Het bericht ‘Kraamafdeling Vlietland moet open blijven’ |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het ziekenhuisbestuur van het Vlietland Ziekenhuis het voornemen heeft de kraamafdeling te sluiten?1
Ik heb begrepen dat het ziekenhuis voornemens is acute verloskunde te concentreren op één locatie om zo de hoogste kwaliteit van zorg rondom bevallingen te bieden. Deze locatie beschikt, zo meldde het ziekenhuis, over optimale faciliteiten, bijvoorbeeld voor de opvang van erg zieke baby’s. Het ziekenhuis is van mening dat concentratie van specialistische kennis en ervaring leidt tot verhoging van de kwaliteit en capaciteit. De ambulante zorg (poliklinieken) blijft op alle vijf locaties met een breed aanbod beschikbaar.
Heeft u deze verontrustende signalen ook ontvangen? Zo ja, wat heeft u met deze signalen gedaan? Kunt u aangeven wat de redenen zijn die het Vlietland Ziekenhuis aangeeft voor het willen sluiten van de kraamafdeling?
Ik heb de berichten in de media gelezen over het voornemen tot concentratie van zorg van het Franciscus Gasthuis & Vlietland. Het ziekenhuis heeft mij laten weten dat zij na hun bestuurlijke fusie aan het kijken zijn hoe zij de zorg zo goed mogelijk verder kunnen inrichten als één ziekenhuis met vijf locaties.
Deelt u de mening dat de kraamafdeling van het Vlietland Ziekenhuis open moet blijven? Zo nee, waarom bent u deze mening niet toegedaan?
Het is niet aan mij om te bepalen of een afdeling in een ziekenhuis open moet blijven. Zolang wordt voldaan aan de normen van kwaliteit en bereikbaarheid zie ik geen reden om mij hiermee te bemoeien.
Is het correct dat het voornemen om de kraamafdeling van het Vlietland Ziekenhuis te sluiten een direct gevolg is van de fusie tussen het Vlietland Ziekenhuis en het Sint Franciscus Gasthuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Na de fusie is één ziekenhuis met vijf locaties ontstaan. Het ligt voor de hand dat het bestuur van het ziekenhuis vervolgens gaat kijken op welke locatie welke zorg het beste kan worden geboden. De motivatie om te fuseren hing samen met de ambitie van de ziekenhuizen om te voldoen aan alle ontwikkelingen in de ziekenhuiszorg. Ten tijde van de bestuurlijke fusie is er volgens het ziekenhuis gecommuniceerd dat behandelingen in de loop der tijd zouden kunnen worden geconcentreerd.
Wat weegt in het voornemen om de kraamafdeling Vlietland te sluiten zwaarder: schaalgrootte en efficiëntie, of de belangen van de inwoners en de volksgezondheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte heeft in december 2009 een advies uitgebracht om de geboortezorg in Nederland te verbeteren. De kwaliteit van zorg staat centraal, waarbij een goede bezetting 24/7 van groot belang is, evenals de aanwezige faciliteiten. Ik ga er dan ook vanuit dat er constructief wordt overlegd tussen het ziekenhuis en andere partijen en dat zij alle relevante factoren in beschouwing nemen om te komen tot zo gezond en veilig mogelijke zorg voor moeder en kind.
Zou u het verantwoord vinden als zowel Vlaardingen als Schiedam, samen goed voor ruim 145.000 inwoners, niet meer over een kraamafdeling beschikken, en zwangere vrouwen naar het Sint Franciscus in Rotterdam moeten reizen? Blijft veilig bevallen voor alle vrouwen in deze twee gemeenten bij eventuele sluiting van de kraamafdeling nog bereikbaar en gegarandeerd? Is dit niet strijdig met de uitgangspunten verwoord in «Een goed begin», waarin onder andere gepleit wordt voor klinische bevallingsmogelijkheden in elke regio?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik hecht veel waarde aan de bereikbaarheid van acute verloskundige zorg. Zowel het Sint Franciscus Gasthuis als het Vlietland Ziekenhuis zijn geen gevoelige ziekenhuizen volgens de analyse gevoelige ziekenhuizen van het RIVM. Het is de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van het Franciscus Gasthuis en Vlietland ziekenhuis om, in overleg met betrokken partijen, te zorgen voor een adequate infrastructuur die voldoet aan de relevante richtlijnen en regelgeving.
Is dit wat u verstaat onder «Dichtbij betere Zorg», waarin u ooit een lans brak voor het streekziekenhuis?3 Kunt dit toelichten?
Ik vind streekziekenhuizen van groot en vaak onderschat belang als onderdeel van de medisch specialistische zorg. Ook een klein streekziekenhuis moet kwaliteit leveren. Daarbij hoort de vraag «wat kun je zelf en wat niet?». Complexe ingrepen waarvan je er maar weinig doet, horen elders thuis, voor- en nazorg in het regioziekenhuis. De bezetting die soms 24/7 nodig is, bijvoorbeeld voor verloskunde, moet kunnen worden gerealiseerd. Verschillende teams op steenworp afstand die beide 24/7 paraat zijn maar feitelijk weinig te doen hebben is ook niet erg verstandig en duurzaam. Daarom is maatwerk nodig en zijn beslissingen verschillend in verschillende situaties.
Klopt het dat er geen wetenschappelijk onderzoek is dat aantoont dat schaalvergroting niet tot problemen of minder sterfte leidt, of juist tot betere zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is mij geen wetenschappelijk onderzoek bekend dat in den brede aantoont dat schaalvergroting leidt tot minder sterfte of minder problemen. Het beleid is ook niet gericht op schaalgrootte, maar juist genuanceerd: complexe zorg concentreren en niet complexe zorg deconcentreren. Voor de concentratie van ziekenhuiszorg is op dit moment één wettelijke ondergrens van belang, te weten de 45 minutennorm voor acute zorg. Deze norm kent inmiddels geen medische onderbouwing meer, maar is voor mij erg belangrijk als het gaat om het behoud van een goede spreiding en infrastructuur van ziekenhuiszorg in Nederland. Daarnaast is de zorgplicht van de zorgverzekeraar van belang voor de spreiding van de medisch specialistische zorg in Nederland. Het is de verantwoordelijkheid van verzekeraars om voldoende zorg in te kopen om jegens hun verzekerden aan de zorgplicht te kunnen voldoen. Via de zorginkoop kunnen verzekeraars sturen op de spreiding van zorgvoorzieningen en kunnen zij partijen vragen om tot inhoudelijke afstemming te komen. Ook kan de zorgverzekeraar innovatieve oplossingen stimuleren en financieren. Door zijn inkooprol heeft de zorgverzekeraar dus zowel de positie als de mogelijkheid om concentratie, spreiding, kwaliteit en bereikbaarheid in de regio te realiseren.
Is het niet beter plannen op het terrein van de kraamzorg en plannen over het eventueel sluiten van kraamzorgafdelingen mee te nemen in een landelijke planning die wordt gemaakt in het kader van een nationaal netwerk ziekenhuizenplan? Zo ja, welke acties gaat u daartoe inzetten? Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Ik ben niet bekend met een landelijke planning in het kader van een nationaal netwerk ziekenhuizenplan. Naar mijn idee is het van belang om goed te kijken naar de lokale en regionale context als het gaat om spreiding en/of concentratie van zorgvoorzieningen en daarover tijdig en constructief in overleg te gaan met betrokken partijen.
De financieringsproblemen bij specialistische psychische hulp voor mensen met kanker |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u de reeds gestelde vragen 1 en 2 nogmaals beantwoorden, en ditmaal wel in ogenschouw nemende dat deze betrekking hebben op psycho-oncologische centra, zoals het Helen Dowling Instituut (professionele GGZ-instelling), dus niet op inloophuizen (vrijwilligersorganisatie)?1
In mijn eerdere antwoord heb ik u geïnformeerd over mijn voornemen om met partijen een overleg te organiseren over de psychosociale zorg bij somatische aandoeningen. Dat overleg heeft inmiddels geresulteerd in het rapport «Psychosociale zorg bij ingrijpende somatische aandoeningen», dat ik u 27 oktober jl. heb toegezonden2. Dit rapport toont dat er brede overeenstemming is over hoe de psychosociale zorg er in het huidige zorgstelsel en binnen de huidige wettelijke kaders en bekostigingssystemen uit dient te zien. Psychosociale zorg is een onlosmakelijk onderdeel van de behandeling van een ernstige somatische aandoening, ook wat betreft financiering.
Tegelijkertijd blijkt uit het rapport dat het in de praktijk niet werkt zoals we zouden willen. De door de werkgroep geformuleerde bevindingen en daaruit voortkomende acties bieden een aanzet om er voor te zorgen dat de theorie ook goede praktijk wordt. Binnenkort overleg ik met betrokken partijen wie welke actie gaat oppakken en wanneer dat gereed moet komen. Ik heb goede hoop dat ook psycho-oncologische centra, zoals het Helen Downing Instituut, baat zullen hebben bij de acties die door partijen in dat kader ontplooid zullen worden. Daarbij is het natuurlijk ook aan zorgaanbieders en professionals zelf om de handschoen op te pakken, bijvoorbeeld op het gebied van uniformiteit in de psychosociale zorg, en op het gebied samenwerking tussen de verschillende spelers in de keten, zoals de huisarts, het ziekenhuis, de psycho-oncologische centra en over de plaats die het verdient in de richtlijnen.
Zoals ik al eerder aangaf ga ik als Minister niet over de bedrijfsvoering van individuele zorgaanbieders. Dat geldt ook voor de bedrijfsvoering van psycho-oncologische centra. Ik ben er ten principale niet op tegen dat een zorginstelling deels private financiering inzet, bijvoorbeeld op basis van giften en «fundraisings». Over hoe groot dat deel moet of kan zijn of wat wenselijk is, heb ik geen oordeel.
Indien de psycho-oncologische zorg onderdeel uit maakt van de DOT/somatische DBC (DBC: DiagnoseBehandelCombinatie)(DOT: DBC's op weg naar transparantie), zoals u voorstelt, wat gebeurt er dan wanneer er zich psychische problemen voordoen nadat die is gesloten?
Een van de bevindingen van het rapport is dat er sprake is van medisch specialistische zorg zolang het somatische zorgtraject doorloopt. Wanneer het somatische zorgtraject is beëindigd ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de huisarts, die zo nodig kan verwijzen naar de geneeskundige ggz. In het rapport wordt benadrukt dat nader uitgewerkt moet worden hoe lang psychosociale (na)zorg onderdeel van het somatisch traject blijft. Ook dit actiepunt wordt meegenomen in het vervolgtraject. Daarbij is wat mij betreft van belang dat, voor zover dat nu nog niet het geval is, de zorg bekostigd kan worden binnen de DOT-systematiek zolang het onderdeel is van de medisch specialistische zorg.
Indien de psycho-oncologische zorg onderdeel uit maakt van de DOT/somatische DBC, zoals u voorstelt, kunnen dan ook partner en/of kinderen van de patiënt aanspraak maken op die hulp? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor zover de ondersteuning van partner en kinderen noodzakelijk onderdeel is van de psychosociale zorg die de patiënt als onderdeel van het somatische zorgtraject ontvangt, valt dit onder de verzekerde aanspraak voor medisch specialistische zorg.
Erkent u dat de psycho-oncologie een vak apart is – een specialisme binnen de GGZ – en dat desbetreffende centra dusdanige gespecialiseerde professionele zorg leveren die niet geleverd kan worden door huisartsen, medisch specialisten, maatschappelijk werk, inloophuizen en reguliere GGZ-instellingen?
Ik erken dat psychosociale zorg bij ingrijpende somatische aandoeningen, zoals kanker, specifieke expertise kan vereisen. Ik ben het niet met u eens dat alleen psycho-oncologische centra deze expertise in huis (kunnen) hebben. Ook andere zorgaanbieders kunnen deze expertise in huis hebben, of ervoor zorgen dat ze expertise in huis halen. Dat is in de praktijk ook het geval. Het is daarom van belang dat voor iedereen inzichtelijk is waar deze expertise beschikbaar is. Minstens zo belangrijk is het dat er goede integrale richtlijnen komen, waarin alle aspecten van deze zorg worden geborgd. In de aanbiedingsbrief bij eerder genoemd rapport heb ik de beroepsgroepen opgeroepen om zich hier samen met patiënten en verzekeraars mee aan de slag te gaan. Ik verwacht dat tijdens het komende overleg duidelijk wordt welke partijen de handschoen zullen oppakken.
Bent u vanuit uw rol als systeemverantwoordelijke van mening dat het voortbestaan van psycho-oncologische centra en de zorg die zij leveren, van belang is en onderdeel uitmaakt van de zorgplicht van zorgverzekeraars? Garandeert u dat er voldoende budget is om deze zorg te kunnen blijven bieden?
De zorgplicht van zorgverzekeraars geldt ook voor de psychosociale zorg bij ingrijpende somatische aandoeningen. Zorgverzekeraars dienen ervoor te zorgen dat patiënten de zorg kunnen krijgen waar zij recht op hebben. Zoals ik al aangaf kan psychosociale zorg bij ingrijpende somatische aandoeningen behalve door psycho-oncologische centra ook door andere aanbieders worden aangeboden. Zorgverzekeraars moeten voldoende zorg inkopen om aan de zorgplicht te kunnen voldoen, maar het is aan hen om te bepalen bij welke aanbieders zij deze zorg inkopen.
De normering van pyrazol in de Maas en Rijn |
|
Eric Smaling |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u duidelijk toelichten hoe men tot de verhoging van de toegestane concentratie pyrazol van 1 microgram per liter naar 15 microgram per liter is gekomen?1
De 1 μg/l betreft een signaleringswaarde. Deze is vastgelegd in Drinkwaterbesluit en Drinkwaterregeling, en bedoeld als signalering dat nader onderzoek moet plaatsvinden.
Een toxicologisch onderbouwde milieukwaliteitseis voor de opkomende stof pyrazol ontbreekt nog op dit moment, evenals een norm voor pyrazol bij de innamepunten en drinkwater. Daarom heb ik een tijdelijke maximale concentratie van 15 μg/l aangegeven voor de inname van water voor de drinkwaterbereiding. Deze waarde is gebaseerd op onderzoek door het Crisis Expert Team (CET) Milieu en Drinkwater. Daarbij is een conservatieve berekening gehanteerd, vanwege de beperkt beschikbare toxicologische informatie voor pyrazol. Uitgangspunten voor deze tijdelijke maximale waarde zijn dat de blootstelling niet langer duurt dan maximaal 2 jaar en dat de emissies in de tussentijd zo spoedig mogelijk worden teruggedrongen. De tijdelijke maximale concentratie is bepaald op verzoek van en in afstemming met de betrokken partijen; de drinkwaterbedrijven, VEWIN, Unie van waterschappen en Waterschap Roer en Overmaas.
Zie voor meer informatie mijn eerdere antwoord op vragen van het lid Jacobi (ons kenmerk IenM/BSK-2015/187039 Uw kenmerk 2015Z16417).
Deelt u de mening dat het tijdelijk verhogen van de grenswaarde pyrazol een verkeerd signaal afgeeft, nu bedrijven hierdoor niet gedwongen worden zo snel mogelijk orde op zaken te stellen?
Nee. Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven hebben beide waarden een verschillende werking.
Zijn er consequenties voor het bedrijf Sitech, nu blijkt dat er nog steeds sprake is van pyrazollozing? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het bevoegd gezag dat moet toezien op het nakomen van de vergunning is het Waterschap Roer en Overmaas. Dit waterschap heeft op 8 oktober jl. per direct handhavend opgetreden tegen de overschrijding van de toegestane waarden en heeft aan Sitech een last onder dwangsom opgelegd.
Op welke wijze wordt de komende twee jaar teruggegaan naar een concentratie van 1 microgram per liter? Welke gevolgen heeft het wanneer deze concentratie na twee jaar nog niet terug op niveau is?
De lozing van pyrazol dient te voldoen aan het landelijk beleid, dat wil zeggen het voorzorgbeginsel en de Best Beschikbare Technieken. De restlozing wordt beoordeeld aan de hand van een toxicologisch onderbouwde milieukwaliteitseis, de tijdelijk toegestane concentratie voor drinkwaterinname en het maximaal terugdringen van de emissies. In mijn brief aan de drinkwaterbedrijven (kenmerk IenM/BSK-2015/172095) geef ik aan dat het ministerie samen met de stakeholders werkt aan een protocol dat een handelingsperspectief moet bieden bij dit soort gevallen van verhoogde concentraties onbekende antropogene stoffen. In dit traject zal ik beoordelen of de regelgeving met betrekking tot de normering van onbekende antropogene stoffen aanpassing behoeft. Ik wil daar niet op vooruitlopen.
Klopt het dat Duitsland veel minder strenge regels hanteert, waardoor de toegestane concentratie van pyrazol daar velen malen hoger ligt dan in Nederland? Op welke (overige) punten komen de normen voor de waterkwaliteit in het stroomgebied van Rijn en Maas niet overeen?
Pyrazol is een antropogene stof waarvoor nog geen toxicologisch onderbouwde milieukwaliteitseis of norm is vastgelegd in de regelgeving, voor zowel de waterkwaliteit in het oppervlaktewater als voor drinkwater. Dit is ook in Duitsland het geval. Duitsland (het Umweltbundesambt, UBA) hanteert uit voorzorg vooralsnog een gezondheidskundige oriënteringswaarde in drinkwater van 3 μg/l, deze geldt voor een levenslange blootstelling.
In de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn zijn voor de zogeheten Rijnrelevante stoffen gezamenlijke normen afgeleid. Deze komen overeen, maar alle landen hanteren voor nationaal relevante stoffen eigen normen. In de Maas hanteert men voor de Maasrelevante stoffen de nationale normen, maar wordt wel gewerkt aan afstemming om de verschillen in normen te verkleinen of te verklaren. Over pyrazol wisselen Nederland en Duitsland informatie uit, onder andere hoe we van de aanpak van zo’n opkomende stof van elkaar kunnen leren. Dit zal ook in de ICBR en IMC besproken worden.
Bent u bereid om in Europees verband een striktere normering van pyrazol te bepleiten?
Het is vooralsnog onduidelijk hoe wijdverbreid pyrazol aanwezig is in het Nederlandse en Europese watersysteem, en hoe hoog de concentratie pyrazol is in oppervlaktewateren die niet door industriële emissie zijn belast. Indien pyrazol wijdverbreid voorkomt in het Nederlandse watersysteem, ligt mijn prioriteit bij onderzoek om te komen tot een adequate nationale toxicologisch onderbouwde milieukwaliteitseis en norm bij de innamepunten en drinkwater.
Ook onder de Europese Richtlijn prioritaire stoffen is het mogelijk om te komen tot een Europese milieukwaliteitseis. Daarbij geldt als criterium dat een stof in meerdere lidstaten een probleem moet zijn om voor selectie voor de lijst prioritaire stoffen in aanmerking te komen. Ik zal het onderwerp daarom agenderen op de overleggen van de internationale stroomgebiedscommissies en betreffende werkgroepen van de Europese Commissie.
Wijkagenten die bezoeken brengen aan leden en sympathisanten van de protestgroep AZC-alert |
|
Sietse Fritsma (PVV), Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Huisbezoek van wijkagenten valt niet goed bij leden AZC-alert in Enschede»?1
Ja.
Klopt het dat de politie een huisbezoek heeft gebracht aan mensen waarvan bekend is dat ze hebben geageerd tegen de komst van een AZC in Esmarkerveld?
Het actief contact opnemen met partijen waarvan bekend is of vermoed wordt dat zij een manifestatie willen organiseren maakt deel uit van het dagelijkse werk van de politie. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van het lokale gezag.
Dergelijk contact kan onder meer plaatsvinden in de vorm van een huisbezoek. Door in gesprek te gaan kan spanning worden verminderd en kunnen eventuele openbare-ordeverstoringen of uitingen die de grenzen van het strafrechtelijk toelaatbare overschrijden mogelijkerwijs worden voorkomen. De politie past deze werkwijze toe ongeacht de achtergrond of doelstelling van de betreffende partijen. Ik deel de mening dan ook niet dat deze werkwijze onacceptabel is.
Zo ja, vinden deze huisbezoeken ook elders in het land plaats?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de politie in uniform en met politieauto bij iemand langs gaat, alsof diegene crimineel is, terwijl diegene gewoon op democratische wijze uiting geeft aan zijn mening of gevoel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Als dit intimiderende huisbezoek bedoeld was als bewuste preventieve actie, wordt die dan ook afgelegd bij bijvoorbeeld leden van linkse protestclubs? Zo nee, waarom niet?
Wanneer de politie kennis neemt van voorgenomen manifestaties, al dan niet door aanmelding hiervan bij de gemeente, zal de politie contact zoeken met de organisatie. Dit contact heeft tot doel een indruk te krijgen van de wijze en omvang van manifesteren. Vast onderdeel van deze gesprekken zijn de voorschriften en beperkingen die de burgemeester als lokaal gezag bevoegd is te treffen, conform de Wet Openbare Manifestatie, om de betoging ordelijk en vreedzaam te laten verlopen. Verder worden afspraken gemaakt over de veiligheidsmaatregelen door de organisatie zelf. Met het oog op een ordelijk en vreedzaam verloop kan de politie uit preventief oogpunt tevens aangeven dat wanneer grenzen worden overschreden, er sprake kan zijn van strafbare feiten. Deze actie is in lijn met de reguliere werkwijze van de politie, ongeacht de achtergrond of doelstelling van de betreffende personen. Noch de vrijheid van meningsuiting, noch de daaronder vallende vrijheid om te demonstreren, is hierdoor in het geding.
Probeert u met een bewust preventieve actie te bereiken dat protesten niet plaats zullen vinden of dat mensen die het niet eens zijn met uw beleid de mond gesnoerd wordt?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de politie beter kan worden ingezet voor het opsporen van echte criminelen, bijvoorbeeld gelukszoekers die meisjes aanranden of volksstammen die elkaar te lijf gaan in AZC’s op te pakken en per direct uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft onder andere als taak om de openbare orde te handhaven en daar past deze werkwijze binnen. De politie verricht haar taken in ondergeschiktheid aan het lokale gezag en het is aan het gezag om te prioriteren in het totale takenpakket van de politie.
Gaat u deze intimiderende bezoeken van de politie per direct stoppen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op mijn antwoorden op bovenstaande vragen, is er geen reden om de werkwijze van de politie op dit punt te veranderen. Voorts vinden dergelijke bezoeken zoals gezegd plaats onder verantwoordelijkheid van het lokale gezag.
De afnemende beschikbaarheid van smalspectrum antibiotica |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tv-uitzending waarin de Koninklijke Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) de noodklok luidt over de beschikbaarheid van onder andere het antibioticum Penidural?1
Ja.
Is het u bekend dat smalspectrum antibiotica, zoals Penidural (benzylpenicilline)injecties, Flucloxacilline capsules en Broxil (feneticilline) drank, in toenemende mate van de Nederlandse markt verdwijnen?
Voor zover bekend bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is er geen sprake van een toename in het verdwijnen van handelsvergunningen voor smalspectrum antibiotica op de Nederlandse markt. Wel is sprake van toenemende beschikbaarheidsproblemen van geneesmiddelen in het algemeen. Hoe ik daarmee omga heb ik u in mijn brief van 1 oktober 2015 (Kamerstuk 32 620, nr. 165) aangegeven. Wanneer sprake is van een tekort, wordt dit weergegeven op de website van Farmanco, een initiatief van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP). De website www.farmanco.knmp.nl geeft aan waarom een product niet beschikbaar is, wanneer wordt verwacht dat het weer beschikbaar komt en wat eventuele alternatieven zijn.
Bent u ervan op de hoogte dat de slechte beschikbaarheid van smalspectrum antibiotica antibioticaresistentie in de hand werkt?
Ja, zie ook mijn brief van 1 oktober 2015.
Kunt u aangeven hoe het kan dat de smalspectrum antibiotica nog wel beschikbaar zijn in onze buurlanden?
Voor Penidural geld dat dit ook in buurlanden niet beschikbaar is. Een van de grondstoffen van dit geneesmiddel wordt niet meer geproduceerd. Voor de andere smalspectrumantibiotica geld dat het de keuze van de fabrikant is om voor een geneesmiddel al dan niet een handelsvergunning aan te vragen. Daarbij kunnen economische belangen een rol spelen, zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief van 1 oktober jongstleden
Bent u bereid de wet- en regelgeving zo aan te passen dat er geen vertraging voor de patiënt ontstaat door het toestemmingsvereiste op patiëntniveau bij het importeren van alternatieven voor niet-beschikbare medicijnen? Zo ja, op welke termijn kunt u deze aanpassing bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Niet elk geneesmiddelentekort leidt automatisch tot de import van alternatieve middelen op artsenverklaring. Vaak kan een tekort van een middel worden opgelost door substitutie of door een apotheekbereiding. Op de website van Farmanco, het onderdeel van de KNMP dat informatie geeft over tekorten, blijkt dat in de meeste gevallen substitutie mogelijk is. Voor die gevallen dat het tekort alleen kan worden opgelost door import van een middel uit het buitenland heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg mij verzekerd dat ze erop is ingericht om in spoedgevallen zeer snel toestemming te geven voor import op artsenverklaring. De toestemming voor leveren op artsenverklaring wordt aangevraagd door een groothandel, fabrikant of (ziekenhuis)apotheker. De wijze waarop een aanvraag kan worden gedaan, is uitgewerkt op de website van de IGZ. De toestemming wordt vervolgens door de IGZ gegeven per aanvraag en kan meerdere patiënten betreffen. De IGZ eist wel van de aanvrager dat hij een registratie van de artsenverklaringen op patiëntenniveau bijhoudt, maar er hoeft geen toestemming vooraf voor iedere patiënt gegeven te worden. De wettelijke afhandelingstermijn is acht weken, maar indien het een spoedaanvraag betreft wordt deze binnen enkele dagen afgehandeld, meestal nog dezelfde dag. Daarnaast bestaat nog de mogelijkheid om, indien noodzakelijk, gebruik te maken van de algemene ontheffing die het RIVM heeft om ongeregistreerde geneesmiddelen te importeren. Deze ontheffing wordt gebruikt om de volksgezondheid te beschermen in het geval van een uitbraak van besmettelijke ziekten, bij een incident waarbij radioactieve stoffen vrijkomen, of bij een individuele calamiteit met zeer ernstige gevolgen. Met dit instrumentarium denk ik dat er voldoende mogelijkheden voorhanden zijn om adequaat op tekorten te kunnen reageren. In lijn met mijn toezegging tijdens het AO infectiepreventie zal ik de werkgroep Geneesmiddelentekorten vragen of het noodzakelijk is om de procedures rond de import van ongeregistreerde geneesmiddelen te versnellen.
Bent u bereid voor smalspectrum antibiotica, waarvoor Nederland een te kleine markt is met een te laag prijspeil, maatregelen te treffen die reguliere levering voor de kleine Nederlandse markt toch rendabel maken? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen? Zo nee, waarom niet?
In mijn ogen gaat het bij tekorten niet puur en alleen om de prijs van een geneesmiddel. De vraag is ook of er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor farmaceutische zorg en voor het hebben van een gezonde farmaceutische keten in Nederland die tekorten kan opvangen. Het is de verantwoordelijkheid van verzekeraars om er binnen de wettelijke kaders voor te zorgen dat onder andere lage prijzen niet leiden tot beschikbaarheidsproblemen.
Bent u van mening dat zorgverleners die met met kunst en vliegwerk oplossingen vinden voor dit probleem daarvoor financiële compensatie moeten ontvangen?1
Goede informatie aan de patiënt over het gebruik van geneesmiddelen door de farmaceutische zorgverlener is van groot belang en zal een positief effect hebben op de therapietrouw van de patiënt. Juist bij het switchen van medicatie, wat dikwijls het geval is bij een geneesmiddeltekort, is therapietrouw een belangrijk aandachtspunt. Het vinden van oplossingen voor een geneesmiddeltekort en het geven van informatie aan patiënten behoort tot de zorgtaak van apothekers.
Echter, buitensporige verhoging van de werklast van de apothekers door het ontstaan van geneesmiddelentekorten mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van de overige dienstverlening van de apothekers. Ik ben dan ook van mening dat zorgverzekeraars oog dienen te hebben voor de gevolgen van tekorten voor de apothekers en niet alleen op prijs maar ook op kwaliteit van zorg dienen in te kopen, en daar dus ook een adequate financiële vergoeding voor moeten geven.
Als apothekers erin slagen met kunst en vliegwerk een geneesmiddel bij tekorten uit het buitenland te betrekken, bent u dan van mening dat zorgverzekeraars gehouden zijn de prijs van het product volledig te vergoeden?
Zorgverzekeraars kennen een zorgplicht en dienen ervoor te zorgen dat hun verzekerden die zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben en waar zij recht op hebben. Dit betekent dat zorgverzekeraars, wanneer een medicijn tijdelijk niet leverbaar is, binnen de wettelijke kaders een hoger tarief moeten vergoeden tot het maximale tarief, indien de patiënt daarmee de noodzakelijke zorg wel kan krijgen.
Het bericht “Kinderarts Radboudumc opgepakt voor kinderporno” |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Marith Volp (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving omtrent de kinderarts van het Radboudumc die is opgepakt voor kinderporno1 en herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen van hetzelfde lid over een voor het bezit van kinderporno veroordeelde psychiater die werkte met misbruikte patiënten?2
Ja.
Bevat het genoemde bericht feitelijke onjuistheden? Zo ja, welke zijn dat?
Ik ga niet in op de (on)juistheid van berichten in de media met betrekking tot individuele lopende (straf) zaken.
Op basis van de door de politie en Openbaar Ministerie (OM) openbaar gemaakte informatie kan ik u berichten dat de politie op 5 oktober jl. een 39-jarige man heeft aangehouden op verdenking van het bezit van kinderporno. De man is arts op de Kinder Intensive Care van het Radboudumc in Nijmegen en thans op non-actief gesteld.
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er een relatie bestaat tussen het bij verdachte aangetroffen beeldmateriaal en zijn werk in het ziekenhuis.
Klopt het dat de ouders van kinderen die de afgelopen jaren op de betreffende afdeling zijn behandeld, een brief krijgen? Waren alle ouders (en kinderen) al op de hoogte gebracht voordat het nieuws in de media kwam? Zo nee, hoe beoordeelt u dat?
Het Radboudumc heeft alle ouders of verzorgers van patiënten die bij het Radboudumc op de Kinder Intensive Care zijn behandeld in de periode dat de kinderarts daar werkzaam is geweest, per brief geïnformeerd.
Deze brieven zijn verstuurd nadat de politie en het OM kenbaar hadden gemaakt dat de betrokken arts was aangehouden. De reden hiervoor is dat de politie en het OM, gelet op de belangen van het strafrechtelijk onderzoek, leidend zijn bij de informatieverstrekking; het Radboudumc is volgend.
Ik kan mij voorstellen dat de betrokkenen liever geïnformeerd waren voordat berichtgeving hierover in de media verscheen. In de praktijk blijkt dit echter – zoals in het onderhavige geval – niet altijd eenvoudig te realiseren, mede met het oog op strafrechtelijke en strafvorderlijke belangen.
Het Radboudumc heeft, direct nadat het nieuws over de aanhouding naar buiten was gebracht, een verklaring op de website geplaatst en een telefoonlijn opengesteld. Daarmee zijn de eerste vragen en bezorgde reacties opgevangen. Wanneer er na het telefoongesprek nog vragen of ongerustheid bleef bestaan, werden de mensen in contact gebracht met slachtofferhulp of een jeugdarts van de GGD. Ook hebben afdelingshoofden van de Intensive Care en Kindergeneeskunde van het Radboudumc op verzoek mensen teruggebeld.
Wordt aan de ouders van kinderen die de afgelopen jaren op de betreffende afdeling zijn behandeld en die kinderen zelf ook slachtofferhulp aangeboden? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Geeft de aard van het aangetroffen beeldmateriaal naar de huidige stand van het onderzoek inderdaad geen aanleiding om te veronderstellen dat patiënten rechtstreeks slachtoffer zijn geworden? Zo ja, acht u het uitgesloten of zeer onwaarschijnlijk dat de arts slachtoffers onder zijn patiënten heeft gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is er bij de sollicitatie van de kinderarts een verklaring omtrent gedrag gevraagd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, mag dan worden aangenomen dat de arts op dat moment geen voor zijn beroep relevante strafbare feiten op zijn naam had staan?
Bij de indiensttreding van de betreffende arts in november 2011 is geen verklaring omtrent het gedrag (VOG) gevraagd, omdat het Radboudumc op dat moment nog geen VOG verlangde van medisch specialisten. Sinds juni 2013 dienen echter alle medisch specialisten bij indiensttreding bij het Radboudumc een VOG te overleggen.
Ik kan geen uitspaken doen over individuele verdachten, zeker niet zolang de strafrechter zich daarover niet heeft uitgelaten.
Is deze kinderarts eerder aangehouden dan wel veroordeeld voor een zedenmisdrijf? Zo ja, hoe kon deze man het beroep van kinderarts beoefenen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het Openbaar Ministerie (OM) bij een verdenking van een voor het beroep van de verdachte relevant strafbaar feit de werkgever of de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) daarvan op de hoogte zou moeten kunnen stellen en in voorkomende gevallen, zoals in het geval van een kinderarts die met kinderporno in verband wordt gebracht, zou moeten stellen? Zo ja, waarom en hoe verhoudt zich dat tot de huidige praktijk? Zo nee, waarom niet?
In het Samenwerkingsprotocol IGZ-OM (SPW) dat ik bij brief van 30 juni 2015 aan uw Kamer heb gestuurd3, is de wijze van samenwerken en informatie-uitwisseling tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het OM beschreven. Het SPW is aangepast teneinde de afstemming tussen het OM en de IGZ, in gevallen van samenloop van strafrechtelijke en bestuurs- of tuchtrechtelijke handhaving, te verbeteren. Daarnaast informeert het OM de IGZ op grond van het SWP wanneer sprake is van een veroordeling van aan het toezicht van de IGZ onderworpen zorgverleners voor enkele ernstige privédelicten die relevant kunnen zijn voor de beroepsuitoefening, zoals privébezit van kinderporno.
Naast de hierboven genoemde gevallen dat het OM de IGZ informeert over veroordelingen met het oog op een eventueel te starten tuchtrechtelijke procedure, bieden de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de Aanwijzing Wjsg in bijzondere gevallen ook de mogelijkheid om al in een eerder stadium aan de directe werkgever van de betrokkene of aan de IGZ (als toezichthouder) gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek te verstrekken.
In de huidige praktijk houdt dit in dat, indien het OM van oordeel is dat het handelen van een betrokkene zich niet verhoudt met de integere uitoefening van zijn functie of zelfs onveiligheid oplevert voor (kwetsbare) personen, het OM actief kan overgaan tot het verstrekken van informatie over die persoon aan zijn werkgever. Daarmee stelt het OM de werkgever in staat om te beoordelen of rechtspositionele of tuchtrechtelijke maatregelen tegen deze werknemer noodzakelijk zijn. Als maatstaf hanteert het OM hierbij dat de officier van justitie de zaak bewezen acht en besloten heeft om de persoon in kwestie te vervolgen.
Slechts bij hoge uitzondering kan, in het stadium dat wel sprake is van een verdenking maar nog niet kan worden beoordeeld of het onderzoek zal leiden tot een bewijsbare zaak, de werkgever al in kennis worden gesteld. Het moet in die gevallen wel gaan om zeer ernstige feiten en/of risico’s.
De consequenties hiervan voor een betrokkene kunnen diep ingrijpen in zijn of haar persoonlijke levenssfeer. Er moet derhalve wel sprake zijn van zeer sterke aanwijzingen tegen de verdachte.
De keuze tussen het in kennis stellen van enerzijds de directe werkgever en anderzijds de IGZ als toezichthouder, hangt af van het doel dat bereikt moet worden. Als een persoon lopende een strafrechtelijk onderzoek uit zijn omgeving moet worden gehaald, zal het in de rede liggen om de werkgever te informeren.
Zodra uit consulterend overleg met de IGZ blijkt dat de IGZ als toezichthouder (op korte termijn) maatregelen moet kunnen treffen, zal gekozen kunnen worden voor een verstrekking aan de IGZ.
Wat is de stand van zaken van het aanscherpen van het samenwerkingprotocol tussen de IGZ en het OM met betrekking tot het uitwisselen van gegevens in het geval een werknemer in de zorg verdacht wordt van een voor het beroep relevant strafbaar feit?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft u inmiddels zicht op de knelpunten die er in de praktijk en wet- en regelgeving bestaan ten aanzien van de informatie-uitwisseling over strafbare feiten of veroordelingen door zorgverleners kunnen bestaan? Zo ja, wat is de stand van zaken dienaangaande? Zo nee, waarom nog steeds niet?
In het aangescherpte SWP is verder verduidelijkt welke gegevens al dan niet kunnen worden verstrekt tussen de IGZ en het OM. Dit betreft in het bijzonder afspraken over medische gegevens en gegevens inzake veroordelingen van zorgverleners voor ernstige zeden- en levensdelicten, begaan in de privésfeer. De werking van het aangescherpte SWP zal jaarlijks worden geëvalueerd. In deze evaluatie zal onder meer worden betrokken of partijen knelpunten ervaren in de samenwerking en wat de maatschappelijke effecten van de gewijzigde werkwijze zijn.
Acht u het nodig dat de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) of de Aanwijzing Wjsg meer mogelijkheden moeten gaan bieden over informatieuitwisseling over strafbare feiten of veroordelingen naar werkgevers toe? Zo ja, waarom en op welke wijze gaat u hier vorm aan geven? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat acht ik niet nodig. Wanneer er door werkgevers structureel een VOG wordt gevraagd, zie ik geen noodzaak voor verdere uitbreiding van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dit najaar stuurt de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een visie op screenen van natuurlijke personen naar de Tweede Kamer. Met deze visie zal een toetssteen worden geboden aan kwetsbare sectoren, om te zien welke vorm van screening het beste bij de sector past. Het gaat hierbij om periodiciteit van de screening en het te bevragen brontype.
Hoe vaak heeft de IGZ de laatste drie jaar «in het geval zij weet heeft dat een beroepsbeoefenaar strafrechtelijk is veroordeeld voor kinderporno in de privésfeer, of dat dergelijke feiten anderszins zijn komen vast te staan, de tuchtrechter om een oordeel gevraagd»? Acht u de rol en de positie van de tuchtrechter afdoende om te voorkomen dat iemand met een voor het beroep relevant strafbaar feit toch daarin werkzaam blijft? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en welke gevolgen verbindt u daaraan?
De IGZ heeft sinds begin 2013 de tuchtrechter vier keer om een oordeel gevraagd over het verwerven, bekijken en in bezit hebben van kinderporno door een BIG-geregistreerd beroepsbeoefenaar in de privésfeer. Alle vier de klachten werden – hoewel deze strikt genomen geen beroepsmatig handelen betroffen – door de tuchtrechter ontvankelijk verklaard. Dit omdat dergelijk handelen dermate veel weerslag heeft op de beroepsuitoefening respectievelijk de hoedanigheid van de beroepsbeoefenaar zozeer in de kern raakt, dat het geacht wordt een schending van de tweede tuchtnorm op te leveren. De tweede tuchtnorm betreft handelen in de hoedanigheid van een BIG-geregistreerd beroepsbeoefenaar in strijd met het algemeen belang van de zorg. Het tuchtrecht geldt voor de acht in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) genoemde beroepen.
De voornoemde jurisprudentie laat zien dat de tuchtrechter, bij BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren die dit ernstige delict in de privésfeer hebben begaan, kan komen tot een permanente beperking of ontneming van de bevoegdheid om het beroep uit te oefenen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aangekondigd in het voorjaar van 2016 een voorstel tot wijziging van de Wet BIG aan uw Kamer te sturen, waarin wordt voorzien in codificatie van deze jurisprudentie.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft tevens aangekondigd dat in het genoemde wetsvoorstel wordt voorzien in de mogelijkheid voor de tuchtrechter om beroepsbeperkingen op te leggen. Dat kan inhouden een verbod om te werken met (een bepaalde categorie van) patiënten of een verbod om voorbehouden handelingen te verrichten, zowel zelfstandig als in opdracht.
Het wetsvoorstel zal ten slotte uitvoering geven aan de motie van de leden Bruins Slot (CDA) en Bouwmeester (PvdA) over het mogelijk maken dat de strafrechter aan zorgverleners een algeheel beroepsverbod, betrekking hebbend op elke vorm van hulpverlening, kan opleggen, ongeacht in welke setting de zorgverlener het delict heeft gepleegd.
Hoe vaak heeft de strafrechter de laatste drie jaar beroepsverboden opgelegd aan werkenden in de zorg?
Ik beschik niet over deze cijfers. Het OM en de Raad voor de rechtspraak registreren niet of verdachten werkzaam zijn in de zorg.
De beslissing van Deloitte om niet van accountant te wisselen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Deloitte lapt door sector gewenste rotatie aan de laars»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de beslissing om niet van accountant te wisselen, terwijl hetzelfde kantoor al meer dan 10 jaar de boeken controleert?
Als deze berichtgeving juist is, laat dit twee dingen zien. Ten eerste dat bij de betreffende accountants de urgentie van het herstel van vertrouwen in de accountancy nog onvoldoende was doorgedrongen. Ten tweede laat dit zien hoe belangrijk het is om regelmatig van accountant te wisselen. Inmiddels heb ik uit de pers begrepen dat Deloitte haar eerdere beslissing, om EY als accountant te handhaven, heeft teruggedraaid en dus alsnog een selectieproces voor een nieuwe accountant zal beginnen. Ik acht dit een juiste beslissing. Door de roulatie van accountantsorganisaties en externe accountants wordt het gevaar van te grote verwevenheid aangepakt en wordt de onafhankelijkheid van externe accountants en accountantsorganisaties versterkt.
Deelt u de mening dat deze beslissing op geen enkele manier past bij de voorbeeldfunctie die een groot accountantskantoor als Deloitte heeft?
Als de beslissing om terug te keren naar de oude accountant inderdaad was ingegeven door de wens om bepaalde zaken betreffende de inkomens van de Deloitte-partners niet inzichtelijk te maken, dan verhoudt dit zich zeer slecht met de sectorbreed uitgedragen intentie om de kwaliteit van de accountancy aanmerkelijk te verhogen. Door middel van deze antwoorden maak ik tevens publiek wat mijn opvatting in deze kwestie is.
De sector heeft een ambitieuze agenda in het rapport «In het publiek belang»2 neergezet die ik, zoals ik u heb laten weten in mijn brief van 25 september 20143, zal completeren met wettelijke waarborgen. De AFM zal over de naleving rapporteren en op de wettelijke eisen handhaven. Het eerstvolgende rapport van de AFM verschijnt medio oktober 2015. Mijn wetsvoorstellen zullen voorjaar 2016 uw Kamer bereiken.
Deelt u eveneens de mening dat het kwalijk en onwenselijk is dat Deloitte niet van accountant wil wisselen, omdat de voorkeurskandidaat niet langer wilde meewerken aan het buiten de boeken houden van informatie over het inkomen en de goodwill van de Deloitte-top? Zo ja, welke acties gaat u hiertegen ondernemen? Bent u bereid Deloitte hierop aan te spreken en de uitkomsten van dit gesprek te delen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 3.
Welke conclusie trekt u uit het feit dat de Audit Commissie van Deloitte heeft voorgesteld om, tegen de initiële wens van de Raad van Commissarissen in, niet van accountant te wisselen? Is een Audit Commissie waarvan de CFO, het hoofd Financiën en het hoofd Interne Accountantsdienst (IAD) deel uitmaken, wel onafhankelijk en kritisch genoeg? Deelt u de mening dat deze samenstelling van de Audit Commissie indruist tegen het principe dat de gecontroleerde zijn eigen controleur niet hoort aan te stellen?
Op grond van de Corporate Governance Code wordt de accountant benoemd door de algemene vergadering, op voordracht van de raad van commissarissen, waarbij zowel de audit commissie als het bestuur daarover advies uitbrengen aan de raad van commissarissen. De rol van functionarissen van de onderneming, zoals de CEO4 en de CFO5, mag dus niet verder gaan dan het organiseren van en het adviseren over, het selectieproces voor een nieuwe accountant.
Ik heb begrepen uit de brief van de voorzitter van de raad van commissarissen van Deloitte van 18 augustus 2015 dat de selectiecommissie voor de keuze van de accountant bestond uit de audit commissie van de raad van commissarissen en daarnaast de CFO, het hoofd Finance en het hoofd IAD. Deze laatste drie functionarissen maakten dus geen onderdeel uit van de audit commissie. Voor zover hun rol in de selectiecommissie verder ging dan het organiseren van, en het adviseren over, het selectieproces is dat in strijd met de Corporate Governance Code. Hoewel de Corporate Governance Code niet rechtstreeks van toepassing is op Deloitte, geldt dit wel als richtsnoer voor de onafhankelijke benoeming van de accountant.
Zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 25 september 2014 aan uw Kamer, ben ik voornemens om een intern toezichtsorgaan, vergelijkbaar met een raad van commissarissen, verplicht te stellen voor OOB-accountantsorganisaties, waaronder Deloitte. In deze wettelijke regeling zal geborgd worden dat het intern toezichtsorgaan haar taken en verplichtingen onafhankelijk kan en moet uitoefenen. Daarnaast heb ik begrepen van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) dat de accountantsorganisaties die wettelijke controles verrichten bij organisaties van openbaar belang (OOB-accountantsorganisaties) via zelfregulering een roulatieplicht voor OOB-accountantsorganisaties zullen invoeren. Ik stel dat op prijs omdat roulatie ook voor OOB-accountantsorganisaties zelf van belang is, zoals uit deze kwestie is gebleken.
Zijn de functies binnen Deloitte voldoende gescheiden geweest en is voorkomen dat direct belanghebbenden invloed konden uitoefenen op de toegepaste accountantsmethodiek? Is deze handelwijze met de verplichte, onafhankelijke, extern aan te stellen Raad van Commissarissen in de toekomst nog mogelijk?
Zie antwoord vraag 5.
Wat zegt dit over de integriteit van de sector, ook gezien de eerdere onvolkomenheden bij andere kantoren waar partners een financieel belang hadden in de verhuur van het eigen kantoor aan het eigen bedrijf?
Zie het antwoord op vragen 2, 3 en 4.
Leiden financiële belangen die partners hebben bij accountantskantoren en de intransparante wijze waarmee hier wordt omgegaan tot kwalitatief slechtere en minder onafhankelijke controles? Deelt u de mening dat alle partners van accountantskantoren gezien hun vertrouwensfunctie in het maatschappelijke verkeer transparant moeten zijn over de directe en indirecte financiële belangen die zij in hun kantoren hebben?
Een van de maatregelen van het rapport «In het publiek belang» is transparantie over het beloningsbeleid, het beleggingsbeleid voor individuele partners in privé en de individuele beloningen van de bestuurders van de accountantsorganisatie door middel van publicatie in het jaarverslag, transparantieverslag of op de website van de accountantsorganisatie. Ik ga er van uit dat de sector ook deze maatregel voortvarend zal implementeren. De AFM zal in haar rapport medio oktober 2015 ingaan op de voortgang van de OOB-accountantsorganisaties met het implementeren van de maatregelen uit het rapport.
Kunt aangeven of en zo ja, welke acties de Autoriteit Financiële Markten, vooruitlopend op de Europese auditverordening, onderneemt tegen Deloitte?
Deloitte heeft aangegeven alsnog afscheid te nemen van haar oude accountant en een selectieproces te beginnen voor een nieuwe accountant. De vraag of de AFM nadere acties onderneemt richting Deloitte kwalificeert als toezichtvertrouwelijke informatie. Wel merk ik op dat als onderdeel van de voorgenomen wetgeving (het recent geconsulteerde wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties) een geschiktheidstoets zal worden geïntroduceerd voor alle zittende en nieuwe bestuurders en leden van het interne toezichtsorgaan bij OOB-accountantsorganisaties.
Het splitsen van het ministerie van Veiligheid en Justitie om de rechtsstatelijke taak en de veiligheidstaak weer uit elkaar te halen |
|
Michiel van Nispen , Nine Kooiman |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kunt u uw uitspraken over het in de toekomst opdelen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie nader toelichten?1
Kunt u beargumenteren waarom u het goed zou vinden als de «rechtsstatelijke taak» en de «veiligheidstaak» van het Ministerie van Veiligheid en Justitie verder uit elkaar getrokken zouden worden?
Hoe zou dat volgens u idealiter moeten gebeuren?
Op welke termijn zou dat volgens u plaats moeten vinden?
Hoe ingrijpend is volgens u een dergelijke splitsing, bijvoorbeeld als het gaat om het weer onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken brengen van de Nationale Politie?
Hoeveel voorbereidingstijd zou daar volgens u voor nodig zijn?
Bent u bereid op korte termijn op ambtelijk niveau voorbereidingen hiervoor te laten treffen, bijvoorbeeld door diverse scenario’s uit te laten werken, op grond waarvan vervolgens keuzes gemaakt kunnen worden? Zo niet, waarom niet?
Bent u bereid hierover te spreken met de Minister van Veiligheid en Justitie, en deze zo nodig te overtuigen van de noodzaak om de rechtsstatelijke taak van de veiligheidstaak te scheiden? Zo niet, waarom niet?
Het bericht “Tbs’er moordt tijdens verlof” |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving rond de jongen met een Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen-maatregel (PIJ-maatregel) die een moord zou hebben gepleegd?1
Ja.
Is het waar dat deze jongen wordt verdacht van een moord die hij tijdens zijn verlof zou hebben gepleegd? Zo ja, kunt u feitelijk weergeven wat er op welk tijdstip gebeurd is en op welk moment werd geconstateerd dat de Pij-er betrokken moet zijn geweest bij deze moord? Zo nee, wat klopt niet aan de berichtgeving?
Het klopt dat er op 22 september 2015 een verdachte is aangehouden die momenteel met een PIJ-maatregel verblijft in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). Hij is aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een roofoverval met dodelijke afloop, welke op 15 september 2015 te Tilburg heeft plaatsgevonden. Een aantal door u gevraagde zaken heeft betrekking op waarheidvinding die onder de rechter plaats zal vinden. Nu de zaak onder de rechter is, ga ik verder niet inhoudelijk op deze vragen in.
Kunt u tevens feitelijk weergeven hoe en op welke manier men tot het besluit is gekomen dat deze jongen klaar was voor «een terugkeer in de maatschappij»?
Deze jeugdige heeft een PIJ-maatregel gekregen. De PIJ-behandeling is gericht op individuele trajecten, waarbij de jongere wordt voorbereid op een geleidelijke terugkeer in de samenleving. Verlof is een belangrijk onderdeel van de behandeling. Het verlofsysteem is een professioneel ingericht systeem met wetenschappelijk onderbouwde risicotaxatie-instrumenten, zoals de SAVRY2 en de SAPROF3 jeugd. Op basis hiervan en in combinatie met de klinische blik van gedragswetenschappers, wordt een inschatting gemaakt ten aanzien van het verantwoord inzetten van vrijheden onder passend risicomanagement. Dit betreft onder andere begeleiding en aanwezigheidscontroles. Het is een zorgvuldig proces waarbij meerdere partijen betrokken zijn, waaronder de directeur van de inrichting, (gedrags)deskundigen en behandelaren en het Openbaar Ministerie. Gezien de ernst van deze situatie laat ik een onderzoek naar deze casus uitvoeren. Op basis van de resultaten zal ik beoordelen of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Zou op basis van de gebruikte risicotaxatie deze Pij-er ook op dit moment op verlof zijn gezonden? Zo ja, bent u van mening dat de gebruikte risicotaxatie aangepast dient te worden? Zo ja, op welke manier gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet? Als de PIJ-er volgens de risicotaxatie op dit moment niet op verlof zou zijn gezonden, heeft de gebruikte methodiek dan gefaald?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel onttrekkingen zijn er de afgelopen vijf jaar geweest waarbij een Pij-er zich niet conform de afspraken heeft gedragen? In hoeveel gevallen is tijdens deze onttrekking sprake geweest van het plegen van een misdrijf?
De laatste jaren is het absolute aantal onttrekkingen binnen de JJI gedaald van 170 onttrekkingen in 2010 tot 58 onttrekkingen in 2014. Ik verwijs hierbij naar de brieven d.d. 5 januari 20154 en 21 juli 20155 over ongeoorloofde afwezigheid. In 2011 hebben zich 115 gevallen van ongeoorloofde afwezigheid voorgedaan, in 2012 waren dat er 114 en in 2013 81 gevallen van ongeoorloofde afwezigheid.
Deze dienen te worden afgezet tegen de circa 30.000 verlofbewegingen die jaarlijks vanuit de inrichtingen worden ingezet. Zo is in 2014 sprake van 0,2 procent van de verlofbewegingen die niet volgens afspraak zijn verlopen.
Ten aanzien van uw vervolgvraag meld ik het volgende. Bij uitzondering komt het voor dat een jongere tijdens ongeoorloofde afwezigheid in aanraking komt met de politie. Dit op verdenking van een ernstig feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. In 2014 zijn er vier incidenten gemeld, in de jaren daarvoor zijn er jaarlijks drie incidenten gemeld.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg TBS voorzien op 15 oktober zodat dit onderwerp daarbij kan worden betrokken?
De vragen worden beantwoord voorafgaand aan het AO Justitiële jeugdinrichtingen, dat uw Kamer heeft gepland op 29 oktober 2015.
Huisbezoeken van wijkagenten bij leden AZC-alert in Enschede |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Huisbezoek van wijkagenten valt niet goed bij leden AZC-alert in Enschede»?1
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat de leden van AZC-alert zich geïntimideerd voelen door de ongevraagde huisbezoeken van wijkagenten? Zo ja, waarom worden deze huisbezoeken dan toch gehouden?
Het actief contact opnemen met partijen waarvan bekend is of vermoed wordt dat zij een manifestatie willen organiseren maakt deel uit van het dagelijkse werk van de politie. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van het lokale gezag over de politie. Dergelijk contact kan onder meer plaatsvinden in de vorm van een huisbezoek. Door in gesprek te gaan kan spanning worden verminderd en kunnen eventuele openbare-ordeverstoringen of uitingen die de grenzen van het strafrechtelijk toelaatbare overschrijden mogelijkerwijs worden voorkomen. De politie past deze werkwijze toe ongeacht de achtergrond of doelstelling van de betreffende partijen. Noch de vrijheid van meningsuiting, noch de daaronder vallende vrijheid om te demonstreren, is hierdoor in het geding. Gelet op het bovenstaande deel ik de mening niet dat de politie hiermee een verkeerd signaal afgeeft.
Deelt u de mening dat de politie een verkeerd signaal afgeeft door ongevraagd op huisbezoek te gaan bij mensen met een onwelgevallige mening over asielzoekerscentra?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de politiecapaciteit die hierbij ingezet wordt, beter aangewend kan worden voor criminaliteitsbestrijding?
Nee, die mening deel ik niet. De politie heeft onder andere als taak om de openbare orde te handhaven en daar past deze werkwijze binnen. De politie verricht haar taken in ondergeschiktheid aan het lokale gezag en het is aan het gezag om te prioriteren in het totale takenpakket van de politie.
Bent u bereid dit soort acties per direct te beëindigen?
Gelet op mijn antwoorden op bovenstaande vragen, is er geen reden om de werkwijze van de politie op dit punt te veranderen. Voorts vinden dergelijke bezoeken zoals gezegd plaats onder verantwoordelijkheid van het lokale gezag.
Roken in tuinen en balkons |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Clean Air Nederland: niet meer roken in eigen tuin»?1
Ik heb kennis genomen van het bericht «Clean Air Nederland: niet meer roken in eigen tuin». Roken is een verslaving die zeer schadelijk is voor de gezondheid van de roker zelf en eventuele meerokers. Om die reden geldt een rookverbod in bijvoorbeeld de horeca, op de werkplek, in openbare gebouwen en ruimten en in middelen voor personenvervoer. Dat heeft eraan bijgedragen dat minder mensen roken en roken steeds minder als normaal wordt gezien. Er geldt echter geen verbod op roken in de thuisomgeving en ik ben van mening dat wetgeving ook niet het juiste antwoord is. Dat neemt niet weg dat ik er belang aan hecht dat rokers en niet-rokers goed geïnformeerd zijn over de schadelijke gevolgen van roken en meeroken. Zo is roken binnenshuis, met name voor kinderen, zeer schadelijk en daarom onverstandig.
Deelt u de mening dat mensen in hun thuisomgeving zelf moeten kunnen bepalen of en waar zij roken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de oproep van Clean Air Nederland aan mensen die last hebben van rokende buren zich te melden om een proefproces te starten?
Clean Air Nederland (CAN) is een maatschappelijke organisatie die zich inzet voor een samenleving waarin niemand hinder ondervindt van (tabaks)rook. Maatschappelijke organisaties als CAN spelen een belangrijke rol in het aanjagen van maatschappelijke discussies. Het is aan CAN zelf om te bepalen welke stappen zij hiertoe wil ondernemen.
Over het algemeen zijn buren goed in staat met elkaar in gesprek te gaan over ergernissen. Mochten buren daar niet uitkomen dan zijn er nog andere mogelijkheden dan alleen juridische stappen. Het staat maatschappelijke organisaties uiteraard vrij daar een andere opvatting over te hebben.
Deelt u de mening dat mensen heel goed in staat zijn met hun buren in gesprek te gaan over kleine ergernissen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat maatschappelijke organisaties mensen tegen elkaar opzetten, en oproepen tot het voeren van rechtszaken?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u de oproep om mensen in hun vrijheid te beperken passend bij de ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instellingen) die Clean Air Nederland heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de vraag of de oproep van Clean Air Nederland passend is bij de ANBI-status. De vraag of een instelling kwalificeert als algemeen nut beogende instelling (ANBI) en het oordeel of bepaalde activiteiten van een instelling in strijd komen met de ANBI-status, zijn een bevoegdheid van de Belastingdienst. Meer algemeen kan ik daarover het volgende meedelen. In de ANBI-regelgeving is omschreven wat als algemeen nuttig doel wordt beschouwd. Een instelling mag zich daarbij op een specifiek deel van het maatschappelijke spectrum richten, zoals bij Clean Air Nederland het geval is. Mocht blijken dat een instelling niet voldoet aan één of meer voorwaarden, dan kan de Belastingdienst de ANBI-status uiteindelijk intrekken. De huidige regelgeving voorziet dus al in de mogelijkheid organisaties die niet aan de voorwaarden voldoen de ANBI-status te ontnemen.
Bent u bereid in kaart te brengen of het mogelijk is maatschappelijke organisaties die mensen tegen elkaar opzetten de ANBI-status te ontnemen?
Zie antwoord vraag 6.
Als Clean Air Nederland daadwerkelijk tot een proefproces overgaat, deelt u dan de mening dat deze zaak het beste door de rijdende rechter behandeld kan worden?
Dat laat ik graag aan Clean Air Nederland zelf over.
Het bericht dat meer dan een half miljoen illegalen Europa zijn binnengekomen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ruim 600.000 mensen illegaal de grens over»?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Deelt u de zorgen betreffende de enorme hoeveelheid illegale immigranten dat Europa binnenkomt? Zo nee, waarom niet?
De huidige vluchtelingenproblematiek is een grote uitdaging, zowel op Europees, nationaal als lokaal niveau. Op al deze niveaus werkt het kabinet samen met alle betrokkenen aan oplossingen en maatregelen om de huidige situatie het hoofd te kunnen bieden. Het kabinet heeft zijn visie op de huidige vluchtelingenproblematiek uiteengezet in de brief aan uw Kamer d.d. 8 september jl.2 Hierbij heeft het kabinet zowel een middellangetermijnstrategie uiteengezet als een tussenoplossing. Daarnaast heeft het kabinet uw Kamer op 5 oktober jl.3 geïnformeerd over de appreciatie van de drie pakketten op het gebied van migratie van de Commissie van september. Verder bent u geïnformeerd over de inzet van het kabinet middels de geannoteerde agenda’s van de recente JBZ-Raden. Tot slot zijn in Nederland maatregelen getroffen zoals het intensiveren van het mobiel toezicht veiligheid door de Koninklijke Marreschaussee in de binnengrenszone van Nederland.
In hoeverre kunt u aangeven wat de verhouding legale en illegale immigranten is dat afgelopen jaar Europa is binnengekomen?
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal legale immigranten dat in een gegeven jaar Europa is binnengekomen. Deze worden niet als zodanig geregistreerd. Dit geldt evenmin voor het aantal illegale immigranten dat is binnengekomen of zich in Europa bevindt. Frontex spreekt gebruikelijk over het aantal illegale grensoverschrijdingen dat wordt gedetecteerd. Het gaat hier alleen over het aantal feitelijke bewegingen en niet het aantal specifieke personen die die bewegingen maken. Dezelfde persoon kan verantwoordelijk zijn voor meerdere bewegingen. Voorbeeld hiervan is iemand die via Griekenland het Schengengebied binnenkomt en vervolgens via de Westelijke Balkan doorreist om bij Hongarije de Schengengrens weer over te steken. Over de periode juni 2014 t/m juni 2015 heeft Frontex in totaal 425.167 illegale grensoverschrijdingen geregistreerd.
Hoeveel van de meer dan 600.000 illegalen die Europa zijn binnengekomen komen naar ons land of zijn hier reeds gearriveerd?
Waar deze vreemdelingen naar toe zijn gegaan valt niet met zekerheid te achterhalen. Voor de laatste ontwikkelingen ten aanzien van de asielinstroom in Nederland verwijs ik u naar de maandelijkse openbare rapportages van de IND en mijn brieven aan uw Kamer inzake de recente ontwikkelingen rond de asielinstroom van 6 en 12 oktober jl.4
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen teneinde de komst van de honderdduizenden immigranten naar Europa, en specifiek ons land, te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u inmiddels in dat enkel opvang in de regio het enige antwoord is op de huidige asielcrisis? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De luchtaanval op het ziekenhuis van Artsen zonder Grenzen in Kunduz |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Dodental Kunduz gestegen naar 22 – AZG wil onafhankelijk onderzoek»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het aantal doden door de luchtaanval op het ziekenhuis van Artsen zonder Grenzen in Kunduz is gestegen naar 22 en dat de hulporganisatie zich heeft teruggetrokken uit de Afghaanse stad?
Volgens de laatste, mij bekende, informatie is het aantal doden gestegen naar ten minste 30.
Wat zijn de gevolgen voor gewonden in Kunduz als dit ziekenhuis gesloten blijft?
De gevolgen zijn op dit moment moeilijk in te schatten. Het regionale ziekenhuis is volgens de VN operationeel, maar er is een minimale bezetting. Dit ziekenhuis krijgt momenteel ondersteuning vanuit de WHO. Door de sluiting van het Artsen zonder Grenzen ziekenhuis, worden ernstig gewonden doorverwezen naar het Imam Saheb District Hospital in de provincie Kunduz, en ziekenhuizen in andere provincies. Volgens de VN zijn 60 van de 64 lokale gezondheidscentra in de provincie Kunduz nog steeds operationeel. De VS hebben aangegeven bij te willen dragen aan het herstel van het Artsen zonder Grenzen ziekenhuis in Kunduz.
Kunt u bevestigen dat Artsen Zonder Grenzen de coördinaten van het ziekenhuis aan alle strijdende partijen had doorgegeven en dat de luchtaanval ten minste 30 minuten aanhield nadat de organisatie Amerikaanse en Afghaanse autoriteiten erover had geïnformeerd?2
Ik kan dit niet op basis van eigen informatie bevestigen.
Deelt u de opvatting van Artsen Zonder Grenzen dat er een volledig en transparant onderzoek naar het voorval moet worden uitgevoerd door een onafhankelijke internationale organisatie? Bent u bereid tot een dergelijk onderzoek, bijvoorbeeld door de VN, op te roepen?
Het kabinet betreurt ten zeerste dat er zoveel slachtoffers zijn gevallen bij het incident in Kunduz en heeft zijn medeleven uitgesproken aan Artsen zonder Grenzen. Op 2 november jl. is met Artsen zonder Grenzen gesproken en zijn deze condoleances nogmaals overgebracht. Er is in dat gesprek ook benadrukt dat het kabinet het van groot belang vindt dat op grondige en transparante wijze wordt uitgezocht hoe dit voorval heeft kunnen gebeuren. Het kabinet verwelkomt daarom de verschillende onderzoeken die Afghanistan, de Verenigde Staten en de NAVO zijn gestart, als ook de verklaring van President Obama dat een «volledige verantwoording over de feiten en de omstandigheden» nodig is. President Obama heeft tevens zijn excuses aangeboden aan Artsen zonder Grenzen. Het kabinet wil eerst de uitkomst van lopende onderzoeken afwachten en ziet op dit moment geen reden om te pleiten voor een extra internationaal onderzoek.
Het bericht dat personeel monddood wordt gemaakt in de vrouwenopvang |
|
Marith Volp (PvdA), Nine Kooiman , Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat «medewerkers in de vrouwenopvang Heemskerk monddood worden gemaakt»? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Voor de beantwoording van deze vragen heb ik informatie ingewonnen bij de gemeente Haarlem en de BlijfGroep. De situatie die in het Noord-Hollands Dagblad van 3 oktober jongstleden wordt beschreven gaat over de periode 2012/2013.
Uit navraag blijkt dat deze instelling HBO-geschoolde maatschappelijk werkers in dienst heeft ten behoeve van de hulpverlening. Dit beleid is niet gewijzigd de afgelopen jaren. Voor de locatie Heemskerk is niet bezuinigd op de formatie.
De centrumgemeenten vrouwenopvang dragen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit (inclusief veiligheid) van de voorzieningen en het toezicht daarop. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) bevat een basisnorm voor kwaliteit die zowel gemeenten als instellingen bindt. Het is aan de gemeenteraad om deze nader te concretiseren in aan de voorzieningen te stellen eisen. Het personeelsbeleid van de vrouwenopvang Heemskerk is primair een zaak van de werkgever en de gemeente Haarlem. Het is niet aan mij om daar op dit moment een oordeel over te hebben. Op grond van de brief van de Inspecteur van de Arbeidsinspectie uit 2014 (zie onder 5) heb ik geen aanleiding om te veronderstellen dat de locatie onveilig is voor het personeel. Voor wat betreft de veiligheid van cliënten loopt een onafhankelijk onderzoek waarover ik u eerder uitgebreid bericht heb. Het is dan ook nog te vroeg om daarover conclusies te kunnen trekken.
Hoe oordeelt u over de signalen dat deze opvang niet alleen onveilig is voor vrouwen, maar zeker ook voor personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u deze signalen in het licht van eerdere signalen die de vrouwen hebben afgegeven? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat, sinds medewerkers ontslagen zijn, er minder en lager geschoold personeel werkzaam is in Heemskerk? Vindt u dit wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de Inspectie SZW onderzoek te laten doen naar de arbeidsomstandigheden in Heemskerk? Zo nee, waarom niet?3
Ik zie hiertoe thans geen aanleiding, omdat dit al is gebeurd. In 2011 en 2014 heeft de Arbeidsinspectie een bezoek gebracht aan diverse locaties van de BlijfGroep, waaronder de locatie in Heemskerk. De Inspecteur geeft in haar brief van 10 juli 2014 aan dat ze een positieve indruk heeft van de zorg die besteed wordt aan de arbeidsomstandigheden en dat ze geen overtredingen heeft kunnen constateren.
Wat is de stand van zaken in Heemskerk? Zijn de misstanden inmiddels opgelost? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik uw Kamer heb geantwoord (Kamerstukken II, 2015/2016, Aanhangsel 104) naar aanleiding van Kamervragen van de leden Kooiman en Karabulut (beiden SP) heeft de gemeente Haarlem naar aanleiding van de berichten onmiddellijk een spoedinspectie laten uitvoeren door de GGD Kennemerland. De hoofdconclusie van deze inspectie was, dat de schoonmaak op de locatie ontoereikend en onder de norm was. Deze conclusie was echter niet redengevend om de betreffende locatie ongeschikt te verklaren voor de opvang. Met GGD, Blijf Groep en ambtenaren van de gemeente Haarlem zijn afspraken gemaakt over een verbeterplan. Met Blijf Groep zijn concrete afspraken gemaakt om de hygiëne te verbeteren. Tevens is een tijdspad voor de te realiseren verbeteringen afgesproken. De GGD zal in opdracht van de gemeente een eindinspectie uitvoeren.
Daarnaast is er in opdracht van het bestuur van de gemeente Haarlem een onafhankelijk onderzoek naar de mogelijke misstanden gestart. Dit loopt nog.
Kunt u de uitkomsten van het onafhankelijk onderzoek naar de misstanden in Heemskerk de Kamer doen toekomen, tezamen met een reactie op dit rapport?
Ja, dit heb ik ook toegezegd in het Algemeen Overleg met uw Kamer over geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA)/ kindermishandeling van 24 september jongstleden. Naar verwachting is het onafhankelijke onderzoek in november gereed. De uitkomsten zullen samen met een reactie daarop worden meegezonden met de voortgangsrapportage GIA, die in december van dit jaar naar de Kamer gaat.
De vergoeding in de basisverzekering van rifaximine (Xifaxan) voor de behandeling van chronische hepatische encefalopathie |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat rifaximine een therapeutische meerwaarde heeft bij de behandeling van chronische hepatische encefalopathie ten opzichte van lactulose monotherapie, tot een daling van het aan deze ziekte gerelateerde ziekenhuisopnames leidt, en zodoende de kwaliteit van leven verbetert?1
Zorginstituut Nederland heeft in haar advies van 31 maart 2015 geconcludeerd dat bij de preventie van de derde en volgende episodes van manifeste hepatische encefalopathie bij patiënten van 18 jaar en ouder rifaximine toegevoegd aan lactulose een therapeutische meerwaarde heeft ten opzichte van lactulose monotherapie. Voorts heeft Zorginstituut Nederland geconcludeerd dat door deze toevoeging van rifaximine het aantal ziekte-gerelateerde ziekenhuisopnames daalt en de kwaliteit van leven verbetert. Het is goed om hierbij op te merken dat het hier niet gaat om behandeling, maar om preventie van hepatische encefalopathie (de vermindering van de kans op een terugval) bij patiënten die in remissie zijn.
Is het waar dat het Zorginstituut Nederland om financiële redenen negatief heeft geadviseerd om het middel toe te laten tot de basisverzekering?
Nee, dat is niet waar. Voor opname in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) moet een fabrikant een GVS-vergoedingsaanvraag indienen die aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Een van deze voorwaarden is het aanleveren van een goed onderbouwde kosteneffectiviteitsanalyse. De reden voor het negatief advies in onderhavige casus ligt aan het feit dat de fabrikant, ondanks herhaaldelijke verzoeken, een dossier van onvoldoende kwaliteit heeft aangeleverd. Dat is de reden waarom het Zorginstituut zich genoodzaakt heeft gezien om een negatief advies af te geven.
Is het waar dat het Zorginstituut Nederland hierbij een financiële drempel heeft gehanteerd van € 50.000 per Quality-adjusted life year (Qaly; een begrip dat gebruikt wordt in een kostenutiliteitsanalyse, een economische beschouwing van de zin en effectiviteit van een behandeling in de gezondheidszorg. Het staat voor een extra levensjaar in goede gezondheid)?
Zorginstituut Nederland concludeert dat de berekening van de kosteneffectiviteit van rifaximine bij de preventie van hepatische encefalopathie van onvoldoende methodologische kwaliteit is. Feitelijk zegt het Zorginstituut dat ze met de data die is aangeleverd door de fabrikant geen betrouwbare inschatting kunnen maken van de kosteneffectiviteit. Dat is ook in onderhavige casus aan de hand. Het vereiste dat de fabrikant bij een GVS-vergoedingsaanvraag een goed onderbouwde kosteneffectiviteitsanalyse moet aanleveren is al jaren staand beleid.
In aanvulling daarop heeft het Zorginstituut aangegeven dat- gelet op de matige kwaliteit van de kosteneffectiviteitsanalyse die de fabrikant heeft aangeleverd, de referentiewaarde van € 50.000 euro per QALY en het vermoeden dat de werkelijke kosteneffectiviteitsratio ongunstiger is dan de fabrikant heeft betoogd – de onzekerheid onacceptabel is en er geen betrouwbare inschatting van de kosteneffectiviteit gemaakt kan worden.
Acht u het hanteren van een dergelijke financiële drempel juist?
Ik vind inzicht in de kosteneffectiviteit van interventies belangrijk, vanwege de signalerende functie van een dergelijk inzicht voor de verschillende verantwoordelijke partijen. Dat geldt ook zeker bij geneesmiddelen, waarvan de prijs soms maatschappelijk onaanvaardbaar hoog is. Zoals het Zorginstituut in zijn rapport ook aangeeft kan kosteneffectiviteit een signaal zijn dat de effectiviteit en/of de prijs van het geneesmiddel moet worden verbeterd, bijvoorbeeld door prijsafspraken of pay for performance afspraken te maken. Er is in deze casus geen sprake van een «financiële drempel» die automatisch doorslaggevend is voor de vraag of een interventie in het basispakket thuis hoort, maar van een «referentiewaarde» op basis waarvan het Zorginstituut kan bepalen of een interventie het predikaat «kosteneffectief» verdient of niet.
Op basis van welke politieke besluitvorming kan het Zorginstituut Nederland tot een dergelijke besluitvorming komen? Neemt het Zorginstituut hier geen voorschot op beleid dat geen politiek fiat heeft?2
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw oordeel over het hanteren van een dergelijke drempel? Welke financiële grens per Qaly vindt u aanvaardbaar?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het feit dat Delta Lloyd na discussie met een verzekerde alsnog voor een jaar rifaximine vergoedt?3
Ik ben er niet van op de hoogte of / in hoeverre verzekeraars, vanuit hun aanvullende verzekering dan wel in individuele gevallen uit coulance, rifaximine vergoeden. De aanvullende verzekering behoort per definitie geheel tot de vrije markt en is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars. De afweging over welke zorg een zorgverzekeraar aanbiedt in het aanvullende pakket ligt dan ook bij de zorgverzekeraars. Ook is het hun eigen verantwoordelijkheid om te bepalen welke zorg zij uit coulance willen vergoeden; deze zorg wordt vergoed uit de eigen middelen van een zorgverzekeraar. Daar ga ik niet over.
Is het waar dat de ene verzekeraar, bijvoorbeeld Zilveren Kruis Achmea, dit middel wel vergoedt en andere verzekeraars niet? Zo ja, wat vindt u van dit verschil in handelen van verzekeraars? Leidt dit niet tot willekeur?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid alsnog over te gaan tot vergoeding in de basisverzekering van rifaximine onder voorwaarden? Zo neen, waarom niet?
Het Zorginstituut heeft geadviseerd om rifaximine niet op te nemen in het pakket, omdat er geen inzicht verkregen kon worden in de kosteneffectiviteit van de behandeling. De fabrikant heeft een dossier ingediend dat voor wat betreft het farmaco-economisch deel onvoldoende was onderbouwd. De fabrikant heeft ook niet adequaat gereageerd op de geboden mogelijkheid de tekortkomingen te repareren. Ik vind het van belang dat voor opname van geneesmiddelen in het pakket, daar waar mogelijk, een fabrikant de verantwoordelijkheid heeft om inzicht te verschaffen van de kosteneffectiviteit van de behandeling. De fabrikant heeft deze inzage niet gegeven, ik blijf daarom bij mijn besluit om dit geneesmiddel niet op te nemen. Het Zorginstituut heeft aangegeven dat, mocht de aanvrager een nieuw farmaco-economisch dossier aan leveren waarin de door het Zorginstituut gevraagde informatie is verwerkt, zij bereid zijn een herbeoordeling uit te voeren en opnieuw een advies uit te brengen. Ik ga daar niet op vooruit lopen.
De business case om de rechtbank Almelo half te ontmantelen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de motie Slob/Samsom, die lokale overheden vraagt mee te denken over alternatieven voor de uitkleding van de rechtbank?1
Ik heb kennis genomen van de motie-Slob/Samsom waarin onder andere wordt gesteld dat een goed onderbouwd besluit over de inkrimping en locatie van rechtbanken pas mogelijk is als onder meer lokale overheden tijd en ruimte hebben gekregen voor het ontwikkelen van alternatieve plannen.
Bent u ervan op de hoogte dat de politiek in Almelo al weken probeert de business case om Almelo uit te kleden, te ontvangen?2
Deelt u de mening dat het nogal lastig, zo niet onmogelijk is, om mee te denken als je het oorspronkelijke plan en de business case niet kent?
Bestaat er een business case met een onderbouwde beoogde bezuiniging door het verplaatsen van zittingen uit Almelo?
Wilt u bevorderen dat de lokale bestuurders (in ieder geval het college van burgemeester en wethouders van Almelo) per ommegaande de beschikking krijgen over de business case die ten grondslag ligt aan de plannen rond de rechtbank Almelo?
Bent u bereid de business case openbaar te maken?
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het rondetafelgesprek locatiebeleid rechtspraak voorzien op 8 oktober a.s. beantwoorden?
De vragen zijn voor de hoorzitting beantwoord.
Het bericht dat Saudi-Arabië LHBT-rechten wilt schrappen uit de VN-doelstellingen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht: «Saoedi-Arabië wil holebirechten schrappen uit VN-doelstellingen»?1
De duurzame-ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s) zijn het resultaat van onderhandelingen tussen lidstaten. De doelen zijn bij consensus aangenomen. Nederland is tevreden over de verankering van mensenrechten in het algemeen, en het non-discriminatiebeginsel in het bijzonder, in de SDG’s. Dit is een belangrijke verbetering ten opzichte van de Millenniumdoelen (MDG’s).
Daarbij is het goed te benadrukken dat er nooit sprake is geweest van expliciete opname van gelijke rechten voor LHBT’s in de SDG’s. Ze maakten geen deel uit van eerdere voorstellen, noch van het definitieve SDG-uitkomstendocument dat tijdens de SDG-top in New York van 25 -27 september jl. door alle VN-lidstaten aangenomen is. Het alsnog schrappen van deze rechten uit de SDG’s, zoals het geciteerde bericht in De Morgen lijkt te suggereren, is dan ook niet aan de orde.
Het algemene non-discriminatieprincipe dat in de doelen is vastgelegd geldt voor iedereen, ongeacht seksuele oriëntatie of genderidentiteit. Dat betekent dan ook dat gelijke rechten voor LHBT’s wel degelijk onderdeel uitmaken van de post-2015-agenda. In het SDG-uitkomstendocument zijn tevens diverse verwijzingen naar kwetsbare groepen opgenomen. Het principe «Leave No One Behind» is stevig verankerd in de SDG’s. Ook dit principe geldt voor iedereen, dus ook voor LHBT’s.
Bent u bereid Saoedi-Arabië in VN-verband of bilateraal verband aan te spreken over de opmerkingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de opvatting dat de VN-doelstellingen in twijfel mogen worden getrokken omdat ze in strijd zijn met de islamitische wet? Deelt u de mening van Saudi-Arabië?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is als deze rechten verdwijnen uit de doelstellingen van de VN? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat Saudi-Arabië zijn voornemen doorzet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid erop aan te dringen dat LHBT-rechten alsnog in de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsdoelen worden opgenomen? Indien dit niet mogelijk is, hoe gaat u er dan voor zorgen dat de LHBT-rechten worden gewaarborgd in de VN-lidstaten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het tegenstrijdig is dat Saudi-Arabië voorzitter is van een belangrijk forum van de Mensenrechtenraad en tegelijkertijd mensenrechten niet erkent? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
De Permanent Vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties in Genève van Saoedi-Arabië, Faisal Trad, is door zijn regionale groep, de Aziatische groep, aangewezen als lid van de zogeheten Consultative Group. De regionale groepen stellen zelf iemand uit hun midden aan in deze commissie. Deze persoon functioneert vervolgens op persoonlijke titel. De leden van de Consultative Group kiezen zelf hun voorzitter.
Denkt u dat het forum met «onafhankelijke experts» evenwichtig en effectief mensenrechten kan bevorderen, als het land van de voorzitter pleit voor het schrappen van belangrijke mensenrechten uit de VN-doelstellingen?
De adviezen van de Consultative Group komen tot stand op basis van strikte voorschriften en zijn openbaar. De voordrachten worden gedragen door de gehele commissie. Deze vallen niet onder de eigen bevoegdheid van de voorzitter. Naast de Permanent Vertegenwoordiger uit Saoedi-Arabië komen de leden uit Algerije, Chili, Griekenland en Letland.
Klopt het dat Saudi-Arabië, als lid van de Organisatie van de Islamitische Samenwerking (OIS), de Caïro-verklaring heeft erkend? Zo ja, wat is de verhouding tussen de Caïro-verklaring en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)? Hoe is het Nederlandse mensenrechtenbeleid gericht op bevordering van mensenrechten in lidstaten van de OIS?
Ja. De Caïro-verklaring inzake mensenrechten binnen de islam is een verklaring van de lidstaten van de Organisatie van de Islamitische Samenwerking (OIS) over mensenrechten vanuit islamitisch perspectief. De islamitische wetgeving (sharia) vormt het fundament voor deze verklaring. De Caïro-verklaring zelf geeft aan complementair te zijn aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), en deze niet te vervangen. Echter, op cruciale punten is de Caïro-verklaring strijdig met de UVRM. Het mag geen twijfel lijden dat de UVRM, die als basis heeft gediend voor een groot aantal mensenrechtenverdragen, leidend is als belangrijkste internationale standaard op het gebied van mensenrechten. Nederland zal derhalve de normen die in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn vastgelegd blijven uitdragen, ook in de lidstaten van de OIS. Ten aanzien van de specifieke Nederlandse mensenrechteninzet in de lidstaten van de OIS verwijs ik u graag naar de Mensenrechtenrapportage die jaarlijks met Uw Kamer gedeeld wordt.
Nieuwe Europese richtlijn over antibioticagebruik |
|
Helma Lodders (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Soepeler regels antibiotica EU»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat de Europese richtlijnen minder ver gaan dan de Nederlandse regels als het gaat om de rol en verantwoordelijkheid van de dierenarts of boer die de middelen toedient, de productie van medicinaal veevoer en het toedienen van antibiotica aan groepen dieren?
Op 11 september 2015 heeft de Europese Commissie «Richtsnoeren («guidelines») voor verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de diergeneeskunde» (2015/C 229/04) gepubliceerd. De richtsnoeren dienen als praktische leidraad en hulp voor lidstaten bij de ontwikkeling en uitvoering van nationaal beleid voor aanpak van antibioticaresistentie in de dierhouderij. De richtsnoeren doen geen afbreuk aan de bepalingen in nationale of EU-wetgeving en zijn niet bindend voor lidstaten of ander partijen.
De richtsnoeren bevatten een integraal overzicht van maatregelen en acties die lidstaten en relevante stakeholders in de dierlijke keten kunnen nemen om het zorgvuldig gebruik van antibiotica in de dierhouderij te bevorderen.
Bij de ontwikkeling van de richtsnoeren is mede gebruik gemaakt van de Nederlandse ervaringen. Alle belangrijke elementen uit de Nederlandse aanpak, waaronder benchmarking van het antibioticagebruik, bedrijfsgezondheidsplan, de vaste relatie tussen veehouder en dierenarts en aanpak van veel antibioticagebruikende veehouders worden in de richtsnoeren genoemd. In de Annex bij de richtsnoeren zijn specifieke voorbeelden uit de Nederlandse aanpak opgenomen.
Ik deel met u dat de aanpak van antibioticaresistentie op Europees niveau moet worden opgepakt. Antibioticaresistentie is immers een grensoverschrijdende problematiek. De richtsnoeren vormen één element uit het actieplan van de Europese Commissie om antibioticaresistentie te bestrijden. Over dit actieplan bent u geïnformeerd via het betreffende BNC fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 1299).
Kunt u aangeven in welke fase deze nieuwe richtlijn is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de aanpak van de reductie van antibioticagebruik juist op Europees niveau moet worden aangepakt? Zo ja, wat is de reden dat de Nederlandse regels en ervaringen niet zijn overgenomen in deze richtlijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de aanpak van antibioticagebruik het meest effectief is door middel van de One Health benadering? Zo ja, in hoeverre is daarmee rekening gehouden met deze Europese richtlijn?
Ja, inzet op een integrale One Health benadering is van belang om antibioticaresistentie in de humane en de diergezondheidszorg te voorkomen en te beheersen. Een aantal van de aanbevolen maatregelen in de richtsnoeren richten specifiek op het behoud van de werkzaamheid van antibiotica die van kritisch belang zijn voor de volksgezondheid. Zo stellen de richtsnoeren dat deze antibiotica alleen bij dieren mogen worden toegepast als de dierenarts op basis van een gevoeligheidsbepaling heeft vastgesteld dat geen andere niet-kritische antibiotica werkzaam zijn.
Welke extra stappen zijn er in Europa gezet ten opzichte van de vorige richtlijn?
Dit is de eerste keer dat de Europese Commissie richtsnoeren over dit onderwerp heeft gepubliceerd. In het Europese actieplan antibioticaresistentie zijn diverse acties op EU-niveau aangekondigd die bijdragen aan aanpak van de problematiek in de humane en diergezondheidszorg, waaronder de versterking van het regelgevingskader voor diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoerders. In dit kader heeft de Europese Commissie in 2014 voorstellen voor een nieuwe verordening diergeneesmiddelen en een verordening gemedicineerde diervoeders gepresenteerd. U bent via BNC fiche over deze twee voorstellen geïnformeerd
(Kamerstuk 22 112, nr. 1928 en 1927) en recent via de brief van 24 juni jl. (Kamerstuk 32 620, nr. 159) over de aanpak van antibioticaresistentie. In de voorstellen worden onder andere maatregelen voorgesteld om het risico voor de volks- en diergezondheid als gevolg van het gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen te verminderen. Deze voorstellen worden nu in het raadstraject besproken.
Hoe wordt door Europese lidstaten aangekeken tegen de Nederlandse wet- en regelgeving, initiatieven en resultaten rond het terugdringen van antibioticagebruik?
Europese lidstaten kijken met belangstelling naar de succesvolle Nederlandse aanpak om het antibioticagebruik in de dierhouderij terug te dringen. Dit blijkt onder andere uit de verzoeken die Nederland van andere lidstaten krijgt om de Nederlandse aanpak toe te lichten.
Kunt u toelichten wat de effecten zijn van deze nieuwe Europese richtlijn op de Europese markt voor bijvoorbeeld voedingsmiddelen, voedselveiligheid en landbouwbedrijven nu per lidstaat andere regels gelden?
Het is niet aan te geven welk effect deze nieuwe richtsnoeren zullen hebben op de Europese markt, aangezien de in de richtsnoeren voorgestelde maatregelen en acties niet bindend zijn.
Deelt u de mening dat het terugdringen van antibioticaresistentie ten behoeve van de volks- en diergezondheid de hoogste prioriteit moet hebben in heel Europa? Wat zijn mogelijke effecten nu Nederland strengere, te rechtvaardigen regels heeft in vergelijking met andere Europese lidstaten en daardoor een ongelijk speelveld ontstaat?
Ja, ik ben met u van mening dat de aanpak van antibioticaresistentie in Europa een hoge prioriteit moet krijgen. De voorstellen voor de Europese verordeningen voor diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders zullen bijdragen aan een meer gelijk Europees speelveld voor wat betreft markttoelating, handel en distributie, voorschrijven en zorgvuldig gebruik van diergeneesmiddelen (inclusief antibiotica). De Nederlandse inzet in de discussie over de verordeningen is er op gericht om zoveel mogelijk elementen uit ons huidige beleid in deze verordeningen op te nemen. Een voorbeeld daarvan is de inzet op de invoering van een verplichte gevoeligheidsbepaling voordat voor de humane gezondheid kritische antibiotica kunnen worden voorgeschreven. Antibioticaresistentie is een prioriteit van het kabinet tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. De Minister van VWS en ik organiseren op 10 februari jl. een ministeriële conferentie antibioticaresistentie waarvoor we Europese ministers van volksgezondheid en landbouw zullen uitnodigen. De bovengenoemde punten zullen we agenderen tijdens deze conferentie. Ook willen wij daar afspraken maken om te komen tot een concreet en actiegericht vervolg op het EU-actieplan antibioticaresistentie dat in 2016 afloopt.
Bent u voornemens verdergaande afspraken te maken inzake antibioticaresistentie tijdens het Europees voorzitterschap van Nederland, zodat de Europese regels meer in lijn worden gebracht met de Nederlandse regels? Kunt u uw inzet tijdens het Europees voorzitterschap toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Het niet meer vergoeden van medicatie |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Oud-Gastelaar krijgt geen medicijn tegen ongeneeslijke ziekte: pillen te duur»?1
In het bericht wordt aangegeven dat een patiënt met neurofibromatose zijn medicijnen niet meer (vergoed) krijgt. Het middel maakt onderdeel uit van het basispakket en wordt dus vergoed. In het bericht2 wordt aangegeven dat de zorgverzekeraar middelen die worden voorgeschreven wel wil vergoeden. Ik kan uit de berichtgeving dus niet opmaken wat er bij deze patiënt speelt. Mogelijkerwijs heeft de arts aangegeven dat deze patiënt niet meer op dit geneesmiddel is aangewezen. De precieze reden hiervoor ken ik niet.
Mocht de patiënt het niet mee eens zijn dat hij het middel niet meer krijgt, kan hij een klacht indienen bij zijn zorgaanbieder. Mocht de patiënt niet tevreden zijn over de klachtafhandeling door de zorgaanbieder dan kan hij ook terecht bij het landelijk meldpunt zorg.
Kunt u uitleggen waarom de vergoeding van medicijnen halverwege het jaar gestaakt wordt?
Zie antwoord vraag 1.
Is stopzetting van behandeling zonder alternatief niet in strijd met de zorgplicht van zorgverzekeraars?
Een zorgverzekeraar mag niet beslissen om een behandeling die onderdeel uitmaakt van het basispakket, waarop een patiënt volgens zijn behandelend arts is aangewezen, te stoppen of niet meer te vergoeden. Als een arts echter aangeeft dat het beter voor de patiënt is om een behandeling te stoppen, dan hoeft de zorgverzekeraar niet door te gaan met het vergoeden van de behandeling. Dat kan ook niet, omdat in dat geval de patiënt geen toegang meer zou moeten hebben tot de medicijnen, omdat een recept op dat moment ontbreekt.
Deelt u de mening dat een medicijn dat de kwaliteit van leven aantoonbaar verbetert gewoon verstrekt moet worden? Zo ja, wanneer wordt dit medicijn weer vergoed? Zo nee, waarom niet?
Het geneesmiddel waar het hier om gaat is in 2013 overgeheveld van de aanspraak op farmaceutische zorg naar de geneeskundige zorg. Ten tijde van overheveling gebruikten jaarlijks ongeveer 1.500 patiënten dit geneesmiddel (GIP-data, Zorginstituut Nederland). Ik heb geen enkel signaal ontvangen dat dit geneesmiddel niet meer vergoed zou worden voor deze groep mensen. Naar mijn weten wordt het geneesmiddel dan ook nog steeds vergoed.
Waarom wordt er op medicijnen bezuinigd terwijl zorgverzekeraars miljarden overreserves hebben?
Zie ook antwoord op vraag 1 en 2. In het bericht geeft de zorgverzekeraar aan dat hij de middelen die worden voorgeschreven wel wil vergoeden. Ik ken de reden dan ook niet waarom dat in dit geval niet zou gebeuren. Mogelijkerwijs heeft de arts aangegeven dat deze patiënt niet meer op dit geneesmiddel is aangewezen.
Ten algemene geldt dat medicijnen die voldoen aan het criterium stand van wetenschap en praktijk onderdeel uitmaken van het basispakket. Voor alle zorg, waaronder medicijnen, geldt dat van belang is dat er doelmatig gebruik plaats vindt.
De massale vernietiging van bewijsmateriaal van buitenlandse verkeersovertreders |
|
Wassila Hachchi (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bewijsmateriaal buitenlandse verkeersovertreders massaal vernietigd»?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom dit bewijsmateriaal is vernietigd?
De reden voor het vernietigen van gegevens en welke gegevens zijn vernietigd wordt toegelicht in de Kamerbrief over dit onderwerp, die samen met deze antwoorden is aangeboden aan uw Kamer.
Kunt u aangeven welk bedrag de Nederlandse staat jaarlijks misloopt aan niet betaalde verkeersboetes van buitenlandse verkeersovertreders?
Over de verwachte inningspercentages ten aanzien van de vier landen, Duitsland, België, Frankrijk en Zwitserland, waar reeds op kenteken wordt geflitst, heb ik u bij beantwoording van Kamervragen van de leden Van Helvert en Omtzigt (CDA)2 geïnformeerd. Ongeveer 20% van de opgelegde boetes wordt niet geïnd door de Nederlandse Staat.
Kunt u uiteenzetten hoe de samenwerking met EU-landen op het gebied van het incasseren van verkeersboetes werkt?
Sinds de implementatie van het Kaderbesluit Geldelijke Sancties (Kaderbesluit 2005/214/JBZ) draagt het CJIB zaken die niet in de inningsfase (dit is de fase van aanschrijving en aanmaning) door betrokkene worden voldaan, voor zover mogelijk, over aan de staat van de woonplaats van de bestuurder of het land van kentekenregistratie in het geval van een kentekenovertreding en vice versa.
Bent u van mening dat die samenwerking met alle EU landen goed verloopt? Zo nee, met welke landen niet en wat wordt daar op dit moment aan gedaan?
Ja, die samenwerking verloopt over het algemeen goed.
Bent u op de hoogte van de cijfers van RTL nieuws over het aantal verkeersongevallen met auto’s met buitenlands kenteken en voor hoeveel gevallen de boetes nu zijn vernietigd?2
Ja ik ben op de hoogte. Rijkswaterstaat heeft de database BRON ter beschikking gesteld, waarna door RTL nieuws zelf analyses zijn uitgevoerd. Er is geen sprake van vernietigde boetes.
Bent u van mening dat mensen die de verkeersveiligheid in Nederland in gevaar brengen een boete moeten krijgen en dat het niet wenselijk is dat sommige groepen ongestraft wegkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zijn de boetes dan vernietigd?
Ik onderstreep het uitgangspunt dat mensen die de verkeersveiligheid in gevaar brengen hierop moeten worden aangesproken. Dit geldt ook voor bestuurders uit andere landen. Hiervoor heb ik opdracht gegeven om de digitale handhavingsmiddelen zo in te gaan richten dat ook kentekens uit andere landen die onder de CBE richtlijn vallen, kunnen worden herkend en vervolgens worden beboet. Voor Duitsland, België, Frankrijk en Zwitserland is dit inmiddels gerealiseerd en Polen volgt naar verwachting nog dit jaar. Ik streef er vervolgens naar om in 2016 de aansluiting van meer landen te realiseren. Hiervoor wordt bekeken wat per land nodig is om de aansluiting te realiseren. Er is geen sprake van vernietigde boetes. Wanneer de software van de digitale handhavingsmiddelen nog niet is aangepast zodat kentekens uit een bepaald land worden herkend en het vervolgproces niet op dat land is ingericht, kunnen die flitsfoto’s niet verder worden verwerkt tot een boete.