen in netwerken en toegang tot servers en bestanden. Zoals bij vraag 4 is vermeld, is DigiD alleen de voor gebruikers in het buitenland in de periode van 28 april tot 2 mei geblokkeerd geweest.
Welke mogelijkheden ziet u om de afhankelijkheid van enkele systemen (single points of failure) te verkleinen? Wat betekent dit voor een ontwerp van een nieuw eID?
Eén van de ontwerpcriteria die bij de ontwikkeling van het eID-stelsel als uitgangspunt zal gelden is dat het stelsel geen single points of failure kent. Daarnaast biedt het keuzevrijheid voor burgers (en bedrijven) bij het gebruik van authenticatiemiddelen. Dit betekent dat als een voorziening, zoals DigiD, door een DDoS-aanval slecht bereikbaar is, men met andere middelen alsnog overheidsdienstverlening moet kunnen bereiken.
Welke acties gaat u de komende periode ondernemen om de dienstverlening te verbeteren?
Gelet op het economisch en maatschappelijk belang van DigiD heeft Logius naar aanleiding van de aanvallen additionele en verscherpte maatregelen getroffen om de continuïteit en beschikbaarheid van DigiD, te kunnen blijven bewaken en te borgen. Logius is hierbij op het technisch vlak ondersteund en geadviseerd door het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Verder verwijs ik naar de brief van mijn ambtgenoot van het ministerie van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer van 14 mei 2013 (Kenmerk 386064), waarbij, mede namens de Ministers van Algemene Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor Wonen en de Rijksdienst en de Staatssecretaris van Financiën, een reactie is gegeven op de DDoS-aanvallen bij de Rijksoverheid en de in dat verband genomen en voorgenomen maatregelen.
Het bericht dat 220 duizend Nederlanders zich zwaar belast voelen door mantelzorg |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat 220 duizend Nederlanders zich zwaar belast voelen door mantelzorg?1
Ja.
Deelt u de mening dat mantelzorgers een belangrijke functie vervullen door intensief en langdurig voor hun zieke familieleden of vrienden te zorgen?
Ja, ik vind dat mantelzorgers een zeer belangrijke functie vervullen. En ik waardeer hun inzet zeer.
Kunt u aangeven wat de belangrijkste oorzaken voor overbelasting zijn, daar 14 procent van alle mantelzorgers zich tamelijk belast tot zwaar belast voelt?
Uit de Gezondheidsmonitor blijkt dat mantelzorgers die zich zwaar belast voelen gemiddeld meer uren zorg geven dan mantelzorgers die zich niet zwaar belast voelen. Mantelzorgers die zich zwaar belast voelen geven gemiddeld 23 uur mantelzorg per week ten opzichte van gemiddeld 9 uur per week die mantelzorgers die zich niet zwaar belast voelen geven. Dit beeld wordt bevestigd door ander onderzoek, waaruit blijkt dat het aantal uur en de duur dat iemand zorgt voor een naaste voorspellers zijn van overbelasting 2.
Daarnaast is er samenhang tussen de zwaarte van mantelzorg en het ervaren van overbelasting. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om mantelzorgers van mensen met een verstandelijke beperking of van mensen met een psychiatrische problematiek3 of om mantelzorgers met een partner die dementie heeft4.
Deelt u de mening dat mantelzorgers recht hebben op voldoende en goede ondersteuning?
Goede ondersteuning van mantelzorgers is erg belangrijk, zodat overbelasting kan worden voorkomen.
Kunt u aangeven wat de gevolgen van de bezuinigingen op het persoonsgebonden budget en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zijn voor de mogelijkheden van mantelzorgers om gebruik te maken van respijtzorg en het mantelzorgcompliment?
Vanaf 2012 is het beleid ingezet om de uitgavengroei in de pgb-regeling in de AWBZ te beperken. Personen die als gevolg hiervan niet meer voor een pgb kunnen kiezen, behouden de mogelijkheid om hun AWBZ-indicatie in de vorm van zorg in natura te verzilveren. Daardoor hoeft dit ingezette beleid niet tot een extra beroep op mantelzorg te leiden.
Per 1 januari 2015 krijgen gemeenten in het kader van de hervorming van de langduriger zorg een brede verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van burgers die beperkt kunnen participeren. Wat ik beoog met de hervorming in de langdurige zorg is een kwaliteitsverbetering, een nieuw perspectief op de ondersteuning. Daarbij gaat het om uitgaan van wat mensen nog wel kunnen, waarbij kwaliteit van leven voorop staat. Vervolgens goed kijken naar wat het eigen sociale netwerk kan betekenen en, indien nodig, het organiseren van de hulp dichtbij. Ik ga dus uit van wat mensen informeel kunnen organiseren. De professionele ondersteuning sluit daar vervolgens aanvullend op aan.
Daarnaast betekent de hervorming van de langdurige zorg ook dat de uitgavengroei wordt beperkt. De bijbehorende budgetten worden met een korting overgeheveld naar gemeenten.
Gemeenten zijn er zeer bij gebaat de ondersteuning van mantelzorgers goed te organiseren, zodat mantelzorgers het goed vol kunnen houden. In het gesprek met de cliënt zal de gemeente ook de belastbaarheid, de behoeften en mogelijkheden van de mantelzorger en het sociale netwerk betrekken.
Het mantelzorgcompliment is echt bedoeld als waardering. Vanwege de hervorming van de langdurige zorg neemt het aantal rechthebbenden per 1 januari 2015 fors af. Omdat ik de waardering van mantelzorgers belangrijk vind, kom ik met een alternatief hiervoor.
Kunt u aangeven wat de gevolgen van de bezuinigingen op het persoonsgebonden budget, de AWBZ en de thuiszorg zullen zijn op de verwachte belasting van mantelzorgers?
Zie antwoord vraag 5.
Welke maatregelen wilt en kunt u nemen om de druk op mantelzorgers te verlagen en overbelasting te voorkomen?
Door in te zetten bij gemeenten op eerdere ondersteuning van mantelzorgers. Het gesprek biedt hier goede mogelijkheden voor. Door niet alleen te kijken naar wat iemand samen met de eventuele mantelzorger zelf kan, maar ook goed te kijken wat het sociale netwerk kan doen eventueel aangevuld met ondersteuning van de gemeente, kan overbelasting worden voorkomen. Bijvoorbeeld door het bieden van respijtzorg, zodat mantelzorgers even op adem kunnen komen. In de transitie van AWBZ naar Wmo wordt veel aandacht besteed aan ondersteuning van gemeenten op het gebied van informele zorg, bijvoorbeeld door het uitbrengen van handreikingen.
Ook het goed kunnen combineren van werk en mantelzorg is van belang. Ik ben op het moment in overleg over een driejarig programma rond het stimuleren van werkgevers voor een betere combinatie van werk en mantelzorg.
Het nieuwe perspectief op de zorg zoals ik die in mijn brief over de hervorming van de langdurige zorg heb geschetst, vraagt ook wat van de professionals. Daarom zal aandacht worden besteed aan scholing, zodat het samenspel tussen formele en informele zorg kan verbeteren en professionals beter en tijdig mantelzorgers ondersteunen. Het Expertisecentrum Mantelzorg maakt dit jaar op mijn verzoek een actieplan rond scholing.
Het bericht ‘EU will anbau von obst und gemuese gaerten verbieten’ |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «EU will anbau von obst und gemuese gaerten verbieten»1?
Ik ben bekend met genoemd bericht.
Deelt u de analyse dat deze voorstellen gaan leiden tot het aan banden leggen en reguleren van kleinschalige productie zoals stadslandbouw en volkstuinen?
De Europese Commissie heeft op 6 mei jl. voorstellen gepresenteerd ten aanzien van plant- en diergezondheid, de handel in teeltmateriaal en de officiële controles op deze terreinen. De stelling dat tuinieren alleen nog mag met door Europa toegelaten zaaizaad, dat de Europese Commissie land- en tuinbouwers zou willen verplichten standaard zaadgoed te gebruiken ten koste van oude en traditionele rassen, en hobbytuiniers zou willen verbieden zelfgekweekt zaaigoed te ruilen, blijkt bij eerste lezing niet uit de voorstellen. En is ook niet de gewenste richting zoals de Europese Commissie voor ogen heeft.
Het in de door de Europese Commissie gedane voorstel van het vrijstellen van registratierechten voor kleine telers lijkt mij een goede zaak te zijn. Dat voor oude en traditionele rassen slechts lichte registratievoorschriften worden voorgesteld, wil ik nader bezien met het oogpunt van vereenvoudiging en voorkomen van administratieve lasten.
Conform afspraak met de Tweede Kamer zal het kabinet zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 weken middels een zogenaamd BNC-fiche zijn standpunt over deze voorstellen toezenden. Voor mij staat voorop bij de verdere beoordeling dat er geen negatieve effecten mogen zijn voor productie in volkstuinen en (buurt)moestuinen. Los daarvan zal ik me er ook voor inzetten dat het belang van traditionele rassen en de belangen van de biologische landbouw op een goede manier zullen worden geborgd in het voorstel.
Deelt u de analyse dat specifieke zaden van bijzondere groenten hiermee verboden worden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat kleinschalige productie, zoals stadslandbouw, volkstuinen en buurtmoestuinen, gevrijwaard moet blijven van overbodige regelgeving en lastendruk? Op welke wijze zult u garanderen dat dit geregeld gaat worden?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat criminelen in toenemende mate apaan gebruiken als grondstof voor de productie van synthetische harddrugs |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat criminelen in toenemende mate apaan gebruiken als grondstof voor de productie van synthetische harddrugs als xtc, amfetamine MDMA, meth en lsd?1
Er zijn aanwijzingen dat APAAN in toenemende mate wordt gebruikt. Zowel in Nederland als in andere Europese landen worden steeds grotere hoeveelheden APAAN in beslag genomen.
De productie van BMK met behulp van APAAN gebeurt in zogenaamde conversielaboratoria. In deze conversielaboratoria wordt de omzetting APAAN-BMK als zelfstandig productieproces aangetroffen. Ook wordt steeds vaker geconstateerd dat op een locatie naast amfetamine ook BMK wordt gemaakt. Op deze productielocaties wordt APAAN eerst omgezet naar BMK, waarna vervolgens die BMK gebruikt wordt voor de vervaardiging van amfetamine.
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Bosch van 19 december 2012 waarin wordt geoordeeld dat apaan geen drug is omdat het niet in de Opiumwet wordt genoemd en dat het gebruik daarvan niet valt onder het bereik van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (WVMC), maar dat het in deze zaak wel tot een veroordeling is gekomen omdat de rechtbank het gebruik van apaan beschouwt als het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van harddrugs?
In de zaak waarnaar de vraag verwijst was niet de vraag aan de orde of APAAN een drug zou zijn. APAAN is een essentiële grondstof (of: precursor) voor BMK en geen drug. In deze zaak is aan de verdachten onder andere ten laste gelegd dat zij als marktdeelnemer geregistreerde stoffen – waaronder APAAN – in de handel hebben gebracht zonder dat ze in het bezit waren van een daarvoor door de bevoegde instanties afgegeven vergunning. Dit is strafbaar gesteld in artikel 2 van de WVMC. Anders dan het Openbaar Ministerie had betoogd, was de rechtbank van oordeel dat APAAN niet valt onder de definitie van «geregistreerde stof» zoals bedoeld in artikel 2a Verordening (EG) nummer 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat APAAN niet een mengsel of natuurproduct is dat BMK bevat.
Naast overtreding van artikel 2 van de WVMC werd de verdachten ook verweten dat zij van APAAN BMK maakten en APAAN voorhanden hadden. Dit is gekwalificeerd als het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine en metamfetamine (artikel 10a Opiumwet). De rechtbank is ten aanzien van dit feit wel tot een veroordeling gekomen.
Klopt het dat het Openbaar Ministerie het hoger beroep in deze zaak heeft ingetrokken?
Het Openbaar Ministerie heeft enkel het hoger beroep ten aanzien van de vrijspraken van overtreding van artikel 2 van de WVMC ingetrokken. Het hoger beroep ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder overtreding van artikel 10a van de Opiumwet, is gehandhaafd.
Het partieel intrekken van het hoger beroep houdt inderdaad verband met de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Deze prejudiciële vragen zien op de definitie van «geregistreerde stof» (onder andere of APAAN als geregistreerde stof beschouwd dient te worden) en op het begrip «marktdeelnemerschap». Omdat de beantwoording van de prejudiciële vragen naar verwachting nog enige tijd in beslag zal nemen, is besloten het hoger beroep ten aanzien van het ten laste gelegde artikel 2 WVMC om proceseconomische redenen in te trekken. Op die manier kan het hoger beroep ten aanzien van de overige feiten wel doorgang vinden.
Houdt de intrekking van het beroep verband met een zaak die momenteel loopt bij het Europese Hof van Justitie? Zo ja, wat is de aard van die zaak is en waarom wordt op de uitspraak in deze zaak gewacht?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom wordt apaan niet genoemd in de WVMC?
De WVMC verwijst voor de inhoudelijke strafbepalingen naar de artikelen van de EG Verordeningen nr. 273/2004 en nr. 111/2005. Op basis van deze verordeningen wordt een zgn. «Voluntary Monitoring List» gehanteerd. Hierop staan stoffen waarvan bekend is dat ze (mogelijk) gebruikt kunnen worden bij de productie van synthetische drugs en ten aanzien waarvan uitdrukkelijk wordt verzocht verdachte of ongebruikelijke transacties te melden aan de bevoegde autoriteiten. APAAN staat op deze lijst.
Waarom is apaan niet geplaats op de Europese lijst met geregistreerde stoffen waarvoor een vergunning nodig is?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 5 staat APAAN op dit moment op de «Voluntary Monitoring List». Deze lijst geldt als een voorportaal voor de lijst met geregistreerde stoffen. Stoffen op deze lijst worden gemonitord. Wanneer blijkt dat zij misbruikt worden voor de productie van synthetische drugs, kan op Europees niveau worden besloten de stof op de lijst met geregistreerde stoffen te plaatsen.
Klopt het dat apaan tegenwoordig eigenlijk nergens anders meer voor wordt gebruikt dan voor de productie van drugs?
Ja. Uit onderzoek is gebleken dat in Nederland de afgelopen 7 jaar in totaal slechts circa 40 gram geleverd is aan diverse (wetenschappelijke) onderzoeksinstellingen. APAAN wordt tegenwoordig niet legaal gebruikt ten behoeve van andere (productie)processen.
Deelt u de mening dat het ontbreken van een verbod op het bezit en gebruik van apaan het voor drugscriminelen wel erg gemakkelijk is om harddrugs te produceren?
Artikel 10a van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen) vereist dat uit feiten en omstandigheden moet blijken dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat met de bij hem in bezit zijnde APAAN een stof als bedoeld op lijst I van de Opiumwet (bv amfetamine) gemaakt zou gaan worden. Dit is tot nu toe in de praktijk lastig gebleken. Dat is ook de reden dat besloten is prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie (zie het antwoord op vragen 3 en 4). Verder heeft Nederland in EU verband bepleit dat APAAN op de lijst met geregistreerde stoffen komt te staan.
Bent u bereid het bezit en gebruik van apaan te verbieden en apaan op lijst I van de Opiumwet te plaatsen?
APAAN is enkel een grondstof (precursor) voor BMK en heeft geen psychoactieve werking, het is geen Opiumwetmiddel. Plaatsing op lijst I van de Opiumwet is gelet op de vereisten uit artikel 3a van de Opiumwet dan ook niet mogelijk.
Bent u bereid te bevorderen dat apaan wordt geplaats op de Europese lijst met geregistreerde stoffen waarvoor een vergunning nodig is?
Zie antwoord vraag 8.
Het bereikte akkoord over crisismaatregelen in de binnenvaart in België |
|
Albert de Vries (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over het bereikte akkoord tussen de Belgische overheden en de binnenvaartsector over het opstarten van de procedure «structurele marktverstoring» bij de Europese Unie?1
Ja. Ik voeg hieraan toe ook ermee bekend te zijn dat de Belgische overheden – anders dan aangegeven in het bereikte akkoord – op 26 april jl. nog geen formele aanmelding gedaan hebben bij de Europese Commissie omdat het voor te leggen dossier nog aanvulling behoeft overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 96/75/EU. Wel is op de genoemde datum een brief naar de Commissie gestuurd met het verzoek om, vooruitlopend op de formele aanmelding, zo spoedig mogelijk een vergadering van het binnenvaartcomité conform Richtlijn 91/672/EU bijeen te roepen om de ontwikkelingen in de binnenvaart in de verschillende landen in kaart te brengen en te verkennen of een crisismelding op steun kan rekenen en er bereidheid bestaat om op EU-niveau maatregelen te overwegen.
Wat is uw visie op het Belgische pakket aan crisismaatregelen voor de binnenvaartsector?
Ik heb mijn Belgische ambtsgenoten al laten weten dat ik het Belgische initiatief om de crisis aan te melden bij de Europese Commissie zal steunen. Daarnaast heb ik met instemming ervan kennis genomen dat ook België binnen de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) de toepassing van de zogenaamde Overgangsbepalingen voor technische voorschriften kritisch wil bezien. De Nederlandse inzet om voor de meest kritische bepalingen tot voor de sector beter werkbare en goedkopere alternatieven te komen, kan hiermee in de CCR hopelijk op meer steun rekenen. Vanwege het internationale karakter van de binnenvaartmarkt ben ik voor wat betreft het koninklijk besluit om op nationaal niveau dumping tegen te gaan van mening dat regelgeving die de mededinging en prijsvorming in het goederenvervoer over binnenwateren raakt, op Europees niveau overwogen moet worden. Overigens is een definitief oordeel eerst mogelijk als de aangekondigde uitwerking van dit onderdeel van het akkoord beschikbaar is. De uitkomsten van een beoordeling van de concurrentiepositie van de Belgische vloot en hiermee mogelijk verband houdende vormen van vermeende oneerlijke concurrentie, zie ik met belangstelling tegemoet.
Bent u inmiddels ver genoeg gevorderd met de gesprekken met de Nederlandse binnenvaartsector en de betrokken banken om tot een breed gedragen pakket van crisismaatregelen voor de binnenvaartsector te komen?
In vervolg op het Algemeen Overleg zee- en binnenvaart op 6 februari 2013 heb ik bij het Transitiecomité Binnenvaart aangedrongen om het onderling overleg over mogelijke crisismaatregelen voortvarend voort te zetten en te pogen om zo spoedig mogelijk tot resultaten te komen. In de loop van maart zijn ook gesprekken tussen de binnenvaartsector en de banken gestart. Gesprekken worden gevoerd onder leiding van de door mij aangestelde voorzitter van het Transitiecomité Binnenvaart, de heer A. Kraaijeveld. De gesprekken concentreren zich op een mogelijke aanpak van de problemen in de droge ladingvaart met grote schepen (> 2000 ton). Zoals eerder aangegeven blijf ik van oordeel dat het aan de sector zelf is om met voorstellen te komen die op voldoende breed draagvlak kunnen rekenen, op korte termijn effectief zijn en passen binnen (Europees en nationaal) mededingingsrecht. Wel blijf ik bereid mee te denken en voorstellen van de sector constructief te bezien. Overeenkomstig mijn antwoord in het VAO van 14 maart jl. op de motie De Vries (Kamernummer 31 409, nr. 50) zal ik mij samen met de sector ook inspannen om het gesprek met de Europese Commissie aan te gaan over een mogelijke Europese aanpak van de crisis in de binnenvaart. Met de voorgenomen crisismelding door België is de context van het voorgenomen overleg met de Commissie vanzelfsprekend gewijzigd. Van belang is nu vooral dat in het komende overleg op Europees niveau naar aanleiding van de Belgische crisismelding een breed gedragen Nederlandse inbreng wordt voorbereid. Het overleg met de sector hierover is gaande.
Heeft u de intentie om aansluiting te zoeken bij het initiatief van de Belgische overheden om de binnenvaart bij de Europese Commissie aan te melden als een sector waar de markt structureel verstoord is?
Zoals reeds gemeld in het antwoord op de vraag 1, heb ik mijn Belgische collega’s steun toegezegd voor het initiatief om de crisis aan te melden bij de Europese Commissie.
Deelt u de mening dat de kans van slagen van crisismaatregelen voor de sector aanmerkelijk toeneemt als lidstaten in deze procedure gezamenlijk optreden?
Ja. Overeenstemming tussen de Lidstaten onderling en binnen de verschillende geledingen van de Europese binnenvaartsector is een belangrijke overweging voor de Europese Commissie in haar oordeel over de voorgenomen Belgische crisismelding.
Bent u bereid om ook uw collega's van Duitsland en Frankrijk te verzoeken zich aan te sluiten?
Mijn Duitse ambtsgenoot heb ik in een bespreking op 23 april jl. al opgeroepen om het Belgische initiatief om de crisis aan te melden bij de Europese Commissie te ondersteunen. Indien nodig en door België gewenst, ben ik bereid om samen met de verantwoordelijke bewindspersoon in België ook Frankrijk met hetzelfde verzoek te benaderen. Overigens zullen alle relevante EU-landen vertegenwoordigd zijn in het komende overleg in het binnenvaartcomité, op korte termijn te houden op uitnodiging van de Europese Commissie.
Het bericht dat PostNL mensen met een arbeidshandicap aan een baan gaat helpen als postbezorger |
|
Sadet Karabulut , Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe verklaart u dat PostNL in de afgelopen jaren keer op keer heeft gecommuniceerd steeds minder arbeidsplaatsen te hebben voor de toentertijd in dienst zijnde medewerkers met een beperking waardoor medewerkers geen arbeidsplaats meer in het bedrijf konden krijgen en uiteindelijk bij het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) moesten aankloppen, dit terwijl PostNL nu mooie sier maakt met het te werk stellen van mensen met een beperking?
PostNL heeft mij laten weten dat het niet het geval is dat het bedrijf in de afgelopen jaren heeft gecommuniceerd dat er specifiek voor mensen met een beperking minder arbeidsplaatsen beschikbaar zouden zijn. Het bedrijf heeft wel gecommuniceerd dat het aantal arbeidsplaatsen voor medewerkers (met fulltime contracten en grote deeltijdcontracten) gereduceerd wordt. Deze reductie heeft te maken met de grote marktveranderingen in de postsector. De postvolumes dalen sterk, waardoor de kosten per poststuk stijgen. Het bedrijf past zich op deze ontwikkelingen aan.
Volgens PostNL is het bedrijf erin geslaagd om het merendeel van de medewerkers met een medische beperking een nieuwe plaats in de organisatie te geven. Medewerkers die het risico liepen om hun baan te verliezen zijn hierover geïnformeerd en konden gebruik maken van specifieke begeleiding en een mobiliteitsbudget. Tot nu is er voor een beperkt aantal productiemedewerkers (enkele tientallen) naar aanleiding van de hervatte reorganisatie een ontslagaanvraag ingediend. Hieronder zijn enkele medewerkers met een medische beperking.
In antwoorden op eerdere Kamervragen over dit onderwerp, die ik u op 24 april 2013 heb aangeboden1, heb ik laten weten dat ik het recente initiatief van PostNL om ongeveer 500 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen in de briefpostbezorging als positief beoordeel. Het sluit aan bij de ambitie van het kabinet om zoveel mogelijk mensen, ook uit deze doelgroep, aan het werk te helpen.
Hoe kan het dat het tegen deze medewerkers werkte als zij een beperking hadden en PostNL er nu zelf mensen met een beperking aan een arbeidsplaats helpt? Deelt u het vermoeden dat PostNL de eigen medewerkers met een beperking te dure krachten vond en deze nu vervangt door goedkopere werknemers met een beperking?
PostNL heeft mij laten weten dat het medewerkers met een beperking niet benadeeld heeft ten opzichte van medewerkers zonder beperking. Medewerkers met een beperking krijgen bij gelijke geschiktheid voorrang bij de interne vacaturevoorziening en krijgen bemiddeling bij het zoeken naar passend werk.
Ik heb geen aanwijzingen dat PostNL de eigen medewerkers met een beperking te duur vond en deze nu vervangt door goedkopere werknemers met een beperking.
Het Rapport “Detainee Treatment” |
|
Joël Voordewind (CU), Harry van Bommel , Sjoerd Sjoerdsma (D66), Désirée Bonis (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «U.S. Engaged in Torture After 9/11, Review Concludes»1 en van «The Report of the Constitution Project’s Task Force on Detainee Treatment», gepubliceerd op 15 april jl?2
Ja.
Wat is uw reactie op de bevinding dat de Verenigde Staten (VS) in vele gevallen gebruik hebben gemaakt van martelpraktijken en andere vormen van ernstige inhumane behandeling tijdens de ondervraging en opvang van gedetineerden?
Deze aantijgingen over foltering en onmenselijke behandeling van gedetineerden acht het Kabinet zorgelijk. Dit rapport toont opnieuw het belang aan van het zo snel mogelijk sluiten van Guantánamo.
Hoe oordeelt u over de martelpraktijken en andere vormen van ernstige inhumane behandelingen die hebben plaatsgevonden in Guantánamo Bay? Vindt u dat de VS hun internationale verplichtingen onder de Geneva Convention, de War Crimes Act en de United Nations Convention Against Torture and Other Cruel Inhuman or Degrading Treatment or Punishment artikel 1.1 en artikel 2 geschonden hebben?
Het is nu aan de Amerikaanse autoriteiten om, gezien het rapport van het Constitution Project, vast te stellen of inderdaad sprake is van foltering en onmenselijke behandeling in de zin van bovengenoemde verdragen.
Deelt u de mening dat het vasthouden van mensen zonder aanklacht, zonder uitzicht op een proces en met slechts zeer beperkte toegang tot rechtshulp in strijd is met het internationaal recht?
De situatie op Guantánamo Bay waar gevangenen jarenlang zonder vorm van proces vastzitten, is uitermate zorgwekkend. Het Amerikaanse Hooggerechtshof stelde in 2008 al dat detentie op Guantánamo Bay ongrondwettelijk is. Ook President Obama heeft meermaals duidelijk gemaakt dat hij van mening is dat de gevangenis op Guantánamo Bay gesloten moet worden. De Amerikaanse regering is er tot nu toe echter niet in geslaagd om de Guantánamo-gevangenen te berechten in de VS, mede vanwege beperkingen die het Congres heeft opgelegd aan het overbrengen van gevangenen naar de VS. Het Congres heeft tevens beperkingen opgelegd aan het overbrengen van gevangenen naar landen van herkomst en derde landen.
Op basis van het humanitair oorlogsrecht is detentie in juridische zin om dwingende redenen van veiligheid, zonder dat dit samenhangt met een strafrechtelijk proces, geoorloofd als een uitzonderlijke maatregel. Het Kabinet benadrukt in dit verband dat een dergelijke detentie in casu conform internationaalrechtelijke waarborgen dient te worden uitgevoerd. Daaronder valt een regelmatige toetsing van de detentiegrond door een daartoe bevoegde instantie. Daar waar het humanitair oorlogsrecht niet van toepassing is, geldt het mensenrechtenregime onverkort. Zie verder antwoord op vraag 2.
Had u kennis van de martelprakijken en andere vormen van ernstige inhumane behandeling van gevangenen door de VS? Zo ja, wat heeft u met deze kennis gedaan?
Nederland heeft de zorgelijke situatie in Guantánamo Bay meermaals aangekaart bij de VS, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Het onderwerp wordt verder in EU-verband regelmatig met Amerikaanse autoriteiten besproken in het kader van de dialoog over internationaal recht en terrorismebestrijding.
Wat is uw mening over het inzetten van medisch personeel tijdens martelingen en andere vormen van ernstige inhumane behandeling in Guantánamo Bay ten behoeve van de ondervragers en niet ten behoeve van de ondervraagden?
Het Kabinet kan dit op basis van onafhankelijke informatie bevestigen noch beoordelen. In algemene zin hebben medici de ethische plicht om op geen enkele wijze betrokken te zijn bij marteling of andere vormen van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Dergelijke betrokkenheid zou ook een misdrijf op basis van het internationaal recht vormen.
Hoe plaatst u de inzet van medisch personeel binnen het kaders van het internationale recht en het medisch recht? Vindt u dat er sprake is van schendingen van deze rechtskaders?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is het huidige kabinetsstandpunt ten aanzien van de gevangenis Guantánamo Bay? Bent u bereid er bij de VS op aan te dringen maatregelen te nemen om de situatie van deze gevangenen te verbeteren en welke maatregelen bent u bereid daartoe te nemen?
Het Kabinet stelt zich nog steeds op het standpunt dat Guantánamo Bay gesloten moet worden en steunt derhalve het recent geuite voornemen van de Obama-administratie om opnieuw samen met het Congres te zoeken naar een oplossing voor Guantánamo. De afwikkeling van de sluiting en de behandeling van gedetineerden moet in overeenstemming zijn met het internationaal recht. In contacten met de VS is bij herhaling het belang benadrukt om dit proces zoveel mogelijk te bespoedigen en dat zal het Kabinet blijven doen.
Heeft u er bij uw Amerikaanse ambtgenoot op aangedrongen Guantánamo Bay te sluiten? Zo ja, wat was zijn reactie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft Nederland in het verleden gevangenen overgedragen aan de VS die uiteindelijk zijn beland in Guantánamo Bay? Zo ja, waarom heeft Nederland hiertoe besloten en om hoeveel gevangenen gaat het?
Nee.
Het bericht “EU diplomats to spend more on salaries, less on security” |
|
Han ten Broeke (VVD), Mark Verheijen (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «EU diplomats to spend more on salaries, less on security»?1
Ja.
Gaat de kostenstijging voor personeel van de diplomatieke dienst vooral naar verhoging van salarissen en arbeidsvoorwaarden?
De inhoud van het bericht kan niet bevestigd worden. De bedragen die daarin genoemd worden zijn kennelijk afkomstig uit de ontwerpbegrotingen voor de EDEO en het Europees Parlement voor 2014. Deze zijn nog niet beschikbaar voor de Raad en worden pas openbaar met de publicatie door de Europese Commissie van de ontwerp EU-begroting voor 2014. Dat voorstel wordt de komende weken verwacht. Vervolgens zal de Raad daarover een standpunt formuleren. Het kabinet zal de Kamer daarover te zijner tijd informeren.
Wat zijn de «mandatory salary hikes» waar over wordt gesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat de kostenstijging voor personeel van de diplomatieke dienst naar het aanstellen van nieuw personeel? Wordt dit personeel van buiten aangetrokken of intern herplaatst?
Zie antwoord vraag 2.
Waar zit de gewenste kostenstijging van 3,6% van het Europees Parlement in?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe komt het dat de lonen van ambtenaren van de Europese diplomatieke dienst zo schrikbarend hoog liggen? Vindt u dit wenselijk?
Het aandeel ambtenaren in hogere schalen (vanaf AD 12) is bij de EDEO inderdaad hoger dan bijvoorbeeld bij de Europese Commissie of de Raad. Dit hangt mede samen met de specifieke structuur van de EDEO (externe vertegenwoordigingen) en het brede werkterrein en verantwoordelijkheden van de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. Daarnaast is sprake van een erfenis aan hogere schalen uit onderdelen van de Commissie en het Raadssecretariaat die in de EDEO zijn samengebracht.
In algemene zin is de inzet van het kabinet er op gericht om via de lopende herziening van het EU-ambtenarenstatuut de arbeidsvoorwaarden voor Europese ambtenaren te versoberen en meer in lijn te brengen met die in de lidstaten.
Hoe komt het dat het aantal «top-earners» bij de diplomatieke dienst naar verhouding zo veel hoger ligt dan bij andere instellingen van de commissie?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke toelagen hebben in het buitenland werkzame ambtenaren van de diplomatieke dienst van de Europese Unie recht?
EU-ambtenaren die werkzaam zijn in een derde land komen in aanmerking voor specifieke toelagen vanwege woon- en werkomstandigheden. Deze regelingen zijn opgenomen in het EU-ambtenarenstatuut, Annex 10 en betreffen o.a. een vergoeding voor lokale levensomstandigheden (gezondheidszorg, veiligheid, klimaat en mate van isolement), een vergoeding in verband met persoonlijke risico’s (in specifieke gevallen), scholing en een koopkrachtcorrectie. Daarnaast wordt in bepaalde gevallen voorzien in onkostenvergoedingen voor bijvoorbeeld vervoer of hoge ziektekosten. Deze toelagen zijn een aanvulling op de toelagen voor niet-uitgezonden Europese ambtenaren.
Kunt u een vergelijking maken in kosten en verdeling (efficiency) met de Nederlandse diplomatieke dienst?
De apparaatsuitgaven van de EDEO bedragen € 509 miljoen (2013). Hiervan betreft € 146 miljoen personeelsuitgaven op het hoofdkantoor in Brussel en € 50 miljoen gebouwen, materieel en operationele uitgaven in Brussel. Het budget voor de EU-delegaties bedraagt € 312 miljoen. Dit betreft personeelsuitgaven, gebouwen en daarmee samenhangende kosten en overige administratieve uitgaven.
De apparaatsuitgaven van het ministerie van Buitenlandse Zaken bedragen bijna € 760 miljoen. Hiervan betreft € 252 miljoen apparaatskosten voor het departement in Den Haag en € 508 miljoen apparaatskosten voor het postennetwerk in het buitenland. In de apparaatskosten van het postennet worden meegenomen de totale personeelskosten (uitgezonden en lokaal) en materiele uitgaven, waaronder huisvesting, beveiliging en ICT.
Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft aangekondigd voor de zomer met een evaluatierapport te komen over het functioneren en de organisatie van EDEO. Het kabinet wil deze evaluatie aangrijpen om een slag te maken naar een sterkere Europese diplomatieke dienst, die in staat is een krachtigere rol te spelen in mondiale kwesties.
Daarbij is budgettaire discipline essentieel voor het maatschappelijk draagvlak. Onder grote bezuinigingsdruk zoeken lidstaten, waaronder Nederland, naar manieren om zonder extra middelen hun postennet effectiever in te richten. Hierover zal ik u vóór de zomer nader informeren in de brief over moderne diplomatie en het postennet. Ook de EDEO ontkomt hier niet aan. Het streven naar grotere synergie tussen het postennet van de lidstaten en de EDEO kan hieraan bijdragen. Het evaluatierapport zal besproken worden in de Raad Buitenlandse Zaken. Het kabinet zal in de geannoteerde agenda nader op het rapport ingaan.
De reactie van de VN Speciaal Rapporteur voor de zgn. Palestijnse gebieden |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «VN-rapporteur Richard Falk weer onder vuur» n.a.v. diens publicatie «A commentary on the Marathon Murders»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer kwalijk en verwerpelijk is dat Richard Falk de Boston-aanslagen vergoelijkt met de stelling «dat Amerika Israël teveel steunt»?
De Nederlandse regering verwerpt iedere vergoelijking van terroristische aanslagen.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen over vergoelijking van terreurdaden door Richard Falk, waarin u stelde dat Speciaal Rapporteurs op een integere, onpartijdige en verantwoordelijke manier invulling dienen te geven aan hun mandaat?2
Ja.
Deelt u de mening dat Richard Falk voor de zoveelste maal bewijst absoluut niet onpartijdig te staan in het Israëlisch-Arabisch conflict door o.a. de Israëlische premier Netanyahu te kwalificeren als «oorlogszuchtig», terwijl het toch juist Hamas-leiders zijn die genocidale oorlogstaal bezigen?
Ik acht de gebruikte kwalificatie ongepast. De uitlatingen van de heer Falk komen voor zijn rekening.
Wilt u aan de VN kenbaar maken dat Nederland Richard Falk niet langer als onpartijdig, integer en professioneel Rapporteur beschouwt? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds toegezegd aan uw Kamer, zal Nederland in EU-verband in de reguliere dialoog met de heer Falk de manier waarop Speciaal Rapporteurs hun mandaat dienen in te vullen aan de orde stellen.
Onderschrijft u het oordeel van de Amerikaanse ambassadeur bij de VN, Susan Rice, dat het tijd is dat Richard Falk uit de functie van VN Speciaal Rapporteur wordt ontheven?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bevorderen?
Zie antwoord vraag 5.
De Haagse spionagekastjes |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat in de Haagse Schilderswijk op verschillende plaatsen kasten, voorzien van HD-camera’s, UMTS-modems en andere opname-apparatuur, in de publieke ruimte zijn aangetroffen?1
Ja.
Door wie, onder wiens gezag en met welk doel is deze apparatuur geplaatst? Is het Haagse college burgemeester en wethouders en de gemeenteraad hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
De apparatuur is door de politie met toestemming van de officier van justitie van arrondissementsparket Den Haag geplaatst ter observatie in verband met een opsporingsonderzoek naar vermogenscriminaliteit. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag is niet geïnformeerd over deze inzet van de opsporingsbevoegdheden. Daartoe bestaat geen wettelijke plicht, noch heeft het gemeentebestuur of de gemeenteraad een wettelijke bevoegdheid in het kader van de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen.
Zijn er nog meer van dit soort kasten geplaatst? Zo ja, waar en zijn hierbij de voorgeschreven besluitvormingsprocedures gevolgd?
Wanneer in een opsporingsonderzoek de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen noodzakelijk wordt geacht, zal het Openbaar Ministerie dat doen met inachtneming van de daarvoor geldende regels. Per opsporingsonderzoek zal dit besluit door de officier van justitie worden genomen. Er is geen algeheel overzicht beschikbaar van de in dat kader geplaatste kasten en/of opnameapparatuur.
Deelt u de mening dat dit soort stiekeme handhavingsinstrumenten zich slecht verhoudt tot de uitgangspunten van een democratische rechtstaat en het publieke vertrouwen in de integriteit van de handhaving ondergraaft? Zo nee, waarom niet?
Er is hier geen sprake van de inzet van opnameapparatuur en of -kastjes als handhavingsinstrument. In dit geval is met toestemming van het Openbaar Ministerie als bevoegd gezag de betreffende apparatuur ingezet ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek. Van spanning met de uitgangspunten van de democratische rechtstaat is derhalve geen sprake.
Het bericht dat Achmea Health Center adverteert met tien kilo afvallen in tien weken |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat Achmea Health Center (AHC) adverteert met tien kilo afvallen in tien weken?1
Het staat verzekeraars vrij dit soort nevenactiviteiten te ontplooien en publiekelijk aan te prijzen. In zijn algemeenheid vind ik het een goede zaak wanneer verzekeraars hun handelingsvrijheid benutten om hun verzekerden te stimuleren tot een gezonde leefwijze.
Hoe beoordeelt u de suggestie van AHC dat dit gezond zou zijn? Kunt u uw antwoord toelichten? Is dat volgens u niet misleidend, bijvoorbeeld omdat een jojo-effect dreigt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen aanleiding om een programma dat een kilo gewichtsverlies per week claimt als misleidend of ongezond te bestempelen. Naar ik heb begrepen gaat het niet alleen om een dieet maar om een op de persoon toegespitst combinatie-programma van de juiste voeding en beweging met motiverende begeleiding. Ik vind het positief als dit betekent dat er op maat en binnen een gewenst doel van een persoon gewerkt wordt aan een gezond gewicht en een gezond leefpatroon.
Deelt u de mening dat een zorgverzekeraar, of een aan een zorgverzekeraar gelieerd initiatief, geen ongezonde leefstijl zou moeten promoten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in de antwoorden op vraag 1 heb gesteld staat het Achmea vrij dit soort nevenactiviteiten te ontplooien temeer daar ik, zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb gesteld, geen aanleiding heb om het onder de aandacht gebrachte programma als ongezond te bestempelen.
Is het toegestaan dat AHC adverteert met een afvalprogramma dat niet goed is voor de gezondheid? Zo ja, wat gaat u doen om dit onmogelijk te maken? Zo nee, wat gaat u ondernemen tegen AHC?
In aanvulling op het antwoord op vraag 3 ben ik van mening dat de wijze waarop AHC het afvalprogramma publiekelijk aanprijst de grenzen van het toelaatbare niet overschrijdt. Ik ga dan ook niets doen om dit onmogelijk te maken.
Is hier niet gewoon sprake van het maken van reclame om geld te verdienen, in plaats van mensen gezond te houden? Zo neen, waarom niet?
Zorgverzekeraars zijn binnen de grenzen die de wet stelt, vrij om hun bedrijf uit te oefenen. Het is in hun belang dat hun verzekerden gezond blijven maar ze kunnen daarbij de zakelijke kant niet uit het oog verliezen. Het is niet aan mij om een uitspraak te doen over in hoeverre zorgverzekeraars activiteiten ontplooien vanuit het motief om mensen gezond te houden dan wel vanuit het motief om geld te verdienen.
Welke wettelijke mogelijkheden zijn er om een dergelijke vorm van misleidende reclame tegen te gaan? Ziet u aanleiding om stappen te ondernemen tegen een dergelijke vorm van reclame? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?
Zoals ik in antwoord op de vragen 1 t/m 4 heb gesteld zie ik geen aanleiding om stappen te ondernemen tegen de wijze waarop AHC het afvalprogramma, dat aanleiding is voor het stellen van deze vragen, publiekelijk aanprijst.
Welke banden heeft AHC met zorgverzekeraar Achmea? Vindt u deze banden geoorloofd?
Achmea is 100% aandeelhouder van Achmea Health Centers. Omdat de door AHC aangeboden diensten geen verzekerde prestaties zijn onder de zorgverzekerings-wet maar onder de aanvullende verzekering, zie ik vanuit mijn beleid om verticale integratie te beperken geen probleem. Omdat de bij Achmea verzekerde klanten voor de basisverzekering vrij zijn de aangeboden diensten van AHC naar behoefte af te nemen, zie ik ook vanuit de Zorgverzekeringswet geen probleem. In het kader van een brede door alle partijen gedragen ontwikkeling om gezond gedrag en preventie te stimuleren vind ik deze inzet juist positief.
Maakt AHC niet op een ongeoorloofde wijze gebruik van de naamsbekendheid van zorgverzekeraar Achmea?
Achmea Health Centers is een dienstenbedrijf van de verzekeraar Achmea. Ik zie, met inachtneming van wat ik op vraag 7 heb geantwoord, niet in wat er ongeoorloofd aan is dat de naam van de verzekeraar voorkomt in de naam van het dienstenbedrijf.
In hoeverre vloeit er geld van zorgverzekeraar Achmea naar AHC? Betaalt AHC geld aan Achmea vanwege de naamsbekendheid van zorgverzekeraar Achmea?
Zoals in het antwoord op vraag 7 is gezegd is Achmea 100% aandeelhouder van Achmea Health Centers. De aanvullende zorgverzekeringen van Achmea bieden vergoedingsmogelijkheden voor preventieve cursussen zoals het afvalpakket waarover deze vragen zijn gesteld. Daarnaast biedt Achmea zijn klanten met een Achmea zorgverzekering 20% korting op de diensten van AHC (zie ook het antwoord op vraag 10).
Wat vindt u van het feit dat verzekerden bij zorgverzekeraar Achmea korting krijgen op diensten aangeboden door AHC? Hoe hoog zijn deze kortingen, en welke bedragen zijn er jaarlijks gemoeid met alle Achmeaverzekerden die hiervan gebruik maken? Vindt u dit een acceptabele vorm van reclame?
Zoals in antwoord op vraag 9 is opgemerkt krijgen Achmea verzekerden 20% korting op de pakketten die Achmea Health Centers aanbiedt. Ongeveer 60% van de klanten van Achmea Health Centers heeft een Achmea zorgverzekering. Achmea staat niet alleen in het geven van kortingen op diensten van fitnesscentra en dergelijke. Ik vind deze kortingen acceptabel omdat er geen wettelijke bepalingen mee worden overtreden. En met het oog op het stimuleren van een gezonde leefstijl van de verzekerden, vind ik dit juist positief.
Vindt u de bestaande relatie tussen zorgverzekeraar Achmea en AHC aanvaardbaar? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, wat gaat u daartegen ondernemen?
Ik vind de relatie tussen Achmea en AHC aanvaardbaar omdat deze valt binnen de grenzen van de Zorgverzekeringswet en de Wet marktordening gezondheidszorg. Met het oog op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van verzekeraars vind ik het positief dat zij zich inzetten voor het gemakkelijker en toegankelijker maken van een gezonde leefstijl van hun verzekerden. In het Regeerakkoord is hierop ook een voorschot genomen door op te nemen dat op terrein afspraken met verzekeraars zullen worden gemaakt.
Wat waren de reclamekosten van de Nederlandse zorgverzekeraars in 2012? Hoe hoog is de stijging ten opzichte van 2011? Wat is uw oordeel over deze ontwikkeling?
Op 12 november 2012 heb ik in antwoord op vragen van de SP gemeld dat het aan verzekeraars is om te bepalen of en hoeveel geld ze aan reclame besteden en dat dit buiten mijn verantwoordelijkheid valt. Als indicatie voor de hoogte van de reclamekosten in 2011 heb ik verwezen naar een rapport van BS Health Consultancy waarin een bedrag van 58 mln werd genoemd. Het in opdracht van de VvAA gemaakte rapport «Inzicht in geldstromen» van april 2013 noemt dit bedrag voor 2011 ook en vermeldt tevens dat de reclamekosten voor 2012 lager uitkomen, te weten op 49 mln. Ik heb geen oordeel over de omvang of deze ontwikkeling.
Wat wordt verstaan onder acquisitiekosten van zorgverzekeraars? Wat is het verschil tussen reclamekosten en acquisitiekosten?
Acquisitiekosten zijn kosten die gemaakt worden om klanten te werven in brede zin. Reclamekosten zijn daar een onderdeel van. Acquisitiekosten, niet zijnde reclamekosten, zijn bijvoorbeeld provisiebetalingen aan tussenpersonen.
Hoe hoog waren de acquisitiekosten van de Nederlandse zorgverzekeraars in 2011 en 2012? Wat is uw oordeel over de stijging dan wel daling van de acquisitiekosten?
Voor acquisitiekosten voor de basisverzekering komt DNB voor het jaar 2011 uit op een bedrag van 265 mln en voor 2012 op een bedrag van 287 mln. Ik heb geen oordeel over de omvang noch over deze stijging.
Dossier Stortplaats van de Stentor |
|
Henk van Gerven |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het Dossier Stortplaats van de Stentor?1
Ja.
Herkent u de bodemverontreinigingen in en om stortplaatsen in Apeldoorn die in het Dossier Stortplaats worden beschreven? Zo ja, hoe en wanneer worden die verontreinigingen gesaneerd?
Het gaat hier om voormalige stortplaatsen, ook wel aangeduid als NAVOS-stortplaatsen (NAzorg VOormalige Stortplaatsen). Dit zijn oude stortplaatsen waar sinds 1 september 1996 niet meer is gestort. Uitvoering en handhaving van de Wet bodembescherming (Wbb) is gedecentraliseerd naar provincies en rechtstreekse gemeenten. De provincie Gelderland, als zijnde bevoegd gezag Wbb, heeft aangegeven dat deze bodemverontreinigingen bekend zijn en dat de betreffende NAVOS-stortplaatsen geen risico’s opleveren voor volksgezondheid en milieu. Soms worden bepaalde NAVOS-stortplaatsen ook aangepakt in het kader van ontwikkeling van het gebied waarbinnen deze stortplaats ligt. De Vellert in Apeldoorn is daar een voorbeeld van.
Worden drinkwaterbronnen in de omgeving van Apeldoorn bedreigd door uitlogen van bodemverontreiniging uit de storten «Gat van Zevenhuizen» en «Imbosweg Loenen»? Hoe en door wie wordt dit gecontroleerd?
Nee. De provincie geeft aan dat onderzoeken, waaronder Lekker Water 20102, hebben aangetoond dat er geen bedreiging is voor de drinkwaterwinning en er derhalve geen aanvullende maatregelen nodig zijn. Hoewel er op grond van milieuhygiënische criteria geen aanleiding is om deze locaties te blijven monitoren, blijft Vitens, met het oog op de waterwinning, de kwaliteit van het grondwater periodiek meten.
Onderschrijft u ook de uitspraak dat de situatie in Apeldoorn model staat voor vele andere stortplaatsen in Nederland? Zo nee, waarom niet en hoe weet u dat zeker? Zo ja, waar komt dit dan nog meer voor en welke maatregelen treft u?
Ja. In vrijwel elke Nederlandse gemeente komen NAVOS-stortplaatsen voor. Afhankelijk van de verontreinigingsituatie van de individuele NAVOS-stortplaats kan dat betekenen dat sanerings- en of beheersmaatregelen zijn of worden opgelegd door bevoegd gezag, dan wel dat monitoring op regelmatige basis (bijvoorbeeld jaarlijks of vijfjaarlijks) plaatsvindt.
Hoeveel stortplaatsen zijn er in Nederland die aan de onderkant geen afdekking kennen en waar uitloging van verontreiniging plaats kan vinden?
Voor alle NAVOS-stortplaatsen geldt dat er geen onderafdichting is aangebracht. In de periode 1999–2003 hebben de provincies in het kader van het project NAVOS een inventarisatie uitgevoerd van de meeste bekende voormalige stortplaatsen. In de brief van Minister Cramer aan uw Kamer van 9 maart 2009 (vergaderjaar 2008–2009, 30 015, nr. 294) wordt opgemerkt dat: «Uit de onderzoeken blijkt dat van de ongeveer 4.000 voormalige stortplaatsen bij slechts zo’n 6% sprake is van een verdere aantasting van het grondwater». Inmiddels zijn op veel van deze locaties maatregelen getroffen, vergelijkbaar met die genoemd bij antwoord 4.
Heeft u een actueel overzicht van de verspreiding van vervuiling rond stortplaatsen? Zo nee, bent u bereid de actuele stand van verontreiniging rond stortplaatsen in kaart te brengen?
Vanwege de decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor NAVOS-stortplaatsen zijn bij het Ministerie geen actuele gegevens op landelijk niveau beschikbaar over de huidige stand van zaken rond de aanpak van deze stortplaatsen. Het Ministerie onderhoudt contacten met bevoegd gezag en er zijn geen signalen van grote problemen met NAVOS-stortplaatsen op dit vlak.
Hoe wordt ondervangen dat er bij controle en toezicht te makkelijk van wordt uitgegaan dat verontreiniging minder wordt terwijl slechts vertraging in de verspreiding optreedt doordat stoffen bijvoorbeeld tijdelijke verbindingen aangaan?
Indien door het bevoegd gezag op grond van onder meer het NAVOS-onderzoek is geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om direct maatregelen te nemen, dan kan de uitvoering van vervolgonderzoek of het treffen van maatregelen op een natuurlijk moment plaatsvinden, bijvoorbeeld in het kader van gebiedsontwikkeling. Daarnaast kan het voorkomen dat het bevoegd gezag Wbb in het kader van de beschikking ernst en spoed voor een individuele locatie een beoordeling heeft gemaakt van onder meer de aard, omvang en verspreidingrisico’s van de verontreinigingen. In deze situatie worden eventueel noodzakelijke maatregelen hierop afgestemd. Ik heb vooralsnog geen reden om de effectiviteit van het huidige toezicht en de controle op dit terrein in twijfel te trekken. Zie ook antwoord 4 en 8.
Voor hoeveel generaties in de toekomst is de bescherming van volksgezondheid en milieu rond stortplaatsen bedoeld? Hoe wordt ondervangen dat in de loop der jaren verloedering in toezicht en controle plaatsvindt?
Om blijvend aandacht te hebben voor bodemverontreiniging heeft het bevoegd gezag in Gelderland in 2009 het project «Beheer en nazorg bodemverontreiniging» gestart. De provincie heeft hiervoor een systematiek van toezicht op beheer en nazorg van bodemverontreiniging opgesteld. Deze systematiek van toezicht is inmiddels overgenomen in landelijk beleid (Handhavings- en Uitvoeringsmethodiek Wbb), die de leidraad is voor toezicht en controle.
Ik heb vooralsnog geen reden om de effectiviteit van het huidige toezicht en de controle op dit terrein in twijfel te trekken.
Het bericht “België werkt aan verbod op dumpvrachten” |
|
Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw mening over het voornemen van de Belgische staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming om deze week te gaan werken aan een Koninklijk Besluit tegen het varen beneden de kostprijs in de binnenvaart?1
Ik heb kennis genomen van het voornemen om in België per koninklijk besluit het varen tegen «ongeoorloofd lage prijs» tegen te gaan. Ik heb eveneens kennis genomen van het voornemen van de Staatssecretaris voor Mobiliteit om binnen een termijn van 60 dagen uitwerking te geven aan dit besluit wat betreft controle en handhaving alsmede sancties en boetes. Omdat de nadere uitwerking nog moet plaatsvinden, is het nu niet mogelijk een afgewogen oordeel te geven over de inhoud van deze voorgenomen maatregel. Zoals aangegeven tijdens het Algemeen Overleg zee- en binnenvaart op 6 februari 2013, hecht ik groot belang aan de handhaafbaarheid van wettelijke maatregelen. Ook hecht ik groot belang aan de mededingingsrechtelijke houdbaarheid van maatregelen die raken aan de principes van vrije marktwerking, prijsvorming en concurrentieverhoudingen. Ten aanzien van voorstellen in deze richting ben ik ten principale van oordeel dat deze op Europees niveau overwogen moeten worden, en niet nationaal. De binnenvaart heeft immers per definitie een internationaal karakter. Ik zal derhalve bij mijn Belgische ambtsgenoten erop aandringen deze voorstellen in te brengen in het komende overleg op Europees niveau over de binnenvaart in het kader van de Belgische crisismelding.
Waarom heeft u meerdere malen aangegeven dat het verbod om onder de kostprijs te varen niet mogelijk is binnen de richtlijnen van de Europese Unie, terwijl genoemde Belgische staatssecretaris dit wel op korte termijn lijkt te kunnen invoeren?
Anders dan gesteld in de vraag heb ik eerder aangegeven van oordeel te zijn dat het hanteren van bodemtarieven in de binnenvaart mededingingsrechtelijk niet geoorloofd is, met name vanwege Richtlijn 96/75/EU over bevrachting en prijsvorming in de binnenvaart. Hiervoor verwijs ik naar mijn brief van 30 januari 2013 (Kamerstuk 30 523 nr. 73), alsook naar hetgeen ik naar voren heb gebracht tijdens het Algemeen Overleg op 6 februari. Naar ik begrijp is het niet het voornemen van de Belgische regering om bodemtarieven wettelijk te regelen. Over een verbod tot varen onder de kostprijs heb ik in genoemde brief gewezen op de bestaande bepalingen ter zake in het Wetboek Vervoer in Frankrijk, welke overigens – naar ik heb begrepen – nog nooit tot een veroordeling geleid hebben. Invoering op korte termijn van bedoeld verbod in België is eerst aan de orde als de nadere uitwerking van regelgeving beschikbaar is en wettelijke voorbereiding is afgerond.
Bent u het eens met de stelling dat het gezien de huidige situatie in de binnenvaart verstandig is om ook in Nederland een dergelijk verbod in te voeren? Zo ja, op welke termijn kunnen we dit verwachten? Zo nee, wat is hier dan de reden van?
Zoals ik in antwoord 1 heb aangegeven, vind ik verder dat voorstellen die raken aan de beginselen van vrije marktwerking, prijsvorming en concurrentieverhoudingen primair op Europees niveau besproken dienen te worden. Bovendien moeten maatregelen effectief, proportioneel en handhaafbaar zijn. Ik zal mijn Belgische ambtsgenoten oproepen hun uitgewerkte voorstellen hiertoe in het overleg op Europees niveau in te brengen.
De drama’s in de textielindustrie in Bangladesh |
|
René Leegte (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Ploumen: drama Bangladesh geen incident» en «Brand zet C&A op scherp»?1
Ja.
Kunt u aangeven welke Nederlandse bedrijven producten laten maken in de fabriek die is ingestort? En heeft u contact gehad met deze bedrijven na het drama?
Volgens de Nederlandse brancheorganisaties voor textiel zijn er geen Nederlandse bedrijven bekend die producten laten maken in de fabriek die is ingestort.
Deelt u de opvatting dat extra regelgeving naast de OESO-richtlijnen voor Nederlandse bedrijven die produceren in Bangladesh, niet direct een oplossing is, omdat er hierdoor minder investeringen richting Bangladesh zullen gaan, zeker vanuit de kleinere Nederlandse bedrijven?
Ik ben van mening dat extra Nederlandse regelgeving geen oplossing is voor de problematiek verbonden aan de arbeidsomstandigheden in Bangladesh. Wanneer de Bengaalse overheid beter toe gaat zien op de naleving van wet- en regelgeving, zal dit de meest effectieve oplossing zijn. Daarnaast kunnen Nederlandse bedrijven verbeteringen bewerkstelligen door hun invloed in de keten aan te wenden voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden.
Deelt u de mening van het Business Social Compliance Initiative dat er weliswaar nationale regels zijn voor brand- en bouwveiligheid van fabrieken, maar dat die niet worden nageleefd en dat er door de nationale en lokale overheid niet op naleving wordt gecontroleerd?
Het is juist te stellen dat er voor de brand- en bouwveiligheid van fabrieken voldoende regelgeving bestaat, maar dat de handhaving van deze regels te wensen overlaat. Dit is deels te wijten aan een capaciteitsprobleem van de overheid (gebrekkige kennis en te weinig inspecteurs), maar ook corruptie is een probleem. Langere tijd heeft naleving geen prioriteit gehad bij de overheid in Bangladesh.
Mentaliteitsverandering bij de overheid ten aanzien van de urgentie om arbeidsomstandigheden en -veiligheid te verbeteren van arbeiders in de textielsector gaat geleidelijk. Dit proces is de laatste jaren op gang gekomen onder toenemende druk van onder andere de media, buitenlandse afnemers, overheden en maatschappelijk middenveld.
Welke rol ziet u voor de Nederlandse overheid richting landen als Bangladesh om te zorgen dat er de overheid aldaar verantwoordelijkheid neemt voor het opstellen, maar vooral het naleven van regels inzake brand- en bouwveiligheid en om overtreders van die regels te straffen?
Met het oog op de EU als voornaamste afzetmarkt van de textielsector in Bangladesh trekt Nederland gezamenlijk op met andere EU- landen. De Nederlandse ambassadeur intervenieert gezamenlijk met andere EU- ambassadeurs richting de Bengaalse overheid om kwesties als brand- en bouwveiligheid bij de overheid aan de orde te stellen. Ook trekken de EU- ambassadeurs gezamenlijk op om alle betrokken partijen, waaronder Bengaalse overheid, werkgeversorganisaties, vakbonden, internationale afnemers en fabriekseigenaren, op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
De Nederlandse ambassade in Bangladesh gaat zich extra inzetten voor verbetering van arbeidsomstandigheden in de kledingsector. Nederland zal, samen met de Bengaalse Staatsecretaris voor Handel, de lokale donorgroep voor private sectorontwikkeling voorzitten. Deze groep zal alle donorinspanningen voor veilige arbeidsomstandigheden in de textielsector in Bangladesh gaan inventariseren, coördineren en monitoren. Een inventarisatie van bestaande MVO-activiteiten en afspraken in de kledingsector is reeds uitgevoerd. Eén van de initiatieven is gericht op versterking van de reguliere arbeidsinspectie.
Een ander belangrijk recent initiatief is het Bangladesh Fire and Building Safety Accord waaraan steeds meer internationale modemerken zich committeren. Om overlap te voorkomen en synergie te vergroten tussen bestaande en nieuwe activiteiten, is de Nederlands-Bengaalse coördinatie van groot belang. Ook zal de donorgroep vinger aan de pols houden inzake de voortgang en te behalen resultaten. Nederland als voorzitter van de groep zal de politieke dialoog namens alle landen voeren met de overheid en werkgeversorganisaties.
Nederland zal als donor ook zelf gaan bijdragen door 9 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het verbeteren van de werkomstandigheden in de kledingfabrieken in Bangladesh. Het voorgenomen project is ter aanvulling van het Better Work project, een grootschalig project van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en de International Finance Corporation voor naleving van arbeidsrechten, dat naar verwachting binnenkort van start zal gaan. De ambassade gaat het nieuwe project vormgeven met aanvullende financiële bijdragen van de internationale modemerken, zoals de ambassade ook gedaan heeft met een MVO waterzuiveringsprogramma in de textielsector. Mijn ministerie is in gesprek met de Nederlandse textielsector over hoe zij gaat deelnemen aan de Nederlandse inspanning in Bangladesh. De sector heeft voor dit doel 5 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Tot slot draagt Nederland reeds bij aan een aantal samenwerkingsprojecten in de textielsector waar ook de Bengaalse overheid bij betrokken is. Nederland heeft 200.000 euro toegezegd aan de ILO ter uitvoering van het Nationaal Actieplan Brandveiligheid in Bangladesh naar aanleiding van de brand eind vorig jaar in de Tazreen fabriek en ruim 20.000 euro aan het Duitse Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) voor acute noodhulp ten behoeve van de slachtoffers van de in april jl. ingestorte Savar fabriek.
Klopt het bericht dat het gemeentebestuur van Dhaka aangifte heeft gedaan tegen de eigenaren van het bedrijf?
Voor zover de ambassade na kan gaan, heeft de Bengaalse overheid aangifte gedaan tegen de eigenaar van het gebouw. Ook de eigenaren van de vijf kledingfabrieken die zich in het complex bevonden, zijn door de overheid aangeklaagd.
Deelt u de mening dat Nederland het juridische proces in Bangladesh moet respecteren voordat het zelf met nieuwe maatregelen en regels komt?
Ja, deze mening deel ik. De eerste verantwoordelijkheid voor het handhaven van
nationale regels voor brand- en bouwveiligheid van fabrieken in Bangladesh ligt bij de Bengaalse overheid.
Is het waar dat de Nederlandse overheid deelneemt aan een dialoog van de Nederlandse brancheorganisaties in de textielsector, VGT, CBW-MITEX en MODINT, die gericht is op zelfregulering om misstanden in de textielsector aan te pakken? Zo ja, wat is het doel van die dialoog en wat zijn uw verwachtingen?
Ja, de Nederlandse overheid neemt deel aan de stakeholderdialoog van de Nederlandse textielsector. Doel van de dialoog is te komen tot een actieplan dat is gericht op verbeteringen in de keten van de textiel- en kledingindustrie. Concrete werkzaamheden binnen dit overleg zijn het gezamenlijk vaststellen van de belangrijkste problemen in de textielketen, de gewenste aanpak van deze problemen en afspraken over wie, wat, waar en hoe een bijdrage zal leveren aan de uitvoering van het actieplan. Uiteraard wordt hierbij waar dit kan, aangehaakt bij reeds bestaande internationale initiatieven. De textielsector zal op haar MVO-congres «Groen is de rode draad» op 20 juni het actieplan presenteren.
Ik heb waardering voor de inzet en initiatieven van de Nederlandse textielsector en voor de rol die maatschappelijke organisaties vervullen ook bij het agenderen van problemen. Alleen met alle partijen samen kunnen we tot een effectieve oplossing komen. Ik verwacht dat het actieplan ambitieuze en afrekenbare doelstellingen bevat om MVO-kwesties in de textielketen aan te pakken en te verbeteren.
Deelt u de opvatting dat zelfregulering en bedrijfsinitiatieven zoals BSCI en de Fair Wear Foundation goede manieren zijn om dit soort drama’s in de toekomst te voorkomen?
Ja. Door samen te werken in initiatieven als BSCI en de Fair Wear Foundation kunnen bedrijven onderling informatie delen en creëren zij meer invloed in de keten om verbeteringen van arbeidsomstandigheden te bewerkstelligen. Maar dit is niet voldoende. Wanneer de Bengaalse overheid beter toe gaat zien op de naleving van wet- en regelgeving, zal dit de meest effectieve oplossing zijn. Ook de internationale gemeenschap speelt een rol; bij het vaststellen en toezien op internationale standaarden en het verlenen van financiële en technische assistentie.
Aangezien u bij meerdere gelegenheden hebt aangegeven dat het Nederlandse bedrijfsleven een koploperspositie heeft daar waar het aankomt op internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, deelt u de mening dat striktere nationale regels die koploperspositie negatief beïnvloeden en dat er altijd Europese, maar liever nog internationale samenwerking gezocht moet worden?
Ik ben van mening dat Europese en internationale samenwerking essentieel is in het vormgeven van beleid op het vlak van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik wil het onderwerp in overleg met Commissaris Barnier een plek geven op de Europese (handels)agenda.
Kunt u deze vragen vóór het algemeen overleg op 23 mei over uw nota beantwoorden?
Ja.
De staking van leerlingen in Maastricht n.a.v. gedwongen ontslag personeel Sint-Maartenscollege |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Leerlingen «Sint Maartens» staken»?1
Ja.
Hoe beziet u de ontwikkelingen op het Sint-Maartenscollege?
Het bevoegd gezag van het Sint-Maartenscollege, de Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (hierna: LVO) anticipeert op de daling van de leerlingaantallen in de regio. Daartoe neemt LVO maatregelen die onder personeel, leerlingen en ouders stof doen opwaaien.
Klopt het dat er nu, omdat er sprake is van dreigende financiële problemen, hard wordt gesnoeid in de omvang van het personeelsbestand?
Ik verwijs u naar de bijlage bij mijn brief van 1 mei 2013, kenmerk: 2013D09215. Hierin is vermeld dat de Inspectie van het Onderwijs de financiële situatie van LVO heeft onderzocht. De inspectie heeft geconcludeerd dat er bij LVO geen sprake is van grote financiële problematiek maar dat het wel noodzakelijk is dat LVO anticipeert op de afnemende leerlingaantallen.
Navraag bij het bevoegd gezag van LVO leert dat er geen sprake is van gedwongen ontslagen. Door de, als gevolg van de daling van de leerlingaantallen, noodzakelijke herschikking van het onderwijsaanbod zal een deel van het personeel op een andere locatie worden ingezet.
Klopt het dat de huidige maatregelen, waarbij ongeveer één vijfde van het personeelsbestand wordt ontslagen of overgeplaatst, een direct gevaar vormen voor de onderwijskwaliteit op de betreffende school? Zo nee, hoe kunt u dit onderbouwen?
Op deze vraag is geen eenduidig antwoord te geven, aangezien vele variabelen hier een rol spelen. In algemene zin is elders wel vertoond dat een dergelijke reductie van het personeelsbestand geen sterk negatieve invloed had op de onderwijskwaliteit.
Klopt het dat de medezeggenschapsraad van het Sint-Maartenscollege al eerder heeft gewaarschuwd voor dreigende financiële problemen? Zo ja, hoe kan het dat er niet eerder is gehandeld door het bestuur van stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO)?
Er is de inspectie en mij geen waarschuwing van de medezeggenschapsraad van het Sint-Maartenscollege bekend.
Wel hebben twee docenten van het Sint-Maartenscollege mij met brief van 31 januari 2013 gewaarschuwd voor dreigende financiële problemen. Ik heb de inspectie gevraagd dit signaal te onderzoeken. Deze docenten maken geen deel uit van de medezeggenschapsraad van het Sint-Maartenscollege. Van het antwoord op deze brief hebt u een afschrift ontvangen (kenmerk: 2013D09215).
Of de medezeggenschapsraad het bestuur heeft gewaarschuwd voor dreigende financiële problemen en of daarnaar is gehandeld door LVO, is een interne aangelegenheid tussen medezeggenschapsraad en bevoegd gezag.
In hoeverre vormen dalende leerlingenaantallen de verklaring voor de huidige ontwikkelingen bij de LVO? Wat vormt verder de oorzaak van de huidige financiële problemen bij de LVO?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om samen met het bestuur van LVO en de medezeggenschapsraad te zoeken naar alternatieve oplossingen voor de opgemerkte financiële problemen, waarbij de onderwijskwaliteit niet in het geding komt?
Ja, ik ben reeds met het bevoegd gezag in gesprek over mogelijkheden om adequaat in te spelen op de dalende leerlingaantallen.
De binnenvaartblokkades in België |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Schultz bespreekt crisis binnenvaart met Ramsauer»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de acties van verschillende binnenvaartschippers om vaarwegen en sluizen in België te blokkeren, in de strijd voor een sterkere binnenvaartsector?
Ik ben me bewust van de moeilijke financiële situatie waarin veel binnenvaartondernemingen zich bevinden. Acties om vaarwegen en sluizen te blokkeren wijs ik evenwel af gezien de economische schade die deze veroorzaken. Dergelijke acties benadelen vooral ook de binnenvaart zelf. Ik ben verheugd dat de acties inmiddels voorbij zijn. Verdere schade – ook voor Nederlandse binnenvaartondernemingen – wordt hiermee voorkomen.
Bent u voornemens contact op te nemen met uw Belgische ambtsgenoot om te adviseren de acties in België te beëindigen met overheidsoptreden zodat Nederlandse binnenvaartschippers niet langer worden gedupeerd? Zo nee, waarom niet?
Na medio april heb ik contact gehad met de verantwoordelijke ambtsgenoot op federaal niveau. Daarnaast heb ik meermaals contact gehad met de verantwoordelijk bewindspersoon in het Gewest Vlaanderen.
Zult u direct optreden tegen eventuele blokkades in Nederland, om de vrije doorvaart van andere binnenvaartondernemers te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Blokkades – door vooral Belgische schippers – dreigden de afgelopen weken bij de Volkeraksluizen. Mede gezien het economisch belang van de Volkeraksluizen, liggend in de belangrijke vaarroute tussen Rotterdam en Antwerpen, en gezien de veiligheid van andere vaarweggebruikers hecht ik groot belang aan het garanderen van een vrije doorvaart, hetgeen zo nodig optreden zou kunnen rechtvaardigen. Ik ben verheugd dat de dreiging van acties inmiddels voorbij is.
Is de analyse die aan u is overhandigd door de Binnenvaart Branche Unie voor u voldoende onderbouwd om samen met België en mogelijk Duitsland een verzoek te doen aan de Europese Commissie om een structurele crisis uit te roepen, overeenkomstig Richtlijn 1996/75/EU? Zo nee, welke gegevens heeft u hiervoor nog nodig en op welke termijn heeft u het dossier afgerond waarmee u de Europese Commissie kan verzoeken om de crisis in de binnenvaart uit te roepen?
De Staatssecretaris voor Mobiliteit in België heeft recent besloten om de Europese Commissie te verzoeken om de crisis in de binnenvaart uit te roepen. Op dit moment wordt door België gewerkt aan de onderbouwing van het verzoek. Vooruitlopend hierop heeft België de Commissie gevraagd om op korte termijn de vertegenwoordigers van de Lidstaten, verenigd in het binnenvaartcomité zoals beschreven in Richtlijn 91/672/EG, bijeen te roepen om de situatie in de verschillende landen te bespreken en te bezien of een crisismelding op steun kan rekenen en er bereidheid bestaat om op EU-niveau maatregelen te nemen.
Ik heb mijn Belgische collega’s mijn steun toegezegd bij hun crisismelding. Het rapport dat de Binnenvaart Branche Unie mij op 22 april jl. heeft aangeboden zal ik aan België doen toekomen, opdat het rapport gebruikt kan worden bij de onderbouwing van hun crisismelding. Ook zal ik het gebruiken bij de Nederlandse opstelling in de bijeenkomst van het bovengenoemde binnenvaartcomité. Het rapport schetst een adequaat beeld van de ontwikkelingen en vooruitzichten voor het segment droge lading en grote schepen (boven 2.000 ton). In dit segment van de binnenvaart concentreren zich de actuele marktproblemen. Het rapport beperkt zich tot de onderbouwing van de vraag of in de binnenvaart sprake is van een «ernstige marktverstoring», als bedoeld in Richtlijn 96/75/EG. Het gaat nog niet in op oplossingen en maatregelen die overwogen kunnen worden, in het geval de Commissie van mening is dat inderdaad sprake is van een ernstige marktverstoring.
Is de door u toegezegde studie naar de transparantie van de rol van tussenpersonen inmiddels gestart en wanneer verwacht u de resultaten daarvan? Is het mogelijk dit onderzoek te versnellen?
De uitvoering van het bedoelde onderzoek is inmiddels gestart. Het onderzoek betreft een vergelijkende studie naar de transparantie van de rol van tussenpersonen in de binnenvaart en – een achttal – andere relevante economische sectoren, binnen en buiten de transportsector. Conform mijn eerdere toezegging aan uw Kamer, verwacht ik over de resultaten tijdig voor het geplande Algemeen Overleg scheepvaart op 9 oktober 2013 te kunnen berichten aan de Kamer. Gezien de aard en omvang van het onderzoek en de met de opdrachtnemer reeds gemaakte afspraken, zie ik geen mogelijkheden de uitvoering van het onderzoek verder te versnellen.
Bent u bereid om, indien de Europese Commissie de crisis uitroept, een actieve rol op te pakken om samen met de sector met de banken te onderhandelen om te komen tot de financiering van een sloopfonds?
De noodzakelijke eerste stap in dit proces is een positief besluit van de Europese Commissie over de Belgische crisismelding en voldoende overeenstemming tussen Lidstaten en Commissie over maatregelen op Europees niveau. Een gecoördineerde sloopactie op Europese schaal kan daarvan onderdeel uitmaken. Hiervoor kunnen vervolgens verschillende financieringsmogelijkheden van toepassing zijn. Alsdan ben ik vanzelfsprekend bereid met de hiervoor relevante partijen het overleg aan te gaan.
Bent u bereid om, indien de Europese Commissie de crisis uitroept en de sector met een voorstel voor een opleg- en/of stillegregeling komt, de sector te begeleiden zodat het voorstel overeenkomt met de voorwaarden van de toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM)?
Indien op Europees niveau tussen de Europese Commissie en de Lidstaten tot overeenstemming gekomen wordt over een pakket van maatregelen, zullen deze moeten passen binnen Europese mededingingsrechtelijke kaders. Of er sprake zal zijn van voorstellen voor een opleg- en/of stillegregeling, en of deze op breed draagvlak kunnen rekenen en voldoen aan mededingingsrechtelijke kaders, is op dit moment nog niet te zeggen. Als hierop aansluitend ook nationale maatregelen in beeld komen, zullen deze ook in ons land moeten voldoen aan de mededingingsbepalingen, waarop wordt toegezien door de Autoriteit Consument en Markt.
Ervan uitgaande dat nationale maatregelen het resultaat zijn van een sectorinitiatief, zijn de betrokken partijen ook primair ervoor verantwoordelijk om de mededingingsrechtelijke haalbaarheid hiervan te (laten) beoordelen. Deze verantwoordelijkheid kan ik niet van de sector overnemen. Wel ben ik bereid om, waar nodig en gewenst, een ondersteunende rol te spelen bij de ontwikkeling van voorstellen door de sector.
Welke maatregelen neemt u verder om ondernemers in de geplaagde binnenvaartsector perspectief te bieden?
Zoals ook aangegeven tijdens het Algemeen Overleg zee- en binnenvaart op 6 februari 2013, zet ik mij op vele manieren in om de binnenvaart sterker uit de crisis te laten komen. Ik blijf, ondanks bezuinigingen, flink investeren in het vaarwegennet en de binnenhavens. Vanuit Beter Benutten blijf ik me ook inspannen om meer vervoer over het water te krijgen. Verder ben ik op verschillende manieren bezig om invulling te geven aan structuurversterkende maatregelen die de sector helpen sterker uit de crisis te komen, bijvoorbeeld:
Het doden van zwerfdieren in Sotsji |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Sotsji wil zwerfdieren» «verwijderen»?1
Ja.
Is het waar dat de Russische stad Sotsji ter voorbereiding van de Olympische Winterspelen zwerfdieren van straat gaat verwijderen?
Ik ben bekend met een artikel uit de Moscow Times d.d. 17 april 20132 waarin staat dat de gemeentelijke overheden een tender hebben uitgezet met als doel het verwijderen van straat honden en katten voor de Olympische Winterspelen in 2014. Over meer informatie dan dit persbericht beschik ik niet.
Deelt u de mening dat de wijze waarop het gemeentebestuur van Sotsji het probleem van zwerfdieren aanpakt, waarbij onduidelijk is wat er met de dieren gebeurt, onethisch is? Zo ja, hoe beoordeelt u het plan van de Russische stad om dieren te «vangen, selecteren en verwijderen»? Bent u bereid de Russische overheid hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Ik ken het officiële beleid van de stad Sotsji met betrekking tot het verwijderen van zwerfdieren niet. Ik kan hierover dan ook geen oordeel vellen. Het persbericht geeft mij onvoldoende aanleiding de Russische overheid hierop aan te spreken.
Is het waar dat er in Sotsji al gif is gestrooid, met als doel het doden van zwerfdieren?
Bij een bezoek aan Sotsji vorige maand van Ambassademedewerkers is geconstateerd dat onder meer in de nabijheid van het Olympisch Dorp (in aanbouw) zwerfhonden aanwezig waren, die zich daar ongestoord ophielden.
Dat duidt erop dat er in ieder geval op dat moment geen grootschalige actie gaande was met het oog op het opruimen van deze zwerfdieren. Sotsji is een toeristenstad waar veel mensen met kinderen op straat lopen. Het strooien van gif is daarom onwaarschijnlijk gezien de gezondheidsrisico’s voor mensen.
Bent u bereid met uw buitenlandse collega’s een discussie te voeren met het doel mogelijke dodingsacties in de toekomst te voorkomen, gezien de verschillende dodingsacties die afgelopen jaren in de aanloop naar internationale sportwedstrijden hebben plaatsgevonden, zoals in China2 en Oekraïne?3 Zo nee, waarom niet?
Zwerfdieren vormen een risico voor de volksgezondheid. Het is daarom begrijpelijk dat de Russische autoriteiten zoeken naar een aanpak voor dit probleem. Het is daarbij aan de Russische autoriteiten zelf om te bepalen op welke wijze het probleem van zwerfdieren wordt aangepakt. Uiteraard vind ik dat, indien het noodzakelijk is om dieren te doden, dit op een diervriendelijke wijze dient te gebeuren. Door de OIE (World Organisation of Animal Health), waarbij ook Rusland is aangesloten, zijn richtlijnen en aanbevelingen opgesteld over de aanpak van zwerfdieren. Ik ga ervan uit dat de Russische autoriteiten bij de aanpak van zwerfdieren de aanbevelingen van de OIE volgen. Ik zie derhalve geen noodzaak om met mijn buitenlandse collega’s in contact te treden.
Het initiatief Second love |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het initiatief Second love, dat ook in diverse media adverteert?
Ja
Onderkent u dat het voor de vitaliteit en draagkracht van de samenleving van cruciaal belang is dat burgers werken aan sterke relaties en gezinnen? Welke initiateven onderneemt u om het versterken van relaties juist te bevorderen?
Het oordeel dat Second love een bom legt onder relaties laat ik voor uw rekening.
Relaties en relatievorming maken naar het oordeel van het kabinet deel uit van het privédomein van individuele burgers. Het nemen van verantwoordelijkheid hiervoor kan door de overheid niet worden «opgelegd». Dit laat onverlet dat burgers die behoefte hebben aan relatieondersteuning adequaat geholpen worden.
De verantwoordelijkheid voor het realiseren van relatieondersteunend hulpaanbod is neergelegd bij gemeenten en Centra voor Jeugd en Gezin. Gemeenten hebben een belangrijke rol als het gaat om het beschikbaar stellen van lichtere vormen van hulpverlening en (in toenemende mate) de algemene regie op een goed op elkaar aansluitend pakket van beschikbare hulpverlening. Dit geldt ook voor hulpaanbod op het gebied van relatieondersteuning. De rol van gemeenten zal na de decentralisatie van de zorg voor jeugd op dit laatste terrein nog veel belangrijker worden.
Om gemeenten en Centra voor Jeugd en Gezin te ondersteunen bij het vormgeven van relatieondersteunend aanbod, is de handreiking «Relatieondersteunend aanbod voor (aanstaande) ouders» ontwikkeld. In deze handreiking is het in Nederland beschikbare hulpaanbod op het gebied van relatieondersteuning beschreven. Op de website www.voordejeugd.nl is de handreiking via de link http://www.voordejeugd.nl/actueel/nieuws/288-relatieondersteunend-aanbod-voor-aanstaande-ouders te downloaden.
Wat is uw visie op het feit dat Second love door middel van reclames een bom legt onder relaties, zelfs wanneer het goede huwelijken betreft? Bent u van mening dat dergelijke initiatieven onwenselijk zijn, mede in het licht van de eigen kracht van sociale verbanden, die in het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg juist sterk wordt benadrukt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat het onwenselijk is dat de publieke omroep wordt benut om actief relaties te ondergraven? Zo nee, waarom niet?
De overheid heeft geen inhoudelijke bemoeienis met en ook geen oordeel over reclame-uitingen. Dit om de vrijheid van meningsuiting en expressie te waarborgen. Adverteerders zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud van hun reclame-uitingen.
Reclame-uitingen worden beoordeeld door de Reclame Code Commissie. Deze toetst aan de hand van de Nederlandse Reclame Code of reclame strijdig is met het algemeen belang, de openbare orde of de goede zeden. Het is aan een ieder die van mening is dat een reclame daarmee in strijd is, klachten in te dienen om de mogelijke overtreding vast te laten stellen.
Op grond van de Mediawet is de STER bij de Nederlandse Reclame Code aangesloten. De STER houdt zich strikt aan de normen van de Reclame Code Commissie.
Welke invulling moet in dit verband worden gegeven aan de verantwoordelijkheid die media volgens de wet hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Rijopleidingen en het opleiden van rijinstructeurs door het UWV |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «UWV het schip in met omscholing»?1
Ja.
Klopt het dat er een hoog aantal uitvallers is bij de opleiding tot rijinstructeur die via het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt aangeboden?
Het aantal uitvallers bij de opleiding rijinstructeur wijkt niet af van de gemiddelde uitval bij de opleidingen in het kader van de re-integratie van uitkeringsgerechtigden.
Was de selectie van de cursisten die werden toegelaten tot de opleiding voor rijinstructeur adequaat?
Ja. Alvorens de cliënt aan een opleiding begint toetst de Arbeidsdeskundige of de werkcoach de deelname aan de opleiding aan het scholingsprotocol van UWV. Nagegaan wordt of de scholing noodzakelijk is voor betrokkene, of de scholing voldoet aan de regelgeving, de kosten opwegen tegen de baten en of de cursist schoolbaar is.
Wat voor maatregelen heeft het UWV genomen om opleidingskosten terug te vorderen bij de (opzettelijk) afgehaakte cursisten?
Zoals in het artikel naar voren komt heeft UWV in het kader van het handhavingsbeleid in enkele gevallen een deel van het opleidingsgeld bij de cursist teruggevorderd via de uitkering. Bij (ernstige) verwijtbaarheid van de zijde van de cursist waardoor een opleiding niet wordt afgemaakt en niet wordt meegewerkt aan de re-integratie, wordt in het kader van het reguliere maatregelenbeleid een sanctie toegepast.
Klopt het bericht dat er door het faillissement van een opleidingsinstituut in één keer 500 cursisten zijn afgehaakt? Zo ja, wat is er gedaan om deze cursisten bij een ander opleidingsinstituut onder te brengen?
Het faillissement waarvan wordt gesproken speelde in 2011. Ongeveer 90 UWV-cliënten volgden ten tijde van het faillissement een door UWV ingekochte opleiding bij het instituut en via een leerbaanproject in samenwerking met een re-integratiebedrijf volgden nog eens 165 UWV-cliënten een opleiding bij het opleidingsinstituut. Met alle 255 cliënten is gesproken en is – voor zover aan de orde – met het re-integratiebedrijf en/of een andere opleider gezorgd dat zij hun opleiding konden afmaken.
Hoeveel opleidingen tot rijinstructeur zijn er sinds 2008 via het UWV aangeboden en hoeveel cursisten hebben de opleiding voltooid? Is het UWV nog steeds bezig met het opleiden van nieuwe rijinstructeurs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel cursisten volgen momenteel via het UWV de opleiding tot rijinstructeur?
UWV heeft op basis van eigen onderzoek over de betrokken jaren van 391 trajecten gegevens kunnen achterhalen. Van deze 391 trajecten zijn er 144 afgesloten met een plaatsing. Hiervan waren 14 plaatsingen in zelfstandige arbeid en 130 op een arbeidsovereenkomst. De overige deelnemers zijn niet aan de slag gekomen. Het in het persartikel genoemde aantal van ca 560 deelnemers omvat naast de opleidingen rijinstructeurs, ook de opleidingen heftruckbestuurder en vrachtwagenchauffeur.
Sinds 2012 kan UWV voor WW-ers geen trajecten of opleidingen meer inkopen. De inkoop van de opleiding tot rijinstructeur voor arbeidsgehandicapten is altijd al zeer gering geweest. Gelet op de slechte arbeidsmarktsituatie voor dit beroep is er thans nog minder aanleiding dan voorheen om deze opleiding in te kopen.