Kamervraag 2014Z01904

Het handelen van topambtenaren inzake de problemen op de longchirurgie/intensive care afdelingen van het VUmc

Ingediend 4 februari 2014
Beantwoord 28 februari 2014 (na 24 dagen)
Indiener Henk van Gerven (SP)
Beantwoord door Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD)
Onderwerpen organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z01904.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1293.html
1. Argos, 1 februari 2014.
  • Vraag 1
    Wat is uw oordeel over de radio-uitzending over de handelwijze van broer en topambtenaar Harry Paul en oud-Inspecteur-Generaal van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Van der Wal inzake de positie van longchirurg Rick Paul in het VUmc?1

    Ik heb kennis genomen van de uitzending. Zie voorts mijn antwoorden op de vragen hierna.

  • Vraag 2
    Bent u bereid tot op de bodem te laten uitzoeken of Harry Paul zijn positie als topambtenaar heeft misbruikt om zijn broer Rick te helpen? Is hier sprake van laakbaar handelen, waarbij de integriteit van de topambtenaar in het geding is, zoals geraadpleegde deskundigen in de Argosuitzending op basis van vertrouwelijke stukken melden? Wat betekent dit voor het huidig functioneren van deze topambtenaar?

    Naar aanleiding van de bedoelde radio-uitzending heeft de Minister van Economische Zaken zich actief laten informeren over de kwestie en de handelwijze daarin van dhr. H. Paul (thans inspecteur-generaal van de NVWA). Het beeld dat daaruit naar voren is gekomen is niet dat dhr. Paul zijn positie als topambtenaar heeft misbruikt of dat anderszins door laakbaar handelen zijn integriteit in het geding is gekomen.

  • Vraag 3
    Hoe beoordeelt u het handelen van oud inspecteur-generaal Van der Wal in deze kwestie? In hoeverre heeft hij zich bemoeid met deze kwestie, waarbij hij mogelijk op een onterechte wijze is beïnvloed door contacten tussen hem en topambtenaar Harry Paul?

    In de radio-uitzending van Argos d.d. 1 februari jl, wordt de suggestie gewekt dat het toezicht van de IGZ op het VUmc is beïnvloed door contacten tussen de toenmalig inspecteur-generaal (IG) van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ), de heer Van der Wal en topambtenaar H. Paul. Inhoudelijk was de heer Van der Wal als IG niet betrokken bij de behandeling van deze casus door de IGZ. Wat betreft het contact tussen de voormalig IG Van der Wal en de heer H. Paul: zij spraken elkaar met enige regelmaat tijdens werkgerelateerde bijeenkomsten. Bij die ontmoetingen is in enkele gevallen het conflict dat speelde in het VUmc en waarover op dat moment veel publiciteit gaande was, kort en informeel aan de orde geweest.
    De heer Van der Wal heeft mij, gelet op de toenmalige aandacht vanuit de media en omwille van de transparantie, eenmalig en mondeling gemeld dat de broer van de betrokken arts topambtenaar H. Paul was, maar dat van geen enkele betrokkenheid bij of beïnvloeding van de zaak sprake is geweest of zal zijn.

  • Vraag 4
    Bent u bereid ook het functioneren van de IGZ onder de loep te nemen, gezien deze nieuwste feiten, waarbij veiligheidsdeskundige Klein zijn bevreemding uitspreekt over het feit dat de IGZ het door het VUmc beoogde integrale onderzoek naar het overlijden van patiënt Van Tongeren, waarbij zowel de problemen op de operatietafel waarbij Rick Paul was betrokken als de problemen op de intensive care zouden worden uitgezocht, niet nodig achtte? Is ontmoedigen van een dergelijk onderzoek niet «ongebruikelijk», zoals deskundige Abel zegt? Is een onderzoek naar het handelen van de IGZ niet te meer gewenst, om elke schijn van ongewenste beïnvloeding van de IGZ door externe factoren uit te sluiten? Dient in deze niet de onderste steen boven te komen?

    Het beleid van de IGZ is er op gericht dat zorginstellingen in eerste instantie zelf adequaat onderzoek doen naar een melding en daar lering uit trekken. Nadat de IGZ de onderzoeksresultaten ontvangt oordeelt zij of nader onderzoek, bijvoorbeeld door de IGZ zelf, in de rede ligt. Dit beleid heb ik vastgelegd in de «Leidraad Meldingen» van de IGZ. Het eigen onderzoek in deze casus is door VUmc in november 2011 in gang gezet. Ook werd door het VUmc een externe commissie samengesteld om onderzoek te doen.
    Begin januari 2012 constateerde de IGZ dat het VUmc het in november 2011 gestarte eigen onderzoek onverwacht had gestopt. Dit was voor de inspectie aanleiding om op 9 januari 2012 met de raad van bestuur van het VUmc in gesprek te gaan. Het VUmc bleek alleen een onderzoek te willen laten uitvoeren door een externe commissie. Op basis van de onderzoeksopzet constateerde de inspectie dat dit beoogde externe onderzoek weliswaar breed van opzet was maar dat specifiek onderzoek naar de betreffende melding ontbrak. De IGZ heeft in het gesprek aangegeven dat het VUmc in ieder geval het eigen onderzoek diende uit te voeren en dat een onderzoek door een externe commissie een goede zaak is, mits de leden onafhankelijk en deskundig zijn. Hierop heeft het VUmc besloten om het eigen onderzoek af te ronden. Gelet op de feitelijke gang van zaken is het dus onjuist om te stellen dat de IGZ onderzoek door een externe commissie niet nodig achtte of zou hebben ontmoedigd.
    Het VUmc heeft in het eigen onderzoek het hele proces in deze casus – vanaf de verwijzing, de preoperatieve fase, de operatie zelf, de postoperatieve fase tot en met het overlijden van de patiënt – onderzocht. Dit onderzoek is door de IGZ beoordeeld. Daarbij is de IGZ tot de conclusie gekomen dat de casus zorgvuldig door het VUmc is onderzocht en dat er, gelet op de patiëntveiligheid, door het ziekenhuis voldoende verbetermaatregelen zijn genomen en besloot dat verder onderzoek door IGZ niet noodzakelijk was.
    Het stond de raad van bestuur van het VUmc vrij om parallel aan of na afronding van het door de IGZ gevraagde interne onderzoek een externe partij of commissie opdracht te geven om onderzoek uit te voeren. De raad van bestuur heeft hier evenwel niet voor gekozen.
    Gelet op het bovenstaande concludeer ik dat de IGZ volgens de Leidraad heeft gehandeld en acht ik het niet noodzakelijk om nader onderzoek te doen naar het functioneren van de IGZ in deze casus, noch om de IGZ in te schakelen om het VUmc te vragen alsnog een extra onderzoek te laten doen door externe deskundigen.

  • Vraag 5
    Is niet – gezien het feit dat Rick Paul weer werkzaam is op de afdeling longchirurgie – het integrale externe onderzoek dat het VUmc aanvankelijk wilde doen noodzakelijk om volstrekte helderheid te krijgen over de feitelijke gang van zaken rondom het overlijden van de patiënt Van Tongeren? Bent u bereid – ook in het belang van de patiëntveiligheid – de IGZ te verzoeken het VUmc alsnog dit integrale onderzoek door externe deskundigen te laten doen?

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 6
    Hoe beoordeelt u het handelen van de betrokken arts(en) en het VUmc inzake het nabespreken en begeleiden van de familie na het overlijden van de heer Van Tongeren? Is het oordeel van deskundige Klein juist dat de familie ernstig tekort is gedaan, omdat de behandelend arts uit «strategische overweging» een gesprek met de familie heeft uitgesteld? Kunt u zich de beleving van de familie voorstellen dat het heel ver gaat als een dergelijk «spel» wordt gespeeld? Hoe dient het VUmc richting de familie thans te handelen?

    Het is belangrijk dat nabestaanden goed en tijdig worden geïnformeerd. Wanneer een nagesprek met nabestaanden uit strategische overweging zou worden uitgesteld en dit niet in het belang is van de betreffende nabestaanden, dan is dat geen goede zaak. Hoe het VUmc op dit moment richting de familie dient te handelen is primair aan het VUmc zelf. Ik kan mij voorstellen dat het VUmc het initiatief neemt om bij de nabestaande na te gaan in hoeverre behoefte is aan nazorg of een nader gesprek.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2014Z01904
Volledige titel: Het handelen van topambtenaren inzake de problemen op de longchirurgie/intensive care afdelingen van het VUmc
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-1293
Volledige titel: Antwoord op vragen Van Gerven over het handelen van topambtenaren inzake de problemen op de longchirurgie/intensive care afdelingen van het VUmc (VUmedisch centrum)