Het bericht dat senioren de digitalisering van de overheid te snel vinden gaan |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat senioren de digitalisering van de overheid te snel vinden gaan?1
Ja.
Bent u het er mee eens dat overheidsdiensten voor iedereen toegankelijk moeten zijn, ook voor mensen die niet beschikken over internet, of niet vaardig zijn met internet?
Ik ben het er mee eens dat de overheid toegankelijk moet zijn voor mensen die zelfstandig kunnen en mogen handelen. Voor degenen die dat niet kunnen of mogen – zoals kinderen of mensen die onder curatele staan – moet de overheid toegankelijk zijn voor hun belangenbehartigers.
Overigens blijkt de groep ouderen die niet over internet beschikt flink af te nemen. De Unie KBO gaat bij hun berekening uit van 1,2 miljoen 65+»ers die geen toegang hebben tot internet. Dat is gebaseerd op de cijfers van het CBS uit 2013. Het CBS komt in 2015 tot 692.270 65+»ers. Dit is een sterke afname.
Kunt u aangeven welke maatregelen u gaat nemen om de algemene toegankelijkheid van overheidsdiensten te waarborgen, ook voor senioren en anderen die niet vaardig zijn met het internet of niet over internet beschikken?
De verantwoordelijkheid voor de toegankelijkheid van diensten en informatie ligt bij de desbetreffende overheidsorganisaties. Het beleid dat via het programma Digitaal 2017 wordt uitgedragen, is dat er speciale aandacht moet zijn voor mensen die niet mee kunnen komen met de digitalisering, bijvoorbeeld door het behouden van alternatieve communicatiekanalen.
Overheidsorganisaties hebben veel aandacht voor de toegankelijkheid van (digitale) overheidsdiensten. Zij doen vaak gebruikersonderzoek. Via dit klantonderzoek onder burgers en bedrijven worden verbetersuggesties gevraagd. Hiervoor zijn diverse manieren van klantonderzoek voorhanden, zoals de Net Promoter Score voor de Publieke Sector of usability testen bij online diensten. Verbetering van voorzieningen vindt mede plaats op basis van dergelijk onderzoek.
Door netwerken voor professionals als Gebruiker Centraal en het Kennis Centrum Dienstverlening (KING) worden professionals gestimuleerd klant- en gebruikersonderzoeken te doen en processen klantvriendelijker in te richten. Het programma Digitaal 2017 levert input en ondersteuning voor deze netwerken van professionals.
Websites van de overheid moeten voldoen aan de open standaard webrichtlijnen. Daarmee wordt het digitale contact met de overheid ook gemakkelijker. De webrichtlijnen bevatten richtlijnen voor techniek onafhankelijke toegankelijkheid voor websites. Ze moeten daarmee goed werken op diverse apparaten zoals tablets, smartphones en hulpapparatuur. Webgebaseerde mobile applicaties ofwel web apps vallen onder de werkingssfeer van deze internationale standaard, geadopteerd als de Europese standaard EN 301 549 en in de nationale standaard webrichtlijnen. Digitaal 2017 heeft ondersteunend instrumentarium laten ontwikkelen in de vorm van de monitor «Gewoon Toegankelijk» die ruim 900 websites van de overheid automatisch toetst op criteria voor toegankelijkheid en gerichte feedback geeft om fouten te herstellen en te voorkomen. In het wetsvoorstel voor de Gemeenschappelijke Digitale Infrastructuur dat nu in voorbereiding is, wordt voor overheidsorganisaties een verplichting opgenomen om deze webrichtlijnen na te leven.
Voor mensen die niet vaardig zijn of niet over internet beschikken, zijn er de volgende mogelijkheden. Voor het (digitaal) zaken laten doen door een ander is er de mogelijkheid van DigiD machtigen. Voor het zoeken en vinden van hulp bij het gebruik van digitale overheidsdiensten zijn er verschillende (lokale) mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld de i-shops in Den Haag of de spreekuren in bibliotheken.
Voor mensen die zelf digivaardiger willen worden is het Digitaal Hulpplein in het leven geroepen, waarmee het makkelijker wordt om een cursus op maat te vinden.
Door het convenant dat de Belastingdienst met de Koninklijke Bibliotheek heeft gesloten krijgen mensen via 800 openbare bibliotheken de beschikking over gratis gebruik van computers met internet en printfaciliteiten, en over de mogelijkheid daar kosteloos digivaardigheidscursussen te volgen. Daarnaast wordt op basis van dit convenant toegewerkt naar een netwerk van uiteindelijk 150 vestigingen in 2018 waar hulp bij het doen van aangifte zal worden geboden door maatschappelijk dienstverleners.
Het is de lijn van alle overheidsorganisaties dat – waar nodig – een alternatief kanaal beschikbaar is voor mensen die niet over middelen voor digitale communicatie beschikken, of die niet digivaardig zijn.
Welke alternatieven bestaan er op dit moment, voor burgers die niet over internet beschikken of niet vaardig zijn met internet om met de overheid te communiceren, naast de digitale overheidsdiensten?
Zie ook het antwoord op vraag 3.Veel overheidsorganisaties hebben digitale dienstverlening toegevoegd aan de traditionele vormen van dienstverlening en zullen die kanalen nog geruime tijd gebruiken. De overheidsorganisaties die het digitale kanaal als preferent kanaal hebben, hanteren veelal het click-call-face principe. Hierbij is het eerste contact digitaal, vervolgens is een informatienummer beschikbaar en indien nodig vindt persoonlijk contact plaats.
Blijven deze alternatieven voor minder digitaal vaardige burgers beschikbaar? Zo ja, blijven deze alternatieven permanent beschikbaar? Zo nee, waarom niet?
Hoe overheidsorganisaties omgaan met alternatieve kanalen is de verantwoordelijkheid van de desbetreffende organisaties. Uiteraard dienen er alternatieven te zijn voor de mensen die tijdelijk of blijvend niet in staat zijn zelf te communiceren met de overheid of die de middelen niet hebben om thuis zelf digitaal zaken te doen.
Bent u het er mee eens dat digitale overheidsdiensten bruikbaar moeten zijn voor minder digitaal vaardige burgers, voordat burgers exclusief van digitale overheidsdiensten gebruik kunnen maken om hun zaken met de overheid te regelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Kunt u aangeven op welke wijze de Kamer geïnformeerd wordt over de borging van algemene toegankelijkheid van alle overheidsdiensten?
Overheidsorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het regelen van de toegankelijkheid van hun informatie en diensten. U wordt in het kader van het programma Digitaal 2017 regelmatig geïnformeerd over de ontwikkelingen op het terrein van digitale dienstverlening. Verder wordt uw Kamer – na de ratificatie van het VN verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap – regelmatig op de hoogte gesteld van de voortgang van de implementatie van het Verdrag door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Hoe gaat u de motie Van Toorenburg/Oosenbrug over het bieden van alternatieven voor digitale diensten uitvoeren?2
Ik heb de motie beantwoord in de Voortgangsrapportage Digitaal 2017 (Kamerstuk 26 643, nr. 381). Zie ook het antwoord onder vraag 3, 4 en 5.
De inzet van PostNL in de onderhandelingen over de PostNL- en zaterdagbestellers-cao |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de in de aan vakorganisaties gerichte brief beschreven voorstellen van PostNL voor de cao-onderhandelingen?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke maatregelen van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) die de concurrentiepositie van het bedrijf beperken in de brief wordt geduid?
In een persbericht van 1 oktober 2015 heeft PostNL gereageerd op een aantal besluiten van de ACM die de toegang van andere postvervoerders tot het netwerk van PostNL reguleren. In dit persbericht stelt PostNL te verwachten dat de financiële impact voor PostNL van deze besluiten over een periode van 3 tot 4 jaar kan oplopen tot 30 tot 50 miljoen euro op jaarbasis. Ik ga ervan uit dat PostNL in de brief aan de vakbonden doelt op deze besluiten.
Bent u het ermee eens dat in de brief een relatie wordt gelegd tussen de dalende bedrijfsresultaten en de kosten die gemaakt zijn en worden bij het in dienst nemen van voorheen zelfstandige pakketbezorgers?
De aangehaalde brief maakt onderdeel uit van lopende besprekingen tussen vakbonden en een private partij. Het is past mij als Minister niet om daarover een waardering uit te spreken. Wat ik wel kan opmerken is dat PostNL in haar jaarverslag 2015 aangeeft dat de financiële impact van het Duurzaam Bezorgmodel 15 tot 20 miljoen euro is. Het Duurzaam Bezorgmodel omvat het in dienst nemen van voormalige zelfstandige pakketbezorgers en het verhogen van de vergoeding aan de overblijvende zelfstandige pakketbezorgers. Daarmee wordt in het jaarverslag een relatie gelegd tussen bedrijfsresultaten en het in dienst nemen van zelfstandige pakketbezorgers.
Trekt u hieruit ook de conclusie dat om pakketbezorgers acceptabele arbeidsomstandigheden te bieden, PostNL ervoor kiest werknemers uit een andere divisie te benadelen bij cao-onderhandelingen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u schetsen hoe het gemiddelde prijsverloop van de in 2015 door PostNL bezorgde pakketten is geweest?
Op dit moment is de ACM bezig met een marktscan van de pakketmarkt. Een van de vragen die de ACM daarbij meeneemt, is of er sprake is van een gelijk speelveld of dat partijen concurrentieproblemen op de markt voor pakketdiensten en pakketvervoersdiensten ervaren. De ACM heeft aangegeven dat de uitkomsten van dit marktonderzoek gebruikt kunnen worden voor toekomstige onderzoeken en besluitvorming van de ACM. Ik heb van de ACM begrepen dat de resultaten van deze marktscan binnenkort zullen worden gepubliceerd.
De eindgebruikersprijzen voor pakketten van verschillende pakketvervoerders zijn te vinden op de websites van de verschillende vervoerders. Het standaardtarief van PostNL voor een enkelstuks pakket tot 10 kg dat wordt verzonden naar een huisadres bedraagt 6,95 euro. Dezelfde service met hetzelfde serviceniveau wordt door andere pakketvervoerders aangeboden voor tarieven die daar tot 17% onder liggen, maar ook tegen het dubbele tarief (met als verschil dat het pakket dan ook thuis wordt opgehaald). Op de zakelijke markt zijn tarieven moeilijk te vergelijken omdat er verschillende kortingenstelsels worden gehanteerd voor verschillende klantenprofielen.
Kunt u aangeven hoe de prijzen van PostNL zich verhouden tot die van vergelijkbare pakketbezorgers in deze sector?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u, indien het prijsverloop te schetsen is, aangeven of dit prijsverloop strookt met de veronderstelde kostenstijging veroorzaakt door het in dienst nemen van voorheen zelfstandige pakketbezorgers?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u, indien dit niet het geval is, bereid de ACM te vragen onderzoek te doen naar aanmerkelijke marktmacht in de pakkettensector?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar mijn schriftelijke reactie op vragen van het lid De Liefde van 9 november 2015 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, aanhangsel handelingen nr. 763). Daarin heb ik aangegeven dat het aan de ACM als onafhankelijk toezichthouder op de postmarkt is om te bepalen van welke relevante markten sprake is en welke marktanalyses worden uitgevoerd. Door de ACM wordt momenteel op verzoek van marktpartij(en) reeds bekeken of er valide redenen zijn om op de 72-uurs markt een marktanalyse te starten.
Bent u bereid de ACM te vragen in dit of een ander onderzoek tevens te kijken naar de mededingingssituatie in de zakelijke markt voor 72-uurspost, zoals dit eerder is onderzocht in verband met het besluit over de kostentoerekening aan de Universele Postdienst (UPD)?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat er aanhoudingen zijn gedaan bij de ontruiming van het gemeentehuis van Winterswijk |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Waarom is de beslissing genomen het gemeentehuis in Winterswijk te ontruimen?1
De burgemeester heeft besloten het gemeentehuis te laten ontruimen nadat bleek dat de actievoerders niet de voorschriften en beperkingen in acht namen die door de burgemeester waren gesteld.
Hoe verhoudt dit besluit zich tot de mogelijkheid voor fracties om een openbare fractievergadering te houden?
Dit besluit tot ontruiming laat de mogelijkheid voor fracties om een openbare fractievergadering te houden onverlet.
Was deze ontruiming volgens u gerechtvaardigd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?
De beoordeling van de gerechtvaardigdheid van deze ontruiming komt toe aan de betrokken burgemeester. Deze legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties treedt niet in de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van deze ontruiming.
Vindt u dat thuiszorgmedewerkers het recht hebben om actie te voeren tegen het uitkleden van hun arbeidsvoorwaarden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zou deze manier van actievoeren volgens u niet gerechtvaardigd zijn?
Ja, thuiszorgmedewerkers hebben het recht om desgewenst actie te voeren. Het is aan de burgemeester om ter handhaving van de openbare orde en veiligheid voorschriften en beperkingen te stellen waaraan de actievoerders zich dienen te houden. Indien actievoerders dergelijke voorschriften en beperkingen niet in acht nemen is het aan de burgemeester om daaraan consequenties te verbinden.
Het bericht ‘Menzis trekt na jaar boetekleed aan. Client met klacht over pgb-fraude niet serieus genomen’ |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgkantoor Menzis weigerde mogelijke pgb-fraude te onderzoeken?1
Er is geen sprake van een weigering van Menzis om mogelijke pgb-fraude te onderzoeken.
Zorgkantoor Menzis heeft mij laten weten dat signalen waaruit bleek dat bij Boriz BV mogelijk sprake zou zijn van fraude voor Menzis aanleiding zijn geweest om bij de Wlz-budgethouders die zorg inkopen bij Boriz BV versneld een huisbezoek af te leggen en materiële controle uit te voeren voor de in natura geleverde zorg.
Het is toch correct dat u eerder heeft aangegeven dat zorgkantoren bij een vermoeden van fraude er alles aan moeten doen om dit te onderzoeken? Zo ja, kunt u (nogmaals) toelichten welke rol u voor zorgkantoren ziet in het aanpakken van pgb-fraude? Zo nee, waarom is dit niet correct?
Ik ben inderdaad van mening dat een zorgkantoor bij een vermoeden van fraude al het mogelijke moeten doen om deze vermoedens te onderzoeken.
Op 14 april 2015 heb ik uw Kamer het vervolgrapport Thematisch onderzoek aanpak PGB-fraude van de NZa toegestuurd (TK 25 657, nr. 159). Dit rapport bevat een duidelijke beschrijving van de rol van het zorgkantoor bij de aanpak van pgb-fraude. Verder heb ik de Kamer op 7 december 2015 (TK 25 657, nr. 225) geïnformeerd over de laatste stand van zaken bij de aanpak van pgb-fraude. Ook die brief bevat informatie over de rol van het zorgkantoor bij de aanpak van pgb-fraude.
Wat vindt u ervan dat zorgkantoor Menzis zich geen aangewezen partij vindt als het gaat om het aanpakken van pgb-fraude? Hoe kan het dat het zorgkantoor hier niet het door u uitgezette beleid in de aanpak van fraude in de zorg uitvoerde? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat zorgkantoor Menzis pas een jaar na het indienen voor het eerst inhoudelijk op de klacht reageerde? Vindt u dit ook niet erg lang, zeker gezien de conclusie van het zorgkantoor dat het hierin geen enkele rol voor zich ziet weggelegd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgkantoor Menzis mij laten weten dat zij in het dossier geen klacht hebben aangetroffen die ruim een jaar geleden zou zijn ingediend. Navraag bij «Anita» (een gefingeerde voornaam), haar advocaat en haar bewindvoerder heeft er ook niet toe geleid dat een kopie is overlegd van een klacht die een jaar geleden zou zijn ingediend.
Net als alle andere zorgkantoren kent Menzis een klachtenprocedure voor het behandelen van klachten van verzekerden over het zorgkantoor.
Anita heeft op 7 september 2015 bij het zorgkantoor een fraudemelding gedaan over zorgaanbieder Boriz BV. Dit signaal en andere, eerdere, signalen zijn voor het zorgkantoor aanleiding geweest voor het versneld uitvoeren van huisbezoeken en het uitvoeren van een materiële controle voor de in natura geleverde zorg.
Zorgkantoor Menzis heeft mij laten weten dat Anita vervolgens op 14 en 15 december 2015 mails naar het zorgkantoor heeft gestuurd die door het zorgkantoor als klacht in behandeling zijn genomen. Daarbij is ook haar eerdere mail van 7 september 2015 betrokken. Tijdens een op 12 februari 2016 in het kader van de klachtenprocedure gehouden hoorzitting bleek de klacht uitsluitend betrekking te hebben op de zorgaanbieder en niet op het zorgkantoor. De klacht is om die reden vervolgens op 19 februari 2016 ongegrond verklaard, hetgeen niets af doet aan het feit dat het eerdere signaal als fraudemelding is behandeld.
Wat vindt u van de manier waarop zorgkantoor Menzis met de klacht van «Anita» is omgegaan? Hoe kan het dat een klacht tot twee keer toe kan verdwijnen?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u het passend dat er bij zorgkantoor Menzis maar één persoon zou zijn geweest die de klacht kon afhandelen?
Op de klachtenafdeling van Menzis zijn meerdere personen werkzaam.
Wel is het zo dat bij de fraude-afdeling van Menzis één persoon is belast met de coördinatie van de contacten met de (ex-)cliënten van Boriz BV.
Kunt u begrijpen dat «Anita» verbolgen is over de manier waarop zorgkantoor Menzis haar klacht heeft behandeld en daarom een klacht indient bij de Nationale ombudsman? Kunt u uw antwoord toelichten?
Anita heeft de mogelijkheid om bij de Nationale ombudsman een klacht in te dienen over de manier waarop Menzis haar klacht heeft behandeld. De Nationale ombudsman kan dan een oordeel over de klachtbehandeling van Menzis uitspreken.
Erkent u dat het om kwetsbare cliënten gaat op wie zulke langdurige procedures veel impact hebben, wat ook extra zorgkosten met zich mee kan brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De melding van 7 september 2015 had betrekking op de zorgaanbieder Boriz BV en is voor het zorgkantoor aanleiding geweest voor het versneld uitvoeren van huisbezoeken en het instellen van een materiële controle voor de in natura geleverde zorg. De mails van 14 en 15 december 2015 heeft het zorgkantoor aangemerkt als klacht gericht tegen het zorgkantoor en als zodanig behandeld. De klacht bleek tijdens een op 12 februari 2016 gehouden hoorzitting uitsluitend betrekking te hebben op de zorgaanbieder en niet op het zorgkantoor en is daarom door het zorgkantoor ongegrond verklaard.
Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat deze procedure tot extra zorgkosten heeft geleid.
Ziet u ook dat de handelwijze van zorgkantoor Menzis ontmoedigend is voor mensen die klachten hebben over mogelijk frauderende zorgverleners? Vindt u het terecht dat die door de houding van dit zorgkantoor hun gang kunnen blijven gaan?
Menzis heeft mij laten weten dat zij naar aanleiding van signalen waaruit bleek dat bij Boriz BV mogelijk sprake zou zijn van fraude versneld huisbezoeken heeft afgelegd en materiële controle heeft ingesteld voor de in natura geleverde zorg. Ik zie daarom niet in waarom dit andere verzekerden zou ontmoedigen om bij Menzis een melding te doen als er een vermoeden van fraude is door een zorgverlener.
Herinnert u zich dat u in de beantwoording van eerdere vragen aangaf dat Menzis zorgkantoor een onderzoek is gestart naar Boriz BV, en dat u in afwachting van de uitkomsten van dat onderzoek geen oordeel kon geven over deze specifieke zaak? Kunt u hier inmiddels wel een oordeel over geven? Hoe verhoudt het feit dat Menzis dit onderzoek doet tot het feit dat ze geen rol voor zichzelf ziet in de aanpak van fraude met pgb’s?2
Het is correct dat Menzis naar aanleiding van eerdere signalen een onderzoek is gestart. In het kader van dat onderzoek worden huisbezoeken gebracht aan alle Wlz-budgethouders die zorg inkopen of recent ingekocht hebben bij Boriz. Dit onderzoek is nog niet afgerond.
Uit het feit dat Menzis dit onderzoek is gestart blijkt dat het niet juist is om te veronderstellen dat Menzis geen rol voor zichzelf zou zien bij de aanpak van pgb-fraude.
Vindt u dat Boriz BV naar aanleiding van de verschillende ingediende klachten, waarvoor zij op haar vingers is getikt door de klachtencommissie, voldoende verbeteringen/maatregelen doorgevoerd heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgkantoor Menzis heeft mij laten weten dat zij de uitspraak van de klachtencommissie Gelderse Zorginstellingen betrekken bij hun onderzoek.
In 2013 is Boriz BV door de Inspectie op de Gezondheidszorg bezocht. De IGZ heeft mij laten weten dat de tijdens dat bezoek door IGZ geconstateerde tekortkomingen zijn opgepakt door Boriz BV. De informatie over mogelijke fraude bij deze zorgaanbieder heeft de aandacht van IGZ.
Is het waar dat Boriz BV ook «zorg in natura» levert? Zo ja, op welke wijze worden de klachten en meldingen van pgb-fraude meegenomen bij de financiering van naturazorg?
Boriz BV levert inderdaad ook natura-zorg. De controlewerkzaamheden van Menzis strekken zich ook uit tot de natura-gefinancierde zorg. Binnen het zorgkantoor worden de bevindingen met betrekking tot de pgb-gefinancierde activiteiten en de natura-gefinancierde activiteiten uitgewisseld.
Erkent u dat Boris BV via naturazorg (nog) gemakkelijker kan frauderen, omdat daar geen handtekeningen nodig zijn voor geleverde zorg in relatie tot de indicatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij natura-zorg voert het zorgkantoor reguliere (formele en materiële) controles uit op de juistheid van ingediende declaraties. Als het zorgkantoor een onrechtmatigheid constateert, kan het zorgkantoor de declaratie afwijzen. Bij vermoedens van fraude is er tevens de mogelijkheid om een fraudeonderzoek in te stellen. Bij beide financieringsvormen vinden derhalve controles op rechtmatigheid plaats, maar de wijze waarop is verschillend.
Het bericht dat een drugskoerier uit Curaçao, Curaçao niet meer in mag |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Drugskoerier mag Curaçao niet meer in?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat deze veroordeelde Curaçaoënaar niet meer op Curaçao mag terugkeren en hierdoor het probleem van Nederland wordt? Zo neen, waarom niet?
Het bericht ziet op een in Nederland wonende vrouw met een Nederlands paspoort die op de luchthaven Hato is aangehouden voor overtreding van de Opiumlandsverordening. Zij was voor haar aanhouding reeds eerder vier keer veroordeeld voor overtreding van de opiumwetgeving.
Het wetboek van strafrecht van Curaçao bepaalt dat bij veroordeling in bepaalde gevallen als bijkomende straf kan worden opgelegd de «ontzetting van het recht om enig land of openbaar lichaam van het Koninkrijk, waar de schuldige zijn woonplaats heeft, uit te reizen, dan wel het recht tot het inreizen in enig land of openbaar lichaam van het Koninkrijk». Bij Landsverordening van 9 december 2015 is de Opiumlandsverordening van Curaçao gewijzigd, zodanig dat bij veroordeling wegens een opiumdelict, de ontzegging van voormelde rechten door de strafrechter kan worden uitgesproken.
Niet in alle zaken wordt deze bijkomende straf gevorderd. In deze zaak is dat wel gebeurd, omdat er rekening is gehouden met het feit dat de verdachte reeds vier maal eerder is veroordeeld voor een zelfde delict. De ervaring leert dat personen die eenmaal zijn benaderd om als koerier te fungeren, benaderd blijven worden. In veel gevallen gaan ze uit angst, onmacht of wegens financiële problemen in op de vraag om verdovende middelen te vervoeren. Het vorderen van een reisverbod door het OM dient kennelijk dan ook als een bescherming van de (potentiële) koerier, die zich de volgende keer dat hij/zij wordt benaderd kan «beroepen» op het reisverbod. Zou mevrouw zijn ingeschreven op Curaçao, dan zou door het OM te Willemstad een reisverbod zijn gevorderd om Curaçao uit te reizen.
Het antwoord op vraag 2 en vraag 3 luidt gelet op het vorenstaande ontkennend.
Deelt u de mening dat Curaçao hierdoor Nederland het probleem in de schoot werpt? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de drugskoerier haar celstraf moet uitzitten? Zo neen, waarom niet?
De tenuitvoerlegging van de door de rechter op Curaçao opgelegde straf valt onder verantwoordelijkheid van de Minister van justitie aldaar. Ik onderschrijf dat het belangrijk is dat veroordeelde criminelen de door de rechter opgelegde straf ondergaan.
Door de loop der dingen in deze casus (plegen delict, schorsing van de bewaring, uitreis, veroordeling tot een gevangenisstraf met gelijktijdige oplegging van een inreisverbod) ontstaat er wellicht een probleem met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf. Ik kan niet treden in de schorsing van de bewaring door de rechter-commissaris en de uitspraak van de rechter in eerste aanleg.
Hoeveel personen hebben, sinds de inwerkingtreding van paragraaf 11 «ontzetting van rechten (art. 1:64)» in het Wetboek van Strafrecht Curaçao, een terugkeerverbod gekregen naar Curaçao en waarom?
Dit is het eerste inreisverbod dat op grond van de (nieuwe) regelgeving is opgelegd aan een in Nederland wonende onderdaan van het Koninkrijk.
Kunnen alle landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden op dezelfde wijze personen het grondgebied ontzeggen? Zo neen, waarom niet?
Nee, in de Nederlandse wet is geen soortgelijke bepaling opgenomen. De casus die thans aan de orde is gesteld kan desgewenst door de Kamer worden betrokken bij de bredere discussie die wordt gevoerd over de regulering van vestiging binnen het Koninkrijk.
Het bericht ‘Fileprobleem neemt ook dit jaar verder toe’ |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fileprobleem neemt ook dit jaar verder toe»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit bericht? Deelt u de zorgen van de ANWB? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen jaren hebben we, voornamelijk door aanleg en verbreding van wegen en het programma Beter Benutten, een afname van de files in Nederland gezien van in totaal 15%. Vanzelfsprekend speelde de economische crisis daarbij ook een rol maar dit effect was drie keer kleiner dan het effect van onze eigen investeringen [Mobiliteitsbeeld KiM 2015]. In 2015 staan de seinen voor de Nederlandse economie weer op groen en dat is goed nieuws.
Het gevolg is wel dat de drukte op de weg groeit en de files de komende jaren weer gaan toenemen [Mobiliteitsbeeld KiM 2015]. Dat is niet onverwacht; het komt overeen met onze eigen inschattingen. De toenemende drukte op de wegen onderstreept de noodzaak om zowel in als buiten de Randstad voluit door te gaan met de aanleg en verbreding van wegen, en met slimme maatregelen zoals in het programma Beter Benutten.
Komt de stijging van de filedruk waaraan de ANWB refereert overeen met uw prognoses en klopt deze stijging? Zo nee, welke aannames lagen ten grondslag aan uw prognoses en waar wijken deze af van het huidige beeld?
In het Mobiliteitsbeeld 2015 heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid een toename geraamd van het reistijdverlies op het hoofdwegennet van 45% tussen 2014 en 2020. Voor het jaar 2015 raamde het KiM een toename van het reistijdverlies van 19% en volgens RWS (februari 2016) was er in 2015 een toename van 22%. Deze percentages zijn in lijn met de gegevens van de ANWB. Ik verwacht dat de files dit jaar ook nog zullen toenemen, maar minder dan de ANWB verwacht.
Het KiM baseert zich op prognoses van het CPB over economische groei en de olieprijzen en op de verwachte realisatie van het aanlegprogramma in het MIRT. De huidige verkeersgroei is in lijn met de prognoses van het CPB en het KiM. Twee belangrijke projecten uit 2015, de A4 Delft-Schiedam en de A15 MAVA, zijn pas eind van het jaar opengesteld. De effecten ervan werken pas in 2016 volledig in de filecijfers van de Randstad door. Naast de andere openstellingen in 2016 (bv A12 Ede-Grijsoord en A2 passage Maastricht) zorgt dit in 2016 voor minder groei van de file dan in 2015.
Hoe beoordeelt u de oproep van de ANWB dat woon-werkverkeer, nog meer dan nu, gespreid moet worden? Ziet u dat ook als de belangrijkste oplossing? Zo ja, hoe zou u dat willen bereiken? Zo nee, waarom niet?
Het is van groot belang dat we doorpakken met de projecten die richting en na 2020 de files zullen reduceren. Spreiden van het woon-werkverkeer zie ik daarbij als een kansrijke maar zeker niet als enige oplossing. Ik zet juist in op een breed pakket aan bereikbaarheidsoplossingen waarbij aanleg en verbreding van wegen, verkeersmanagement en gedragsmaatregelen een rol spelen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met werkgevers (organisaties zoals VNO-NCW) teneinde een convenant te sluiten waarin afspraken worden gemaakt om de filedruk te verminderen door middel van flexibele werktijden voor werknemers?
In het programma Beter Benutten ben ik in gesprek met werkgevers over flexibele werktijden, thuiswerken en alternatieve modaliteiten om de files terug te dringen. Tot en met 2017 ligt de nadruk in het programma Beter Benutten op maatregelen die reizigers in staat stellen op een slimme manier snel op de plek van bestemming te komen. Een bijzonder onderdeel van het programma vormen de «slimme deals» met het bedrijfsleven. Dit zijn afspraken met bedrijven om werknemers minder in de spits te laten reizen, bijvoorbeeld met mogelijkheden om flexibel te werken of met e-bike-acties.
Windmolens in de Veenkoloniën dreigen de telescoop van Astron ‘Lofar’ te nekken |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Windmolens dreigen Lofar te nekken»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de plaatsing van windmolens de werking en de onderzoeken die gedaan worden en potentieel kunnen worden gedaan met de telescoop in Exloo niet in de weg mogen staan? Zo nee, waarom niet?
In de aanloop naar het vaststellen van het voorkeursalternatief van het windpark begin februari 2015 heb ik bestuurlijk overleg gevoerd met de provincie Drenthe en de directie van Astron. Daarbij is destijds de afspraak gemaakt om gezamenlijk met Astron, de initiatiefnemers van het windpark en de provincie Drenthe in gesprek te gaan om de eventuele verstoring voor Lofar zoveel als mogelijk te beperken, al dan niet via innovatieve oplossingen.
Waarom heeft u in de verkenning naar windpark De Drentse Monden en Oostermoer geen opdracht gegeven om Astron, als eigenaar van Lofar, te betrekken?
Bij het starten van de verkenning was ik al geruime tijd met Astron specifiek over Lofar in gesprek. Het gesprek met Astron kent een eigen traject en dat overleg vindt nog steeds plaats.
Op welke wijze heeft u Astron, als eigenaar van Lofar, betrokken in het kader van de Rijkscoördinatieregeling bij de plaatsing van windmolens in Drenthe?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het eigen onderzoek van Astron naar de invloed van windturbines op een antenneveld in Roodeschool? Zo ja, in hoeverre neemt u de conclusies van dit onderzoek mee in uw besluit over de plaatsing van de windmolens in Drenthe?
Ja, ik heb kennis genomen van het onderzoek. Dit onderzoek wordt betrokken in het (verdere) overleg met Astron over de door de partijen aan te dragen innovatieve oplossingen en/of mitigerende maatregelen.
Kunt u aangeven wat het effect is van de plaatsing van windmolens op de investeringsbeslissingen van partners van Lofar en de geloofwaardigheid van het onderzoek naar het heelal met de telescoop?
Ik heb geen inzicht in private investeringsbeslissingen van partners van Astron. Dit is aan Astron en zijn partners. Bij de afweging van belangen worden de economische belangen meegewogen.
Houdt u rekening met de mogelijke gevolgen van de plaatsing van windmolens in Drenthe op de onderzoeksmogelijkheden van Lofar en kunt u het wetenschappelijke onderbouwen dat de plaatsing geen invloed zal hebben? Zo ja, op welke wijze geeft u hier uitvoering aan?
In een klein en dichtbevolkt land als het onze worden in het kader van het inpassingsplan voor het windpark zorgvuldig verschillende belangen tegen elkaar afgewogen. Het belang van de radiotelescoop Lofar is één van de belangen die nadrukkelijk aan de orde zijn bij de inpassing van het windpark. In dit kader heb ik overleg met Astron, de initiatiefnemers van het windpark en de provincie Drenthe om eventuele verstoringen van windturbines zoveel als mogelijk te beperken. Ik laat mij hierbij ondersteunen door Agentschap Telecom.
Bij het opstellen van de voorkeursvariant van het windpark is rekening gehouden met de twee beschermingszones rond Lofar in de provinciale verordening, waardoor zone 1 volledig is gevrijwaard en zone 2 zoveel als mogelijk is vrijgehouden.
Aan welk belang geeft u voorrang aan de plaatsing van windmolens of aan de reeds gedane grote investeringen voor de radiotelescoop? Mocht u voorrang geven aan de windmolens, in hoeverre leidt dat dan tot kapitaalvernietiging?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft u contact met de Europese Commissie over de plaatsing van windmolens gezien zij ook hebben geïnvesteerd in de radiotelescoop? Zo ja, kunt u dit inzichtelijk maken?
Nee. Het is niet gebruikelijk om na afloop van de subsidieperiode van een project dat mede vanuit EFRO is gefinancierd, zoals bij Lofar het geval is, in contact te blijven met de Europese Commissie. Tevens geldt dat besluitvorming over een project waarbij ook een mede uit Europese subsidie gefinancierde onderzoeksinstelling één van de af te wegen belangen is, een nationale verantwoordelijkheid is. Ik neem deze verantwoordelijkheid serieus en ben mij bewust van de belangen die spelen.
Wanneer neemt u een besluit over de plaatsing en opstelling van de windmolens in Drenthe en bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan dit besluit?
Op dit moment ligt het ontwerp inpassingsplan met bijbehorende besluiten van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer ter inzage. De besluitvorming over het uiteindelijke inpassingsplan is voorzien in het derde kwartaal van 2016.
Medische thermografie |
|
Leendert de Lange (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tv-uitzending van 29 februari j.l. over medische thermogafie?1
Ja.
Wat is uw oordeel over deze uitzending?
De uitzending geeft een beeld van commerciële bedrijven die thermografie aanbieden als pijnloos gezondheidsonderzoek. Deze aanbieders zeggen «officieel» dat hun methode niet geschikt is om borstkanker aan te tonen, maar wekken wel die suggestie via onder andere hun websites. In de uitzending blijkt uit opnames met een verborgen camera dat aanbieders ook in het contact met cliënten beweren dat tumoren opgespoord kunnen worden met behulp van thermografie.
Er is geen wetenschappelijk bewijs dat thermografie een goed alternatief is voor mammografie in het bevolkingsonderzoek. Dit schrijft de Gezondheidsraad in het advies van 22 januari 2014 over het bevolkingsonderzoek borstkanker. Radiologen geven aan dat thermografie temperatuurverschillen in de huid laat zien met behulp van infraroodopnamen. Infrarood kan niet diep door de huid heen dringen. Tumoren zitten vaak dieper in het weefsel. Hierdoor is deze methode niet geschikt om tumoren op te sporen, zeker niet in een vroeg stadium.
Hoe kijkt u aan tegen het beeld dat uit deze uitzending naar voren komt over de verstrekte informatie rond medische thermografie? Kunt u dit onderbouwen met een kwalificatie?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u informatie verstrekken over de medische effecten en uitkomsten van medische thermografie in relatie tot borstkankeronderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat deze vorm van informatieverstrekking door betrokkenen bij medische thermografie de bevolkingsonderzoeken naar borstkanker verstoort, en daarmee ondermijnt? Zo ja, geeft dit aanleiding nadere maatregelen te nemen?
Over het commerciële aanbod aan thermografie heeft de Gezondheidsraad in genoemd advies aangegeven dat uit enquêteonderzoek blijkt dat respondenten de positieve reclameboodschap voor thermografie overtuigend vinden en er een aantrekkelijk alternatief voor mammografie in zien. Het is niet ondenkbaar dat vrouwen hierdoor aan het bevolkingsonderzoek worden onttrokken met de misleidende beweringen dat thermografie een goed en pijnloos alternatief is voor een mammografie.
In de uitzending hebben de aanbieders van thermografie zich ook negatief uitgelaten over het bevolkingsonderzoek: veel vrouwen zouden overlijden juist als gevolg van de straling die wordt gebruikt bij de mammografie. Het RIVM heeft signalen ontvangen van de screeningsorganisaties dat deze boodschap is blijven hangen bij mensen en dat ze zich daarom afmelden voor het bevolkingsonderzoek.
Op grond van de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) is het verboden om zonder vergunning van de Minister van VWS bevolkingsonderzoek, geneeskundig onderzoek, aan te bieden waarbij gescreend wordt op kanker. Een vergunning hiervoor wordt alleen verleend indien de Gezondheidsraad heeft vastgesteld dat het geneeskundig onderzoek naar wettelijke maatstaven deugdelijk is en in overeenstemming is met wettelijke regels voor medisch handelen. Bovendien moet het nut van het bevolkingsonderzoek opwegen tegen de risico’s daarvan voor de gezondheid van de te onderzoeken personen.
Geen enkele aanbieder van thermografie heeft een WBO-vergunning aangevraagd en gekregen.
De IGZ heeft eerder over thermografie een melding ontvangen en het onderzoek hiernaar loopt op dit moment. Ze zal in haar onderzoek relevante informatie uit het programma Tros Radar meenemen. Misleidende informatie geven aan cliënten waardoor zij afzien van reguliere screening is ook verboden. De IGZ neemt ook dit aspect mee in haar onderzoek. De Inspectie verwacht haar onderzoek na de zomer af te ronden.
Gaat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dit onderzoeken, daar in de uitzending wordt gesproken over een mogelijke actie van de IGZ? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De waardevermeerderingsregeling |
|
Jan Vos (PvdA), André Bosman (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de waardevermeerderingsregeling, waarvan de middelen uitgeput zouden zijn?1
Ja.
Is het waar dat het budget van 125 miljoen euro al is overschreden? Zo ja, met hoeveel?
Voor de interim waardevermeerderingsregeling geldt een budget van € 124,6 mln. Op dit moment is voor € 85 miljoen uitgegeven aan goedgekeurde aanvragen.
Is het waar dat daardoor vele aanvragen niet meer gehonoreerd kunnen worden? Zo ja, hoeveel?
Daarover kan nog geen uitsluitsel worden geven. Als alle ingediende aanvragen en aanvragen die op basis van schademeldingen nog kunnen volgen worden goedgekeurd zal het subsidieplafond ruim worden overschreden.
Was in voldoende mate bekend dat het hier niet ging om een open einde regeling, maar een regeling met een plafond?
Van het begin af aan was duidelijk dat de interim waardevermeerderingsregeling, die door de provincie Groningen is vastgesteld, een budget kende van maximaal 124,6 miljoen euro.
Op welke manier gaat u de motie-Bosman c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 242) uitvoeren?
Genoemde motie verzoekt de regering om, bij de behandeling van de komende Voorjaarsnota te komen met een voorstel voor behoud van de waardevermeerderingsregeling in de oude vorm of een vergelijkbare regeling.
In het kader van de voorjaarsnota zal ik in het kabinet over deze motie spreken, vervolgens informeren wij de Kamer.
Deelt u de mening dat er een bepaalde mate van continuïteit tussen opeenvolgende regelingen moet zijn? Wanneer kan de vernieuwde regeling van start gaan?
Hierover zal ik u na besluitvorming in het kabinet over de voorjaarsnota berichten.
Het bericht ‘Drugs- en wapensmokkel Woenselse Poort kinderlijk eenvoudig’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u een overzicht geven van alle aangetroffen vuurwapens en/of binnengesmokkelde contrabande van de afgelopen vijf jaar binnen de Woensele Poort?
De forensische GGz-instelling De Woenselse Poort bestaat uit een beveiligde zone (beveiligingsniveau 3) en een besloten zone (beveiligingsniveau 2). In beveiligingsniveau 3 wordt structureel gecontroleerd met detectiepoortjes en bagagescan, conform beveiligingseisen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). In beveiligingsniveau 2 van de instelling is de resocialisatie- en behandelafdeling gevestigd. De cliënten die daar verblijven werken met hun behandeling toe naar een zo zelfstandig mogelijk leven. Om op deze verzelfstandiging te worden voorbereid, krijgen de patiënten ook bepaalde vrijheden, passend bij de behandelfase. Voorafgaand aan de plaatsing op beveiligingsniveau 2 vindt bij iedere patiënt een risicotaxatie en -afweging plaats. Bij beveiligingsniveau 2 wordt derhalve geen detectiepoort of bagagescan ingezet. Hier wordt op indicatie bagage gecontroleerd en/of de persoon in kwestie gefouilleerd. Het incident van 25 februari 2016 heeft zich afgespeeld in de besloten zone met beveiligingsniveau 2.
In de afgelopen vijf jaar is geen vuurwapen aangetroffen binnen De Woenselse Poort. In beveiligingsniveau 3 zijn afgelopen vijf jaar wel drugs, een mobiele telefoon en een paar gebruiksvoorwerpen aangetroffen die zijn omgevormd tot een steekwapen (denk daarbij aan een bewerkte tandenborstel). In beveiligingsniveau 2 is gedurende deze periode drugs aangetroffen, en verschillende malen een mes of een gebruiksvoorwerp dat is omgevormd tot een steekwapen.
Kunt u een overzicht geven van alle aangescherpte maatregelen die bij deze kliniek zijn genomen sinds de «undercover» uitzending in 2011?1
Naar aanleiding van de door u genoemde uitzending van Undercover in Nederland heeft de DJI een onderzoek uitgevoerd naar de organisatorische, bouwtechnische en elektronische beveiliging van de instelling. Het onderzoek heeft ertoe geleid dat de volgende maatregelen zijn getroffen in beveiligingsniveau 2:
De volgende maatregelen zijn getroffen in beveiligingsniveau 3:
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van de sindsdien genomen maatregelen, gelet op de invoer van het vuurwapen in de kliniek waarmee twee bewoners zichzelf onlangs van het leven hebben beroofd?2 Kunt u aangeven op welke wijze u de afgelopen jaren heeft toegezien op naleving van deze maatregelen?
In 2015 heeft DJI een Safety Security & Housing audit uitgevoerd; de beveiligingsmaatregelen en algehele staat van beveiliging (beveiligingsniveau 2 en 3) zijn hierbij positief beoordeeld. Ook bij een tussentijds toezicht van de Inspectie Veiligheid en Justitie in 2013 is geconstateerd dat De Woenselse Poort de gedane aanbevelingen had opgepakt. De Inspectie was tevreden over de wijze waarop de veiligheid werd vormgegeven. Het incident heeft zich afgespeeld in de besloten zone van de instelling (beveiligingsniveau 2) In beveiligingsniveau 2 worden geen detectiepoortjes of bagagescans gebruikt.
De politie heeft op basis van haar onderzoek geconcludeerd dat beide personen zelf hebben gekozen voor de dood. Door de politie wordt momenteel onderzoek gedaan naar de herkomst van het wapen. Door Bureau Veiligheid en Integriteit van DJI vindt een onderzoek plaats naar de beveiligingsaspecten van de afdeling. Daarnaast vindt vanuit behandelinhoudelijk perspectief een onderzoek plaats naar de toedracht van het incident. Dit onderzoek vindt plaats volgens de gestandaardiseerde PRISMA methode, onder leiding van een onafhankelijke, externe voorzitter.
De Inspectie Veiligheid en Justitie heeft op 7 maart jl. een oriënterend bezoek gebracht aan de instelling naar aanleiding van het incident op 25 februari 2016. Op korte termijn volgt een tweede oriënterend bezoek omdat een aantal inhoudelijke vragen nog niet aan bod is gekomen. Op basis van deze bezoeken besluit de inspectie of aanvullend onderzoek nodig is.
Klopt het dat onderzoek heeft uitgewezen dat er sprake is van zelfmoord door de betreffende bewoners?3 Zijn er voldoende indicaties dit met zekerheid vast te kunnen te stellen, zo ja, welke? Vormt dit nog onderwerp van verder onderzoek door de Inspectie?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat cliënten voornamelijk via andere ingangen binnenkomen dan via de beveiligende hoofdingang? Is het correct dat daardoor geen effectieve controle kan worden uitgevoerd op de invoer van vuurwapens en contrabande?
Nee, dit klopt niet. De instelling kent twee zones: beveiligingsniveau 2 en beveiligingsniveau 3. Beide beveiligingsniveaus hebben een eigen, separate ingang. Bovendien is er geen vrije doorgang tussen de twee beveiligingsniveaus.
Is het correct dat bezoekers niet tot nauwelijks worden gecontroleerd op de invoer van vuurwapens en contrabande?
Bij de toegang tot beveiligingsniveau 3 wordt structureel gecontroleerd door middel van een detectiepoort en een bagagescan. Op indicatie kunnen aanvullende maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld drugshonden. Bij de toegang tot beveiligingsniveau 2 is geen detectiepoort en bagagescan. Hier wordt steekproefsgewijs en op indicatie gecontroleerd.
Heeft u indicaties dat ook op andere manieren de invoer van verboden spullen gemakkelijk is te realiseren voor cliënten? Zo ja, welke?
Nee, de hierboven beschreven beveiligingsmaatregelen zijn erop gericht om de invoer van contrabande zoveel mogelijk te voorkomen.
Hoe is het in de kliniek gesteld met de frequentie en de intensiteit van (kamer)controles op vuurwapens en contrabande?
Regelmatig worden kamers door het afdelingspersoneel en/of de beveiliging gecontroleerd. De frequentie is afhankelijk van het karakter van de afdeling en het betreffende beveiligingsniveau en natuurlijk op indicatie per cliënt.
Daarnaast zet De Woenselse Poort honden in voor het opsporen van drugs, op de afdelingen, in de binnentuinen en in toegangsruimtes. Daarmee worden zowel cliënten,medewerkers als bezoekers door de honden gecontroleerd.
Welke tijdelijke maatregelen worden door u c.q. de directie genomen in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek dat is gestart naar aanleiding van dit incident? Wanneer verwacht u de uitkomsten van dit onderzoek?
Na het incident is in de gehele besloten en beveiligde zone een kamer/kast-controle uitgevoerd. Hierbij zijn geen onregelmatigheden aangetroffen. Daarnaast is de toegangscontrole van de besloten zone direct na het incident aangescherpt en dit zal zo blijven tot de uitkomsten van de verschillende onderzoeken bekend zijn. Dit houdt onder andere in dat alle cliënten, hun bezoekers en alle bagage worden gecontroleerd bij binnenkomst. Er wordt een handscanner gebruikt, er wordt gefouilleerd en men checkt de bagage.
De uitkomsten van de twee onderzoeken, te weten het onderzoek door Bureau Veiligheid en Integriteit en het behandelinhoudelijke onderzoek naar de toedracht, worden over enkele weken verwacht.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het Algemeen overleg gevangeniswezen voorzien op 30 maart aanstaande?
Ja.
Het bericht ‘Uitgehuwelijkt: ‘Teruggaan betekent mijn dood’’ |
|
Sadet Karabulut (SP), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Uitgehuwelijkt: «Teruggaan betekent mijn dood»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat vrouwen door hun familie, zijnde op vakantie buiten Nederland, worden gedwongen tot het sluiten van een huwelijk? Zo ja, wat doet u hier tegen? Zo nee, waarom niet?
Huwelijksdwang en achterlating beschouwt het kabinet als vormen van geweld. Huwelijksdwang, al dan niet in combinatie met achterlating, is verboden en strafbaar, en verhoudt zich op geen enkele wijze met de Nederlandse rechtsorde. Het gaat om ernstige schendingen van het recht van mensen om keuzen te maken over eigen lijf, leden en toekomst, over persoonlijk welzijn en brengt slachtoffers in ingrijpende loyaliteitsconflicten. Slachtoffers bevinden zich vaak in een afhankelijkheidsrelatie met familie waar zij zich niet makkelijk uit los kunnen maken. Het is extra schrijnend als de dwang wordt uitgeoefend door degenen die juist borg moeten staan voor genegenheid en voor het bieden van ontplooiingsmogelijkheden.
Het is buitengewoon moeilijk om vanuit Nederland te voorkomen dat vrouwen die op vakantie zijn in een land waarin ze familie hebben wonen, zich gedwongen voelen om daar een huwelijk te sluiten. Het kabinet zet daarom vooral in op preventie en voorlichting, zie de antwoorden op de vragen 5 en 6 hieronder.
Welke rechtsmiddelen heeft u om deze vrouwen te beschermen? Hoe zet u die rechtsmiddelen in?
Huwelijksdwang is strafbaar (artikel 284 Wetboek van Strafrecht (Sr). Daders kunnen maximaal twee jaar gevangenisstraf krijgen. Ook de voorbereiding van huwelijksdwang is sinds 1 maart 2016 strafbaar (artikel 285b Sr). Hierop staat een gevangenisstraf van maximaal een jaar. De verjaringstermijn van zes jaar vangt pas aan als een slachtoffer achttien jaar is geworden. Een slachtoffer heeft hierdoor tijd om als volwassene na te denken over de gevolgen van het gedwongen huwelijk en om aangifte te doen. Als een Nederlander of een vreemdeling met een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland iemand in het buitenland gedwongen heeft tot een huwelijk dan is vervolging in Nederland op zich mogelijk, zelfs als (de voorbereiding van) huwelijksdwang in dat andere land niet strafbaar is. Als een Nederlander of vreemdeling met een vaste verblijfplaats in Nederland in het buitenland slachtoffer is van huwelijksdwang kan de dader daarvoor in Nederland worden vervolgd.
Met de diverse wetswijzigingen van de afgelopen jaren beschikt het OM over voldoende wettelijke bevoegdheden om (voorbereiding van) huwelijksdwang op te sporen en te vervolgen. De opsporing en vervolging van huwelijksdwang is complex, omdat huwelijksdwang doorgaans een verborgen vorm van dwang is waarvan niet of nauwelijks aangifte wordt gedaan. Het is daarom belangrijk om ook in te zetten op preventieve maatregelen. De daartoe getroffen maatregelen betreffen voorlichting, bewustwording, mentaliteitsverandering, deskundigheidsbevordering en vroegsignalering (vgl. het antwoord op de vragen 5, 6 en 8).
Overigens geldt dat een in het buitenland gesloten huwelijk, als blijkt dat sprake is van huwelijksdwang, in Nederland niet zal worden erkend wegens strijd met de openbare orde. Verder kan betrokkene in Nederland om echtscheiding verzoeken. Afhankelijk van het toepasselijk recht op het huwelijk, kan ook om nietigverklaring worden verzocht. Het spreekt niet vanzelf dat een dergelijke echtscheiding of nietigverklaring in Nederland ook in het land waar het huwelijk gesloten is zal worden erkend. De volkenrechtelijke soevereiniteit van landen maakt dat zij, afhankelijk van eventuele verdragen waarbij zij zijn aangesloten, in vergaande mate vrij zijn in het bepalen welke rechtsfeiten zij wel of niet erkennen. Zo lang betrokkene in Nederland verblijft, geldt zij/hij na de echtscheiding in Nederland in ieder geval als ongehuwd en staat het vrij om desgewenst een ander huwelijk te sluiten.
Hoeveel vrouwen die in Nederland woonachtig zijn, worden door hun familie op vakantie buiten Nederland gedwongen tot het sluiten van een huwelijk?
Het is inherent aan de aard van de problematiek, dat hierover geen harde gegevens beschikbaar zijn. Met het onderzoek van het Verweij Jonker Instituut dat op 29 september 2014 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is de (geschatte) omvang van huwelijksdwang, huwelijkse gevangenschap en achterlating voor het eerst in beeld gebracht2. Uit dit onderzoek blijkt dat het gaat om misstanden met een structureel karakter. De onderzoekers hebben een minimum omvang bepaald van 178 gevallen van achterlating voor de periode 2011–2012 op basis van registraties en dossieronderzoek. Een schatting door een groot aantal professionals voor dezelfde periode geeft een geschat aantal van minimaal 364 en maximaal 1631 gevallen van achterlating.
Deelt u de mening dat deze vrouwen geïnformeerd moeten worden over deze vorm van huwelijksdwang? Zo ja, hoe wordt dit gedaan en wordt daarbij ook aandacht besteed aan de bijkomende gevolgen van het sluiten van een religieus huwelijk? Zo, nee waarom niet?
Het kabinet deelt de mening dat voorlichting buitengewoon belangrijk is. Daartoe zijn ook de nodige maatregelen getroffen. Het Actieplan Zelfbeschikking 2015 – 2017 is inmiddels volop in uitvoering. De Minister van SZW heeft u op 31 maart jl. een rapportage gestuurd waarin de voortgang van dit actieplan wordt beschreven. Een aantal zaken hieruit noem ik hier: ieder jaar voor de zomervakantie wordt de campagne «Trouwen tegen je wil» herhaald met informatie over wat je moet doen als je bang bent te moeten trouwen tegen je wil of om te worden achtergelaten. De campagne is er op gericht jongeren te informeren over waar ze terecht kunnen voor advies en hulp. Op de site www.trouwentegenjewil.nl is ook informatie opgenomen over religieuze huwelijken en de regels daarover.
Ook is de brochure «Wat zegt de wet. Wat kun jij doen als professional» ontwikkeld, met als doel inzicht te geven in de mogelijkheden die ons recht biedt om slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating te helpen. De brochure gaat onder meer in op de strikte regels rond het wettig huwelijk: eerst wettig en dan pas religieus trouwen. Professionals in het veld kunnen met deze brochure mensen van waardevolle informatie voorzien.
In het project bespreekbaar maken van taboe-onderwerpen hebben voorlichters/ambassadeurs voorts de onderwerpen huwelijksdwang en achterlating bespreekbaar gemaakt in hun eigen kring, zowel mannen als vrouwen, om een verandering op gang te brengen.
Ten slotte moeten alle personen persoonlijk aangifte van vertrek doen als niet alle personen van hetzelfde adres tegelijkertijd naar het buitenland vertrekken. De gemeenteambtenaren van de Basisregistratie Personen zijn geïnstrueerd over hoe ze kunnen handelen bij vermoedens van huwelijksdwang en achterlating.
Deelt u voorts de mening dat de familie, die vrouwen op vakantie buiten Nederland dwingt tot het sluiten van een huwelijk, gewaarschuwd moet worden over de gevolgen daarvan voor de vrouw in kwestie en de gevolgen voor henzelf? Zo ja, hoe doet u dit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat het sluiten van een gedwongen religieus huwelijk, met de mogelijkheid van een echtscheiding eenzijdig door de vrouw, tot nog meer huwelijksdwang leidt? Zo ja, wat kunt u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Dit is mij niet bekend.
Op welke wijze informeert u mensen, zowel vrouwen als mannen, over de mogelijke gevolgen van deze religieuze huwelijken en echtscheidingen, zoals bewustwordingscampagnes en of pilots?
Met het onderzoek van de universiteit Maastricht dat op 11 februari 2016 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is voor eerst onderzoek gedaan naar de aard en omvang van religieuze en kindhuwelijken.3 Het kabinet trekt tot en met 2017 jaarlijks een miljoen euro uit voor de aanpak van gedwongen huwelijken. De problematiek van religieuze huwelijken wordt nu meegenomen in de aanpak van gedwongen huwelijken. In alle bestaande voorlichting, projecten en interventies gericht op preventie worden de onderwerpen kindhuwelijken, religieuze huwelijken en de regelgeving daarover meegenomen. Het COA, de aanbieders van inburgeringscursussen, professionals, geestelijk bedienaren, docenten en gemeenten, krijgen informatie over religieuze huwelijken aangeboden. De informatie wordt tevens uitgereikt aan maatschappelijke organisaties (waaronder vrouwen en jongeren) die zich bezighouden met deze onderwerpen en aan sleutelfiguren en voorlichters die actief zijn met het bespreekbaar maken van taboeonderwerpen in hun eigen gemeenschappen.
De foutmelding op de website van de Belastingdienst op de eerste aangiftedag |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht op de website van de Belastingdienst «U kunt nu niet inloggen op Mijn Belastingdienst» zoals dat voor vele belastingplichtigen op de eerste aangiftedag te zien was?
Ja
Kunt u aangeven of de capaciteit van de website van de Belastingdienst voldoende is voor alle belastingplichtigen om aangifte te doen?
Aangifte doen gebeurt via het portal (www.mijnbelastingdienst.nl), dat in 2014 is gelanceerd. Op het portal kunnen ruim 40.000 mensen tegelijk ingelogd zijn om aangifte te doen. Op sommige tijdstippen is het erg druk, zo is het vaak de eerste dag erg druk net zoals eind maart en eind april, waardoor niet iedereen op datzelfde moment aangifte kan doen. Als dit het geval is krijgen nieuwe bezoekers een melding te zien. In deze melding wordt aangegeven dat burgers het beter op een later moment nogmaals kunnen proberen. Naar aanleiding van analyses van vorig jaar is de capaciteit uitgebreid naar de toen ervaren piekbelasting, rekening houdend met de stijging van het aantal digitale indieners.
Er zijn tot zondag 14 maart 2016 2.5 mln. aangiften binnen gekomen. Dit zijn er ruim 350.000 meer dan vorig jaar.
Kunt u aangeven of de capaciteit van de website van de Belastingdienst buiten werktijden voldoende is, zodat ook mensen die fulltime werken op redelijke wijze aangifte kunnen doen?
De capaciteit van het portal is over de periode 1 maart tot 1 mei 2016 voor alle burgers die -ook buiten kantoortijden- aangifte willen doen ruim voldoende. Dit geldt echter niet wanneer teveel burgers tegelijkertijd aangifte willen doen. De capaciteit inrichten op die piekmomenten is technisch complex en erg duur. Daarom wordt vanuit de Belastingdienst opgeroepen om gespreid aangifte te doen.
Gebeurt het wel eens dat mensen tijdens het doen van aangifte «eruit gegooid worden», omdat de capaciteit van de website overschreden wordt?
Zoals bij vraag 2 aangegeven krijgen burgers een melding te zien als de capaciteit van het portal wordt overschreden. Het overschrijden van maximum heeft niet tot gevolg dat iemand uit het systeem wordt gegooid.
Om de beveiliging van de portal op het gewenste hoge niveau te houden, zullen tijdens de aangiftecampagne soms updates van het systeem gedraaid moeten worden. Daarnaast is niet uitgesloten dat in een massaal proces als dit zich altijd kleine verstoringen kunnen voordoen, waardoor een update nodig kan zijn. Op 1 en 5 maart 2016 waren er aanvankelijk enkele kleine verstoringen waardoor een beperkt aantal mensen helaas wel werd uitgelogd. Dit is natuurlijk onwenselijk en de Belastingdienst probeert dit zoveel mogelijk te voorkomen.
De ingevoerde gegevens worden tussentijds altijd opgeslagen en blijven dus ook in dergelijke situaties bewaard. Als burgers zelf besluiten op een later moment door te gaan is dit ook het geval.
Hoe gaat u voorkomen dat op de dagen voor de laatste aangiftedag en op die dag zelf, zaterdag 30 april, de capaciteit van de website opnieuw overschreden wordt, zodat belastingplichtigen niet op tijd aangifte kunnen doen?
De communicatiestrategie van de Belastingdienst is er op gericht om belastingplichtigen zoveel mogelijk gespreid in een tijdsbestek van twee maanden aangifte te laten doen. Er worden diverse communicatiekanalen ingezet met als doel dat belastingplichtigen tijdig hun aangifte kunnen doen en dat piekbelasting zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het advies is om niet tot het laatste moment te wachten met het doen van aangifte.
Klopt het dat sinds 2016 het niet meer mogelijk is om offline, namelijk via het aangifteprogramma, aangifte te doen?
Er kan dit jaar aangifte gedaan worden met het online aangifteprogramma (OLAV) of de App. De App is zeer geschikt en makkelijk als er geen wijzigingen op de vooringevulde aangifte hoeven te worden aangebracht. Daarnaast is het nog steeds mogelijk om op papier aangifte te doen.
We verwachten dat 98% van de mensen zijn of haar aangifte digitaal zal doen. Vorig jaar hebben nog maar 10% van de burgers aangifte gedaan met easytax.
Waarom heeft u ertoe besloten om het aangifteprogramma, dat je kunt downloaden, af te schaffen?
De digitale online-aangifte is in 2014 voor het eerst als pilot ingezet. Tijdens de vorige aangiftecampagne in 2015 is deze digitale online-aangifte (OLAV) ingezet als hoofdspoor, en het te downloaden aangifteprogramma easytax als back-up mogelijkheid. Ook in 2015 werd het download programma nog maar door een kleine minderheid gebruikt. De online aangifte voorziening is voor de burger makkelijker en vanaf elke plek te gebruiken. Veel gegevens zijn vooringevuld.
De eerste easytax-applicatie verscheen in 1996, toen nog op de aangiftediskette. Om de easytax-producten mogelijk te maken is door de Belastingdienst vijftien jaar geleden een geavanceerde ontwikkelomgeving gerealiseerd. De ontwikkelomgeving voor easytax is onvoldoende in staat om mee te gaan met de steeds complexere aangiften en de eisen die de VIA stelt aan het programma.
Easytax moet elk jaar opnieuw worden gebouwd voor veel verschillende besturingssystemen en dito versies, Windows, Linux, OSX en dergelijke. Ook bij elke nieuwe update van een besturingssysteem was het noodzakelijk easytax daaraan steeds weer aan te passen. Het is voor de Belastingdienst niet mogelijk om het gebruiksgemak van zowel de Online Aangifte (OLAV) als easytax gelijktijdig door te ontwikkelen.
Op welke wijze heeft u belastingplichtigen geïnformeerd over het feit dat zij niet meer middels het aangifteprogramma aangifte kunnen doen?
Op de website is aangegeven dat er dit jaar alleen aangifte gedaan kan worden met de online aangiftevoorziening en de App. Daarnaast is tijdens de vorige aangiftecampagne easytax alleen nog maar gebruikt als back-up mogelijkheid en ook op deze manier gecommuniceerd.
Op welke wijze heeft u de Kamer geïnformeerd over het afschaffen van het downloadbare aangifteprogramma?
In 2014 is de Kamer in een brief geïnformeerd over het gefaseerd omzetten van het huidige aangifteprogramma easytax naar een nieuwe online aangiftevoorziening1. Daarnaast is het uitfaseren van easytax eerder opgenomen in de 15e halfjaarsrapportage van de Belastingdienst2. Deze gefaseerde transitie naar een nieuwe online aangiftevoorziening is bij deze aangiftecampagne gerealiseerd.
Deelt u de mening dat het verstandig is om alsnog een programma ter beschikking te stellen dat je kunt downloaden, om belastingplichtigen ter wille te zijn die de aangifte graag op hun eigen computer doen, nog willen nalopen of willen checken met een derde?
Deze mening deel ik niet. We gaan naar een steeds meer digitale wereld. Hierbij hoort ook de overgang van easytax naar het Online Aangifte middel en de App. Door nog maar 10% van de burgers is vorige jaar aangifte gedaan met easytax. Met de online aangifte is het mogelijk om in een beveiligde omgeving van de Belastingdienst de aangifte te doen. Deze kan nagelopen worden voordat iemand deze inzendt. Als een burger zijn aangifte heeft ingezonden kan hij deze ook altijd weer inzien of wijzigen en hierna weer opnieuw inzenden. Daarnaast kan deze aangifte worden uitgeprint. De aangifte staat op mijnbelastingdienst.nl en is dan ook vanuit elke plek en PC toegankelijk met de eigen DigiD code dus ook bij derden. De Belastingdienst geeft altijd het advies om de DigiD code niet aan derden te verstreken.
Is de uitgebreide capaciteit wel voldoende nu de back-up van het aangifteprogramma is afgeschaft?
Deze groep is, zoals aangegeven bij antwoord op vraag 2, meegenomen in de capaciteitsuitbreiding.
Als een belastingplichtige een jaar of vier jaar na het insturen van de aangifte een wijziging door wil geven, is de online aangifte, zoals de belastingplichtige deze in eerste instantie had ingevuld, dan nog beschikbaar?
Ja, de online aangifte blijft vijf jaar zichtbaar in mijnbelastingdienst.nl.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
Ja
Het bericht "Openbaarmaking personeelsblad MIVD brengt werknemers in gevaar" |
|
Ronald Vuijk (VVD), Fred Teeven (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Openbaarmaking personeelsblad MIVD brengt werknemers in gevaar»?1
Ja.
Waarom is de keuze gemaakt om het blad van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) «Ingelicht» te publiceren op een particuliere website? Graag een toelichting.
De stichting Argus heeft, naar aanleiding van een gehonoreerd inzageverzoek, verschillende edities van het blad Ingelicht op haar website gepubliceerd. Het blad verscheen tussen 2000 en 2011, een periode waarin veel nadruk werd gelegd op transparantie. Dit hield mede verband met de vorming in 2002 van de MIVD uit vier verschillende militaire inlichtingenorganisaties. Doel van het blad Ingelicht was om het draagvlak onder het personeel voor deze complexe reorganisatie te vergroten. Het blad werd dan ook breed binnen Defensie en het netwerk van de MIVD verspreid. Achteraf kan echter geconcludeerd worden dat bij het honoreren van het inzageverzoek de namen in de bladen geanonimiseerd hadden moeten worden.
Waarom zijn de namen in het blad daarbij niet gezwart? Hoe rijmt u dit met het verzoek aan personeel van inlichtingendiensten om zeer terughoudend te zijn met het openlijk spreken over hun beroep? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat nu vele namen van MIVD-personeel openbaar zijn geworden? Zo ja, welke gevolgen heeft dit volgens u voor hun veiligheid en dat van hun familieleden? Wat wordt gedaan om de veiligheid van deze personen te garanderen?
Het klopt dat namen en foto’s van (oud-)werknemers van de MIVD zichtbaar zijn op de bewuste website. De personen om wie het gaat zijn, voor zover zij nog werkzaam zijn bij de MIVD, geïnformeerd en geadviseerd hoe hiermee om te gaan. Voor personen die niet meer werkzaam zijn bij de MIVD is een speciaal meldpunt ingericht. Indien er dreigingen ontstaan, zullen passende maatregelen worden genomen. Om de effectiviteit van deze maatregelen niet te ondermijnen, doe ik over de inhoud ervan geen mededelingen.
Zijn er gevallen bekend waarbij personen zijn bedreigd nadat hun naam op de website is verschenen? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het? Op welke wijze is daarop gereageerd en welke maatregelen zijn genomen?
Dergelijke gevallen zijn niet bekend.
Klopt het dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) al in 2008 haar zorgen heeft uitgesproken over Ingelicht, dat in tegenstelling tot het AIVD-blad niet is gerubriceerd als staatsgeheim? Wat is daar destijds mee gedaan? Zijn deze zorgen meegewogen bij het openbaar maken van Ingelicht?
Een woordvoerder van de AIVD heeft in 2008 in een dubbelinterview met een woordvoerder van de MIVD een mogelijk nadeel benoemd van het niet gerubriceerd zijn van Ingelicht. In het interview geeft de woordvoerder van de MIVD aan dat er bewuste afwegingen zijn gemaakt om Ingelicht niet te rubriceren. Het hoofd Communicatie van de AIVD heeft, voor zover mij bekend, geen uitspraken gedaan over het al dan niet in de openbaarheid verschijnen van Ingelicht.
Waarom is Ingelicht niet gerubriceerd als staatsgeheim? Graag een toelichting.
Zie het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat het hoofd Communicatie van de AIVD in 2008 heeft gezegd dat men er binnen de MIVD niet gelukkig mee zou zijn als Ingelicht in de openbaarheid zou verschijnen? Hoe rijmt u die uitspraak met het besluit om het blad toch openbaar te maken? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 6.
Is de MIVD zelf om advies gevraagd over het al dan niet openbaar maken van Ingelicht? Zo ja, hoe luidde dit advies en wat is daarmee gedaan? Zo nee, waarom niet?
De MIVD heeft inderdaad advies gegeven. Zoals gesteld in antwoord op vraag 3, verscheen het blad Ingelicht in een periode waarin veel nadruk werd gelegd op transparantie en openheid, mede in verband met de complexe reorganisatie waarin de MIVD verwikkeld was. Het blad werd dan ook breed binnen Defensie en het netwerk van de MIVD verspreid. In het licht hiervan heeft de MIVD geadviseerd het inzageverzoek van de Stichting Argus te honoreren.
Wordt momenteel aanstalten gemaakt om Ingelicht van het internet af te halen, of in ieder geval namen en foto's van personeel onherkenbaar te maken? Zo ja, wanneer zal dit zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?
De MIVD heeft overlegd met de persoon die de desbetreffende edities van Ingelicht op zijn website heeft geplaatst, met als doel de persoonsgegevens alsnog te laten verwijderen. Dit heeft tot op heden niet tot het gewenste resultaat geleid.
Het bericht ‘ABN-AMRO staakt financiering pilotenopleiding' |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «ABN AMRO staakt financiering pilotenopleiding»?1
Ja.
Wat betekent het terugtrekken van ABN AMRO voor de toegankelijkheid van de pilotenopleiding? Kan iedereen die voldoet aan de ingangseisen voor de opleiding deze nog steeds volgen of speelt de financiering een beslissende rol?
De pilotenopleidingen zijn private instellingen en zijn primair een aangelegenheid van de luchtvaartsector. Er zijn geen wettelijke toelatingscriteria voor de vliegopleiding, wel kunnen vliegscholen zelf voorwaarden stellen aan de toelating.
Een vliegopleiding in Nederland kost momenteel meer dan € 100.000. De opleiding zal zonder mogelijkheid tot het afsluiten van een lening alleen voor studenten die op een andere wijze de opleiding kunnen financieren bereikbaar zijn. Het terugtrekken van de ABN AMRO kan de toegankelijkheid van de pilotenopleiding verkleinen, als er door de sector geen alternatief wordt gevonden. Momenteel wordt er door de sector gekeken naar allerlei opties om piloten op te leiden. Er vinden gesprekken plaats met onder meer financiële instellingen.
Om de opleiding succesvol af te ronden is een goede vooropleiding van belang.
De vliegscholen geven aan dat ook wordt onderzocht om een HBO status aan te vragen of samenwerking te zoeken met een HBO instelling binnen de kaders van de wet op het hoger onderwijs. Een mogelijkheid die in andere landen wel wordt toegepast is dat de luchtvaartmaatschappijen zelf een deel van de opleiding gaan (voor)financieren. De vliegopleidingen en luchtvaartmaatschappijen zijn hierover al in gesprek.
Wat zijn de andere mogelijkheden om piloten op te leiden? Wordt er gekeken naar manieren om piloten intern bij luchtvaartmaatschappijen op te leiden? Wat zijn de mogelijkheden om de luchtvaartmaatschappijen zelf een gedeelte van de opleiding te laten financieren?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u concreet doen om de kwaliteit en de toegankelijkheid van de pilotenopleiding te waarborgen? Heeft u daar apart beleid voor? Zo niet, hoe ziet u dan de toekomst van de pilotenopleiding?
De kwaliteit van de vliegopleidingen wordt geborgd doordat de opleidingsprogramma’s van de vliegopleidingen moeten voldoen aan strenge Europese eisen die in detail zijn uitgewerkt in EASA richtsnoeren. De opleidingsprogramma’s worden in dat kader goedgekeurd door de Inspectie Leefomgeving en Transport die ook toezicht houdt op de kwaliteit van de vliegopleidingen.
Zoals bovenstaand gemeld vind ik de toegankelijkheid van de vliegopleiding primair de aangelegenheid van de sector en heb ik daartoe geen specifiek beleid.
In de afgelopen jaren zijn er door de sector maatregelen genomen door het beperken van het aantal opleidingsplaatsen, meer transparantie in de markt en de kosten van de opleidingen. De sector zal bij het zoeken naar lange termijn oplossingen rekening moeten houden met de situatie op de arbeidsmarkt.
Ik vind het belangrijk dat er voldoende goed opgeleide piloten beschikbaar blijven voor de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen. Daarom zal ik het gesprek faciliteren tussen de betrokken partijen over de toekomst van de vliegopleidingen in Nederland. U zult worden geïnformeerd over de uitkomsten.
117 medewerkers bij het Openbaar Ministerie die berispt of ontslagen zijn na fouten |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «117 medewerkers van het Openbaar Ministerie (OM) berispt of ontslagen na fouten»?1
Ja.
Hoe verklaart u dat deze cijfers pas werden bekend gemaakt nadat de media een beroep deden op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB)?
Het Openbaar Ministerie (OM) legt in zijn jaarbericht op transparante wijze verantwoording af over de behaalde resultaten, het gevoerde beleid, de bedrijfsvoering en het integriteitsbeleid. In de jaarverslagen van het OM wordt elk jaar gemeld hoeveel gevallen van integriteitsschendingen zijn onderzocht en vastgesteld, welk type gedragingen het (in hoofdzaak) betrof en welke disciplinaire maatregelen zijn opgelegd. Ook wordt in het jaarbericht gerapporteerd over het integriteitsbeleid in brede zin.
De naar aanleiding van het Wob-verzoek openbaar gemaakte overzichten betroffen de halfjaaroverzichten van het Bureau Integriteit OM (BI-OM).In deze geanonimiseerde overzichten staat een korte beschrijving van alle vermoedelijke integriteitschendingen die het betreffende half jaar binnen het OM zijn geconstateerd, alsmede de wijze van afhandeling daarvan. Deze overzichten worden sinds enkele jaren gepubliceerd op het intranet van het OM en onder de aandacht gebracht in interne nieuwsbrieven. Achterliggende gedachte bij de overzichten is dat meer open communicatie over integriteitschendingen intern een lerende werking heeft en de transparantie van het integriteitsbeleid vergroot.
Het OM zal in het vervolg jaarlijks in aanvulling op het jaarbericht de BI-OM-overzichten actief publiceren.
Kunt u toezeggen de Kamer jaarlijks te rapporteren over integriteitsscheidingen bij alle departementen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om te rapporteren over dergelijke gegevens die betrekking hebben op alle departementen.
Kunt u in een aanvullende rapportage de gegevens van de betrokkenen specificeren naar sekse, etniciteit, functie en schaalniveau en dit vanaf nu in elke rapportage over integriteitsschendingen verwerken? Zo nee, waarom niet?
Een verdere specificatie van de concrete casussen in het overzicht dat het OM openbaar heeft gemaakt, zou kunnen leiden tot identificatie en herkenning van de betrokkenen. Gelet op het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kan ik die casussen niet verder specificeren.
Hoe waardeert u het aantal van 117 medewerkers dat de fout in is gegaan? Is dit aantal hoger dan in voorgaande jaren?
Het aantal meldingen schommelt rond de 30 à 40 per jaar. In de bewuste periode zijn er 137 meldingen gedaan. Deze integriteitsmeldingen hebben betrekking op een periode van 3,5 jaar en het betreft rechterlijk ambtenaren, rijksambtenaren én stagiairs. In 20 gevallen bleek er na onderzoek geen sprake te zijn van een integriteitschending of bleek de melding geen OM’er te betreffen. De meldingen variëren van het niet registreren van vrije dagen en het ongeoorloofd raadplegen van informatie tot andere incidenten. De overgrote meerderheid betrof lichte vormen van plichtsverzuim – geen strafbare feiten – waartegen disciplinair is opgetreden. Aantal en aard van de integriteitsincidenten worden centraal gemonitord door het BI-OM in het kader van het integriteitsbeleid dat in 2012 is ingezet en dat erop gericht is de alertheid en meldingsbereidheid van OM'ers in integriteitskwesties te vergroten.
Waarom werden deze cijfers pas bekend gemaakt nadat een advocatenkantoor beroep had gedaan op de WOB?
Zie antwoord vraag 2.
Kunnen dergelijke publicaties in het vervolg op een transparantere wijze bekend worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het OM een voorbeeldfunctie heeft en dat dergelijke fouten van medewerkers het vertrouwen in het OM aantasten? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Iedere misstap van een medewerker van het OM is er natuurlijk één teveel. Juist een organisatie die anderen aanspreekt op normoverschrijdend gedrag moet het goede voorbeeld geven. Het is echter een illusie dat in een organisatie met meer dan vijfduizend mensen iedereen zich, zowel op de werkvloer als privé, altijd gedraagt zoals het zou moeten. Het OM voert dan ook actief beleid gericht op bewustwording en signalering van mogelijke schendingen. Dit is een lastig en langdurig proces.
Een belangrijke rol hierin vervult het eerdergenoemde BI-OM, dat als landelijk expertisecentrum een adviserende, stimulerende en beheersende rol op het gebied van integriteit heeft. Het BI-OM fungeert als vraagbaak en sparringpartner voor de OM-onderdelen, stimuleert bewustwording en communicatie rondom integriteit en houdt centraal zicht op aantallen integriteitschendingen en de wijze van afhandeling daarvan. Onderdeel van het BI-OM is een poule van onderzoekers, waarop de OM-onderdelen een beroep kunnen doen om een (vermoedelijke) integriteitschending te onderzoeken.
Het integriteitsbeleid van het OM is in 2013 door GRECO (Group of States Against Corruption, een verdragsorganisatie onder de vlag van de Raad van Europa) in Europees verband als best practice aangemerkt.
Deelt u de mening dat een betere screening bij aanname van medewerkers bij het OM, dergelijke fouten kan voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Een screening is wezenlijk onderdeel van het preventiebeleid, naast het regelmatig voeren van functioneringsgesprekken, het aanspreken van medewerkers op afwijkend gedrag en de beschikbaarheid van vertrouwenspersonen. Voor vertrouwensfuncties binnen het OM geldt uiteraard al een verzwaarde screening in de vorm van een veiligheidsonderzoek door de AIVD. Een screening biedt uiteraard geen volledige garantie op het voorkomen van integriteitsschendingen.
In mijn brief van 11 februari 2016 heb ik aangekondigd voor functies die een hoge mate van integriteit vereisen – waaronder die bij het OM – het afwijzen van een Verklaring omtrent het Gedrag ook mogelijk te willen maken op basis van enkel politiegegevens.
Deelt u voorts de mening dat medewerkers bij het OM vrij zouden moeten zijn om hun aanmerkingen over de gang van zaken binnen het OM kenbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Als medewerkers van het OM mogelijke integriteitsschendingen of misstanden signaleren, kunnen zij die melden bij hun leidinggevende of (desgewenst vertrouwelijk) bij de vertrouwenspersonen integriteit die op elk parket aanwezig zijn. Hierbij gelden de waarborgen van het Besluit melden vermoeden misstand bij Rijk en Politie. Een substantieel deel van de vermoedelijke schendingen is ook naar voren gekomen naar aanleiding van een dergelijke melding.
Wat is de standaardprocedure waarmee strafmaten bij het OM worden bepaald en kunt u aangeven hoe deze straffen in verhouding staan tot elkaar?
Een bij het OM werkzame rijksambtenaar of rechterlijk ambtenaar komt in aanmerking voor een disciplinaire maatregel (variërend van een schriftelijke berisping tot ontslag) wanneer die persoon opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich anderszins aan plichtsverzuim schuldig maakt. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van voorschriften als het doen of nalaten van iets dat een goed (rechterlijk) ambtenaar behoort te doen of na te laten. Onvoorwaardelijk strafontslag is de zwaarste disciplinaire maatregel en wordt verleend als het verzuim het treffen van een dergelijke maatregel rechtvaardigt.
Per situatie zal bepaald moeten worden wat een evenredige verhouding is tussen plichtsverzuim en de op te leggen straf. Daarin kan meewegen dat het OM een bijzondere positie heeft. Daarnaast is van belang dat rechterlijke ambtenaren een voorbeeldfunctie bekleden, zodat van hen (nog) hogere eisen gesteld kunnen worden met betrekking tot integriteit.
De berichten ‘Cipiers aangevallen’ en ‘Wapens en drugs in gevangenis Alphen’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Cipiers aangevallen» en «Wapens en drugs in gevangenis Alphen aan de Rijn»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat een gedetineerde een broodmes naar de cel weet mee te nemen zonder dat deze wordt gemist?
Zoals ik ook heb aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Oosten (VVD), was er sprake van een incident met een afgerond bot mes, een zogeheten smeermes. Een dergelijk mes maakt deel uit van de cel-inventaris waarover iedere gedetineerde beschikt. Tot deze inventaris behoort verder onder meer een vork, een lepel, een stoffer en blik, een koffiekop en een dweil.
Klopt het dat kenners al maanden wijzen op gevaarlijke situaties maar dat u de problemen categorisch blijft ontkennen? Zo ja, waarom?
Zoals ik ook heb aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van de leden Helder (PVV), Kooiman (SP) en Van Toorenburg (CDA), die bij brief van 3 maart 2016 aan uw Kamer zijn toegezonden, en in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Oosten (VVD), heeft binnen de penitentiaire inrichtingen (PI’s) het handhaven van de orde en veiligheid, zowel voor de medewerkers als de gedetineerden, de hoogste prioriteit. Het voorkomen van gevaarlijke situaties is een dagelijks proces dat continu de aandacht heeft van de medewerkers van DJI. Dit begint al bij het dagelijkse ochtendrapport waarin alle relevante kwesties op het gebied van onder andere zorg en veiligheid worden besproken. Signalen over risicovolle situaties worden door de inrichting serieus genomen en waar nodig opgepakt. Daarnaast beschikt iedere PI over een Commissie van Toezicht en worden incidenten binnen een PI gemeld bij de Inspectie Veiligheid Justitie en/of de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Er is geen sprake van dat signalen over risicovolle situaties zouden zijn genegeerd.
De gevolgen van jarenlang gebruik van PFOA bij Dupont in Dordrecht |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Yasemin Çegerek (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Aangifte tegen Chemours wegens illegale uitstoot PFOA»?1 Bent u bekend met de antwoorden van uw ambtsvoorganger op eerdere door deze leden gestelde Kamervragen over dit thema?2
Ja.
Waarom zijn de resultaten van het bloedonderzoek dat het bedrijf sinds 2006 heeft laten doen niet gedeeld met de Inspectie SZW (of enig ander overheidsorgaan)? Heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor zijn onderzoek de beschikking over de resultaten van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot de verklaring van Chemours (zijnde de rechtsopvolger van DuPont) dat het zegt mee te werken aan elk onderzoek?3 Kunt u of het RIVM het ter beschikking stellen van het onderzoek aan het RIVM afdwingen?
In antwoord op de in vraag 1 aangehaalde Kamervragen van september 2015 heb ik u gemeld, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat het de verantwoordelijkheid van het bedrijf is om de resultaten van het bloedonderzoek te delen als daar aanleiding toe is. Uit privacyoverwegingen en vanwege het medisch beroepsgeheim van de betrokken bedrijfsarts mogen naar individuele werknemers herleidbare uitslagen niet zonder meer met de Inspectie SZW (of enig ander overheidsorgaan) worden gedeeld. Geanonimiseerde resultaten kunnen, indien daar aanleiding toe is, wel met de Inspectie SZW worden gedeeld. Het bedrijf heeft daar tot nu toe geen reden toe gezien.
Het RIVM-onderzoek heeft betrekking op de modelmatige berekening van de blootstelling van omwonenden. Daarvoor waren de gegevens over werknemers niet noodzakelijk. Het afdwingen van de levering was daarom niet aan de orde.
Acht u een boete van de milieuautoriteit zoals DuPont die in de Verenigde Staten heeft gekregen vanwege het niet rapporteren van informatie over de risico’s van het gebruik van Perfluoroctaanzuur (PFOA) ook in Nederland mogelijk? Hoe beoordeelt u de opmerking dat «het er alle schijn van heeft dat dit verzwijg-gedrag ook in Nederland heeft plaatsgehad»?4
Voor elk bedrijf dat met risicovolle stoffen werkt geldt de verplichting tot het leveren van gegevens die relevant zijn voor de risicobeoordeling van die stoffen. Als deze gegevens niet geleverd worden kan hier handhavend tegen opgetreden worden.
Is het waar dat in de periode van 1985 tot 2001 bij de Viton-fabriek jaarlijks een halve ton PFOA per jaar in de lucht is uitgestoten? Is het waar dat deze emissie niet vergund was?5 Waarom heeft de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) dit pas nadat dit thema nadrukkelijk brede aandacht heeft gekregen ontdekt? Zegt dit iets over het functioneren van deze dienst, dan wel over het functioneren van het gehele stelsel? Zo ja, welke maatregelen neemt u om dit soort overtredingen in de toekomst sneller op te kunnen sporen?
In antwoord op vragen van de gemeente Sliedrecht heeft het bevoegd gezag, de provincie Zuid-Holland, aangegeven6 dat er mogelijk sprake is van een niet-vergunde emissie van 500 kg per jaar uit de Viton-fabriek in de periode 1985–2001. Hiervan is aangifte gedaan. De reden dat deze bron nu ontdekt is, is een uitgebreide verificatie van de historische emissies door de Omgevingsdienst.
Aangezien de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid pas sinds 2011 bestaat zie ik geen verband tussen de emissie tot 2001 en het functioneren van deze dienst. Over het functioneren van het vernieuwde VTH-stelsel en de Omgevingsdiensten bent u in augustus 2015 door mijn voorganger geïnformeerd7. De aanstaande inwerkingtreding van de wet VTH leidt naar mijn overtuiging tot verdere verbeteringen in de samenwerking tussen diensten. Daarom zie ik op dit moment geen reden om aan het functioneren van het stelsel aanpassingen te doen.
Is het waar dat al sinds 2005 bekend is dat het terrein van Waterbedrijf Evides vervuild is met PFOA? Welke acties zijn sindsdien ondernomen? Kunt u de Kamer informeren over het gehalte PFOA dat zich in het drinkwater van Evides bevond en nu bevindt?
In 2003 heeft Evides, na een melding van DuPont, de aanwezigheid van PFOA in drinkwater en drinkwaterbronnen onderzocht. In drinkwater en grondwater was PFOA niet kwantitatief aantoonbaar met de toenmalige meetmethode. In de niet gebruikte spaar- en ontvangstbekkens op de locatie Baanhoek werd wel PFOA aangetoond. De meest voor de hand liggende bron was depositie vanuit de lucht. Omdat de bekkens alleen bij grote calamiteit worden gebruikt, zijn destijds geen verdere acties ondernomen. De bronnen die Evides gebruikt om drinkwater te produceren, staan niet onder invloed van de PFOA-verontreiniging in de bodem van het Chemours-terrein.
Er zijn de afgelopen jaren diverse PFOA-metingen gedaan door Evides. In drinkwater wordt PFOA of niet aangetoond, of gemeten in zeer lage concentraties (0,0025 µg/L). In de grondwaterbronnen wordt PFOA niet aangetoond. In de Maas en het Haringvliet (naast grondwater een bron voor drinkwater van Evides) worden lage gehaltes gevonden (ca. 0,005 µg/L).
Is het waar dat Nederland (dan wel Europa) geen normering kent voor de hoeveelheid PFOA in het drinkwater? Zo nee, welke normen zijn er wel? Wanneer verwacht u dat Europese regelgeving ten aanzien van fluorkoolstoffen gereed zal zijn? Bent u bereid zich met uw Scandinavische collega’s in te zetten voor spoedige implementatie van deze regels? Zo nee, waarom niet?
In de Europese Drinkwaterrichtlijn en het Nederlandse Drinkwaterbesluit zijn geen normen voor PFOA opgenomen. In het Nederlandse Drinkwaterbesluit is wel een kwaliteitsvereiste van 1 µg/L opgenomen voor de stofgroep gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen. PFOA valt in deze groep. Deze kwaliteitseis is bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreinigingen, waarna nader onderzoek naar risico’s moet plaatsvinden. Het RIVM zal het Ministerie van Infrastructuur en Milieu op korte termijn adviseren over een stofspecifieke richtwaarde voor PFOA in drinkwater, op basis van huidige inzichten.
Er is mij geen in ontwikkeling zijnde Europese regelgeving bekend ten aanzien van drinkwater en fluorkoolstoffen. Op EU-niveau zijn geen drinkwaternormen in voorbereiding. Momenteel wordt wel de Europese Drinkwaterrichtlijn geëvalueerd door de Europese Commissie. Hierbij worden eveneens de normen voor drinkwater geëvalueerd en is er aandacht voor zogenoemde opkomende stoffen.
Wat is uw antwoord op de volgende vraag die de aan het Expertisecentrum PFOS verbonden heer in het artikel opwerpt: «Hoe ga je als overheid om met aansprakelijkheden voor situaties waarvoor je zelf een vergunning hebt afgegeven en waar nu blijkt dat er mogelijk risico's door zijn ontstaan»?6
Degene die een schadeveroorzakende activiteit verricht, is zelf verantwoordelijk voor de milieuschade. De hoofdregel is dan ook dat de volledige kosten door het bevoegd gezag worden verhaald op de vervuiler. Dit is bepaald in titel 17.2 van de Wet milieubeheer. Het hebben en naleven van een vergunning voor een activiteit vrijwaart de exploitant niet van het betalen van de kosten voor herstelmaatregelen die dientengevolge worden genomen. Met deze hoofdregel wordt het beginsel dat de vervuiler betaalt recht gedaan. Een vergunning bewerkstelligt immers niet dat de verantwoordelijkheid voor het milieu overgaat van het bedrijf naar de overheid.
Deelt u de mening dat er een bevolkingsonderzoek moet plaatsvinden om inzicht te krijgen in de gezondheidsschade die ontstaan is door het gebruik van PFOA bij DuPont in Dordrecht? Zo ja, wanneer start dit onderzoek? Zo nee, waarom niet? Bent u wel bereid een bevolkingsonderzoek te doen waarbij in ieder geval risicogroepen, waarbij gedacht kan worden aan (oud)werknemers en kinderen van destijds zwangere vrouwen, worden onderzocht?
Naar aanleiding van eerdere Kamervragen over de emissie van PFOA heb ik het RIVM opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de emissie en de gevolgen ervan voor omwonenden. Dit rapport en mijn reactie daarop bied ik u tegelijkertijd met deze antwoorden aan. Het rapport doet enkele aanbevelingen terzake waarop ik in de brief inga, waarnaar ik hier kortheidshalve verwijs.
Inspectie SZW is een onderzoek gestart naar de beheersing van de huidige situatie, de destijds gehanteerde werkprocessen en de daarbij behorende maatregelen om de blootstelling voor werknemers te beperken. Indien noodzakelijk kan Inspectie SZW het bedrijf verplichten om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek aan te bieden.
Hoe beoordeelt u de opmerking van de SP-gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland dat bevolkingsonderzoek tot extra onnodige onrust zou leiden?7 Deelt u de mening dat een dergelijk onderzoek juist nodig is om inzicht te krijgen in de effecten en dat deze duidelijkheid juist bijdraagt aan minder onrust?
Zie antwoord vraag 8.
Is de in het artikel door de SP-gedeputeerde genoemde opsomming van bevoegd gezag van DuPont/Chemours juist?8 Zo ja, is de verantwoordelijkheid hiervoor niet veel te versnipperd? Zou er niet één partij moeten zijn die regie voert over het geheel? Zo ja, is hiervoor wijziging van wet- en regelgeving nodig, en bent u hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet?
De opsomming is correct. Ik ben echter niet van mening dat hier sprake is van versnippering, omdat de toezichthouders en vergunningverleners, juist als gevolg van recente wijzigingen in de regelgeving, goed samenwerken. Zowel bij de vergunningverlening als bij de inspectie.
In dit concrete geval gaat het om een bedrijf dat valt onder het Brzo-regime.
Op 1 januari 2014 is het samenwerkingsprogramma BRZO+ van start gegaan, met als doel dat de Brzo-toezichthouders samenwerken als waren zij één, met een landelijk uniforme en integrale aanpak. Aan het BRZO+ nemen ook het Openbaar Ministerie, de waterkwaliteitsbeheerders en de Inspecties SZW en Leefomgeving en Transport deel.
In hoeverre is het raamsaneringsplan dat door DuPont in 1999 is opgesteld sindsdien opgevolgd? Welke looptijd heeft dit plan?9
In het kader van het raamsaneringsplan heeft het bedrijf eind vorige eeuw in overleg met de provincie Zuid-Holland (destijds bevoegd gezag Wet bodembescherming) een grondwaterbeheerssysteem aangelegd. Dit systeem zorgt er voor dat de grondwaterverontreiniging zich niet verder kan verspreiden.
Het resultaat van het beheerssysteem wordt door middel van monitoring continu gecontroleerd. De rapportage hierover wordt jaarlijks besproken tussen het bevoegd gezag en Evides.
Het raamsaneringsplan kent een onbepaalde looptijd, maar onderdeel van de afspraken is dat indien het grondwaterbeheerssysteem niet het gewenste resultaat oplevert, alternatieve maatregelen moeten worden overwogen. Deze wijze van saneren en beheersen past in het toenmalig en huidig bodemsaneringsbeleid.
Het verkeerd informeren van de Kamer over de kosten van de Groene Draeck |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Waarom hebt u de Kamer de afgelopen jaren structureel onjuist geïnformeerd over de kosten van het onderhoud van de Groene Draeck?1
Met de brief van 24 september 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 6) heeft het kabinet de Kamer op de hoogte gesteld van de meerkosten voor het onderhoud van de Groene Draeck in de periode 2011–2015. In dezelfde brief en in de begroting van Defensie 2016 (die op 15 september 2015 is aangeboden aan de Kamer), alsook tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van september 2015 en de behandeling van de begroting van de Koning in oktober 2015 is de Kamer geïnformeerd over de structurele verhoging van het jaarlijkse onderhoudsbudget naar € 95.000.
Het meerjarig onderhoudsplan met de bijbehorende kosten is bepaald op basis van het rapport Kersten (bijlage bij Kamerstuk 34 300 I, nr. 4). Voor het kabinet was de onderbouwing van de onderhoudskosten zoals beschreven in het onderzoek rapport Kersten (bijlage bij Kamerstuk 34 300 I, nr. 4) cruciaal om tot de structurele ophoging van de onderhoudskosten over te gaan. Onder meer door onduidelijkheid over wie het meerdere moest betalen en over de hoogte van de kosten zijn de rekeningen aangehouden. Over de hoogte van de meerkosten is in de loop van 2015 duidelijkheid gekomen. De meerkosten zijn conform de begrotingsregels daarom in 2015 ten laste van de begroting van Defensie gebracht. In het jaarverslag 2015 wordt hierover verantwoording afgelegd.
Waarom zijn in 2011, 2012, 2013 en 2014 niet de werkelijke kosten van onderhoud van de Groene Draeck opgenomen in het Jaarverslag? Waarom is in die jaren in de begroting geen reëel bedrag begroot?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de Kamer een overzicht te sturen van de werkelijke kosten van het jaarlijks onderhoud van de Groene Draeck vanaf 1957?
Het is mogelijk om vanaf het jaar 2004 de integrale kosten uit de huidige financiële systemen van Defensie op te halen. Dit leidt tot het volgende overzicht. Dit is exclusief de kosten voor groot onderhoud in 2010/2011, die indertijd door toenmalig Koningin Beatrix zelf zijn betaald. Op 4 juni 2008 heeft de Minister van Defensie een brief en rapport naar de Kamer gestuurd (vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 128), waarbij voor de jaren 2003/2004 een totaalbedrag van € 342.728 is gemeld. Voor de jaren 2011–2015 komen onderstaande bedragen overeen met de in deze jaren verantwoorde uitgaven plus het in 2015 opgevoerde meerwerk à € 223.000.
2004
€ 82.164,00
2005
€ 186.443,82
2006
€ 112.195,86
2007
€ 104.315,00
2008
€ 68.175,02
2009
€ 66.101,48
2010
€ 84.087,26
2011
€ 85.798,84
2012
€ 98.688,33
2013
€ 107.205,87
2014
€ 129.655,40
2015
€ 84.000,00
Waarom laat u de Groene Draeck nog steeds voor € 95.000,– per jaar onderhouden bij de Marine scheepswerf en niet voor € 29.000,– per jaar bij een werf die gespecialiseerd is in lemsteraken?2
De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. Dit wordt uitgevoerd door het Marinebedrijf, onderdeel van het Ministerie van Defensie.
Naar aanleiding van de motie Van der Burg (vergaderjaar 2015–2016, Kamerstuk 34 300 I, nr. 6) wordt momenteel een second opinion uitgevoerd naar de hoogte van de kosten en de intensiteit van het onderhoud van de Groene Draeck. Bij deze second opinion, die op verzoek van de Kamer wordt gedaan, wordt gekeken naar de kosten en de intensiteit van het onderhoud dat in de markt gangbaar wordt geacht, gegeven het bijzondere en representatieve karakter van de Groene Draeck. De second opinion wordt, voorzien van een appreciatie over eventuele onderhoudsconsequenties, aan de Kamer aangeboden zodra deze beschikbaar is.
Waarom heeft u tijdens het begrotingsdebat niet gemeld dat er al twee onderzoeksrapporten voorhanden waren, van Kersten Experts, waaruit bleek dat de kosten voor onderhoud van de Groene Draeck veel hoger waren dan noodzakelijk? Wat is volgens u de meerwaarde om een second opinion te laten uitvoeren, als er al een rapport voorhanden was?3
Met de brief van 24 september 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 6) heeft het kabinet de Kamer op de hoogte gesteld van het onderzoek dat in 2007 is uitgevoerd naar het onderhoud aan de Groene Draeck. Daarbij is gemeld dat dit rapport als basis is genomen voor het budget dat in 2010 in de begroting van de Koning is opgenomen voor het onderhoud aan de Groene Draeck (€ 47.000) en dat in de loop der jaren is geïndexeerd. Dit rapport is in 2007 door Kersten Experts opgesteld op aanvraag van het Ministerie van Defensie.
Op basis van adviezen uit dit eerste rapport Kersten is het onderhoudsbudget in 2010 op € 47.000 vastgesteld. Dat het rapport uit 2007 niet expliciet aan de orde kwam in het begrotingsdebat van oktober jongstleden, hangt samen met het feit dat het debat zich toespitste op de verhoging van het onderhoudsbudget met ingang van 2016 op de begroting van Defensie. Aan deze verhoging ligt het tweede rapport Kersten uit 2015 ten grondslag. In de brief van 24 september 2015 is gemeld dat – naar aanleiding van de in afgelopen jaren gebleken meerkosten – in 2015 een nieuw onderzoek is aangevraagd bij hetzelfde externe bureau. Dit tweede rapport Kersten uit 2015 geeft een beeld van de onderhoudsactiviteiten tegen actuele tarieven. In dit tweede rapport Kersten wordt aangegeven dat de Groene Draeck geen standaard lemsteraak is, en derhalve nauwkeurig onderhoud behoeft, wat in het verleden te weinig aandacht heeft genoten.
Naar aanleiding van de motie Van der Burg (Kamerstuk vergaderjaar 2015–2016, 34 300 I, nr. 6) wordt momenteel een second opinion uitgevoerd naar de hoogte van de kosten en de intensiteit van het onderhoud van de Groene Draeck. Bij deze second opinion, die op verzoek van de Kamer wordt gedaan, wordt gekeken naar de kosten en de intensiteit van het onderhoud dat in de markt gangbaar wordt geacht, gegeven het bijzondere en representatieve karakter van de Groene Draeck. De second opinion wordt, voorzien van een appreciatie over eventuele onderhoudsconsequenties, aan de Kamer aangeboden zodra deze beschikbaar is.
Waarom kiest u er telkens voor om, als het gaat om de kosten van het Koninklijk Huis, te goochelen met cijfers, de Kamer niet juist te informeren en over dit gevoelige onderwerp onnodig gedoe te laten ontstaan?
Aan de Kamer wordt ieder jaar verantwoording afgelegd over de kosten van het Koninklijk Huis overeenkomstig de voorschriften van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit gebeurt via begroting I de Koning en via het financiële jaarverslag de Koning. Zoals voor alle jaarverslagen geldt, gaat het jaarverslag de Koning vergezeld van een rapport van de Algemene Rekenkamer. In de afgelopen jaren heeft de Algemene Rekenkamer nooit fouten of onzekerheden van enig belang geconstateerd in de verantwoording.
Het bericht ‘Ozb stijgt nog harder dan gedacht met 2,5 procent’ |
|
Hayke Veldman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennis genomen van het bericht «Ozb stijgt nog harder dan gedacht met 2,5 procent»?1
Ja.
Schrikt u van het bericht dat huiseigenaren 2,5% meer aan de onroerendezaakbelasting (ozb) betalen dan vorig jaar? Zo nee, waarom niet?
De cijfers van Vereniging Eigen Huis over de OZB voor «huiseigenaren» zijn mij bekend. Het kabinet baseert haar oordeel ten aanzien van de OZB-ontwikkeling echter op de cijfers, die het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) publiceert.
Het COELO maakt onderscheidt tussen OZB-woningen en OZB-niet-woningen. Volgens de afgesproken systematiek zou oorspronkelijk voor 2016 de macronorm 2,7% bedragen. Echter, in 2015 is na bestuurlijk overleg besloten om de overschrijding van de macronorm 2015 in mindering te brengen op de macronorm voor 2016. De macronorm 2016 van 2,7% (€ 104,4 miljoen) is gecorrigeerd met € 43,5 miljoen. Hierdoor bedraagt de maximaal toegestane macro-opbrengststijging € 60,9 miljoen ofwel een macronorm van 1,57% voor 2016.
Volgens het COELO stijgt in 2016 de totale OZB-opbrengst, waaronder ook de OZB voor niet-woningen, met € 89,6 miljoen; dat is een stijging van 2,32% voor het totaal aan OZB.
Samen met de Staatssecretaris van Financiën bespreek ik deze stijging van de OZB, inclusief de ontwikkeling van het totaal aan lokale lasten, met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) tijdens het aankomende bestuurlijk overleg financiële verhoudingen eind april.
Bent u het er mee eens dat wanneer de afspraken over de maximale ozb-verhoging al vijf jaar achtereen door gemeenten worden overschreden, deze afspraken weinig waard zijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik eerder heb verwoord vind ik de macronorm OZB geen ideaal systeem. Als het gemeentelijk belastinggebied wordt hervormd, lijkt mij dat het moment om de macronormsystematiek te heroverwegen. De laatste vier jaar is er vaak voor gekozen om de macronorm van het volgende jaar te verlagen met de overschrijding van het betreffende jaar. Tot aan de hervorming van het belastinggebied acht ik dit een gepaste maatregel. Door de macronorm voor volgende jaren te verlagen is er ingegrepen. Dit was telkens de uitkomst van bestuurlijk overleg.
Hoe gaat u voorkomen dat huiseigenaren ieder jaar meer gaan betalen dan maximaal afgesproken? Bent u bereid proactief huiseigenaren te beschermen tegen sterke stijgingen van de ozb in plaats van maatregelen achteraf te treffen? Zo nee, waarom niet?
De proactieve rol bij het vaststellen van de OZB tarieven, voor zowel woningen als niet-woningen, ligt bij de gemeenteraden. Dat is de autonomie van het gemeentebestuur. Ik wil daar niet in treden.
Bent u, nu er voor het vijfde jaar op rij een hogere stijging is dan afgesproken, bereid om nu actief in te grijpen middels bijvoorbeeld een aanpassing op het gemeentefonds van het lopende jaar? Zo nee, waarom niet en wat gaat u dan wel actief doen?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Grote verschillen in nierzorg tussen ziekenhuizen’ |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de rapportage in Nieuwsuur over de grote verschillen in nierzorg tussen ziekenhuizen?1
Uit de rapportage komen verschillen in de nierzorg naar voren die, zoals ook al uit de rapportage blijkt, binnen de beroepsgroep tot acties leiden.
Kunt u toelichten waarom slechts zeven van de veertien ziekenhuizen die slecht scoren een waarschuwing hebben gehad van de beroepsgroep? Vindt u dat de andere zeven ziekenhuizen alsnog een waarschuwing moeten krijgen? Zo nee, waarom niet? Gaat u actie ondernemen om de scores van de ziekenhuizen te verbeteren? Zo ja, welke?
Het betrof een aantal ziekenhuizen dat geen of slechts een enkele patiënt had doorverwezen voor transplantatie. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn.
Dit betreft een aangelegenheid van de beroepsgroep zelf en de beroepsgroep heeft de betreffende Raden van Bestuur aangesproken.
De sector beschikt al jaren over een aantal belangrijke instrumenten om de kwaliteit van nefrologische, dialyse- en niertransplantatiezorg te toetsen. Zo is er de HKZ-certificatie voor dialysecentra met daaraan gekoppeld een visitatiesysteem. Ook is er Renine, de registratie van patiëntgegevens uit de nierfunctievervangende therapie. Dankzij deze instrumenten is inzichtelijk dat er verschil is tussen ziekenhuizen en werd er actie ondernomen.
Kunt u toelichten welke verbeteracties de zeven ziekenhuizen die een waarschuwing hebben gehad hebben ingezet, en tot welke resultaten dit heeft geleid? Bent u tevreden met die resultaten?
Ik constateer dat het feit dat de informatie werd geregistreerd reeds tot actie heeft geleid en dat vind ik een goede zaak.
Kunt u een overzicht aan de Kamer sturen hoe alle ziekenhuizen in Nederland scoren als het gaat om de kans op een niertransplantatie bij nierpatiënten?
Acht u de door het ziekenhuis openbaar gemaakte cijfers over het aantal patiënten dat zij doorverwijst voor vroege donatie valide? Geven die cijfers de werkelijkheid weer? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de conclusie die in Nieuwsuur wordt getrokken dat de gegevens die ziekenhuizen openbaar moeten maken over het aantal patiënten dat zij doorverwijzen voor vroege donatie slecht vindbaar zijn? Gaat u de vindbaarheid van deze gegevens verbeteren? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zijn er ziekenhuizen in Nederland die patiënten langer laten dialyseren puur en alleen omdat dialyse hun meer geld oplevert dan een transplantatie? Indien u niet over deze informatie beschikt, bent u dan bereid dit te onderzoeken en de resultaten naar de Kamer te sturen?
Aandacht voor donorregistratie, donatie bij leven en innovatie rondom transplantatie staat hoog op mijn agenda, maar ook in het veld is hier veel aandacht voor. Zoals hierboven al herhaaldelijk is aangegeven, kent de sector een systeem van certificatie en visitatie.
Vindt u het ook een ongewenste financiële prikkel dat het ziekenhuizen meer oplevert om patiënten langer te laten dialyseren, in plaats van over te gaan tot (plaatsing op een wachtlijst voor) een niertransplantatie, terwijl een transplantatie bij de patiënt zorgt voor een betere kwaliteit van leven? Zo ja, wat gaat u eraan doen om deze prikkel uit het systeem te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe is te verklaren dat het percentage patiënten dat thuis dialyseert de afgelopen jaren is afgenomen?
Bij thuisdialyse kun je onderscheid maken tussen twee vormen: CAPD (buikspoeling) en de thuishemodialyse. Gegevens over CAPD staan op het openbare deel van de website van Renine. Er is een forse afname te zien van het aantal deelnemers in de laatste jaren. Naar deze afname is onderzoek gedaan waarin is aangetoond dat het aandeel van CAPD in het totaal aantal dialyses afneemt van 15% in 1995 tot 8% in 2010. 2)
Genoemde oorzaken voor deze afname zijn:
Gegevens over thuishemodialyse zijn op dit moment nog niet openbaar beschikbaar.
Wat is uw reactie op de constatering dat de wachtlijst voor niertransplantaties kunstmatig klein wordt gehouden? Was u hiervan op de hoogte? Wat gaat u hieraan doen?
Er is geen sprake van kunstmatig klein houden van de wachtlijst. Op de actieve wachtlijst voor niertransplantatie (met een nier van een overleden donor) staan nierpatiënten, van wie alle vooronderzoeken zijn afgerond en die goedgekeurd zijn voor een mogelijke niertransplantatie. Patiënten die nog niet in aanmerking komen voor transplantatie of niet meer in aanmerking komen voor transplantatie staan op een inactieve wachtlijst. Daar staan ook patiënten op die in aanmerking komen voor donatie bij leven. Een deel van die patiënten stroomt na verloop van tijd door naar de actieve wachtlijst, een deel zal echter nooit geschikt blijken voor een niertransplantatie
Suggesties dat ook de nierpatiënten op de inactieve wachtlijst nu onmiddellijk een niertransplantaat nodig hebben zijn onjuist. Een aanzienlijk deel van de mensen op de inactieve wachtlijst heeft nog een te goede nierfunctie om al voor een niertransplantatie in aanmerking te kunnen komen. Deze patiënten zijn vaak al op de lijst gezet door de dialysearts om toch maar vooral op tijd met het transplantatieproces te beginnen; echter het beloop van een nierziekte is vaak moeilijk te voorspellen.
De actieve wachtlijst wordt de laatste jaren kleiner (afname van 1277 in 2000 tot 481 eind februari 2016). Dit is een gevolg van het grote aantal transplantaties, vooral door het hoge aantal transplantaties met nieren van levende donoren in Nederland. Nederland is een van de landen met de meeste levende donortransplantaties ter wereld.