De inzet van politiestudenten tijdens de jaarwisseling 2013-2014 |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat er tijdens de afgelopen jaarwisseling aspirant-agenten zijn ingezet?1
Ja.
Klopt het dat u op 19 december 2013 afspraken heeft gemaakt met de politiebonden over inzet van aspirant-agenten tijdens feestdagen en bijzondere evenementen? Klopt het dat alleen aspiranten kunnen worden ingezet als zij de kernopgave Publiek Domein al hebben gevolgd, onder begeleiding staan van een coach, vrijwillig mogen kiezen of ze op deze dagen wel of niet willen werken en als zij er 100% salaris voor ontvangen?
Ja, er zijn met de politiebonden afspraken gemaakt over de inzet van aspirant-agenten tijdens feestdagen en bijzondere evenementen. Aspiranten kunnen enkel worden ingezet voor taken waartoe zij afdoende zijn opgeleid. Bovendien vindt inzet uitsluitend plaats onder begeleiding van een coach. Dit betekent overigens niet dat er altijd een coach naast de aspirant loopt. Voor aspiranten die op het moment van inzet in het theoretische opleidingsdeel zitten is afgesproken dat zij uitsluitend op vrijwillige basis worden ingezet.
Daarnaast is voor de inzet afgelopen Oud en Nieuw afgesproken dat aspiranten, die in het theoretische opleidingsdeel zitten, rechtspositioneel in dezelfde positie worden gebracht als aspiranten die in hun praktische opleidingsdeel zitten. Om die reden ontvangen zij voor deze inzet 100% salaris.
Zijn er signalen bij u bekend dat deze afspraken niet altijd zijn nagekomen? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het en waarom zijn deze afspraken niet altijd nagekomen?
Uit navraag bij de diverse onderdelen waar aspiranten zijn ingezet blijkt dat in een incidenteel geval de begeleiding van de aspirant door een coach niet conform de afspraken is geweest. Het is echter niet zo dat aspiranten onbegeleid zijn ingezet. In alle gevallen is er een ervaren collega bij geweest.
Zijn er aspirant-agenten ingezet die de kernopgave Publiek Domein nog niet hadden gevolgd? Zo ja, hoe vaak is dit voorgekomen? Wat is de reden dat zij tegen de afspraak in toch ingezet zijn?
Er is gebleken dat één student, die niet conform de planning is ingezet, door een misverstand is ingezet op taken waarvoor deze nog onvoldoende opleiding had.
Klopt het dat er aspirant-agenten de straat op gestuurd om te patrouilleren zonder coach? Hoe vaak is dit voorgekomen? Wat is de reden dat zij zonder coach (en dus tegen de afspraken in) toch ingezet zijn? Welke risico’s zijn hiermee gelopen en acht u deze risico's acceptabel? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe gaat u handelen in de richting van leidinggevenden die deze afspraak geschonden hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er aspirant-agenten opgeroepen zijn om te komen werken terwijl zij eigenlijk andere plannen hadden? Hoe vaak is dit voorgekomen? Hoe verhoudt zich dit tot de afspraak dat studenten vrijwillig mochten kiezen of zij wel of niet wilden werken? Is er dwang toegepast om hen toch aan het werk te krijgen? Zo ja, waarom en acht u dit acceptabel? Zo nee, hoe gaat u handelen in de richting van leidinggevenden die deze afspraak geschonden hebben?
In alle gevallen is er vroegtijdig gecommuniceerd over de inzet en is er rekening gehouden met vakanties of andere plannen van de aspiranten. Verder geldt dat aspiranten een aanstelling hebben en gewoon de uren van hun aanstelling – verplicht – moeten maken en toe moeten werken naar het realiseren van hun opleiding. In gevallen waar aanvankelijk een lesdag stond gepland, is daarom niet zonder meer geaccepteerd dat de student verhinderd was omdat hij/zij andere plannen had. Een lesdag vervalt als het korps de Politieacademie hierom verzoekt. Dit komt overigens weinig voor en voornamelijk als een andere inzet van de aspirant op dat moment wenselijk is.
Kunt u garanderen dat de aspirant-agenten die zijn ingezet 100% salaris ontvangen voor hun gewerkte uren, conform de afspraak met de politiebonden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u in de toekomst zorgen dat afspraken met de politiebonden over de inzet van aspirant-agenten altijd worden nageleefd?
Bij iedere bijzondere inzet zullen de afspraken duidelijk worden gecommuniceerd en vlak voor een inzet worden herhaald.
Het bericht de Nederlandsche Bank verliest €6,2 miljard op goudbelegging |
|
Teun van Dijck (PVV) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De Nederlandsche Bank verliest € 6,2 miljard op goudbelegging»?1
Ja.
Wat is de huidige waarde van het goud van de Nederlandsche Bank (DNB)? Hoeveel heeft DNB in 2013 verloren op haar goudbelegging ten gevolge van de waardevermindering in 2013?
Ultimo 2013 had de goudvoorraad van DNB een marktwaarde van in totaal € 17,2 mld. Een jaar eerder bedroeg deze marktwaarde € 24,8 mld. Aangezien de omvang van de goudvoorraad van DNB het afgelopen jaar niet is gewijzigd, geeft het verschil tussen beide bedragen, zijnde € 7,6 mld, de marktwaardedaling over 2013 weer.
Wat zijn de gevolgen hiervan voor de dividenduitkering van DNB aan de Staat en voor de begroting van 2014?
DNB stelt haar jaarrekening op overeenkomstig de voor de ECB en het ESCB geldende modellen en grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. Als gevolg daarvan worden ongerealiseerde positieve resultaten op herwaardeerbare activa en passiva niet in de winst- en verliesrekening verwerkt maar toegevoegd aan een herwaarderingsrekening op de balans. Negatieve ongerealiseerde resultaten worden ten laste van de herwaarderingsrekening gebracht voor zover het saldo op die rekening daarvoor toereikend is.
De waardedaling van € 7,6 mld wordt opgevangen in de herwaarderingsreserve van DNB en heeft daardoor geen gevolgen voor de dividenduitkering aan de Staat.
In onderstaand overzicht is het verloop van de marktwaarde van de goudvoorraad van DNB en van de bijbehorende herwaarderingsrekening gedurende de afgelopen jaren weergegeven.
2008
2009
2010
2011
2012
20131
Goud en goudvorderingen
12.239
15.090
20.782
23.961
24.834
17.234
Herwaarderingsrekening goud
Verschil
1.127
1.127
1.127
1.127
1.127
1.127
Wanneer heeft er voor het laatst een fysieke controle op het Nederlandse goud plaatsgevonden en wat waren de uitkomsten?
DNB heeft mij laten weten dat jaarlijks een fysieke controle op de goudvoorraad in Nederland wordt uitgevoerd (voor het laatst in januari 2014) en dat ook jaarlijks op roulerende basis één van de buitenlandse bewaarders van het goud van DNB wordt bezocht voor een fysieke controle op de goudvoorraad aldaar (de laatste keer is dit in het derde kwartaal van 2013 gebeurd). Bij deze controles zijn geen verschillen geconstateerd.
In 2011 gaf u in antwoord op vragen aan: «Het goud ligt gespreid op de locaties New York, Ottawa, Londen en Amsterdam»2; is dit nog steeds het geval? Hoeveel ligt op elke locatie opgeslagen?
DNB heeft haar goud nog steeds gespreid over de genoemde locaties opgeslagen. De verdeling van het goud over die locaties is als volgt:
Waarom is het (nog steeds) noodzakelijk om het Nederlandse goud in het buitenland te bewaren? Bent u bereid het goud, in navolging van Duitsland, terug te halen naar Nederland? Zo nee, waarom niet?
DNB voert een locatiebeleid waarbinnen het goud op de vier genoemde locaties wordt bewaard. De spreiding over meerdere locaties vergroot zowel de veiligheid van de opslag als de beschikbaarheid van de goudvoorraad als ultiem reserveactivum. Daarbij evalueert DNB periodiek of de verdeling tussen de locaties aanpassing behoeft. Ik zie geen reden om DNB te verzoeken haar goud terug te halen naar Nederland.
Het bericht 15.000 ouderen plots te gezond zijn voor het tehuis |
|
Mona Keijzer (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «15.000 ouderen plots te gezond voor het tehuis»?1
Ik ben bekend met dit bericht.
Klopt de inhoud van dit bericht? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Als het gaat om een raming van het aantal mensen dat in de toekomst langer thuis zal blijven wonen, dan verwijs ik naar de bijlage bij mijn brief van 25 april 2013 over de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning (TK 2012–2013, 30 597, nr. 296). Ik herken het aantal van ongeveer 15.000 ouderen dat in 2014 langer thuis blijft wonen. Dit betreft een raming van het aantal cliënten in ZZP VV 1 t/m 3 dat uitstroomt uit een instelling en niet wordt vervangen door nieuwe instroom. Ik bestrijd het beeld dat de titel van het bericht suggereert, namelijk dat 15.000 mensen «plots» te gezond zijn voor het tehuis. Het betreft een uitwerking van een maatregel uit het begrotingsakkoord 2013 waarover mijn voorganger en ik regelmatig overleg met uw kamer hebben gevoerd en aansluit op een trend die al langer zichtbaar is. De cliënten die al in het bezit zijn van een licht ZZP behouden hun rechten.
Wordt er bij het hanteren van de strengere ZZP-normen (Zorgzwaartepakketten) rekening gehouden met de onplanbare zorg en voldoende zorg thuis?
Bij de indicatiestelling wordt bekeken of iemand behoefte heeft aan een beschermende woonomgeving, permanent toezicht of een therapeutisch leefklimaat. Indien dat het geval is, dan komt iemand in aanmerking voor een verblijf in een instelling.
Nieuwe cliënten – die voorheen in aanmerking kwamen voor een licht ZZP – krijgen in plaats daarvan een indicatie in functies en klassen. De hoeveelheid zorg die deze cliënten geïndiceerd krijgen, staat niet vooraf vast maar betreft maatwerk en is afgestemd op de individuele behoefte van de cliënt. De thuiszorg kan ook op onplanbare momenten zorg aan huis leveren. In de bekostiging van zorg op onplanbare momenten wordt rekening gehouden met het feit dat onplanbare zorg duurder is dan zorg die op afgesproken tijden kan plaatsvinden.
Naast de zorg die door de thuiszorg wordt geleverd zijn er ook verzorgingshuizen die hun aanbod van zorg met verblijf omzetten naar zorg zonder verblijf. De cliënt betaalt dan huur en servicekosten. De cliënt ontvangt extramurale zorg en betaalt een extramurale eigen bijdrage, net zoals andere cliënten van extramurale zorg. De nieuwe cliënten kunnen een afweging maken of het wonen en de zorg in een geclusterde omgeving qua kwaliteit kan meten aan datgene wat zij in hun eigen huis kunnen ontvangen.
Ik verwacht dat het onderscheid tussen thuis wonen en in een instelling wonen in de toekomst steeds verder zal vervagen en dat er vele tussenvormen zullen gaan ontstaan.
Bent u ervan op de hoogte dat in de brief van uw ambtsvoorganger Veldhuijzen – van Zanten van 28 september 2013 staat dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geen bezwaren ziet voor de extramuralisering van ZZP V&V 1 en 2 (Verpleging & Verzorging) maar een gefaseerd implementatiescenario voor ZZP 3 nodig acht? Is dit scenario al bekend? Zo ja, wat is daar uit gekomen?
Het is mij bekend dat de Nederlandse Zorgautoriteit een gefaseerd implementatiescenario adviseerde voor ZZP 3. Het advies van de NZa heeft – naast gesprekken die zijn gevoerd met vertegenwoordigers van onder andere zorgaanbieders, cliëntenorganisaties en zorgkantoren – een rol gespeeld bij de keuze voor het gefaseerde invoeringsscenario zoals dat door mijn voorganger in de genoemde brief van 28 september 2012 is geschetst. Door mijn voorganger is het advies van de NZa meegezonden als bijlage bij de brief aan uw Kamer van 28 september 2012.
Daar waar in het begrotingsakkoord 2013 werd gesproken over invoering van het extramuraliseren voor ZZP 1 t/m 3 voor nieuwe cliënten per 1-1-2013, is in de brief van 28 september 2012 gekozen om per 1-1-2013 alleen ZZP’s 1 en 2 te extramuraliseren. In diezelfde brief is gekozen om het extramuraliseren van ZZP VV 3 voor nieuwe cliënten uit te stellen tot 1-1-2014 en voor ZZP VG 3 en ZZP GGZ 3 tot 1 januari 2015. In mijn brief over de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning van 25 april 2013 is deze fasering voor de sector verpleging en verzorging voor ZZP VV 1 t/m 3 ongewijzigd gebleven.
Bij de uitwerking van het kabinetsbeleid is – onder andere als uitvloeisel van afspraken zoals gemaakt in het zorgakkoord – besloten om ZZP VV 4 niet geheel te extramuraliseren, maar naar verwachting voor 50%.
Heeft u bij de uitwerking van het kabinetsbeleid rekening gehouden met een gefaseerd implementatiescenario?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat er advies aan de NZa zou worden gevraagd over kleine instellingen die vaak (veel) zorgvragers hebben met lichtere ZZP's, en daardoor in de problemen kunnen komen? Is dat dat advies al bekend? Zo ja, wat is daar uitgekomen?
In een dertigledendebat met uw Kamer op 16 januari 2014 heb ik toegezegd dat ik het rapport van de NZa in het voorjaar van 2014 verwacht en aan uw Kamer zal aanbieden.
Realiseert u zich dat door de bezuinigingen op de thuiszorg, verzorging en begeleiding er straks substantieel minder geld is voor thuiswonende zorgbehoevenden, en straks mensen thuis wonen met een zwaardere zorgvraag? Hoe voorkomt u dat dit gaat leiden tot ellende achter voordeuren en overbelaste mantelzorgers, en daardoor eerdere (crisis) opnames in – duurdere – verpleeghuizen?
Als gevolg van het extramuraliseren van de lichtere ZZP’s ontvangen nieuwe cliënten – in plaats van een indicatie voor een licht ZZP – een indicatie voor extramurale zorg en ondersteuning. Geleidelijk zal er een verschuiving gaan plaatsvinden van intramurale zorg naar meer extramurale zorg. In 2014 is de extramurale zorg nog een onderdeel van de AWBZ. Vanaf 2015 wordt de extramurale zorg gedecentraliseerd naar de Wmo en de Zvw. Bij de bepaling van de hoogte van de te decentraliseren budgetten wordt rekening gehouden met dit groeiend aantal mensen dat thuis blijft wonen en via de Wmo en de Zvw wordt geholpen. In de toekomst zullen wijkverpleegkundigen en de sociale wijkteams de zorg en ondersteuning van mensen in hun eigen omgeving samen met het sociale netwerk van de cliënten verder vorm kunnen geven.
Verslechterde arbeidsomstandigheden van schoonmakers bij de belastingdienst |
|
Sadet Karabulut , Mariëtte Hamer (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de klachten van Vakbond FNV Schoonmaak over de verslechterde arbeidsomstandigheden bij de belastingdienst in Eindhoven, Maastricht, Heerlen, Amsterdam en Apeldoorn?
Ja.
Deelt u de mening dat het niet gehoor geven aan diverse verzoeken van de schoonmakers om klachten van 1000 actievoerende schoonmakers op 18 januari jl. bij het kantoor van de belastingdienst in Utrecht, in strijd is met de Code Verantwoordelijk Marktgedrag dat ook onderschreven is door de overheid? Zo ja, bent u bereid om de belastingdienst te verzoeken om alsnog dit contact te leggen met de schoonmakers en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ik betreur het dat schoonmakers die werkzaamheden verrichten bij de Belastingdienst zich genoodzaakt voelden actie te voeren. In de Code Verantwoordelijk Marktgedrag zijn afspraken gemaakt om dit soort situaties te voorkomen. Zo is onder meer vastgelegd dat de opdrachtgever, het schoonmaakbedrijf en (een vertegenwoordiging van) de schoonmakers jaarlijks praten over de werkinhoud en de werkomstandigheden. De Belastingdienst heeft met de gecontracteerde schoonmaakbedrijven, in dit kader afgesproken dat jaarlijks een werkdrukmonitor wordt gehouden waaraan alle schoonmakers meedoen. De uitkomsten van de werkdrukmeting monden uit in aanbevelingen aan de werkgever. De Belastingdienst heeft om die reden richting FNV Bondgenoten aangegeven dat de klachten van schoonmakers over de vestigingen in Apeldoorn aan het betrokken schoonmaakbedrijf moesten worden aangeboden. FNV Bondgenoten heeft de klachten vervolgens aan de directeur van het schoonmaakbedrijf aangeboden en hierover gesproken met de Belastingdienst, het schoonmaakbedrijf en de schoonmakers. Het management van het schoonmaakbedrijf heeft werkoverleg gevoerd met zijn werknemers waarin de uitkomsten en aanbevelingen van de werkdrukmeter zijn besproken. Dat heeft er onder andere toe geleid dat de capaciteit bij de vestiging in Apeldoorn is verhoogd. De Belastingdienst zal, als goed opdrachtgever, de uitkomsten van de werkdrukmonitor en de door werkgevers genomen maatregelen binnenkort bespreken met de schoonmaakbedrijven en de (vertegenwoordiging van de) schoonmakers. Ik verwacht dat daarmee voldoende aan de klachten van de schoonmakers tegemoet wordt gekomen.
Wat vindt u van berichten dat in veel gevallen de werkdruk is toegenomen, ziekmeldingen niet geaccepteerd worden en de kwaliteit niet te garanderen is door inzet van te weinig schoonmakers en het toepassen van een te lage schoonmaakfrequentie? Wat is voorts uw mening over klachten van sommige schoonmakers dat in enkele gevallen zelfs sprake zou zijn van intimidatie?
Dit zijn zaken die ook aan de orde komen in de werkdruk monitor en binnenkort onderwerp van gesprek zullen met de schoonmaakbedrijven en de schoonmakers.
Als de berichten juist zijn, moeten deze misstanden uiteraard worden aangepakt. Ik ga er van uit dat de betrokken schoonmaakbedrijven respectvol omgaan met de schoonmakers. Als deze het gevoel hebben niet met het nodige respect te worden behandeld, dan is dit altijd bespreekbaar en zullen zo nodig passende maatregelen worden genomen. Er zijn bij mij twee individuele gevallen bekend waar de communicatie tussen werkgevers en werknemers niet goed is gegaan. Hierop is adequaat gereageerd.
Bent u bereid om naar aanleiding van de klachten van schoonmakers deze te laten onderzoeken door de Inspectie SZW? Zo nee, waarom niet?
Ik zie, gezien de voornoemde maatregelen, geen aanleiding om de Minister van SZW te vragen de Inspectie SZW in te schakelen.
Het bericht dat rijke Grieken sinds het uitbreken van de crisis 54 miljard euro hebben gestald op rekeningen in het buitenland |
|
Teun van Dijck (PVV) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitlatingen van het hoofd van de Griekse fiscale politie, dat rijke Grieken 54 miljard euro hebben weggesluisd naar het buitenland zonder belasting te betalen?1
Ja
Wat vindt u ervan dat rijke Griekse burgers hun belastingplicht verzaken en de ellende doorschuiven naar de Nederlandse belastingbetaler?
Het is belangrijk dat belastingfraude en -ontduiking in Griekenland tegen wordt gegaan en dat Griekenland aan de internationale verplichtingen kan voldoen.
Wat vindt u ervan dat het sinds het uitlekken in 2009, nog steeds niet opschiet met de afwikkeling van de «lijst Lagarde», waar de namen op staan van 1.700 Griekse belastingontduikers?
Ik deel de brede zorg van de Tweede Kamer over het belang van de voortgang van het onderzoek naar de Lagarde-lijst. Ik heb deze zorg herhaaldelijk overgebracht aan mijn Griekse gesprekspartners, en zal dit ook blijven doen. Tegelijkertijd ligt het antwoord op deze problematiek in de grondige herziening van het belastingsysteem omdat hier geen sprake is van een op zichzelf staand incident. Onderdeel daarvan is de effectieve strafrechtelijke vervolging van mogelijke belastingontduiking door Griekse ingezetenen.
Wat is de status van het bericht van eind 2012, dat de moeder van voormalig Grieks premier Papandreou, 550 miljoen euro zou hebben gestald op een Zwitserse bankrekening?
Hoe gaat u voorkomen dat de Grieken nog langer de rekening doorschuiven naar Nederland en andere eurolanden?
Er moet stevige druk blijven bestaan op de Griekse autoriteiten om belastingontduiking en -fraude tegen te gaan. Griekenland zal bij elke voortgangsmissie van de Trojka moeten laten zien dat zij de afgesproken hervormingen heeft geïmplementeerd. Ik zal hier bij het verschijnen van de eerstvolgende voortgangsrapportage nader op ingaan.
Het doodschieten van een verweesd jong damhert bij Marum |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht over een afgeschoten damhert in een wei in Marum?1
Ja.
Is het dier in een particulier weiland doodgeschoten door de politie?
Wat was de directe aanleiding om het dier dood te schieten? Was er sprake van een noodsituatie met een afweging ter plekke, of is het besluit eerder genomen?
Is het waar dat het verweesde dier op een vaste locatie was opgenomen door een kudde koeien met medeweten van de eigenaar van de kudde en dat er geen gevaar voor de verkeersveiligheid was?
Heeft de politie contact gezocht met de eigenaar van het weiland? Zo nee, waarom niet?
Heeft de politie geprobeerd opvang te realiseren voor het verweesde dier? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat het dier eerst was aangeschoten door een jager? Zo ja, was de jager gerechtigd om in het betreffende weiland op het damhert te schieten?
Wat is er met het kadaver van het geschoten dier gebeurd?
Bent u van mening dat alle regels zijn gerespecteerd? Zo ja, bent u tevreden met die regels? Zo nee, welke gevolgen geeft u hieraan?
Deelt u de mening dat, indachtig de Flora- en faunawet, het protocol zou moeten zijn dat indien controle over een dier in het wild gewenst is, eerst andere middelen zoals verdoving toegepast dienen te worden en slechts in uiterst geval een dier gedood mag worden? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat een dergelijk protocol gehanteerd wordt? Zo nee, waarom niet?
Uit artikel 2 van de Flora- en faunawet vloeit voort dat het gebruik van alternatieve methoden in de rede ligt voordat overgegaan wordt tot het doden van dieren. De zorgplicht in artikel 2 van de Flora- en faunawet bepaalt immers dat een ieder verplicht is nadelige gevolgen voor planten of dieren zoveel mogelijk te beperken, voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd. Of daarvan in dit geval sprake was, kan ik u niet zeggen lopende het politieonderzoek naar deze zaak. Overigens is de implementatie van de Flora- en faunawet een verantwoordelijkheid van de provincie (Gedeputeerde Staten).
Het bericht dat het landelijk schakelpunt uitbreidt naar ketenzorg |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Landelijk schakelpunt zet stap naar ketenzorg»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Wat is uw reactie op de uitbreiding van het uitwisselen van medische gegevens via het Landelijk Schakelpunt (LSP) met ketenzorg voor diabetes, cardiologie, astma en COPD, alsmede gegevens betreffende de ouderenzorg, GGZ en 2e lijn?
Ik hecht belang aan goede en veilige (elektronische) informatie-uitwisseling in de zorg. Als zorgaanbieders snel over de juiste informatie kunnen beschikken over hun patiënt en de patiënt op zijn beurt niet meerdere malen hetzelfde verhaal hoeft te vertellen dan draagt dat bij aan de efficiency en kwaliteit van zorg. Ook het principe van ketenzorg, waarbij zorgaanbieders samenwerken rond de zorg van een patiënt met een complexe hulpvraag, ondersteun ik van harte. Efficiënte informatie-uitwisseling tussen de verschillende zorgverleners rond die patiënt is een essentiële voorwaarde voor multidisciplinaire samenwerking.
Uiteraard is het daarbij van groot belang dat de gegevensuitwisseling veilig gebeurt met respect voor de privacy van de patiënt.
Uit de informatie van de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ), de beheerder van het landelijk schakelpunt (LSP), blijkt dat met de ondertekening van een convenant in november 2013 door partijen die een adviserende of toetsende rol (gaan) vervullen (o.m. de patiëntenfederatie NPCF en het Nederlands Huisartsengenootschap) en partijen die als bijvoorbeeld opdrachtgever, beoogd gebruiker of financier belang hebben bij het programma rond ketenzorg (o.m. Nictiz, ZN, HIS-leveranciers) een eerste stap is gezet in de richting van informatie-uitwisseling in de ketenzorg.
Vindt u het wenselijk dat hele groepen zorgverleners, zoals diëtisten, podotherapeuten en pedicures, voortaan ook medische dossiers kunnen inkijken?
Op basis van de huidige wet- en regelgeving (Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) en Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) gelden er regels die een veilige uitwisseling van (medische) patiëntgegevens tussen zorgverleners moeten waarborgen. Dit geldt vanzelfsprekend ook als gegevens worden uitgewisseld in het kader van ketenzorg.
Het is de verantwoordelijkheid van de beheerder van een elektronische uitwisselingssysteem om ervoor te zorgen dat gegevensuitwisseling plaatsvindt conform deze wet- en regelgeving en te borgen dat (medische) gegevens uitsluitend voor inzage beschikbaar zijn voor die hulpverleners die daar op grond van de geldende wet- en regelgeving recht toe hebben.
Wat betekent deze uitbreiding voor de veiligheid van de medische gegevens en de privacy van de patiënten?
De VZVZ geeft aan dat de plannen rond ketenzorg worden getoetst op veiligheid en privacy, om actuele medische informatie beschikbaar te hebben in een behandelrelatie.
Het CBP is de toezichthouder en kan indien nodig handhavend optreden.
Wordt patiënten apart om toestemming gevraagd voor deze uitbreiding?
Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) moet elke zorgaanbieder toestemming vragen aan de patiënt of hij/zij gegevens beschikbaar mag stellen. Ik heb begrepen dat de VZVZ de reikwijdte van de toestemmingsvraag in overleg met de betrokken partijen blijvend zal toetsen.
Wat vindt het College Bescherming Persoonsgegevens van deze uitbreiding?
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft tot taak toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens. Als het CBP – al dan niet na een wijziging in een elektronische uitwisselingssysteem – hiertoe aanleiding ziet, zal het CBP handhavend op kunnen treden.
In hoeverre is Nictiz betrokken bij deze uitbreiding? Kunt u dit specificeren?
Om de informatie-uitwisseling van zorgaanbieders die mensen met een chronische ziekte helpen te verbeteren, ontwikkelt Nictiz samen met veld partijen informatiestandaarden. Deze informatiestandaarden beschrijven de informatiebehoefte van dit specifieke deel van het zorgveld, sluiten aan bij de zorgstandaarden en zijn vrij beschikbaar voor veldpartijen om toe te passen. Nictiz werkt samen met het Kwaliteitsinstituut en veldpartijen aan de ontwikkeling van informatiestandaarden, zoals beschreven in mijn eHealth brief van 12 juni 2013.
Nictiz heeft in september 2013 een informatiestandaard opgeleverd voor chronisch zieken (met een accent op cardiometabole aandoeningen) Deze standaard is tot stand gekomen in samenwerking met een veelheid van partijen waaronder de Nierstichting, Nederlands Huisartsen Genootschap en Diabetesvereniging Nederland. Nictiz geeft aan dat er behoefte was aan deze standaard omdat bij de behandeling van chronisch zieken meerdere zorgverleners zijn betrokken en een optimale uitwisseling van medische gegevens belangrijk is voor de kwaliteit van het zorgproces.
De VZVZ heeft – als één van de beheerders van een elektronisch uitwisselingssysteem – besloten deze informatiestandaard te gaan toepassen en is hiertoe een samenwerking aangegaan met een aantal veldpartijen. VZVZ heeft onder andere Nictiz gevraagd hierbij te adviseren. Dit past in de opdracht van Nictiz om het veld te ondersteunen om interoperabiliteit tussen zorgverleners en hun systemen te bevorderen – zoals Nictiz ook andere partijen dan VZVZ adviseert bij interoperabiliteit. VZVZ is geheel zelf verantwoordelijk voor de implementatie, en de afspraken met de leveranciers en de zorgomgevingen om die implementatie te realiseren – zowel financieel als inhoudelijk.
Vindt u het passend dat zorgaanbieders voor de uitbreiding naar ketenzorg een geldelijke beloning krijgen?
Ik kan mij voorstellen dat zorgverzekeraars zorgverleners tegemoet willen komen in een deel van de kosten die zij maken voor aansluiting op en gebruik van het LSP.
Het eerdergenoemde convenant biedt zorgverzekeraars de mogelijkheid afspraken te maken over een tegemoetkoming in die kosten. ZN geeft aan dat zorgverzekeraars in het verlengde van de bestaande regelingen voor huisartsen en apothekers, kunnen bekijken of een tegemoetkoming in de kosten opportuun is. Dit om zorgvuldige informatie-uitwisseling via gebruik van het LSP te bevorderen in het belang van de cliënt. Dit is ook de reden dat zorgverzekeraars middelen ter beschikking stellen om pilots rond ketenzorg uit te voeren.
Verder laat ZN weten dat pas als sprake is van een geslaagde implementatie en bij aantoonbare extra kosten voor een zorgaanbieder een nog nader te bepalen tegemoetkoming in de kosten ter beschikking zal worden gesteld.
Het is niet de bedoeling van zorgverzekeraars om aansluiting bij het LSP verplicht op te leggen aan zorgverleners die dit niet wensen. Wel willen zorgverzekeraars voorkomen dat financiële overwegingen een drempel voor gebruik van het LSP zouden vormen.
Hoe gaat u voorkomen dat zorgverzekeraars informatie-uitwisseling via het LSP als voorwaarde in hun contracten opnemen?
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld, verwijzen zorgverzekeraars bij het vaststellen van contracten naar de kwaliteitseisen van de beroepsgroep. Alleen als de beroepsgroep heeft aangegeven dat elektronische gegevensuitwisseling via het LSP als kwaliteitseis wordt gezien, zullen de zorgverzekeraars dit als zodanig in hun contracten opnemen. Het is dus de beroepsgroep zelf die beslist of aansluiting op het LSP als kwaliteitseis voor de beroepsgroep zal gelden.
Deelt u de mening dat dit een ongewenste doorstart van het LSP is en zo ja, wanneer gaat u daar een einde aan maken?
Nee, die mening deel ik niet.
Medicijnkosten voor vreemdelingen |
|
Renske Leijten , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de vragen van 28 november 2013?1 Kunt u een aanvullende reactie geven op de berichten dat de PvdA Amsterdam en organisaties als STIL, LOS en INLIA felle kritieken hebben geuit op de eigen bijdrage die vreemdelingen per medicijn moeten betalen?2
Ja.
In juni 2013 heeft het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) in de bijeenkomst van Lampion, waarbij naast een aantal vertegenwoordigers van zorgverleners ook Dokters van de Wereld, Hiv vereniging Nederland, GGD Nederland en Pharos aanwezig waren, deze maatregel aangekondigd.
Op 26 november 2013 heeft CVZ de maatregel ook toegelicht in de bijeenkomst van het Breed Stedelijk Overleg, een platform met een mix van vertegenwoordigers van zorgverleners en hulpverlenerorganisaties aan onverzekerbare vreemdelingen. Sommige vertegenwoordigers van de genoemde organisaties hebben hun zorgen geuit over de uitwerking van de maatregel in situaties dat onverzekerbare vreemdelingen écht geen inkomen hebben. Daarnaast heeft de maatregel in deze gesprekken ook begrip gekregen.
De vijf-euromaatregel is niet van toepassing op weekvervolguitgiftes. Het CVZ heeft dit bewust zo gedaan om te voorkomen dat deze groep door de maatregel met onevenredig hoge kosten wordt geconfronteerd. Niet alle patiënten met chronische medicatie hebben een weekvervolguitgifte. Tot 1 januari 2014 werden de medicijnen aan onverzekerbare vreemdelingen voor maximaal 1 maand meegegeven. Deze uitgiftemogelijkheid is verruimd. De apotheker kan nu voor drie maanden medicatie meegeven. Een patiënt die voor langere tijd medicatie gebruikt betaalt dan dus maar eens in de drie maanden vijf euro per receptregel.
Deelt u de zorgen dat deze standaardbijdrage ervoor zal kunnen zorgen dat vreemdelingen huiverig zijn om medisch noodzakelijke zorg te vragen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt ondanks de maatregel toch voorkomen dat vreemdelingen niet de zorg vragen en krijgen die ze nodig hebben?
Bij het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerbare vreemdelingen geldt als uitgangspunt dat de patiënt zoveel mogelijk zelf de rekening van de ingeroepen zorg voldoet. De zorgverlener kan aan het CVZ een compensatie vragen als hij er niet in slaagt het volledige bedrag te incasseren. Dit geldt ook voor de verstrekking van medicijnen. Uit inventarisatie van het CVZ is naar voren gekomen dat onverzekerbare vreemdelingen vaak weten dat de apotheek de niet betaalde rekening kan declareren bij het CVZ. Deze wetenschap leidde vervolgens tot een scherpe daling van de bereidheid om te betalen. De verstrekking van medicijnen was daarmee verworden tot gratis medicatie aan illegalen. Die ontwikkeling vind ik onwenselijk.
Gelet op het wettelijk uitgangspunt van de regeling dat de onverzekerbare vreemdeling de kosten van zorg in beginsel zelf behoort te betalen meen ik niet dat er sprake is van het opwerpen van een onredelijke financiële barrière of dat een bedrag van € 5 de toegankelijkheid tot medisch noodzakelijke zorg belemmert. Ik zie in de vijf-euromaatregel geen onoverkomelijke drempel voor het verkrijgen van zorg. In echt urgente gevallen zal de apotheker zijn professionele verantwoordelijkheid nemen.
Vraag 4 impliceert dat illegalen hier jaren verblijven en in grote mate afhankelijk zijn van de gezondheidszorg in Nederland. Gratis gezondheidszorg bij illegaal verblijf zal illegaal verblijf niet ontmoedigen.
Op welke wijze zal een apotheek kunnen toetsen of een vreemdeling de medicijnen wel of niet kan betalen? Deelt u de mening dat vreemdelingen niet alleen risico lopen om de benodigde medicijnen niet te kunnen betalen, maar dat zij ook onnodig lang op hun medicijnen moeten wachten, als eerst moet worden vastgesteld of zij de medicijnen wel kunnen betalen?
Het toetsen van financiële draagkracht van mensen die medicijnen nodig hebben is feitelijk ondoenlijk en vind ik bovendien ongewenst. Dat doen apothekers immers ook niet voor de eigen medicijnbijdrage van verzekerden.
De apotheker diende voorheen te beoordelen hoeveel de patiënt kon betalen. Dit was een tijdrovende en vaak onmogelijke taak. Deze discussie was hoogst onplezierig en leidde vaak tot een onbevredigend resultaat.
Kunt u reageren op de kritiek van STIL dat deze maatregel op de lange termijn alleen maar duurder zal uitpakken, als mensen blijven rondlopen met medische problemen en uiteindelijk in het ziekenhuis zullen belanden?3
Zie antwoord vraag 2.
Welke extra incassokosten zullen er voor het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) verbonden zijn aan het innen van de 5 euro? Op welke wijze verhouden deze kosten zich tot de opbrengsten? Indien deze kostenraming onbekend is, bent u dan bereid deze alsnog te maken? Zo nee, waarom niet?
Aan het innen van de € 5 zijn voor het CVZ geen incassokosten verbonden.
Het CVZ heeft met de apothekers contractueel afgesproken dat zij € 5 aan de patiënt moeten vragen voor een medicijn. De verantwoordelijkheid om deze te innen ligt bij de apotheker. Bij de uitbetaling aan de apotheker wordt op elke receptregel dit bedrag automatisch ingehouden. Weekvervolguitgiften zijn van deze maatregel uitgesloten.
Klopt het dat niet duidelijk is of deze maatregel een besparing zal opleveren? Zo ja, op welke wijze acht u de 5 euromaatregel dan proportioneel, niet alleen gezien het feit dat ervoor gewaarschuwd wordt dat vreemdelingen niet meer de noodzakelijke zorg kunnen krijgen, maar ook omdat de kosten van medicijngebruik in heel Nederland in 2012 met bijna 10 procent zijn gedaald?
De vijf-euromaatregel is niet genomen met het primaire doel om een besparing op te leveren. Het is de bedoeling om de uitgangspunten van de regeling meer in acht te nemen en ervoor te zorgen dat de illegaal bijdraagt aan de zorg die hij inroept. Ook wordt zo het misverstand weggenomen dat in Nederland de zorg voor illegalen gratis is.
Deelt u de mening dat de maatregel een inbreuk vormt op de artikelen 11 en 13 van het Europees Sociaal Handvest? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De bescherming van het Europees Sociaal Handvest (ESH) strekt zich niet uit tot vreemdelingen die niet legaal verblijven op het grondgebied van Nederland. Onderdeel 1 van de Bijlage bij het herziene ESH bepaalt op dit punt dat het ESH slechts van toepassing is op die vreemdelingen die onderdaan zijn van andere landen die partij zijn bij het ESH en die legaal verblijven of rechtmatig werkzaam zijn in Nederland. Een maatregel die zich richt op illegaal verblijvende vreemdelingen kan dus niet in strijd zijn met het ESH.
De inlichtingenvergaring in Burum naar aanleiding van de uitzending van Nieuwsuur op 13 januari jl. |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur van 13 januari jl. over de inlichtingenvergaring in Burum?
Ja.
Bent u op de hoogte van de plaatsing van de Amerikaanse apparatuur met de mogelijkheid van inlichtingenverzameling op Nederlands grondgebied? Zo nee, hoe kan de Nederlandse overheid dan toezicht houden op de activiteiten van de Amerikanen in Nederland? Zo ja, op welke wijze gaat u de Kamer hierover informeren?
Inmarsat levert vanuit Teleport Burum commerciële telecommunicatiediensten aan overheden en organisaties binnen het kader van de Telecommunicatiewet in Nederland. Het Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken houdt toezicht op de handhaving van deze wet.
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) hebben geen aanwijzingen dat er in Burum sprake is van inlichtingenactiviteiten door buitenlandse mogendheden. De diensten doen structureel onderzoek naar dergelijke activiteiten van buitenlandse mogendheden in Nederland. Indien wordt geconstateerd dat een buitenlandse mogendheid zonder toestemming en medewerking van de AIVD en MIVD inlichtingenactiviteiten verricht op Nederlands grondgebied, treft de regering altijd maatregelen.
Bent u door of namens de Amerikaanse regering geïnformeerd over de activiteiten op het gebied van inlichtingenvergaring door de Amerikanen in Burum? Zo ja, wanneer bent u hierover geïnformeerd? Zo nee, gaat u alsnog de Amerikaanse regering verzoeken u hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 2.
Houdt de Nederlandse overheid toezicht op de Amerikaanse activiteiten met betrekking tot inlichtingenverzameling in Nederland? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op hoeveel bedrijventerreinen in Nederland is Amerikaanse of overige buitenlandse apparatuur met de mogelijkheid van inlichtingenverzameling geplaatst? Op welke wijze is het toezicht door de Nederlandse overheid op het gebruik van deze soort apparatuur door anderen geregeld?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak komt het voor dat een Nederlands defensieterrein grenst aan een bedrijventerrein?
In veel gevallen grenzen defensieterreinen aan bedrijventerreinen of bieden zij ruimte voor civiel medegebruik. Voorbeelden hiervan zijn de marinehaven in Den Helder, de ontwikkeling van de nieuwe marinierskazerne in Vlissingen op een bedrijventerrein en het civiele medegebruik van de militaire luchthavens.
Hoe gebruikelijk is het dat activiteiten in het vitale en hele delicate veiligheidssegment plaatsvinden op een bedrijventerrein grenzend aan een defensieterrein waar men dezelfde activiteiten verricht?
Zie antwoord vraag 6.
Welke controle is er op de rechtmatigheid van inlichtingenvergaring door anderen dan de Nederlandse organisaties die onder toezicht staan van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD)?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt de Nederlandse overheid de door de Nationale SIGINT Organisatie (NSO) verzamelde inlichtingen in Burum met derden? Zo ja, met welke partijen?
De Nederlandse diensten werken zowel in als buiten het NAVO-bondgenootschap samen met buitenlandse partnerdiensten. Dit gebeurt binnen de kaders van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv2002). Het gaat vooral om het uitwisselen van gegevens om de informatiepositie van de diensten te versterken. Over de partnerdiensten kunnen in het openbaar geen uitspraken worden gedaan.
Aan wie betaalt het Amerikaanse leger huur, het zogeheten telehousing, om de apparatuur in Burum te kunnen plaatsen en om satellietservice te ontvangen?
Inmarsat is een commerciële onderneming die op het private satellietgrondstation in Burum diensten aanbiedt voor het ontvangen en verzenden van satellietsignalen. Klanten betalen Inmarsat voor deze diensten. Voor meer informatie over Inmarsat verwijs ik de indieners naar de antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Van Raak c.s.
Welk Amerikaans bedrijf is betrokken bij de exclusieve beheersing van het United States Government Network van Inmarsat?
Op welke wijze garandeert u de naleving van de Nederlandse wetgeving door buitenlandse bedrijven die zich bezig houden met inlichtingenvergaring?
Zie antwoord vraag 2.
Het AOW-gat voor studenten uit de BES-eilanden |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat studenten uit de BES-gebieden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) geen Algemene Ouderdomsverzekering (AOW) op de BES meer opbouwen wanneer zij in Nederland komen studeren? Klopt het dat deze studenten tevens geen AOW opbouwen in Nederland?
Indien een student uit Caribisch Nederland vertrekt om in het Europese deel van Nederland te gaan studeren, heeft dit in de meeste gevallen tot gevolg dat de verzekering voor de AOV eindigt. Vanaf het moment dat een student Caribisch Nederland verlaat om te gaan studeren, wordt hij niet langer als ingezetene beschouwd en eindigt zijn AOV-verzekering.
Dit geldt niet voor studenten waarop artikel 1 onder b van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES van toepassing is. Studenten tussen de 15 en 27 jaar, die geen ingezetene zijn van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, zijn toch verzekerd voor de AOV indien een ingezetene van Caribisch Nederland recht heeft op kindertoeslag ten behoeve van dit kind op grond van de Wet inkomstenbelasting BES. Recht op kindertoeslag bestaat voor kinderen tot 18 jaar. Indien de studenten onder dit besluit vallen, zal in het algemeen de verzekeringsplicht voor de AOV doorlopen worden indien zij naar het Europese deel van Nederland komen om te studeren.
Voor wat betreft de verzekeringsplicht voor de (Europees-) Nederlandse AOW geldt het volgende.
Op basis van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden geldt dat personen die uitsluitend wegens studieredenen in Nederland (hieronder dient te worden begrepen het Europese deel van Nederland) wonen en jonger zijn dan 30 jaar, niet verzekerd zijn. Zodra de student echter naast zijn studie werkzaamheden in loondienst verricht, is hij wel verzekerd voor de Nederlandse AOW. De omvang van de werkzaamheden is daarbij niet van belang.
Aangezien het tegenwoordig heel gebruikelijk is voor studenten om naast hun studie part-time werkzaamheden te verrichten, zal waarschijnlijk een deel van de studenten uit Caribisch Nederland op die grond verzekerd zijn voor de AOW.
De groep studenten die geen werkzaamheden verricht naast hun studie is in principe niet verzekerd voor de AOW.
Klopt het dat mensen zich niet vrijwillig kunnen verzekeren voor de AOW als zij buiten de BES-eilanden gaan wonen?
Bij de beantwoording van deze vraag ga ik er van uit dat de vraag zich richt op een vrijwillige verzekering voor de AOV, de algemene ouderdomsverzekering die voor Caribisch Nederland geldt. De AOV kent inderdaad niet de mogelijkheid tot het afsluiten van een vrijwillige verzekering.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat mensen die binnen Nederlands grondgebied verhuizen een gat krijgen in hun pensioenopbouw? Bent u bereid om samen met de BES-eilanden te zoeken naar een gepaste oplossing voor deze problematiek?
Ik ben bereid gezamenlijk met de bestuurscolleges van Caribisch Nederland naar een passende oplossing te zoeken voor de onderhavige problematiek. Ik ben voornemens dit punt te agenderen voor bespreking met de bestuurscolleges tijdens de zogeheten «CN-week» in juni van dit jaar.
Zorgaanbieder Vivium Thuiszorg |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over zorgaanbieder Vivium Thuiszorg die een rechtszaak aanspant tegen gemeenten, omdat die gemeenten deze organisatie houdt aan de voorwaarden die in de aanbesteding hebben gestaan? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Op het moment dat sprake is van verschil in inzicht over bijvoorbeeld de voorwaarden van de aanbesteding, staat het een partij vrij om rechtsmiddelen in te zetten. Vivium Thuiszorg heeft ervoor gekozen een zaak aanhangig te maken bij de rechter. Het is niet aan mij om daar over te oordelen. De rechter heeft in deze rechtszaak inmiddels een vonnis gewezen en ik vertrouw erop dat deze uitspraak voor beide partijen duidelijkheid biedt over de interpretatie van de voorwaarden die zijn opgenomen in de overeenkomst.
Wat vindt u ervan dat Vivium zich niet heeft gehouden aan vereiste salarisschalen voor thuiszorgmedewerkers? Vindt u dat een werkgever het recht heeft dit te doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet aan mij om te oordelen over de uitspraak van de rechter. De voorzieningenrechter heeft in haar vonnis aangegeven dat in de Nota van Inlichtingen, behorende bij de overeenkomst met de betrokken gemeenten, blijkt dat inschaling in FWG 10 niet toegestaan was. Ik heb schriftelijk van Vivium Thuiszorg begrepen dat zij gevolg heeft gegeven aan het vonnis van de rechtbank en de betrokken medewerkers met terugwerkende kracht in FWG 15 gaan inschalen.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter dat Vivium onterecht heeft gehandeld, en op het feit dat gemeenten op alle punten in het gelijk zijn gesteld? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het wenselijk dat Vivium veel zorggeld over de balk gooit voor dure proceskosten, simpelweg omdat zij de thuiszorgmedewerkers niet wil inschalen in een fatsoenlijke salarisschaal? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als er onoverkomelijke verschillen van inzicht optreden tussen partijen, dan staat de gang naar de rechter ook een thuisorganisatie ter beschikking. Vivium Thuiszorg zag daar in deze situatie noodzaak toe.
Vindt u het acceptabel dat er dure rechtszaken gevoerd moeten worden, omdat een thuiszorgorganisatie onder de wet en onder de geldende cao probeert te duiken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom heeft u niet eerder ingegrepen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe oordeelt u over de beslissing van Vivium om na de uitspraak van de rechter 800 thuiszorgmedewerkers te ontslaan, om hier vervolgens op terug te komen?3 4
Ik heb van Vivium Thuiszorg en de betrokken gemeenten begrepen dat zij na het vonnis in constructief overleg zijn gegaan over de wijze waarop zij het beste gevolg kunnen geven aan het vonnis. Vivium Thuiszorg heeft mij schriftelijk laten weten dat zij niet de intentie heeft gehad om thuiszorgmedewerkers te ontslaan en dat zij streeft naar baanzekerheid voor haar medewerkers.
Is het waar dat Vivium haar thuiszorgmedewerkers niet ontslaat, omdat zij dan uiteindelijk duurder uit is dan wanneer zij voldoet aan de loonsverhogingseisen van de regiogemeenten? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Navraag bij Vivium Thuiszorg leert dat zij geen ontslagaanvraag heeft ingediend bij het UWV. Ook heeft Vivium Thuiszorg mij laten weten dat zij naar aanleiding van het vonnis in overleg is getreden met de betrokken gemeenten om gezamenlijk tot overeenstemming te komen. Dit heeft geleid tot het besluit van Vivium Thuiszorg om de betrokken medewerkers met terugwerkende kracht in FWG 15 in te schalen.
Wat vindt u ervan dat de voorzitter van de Raad van Bestuur van Vivium tevens cao- onderhandelaar is bij Actiz? Wat vindt u ervan dat deze koepelorganisatie huishoudelijke verzorging géén onderdeel meer wil laten zijn van de cao VVT? Kunt u uw antwoord toelichten?
De samenstelling van een onderhandelingsdelegatie is een zaak van de betreffende CAO-partijen, daar treed ik niet in. Dat geldt ook voor onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden; dat is aan werkgevers en werknemers. Hetzelfde geldt voor de inzet van een cao-partij in dergelijke onderhandelingen.
Een grote criminele jeugdbende in Den Haag |
|
Louis Bontes (Bontes) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bendelid houdt radiostilte om straks weer toe te slaan»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de navolgende uitspraak van één van de circa 60 aan de politie ontkomen bendeleden: «Nu moeten we eerst schuilen. Anders worden wij straks ook opgepakt. Ons een tijdje rustig houden en dan langzaam contact met elkaar zoeken om onze groep vrienden weer bij elkaar te krijgen. Jongens gaan naar Marokko om bij familie te logeren. Een aantal gaat in andere steden naar familie of vrienden. Sommigen blijven in Den Haag, maar dan in een andere wijk, en een paar blijven low profile in de buurt. Wat ik ga doen, beslis ik later vandaag»?
Naar mijn oordeel werkt de aanpak van problematische jeugdgroepen. Deze jongeman voelt zich terecht niet meer «onaantastbaar» in de wijk. Dat bendeleden onderduiken of vluchten betekent niet dat ze buiten beeld blijven. Politie en justitie hebben deze jongens scherp in het vizier. Vroeg of laat worden ook zij (aan)gepakt.
Wat is uw oordeel over het feit dat gezinsleden, familieleden, buren en sommige ondernemers bendeleden helpen bij het ontkomen aan de politie?
Als de uitspraak op waarheid berust is dat niet acceptabel en strafbaar. Gezin en familie moeten juist betrokken worden in de aanpak om recidive of verder afglijden te voorkomen. Dat is ook precies de reden dat lokaal en landelijk wordt ingezet op een meersporenaanpak: strafrechtelijk ingrijpen als nodig is, aangevuld met zorginterventies en bestuursrechtelijke maatregelen. Oorzaken van crimineel gedrag kunnen hun voedingsbodem hebben in de gezinssituatie. Het is belangrijk dat jonge broertjes of zusjes hun grote broer of zus niet achterna gaan. Daarom krijgen ouders en familieleden moeten handvatten krijgen om te voorkomen dat iemand uit het gezin opnieuw de fout in gaat. De meersporenaanpak richt zich op de dader, én op het systeem, én op de omgeving. Dit zijn belangrijke elementen van de aanpak van problematische jeugdgroepen zoals die onder regie van de gemeente Den Haag nu vorm krijgt.
Bent u bereid alles op alles zetten deze criminele bende volledig en definitief te ontmantelen?
Daar zijn politie, Openbaar Ministerie en de gemeente Den Haag gezamenlijk mee bezig. Voordat deze criminelen van hun bed werden gelicht is achter de schermen veel werk verricht. Zoals u weet is er binnen mijn ministerie een actieprogramma dat gemeenten ondersteunt in de aanpak, om te helpen waar nodig en ook om de goede elementen uit de aanpak landelijk uit de dragen bij andere gemeenten. Dit actieprogramma werkt ook samen met de gemeente Den Haag. Over deze samenwerking ben ik tevreden.
Met de stevige aanpak van problematische jeugdgroepen maken we werk van veiligere wijken en minder criminaliteit, overlast en recidive. Ook draagt het bij aan een beter veiligheidsgevoel onder burgers en een beter toekomstperspectief van de jongeren zelf. De gemeente Den Haag heeft hierin weer een belangrijke stap gezet.
De extra controle van het nieuwe dienstwapen |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wanneer heeft u besloten alle dienstwapens van de politie te onderwerpen aan een extra controle?1 Hoeveel dienstwapens zijn er inmiddels gecontroleerd? Wanneer zullen alle dienstwapens gecontroleerd zijn op het ontbreken van de zogeheten trekkerstangopvangnok?
Medio december 2013 werd het ontbreken van het onderdeel ontdekt. Na analyse hiervan is tijdens de feestdagen besloten om alle wapens te controleren. Inmiddels zijn 13.000 wapens gecontroleerd. Op 15 Februari 2014 zal de controle op alle dienstwapens zijn afgerond.
Zijn er dienstwapens aangetroffen waar het betreffende onderdeel ontbrak? Om hoeveel dienstwapens gaat het en is de fout bij die betreffende wapens direct hersteld?
Nee, tot nu toe zijn er geen dienstwapens aangetroffen waar het betreffende onderdeel ontbrak. Het gaat om 1 wapen en tijdens een controle door de fabrikant is de fout na ontdekking direct hersteld.
Klopt het dat met het ontbreken van de trekkerstangopvangnok het wapen af kan gaan als het valt? Welke risico’s hebben agenten door het mogelijk ontbreken van dit onderdeel gelopen? Acht u dit verantwoord? Zo ja, waarom? Zo nee, in hoeverre kan de fabrikant aansprakelijk worden gesteld voor deze risico’s?
Het is in theorie mogelijk dat met het ontbreken van de trekkerstangopvangnok het wapen af kan gaan als het valt, maar de kans hierop is heel klein: het wapen zou dan van een bepaalde hoogte onder een bepaalde hoek op een specifieke ondergrond moeten vallen. Het risico voor de agenten is in die zin dus niet groot. Dat geldt ook voor het functioneren van het wapen, aangezien het ontbreken van de nok het regulier functioneren van het wapen niet beïnvloedt.
Ten aanzien van de veiligheid is geen enkel (onnodig) risico acceptabel. Om die reden vindt nu deze volledige en uitvoerige controle plaats. De fabrikant kan en zal volledig aansprakelijk gesteld worden voor mogelijke risico’s.
Herinnert u zich de eerdere vragen over de aanbesteding van het nieuwe dienstwapen van de politie?2 Hoe verhoudt het mogelijk ontbreken van de trekkerstangopvangnok zich tot de maximale garantie van de fabrikant voor de valveiligheid van de Walter P99Q-NL? Hoe verhoudt dit zich voorts tot uw uitspraak dat «de gebruikers dan ook geen onnodige risico’s lopen»?
Ja.
Dit ontbreken van de nok is nooit eerder in een pistool van de leverancier voorgekomen en moet dan ook worden gezien als een eenmalige gebeurtenis. De maatregelen die de fabrikant inmiddels heeft genomen om te voorkomen dat het nog eens gebeurt zijn passend bij hun toezegging voor het garanderen van de maximale valveiligheid.
De Walther P99Q-NL is 100% valveilig. Bij 1 pistool is bij controle door de fabrikant ontdekt dat een trekkerstangopvangnok ontbrak. Daarop is direct een volledige controleactie gestart van alle 14.000 dienstwapens en de fabrikant heeft maatregelen in het kwaliteitsproces genomen.
Hoeveel manuren kost deze extra controle de politieorganisatie? Welke extra kostenpost loopt de politie hierdoor op?
Deze extra controle kost circa 1.200 manuren. De berekening van de extra kosten hiervoor wordt nog gemaakt. Deze kosten zijn volledig voor rekening van de leverancier.
Komen de hierboven genoemde kosten voor rekening van de politie of de wapenfabrikant? Zijn hier afspraken over gemaakt? Zo ja, hoe luiden deze?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het ontbreken van een onderdeel in het dienstwapen een fout is van van de fabrikant en dat hij dus de kosten die dit met zich meebrengt zou moeten betalen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u uitsluiten dat in de toekomst meer fouten in het dienstwapen worden aangetroffen? Kunt u garanderen dat na deze controle de dienstwapens aan alle eisen van valveiligheid en overige vormen van veiligheid voldoen?
Nee, maar de controles van de fabrikant worden volgens ISO-normen uitgevoerd, waarbij het percentage van de steekproef voor de resterende leveringen is verhoogd.
Voor zover er al sprake van was dat het betreffende dienstwapen niet voldeed aan alle eisen van valveiligheid en overige vormen van veiligheid zal dat na de controle zeker het geval zijn.
Het bericht dat de Nigeriaanse president de anti-homowet heeft ondertekend |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de Nigeriaanse president de anti-homowet heeft ondertekend?1
De ondertekening van de zogeheten Same Sex Marriage Prohibition Act door de Nigeriaanse president is teleurstellend en zorgwekkend. De wet bevat bepalingen die volgens lokale belangenorganisaties in strijd zijn met zowel de Nigeriaanse grondwet als internationale mensenrechtenverdragen waar Nigeria partij bij is.
Wat is uw reactie op het bericht dat Nigeria tientallen homo’s opgepakt heeft?2
Dit bericht heeft betrekking op gebeurtenissen in de deelstaat Bauchi en is bevestigd door een LHBT-organisatie waarmee de ambassade in contact is. Het arresteren van personen op basis van hun seksuele oriëntatie is zeer zorgelijk. Dit incident zou overigens al op 27 december 2013 – bijna twee weken voordat de president de wetgeving ondertekende – hebben plaatsgevonden.
Welke stappen heeft Nederland, zowel zelf als in EU-verband, ondernomen om de Nigeriaanse autoriteiten aan te spreken op discriminerende wetgeving voor LHBT’s nadat deze afgelopen jaar goedgekeurd werd door het Nigeriaanse parlement?3 4
Al sinds 2006 – toen een eerdere versie van deze wet voor het eerst werd geïntroduceerd – heeft Nederland, samen met EU-partners de positie van LHBT’s onder de aandacht gebracht van de autoriteiten en deze aangesproken op discriminerende wetgeving. Op advies van LHBT-organisaties – en in samenspraak met gelijkgezinde ambassades – is daarbij gekozen voor een aanpak achter de schermen om te voorkomen dat stevige publieke verklaringen en hierop volgende persaandacht contraproductief zouden uitwerken.
Daarnaast heeft Nederland de wetgeving en de positie van LHBT’s regelmatig in internationaal verband opgebracht, zoals recentelijk in het kader van de Nigeriaanse Universal Periodic Review bij de Verenigde Naties. De EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft naar aanleiding van de aanname van het wetsontwerp door het Huis van Afgevaardigden en de ondertekening door de president haar zorg uitgesproken. Daarnaast heeft een hoge EU-delegatie vorige week de zorgen van de EU overgebracht aan de Nigeriaanse Ministers van Justitie en Buitenlandse Zaken.
Bent u voornemens om zelf of in EU-verband te reageren op deze discriminerende wetgeving richting van de Nigeriaanse regering? Zo ja, welke stappen bent u van plan te gaan nemen? Zo neen, waarom niet?
Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft reeds een verklaring naar buiten gebracht. Nederland en gelijkgezinde landen beraden zich op dit moment over mogelijke vervolgstappen. Hierbij worden ook lokale LHBT-organisaties geconsulteerd.
Bent u voornemens om zelf of in EU-verband te reageren op het specifieke bericht dat Nigeria tientallen homo’s opgepakt heeft? Zo ja, welke stappen bent u van plan te gaan nemen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre is het bovengenoemde incident volgens u een direct gevolg van het invoeren van de discriminerende wetgeving jegens homoseksuelen?
Het bovengenoemde incident vond plaats voorafgaand aan de ondertekening van de nieuwe wetgeving en homoseksualiteit is al langer strafbaar in Nigeria. Niettemin is het niet uit te sluiten dat het wetgevingsproces wel degelijk invloed heeft gehad op dit specifieke incident.
In hoeverre ondersteunt Nederland projecten in Nigeria om discriminatie van LHBT’s tegen te gaan?
Vanuit het mensenrechtenfonds steunt de Nederlandse Ambassade door middel van een meerjarig programma een prominente Nigeriaanse organisatie die zich inzet voor de rechten van LHBTs. De ambassade onderzoekt op dit moment, mede in het kader van de nieuwe wetgeving, de mogelijkheden van verdere steun voor de bevordering en bescherming van de rechten van LHBTs.
Het bericht schoonmaakgigant stort zich op zorg |
|
Martine Baay-Timmerman (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schoonmaakgigant stort zich op zorg»?1
Ja.
Vindt u het wenselijk dat een commercieel bedrijf, dat gericht is op winst maken en zichzelf in stand houden, zich gaat bezighouden met het organiseren van hulp en zorg aan diegenen die afhankelijk zijn van hulp en zorg?
Gemeenten zijn op grond van de Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de ondersteuning aan de burgers die daarop aangewezen zijn. De wet geeft hen beleidsruimte om deze verantwoordelijkheid in te vullen, ook ten aanzien van het contracteren van aanbieders die deze ondersteuning aan mensen leveren. Het is aan gemeenten om, ook als opdrachtgever van de gecontracteerde aanbieders, er zorg voor te dragen dat mensen passende ondersteuning ontvangen die voldoet aan de daaraan gestelde kwaliteitseisen. Gemeenten waarborgen dit vooral door middel van de inhoud van het contract met de aanbieders en het monitoren van de kwaliteit van de uitvoering. Iedere organisatie dient aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen.
Bent u het ermee eens dat kwaliteit van zorg altijd centraal moet staan? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de kwaliteit van zorg, ondersteuning en hulpverlening gegarandeerd blijft als het door een commercieel bedrijf geleverd wordt?
Daar ben ik het mee eens. De Wmo bevat de nodige waarborgen voor een kwalitatief goede uitvoering. Deze worden doorvertaald in overeenkomsten met aanbieders, met en zonder winstoogmerk. Daarbij geldt dat gemeenten de verantwoordelijkheid voor de (kwaliteit van de) uitvoering hebben en daar ook op kunnen worden aangesproken door cliënten. Ook kunnen gemeenteraden het betreffende college van B en W aanspreken op de uitvoering.
Vindt u het wenselijk dat één partij alle zorg en ondersteuning in een gemeente in de hand zou hebben, met het gevaar van bevoordeling van eigen partijen, zoals recentelijk is gebleken bij stichting SDS (die als stichting nog niet eens winstoogmerk heeft) en de serviceflats? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het primair van belang dat mensen ondersteuning krijgen die zij nodig hebben voor hun zelfredzaamheid en participatie. Die ondersteuning moet zo goed mogelijk aansluiten op de kenmerken van de betrokken persoon, diens situatie en persoonlijke voorkeuren. Dit veronderstelt de mogelijkheden van variatie in het aanbod. Deze variatie kan in theorie ook door middel van een overeenkomst van de gemeente met één aanbieder worden geborgd, er zijn echter vaak meerdere aanbieders binnen gemeenten actief. Gemeenten zijn op grond van de Wmo verplicht om burgers die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget. Hiermee wordt de keuzevrijheid van de cliënt geborgd.
Het inkopen van maatschappelijke ondersteuning is de verantwoordelijkheid van gemeenten. Het is aan gemeenten om hierin zorgvuldig, objectief en niet discriminatoir te opereren waardoor er geen sprake zal zijn van een niet-passende bevoordeling van partijen in dit verband.
Kunt u garanderen dat bovengenoemd gevaar van bevoordeling wordt voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe wordt keuzevrijheid voor de cliënt geborgd als één commerciële partij alles in handen heeft?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het feit dat een commerciële partij in feite verantwoordelijk zou zijn voor de besteding van een aanzienlijk bedrag aan gemeenschapsgeld?
Zie mijn antwoord op vraag 2. Zoals ik heb aangegeven is het van belang dat gemeenten er zorg voor dragen dat mensen die daarop aangewezen zijn de ondersteuning krijgen die voor hen passend is en voldoet en ook blijft voldoen aan de daaraan gestelde eisen. Gemeenten zullen deze kwalitatieve eisen doorvertalen in overeenkomsten met aanbieders en daarbij passende afspraken over het tarief maken. Dit kunnen aanbieders met en zonder winstoogmerk zijn.
De 5 euro die onverzekerbare vreemdelingen moeten betalen voor medicijnen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Stop heffing op medicatie» over de eigen bijdrage van 5 euro die onverzekerbare vreemdelingen vanaf 1 januari jl. moeten betalen voor geneesmiddelen?1
Ja.
Waarom is overgegaan tot het invoeren van 5 euro voor medicijnen voor onverzekerbare vreemdelingen? Welk doel ligt hieraan ten grondslag? Welke opbrengst wordt van de maatregel verwacht en waarom wordt deze noodzakelijk geacht?
Bij het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerbare vreemdelingen geldt als uitgangspunt dat de patiënt zoveel mogelijk zelf de rekening voor de ingeroepen zorg voldoet. De zorgverlener kan aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) een compensatie vragen als hij er niet in slaagt het volledige bedrag te incasseren. Dit geldt ook voor de verstrekking van medicijnen.
Uit inventarisatie van het CVZ is naar voren gekomen dat onverzekerbare vreemdelingen vaak weten dat de apotheek de niet betaalde rekening kan declareren bij het CVZ. Deze wetenschap leidde vervolgens tot een scherpe daling van de bereidheid om te betalen. De verstrekking van medicijnen was daarmee verworden tot gratis medicatie aan illegalen.
Die ontwikkeling vind ik onwenselijk. Een verzekerde betaalt naast de inkomensafhankelijke premie maandelijks ongeveer € 100 nominale premie. Daarnaast geldt voor een verzekerde een eigen risico van € 360 euro per jaar. Een onverzekerbare vreemdeling betaalt deze bedragen niet.
De vijf-euromaatregel is niet genomen met het primaire doel om een besparing op te leveren. Het is de bedoeling om de uitgangspunten van de regeling meer in acht te nemen en ervoor te zorgen dat de illegaal bijdraagt aan de zorg die hij inroept. Ook wordt zo het misverstand weggenomen dat in Nederland de zorg voor illegalen gratis is.
Op welke wijze is de invoering van deze maatregel gecommuniceerd met de Kamer?
De eigen bijdrage van € 5 heb ik aangekondigd in de VWS-Verzekerdenmonitor die ik op 19 november 2013 (Kamerstuk 33 077, nr. 8) aan uw Kamer heb gezonden.
Op welke wijze is en wordt de invoering van deze maatregel gecommuniceerd met de niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen en de hulpverleners die voor medicijnen in de apotheek komen?
De verstrekking van medicijnen aan onverzekerbare vreemdelingen vindt plaats door een beperkt aantal gecontracteerde zorgaanbieders. In het aanbestedingstraject dat aan deze contractering is voorafgegaan, is uitvoerig aandacht besteed aan de verplichting van de vijf-euromaatregel. Apothekers met wie het CVZ een contract heeft gesloten zijn dan ook goed op de hoogte van deze maatregel. Apothekers zullen op hun beurt onverzekerbare vreemdelingen informeren. Verder hebben ook alle huisartsen in december 2013 een brief gekregen, waarin is gewezen op deze minimale bijdrage bij de apotheker. De apotheken hebben daarnaast van het CVZ een document gekregen met uitleg over deze regeling in acht talen, die zij de onverzekerbare vreemdeling kunnen geven. Deze toelichtende verklaring is ook te vinden op de website van het CVZ .
In juni 2013 heeft CVZ in de bijeenkomst van Lampion, waarbij naast een aantal vertegenwoordigers van zorgverleners ook Dokters van de Wereld, Hiv vereniging Nederland, GGD Nederland en Pharos aanwezig waren, deze maatregel aangekondigd.
Op 26 november 2013 heeft CVZ de maatregel ook toegelicht in de bijeenkomst van het Breed Stedelijk Overleg, een platform met een mix van vertegenwoordigers van zorgverleners en hulpverlenerorganisaties aan onverzekerbare vreemdelingen.
Sommige vertegenwoordigers van de genoemde organisaties hun zorgen geuit over de uitwerking van de maatregel in situaties dat onverzekerbare vreemdelingen écht geen inkomen hebben. Daarnaast heeft de maatregel van het CVZ in deze gesprekken ook begrip gekregen.
Welke waarborgen zijn er dat, in het geval een onverzekerbare vreemdeling geen financiële mogelijkheid heeft om de 5 euro eigen bijdrage te betalen, hij/zij niet verstoken blijft van het medicijn dat hij/zij nodig heeft? Kunt u hierbij aangeven welke specifieke waarborgen er zijn voor zieke kinderen, zieke ouderen en chronisch zieken? Deelt u de mening dat nooit de situatie mag ontstaan dat zieke vreemdelingen of uitgeprocedeerde asielzoekers niet de noodzakelijke medicijnen krijgen omdat zij de 5 euro niet kunnen betalen?
Het uitgangspunt van de wet is dat een onverzekerbare vreemdeling de kosten volledig zelf draagt. In de praktijk gebeurt dit ook regelmatig. Gelet op het wettelijk uitgangspunt van de regeling dat de onverzekerbare vreemdeling de kosten van zorg in beginsel zelf behoort te betalen, meen ik niet dat er sprake is van het opwerpen van een onredelijke financiële barrière of dat een bedrag van € 5 de toegankelijkheid tot medisch noodzakelijke zorg belemmert. In echt urgente gevallen zal de apotheker zijn professionele verantwoordelijkheid nemen. Overigens merk ik op dat ook de verzekerde Nederlander, ongeacht zijn financiële situatie, voor bepaalde medicijnen een eigen bijdrage verschuldigd is.
Welke signalen heeft u ontvangen van Vluchtelingenwerk Nederland, Lampion, Pharos en Dokters van de Wereld ten aanzien van de eigen bijdrage van 5 euro die onverzekerbare vreemdelingen vanaf 1 januari 2014 moeten betalen voor geneesmiddelen? Wat is de mening van deze organisaties over deze maatregel?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijkheden hebben apotheken, gemeenten of bijvoorbeeld hulporganisaties om onverzekerbare vreemdelingen financieel bij te staan bij het verkrijgen van medicijnen? Welke signalen heeft u dat dit nu gebeurt?
Het CVZ heeft de apothekers in het aanbestedingstraject geïnformeerd hoe om te gaan met deze regeling. Voor het CVZ is het uitgangspunt dat de apotheker deze bijdrage incasseert. Op het te vergoeden bedrag (receptregel) wordt € 5 standaard in mindering gebracht. Daarnaast heeft de apotheker uiteraard ook zijn professionele verantwoordelijkheid bij de verstrekking van medicatie. Ik vertrouw dat deze hulpverleners hier zorgvuldig mee omgaan.
Ik heb geen signalen ontvangen dat gemeenten of hulporganisaties financieel bijdragen.
Bent u bereid, in overleg met betrokken organisaties, het College voor Zorgververzekeringen (CVZ) en de apothekers, te monitoren welke effecten deze eigen bijdrage heeft voor de toegankelijkheid voor onverzekerbare vreemdelingen tot noodzakelijke medicatie en de Kamer daarover binnen een jaar te informeren?
De maatregel is op 1 januari jl. ingegaan. Een inventarisatie op basis van twee maanden praktijkervaring komt mij weinig zinvol voor. Het CVZ brengt jaarlijks een monitor uit over de gefinancierde zorgverlening aan illegaal verblijvende vreemdelingen. Ik heb het CVZ gevraagd in deze monitor zo mogelijk in te gaan op de vijf-euromaatregel en zal dit meenemen in de VWS-Verzekerdenmonitor die ik jaarlijks aan uw Kamer zend.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen overleg medische zorg voor vreemdelingen op 20 maart a.s.? Bent u bereid vóór dit overleg in een eerste inventarisatie bij Vluchtelingenwerk Nederland, Lampion, Pharos en Dokters van de Wereld na te gaan welke gevolgen deze maatregel in de praktijk heeft voor onverzekerbare vreemdelingen en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 8.
De onrechtmatige benoeming van een lid van de Raad van Toezicht van de Hogeschool van Amsterdam |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Marleen Barth onrechtmatig lid Raad van Toezicht HvA», waaruit blijkt dat de benoeming van een lid van de PvdA-fractie in de Eerste Kamer als lid van de Raad van Toezicht onrechtmatig is?1
Ik heb geen bemoeienis met de benoeming van een lid van de raad van toezicht van een bijzondere instelling, zoals de HvA, Ik heb begrepen dat er een open sollicitatieprocedure is geweest voor de vervulling van deze functie. De centrale medezeggenschapsraad (CMR), bestaande uit personeel en studenten van de HvA, heeft op grond van de wet een voordrachtsrecht voor de benoeming van één lid van de raad van toezicht. De CMR heeft het lid dat uit deze sollicitatieprocedure naar voren kwam, mevrouw Barth, voorgedragen. Deze voordracht is door de raad van toezicht gevolgd, met als uiteindelijk resultaat de voordracht van mevrouw Barth en haar benoeming door de Raad van Toezicht.
Verder heb ik begrepen dat de Raad van Toezicht van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) bij de benoeming van mevrouw Barth een bepaling uit de statuten van de Stichting Hogeschool van Amsterdam over het hoofd heeft gezien.
Was u op de hoogte van deze benoeming? Zo ja, waarom heeft u niets ondernomen? Zo nee, hoe voorkomt u dit soort onrechtmatigheden?
Tijdens de benoemingsprocedure heeft de HvA mij zorgvuldigheidshalve geïnformeerd over de voorgenomen benoeming en wel in verband met de nauwe samenwerking tussen de Raad van Toezicht van de HvA en die van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en gelet op de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs voor de samenstelling van laatstgenoemde Raad. Mij is toen de vraag voorgelegd of ik bezwaar zou hebben tegen benoemingen en het gelijktijdig zitting hebben in de Staten-Generaal. De voorgenomen benoeming was niet strijdig met de WHW en de Minister van Onderwijs heeft geen rol bij de benoeming van de leden van de raad van toezicht van een hogeschool. Er was dan ook grond noch reden om iets te ondernemen.
Wat is uw mening over de bepalingen in de statuten van de Hogeschool van Amsterdam, waaronder het uitgangspunt dat een lid van de Raad van Toezicht niet tevens lid kan zijn van de Staten-Generaal (Artikel 13)? Zo nee, is in het verleden, bij voorbeeld toe u betrokken was bij de Hogeschool, ooit overwogen deze bepaling in de statuten aan te passen?
De HvA heeft er destijds, bij de introductie van de personele unie voor de Colleges van Bestuur en de Raden van Toezicht, voor gekozen om de statuten van de HvA in lijn te brengen met de wettelijke incompatibiliteitsbepaling die geldt voor de leden van een raad van toezicht van een openbare universiteit, zoals de UvA. Een dergelijke gelijkstelling kan, gegeven het onverplichte karakter, ook weer ongedaan gemaakt worden. In de periode dat ik betrokken was bij deze hogeschool is een aanpassing van de bepaling in de statuten niet aan de orde geweest.
Welke gevolgen heeft deze onrechtmatige benoeming voor de reeds genomen besluiten van de Raad van Toezicht?
De HvA heeft mij desgevraagd laten weten dat de raad van toezicht in de vergaderingen waaraan mevrouw Barth sinds haar benoeming per 1 mei 2013 deelnam twee besluiten heeft genomen, namelijk met betrekking tot de benoeming van een nieuwe vicevoorzitter van het College van Bestuur en met betrekking tot de begroting en het huisvestingsplan van de HvA voor 2014. Bij beide gelegenheden was de voltallige Raad van Toezicht aanwezig; alle leden van de Raad hebben bij beide gelegenheden voor de genoemde besluiten gestemd, waarmee aan de quorumvereisten is voldaan en de geldigheid van de besluitvorming niet in het geding is.
Deelt u de mening dat het nogal opportunistisch is om eenvoudigweg de statuten aan te passen waardoor de benoeming niet langer onrechtmatig is? Wat zijn deze statuten nog waard, als zij eenvoudig worden aangepast na overtreding?
Aanpassing van statuten is ter bepaling aan een rechtspersoon. Een Minister van Onderwijs heeft daarin een rol noch daarover een oordeel, anders dan dat – met het oog op de bekostigingsvoorwaarden – de statuten niet strijdig moeten zijn met de wettelijke voorschriften. Zoals hierboven aangegeven is hiervan geen sprake. De statutenwijziging van de HvA slecht een belemmering in de eigen bepalingen van de instelling om bepaalde RvT-leden te benoemen zoals in casu een benoeming van een door de medezeggenschapsraad voorgedragen lid van de raad van toezicht. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Kan dit lid van de Raad van Toezicht wat u betreft aanblijven? Zo nee, wat onderneemt u hiertegen?
Ik zie geen belemmering voor de benoeming van mevrouw Barth wanneer de statuten zijn gewijzigd.
Wat voor eisen stelt u aan leden van een Raad van Toezicht? Hoe voorkomt u (eenzijdige) partijpolitieke benoemingen, zoals in het verleden bij Amarantis het geval was?
Eisen aan de leden van de raad van toezicht, waar het gaat om deugdelijkheid en onafhankelijkheid zijn vastgelegd in de wet, kwaliteitseisen zijn geformuleerd in de Branchecode goed bestuur hogescholen. Voorts hebben de Staatssecretaris en ik uitgebreid aandacht besteed aan de rol, positie en het functioneren van de raad van toezicht in de brief Versterking bestuurskracht onderwijs van 19 april 2013 aan de Kamer (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 495, nr. 10). Zo hecht ik bij mijn benoemingen van de leden van de raad van toezicht bij openbare universiteiten aan een diversiteit in de raad, bijvoorbeeld ten aanzien van man/vrouw-verhouding en verschillende leeftijden.
Ik zie niet in op basis waarvan de benoeming van mevrouw Barth als een «partijpolitieke» benoeming kan worden aangemerkt. Het feit dat mevrouw Barth benoemd is op voordracht van de medezeggenschap – zie mijn antwoord op vraag 2 – duidt op het tegendeel.
Vindt u dat het Raad van Toezicht-model naar behoren functioneert? Zo nee, hoe gaat u dit verbeteren?
Op deze vraag ben ik al ingegaan in mijn antwoord van 24 mei 2013 op vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) over problemen bij de VU, onder verwijzing naar de in het antwoord op vraag 7 bedoelde brief van 19 april 2013.
Deelt u de mening dat u, als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, inspraak moet hebben over de samenstelling van College van Bestuur en Raad van Toezicht, opdat een onevenwichtige of omstreden samenstelling van het bestuur kan worden voorkomen?
Anders dan voor de benoeming van de leden van de raad van toezicht van openbare universiteiten deel ik die mening niet. Niet rechtstreekse bemoeienis van de Minister van Onderwijs maar wet- en regelgeving en eigen bepalingen, waaronder begrepen bepalingen geformuleerd in de branchecodes goed bestuur dienen een onevenwichtige of omstreden samenstelling van het bestuur of toezichtsorgaan te voorkomen.
De verklaring van het bedrijf Vitens over de beëindiging van zijn samenwerking met het Israëlische waterbedrijf Mekorot |
|
Agnes Mulder (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de verklaring1 van het bedrijf Vitens over de beëindiging van zijn samenwerking met het Israëlische waterbedrijf Mekorot?
Ja.
Hoe beoordeelt u de verklaring van Vitens dat uw afzeggen van een gepland bezoek aan Mekorot de aanleiding was om een gesprek aan te gaan met het ministerie van Buitenlandse Zaken over het ontmoedigingsbeleid van de regering ten aanzien van handel met Israëlische nederzettingen?
Ik heb kennis genomen van de verklaring van Vitens.
Wanneer en om welke redenen bent u overgegaan tot afzeggen van het bezoek aan Mekorot?
Graag verwijs ik u naar de brief aan uw Kamer van 16 januari 2014, met kenmerk 2014.35843, waarin op deze kwestie wordt ingegaan.
In hoeverre heeft het ontmoedigingsbeleid van de regering een rol gespeeld in uw afwegingen om het bezoek aan Mekorot af te zeggen?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u voorafgaand aan uw besluit om het bezoek aan Mekorot af te zeggen hierover overeenstemming gezocht met de minister van Buitenlandse Zaken en/of de minister-president? Zo nee, heeft u dit besluit eigenstandig genomen en waarom?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken2 van de minister van Buitenlandse Zaken dat de regering «geen enkel bezwaar ziet» tegen de samenwerking tussen Vitens en Mekorot?
Ja
Heeft u bovendien kennisgenomen van de uitspraken3 van de minister van Buitenlandse Zaken dat de regering bedrijven stimuleert om zaken te doen met Israël, omdat dat goed is voor Nederland, voor Israël en voor het vredesproces?
Ja.
Hoe verhouden deze uitspraken zich tot het door u afzeggen van het bezoek aan Mekorot?
De uitspraken van de Minister van Buitenlandse Zaken vertolken het standpunt van het kabinet.
Was u zich bij het nemen van het besluit tot afzegging bewust van de mogelijke consequenties voor de samenwerking tussen Vitens en Mekorot, alsook het nadien ontbieden van de Nederlandse ambassadeur door de Israëlische regering?
De door u genoemde gebeurtenissen zijn niet van te voren in overweging genomen bij het vaststellen van mijn programma voor het bezoek aan Israël.
Heeft u of de regering bij monde van de minister-president of de minister van Buitenlandse Zaken op enigerlei wijze excuses aangeboden aan de Israëlische regering voor het afzeggen van het bezoek aan Mekorot?
Het kabinet ziet geen reden om excuses aan te bieden voor het schrappen van het bezoek aan de Shafdan waterzuiveringsinstallatie.
Bent u bereid toe te geven dat u met het afzeggen van het bezoek aan Mekorot heeft bijgedragen aan het beëindigen van een samenwerkingsovereenkomst tussen Vitens en Mekorot waar de regering geen enkel bezwaar tegen ziet, aan chaos en onduidelijkheid over het ontmoedigingsbeleid van de regering, alsmede aan een diplomatieke rel met Israël?
Ik herken mij niet in het door u geschetste beeld.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het Algemeen overleg op 16 januari a.s. over de Raad Buitenlandse Zaken?
Ik ben graag bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het bericht bedrijven krijgen meer tijd voor overgang naar SEPA en goede doelen vrezen daling giften door langere IBAN-nummers |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Bedrijven krijgen meer tijd voor overgang naar SEPA» en «Goede doelen vrezen daling giften door langere IBAN-nummers»?1
Ja.
Wat vindt u van het voorstel van Eurocommissaris Barnier om de deadline voor de overgang naar SEPA (Single European Payments Area) te verschuiven naar 1 augustus 2014 en dus de overgangsperiode te verlengen? Welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse bedrijven en consumenten?
Deelt u de analyse van goededoelenorganisaties dat het aantal giften mogelijk daalt door onduidelijkheid over de langere IBAN (International Bank Account Number) nummers? Zijn er andere bedrijven of sectoren die het ministerie en/of de Nederlandsche Bank al hebben geïnformeerd over mogelijke problemen bij de invoering van IBAN? Zo ja, welke? Wat kunt u vanuit uw rol betekenen om de problemen over onduidelijkheid of langere IBAN-nummers te verhelpen?
Mogelijke issues met de invoering van de langere IBAN kunnen worden aangekaart binnen het NFS. Zoals hierboven vermeld zijn verschillende partijen vertegenwoordigd in het NFS, ook het Ministerie van Financiën. Organisaties van banken en fondsenwervende instellingen hebben in een NFS werkgroep onderzocht hoe binnen SEPA slim met actienummers zoals giro 555 kan worden omgegaan. Door de NFS werkgroep zijn enkele oplossingen voorgedragen waarvoor voldoende draagkracht en mogelijkheden bleken te zijn.
Er zijn de laatste jaren ook innovaties geweest die het geven aan goede doelen juist vergemakkelijken, zoals iDEAL. Goede doelen kunnen hun donateurs vragen om hun IBAN op te nemen in adresboeken in de internetbankieromgeving. Dan is het handmatig invullen van de IBAN niet meer nodig. Daarnaast is de afgelopen maanden, in samenwerking met de NFS-partijen, ook middels de media veel aandacht geweest voor de overgang van Giro 555 naar IBAN. Zo zijn bij de inzameling voor de Filipijnen in goed overleg met de relevante NFS-partijen banners ingezet om ook de IBAN van 555 bekend te maken. Onlangs heeft een actie van de Samenwerkende Hulp Organisaties om een ezelsbruggetje te verzinnen voor de IBAN van 555 ook voor media-aandacht gezorgd.
Mijns inziens is het daarom geen gegeven dat het aantal giften voor goededoelenorganisaties zal dalen door het langere 555 rekeningnummer.
Hoe en wanneer gaan bedrijven en consumenten geïnformeerd worden over het (eventuele) uitstel tot 1 augustus 2014 en de gevolgen daarvan, aangezien de oorspronkelijke datum van 1 februari 2014 al heel snel nadert?
Welke mogelijkheden zijn er daarnaast om de extreem lange IBAN-nummers automatisch te blijven aanvullen, hetgeen wenselijk is voor een klantvriendelijk en gebruiksvriendelijk betalingsverkeer? Hoe kan de klantvriendelijkheid en het gebruiksgemak anders worden vergroot?
Banken mogen op grond van de SEPA-Verordening2 na de deadline niet langer geautomatiseerde conversiediensten aanbieden die het mogelijk maken dat consumenten bij betaalopdrachten gebruik kunnen blijven maken van binnenlandse rekeningnummers. Alleen wanneer bedrijven en consumenten volledig overgaan op de Europese standaarden is het mogelijk één effectieve Europese betaalmarkt te creëren. Dit is het doel van SEPA. Gemeenschappelijke standaarden en producten zijn niet het einddoel, maar wel voorwaarde voor een concurrerende en innovatieve Europese betaalmarkt. In die markt zijn nationale verwerkers en aanbieders van betalingsverkeer niet langer afgeschermd van buitenlandse concurrentie. Meer concurrentie leidt tot betere producten, meer efficiency en lagere kosten.
Het blijft wel toegestaan om buiten de betaalomgeving conversiediensten aan te bieden. Voor bedrijven en consumenten is er de IBAN BIC Service van de gezamenlijke banken, waarmee o.a. via internet en via SMS (nr 4226) IBANs kunnen worden opgevraagd. DNB heeft de banken opgeroepen om binnen de kaders van de SEPA-Verordening consumenten ondersteuning te blijven bieden bij het gebruik van IBAN.
Overigens is in de SEPA-Verordening een lidstaatoptie opgenomen om de consument twee jaar later, per 1 februari 2016, over te laten gaan op IBAN. Deze lidstaatoptie dient een uitzondering te zijn. De meeste lidstaten hebben hier niet voor gekozen om de migratie zo overzichtelijk en kort als mogelijk te houden. Ook Nederland heeft, mede met instemming van de consumentenorganisaties in het NFS, gekozen om geen gebruik te maken van deze optie. Door het NFS is gezamenlijk besloten om zowel voor de consument als voor bedrijven op één moment over te gaan op IBAN omdat dit meer duidelijkheid biedt voor alle partijen in het veld en maakt dat de overgang zo efficiënt mogelijk kan verlopen voor alle betrokken partijen. De volgende EU-landen maken gebruik van de overgangsmaatregel die het banken toestaat om nog twee jaar binnenlandse rekeningnummers te converteren naar IBAN: Cyprus, Duitsland, Portugal, Slowakije en Spanje. Estland heeft gekozen voor een overgangstermijn van één jaar, met mogelijke verlenging tot twee jaar.
Met de invoering van IBAN wordt het bankrekeningnummer langer en uiteraard is dit wennen. Het langere bankrekeningnummer (IBAN) moet in zijn geheel worden gebruikt vanwege de uniciteit van het rekeningnummer en de noodzakelijke controlemogelijkheden (de zogeheten 97-proef). Met goedkeuring van alle NFS-leden wordt de nationale «Over op IBAN»-campagne gevoerd en wordt er speciale aandacht besteed aan kwetsbare groepen zoals ouderen en gehandicapten.
Consumenten kunnen rekeningnummers opslaan in hun adresboeken in internetbankieren, waardoor zij deze niet meer handmatig hoeven in te vullen bij elke betaalopdracht. Banken hebben bij de omzetting van internetbankieren naar betalingen met IBAN rekeningnummers die al in de adresboeken stonden al aangevuld tot IBAN. Bij nieuwe begunstigden hoeft de consument slechts eenmaal de IBAN handmatig in te vullen en deze vervolgens op te slaan in het adresboek.
Wie of wat heeft bepaald dat de lange IBAN-nummers niet automatisch mogen worden aangevuld? Waarom zou het onmogelijk zijn om de IBAN-nummers automatisch te blijven aanvullen? Hoe wordt hier in het buitenland mee omgegaan? Zijn er andere EU-landen waar IBAN-nummers automatisch blijven aangevuld? Zijn daar nog andere oplossingen voorgesteld om vergelijkbare problemen als in Nederland op te lossen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden ziet u om de bekende bankrekeningnummers van bijvoorbeeld goede doelen (zoals giro 555) toch te blijven gebruiken? Zou het automatisch blijven aanvullen van IBAN-nummers daar een oplossing voor kunnen zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om deze vragen tijdig te beantwoorden voor het algemeen overleg Betalingsverkeer op 31 januari 2014?
Ja.
Het bericht dat de kinderbijslag niet mag worden verlaagd in het buitenland |
|
Anoushka Schut-Welkzijn (VVD), Ockje Tellegen (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Kinderbijslag mag niet worden verlaagd in het buitenland»?1
Ja
Wat is uw reactie op deze rechterlijke uitspraak? Wat gaat u doen nu de rechter heeft uitgesproken dat het zogenaamde woonlandbeginsel niet toegepast kan worden op Marokko? Gaat u in hoger beroep?
De rechter heeft geoordeeld dat de toepassing van het woonlandbeginsel bij de vaststelling van de hoogte van de kinderbijslag ten behoeve van in Marokko wonende kinderen in strijd is met artikel 5, eerste lid, van het Nederlands-Marokkaans Verdrag. Op dit punt komt de uitspraak overeen met de eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 augustus 2013 over de toepassing van het woonlandbeginsel bij de vaststelling van de hoogte van nabestaandenuitkeringen van in Marokko wonende nabestaanden. Wat betreft de Turkse zaken heeft de rechter geoordeeld dat de toepassing van het woonlandbeginsel bij de vaststelling van de hoogte van de kinderbijslag ten behoeve van in Turkije wonende kinderen de rechterlijke toets kan doorstaan. In de Egyptische zaak oordeelde de rechtbank dat het woonlandbeginsel niet mocht worden toegepast met betrekking tot de hoogte van de kinderbijslag omdat op de hoogte van de onderhoudseis voor uitwonende kinderen niet eveneens de woonlandfactor wordt toegepast. Ditzelfde geldt overigens ook voor de Marokkaanse zaken. De SVB zal in de Marokkaanse zaken en in de Egyptische zaak hoger beroep instellen. In de Turkse zaken is hoger beroep voor de SVB niet aan de orde (de SVB is in het gelijk gesteld).
Hoe passen andere landen in de Europese Unie het woonlandbeginsel toe als het gaat om het exporteren van kinderbijslag buiten de Europese Unie en specifiek met Marokko?
In 2009 heeft de Kamer een tabel ontvangen met een overzicht van de landen die kinderbijslag exporteren en hoe de hoogte van de kinderbijslag door die landen bij export wordt berekend (2009, Kamerstukken I, 2011/12, 32 878, E, Bijlage2. Voor zover bekend is er ten opzichte van deze tabel alleen in Zwitserland iets gewijzigd. Zwitserland kent nu ook een regeling waarin de hoogte van de kinderbijslag wordt aangepast bij export. Indien naar een land geëxporteerd wordt waar het prijspeil minder dan 2/3 van Zwitserland betreft, wordt de kinderbijslag verlaagd met 1/3. Hetzelfde geldt indien het prijspeil slechts 1/3 is van dat in Zwitserland, dan wordt de kinderbijslag verlaagd met 2/3 naar 1/3. Bij de overige landen hebben zich voor zover bekend geen wijzigingen voor gedaan.
Specifiek ten aanzien van Marokko kan worden opgemerkt dat naast Zwitserland ook België, Frankrijk en Duitsland aan kinderbijslag bedragen betalen aan Marokko die lager zijn dan volgens hun eigen nationale wetgeving in hun eigen land worden betaald. Die landen gebruiken een eigen systematiek. Zo werken Duitsland en België met vaste bedragen en betaalt Frankrijk ongeveer de helft van de kinderbijslag die in Frankrijk betaald wordt. Frankrijk houdt rekening met de hoogte van de kinderbijslag die Marokko zelf betaalt.
Wat is de stand van zaken van de onderhandelingen met Marokko over aanpassing van het sociale zekerheidsverdrag? Bent u bereid om het verdrag met Marokko op te zeggen, indien na een eventueel hoger beroep de kinderbijslag niet aan het niveau van de levensstandaard van Marokko kan worden aangepast?
Het overleg tussen Marokko en Nederland over aanpassing van het bilaterale sociale zekerheidsverdrag heeft nog niet tot resultaten geleid. De standpunten liggen ver uit elkaar. Afgesproken is om de dialoog voort te zetten om te kijken of de verschillende standpunten nader tot elkaar kunnen worden gebracht. Inzet van Nederland is om het verdrag zodanig aan te passen dat de export van kinderbijslagen naar Marokko geheel stopt.
Deelt u de mening dat de kinderbijslag in principe bedoeld is voor kinderen die in Nederland wonen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat alles in werking moet worden gesteld om de export van kinderbijslag buiten de Europese Unie te stoppen?
Zoals ook aangegeven in de brief van 30 januari 2014 is het uitgangspunt van het beleid van deze regering ten aanzien van de kinderbijslag en het kindgebonden budget dat deze uit de belastingmiddelen gefinancierde uitkeringen bedoeld zijn voor een ondersteuning in het onderhoud van kinderen die in Nederland wonen. Voor zover voor het onderhoud van kinderen van staatswege ondersteuning moet worden geboden, is dit de verantwoordelijkheid van het land waar de kosten voor het kind worden gemaakt.
Dit standpunt is verwoord in het wetsvoorstel dat voorziet in wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet en het regelen van overgangsrecht voor de situatie van opzegging of wijziging van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen situatie (Whek). Indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen, wordt de export van kinderbijslag en kindgebonden budget naar 14 landen buiten de Europese Unie beëindigd. Voor het stopzetten van de export naar de andere 19 landen buiten de Europese Unie waar kinderbijslag en kindgebonden budget naar wordt geëxporteerd is aanpassing van de bilaterale verdragen inzake sociale zekerheid nodig. Aanname van het wetsvoorstel zal de onderhandelingspositie van Nederland bij de aanpassing van de bilaterale verdragen naar verwachting versterken. De Whek is aangenomen door uw Kamer en ligt momenteel ter behandeling in de Eerste Kamer.
Het kabinet acht het allereerst van belang dat de toepassing van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid de toets van de (hoogste) rechter kan doorstaan. Het door uw Kamer breed gesteunde standpunt dat het exportbedrag van de kinderbijslag buiten de Europese Unie wordt aangepast aan het koopkrachtniveau van het woonland van het kind dient doorgang te vinden.
Ten aanzien van de kinderbijslag en het kindgebondenbudget heeft het kabinet er voor gekozen om na het introduceren van het woonlandbeginsel nog een stap verder te gaan, te weten het stopzetten van de export van kinderbijslag en het kindgebondenbudget naar landen buiten de Europese Unie. Van belang is nu dat de Whek wordt aangenomen in de Eerste Kamer zodat de verdragsonderhandelingen die zien op het beperken van de export van kinderbijslag naar landen buiten de Europese Unie kunnen worden gecontinueerd.