Het bericht dat ouderen afzien van zorg vanwege geldgebrek |
|
Sadet Karabulut (SP), Renske Leijten |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Vindt u het ook schokkend dat steeds meer ouderen afzien van zorg omdat zij de zorgkosten niet meer kunnen opbrengen vanwege de grote koopkrachtdaling waar zij sinds de crisis mee geconfronteerd zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ik vind het een slechte zaak als ouderen zonder overleg met hun arts afzien van noodzakelijke zorg. Zorg dient voor alle zorgbehoevenden toegankelijk en betaalbaar te zijn. Via de zorgtoeslag blijven de Zvw-premie en het eigen risico voor mensen met een laag inkomen betaalbaar. Daarnaast bieden nagenoeg alle gemeenten aan degenen, mits voldaan wordt aan de criteria, de mogelijkheid om een goede collectieve verzekering voor minima en chronisch zieken af te sluiten. Voor de eigen bijdragen op grond van de Wlz en de Wmo 2015 gelden landelijke regels op basis waarvan de eigen bijdrage afhankelijk van de persoonlijke situatie, waaronder het inkomen, gemaximeerd wordt.
Wat vindt u ervan dat drie miljoen ouderen zorg vermijden om zo langer zelfstandig thuis te blijven wonen? Is dit in lijn met uw stelling dat de zorg toegankelijk moet zijn voor iedereen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ga er vanuit dat met de vraag wordt bedoeld wat ik ervan vind dat drie miljoen ouderen zorg mijden die zij nodig hebben om langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Mijn reactie daarop is dat dat uiteraard ongewenst zou zijn als daarvan op die schaal sprake is. Het beleid van het kabinet is er immers op gericht dat mensen – voor zover dat mogelijk is – zo lang mogelijk thuis blijven wonen en daarbij de zorg krijgen die ze nodig hebben door onder meer wijkverpleegkundigen en huisartsen – die beiden overigens buiten het eigen risico vallen – of in de vorm van langdurige zorg (volledig en modulair pakket thuis). Ik heb echter geen feiten gezien die de stelling uit de vraag onderbouwen.
Hoe oordeelt u erover dat dankzij uw beleid steeds meer mensen afzien van zorg, omdat ze de hoge eigen bijdragen simpelweg niet meer kunnen opbrengen? Bent u hier trots op?
Voor de stelling uit de vraag dat steeds meer mensen afzien van zorg omdat ze de hoge eigen bijdrage niet meer kunnen opbrengen heb ik geen adequate onderbouwing gezien. Er zijn geen gegevens bekend dat steeds meer mensen afzien van voorzieningen uit de Wmo en/of steeds meer ouderen niet meer bij de gemeenten durven aankloppen voor zorg vanwege eigen bijdragen die zij moeten betalen voor maatschappelijke ondersteuning. De regels voor de berekening van de eigen bijdrage voor de Wmo 2015 en ook de Wlz zijn dusdanig vormgegeven dat de eigen bijdrage een redelijk geacht bedrag is afhankelijk van de situatie van de cliënt. Een voorbeeld is dat er in een intramurale instelling altijd minimaal geld voor onder meer zak- en kleedgeld overblijft na betaling van de eigen bijdrage. Door de eigen bijdragesystematiek op deze wijze vorm te geven, wil het kabinet voorkomen dat een financiële drempel ontstaat voor het afnemen van noodzakelijke zorg en voorzieningen. Voorts geldt dat de gemeente de plicht heeft zich bij het onderzoek (naar aanleiding van een melding om maatschappelijke ondersteuning te ontvangen) te vergewissen van het feit of de cliënt ook financieel in staat is om bij te dragen. Het is aan de gemeente om in gevallen waarin dat niet zo is, maatwerk te leveren en de cliënt tegemoet te komen.
Hoeveel mensen hebben tot nu afgezien van zorg vanwege de hoge eigen bijdragen? Bent u bereid dit in kaart te brengen op basis van de gegevens bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK), Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), zorgkantoren en gemeenten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u over de reactie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG) die constateert dat ouderen met een AOW en een klein aanvullend pensioen de grootste groep ouderen zijn, die eigenhandig stoppen met noodzakelijke medicijnen om zo hun eigen risico niet aan te hoeven breken?
Op dit moment wordt nader onderzoek verricht naar de aard en omvang van zorgmijding. Dat onderzoek laat het Ministerie van VWS samen met de Landelijke Huisartsenvereniging, Consumentenbond en Zorgverzekeraars Nederland uitvoeren. Het onderzoek zal in oktober gereed zijn en het is mijn bedoeling het rapport voor de begrotingsbehandeling aan uw Kamer te zenden. Overigens wordt in de hoogte van de zorgtoeslag, die ook veel ouderen ontvangen, rekening gehouden met de gemiddelde Zvw-premie en eigen risico waardoor deze premie en eigen risico betaalbaar blijft voor deze groep. Mensen met een minimum inkomen betalen in Nederland in 2015 gemiddeld € 454 aan nominale premie, inclusief gemiddeld eigen risico (ter vergelijking dit was in 2006 € 521).
Wat vindt u van de reactie van de koepel van tandartsen die een trend signaleert dat steeds meer ouderen verstek laten gaan bij hun tandartsbezoek? Kunt u uw antwoord toelichten?
Tandheelkundige zorg aan verzekerden ouder dan 18 jaar maakt, behoudens enkele uitzonderingen, geen deel uit van het wettelijk verzekerd pakket. Burgers dragen zelf de kosten hiervoor, tenzij zij hiervoor eerder een aanvullende verzekering hebben afgesloten. Een aantal gemeenten biedt overigens collectieve verzekeringen aan waarin tandheelkundige zorg is meegenomen.
Hoe oordeelt u over de uitkomsten van het onderzoek van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), waaruit blijkt dat patiënten een doorverwijzing naar een medisch specialist of een behandeltraject mijden om zo hun eigen risico te sparen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u ervan dat steeds meer ouderen niet meer bij de gemeenten durven aankloppen voor zorg, omdat zij daarvoor eigen bijdragen moeten betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dit is niet bekend en wordt ook niet geregistreerd bij het CAK en/of gemeenten. In onderzoek naar aanleiding van de motie van lid Keijzer2, naar de mate waarin gemeenten eigen bijdragen voor algemene voorzieningen vragen, wordt momenteel nagegaan in hoeverre de eigen bijdragen voor de algemene voorzieningen een belemmering vormen om gebruik te maken van de algemene voorziening. Het onderzoek is naar verwachting eind september gereed. Dit betekent dat u over de uitkomsten van het onderzoek in de volgende voortgangsrapportage HLZ zult worden geïnformeerd.
Hoeveel signalen heeft u nog nodig voordat u inziet dat de stapeling van eigen betalingen in de zorg niet leidt naar betere zorg, maar naar een trend waarin steeds meer mensen afzien van zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Maakt u zich ook grote zorgen dat ouderen die afzien van zorg, op den duur met een verergerd ziektebeeld en duurdere zorgvraag terugkomen in de zorg? Vindt u dit een wenselijke ontwikkeling? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om het koopkrachtverlies van ouderen van gemiddeld 7,5% (tot wel 13%) sinds de crisis waardoor 80% van hen in financiële problemen zit te repareren? Zo ja, op welke wijze gaat u dit repareren? Zo nee, waarom niet?2 3
Zorg moet voor iedereen toegankelijk en betaalbaar zijn. Via de zorgtoeslag blijft de premie die mensen met een laag inkomen moeten betalen betaalbaar. De afgelopen jaren is de koopkracht van ouderen achteruit gegaan, deels door de slechte financiële positie van pensioenfondsen maar ook door de maatregelen die het kabinet heeft moeten treffen om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Hierbij heeft het kabinet van iedereen, waaronder dus ook ouderen, die het zich kan veroorloven een bijdrage gevraagd. Jaarlijks wordt in de augustusbesluitvorming, op basis van de laatste inzichten van het CPB, het inkomensbeeld bezien. Daar wordt het integrale koopkrachtbeeld, waaronder die van ouderen, voor het komende jaar gewogen en treft het kabinet zo nodig, binnen de beschikbare budgettaire ruimte, maatregelen. De uitkomsten worden met Prinsjesdag aan de Kamers gepresenteerd.
Bent u nog steeds van mening dat het verwachte koopkrachtverlies in 2016 onder ouderen gerepareerd moet worden? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak van de Minister-President «ons best te doen om tot een evenwichtig koopkrachtbeeld te komen»? Zo nee, waarom niet?4
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid per direct maatregelen te treffen om te voorkomen dat mensen door geldgebrek zorg mijden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, kunt u uitleggen waarom u niet bereid bent om zorgbehoevende mensen te helpen die door uw beleid niet meer kunnen rekenen op een toegankelijke en betaalbare zorg?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid te onderzoeken welke andere groepen mogelijk in de knel komen door hoge zorgkosten, hoge huren en koopkrachtverlies? Zo ja, bent u bereid om ook voor hen maatregelen te nemen om armoede te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Israëlische pestboetes voor Palestijnse boeren in de bezette gebieden |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht in het AD van 18 augustus getiteld «Nederland betaalt boetes Palestijnen met hulpgeld»?1
Ja.
Kunt u de beschreven praktijk in de bezette Westelijke Jordaanoever bevestigen waarin Nederland boetes betaalt voor het vrijgeven van door Israël inbeslaggenomen landbouwwerktuigen? Zo ja, hoe oordeelt u over deze inbeslagnames en het feit dat aan Palestijnen boeren forse bedragen worden gevraagd om hun eigendommen terug te krijgen?
Indien er sprake is van stillegging van projecten of inbeslagnames dringt Nederland aan bij de Israëlische autoriteiten op teruggave en toestaan van de uitvoering. De EU en Nederland dringen bij Israël consequent aan op de ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnen en verzetten zich tegen de sloop van Palestijnse bezittingen, zoals verwoord in de Raadsconclusies van 20 juli 2015.
Naar oordeel van de internationale gemeenschap is voor opwaardering van landbouwgrond en landbouwwegen geen vergunning vereist (zie ook beantwoording van de vragen van de leden Sjoerdsma, 4 september 2015 met kenmerk MINBUZA-2015.408799, en Van Bommel, 4 september 2015 met kenmerk MINBUZA-2015.408786). In de optiek van Israël is hier echter wel een vergunning voor vereist. Daarom verordonneert Israël in sommige gevallen dat projecten moeten worden stilgelegd en neemt Israël soms materialen in beslag. Israël geeft echter in een zeer beperkt aantal gevallen een vergunning af. Ter illustratie, uit cijfers van de Wereldbank blijkt dat in 2010 Israël bij slechts 1,6% van alle aanvragen een vergunning verleende. In drie gevallen legde Israël een boete op, als voorwaarde voor teruggave van de inbeslaggenomen materialen. De boetes werden betaald door de uitvoerende partners en komen ten laste van de Nederlandse bijdrage aan het project.
In onderhavige gevallen hebben zowel de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah als de ambassade in Tel Aviv deze gevallen meermaals opgebracht bij de Israëlische autoriteiten en hun onvrede over het stilleggen van de werkzaamheden geuit. Tevens hebben zij aangedrongen op een oplossing waardoor de activiteiten voortgezet konden worden. Vanwege het belang van de werkzaamheden stemde Nederland in met het gebruik van de financiële bijdrage om deze boetes te betalen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederlandse ontwikkelingshulp bedoeld voor landbouwprojecten in de bezette gebieden gebruikt wordt om deze pestboetes te betalen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid er bij de Israëlische regering op aan te dringen geen onterechte boetes te geven aan Palestijnse boeren en gesubsidieerde ontwikkelingsprojecten niet langer te frustreren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er in de afgelopen 5 jaar nog meer (mede) door Nederland gefinancierde ontwikkelingsprojecten in de bezette gebieden direct of indirect gefrustreerd of zelfs vernietigd?2 Zo ja, hoeveel hulpgeld is hier in de voorbije periode in totaal mee verloren gegaan?
In dit verband wijs ik op de vragen van het lid Knops over inbeslagname van irrigatiepijpen van Palestijnse boeren in de Jordaanvallei (2015D27538).
Het is vaker voorgekomen dat door Nederland gefinancierde projecten op de Westelijke Jordaanoever in de periode 2010–2015 schade ondervonden door sloop- en afbraakorders, maar ook vernielingen door kolonisten. Deze schade bedraagt ongeveer € 91.000. Dit betreft vooral schade aan gewassen, waterbakken en omheiningen, maar ook boetes. Daarnaast zijn materialen en machines in beslag genomen.
Deelt u de opvatting dat Nederlandse ontwikkelingshulp op geen enkele manier – direct of indirect – de illegale bezettingspolitiek mede mogelijk mag maken en niet mag bijdragen aan het behoud van de status quo in de bezette gebieden?
De doelstelling van Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in de Palestijnse Gebieden is het verbeteren van de sociaaleconomische omstandigheden voor de Palestijnse bevolking, het opbouwen van de Palestijnse instellingen en de totstandkoming van een levensvatbare twee-statenoplossing. De Nederlandse inspanningen in Area C passen binnen dat kader.
De financiering van het verjaardagsfeestje van de VARA door het Vfonds |
|
Fred Teeven (VVD), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving dat het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (vfonds) het 90e verjaardagsfeestje van de VARA financiert?1
Ja.
Klopt het dat het vfonds een half miljoen euro aan de VARA geeft voor een vanaf komend najaar uit te zenden televisieserie over geschiedenis van de arbeider? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (vfonds) is een onafhankelijke stichting, met autonome zeggenschap over haar uitgaven. De directeur van het vfonds heeft namens de Raad van Bestuur desgevraagd bevestigd dat er sprake is van een subsidie voor twee afleveringen van een televisieserie van de VARA. Defensie subsidieert het vfonds niet.
Wat heeft de geschiedenis van de arbeider volgens u te maken met de doelstelling van het vfonds, namelijk inzet voor de erkenning en waardering van geüniformeerden die in dienst zijn van de Nederlandse overheid waar ook ter wereld? Herkent u zich in het geschetste beeld dat deze omvangrijke subsidie in kringen rond Defensie «met argusogen» wordt bezien?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het subsidiebeleid van vfonds ondersteuning van producties in het algemeen en documentaires in het bijzonder uitsluit? Zo ja, hoe kan deze subsidie dan verleend zijn?
De subsidierichtlijnen van het vfonds worden vastgesteld door de Raad van Bestuur. Voor de precieze interpretatie daarvan verwijs ik naar de stichting.
Klopt het dat een subsidieverzoek voor een film over de slag om de Grebbeberg, een initiatief waarvoor de Commandant Landstrijdkrachten al steun toegezegd heeft middels materieel en logistieke hulp, door het vfonds is afgewezen? Staat de film door het uitblijven van steun van het vfonds op losse schroeven?
Voor de afhandeling van dit subsidieverzoek verwijs ik naar het vfonds. De initiatiefnemers van de speelfilm De Grebbeberg hebben laten weten door te gaan met hun initiatief.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Daar waar het vfonds herprioriteert en dat eventueel gevolgen heeft voor de financiering van activiteiten of direct zorgtaken raakt, heb ik daar altijd overleg over met het vfonds. Het is dus nadrukkelijk niet zo dat het vfonds geïsoleerd optreedt en dat we straks out of the blue met de gevolgen daarvan worden geconfronteerd.»?2
Ja. Ik heb dat gezegd tijdens het notaoverleg over veteranen van 23 juni 2014, in relatie tot de financiering van veteranenactiviteiten en -zorg door het vfonds.
Heeft u overleg gehad met het vfonds over de financiering van de televisieserie van de VARA? In hoeverre heeft de subsidieverstrekking van een half miljoen euro gevolgen voor andere activiteiten of directe zorgtaken van het vfonds voor veteranen en andere Defensiegerelateerde activiteiten?
Neen, het vfonds is een onafhankelijke stichting en ik heb geen overleg gehad over deze subsidieverstrekking. Deze subsidieverstrekking heeft geen gevolgen voor de financiering van veteranenactiviteiten en -zorg door het vfonds. Er is daarom geen aanleiding voor overleg.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Er kan geen sprake van zijn dat het vfonds geïsoleerd opereert en stappen zet zonder dat Defensie daar iets van weet terwijl het eventuele belangrijke taken van ons raakt. Als dat wel zo is, zal ik daar altijd op acteren.»?3
Ja. Ook dit heb ik gezegd tijdens het notaoverleg van 23 juni 2014, in relatie tot activiteiten van en zorg voor veteranen die het vfonds financiert.
Bent u bereid deze uitspraak gestand te doen?
Ja. Zoals vermeld in mijn brief over de financiering van de nuldelijnsondersteuning van veteranen van 26 januari jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 143) en in de Veteranennota 2015 (Kamerstuk 30 139, nr. 148), ben ik in goed overleg met het vfonds op het gebied van de financiering van activiteiten inzake erkenning en waardering voor veteranen en inzake veteranenzorg.
Bent u bereid zich te distantiëren van de subsidieverstrekking van het vfonds aan de VARA en hierover tekst en uitleg te vragen? Zo nee, waarom niet?
Het vfonds is een onafhankelijke stichting.
De storing bij Ziggo ten gevolge van DDos-aanvallen |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ziggo verwacht nog meer cyberaanvallen»?1
Ja.
In hoeverre wordt door storingen bij grote internetbedrijven zoals Ziggo de publieke dienstverlening geraakt bijvoorbeeld omdat publieke dienstverleners waaronder de Belastingdienst, de Dienst Uitvoering Onderwijs, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen of gemeentelijke diensten voor miljoenen personen niet meer bereikbaar zijn?
De storingen bij Ziggo werden veroorzaakt door een Distributed Denial of Service (DDoS) aanval op de zogenaamde DNS-servers van Ziggo. DNS is het systeem dat op het internet gebruikt wordt om domeinnamen naar IP-adressen te vertalen en omgekeerd. Als dit niet werkt, zijn websites niet langer bereikbaar voor gebruikers van deze DNS-server. Hierdoor was het voor een groot aantal Ziggo-klanten niet mogelijk om gebruik te maken van het internet, dit laat onverlet dat alternatieven wel beschikbaar waren. Dergelijke storingen door digitale verkeersopstoppingen zijn nu en in de toekomst niet geheel te voorkomen.
De storingen hebben geen gevolgen gehad voor de beschikbaarheid van de digitale publieke dienstverlening. Desalniettemin zorgde deze digitale verkeersopstopping er wel voor dat de getroffen klanten van Ziggo tijdelijk niet in staat waren om gebruik te maken van digitale diensten, waaronder digitale publieke diensten.
Partijen zijn, zowel binnen als buiten de overheid, zelf primair verantwoordelijk voor de beveiliging van de eigen netwerken en systemen. Voorts is er in de Telecommunicatiewet een zorg- en meldplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat telecommunicatieaanbieders passende technische en organisatorische maatregelen nemen om risico’s voor de veiligheid en integriteit van hun netwerken en diensten te beheersen. De meldplicht houdt in dat aanbieders inbreuken op de veiligheid en integriteit melden bij het Loket meldplicht van Agentschap Telecom. Ziggo heeft dit ook in onderhavig geval gedaan. De initiële melding wordt gevolgd door een analyse van het incident door Ziggo. Ziggo zal de analyse bij Agentschap Telecom aanleveren. Als deze analyse daartoe aanleiding geeft, zal Agentschap Telecom dit incident verder onderzoeken.
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie draagt bij aan de bescherming van de digitale infrastructuur middels een algehele verhoging van de digitale weerbaarheid aan de hand van acties uit de tweede Nationale Cybersecurity Strategie.
Deelt u de mening dat vanwege die dienstverlening storingen bij particuliere internetbedrijven ook het publieke belang raken? Zo ja, op welke wijze draagt u bij aan het voorkomen en oplossen van genoemde problemen en het beschermen van de digitale infrastructuur? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre neemt vanwege uw ambitie om uiterlijk vanaf 2017 bedrijven en burgers de mogelijkheid te bieden zaken met de overheid digitaal af te handelen, het belang van het voorkomen van DDos-aanvallen toe? Wat zegt dat over uw rol in het voorkomen van dergelijke aanvallen?
Zoals eerder door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de Visiebrief digitale overheid 2017 d.d. 23 mei 2013 is aangegeven, dienen het beveiligen van informatie en de beschikbaarheid van digitale dienstverlening urgent en blijvend op de agenda te staan.2 In mijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 14 mei 2013 is ingegaan op de het fenomeen van DDoS-aanvallen.3 Hierin is aangegeven dat DDoS-aanvallen geen nieuw fenomeen zijn en helaas een wereldwijd probleem vormen dat op grote schaal plaatsvindt. Daarnaast kan dit type aanval iedere partij treffen die diensten aanbiedt op of via het internet.
Een storing van de bereikbaarheid van websites of het internet als geheel heeft een zichtbare impact, zoals de storingen bij Ziggo wederom laten zien. Daarbij is elektronische dienstverlening niet meer weg te denken uit onze informatiesamenleving en vergt dus constant aandacht. Zoals reeds is aangegeven bij de beantwoording van de vragen van de leden Dijkhoff (VVD), Oosenbrug (PvdA) en Verhoeven (D66) op 5 maart 2015 (kenmerk 2015Z02555/2658/2763) neemt het kabinet verschillende maatregelen om de weerbaarheid tegen DDoS-aanvallen te verhogen. Zo is er onder andere in publiek-private samenwerking sprake van een geïntensiveerde aanpak van botnets. Daarnaast deelt het NCSC beschikbare informatie over cyberaanvallen met overheidsorganisaties, zodat hier lering uit getrokken kan worden en bezien kan worden of (nieuwe) extra maatregelen moeten worden genomen.
Kent u particuliere initiatieven voor de beveiliging tegen DDos-aanvallen zoals De Nationale anti-DDoS Wasstraat (NaWas)2? Acht u het wenselijk om met dergelijke particuliere initiatieven te overleggen over op welke manier u kunt bijdragen aan het beveiligen tegen DDos-aanvallen? Zo ja, op welke termijn gaat dit overleg plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Ja, zowel marktpartijen als ik zijn bekend met particuliere initiatieven die zich richten op de beveiliging tegen DDoS-aanvallen. Er bestaan diverse en uiteenlopende initiatieven. Het NCSC staat daarbij reeds in contact met de partijen achter de diverse initiatieven Zoals reeds aangegeven is bij brief d.d. 24 november 2014, neemt het NCSC, daar waar private initiatieven bijdragen aan de beveiliging tegen digitale aanvallen, waar mogelijk en noodzakelijk, een faciliterende rol op zich.5
Heeft het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) een concrete taak in het beveiligen van internetbedrijven tegen DDos-aanvallen? Zo ja, welke taak? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aangegeven in mijn beantwoording van de vragen 2 en 3 zijn partijen zelf primair verantwoordelijk voor de beveiliging van de eigen netwerken en systemen. Het NCSC is dan ook niet verantwoordelijk voor het beveiligen van de digitale systemen en infrastructuren van internetserviceproviders, zoals Ziggo. Wel levert het NCSC als informatieknooppunt en expertisecentrum voor cyber security, ondersteuning en advies aan getroffen partijen.
Het bericht dat er opnamestop is voor dagbesteding en jeugd-ggz |
|
Nine Kooiman (SP), Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat voor de gemeente Leeuwarden geldt dat een opnamestop is afgekondigd voor dagbesteding op zorgboerderijen?1
Nee, dat klopt niet. De gemeente Leeuwarden heeft in reactie op mijn verzoek benadrukt dat er geen opnamestop afgekondigd is voor dagbesteding op zorgboerderijen. Ook niet vanuit Het Sociaal Domein Friesland, het regionaal samenwerkingsverband van alle 24 gemeenten in Friesland voor Jeugd en Opvang.
Aanleiding voor de berichtgeving is mogelijk dat er bij één aanbieder, Bezinn, een dreigende budgetoverschrijding is geconstateerd. Deze aanbieder heeft hierover een schrijven ontvangen met een uitnodiging om over oplossingsrichtingen in gesprek te gaan. In reactie op dit schrijven heeft de aanbieder – zonder overleg met de 24 Friese gemeenten – een opnamestop afgekondigd.
Mij is aangegeven dat de 24 Friese gemeenten het betreuren dat deze specifieke aanbieder zonder overleg met hen tot deze stap besloten heeft en hopen op nader overleg om oplossingen te vinden.
Door voldoende capaciteit bij andere gecontracteerde aanbieders, hebben de gemeenten mij gegarandeerd dat continuïteit en toegang van de dagbesteding niet in het geding komt voor de cliënten. Ik vertrouw er op dat deze gemeenten hun verantwoordelijkheid blijven nemen om eventuele overdracht van cliënten naar andere aanbieders op zorgvuldige wijze laten plaatsvinden.
Welke mogelijkheid biedt de gemeente kinderen of mensen die dagopvang nodig hebben en zorginhoudelijk juist goed op hun plek zijn op een zorgboerderij?
Uit de informatie van de gemeente Leeuwarden blijkt dat de gemeente Leeuwarden en het Sociaal Domein Friesland hebben diverse vormen van opvang ingekocht, waaronder dagopvang op zorgboerderijen. Er zijn contracten afgesloten met meerdere zorgboerderijen. Voor cliënten is daarmee een ruime keuze aan opvang die aan kan sluiten bij de vraag van de cliënt. Naast de ingekochte zorg en ondersteuning (zorg in natura) kunnen cliënten ook voor een pgb kiezen en zelf de gewenste en benodigde ondersteuning organiseren.
Is het probleem in de gemeente Leeuwarden dat zij te weinig dagbesteding heeft ingekocht? Hoe kan dit precies gebeuren in een jaar dat er een overgangssituatie geldt en er niets aan dagbesteding zou veranderen vanwege de middelen die toegevoegd zijn aan het sociaal domein, waardoor gemeenten in staat zijn gesteld om goede en toegankelijke vormen van begeleiding mogelijk te maken?2
De gemeente geeft aan dat er geen sprake van is dat er te weinig dagbesteding is ingekocht. Volgens de gemeente zijn afspraken gemaakt met vier partijen, waarvan twee een coöperatie zijn, die veel kleine aanbieders vertegenwoordigen. De gemeente heeft bij de inkoop zelf de inschatting kunnen maken, op basis van de door het Rijk verstrekte gegevens, of deze inkoop toereikend zou zijn voor haar inwoners.
Erkent u dat als zorgboerderijen of andere dagopvanglocaties afname van bezoekers/deelnemers hebben en lege plaatsen niet mogen worden opgevuld met nieuwe mensen, dat dan de bedrijfsvoering onder druk komt te staan en financiële problemen dreigen die de continuïteit van zorgverlening ondermijnen?
Zie hiervoor antwoord 1.
Hoe reageert u op de opnamestop van Bezinn, de grootste jeugdhulpaanbieder van dagbesteding/zorgboerderijen in Groningen, Friesland en Drenthe?3
Zie hiervoor antwoord 1.
Geldt de opnamestop ook voor andere vormen van (jeugd-)hulp? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie hiervoor antwoord 1.
Wat gaat u doen tegen opnamestops in regio’s en gemeenten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gemeenten hebben op basis van verkregen cijfers over zorggebruik in het verleden een bepaalde hoeveelheid zorg ingekocht. In sommige regio’s blijkt inderdaad dat bij bepaalde instellingen het met de gemeente overeengekomen budgetplafond is bereikt, dit zou ertoe kunnen leiden dat de betreffende instellingen een opnamestop afkondigen. Gemeenten gaan in gesprek met de betreffende instelling om een oplossing te zoeken voor concrete gevallen. Gemeenten geven op die wijze – in overleg met aanbieders – invulling aan de plicht op grond van de Jeugdwet om passende hulp te bieden aan jeugdigen en gezinnen die dat nodig hebben en om zodoende ook de wettelijk vastgelegde zorgcontinuïteit te realiseren voor degenen die al in 2014 het behandeltraject zijn gestart. De gemeenteraad controleert of het gemeentebestuur in dergelijke situaties de Jeugdwet op een juiste wijze uitvoert.
Hoe reageert u op de aankondiging van een ggz-instelling dat zij voor jeugd-ggz een wachtlijst heeft ingesteld die voorlopig geldt tot 31 december 2015?4
Signalen van wachtlijsten zijn medio juni 2015 besproken in bestuurlijk overleg met VNG en branches. Partijen hebben bevestigd dat per geval altijd scherp wordt gekeken of er directe hulp nodig is. Verder hebben de verantwoordelijke wethouders in de VNG-subcommissie van 2 juli 2015 onderling afspraken gemaakt over de manier waarop zij omgaan met wachtlijsten, met name over het volgen van de zogenoemde Treeknormen, factfinding, informatie delen tussen instellingen en tussen gemeenten en de coördinerende rol van de VNG bij bovenregionaal en landelijk aanbod.
Is er sprake van oplopende wachtlijsten? Zo ja, kunt u de Kamer hiervan een overzicht sturen? Zo nee, waarom niet?
Wachttijdinformatie maakt niet apart deel uit van de landelijke monitoring van het jeugdhulpgebruik. Maar gemeenten en Rijk kijken natuurlijk samen naar opvallende signalen uit de beleidsinformatie of uit andere bronnen zoals de signalen van patiëntenorganisaties.
De cijfers over jeugdhulpgebruik komen twee keer per jaar beschikbaar voor iedereen (april en oktober, alleen in 2015 eenmalig in juli), door publicatie op StatLine, de jeugdmonitor en waarstaatjegemeente.nl.
Sinds 1 januari ligt bij de gemeenten de plicht om passende jeugdhulp te leveren voor kinderen en gezinnen die dat nodig hebben. Het budget dat nodig is om deze hulp in te kopen is overgeheveld naar en verdeeld over gemeenten. De gemeente bepaalt welke hulp met het budget wordt ingekocht. De gemeenteraad controleert het gemeentebestuur bij de uitvoering van de jeugdwet.
Het is aan gemeenten om ervoor te zorgen dat alle kinderen die jeugdhulp nodig hebben, deze krijgen. Gemeenten maken hierover afspraken met zorgaanbieders, ook in geval er sprake is van (te) grote vraag en daaruit voortvloeiende budgetuitputting.
Hoeveel jeugd-ggz instellingen hebben een opnamestop afgekondigd? Bent u bereid dit op een rij te zetten en maatregelen te treffen tegen te lange wachttijden voor jeugd-ggz? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 9.
De hogere tarieven die door apothekers in dunbevolkte gebieden worden gerekend voor patiënten die na sluitingstijd spoedmedicatie op recept willen halen. |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat er regionale verschillen bestaan in de tarieven die worden gerekend voor patiënten die na sluitingstijd hun spoedmedicatie op recept bij de dienstdoende apotheek halen?1
Ja.
Klopt het dat er verschillen van soms wel € 70 kunnen bestaan in de tarieven tussen de dienstdoende apotheken in verschillende steden? Wat is uw mening over deze situatie?
Ja, de marktscan van de NZa met betrekking tot de Extramurale Farmaceutische zorg (d.d. oktober 2014) en informatie vanuit verzekeraars bevestigen dit beeld. Ik wil de grote verschillen in de tarieven voor deze zorg en de gevolgen hiervan voor de patiënten oplossen. Daarom ben ik hierover eerder dit jaar in gesprek gegaan met de NZa en veldpartijen (zie antwoord op vraag 5 en 6).
Deelt u de mening dat iedere patiënt een gelijke toegang moet hebben tot de zorg?
Ja, al kunnen er bijvoorbeeld verschillen zijn in tarieven (zie vraag 7) en af te leggen afstand naar zorgaanbieders.
Heeft u signalen ontvangen dat patiënten omwille van de prijs van de avond-, nacht- en weekendapotheken, het ophalen van de spoedmedicijnen uitstellen, om zo de hogere tarieven niet te hoeven betalen? Zo ja, vindt u dit wenselijk?
Er zijn signalen dat patiënten wachten op de reguliere openingstijden om het hogere tarief van bepaalde dienstapotheken te omzeilen. De dienstverlening in deze gebieden kan daar in een negatieve spiraal komen. Doordat minder mensen gebruik maken van de dienstapotheek als gevolg van de hoge tarieven, moeten de tarieven omhoog waardoor weer minder mensen er gebruik van maken.
Vindt u het een gewenste werking van het systeem dat mensen in dunbevolkte gebieden meer moeten betalen voor de spoedmedicatie die zij na sluitingstijd ophalen bij de apotheek? Hoe verhoudt dit zich met uw stelling dat de gezondheidszorg geen onderscheid kent tussen mensen?2
Dat het tarief voor Avond-, Nacht-, en Zondagdienstverlening (ANZ-dienstverlening) hoger ligt dan het normale tarief vind ik geen probleem. Echter, dat verzekerden in bepaalde gebieden fors meer betalen voor de ANZ-dienstverlening dan in andere gebieden, waardoor er een negatieve spiraal wordt ingezet, vind ik wel een probleem (zie mijn antwoord op vraag 4). Vanaf 2016 is dit opgelost. Ik ben hierover eerder dit jaar in gesprek gegaan met de NZa en veldpartijen.
Welke verantwoordelijkheid ziet u voor uzelf en de betrokken partijen, zoals apothekers en zorgverzekeraars, om te voorkomen dat er ongelijke toegang voor patiënten tot zorg bestaat in de dunbevolkte gebieden ten opzichte van die in de dichtbevolkte gebieden?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw mening over het feit dat patiënten gevolgen ondervinden van aanbodgerelateerde factoren?
Verschil in tarieven hoort bij hoe we in Nederland de (financiering van) zorg hebben ingericht. De dienstapotheken in Nederland worden door zorgverzekeraars gezamenlijk ingekocht en bestrijken een bepaald gebied in de avonden, nachten en zondagen. Het gaat hier niet om een keuze, maar om een voorziening.
Enorme verwarring bij automobilisten over de maximumsnelheid op de A2 |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat een derde van de snelheidsboetes in Nederland wordt uitgeschreven bij de trajectcontrole op de A2?1 Kunt u uw meest recente cijfers overleggen?
Het grootste deel van de snelheidsovertredingen (meer dan 60%) wordt niet op de snelwegen geconstateerd, maar op het onderliggend wegennet. Het aandeel van de opgelegde boetes op grond van de trajectcontrole op de A2 binnen het totaal van de opgelegde boetes voor overschrijding van de maximum snelheid is dan ook beduidend kleiner dan één derde.
Vrijwel iedereen (circa 98%) houdt zich aan de snelheidslimiet op dit traject. Een klein deel van de bestuurders blijft, ook bij duidelijk aangekondigde trajectcontroles, te hard rijden. Door het grote aantal passanten zijn de absolute aantallen boetes wellicht hoog, maar het aantal bekeurde bestuurders betreft een kleine minderheid.
In de eerste acht maanden van 2015 zijn er, op grond van de trajectcontrole op de A2, ruim 615.000 boetes opgelegd voor snelheidsovertredingen2, tegenover ongeveer 995.000 in geheel 20143. Het overtredingspercentage op dit traject van de A2 ligt hiermee iets lager dan in 2014.
In hoeverre deelt u de mening dat het voor automobilisten onduidelijk is wat de maximumsnelheid is op de A2? En in hoeverre komt uw mening overeen met de feiten?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u zich voorstellen dat automobilisten zich erin geluisd voelen wanneer ze een boete ontvangen, zonder dat ze in de veronderstelling waren een snelheidsovertreding te hebben begaan, omdat ze een paar minuten vóórdat ze geflitst werden nog een snelheidsbord zagen waar een hogere limiet op stond maar het laatste bord met een lagere limiet gemist hebben, mede door de grote hoeveelheid borden waar een maximumsnelheid op staat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Circa 98% van de automobilisten op dit traject houdt zich aan de maximumsnelheid. De bebording op de A2 ter plaatse van de trajectcontrole is uitgevoerd conform de richtlijnen waarbij de wijziging van de maximumsnelheid extra geaccentueerd is door middel van het verkeersbord met een zwarte achtergrond. Tevens zijn het afgelopen jaar de hectometerbordjes om de kilometer voorzien van een extra snelheidsaanduiding en wordt de weggebruiker met grote borden op de trajectcontrole geattendeerd.
Bent u nog steeds tevreden met de gekkigheid en onduidelijkheid die ontstaan zijn rondom de aanduiding van maximumsnelheden, na de wijze waarop u de maximimumsnelheid heeft verhoogd naar 130 kilometer per uur? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in mijn brief van 23 april 20144 neem ik diverse maatregelen om de tevredenheid van de weggebruiker over de aanduiding van de maximumsnelheid te vergroten. Zo zijn iedere kilometer de hectometerbordjes voorzien van een snelheidsaanduiding en stimuleer ik de ontwikkeling en beschikbaarheid van in-car voorzieningen die de actuele maximumsnelheid in de auto tonen. Ook is het snelhedenbeleid er op gericht om op zo veel mogelijk trajecten de maximumsnelheid te verhogen waardoor een minder wisselend snelhedenbeeld ontstaat.
Bent u bereid om een eenduidigere maximumsnelheid in te voeren op de A2 waarbij u ook rekening houdt met omwonenden? Zo ja, op welke wijze gaat u dit invoeren? Zo nee, waarom niet?
Het beleid is erop gericht om de snelheidslimiet op zo veel mogelijk trajecten te verhogen tot 130 km/h zodra dat kan binnen de randvoorwaarden van verkeersveiligheid en milieu. Zoals ik in mijn brief van 9 september 20135 en antwoorden op vragen6 van het lid Visser van 30 juni jl., heb aangegeven verwacht ik dat op termijn, met uitzondering van trajecten waar de veiligheid een verhoging belemmert, op een groot deel van de A2 de maximumsnelheid naar 130 km/h kan worden verhoogd. Het tempo waarin dat mogelijk is wordt bepaald door de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de mate van benutting van de geluidproductieplafonds. Bij de behandeling van mijn begroting heb ik aangegeven dat ik wacht op een besluit van de rechtbank Midden – Nederland, inzake de verhoging van de snelheid op het deel Maarssen- Vinkeveen, voordat ik een besluit neem over verdere harmonisering van de snelheid op de A2 tussen Amsterdam en Utrecht. Ik informeer uw Kamer hier dit jaar nog over.
De evaluatie van de bestrijdingsaanpak van de AI uitbraak van 15 november 2014 |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Is het evaluatierapport bestrijdingsmaatregelen van de vogelgriepuitbraken H5N8, zoals toegezegd, vóór de zomer door Berenschot opgeleverd?1 Wanneer ontvangt de Tweede Kamer dit evaluatierapport, inclusief beleidsreactie? Indien dit rapport niet is opgeleverd, wat is de reden dat het niet gereed is?
Het opstellen van het evaluatierapport heeft meer tijd gekost dan voorzien. Het rapport wordt deze maand afgerond. Ik zal uw Kamer het rapport, voorzien van mijn beleidsreactie, na afronding toesturen.
Onderschrijft u de urgentie van een tijdige evaluatie voor pluimveehouders nu er weer een trekseizoen voor de deur staat?
Bij een evaluatie zijn zowel tijdigheid als zorgvuldigheid van belang. De deskundigengroep Pluimveeziekten is op 1 september jl. bij elkaar geweest en heeft onder andere over de vogeltrek geadviseerd. Ik zal u mijn reactie op dit advies, samen met het verslag van de bijeenkomst van de Deskundigengroep, deze maand sturen.
Deelt u de mening dat er, gezien recente uitbraken van hoog pathogene vogelgriep in Duitsland en Engeland, haast is geboden bij implementatie van maatregelen om de verspreiding van vogelgriep te minimaliseren en bij een uitbraak van vogelgriep de negatieve gevolgen zo klein mogelijk te houden? Deelt u de mening dat de te nemen maatregelen effectief en zo min mogelijk belastend voor de sector moeten zijn?
De maatregelpakketten voor verschillende vogelgriepscenario’s staan beschreven in het Beleidsdraaiboek Aviaire Influenza 2.02. Bij de totstandkoming van dit draaiboek is de pluimveesector uitgebreid geconsulteerd. De deskundigengroep Pluimveeziekten heeft tijdens de bijeenkomst op 1 september jl. ook over de standstill geadviseerd. Ik zal mijn reactie op dit advies ook deze maand aan uw Kamer sturen.
Worden de recente ervaringen met vogelgriep uitbraken in het buitenland meegenomen bij de opvolging van het evaluatierapport? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Bij besluiten over vogelgriep betrek ik altijd recente ervaringen, maar ook recent vergaarde kennis. De bovengenoemde evaluatie heeft alleen betrekking op de uitbraak van hoogpathogene vogelgriep in het najaar van 2014 in Nederland.
Bij de recente uitbraak in Duitsland, in een pluimveerijk gebied, zijn geen aanvullende maatregelen doorgevoerd (zoals bijvoorbeeld 72 uur stand still, vervoersgeboden) zoals we die in Nederland wel kennen, kunt u zich hierin vinden? Zo niet, bent u bereid op Europees niveau afspraken te maken bij een mogelijke uitbraak van vogelgriep zodat ondernemers met een gelijke aanpak worden geconfronteerd? Zo nee, waarom niet?
Vogelgriep is een dierziekte waarvoor een Europese bestrijdingsplicht geldt. In de Europese regelgeving staan de (minimum)maatregelen, die een lidstaat moet nemen bij een uitbraak van een vogelgriep (richtlijn 2005/94). Nederland is een pluimveedicht land met grote exportbelangen. De hoogpathogene variant van vogelgriep is zeer besmettelijk voor gevogelte. Voor kippen is deze variant dodelijk. Vogelgriep is een zoönose, wat betekent dat de besmetting van dier op mens kan worden overgebracht. De maatregelen die zijn genomen, zijn gericht geweest op het zo effectief mogelijk bestrijden van de uitbraak. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 staan de maatregelenpakketten beschreven in het Beleidsdraaiboek. Zoals aangegeven ontvangt u de evaluatie na afronding van het rapport.
Deelt u de mening dat concrete maatregelen ter voorkoming/bestrijding van vogelgriep met het oog op komend trekseizoen zo snel mogelijk dienen te worden doorgevoerd?
Zie het antwoord op vraag 2.
De Nederlander die mogelijk 31 jaar ten onrechte vastzit in de VS |
|
Michiel van Nispen |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat u de heer Singh, die mogelijk al 31 jaar ten onrechte vastzit in de Verenigde Staten, niet helpt?1
Het doel van overbrenging van Nederlandse gedetineerden uit het buitenland is het bevorderen van de resocialisatie in de samenleving, waarmee zij verbonden zijn. Om voor overbrenging naar Nederland in aanmerking te komen, gelden – conform het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland (Kamerstukken II 2007/2008, 31 200 VI, nr. 30) – in het bijzonder twee criteria: (1) er dient sprake te zijn van aantoonbare en voldoende binding met Nederland zodat (2) de overbrenging kan bijdragen aan een geslaagde maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde in Nederland. Bij het bepalen of er sprake is van binding wordt onder meer gekeken naar waar betrokkene feitelijk woonachtig is (inschrijving in de Basisregistratie Personen) en hoe lang, waar hij werkt, waar het gezin verblijft dan wel de familie en zo meer. Een Nederlandse veroordeelde die niet in Nederland woont en van wie onvoldoende gebleken is dat Nederland het land is waar hij na afloop van zijn detentie weer de draad zal oppakken, komt niet in aanmerking voor overbrenging. Daarvan is sprake in het geval betrokkene zijn banden met Nederland heeft verbroken door zijn hoofdverblijf naar een land buiten Nederland te verplaatsen en geen sociale banden met Nederland meer heeft. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend. Bij de beoordeling van de criteria wordt alle beschikbare informatie meegewogen en wordt, indien nodig, extra informatie opgevraagd.
Op basis van een zorgvuldige toetsing van alle beschikbare informatie, waaronder die van het Nederlandse Consulaat-Generaal te San Francisco over de gezondheidstoestand van de heer Singh en de informatie ingebracht door zijn advocaat, blijkt betrokkene niet te voldoen aan de voorwaarden om naar Nederland te worden overgebracht en is een uitzondering op het beleid in deze casus niet gerechtvaardigd. De Amerikaanse autoriteiten heb ik bij brief de gronden waarop een eventueel toekomstig verzoek zal worden afgewezen, nader toegelicht. Wat de rechtsgang betreft wil ik benadrukken dat Nederland geen verantwoordelijkheid draagt voor de beoordeling van de strafbaarheid van de feiten, alsmede de wijze waarop tot de vaststelling van de feiten is gekomen. In gevallen waarbij de rechtsgang op een onaanvaardbare manier is verlopen, liggen de aangewezen mogelijkheden voor Nederland veeleer op het terrein van de diplomatie. Te denken valt aan consulaire en eventueel juridische bijstand, aandringen op uitzetting, vrijlating of gratie.
Waarom bent u niet bereid de verklaring af te geven dat de heer Singh zal worden opgenomen en bij zijn resocialisatie zal worden begeleid?
Conform het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland geldt een strafrestant van minimaal vier maanden om aan het resocialisatiedoel invulling te kunnen geven. In deze casus is hiervan – vanwege het overschrijden van het toepasselijke Nederlandse strafmaximum van 30 jaar gevangenisstraf – geen sprake door het ontbreken van een strafrestant na overbrenging naar Nederland. Er is hierdoor geen juridisch kader om de heer Singh bij zijn resocialisatie te begeleiden.
Klopt het dat uw ministerie heeft aangegeven nooit een officieel verzoek vanuit Amerika te hebben ontvangen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een officieel verzoek van de Amerikaanse autoriteiten met betrekking tot een overbrenging op grond van het Verdrag inzake de Overbrenging van Gevonniste Personen (Vogp) heb ik (vooralsnog) niet ontvangen. Wel is er informatie uitgewisseld met de Amerikaanse autoriteiten over deze zaak (zie ook het antwoord op de vragen 1, 4, 5 en 6).
Op welke manier heeft Nederland bij de overweging om geen verklaring af te geven rekening gehouden met de steun van het Nederlandse consulaat in San Francisco, de bevindingen van Reclassering Nederland, de slechte gezondheid van de heer Singh en de dubieuze gang van zaken rondom zijn zaak? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre acht u de beslissing dat Nederland niet instemt met het verzoek van de heer Singh op basis van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) verenigbaar met de sterke aanwijzingen dat Singh ten onrechte is veroordeeld en onschuldig vastzit?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u de gronden waarop het verzoek is afgewezen voldoende gemotiveerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe staat het weigeren van de verklaring in verhouding tot de steun van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft consulaire bijstand, indien een Nederlandse gedetineerde in het buitenland dat wenst. Het Consulaat-Generaal te San Francisco heeft de situatie van de betrokkene onder mijn aandacht gebracht. Deze informatie heeft echter niet geleid tot een ander standpunt in deze casus.
Wat vindt u van de uitspraak van een woordvoerder van de Amerikaanse hoorcommissie dat Singh een grotere kans heeft op vrijlating indien genoemde verklaring wordt afgegeven?
Verkorting van straffen of onmiddellijke invrijheidsstelling is geen doel van de Wots. Bij de toetsing van een verzoek tot overbrenging heeft een dergelijke uitspraak zodoende geen invloed.
Wat is uw oordeel over de San Quentin State Prison en het machtsmisbruik en de onderdrukking die daar zouden plaatsvinden?2
Het is niet aan het kabinet om de detentieomstandigheden in een penitentiaire inrichting in een ander land te beoordelen.
Klopt het dat er voorbeelden zijn van overgeplaatste gedetineerden bij wie de 5-jarenregel en overschrijding van de maximumstraf geen beletsel waren? Zo ja, wat zijn redenen geweest hiervan af te wijken?
Ik ken geen voorbeelden waarbij een uitzondering is gemaakt op het staande beleid in zaken waarbij sprake was onvoldoende binding met Nederland, alsmede een strafrestant na overbrenging naar Nederland ontbrak.
Zoals reeds in het antwoord op de vragen 1, 4, 5 en 6 aangegeven, worden alle omstandigheden van de persoon in kwestie meegewogen om de mate van binding met Nederland vast te stellen. De zogenoemde vijfjarenregel dient hierbij ter indicatie en is zeker niet allesbepalend.
Individuele omstandigheden kunnen ertoe leiden dat in een uitzonderlijk geval wordt afgeweken van het staande beleid. In deze casus zie ik hiertoe geen aanleiding. Vraag 3 maakt hierin geen verschil.
Wat zijn de redenen om in de zaak-Singh niet af te wijken van de 5-jarenregel en overschrijding van de maximumstraf? Is daarbij rekening gehouden met de omstandigheden zoals genoemd in vraag 3? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Wat is uw reactie op het verzoek van de Nationale ombudsman om meer maatwerk toe te passen bij uitvoering van de WOTS?3 Op welke manier heeft u aan deze aanbevelingen uitvoering gegeven?
Ik kan u verzekeren dat mijn departement met betrekking tot de overbrenging van Nederlandse gedetineerden uit het buitenland betrokken en oplossingsgericht is en maatwerk levert. Daarbij worden verzoeken tot overbrenging naar Nederland consistent behandeld.
Heeft u bij de beslissing in de zaak-Singh rekening gehouden met genoemde aanbeveling van de Nationale ombudsman? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid om, in navolging van de aanbeveling van de Nationale ombudsman, alsnog naar de zaak te kijken en bij uw nieuwe beslissing in ieder geval de medische en humanitaire gronden te betrekken? Zo nee, waarom niet?
Betrokkene voldoet niet aan de voorwaarden om te worden overgebracht naar Nederland. Ik zie geen aanleiding om in deze casus alsnog een uitzondering te maken op het staande beleid.
Berichtgeving over trajectcontroles en boeteregen op de A2 |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Deze camera’s zijn goed voor 48 miljoen» en «Twintigduizend boetes per dag»?1
Ja.
Heeft u een verklaring voor het feit dat de A2 inmiddels keer op keer bovenaan staat in de zogenoemde boetelijstjes? Welke maatregelen heeft u genomen en/of gaat u nemen om mensen meer bewust te maken van de geldende snelheidslimiet overdag en ‘s nachts? Bent u bereid om de suggestie die in het artikel wordt gedaan inzake het gebruik van de matrixborden hierbij te betrekken? Kunt u hierbij een overzicht van de kosten van de diverse maatregelen, zoals de matrixborden, geven?
Dat er op de A2 meer overtredingen worden geconstateerd dan op andere snelwegen past bij de uitzonderlijk hoge verkeersintensiteit van het traject tussen Amsterdam en Utrecht. Slechts een zeer klein deel van de automobilisten op dit traject begaat een overtreding aangezien circa 98% van de automobilisten zich houdt aan de maximumsnelheid.
Zoals ik bij de behandeling van mijn begroting heb aangegeven zet ik mij in om de snelheid op de A2 tussen Amsterdam en Utrecht te harmoniseren. Het aanzetten van de signalering heeft niet mijn voorkeur vanwege de kosten (ca.€ 1,8 Mln.) en doorlooptijd (6–9 maanden) van de realisatie van de maatregelen.
Deelt u de mening dat de inrichting van de A2, met vijf prachtige rijbanen aan iedere kant, zodanig is dat het voldoet aan de kenmerken voor een 130 km/uur weg vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en dat daarmee de snelheidslimiet zo snel als mogelijk is naar 130 km/uur overdag en ’s nachts dient te gaan? Zo nee, waarom niet?
De afwezigheid van milieuknelpunten, bij een maximumsnelheid onder de 130 km/h, betekent niet in alle gevallen dat de maximumsnelheid ook binnen de normen kan worden verhoogd.
De huidige limieten op delen van de A2 en A4 die afwijken van permanent 130 km/h zijn ingesteld vanwege luchtkwaliteit, geluidsproductie of verkeersveiligheid al dan niet in combinatie met elkaar. Bij de behandeling van mijn begroting heb ik aangegeven dat ik specifiek onderzoek doe naar de mogelijkheden om de snelheid op de A2 en A4 te verhogen. Nog dit jaar verwacht ik u te kunnen informeren over de uitkomsten van de A2 en in de eerste helft van 2016 over de mogelijkheden op de A4.
Kunt u aangeven op welke gronden op (delen van) de A2 er overdag geen 130 km/uur mag worden gereden, mede omdat uit Rijksrapportages blijkt dat Nederland inmiddels voldoet aan de gestelde luchtkwaliteitseisen en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ook sinds 1 juli 2015 in werking is getreden? Kunt u deze vraag ook beantwoorden voor wat betreft de A4, waar grote delen overdag inclusief een trajectcontrole een limiet hebben van 100 km/uur?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een overzicht geven van alle trajectcontroles in Nederland, inclusief de snelheidslimieten die daar overdag en ’s nachts op gelden? Kunt u voor deze trajecten aangeven waarom uit oogpunt van verkeersveiligheid de snelheid niet structureel 130 km/uur is? En kunt u de reden voor trajectcontroles op deze trajecten geven? Op welke wijze is de verkeersveiligheid door middel van trajectcontroles op deze specifieke trajecten gediend? Heeft u cijfers over de verbetering van de verkeersveiligheid op deze trajecten? Zo ja, kunt u deze aan de Kamer sturen? Zo nee, kunt u dan een nadere onderbouwing van nut en noodzaak van trajectcontroles op deze trajecten geven?
Momenteel is op onderstaande weggedeelten een trajectcontrole actief.
A2 – Holendrecht -Maarssen
100 km/h (Holendrecht – Vinkeveen)
100 km/h en tussen 19.00 en 6.00 uur 130 km/h (Vinkeveen – Maarssen)
A4 – Leidschendam – Zoeterwoude
100 en tussen 19.00 en 6.00 uur 130 km/h.
A10 -Nieuwe Meer – Coentunnel
80 km/h
A12 – Den Haag-Prins Clausplein
80 km/h (stad in)
100 km/h (stad uit)
A13 – Overschie-Kleinpolderplein
80 km/h
A58 – Bergen op Zoom – Roosendaal
120 km/h
N62 – Westerscheldetunnel
100
Zoals aangegeven in mijn brief van 1 juli2 jl. is het doel van trajectcontroles het handhaven van de snelheidslimiet. Snelheidslimieten op autosnelwegen die afwijken van permanent 130 km/h zijn ingesteld vanwege luchtkwaliteit, geluidsproductie of verkeersveiligheid al dan niet in combinatie met elkaar. Dit geldt ook voor trajecten waar permanente controle wordt toegepast.
Een belangrijk criterium voor plaatsing van een trajectcontrole is de mate van overschrijding van de geldende snelheidslimiet. Het effect van een trajectcontrole op de rijsnelheden kan worden geïllustreerd aan de hand van een analyse van Rijkswaterstaat van de invoering van de trajectcontrole op de A2: de gemiddelde rijsnelheid daalde na invoering van de trajectcontrole richting Utrecht in juni 2012 met 8 km/h, ook namen de snelheidsverschillen tussen voertuigen aanzienlijk af. Zoals is benoemd in het onderzoek van de SWOV3 en de TU-Delft4 heeft een afname van de snelheid evenals een reductie van snelheidsverschillen een positief effect op de verkeersveiligheid.
Klopt de stelling dat de reden om de snelheid op diverse trajecten niet verder te verhogen naar de algemene snelheidslimiet van 130 km/uur, inclusief de trajectcontroles die daaraan gekoppeld zijn, niet zozeer te maken heeft met de verkeersveiligheid, maar met bestuurlijke afspraken dan wel milieudoelstellingen? Zo nee, waarom niet en kunt u per trajectcontrole deze stelling nader onderbouwen vanuit verkeersveiligheidsoogpunt? En als dit wel klopt, hoe kunt u dit dan rijmen met de behaalde resultaten in Nederland als het gaat om luchtkwaliteit?
Zoals aangegeven in mijn eerder genoemde brief van 1 juli jl. vormen zowel milieuregelgeving als de verkeersveiligheid de directe aanleiding voor het vaststellen van een lokale snelheidslimiet die afwijkt van de standaard van 130 km/h op autosnelwegen. Trajectcontroles zorgen ervoor dat de geldende limiet ook daadwerkelijk wordt nageleefd. Daardoor dragen trajectcontroles bij aan zowel veiligheids- als milieudoeleinden. De genoemde wegen waarop een trajectcontrole actief is, zijn aanvankelijk ontworpen op een snelheidslimiet van 100 of 120 km/h. Op de A12, A13, N62 A10 is een verhoging van de snelheid naar 130 km/h niet mogelijk in verband met de verkeersveiligheid. Op de andere trajecten is dat wel het geval mits voldaan wordt aan de randvoorwaarden voor milieu.
Deelt u de mening dat de twee principes van «hoe zwaarder de overtreding vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, hoe zwaarder de boete» en «hoe vaker je over de scheef gaat qua verkeersboetes, hoe zwaarder de boete» leidende principes moeten zijn bij de uitwerking van een nieuw boetestelsel? Zo ja, hoe gaat u hier invulling aan geven? Zo nee, welke principes zijn dan wel leidend?
De principes «hoe zwaarder de overtreding vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, hoe zwaarder de boete» en «hoe vaker je over de schreef gaat qua verkeersboetes, hoe zwaarder de boete» zijn tijdens het AO Wegverkeer en verkeersveiligheid van 28 mei 2015 uitgebreid aan de orde gekomen. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft daarop toegezegd met bovenstaande principes in het achterhoofd naar het huidige boetestelsel te kijken en uw Kamer hierover voor het kerstreces te informeren.
De berichten dat de Nederlandse politie Sint Maarten te corrupt vindt |
|
Wassila Hachchi (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Bouman ontketent rel op eiland» en «Politie vindt St. Maarten te corrupt»?1
Ja
Welke taken en doelstellingen heeft de Nederlandse politie op Sint Maarten, en op welke termijn dienen deze doelstellingen bereikt te worden?
Op basis van het protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk uit 2001 en de Rijkswet Politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft het Recherche Samenwerkingsteam tot taak het verrichten van onderzoek naar grensoverschrijdende criminaliteit, het verrichten van onderzoek ter uitvoering van interregionale en internationale verzoeken tot rechtshulp, en ondersteuning geven aan de reguliere recherche bij het verrichten van onderzoek naar andere misdrijven die een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken. Het Recherche Samenwerkingsteam verricht de hierboven genoemde onderzoeken onder het lokale strafvorderlijke gezag en met inzet van lokaal toegestane geweld- en opsporingsmiddelen.
De versterking van het Recherche Samenwerkingsteam ten behoeve van de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en misdrijven die gezien de ernst of frequentie dan wel het georganiseerde verband waarin ze worden gepleegd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, komt voort uit het op 24 mei 2015 overeengekomen protocol tussen Nederland en Sint Maarten. De versterking van het Recherche Samenwerkingsteam op Sint Maarten is voorzien voor een periode van 24 maanden.
Van zelfstandige taken of doelstellingen van de Nationale Politie is daarbij geen sprake.
Welke instrumenten en bevoegdheden krijgt de Nederlandse politie op Sint Maarten om haar taken uit te voeren en de doelstellingen te behalen?
De Nederlandse politiefunctionarissen die ter beschikking worden gesteld door de Nationale Politie aan het Recherche Samenwerkingsteam ontlenen hun opsporingsbevoegdheid aan artikel 57a Rijkswet politie. De inzet van de functionarissen zal niet anders zijn dan vanaf 10 oktober 2010 het geval is.
Is het waar dat de Nederlandse politie heeft aangegeven dat zij niet met de lokale bestuurders van Sint Maarten wil samenwerken omdat er te veel aanwijzingen zijn voor corruptie?
Zie antwoord op vraag 10.
Welke maatregelen worden genomen om de versmelting van de boven- en onderwereld op Sint Maarten tegen te gaan?
In het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) van 15 januari 2015 spraken de ministers van Justitie in mijn aanwezigheid over de versterking van de rechtshandhaving. Tijdens dit overleg hebben de ministers de problematiek in de rechtshandhavingsekten in hoofdlijnen onderschreven. Voorts is besloten dat de vier landen uit het Koninkrijk gezamenlijk zullen werken aan een nadere uitwerking ten behoeve van een meerjarige, fundamentele, ketenbrede aanpak voor de versterking van de rechtshandhavingketen. De uitwerking van het plan is nog gaande en hier werd tijdens het JVO van 8 juni jl. verder over gesproken.
Daarbij sprak het JVO tevens uit zich blijvend te zullen inspannen voor het beschikbaar stellen van financiële middelen voor de uitvoering van het plan. Ik zal mij, samen met de Minister van Veiligheid en Justitie, in blijven spannen om de door het JVO noodzakelijk geachte structurele versterking van de rechtshandhavingketen in de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk mede van Nederlandse zijde via Hoofdstuk IV van de Rijksbegroting van financiële dekking te voorzien.
Vooruitlopend op het integrale plan ter versterking van de rechtshandhaving in de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk is met Sint Maarten op 24 mei 2015 een protocol overeengekomen dat ziet op de instelling van een Integriteitskamer en de versterking van de rechtshandhavingketen in Sint Maarten. De Landsverordening Integriteitkamer is op 18 augustus 2015 door de Staten van Sint Maarten vastgesteld. De eerste stappen om de Integriteitkamer feitelijk in te richten worden op dit moment gezet.
Tevens blijft het protocol voor de bepalingen betreffende de versterking van de rechtshandhaving onverkort van kracht. Om de afgesproken versterking van de rechtshandhaving een impuls te gegeven is in totaal € 22,1 miljoen beschikbaar t.b.v. de bestrijding van de grensoverschrijdende ondermijnende criminaliteit voor de periode 2015–2017.
Voor de uitwerking van het protocol van 24 mei jl. hebben wij de procureur-generaal van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, terzake de inzet van het Openbaar Ministerie, de korpschef van de Nationale Politie, terzake de inzet van het Recherche Samenwerkingsteam, en de president van het Gemeenschappelijk Hof gevraagd om met deze middelen te voorzien in een programmatische aanpak en versterking van de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en misdrijven die gezien de ernst of frequentie dan wel het georganiseerde verband waarin ze worden gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken.
Daarbij wordt met voorrang de grensoverschrijdende ondermijnende criminaliteit aangepakt. Deze in hoge mate internationale en interregionale misdaad is een rechtstreekse bedreiging voor zowel de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk als voor Nederland. Deze ondermijnende criminaliteit schaadt daarmee het Koninkrijk als geheel en dient daarom ook in Koninkrijksverband te worden bestreden.
Voor een goede uitvoering van die taak is samenwerking tussen alle opsporingsinstanties, met name ook met het Korps Politie Sint Maarten, van groot belang. Derhalve blijft het uitgangspunt samen te werken met partners ter plaatse daar waar de aard van een onderzoek dat toelaat.
Het Recherche Samenwerkingsteam, het Openbaar Ministerie en het Gemeenschappelijk Hof zullen in dit kader zoveel mogelijk gespecialiseerde capaciteit inzetten ten behoeve van Sint Maarten. Daarbij kan, na overleg met de hoofdofficier op Sint Maarten, worden voorzien in een rechtstreekse gezagslijn met het parket van de procureur-generaal.
Zijn er indicaties dat het werk van de Nederlandse politie op Sint Maarten wordt bemoeilijkt door de lokale bestuurders?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre kunnen Nederlandse rechercheurs hun werk adequaat verrichten als er sprake is van samenwerkingsproblemen tussen de Nederlandse politie en lokale bestuurders?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw mening over de aanwijzingen dat de Nederlandse politie Sint Maarten te corrupt vindt om mee samen te werken?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u bevestigen dat integriteit van bestuur, het tegengaan van corruptie, en het versterken van de justitiële keten, aan beide kanten van de oceaan van groot belang zijn en prioriteit krijgen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke acties gaat u ondernemen om de conflicten zo snel mogelijk op te lossen?
Op 26 augustus 2015 heeft er overleg plaatsgevonden tussen de Minister van Justitie van Sint Maarten, de Minister van Veiligheid en Justitie en mijzelf. De uitkomst van dit gesprek is dat de samenwerking tussen het Recherche Samenwerkingsteam en het Korps Politie Sint Maarten wordt geïntensiveerd conform het op 24 mei jl. tussen Nederland en Sint Maarten overeengekomen protocol.
De snelste Hiv-aanpak ooit |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «De snelste aanpak van Hiv ooit»?1
Ja, dit bericht is mij bekend.
Deelt u de mening dat de machine die snel actieve delen van het hiv-virus opspoort een mooie stap voorwaarts is?
Ja, een snellere opspring van het hiv-virus zou een mooie stap voorwaarts kunnen zijn. Op dit moment voert Amsterdam een pilot project uit: het «H-team» (Hiv Transmissie Eliminatie AMsterdam). Het H-team is een samenwerkingsproject van verschillende organisaties, waaronder GGD, huisarts, hiv-behandelaren, die gezamenlijk het aantal hiv-transmissies in Amsterdam proberen terug te dringen en de prognose van hiv-geïnfecteerden proberen te verbeteren.
In deze pilot wordt een apparaat getest voor snelle opsporing van het hiv-virus. Het lastige hierbij is dat een potentiële drager moeilijk herkenbare symptomen heeft. Naast symptomen moet er sprake zijn van risicovolle seks in de afgelopen periode, tot maximaal 3 maanden. Bij een bevestigde diagnose wordt direct gestart met behandeling. Dit is enerzijds in het belang van de individuele patiënt en anderzijds beoogt dit de overdracht van het virus te beperken. Juist in het beginstadium is het hiv-virus het meest besmettelijk. Hier kunnen individuen die positief getest zijn al direct rekening mee houden om doorbesmetting te voorkomen.
In deze pilot wordt onderzocht hoeveel acute infecties op deze manier daadwerkelijk gevonden worden. Daarna kunnen pas de effecten voor de Nederlandse populatie bekeken worden.
Kunnen andere GGD-en binnenkort ook met deze aanpak werken? Zo ja, hoe lang gaat dat duren, en hoe wordt dat gefaciliteerd? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven gaat het om een pilot. Binnen de pilot wordt bekeken of naast Amsterdam ook Rotterdam mee gaat doen. De resultaten van de pilot moeten worden afgewacht, voordat er een beslissing genomen kan worden over een eventuele uitbreiding naar andere GGD-en en huisartsen.
Wat moeten mensen met vermoedens van acute hiv-infectie doen als zij niet in Amsterdam wonen? Krijgen zij via hun huisarts ook toegang tot de nieuwe aanpak, of moeten zij het reguliere traject via de huisarts volgen?
Vooralsnog gaat het hier om een pilot project. De huidige richtlijnen van huisartsen en GGD-en zijn op elkaar aangepast en blijven onverkort van kracht. Afhankelijk van de uitkomsten van de pilot is het aan de behandelaren om al dan niet de richtlijnen bij te stellen.
Hoe verhoudt de nieuwe aanpak zich tot het reguliere huisartstraject? Wat gaat u doen om forse ongelijkheid tussen hiv-risicogroepen uit verschillende regio’s te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn de kosten van de nieuwe aanpak? Gaat deze machine het signaal over de gebrekkige capaciteit aan soa-tests bij GGD-en oplossen, of juist versterken? Wat betekent de machine voor het hiv-beleid van GGD-en en hun samenwerking met huisartsen?
In deze pilot fase verwachten wij geen veranderingen in het hiv-beleid van GGD-en en de samenwerking met huisartsen. Afhankelijk van de resultaten zullen de betrokken beroepsgroepen van huisartsen, hiv-behandelaren en GGD-en mogelijk hun richtlijnen aanpassen. De pilot zal ook duidelijkheid moeten geven over de kosten. De opsporing van acute hiv-infecties via deze pilot heeft geen invloed op het testen, behandelen en de voorlichting over de overige soa en hiv-testen in niet acute situaties.
Het bericht dat deze camera’s goed zijn voor 48 miljoen |
|
Barry Madlener (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Deze camera’s zijn goed voor 48 miljoen»?1
Ja.
Waarom behandelt u de automobilisten op de A2 als melkkoe? Kunt u aangeven hoeveel relatief kleine snelheidsovertredingen het betreft?
Automobilisten op de A2 worden niet behandeld als melkkoe. Zoals aangegeven in mijn brief van 1 juli 20152 is het doel van trajectcontroles het naleven van de geldende snelheidslimiet.
Van de opgelegde boetes, op grond van de trajectcontrole op de A2, ging het in 2014 in circa 33,5% van de overtredingen om een overschrijding van de maximumsnelheid met maximaal 5 km/h (dit betekent een gemeten snelheid tussen de 108 en 109 km/h bij een limiet van 100 km/h). In circa 36%3 van de gevallen ging het om een overschrijding van de maximumsnelheid tussen de 5 km/h en 10 km/h (gemeten snelheid tot 114 km/h bij een limiet van 100 km/h). In 30,5% ging het om een overschrijding van de maximumsnelheid van 10 km/h en meer.
Kunt u aantonen dat deze snelheidscontroles noodzakelijk zijn voor de verkeersveiligheid?
Zoals aangegeven in mijn brief van 1 juli jl.4. zorgen trajectcontroles ervoor dat de geldende maximumsnelheid wordt nageleefd.
Het effect van trajectcontroles op de rijsnelheden kan geïllustreerd worden aan de hand van een analyse van Rijkswaterstaat van de invoering van de trajectcontrole op de A2: de gemiddelde rijsnelheid daalde na invoering van de trajectcontrole richting Utrecht in juni 2012 met 8 km/h, ook namen de snelheidsverschillen tussen voertuigen aanzienlijk af. Zoals is benoemd in het onderzoek van de SWOV en de TU-Delft5 heeft een afname van de snelheid evenals een reductie van snelheidsverschillen, een positief effect op de verkeersveiligheid.
Bent u bereid om de snelheid op het gehele traject te verhogen tot 130 km/u, zodat het duidelijker wordt voor automobilisten hoe hard zij daar mogen rijden? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 9 september 2013 heb ik aangegeven dat ik verwacht dat op termijn, met uitzondering van trajecten waar de veiligheid een verhoging belemmert, op een groot deel van de A2 de maximumsnelheid naar 130 km/h kan worden verhoogd. Het tempo waarin dat mogelijk is wordt bepaald door de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de geluidproductie. Bij de behandeling van mijn begroting heb ik aangegeven dat ik wacht op een besluit van de rechtbank Midden-Nederland, inzake de verhoging van de snelheid op het deel Maarssen- Vinkeveen, voordat ik een besluit neem over verdere harmonisering van de snelheid op de A2 tussen Amsterdam en Utrecht. Ik informeer uw Kamer hier dit jaar nog over.
Het bericht dat Nederlands hulpgeld wordt gebruikt om boetes van Palestijnse boeren te betalen |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht dat Nederlandse hulpgelden worden gebruikt om boetes van Palestijnse boeren te betalen? Is dit bericht waar en kunt u dit bericht nader duiden?1
Ja.
Hoeveel Nederlands hulpgeld is er in de achterliggende jaren gebruikt om dergelijke boetes van Palestijnen te betalen?
Sinds 2013 hebben uitvoerende partners in door Nederland gefinancierde programma’s EUR 11.382 aan boetes betaald.
In welke gevallen en aan de hand van welke criteria vindt dit plaats? Met andere woorden: welke titel heeft u hiervoor?
Betaling van boetes is een uiterst middel om de voortzetting van het ontwikkelingsprogramma mogelijk te maken. Dit is in drie gevallen gebeurd, toen het Israëlische leger materiaal in beslag nam en verdere werkzaamheden verbood. Het betrof onder meer machines die ingehuurd waren voor werkzaamheden op meerdere locaties. De Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah nam, net zoals de uitvoerende organisaties en de Palestijnse Autoriteit, deze gevallen op met de Israëlische autoriteiten en sprak daarbij de onvrede uit over deze handelwijze. De uitkomst van dergelijke gesprekken was dat de materialen zouden worden vrijgegeven, na betaling van een boete. De uitvoerende partners hebben de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah daarop toestemming gevraagd voor betaling van deze boetes uit de Nederlandse projectfinanciering. Hiermee is ingestemd vanwege het belang dat de materialen worden vrijgegeven en weer konden worden ingezet.
Heeft Nederland ook boetes betaald die waren opgelegd nadat er sprake was van geweldpleging door Palestijnen?
Nee.
Is het ook in andere landen waarmee Nederland een OS-relatie onderhoudt een gebruikelijke gang van zaken om aan burgers of ondernemers opgelegde boetes te betalen?
Er zijn geen vergelijkbare gevallen bekend. Dat heeft te maken met de unieke omstandigheid dat in de Palestijnse Gebieden een programma in de context van een bezetting wordt uitgevoerd.
Acht u het een zuiver gebruik van ontwikkelingsgeld om hiermee boetes te betalen?
De internationale gemeenschap en Israël verschillen van mening over welk soort activiteiten vergunningplichtig zouden moeten zijn (zie ook beantwoording van de Vragen van de leden Sjoerdsma, 4 september 2015 met kenmerk MINBUZA-2015.408799, en Van Bommel, 4 september 2015 met kenmerk MINBUZA-2015.408786). De EU en Nederland dringen bij Israël consequent aan op de ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnen en verzetten zich tegen de sloop van Palestijnse bezittingen, zoals verwoord in de Raadsconclusies van 20 juli 2015.
Nederland vraagt geen vergunningen aan voor de landbouwprojecten in area C. Naar het oordeel van de internationale gemeenschap is het opwaarderen van landbouwgrond niet vergunningplichtig, omdat het van een andere orde is dan de constructie van bijvoorbeeld woningen, scholen of klinieken. Israël geeft bovendien maar in een zeer beperkt aantal gevallen een vergunning af. Ter illustratie, uit cijfers van de Wereldbank blijkt dat in 2010 Israël bij slechts 1,6% van alle aanvragen een vergunning verleende. In Israëlische optiek hadden de Palestijnse boeren dit stuk grond echter niet verder mogen ontwikkelen zonder vergunningen aan te vragen. Israël beschouwt daarom de sloop als legaal.
Door dit verschil van inzicht lopen projecten op de Westelijke Jordaanoever een risico op onderbrekingen en vernielingen. Dat is een risico dat bewust geaccepteerd is vanwege het grotere belang dat Palestijnse boeren toegang houden tot hun land om zo hun bedrijf voort te kunnen zetten en een twee-statenoplossing levensvatbaar te houden. Economische ontwikkeling draagt eveneens bij aan stabiliteit. Bovendien, zonder internationale steun is het nog moeilijker voor Palestijnen hun bedrijf voort te zetten in Area C. De kans wordt daarmee groter dat zij wegtrekken naar stedelijke gebieden en de gronden braak komen te liggen. Als grond te lang ongebruikt blijft, neemt de kans toe dat het tot «staatsland» wordt verklaard, waardoor boeren er geen gebruik meer van mogen maken. Israëlische nederzettingen worden gebouwd op gronden die door Israël zijn aangemerkt als staatsland.
Ondergraaft u met het betalen van dergelijke boetes niet het rechtssysteem van een ander land, in dit geval Israël? Is dit gebruikelijk in het internationale concours? Welke legitimatie ziet u hiervoor?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt Israël het betalen van deze boetes door Nederland? Heeft u hierover overleg gevoerd met uw Israëlische ambtgenoten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om Nederlands hulpgeld niet langer in te zetten voor het betalen van dergelijke boetes?
De uitvoering van de (landbouw)projecten staat voorop, teneinde de eerder genoemde doelstellingen te verzekeren. Zolang er geen politieke oplossing van het Palestijns Israëlisch conflict is, acht het kabinet dit een risico dat inherent is aan de uitvoering van een project in de context van de bezetting. Het kabinet blijft evenwel in gesprek met de Israëlische autoriteiten om deze voorvallen te voorkomen.
Het bericht “Trajectcontrole A2 levert 48 miljoen aan boetes op” |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Trajectcontrole A2 levert 48 miljoen aan boetes op»1?
Ja.
Kunt u aangeven wat er mis gaat op de A2, nu blijkbaar 31% van de boetes op dat wegvak wordt geïncasseerd?
Slechts een zeer klein deel van de automobilisten op dit traject begaat een overtreding aangezien circa 98% van de automobilisten zich houdt aan de maximumsnelheid.
Dat er op grond van de trajectcontrole op de A2 relatief gezien meer boetes worden uitgeschreven dan op andere snelwegen past bij de uitzonderlijk hoge verkeersintensiteit van het traject tussen Amsterdam en Utrecht en het beperkte aantal trajectcontroles dat in 2014 actief was (in 2014 stonden een aantal trajectcontrolesystemen uit vanwege de vervanging van de systemen).
Deelt u de mening dat het corrigerende effect van beboeten niet aanwezig is wanneer er zoveel overtredingen worden begaan?
Zoals ik in het vorige antwoord heb aangegeven, komt het hoge aantal overtredingen dat op de A2 wordt geconstateerd door het grote verkeersaanbod op dit traject. Het aantal overtredingen van de snelheidslimiet ligt op de A2 met circa 2% van de passerende voertuigen een stuk lager dan het aantal geconstateerde overtredingen bij een gemiddelde incidentele verkeerscontrole langs de snelweg. Hieruit kan worden afgeleid dat een trajectcontrolesysteem een positief effect heeft op de naleving van de maximumsnelheid op het betreffende traject.
Kunt u aangeven of bijstelling van de snelheidsregels op het betreffende wegvak in het verschiet ligt, of welke andere acties u van plan bent te ondernemen?
In mijn brief van 9 september 2013 heb ik aangegeven dat ik verwacht dat op termijn, met uitzondering van trajecten waar de veiligheid een verhoging belemmert, op een groot deel van de A2 de maximumsnelheid naar 130 km/h kan worden verhoogd. Het tempo waarin dat mogelijk is wordt bepaald door de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de geluidproductie. Jaarlijks bezie ik, zoals aangegeven in mijn brief van 23 april 20142, op welke autosnelwegen de maximumsnelheid kan worden verhoogd.
Zoals ik in de behandeling van mijn begroting heb aangegeven wacht ik op een besluit van de rechtbank Midden – Nederland inzake de verhoging van de snelheid op het deel Vinkeveen – Maarssen, voordat ik een besluit neem over verdere harmonisering van de snelheid op het betreffende wegvak. Ik informeer uw Kamer dit jaar over de mogelijkheden die er zijn op de A2.
Deelt u de mening dat de toegestane snelheid afgestemd dient te zijn op het wegbeeld (met name de breedte en het aantal rijbanen) en dat de wisselende maximumsnelheden op de weg tot verwarring leiden?
Het heeft inderdaad de voorkeur dat wegbeeld en maximumsnelheid zo veel mogelijk op elkaar zijn afgestemd. Derhalve geldt dan ook op 98% van het snelwegennet een maximumsnelheid van 100km/h of hoger. Wet- en regelgeving op het gebied van verkeersveiligheid en milieu zijn uiteindelijk bepalend voor het vaststellen van de maximumsnelheid. Om die reden kan op wegen met twee rijstroken een hogere snelheidslimiet gelden dan op een weg met drie of vier rijstroken.
De aanduiding van de maximumsnelheid op het hoofdwegennet is met grote zorgvuldigheid gekozen, alle snelheidsovergangen worden sinds 2012 aangeduid met borden met een zwarte achtergrond. Tevens zijn het afgelopen jaar de hectometerbordjes om de kilometer voorzien van een snelheidsaanduiding.
Het snelhedenbeleid is er op gericht om op steeds meer trajecten de maximumsnelheid te verhogen waardoor er steeds langere trajecten ontstaan met één maximumsnelheid.
De strenge regionaliteitsregels voor regionale commerciële radiozenders |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 4 juni 2015 over de strenge interpretatie van de regionaliteitsregels voor de regionale commerciële radioomroep?1
Ja. Zoals ik ook heb geantwoord op één van de vragen gesteld door het lid Klein (fractie-Klein)2 betreft dit een procedure waar RadioNL en 100% NL bij betrokken zijn. In deze procedure was ik verweerder.
Is het waar dat het Agentschap Telecom de regels strenger interpreteerde dan de gangbare praktijk, maar dat de rechtbank nu een nog strengere interpretatie van de regels heeft gegeven?
Agentschap Telecom heeft de regels geïnterpreteerd in lijn met de uitleg die daaraan is gegeven in de toelichting bij de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radioomroep 2007.3 Ook is bij de interpretatie rekening gehouden met de uitleg die het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in zijn uitspraken van 6 juni 2012 en 12 september 20134 aan de regels heeft gegeven. De rechtbank heeft in de onderhavige zaak die interpretatie van de regels grotendeels in stand gelaten, maar heeft op onderdelen geoordeeld dat Agentschap Telecom de regels strikter had moeten uitleggen.
Hoe beoordeelt u de criteria die de rechtbank heeft neergelegd in haar vonnis? Kunt u met name in gaan op het strenge «geboorte in de streek»-criterium en het criterium waarmee de omvang van de streek wordt bepaald (de kleinere FM-kavels in plaats van de grotere digital audio broadcasting (DAB)+ kavels?
De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat de programmering alleen gericht mag zijn op het analoge FM-bereik en niet (mede) op het ruimere bereik dat zenders hebben via digitale radio (DAB+). Die wijziging, die verband houdt met het digitaliseringsbeleid, kon volgens de rechtbank pas ingaan na afloop van de vergunningen en had volgens de rechtbank geconsulteerd moeten worden. Met dat oordeel kan ik mij niet verenigen en dat is voor mij reden geweest om hoger beroep in te stellen bij het CBb.
Voor het overige deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat het met toepassing van deze strenge criteria nauwelijks haalbaar is om op een percentage van 64% regiogerichte radio te komen?
Het percentage van 64% regiogerichtheid is door de vergunninghouder zelf geboden in de vergelijkende toets op basis waarvan de vergunning destijds is verdeeld. Ik ben van mening dat een commerciële radioomroep, met een professionele bedrijfsvoering, in staat moet kunnen zijn om een door hem zelf geboden percentage regiogerichtheid te verwezenlijken.
Is het waar dat een zanger of artiest slechts meetelt als regiogericht als hij of zij daar geboren is, maar bijvoorbeeld niet als hij of zij daar al jarenlang woont?
Onder regiogerichte programmering wordt mede verstaan muziek, waarvan de uitvoerende groep of artiest of de schrijver uit de regio komt. Hierbij wordt aangesloten bij de geboorteplaats. De rechtbank Rotterdam heeft in de hierboven aangehaalde uitspraak bevestigd dat deze uitleg juist is en dat deze invulling ten tijde van de aanvragen om de vergunningen te verlengen voorzienbaar was. Daarbij acht de rechtbank aanknoping bij de woonplaats in dit verband niet voor de hand liggen.
Is het waar dat de indeling van de regio’s voornamelijk is gemaakt naar omvang van het gebied, en niet naar het aantal luisteraars?
Het door een vergunninghouder in een vergelijkende toets geboden percentage van regiogerichtheid dient in het bijzonder gericht te zijn op het gebied waarvoor het programma bestemd is. Hieronder valt in elk geval het analoge FM-bereik. De vraag of hieronder ook het digitale bereik (het zogenaamde allotment) valt, is onderwerp van het hoger beroep dat ik heb ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Kan een versoepeling van de regionaliteitsregels overwogen worden voor de volgende vergunningsperiode? Kan daarbij gedacht worden aan een versoepeling van het geboortecriterium, waarbij wonen en verblijf in de regio ook als regiobinding wordt gezien, waarbij uitgegaan kan worden van de (grotere) DAB+-kavels als regio, en/of waarbij het percentage van 64% wordt verlaagd?
Het uitgangspunt in mijn brief van 26 juni 2015 over de commerciële radiovergunningen was om bij vergunningen die geveild gaan worden te volstaan met de wettelijke minimumeis van 10% regiogerichte programmering.5 Bij een verlenging vindt er geen aanpassing van de (geboden) percentages regiogerichte programmering plaats, om de redenen als genoemd in mijn brief van 1 september 2015 over vergunningen voor commerciële radioomroepen.6
Is het waar dat RadioNL pas op 18 december a.s. in verband hiermee voor de rechter moet verschijnen? Is het waar dat RadioNL in de tussentijd niet weet waar het aan toe is? Kunt u Agentschap Telecom verzoeken om in de tussentijd geen boetes en/of dwangsommen op te leggen in verband hiermee?
RadioNL heeft tegen de eerdergenoemde uitspraak geen hoger beroep ingesteld. RadioNL heeft ook geen voorlopige voorziening (kort geding) aangespannen tegen de uitspraak van de rechtbank om de gevolgen van de uitspraak te schorsen, totdat uitspraak in hoger beroep is gedaan. Het Agentschap Telecom heeft een eigenstandige verantwoordelijkheid (en bevoegdheid) om de wet te handhaven. Bij een eventueel handhavingsverzoek heeft Agentschap Telecom in beginsel een plicht dit verzoek in behandeling te nemen en te onderzoeken.
Oudere en hoogopgeleide vrouwen die behoorlijk meer zijn gaan drinken tijdens zwangerschap |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zwangere vrouw drinkt meer alcohol»?1
Ik ken het artikel. De cijfers die daarin worden genoemd zijn niet de meest actuele cijfers. Het gaat om gegevens over de periode 2007–2010. In 2014 heeft TNO een nieuwe peiling uitgevoerd. De cijfers van die meting worden later dit jaar verwacht.
Hoe duidt u dat zwangere vrouwen die alcohol drinken vooral oudere of hoogopgeleide vrouwen zijn? Welke verklaringen zijn mogelijk, en welke acht u het meest waarschijnlijk? Bent u voornemens onderzoek te doen naar de verklaringen?
Ik wacht graag de actuele cijfers van TNO af. Indien de nieuwe cijfers aanleiding geven tot meer aandacht, zal ik mijn beleid daar op aanpassen en/of andere partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Ook zal ik dan meer inzoomen op mogelijke verklaringen en de vergelijking met het buitenland.
De overheid adviseert geen alcohol te drinken wanneer je zwanger wilt worden, zwanger bent of borstvoeding geeft. Bij zwangerschap bestaat geen veilige hoeveelheid alcohol. Dit is in lijn met het advies van de Gezondheidsraad in 2005. Dit wordt gecommuniceerd via websites als alcoholinfo.nl (Trimbos-instituut), alcoholenzwangerschap.nl (Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid STAP), de site van het Voedingscentrum en strakszwangerworden.nl (RIVM). En via folders als «Zwanger!» (RIVM, NVOG2, KNOV3, NHG4, VVAH5, Erfocentrum) en «Wat je moet weten over alcohol en roken voor, tijdens en na de zwangerschap» (Trimbos-instituut en STAP).
De online interventie «Negen Maanden Niet» geeft advies op maat aan zwangeren. Het is ontwikkeld door STAP en de Universiteit Maastricht en is door het Loket Gezond Leven beoordeeld als «Goede aanwijzingen voor effectiviteit».
Voor de verloskundigen is een leidraad ontwikkeld hoe de verloskundige het onderwerp alcohol tijdens preconceptie consulten en daarop volgende consulten kan bespreken en adviseren niet te drinken tijdens de zwangerschap. In opdracht van het Partnership Vroegsignalering Alcohol is een e-learning module voor verloskundigen (in opleiding) ontwikkeld, gericht op het verbeteren van vroegsignalering en het bespreekbaar maken van alcoholgebruik bij zwangere vrouwen door verloskundigen. De e-learning module is geaccrediteerd door de KNOV.
Verder is er voor zorgverleners de NHG-Standaard Preconceptiezorg. Deze standaard geeft richtlijnen voor advisering aan paren met een kinderwens. De standaard is opgesteld door huisartsen, verloskundigen en gynaecologen en wordt door deze drie beroepsgroepen in de praktijk gebruikt. Deze standaard bevat het advies om tijdens de zwangerschap geen alcohol te drinken; dit conform het advies van de Gezondheidsraad.
Verder hebben gemeenten via de Wet Publieke Gezondheid een belangrijke taak als het gaat om prenatale voorlichting.
De Minister van VWS heeft eind vorig jaar het College Perinatale Zorg gevraagd om te komen met een plan van aanpak voor preventie (waaronder alcoholpreventie). Dat plan verschijnt dit najaar. Mogelijk biedt dat extra aanknopingspunten.
Tot slot wil ik niet onbenoemd laten het zwangerschapspictogram van de alcoholproducenten. In 2013 is op mijn verzoek een start gemaakt met de inspanning van de alcoholbranche in Nederland (bier, wijn en gedistilleerd) om het zwangerschapspictogram zoveel mogelijk op de etiketten van alcoholhoudende drank te laten plaatsen.
Onlangs heeft de STIVA6 mij geïnformeerd over de stand van zaken van de invoering van het zwangerschapslogo. Daaruit blijkt dat in 2015 67% van het volume dat op de Nederlandse markt wordt verkocht door de sector wijn, het zwangerschapspictogram bevat.7 Voor de sector bier8 betreft dit percentage 92%9 en voor de sector gedistilleerd 60%.10
Hoe duidt u dat zwangere vrouwen die alcohol drinken behoorlijk meer zijn gaan drinken? Wat gaat u doen om deze hardnekkige trend te stoppen, en om te buigen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe komt het dat Nederland zo tolerant is ten aanzien van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap? Hoe verhouden de cijfers in onderhavig artikel zich tot andere Westerse landen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, nu we op landelijk niveau weten welke zwangere vrouwen drinken, er een gerichte campagne moet komen? Zo ja, wanneer en hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke bewezen effectieve interventies zijn er om zwangere vrouwen en/of vrouwen met een kinderwens te laten stoppen met drinken? Welke interventies worden al toegepast, en in welke aantallen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre bent u van mening dat verloskundigen en huisartsen beter getraind moeten worden om vasthoudend op te treden tegen drinkende zwangere vrouwen of drinkende vrouwen met een kinderwens?
Zie antwoord vraag 2.
De vertraging van de dopingwet |
|
Michiel van Nispen |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over de tv-uitzending waarin aandacht wordt besteed aan het belang van een snelle behandeling van de Dopingwet? Kunt u uw antwoord toelichten?1 2
Ik heb kennis genomen van de uitzending en geen feitelijke onjuistheden geconstateerd.
Kunt u een uitgebreide toelichting geven met welke reden de voorgenomen Dopingwet al sinds 2010 op zich laat wachten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De voorgenomen Wet uitvoering antidopingbeleid (Wuab) is noodzakelijk gebleken om ervoor te zorgen dat het verwerken van persoonsgegevens in het kader van dopingcontroles een juiste wettelijke basis heeft. De aanname dat het verenigingsrecht een voldoende basis vormde, was door nieuwere rechtskundige inzichten onhoudbaar gebleken. Bij brief van 1 december 2014 (Kamerstuk 30 234, nr. 117) is uitgebreid ingegaan op de achtergronden en overwegingen daaromtrent en op de oplossingsrichting. Bij brief van 18 augustus 2015 (Kamerstuk 30 234, nr. 135) heb ik aangegeven wat de reden is van verder uitstel van indiening van het wetsvoorstel aan uw Kamer.
Deelt u de mening dat een ontwikkeld land als Nederland die veel topsporters heeft, voorop zou moeten staan in de bestrijding van doping? Zo ja, hoe gaat u dit spoedig bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Het gebruik van doping is door vrijwel alle sportorganisaties verboden, omdat het een overtreding is van een spelregel. Het handhaven van de spelregels is een verantwoordelijkheid van de sportorganisaties. Nederland is een land dat een sterke sportsector heeft. Deze sector moet in staat worden geacht dopinggebruikers via het sporttuchtrecht aan te pakken. Het is in eerste aanleg aan de sportorganisaties om voorop te willen gaan in de strijd tegen doping. Waar nodig ondersteunt de overheid. De Nederlandse overheid heeft deze ondersteuning gestalte gegeven door het verstrekken van structurele (instellings)subsidie aan de Dopingautoriteit en projectsubsidies. Verder heeft de overheid zorg gedragen voor de aansluiting bij twee verdragen: Overeenkomst ter bestrijding van doping van de Raad van Europa (1989) en het Internationaal Verdrag tegen doping in de sport van UNESCO (2005). Die verdragen vereisen ook zorgvuldige procedures en rechtsbescherming van verdachte sporters. Zoals aangegeven in de brief van 1 december 2014 (Kamerstuk 30 234, nr. 117) streeft de regering naar een balans tussen effectieve bestrijding van doping en bescherming van de privacy en andere rechten van de betrokken sporters.
Vindt u het wenselijk dat Nederland in vergelijking met andere Europese landen ver achter ligt met de bestrijding van doping? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit de periodieke rapportages van de Raad van Europa en UNESCO blijkt niet dat Nederland achter loopt met de bestrijding van doping. Zie voor de rapportage met betrekking tot de Overeenkomst ter bestrijding van doping van de Raad van Europa: http://www.coe.int/t/dg4/sport/Doping/Antidoping_database/Reports/2010/T-DO_2012_07_EN_FINAL_AnnualReport_2010.pdf
Zie voor de rapportage met betrekking tot het Internationaal Verdrag tegen doping in de sport van UNESCO: http://unesdoc.unesco.org/images/0022/002227/222725e.pdf
Wat vindt u ervan dat het aantal dopingcontroles in Nederland met een kwart is afgenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik acht het onwenselijk dat het aantal controles is verminderd. In de verantwoordelijkheidsverdeling aangaande de uitvoering van het dopingbeleid is de sportsector verantwoordelijk voor het financieren van de dopingcontroles. Ik ben in gesprek met de Dopingautoriteit en NOC*NSF over het achterblijven van het aantal controles.
Vindt u het wenselijk dat veel dopinggebruikers nu de dans ontspringen, omdat het nog anderhalf jaar kan duren tot de Dopingwet kan worden ingevoerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dopinggebruikers kunnen onder de huidige regelgeving tuchtrechtelijk worden aangepakt. De voorgenomen Wuab is daartoe niet noodzakelijk.
Waarom stelt u geen prioriteit aan de bestrijding van doping? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb extra middelen vrijgemaakt voor een cultuurverandering in het wielrennen en heb afgelopen voorjaar een nationale conferentie georganiseerd en wederom extra geld vrijgemaakt. Zie verder mijn antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat Nederland een voorbeeld moet nemen aan veel andere Europese landen, en haar geloofwaardigheid niet op het spel moet laten zetten door opnieuw de behandeling van de Dopingwet uit te stellen?
Ik acht niet dat de geloofwaardigheid van Nederland op het spel staat door het uitstel van het indienen van de voorgenomen Wuab. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid de verschillende adviescolleges die een oordeel geven over de Dopingwet te verzoeken zo snel mogelijk hun advies te sturen, zodat de Kamer snel over kan gaan tot behandeling van de wet? Zo nee, waarom niet?
Ik heb met de Algemene Rekenkamer en het College bescherming persoonsgegevens contact gehad over een zo spoedig mogelijke advisering over de voorgenomen Wuab. Ik ga evenwel niet over de prioritering van deze colleges. Ik verwacht beide adviezen binnenkort, waarna de gebruikelijke procedures zullen worden gevolgd voorafgaande aan het indienen van wetsvoorstellen aan uw Kamer.
Het gebruik van “supercookies” door Vodafone |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vodafone gebruikt omstreden supercookies die app- en surfgedrag doorgeven»?1
Ja.
Welke wet- of regelgeving geldt er in Nederland ten aanzien van het gebruiken van de in het bericht genoemde «supercookies»?
Allereerst is het belangrijk te weten dat het aangehaalde bericht betrekking heeft op het meesturen van zogenaamde ASID-headers door de netwerkaanbieder.
De term «supercookie» is verwarrend, aangezien er geen informatie op het randapparaat van de eindgebruiker wordt geplaatst of gelezen, zoals bij cookies wel het geval is. ASID staat voor Anonymous Subscriber Identification. Bij het gebruik van ASID-headers stuurt de aanbieder van de internettoegangsdienst een identificerende code mee met de data die een eindgebruiker verstuurt bij het bezoeken van een internetadres. Als ASID-headers worden gebruikt om eindgebruikers te identificeren, is er sprake van verwerking van persoonsgegevens. Hierop is de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) van toepassing. Aangezien er bij het meesturen van ASID-headers geen informatie op het randapparaat van de eindgebruiker wordt geplaatst of gelezen is artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet hierop niet van toepassing. Dit neemt niet weg dat ik de ontwikkelingen ten aanzien van het gebruik van ASID-headers ook zal volgen vanuit mijn verantwoordelijkheid vanuit de Telecommunicatiewet.
Is het gebruik van «supercookies» in Nederland toegestaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Wbp moet de betrokkene worden geïnformeerd over de verwerking van persoonsgegevens door middel van het meesturen van ASID-headers aan het uitgaand verkeer van een gebruiker van mobiel internet.
Voor het verwerken van persoonsgegevens is bovendien een van de in artikel 8 Wbp genoemde verwerkingsgrondslagen vereist. Een ASID-header kan bijvoorbeeld gebruikt worden om veilig internetbankieren via een mobiel netwerk mogelijk te maken. Het is dan denkbaar dat het meesturen van een ASID-header noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is. Als er geen noodzaak is een ASID-header mee te sturen voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, dan zal er meestal ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene vereist zijn.
Waarom worden in de Verenigde Staten supercookies niet meer gebruikt? En wat zegt dat over het toestaan van het gebruik van «supercookies» in Nederland?
Dat is mij niet bekend. Wel leid ik uit het in vraag 1 genoemde krantenartikel af dat men in de Verenigde Staten met het gebruik is gestopt onder politieke druk. Dat men in de Verenigde Staten geen ASID-headers meer gebruikt zegt mijns inziens niets over het toestaan van dergelijke praktijken in Nederland.
Indien het gebruik van «supercookies» in Nederland is toegestaan, welke beperkingen gelden daarvoor en wie houdt toezicht op het naleven daarvan?
Zie het antwoord op vraag 3. Het College bescherming persoonsgegevens houdt toezicht op de naleving van de Wbp.
In hoeverre kunnen telecomaanbieders die «supercookies» gebruiken daarmee informatie vergaren waarmee de privacy van hun klanten kan worden geschonden? En hoe kunnen klanten voorkomen dat er sprake is van dergelijke privacyschendingen?
Dat kan binnen de hiervoor in het antwoord op vraag 3 geschetste grenzen. Dit betekent veelal dat (ondubbelzinnige) toestemming vereist is voor het verwerken van de (persoons)gegevens. Een internetgebruiker kan een eventuele schending van de wettelijke verplichtingen door de aanbieder niet voorkomen. Wel kan een internetgebruiker in voorkomend geval een klacht indienen bij de toezichthouder indien hij vermoedt dat de wettelijke regels zijn overtreden.
Is het waar dat programma’s waarmee gebruikers zich tegen ongewenste inbreuken op hun privacy of surfgedrag willen beschermen, in het geval van supercookies niet werken? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Het is juist dat bedoelde programma’s niet gebruikt kunnen worden om het volgen van een internetgebruiker door middel van ASID-headers te voorkomen.
Deelt u de mening dat het niet aan een telecomaanbieder is om te bepalen of de inzet van «supercookies» «functioneel» is maar dat de klant dat moet kunnen bepalen en dat de klant moet kunnen bepalen of hij supercookies wenst te aanvaarden? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals hiervoor aangegeven moet de internetgebruiker over het gebruik van ASID-headers worden geïnformeerd en zal vaak toestemming van de internetgebruiker nodig zijn. Hierop zijn, zoals ook hiervoor is aangegeven, echter uitzonderingen. Het is primair de verantwoordelijkheid van de aanbieder te beoordelen of hij toestemming moet vragen of een beroep kan doen op een andere grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens. Maakt hij daarbij een verkeerde beoordeling dan kan door de toezichthouder daartegen worden opgetreden. Het lijkt niet zinvol een systeem in te voeren waarbij de internetter ook om toestemming wordt gevraagd in situaties waarbij daar geen enkele reden toe is.
Het bericht dat ouderen afzien van zorg wegens geldgebrek |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Gezondheid lijdt onder geldgebrek; ouderen zien af van zorg»1?
Ik heb kennis genomen van berichten hierover in de media. Ik vind het, zoals in het artikel geschetst wordt, een slechte zaak als mensen zonder overleg met hun arts stoppen met hun medicijngebruik of afzien van een controle bij de specialist. Als de betreffende arts een huisarts is, valt dit bezoek – zoals bekend – niet onder het eigen risico. Tandheelkundige zorg, die ook als voorbeeld is genoemd, maakt (behoudens enkele uitzonderingen) geen deel uit van het wettelijk verzekerd pakket en het bijbehorende eigen risico. Burgers dragen zelf de kosten hiervoor, tenzij zij hiervoor eerder een aanvullende verzekering hebben afgesloten.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat ouderen zich gedwongen voelen wegens geldgebrek te stoppen met noodzakelijke medicijnen om het eigen risico niet helemaal te hoeven opsouperen?
Zoals al eerder gemeld aan uw Kamer wordt op dit moment nader onderzoek verricht naar aard en omvang van zorgmijding. Dat onderzoek zal in oktober gereed zijn en laat het Ministerie van VWS samen met de Consumentenbond, de Landelijke Huisartsenvereniging en Zorgverzekeraars Nederland uitvoeren. Het is mijn bedoeling het onderzoeksrapport voor de begrotingsbehandeling aan uw Kamer te zenden. Overigens wordt in de zorgtoeslag, die ook veel ouderen ontvangen, al ten dele rekening gehouden met het eigen risico. Mensen met een minimum inkomen betalen in Nederland in 2015 gemiddeld € 454 aan nominale premie, inclusief gemiddeld eigen risico (ter vergelijking dit was in 2006 € 521).
Hoe gaat u voorkomen dat ouderen zonder overleg met een arts hun medicijngebruik beperken of stoppen, of een noodzakelijke controle bij een specialist overslaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe rijmt u dit zorgmijden met het feit dat zorg voor asielzoekers helemaal gratis is?
Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is in Nederland verantwoordelijk voor de organisatie van de toegang tot de zorg voor asielzoekers. De voorzieningen die door het COA op grond van «Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005» aan asielzoekers worden verstrekt hebben uitsluitend betrekking op diegenen die niet beschikken over voldoende middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. In de eerste dagen na aankomst in een asielzoekerscentrum wordt voor iedere nieuwe bewoner nagegaan of de nieuwe bewoner in staat is met eigen middelen te voorzien in het eigen levensonderhoud. Hiervoor wordt een verklaring wel of geen eigen vermogen getekend.
De asielzoekers die naar Nederland komen zijn veelal gevlucht uit gebieden waar sprake is van een ernstige mensenrechten- en veiligheidssituatie. Nederland biedt vluchtelingen bescherming. Hierbij voorziet Nederland ook in opvang en onderdak tot dat huisvesting in de gemeente aan de orde is en mensen weer op eigen benen kunnen staan. Zodra deze mensen zijn gehuisvest in de gemeenten zijn zij – net als andere ingezetenen van Nederland – verplicht een zorgverzekering af te sluiten inclusief eigen risico. De overheid neemt in de periode van verblijf bij het COA daar waar van toepassing de kosten voor de medische zorg van deze mensen op zich.
Deelt u de mening dat asielzoekers, die veelal met iPhones, merkkleding en veel geld op zak naar Nederland komen, net als gewone Nederlanders voor hun zorgverzekering en hun eigen risico moeten betalen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer gaat u dit regelen?
Zie antwoord vraag 4.