Het bericht dat de invloed van ultraorthodoxe moslims in Nederlandse moskeeën toeneemt |
|
Sjoerd Potters (VVD), Ockje Tellegen (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Als de moskee wordt gekaapt door salafisten»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de invloed van ultraorthodoxe moslims in Nederlandse moskeeën toeneemt?
De soennitisch-islamitische (ultra)orthodoxie vertegenwoordigt een breed spectrum aan opvattingen en gedragingen. De Nederlandse overheid is neutraal in godsdienstzaken en laat zich niet uit over de juistheid van religieuze stromingen of opvattingen. Wel problematiseert en bestrijdt de overheid in concrete gevallen de prediking van actieve intolerantie en vijandigheid, omdat dit maatschappelijke spanningen en polarisatie kan aanjagen. Het gaat hierbij ook om gedragingen die niet (direct) strafbaar, maar wel problematisch zijn door het effect dat ze hebben op de samenleving en op de democratische rechtsorde.
Bent u bereid op korte termijn in overleg te treden met de Raad van Marokkaanse Moskeeën in Nederland teneinde te bezien hoe radicale invloeden, die de integratie in Nederland in de weg staan, beter uit moskeebesturen kunnen worden geweerd?
Vanuit de overheid is regelmatig contact met vertegenwoordigers van moslimgemeenschappen, waaronder de Raad van Marokkaanse Moskeeën in Nederland.
Welke mogelijkheden ziet u teneinde moskeebesturen te adviseren en bij te staan om zich effectiever dan nu te weren tegen deze invloeden?
Binnen een democratie zijn alle personen en groepen gehouden aan de geldende kaders van de democratische rechtsorde. De democratische rechtsorde kan in het geding komen door personen die ondemocratische methoden gebruiken om hun radicale agenda te realiseren. In dat geval is het aan overheid en samenleving om weerstand te bieden, ieder op hun eigen wijze en binnen de kaders van de Grondwet. Bij de bestendiging en versterking van de weerbaarheid tegen radicalisering ziet de Nederlandse overheid zich gesteld voor de taak uitwassen te bestrijden, zonder daarbij de overgrote meerderheid van moslims van zich te vervreemden. Hierbij dient voorkomen te worden dat islam, orthodoxie en salafisme maatschappelijk worden vereenzelvigd met extremisme en terrorisme.
De NCTV en de AIVD komen met een analyse over het salafisme in Nederland. Deze zal na de zomer aan uw Kamer worden aangeboden. Zoals ook is toegezegd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (tijdens het Algemeen Overleg op 9 april 2015 over de notitie antidemocratische groeperingen) zal in de bijbehorende beleidsreactie meer in detail worden ingegaan op de houding van de regering ten opzichte van salafistische organisaties.
Hoe kan voorkomen worden dat radicale elementen uit het salafisme die, de rechtsstaat ondermijnen, zich als gedachtegoed verder verspreiden onder andere Nederlands sprekende predikers?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van de conclusie in het AIVD–rapport «Transformatie jihadisme in Nederland» (juni 2014) dat deze «nieuwe» salafistische predikers in sommige gevallen aanleunen tegen het jihadisme?
De stroming van het salafisme zet zich van oudsher fel af tegen gepercipieerde «afvalligen» en andersgelovigen. De felheid waarmee sommige salafistische predikers van leer kunnen trekken tegen andere geloofsstromingen draagt, in een internationale context van toenemend geweld en instabiliteit, niet altijd bij aan een vreedzame samenleving. De AIVD bericht dat ook in Nederland intolerante geluiden sterker hoorbaar worden. Hoewel het salafisme diverse schakeringen kent, wijst dit op een zorgelijke ontwikkeling.
Een rapport van het Duitse Milieu Agentschap (UBA) inzake de belasting op het milieu door conventionele landbouw |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Umweltbelastende Stoffeinträge aus der Landwirtschaft»1van het Duitse Umwelt Bundesambt en berichtgeving hierover op Euractiv?2
Ja.
Onderschrijft u de conclusie van dit rapport dat intensieve veehouderij flinke schade toebrengt aan het milieu en de biodiversiteit?
Het rapport gaat over de landbouw in het algemeen en benoemt bedreigingen en niet zozeer schade. Het rapport gaat niet over de intensieve veehouderij in het bijzonder. Wel adresseert het rapport enkele punten die specifiek zijn voor de intensieve veehouderij, zoals geneesmiddelenuitstoot en het hoge nutriëntenoverschot in Noord-West Duitsland. Deze effecten zijn bekend en worden aangepakt met regelgeving, stimulering en sectorinitiatieven.
In hoeverre zijn de alarmerende onderzoeksresultaten ook van toepassing op de situatie in Nederland? Kunt u aangeven waar de verschillen zitten met de Duitse situatie?
In het rapport worden verschillende onderwerpen besproken: stikstof, fosfaat en zware metalen (uit onder andere meststoffen), gewasbeschermingsmiddelen en diergeneesmiddelen.
Nederland kent net als Duitsland een nutriëntenoverschot, zowel voor stikstof als voor fosfaat. Dat deze nutriënten op een verantwoorde wijze worden toegepast of verwerkt wordt geregeld in de Meststoffenwet en Besluit Gebruik Meststoffen. Elke vier jaar wordt bovendien het Actieprogramma bij de Nitraatrichtlijn herzien en wordt waar nodig het maatregelenpakket aangescherpt. De emissie van ammoniak wordt ook in Nederland voor een groot deel bepaald door de veehouderij. Verschillende wettelijke maatregelen op het gebied van huisvesting van dieren en mestaanwending hebben ervoor gezorgd dat de ammoniakemissie in Nederland per eenheid product tot de laagste van Europa behoort.
Bekend is dat (resten van) antibiotica in het Nederlandse oppervlaktewater aanwezig kunnen zijn. Deze resten kunnen zowel via de veehouderij als via humaan gebruik in het watersysteem terecht komen. Het is niet bekend hoe hierbij de verhoudingen liggen. Er zijn de laatste jaren forse stappen gezet om de uitstoot hiervan bij de bron te beperken. In de Nederlandse veehouderij is het antibioticagebruik in 2013 met 57% gereduceerd ten opzichte van 2009.
Het rapport gaat ook in op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de Duitse landbouw en de mogelijke risico's daarvan voor de biodiversiteit. Vervolgens wordt geschetst welke mogelijke maatregelen genomen kunnen worden om dit te veranderen. Hierbij worden onder andere het toelatingsbeleid en het nationale actieplan dat Duitsland heeft opgesteld in het kader van de Europese Richtlijn voor duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen genoemd. Het toelatingsbeleid is Europees geharmoniseerd en vastgelegd in de Europese Verordening. Het uitgangspunt hierbij is dat gewasbeschermingsmiddelen alleen kunnen worden toegelaten als de risico's voor mens, dier en milieu acceptabel zijn. Nederland heeft evenals Duitsland een Nationaal Actieplan voor het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast richt Nederland zich in de nota «Gezonde Groei, Duurzame Oogst» op de verduurzaming van de hele gewasbescherming inclusief het toelatingsbeleid. Het toepassen van de acht principes van geïntegreerde bestrijding is voor alle telers een verplichting vanaf 2014. Daarnaast bevat de nota onder andere maatregelen om de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het milieu te verminderen.
Is er samenhang met de onderzoeken van hoogleraar Brunekreef dat ammoniak uit de veehouderij de vorming van fijnstof bevordert3 en het onderzoek van de Gezondheidsraad, «De invloed van stikstof op de gezondheid»?4
Het Duitse onderzoek is breder van opzet en de focus ligt anders dan in de beide andere genoemde onderzoeken. Net als in beide andere onderzoeken wordt in het rapport ingegaan op reactief stikstof en de rol daarvan bij de vorming van fijn stof.
Het onderzoek van de Gezondheidsraad richt zich op reactief stikstof, waaronder ammoniak en stikstofoxiden. Een van de aspecten die daarin aan de orde komen is de bijdrage van beide stoffen aan de vorming van secundair fijn stof. Secundair fijn stof wordt in de atmosfeer gevormd.
Het onderzoek van hoogleraar Brunekreef richt zich op primair en secundair fijn stof. In de veehouderij zijn onder andere mest, veren en haren bronnen van primair fijn stof.
Het Europees en nationaal beleid richt zich op het verminderen van de uitstoot van reactief stikstof en fijn stof.
Bent u bereid om bijvoorbeeld het Planbureau voor de Leefomgeving hiernaar onderzoek te laten doen?
De emissies uit onder andere de intensieve veehouderij en de toestand van het milieu worden in Nederland voortdurend gemonitord. Het PBL rapporteert daarover elke twee jaar in de Balans voor de Leefomgeving. Ik ben van mening dat extra onderzoek door het PBL niet nodig is.
Kunt u aangeven welke stappen de Duitse regering van plan is te nemen naar aanleiding van dit rapport?
De kennis uit het rapport zal worden meegenomen in bestaande trajecten. Dat zijn bijvoorbeeld de omzetting van de Nitraatrichtlijn, Meststoffenverordening en de Stikstofstrategie en landbouwmilieumaatregelen onder de noemer van de tweede pijler van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid.
De bruine vloot en de mogelijkheden om in Denemarken te varen |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Betty de Boer (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de problemen van de bruine vloot ten aanzien van een tijdige certificering van de schepen om in Deense wateren te mogen varen?
Ja.
Is het mogelijk om de deadline voor de technische certificering van de schepen uit te stellen naar de winterperiode, als de schepen in Nederland overwinteren en er alle tijd is voor de Inspectie Leefomgeving en Transport om de schepen te kunnen certificeren? Bent u bereid om het gesprek hierover aan te gaan met uw Deense collega, mede gezien het feit dat de eerste schepen al weer richting Denemarken zijn vertrokken? Bent u bereid om te bewerkstelligen dat de schepen deze zomer in een uitzonderingspositie kunnen blijven varen en dat de certificering even wordt uitgesteld? Zo nee, waarom niet?
Met genoegen kan ik u melden dat het oplossingsvoorstel waarover ik u eerder heb geïnformeerd, is geformaliseerd. Voor een goed begrip van de certificering is het volgende van belang.
Volgens het geformaliseerde oplossingsvoorstel zal Denemarken accepteren dat een Nederlands zeegaande zeilschip met meer dan 12 passagiers van en naar Deense havens vaart wanneer dit:
Naast bovenstaande specifieke eisen voor de vaart van en naar Deense havens moet het schip op grond van bestaande Nederlandse regels voldoen aan overige algemeen geldende relevante eisen volgens de «International Convention for the Prevention of Pollution from Ships (MARPOL)» en de «Maritime Labour Convention (MLC)».
Ten aanzien van de eerstgenoemde eis heeft Denemarken geaccepteerd dat de ILT zo spoedig mogelijk na formalisering zal beginnen met de uitgifte van dergelijke verklaringen. Hiervoor zijn geen aanvullende fysieke inspecties nodig anders dan de reguliere inspecties in het kader van de nationale eisen die voor deze schepen gelden. Met betrekking tot de als tweede genoemde eis zijn ten behoeve van de certificering wel aanvullende fysieke inspecties nodig. Denemarken heeft geaccepteerd dat de certificering van het veiligheidsmanagementsysteem uiterlijk eind van dit jaar gereed zal zijn.
Het bovenstaande biedt naar mijn mening voldoende tijd en flexibiliteit om de certificering in orde te krijgen. De ILT is reeds bezig een aantal schepen op bovenstaande wijze te certificeren en is in afwachting van verdere aanvragen. Het is aan de eigenaren om ervoor te zorgen dat de certificering tijdig in gang wordt gezet.
Plankzaken bij de politie door drukte bij het Nederlands Forensisch Insituut |
|
Nine Kooiman , Michiel van Nispen |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat politiezaken op de plank blijven liggen wegens drukte bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht. In mijn antwoorden op onderstaande vragen zal ik mijn reactie hierop geven.
Wat is uw reactie op de melding van de Forensische Opsporing Eenheid Limburg, namelijk dat het maandelijkse beschikbare sporenquotum op 9 april 2015 al was gehaald?
De ervaring is dat de vraag naar forensisch onderzoek altijd groter is dan het aanbod dat het NFI kan genereren, ongeacht het budget. Er zullen dan ook altijd scherpe keuzes gemaakt moeten worden door politie en OM bij het insturen van sporen. Hiervoor bestaat het mechanisme van de Service Level Agreement (SLA) tussen NFI en politie en OM. De SLA bevat plafondafspraken over de door het NFI te leveren capaciteit, en wordt jaarlijks afgesloten op een groot aantal productgroepen. In het klantenplatform NFI wordt periodiek tussen de politie, het OM en het NFI overleg gevoerd over de uitputting van de SLA en kan deze waar nodig worden bijgestuurd. Om te komen tot een evenwichtige, gelijkmatige en optimale uitputting van de SLA en pieken en dalen op te vangen bestaat er de mogelijkheid om SLA-capaciteit binnen de politieorganisatie tussen de eenheden uit te wisselen.
In de afgelopen jaren is over het gehele jaar gezien de totale SLA nooit uitgeput. Het kan wel voorkomen dat er in individuele maanden binnen bepaalde productgroepen meer sporen worden ingestuurd dan is afgesproken. In dat geval kunnen deze zaken de volgende maand alsnog worden opgepakt. Dit is de situatie die zich in de maand april in Limburg voordeed.
Indien politie en OM van mening zijn dat het een zeer prioritaire of spoedeisende zaak betreft, kunnen zij te allen tijde besluiten de zaak bij het NFI voorrang te geven. Overigens kunnen politie en OM bijvoorbeeld in geval van piekbelasting, behoefte aan contra-onderzoek of bijzondere expertise, zaken laten uitvoeren door een extern forensisch instituut. Hiervoor zijn de Winsemiusgelden beschikbaar. Het onderzoek dat noodzakelijkwijs plaats dient te vinden, kan dan ook altijd plaatsvinden.
Hoe moet deze uitspraak worden gezien in het licht van uw eigen constatering tijdens het Algemeen overleg over de bezuinigingen bij het Nederlands Forensisch Instituut op 1april 2015, namelijk dat het service level agreement tot op heden nooit is uitgeput?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het service level agreement niet wordt uitgeput omdat de politie zelf op tijd aangeeft dat er geen zaken meer aangenomen worden? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat politie en OM zelf prioriteren in de zaken die voor onderzoek naar het NFI worden gestuurd, zodat de capaciteit van het NFI zo efficiënt en effectief mogelijk wordt gebruikt. Voor een succesvolle opsporing en vervolging van criminelen is een onderzoek door het NFI niet altijd noodzakelijk. Uit het al dan niet uitputten van de SLA kunnen geen conclusies over het aantal plankzaken worden getrokken.
Deelt u de mening dat het niet uitputten van een service level agreement niet betekent dat er geen plankzaken zijn? Zo nee, waarom niet? Is er een manier waarop u kunt achterhalen hoeveel plankzaken het betreft?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u reeds op bezoek geweest bij de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) om het probleem met het insturen van sporen te bespreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn uw bevindingen en eventuele vervolgstappen?
Ik heb reeds kennisgemaakt met de LFO. Hierbij hebben wij nog niet specifiek gesproken over het insturen van sporen. Ik ga hierover nog in gesprek met de LFO, zoals ik ook tijdens het Algemeen overleg Bezuinigingen Nederlands Forensisch Instituut van 1 april jl. heb toegezegd.
Het weigeren van verzekeringen aan mensen met een strafblad |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat mensen geen autoverzekering krijgen als ze een strafblad hebben of een fors hogere premie moeten betalen dan mensen zonder strafblad?1
Een verzekeraar moet in staat zijn een hem aangeboden risico op verzekerbaarheid te beoordelen. Daarom rust op de verzekeringnemer een wettelijke mededelingsplicht (artikel 928, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek). De verzekeringnemer is slechts verplicht om feiten omtrent een strafrechtelijk verleden aan de verzekeraar mede te delen, indien die feiten minder dan 8 jaar voor het afsluiten van de verzekering hebben plaatsgevonden en indien de verzekeraar hierover uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen bij het afsluiten van de verzekering (vijfde lid van voornoemd artikel). Het informeren van verzekeraars naar een strafrechtelijk verleden wordt ingegeven door de zorg onder verzekeraars over de verenigbaarheid van hun dienstverlening met de op hen rustende verplichtingen inzake de integere uitoefening van het bedrijf (artikel 3:10, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht).
Deze verplichtingen houden onder meer in dat een verzekeraar dient te beschikken over procedures en maatregelen die erop zijn gericht om de identiteit van een cliënt te verifiëren en om cliënten, producten of diensten op risico’s te classificeren. Bij het classificeren van deze risico’s is het voor een verzekeraar essentieel om te weten of iemand eerder veroordeeld is voor bijvoorbeeld verzekeringsfraude. Verder speelt een dergelijke risicoanalyse alleen een rol voor zover het een verzekering betreft die te relateren is aan het misdrijf dat is begaan. Een ontzegging van de rijbevoegdheid is bijvoorbeeld slechts relevant voor een autoverzekering. Mede door dit soort afwegingen zal het aantal mensen met een strafblad dat problemen ervaart bij het afsluiten van een verzekering, in de praktijk laag zijn. Het Verbond van Verzekeraars geeft aan dat op basis van de beschikbare informatie er geen aanleiding is om te veronderstellen dat dit een veelvoorkomend probleem zou zijn.
Wat zijn de redenen voor verzekeraars om mensen met een strafblad een autoverzekering te weigeren of te eisen dat zij hiervoor een hogere premie betalen dan mensen zonder strafblad? Vindt u deze reden(en) legitiem? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre acht u het bestaan van een strafblad een rechtmatige grond om een autoverzekering te weigeren?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ook van mening dat het belangrijk is dat ex-gedetineerden zo snel mogelijk weer aan het werk gaan? Deelt u de mening dat een auto voor onder andere ex-gedetineerden van belang kan zijn voor werk en uiteindelijk dus ook voor een optimale resocialisatie? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het zeer van belang dat personen na het uitzitten van hun straf zo snel mogelijk werk vinden. Een vervoermiddel zou daarbij behulpzaam kunnen zijn.
Deelt u de mening dat dit beleid kan leiden tot het ongewenste gevolg dat ex-gedetineerden een uitweg zoeken door de auto op de naam van een familielid, vriend of kennis te stellen?
Het is van belang dat een ex-gedetineerde een verzekering kan afsluiten. Van categorisch weren van ex-gedetineerden mag geen sprake zijn. Een verzekeraar moet een individuele afweging kunnen maken of hij een cliënt al dan niet een verzekering wil aanbieden. Behoudens ten aanzien van de ziektekostenverzekering is toegang tot een verzekering geen absoluut recht. Het onder valse voorwendselen afsluiten van een verzekering leidt op langere termijn alleen maar tot meer problemen voor de verzekerde.
Bij welke andere soorten verzekeringen kan een aanvrager geweigerd worden omdat deze een strafblad heeft of moet hij meer premie betalen vanwege dat strafblad? Wat is uw reactie daarop?
Bij ieder type verzekering wordt een risicoanalyse gemaakt door de verzekeraar, waarop besloten wordt om de verzekering wel of niet te verstrekken. Van belang is hierbij dat een dergelijke risicoanalyse alleen een rol speelt voor zover het een verzekering betreft die betrekking heeft op het misdrijf dat is begaan. Wanneer een verzekeraar in dit verband meer risico neemt, kan hij ervoor kiezen hiervoor een hogere premie te rekenen.
Bent u bereid om te in gesprek te gaan met het Verbond van Verzekeraars teneinde een oplossing te vinden voor dit probleem? Zo nee, waarom niet?
Het Verbond van Verzekeraars geeft aan dat er op het gebied van deze kwestie weinig tot geen klachten of meldingen binnenkomen. Mede daarom zie ik momenteel geen reden om verder met het Verbond van Verzekeraars in gesprek te gaan over deze kwestie.
De berichten ‘MEPs to raise monthly allowances’ en ‘Nog meer gratis graaigeld naar Europarlementariërs’ |
|
Harm Beertema (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «MEPs to raise monthly allowances»1 en «Nog meer gratis graaigeld naar Europarlementariërs»?2
Ja.
Klopt het dat er een voorstel is gedaan om Europarlementariërs een verhoging toe te kennen van hun onkostenvergoeding van € 1.500 euro per maand (was € 21.379 per maand), dat daardoor optelt tot bijna € 275.000 aan onkostenvergoeding, bovenop het inkomen dat de MEP voor zichzelf ontvangt?
Op 29 april jl. heeft het Europees parlement de resolutie over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees parlement voor het begrotingsjaar 2016 aangenomen. Hieruit blijkt dat het EP voorstelt om haar begroting voor 2016 vast te stellen op 1,8 miljard euro, wat neerkomt op een stijging van 1,6% t.o.v. de begroting voor 2015. De Europese Commissie zal dit meenemen in haar algehele ontwerpbegroting voor de EU voor 2016, die naar verwachting in mei zal worden gepubliceerd.
Het Europees parlement bepaalt zijn eigen begroting binnen het plafond van het Meerjarig Financieel kader voor administratieve uitgaven. De Raad heeft geen invloed op de EP begroting en doet geen uitspraken over de omvang van specifieke posten daarbinnen.
Deelt u de mening dat een dergelijke verhoging geen pas geeft voor de kiezers in Nederland die steeds meer welvaart inleveren en die in toenemend aantal aangewezen zijn op de voedselbanken3, door het desastreuze Europese economische beleid waar Nederland zoveel last van heeft?
De inzet van het kabinet op versobering van de arbeidsvoorwaarden van EU-personeel is u bekend. Zo is enkele jaren een nulgroei afgedwongen van EU-ambtenarensalarissen. Daarnaast is mede onder druk van Nederland in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) afgesproken dat over een periode van 5 jaar een personeelsreductie van 5% plaatsvindt.
Het kabinet of de Raad heeft echter geen invloed op de omvang van de EP-begroting. Het Europees parlement bepaalt zijn eigen begroting binnen het plafond van het Meerjarig Financieel kader voor administratieve uitgaven – zoals voor extra ambtelijke ondersteuning of anderszins.
Bent u bereid om alles in het werk te stellen om deze schaamteloze zelfverrijking te doen stoppen?
Zie antwoord vraag 3.
Het in vreemdelingenbewaring nemen van bezetters Maagdenhuis |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Twee bezetters Maagdenhuis nog vast in vreemdelingenbewaring»? Klopt dit bericht?1
Ja. Inmiddels zijn alle betrokkenen in vrijheid gesteld nadat hun identiteit is vastgesteld.
Is het enkel niet bekend maken van de identiteit voldoende grond om iemand in vreemdelingenbewaring te stellen?
Voor de beantwoording van deze vragen is noodzakelijk de verschillende wettelijke verplichtingen in beschouwing te nemen. Vooropgesteld moet worden dat volgends de Nederlandse wet eenieder zich dient te identificeren als de politie daar binnen de grenzen van haar taak om vraagt. Deze wettelijke verplichting kent geen uitzondering voor gevallen waarin personen aan het demonstreren zijn. Indien een persoon zich niet kan of wil identificeren is dit een strafbaar feit, zoals neergelegd is in artikel 447E van het Wetboek van Strafrecht, en diegene kan bovendien worden meegenomen naar het bureau teneinde de identificatie voort te zetten. De termijn waarbinnen een persoon kan worden vastgehouden op het bureau kan met het oog op de identificatie worden verlengd tot in totaal 12 uur.
De hiervoor beschreven bevoegdheden op basis van de Wet op de identificatieplicht en het Wetboek van Strafrecht zijn complementair aan de bevoegdheden uit de Vreemdelingenwet 2000. Als een persoon zich niet wil identificeren, mag de Politie daaruit in beginsel afleiden dat de persoon in kwestie daarmee de uitoefening van de Vreemdelingenwet 2000 tracht te frustreren. Het frustreren van de vaststelling van de identiteit kan daarom binnen het vreemdelingentoezicht aanleiding zijn om maatregelen toe te passen, zoals vreemdelingenbewaring, om het onderzoek naar de identiteit van de persoon voort te zetten. Het zou immers de uitoefening van het vreemdelingentoezicht vrijwel onmogelijk maken indien een vreemdeling door simpelweg niet mee te werken aan identificatie zou kunnen voorkomen dat het vreemdelingentoezicht op hem van toepassing is.
Ik hecht er aan daarbij op te merken dat bij de afweging om wel of geen maatregelen van vreemdelingentoezicht toe te passen, de overheid zich niet mag laten leiden door uiterlijke kenmerken. Selectie op uiterlijke kenmerken is immers in strijd met het discriminatieverbod.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in één situatie een uitzondering aangenomen op de regel dat onderzoek in het kader van de vreemdelingenwet gerechtvaardigd is als de persoon iedere medewerking aan de vaststelling van zijn identiteit weigert. Als om de identificatie wordt gevraagd bij de deelname aan een demonstratie, moet de politie er rekening mee houden dat de demonstrant bij een ordemaatregel als deze, soms hun identiteit niet bekend willen maken om redenen die geen enkel verband houden met het niet respecteren van de bepalingen van de vreemdelingenwet (Raad van State, 1 februari 2012, 201108656/1/V3). De politie zal in die gevallen, vóór zij maatregelen uit het vreemdelingenrecht toepast, moeten vaststellen of uit andere aanwijzingen blijkt dat zich tussen de demonstranten ook niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen bevinden.
Bij de ontruiming van het Maagdenhuis meende de politie voldoende aanwijzingen te hebben voor de conclusie dat er sprake was van vermenging met personen op wie de vreemdelingenpolitie een toezichthoudende taak had. De politie had vastgesteld dat er zich ook buitenlandse studenten in de groep bevonden. De politie achtte het daarnaast mogelijk dat er zich tussen de bezetters vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf zouden bevinden, gezien eerdere ervaringen van de politie bij het ontruimen van kraakpanden in de omgeving van het Maagdenhuis.
De rechter heeft bij uitspraken van 30 april 2015 (o.a. kenmerk AWB 15/7645) geoordeeld dat de door de politie aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om het vermoeden te rechtvaardigen dat zich tussen de personen die bij de ontruiming van het Maagdenhuis werden aangetroffen, ook vreemdelingen bevonden die niet rechtmatig in Nederland waren. Er is in de meeste gevallen een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige vreemdelingenbewaring, variërend van € 105,– tot € 315,–. De rechter heeft niet geoordeeld dat sprake is van misbruik van bevoegdheden.
Deze uitspraak is teruggekoppeld aan de politie zodat in toekomstige gevallen met inachtneming van deze uitspraak wordt gehandeld. Ook zal in de opleiding en nascholing van de hulp Officieren van Justitie aandacht worden besteed aan de maatstaf die is gegeven in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak.
Zo nee, welk criterium dient de vreemdelingenpolitie in acht te nemen en zal de rechter aan toetsen? Op basis van welke jurisprudentie?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, hoe verhoudt het toepassen van vreemdelingenbewaring bij een persoon die zich niet wil identificeren zich tot het verbod van detournement de pouvoir?
Zie antwoord vraag 2.
Is de maatregel van vreemdelingenbewaring louter als reactie op een handelen in strijd met de wet op de identificatieplicht proportioneel?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het in vreemdelingenbewaring stellen van iemand die zich niet wil identificeren zich tot de in het Wetboek van Strafvordering gegeven bevoegdheid tot ophouding ter identificatie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
De bouw van een moskee in Gouda |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat de gemeente Gouda al veel langer dan tot dusver bekend was, een megamoskee wilde?1
Ja.
Klopt het dat de burgemeester van Gouda al op 20 september 2013 in een bestuurlijk overleg met moskeebesturen aangegeven heeft dat de PWA-kazerne de meest geschikte locatie was voor het vestigen van een megamoskee?
Ja. In een bestuurlijk overleg met de moskeebesturen is destijds een aantal mogelijk geschikte locaties genoemd, waaronder de PWA-kazerne. Er is toen geconstateerd dat de PWA-kazerne beschikt over een maatschappelijke bestemming en op het eerste gezicht adequate parkeerruimte. Het initiatief voor een mogelijk vervolgtraject lag bij de moskeebesturen.
Klopt het dat er met het Rijksvastgoedbedrijf in het najaar van 2013 al positief verlopen verkennende gesprekken gevoerd zijn en er op 13 november 2013 door het Rijksvastgoedbedrijf een bezichtiging voor de moskeebesturen is georganiseerd op de PWA-kazerne?
In de antwoorden op de vragen van uw Kamer van 13 maart 2015 (Omtzigt, Oskam en Knops) heb ik u aangegeven dat het Kabinet conform de staatkundige inrichting van Nederland geen standpunt heeft ingenomen over deze lokale kwestie. Ook de doorverkoop is dus een aangelegenheid van de gemeente Gouda. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft, onder auspiciën van de gemeente Gouda, vrijblijvende en informatieve gesprekken met verschillende partijen gevoerd. Ook met een vertegenwoordiger van de drie Goudse moskeebesturen.
Was u toen al voorstander van de verkoop van de PWA-kazerne ten behoeve van de vestiging van een megamoskee? In hoeverre heeft u verwachtingen gewekt richting de moskeebesturen en de gemeente Gouda die u nu wilt waarmaken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, indien de gemeente Gouda geen gebruik wil of kan maken van de mogelijkheid tot koop van de PWA-kazerne binnen de door u gestelde termijn, bereid om de kazerne direct aan de moskeebestuur El Wahda te verkopen? Zo ja, realiseert u zich dat u daarmee de omwonenden van de PWA-kazerne en de gemeenteraad in Gouda passeert die in meerderheid tegen de megamoskee zijn?
Nee. Indien de gemeente Gouda afziet van de mogelijkheid tot koop van de PWA-kazerne zal een openbare verkoopprocedure worden gestart.
Waarom was de Minister-President eerst vóór de megamoskee, tijdens het RTL verkiezingsdebat op 5 maart jl. ineens tegen en nu weer vóór?
Zie het antwoord op vraag 3 en 4.
Klopt het dat de mededeling dat de moskee «substantieel kleiner» zou worden geen betrekking heeft op het Islamitisch centrum als geheel, maar slechts op de omvang van het gebedshuis als onderdeel hiervan? Klopt het dat dit niet betekent dat de gemeente Gouda minder grondoppervlakte aan de moskee doorverkoopt?
De verdeling van de bestaande bebouwing op het complex tussen de drie initiatiefnemers De Ark, El Wahda en Gemiva wijzigt in principe niet. Voor de nieuwbouw van het gebedshuis geldt dat deze verkleind wordt. Voor het islamitisch centrum als geheel (inclusief gebedsruimte) geldt dat het totaal van de aanwezige bezoekers wordt gemaximeerd op een lager aantal dan in eerste instantie werd voorzien. De realisering van een kleinere gebedsruimte betekent niet dat er minder grondoppervlakte wordt verkocht aan El Wahda.
Klopt het dat het principebesluit van het college van B&W, dat realisatie van een megamoskee via toepassing van de ABC-constructie mogelijk moest maken, nog niet van de baan is? Waarom beoordeelt u dit als een «nieuw proces»?2
Het moskeebestuur heeft half maart het aanbod gedaan om de moskee qua omvang substantieel te verkleinen en daarbij (een deel van) de huidige moskeeën in Gouda in gebruik te houden. Twee onafhankelijke procesbegeleiders bekijken in overleg met betrokkenen bekijken of er meer draagvlak gevonden kan worden voor een kleinere moskee, samen met het kinderdagcentrum en de school. Dit is dus een onderdeel van een nieuw, lokaal besluitvormingsproces. De drie initiatiefnemers (De Ark, El Wahda en Gemiva) hebben uitgesproken dit proces te steunen.
Wat is de opdracht, scope, reikwijdte en methodiek van het ingestelde proces? Nemen de door het college van B&W in Gouda aangestelde «onafhankelijke procesbegeleiders» ook de rol van de rijksoverheid mee als verkopende partij?
Het college van burgemeester en wethouders heeft er voor gekozen om zo min mogelijk voor te schrijven en de onafhankelijk procesbegeleiders zelf hun invulling aan het proces te laten geven. Wel is aangegeven dat het proces tijdig moet worden afgerond zodat uiterlijk 8 juli besluitvorming kan plaatsvinden. De procesbegeleiders onderzoeken «of het mogelijk is tot een inpassing van De Ark, Gemiva en El Wahda te komen op het terrein van de PWA-kazerne op een manier die wel op voldoende steun van de wijk kan rekenen en daarmee mogelijkerwijs ook van de raad van Gouda». De uitkomst van het nieuwe proces kan zijn dat «Samen onder één dak» er komt of niet.
In hoeverre is bij de verkoop door het Rijk van het perceel van de PWA Kazerne, waarbij het Rijksvastgoedbedrijf de reallocatieprocedure hanteert, sprake van de hierbij beoogde herbestemming in de publieke sfeer, waarbij het doel is om publieke diensten of taken die met publieke middelen worden bekostigd zo doelmatig mogelijk te realiseren?3
In antwoord op de vragen van uw Kamer van 3 februari 2015 (Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik aangegeven dat het perceel van de PWA-kazerne zal gaan dienen voor de huisvesting van een school voor speciaal onderwijs (De Ark), een islamitisch centrum (El Wahda) en een kinderdagcentrum Gemiva. Bij zowel de huisvesting van een school als een kinderdagcentrum is er sprake van een herbestemming in publieke sfeer die met publieke middelen worden bekostigd.
In hoeverre voldoet een gebedshuis of religieus centrum aan bovengenoemd criterium en valt het binnen de taak van de rijksoverheid om via doorverkoop de vestiging van een gebedshuis te faciliteren, «zo doelmatig mogelijk»? In hoeverre creëert het Rijk hiermee ongelijke kansen ten opzichte van andere (mogelijke) marktpartijen?
Zie de antwoorden op de vragen 3, 4 en 10.
Op welke wijze brengt u in de praktijk dat «we voortdurend de situatie rond die geldstromen in de gaten moeten houden», zoals uw ambtsvoorganger aankondigde, omdat hij de situatie in Gouda een «enorm punt van zorg» achtte?4
De meeste moskeeën in Nederland organiseren zich in de vorm van een stichting of vereniging, net als veel kerken en andere religieuze instellingen. Als een moskee als ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling) is geregistreerd, is zij, net als alle andere religieuze instellingen met ANBI-status, tot 1 januari 2016 vrijgesteld van de verplichting om haar financiële administratie en jaarverslagen openbaar te maken. Daarna zullen zij, net als alle andere ANBI’s, hun jaarrekening, uitgaven- en inkomstenbalans en bijbehorende toelichting online moeten publiceren. Met het ingaan van die verplichting zal de financiële transparantie naar verwachting toenemen.
Het Kabinet is daarnaast gestart om het diplomatieke gesprek waar nodig te intensiveren met landen die aan islamitische instellingen in Nederland schenken, met als doel de transparantie over deze financiële stromen te vergroten. Tevens wordt met gemeenten, lokale partners en gemeenschappen het gesprek aangegaan over de wijze waarop met lokale gemeenschappen optimale transparantie kan worden bereikt ten aanzien van financieringsstromen vanuit het buitenland.
Deelt u het standpunt dat er «geen twijfel zou moeten bestaan» over de herkomst van geld waarmee de moskee in Gouda wordt gefinancierd? Zo nee, waarom niet?
Ja. Door middel van een brief en de beantwoording van verschillende vragen van uw Kamer heb ik u over de kwestie van een nieuw te bouwen moskee in Gouda geïnformeerd. In de brief van 11 februari 2015 (vergaderjaar 2014–2015, 34 000 VI, nr. 65) heb ik u laten weten dat de gemeente Gouda door forensisch accountant PWC onderzoek heeft laten doen naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de moskee. Verder heeft de gemeente zoals gemeld in de brief en verwoord in antwoord op vragen van uw Kamer van 3 februari (leden Oskam, Omtzigt en Knops) een adviesaanvraag ingediend bij het Landelijk Bureau Bibob.
In hoeverre acht u het onderzoek naar de herkomst van financiering, dat in de opdracht van het college van B&W in Gouda is gedaan, onafhankelijk en controleerbaar; dit tegen de achtergrond van het feit dat dit college van B&W in Gouda zich politiek al sinds 2013 hard maakt voor realisatie van de megamoskee via de abc-constructie, het feit dat dit onderzoek geheim is en het feit dat de vraagstelling en opdracht niet publiek bekend zijn, ook niet na herhaaldelijke vragen uit de Kamer?
Forensisch accountant PWC is een onafhankelijke partij. Het Landelijk Bureau Bibob is onderdeel van de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en is voor de inhoud van het gevraagde onderzoek niet gebonden aan lokale politieke besluitvorming.
Bent u alsnog bereid om aan het verzoek5, om na te gaan op welke wijze de gemeente Gouda de financiering van het gebedshuis heeft onderzocht en of dit onderzoek grondig genoeg en deugdelijk is geweest? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit betreft een lokale aangelegenheid.
Wilt u dit volledige onderzoek, in opdracht van het college B&W Gouda, alsnog aan de Kamer verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u alsnog bereid eigenstandig onderzoek te doen naar de financiering van de megamoskee, de mogelijke salafistische invloed uit onvrije landen, de rol van radicale prediker en fondsenwerver Tarik Ibn Ali en diens vermeende banden met jihadisten in Syrië en verboden radicaal-islamitische organisaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
In hoeverre toetst het Landelijk Bureau Bibob (LBB) de herkomst van financiële middelen die worden ingezet voor de bouw en verbouw van de moskee? Op welke wijze zijn de uitkomsten hiervan democratisch controleerbaar, aangezien het college het advies geheim dient te houden gelet op art. 28, tweede lid, van de Wet Bibob, en het college van B&W van Gouda zoals bekend groot voorstander is van de te realiseren megamoskee?
Bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB) is advies gevraagd inzake de aankoop van vastgoed, niet over een vergunning voor bouwactiviteiten. Het LBB kan ingevolge de Wet Bibob de rechtspersoon in relatie tot de financiering van de vastgoedtransactie onderzoeken. Op grond van artikel 169 van de Gemeentewet heeft de gemeenteraad recht op alle gevraagde inlichtingen die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn bevoegdheden, tenzij in strijd met het openbaar belang. Indien er geen sprake is van strijd met het openbaar belang kan het college onder omstandigheden, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de informatie, de gemeenteraad van deze gegevens kennis laten nemen. Artikel 169 van de Gemeentewet doorbreekt het gesloten verstrekkingenregime van artikel 28, eerste lid, van de Wet Bibob. De rechtvaardiging voor het feit dat de privacy (het doel van het gesloten verstrekkingenregime en de geheimhoudingsplicht) in een dergelijk geval wordt aangetast, kan worden gevonden in het belang van democratische controle. Het is aan het college van burgemeester en wethouders om te bepalen wat de meest geschikte wijze is voor het delen van deze informatie met de gemeenteraad.
Zal de Rijksvastgoeddienst, voorafgaand aan verkoop, ook de uitkomsten wegen van de uitkomst van het Bibob-onderzoek, aangezien het niet wenselijk is dat het Rijk mogelijk dubieuze gelden aanneemt bij een grondtransactie, ook als dit via een doorverkoopconstructie gebeurt?
Nee. In mijn antwoorden op vragen van uw Kamer van 3 februari 2015 (Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik aangegeven dat in het geval van de PWA-kazerne er sprake is van een verkoop aan een decentrale overheid. Ten aanzien van de doorverkoop van een gedeelte van het PWA-complex geldt dat de gemeente Gouda zelf een Bibob-procedure heeft aangevraagd. Het LBB brengt zijn advies uit aan het college, dat dit advies in de besluitvorming zal betrekken.
Indien de uitkomst van het proces in Gouda zal zijn dat toepassing van de abc-constructie ten behoeve van het PWA terrein niet meer aan de orde is, welke voorwaarden stelt dan de Rijksvastgoeddienst aan verkoop van het PWA terrein? Op welke wijze wordt de hoogste opbrengst nagestreefd? Is het u bekend dat de opbrengst hoger zal liggen, wanneer gewacht zal worden c.q. aangedrongen op wijziging van de bestemming, zodanig dat hier ook woningbouw mogelijk is, zoals in de eerdere Goudse plannen voor een combinatie met seniorenwoningen reeds de bedoeling was?
Indien de gemeente Gouda afziet van de mogelijkheid tot koop van de PWA-kazerne zal een openbare verkoopprocedure worden gestart. Bij de verkoop stelt het Rijksvastgoedbedrijf geen bijzondere eisen aan de verkoop van het PWA-terrein anders dan de gebruikelijke eisen bij verkoop van rijksvastgoed. Het Rijksvastgoedbedrijf bepaalt, voorafgaand aan de verkoop, op welke wijze de gunning aan een kopende partij zal plaatsvinden. Een andere bestemming dan de huidige bestemming kan invloed hebben op de verkoopopbrengst. Zo kan de verwachte verkoopopbrengst bij de bestemming «woningbouw» hoger liggen. Van enig voornemen om de bestemming van de locatie naar een zodanige bestemming te wijzigen is momenteel evenwel geen sprake.
De inhuur door gemeenten van externe bureaus op no cure no pay basis voor onderzoek naar uitkeringsfraude |
|
John Kerstens (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van De Monitor over gemeenten die op no cure no pay basis externe bureaus inhuren voor onderzoeken naar uitkeringsfraude?1
Ja.
In welke mate maken gemeenten voor onderzoeken naar uitkeringsfraude gebruik van de constructie waarbij externe bureaus worden ingehuurd op no cure no pay basis? Wat is uw beoordeling van deze constructie? Deelt u de mening dat deze constructie een perverse prikkel met zich meebrengt die kan leiden tot de in de uitzending naar voren komende praktijken waarbij uitkeringsgerechtigden op intimiderende wijze gevolgd worden door externe bureaus die er zelf financieel belang bij hebben om fraude vast te stellen? In hoeverre zijn deze praktijken in dit kader representatief voor de wijze waarop gemeenten uitvoering geven aan onderzoeken naar uitkeringsfraude?
Ik beschik niet over informatie in welke mate gemeenten voor onderzoeken naar uitkeringsfraude gebruik maken van de constructie waarbij externe bureaus worden ingehuurd op no cure no pay basis. Ik kan dan ook niet beoordelen in hoeverre dit soort praktijken in dit kader representatief zijn voor de wijze waarop gemeenten uitvoering geven aan onderzoeken naar uitkeringsfraude. De uitvoeringspraktijk zoals die in de betreffende uitzending aan de orde is gekomen wijs ik af. De in artikel 53a van de Participatiewet neergelegde onderzoeksbevoegdheid en de in artikel 17 van genoemde wet opgenomen bevoegdheid om inlichtingen en medewerking van de bijstandsgerechtigde te verlangen, zijn bij wet opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. De uitoefening van deze bevoegdheden kan er immers toe leiden dat diep wordt doorgedrongen in de persoonlijke levenssfeer van de bijstandsgerechtigde.
Welke gevolgen heeft de recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de inhuur door gemeenten van externe bureaus op no cure no pay basis voor onderzoeken naar uitkeringsfraude?2 In hoeverre zijn gemeenten door deze uitspraak verplicht om onderzoeken naar uitkeringsfraude zelf uit te voeren? Deelt u de mening dat het uitbesteden van onderzoeken naar uitkeringsfraude aan externe bureaus op no cure no pay basis nu verboden is?
Artikel 7, vierde lid Participatiewet geeft aan dat het college de uitvoering van de Participatiewet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de belanghebbenden en de daarvoor noodzakelijke vaststelling van zijn omstandigheden, door derden kan laten verrichten. Onder derden wordt in dit verband niet verstaan personen die bijvoorbeeld via een uitzendbureau of organisatiebureau zijn ingehuurd, omdat de door hen verrichte werkzaamheden aangemerkt kunnen worden als werkzaamheden die door het bestuursorgaan zijn verricht. Indien de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie door de structurele inzet van ingehuurde krachten feitelijk wordt ontmanteld, is er materieel sprake van niet geoorloofde uitbesteding. Uit de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 7, vierde lid, van de Participatiewet, valt af te leiden dat de wetgever de kerntaken van de uitvoering van de Participatiewet als uitdrukkelijke opdracht aan het college heeft geformuleerd en dat die niet kunnen worden uitbesteed aan private bedrijven. Ook blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet Suwi is de inkomensbeschermende functie van de sociale zekerheid van groot belang geweest bij de bepaling van welke de kerntaken zijn die tot het publieke domein behoren, en is die scheiding tussen die domeinen bedoeld om die inkomensbeschermende functie te vrijwaren van commerciële beïnvloeding en belangenverstrengeling tussen private en publieke bedrijfsonderdelen, als ook om de bescherming van de privacy van uitkeringsgerechtigden te waarborgen. Tot de genoemde kerntaken moeten worden gerekend het nemen van besluiten inzake de bijstandverlening, de individuele gevalsbehandeling, de beoordeling van de aanspraak en de afweging van individuele omstandigheden, de opsporing en de verificatie en validatie van voor de bijstand relevante gegevens. De recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in dit kader is geheel in lijn hiermee.
Voorts geldt dat een door de gemeente te treffen mandaatregeling er de facto niet toe mag leiden dat het «verbod van uitbesteding» wordt omzeild. Dit laat onverlet dat het college de vaststelling en beoordeling van rechten en plichten wel kan mandateren aan andere bestuursorganen, zoals het College van burgemeesters en wethouders van een andere gemeente of het UWV. De uitvoering van de wet blijft daarmee binnen het publieke domein.
In hoeverre geven gemeenten thans uitvoering aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep? Wat is uw beoordeling van de in de uitzending genoemde constructie waarbij medewerkers van de externe bureaus de status krijgen van «onbetaald ambtenaar» maar hun werk blijven verrichten op no cure no pay basis? In welke mate maken gemeenten gebruik van deze constructie? Kan dit volgens u gezien worden als ontwijking van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep? Zo ja, bent u bereid om op te treden tegen dergelijke ontwijking? Op welke wijze gaat u dit doen? Zo niet, waarom niet?
Zoals in antwoord 3 aangegeven mag een in het kader van artikel 7 vierde lid Participatiewet te treffen mandaatregeling er de facto niet toe leiden dat het «verbod van uitbesteding» wordt omzeild. De in de uitzending van De Monitor aan de orde zijnde constructie waarbij medewerkers van een extern privaat bureau de status krijgen van «onbetaald ambtenaar» maar hun werk blijven verrichten op no cure no pay basis, wijs ik dan ook af.
Ik zal in een volgende verzamelbrief aan gemeenten aandacht besteden aan deze problematiek. In voorkomende gevallen van niet geoorloofde uitbesteding zal ik – voor zover er sprake is van een met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet vastgestelde ernstige tekortkoming – gebruik maken van mijn bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing ex artikel 76 Participatiewet.
Bij gemeenten waarvan mij bekend is dat mogelijk sprake is van een contra legemuitvoering, zal ik informatie inwinnen over de feitelijke situatie en interveniëren indien de actuele situatie niet in overeenstemming is met het geschetste juridisch kader.
Deelt u de mening dat de inhuur van externe bureaus op no cure no pay basis voor onderzoeken naar uitkeringsfraude onwenselijk is vanwege de bij vraag 2 genoemde perverse prikkel? Deelt u de mening dat gemeenten onderzoeken naar uitkeringsfraude zelf uit moeten voeren? In welke mate wordt dit bereikt door de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep? In welke mate zijn aanvullende maatregelen van uw kant noodzakelijk om dit resultaat te bewerkstellingen? Bent u bereid om deze maatregelen te nemen? Zo ja, op welke termijn? Zo niet, waarom niet?
Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Het bericht 'Miljoenen mensen ontheemd door projecten Wereldbank' |
|
Eric Smaling |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Miljoenen mensen ontheemd door projecten Wereldbank»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er in tien jaar tijd 3,4 miljoen mensen ontheemd zijn geraakt door bouwprojecten die door de Wereldbank zijn gefinancierd? Welke (interne) regels heeft de Wereldbank daarmee overtreden?2
Nee, dit is onjuist. Het getal van 3,4 miljoen mensen komt voort uit het aantal mensen waarop de bouwprojecten in enige vorm betrekking kunnen hebben, variërend van minimale gevolgen (bv. kleine landaankopen) tot fysieke hervestiging.
De WBG heeft vanwege feitelijke onjuistheden, onzorgvuldigheden en onevenwichtigheden een klacht ingediend bij the Guardian, die deze tekortkomingen in de berichtgeving inmiddels ten dele heeft erkend.
Landacquisitie en hervestiging zijn op zichzelf geen schendingen van de interne regels. De bank hanteert een strikt beleid met regels om de betrokkenen te compenseren. Deze regels zijn van toepassing op zowel de fysieke als economische gevolgen van landaankoop in het kader van een door de Wereldbankgroep (WBG) gefinancierd overheidsprogramma. In dit geval zijn er geen interne regels overtreden.
De WBG erkent wel dat er enkele projecten zijn geweest waarbij hervestiging onvoldoende gemonitord is en heeft hiertoe stappen ter verbetering ondernomen (zie ook het antwoord op vraag 8).
Kunt u aangeven welke projecten het betrof, en in welke landen?
Het onderzoek waarop de berichtgeving betrekking heeft, heeft zich naast de in de artikelen genoemde landen Ethiopië en Vietnam en Nigeria ook gericht op projecten in China, India, Peru, Honduras en Kosovo. In de Resettlement Action Plans en andere openbare projectdocumenten staat vermeld hoe de hervestiging geregeld is op projectbasis.
Welk deel van deze groep mensen is gecompenseerd voor hun gedwongen verhuizing?
Het beleid van de bank is dat alle betrokkenen worden gecompenseerd. Hoe de compensatie er uitziet is per project geregeld in de Resettlement Action Plans en andere openbare projectdocumenten.
Kunt u verklaren waarom het aantal projecten waarbij gedwongen verhuizing plaatsvindt tussen 1993 en 2009 is toegenomen van 8% van het totaal naar 29%?3
Het is in beginsel lastig individuele jaren met elkaar te vergelijken, omdat de projectportfolio’s en de sectorale samenstelling daartussen aanzienlijk kunnen fluctueren, afhankelijk van de kredietvraag van klantlanden.
Een verklaring van de toename is echter dat de Wereldbank strengere voorzorgsmaatregelen is gaan treffen. Sinds een aantal jaar stelt de bank hogere eisen aan projecten waar landaankoop en hervestiging onderdeel van zouden kunnen uitmaken. Klantlanden moeten nu uit voorzorg beleidsplannen opstellen ten aanzien van hervestiging, ook wanneer er geen hervestiging verwacht wordt. Wanneer er tijdens de projectuitvoering toch hervestiging nodig is, kan deze (zonder nieuwe behandeling in de board of directors) worden uitgevoerd. Hierdoor is het echter wel zo dat er veel projecten zijn met een dergelijk beleidsplan, terwijl er uiteindelijk geen landaankoop en/of hervestiging plaatsvindt. Een toename van het aantal beleidsplannen t.a.v. hervestiging betekent dus niet een toename van het aantal gedwongen verhuizingen.
Kunt u aangeven hoeveel geld de Nederlandse regering heeft overgemaakt aan de Wereldbank in de periode 2009–2013? Kunt u aangeven voor welke projecten dit geld is ingezet?
Nederland draagt bij aan de International Development Agency (IDA) van de Wereldbank. In de periode van IDA-15 (2008 tot 2011) en IDA-16 (2011 tot 2014) is gemiddeld Euro 300 mln per jaar overgemaakt.
In diezelfde periode heeft Nederland jaarlijks gemiddeld Euro 180 mln per jaar bijgedragen aan specifieke trustfunds, zoals op het terrein van voedselzekerheid en onderwijs. Nederland draagt niet bij op projectniveau. Door kasschuiven kunnen de jaarlijkse bijdragen voor zowel IDA als de trustfunds tussen jaren aanzienlijk verschillen.
Kunt u verklaren waarom een evaluatie vooraf, om te bepalen of gemeenschappen afdoende worden beschermd, vaak wordt overgeslagen?4
Een social assessment, dat hierop ingaat, maakt standaard onderdeel uit van de voorbereiding van dit soort projecten. De voorstellen voor nieuwe safeguardshandhaven dit assessment.
Klopt het dat de Wereldbank vaak geen idee heeft wat er gebeurt met mensen nadat ze zijn verplaatst?5 Welke oplossingen kunt u hiervoor bedenken?
Klantlanden zijn verantwoordelijk voor de projectuitvoering. De bank houdt toezicht of de uitvoering conform de voorwaarden gebeurt en kan juridische stappen ondernemen wanneer dit niet het geval is. Na uitvoering van het project is er geen verplichting voor de bank om te blijven monitoren. In het geval er zorgen bestaan over hervestigingsaspecten na de afronding van het project, kan desalniettemin besloten worden monitoring te continueren.
De Bank erkent dat er enkele projecten zijn geweest waarbij de uitvoering door het klantland en/of de supervisie door de Bank tekortschoot en heeft derhalve stappen genomen ter verbetering. Ten eerste wordt er in de huidige voorstellen voor nieuwe safeguards meer nadruk gelegd op de monitoring van risicovolle projecten en worden er strengere eisen aan de klantlanden gesteld met betrekking tot het betrekken van stakeholders. Ten tweede wordt in deze voorstellen monitoring door een derde partij van een project mogelijk en krijgen betrokkenen meer mogelijkheden om klachten in te dienen. Tot slot wordt geïnvesteerd in kennis en vaardigheden van de Bankmedewerkers voor wat betreft het toepassen van de regels bij projectmanagement.
Kunt u bevestigen dat er in Ethiopië miljoenen dollars van een lening voor zorg en onderwijs zijn doorgesluisd voor een grootschalig regeringsprogramma waarbij twee miljoen mensen werden gedwongen om te verhuizen, nota bene nadat hierover gerapporteerd werd? Was u hiervan op de hoogte? Klopt het dat de lokale bevolking geïntimideerd werd om geen negatieve berichten over de investeringen over te brengen aan het inspectiepanel van de Wereldbank? Sinds wanneer was de Wereldbank bekend met deze praktijken? Kunt u meer projecten noemen waarbij dergelijke praktijken zich hebben voorgedaan?6
Het «Promoting Basic Services» (PBS) programma van de Wereldbank beoogt de armoede in Ethiopië te verminderen door de toegang en kwaliteit van basisvoorzieningen te verbeteren op lokaal niveau. Aangezien dit programma onder andere een deel van de salarissen van leerkrachten en gezondheidswerkers financiert, juist om in de armste delen van Ethiopië deze voorzieningen te verbeteren, is dit programma logischerwijs ook actief in de gebieden waar de Ethiopische overheid haar eigen «Commune Development Programme» (CDP) uitvoert. Er is in dit geval geen sprake van doorsluizen van fondsen van het ene programma naar het andere, maar van een overlap van de gebieden waar beide programma’s actief zijn.
Nederland heeft, samen met de «Development Assistance Group» (DAG) partners, tijdens gerichte veldbezoeken op dorpsniveau, in de afgelopen vier jaar de uitvoering van het CDP getoetst aan de internationale principes en «best practices» van hervestiging. Hoewel op grond hiervan niet volledig uit te sluiten valt dat in enkele gevallen sprake zou kunnen zijn geweest van intimidatie, zijn er geen bewijzen gevonden van gedwongen verhuizingen in de gebieden waar de Ethiopische overheid haar programma heeft uitgevoerd, inclusief Gambella. Ik ben op grond van deze bezoeken wel bezorgd over het niveau van de consultaties en de snelheid waarmee het programma is uitgevoerd. Deze zorg is regelmatig gedeeld met de verantwoordelijke Ethiopische autoriteiten, zoals in mijn gesprek met Minister van Staat van Buitenlandse Zaken, de heer Berhane Gebre-Christos op 5–6 maart jl.
Kunt u verklaren waarom de Wereldbank en de IFC (International Finance Corporation) tussen 2009 en 2013 50 miljoen dollar hebben geïnvesteerd in projecten van de hoogste risicogroep wat betreft «onomkeerbare en ongekende» schade op sociaal of ecologisch vlak? Was Nederland hiervan op de hoogte?7
Ik herken het bedrag van 50 miljoen dollar dat in het artikel wordt genoemd niet. De Wereldbank investeert in projecten met verschillende risicoprofielen. Door middel van een gedegen risico raamwerk en strenge safeguards worden deze risico’s gemanaged.
Kunt u bevestigen dat de ombudsman van de Wereldbank zich heeft ingespannen om relevante (interne) documentatie aangaande projecten waarbij gedwongen verhuizingen plaatsvonden te vernietigen? Deelt u de mening dat deze functionaris per direct ontslagen zou moeten worden?8
Nee, navraag bij de Wereldbank Groep leverde geen aanwijzingen op dat informatie zou zijn vernietigd.
Bent u bereid om alle documenten die relevant zijn voor het Nederlandse Wereldbank-beleid openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Tweemaal per jaar, voorafgaand aan de (voor)jaar(s)vergadering van de WBG, informeer ik uw Kamer per brief over het Nederlandse Wereldbank-beleid en ga ik in op specifieke vragen over de Wereldbank tijdens het AO.
Hoe gaat u zich inspannen om ervoor te zorgen dat de Wereldbank lering trekt uit de gemaakte fouten?
Naast risico-analyses vooraf, hanteert de Bank een robuust monitoring en evaluatie raamwerk tijdens de uitvoering van projecten. Daarnaast heeft de Bank waarborgen zoals het Inspection Panel, een evaluatiedienst en de Raad van Bewindvoerders. Ik vind desalniettemin dat elke organisatie de ambitie moet hebben om zichzelf nog verder te verbeteren. Indien nodig spreek ik de Bank daar ook op aan.
In hoeverre komt de herziening van de safeguards van de Wereldbank tegemoet aan de bovengenoemde problemen?
In de huidige voorstellen voor nieuwe safeguards is een specifieke Environmental and Social Standard gereserveerd voor acquisitie van land, restricties op landgebruik en gedwongen verhuizing. Dit hoofdstuk bevat juist stappen vooruit, zie ook het antwoord op vraag 8.
De huidige voorstellen kennen tevens een apart hoofdstuk over de bescherming van inheemse volken. Over dit hoofdstuk vindt nog volop discussie plaats. Ik heb richting de Bank gepleit voor het schrappen van de voorgestelde «opt-out clause», waarmee lenende landen in overleg met de Bank kunnen afzien van een speciale behandeling van inheemse volken. De introductie door de Bank van free, prior and informed consent van inheemse volken als voorwaarde voor projecten die hen raken, is een belangrijke stap vooruit.
Klopt het dat in de herziene safeguards de bescherming tegen gedwongen verhuizing, met name wanneer het kwetsbare groepen zoals inheemse volkeren betreft, is afgenomen? Wat is daarover uw oordeel? In hoeverre verandert de recente berichtgeving over de Wereldbank uw standpunt?
Zie antwoord vraag 14.
In hoeverre acht u het problematisch dat de last van het handhavingsbeleid van de safeguards met de herziening bij de landen zelf komt te liggen, terwijl in praktijk blijkt dat sommige regeringen geen intentie hebben om zich aan de regels te houden?9 Welke oplossingen ziet u voor dit probleem?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van door de Wereldbank gefinancierde projecten ligt nu en ook in de toekomst bij de lenende landen. Nederland heeft in diverse consultatierondes over de nieuwe safeguards het belang van de versterking van de capaciteit van de lenende landen dan ook aan de orde gesteld. Voor situaties waarin landen om wat voor reden dan ook in gebreke blijven, zal ik mij blijven inzetten voor behoud en versterking van waarborgen zoals genoemd in het antwoord op vraag 13.
Bent u bereid om bovengenoemde acute problemen aan te kaarten voordat de nieuwe safeguards aangenomen worden? Kunt u verslag uitbrengen van uw inspanningen?
In mijn gesprekken met Bankmanagement, staat de herziening van de safeguards standaard op de agenda. Zorgpunten, maar ook verbeteringen van de huidige safeguards worden dan besproken. Na afloop van de voorjaars- en jaarvergadering, doe ik hiervan steeds verslag aan de Kamer.
De voortgang in het gebruik van open data door de Nederlandse overheid. |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Open data nog amper gebruikt door de overheid» van Binnenlands Bestuur?1 Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp?2
Dit bericht is mij bekend en ik herinner mij ook de antwoorden op uw eerdere vragen. Een gemeenschappelijke noemer daarbij is het niet werken van links tussen het open dataportaal, data.overheid.nl en de catalogi en registers waar deze datasets worden beheerd. Ik heb in de eerdere antwoorden laten weten dat, om dit probleem aan te pakken, er gewerkt werd aan een upgrade van het dataportaal. Deze upgrade is inmiddels een feit.
Is het waar dat nog steeds 14% van de links op het portaal data.overheid.nl niet werkt? Zo nee, wat is de huidige situatie? Zo ja, waardoor wordt dit veroorzaakt en is het een teken dat de overheid de data zelf inderdaad amper gebruikt?
Op dit moment werkt 98% van alle «klikbare» links die zijn opgenomen in de datasets die op data.overheid.nl vindbaar zijn. De oorzaak van niet werkende links, zoals de Open State Foundation (OSF) die eerder aantrof, is bekend. Deels betrof het technische oorzaken die meteen konden worden weggenomen en deels betrof het webservices die op basis van internationale standaarden niet direct klikbaar zijn maar bevraagd moeten worden. Doel van bevraging door de hergebruiker is dat maatwerk kan worden geleverd bij het beschikbaar stellen van data. Als datasets zijn opgenomen in een webservice dan wordt dat gemeld op data.overheid.nl. Inmiddels is OSF voorzien van open source software waarmee deze technische voorziening op de juiste manier kan worden gecontroleerd.
Dat data niet direct opvraagbaar zijn via data.overheid.nl is mijns inziens geen teken dat de overheden de data niet zelf zouden gebruiken. Het gaat bij open data om overheidsdata die geschikt zijn gemaakt voor hergebruik door derden buiten de overheid.
Is het waar dat bijvoorbeeld de datasets van Pianoo over aanbestedingen en de Kiesraad over verkiezingsuitslagen een beperkte reikwijdte hebben? Deelt u de mening dat het voor de bruikbaarheid van datasets belangrijk is dat de beschikbare datasets volledig en actueel zijn? Zo ja, wat gebeurt er om datasets zo volledig en actueel mogelijk te maken?
Voor PIANOo geldt dat alle aankondigingen van aanbestedingen openbaar beschikbaar zijn via de web interface van TenderNed (https://www.tenderned.nl/tenderned-web/aankondiging/overzicht/aankondigingenplatform). Daarnaast is een RSS feed beschikbaar met de laatste 25 aankondigingen van aanbestedingen. Geïnteresseerden kunnen zich abonneren op de RSS feed en zo een volledig data set opbouwen van alle op TenderNed gepubliceerde aankondigingen. De RSS is aangemeld bij data.overheid.nl, zie https://data.overheid.nl/data/dataset?q=aanbesteden.
Voor de Kiesraad geldt dat de datasets op data.overheid.nl inderdaad een beperkte omvang hebben. Op de website www.verkiezingsuitslagen.nl zijn echter veel meer uitslagen te vinden en te downloaden, namelijk:
Tweede Kamer 1848-heden;
Gemeenteraad 1946-heden;
Provinciale staten vanaf 1991;
Europees parlement 1979-heden
Eerste Kamer 2003-heden;
Referendum 2005;
Eilandsraadverkiezingen en tussentijdse verkiezingen voor de gemeenteraden i.v.m. herindelingen.
De afgelopen verkiezingen voor de Tweede Kamer, provinciale staten, Europees parlement en gemeenteraden zijn bovendien ook beschikbaar in open en herbruikbaar formaat zoals gebruikt wordt bij OSV (Ondersteunende Software Verkiezingen). Ook zijn van de afgelopen verkiezingen de uitslagen per stembureau verkrijgbaar. Deze bestanden zijn op aanvraag verkrijgbaar.
Het bovenstaande laat zien dat aan de volledigheid en actualiteit van beschikbare datasets wordt gewerkt. Dit alles binnen de beperking van daarvoor beschikbare middelen.
Is het uw bedoeling om van data.overheid.nl een centrale website te maken, waarop alle open data van de overheid vindbaar zijn? Zo ja, hoe oordeelt u erover dat uit het Trendrapport Open Data van de Algemene Rekenkamer blijkt dat ministeries meerdere websites gebruiken om hun beschikbare datasets te publiceren? Zijn al deze datasets ook op data.overheid.nl te vinden?
Ja, ik streef ernaar om alle open data van de overheid vindbaar te maken via data.overheid.nl. Zoals uit het voorgaande antwoord blijkt, vraagt het beschikbaar maken en stellen van overheidsdata in open en herbruikbare vorm om de inzet van mensen en middelen. Dat betekent in de praktijk dat het portaal alleen verbindingen kan leggen naar catalogi en naar registers van departementen, provincies, waterschappen, gemeenten of naar die van het CBS waar reeds in deze bewerkingsslag is geïnvesteerd. Dat ministeries naast data.overheid.nl eigen websites gebruiken om hun beschikbare datasets te publiceren zie ik, tegen de achtergrond van hun zorg voor de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, begrijpelijkheid en toegankelijkheid van informatie, als een positieve ontwikkeling in het beschikbaar stellen van meer overheidsdata in open en herbruikbare vorm. Ik verwijs hierbij graag naar de brief van 7 mei 2015 over de voortgang van open data in het zorgdomein van mijn collega van VWS (2e Voortgangsbrief Open data in het zorgdomein).
Welke voortgang maakt u bij het gebruik laten maken van data.overheid.nl door gemeenten en provincies? Hoe zorgt u ervoor dat meer gemeenten en provincies hun beschikbare datasets publiceren op dit centrale portaal?
In aansluiting op het voorgaande antwoord is het belangrijk te onderstrepen dat publicatie van datasets via data.overheid.nl geen verplichting is maar wel wordt gefaciliteerd. Op dit moment zijn 19 gemeenten en alle provincies aangesloten op data.overheid.nl. In 2015 is begonnen met het direct aansluiten van de eigen data portals van een aantal grote gemeenten. Op data.overheid.nl. is een overzicht gemaakt van alle bekende catalogi en is aangegeven of die al dan niet zijn aangesloten op data.overheid.nl. Daarbij is aangegeven op welke wijze data-eigenaren data beschikbaar kunnen stellen via data.overheid.nl.
Ziet u meerwaarde in een verplichting voor overheidsdiensten om geschikte datasets als open data ter beschikking te stellen, ook met het oog op de resultaten die hiermee in andere landen behaald zijn? Zo ja, wilt u onderzoeken op welke termijn en wijze u een dergelijke verplichting in zou kunnen voeren? Zo nee, waarom niet?
Ik heb met uw Kamer afgesproken om rijksbreed te inventariseren welke data er beschikbaar zijn, welke daarvan actief beschikbaar kunnen worden gesteld en welke daarvan gesloten zullen blijven. Dit is een van de maatregelen die het kabinet neemt om het proactief beschikbaar stellen van open data te bevorderen. Voor een wettelijke plicht om op verzoek van burgers overheidsinformatie als open data aan te bieden, ligt op dit moment een wetsvoorstel hergebruik overheidsinformatie bij uw Kamer voor. Dit wetsvoorstel zal waarschijnlijk nog voor de zomer plenair behandeld worden.
Wanneer stuurt u de data-inventarisatie, waar u aan werkt, met beschikbare open en gesloten datasets bij de rijksoverheid aan de Tweede Kamer? Zal deze vergezeld zijn van een ambitie ten aanzien van de publicatie van deze sets? Zo nee, op welke termijn zou u deze ambitie wel kunnen formuleren?
U kunt de resultaten van deze inventarisatie voor de zomer verwachten. Deze gaat vergezeld van een leidraad voor het gebruik van open data. Over de ambities met betrekking tot publicatie wil ik u dit najaar informeren. Ik zou namelijk potentiële hergebruikers graag eerst in de gelegenheid stellen om via data.overheid.nl. hun belangstelling voor beschikbare datasets kenbaar te maken.
Het artikel “Stop met vissen in de Waddenzee” |
|
Aukje de Vries (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Stop met vissen in de Waddenzee»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het artikel en het interview met hoogleraar Olff?
Zoals gemeld in mijn brief van 2 oktober 2014 (Kamerstuk 29 684, nr. 115) heeft de visstand in de Waddenzee mijn voortdurende aandacht. Ik heb daarbij ook aangegeven welke acties en maatregelen ik ga treffen. De beschrijvingen van trends in vispopulaties van een aantal soorten in de Waddenzee zijn inmiddels opgeleverd. Dit laat in algemene zin een achteruitgang zien sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw, maar de oorzaken hiervan zijn nog onduidelijk. Via de ontwikkeling van een visstrategie moet er meer zicht komen op de benodigde (trilaterale) onderzoeken om de kennislacunes op te vullen en welke maatregelen op het schaalniveau van de Waddenzee mogelijk zijn die bijdragen aan behoud en verbetering van de visfauna in de Waddenzee.
Wat vindt u van de uitspraak van de heer Olff dat er geen visserij meer mogelijk zou mogen zijn in de Waddenzee? Past deze visie in het «Programma naar een Rijke Waddenzee»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dat een duurzame visserij past in de Waddenzee. Binnen het Programma naar een Rijke Waddenzee willen het Rijk, de regio, de Coalitie Wadden Natuurlijk samen met vissers, maar ook met recreanten en andere gebruikers in het gebied, een impuls geven aan natuurherstel in de Waddenzee.
Ik heb u de afgelopen tijd geïnformeerd over de stand van zaken in het kader van het mosselconvenant (Kamerstuk 29 684, nr. 116 en 29 675, nr. 179) en de verduurzaming van de garnalenvisserij (Kamerstuk 29 684 nr. 117). Op deze manier werk ik aan een passende manier van de visserij in de Waddenzee.
Deelt u de mening dat vissers in het Waddengebied juist van toegevoegde waarde kunnen zijn voor een rijke Waddenzee?
Ja. Daarom zet ik me in kader van het voorzitterschap van de Trilaterale Waddenzee Conferentie er voor in om samen met vissers tot goede afspraken te komen voor de verdere verduurzaming, transitie van de sectoren en natuurherstel en -ambitie in internationaal verband, om te komen tot een Rijke Waddenzee
Zware straffen voor journalisten in Egypte |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten van de International Federation of Journalists (IFJ) en Freedom House over de op 11 april jl. in Egypte ter dood en tot levenslang veroordeelde journalisten?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het onacceptabel is dat journalisten worden opgepakt, gevangengezet en terdoodveroordeeld vanwege het verslaan van een demonstratie in augustus 2013 tegen het afzetten van president Morsi? Zo nee, waarom niet?
Ja, journalisten moeten vrij en veilig hun werk kunnen doen. Vervolging van journalisten vanwege het verslaan van een demonstratie staat hier haaks op. Het Nederlandse kabinet is daarnaast tegen de doodstraf, in alle gevallen en in alle omstandigheden. Het kabinet beschouwt de doodstraf als een onnodige wrede en onmenselijke straf en streeft daarom naar wereldwijde afschaffing.
Deelt u de mening dat repressie door de Egyptische autoriteiten van fundamentele vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid ««een recept is voor radicalisering, in plaats van de oplossing er tegen», zoals de voorzitter van Freedom House stelt? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse kabinet is van mening dat terreurbestrijding en respect voor mensenrechten hand in hand moeten gaan. Een beleid waarbij de mensenrechten ondergeschikt zijn, kan groepen marginaliseren en onderdrukken waardoor de voedingsbodem van terrorisme wordt vergroot.
Deelt u de mening dat Egypte met de veroordeling van de journalisten in strijd handelt met het recente European Neighbourhood Policy (ENP) Country Progress Report dat onder meer de aanbevelingen bevat om de mensenrechten en fundamentele vrijheden te verzekeren en om het moratorium op de doodstraf opnieuw toe te passen? Zo nee, waarom niet? 2
Ja.
Heeft Nederland of de EU protest aangetekend tegen de recente veroordelingen? Zo ja, op welke wijze is dit gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Nederland is regelmatig in contact met de Egyptische autoriteiten om o.a. zorgen over de verslechterde mensenrechtensituatie over te brengen. Ook werkt Nederland in EU-kader aan het voeren van een dialoog met de Egyptische autoriteiten op dit terrein.
EU Speciaal Vertegenwoordiger voor Mensenrechten Lambrinidis heeft Egypte sinds zijn aantreden zes keer bezocht. Bij ieder bezoek wordt de mensenrechtensituatie en de verminderende ruimte voor journalisten en maatschappelijke organisaties met de Egyptische autoriteiten opgebracht.
Het Nederlandse standpunt over de doodstraf is ook in multilateraal verband bij de Egyptenaren onder de aandacht gebracht. Zo heeft Nederland tijdens de laatste Universal Periodic Review van Egypte in november jl. bij Egypte aangedrongen op het instellen van een onmiddellijk moratorium op de doodstraf en het beperken van het aantal misdaden waarop de doodstraf staat.
Kunt u aangeven hoeveel journalisten er naar schatting op dit moment vastzitten in Egypte? Kunt u aangeven hoeveel van hen – soms langdurig – in afwachting van een rechtsgang zijn, hoeveel zijn veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf en hoeveel tot de doodstraf?
Sinds de machtswisseling van 3 juli 2013 zijn vele Moslimbroeders en een aantal activisten en journalisten opgepakt. De cijfers zijn echter niet te verifiëren. De schattingen van mensenrechtenorganisaties lopen ook uiteen.
Zo verklaart The Arab Network for Human Rights Organisations in een Arabischtalig rapport dat eind 2014 is gepubliceerd dat zij minstens 63 gedetineerde journalisten hebben kunnen traceren. In februari dit jaar is er nog een journalist opgepakt waardoor het aantal gedetineerde journalisten op minstens 64 zou komen.3
Amnesty International spreekt in een verklaring van 3 mei jl. over de persvrijheid in Egypte van minstens 18 journalisten in gevangenschap. Tientallen journalisten (het exacte aantal wordt niet genoemd) zouden te maken hebben gekregen met willekeurige arrestaties.4
De Burundezen die uit vrees voor mogelijk verkiezingsgeweld naar Rwanda vluchten |
|
Roelof van Laar (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Burundezen vluchten massaal naar Rwanda»1 en «Citing political pressure, 5.000 Burundians flee to Rwanda»?2
Klopt het dat er per dag meer dan 1.000 mensen naar Rwanda vluchten uit angst voor de Imbonerakure milities, die de huidige regering steunen? Zo ja, zijn er voldoende goede opvangmogelijkheden voor deze vluchtelingen in Rwanda?
Klopt het dat door de aankomende verkiezingen er een stijging in politiek gemotiveerde bedreigingen, intimidatie en geweld ten aanzien van journalisten, mensenrechtenactivisten en politici is ontstaan? Kunt u toelichten welke rol de huidige regering en president Pierre Nkurunziza hierbij spelen?
Kunt u toelichten welke rol de politie en het leger spelen bij de groeiende spanningen in Burundi? Is het onderzoek naar de moordpartij in Cibitoke van januari jongsteleden al afgerond? Zo ja, hoe beoordeelt u de uitkomsten van dat onderzoek?
Vindt u het aannemelijk dat president Nkurunziza zich kandidaat gaat stellen voor een derde termijn als president? Zo ja, wat vindt u hier van, mede gezien het feit dat veel partijen een derde termijn zien als schending van het vredesakkoord?
Welke consequenties zouden de ontwikkelingen in Burundi, waaronder een eventuele kandidaatstelling van Nkurunziza, volgens u moeten hebben voor de bilaterale ontwikkelingsrelatie? Overweegt u opschorting van programma’s waarbij samengewerkt wordt met de Burundese overheid, in het bijzonder de programma’s gericht op de politie en het leger? Zo ja, wanneer is dit aan de orde? Zo nee, waarom niet?
Trekt Nederland samen op met de EU en andere landen om gezamenlijk te reageren in het geval het vredesakkoord wordt geschonden, bijvoorbeeld door een nieuwe kandidaatstelling van Nkurunziza?
Het bericht ‘Overheid heeft windmolen-video gemanipuleerd’ |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Overheid heeft windmolen-video gemanipuleerd»?1
Ja.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde strandtenthouders dat de beelden in het informatiefilmpje gemanipuleerd zijn? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. Op 1 december 2014 is aan de wethouders van Noordwijk, Katwijk en Zandvoort een demonstratie gegeven met een applicatie van de visuele effecten van windparken voor de Noord- en Zuid-Hollandse kust. Er was op dat moment nog geen film. In aanloop naar de inspraakprocedure is hetzelfde zelfstandige bureau gevraagd op basis van deze applicatie en de meest actuele gegevens een realistische film te maken. Er is uitgegaan van een mooie zomerse dag, omdat er dan veel recreatie en toerisme is. Voor de totstandkoming van de film is gebruik gemaakt van gegevens van het KNMI. Op 18,5 km van de kust zijn de weersomstandigheden zeer bepalend voor wat er aan de horizon wel of niet te zien is van de windparken. Op basis van metingen van het KNMI is de verwachting dat in de zomer de windparken voor de Noord- en Zuid-Hollandse kust op die afstand bij daglicht ongeveer 16% geheel zichtbaar zijn, 50% niet zichtbaar en 34% van de tijd gedeeltelijk zichtbaar. Gedurende een heel jaar is de verwachting dat de windparken op 18,5 km van de kust bij daglicht ongeveer 8% van de tijd geheel zichtbaar zijn, 65% niet zichtbaar, en 27% van de tijd gedeeltelijk zichtbaar.
Deelt u de mening dat het doelbewust verspreiden van dergelijk «informatief» beeldmateriaal duidt op onbehoorlijk bestuur? Zo nee waarom niet?
Nee, het Rijk probeert op een zorgvuldige manier alle belanghebbenden zo goed mogelijk te informeren. Daartoe zijn er inspraakprocedures en worden er informatieavonden bij kustgemeenten georganiseerd. Het ingeschakelde bureau ROM3D is een zelfstandig adviesbureau, gespecialiseerd in het maken van dit soort simulaties.
Deelt u de mening dat de komst van windturbines negatieve effecten heeft op het toerisme en dat de strandtenthouders daarvoor gecompenseerd moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Op 26 maart jl. is een motie van Tweede Kamerleden Van Veldhoven (D66) en Mulder (CDA) (Kamerstukken 2014–2015, 34 058, nr. 30) aangenomen waarin wordt aanbevolen om nog nader te kijken naar enerzijds de vraag in welke gebieden de risico’s dat de maatschappelijke nadelen de kostenvoordelen teniet zullen doen het grootst zijn, en anderzijds de vraag wat de effecten op de werkgelegenheid en economie van de kustgemeenten zullen zijn. Dit wordt door het Rijk nader onderzocht. De resultaten daarvan zullen voor het voorgenomen besluit over de locaties van de windparken, vast te leggen in de Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee Aanvulling gebied Hollandse Kust, naar de Kamer worden gestuurd.
De (tussen)uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin zij oordeelt dat een afgekocht pensioen niet in mindering gebracht wordt op de partnertoeslag AOW |
|
Pieter Heerma (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de (tussen)uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin hij oordeelt dat een afgekocht pensioen niet in mindering gebracht wordt op de partnertoeslag AOW?1
Ik heb kennisgenomen van de negen tussenuitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 19 december jl. De CRvB heeft geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank (SVB) op zich correct heeft gehandeld door een afkoopsom klein pensioen te korten op de AOW-partnertoeslag en de Anw-uitkering, omdat het Algemeen Inkomensbesluit sociale zekerheidswetten (Inkomensbesluit) pensioen aanmerkt als in aanmerking te nemen inkomen. De CRvB heeft vervolgens geoordeeld dat de manier waarop de SVB de afkoopsom klein pensioen heeft gekort in deze specifieke gevallen tot een onredelijk resultaat heeft geleid. De uitspraken van de CRvB laten nog altijd ruimte om de afkoopsom van een klein pensioen op andere wijzen te korten op onder meer de AOW-partnertoeslag en Anw-uitkering (bijvoorbeeld door de korting te spreiden over een langere periode).
Herinnert u zich dat op u 13 februari aan de Kamer geschreven heeft dat korting naar de toekomst toe niet meer zal plaatsvinden?2
In mijn brief van 13 februari jl. heb ik aangegeven dat korting niet in lijn ligt met de bedoeling van het amendement Vermeij c.s.3 Belanghebbenden mogen geen financiële nadelen ondervinden als zij een afkoopsom van een klein pensioen ontvangen. In lijn met die bedoeling ben ik thans bezig het Inkomensbesluit aan te passen en te regelen dat een afkoopsom van een klein pensioen volledig wordt vrijgelaten bij onder meer de partnertoeslag AOW en Anw-uitkering. Omdat de uitspraak van de CRvB de uitvoering noopte tot het aanleggen van een redelijkheidstoets in ieder voorkomend geval dat de afkoopsom van een klein pensioen voor korting in aanmerking komt, gaat de beoogde wijziging in op 1 december 2014, zijnde de eerste dag van de maand waarin de uitspraak van de CRvB plaatsvond.
Heeft u kennisgenomen van de passage in voornoemde uitspraak: «4.4. Zoals de Raad al in een aantal uitspraken (ECLI:NL:CRVB:2003:AF8845, ECLI:NL:CRVB:2011:BP2458; ECLI:NL:CRvB:2012:BX3329) in het kader van achtereenvolgende bijstandswetten heeft geoordeeld, moet de afkoopsom van een ouderdomspensioen in de zin van de Pensioenwet geacht worden bestemd te zijn voor de periode na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Een pensioen is immers bedoeld als aanvulling op het AOW-pensioen.»?
Ik heb kennis genomen van bovengenoemde passage. Ik lees niet dat het al tien jaar staand beleid is dat een afgekocht pensioen bedoeld is als inkomen na de AOW-leeftijd. In de tussenuitspraak van de CRvB wordt uiteengezet dat de rechtbank de SVB terecht heeft gevolgd in het standpunt dat de afkoopsom aangemerkt moet worden als inkomen in verband met arbeid als bedoeld in de AOW en het Inkomensbesluit AOW 19964 en dat deze inkomsten in beginsel verrekend dienen te worden met de partnertoeslag. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of de verrekening leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat. Gesteund door recente ontwikkelingen komt de rechter in de negen tussenuitspraken tot de conclusie dat het volledig toerekenen van een afkoopsom aan een maand gelegen voor het bereiken van de pensioen-leeftijd leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat. De CRvB stelt tegelijkertijd vast dat het tot de bevoegdheid van de SVB behoort om te besluiten op welke andere wijze het inkomen kan worden bepaald. Hiermee staat dus niet vast dat het al tien jaar staand beleid is dat een afgekocht pensioen bedoeld is als inkomen na de AOW-leeftijd en als gevolg daarvan niet verrekend zou mogen worden met inkomensafhankelijke uitkeringen zoals de AOW-partnertoeslag. Anders dan de aangehaalde uitspraken over de bijstand laat de rechter namelijk nu in het midden welk vervolg zou moeten worden gegeven aan de uitspraak. De CRvB geeft aan niet zelf in de zaak te zullen voorzien en bevestigt dat het aan de SVB is om te besluiten op welke andere wijze het inkomen wordt bepaald (bijvoorbeeld door de korting te spreiden over een langere periode).
Leest u dat de Centrale Raad eigenlijk zegt dat het al tien jaar staand beleid is dat een afgekocht pensioen bedoeld is als inkomen na de AOW leeftijd?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over deze uitspraak nog steeds de zeer zuinige opmerking op de website heeft staan: «De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 december 2014 uitspraak gedaan over het in mindering brengen van een afkoopsom van een pensioen op de AOW-toeslag. Wij bestuderen de uitspraak momenteel. Zodra we een standpunt hebben bepaald, informeren we u via onze website.»?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage op de website, waarbij de SVB aankondigt iedereen die niet tijdig bezwaar en/of beroep heeft aangetekend, onmiddellijk af te wijzen? «In de volgende situatie krijgt u van ons een nabetaling: In de volgende situatie krijgt u géén nabetaling: Verzoeken om alsnog terug te komen op onze beslissing wijzen wij af, omdat u niet in bezwaar of (hoger) beroep bent gegaan. Volgens de wet is de beslissing dan definitief geworden.»3
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel kost het om in beroep te gaan (griffierecht en het inhuren van juridisch advies) en staan die kosten werkelijk in verhouding tot de mogelijke opbrengsten?
Het instellen van beroep kost in beginsel geld. De precieze kosten van beroep zullen echter van geval tot geval verschillen. Het griffierecht voor natuurlijke personen met betrekking tot een uitkeringszaak bedraagt bij de rechtbank € 45,– en bij de CRvB € 167,–. Als het beroep gegrond wordt verklaard moet het bestuursorgaan (SVB of UWV) het betaalde griffierecht terugbetalen.
In het bestuursrecht is geen verplichte procesvertegenwoordiging. Dit betekent dat men geen advocaat hoeft in te schakelen om in bezwaar en beroep te gaan. Mocht men besluiten om juridisch advies in te winnen bij een advocaat dan dient men rekening te houden met het gegeven dat een advocaat zelf zijn tarieven bepaalt. Overigens geldt ook hier dat als een beroep gegrond wordt verklaard er op grond van het Besluit proceskosten bestuurrecht een proceskostenvergoeding plaatsvindt. Wie een laag inkomen heeft, krijgt mogelijk op grond van gesubsidieerde rechtsbijstand een vergoeding voor de kosten van een advocaat toegevoegd.
Welke klachten zou de regering gehad hebben met overbelasting van de rechtspraak indien meer dan 5.000 mensen in beroep gegaan waren bij de rechtbank?
Het recht op toegang tot de rechter is een essentieel onderdeel van de democratische rechtsstaat. De Algemene wet bestuursrecht geeft door middel van algemene regels voor bezwaar en (hoger) beroep handen en voeten aan de rechtsbescherming. Dit is een groot goed. Ondanks dat het niet bekend is welke klachten het kabinet zou hebben gehad met betrekking tot overbelasting van de rechtspraak indien 5.000 mensen in beroep zouden zijn gegaan wil ik wel benadrukken dat klachten over overbelasting van de rechtspraak nooit als rechtvaardiging kunnen dienen om afbreuk te doen aan de rechtsbescherming van de burger.
Overigens is als gevolg van de werkwijze van de uitvoering overbelasting van de rechtspraak nimmer aan de orde geweest. Nadat in maart 2014 een aantal media aandacht besteedt aan de afkoop van een klein pensioen en de gevolgen daarvan voor de partnertoeslag AOW plaatst de SVB op haar website een bericht met informatie. Het advies aan klanten is om in overleg te treden met hun pensioenfonds over het moment van uitbetaling en desnoods in bezwaar te gaan bij de SVB in afwachting van een definitief gerechtelijk oordeel. Vanaf dat moment worden bezwaar- en beroepszaken ook aangehouden in afwachting van een definitief oordeel van de CRvB.
Bent u bereid om eenmalig personen tegemoet te komen wiens pensioen in de afgelopen vijf jaar is afgekocht en die daardoor een korting hebben ondergaan op de AOW partnertoeslag, aangezien
Nee, zoals ik mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven ben ik thans bezig met aanpassing van het Inkomensbesluit omdat gehele of gedeeltelijk korting van de afkoopsom klein pensioen niet in lijn ligt met de bedoeling van het amendement Vermeij c.s. Het betreft een nieuwe regeling die niet geldt voor burgers waarvan het besluit onder een ander geldend recht is vastgesteld en waarbij er inmiddels sprake is van een rechtens onaantastbaar besluit. Het is ongebruikelijk en ongewenst om af te wijken van het beginsel van formele rechtskracht. Het alsnog in behandeling nemen van rechtens onaantastbare besluiten zou ook precedentwerking kunnen hebben voor andere situaties, ook buiten de afkoop van kleine pensioenen.
Indien u niet bereid bent deze personen tegemoet te komen, wilt u hen dan per brief uitleggen dat de pensioenfondsen, de Staatssecretaris van financiën en u elkaar de bal het afgelopen anderhalf jaar veelvuldig hebben toegespeeld en dat zij daardoor in sommige gevallen bijna hun hele pensioenaanspraak die is afgekocht, zijn kwijtgeraakt? Zo nee, aan wie ligt dit dan?
Zie antwoord vraag 9.
De uitspraak van een lid uit een coalitiefractie dat de korpschef van de Nationale Politie er goed aan doet sollicitanten te checken op PVV-achtige opvattingen |
|
Machiel de Graaf (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie, bestrijd het sluipend gif van discriminatie»?1
Ja.
Deelt u de mening van de heer Marcouch, Tweede Kamerlid voor de PvdA, dat de korpschef van de nationale politie er goed aan doet sollicitanten te checken op PVV-achtige opvattingen, dat deze opvattingen destructief zijn en voor het politiewerk ronduit fataal? Zo nee, waarom niet?
Het selecteren van sollicitanten op politieke opvattingen is niet toegestaan op grond van artikel 1 van de Grondwet, artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en andere verdragen. De politieke gezindheid van een sollicitant speelt dan ook geen rol in het selectieproces.
Deelt u de mening dat ook PVV-stemmers bij de politie horen aangezien de PVV een groot deel van de Nederlandse bevolking vertegenwoordigt? Zo nee, waarom niet?
Er is geen verband tussen iemands politieke gezindheid en zijn of haar geschiktheid voor een functie bij de politie. Het gaat erom dat politiemedewerkers de kernwaarden van de politie uitdragen en beschikken over de kennis en competenties die aan hun functie gekoppeld zijn.
Zo ja, constateert u ook dat PvdA-Kamerlid Marcouch blijkbaar niet veel heeft met democratie en mensen die er andere opvattingen op nahouden dan zijn opvattingen? Zo nee, waarom niet?
In mijn antwoorden op bovenstaande vragen heb ik mijn inhoudelijke reactie gegeven. Ik onthoud mij van een oordeel over de meningen van individuele Kamerleden.
Deelt u de mening dat PvdA-Kamerlid Marcouch nu zelf doet waar hij anderen van beschuldigt, namelijk een hele groep uitsluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid afstand te nemen van deze opmerking van PvdA-kamerlid Marcouch? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Studenten in vreemdelingendetentie |
|
Jasper van Dijk , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Vijf bezetters Maagdenhuis na ontruiming in vreemdelingendetentie»?1
Ik heb kennis genomen van het bericht.
Is het waar dat aanvankelijk vijf, maar nog altijd twee studenten van het Maagdenhuis in vreemdelingendetentie worden gehouden?
Inmiddels zijn alle personen in vrijheid gesteld nadat hun identiteit is vastgesteld. In sommige gevallen kon dit in één dag worden vastgesteld, in twee gevallen duurde het onderzoek drie dagen.
Is het waar dat vreemdelingendetentie uitsluitend bedoeld is voor uitzetting?
Ja.
Deelt u de mening dat vreemdelingendetentie niet mag worden toegepast op studenten met de Nederlandse nationaliteit?
Ja.
Is het waar dat de studenten in kwestie maar liefst negen maanden kunnen worden vastgehouden? Zo ja, op welke grond?
Nadat hun identiteit was vastgesteld, bleken de studenten in kwestie de Nederlandse nationaliteit te hebben. Het vreemdelingenrecht is op hen dus niet van toepassing
Deelt u de mening dat dit misbruik van het vreemdelingenrecht onaanvaardbaar is en dat deze studenten zo spoedig mogelijk moeten worden vrijgelaten? Zo nee, waarom niet?
De studenten zijn direct nadat hun identiteit was vastgesteld, vrijgelaten. De rechter heeft daarna bij uitspraken van 30 april 2015 (o.a. kenmerk AWB 15/7645) in de meeste gevallen een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige vreemdelingenbewaring, variërend van € 105,– tot € 315,– omdat in deze gevallen een onjuiste afweging is gemaakt bij de inbewaringstelling. De rechter heeft echter niet geoordeeld dat sprake is van misbruik van bevoegdheden.
Deze uitspraak is teruggekoppeld aan de politie zodat in toekomstige gevallen met inachtneming van deze uitspraak wordt gehandeld. Ook zal in de opleiding en nascholing van de hulp Officieren van Justitie aandacht worden besteed aan de maatstaf die is gegeven in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak.
Ik wil u tot slot ook attent maken op de beantwoording van de vragen over dit onderwerp gesteld door het lid Recourt (PvdA), ingezonden op 21 april 2015 met kenmerk 2015Z07289.
Labeling van producten uit Israëlische steden op de Westelijke Jordaanoever |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Is het bericht waar dat 16 van de 28 lidstaten van de EU willen dat producten die afkomstig zijn uit Israëlische steden op de Westelijke Jordaanoever als zodanig worden gelabeld?
Wat is de precieze strekking van het verzoek dat deze lidstaten aan EU-buitenlandcoördinator Mogherini hebben gericht? Welk oogmerk kent het?
Waarom heeft Nederland dit verzoek actief ondersteund?
Bent u zich ervan bewust dat u hiermee mogelijk het klimaat schept waarin een boycot van Israëlische producten kan gedijen? Is dit gewenst?
Het uitbrengen van richtsnoeren over correcte etikettering van producten uit Israëlische nederzettingen, die strijdig zijn met internationaal recht en waarvan de voortdurende uitbreiding een ernstige bedreiging vormt voor het vredesproces, is van een geheel andere orde dan een boycotmaatregel. Het gaat hier om het geven van voorlichting aan consumenten. Het betreft geen importverbod. Voor de goede orde hecht het kabinet eraan te benadrukken tegenstander te zijn van een boycot van Israël.
Vindt u het – gelet op alle onrecht, schendingen van mensenrechten en totaal gebrek aan respect voor democratische waarden in de betreffende regio – proportioneel en gerechtvaardigd om uitgerekend de handel met de democratische rechtstaat Israël op deze wijze te schaden en te stigmatiseren?
Het kabinet stimuleert het zaken doen door het Nederlandse bedrijfsleven met Israëlische bedrijven binnen de grenzen van 1967 en met Palestijnse bedrijven in de Palestijnse Gebieden (de Westelijke Jordaanoever en Gaza), mede in het kader van de respectievelijke bilaterale samenwerkingsfora met Israël en de Palestijnse Autoriteit. In het geval van Israël wordt hiermee tevens gevolg gegeven aan de motie Van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (Kamerstuk nummer 23 432-363). Door het correct etiketteren van producten uit Israëlische nederzettingen wordt voorkomen dat consumenten misleid worden ten aanzien van de herkomst van een product; consumenten kunnen dan zelf een bewuste keuze maken of zij een Israëlisch product willen kopen, een Palestijns product of een product uit een Israëlische nederzetting.
Hoe heeft Israël gereageerd op het aan Mogherini gerichte verzoek?
Het kabinet betreurt het uitlekken van de brief van de zestien lidstaten. De Israëlische regering heeft geen officiële reactie gegeven op het verzoek. Wel deed de demissionaire Minister van Buitenlandse Zaken Lieberman tegenover Israëlische media uitspraken over het verzoek.
Wat zijn de consequenties van de beoogde labeling voor het Nederlandse bedrijfsleven?
Het bedrijfsleven vraagt om duidelijkheid over plichten en verantwoordelijkheden ten aanzien van deze kwestie. Gezien het bestaan van een gemeenschappelijke markt is het bedrijfsleven gebaat bij een uniforme uitvoering door alle lidstaten van de EU-regelgeving met betrekking tot etikettering.
Zal het effect van labeling niet zijn dat Nederlandse bedrijven het zakendoen op de Westbank zullen aanmerken als besmet? Staat dit niet haaks op de handelsmissies die Nederland heeft ondernomen richting Israël?
Zie antwoord vraag 5.
Kan de beoogde labeling niet veel grotere en ongewenste consequenties krijgen, nu Israël en de Palestijnse gebieden op tal van manieren economisch en anderszins verknoopt zijn? Met andere woorden, krijgt de beoogde labeling niet een reikwijdte die veel verder gaat dan door u gewenst? Schaadt dit ook niet de Palestijnse belangen?
De Palestijnse Autoriteit heeft de brief verwelkomd. Door het correct etiketteren kan voorkomen worden dat consumenten worden misleid t.a.v. de herkomst van een product. Deze duidelijkheid voorkomt ook dat producenten die niet in nederzettingen actief zijn nadeel ondervinden doordat klanten en bedrijven producten mijden uit onzekerheid over de herkomst ervan.
Op welke wijze bevordert de beoogde labeling in uw ogen het vredesproces? Wordt dit juist niet verder verstoord, omdat de druk op de Palestijnen om te bewegen aan de onderhandelingstafel hiermee wordt verminderd?
Nederland voert een actief beleid, zowel bilateraal, via de band van de EU, als in het kader van de VN ter ondersteuning van een door middel van onderhandelingen te bereiken twee-statenoplossing. Het is zaak deze oplossing overeind te houden. Nederland oefent consequent druk uit op beide partijen om stappen te zetten die het onderling vertrouwen vergroten en een klimaat creëren waarin hervatting van onderhandelingen mogelijk is. Beide partijen dragen daarin een belangrijke verantwoordelijkheid. Ondertussen zal Nederland tegenwicht bieden aan ontwikkelingen die de levensvatbaarheid van de twee-statenoplossing bedreigen. Intrekking van Nederlandse steun aan de brief is niet aan de orde.
Bent u bereid om uw steun aan het verzoek aan Mogherini in te trekken en er in Europees verband op aan te dringen dat stappen in het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen moeten plaatsvinden aan de onderhandelingstafel?
Zie antwoord vraag 10.
Haperende apparatuur van Gelderse ambulances |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Haperende apparatuur Gelderse ambulances vervangen»?1
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft mij geïnformeerd dat zij een melding over deze casuïstiek behandelt. Ik kan daarom niet inhoudelijk op de casus ingaan.
Vindt u het acceptabel dat ambulances al twee jaar met haperende apparatuur rondrijden?
Bij de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Gelderland-Zuid zijn intern meldingen gedaan van problemen die zich voordeden bij het gebruik van de monitoren. De fabrikant is hiervan op de hoogte. RAV Gelderland-Zuid en de fabrikant hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geïnformeerd. Op dit moment behandelt de IGZ de melding over deze casuïstiek. Daarbij heeft de IGZ bij de Europese lidstaten en de FDA de vraag uitgezet of zij bekend zijn met vergelijkbare signalen over het product.
Vindt u dat de directeur van de veiligheidsregio Gelderland-Zuid verantwoordelijk gehandeld heeft?
De verantwoordelijkheid voor veiligheid van de monitoren en het verantwoorde gebruik daarvan ligt bij zowel de ambulancezorgaanbieder als de fabrikant. Het is aan de ambulancezorgaanbieder om verantwoorde zorg te leveren. Daarnaast moet de fabrikant een veilig product leveren en de prestaties van het product na het op de markt brengen volgen. Beide partijen worden op hun verantwoordelijkheden aangesproken door de inspectie. De vraag of er verantwoordelijk is gehandeld door beide partijen kan niet beantwoord worden zolang de melding in behandeling is bij de IGZ. RAV Gelderland Zuid en de fabrikant zijn met elkaar in contact om de problemen zo spoedig mogelijk op te lossen. De IGZ houdt de voortgang nauwlettend in de gaten en zal indien noodzakelijk passende maatregelen nemen.
Deelt u de mening dat haperende apparatuur de patiëntveiligheid onnodig in gevaar brengt en dat storingen direct opgelost moeten worden en niet pas na ernstige incidenten?
Zoals in vraag 3 aangegeven zijn de ambulancezorgaanbieder en de fabrikant verantwoordelijk voor de veiligheid. Op dit moment behandelt de IGZ de meldingen over deze casuïstiek en ik kan dan ook nog geen uitspraken doen over deze specifiek casus.
Bent u bereid nader te onderzoeken of de patiëntveiligheid in gevaar is of is geweest door haperende apparatuur in ambulances, niet alleen in de Gelderse veiligheidsregio maar in alle veiligheidsregio’s?
Deze vraagstelling is onderdeel van de behandeling van de meldingen door IGZ.