Orgaanroof in China |
|
Mona Keijzer (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de door het Europees Parlement aangenomen resolutie over orgaanroof in China?1
Ja.
Deelt u de ernstige verontrusting van het Europees Parlement over de «aanhoudende en geloofwaardige berichten over het systematische, door de staat gesanctioneerde verwijderen van organen bij gewetensgevangenen in de Volksrepubliek China, onder meer bij grote aantallen Falun Gong-aanhangers die om hun geloofsovertuiging gevangen zijn gezet, en bij leden van andere religieuze of etnische minderheden»?
Het kabinet is bekend met de verschillende berichten en deelt de verontrusting over berichten over onvrijwillige orgaandonaties. China heeft erkend dat de meeste organen die in China worden getransplanteerd afkomstig zijn van geëxecuteerde gevangenen. Echter, onafhankelijke verificatie of bevestiging van onvrijwillige verwijdering bij gewetensgevangenen, zoals Falun Gong beoefenaars of religieuze of etnische minderheden, is tot op heden niet mogelijk gebleken.
Klopt het dat de VN-commissie tegen foltering en de speciale VN-rapporteur inzake foltering hun bezorgdheid hebben uitgesproken over de beschuldigingen van orgaanverwijdering bij gevangenen, en de regering van de Volksrepubliek China hebben opgeroepen tot meer verantwoordingsplicht en transparantie in het systeem van orgaantransplantatie en tot bestraffing van degenen die verantwoordelijk zijn voor misbruik? In hoeverre is China hieraan tegemoet gekomen?
Het klopt dat de VN-commissie tegen foltering en de speciale VN-rapporteur inzake foltering hun bezorgdheid hebben uitgesproken over de beschuldigingen die zijn gedaan in het rapport van Kilgour en Matas. De Chinese overheid schrijft in de brieven aan de VN mensenrechtenraad als reactie op de beschuldigingen dat deze ongegrond zijn en het pure fabricaties van de Falun Gong betreffen. China stelt o.a. dat een onderzoek is verricht in het ziekenhuis Sujiatan in Shenyang, waar illegale verwijdering van organen zou plaatsvinden. Uit hun onderzoek bleek dat geen sprake zou zijn van illegale orgaanverwijdering. Voorts stelt China dat de cijfers in het rapport van Kilgour en Matas niet kloppen, omdat China in de periode van 2000–2005 geen officiële statistieken in orgaantransplantaties zou hebben bijgehouden. In 2006 is nationale regelgeving aangenomen die expliciet gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel strafbaar stelt. Sinds 2011 is ook «forced organ removal, forced organ donation or organ removal from juveniles» strafbaar. In het uiterst geval kan daarvoor de doodstraf opgelegd worden. Echter, Nederland en de EU blijven bezorgd over de implementatie van de regelgeving en de onvoldoende duidelijkheid over de afkomst van organen.
Klopt het dat VN-commissie tegen foltering en de speciale VN-rapporteur inzake foltering geen antwoord hebben gekregen op verzoeken aan China in 2006 en 2008 om uitleg over de significante stijging van het aantal orgaantransplantaties sinds het begin van de vervolging van de Falun Gong? Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de kwestie van orgaanverwijdering in China hoog op de agenda van de EU te zetten, aan te sturen op publiekelijke veroordeling van China, medewerking van China te eisen aan de VN-onderzoeken, alsmede te pleiten voor grondig en transparant onderzoek door de EU naar de praktijken op het gebied van orgaantransplantatie in China?
Het kabinet deelt de mening dat orgaanverwijdering zonder instemming van de persoon onaanvaardbaar is. Nederland zal zich blijven inspannen om deze kwestie op de agenda van de EU te houden. De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Ashton heeft toegezegd deze zorgen bij de Chinese autoriteiten aan de orde te blijven stellen. In het kader van de bilaterale mensenrechtendialoog tussen de EU en China zijn deze zorgen eerder opgebracht, waarbij China gevraagd is duidelijkheid te geven over het aantal uitgevoerde doodstraffen en orgaantransplantaties. Nederland zal, zowel bilateraal als in het kader van de EU, bezien welke andere kanalen geschikt zijn om deze kwesties met de Chinese autoriteiten te bespreken. Nederland en de EU zullen bij China blijven aandringen op implementatie van de Chinese nationale regelgeving die gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel expliciet strafbaar stelt.
Heeft u kennisgenomen van de bevindingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel waaruit blijkt dat ten minste 27 personen in Nederland in de afgelopen 10 à 15 jaar naar orgaanexporterende landen als China, India, Irak en Iran en Pakistan zijn afgereisd?2
Ja. In de zevende rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel wordt gesteld dat er enige indicaties zijn die er op duiden dat sprake is van «orgaantoerisme» door personen uit Nederland naar orgaanexporterende landen. In dit verband worden in deze rapportage interviews vermeld met een chirurg, acht nefrologen en vier transplantatiecoördinatoren uit Nederland, waaruit naar voren kwam dat zij in totaal 27 personen kenden die in de afgelopen tien à vijftien jaar een orgaantransplantatie ondergingen in landen als China, India, Irak en Iran en Pakistan. In 2012 heeft de Nationaal Rapporteur overigens het rapport «Mensenhandel met het oogmerk van orgaanverwijdering en gedwongen commercieel draagmoederschap» uitgebracht, waarin wordt aangegeven dat nauwelijks gevallen van mensenhandel met het oogmerk van orgaanverwijdering in Nederland zelf of door Nederlanders bekend zijn.
Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om Nederlanders daarvan in de toekomst te weerhouden, bijvoorbeeld op het gebied van voorlichting? In hoeverre is aanscherping van wetgeving op dit punt mogelijk en wenselijk?
Het «om niet»-principe en uitdrukkelijke, voorafgaande toestemming van de donor zijn in Nederland belangrijke uitgangspunten bij orgaandonatie en vastgelegd in de Wet op de orgaandonatie (WOD). In 2010 is het Besluit Zorgverzekeringen aangepast. Aanleiding voor deze aanpassing waren de problemen waarmee zorgverzekeraars werden geconfronteerd in geval van declaraties van transplantaties buiten Nederland waarbij er sprake was van het afstaan van een orgaan door een levende donor tegen betaling. Transplantaties komen nu alleen nog voor vergoeding in aanmerking als deze zijn uitgevoerd binnen de Europese Unie, in een van de landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte of in een andere staat indien de donor woonachtig is in die staat en de echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant in de eerste, tweede of derde graad van de verzekerde is.
Om te voorkomen dat mensen financieel nadeel ondervinden van het bij leven doneren van organen is per 1 juni 2009 de subsidieregeling Donatie bij leven in werking getreden. Deze regeling komt de donor tegemoet in de kosten die een direct gevolg zijn van de donatie, voor zover deze niet op enige andere manier vergoed worden.
In geval van onvrijwillige orgaandonatie kan sprake zijn van een vorm van mensenhandel en dit is strafbaar op grond van artikel 273f Wetboek van Strafrecht. Verder is relevant dat met de wet ter implementatie van de richtlijn mensenhandel – die 5 november 2013 door de Eerste Kamer is aangenomen en per 15 november 2013 in werking is getreden, het vereiste van dubbele strafbaarstelling is komen te vervallen voor mensenhandel gepleegd door Nederlandse onderdanen buiten Nederland.
Om te voorkomen dat mensen hun toevlucht zoeken tot een illegale transplantatie in het buitenland wordt op de website van de Nederlandse Transplantatie Stichting gewezen op de gevaren en het mogelijk illegale karakter van een transplantatie in het buitenland. Deze website wordt mogelijk gemaakt met subsidie van het Ministerie van VWS.
Welke Nederlandse ziekenhuizen werken op dit moment samen met Chinese ziekenhuizen die verdacht worden van of waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij de orgaanroof van gevangenen?
Er zijn geen gevallen bekend van samenwerking tussen Nederlandse ziekenhuizen met Chinese ziekenhuizen die verdacht worden van orgaanroof van gevangenen. Aangezien onafhankelijke verificatie of bevestiging van de verdachtmakingen tot nu toe niet mogelijk is gebleken, is het opstellen van een zwarte lijst van Chinese ziekenhuizen niet aan de orde.
Bent u bereid een zwarte lijst op te stellen van Chinese ziekenhuizen die betrokken zijn bij orgaanroof van gevangenen, waar Nederlandse ziekenhuizen, bedrijven en instellingen geen zaken mee zouden mogen doen die direct of indirect bijdragen aan deze praktijken?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat de geleidelijke afschaffing van orgaanverwijdering bij geëxecuteerde gevangenen in China nog tot 2015 doorloopt? Bent u bereid bij de regering van de Volksrepubliek China aan te dringen op onmiddellijke beëindiging van de praktijk van orgaanverwijdering bij gewetensgevangenen en leden van religieuze en etnische minderheden?
Zie antwoord op vraag 5.
Bent u bereid in het kader van de onlangs hervatte bilaterale mensenrechtenconsultaties met China uitdrukkelijk aandacht te vragen voor de zeer zorgelijke praktijken op het gebied van orgaantransplantatie in China?
Zie antwoord op vraag 5.
Het handelen van topambtenaren inzake de problemen op de longchirurgie/intensive care afdelingen van het VUmc |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de radio-uitzending over de handelwijze van broer en topambtenaar Harry Paul en oud-Inspecteur-Generaal van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Van der Wal inzake de positie van longchirurg Rick Paul in het VUmc?1
Ik heb kennis genomen van de uitzending. Zie voorts mijn antwoorden op de vragen hierna.
Bent u bereid tot op de bodem te laten uitzoeken of Harry Paul zijn positie als topambtenaar heeft misbruikt om zijn broer Rick te helpen? Is hier sprake van laakbaar handelen, waarbij de integriteit van de topambtenaar in het geding is, zoals geraadpleegde deskundigen in de Argosuitzending op basis van vertrouwelijke stukken melden? Wat betekent dit voor het huidig functioneren van deze topambtenaar?
Naar aanleiding van de bedoelde radio-uitzending heeft de Minister van Economische Zaken zich actief laten informeren over de kwestie en de handelwijze daarin van dhr. H. Paul (thans inspecteur-generaal van de NVWA). Het beeld dat daaruit naar voren is gekomen is niet dat dhr. Paul zijn positie als topambtenaar heeft misbruikt of dat anderszins door laakbaar handelen zijn integriteit in het geding is gekomen.
Hoe beoordeelt u het handelen van oud inspecteur-generaal Van der Wal in deze kwestie? In hoeverre heeft hij zich bemoeid met deze kwestie, waarbij hij mogelijk op een onterechte wijze is beïnvloed door contacten tussen hem en topambtenaar Harry Paul?
In de radio-uitzending van Argos d.d. 1 februari jl, wordt de suggestie gewekt dat het toezicht van de IGZ op het VUmc is beïnvloed door contacten tussen de toenmalig inspecteur-generaal (IG) van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ), de heer Van der Wal en topambtenaar H. Paul. Inhoudelijk was de heer Van der Wal als IG niet betrokken bij de behandeling van deze casus door de IGZ. Wat betreft het contact tussen de voormalig IG Van der Wal en de heer H. Paul: zij spraken elkaar met enige regelmaat tijdens werkgerelateerde bijeenkomsten. Bij die ontmoetingen is in enkele gevallen het conflict dat speelde in het VUmc en waarover op dat moment veel publiciteit gaande was, kort en informeel aan de orde geweest.
De heer Van der Wal heeft mij, gelet op de toenmalige aandacht vanuit de media en omwille van de transparantie, eenmalig en mondeling gemeld dat de broer van de betrokken arts topambtenaar H. Paul was, maar dat van geen enkele betrokkenheid bij of beïnvloeding van de zaak sprake is geweest of zal zijn.
Bent u bereid ook het functioneren van de IGZ onder de loep te nemen, gezien deze nieuwste feiten, waarbij veiligheidsdeskundige Klein zijn bevreemding uitspreekt over het feit dat de IGZ het door het VUmc beoogde integrale onderzoek naar het overlijden van patiënt Van Tongeren, waarbij zowel de problemen op de operatietafel waarbij Rick Paul was betrokken als de problemen op de intensive care zouden worden uitgezocht, niet nodig achtte? Is ontmoedigen van een dergelijk onderzoek niet «ongebruikelijk», zoals deskundige Abel zegt? Is een onderzoek naar het handelen van de IGZ niet te meer gewenst, om elke schijn van ongewenste beïnvloeding van de IGZ door externe factoren uit te sluiten? Dient in deze niet de onderste steen boven te komen?
Het beleid van de IGZ is er op gericht dat zorginstellingen in eerste instantie zelf adequaat onderzoek doen naar een melding en daar lering uit trekken. Nadat de IGZ de onderzoeksresultaten ontvangt oordeelt zij of nader onderzoek, bijvoorbeeld door de IGZ zelf, in de rede ligt. Dit beleid heb ik vastgelegd in de «Leidraad Meldingen» van de IGZ. Het eigen onderzoek in deze casus is door VUmc in november 2011 in gang gezet. Ook werd door het VUmc een externe commissie samengesteld om onderzoek te doen.
Begin januari 2012 constateerde de IGZ dat het VUmc het in november 2011 gestarte eigen onderzoek onverwacht had gestopt. Dit was voor de inspectie aanleiding om op 9 januari 2012 met de raad van bestuur van het VUmc in gesprek te gaan. Het VUmc bleek alleen een onderzoek te willen laten uitvoeren door een externe commissie. Op basis van de onderzoeksopzet constateerde de inspectie dat dit beoogde externe onderzoek weliswaar breed van opzet was maar dat specifiek onderzoek naar de betreffende melding ontbrak. De IGZ heeft in het gesprek aangegeven dat het VUmc in ieder geval het eigen onderzoek diende uit te voeren en dat een onderzoek door een externe commissie een goede zaak is, mits de leden onafhankelijk en deskundig zijn. Hierop heeft het VUmc besloten om het eigen onderzoek af te ronden. Gelet op de feitelijke gang van zaken is het dus onjuist om te stellen dat de IGZ onderzoek door een externe commissie niet nodig achtte of zou hebben ontmoedigd.
Het VUmc heeft in het eigen onderzoek het hele proces in deze casus – vanaf de verwijzing, de preoperatieve fase, de operatie zelf, de postoperatieve fase tot en met het overlijden van de patiënt – onderzocht. Dit onderzoek is door de IGZ beoordeeld. Daarbij is de IGZ tot de conclusie gekomen dat de casus zorgvuldig door het VUmc is onderzocht en dat er, gelet op de patiëntveiligheid, door het ziekenhuis voldoende verbetermaatregelen zijn genomen en besloot dat verder onderzoek door IGZ niet noodzakelijk was.
Het stond de raad van bestuur van het VUmc vrij om parallel aan of na afronding van het door de IGZ gevraagde interne onderzoek een externe partij of commissie opdracht te geven om onderzoek uit te voeren. De raad van bestuur heeft hier evenwel niet voor gekozen.
Gelet op het bovenstaande concludeer ik dat de IGZ volgens de Leidraad heeft gehandeld en acht ik het niet noodzakelijk om nader onderzoek te doen naar het functioneren van de IGZ in deze casus, noch om de IGZ in te schakelen om het VUmc te vragen alsnog een extra onderzoek te laten doen door externe deskundigen.
Is niet – gezien het feit dat Rick Paul weer werkzaam is op de afdeling longchirurgie – het integrale externe onderzoek dat het VUmc aanvankelijk wilde doen noodzakelijk om volstrekte helderheid te krijgen over de feitelijke gang van zaken rondom het overlijden van de patiënt Van Tongeren? Bent u bereid – ook in het belang van de patiëntveiligheid – de IGZ te verzoeken het VUmc alsnog dit integrale onderzoek door externe deskundigen te laten doen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het handelen van de betrokken arts(en) en het VUmc inzake het nabespreken en begeleiden van de familie na het overlijden van de heer Van Tongeren? Is het oordeel van deskundige Klein juist dat de familie ernstig tekort is gedaan, omdat de behandelend arts uit «strategische overweging» een gesprek met de familie heeft uitgesteld? Kunt u zich de beleving van de familie voorstellen dat het heel ver gaat als een dergelijk «spel» wordt gespeeld? Hoe dient het VUmc richting de familie thans te handelen?
Het is belangrijk dat nabestaanden goed en tijdig worden geïnformeerd. Wanneer een nagesprek met nabestaanden uit strategische overweging zou worden uitgesteld en dit niet in het belang is van de betreffende nabestaanden, dan is dat geen goede zaak. Hoe het VUmc op dit moment richting de familie dient te handelen is primair aan het VUmc zelf. Ik kan mij voorstellen dat het VUmc het initiatief neemt om bij de nabestaande na te gaan in hoeverre behoefte is aan nazorg of een nader gesprek.
Een mogelijk nieuw steunpakket voor Griekenland |
|
Arnold Merkies |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Klopt het dat vorige week tijdens de Ecofin en Eurogroep gesproken is over een mogelijk nieuw steunpakket voor Griekenland? Indien ja, waarom is dat niet gemeld in het verslag?
Nee dat klopt niet. Tijdens de Eurogroep van 27 januari jl. hebben we gesproken over de voortgang van de implementatie van het huidige Griekse leningenprogramma. Een eventueel nieuw steunpakket voor Griekenland is niet aan de orde geweest.
Is het waar dat de Trojka heeft geconcludeerd dat Griekenland dit jaar een financieringsgat heeft van 15 miljard euro?
Nee. De trojka heeft nog geen conclusies getrokken over een financieringsgat dit jaar. De huidige voortgangsmissie van de Trojka is tot op heden niet afgerond. Pas na afronding van deze missie zal de Trojka kunnen concluderen of er sprake is van een financieringgat.
Kunt u bevestigen dat er een nieuw steunpakket wordt voorbereid ter waarde van 10 tot 20 miljard euro, zoals de Duitse Minister van Financiën zou hebben aangegeven? Indien ja, wat is uw inzet wat betreft hoe het steunpakket eruit moet zien?
Zoals ik u heb geïnformeerd bij brief van 2 september 2013 (Kamerbrief «Financiële steun aan Griekenland», met kenmerk BFB2013–11246M) kan in de loop van 2014, wanneer de huidige programmaperiode ten einde loopt, worden beoordeeld of Griekenland aan de programmavereisten heeft voldaan en of er zicht is op markttoegang. Op dat moment kan pas worden bezien of en op welke wijze invulling gegeven kan worden aan een nieuw steunpakket.
Waarom wordt er gesproken over een nieuw steunpakket terwijl de volgende tranche van het huidige pakket steeds niet kan worden uitgekeerd omdat Griekenland de gemaakte afspraken niet nakomt?
Op dit moment wordt alleen gesproken over de voortgang in het huidige programma. Op 27 februari heeft de Eurogroep Griekenland opgeroepen voortgang te maken met de implementatie van de nog openstaande punten, zodat de Trojka spoedig terug kan keren naar Athene om de voortgangsmissie af te ronden (zie verslag Eurogroep en Ecofin Raad van 27 en 28 januari 2014 met kenmerk BFB 2014–192M, d.d. 31 januari 2014).
Klopt het dat een schuldherstructurering zoals bepleit door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geen onderdeel uitmaakt van het steunpakket in voorbereiding? Indien ja, waarom niet?
Zoals in bovenstaande antwoorden aangegeven is er nog niet gesproken over een derde steunpakket en de invulling daarvan.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg Eurogroep/Ecofin Raad gepland op 13 februari a.s.?
Ja.
De controle op kwartsstofemissies op bouwplaatsen |
|
Paulus Jansen , Paul Ulenbelt |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Op welke wijze controleert de Inspectie SZW de naleving van wettelijke eis (MAC-waarde) voor kwartsstof op bouwplaatsen? Kunt u daarbij ingaan op aspecten als
Controle en toezicht op de blootstelling aan het kankerverwekkende kwartsstof op bouwplaatsen gebeurt door middel van inspecties op locatie. Daarbij controleert de Inspectie SZW op basis van een visuele inspectie of de aard, mate en duur van de blootstelling aan kwartsstof is beoordeeld en of op basis van die beoordeling de juiste maatregelen zijn genomen. Ondersteunend aan de controles worden brancheorganisaties middels publicatie en voorlichting geïnformeerd over de gevaren van blootstelling aan kwartsstof.
Van veel toegepaste bouwmaterialen is bekend dat deze hoge concentraties aan kwarts bevatten. Bij bewerken van deze materialen, zoals zagen, boren, schuren, slijpen, slopen, etc. komt kwartsstof vrij. Kwartsstof is kankerverwekkend en er moet dus door de werkgever voldaan worden aan art 4.13–4.21 Arbobesluit. In arbocatalogi voor de bouw wordt op de gevaren van kwarts gewezen, (www.arbocatalogi-bouwnijverheid.nl).
Bij inspectieprojecten voor de bouw is steeds aandacht voor de risico’s en aanpak van gevaarlijke stoffen, met name de blootstelling aan kwartsstof. Bij reguliere bouwplaatsinspecties, ca. 2.000 per jaar, is er altijd aandacht voor het onderwerp gevaarlijke stoffen. Ook zijn er specifiek op kwartsstof gerichte inspectieprojecten uitgevoerd.
In het najaar van 2013 is gedurende 6 weken een inspectieproject gehouden, specifiek op bewerken van kwartshoudende bouwmaterialen met handgereedschappen. Dit betrof 441 inspecties.
Dit gebeurt aselect, op basis van risicoherkenning, kennis van bouwwerkzaamheden en bouwmaterialen van inspecteurs. Daarnaast worden klachten met betrekking tot kwarts altijd onderzocht.
Uitgangspunt is dat de inspectie onaangekondigd plaats vindt.
Wat is het beeld over de naleving van de voorschriften op grond van de uitgevoerde controles?
De Inspectie SZW constateerde dat de aandacht voor de kwartsstofproblematiek was verminderd. Innovatie in nieuwe technieken en apparatuur was tot stilstand gekomen, dit terwijl fabrikanten juist waren aangespoord geschikte apparatuur te ontwikkelen en of te verbeteren.
Het bovengenoemde inspectieproject heeft veel impact gehad en het onderwerp «kwartsstof» weer op de kaart gezet.
Door een groep grote aannemers is een intentieverklaring ondertekend waarin zij publiekelijk uitspreken dat op hun bouwplaatsen, ook door onderaannemers, stofvrij gewerkt wordt.
De verwachting is dat fabrikanten onder impulsen van de vraag naar geschikte apparatuur, innovatief aan de slag gaan.
Gedurende de 6 weken durende inspectieactie zijn 441 inspecties uitgevoerd specifiek op bewerken van kwartshoudende materialen met handgereedschap. In ruim 15% van de controles werden de werkzaamheden stilgelegd en 23 maal is een boete aangezegd.
Zijn er specifieke voorschriften inzake: Zo ja, welke? Zo nee, onderschrijft u dat deze parameters een grote invloed hebben op de effectiviteit van kwartsstofbestrijding? Bent u bereid om dergelijke voorschriften op te stellen?
In de Arbowetgeving staat dat de werkgever gebruik dient te maken van adequate arbeidsmiddelen om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk te voorkomen.
Op het juiste gebruik en onderhoud van deze arbeidsmiddelen moet worden toegezien.
Er worden geen specifieke voorschriften gegeven omdat (sinds 2007) in de regelgeving vooral doelvoorschriften gegeven worden. Het is dan de verantwoordelijkheid van de werkgever om specifieke maatregelen te nemen zodanig dat de blootstelling aan kwartsstof aanvaardbaar is.
De wettelijke eisen zijn niet gericht op apparatuur maar gericht op het voorkomen van blootstelling. De werkgever heeft, op basis van artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, de verplichting om bij kans op blootstelling aan kwartsstof, de aard, mate en duur van die blootstelling te beoordelen. Voor het doeltreffend vaststellen van het blootstellingsniveau dient gebruik te worden gemaakt van geschikte meetmethodes of kwantitatieve evaluatiemethodes. Vervolgens moeten, op basis van de beoordeling, maatregelen en voorzieningen worden getroffen om de blootstelling zoveel mogelijk te voorkomen, in ieder geval onder de wettelijke grenswaarde van 0,075 mg/m3.
Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd met apparatuur waarvoor op de website van TNO (www.stofvrijwerken.nl) een prestatietoets is opgenomen of de werkzaamheden worden uitgevoerd met stofafzuiging uit de keuzewijzer van Arbouw (www.stofvrijwerken.nl), en de toepassingsvoorwaarde daarbij in acht genomen worden, dan hoeft de werkgever zelf geen beoordeling van de blootstelling meer uit te voeren. Er wordt dan gewerkt met apparatuur en op een manier waarvan bewezen is dat daarmee blootstelling voldoende beheerst wordt. Er staat daarbij ook aangegeven dat er eventueel ook met aanvullende ademhalingsbescherming gewerkt dient te worden.
Wanneer in de praktijk blijkt dat de toepassingsvoorwaarden afwijken van de voorwaarden vermeld op de site van TNO of Arbouw (bijvoorbeeld langere slangen), dan dient de werkgever zelf aan te tonen dat de blootstelling onder de grenswaarde gewaarborgd blijft.
Bent u, Indien er uitsluitend visuele inspecties gehouden worden door de Inspectie SZW, bekend met de mogelijkheid1 om fijnstof-emissies realtime te monitoren en op afstand te bewaken?
Ja, daar ben ik bekend mee.
Ziet u, indien er uitsluitend visuele inspecties worden gehouden door de Inspectie SZW, meerwaarde in de inzet van portable meetsystemen voor de controle op fijnstofconcentraties tijdens bouwwerkzaamheden?
Ik zie de meerwaarde niet omdat die meetsystemen zich richten op fijnstof, en niet op kwartsstof waarvoor andere (niet met de portable meetsystemen meetbare) grenswaarden gelden
Bovendien meten de portable meetsystemen in de omgeving en niet, zoals moet bij kwartsstof, in de ademzone. Het is geen blootstellingsbeoordeling conform de arbowet. Het werkt alleen kostenverhogend voor de werkgever. Het is wel een indicatie voor fijnstof.
Portable meetsystemen, zoals in het door u aangehaalde proefproject, kunnen inzage geven in de concentratie fijnstof tijdens het uitvoeren van kwartsbewerkingen. Dergelijke metingen kunnen door de werkgever worden gebruikt om de aard, mate en duur van de blootstelling aan fijnstof tijdens bouwwerkzaamheden te beoordelen, bij voorkeur aangevuld met persoonlijke monstername op de persoon.
De inspecties van de Inspectie SZW richten zich op de blootstelling aan respirabel kwartsstof (waarvoor de wettelijke grenswaarde van 0,075 mg/m3 geldt), en niet op fijnstof.
De steunbetuiging van een PvdA-raadskandidaat aan islamitische terreurorganisaties |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat een kandidaat PvdA-raadslid via facebook steun betuigt aan islamitische terreurorganisaties?1
Ik heb kennisgenomen van het feit dat een PvdA-raadskandidaat bij diverse Facebook-pagina’s met een jihadistisch profiel de zogenaamde «like» knop heeft aangeklikt.
Deelt u de mening dat het meer dan verwerpelijk is dat een potentieel volksvertegenwoordiger zichzelf linkt en steun betuigt aan gewelddadige islamitische terreurgroepen zoals ISIS en Al-Nusra? Zo nee, waarom niet?
De betreffende PvdA-raadskandidaat heeft recentelijk middels het social media forum Twitter verklaard dat zij «voor studie [...] organisaties die ver van mijn opvattingen af staan» volgt. Tevens verklaart zij «wat ik «like» volg ik, maar steun ik vaak niet».2 Om hun maatschappelijke functie goed te kunnen uitoefenen, staat het ook kandidaats-raadsleden vrij om Facebook en andere sociale media te gebruiken om zo op de hoogte te blijven van (actuele) ontwikkelingen, gedachten, ideeën en opvattingen in de maatschappij.
Zoals ik ook in de samenvatting van het 35ste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN35) van 25 februari 2014 aan uw Kamer heb geschreven, beschouw ik de aanhoudende openlijke jihadistische manifestaties op social media zoals Facebook als zorgelijk. De steunbetuigingen en het tonen van loyaliteit aan groepen als de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL) en Jabhat al Nusra (JaN), de twee dominante internationaal georiënteerde jihadistische groeperingen in Syrië, zijn verontrustend.
Hoewel jihadisten met hun ideologische opvattingen over het algemeen niet direct aanzetten tot geweld in Nederland, kan het fanatisme waarmee zij een fel antiwesterse en gewelddadige ideologie uitdragen op den duur wel degelijk opruiend werken en leiden tot legitimering van gewelddaden tegen westerse doelwitten.
Is de betreffende PvdA-raadskandidaat nog aan andere islamitische terreurorganisaties gelinkt? Zo ja, aan welke organisaties en op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre wordt door de link en de steunbetuigingen van de betreffende PvdA-raadskandidaat opgeroepen tot geweld tegen christenen, joden, ongelovigen en andere niet-moslims?
Zie antwoord vraag 2.
Grote weerstand tegen het gevoerde afvalbeleid voor de binnenvaart |
|
Eric Smaling |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Hoe verklaart u dat slechts 245 van de circa 10.000 schepen in de verdragsluitende staten van het CDNI (Verdrag inzake de Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in de Rijn- en Binnenvaart), waarvan 6.000 in Nederland, een abonnement hebben afgesloten voor het afgeven van afval langs rijksvaarwegen?
Het abonnement voor de afgifte van «overig scheepsbedrijfsafval» is niet verplicht. De scheepvaart kan ook gebruik maken van alternatieve mogelijkheden zoals de faciliteiten van havens en gemeenten voor de afgifte van het overige bedrijfsafval.
Het staat de schipper verder vrij om zelf afspraken te maken met een inzamelaar. Voor veel schippers is het afsluiten van een abonnement, waarmee zij langs de rijksvaarwegen afval kunnen afgeven, dus niet noodzakelijk. Het huidige inzamelnetwerk dat hoort bij het abonnement is een extra dienst voor schepen die weinig of niet in havens komen.
Deelt u de mening dat het feit dat het merendeel van de binnenvaartschippers geen huisvuilabonnement heeft afgesloten, aantoont dat er geen draagvlak is voor deze nationale regeling?
Nee, die mening deel ik niet. Ik ben wel bekend met het feit dat in de binnenvaartsector het draagvlak voor een betaald abonnement uiteenloopt.
Wat is de reden dat een schipper tweemaal moet betalen voor het verwerken van huisvuil, namelijk eenmaal bij de gemeente van inschrijving en nogmaals middels het aparte abonnement voor de binnenvaart?
Het afval van binnenvaartschepen wordt gezien als bedrijfsafval. Iedere bedrijfssector in Nederland betaalt voor zijn afval. De overheid kan en wil niet langer betalen voor de uitzonderingspositie die de binnenvaart – als enige bedrijfssector in Nederland – hier tot voor kort in had. Dit staat los van de bijdrage die men betaalt in de gemeente waar men woont.
Het afsluiten van een abonnement voor de afgifte langs de rijksvaarwegen is zoals aangegeven bovendien niet verplicht.
Wanneer u uitgaat van het principe «de vervuiler betaalt», waarom betaalt dan iedereen hetzelfde tarief, ongeacht het aantal dagen dat men in Nederland vaart, de grootte van het schip of het aantal opvarenden?
Het systeem is vergelijkbaar met andere vormen van afvalstoffenheffing in Nederland. Het is een vorm van indirecte betaling. Wanneer rekening gehouden zou worden met de genoemde factoren, dan zouden de administratieve lasten erg hoog worden.
Wat is, in het kader van «de vervuiler betaalt», de omvang van de afvalstromen van het binnenvaartbedrijfsleven en hoe hoog zijn de kosten voor inzameling en verwerking hiervan, binnen het CDNI-verdrag?
Van de volledige afvalstromen die de sector genereert heb ik geen exacte gegevens. Historische cijfers over huisvuil zijn namelijk niet bekend, omdat schippers dit voorheen gratis af konden geven, zowel langs de rijksvaarwegen als daarbuiten.
Bij het bepalen van het abonnementstarief van € 469 per jaar is uitgegaan van een hoeveelheid afval per schip per jaar, te weten
Uitgangspunt is dat het abonnementstarief in beginsel kostendekkend dient te zijn. Het abonnementstarief zal daarom per jaar worden geëvalueerd en zo nodig naar boven of beneden worden bijgesteld.
Klopt het dat de uitzonderingspositie van de binnenvaart gerechtvaardigd is door het CDNI-verdrag? Zo ja, waarom is daarvan afgestapt? Zo nee, waarom is het verdrag tot stand gekomen destijds?
De binnenvaart was tot voor kort de enige bedrijfssector in Nederland die nog niet betaalde voor zijn bedrijfsafval. Aan die uitzonderingspositie is nu een eind gekomen. Dat is volledig in lijn met de uitgangspunten van het CDNI-verdrag: een verbod tot lozing van afval, vermindering van afvalproductie en invoering van het principe «de vervuiler betaalt».
Het Verdrag inzake verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart is in 1996 tot stand gekomen. Daarin is onder meer geregeld hoe schippers diverse soorten afval moeten afgeven, hoe het wordt ingezameld en hoe schippers of verladers moeten betalen voor de verwerking ervan.
Kunt u bevestigen dat u onlangs een brief heeft ontvangen ondertekend door Binnenvaart Logistiek Nederland, Koninklijke Schippersvereniging Schuttevaer, Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart, Algemeene Schippers Vereeniging, Federatie Oud Nederlandse Vaartuigen en Nederlands Platform voor WaterRecreatie, waarin u verzocht wordt om in overleg te gaan met binnenvaartorganisaties om tot een verdragbrede oplossing te komen? Zo ja, op welke termijn denkt u dat dit gesprek plaats gaat vinden?
Ja, dat kan ik bevestigen. Het eerste ambtelijke gesprek tussen vertegenwoordigers van mijn ministerie en de vertegenwoordigers van de binnenvaartorganisaties heeft op 28 januari plaatsgevonden. In dat overleg is besproken of het huidige inzamelnetwerk voldoende dekkend is.
Er is afgesproken dat de binnenvaartorganisaties komen met enkele scenario’s om het netwerk te optimaliseren. Daarbij zit ook een nul-variant, in die zin dat het aantal containers in de buurt van de huidige 25 ligt, maar de containers zo nodig anders worden verdeeld. Voor de verschillende varianten zal doorgerekend worden of deze uitvoerbaar zijn en tegen welk, kostendekkend, abonnementstarief. Dit zal vervolgens weer met de binnenvaartorganisaties besproken worden.
Hoe gaat u om met het risico dat schippers geconfronteerd worden met een stapeling van kosten als ook andere lidstaten een nationaal abonnement voor huisvuil invoeren?
In de eerder door mij beantwoorde Kamervragen (TK 2013–2014 nr. 930) heb ik aangegeven dat Nederland zich zal blijven inzetten voor een internationaal geharmoniseerd systeem en dat daarbij verschillende mogelijkheden bekeken worden.
Dit voorjaar staat de harmonisatie opnieuw op de internationale agenda. De uitgangspunten van een kostendekkende exploitatie en de «vervuiler betaalt» blijven daarbij overigens onverkort van kracht.
Hoe groot acht u de kans dat door het systeem met gesloten afvalcontainers de hoeveelheid zwerfvuil fors zal toenemen, ook gezien het beperkt aantal abonnementen dat is afgesloten om de afvalcontainers te kunnen openen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als een schipper geen abonnement wil afsluiten, kan hij gebruik maken van alternatieve afgiftemogelijkheden, bijvoorbeeld in havens.
In het nieuwe systeem, waarbij een afweging is gemaakt tussen enerzijds de kosten en anderzijds de wens tot een voldoende dekkend netwerk, kan het voorkomen dat schippers langer met hun huisvuil moeten rondvaren dan ze gewend waren.
Ik begrijp dat die nieuwe situatie door sommigen als onprettig kan worden ervaren. Maar dat kan en mag natuurlijk geen reden zijn voor de sector om afval ergens te dumpen. Afval dumpen buiten de officiële inzamelplaatsen is bovendien verboden en strafbaar.
Ik wil dan ook de medewerking van schippers vragen om zwerfvuil en illegale afvaldumping te voorkomen. We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de bescherming van het milieu. Rijkswaterstaat zal ook de komende tijd extra toezicht blijven houden op illegaal dumpen van afval en zo nodig proces-verbaal opmaken.
Klopt het dat er nu al meer ongedierte bij de sluizen wordt waargenomen, omdat er afval blijft slingeren dat de binnenvaartschipper niet meer kwijt kan? Kun u uw antwoord toelichten?
Het is mij niet bekend of er meer ongedierte bij sluizen wordt waargenomen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9 zullen medewerkers van Rijkswaterstaat extra toezicht houden op het illegaal dumpen van afval en zo nodig verbaliserend optreden, teneinde eventuele overlast te voorkomen.
Hoe gaat u om met de situatie dat nu de pleziervaarders ook hun vuil niet meer kwijt kunnen, omdat de afvalcontainers voorzien zijn van een slot? Moeten deze pleziervaarders ook een abonnement afsluiten?
Het CDNI-Verdrag geldt alleen voor de beroepsvaart. In het verleden was het voor recreatievaart mogelijk om ook gebruik te maken van de voorzieningen langs de rijksvaarwegen. Nu de containers worden afgesloten, kan dat niet meer zonder meer.
Ook voor de recreatievaart bestaat de mogelijkheid om (hetzelfde) abonnement af te sluiten bij de SAB. Daarnaast hebben zij de mogelijkheid om afval elders af te geven, bijvoorbeeld in jachthavens.
Kunt u een overzicht geven van de plaatsen waar de grootste problemen zijn ontstaan doordat de oorspronkelijke huisvuilbakken zijn verdwenen? Kunt u tevens een overzicht geven van de vuilafhandeling op de verschillende plekken gedurende de afgelopen jaren?
RWS heeft het aantal inzamellocaties met containers teruggebracht van circa 95 naar 25, om hiermee de kosten voor het abonnement te beperken. Bij het bepalen van de locaties is onder andere gekeken naar de intensiteit van het scheepvaartverkeer.
Daarnaast kan men huisvuil afgeven op de milieuboten, mits men een abonnement heeft afgesloten.
Rijkswaterstaat volgt de situatie nauwlettend. In december 2013 zijn twee afvalcontainers verplaatst (naar de sluiscomplexen van Eefde en Schijndel) om zo tot een betere dekking te komen.
Zoals ik bij vraag 7 heb aangegeven wordt in overleg met de scheepvaartsector bekeken of en hoe het inzamelnetwerk kan worden aangepast. Daarbij moet bedacht worden dat een uitbreiding van het netwerk niet alleen eenmalige investeringskosten met zich meebrengt, maar ook extra kosten voor het ophalen en verwerken van het afval. Dit kan leiden tot een stijging van het abonnementstarief.
Zie verder het antwoord op vraag 5.
Het bericht “Ex-patiënt staat met lege handen” |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u het bericht «Ex-patiënt staat met lege handen» gelezen?1
Ik heb kennis genomen van de problemen van patiënten die bij het Ruwaard van Putten nog schadeclaims in wilden dienen na het faillissement. Ik vind het vervelend voor deze patiënten dat zij in deze situatie terecht zijn gekomen, zij weten immers niet waar zij aan toe zijn
Hoe is de rechtsbescherming van patiënten op dit moment geregeld, als zij ten gevolge van een medische misser schade willen verhalen op een ziekenhuis dat failliet is gegaan?
Er heeft zich nooit eerder een soortgelijke casus voorgedaan. Donderdag 9 januari 2014 hebben de curatoren bekend gemaakt een kort geding aan te spannen tegen MediRisk. Dit kort geding heeft 28 januari 2014 gediend bij Rechtbank Midden-Nederland. Op 12 februari jl. heeft de rechtbank uitspraak gedaan. Deze is echter nog niet onherroepelijk, het is mogelijk dat één van de partijen hoger beroep instelt. Ik vind het derhalve niet opportuun om een inhoudelijk oordeel te geven over deze zaak. De uitspraak heeft immers gevolgen voor de positie van deze patiënten en of de verzekeraar al dan niet over dient te gaan tot het behandelen van deze claims, evenals het eventuele uitkeren van deze claims.
Deelt u de mening dat ook na een faillissement van een ziekenhuis een patiënt ten gevolge van een medische misser schade moet kunnen verhalen, en niet achteraan in de rij van schuldeisers hoeft aan te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat een patiënt ten gevolge van een medische misser ook na faillissement van een ziekenhuis schade kan verhalen (als ware het ziekenhuis niet failliet gegaan)?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol wilt u spelen om ervoor te zorgen dat patiënten ook na het faillissement van een ziekenhuis een goede rechtsbescherming houden als zij de dupe van een medische misser zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat de Gülen beweging in Nederland minimaal 100 studiehuizen heeft |
|
Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat vindt u van het bericht dat de Gülen beweging minimaal 100 studiehuizen heeft waar groepen Turks-Nederlandse jongens en meisjes kunnen verblijven zonder enig toezicht?1
Ik heb kennis genomen van de uitzending van EenVandaag. De bron waarop het aantal van 100 Gülen studiehuizen in de uitzending van Eenvandaag is gebaseerd, kan niet worden herleid. De Gülen beweging geeft in de uitzending aan niet op de hoogte te zijn van het bestaan van de studiehuizen. Of deze studiehuizen ook als internaat kunnen worden aangemerkt kan niet uit de uitzending worden opgemaakt. In het geval de studenten 18 jaar of ouder zijn, zijn zij vrij om samen een huis te betrekken. Mochten er op structurele wijze minderjarigen in deze huizen verblijven, dan baart dit mij zeker zorgen. Hiervan lijkt echter geen sprake te zijn in de huizen waarnaar in de uitzending van EenVandaag wordt verwezen.
Uit het onderzoek «De Fethullah Gülen beweging in Nederland» opgesteld in 2010 op verzoek van de toenmalige Minister Van der Laan, bleek dat in deze studiehuizen doorgaans vier tot zes studenten samenwonen. Deze conclusie strookt met de bevindingen van de gemeente Amsterdam. In juli 2013 rapporteerde het College van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan de gemeenteraad dat er in Amsterdam sprake was van een vorm van studentenhuisvesting in woningen die beheerd worden door een stichting gelieerd aan Gülen en waar 4 tot 5 jongeren verblijven. Het merendeel van de bewoners was destijds meerderjarig en in de leeftijd van 18 t/m 25 jaar oud. Een enkeling moest nog 18 worden. Alle bewoners volgden een opleiding aan een reguliere onderwijsinstelling.
In het wetsvoorstel «Wet op de jeugdverblijven» worden verblijven als internaatvoorziening aangemerkt, die privaat gefinancierd zijn, en waar ten minste vier minderjarigen elk gedurende een half jaar meer dan de helft van de tijd buiten familieverband overnachten, of naar verwachting zullen overnachten. Uit de uitzending van EenVandaag kan niet worden opgemaakt dat hiervan sprake is in de huizen waarnaar in de uitzending verwezen wordt. De uitzending geeft geen informatie over de achtergrond van de jongeren die in deze huizen zouden verblijven of over hun leeftijd. Wel wordt de suggestie gewekt dat ook minderjarigen in dit soort huizen welkom zijn.
Wat is uw mening ten aanzien van de Gülen beweging? Onder welke namen en organisaties opereert de Gülen beweging in Nederland? Welke banden onderhoudt deze beweging met de overheid?
Eenieder heeft in Nederland recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit geldt ook voor de aanhangers van de Gülen beweging. Uit het reeds aangehaalde onderzoeksrapport «De Fethullah Gülenbeweging in Nederland» uit 2010, is gebleken dat er geen directe bewijzen zijn waaruit blijkt dat de Gülen beweging een bedreiging vormt voor de integratie in Nederland of dat de beweging er een geheime agenda op na houdt. De beweging geeft aan een duidelijke scheiding te maken tussen haar intern gerichte activiteiten en haar extern gerichte, maatschappelijke activiteiten. Een hogere mate van transparantie zou echter veel vragen over de beweegredenen van deze beweging kunnen wegnemen. De Nederlandse overheid beschikt niet over een overzicht van organisaties die opereren onder, of gelieerd zijn aan, de Gülen beweging. De Nederlandse overheid onderhoudt geen specifieke banden met de Gülen beweging.
Deelt u de mening dat deze Gülen studiehuizen segregatie en afkeer van de Nederlandse samenleving in de hand kunnen werken? Zo nee waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om dit te ontmoedigen?
Voor het goed functioneren van burgers in ons land is integratie en participatie van groot belang. Het gaat daarbij om actieve deelname aan het arbeidsproces en het onderwijs, maar ook aan andere vormen van het maatschappelijk verkeer. Met het oog op dit laatste, acht ik het onwenselijk wanneer jongeren afgezonderd van de Nederlandse samenleving opgroeien of op enige wijze worden weg gehouden van de bredere samenleving waarin zij zich later moeten kunnen handhaven. Uit het onderzoek naar de Fethullah Gülen beweging in Nederland blijkt dat vroegere studenten en aanhangers van de Gülen beweging de Nederlandse taal goed beheersen en zich goed kunnen redden op de arbeidsmarkt. Om een plek te vinden in Nederland is het van belang dat jongeren in aanraking komen met mensen met andere denkbeelden of een andere levensstijl. Ik vind het belangrijk dat jongeren daartoe gestimuleerd worden door de ouders of – als zij verblijven in studiehuizen – door de aanbieders van deze vorm van huisvesting. Mij zijn geen signalen bekend die het beeld staven van huizen waar de jongeren belemmerd worden in hun bredere maatschappelijke ontwikkeling. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding voor verder handelen. Uiteraard zal ik alert blijven op signalen die een andere richting op wijzen.
Bent u het met de conclusie eens dat deze studiehuizen een afgeslankte voorzetting van de Gülen internaten zijn? Zo nee, waarin zit het verschil? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om samen met de betrokken gemeenten de studiehuizen op te sporen, eventuele subsidies te beëindigen en de onderwijsinspectie het pedagogisch te laten onderzoeken?
De studiehuizen vallen onder de verantwoordelijkheid van de lokale autoriteiten. Het onderwijstoezicht door de Inspectie van het Onderwijs is vastgelegd in de Wet op het
Onderwijstoezicht. Deze wet regelt het toezicht op, bij of krachtens een onderwijswet geregeld onderwijs op instellingen in de zin van een Onderwijswet. Private initiatieven zoals deze studiehuizen vallen daar niet onder. Een aanbod dat vanuit dergelijke private initiatieven wordt verzorgd, kan evenmin gelden als onderwijs in de zin van de Leerplichtwet.
Wat vindt u van het idee om in desbetreffende gemeentes in overleg met scholen en ouders, alternatieve huiswerkbegeleiding in te zetten? Zo nee, waarom niet?
De inzet van huiswerkbegeleiding lijkt mij een zaak voor scholen en gemeente.
Het afwijzen van een geboorteakte van het geadopteerde kind van een homostel |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de problematiek die homostellen ondervinden als zij een geboorteakte van een geadopteerd kind willen inschrijven in Nederland?1
Ik ben bekend met de zaak zoals deze in de krant is beschreven. Het probleem is niet gelegen in het feit dat het kind geadopteerd is door twee mannen, maar in het feit dat de naam van de biologische moeder niet op de geboorteakte van het kind staat vermeld.
Betreft deze problematiek alleen de geboorteaktes van kinderen uit Florida of geven andere staten van de VS of andere landen een geboorteakte af waar de biologisch moeder niet op vermeld staat?
In die staten van de Verenigde Staten en andere landen waar kinderen uit geadopteerd worden naar Nederland, wordt verschillend omgegaan met de vermelding van de biologische moeder of de adoptiefouders op de geboorteakte. Het gaat hierbij om zowel paren van gelijk geslacht als om paren van niet-gelijk geslacht. In Florida wordt, na afronding van de adoptieprocedure, de originele geboorteakte met de naam van de biologische moeder vervangen door een nieuwe geboorteakte waarop beide adoptiefouders vermeld staan.
Deelt u de mening van de adoptiefouders dat er sprake is van een «weeffout» in de wet? Zo nee, waar ligt dan het probleem? Zo ja, gaat u de wet aanpassen?
Er is in mijn optiek geen sprake van een weeffout in de wet. Artikel 22, lid 1, van Boek 1 BW bepaalt uitdrukkelijk dat de geboorteakte de afstammingsrelatie tussen kind en moeder bewijst. Uitgangspunt is dat de vrouw die het kind baart altijd de juridische ouder van het kind is.
De desbetreffende geboorteakte is in Florida rechtsgeldig opgesteld. De ambtenaar van de burgerlijke stand te Den Haag moet bij verzoeken tot inschrijving van buitenlandse akten ook toetsen of de Nederlandse openbare orde zich al dan niet tegen inschrijving verzet. Als dat het geval is, moet hij de inschrijving weigeren (artikel 25g, lid 1, van Boek 1 BW). De verzoekers van de inschrijving kunnen vervolgens op grond van artikel 27, van Boek 1 BW beroep instellen bij de rechtbank.
In casu blijkt dat betrokkenen langs digitale weg een geboorteakte zonder vermelding van de moeder hebben toegezonden aan het bureau Landelijke Taken met de vraag of tot inschrijving kon worden overgegaan. Hierop is langs digitale weg aangegeven dat inschrijving van een geboorteakte zonder moedergegevens strijd oplevert met de Nederlandse openbare orde. Het is niet gekomen tot een formeel verzoek waarop de ambtenaar een formeel besluit heeft kunnen nemen. Er is dan ook geen sprake geweest van een formele weigering waartegen betrokkenen op grond van artikel 27, van Boek 1 BW beroep hadden kunnen instellen bij de rechtbank.
Bent u van mening dat de geboorteakte van Norah rechtsgeldig is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom leidt deze geboorteakte tot problemen op het moment dat de akte ingeschreven wordt bij Landelijke Taken?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke momenten kan deze geboorteakte nog meer tot problemen leiden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is er nog geen officieel verzoek tot inschrijving ingediend en kan niet worden aangegeven of dit tot mogelijke problemen zal leiden. In algemene zin zal een geboorteakte moeten worden overgelegd voor de aangifte van een huwelijk en van de registratie van een partnerschap. Het ontbreken van een geboorteakte kan desalniettemin worden ondervangen door een akte van bekendheid of een beëdigde verklaring (zie artikel 45, van Boek 1 BW).
Hoeveel kinderen zijn, sinds de wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka), geadopteerd door een homo-echtpaar?
De seksuele geaardheid van adoptiefouders wordt niet geregistreerd. Wel wordt het geslacht van de adoptiefouders geregistreerd. Sinds 1 januari 2009, de datum waarop paren van gelijk geslacht samen kunnen adopteren, zijn er tot en met 2013 46 kinderen door paren van gelijk geslacht geadopteerd.
Wat zijn de taken van «Landelijke Taken»?
Bij de gemeente Den Haag is een aantal centrale taken van gemeenten op het terrein van de burgerlijke stand belegd bij «het bureau landelijke taken». Zo kunnen buitenlandse akten van de burgerlijke stand worden ingeschreven in een speciaal register van de burgerlijke stand. Het gaat dan om geboorteakten, huwelijksakten, akten van registratie van een partnerschap en overlijdensakten. Een afschrift of uittreksel van die akten kan, na inschrijving, rechtstreeks worden aangevraagd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te Den Haag. De rechthebbende op het afschrift of uittreksel hoeft zich dan niet meer te wenden tot de buitenlandse autoriteit die de akte heeft opgemaakt, om een afschrift of uittreksel te verkrijgen. Het bureau landelijke taken toetst, alvorens tot de inschrijving over te gaan, of de akte in kwestie voldoet aan de eisen van het Nederlandse recht. Met name wordt bezien of er sprake is van strijd met de Nederlandse openbare orde, oftewel met fundamentele waarden van de Nederlandse rechtsorde, waardoor inschrijving niet mogelijk is.
Het bericht dat geneesmiddelen van fabrikant Ranbaxy in opspraak zijn, maar in Nederland nog steeds als preferent middel worden voorgeschreven |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u het bericht gelezen dat geneesmiddelen van Ranbaxy in opspraak zijn gekomen?1
Ja.
Waarom heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet gelijk actie ondernomen toen in de Verenigde Staten de beslissing werd genomen om geneesmiddelen van Ranbaxy niet langer te verkopen?
De Food and Drug Administration (FDA) besloot op 23 januari jl. tot een importverbod van grondstoffen uit de fabriek van Ranbaxy in Toansa en van geneesmiddelen die met die grondstoffen zijn bereid, niet tot een verbod op de verkoop van alle geneesmiddelen van Ranbaxy. Zo worden in de VS de betreffende geneesmiddelen die daar al in de handel zijn nog gewoon verkocht. De op 24 januari jl. door de IGZ getroffen voorzorgmaatregelen zijn identiek aan de situatie in de VS. De IGZ was de eerste Europese toezichthouder die maatregelen heeft genomen. Zie voorts mijn antwoord op vraag 3.
Waarom heeft de IGZ niet gekozen voor een algeheel verbod en een recall van de geneesmiddelen van Ranbaxy, om zo ook onzekerheid en onduidelijkheid bij patiënten en apothekers weg te nemen?
De IGZ heeft zich met de voorzorgsmaatregel aangesloten bij het importverbod dat de FDA heeft afgekondigd voor de Verenigde Staten op basis van bevindingen van de FDA in de fabriek van Ranbaxy in Toansa. Geneesmiddelen met grondstoffen van de fabriek van Ranbaxy in Toansa die al in Nederland zijn, kunnen gewoon worden verkocht en gebruikt door patiënten. Er is in de ogen van de IGZ geen aanleiding te vermoeden dat er sprake is van directe risico’s voor de gezondheid van patiënten die deze geneesmiddelen gebruiken. De IGZ weegt de bevindingen van de FDA als een signaal dat de betreffende fabriek zijn kwaliteitssysteem niet op orde heeft, hetgeen een krachtige reactie vraagt richting de firma om zijn zaken op orde te krijgen. Dit heeft de IGZ met haar voorzorgs-maatregel ook gedaan. Echter, het niet op orde hebben van de kwaliteitssystemen van de fabriek is niet hetzelfde als onveilige geneesmiddelen produceren en verkopen. Overigens geldt ook voor de VS dat geneesmiddelen die daar al in de handel zijn nog gewoon worden afgeleverd.
Kunt u zich het debat van 6 juni 2013 herinneren2, toen u werd gevraagd of de Inspectie onderzoek ging doen naar medicijnen van Ranbaxy, naar aanleiding van eerdere berichten uit de Verenigde Staten dat Ranbaxy de testresultaten van medicijnen vervalst had?
Ja.
Op welke wijze heeft de IGZ, of u, na uw uitspraak in het debat van 6 juni de desbetreffende fabrikant Ranbaxy «heel goed bekeken»?3
De Ranbaxy fabrieken in India worden regelmatig beoordeeld door verschillende inspectiediensten, zowel uit Europa, Australie, Canada als van de WHO. De IGZ werkt in dezen nauw samen met de Europese inspectiediensten, gecoördineerd door de European Medicines Agency (EMA). De resultaten van de inspecties bij de Ranbaxy fabrieken worden binnen de Europese inspectiediensten altijd gedeeld. Acties die volgen op Europese inspecties worden altijd Europees afgestemd. In januari 2013 is de fabriek van Ranbaxy in Toansa geïnspecteerd door de Duitse inspectie en in december 2013 zijn de fabrieken in Paonta Sahib en Mohali door Europese inspectiediensten, van Signapore, Canada en de WHO geïnspecteerd.
Welke concrete acties en contacten zijn er sinds het debat van 6 juni 2013 vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dan wel de IGZ, met betrekking tot de fabrikant dan wel geneesmiddelen afkomstig van Ranbaxy geweest?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat er weer veel banen verdwijnen bij MSD in Oss |
|
Jan Vos (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Weer veel banen weg bij MSD in Oss»?1
Ja.
Deelt u de mening dat zo’n grootschalig verlies van werkgelegenheid in deze regio bijzonder zorgwekkend is en dat snel handelen noodzakelijk is om de schade te beperken? Zo nee, waarom niet?
Het besluit van MSD valt te betreuren. In de eerste plaats voor de werknemers die het betreft. In 2010 hebben MSD, EZ, de gemeente, de provincie en de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij geprobeerd de R&D divisie in Oss voor Nederland te behouden. Een deel van de R&D afdeling is toen blijven bestaan. Uit de onderdelen die MSD heeft afgestoten is het huidige Pivot Park ontstaan.
Aan het voornemen van MSD om de R&D-afdeling in Oss te sluiten ligt een bedrijfseconomische afweging ten grondslag. MSD heeft de mogelijkheden van behoud of verkoop van de divisie onderzocht en ziet hiervoor geen mogelijkheden.
Wat gaat er op korte termijn gebeuren om ervoor te zorgen dat de 440 mensen die hun baan zullen verliezen, zo snel mogelijk weer aan de slag kunnen?
Voor de medewerkers die hun werk zullen verliezen is door MSD een sociaal plan opgesteld. Dit plan is overeengekomen met de vakorganisaties.
Dit sociaal plan biedt naast een ontslagvergoeding ook ondersteuning bij het begeleiden naar nieuw werk en een opleidingsbudget per medewerker indien gewenst. Voor de begeleiding bij het vinden van een nieuwe baan heeft MSD een externe, hierin gespecialiseerde, partij ingehuurd. Deze zal waar relevant samenwerken met UWV, de gemeente, de farmaceutische industrie op nationaal niveau en het bedrijfsleven in de regio.
Wordt door het UWV (Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen) geanticipeerd op een grote toename van (hoogopgeleide) werkzoekenden in de betreffende regio?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om op korte termijn in contact te treden met de gemeente Oss om te kijken wat samen gedaan kan worden om deze klap op te vangen?
Ik ben reeds in gesprek met MSD, de Gemeente Oss en de provincie
Noord-Brabant. In samenwerking met de gemeente, provincie, Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij en MSD zal ik bekijken wat de mogelijkheden zijn.
Welke gevolgen heeft het massaontslag bij MSD, een belangrijke drager van het economisch cluster Food, Health en Farma, voor de uitvoering van het topsectorenbeleid in Noordoost-Brabant?
MSD is een van de grotere farmaceuten in Nederland. Het bedrijf is daarmee één van de gezichten van de topsector Life Sciences & Health en van het economisch cluster Food, Health en Farma in Noordoost-Brabant.
Op dit moment, zo heeft het bedrijf aangegeven, is de R&D divisie in Oss niet projectmatig betrokken bij de topsectorprojecten in Noordoost Brabant.
MSD was sterk betrokken bij de oprichting en opstartfase van het Pivot Park, dat is voortgekomen uit MSD Oss en op hetzelfde terrein gevestigd is. Het Pivot Park staat inmiddels op eigen benen en heeft momenteel een beperkte relatie met MSD Oss. Voor degenen die hun baan verliezen bij MSD en graag een eigen bedrijf willen starten biedt het Pivot Park kansen. Overheidsregelingen die beschikbaar zijn voor starters kunnen daarbij ondersteunen.
Ondanks het recente besluit blijft MSD sterk vertegenwoordigd in Nederland, met onder meer productiefaciliteiten in Oss en de vestigingen in Boxmeer en Haarlem.
Kortingsacties voor boeken |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «VVD en PvdA: vaker boeken in aanbieding»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de verkoop van boeken niet belemmerd zou moeten worden door nodeloze bureaucratische regels?
Ja, dit is ook niet het geval.
De Wet op de vaste boekenprijs bepaalt dat de uitgever voor een nieuw boek een prijs vaststelt en deze meldt bij het Commissariaat voor de Media zodat deze kenbaar is voor alle boekverkopers. In het Telegraafartikel van 31 januari jl. staat dat de prijs wordt bepaald door het aantal pagina’s van het boek, met de suggestie dat het Commissariaat hierop toezicht zou houden. Dit is onjuist. De uitgever is geheel vrij in de prijsstelling en het toezicht van het Commissariaat betreft de vaststelling en de melding van de prijs door de uitgever en de toepassing daarvan door de boekverkoper. Ook kortingsacties behoeven geen toestemming van het Commissariaat. Wel gelden de regels van de Wet en het Besluit vaste boekenprijs en moeten de acties worden gemeld.
Deelt u de mening dat het versoepelen van de regels om boeken in de aanbieding te doen goed zou zijn voor de verkoop van boeken?
De strikte regels van de Wet hebben tot doel prijsconcurrentie tussen boekverkopers uit te schakelen ten behoeve van de instandhouding van een breed beschikbaar en pluriform aanbod van boeken. Het oogmerk van de Wet is dus niet de verkoop van zoveel mogelijk boeken, dat wil zeggen een louter kwantitatieve doelstelling. Het grootste deel van zijn omzet realiseert de boekhandel met de verkoop van actuele titels. Om die reden verbiedt de Wet het stunten met prijzen gedurende het eerste jaar na verschijnen van een titel. Door de beschermde marge krijgt de boekhandel de financiële ruimte om te investeren in de aanbieding van ook meer risicovolle titels. Na een jaar kan de uitgever de prijs opheffen en na een half jaar de prijs verlagen.
Inderdaad kan een actieprijs één maal per jaar voor drie maanden worden vastgesteld. Een verruiming van frequentie of duur van de actieprijs is alleen denkbaar als dit niet leidt tot uitholling van de vaste prijs zelf. De vaste prijs mag geen uitzondering worden. Daarnaast wijs ik erop dat actieprijzen ook tot verlies van de boekverkoper kan leiden omdat de Wet uitgevers niet verplicht het verschil tussen de vaste prijs en de lagere actieprijs te compenseren. In het kader van de evaluatie van de Wet over de periode 2009–2012 raadpleeg ik het boekenvak over de mogelijkheid van een verruiming van de regels voor kortingsacties. Ik kom hierop terug in mijn evaluatieverslag dat ik de Staten-Generaal vóór de zomer zal toezenden, zoals ik u onlangs berichtte.
Bent u bereid de regels voor aanbiedingen van boeken te versoepelen, zodat het makkelijker wordt en er minder bureaucratische regels in de weg staan om boeken in de aanbieding te doen en de verkoop te stimuleren? Zo ja, op welke termijn kunnen we die versoepeling tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid de vaste boekenprijs te heroverwegen, aangezien deze de concurrentie in de boekenbranche vermindert, de verkoop van fysieke boeken remt en de verkopers van fysieke boeken steeds meer op achterstand zet in vergelijking met de verkopers van e-books, waarvoor immers geen vaste boekenprijs geldt? Zo ja, per wanneer kunnen we die heroverweging tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Mijn standpunt over het functioneren van de Wet zal ik u meedelen in het genoemde evaluatieverslag. Wat betreft de e-boeken merk ik vast op dat het marktaandeel nog zeer bescheiden is, ongeveer 4%, en dat fysieke boekhandels ook e-boeken verkopen.
Het bericht dat zorgbeoordelingswebsites alles klakkeloos plaatsen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat zorgbeoordelingswebsites alles klakkeloos plaatsen?1
Bij navraag gaf de redactie van ZorgkaartNederland aan niet te zijn benaderd voor wederhoor. De redactie stelt geen enkele reactie klakkeloos te plaatsen, maar deze eerst te toetsen aan een eigen gedragscode. Volgens deze gedragscode biedt ZorgkaartNederland geen ruimte voor ongefundeerde kritiek, beledigingen, polemieken en hetzes of voor het openbaar escaleren van behandeltrajecten. Daarnaast bewaakt de redactie van ZorgkaartNederland de kwaliteit van de waarderingen door iedere waardering te controleren en de unieke herkomst technisch te verifiëren. De beoordelingswebsite «Vergelijk en Kies» van zorgverzekeraar VGZ hanteert een vergelijkbare gedragscode. Ik zie geen reden om het bestaansrecht van deze websites ter discussie te stellen.
Wat vindt u ervan dat artsen zichzelf op deze manier talloze keren positief kunnen beoordelen? Denkt u dat patiënten in zo’n geval door deze website geholpen worden om een weloverwogen keuze te maken?
Reacties van zorgaanbieders worden verwijderd wanneer blijkt dat zij zichzelf op de beoordelingswebsites positief beoordelen. Ondanks de inspanningen van de redacties van deze websites om waarderingen vanuit onzuivere motieven te weren is het nooit helemaal uit te sluiten dat deze toch geplaatst worden. Er zijn echter geen aanwijzingen dat deze gevallen zich vaak voordoen waardoor ik de kans klein acht dat dit een wezenlijke invloed zal hebben op de keuzes van patiënten.
Wat vindt u ervan dat kwaadwillende patiënten op deze manier artsen ten onrechte in een kwaad daglicht kunnen stellen? Deelt u de zorg dat artsen die goede zorg bieden hierdoor mogelijk door patiënten gemeden gaan worden?
De vrees dat artsen die goede zorg bieden, als gevolg van negatieve beoordelingen van kwaadwillende patiënten, door andere patiënten gemeden gaan worden, deel ik niet. Negatieve beoordelingen zijn inherent aan het bestaan van beoordelingswebsites. Maar de betreffende beoordelingsites hanteren een actief beleid om te voorkomen dat patiënten artsen ten onrechte in een kwaad daglicht stellen.
In het artikel uit Medisch contact wordt als voorbeeld een negatieve beoordeling uit 2011 aangehaald van een Groningse neuroloog. Het klopt inderdaad dat deze beoordeling nog op ZorgkaartNederland.nl te zien is. Deze negatieve beoordeling weerhoudt andere mensen kennelijk niet om hem als goed te beoordelen. Als gemiddeld «rapportcijfer» is hierdoor thans een beoordeling van hem te zien met een 8,3.
Wat vindt u ervan dat verificatie van de op deze websites geplaatste informatie niet mogelijk is, waardoor het onmogelijk is te weten of de geplaatste informatie waar is?
De ervaringen van personen die op de beoordelingswebsites te vinden zijn, zijn per definitie subjectieve ervaringen die individueel moeilijk op objectiviteit beoordeeld kunnen worden. ZorgkaartNederland tracht bij te dragen aan de betrouwbaarheid van informatie op haar website door hoor en wederhoor voor zowel zorgaanbieder als patiënt mogelijk te maken en communicatie tussen beiden te stimuleren. Ook stelt de redactie dat zij te allen tijde voor hen aanspreekbaar is.
Hoeveel waarde moet er volgens u worden gehecht aan de oordelen die op dergelijke websites worden gegeven over zorgverleners? Deelt u de zorg dat patiënten te veel waarde hechten aan deze oordelen?
Het is aan patiënten zelf om te bepalen hoeveel waarde ze hechten aan de oordelen over zorgverleners op deze beoordelingswebsites. Maar onderzoek tot nu toe wijst op een redelijke mate van betrouwbaarheid van het beeld dat voortkomt uit de beoordelingen. Ik zie dan ook geen reden om me op dit punt zorgen te maken.
Herinnert u zich de uitspraak dat «transparantie in de zorg belangrijk is om te zien wat er gebeurt, wie wat levert en van welke kwaliteit»? Kunnen patiënten volgens u aan de hand van de geboden gegevens beoordelen of de geboden zorg van goede kwaliteit is? Deelt u de mening dat het problematisch is dat patiënten op deze manier een vertekend beeld kunnen krijgen van de kwaliteit van de geboden zorg?2
Ik herinner me deze uitspraak en onderschrijf deze nog steeds. De op de beoordelingswebsites te vinden informatie zegt iets over de door mensen ervaren zorg. Deze is per definitie subjectief. Wel geldt hiervoor dat hoe hoger het aantal waarderingen is, hoe kleiner de factor toeval is en hoe representatiever het beeld is dat daaruit ontstaat. Aangezien het aantal waarderingen de laatste tijd sterk is gegroeid (op dit moment worden volgens opgave van ZorgkaartNederland ongeveer 4000 waarderingen per maand geplaatst), is daarmee de representativiteit eveneens toegenomen. De kans dat patiënten een vertekend beeld krijgen van de kwaliteit van de geboden zorg neemt daarmee dus af.
Is dit de transparantie in de zorg waar u altijd zo hoog over op geeft? Denkt u dat deze vorm van transparantie de kwaliteit van de zorg een stap verder brengt?
Beoordelingswebsites over zorgaanbieders zorgen naar mijn mening voor een vorm van transparantie die de kwaliteit van de zorg een stap verder kan brengen. Ze passen in het huidige tijdsbeeld waarbij de mening en de ervaring van de patiënt er meer en meer toe doet. Beoordelingswebsites zijn overigens maar één van de vele initiatieven om de transparantie van de zorg te bevorderen. Het kwaliteitsinstituut zal hieraan een belangrijke bijdrage voor de toekomst gaan leveren.
Wat vindt u ervan dat Zorgkaart Nederland ziekenhuizen zover heeft gekregen dat zij patiënten stimuleren hun oordeel te geven via deze websites? Deelt u de vrees dat de ongefundeerde en onjuiste oordelen die op deze websites te lezen staan ten onrechte een grotere rol gaan spelen bij de artsenkeuze?
Uit het feit dat ziekenhuizen patiënten stimuleren om hun oordeel te geven via deze beoordelingswebsites blijkt wel dat zij voldoende vertrouwen hebben in de kwaliteit van deze media, het belang hiervan erkennen en patiëntenwaarderingen serieus nemen. Ik heb geen reden om aan te nemen dat ongefundeerde en onjuiste oordelen op deze websites daadwerkelijk een rol van betekenis spelen als het gaat om de keuze voor bepaalde artsen.
Bent u van mening dat patiënten kunnen vertrouwen op het oordeel dat op beoordelingswebsites wordt gegeven? Zo ja, waarom? Zo nee, wat is het bestaansrecht van deze websites?
Uit het onderzoek van Geesink en Koolman naar de betrouwbaarheid van ZorgkaartNederland bij de beoordeling van ziekenhuizen door patiënten blijkt dat er op deze website een redelijk representatief beeld van de kwaliteit van hun dienstverlening wordt gegeven dat vergelijkbaar is met een ander door zorgverleners gebruikt meetinstrument als de CQ-index. Aangezien de Nederlandse overheid het transparanter maken van de zorg wil stimuleren sluit het initiatief tot de start van een beoordelingswebsite als ZorgkaartNederland bij deze doelstelling aan.
Deelt u de mening dat het bestaan van dergelijke beoordelingswebsites niet gewenst is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u tegen deze websites ondernemen?
Het bestaan van beoordelingswebsites is tegenwoordig een wijdverbreid fenomeen. Ik ben niet van mening dat ze ongewenst zijn en zie ook geen reden om deze ontwikkeling tegen te willen houden. Ze dragen immers bij aan transparantie van de gezondheidszorg en patiënten bepalen zelf in hoeverre zij deze beoordelingen meewegen in hun keuzes.
Indoctrinatie door de islamitische Gülenbeweging |
|
Harm Beertema (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De Gülenbeweging in Nederland»?1
Ja, hiermee ben ik bekend.
Bent u ervan op de hoogte dat de Gülenbeweging een anti-westerse organisatie is die heimelijk streeft naar de islamisering van de samenleving?
Nee, daarvan ben ik niet op de hoogte. Er zijn geen aanwijzingen dat de Gülen beweging streeft naar islamisering van de samenleving.
Klopt het dat er meer dan 100 Gülen-studiehuizen in Nederland zijn? Zo ja, kunt u een gespecificeerd overzicht verschaffen waar deze studiehuizen zich bevinden en hoeveel kinderen daar geïndoctrineerd worden?
Ik kan het bericht niet bevestigen. De bron waarop het aantal van 100 Gülen-studiehuizen in de uitzending van Eenvandaag is gebaseerd, kan niet worden herleid.
Deelt u de mening dat er überhaupt geen Gülen-studiehuizen in Nederland dienen te zijn? Zo neen, waarom niet?
Het staat ouders vrij om hun kinderen in studiehuizen te laten studeren, of onder te brengen in internaten of logies. Deze instellingen dienen zich evenwel in alle opzichten aan de wet te houden.
Hoe oordeelt u over het feit dat verschillende politici in zee gaan met organisaties, zoals HOGIAF2 en het Cosmicus College, die onder invloed staan van de Gülenbeweging?
Het staat politici vrij om contact te hebben met verschillende organisaties.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de invloed van de Gülenbeweging tegen te gaan?
Ik zie geen noodzaak om maatregelen te treffen. De Gülen beweging zou meer transparantie kunnen hanteren bij haar activiteiten, zodat vragen en argwaan achterwege blijven.
Wat is uw reactie op het rapport «The Liberalisation of European Postal Markets and the Impact on Employment and Working Conditions» waarin wordt belicht dat de liberalisatie van de postsector in Europa grotendeels negatief heeft uitgepakt?1
In het rapport wordt gekeken naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden in de postsector in de periode dat in verschillende lidstaten ook (stapsgewijze) liberalisering plaatsvond. Daarbij wordt geconcludeerd dat de liberalisering heeft geleid tot een daling van de werkgelegenheid en een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden. De onderzoekers geven wel aan dat de technologische ontwikkeling op de postmarkt zelf hierin ook een rol speelt (door bijvoorbeeld automatisering van het sorteerproces), maar de invloed van technologische verandering buiten de postmarkt wordt buiten beschouwing gelaten. Door digitalisering zijn de behoeften van mensen veranderd en is de vraag naar post in dezelfde periode sterk afgenomen. Sinds 2009 is het brievenpostvolume in Nederland bijvoorbeeld met meer dan 20% gedaald. Dit heeft onvermijdelijk een gevolg voor de werkgelegenheid, onafhankelijk van de gekozen marktordening.
Hoe kijkt u naar de conclusie dat de beloofde liberalisering en de daarmee beloofde verbeterde dienstverlening en verlaagde prijzen volledig is mislukt? Bent u van mening dat slechts de aandeelhouders, managers en grote bedrijven de vruchten plukken van de liberalisering terwijl de consument en de (voormalig) medewerkers in de postsector de grote nadelen ondervinden?
Zoals de onderzoekers aangeven, heeft liberalisering voor de zakelijke markt voordelen opgeleverd. Ook door bijvoorbeeld de Vereniging Grootverbruikers Post (VGP) wordt aangegeven dat in Nederland sinds de liberalisering op de zakelijke markt de prijzen zijn gedaald en de keuzemogelijkheden zijn toegenomen. Doordat zakelijke klanten nu bijvoorbeeld zelf kunnen kiezen hoeveel dagen per week hun post bezorgd moet worden, sluiten de diensten beter aan bij hun behoeften. Wanneer het kostenvoordeel wordt doorgegeven, levert het ook voor consumenten een voordeel op. Bij de volledige liberalisering in 2009 in Nederland was ook de verwachting dat op de zakelijke markt de voordelen van de liberalisering zouden optreden. Omdat de consumentenmarkt een fijnmazig en daardoor kostbaar netwerk van brievenbussen en postvestigingen vereist, was de verwachting dat op dat segment minder snel concurrentie zou optreden. Mede daarom wordt met de universele postdienst (UPD) voor iedereen een toegankelijke en betaalbare postvoorziening gegarandeerd.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat het loslaten van de verplichting van minimaal vijf dagen in de week post bezorgen, onverstandig is omdat dit zal leiden tot verslechtering van de dienstverlening waardoor een negatieve spiraal ontstaat en steeds minder mensen gebruik zullen maken van brievenpost?
De verandering van de eisen is niet de oorzaak, maar het gevolg van het dalende postvolume. Door het sterk dalende postvolume, stijgen de kosten per poststuk bij gelijkblijvende eisen. Dit is geen houdbare situatie. Zoals in het antwoord op de eerste vraag aangegeven, is het dalende postvolume het gevolg van een verandering in behoeften van mensen. Door digitalisering is er minder vraag naar post. Een verdere vermindering van het aantal bezorgdagen is op dit moment niet aan de orde. De Europese Postrichtlijn vereist een vijfdaagse bezorging. Er kan echter niet uitgesloten worden dat een verdere vermindering van het aantal verplichte bezorgdagen in de toekomst aan de orde komt, omdat er in de toekomst minder behoefte kan zijn aan vijfdaagse bezorging. Vanwege de verwachte verdere daling van het postvolume, is het van belang om te blijven bezien of de eisen wel in overeenstemming zijn met de behoeften. Het voornemen is daarom om in het wetsvoorstel ter modernisering van de UPD een wettelijke, periodieke evaluatie van de UPD op te nemen.
Ontslagen bij sociale werkplaats Novatec |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de plannen van het werkvoorzieningsschap Novatec om 50 tot 100 banen te schrappen?1
Ik heb hierover navraag gedaan bij de directie van Novatec. Deze heeft mij laten weten dat bij het sociale werkvoorzieningschap Novatec geen sprake is van het schrappen van banen. Het bedrijf bereidt zich voor op de Participatiewet en probeert vijftig tot honderd werknemers in reguliere bedrijven te plaatsen. De werknemers blijven in dienst van Novatec, maar gaan werken bij reguliere werkgevers.
De Wsw is een gedecentraliseerde regeling, waarbij het Rijk middelen verstrekt voor het realiseren van een taakstellend aantal Wsw-plekken. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en het realiseren van de Wsw-plaatsen. De wijze waarop een gemeente deze plaatsen realiseert is een beleidskeuze van gemeenten.
Hoe verhoudt dit plan zich tot de belofte dat de huidige SW’ers hun bestaande rechten en plichten behouden?
De wettelijke bepalingen op grond van de Wsw blijven van toepassing op de groep mensen die met de inwerkingtreding van de Participatiewet met een Wsw-indicatie in de Wsw werkzaam zijn. De huidige Wsw wordt inhoudelijk niet gewijzigd en blijft van kracht voor alle medewerkers, die op 31-12-2014 werken onder de Wet sociale werkvoorziening. De Wsw’ers die werkzaam zijn op een Wsw-dienstbetrekking hebben een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Daar verandert de Participatiewet niets aan. Plannen van gemeenten of Sw bedrijven dienen zich uiteraard binnen dat wettelijk kader te bevinden, Novatec geeft aan dat dit het geval is.
Wat is volgens u het perspectief voor deze mensen – die momenteel in een beschutte werkomgeving werken – om snel bij een regulier bedrijf te gaan werken? Bent u bereid om met Novatec, gemeente en werkgevers afspraken te maken over vervangende passende arbeid? Zo nee, accepteert u dat mensen achter de geraniums belanden?
Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven, geeft de directie van Novatec aan dat er geen sprake is van het schrappen van banen, maar streeft Novatec ernaar om meer mensen met een Wsw-indicatie regulier te laten werken.
Uit de Cedris branche-informatie 2012 komt naar voren dat sinds 2005 het aantal mensen dat vanuit de Wsw aan de slag gaat bij reguliere werkgevers jaar op jaar is gestegen. In 2005 werkte 19 procent van de SW-medewerkers (bijna 19.000 personen) bij reguliere werkgevers. In 2012 is dat 33 procent (ruim 34.000 personen).
Op welke manier kunt u garanderen dat de mensen die uit de beschutte werkvoorziening van Novatec worden gezet en alle andere SW’ers in Nederland die hetzelfde overkomt, meteen een aanstelling bij een regulier bedrijf krijgen?
Zie antwoord vraag 3.
De inzet door Justitie van de nieuwe Defensie drone |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat justitie voornemens is om de door Defensie vrijgegeven nieuwe drone (genaamd Scan Eagle) in gebruik te nemen?1 2 Zo ja, op welke termijn zou inzet aan de orde zijn en waarom heeft u de Kamer hierover (nog) niet geïnformeerd?
In beginsel staan de unmanned aerial vehicles (UAV) van Defensie ter beschikking voor nationale taken ter ondersteuning van civiele autoriteiten. Dit geldt ook voor de Scan Eagle, zodra het bedienend personeel hiervoor is opgeleid. Op dit moment zijn er bij justitie echter geen concrete voornemens om Defensie te verzoeken om militaire bijstand met een Scan Eagle.
Bent u voornemens de Scan Eagle te toetsen op geschiktheid voor strafrechtelijke opsporing en handhaving van de openbare orde, gelet op het feit dat deze drone tien keer zo zwaar en veel groter is dan de huidige Raven drone, veel langer in de lucht kan blijven en met een lanceerinrichting het luchtruim in gekatapulteerd moet worden? Zo ja, waarop wordt de Scan Eagle precies getoetst en welke gronden zijn voor u bepalend voor het al dan niet inzetten boven binnenlands grondgebied? Zo nee, waarom vindt voorafgaande aan binnenlandse inzet van onbemande vliegtuigen geen eigenstandige geschiktheidstoets plaats door justitie?
De Scan Eagle vliegt op grotere hoogte dan de Raven, kan per vlucht langer in de lucht blijven en heeft een groter bereik. Deze eigenschappen zouden in een concreet verzoek om bijstand van het bevoegd gezag aan Defensie redenen kunnen zijn om de Scan Eagle te prefereren boven de Raven. De Scan Eagle is net als de Raven uitgerust met camera’s waarbij op gebruikshoogte gezichtsherkenning niet mogelijk is. Gelet hierop zie ik geen reden de eventuele inzet hiervan, waarbij de camera’s enkel op gebruikshoogte zijn ingeschakeld, op voorhand uit te sluiten. Op basis van het huidige wettelijke kader waarmee thans de proportionaliteit en subsidiariteit van de inzet van de Raven wordt getoetst, kan tevens de eventuele inzet van de Scan Eagle worden getoetst. De eventuele risico’s verbonden aan de inzet van de Scan Eagle boven bewoond gebied worden per geval beoordeeld door de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
Hoe verhoudt uw stellingname dat de huidige juridische kaders voor de inzet van onbemande vliegtuigen volstaan zich tot de motie-Schouw/Segers3 waarin de regering is verzocht kaders te formuleren voor de benodigde wet- en regelgeving voor het gebruik van onbemande vliegtuigen met bijzondere aandacht voor de effecten op de privacy en de wijze waarop privacy het meest effectief kan worden gewaarborgd?
Mijn stellingname had betrekking op het huidige gebruik van de op de Ravens gemonteerde camera’s. Omdat de UAV’s en daarop gemonteerde camera’s nog steeds in ontwikkeling zijn, heeft het kabinet in de notitie Vrijheid en veiligheid in de digitale samenleving aangekondigd dat in 2014 een onderzoek zal worden uitgevoerd naar onder meer de vraag of de huidige wettelijke kaders voor het gebruik van camera’s op UAV’s met het oog op de privacy ook in de toekomst toereikend zijn.4 Met dit aangekondigde onderzoek wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Schouw en Segers.
Bent u bereid, gelet op de militaire capaciteiten van de Scan Eagle en de genoemde motie, deze drone ten aanzien van binnenlandse inzet door justitie aan de grond te houden totdat de motie is uitgevoerd en de Kamer kennis heeft kunnen nemen van de uitkomsten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de beantwoording van deze vragen aan de Kamer doen toekomen voor het Algemeen overleg over «Unmanned Aerial Vehicles»(UAV’s) op 5 februari 2014?
Ja.
Het voorstel van ‘Kap op de bak’ in Lansingerland |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Stop Herrie HSL presenteert «kap op de bak» aan staatssecretaris Mansveld»?1
Ja.
Wat vindt u van de plannen van de stichting Stop Geluidshinder HSL en het rapport «Open kap, een duurzame en innovatieve oplossing voor de geluidsproblematiek in Lansingerland» dat zij u hebben aangeboden? Bent u bereid om de Kamer te informeren over deze plannen en over de haalbaarheid van een pilot? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze informatie tegemoet zien?
Ik waardeer het enorm dat de stichting Stop Geluidshinder HSL actief meedenkt om te komen tot verbeteringen van de geluidssituatie te Lansingerland. Zoals u weet hebben mijn voorgangers en ik de afgelopen jaren gezocht om een passende oplossing te vinden voor de situatie in Lansingerland. Bij het vinden van een dergelijke oplossing sta ik altijd open voor suggesties of initiatieven vanuit de samenleving.
Tegelijkertijd met deze beantwoording stuur ik uw Kamer een aanbiedingsbrief waarmee ik de Kamer informeer over de haalbaarheid van een pilot van dit «Open Kap»-plan.
Het loonbeslag bij het vaststellen van het recht op gefinancierde rechtsbijstand |
|
Jan de Wit |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich het antwoord op de vragen van 20 december 2013?1
Ja.
Vindt u het niet tegenstrijdig dat er bij het vaststellen van het fiscale inkomen geen rekening wordt gehouden met het loonbeslag, terwijl men weet dat hierdoor het feitelijke inkomen op een dusdanig laag niveau komt te liggen dat er in andere gevallen recht op een toevoeging zou zijn geweest? Zo nee, waarom niet?
Loonbeslag kan worden gezien als een wijze waarop het inkomen van de rechtzoekende wordt besteed, zij het onvrijwillig. Het sluit niet aan bij de huidige systematiek van draagkrachttoetsing om met besteding van het inkomen rekening te houden. Zou met bestedingen rekening worden gehouden, dan zouden zowel het inkomen en vermogen als de bestedingen in het actuele jaar moeten worden geschat. Deze schattingen zouden op een later moment op juistheid moeten worden getoetst, wat niet alleen tot administratieve lasten leidt maar ook voor de rechtzoekende de onzekerheid meebrengt of diens toevoeging na hercontrole in stand blijft.
Overigens worden sommige uitgaven van rechtzoekenden wel in het fiscaal inkomen verdisconteerd, daar zij een fiscale aftrekpost opleveren. Dit is bijvoorbeeld het geval bij alimentatieverplichtingen en studiekosten. Dergelijke aftrekposten kunnen leiden tot verlaging van het fiscale inkomen, wat ertoe kan bijdragen dat een rechtzoekende tot een toevoeging gerechtigd is. Verder wijs ik er evenals in mijn antwoorden op uw eerdere vragen op dat rechtzoekenden die in een ernstige schuldensituatie verkeren in aanmerking kunnen komen voor een toevoeging, ongeacht de hoogte van hun fiscale verzamelinkomen. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat niemand het recht op een toegevoegde advocaat mag worden onthouden omdat het voor de Raad voor Rechtsbijstand moeilijk is het loonbeslag mee te tellen en er daarom geen rekening wordt gehouden met dat loonbeslag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat niettegenstaande het idee dat gerechtsdeurwaarders onafhankelijk moeten zijn, dit in de praktijk niet altijd het geval is en dat er gerechtsdeurwaarders zijn die loonbeslag leggen omdat de opdrachtgever hiertoe wil overgaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan nog steeds van mening dat het de eigen schuld is van rechtzoekenden als zij het niet voor elkaar krijgen dat loonbeslag wordt voorkomen?
Gerechtsdeurwaarders dienen in hun ambtelijk handelen onafhankelijk en onpartijdig te zijn. Ik heb geen concrete aanwijzingen dat daarvan in de praktijk onvoldoende sprake is. De gerechtsdeurwaarder zal bij het leggen van loonbeslag de beslagvrije voet van de schuldenaar in acht nemen. Het is belangrijk dat de gerechtsdeurwaarder de schuldenaar hierover tijdig en duidelijk informeert. De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders zal bezien of de werkwijze van gerechtsdeurwaarders in dit kader verder verbeterd kan worden en zal medio 2014 een preadvies met aanbevelingen over vereenvoudiging van de berekening van de beslagvrije voet presenteren.
Hebben rechtzoekenden volgens u ook geen recht op een toevoeging als door conservatoir loonbeslag – waarbij de vordering nog niet is vastgesteld – het feitelijk inkomen dusdanig laag is dat er in principe recht op een toevoeging zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Conservatoir loonbeslag is uit zijn aard een tijdelijke maatregel, waarmee de schuldeiser anticipeert op het verkrijgen van een executoriale titel om het loon waarop beslag is gelegd te mogen benutten ter voldoening van diens vordering. De draagkracht van de rechtzoekende wordt beoordeeld in het licht van het inkomen van de rechtzoekende over langere tijd en niet op grond van een momentopname. Ook andere omstandigheden dan een conservatoir loonbeslag kunnen tot gevolg hebben dat de draagkracht van de rechtzoekende op enig moment lager ligt dan op grond van de draagkrachttoets in het peiljaar wordt verondersteld. Zoals aangegeven in mijn antwoord op de vragen 2 en 3 ligt aan de keuze voor de huidige draagkrachttoets het uitgangspunt ten grondslag dat de feitelijke bestedingsruimte van de rechtzoekende niet leidend is. Dit maakt het mogelijk de draagkracht op eenvoudige en eenduidige wijze vast te stellen. Ik acht het daarom niet wenselijk om de draagkracht mede op basis van de feitelijke bestedingsruimte van de rechtzoekende vast te stellen.
Erkent u dat rechtzoekenden door een loonbeslag en het niet krijgen van gefinancierde rechtsbijstand dieper in de schulden kunnen raken, zodat zij uiteindelijk alsnog in een ernstige en langdurige schuldensituatie terecht kunnen komen? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt dan een ernstige en langdurige schuldensituatie voorkomen in dergelijke gevallen?
Voor zover rechtzoekenden in een ernstige en langdurige schuldensituatie terecht zijn gekomen hebben zij aanspraak op begeleiding, hulp en advies in een minnelijk schuldhulptraject onder regie van de gemeente. Een problematische schuldensituatie kan veroorzaakt worden door een veelheid aan feiten en omstandigheden, bijvoorbeeld door te hoge consumptieve uitgaven of onverantwoord leengedrag, maar ook door een ontslag, arbeidsongeschiktheid of een echtscheiding. Het loonbeslag als zodanig kan dan soms de situatie voor de schuldenaar nijpend maken maar heeft altijd een deugdelijke grondslag nodig en is slechts een van de factoren in het ontstaan van een problematische schuldenlast. Bedacht moet hierbij worden dat de schuldeisers die hun vorderingen wensen te innen ook op hun beurt rechtzoekenden zijn. Zij hebben het recht om hun vorderingen te innen via de weg van het loonbeslag. De schuldhulp, die sinds 1 juli 2012 wettelijk gereguleerd is, kan de schuldenaar dan uitkomst bieden.
Voor de minnelijke schuldhulpverlening is niet zozeer relevant welke oorzaak uiteindelijk voor de betrokkene maakt dat de schuldenlast in redelijkheid niet meer kan worden afgelost. Belangrijk is dat in dergelijke gevallen een vangnet bestaat en dat er ook nog een gerechtelijk sluitstuk is. Indien langs de buitengerechtelijke weg niet tot een oplossing kan worden gekomen, kan de betrokkene immers een beroep doen op de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. In beide gevallen, dus zowel in het buitengerechtelijke als in het wettelijke traject, is via het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand gewaarborgd dat aan de betrokkene gezien zijn financiële situatie de laagst mogelijke eigen bijdrage wordt opgelegd door de Raad voor Rechtsbijstand. Het Besluit eigen bijdrage gaat er van uit dat dan de geringe financiële draagkracht een vastgesteld gegeven is.
Het door de overheid in eigen beheer nemen van de bezorging van reguliere pakketten, het verzorgen van koeriers- en transportdiensten en de bezorging van gerechtelijke brieven |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de ontstane onrust bij medewerkers, die werkzaam zijn in de bezorging van gerechtelijke brieven en door de overheid verstuurde pakketten en andere koeriersdiensten, vanwege de in de brief van 11 oktober 2013 (Kamerstuk 31 490, nr. 134) geschetste plannen om deze taken in eigen beheer te gaan uitvoeren?
Uit mijn contacten met het bedrijfsleven heb ik begrepen dat vooral de huidige situatie rond de gerechtelijke brieven als onduidelijk wordt ervaren. In mijn brieven van 11 oktober 2013 en 31 januari 2014 (kamerstukken 31 490, nr. 134 en 141) heb ik aangegeven welke voornemens er zijn op het gebied van post- en koeriersdiensten. Momenteel vindt de interne voorbereiding plaats voor de inbesteding van het deel gerechtelijke brieven en de door de overheid verstuurde pakketten. Medio dit jaar zal ik de Kamer informeren over de verdere uitwerking.
Welke gevolgen heeft het in eigen beheer bezorgen van reguliere pakketten, gerechtelijke brieven en andere transport- en koeriersdiensten voor het personeel van de bedrijven die deze taken op dit moment uitvoeren?
Welke gevolgen de inbestedingsvoornemens hebben voor personeel van bedrijven die deze taken nu uitvoeren, is niet op voorhand te zeggen.
Het regeerakkoord vraagt het Rijk het goede voorbeeld te geven door mensen in lage loonschalen in eigen dienst te nemen. Daarvoor is nagegaan welke onderwerpen nu aan de markt zijn uitbesteed en in eigen beheer kunnen worden uitgevoerd. Zie hiervoor de brieven aan de Kamer van 11 oktober 2013 en 31 januari 2014. Er is niet een altijd geldende algemene regel dat in een geval als dit medewerkers van bedrijven te allen tijde worden overgenomen door het Rijk. Dit is overigens niet anders dan in een situatie waarin veelal wordt uitbesteed. In een situatie van uitbesteding kunnen de werkzaamheden toevallen aan een ander bedrijf dan het bedrijf dat deze taken eerder uitvoerde. In zijn algemeenheid geldt dat ik bij openstaande functies in lage loonschalen rekening houd met beoogde kwaliteitsverbeteringen, het feit dat de vraag afneemt, dat ik als werkgever verantwoordelijkheid neem om het van werk naar werkbeleid toe te passen, en mogelijkheden wil onderzoeken om arbeidsgehandicapten daarbij een plek aan te bieden.
Deelt u de mening dat het overnemen van deze taken alleen positief is, als ook het personeel van deze bedrijven overgenomen wordt en kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de angst bij de werknemers wegnemen dat zij door het in eigen beheer nemen van de taken mogelijk hun baan verliezen en worden vervangen door anderen? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op vraag 2 en 3. Op één punt heb ik in mijn brieven van 11 oktober 2013 en 31 januari 2014 gesteld dat ik daarvoor bijzondere aandacht zal hebben. Dat betreft de positie van de medewerkers van Valid Express, een dochterbedrijf van PostNL, waar veelal mensen met een arbeidsbeperking werken. Ik heb aangegeven dat ik mij maximaal zal inzetten om de medewerkers van Valid Express over te nemen die elders binnen PostNL geen passende functie kunnen vinden.
Hoeveel procent van de huidige werknemers kunnen rekenen op een functie binnen de uitbreiding van de Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (IPKD) en op welke wijze worden de opgebouwde rechten van de werknemers vertaald binnen deze organisatie?
Zie hiervoor het gestelde bij antwoord 1. Hierover is op dit moment geen uitsluitsel te geven.
Garandeert u dat de IPKD dezelfde hoogwaardige dienstverlening en specialistische kennis zal leveren als de huidige uitvoerders van deze taken en gaat er bij de overname van dit werk niet veel specialistische kennis en ervaring verloren?
Op het terrein van post- en koeriersdiensten verzorgt IPKD al jaren hoogwaardige dienstverlening. Deze specialistische en hoogwaardige kennis zal ik de komende jaren uiteraard borgen. Bij het bezorgen van gerechtelijke brieven is het van groot belang dat de bezorging en afhandeling voldoet aan de juridische eisen. Ik zal erop toezien dat de vereiste kwaliteit geleverd wordt.