Het bericht ‘SodM vindt zoutwinning Zuidwending onveilig, maar minister Hermans wil door met Nobian. “Essentieel' |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht waarin wordt gesteld dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) zoutwinning bij Zuidwending onveilig acht, terwijl u desondanks voornemens bent om een vergunning te verlenen aan Nobian tot 2035?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom u ervoor kiest om het oordeel van SodM – dat stelt dat de risico’s bij afsluiting van de cavernes te groot zijn – naast u neer te leggen?
Het kabinet heeft er niet voor gekozen om het advies van SodM naast zich neer te leggen, maar heeft hier zorgvuldig naar gekeken en betrokken bij de besluitvorming. Zowel SodM, TNO als de Mijnraad geven in hun advies aan dat de winning op dit moment veilig is en veilig kan worden voortgezet.
De zorgen van SodM zien op risico’s bij het afsluiten van de cavernes. Het daadwerkelijk afsluiten is pas richting 2070 aan de orde, maar het kabinet is het met SodM eens dat daar vroegtijdig goed naar moet worden gekeken. Nobian heeft in het winningsplan opgenomen de cavernes op termijn hard te willen afsluiten. Dit betekent dat na het voortzetten van de winning er eerst een periode volgt (circa 30 jaar) van gecontroleerd pekel aflaten, om de drukontwikkeling te beheersen. Pas daarna worden de cavernes permanent afgesloten door het plaatsen van een cementplug in de buis. Op deze manier wordt de bodemdaling zo beperkt mogelijk gehouden. SodM geeft in haar advies aan dat bij deze wijze van afsluiten scheurvorming zou kunnen ontstaan, waardoor pekel uitstroomt in de diepe ondergrond. Het voortzetten van de winning en het daardoor vergroten van de cavernes leidt volgens SodM niet tot een grotere kans op scheurvorming na het afsluiten van de cavernes, maar wel mogelijk tot meer pekeluitstroom in de diepe ondergrond, als scheurvorming zich zou voordoen.
Over het afsluiten is, mede naar aanleiding van het advies van SodM, nadere informatie gevraagd aan het Cavern Closure Consortium2. Mede op basis van deze stukken, concluderen TNO en de Mijnraad dat het voortzetten van de winning geen significante verhoging van het risico bij het afsluiten van de cavernes geeft. Alle adviseurs geven daarnaast aan dat nader onderzoek nodig is.
Het kabinet is het hier mee eens. Om deze reden zijn in het ontwerpbesluit voorschriften opgenomen die opleggen dat Nobian de komende vijf jaar nader onderzoek doet naar het afsluiten van de cavernes. Op basis van deze informatie kan, na raadpleging van relevante partijen zoals TNO en SodM, vervolgens een afweging gemaakt worden over de meest veilige wijze van afsluiten. SodM en TNO worden vanuit hun eigen rol bij het onderzoek betrokken.
Hoe verhoudt uw ontwerpbesluit zich tot het voorzorgsbeginsel en eerdere lessen uit het Groningse aardbevingsdossier, waarin waarschuwingen van toezichthouders jarenlang genegeerd zijn?
Zoals bij vraag 2 aangegeven zijn de zorgen van SodM niet genegeerd, maar worden deze juist serieus genomen en heeft het geleid tot voorschriften in het ontwerpbesluit.
Welke garanties kunt u geven dat afsluiting van de cavernes – via betonnen pluggen – geen risico’s oplevert op scheurvorming, lekkage van pekel of zelfs het ontstaan van sinkholes?
Zowel TNO, SodM en de Mijnraad geven aan dat nader onderzoek nodig is naar het afsluiten van de cavernes. Dit is verplichtend opgenomen in het ontwerpbesluit. De kans op zinkgaten is volgens de aangeleverde informatie verwaarloosbaar klein. SodM onderschrijft dit op basis van deze informatie ook.
Wat vindt u van het feit dat SodM expliciet aangeeft dat het risico zich juist voordoet ná beëindiging van de winning? Hoe wordt de veiligheid dan geborgd?
Vanwege onder meer de adviezen van SodM, zijn in het ontwerpbesluit voorschriften opgenomen over nader onderzoek naar het afsluiten van de cavernes. Daarbij is het belangrijk om te benadrukken dat ook als de winning niet wordt voortgezet er sprake is van onzekerheden. Het doen van nader onderzoek biedt de kans om deze onzekerheden te verkleinen, bijvoorbeeld door het uitvoeren van veldtesten. Hierdoor kan op termijn een weloverwogen besluit genomen worden over het afsluiten. Bij dit besluit wordt SodM betrokken.
Waarom weegt u het economische belang van de chemische industrie in Groningen zwaarder dan de zorgen van toezichthouders, lokale overheden en omwonenden?
Economische belangen spelen geen rol bij de beoordeling van het winningsplan. Het kabinet staat winning alleen toe als dat veilig en verantwoord kan.
Welke waarde hecht u aan het feit dat de provincie Groningen, de gemeenten Veendam en Pekela en bewoners eerder bezwaar hebben gemaakt tegen voortzetting van de zoutwinning?
De provincie Groningen en de gemeenten Veendam en Pekela hebben geadviseerd het advies van SodM te volgen. Het kabinet neemt dit serieus en het ontwerpbesluit bevat dan ook voorschriften die zien op nader onderzoek met betrekking tot het – op termijn – afsluiten van de cavernes. SodM en TNO worden vanuit hun eigen rol bij dit onderzoek betrokken.
Zijn de zoutcavernes bij Zuidwending mede in beeld als potentiële locatie voor de opslag van kernafval? Zo ja, in hoeverre is deze mogelijke toekomstige bestemming meegewogen bij uw beoordeling van de veiligheid en de vergunningverlening voor de zoutwinning?
Momenteel is er nog geen enkele locatie in beeld voor de eindberging van radioactief afval. Daarmee dus ook niet bij Zuidwending. Er komt een zorgvuldig stapsgewijs proces om te bepalen hoe en waar de definitieve opslag van radioactief afval vorm krijgt. Uiteindelijk is het de bedoeling om rond 2050 tot deze keuze te komen. Het proces van de locatiekeuze start na 2027, waarbij belanghebbenden zoals omwonenden zullen worden betrokken.
Bent u bereid om, in lijn met het advies van SodM, de vergunningverlening op te schorten totdat er volledige duidelijkheid en consensus is over de veiligheid op de lange termijn?
Nee, daar is het kabinet niet toe bereid en dit is ook niet nodig. Alle adviseurs geven aan dat winning veilig kan. Het kabinet vindt het wel belangrijk dat eventuele onzekerheden rond het afsluiten, dat omstreeks 2070 zal plaatsvinden, de komende jaren nader worden onderzocht zodat een weloverwogen besluit genomen kan worden over het afsluiten. Om deze reden zijn er voorschriften in het ontwerpbesluit opgenomen die Nobian verplichten nader onderzoek uit te voeren. Zoals bij vraag 5 is aangegeven, biedt nader onderzoek de mogelijkheid om onzekerheden met betrekking tot het afsluiten van de cavernes te verkleinen, bijvoorbeeld door het uitvoeren van veldtesten.
Kunt u toezeggen dat er volledige transparantie komt over alle risicoanalyses en dat het publiek actief wordt betrokken bij de besluitvorming over zowel zoutwinning als toekomstig gebruik van de cavernes?
De uitgevoerde risicoanalyses zijn gepubliceerd op de website www.mijnbouwvergunningen.nl/zoutwinning-zuidwending. Op 1 juli 2025 heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor omwonenden. Hierbij waren naast het Ministerie van Klimaat en Groene Groei, ook TNO, SodM en Nobian aanwezig. Belanghebbenden worden, zoals dat gebruikelijk is, in de gelegenheid gesteld te reageren op het ontwerpbesluit.
Het bericht dat de uitbreiding van het hoogspanningsnet in Gelderland, Utrecht en de Flevopolder met jaren is vertraagd |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Wat zijn de belangrijkste redenen dat de geplande uitbreiding door TenneT van het hoogspanningsnet van de provincies Gelderland en Utrecht en de Flevopolder, oorspronkelijk voorzien voor 2029, nu vertraagd is tot ten minste 2033 en mogelijk zelfs tot 20351 2?
Met name de bouw van het hoogspanningsstation in Utrecht Noord duurt langer dan gepland. De vertraging is het gevolg van een combinatie van factoren: een complex en dichtbevolkt zoekgebied, moeizame grondverwerving en technische uitdagingen die groter zijn dan was voorzien. Daarnaast lijkt TenneT uit te zijn gegaan van een te optimistische planning. Netbeheerders, medeoverheden en Rijk zetten alles op alles om vertraging tot 2035 zo veel mogelijk te beperken. Deze vertraging is ook voor het kabinet zeer teleurstellend, gezien de urgentie om de schaarste aan transportcapaciteit op het elektriciteitsnet te verminderen, in het bijzonder ook in deze regio. Dit is een tegenvaller met negatieve gevolgen voor de economie, de woningbouw en de voortgang van de energietransitie.
Het kabinet spant zich tot het uiterste in om, samen met alle betrokken betrokken partijen, TenneT en de provincie Utrecht voorop, iedere mogelijkheid om de realisatie van dit project te versnellen aan te grijpen. Daarbij zal het kabinet elke stap zetten die het kan zetten om alle cruciale elektriciteitsprojecten te versnellen of minimaal te voorkomen dat ze vertraging oplopen. Iedere maand die kan worden ingelopen is winst voor de maatschappelijke uitdagingen op het gebied van economie, woningbouw en de energietransitie.
Hoe groot acht u de kans dat de nieuwe realisatiedatum van 2033 wel wordt gehaald? Wat is er nodig om dat mogelijk te maken, bijvoorbeeld met betrekking tot het snel aanwijzen van een definitieve locatie?
Betrokken partijen concluderen gezamenlijk dat 2033 een realistische planning is. Met name een spoedige locatiekeuze is nodig om dat mogelijk te maken, omdat hiervan diverse vervolgprocessen zoals onderzoek, technisch ontwerp en aankoop van grond afhankelijk zijn. De provincie en TenneT zijn voortvarend aan de slag gegaan met een vanuit het participatietraject aangedragen locatie. De inzet van deze partijen is om vlak na de zomer te komen tot een locatiekeuze. Een aantal andere maatregelen (zie de antwoorden op vraag 4, 5 en 6) draagt er aan bij dat de kans dat 2033 wordt gehaald, wordt vergroot en het kiezen van de locatie mogelijk zelfs meerdere maanden wordt versneld.
Welke gevolgen heeft deze vertraging voor huishoudens en bedrijven en voor projecten op het gebied van elektrificatie en verduurzaming in de provincies Gelderland, Utrecht en Flevoland?
De realisatie van het station in Utrecht is een randvoorwaarde voor het verminderen van netcongestie in de gehele regio Gelderland, Utrecht en Flevopolder (FGU). Voor het FGU gebied wordt gewerkt aan een tiental maatregelen die moeten leiden tot meer flexibiliteit of een lagere piekvraag, zodat waar mogelijk partijen aangesloten kunnen blijven worden. Op dit moment staan bedrijven op een wachtlijst voor een grootverbruikersaansluiting. Zij zullen als gevolg van de vertraging waarschijnlijk nog langer moeten wachten. De netbeheerders maken momenteel nieuwe prognoses, waarin zowel het effect van de maatregelen als de vertraging van de uitbreiding van het net worden meegenomen. Deze prognoses worden dit najaar opgeleverd. Dan wordt ook inzichtelijk wat de eventuele gevolgen zijn van de vertraging op specifieke andere groepen. Overigens hebben energieleverancier Eneco en TenneT onlangs afspraken gemaakt om twee gascentrales bij de stad Utrecht langer in bedrijf te houden om de druk op het elektriciteitsnet in de provincie Utrecht te verlichten3.
Op welke wijze bent u van plan gebruik te maken van maatregelen uit het Versnellingspakket, zoals het invoeren van een gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase, het invoeren van een versnelde beroepsprocedure en het instellen van een aparte kamer bij de Raad van State voor energieprojecten, om de uitbreiding van het hoogspanningsnet uit deze casus toch te kunnen versnellen?3
Waar mogelijk zet het kabinet zet de maatregelen uit het pakket in voor dit project. Dit betreft ten eerste de gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase. Dit voorstel ligt nu bij de Tweede Kamer en zou – afhankelijk van wanneer de Kamer dit voorstel behandelt – al op 1 januari 2026 in werking kunnen treden. Met deze maatregel kan verdere vertraging worden voorkomen, doordat grondeigenaren onderzoeken niet meer onnodig lang kunnen tegenhouden. Voor dit project geldt al een versnelde beroepsprocedure met beroep in eerste en enige aanleg bij de Raad van State. Op dit moment lopen er geen procedures tegen het project omdat het projectbesluit nog niet is genomen en kunnen deze dus niet worden geprioriteerd. Wel zal de Raad van State tijdig worden geïnformeerd over wanneer een beslissing over eventuele beroepen aan de orde is, zodat deze hier qua capaciteit op kan anticiperen.
Hoe kijkt u aan tegen maatregelen, zoals het mogelijk maken dat onteigening al gestart kan worden vóór het projectbesluit is genomen of omgevingsplan is vastgesteld, het zorgen voor betere planologische bescherming voor het 110–150 kV hoogspanningsnet en het beperken onderzoekslasten elektriciteitsprojecten? Welke mogelijkheden ziet u om deze en andere maatregelen versneld uit te werken en daarmee voor versnelling voor deze casus in Utrecht te zorgen?
Het is al wettelijk toegestaan om parallel aan het minnelijk overleg over grondaankopen de onteigeningsprocedure voor te bereiden. Het is belangrijk dat het minnelijke traject zorgvuldig wordt doorlopen, maar als blijkt dat moet worden overgegaan tot onteigening, moet dit ook snel kunnen worden opgestart. Dit is uiteindelijk een afweging van het bevoegd gezag in samenspraak met TenneT. Het onteigeningsbesluit kan overigens niet eerder worden genomen dan dat er een projectbesluit of gewijzigd omgevingsplan is vastgesteld voor het project waarvoor onteigend wordt. De planologische bescherming voor het 110–150 kV-net helpt vooral in het reserveren van toekomstige projecten. In het project Utrecht Noord is al gestart met de projectprocedure en loopt nu de verkenning naar de locaties. Het kabinet beziet met TenneT en de provincie Utrecht hoe de onderzoekslast voor het project kan worden verminderd. Daarbij kijkt ook TenneT naar het slim inrichten van onderzoeken zodat deze voor meerdere doeleinden kunnen worden ingezet.
Welke andere instrumenten overweegt u in te zetten om dit congestieverlichtende project alsnog te versnellen of in ieder geval verdere vertragingen te voorkomen?
Het kabinet heeft de provincie Utrecht een onafhankelijke procesbegeleider toegewezen om de projectprocedure inclusief de benodigde vergunningen te coördineren. Daarnaast wordt via de projectenaanpak vinger aan de pols gehouden om inzicht te houden in de voortgang en knelpunten. Waar nieuwe knelpunten zich voordoen wordt gekeken naar passende maatregelen binnen de huidige juridische kaders en mogelijk aanpassing van wet-en regelgeving. Aanpassingen vergen tijd dus zullen vooral soelaas bieden voor toekomstige congestieverlichtende projecten. Verder draagt het kabinet waar mogelijk bij aan het verlenen van prioriteit en medewerking door andere partijen, zoals Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf, ProRail, GasUnie en de waterschappen.
In hoeverre heeft u zelf een afweging gemaakt van de maatschappelijke en infrastructurele voordelen van de locatie tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Vecht ten opzichte van de huidige voorkeurslocatie, of is deze afweging met name lokaal gemaakt?
De provincie is het bevoegd gezag voor dit project en heeft met TenneT geconcludeerd dat alle onderzochte locaties in het zoekgebied, waaronder de locatie tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Vecht niet geschikt zijn. Een vanuit de participatie aangedragen locatie die grenst aan het zoekgebied lijkt minder belemmeringen te kennen en wordt daarom nu onderzocht. Ongeacht waar het bevoegd gezag ligt, moeten aangedragen locaties zorgvuldig afgewogen en onderzocht worden.
Over welke juridische of bestuurlijke bevoegdheden beschikt u om het gezag over te nemen in dit dossier, nu blijkt dat de reguliere processen tot grote vertraging leiden?
Het overnemen van het bevoegd gezag voor een project door het Rijk kan helpen om netuitbreidingen te versnellen, indien blijkt dat een medeoverheid het nationaal belang van een project niet op een doelmatige en doeltreffende wijze kan behartigen. Ik ben de afgelopen maanden nauw betrokken geraakt bij dit project en stel vast dat deze maatregel in deze fase van het project niet leidt tot een versnelling van de besluitvorming. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 zijn de provincie en TenneT inmiddels voortvarend aan de slag gegaan met een alternatieve locatie en is het streven om vlak na de zomer tot een locatiekeuze te komen. Het overnemen van het bevoegd gezag door het Rijk kan de locatiekeuze met enkele maanden vertragen, doordat het project al ver gevorderd is. In de projectenaanpak uit het versnellingsplan van april5 wordt bij projecten die nog in de studiefase zijn aan de voorkant afgewogen of overname van bevoegd gezag door het Rijk de procedure kan versnellen.
Onder welke omstandigheden zou u overwegen om gebruik te maken van dergelijke bevoegdheden, met het oog op het nationale belang van netuitbreiding?
Dit is aan de orde als na onderzoek en overleg met de medeoverheden en netbeheerder de conclusie is dat de voortgang van de besluitvorming versneld kan worden als het Rijk het bevoegd gezag wordt, bijvoorbeeld wanneer het huidige bevoegd gezag niet tot besluitvorming komt terwijl er wel voldoende beslisinformatie is. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Ook bij projecten die provinciegrensoverstijgend zijn kan het beleggen van de bevoegdheid bij het Rijk de besluitvorming versnellen. Het overnemen van het bevoegd gezag in een lopend project is een ingrijpende maatregel die ook verstorend en daarmee vertragend kan werken. Betrokkenheid van het kabinet op de achtergrond en het inzetten van verschillende andere versnellingsmaatregelen is in die gevallen vaak doeltreffender. Dit geldt ook voor het project Utrecht-Noord. Dit project is ook één van de 25 projecten die onderdeel uitmaken van de nieuwe projectaanpak uit het versnellingspakket. Per project uit de projectenaanpak wordt de inzet van versnellingsmaatregelen afgesproken en gemonitord zodat indien nodig snel geëscaleerd kan worden. Daarnaast zijn er ook projectspecifieke acties, zoals voor dit project toegelicht in het antwoord op vraag 6, waarbij de betrokkenheid van het Ministerie van KGG kan bijdragen aan versnelling en het voorkomen van vertraging.
In hoeverre is het mogelijk om alsnog te kiezen voor de eerder overwogen locatie tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Vecht? Wat zou daarvoor nodig zijn?
De provincie Utrecht en TenneT concluderen dat deze locatie grote belemmeringen kent en daarom onvoldoende kansrijk om verder te onderzoeken. De ruimtelijke gevolgen op deze locatie voor cultureel erfgoed, landschap, water- en bodemgesteldheid zijn groot, en een groot aantal direct omwonenden wordt door het project geraakt. Daarnaast is er onzekerheid over de bereikbaarheid van de locatie gedurende de bouw. In de participatie is een alternatieve zoeklocatie aangedragen die kansrijker is.
Bent u bereid om, gezien de urgentie van het project, het bevoegd gezag voor dit project over te nemen om ervoor te zorgen dat er op zeer korte termijn een beslissing over een locatie wordt genomen en het bouwen zo snel mogelijk kan beginnen?
De provincie Utrecht en TenneT zijn voortvarend aan de slag gegaan met een vanuit het participatietraject aangedragen locatie. De inzet van deze partijen is om vlak na de zomer te komen tot een locatiekeuze. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 zou het overnemen van het bevoegd gezag op dit moment juist tot vertraging kunnen leiden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 beziet het kabinet wel in overleg met TenneT en de provincie hoe de maatregelen uit het versnellingspakket aansluiten bij de (potentiële) knelpunten in dit project.
De uitspraak van de rechter dat digitale platforms geen openbare plaats zijn in de zin van de APV |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Struycken , David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat digitale platforms geen openbare plaats zijn in de zin van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en dus geen grondslag bieden voor een online gebiedsverbod?1
Erkent u dat het eerdere kabinetsstandpunt – dat dit een lokale aangelegenheid betreft en gemeenten zelf mogen beslissen of zij een online gebiedsverbod wilde opleggen – onjuist was?2
Hoe reflecteert u op het feit dat het uitblijven van een landelijke visie van u en uw voorgangers ertoe heeft geleid dat burgemeesters noodgedwongen moesten experimenteren met online gebiedsverboden, met als gevolg een schending van het legaliteitsbeginsel?
Welke verschillende alternatieven ziet u om online opruiing om te gaan? Kunt u de verschillende mogelijkheden uiteenzetten, waaronder de uitbreiding van de bevoegdheden van de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) of het introduceren van een strafrechtelijke grondslag? Welke variant heeft uw voorkeur?
Bent u, gezien het feit dat gemeenten nu met lege handen staan om dit probleem aan te pakken, nu eindelijk bereid een concreet voorstel naar de Kamer te sturen? Zo ja, op welke termijn?
De rol van de overheid om gebrekkige marktwerking |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Een eerlijke premie voor loyale verzekerden», van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) waaruit blijkt dat de helft van de verzekeraars loyale klanten hogere premies rekenen dan nieuwe klanten?1
Deelt u de zorgen over het feit dat loyale klanten die hogere premies betalen vaker een lager inkomen hebben, en dat margepersonalisatie kwetsbare klanten disproportioneel raakt? Welke feitelijke gegevens heeft u hierover beschikbaar?
Bent u bekend met het rapport «Polisverschillen en consumentenkeuzes in de zorgverzekeringsmarkt» van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) uit juni 2024?2
Bent u bekend met het feit dat er in 2023 voor ruim 8,7 miljoen euro premiebetalers een goedkoper (bijna) gelijk alternatief was, waarmee zij in totaal 900 miljoen euro teveel betaalden?
Kunt u delen welke stappen u heeft gezet en zal zetten om dergelijke polisverschillen en margepersonalisatie te verminderen?
Kunt u inzichtelijk maken hoe transparantie en vergelijkbaarheid van verschillende verzekeringen vergroot kunnen worden?
Hoe kijkt u naar een verbod op dergelijke verschillen in premies zoals in het Verenigd Koninkrijk is ingevoerd?
Bent u bekend met het nieuwsbericht van de ACM van 16 januari 2025 waaruit blijkt dat de meerderheid van de telecomabonnementen «slapend» zijn, en soms duurder dan die voor nieuwe klanten?3
Kunt u delen welke stappen u heeft gezet en zal zetten om ongegronde prijsverschillen te verminderen en de marktdynamiek te verbeteren?
Heeft het in ministerie in beeld waarom mensen weinig overstappen bij telecomabonnementen?
Kunt u de Kamer informeren over mogelijkheden om overstappen te vergemakkelijken en te stimuleren, juist voor mensen die het meest gebaat zouden zijn bij de mogelijke besparingen die hier het geval van zouden kunnen zijn?
Hoe denkt u over een beperking op prijsdiscriminatie, waarbij bestaande klanten bij verlenging niet een hogere prijs mogen krijgen dan op dat moment geldt voor nieuwe klanten met hetzelfde product?
Hoe denkt u over een beperking op prijsdiscriminatie, waarbij bestaande klanten bij verlenging van hun telecomabonnement niet een hogere prijs mogen krijgen dan op dat moment geldt voor nieuwe klanten met hetzelfde product?4
Het bericht ‘Mogelijk lichtpuntje voor werknemers Apollo Vredestein: Europese miljoenen voor re-integratie’ |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA), Ilse Saris (CDA) |
|
Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Mogelijk lichtpuntje voor werknemers Apollo Vredestein: Europese miljoenen voor re-integratie» en de antwoorden van de Europese Commissie op vragen uit het Europees parlement?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het betreffende bericht.
Deelt u het standpunt van de Europese Commissie dat een herziening van de geldende staatssteunregels niet nodig is? Zo ja, waarom?
De staatssteunregels bevatten reeds bepalingen die verplaatsing van economische activiteiten vanwege staatssteun binnen de interne markt beogen te voorkomen, bijvoorbeeld door beperkingen op steun aan ondernemingen die recent elders in de EU activiteiten hebben afgebouwd. Het zogeheten verbod op steun bij relocatie, is op zichzelf waardevol. Tegelijkertijd is het in de praktijk vaak lastig om de causaliteit tussen staatssteun en verplaatsing van activiteiten aan te tonen. De effectiviteit van de anti-relocatiebepalingen hangt daarbij in belangrijke mate af van de beoordeling en het toezicht door de Europese Commissie.
Op basis van deze afweging ziet het kabinet op dit moment geen noodzaak tot herziening, maar blijft aandachtig volgen of de anti-relocatiebepalingen en de toepassing ervan in de praktijk toereikend zijn.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor een herziening van de geldende staatssteunregels?
Ten algemene is de Nederlandse lijn voor staatssteun terughoudend maar biedt ruimte om voor gericht herzieningen te pleiten mits onderbouwd met een goede probleemanalyse. Zoals in het antwoord op de voorgaande vraag is aangegeven ziet het kabinet vooralsnog geen aanleiding om in EU verband te pleiten voor een herziening van de anti-relocatiebepalingen, zoals toegepast in de diverse staatssteunkaders. Het kabinet heeft oog voor de zorgen rondom de praktische effectiviteit van de anti-relocatiebepalingen, mede ook in relatie tot recente verruimingen van de staatssteunregels. In dat kader is hier recent nog aandacht voor gevraagd in de Nederlandse reactie op de publieke consultatie over de het nieuwe staatssteunkader onder de Clean Industrial Deal, het CISAF. Deze reactie is met uw Kamer gedeeld via de EU-kwartaalrapportage van Q1 2025 op 19 mei j.l.2
Op welke wijze kan het ESF+ fonds gebruikt worden door Twente als een van de 35 Nederlandse arbeidsmarktregio’s om de getroffen medewerkers te ondersteunen?
Het Nederlandse programma ESF+ is gericht op de ondersteuning van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Dit kunnen zowel werkenden als werkzoekenden zijn. De 35 arbeidsmarktregio’s kunnen middelen uit het ESF+ aanvragen voor het opleiden en naar werk begeleiden van een brede doelgroep van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie die is opgenomen in de subsidieregeling ESF+. De arbeidsmarktregio’s maken hierbij zelf de keuze voor de nadere invulling van het project als het gaat om activiteiten en doelgroepen, zolang dit in overeenstemming is met de voorwaarden die zijn gesteld in de subsidieregeling ESF+. Naar verwachting wordt eind 2025 een nieuw tijdvak voor dit onderdeel uit het ESF+ programma opengesteld.
Deelt u de mening dat de getroffen medewerkers van Apollo Vredestein zo goed mogelijk moeten worden ondersteund in het verliezen van hun baan in de zomer van 2026?
Ja, in aansluiting op de afspraken tussen werkgever en werknemers kan het vinden van nieuw werk worden ondersteund door de werkgeversdienstverlening vanuit UWV en gemeenten. Vanuit het Werkplein en op termijn het Werkcentrum Twente (dit Werkcentrum is in oprichting) is goed zicht op de vraag naar personeel binnen de desbetreffende arbeidsmarktregio en kan ook dienstverlening aan werkzoekenden worden geboden. Binnen het Werkcentrum werken werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen en de samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) samen. Zij kunnen binnen het Werkcentrum gebruik maken van elkaars expertise gericht op het ondersteunen naar nieuw werk.
Bent u in dat geval voornemens om namens de rijksoverheid een aanvraag te doen bij het Europese globaliseringsfonds (EGF) om de getroffen medewerkers financieel te ondersteunen door middel van re-integratie, scholing en begeleiding? Zo niet, waarom niet?
Het ESF+ en het EGF zijn dossiers van de Staatssecretaris van SZW. Medewerkers van het Ministerie van SZW zijn inmiddels in contact met Apollo Vredestein en de betreffende arbeidsmarktregio om de mogelijkheden voor Europese subsidie te verkennen.
Bent u bereid om alsnog naar Enschede af te reizen, om in overleg te treden met de betreffende partijen om te bezien hoe de getroffen medewerkers zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden?
Zoals ook reeds aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van 25 april jl. over de situatie bij Apollo Vredestein, volgt het kabinet de ontwikkelingen nauwgezet. Voordat ik een eventueel bezoek aan Enschede overweeg, is het van belang dat er eerst meer duidelijkheid komt over de verdere plannen van de directie van Apollo Vredestein. Het kabinet wil daar op dit moment niet op vooruitlopen.
Bent u bekend met de berichten «Omstreden VN-rapporteur in dreigende brief: CvI waarschijnlijk betrokken bij oorlogsmisdaden»1 en «VN-rapporteur Francesca Albanese valt Christenen voor Israël aan: Dit kan leiden tot meer agressie»2?
Ik ben bekend met de berichtgeving. De brief zelf is niet openbaar gemaakt. Het rapport3 van Speciaal Rapporteur Albanese, gepubliceerd op 30 juni 2025, heeft een korte paragraaf over faith-based organisations, die (extremistische) kolonisten in bezette gebieden financieel zouden steunen, waarbij ook de organisatie Christenen voor Israël wordt genoemd. Ik verwijs u tevens naar antwoorden op eerder gestelde Kamervragen hierover van het lid Van Baarle (2025Z05935).4
Beschouwt u dit als binnen het mandaat van de Speciaal Rapporteur van de Verenigde Naties (VN), Albanese, of een overschrijding daarvan?
Communicatie met niet-statelijke actoren past binnen het mandaat van Speciaal Rapporteurs. Dit is vastgelegd in de «Manuals of Operations» of «handleiding», paragraaf 81 en 83.5
Bent u bereid de Speciaal Rapporteur hierop aan te spreken?
Zoals in het antwoord op vraag twee uiteengezet, past het versturen van brieven aan niet-statelijke actoren binnen het mandaat van Speciaal Rapporteurs. Dit betekent niet dat ik het eens ben met de inhoud van haar brieven.
Vindt u dit ook zorgelijk gelet op de aanhoudende ongeregeldheden van pro-Palestijnse demonstraties rond activiteiten van Christenen voor Israel (CvI), verstoringen van activiteiten, bekladding van het pand van CvI en vernielingen rondom hun activiteiten en sprekers?
Dergelijke vernielingen en intimidatie zijn verwerpelijk. In deze tijden van aanzienlijke maatschappelijke spanningen rondom de situatie het Midden-Oosten is respectvolle omgang van groot belang, ook als gezichtspunten verschillen. Alhoewel het Speciaal Rapporteur Albanese vrij staat om, indien goed onderbouwd en met ruimte voor hoor- en wederhoor, haar zorgen over activiteiten van bepaalde organisaties kenbaar te maken, dient ook zij zich bewust te zijn van risico’s op verdere polarisatie. Dat Nederland bepaalde uitlatingen van mevrouw Albanese afkeurt is bekend en dat is haar meerdere malen medegedeeld. Nederland steunde de herbenoeming van mevrouw Albanese niet.
Deelt u de mening van de indieners dat dit intimidatie van een maatschappelijke organisatie in de hand werkt?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening van de indieners dat een VN-rapporteur niet met «strafrechtelijke gevolgen» hoort te dreigen en dat dat ver buiten haar werkzaamheden dient te vallen?
Het staat Speciaal Rapporteurs vrij om eigen adviezen te geven of visies te presenteren. Tegelijkertijd mag van een Speciaal Rapporteur zorgvuldigheid worden verwacht, zoals ook is omschreven in de VN-gedragscode voor Speciaal Rapporteurs.6 Het is klip en klaar dat nationale overheden gaan over toepassing van nationaal strafrecht, en niet een Speciaal Rapporteur.
Wat houdt het «Advocacy ondernemen en publieksbekendheid vergroten» van het mandaat3 van de Speciaal Rapporteur van de VN in?
Zowel advocacy, oftewel het bepleiten van een bepaalde zaak, als het vergroten van publieksbekendheid van situaties waarover een Speciaal Rapporteur rapporteert, hoort bij hun taken8. Invulling hieraan wordt gegeven door gesprekken met overheden, maar evenzeer door interactie met het maatschappelijk middenveld, publieke optredens en het geven van verklaringen over zowel hun rapporten als hun bevindingen.
Is de voorgenoemde bevoegdheid nog verder uitgewerkt danwel begrensd voor de werkzaamheden van de Speciaal Rapporteur?
Werkzaamheden van de Speciaal Rapporteurs zijn vastgelegd in de hierboven genoemde Manual of Operations9, evenals in de resolutie waarin het mandaat van de betreffende Speciaal Rapporteur wordt afgesproken. Daarnaast worden Speciaal Rapporteurs geacht zich te houden aan de VN-gedragscode.10
Acht u het wenselijk dat de Speciaal Rapporteurs deze bevoegdheid hebben? Indien ja, acht u deze voldoende begrensd? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo niet, bent u het met de indieners eens dat dit beperkt dient te worden tot advocacy richting de overheid en niet het bedrijfsleven of maatschappelijk middenveld?
Het kabinet vindt de bevoegdheden van Speciaal Rapporteurs voldoende helder omschreven, conform ook het antwoord op vraag 8. Dat betekent dat interactie tussen Speciaal Rapporteurs breder kan zijn dan alleen met overheden. In het geval van bijvoorbeeld de Speciaal Rapporteur voor Mensenrechten in Iran of de Speciaal Rapporteur voor Rechten van Personen met een Handicap zou een beperking tot alleen overheden ook waardevolle interactie met het maatschappelijk middenveld en/of het bedrijfsleven uitsluiten. Bij gelegenheid zal Nederland mevrouw Albanese blijven aanspreken over de inhoud van haar rapporten en publieke uitlatingen.
Hoe is deze beschrijving van bevoegdheden van de Speciaal Rapporteurs van de Verenigde Naties geformuleerd en waar zou deze aangepast kunnen worden?
De aard van de werkzaamheden van de Speciaal Rapporteurs is vastgelegd in de resolutie die de werkzaamheden van de VN-Mensenrechtenraad en zijn instrumenten beschrijft (A/HRC/RES/5/2). Specifieke uitwerking is te vinden in de «Manual of Operations» of «handleiding» (zie antwoord op vraag twee) en in resoluties over het betreffende mandaat van de Speciaal Rapporteur. De handleiding is bedoeld als leidraad voor de mandaathouders en ter verduidelijking van hun werk. De handleiding beoogt mandaathouders te ondersteunen bij hun inspanningen om mensenrechten te bevorderen en te beschermen. Daarnaast is er de gedragscode waaraan de Speciaal Rapporteurs zich dienen te houden. De bevoegdheden van Speciaal Rapporteurs kunnen door de VN-lidstaten gezamenlijk aangepast worden. Dat zou gebeuren via een resolutie in de Mensenrechtenraad. Los van het feit dat er, naar alle waarschijnlijkheid, bij andere landen nauwelijks wens is om de huidige procedures aan te passen, zou een dergelijk proces ook risico’s behelzen die goed afgewogen moeten worden met het oog op de onafhankelijkheid van alle Rapporteurs.
Gaat u bezwaar maken tegen een eventueel rapport van de Speciaal Rapporteur waar ongefundeerde beweringen over Christenen voor Israël worden gedaan na onjuiste berichtgeving?
Zie ook het antwoord op vragen 2 en 3. Het rapport is inmiddels gepresenteerd onder agenda-item 7 van de 59ste zitting van de Mensenrechtenraad, die loopt van 16 juni tot 9 juli. Item 7 betreft het permanente agenda-item van de VN-Mensenrechtenraad dat is gewijd aan Israël en de Palestijnse Gebieden. Nederland is het niet eens met het bestaan van dit aparte agendaonderwerp en spreekt, uit algemene onvrede over dit agenda-item, net als verschillende EU-landen daarom niet onder item 7.
Is het gebruikelijk dat een Speciaal Rapporteur vertrouwelijk communiceert met externen buiten de VN die niet een bron voor hun rapportage zijn?
Dat is niet ongebruikelijk. Dit geeft de ontvangende partij de gelegenheid om in vertrouwelijkheid te reageren op de communicatie van de Speciaal Rapporteur, alvorens het rapport gepubliceerd wordt.
Het rapport ‘Tussen Minaret en Ministerie |
|
Doğukan Ergin (DENK), Stephan van Baarle (DENK) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC), Nobel |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport »Tussen Minaret & Ministerie» van onderzoeksbureaus Movisie en MoslimPeil?1 2
In hoeverre deelt u de zorgen dat maar liefst 72 procent van de moskeebesturen weinig tot geen vertrouwen heeft in de overheid?
Ziet u in dat onder meer het heimelijk onderzoek doen in moskeeën, het schandaal van de Fraude Signalering Voorziening (zoals het doneren aan een moskee werd gezien als een indicator voor fraude) en het Toeslagenschandaal, het vertrouwen in de overheid ernstig heeft geschaad en dat de rijksoverheid er alles aan moet doen om dit vertrouwen te herstellen?
Welke nieuwe maatregelen is het kabinet van plan om te nemen naar aanleiding van het bovengenoemde rapport?
Erkent u uw eigen rol in de verdere polarisatie en ondermijning van het vertrouwen van moskeebestuurders en de islamitische gemeenschappen in de overheid, door uw uitspraak dat «islamitische jongeren voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven»? En bent u inmiddels bereid uw welgemeende excuses hiervoor aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid onomwonden uit te spreken dat moskeeën een positieve bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving en in dat licht ook te stoppen met al het stigmatiserende en discriminerende beleid dat moslims primair beschouwt als veiligheidsrisico?
In hoeverre wilt u zich inspannen om, zoals terecht gebeurt bij de bestrijding van antisemitisme, ook een aparte Nationaal Coördinator Bestrijding Moslimhaat in het leven te roepen? Zo nee, waarom niet?
Welke concrete stappen gaat u zetten om nog vóór de aankomende verkiezingen te komen tot een jaarlijks en structureel overlegmoment tussen de politieke top van uw ministerie (waaronder uzelf) en vertegenwoordigers van de Nederlandse moslimgemeenschap en dit te implementeren in beleid?
De vertraging van het UWV-onderzoek naar de beoordeling van postcovid-patiënten |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA), Julian Bushoff (PvdA), Mirjam Bikker (CU), Ilse Saris (CDA) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «UWV-onderzoek naar beoordeling postcovid-patiënten vertraagd: «Geen gevoel van urgentie»»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat het onderzoek naar hoe mensen met postcovid zijn beoordeeld door het UWV met bijna een jaar is vertraagd, ondanks eerdere toezeggingen om haast te maken? Deelt u de mening dat patiënten met post-covid hier niet op kunnen wachten, gezien de grote impact wanneer zij geen of onvoldoende WIA-uitkering ontvangen?
Ik betreur dat het onderzoek vertraging heeft opgelopen. Het Academisch Kenniscentrum Arbeid en Gezondheid Zuid-Oost Nederland (AKAG-ZON) en UWV voeren dit onderzoek uit, omdat uit vooronderzoek2 is gebleken dat er hiaten in de kennis van sommige verzekeringsartsen zitten over de klachten en belemmeringen die zijn beschreven als passend bij post-COVID. Hoewel dit een signaal is dat serieus genomen moet worden, hoeft dat niet te betekenen dat mensen geen of onvoldoende WIA-uitkering ontvangen.
Klopt het dat pas in april 2025 is gestart met het verzamelen van gegevens, terwijl de signalen over problematische beoordeling van post-covid patiënten al langer bekend waren?
Nee, dat klopt niet. UWV voert het kwalitatieve onderzoek uit in samenwerking met AKAG-ZON. In juli 2024 is gestart met het verzamelen van de dataset. Wel heeft het onderzoek vertraging opgelopen. UWV heeft eerder op hun website een toelichting gegeven op deze vertraging3. Op dit moment is het onderzoek in volle gang en wordt het naar verwachting in september afgerond.
Herkent u het geschetste beeld dat er binnen het UWV weinig urgentie lijkt te zijn om dit probleem aan te pakken, ondanks herhaalde oproepen van patiëntenorganisaties, artsen en de Kamer?
Dit beeld herken ik niet. UWV is zich er van bewust dat het gaat om mensen die in een kwetsbare positie verkeren en ziet uit naar de bevindingen van dit onderzoek, omdat het kan bijdragen aan de verbetering van de sociaal-medische beoordeling van mensen met post-COVID. Echter, het uitvoeren van een kwalitatief dossieronderzoek van duizenden dossiers vergt veel tijd. Daarbij is de voortgang beïnvloed door afstemming met de mede-initiatiefnemer en persoonlijke omstandigheden bij de hoofdonderzoeker van UWV.
Welke acties zijn in gang gezet sinds in juli 2024 bekend werd dat de medische gegevens van long-covid patiënten onvoldoende werden meegewogen bij de aanvraag voor een WIA-uitkering?2 Is er sindsdien iets veranderd aan de bij- en nascholing van verzekeringsartsen over post-covid en andere post-acute infectieussyndromen?
De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling heeft impact op de financiële situatie en toekomst van mensen. Het is daarom belangrijk dat de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zorgvuldig is onderbouwd. Het vooronderzoek van UWV liet zien dat er hiaten in de kennis van sommige verzekeringsartsen zitten over de klachten en belemmeringen die zijn beschreven als passend bij post-COVID. Ik vind het belangrijk dat verzekeringsartsen praktische handvatten krijgen voor de beoordeling van mensen met post-COVID. Ik heb daarover gesprekken gevoerd met de Nederlandse Vereniging van Verzekeringsgeneeskunde (NVVG). We hebben afgesproken dat zij met ondersteuning vanuit mijn ministerie een handreiking en voorbeeldcasuïstiek post-COVID ontwikkelen. De concept handreiking zal eind 2025 gereed zijn. Daarna wordt de handreiking voorgelegd aan stakeholders, waaronder ervaringsdeskundigen en patiënten. De voorbeeldcasuïstiek volgt medio 2026. De NVVG heeft de ambitie om daarna een wetenschappelijke richtlijn post-COVID te ontwikkelen, waarbij ze samenwerking zoeken met de wetenschappelijke beroepsvereniging voor en door bedrijfsartsen (NVAB) en andere relevante disciplines. Deze inzet draagt bij aan de kwaliteit van de sociaal-medische beoordeling van mensen met post-COVID.
UWV heeft in oktober 2024 verzekeringsartsen en verpleegkundigen middels een symposium van een dag de laatste stand van zaken rondom post-COVID gepresenteerd. Daarnaast zijn er verschillende geaccrediteerde scholingen geweest waar veel verzekeringsartsen van UWV ook naar toe zijn gegaan.
Hoe wordt voorkomen dat mensen met post-covid klachten in financiële problemen raken omdat zij geen of onvoldoende uitkering ontvangen?
Het beeld dat mensen met post-COVID geen of onvoldoende uitkering ontvangen herken ik niet. Het stelsel van sociale zekerheid biedt een vangnet voor alle werknemers die ziek worden, ongeacht de aard of oorzaak van de ziekte. De WIA is erop gericht om inkomen uit arbeid te verzekeren en een terugval in inkomsten door ziekte (gedeeltelijk) op te vangen. Het uitgangspunt hierbij is wat iemand gegeven zijn ziekte of beperking nog kan. Uit cijfers van UWV blijkt dat ruim 85% van de WIA-aanvragen waarbij post-COVID een rol speelt leidt tot een WIA-uitkering vanwege (volledige of gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid.
Als een WIA-aanvraag wordt afgewezen, zijn er verschillende vangnetten (WW en bijstand) en ondersteuningsmogelijkheden beschikbaar in om financiële problemen te voorkomen.
Deelt u de zorgen van patiëntenorganisaties en artsen dat het UWV de complexiteit van post-covid klachten structureel onderschat en dat dit het afgelopen jaar nauwelijks aantoonbaar verbeterd is?
De zorgen van patiëntenorganisaties zijn mij bekend. Dit past bij een relatief nieuw ziektebeeld waarvan de kennis nog in opbouw is in de gehele curatieve sector. Het beeld dat post-COVID klachten structureel worden onderschat herken ik niet gelet op de cijfers van UWV waaruit blijkt dat ruim 85% van de WIA-aanvragen met post-COVID als hoofddiagnose leidt tot een WIA-uitkering vanwege (volledige of gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. UWV ziet dat dit percentage in 2025 tot en met april is gestegen naar bijna 91%. Tegelijkertijd blijkt uit vooronderzoek van UWV dat er hiaten in de kennis van sommige verzekeringsartsen zitten over post-COVID. Daarom zijn er verschillende maatregelen in gang gezet zoals beschreven bij antwoord 5. Ik wacht de resultaten van het lopende onderzoek van UWV af en bekijk daarna samen met UWV of en welke vervolgactie nodig is.
Hoeveel mensen met post-covid klachten zijn sinds 2021 beoordeeld voor een WIA-uitkering en hoeveel daarvan zijn (gedeeltelijk) afgewezen? Hoeveel van deze afwijzingen zijn later herzien of aangevochten?
UWV beschikt over cijfers van het aantal mensen dat een WIA-aanvraag doet met als hoofd- of nevendiagnose post-COVID. Tot 2024 was hierin een stijgende trend te zien. In 2021 ging het om ruim 600 WIA-beoordelingen. In 2022 om ruim 3.000, in 2023 ruim 5.000 en in 2024 bijna 7.000 WIA-beoordelingen. Tussen 2022 en 2024 is het aantal WIA-beoordelingen met post-COVID als hoofd- of nevendiagnose dus verdubbeld. In 2025 is er tot nu toe sprake van een dalende trend. Tot april 2025 zijn 1.400 mensen beoordeeld voor de WIA met als hoofd- of nevendiagnose post-COVID. Dit past bij de verwachting van UWV dat er vanaf 2026 minder mensen met post-COVID in de WIA terecht zullen komen ten opzichte van 2024.
UWV heeft onderscheid gemaakt naar de verschillende uitkomsten van de WIA-beoordelingen. Dit betreffen percentages mensen van wie de hoofddiagnose na de WIA-beoordeling na einde wachttijd post-COVID was. De nevendiagnose post-COVID en herbeoordelingen zijn niet meegenomen in deze cijfers. Ook zijn de cijfers uit 2020 niet meegenomen vanwege de lage aantallen, die zorgen voor grote fluctuaties in de percentages. Onderstaande percentages zijn stabiel over de jaren 2021 tot en met 2024.5 In 2025 ziet UWV een verschuiving. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn dat naast bij- en nascholing en intervisie, ook het juridische kader en de wettenschappelijke medische kennis over post-COVID zich de afgelopen jaren verder heeft ontwikkeld.
IVA
8–9%
23%
WGA 80–100
49–53%
50%
WGA 35–80
25–26%
18%
Geen recht
12–16%
9%
Er zijn op dit moment geen cijfers beschikbaar hoeveel mensen met post-COVID bezwaar hebben gemaakt tegen hun WIA-beoordeling.
In hoeverre heeft het grote tekort aan UWV-keuringsartsen3 invloed op de (her)keuring van post-covid patiënten? Kunt u aangeven of deze groep mensen hierdoor nog langer moet wachten op een eerlijke beoordeling?
De vraag naar sociaal-medische beoordelingen is groter dan het aantal beoordelingen dat UWV kan uitvoeren. Ik heb daarom afspraken gemaakt met UWV over de prioritering van sociaal-medische beoordelingen. De mismatch heeft een diepgaande impact op het gehele proces van sociaal-medische beoordelingen, waar WIA-aanvragen en herbeoordelingen onder vallen, ongeacht het specifieke ziektebeeld. Voor alle aanvragers van een WIA-uitkering, of het nu gaat om mensen met fysieke beperkingen, psychische aandoeningen of complexe ziektebeelden zoals post-COVID, betekent de mismatch vaak langere wachttijden en vertragingen.
Binnen de sociaal-medische beoordelingen zijn de WIA-claimbeoordeling en Wajong-beoordeling geprioriteerd. Het gevolg daarvan is dat andere beoordelingen minder plaatsvinden of dat wachttijden toenemen. Ook bij herbeoordelingen nemen de wachttijden daardoor toe. In schrijnende gevallen pakt UWV waar mogelijk nog wel herbeoordelingen op.
Is de standaard Duurbelastbaarheid uit 2015 wat u betreft nog actueel genoeg? Klopt het dat moeilijk te objectiveren aandoeningen zoals longcovid, ME/CVS en andere postvirale aandoeningen ontbreken in de huidige richtlijn? Zo ja, betekent dit wat u betreft dat de richtlijn herzien moet worden?
De standaard «duurbelastbaarheid in arbeid» is een ziekte overstijgende standaard. Dat betekent dat de beoordeling van de duurbelastbaarheid in arbeid bij elk ziektebeeld en klachtencomplex vanuit het kader van deze standaard bekeken kan worden. De laatste grote herziening was in 2015. De versie daarvoor was vastgesteld in 2000. In 2024 heeft een verrijking van de standaard uit 2015 plaatsgevonden naar aanleiding van een promotieonderzoek over dit thema, vooral met epidemiologische kennis. Door vragen die ontstonden tijdens de verrijking en op basis van feedback van patiëntenverenigingen onderzoekt het UWV nu of er voldoende nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn om de standaard volledig te gaan herzien.
Bent u bereid om, vooruitlopend op de resultaten van het onderzoek, te kijken naar tijdelijke aanpassingen in het beoordelingskader van het UWV, waarbij bijvoorbeeld het oordeel van de behandelend arts zwaarder weegt?
Een sociaal-medische beoordeling is een complexe beoordeling. Deze beoordeling wordt uitgevoerd door verzekeringsartsen die in staat zijn om de vertaalslag te maken van de beperkingen die iemand heeft vanuit ziekte of gebrek naar wat iemand gegeven die beperkingen nog met werk kan verdienen. Dit beoordelingskader geldt voor alle ziektebeelden en draagt bij aan een eenduidige werkwijze bij de sociaal-medische beoordelingen. Ik zie op dit moment geen reden om aanpassingen te doen in het beoordelingskader. Na afronding van het onderzoek bekijk ik samen met UWV of en welke vervolgactie nodig is.
Deelt u de mening dat een structurele oplossing nodig is voor de erkenning en beoordeling van postvirale aandoeningen, en dat deze problematiek breder speelt dan alleen bij post-covid? Zo ja, welke acties gaat u hiertoe ondernemen?
Bij de uitwerking van de motie Van Kent7, die oproept tot een protocol te komen waarbij «moeilijk objectiveerbare» aandoeningen in het kader van de ZW en WIA worden erkend en serieus genomen, zijn er vanuit mijn ministerie expertbijeenkomsten georganiseerd. Tijdens de bijeenkomsten is in gesprek met onder andere de patiëntvertegenwoordigers van mensen met postinfectieuze aandoeningen (waaronder PostCovidNL en LongCovid Nederland) naar voren gekomen dat zij soms ervaren dat verzekeringsartsen wisselend omgaan met hun aandoening. Ik ben mij er van bewust dat het ingrijpend is voor mensen als zij minder of in het geheel niet meer kunnen werken door ziekte en daarnaast ook nog eens aanlopen tegen onbegrip. Meer onderzoek en bekendheid over postinfectieuze aandoeningen draagt bij aan een zorgvuldige sociaal-medische beoordeling. In de bijeenkomsten is gekeken wat er mogelijk is om uitvoering te geven aan de motie en om de ervaren problemen op te lossen. In het najaar informeer ik uw Kamer over de stappen die zijn gezet bij de uitwerking van de motie Van Kent.
Bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van Long Covid Nederland en PostCovid NL om in gesprek te gaan om de problemen gezamenlijk aan te pakken?
Het afgelopen jaar zijn er bijeenkomsten geweest waarbij er gesproken is over wat mogelijke manieren zijn om de situatie van mensen met «moeilijk objectiveerbare» aandoeningen die arbeidsongeschikt raken te verbeteren. Patiëntenorganisaties waren hierbij aanwezig. Samen met UWV en NVVG ben ik bezig om de acties die in gezamenlijkheid zijn geformuleerd tijdens deze bijeenkomsten uit te voeren. Een daarvan is dat UWV voornemens is jaarlijks een bijeenkomst te organiseren om in gesprek te gaan met alle vertegenwoordigers van verschillende patiëntenorganisaties. Daar zullen deze partijen ook voor uitgenodigd worden. SZW zal in elk geval bij de eerste bijeenkomst, nog dit najaar, aansluiten.
Herhaalde antisemitisme en oproepen tot geweld door Radboud-docent Harry Pettit |
|
Maikel Boon (PVV), Patrick van der Hoeff (PVV) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Radboud-docent Harry Pettit, waarin hij zionisten vergelijkt met nazi’s en oproept tot het «uitroeien van het zionisme»?1
Acht u dit, gezien zijn functie, grensoverschrijdend, antisemitisch en/of een oproep tot geweld en bent u bereid hierover aangifte te doen of het OM in te schakelen?
Deelt u de mening dat Harry Pettit, met zijn antisemitische uitingen, oproepen tot geweld en deelname aan gewelddadige verstoringen, in strijd handelt met de gedragscode van de Radboud Universiteit en dat dit buiten de grenzen van de academische vrijheid valt?
Klopt het dat de Radboud Universiteit op het antisemitisme en de geweldsoproepen van Harry Pettit slechts reageerde met één «kritisch gesprek» en deelt u de mening dat dit volstrekt onvoldoende is en dat het College van Bestuur op deze slappe houding moet worden aangesproken?
Wat vindt u ervan dat Alexandra van Huffelen en José Sanders weigerden te reageren op vragen van De Telegraaf over de gedragscode en volstonden met de boodschap dat «sociale veiligheid ons aan het hart gaat» en «het debat soms kan schuren»?2
Deelt u de mening dat deze ontwijkende houding toont dat de universiteitsleiding de ernst van het antisemitisme niet begrijpt en haar morele gezag ondermijnt?
Deelt u de mening dat het een schande is dat deze activist, Harry Pettit – een buitenlandse docent met herhaalde antisemitische uitlatingen en oproepen tot geweld – nog steeds niet is ontslagen door de Radboud Universiteit?
Bent u bereid zich ervoor in te zetten dat hij per direct wordt ontslagen en het land uit wordt gezet?
Het bericht dat de uitbreiding van het hoogspanningsnet is vertraagd |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Uitbreiding hoogspanningsnet jaren vertraagd in Gelderland, Utrecht en Flevopolder»1?
Ja.
Wat vindt u van dit nieuws?
De aangekondigde vertraging van tenminste vier jaar is ook voor het kabinet zeer teleurstellend, gezien de urgentie van de uitdaging om de schaarste aan transportcapaciteit op het elektriciteitsnet te verminderen, in het bijzonder ook in deze regio. Dit is een tegenvaller met negatieve gevolgen voor de economie, de woningbouw en de voortgang van de energietransitie.
Het kabinet spant zich tot het uiterste in om, samen met alle betrokken betrokken partijen, TenneT en de provincie Utrecht voorop, iedere mogelijkheid om de realisatie van dit project te versnellen aan te grijpen. Daarbij zal het kabinet elke stap zetten die het kan zetten om alle cruciale elektriciteitsprojecten te versnellen of minimaal te voorkomen dat ze vertraging oplopen. Iedere maand die kan worden ingelopen is winst voor de maatschappelijke uitdagingen op het gebied van economie, woningbouw en de energietransitie.
Hoe kan het dat de uitbreiding van het hoogspanningsnet in deze regio’s jaren vertraging oploopt?
Met name de bouw van het hoogspanningsstation in Utrecht Noord duurt langer dan gepland. De vertraging is het gevolg van een combinatie van factoren: een complex en dichtbevolkt zoekgebied, moeizame grondverwerving en technische uitdagingen die groter zijn dan was voorzien. Daarnaast lijkt TenneT uit te zijn gegaan van een te optimistische planning. Netbeheerders, medeoverheden en Rijk zetten alles op alles om vertraging tot 2035 zo veel mogelijk te beperken.
Wat zijn de economische en maatschappelijke gevolgen van de vertraging?
Op dit moment staan bedrijven op een wachtlijst voor een grootverbruikersaansluiting. Zij zullen als gevolg van de vertraging waarschijnlijk nog langer moeten wachten. De netbeheerders maken momenteel nieuwe prognoses, waarin zowel het effect van de maatregelen als de vertraging van de uitbreiding van het net worden meegenomen. Deze prognoses worden dit najaar opgeleverd. Dan wordt ook inzichtelijk wat de eventuele gevolgen zijn van de vertraging op specifieke andere groepen. Overigens hebben energieleverancier Eneco en TenneT onlangs afspraken gemaakt om twee gascentrales bij de stad Utrecht langer in bedrijf te houden om de druk op het elektriciteitsnet in de provincie Utrecht te verlichten.2
Hoe strookt dit nieuws met het Landelijk Actieplan Netcongestie (LAN) en de acties die hieruit volgen? Hoe kan het dat er alsnog vertraging wordt opgelopen?
Het kabinet werkt met de LAN-partners hard aan onder meer het verkorten van doorlooptijden voor complexe netinfrastructuurprojecten, zoals in Utrecht Noord. In de Kamerbrief «Sneller uitbreiden elektriciteitsnet» van 25 april 20253 heeft het kabinet een aanpak gepresenteerd gericht op snellere fysieke uitbreiding van het nationale hoogspanningsnet, op basis van een grondige knelpuntenanalyse die samen met TenneT is uitgevoerd. Dit is een divers pakket aan maatregelen, met onder meer ondersteuning van decentrale overheden met de Vliegende Brigrade, een projectenaanpak voor meer regie vanuit het Rijk en aanpassing van wet-en regelgeving om doorlooptijden te verkorten. Het kabinet werkt samen met netbeheerders en medeoverheden toe naar een nieuwe manier van werken en samenwerken om knelpunten te voorkomen of snel op te lossen. Voor dit specifieke project Utrecht Noord heeft het maatregelenpakket beperkt effect, omdat het project zich al in een verder gevorderd stadium bevindt. Wel is het project Utrecht-Noord één van de 25 projecten die onderdeel uitmaken van de projectenaanpak uit het pakket. Mogelijk bieden wel de onderdelen gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase en verkorten van vergunningsprocedures enige versnelling in dit concrete project.
Wat kunt en gaat u doen om vertragingen bij het oplossen van netcongestie te voorkomen? Welke nieuwe acties gaat u ondernemen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe ziet de planning er in andere regio’s uit? Is er een kans dat ook in andere regio’s vertraging wordt opgelopen? Zo ja, in welke regio’s is hier sprake van?
De netbeheerders realiseren op dit moment een groot aantal projecten. Hiervoor wordt zoveel mogelijk gewerkt met robuuste planningen die kleine tegenvallers op kunnen vangen. Vertraging door beroepsprocedures of onverwachte belemmeringen (natuurbescherming, erfgoed, nettechnische belemmeringen, welstand) is echter niet uit te sluiten. Aangezien netcongestie in nagenoeg heel Nederland speelt, kan iedere vertraging van cruciale projecten grote gevolgen hebben. Nieuwe berichten van vertraging ten opzichte van de huidige planningen zijn dan ook niet uit te sluiten. In de genoemde brief van 25 april jl. is de aanpak van het kabinet, samen met netbeheerders en medeoverheden, uiteengezet om doorlooptijden van met name hoogspanningsprojecten te beperken.
Gaat u netbeheerders helpen met het sneller vinden van geschikte locaties voor hoogspanningsstation? Gaat u acties ondernemen om het vinden van locaties en het verkrijgen van vergunningen hiervoor te versnellen?
Het vinden van geschikte locaties voor nieuwe hoogspanningsstations is complex vanwege de schaarse ruimte en de ruimteclaims van andere grote opgaven. Daarnaast zijn voor de meeste 110–150kV projecten, en voor veel 380kV-projecten, vooralsnog geen ruimtelijke reserveringen of aanwijzingen gedaan in provinciale of gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het Rijk beziet met provincies, gemeenten en netbeheerders hoe de ruimtelijke keuzes voor toekomstige elektriciteitsinfrastructuur eerder gemaakt kunnen worden. De Nota Ruimte is het overkoepelende kader voor de ruimtelijke ordening en het Programma Energiehoofdstructuur (PEH) biedt het kader voor het nationale energiesysteem. De inzet van het kabinet is erop gericht deze kaders te benutten om sneller tot gedragen en haalbare locatiebesluiten te komen.
Deze uitdaging vraagt om een zorgvuldige afweging van belangen en een duidelijke rolverdeling tussen betrokken partijen. Om projecten te versnellen, is het belangrijk dat er snel duidelijkheid komt over het bevoegd gezag voor de locatiekeuze in een project, en wie daarmee de verantwoordelijkheid neemt voor de keuze. Hier sorteert het kabinet op voor met het maatregelenpakket dat is gepresenteerd in de genoemde Kamerbrief «Sneller uitbreiden elektriciteitsnet» van 25 april 2025.
Wat kunt u als Minister aanvullend doen om vertraging van het verzwaren van het elektriciteitsnet te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe wordt voorkomen dat snelle realisatie ten koste gaat van goede inpassing en participatie omwonenden?
Effectieve participatie kan bijdragen aan snellere realisatie en zorgvuldige inpassing van elektriciteitsinfrastructuur. Dat vergt tijdig starten met participatie, volgens duidelijke uitgangspunten en met voor omwonenden kenbare termijnen. In de praktijk blijkt dat participatie vroeg in het traject vertraging als gevolg van bezwaren verder in het traject kan voorkomen.
Door het niet honoreren van het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) «Koersen op klimaatneutraal»2 valt dekking weg voor netcongestie aanpak provincies. Bent u bereid dit te repareren om te voorkomen dat de netuitbreidingen verder gaan vertragen? Zo ja, met hoeveel middelen gaat u dit per wanneer regelen? Zo niet, waarom niet?
Het kabinet heeft met de voorjaarsbesluitvorming € 50 mln. uit het Klimaatfonds beschikbaar gesteld voor uitvoeringskosten van provincies op het gebied van klimaat en energie. De middelen worden tot aan 2030 beschikbaar gesteld. Daarnaast is € 36 mln. uit het Klimaatfonds toegekend onder voorwaarden voor de projectaanpak netcongestie. Afhankelijk van de uitwerking komen hieruit mogelijk ook middelen beschikbaar voor het overnemen van bevoegd gezag door provincies voor geselecteerde projecten. Het kabinet zal op korte termijn in een brief aan medeoverheden over de uitvoeringsmiddelen voor klimaat- en energiebeleid een toelichting geven op de uitkering van deze middelen en gaat daarbij nader in op de aanbevelingen uit het adviesrapport van de ROB en de opvolging hiervan.
Bent u bekend met het bericht «Amsterdams elektriciteitsnet blijft langer overvol: bouw van nieuwe stroomstations vertraagd»3?
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
Aanleiding voor dit bericht is de presentatie door netbeheerders TenneT en Liander op 17 juni jl. van maatregelen om overbelasting en uitval van het elektriciteitsnet in Noord-Holland te voorkomen. Op 19 december 2024 kondigden deze netbeheerders al aan dat zonder gerichte maatregelen het elektriciteitsnet in Noord-Holland de komende jaren overbelast raakt. Vanaf dat moment werden nieuwe aanvragen van grootverbruikers voor een nieuwe of zwaardere aansluiting op een wachtlijst geplaatst. De impact hiervan is met name voor bedrijven zeer ingrijpend.
Bent u bekend met de kritische situatie in het deelnet Vijfhuizen waar onder andere Schiphol en de Zuidas onder vallen?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de groei van datacenters overbelasting gaan veroorzaken in het deelnet Vijfhuizen vanaf winter 2026/2027?
Netbeheerders TenneT en Liander laten weten dat in het gebied rond Vijfhuizen sprake is van een snelle verwachte toename van het elektriciteitsverbruik. Deze groei kan inderdaad leiden tot overbelasting. De groei wordt veroorzaakt door autonome groei (reeds aangesloten partijen die meer elektriciteit gaan gebruiken) en nieuwe partijen die transportcapaciteit hebben aangevraagd en gecontracteerd voordat in dit gebied netcongestie werd afgekondigd en een wachtrij werd ingesteld. Datacenters hebben in dit gebied inderdaad een substantieel aandeel in de gevraagde en gecontracteerde capaciteit.
Klopt het dat er soms capaciteit is gereserveerd voor partijen die hier langere tijd geen gebruik van maken, zoals bijvoorbeeld datacenters die nog geen vergunning hebben? Zo ja, hoe vaak komt dit voor en om hoeveel capaciteit op het net gaat het?
Ja. Zolang er ruimte op het elektriciteitsnet beschikbaar is mogen netbeheerders bij het toekennen van transportcapaciteit geen onderscheid maken tussen aanvragers. Zij kijken dan ook niet of een partij al een vergunning heeft, maar kennen het gevraagde vermogen toe op basis van het first-come-first-served principe. Als een partij eenmaal vermogen heeft gecontracteerd kan de transportcapaciteit niet opnieuw worden uitgegeven aan een andere partij in wachtrij. Bij het bepalen of in een gebied in de nabije toekomst netcongestie optreedt wordt daarom rekening gehouden met reeds toegekend toekomstig elektriciteitsgebruik. Of de toegekende transportcapaciteit daadwerkelijk (volledig) benut gaat worden, kunnen de netbeheerders niet voorspellen.
Wat gaat u doen om deze ongebruikte capaciteit, die daardoor niet beschikbaar is voor andere doeleinden (met mogelijk meer maatschappelijke waarde), ter beschikking te stellen aan andere partijen?
Het terugnemen van reeds toegekend transportvermogen door de netbeheerders is via het GOTORK-instrument (gebruik op tijd of raak het kwijt) mogelijk als de aangeslotene tenminste één jaar beschikt over zijn aansluiting inclusief transportcapaciteit, deze niet volledig benut, en dit ook niet binnen een redelijke termijn zal doen. Dat is niet het geval bij gecontracteerde maar nog niet gebruikte capaciteit, zoals van bijvoorbeeld nog niet gerealiseerde datacenters.
Voor onder andere datacenters kan gelden dat de vergunningprocedure nog niet is afgerond, waardoor onzeker is of een vergunning verleend zal worden, en daarmee ook of de aanvrager daadwerkelijk gebruik gaat maken van de toegekende transportcapaciteit. TenneT heeft aangegeven met partijen in gesprek te gaan om te informeren of en wanneer de transportcapaciteit benut zal gaan worden.
Overigens kan de netbeheerder in specifieke gevallen gecontracteerde, maar voorlopig nog niet gebruikte capaciteit, inzetten om tijdelijk transportcapaciteit toe te kennen, bijvoorbeeld aan bouwprojecten, vooral als deze, om de stikstofuitstoot te minimaliseren, emissieloos worden uitgevoerd.
Bent u het eens dat een mogelijke oplossing zou zijn het terugdraaien van de contractruimte die aan datacenters is vergeven?
Zie antwoord vraag 17.
Welke concrete stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de regio in het deelnet Vijfhuizen niet te maken krijgt met stroomuitval vanaf de winter 2026–2027?
Om afschakelen van delen van het regionale elektriciteitsnet en wachtlijsten voor huishoudens te voorkomen heeft TenneT verschillende maatregelen uitgewerkt. Het gaat zowel om technische maatregelen die TenneT zelf inzet om het bestaande elektriciteitsnet efficiënter te benutten als om maatregelen die overheden, het bedrijfsleven en consumenten kunnen nemen. De maatregelen voor Vijfhuizen en de andere deelnetten in Noord-Holland worden uitgebreid toegelicht op de website van TenneT6. Het kabinet houdt uiteraard vinger aan de pols en blijft zoeken naar mogelijke bijdragen aan versnelling.
Hoe verhoudt dit nieuws zich tot het Codebesluit prioriteringsruimte bij transportverzoeken, die maatschappelijke prioritering aan zou moeten brengen binnen transportverzoeken?
Het codebesluit prioriteringsruimte bij transportverzoeken bepaalt wie voorrang kan krijgen in de wachtrij voor transportcapaciteit in een congestiegebied. Het kader is bedoeld voor aanvragen die op de wachtrij staan. Het heeft dus geen betrekking op transportvermogen dat reeds is gecontracteerd voordat er sprake was van netcongestie. De vertraging van de uitbreidingsprojecten zorgt ervoor dat er langer sprake zal zijn van schaarste aan transportcapaciteit en er dus langer een wachtrij blijft bestaan bij de netbeheerders.
Werkt dit codebesluit goed om ervoor te zorgen dat projecten met meer urgentie en toegevoegde maatschappelijke waarde voorrang krijgen op andersoortige projecten? Zo niet, wat zou er nog meer moeten gebeuren?
Het codebesluit biedt netbeheerders een transparant kader op basis waarvan zij partijen die actief zijn in de geprioriteerde categorieën (congestieverzachter, veiligheid en basisbehoefte) prioriteit kunnen verlenen. De bewijslast ligt bij de aanvragende partij en in het kader is vastgelegd aan welke voorwaarden deze moet voldoen. Dit voorkomt dat netbeheerders zelf per aanvrager een individuele afweging moeten maken. Alleen claims op de categorie congestieverzachter beoordelen netbeheerders zelf op basis van technische criteria. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 20 heeft dit codebesluit alleen betrekking op prioritering binnen een bestaande wachtrij, niet op reeds gecontracteerde transportcapaciteit.
Overigens heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), naar aanleiding van beroepsprocedures van verschillende partijen, bepaald dat het prioriteringskader onvoldoende is onderbouwd. De ACM heeft daarom onlangs een nieuw conceptbesluit voor consultatie gepubliceerd7. Uiterlijk 1 januari 2026 zal een definitief besluit in werking moeten treden omdat op dit datum het huidige besluit komt te vervallen.
Het codebesluit prioriteringsruimte bij transportverzoeken ziet enkel op de prioritering van transportverzoeken, niet op de investeringen die netbeheerders doen om het net uit te breiden en te verzwaren. Op het prioriteren van energie-infrastructuurprojecten wordt gestuurd via het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK). Projecten voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet die in het nationale of provinciale MIEK worden opgenomen krijgen prioriteit in de investeringsplannen van de netbeheerders. De betrokken overheden zetten zich bij deze projecten daarnaast in om de ruimtelijke procedures snel maar zorgvuldig te doorlopen.
Hoe staat het met de uitvoering van motie-Kröger (Kamerstuk 29 023, nr. 547) over het in kaart brengen van op welke locaties lokale opwek netcongestieverlagend werkt en daar deze lokale opwek aan te jagen? Hoe gaat u deze motie uitvoeren?
Deze motie is recent, op 17 juni jl., aangenomen en verzoekt de Kamer om in overleg met lokale overheden en netbeheerders in kaart te brengen op welke locaties lokale opwek netcongestie-verlagend werkt en dit aan te jagen. Er lopen reeds meerdere acties waar uitvoering van deze motie in kan worden meegenomen; dit is nu onderwerp van gesprek van met de netbeheerders. Binnen het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) wordt reeds gekeken naar welke bestaande installaties met regelbaar opwekvermogen bij kunnen dragen aan het mitigeren van netcongestie. Daarnaast doen de netbeheerders een analyse naar waar in het net extra flexibel vermogen, waaronder opslag, kan bijdragen aan het mitigeren van netcongestie. Hiermee zal in ieder geval uitvoering worden gegeven aan de motie-Grinwis c.s.8 met het verzoek om met de netbeheerders geschikte opslaglocaties in kaart te brengen en hierover in overleg met gemeenten en provincies vergunningverlening voor wenselijke locaties op gang te brengen. In het kader van het Stimuleringsprogramma Energiehubs kijken provincies en netbeheerders daarnaast waar er binnen het netwerk kansen liggen voor energiehubs, zodat lokaal vraag en aanbod van energie meer in evenwicht kunnen worden gebracht. Netbeheer Nederland werkt aan het beschikbaar maken van data hiervoor.
Het bericht ‘Steeds meer fouten in processen-verbaal, jaarlijks tienduizenden overtreders vrijuit’ |
|
Hanneke van der Werf (D66), Joost Sneller (D66) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Steeds meer fouten in processen-verbaal, jaarlijks tienduizenden overtreders vrijuit?»1
Hoe verklaart u dat het percentage foutieve processen-verbaal onder uw verantwoordelijkheid is gestegen naar maar liefst 36%?
Hoeveel overtreders zijn de afgelopen vier jaar vrijuit gegaan als gevolg van deze fouten?
Welke concrete maatregelen neemt u op korte termijn om het aantal foutieve processen-verbaal terug te dringen?
Kunt u reflecteren op het feit dat vier op de tien processen-verbaal worden teruggestuurd door het Openbaar Ministerie, en welk effect dit heeft op de verstopping en vertragingen binnen de strafrechtketen als geheel?
Kunt u ingaan op «de miljoenen aan boete-inkomsten» die we nu mislopen door onvoldoende registratie? Om hoeveel miljoen gaat het hier?
De permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Kunt u kort de rol beschrijven van onze permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie? Wat zijn zijn taken? Bij welke vergaderingen is hij aanwezig?
De permanent vertegenwoordiger (PV) werkt voor de gehele rijksoverheid en geeft leiding aan de Permanente Vertegenwoordiging, waar medewerkers van vrijwel alle ministeries werken. De Permanente Vertegenwoordiging behartigt de Nederlandse belangen in de Europese Unie. De PV neemt deel aan het comité van permanent vertegenwoordigers (Coreper) dat belast is met de voorbereidingen van de werkzaamheden van de Raad.
Wat is de taak van de permanente vertegenwoordiger als de Minister verhinderd is en niet aanwezig kan zijn bij de Europese Raad? Spreekt de permanente vertegenwoordiger dan tijdens de vergadering namens de Minister?
Aan de Europese Raad nemen vanuit de lidstaten de regeringsleiders en de staatshoofden deel (artikel 15, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie). Namens Nederland neemt de Minister-President deel. In artikel 235, lid 1, van het Verdrag van de Werking van de Europese Unie is vastgelegd dat vervanging door afwezigheid enkel mogelijk is door een ander lid van de Europese Raad te machtigen. Wanneer namens Nederland de Minister-President niet aanwezig kan zijn, wordt in goed overleg één van de BeNeLux-leden gevraagd om Nederland te vervangen. De permanent vertegenwoordiger kan de Minister-President in de Europese Raad niet vervangen. De permanent vertegenwoordiger kan wel leden van het kabinet vervangen bij zogenaamde Vakraden; van deze mogelijkheid wordt, indien leden van het kabinet niet aanwezig kunnen zijn bij hun Raadsfomatie, gebruik gemaakt.
Kan de Tweede Kamer, voor het afgelopen jaar, de correspondentie toegestuurd krijgen tussen de permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie en het kabinet en tussen de permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie en de Europese Raad? Zo nee, waarom niet?
De permanent vertegenwoordiger heeft op een zeer breed terrein contact met diverse actoren in Brussel. Het is helaas niet haalbaar om alle stukken die daarbij een rol hebben gespeeld op korte termijn te inventariseren en te toetsen op de aanwezigheid van informatie waarvan de openbaarmaking gelet op het belang van de staat achterwege moet blijven. Dat neemt natuurlijk niet weg dat specifieke en gerichte verzoeken om communicatie vanuit de Kamer opnieuw zullen worden beoordeeld.
Bent u bekend met de reportage «Voelbare kunst, hoorbare grafieken en dobbelstenen met braille op een bijeenkomst in Amsterdam over visueel beperkten»? Zo ja, wat is uw reactie op deze reportage?1
Ik ben bekend met de reportage. Deze gaat over de Tactile Reading & Graphics Conference, waar lees- en leermethodes voor mensen met een visuele beperking werden uitgewisseld door ervaringsdeskundigen, onderzoekers en docenten. Er wordt in het artikel een aantal methoden genoemd die ook interessant kunnen zijn voor het toegankelijker maken van de cultuursector voor mensen met een beperking.
Deelt u de mening dat kunst, cultuur en informatie, indien mogelijk, toegankelijk zouden moeten zijn voor iedereen, dus ook voor mensen met een visuele beperking?
Deze mening deel ik. De cultuursector zou voor iedereen toegankelijk moeten zijn, ongeacht iemands beperking.
In hoeveel musea in Nederland is al sprake van voelbare kunst en andere initiatieven om musea toegankelijker te maken voor mensen met een beperking?
Het exacte aantal musea waarin al sprake is van voelbare kunst en andere initiatieven om musea toegankelijker te maken voor mensen met een beperking is niet bekend. Wel zijn veel musea bezig met toegankelijkheid. Zo organiseert het Van Abbemuseum multi-zintuigelijke rondleidingen; heeft het Huis Sonneveld een laag van tast, geur en geluid toegevoegd; en biedt het Verzetsmuseum mogelijkheden voor museumbezoek voor mensen met een visuele en auditieve beperking, alsook de mogelijkheid voor een prikkelarm museumbezoek.
In welke mate ondersteunt het kabinet op dit moment initiatieven die gericht zijn op het toegankelijker maken van kunst en cultuur voor mensen met een visuele beperking?
De afgelopen periode heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een aantal subsidies verleend om initiatieven te ondersteunen die zich inzetten voor het toegankelijker maken van kunst en cultuur voor mensen met een beperking. Bijvoorbeeld aan de Coalitie voor Inclusie, die de Routekaart voor Toegankelijke Festivals heeft doorontwikkeld en festivals handvatten biedt voor hoe zij toegankelijker en inclusiever kunnen worden.
Momenteel onderzoek ik of een subsidieregeling kan worden opgesteld die toegankelijkheid en inclusie in de cultuursector (en mediasector) in den brede kan stimuleren. De regeling beoogt om het bestaande aanbod en de programmering toegankelijker en inclusiever te maken voor de bezoeker, waaronder bezoekers met een visuele beperking. Daarnaast heeft de regeling ook als doel om organisaties te ondersteunen die toegankelijkheid en inclusie willen verankeren in de sector, zodat de sector in staat wordt gesteld om uit zichzelf met deze onderwerpen aan de slag te gaan.
Als laatste ben ik ook bezig met het ontwikkelen van het Kennispunt Toegankelijke Cultuur, dat culturele organisaties handvatten moet bieden om – op een manier die aansluit bij hun aanbod, programmering, of collectie -toegankelijker en inclusiever te worden, ook voor mensen met een visuele beperking.2
Worden musea op dit moment voldoende gestimuleerd om hun informatievoorziening en kunst toegankelijk te maken? Zo nee, hoe kan dit verder gestimuleerd worden?
Musea die via de Erfgoedwet, de basisinfrastructuur of via de rijkscultuurfondsen subsidie ontvangen worden gevraagd om de Code Diversiteit en Inclusie, de Governance Code Cultuur en de Fair Practice Code te onderschrijven. Onderdeel hiervan is om uitleg te geven over wat zij doen om hun organisatie toegankelijker en inclusiever te maken, ook voor mensen met een beperking. Musea zijn vrij in de manier waarop ze de code toepassen en welke keuzes zij hierin maken.
Om musea verder te stimuleren op het gebied van toegankelijkheid en inclusie, en hen daarbij van de juiste informatie te voorzien, ben ik bezig met het ontwikkelen van het Kennispunt Toegankelijke Cultuur, zoals genoemd bij antwoord 4.
Ziet u mogelijkheden om het bestaande beleid te intensiveren op het gebied van toegankelijke musea?
Samen met andere ministeries heeft het Ministerie van OCW bijgedragen aan het opstellen van een werkagenda voor de komende vijf jaar, voor de uitvoering van de Nationale Strategie VN-verdrag Handicap. Deze zal spoedig richting uw Kamer verstuurd worden. In de werkagenda staat een aantal maatregelen die erop zien de cultuursector (en mediasector) toegankelijker en inclusiever te maken. Deze maatregelen zijn – tenzij wettelijk anders bepaald – zoveel mogelijk breed ingestoken, zodat de maatregelen toegankelijkheid in de brede zin van het woord bevorderen.
Van welke subsidieregelingen of fondsen vanuit de overheid kan de kunst- en cultuursector gebruikmaken om haar aanbod toegankelijk te maken, in het bijzonder voor mensen met een visuele beperking? En in hoeverre worden deze regelingen al benut?
Zoals genoemd bij antwoord 4, ben ik momenteel aan het onderzoeken of er een subsidieregeling kan worden opgesteld die toegankelijkheid en inclusie in de cultuursector (en mediasector) in den brede kan stimuleren, hier vallen ook mensen met een visuele beperking onder.
Ledenwerving van ledenomroep WNL op het VVD congres |
|
Ines Kostić (PvdD), Martin Oostenbrink (BBB), Joost Eerdmans (EénNL), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht dat ledenomroep WNL leden werft op het VVD-congres? Zo ja, wat vindt u hiervan?1
Ja. Hoewel ledenwerving van belang is voor omroepen vanwege de huidige inrichting van het bestel, is het bewaken van journalistieke onafhankelijkheid uiterst belangrijk. Ik vraag daarom zorgvuldigheid van omroepen bij hun wervingsactiviteiten. Omdat een van de ledenwervers van WNL een badge droeg met pers leverde dat een verkeerd beeld op. Ik heb van WNL begrepen dat het ging om een activiteit van de vereniging van WNL, niet van een bepaalde redactie of met een bepaald journalistiek oogmerk. Dat onderscheid is van fundamenteel belang.
Deelt u de mening dat de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en ledenomroepen de schijn van partijdigheid en onafhankelijkheid hoog in het vaandel moeten hebben volgens de geldende «gedragscode integriteit publieke omroep 2021» en de mediawet? Zo ja, hoe kijkt u naar de handelwijze van WNL?
Ik hecht zeer grote waarde aan de onafhankelijkheid van de media. De publieke omroep moet (kunnen) opereren zonder commerciële of politieke invloed. Onafhankelijke journalistiek is onmisbaar in een democratische rechtsstaat. Hoewel het in deze casus ging om een activiteit van de vereniging van WNL, niet van een journalistieke redactie of met een bepaald journalistiek oogmerk, blijft het noodzakelijk dit onderscheid te maken.
Deelt u de mening dat omroepen hun onafhankelijkheid dienen te bewaken en hun aanwezigheid op evenementen van politieke partijen, zoals (leden)congressen, vooral dienen te beperken tot verslaggeving? Zo ja, deelt u de mening dat ledenwervers expliciet voorzien van een perspas zich slecht verhouden tot de gedragscode van de NPO? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1. Daarnaast begreep ik van WNL dat zij de namens WNL aanwezige personen nadrukkelijk als marketingmedewerkers hebben aangemeld, niet als pers. Het is inderdaad ongelukkig dat zij vervolgens alsnog een perspas hebben gekregen. Ik ben het dus met u eens.
Klopt het feit dat alleen het Commissariaat voor de Media kan handelen bij overschrijding van de code?
Het klopt dat het Commissariaat voor de Media sinds 2021 de aangewezen toezichthouder op deze code is. Daarbij merk ik op dat zij alleen toezichthoudende bevoegdheden hebben op de bindende onderdelen van deze code, niet op de aanbevelingen. Mede naar aanleiding van het rapport van de Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen en een aantal incidenten die zich daarna nog hebben voorgedaan, heb ik de NPO en het Commissariaat voor de Media gevraagd deze code verder aan te scherpen. Daar wordt nu door beide partijen en in samenspraak met de omroepen aan gewerkt.
Deelt u onze opvatting dat het merkwaardig is dat WNL leden werft op een partijcongres, maar in de eigen statuten stelt dat WNL op geen enkele manier gebonden of gelieerd wil zijn aan een politieke partij (pagina 2, regel 2) «WNL heeft respect voor ieders mening en is niet gebonden aan en politiek partij, een belangengroepering et etc.»?2
Het werven van leden op een bepaalde plek, zegt niet direct iets over de onafhankelijkheid van een omroep. Ik begreep van WNL dat zij van plan waren op meerdere politieke congressen aanwezig te zijn, niet enkel dat van de VVD. Maar nogmaals: ik verwacht van omroepen daarin zorgvuldigheid en waar nodig duidelijke communicatie dat het om ledenwerving gaat, en niet om journalistieke of redactionele activiteiten.
Bent u bereid om in alle gesprekken die u en uw departement hebben met de NPO en omroepen en andere relevante actoren te blijven wijzen op dat leden werven op politieke congressen ongewenst is?
Zoals aangekondigd in mijn brief van 4 april jongstleden, ben ik voornemens bij de hervorming van de landelijke publieke omroep het ledencriterium los te laten.3 Wat mij betreft behoort deze praktijk dus zo snel mogelijk tot het verleden.
Kunt u, bezien vanuit uw voornemen om via een wetswijziging alle omroepen terug te brengen tot een maximaal aantal omroephuizen, toelichten hoe u ervoor gaat zorgen dat het ledencriterium niet meer leidend gaat zijn voor het bestaansrecht van omroepen?
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 4 april jl. heb aangegeven, ben ik voornemens het ledencriterium los te laten. Het hebben van een vereniging met een minimum aantal leden is in mijn voorstel voor de hervorming niet langer verplicht. Er komen meer manieren om maatschappelijke worteling aan te tonen, dat kan nog steeds via een vereniging maar dat hoeft niet. Daarnaast heb ik in dezelfde brief aangegeven dat ik het bestel wil sluiten; er zal dus geen sprake meer zijn van toe- of uittreding waarbij het ledencriterium een rol speelt. Het ledencriterium komt dus geheel te vervallen.
Welke gevolgen zal deze transformatie naar omroephuizen vermoedelijk hebben voor de ledenwervende activiteiten van omroepen indien ook wordt gekozen voor andere criteria dan alleen het ledenaantal?
Zie mijn antwoord op vraag 7. Zoals ik al aangaf is het voor omroephuizen straks nog steeds mogelijk om via bepaalde verenigingen te werken aan maatschappelijke worteling. Maar deze verenigingen staan buiten de omroephuizen. Omroephuizen worden ook stichtingen, en zullen dus zelf niet aan ledenwerving kunnen doen.
Het bericht ‘accountantsbestuur NBA wendt revolte onder leden af’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «accountantsbestuur NBA wendt revolte onder leden af» uit het Financieel Dagblad?1 Wat is uw appreciatie van de wijziging van het beroepsprofiel, zoals besloten door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accounants (NBA)?
Hoe bent u of hoe is het ministerie betrokken bij deze voorstellen?
Bent u bekend met het feit dat met name bij MKB’ers en de MKB-accountants grote onrust is over dit besluit?
Wat zijn de gevolgen van dit besluit met name ook voor het MKB om een goede accountant te krijgen? Wat zijn de gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf in Nederland die een wettelijke controleverklaring nodig hebben? Wat vindt u hiervan?
Hoe ziet het aanbod van accountants RA en AA er nu uit en wat is de inschatting hoe dat straks is?
Hoe gaat u er voor zorgen dat er straks voldoende accountants zijn die een wettelijke controleverklaring kunnen uitgeven?
Wat zijn de gevolgen op de prijs van accountancydiensten, zoals voor het verkrijgen van een wettelijke controleverklaring, na de wijziging van het beroepsprofiel? Hoe beoordeelt u dit waarschijnlijke effect?
Wat zijn de gevolgen voor de instroom en uitstroom aan accountants door bovengenoemde wijziging? Hoe verhoudt zich dit tot de verwachte toekomstige vraag naar accountancydiensten? Wat is uw appreciatie van deze geschatte ontwikkeling?
Wat zijn de gevolgen van de wijziging van het beroepsprofiel voor de fysieke spreiding over Nederland van accountants die een wettelijke controleverklaring kunnen afgeven? Wat vindt u van deze verwachte consequentie? Ziet u dat er nog meer consolidatie gaat plaats vinden en nog minder concurrentie zal zijn?
Hoe borgt u een florissante toekomst voor accountants voor het MKB en voor accountant-administratieconsulenten?
Steunt u de oproep van Bianca de Jong-Muhren, de beoogde nieuwe voorzitter van de NBA, om te komen tot eenheid in de sector? Zo ja, hoe gaat u daar aan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Het teruglopende aantal mannen in de kinderopvang |
|
Bart Bikkers (VVD) |
|
Nobel , Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kinderopvang verliest mannen door vooroordelen: sommige ouders vertrouwen man niet met kind»?1
Deelt u de zorgen over het teruglopend aantal mannelijke pedagogisch medewerkers in de kinderopvangsector en de signalen dat dit mede wordt veroorzaakt door wantrouwen of vooroordelen vanuit ouders?
Wat is uw reactie op de signalen uit het artikel dat sommige ouders kinderen bewust niet laten begeleiden door een mannelijke pedagogisch medewerker vanwege wantrouwen of angst?
Kunt u toelichten hoeveel procent van het personeel in de kinderopvang op dit moment uit mannen bestaat, en hoe dit zich ontwikkeld heeft over de afgelopen tien jaar?
Welke inspanningen worden momenteel gedaan om meer mannen aan te trekken en te behouden in de kinderopvangsector, mede in het licht van het belang van mannelijke rolmodellen voor de ontwikkeling van jonge kinderen?
Welke aanvullende maartregelen ziet u als mogelijkheid om meer mannen aan te trekken en de acceptatie van mannen binnen de kinderopvangsector te vergroten?
Welke rol ziet u voor kinderopvangorganisaties, in het actief tegengaan van negatieve beeldvorming van mannen in de sector?
Bent u bereid te onderzoeken hoe andere landen omgaan met de lage vertegenwoordiging van mannen in de kinderopvang, en of daar voorbeelden of aanpakken zijn die ook in Nederland toepasbaar zouden kunnen zijn?
Staat u er voor open om samen met de branche een campagne of actieplan te ontwikkelen gericht op het normaliseren van mannelijke rolmodellen in de kinderopvang?
De terroristische brandstichting bij kippenslachterij Plukon en het openlijk dreigen met nieuwe aanslagen |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de brandstichting bij kippenslachterij Plukon in Blokker, waarbij negen vrachtwagens en een busje in vlammen opgingen, en van het feit dat op het terrein het logo van het Animal Liberation Front (ALF) werd aangetroffen?1
Heeft u ook kennisgenomen van het feit dat een woordvoerder van het Animal Liberation Front tegenover de media openlijk de verantwoordelijkheid lijkt op te eisen en daarbij stelt: «Wij gaan in de toekomst eventueel nog meer van dit soort acties doen»? Wat vindt u van dit openlijke dreigement van nog meer aanslagen, terwijl ze eerder ook al betrokken waren bij brandstichtingen, stalbezettingen, inbraken en vernielingen?
Deelt u de opvatting dat hier sprake is van georganiseerd terroristisch geweld tegen bedrijven in de voedselketen, met als doel het afdwingen van politieke of ideologische verandering door angst en ontwrichting te zaaien?
Bent u het eens met de stelling dat dit niets meer met activisme te maken heeft, maar valt onder terrorisme, zoals ook door Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) omschreven: «Het uit ideologische motieven (voorbereiden van het) plegen van op mensenlevens gericht geweld, of het veroorzaken van maatschappij-ontwrichtende schade, met als doel (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen, maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen en/of politieke besluitvorming te beïnvloeden»? Zo nee, waarom niet?
Waarom is het ALF in Nederland nog steeds niet aangewezen als terroristische organisatie, terwijl deze groep in bijvoorbeeld de Verenigde Staten wél op terrorismelijst staat?
Welke concrete stappen onderneemt u om te voorkomen dat dit soort extremisten opnieuw toeslaan, bij Plukon of bij andere bedrijven in de voedselketen?
Hoeveel brandweermensen zijn op zondag 16 juni 2025 ingezet om deze opzettelijk veroorzaakte brand onder controle te krijgen, en uit hoeveel posten of kazernes zijn zij opgeroepen?
Welke risico’s hebben deze hulpverleners gelopen tijdens het bestrijden van deze brand, die terroristen hebben gesticht om de samenleving angst aan te jagen? Is daarbij sprake geweest van instortingsgevaar, gevaarlijke rookontwikkeling of explosiegevaar?
Klopt het dat de brand gesticht is vlak bij een zuurstofopslagtank, waardoor een groot gebied ontruimd moest worden en de hulpverleners door deze terroristische actie een nog veel groter risico gelopen hebben dan bij een «normale» inzet?
Heeft deze inzet geleid tot onderbezetting op andere kazernes of uitstel van hulp bij andere noodmeldingen in de regio? Zo ja, bij hoeveel meldingen en wat waren de gevolgen voor andere burgers? Wordt bij een eventuele vervolging van deze terroristen ook rekening gehouden met het risico en het leed dat ze op deze manier in de rest van de samenleving veroorzaken?
Wordt bij een vervolging ook rekening gehouden met het feit dat chauffeurs soms overnachten in hun vrachtauto en dat daarvan ook hier sprake had kunnen zijn?
Deelt u de zorg dat dit soort terroristische acties niet alleen de voedselketen ontwrichten, maar ook een direct gevaar vormen voor hulpverleners en de veiligheid van alle Nederlanders?
Welke strafrechtelijke stappen zijn er inmiddels gezet om de daders op te sporen en te vervolgen? Wordt vervolging overwogen wegens terrorisme, brandstichting met gevaar voor mensenlevens, en/of opruiing?
Zijn er inmiddels ook verdachten in beeld en/of aangehouden? Indien ja: wat is hen ten laste gelegd?
Bent u bereid om de personen en netwerken achter deze dreigingen intensiever te monitoren en vervolgen, ook als zij zich ophouden op social media of in zogenaamde «activistische netwerken»?
Deelt u de mening dat ook oproepen tot dit soort geweld, en het verheerlijken daarvan, strafbaar moeten worden gesteld en stevig vervolgd dienen te worden?
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om voedselproducenten, hun medewerkers, hulpverleners en de samenleving beter te beschermen tegen dit soort extremistisch geweld?
Bent u bereid om, samen met veiligheidsregio’s, gemeenten en sectorpartijen – een risicobeoordeling te maken van potentiële doelwitten in de voedselketen en passende preventieve beveiliging te ondersteunen?
Het (demissionaire) kabinetsstandpunt inzake het initiatiefwetsvoorstel Centraal Aandeelhoudersregister (CAHR) |
|
Michiel van Nispen , Tom van der Lee (GL) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het KPMG-rapport «Krachten gebundeld – naar een effectievere en efficiëntere invulling van de poortwachtersrol in Nederland» (2023), waarin wordt aanbevolen lopende wetgevingsinitiatieven die poortwachters versterken – zoals het voorstel van wet van de leden Van der Lee en Van Nispen tot wijziging van de Registratiewet 1970 in verband met de instelling van een centraal aandeelhoudersregister (Wet centraal aandeelhoudersregister; Kamerstuk 34 661) – voortvarend op te pakken?1
In hoeverre geeft het demissionaire kabinet invulling aan deze aanbeveling, mede gezien de brede steun vanuit poortwachters voor een dergelijk register?
Herinnert u zich de toezegging van Minister van Weel van Justitie en Veiligheid tijdens het tweeminutendebat van d.d. 19 februari 2025 naar aanleiding van het commissiedebat «Criminaliteitsbestrijding, ondermijning en georganiseerde criminaliteit» om het kabinetsstandpunt over het initiatiefwetsvoorstel voor een centraal aandeelhoudersregister (CAHR) opnieuw te bezien?
Herinnert u zich de toezegging van de Minister van Justitie en Veiligheid om hierover te rapporteren in de halfjaarbrief Ondermijning vóór de zomer van 2025?
Wanneer kan de Kamer de nadere appreciatie, zoals beloofd door de Minister van Justitie en Veiligheid, tegemoetzien? Kunt u alvast delen welke inhoudelijke en juridische overwegingen hierin worden meegenomen?
Acht u het aannemelijk dat een CAHR poortwachters effectiever laat werken én misbruik van complexe eigendomsstructuren tegengaat en daarmee aansluit op de kabinetsbrief «Nieuwe anti-witwasaanpak» van 14 mei 2025, waarin wordt benadrukt dat de aanpak van witwassen enerzijds lastenverlichting voor bonafide ondernemers beoogt, en anderzijds barrières opwerpt voor criminelen?2 Kunt u dit toelichten?
Bent u ook van mening dat het huidige en toekomstige UBO-register – vanwege de (meer dan) 25%-drempel – geen volledig zicht biedt op de uiteindelijk belanghebbenden binnen vennootschappen, waardoor bijvoorbeeld aandeelhouders met 24% buiten beeld blijven?
Deelt u de opvatting dat een CAHR waarin álle aandeelhouders (beursgenoteerde bedrijven uitgezonderd) worden geregistreerd, ongeacht de omvang van het belang, dit transparantie gat kan dichten? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat een CAHR, gevuld op basis van notariële akten, betrouwbaardere en completere gegevens zal bevatten dan het UBO-register, dat afhankelijk is van zelfregistratie door vennootschappen?
Heeft u kennisgenomen van het recente standpunt van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) in haar position paper van 21 mei 2025, waarin zij aangeeft invoering van het CAHR noodzakelijk te achten en technisch in staat te zijn het register te houden?
Ziet u technische of juridische belemmeringen bij implementatie via de KNB? Zo ja, hoe bent u voornemens deze weg te nemen?
Wordt de uitvoeringstoets die de Kamer van Koophandel uitvoert naar het CAHR op verzoek gedaan van het kabinet? Zo ja, overweegt het kabinet de KNB ook te vragen om het uitvoeren van een dergelijke uitvoeringstoets? Zo nee, waarom niet?
Evacuatie van Nederlanders in Israël |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u vernomen dat de Amerikaanse ambassade in Jeruzalem werkt aan een evacuatieplan voor hun onderdanen die Israël willen verlaten?1
Ja.
Wat doet Nederland voor onderdanen die Israël willen verlaten?
Reeds vanaf het begin van het gewapende conflict tussen Israël op Iran op 13 juni jl. ontvangen Nederlanders in Israël (en andere landen in het conflictgebied) die zich hebben geregistreerd bij de Informatieservice van het Ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig veiligheidsupdates en actueel advies over uitreismogelijkheden.
Gestrande Nederlanders in Israël woonachtig in Nederland konden zich tussen 21–25 juni jl. aanmelden voor hulp bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op 22 juni jl. is voorts besloten over te gaan tot georganiseerd vertrek voor gestrande Nederlandse reizigers in Israël. Op 24 juni jl. zijn drie bussen met gestrande Nederlandse reizigers en hun kerngezinsleden vanuit Tel Aviv en Jeruzalem vertrokken naar Egypte. Op woensdag 25 juni zijn deze reizigers met een chartervlucht vanaf Sharm el-Sheikh aangekomen in Eindhoven. In totaal zijn met deze operatie ruim 100 Nederlandse reizigers gerepatrieerd.
Op dit moment is het voor Nederlanders nog niet mogelijk om Israël zelfstandig met het vliegtuig te verlaten. Later deze week wordt daarom een tweede door het ministerie georganiseerde uitreis gepland waarmee de overige repatrianten die zich hebben aangemeld, en zulks eventueel nog wensen, uit Israël kunnen vertrekken. Deze repatriëring zal eveneens bestaan uit busvervoer vanuit Israël naar Egypte zodat de gestrande reizigers vanuit daar naar Nederland kunnen vliegen.
Voorts kunnen Nederlanders die problemen verwachten of ervaren bij hun uitreis via Egypte of Jordanië zich 24/7 melden bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken via het Contact Center van NederlandWereldwijd (NWW). Waar extra consulaire ondersteuning nodig is, verleent een speciaal hiervoor ingesteld Crisis Contact Team van het ministerie in samenwerking met de betrokken posten consulaire bijstand op maat.
Wilt u deze vragen voor 24 juni beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk met inachtneming van de actuele stand van zaken beantwoord.
Het bericht ‘Hervorming politieke pensioenen per 2028 in gevaar’ |
|
Agnes Joseph (NSC), Henk Vermeer (BBB) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hervorming politieke pensioenen per 2028 in gevaar»?1
Ja
Wat is de status van het wetsvoorstel om de pensioenen van politieke ambtsdragers onder te brengen in het nieuwe pensioenstelsel?
Het wetsvoorstel is in ambtelijke voorbereiding.
Is de beoogde datum voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel nog steeds 1 januari 2028? Zo niet, wat is dan de beoogde datum?
De beoogde datum van inwerkingtreding is nog steeds 1 januari 2028.
Wat zijn de budgettaire gevolgen van uitstel van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel?
In de kabinetsbrief zijn de budgettaire gevolgen van de overgang van begrotings- naar fondsfinanciering uiteengezet (Kamerstukken II 2023/24 32 043, nr. 651). Bij uitstel loopt de begrotingsfinanciering langer door en gaat de fondsfinanciering later in. Die budgettaire gevolgen schuiven dienovereenkomstig op en zijn dus te overzien.
Zijn de complexe juridische en technische vraagstukken die samenhangen met de overgang van Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers (APPA) naar de Wet toekomst pensioenen (Wtp) inmiddels verholpen?
De genoemde juridische en technische vraagstukken hangen samen met de overgang van begrotingsgefinancierde pensioenen naar een pensioenfonds. In het wetsvoorstel zullen deze vraagstukken worden geadresseerd.
Indien dit niet het geval is, wat zijn dan de openstaande vraagstukken en op welke termijn worden deze verholpen?
Een passende en toereikende oplossing voor deze vraagstukken zal in het wetsvoorstel worden geadresseerd.
Deelt u de mening dat de destijds gestuurde planningsbrief over de pensioenen van politieke ambtsdragers in het nieuwe pensioenstelsel geen realistisch transitieproces heeft weergegeven? Zo niet, waarom niet?
Zoals in de planningsbrief vermeld zijn er veel factoren om mee rekening te houden. De planning gaat dan ook uit van streefdata zoals te voorzien met inachtneming van de relevante factoren. De voorbereidingen voor de overgang hebben tot nu toe geen vertraging opgelopen.
Wat doet het volgens u met het vertrouwen van deelnemers in het pensioenstelsel dat de pensioenen van politieke ambtsdragers pas op een later moment in het nieuwe stelsel worden ondergebracht, terwijl de transitie bij pensioenfondsen reeds in volle gang is?
Het streven is nog altijd om de pensioenen van politieke ambtsdragers per 1 januari 2028 onder te brengen in het nieuwe pensioenstelsel. De veronderstelde effecten op het vertrouwen van deelnemers in het pensioenstelsel behoeven zich niet voor te doen.
Bent u bereid het wetsvoorstel om de pensioenen van politieke ambtsdragers onder te brengen in het nieuwe pensioenstelsel nog voor het zomerreces in internetconsultatie te laten gaan?
Het streven is het wetsvoorstel in 2025 in consultatie te brengen.