Het bericht 'De stille kalifaatlobby in Nederland: alle omstreden organisaties op een rij' |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «De stille kalifaatlobby in Nederland: alle omstreden organisaties op een rij»?1
Bent u bekend met het recente verbod op de islamitische organisatie Muslim Interaktiv in Duitsland wegens anti-democratische activiteiten?
Hoe beoordeelt u het Duitse besluit om deze organisatie te ontbinden en haar bezitten in beslag te nemen?
Acht u het in algemene zin wenselijk om, net als Duitsland, organisaties te verbieden die oproepen tot een kalifaat en westerse waarden verwerpen?
De beweging Hizb ut-Tharir streeft naar de heroprichting van een wereldwijd kalifaat en beschouwt democratie als «een menselijk en zondig systeem», acht u deze ideologie verenigbaar met de Nederlandse rechtsstaat? Zo nee, bent u bereid om de mogelijkheden in kaart te brengen om deze organisatie in Nederland te verbieden, zoals in Duitsland?
Welke concrete maatregelen zijn tot nu toe genomen tegen Hizb ut-Tahrir Nederland?
Op basis van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek heeft het Openbaar Ministerie de mogelijkheid om de rechter te verzoeken rechtspersonen te verbieden als de werkzaamheid van een rechtspersoon in strijd is met de openbare orde; bent u bereid met het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan zodat zij gebruikmaken van deze bevoegdheid?
Mocht het Openbaar Ministerie hier niet toe bereid zijn, bent u dan bereid een juridische verkenning te starten waarbij dit in de toekomst toch mogelijk wordt?
Bent u van mening dat Nederland over voldoende juridische instrumenten beschikt om organisaties te verbieden die de grondwettelijke orde ondermijnen, ook als zij geen geweld gebruiken? Zo ja, waarom? Zo nee, wat kan Nederland hieraan aanscherpen?
Naast activistische groepen zijn er ook salafistische organisaties met een vergelijkbare ideologische lijn, zoals de As-Soennah-moskee in Den Haag, die jarenlang geleid werd door imam Fawaz Jneid en herhaaldelijk in verband is gebracht met haatprediking en antiwesterse denkbeelden; bent u van mening dat u voldoende juridische instrumenten heeft om dit soort religieuze instellingen onder toezicht te plaatsen, of te sluiten? Zo ja, waarom? Zo nee, wat kan Nederland hieraan aanscherpen?
Het bericht ‘Extra MRI-scan voor vrouwen met dicht borstweefsel, maar pas vanaf 2030’ |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Extra MRI-scan voor vrouwen met dicht borstweefsel, maar pas vanaf 2030»?1
Nu besloten is vrouwen met zeer dicht borstweefsel een aanvullende MRI te bieden als onderdeel van het bevolkingsonderzoek, hebben we een echte doorbraak gerealiseerd in een discussie die al heel lang loopt. Ik heb dit besluit kenbaar gemaakt aan uw Kamer in mijn brief van 13 november 2025.2 Ik snap dat mensen teleurgesteld zijn dat de eerste MRI’s pas in 2030 zullen worden aangeboden. Ook ik vind dat pijnlijk. Met mijn hart zou ik het gisteren ingevoerd willen hebben, maar met mijn hoofd heb ik lastige keuzes moeten maken.
Dat enkele jaren nodig zijn om tot implementatie van MRI’s te komen, vloeit met name voort uit de keuze voor de organisatievorm. Het RIVM beschrijft in de uitvoeringstoets verschillende organisatievormen, twee waarbij het georganiseerd wordt via de zorg en twee waarbij het georganiseerd wordt via het bevolkingsonderzoek.3 Het organiseren via de zorg zou sneller te implementeren kunnen zijn, concludeert het RIVM. Het gaat hier echter om het aanpassen van zorgrichtlijnen, waar ik als Staatssecretaris niet over ga. Dit betreft namelijk invulling van wat verantwoorde zorg is, en daar staan de beroepsgroepen zelf voor aan de lat. Al had ik het gewild, dan had ik niet kunnen besluiten om het MRI-aanbod op deze manier via de zorg te organiseren. Daarnaast zie ik een aantal nadelen aan de organisatievormen via de zorg, namelijk dat de kans op verdringing groter is en de uniformiteit en kwaliteit van het aanbod minder goed gewaarborgd kan worden. Daarom heb ik ervoor gekozen om de MRI’s onder regie van het bevolkingsonderzoek aan te gaan bieden.
Het zal nog enkele jaren duren voordat noodzakelijke stappen en goede voorbereiding afgerond zijn. Tegelijkertijd verwacht ik op basis van het overleg met betrokkenen – zoals patiënten, artsen en onderzoekers – dat dit de beste en de minst vertragende stap vooruit is. We halen alles uit de kast om vrouwen met zeer dicht borstweefsel zo spoedig mogelijk baat te laten hebben bij deze verbetering. Een voorbeeld hiervan is dat ik heb besloten het MRI-aanbod in te richten op basis van bestaand advies van de Gezondheidsraad uit 2020. Daarmee is opnieuw advies vragen niet nodig en is tot een jaar tijdswinst behaald. Iedere andere mogelijke versnelling zal ik met beide handen aangrijpen.
Hoe reageert u op de stelling van Borstkankervereniging Nederland «als onnodige MRI's (zoals veel lage-rugonderzoeken) worden afgebouwd, kan er direct ruimte vrijkomen voor vrouwen bij wie de nood echt hoog is.»?
Het is belangrijk het onderscheid te maken tussen MRI’s in de zorg enerzijds, en anderzijds als onderdeel van een bevolkingsonderzoek. Hoe en voor welke diagnostiek MRI’s worden gebruikt is primair aan de betrokken beroepsgroepen die (vaak) samen met patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars in professionele en kwaliteitsstandaarden vastleggen wat goede zorg is. Het is aan zorgverzekeraars om deze zorg in te kopen voor hun verzekerden. Het is niet aan mij om te bepalen wat goede zorg is.
Ik ben wel verantwoordelijk voor de inzet van MRI als onderdeel van het bevolkingsonderzoek borstkanker. In de Kamerbrief van 13 november 2025 heb ik uitgelegd te kiezen voor de organisatievorm waarbij de MRI’s worden uitgevoerd in ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra onder regie zoals die geldt bij het bevolkingsonderzoek. Deze organisatievorm heeft belangrijke voordelen. Zo vindt centrale aansturing en financiering plaats en is capaciteitssturing mogelijk waardoor het risico op verdringing van zorg kan worden verkleind. De benodigde MRI-capaciteit voor deze aanvullende MRI-screening zal moeten worden aanbesteed. Het RIVM schat in de uitvoeringstoets dat een dergelijke aanbesteding 2–3 jaar duurt. Bij een aanbesteding zijn we afhankelijk van de inschrijvende marktpartijen die MRI-capaciteit beschikbaar hebben en/of kunnen realiseren.
Heeft u al gekeken naar de mogelijkheden om de MRI-capaciteit van private klinieken inzetten, die zij nu gebruiken voor MRI-scans zonder medische aanleiding voor mensen die dit zich kunnen veroorloven? Zo ja, waarom wordt deze niet ingezet?
De contractering van instellingen die de MRI’s gaan uitvoeren gaat plaatsvinden via een aanbesteding. Alle instellingen die MRI-capaciteit beschikbaar hebben of kunnen maken, en voldoen aan de te stellen aanbestedingscriteria, kunnen inschrijven op de aanbesteding. In de uitvoeringstoets van het RIVM is in opdracht van het Ministerie van VWS expliciet ook gekeken naar beschikbare capaciteit van zelfstandige behandelcentra. Deze capaciteit is dus meegenomen in de resultaten van de uitvoeringstoets en in de beoordeling van de haalbaarheid van de verschillende scenario’s.
Ter illustratie, een belangrijk criterium is dat de instelling de juiste type MRI-apparatuur beschikbaar heeft. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 13 november 2025 gaat het namelijk om 3Tesla-MRI-apparatuur. Lang niet alle instellingen hebben deze apparatuur beschikbaar. In 2020 had ca. 40% van alle instellingen (ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra) de beschikking over 3Tesla-MRI-apparatuur. De criteria voor de aanbesteding worden bepaald als onderdeel van het implementatieplan door het RIVM.
Wat zijn de juridische mogelijkheden om private klinieken te dwingen hun MRI-capaciteit ter beschikking te stellen, gezien het feit dat deze capaciteit nu vaak wordt gebruikt voor MRI-scans zonder medische aanleiding, terwijl er tegelijkertijd vrouwen het risico lopen om te sterven doordat zij geen MRI kunnen krijgen?
Die mogelijkheden zijn er niet. Het is aan aanbieders zelf om te bepalen of zij mee willen doen aan een mogelijke aanbesteding van dit onderdeel van het bevolkingsonderzoek borstkanker. In het algemeen geldt in Nederland dat voor het opsporen van kanker in een gezonde populatie, een vergunning nodig is op grond van de Wet op het bevolkingsonderzoek. Zonder deze vergunning is het verboden om te screenen op kanker. Bevolkingsonderzoek Nederland heeft een vergunning voor de uitvoering van de drie bevolkingsonderzoeken naar kanker, en deze vergunning moet aangepast zijn zodra de MRI onderdeel wordt van het bevolkingsonderzoek borstkanker.
Wat zijn de juridische mogelijkheden om te voorkomen dat klinieken zich hierdoor verrijken?
Doordat de contractering van instellingen die de MRI’s gaan uitvoeren plaats zal vinden via een aanbesteding, wordt gewaarborgd dat de aanbieders van MRI’s ten behoeve van deze werkzaamheden een marktconform tarief ontvangen. Dat wil zeggen dat het tarief past bij de aard, kwaliteit en omvang van de werkzaamheden.
De Sinterklaasviering in Nederland |
|
Annelotte Lammers (PVV), Marjolein Faber (PVV) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Intocht van Sinterklaas in Yerseke afgelast»?1
Bent u het ermee eens dat wij in Nederland tradities zoals Sinterklaas moeten koesteren?
Bent u het er ook mee eens dat de politie de veiligheid zou moeten kunnen garanderen en dat het niet kan dat een stelletje relschoppers van Kick Out Zwarte Piet (KOZP) ervoor kan zorgen dat een kinderfeest geen doorgang vindt? Wordt er niet op deze manier toegegeven aan een dreigement van ordeverstoring? En loopt men op deze wijze niet het risico op precedentwerking?
Deelt u de mening dat de dorpsgemeenschap met deze maatregel zeer benadeeld wordt in het vieren van tradities?
Bent u het ermee eens dat de burgemeester zijn bevoegdheden moet aanwenden om dit traditionele kinderfeest doorgang te laten vinden? Zo nee, waarom niet? En zo ja, hoe zou dat vorm gegeven moeten worden en hoe is uw rol in dezen?
Het Tijdelijk Noodfonds Energie |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Jurgen Nobel (VVD) |
|
|
|
|
Onderschrijft u de bevinding van TNO dat in 2025 tussen de 550.000 en 640.000 huishoudens een risico lopen op energiearmoede?
Deze data is afkomstig uit een scenariostudie van maart 2025 van TNO, waarin de onderzoekers vooruitkijkend een inschatting hebben gemaakt van het aantal huishoudens in energiearmoede in 2025. Het is op dit moment niet bekend of deze scenario’s de werkelijke situatie in 2025 goed weergeven. Hoewel het kabinet de signalen uit dit rapport serieus neemt, bieden de cijfers uit de jaarlijkse monitor van CBS en TNO dus meer zekerheid. Uit de derde Monitor Energiearmoede in Nederland van TNO en CBS, die op 21 augustus 2025 mede namens mij is aangeboden aan de Tweede Kamer, blijkt dat er naar schatting 510.000 energiearme huishoudens in Nederland waren in 2024.
Hoeveel euro hulp is er deze winter per huishouden beschikbaar vanuit het Tijdelijk Noodfonds Energie vanuit de 30 miljoen die extra beschikbaar is gesteld, en vanuit de overige middelen?
De € 30 miljoen is niet ter beschikking gesteld aan het Tijdelijk Noodfonds Energie, maar aan gemeenten. Via een Decentrale Uitkering (DU) voeg ik in 2025 € 10 miljoen toe aan het Gemeentefonds. In 2026 komt hier nog eens € 20 miljoen bij. De financiële dekking voor deze impuls komt van de SZW-begroting (€ 10 miljoen) en het amendement Grinwis (€ 20 miljoen). De middelen worden via een DU verstrekt en zijn daarmee breed inzetbaar. Het verstrekken van de middelen via gemeenten is dus niet te vergelijken met de subsidie van het Ministerie van SZW aan het Tijdelijk Noodfonds Energie in de afgelopen jaren, dat een financiële tegemoetkoming via de energierekening uitkeerde aan huishoudens.
Gemeenten kunnen deze middelen inzetten om de bestaande dienstverlening binnen de lokale aanpak van energiearmoede te versterken. Binnen die aanpak zijn er verschillende manieren waarop de middelen kunnen worden benut. Ik ben met de VNG tot deze brede formulering gekomen, omdat huishoudens in energiearmoede zowel mogelijk financiële problematiek als bij het verduurzamen van het huis hulp kunnen gebruiken. Daarbij weten gemeenten vaak het beste hoe ze hun inwoners verder kunnen helpen.
Ten aanzien van financiële problematiek kan gedacht worden aan bijvoorbeeld budgetcoaching, schuldhulp en samen kijken welke eventuele toeslagen nog niet aangevraagd zijn via de Potjescheck. Deze ondersteuning helpt huishoudens hun financiële situatie beter te overzien en versterkt hun financiële weerbaarheid. De middelen kunnen ook worden ingezet binnen de individuele bijzondere bijstand om inwoners met een hoge energierekening tegemoet te komen. Of iemand hiervoor in aanmerking komt hangt af van de voorwaarden die de gemeente stelt. Deze voorwaarden kunnen verschillen per gemeente, bijvoorbeeld op basis van inkomen, vermogen, type woning en het aantal personen in het huishouden. Gemeenten behouden de vrijheid om zelf te bepalen hoe zij de middelen inzetten. Daarmee kan er ook worden ingezet op andere vormen van ondersteuning, zoals een groter bereik van de lokale energiearmoedeaanpak onder de doelgroep.
Gezien het bovenstaande is het niet mogelijk om deze middelen uit te drukken per huishouden.
Hoe verhoudt dat zich tot eerdere jaren? Graag een uitsplitsing per jaar.
De afgelopen jaren was de gemiddelde tegemoetkoming van het Tijdelijk Noodfonds Energie in 2023 € 140, in 2024 € 97 en in 2025 € 78 per maand voor een periode van maximaal zes maanden. De reden dat de bedragen per maand in de loop van de jaren lager zijn geworden, is dat de gemiddelde energierekening in 2025 lager is ten opzichte van de energiecrisis in 2022/2023. Overigens is in 2024 en 2025 wel de vereiste hoogte van de energiequote verlaagd van 10 à 13 procent in 2023 naar 8 à 10 procent in 2024 en 2025. Dit maakt dat je energierekening een minder groot deel van je inkomen hoefde uit te maken om een tegemoetkoming uit het fonds aan te kunnen vragen.
Acht u dit voldoende om te voorkomen dat honderdduizenden huishoudens te kampen krijgen met energiearmoede? Zo nee, wat gaat u hiertegen doen?
Om dit te voorkomen is een bredere aanpak nodig en die is ook al ingezet. De oorzaken van energiearmoede zijn complex en komen vaak voort uit een combinatie van een laag inkomen, hoge energiekosten in verhouding tot het inkomen en een slechte energetische kwaliteit van de woning. Het kabinet zet daarom in op een combinatie van verduurzaming in de gebouwde omgeving, ondersteuning bij het betalen van de energierekening en voldoende en concurrerend aanbod voor consumenten op de energiemarkt. Het is hierbij de inzet dat de energierekening betaalbaar wordt en blijft voor iedereen.
Bij de aanpak van energiearmoede heeft het Ministerie van VRO het voortouw bij de verduurzaming van woningen. Het Ministerie van SZW is verantwoordelijk voor het behoud van koopkracht en gerichte financiële ondersteuning. Het Ministerie van KGG is stelselverantwoordelijk voor het energiesysteem, waaronder de betaalbaarheid van de energierekening (artikel 24 EED). Een onderdeel daarvan is ook goede consumentenbescherming.
In de Kamerbrief van 7 november 2025 heb ik geschetst welke inspanningen ik heb gepleegd om te bezien of er deze winter opnieuw een Tijdelijk Noodfonds Energie kon komen en geef ik aan waarom dit niet mogelijk is. Met de impuls van € 30 miljoen voor de lokale energiearmoedeaanpak kunnen gemeenten aanvullende en gerichtere hulp aanbieden. Daarbij is het streven dat gemeenten, na een pilotfase, data ontvangen van 151.000 huishoudens van de Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie. Zo hebben gemeenten de mogelijkheid om aanvullende en gerichtere hulp aan te bieden. Hoe dit traject er uit ziet heb ik in de Kamerbrief van 7 november 2025 toegelicht.
Op welke manier gaat u de energieleveranciers bewegen om in de toekomst wel weer een bijdrage te leveren? Indien dit niet lukt, op welke manier brengt u de financiering van het Tijdelijk Noodfonds Energie structureel op orde?
De inzet voor de komende jaren is om een publiek energiefonds in te richten. Daarbij is een financiële bijdrage van private partijen geen vereiste. Zoals ik eerder aan de Kamer heb gemeld hebben energieleveranciers herhaaldelijk aangegeven niet bereid te zijn voor een vierde keer een financiële bijdrage te doen. Het Tijdelijk Noodfonds Energie van 2025 was de laatste keer, waarbij is aangegeven dat het kabinet hen niet opnieuw om een bijdrage zou vragen. Voor het publiek energiefonds is op dit moment € 339,75 miljoen (inclusief de verwachtte middelen uit het Social Climate Fund) beschikbaar, zoals in de Kamerbrief van 7 november 2025 is geschetst.
Kunt u garanderen dat ook mensen die zich niet eerder bij het Tijdelijk Noodfonds Energie hebben gemeld in aanmerking komen voor hulp bij gemeenten? Op welke manier zorgt u dat gemeenten kunnen zorgen dat het geld direct terechtkomt bij de mensen die het nodig hebben?
Via een DU wordt € 30 miljoen toegevoegd aan het Gemeentefonds. Met deze middelen wordt beoogd dat gemeenten huishoudens in energiearmoede aanvullend kunnen ondersteunen via de reeds bestaande lokale energiearmoedeaanpak. Door de verdeelsleutel van de DU te baseren op het percentage energiearmoede per gemeente krijgen gemeenten met meer energiearmoede in hun gemeente ook meer middelen om huishoudens te ondersteunen. Zo wordt gewaarborgd dat gemeenten de mogelijkheid hebben om huishoudens in energiearmoede te helpen en niet alleen de huishoudens die eerder dit jaar een aanvraag bij het TNE hebben gedaan. Zoals bij het antwoord op vraag 2 is geschetst, vormen deze middelen echter geen vervanging van het Tijdelijk Noodfonds Energie, dat directe inkomenssteun verleende aan inwoners.
Wordt er alleen gekeken naar mensen met een laag inkomen én hoge energierekening, of ook naar mensen met een laag inkomen en slecht energielabel? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Dat is aan gemeenten. Gemeenten kunnen de middelen benutten als impuls voor de lokale energiearmoedeaanpak. Het is aan gemeenten om te bezien welke huishoudens in aanmerking komen voor deze lokale ondersteuning. Gemeenten hebben vaak inzicht in welke wijken huizen met een lage energetische kwaliteit staan. Tevens hebben zij inzicht in wat sociaal kwetsbare wijken zijn. Met deze kennis proberen gemeenten al zo gericht mogelijk hun aanpak in te zetten. De data die nu aan gemeenten verstrekt worden, kunnen daarbij helpen om nog gerichter te werk te gaan.
Het krantenartikel ‘Aanbesteding Twente Airport vertraagd: provincie niet op tijd met besluit' |
|
Nicole Moinat (PVV) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat de infrastructuur van Twente Airport, waaronder een start- en landingsbaan van meer dan 3 kilometer, behouden moet blijven? Welke mogelijkheden bestaan er voor publiek-private samenwerking, bijvoorbeeld met defensie-gerelateerde producten, om de luchthaven te exploiteren zonder dat structurele tekorten ontstaan?1
De keuze over de toekomst van Twente Airport is aan de luchthaven en haar aandeelhouders. Het Rijk ziet luchthavens als zelfstandige ondernemingen, die zelf moeten zorgen voor hun exploitatie. Financiële bijdragen horen daar niet bij. Indien gewenst door de luchthaven, kan het Rijk wel op andere manieren ondersteunen. Bijvoorbeeld door het wegnemen van knelpunten in wet- en regelgeving of bij het opzetten van pilots en gezamenlijke innovaties gericht op bijvoorbeeld verduurzaming of drones.
Erkent u het belang om innovaties op Twente Airport, zoals tests met onbemande vliegtuigen en drone-technologie (uitgevoerd door Universiteit Twente en het Ministerie van Defensie), te stimuleren en faciliteren binnen de Nederlandse luchtvaartsector? Zo nee, waarom niet? En zo ja, bent u bereid om het vliegveld strategisch te ondersteunen voor (het testen van) innovatieve luchtvaarttoepassingen, zoals onbemande cargodrones en militaire oefeningen voor onze veiligheid?
Het ministerie erkent het belang van de doorontwikkeling van onbemande luchtvaart (drones) in Nederland. Hiervoor is de «Droneboost» ontwikkeld om testen met drones in geselecteerde «use cases» te stimuleren en faciliteren. In de use case «Defensie en dual use» staat de samenwerking centraal om zowel civiele als militaire kennis en expertise uit te wisselen. Twente Airport heeft hiervoor de ruimte om in het daartoe beschikbare luchtruim bijzondere testen uit te voeren. Het Ministerie van IenW is ervan op de hoogte dat er door de hulpdiensten goed gebruik gemaakt wordt van deze locatie met drones. Dit type gebruik wordt ondersteund. Het ministerie is bereid om met Twente Airport in gesprek te gaan op welke manier het in samenwerking met Defensie kan ondersteunen bij het doorontwikkelen en (het testen van) van onbemande luchtvaarttuigen, zoals cargodrones en oefeningen.
Welke stappen kunt u nemen om de veiligheid en betrouwbaarheid van Twente Airport te verbeteren, gelet op het feit dat de luchthaven kampt met problemen bij slecht zicht waardoor ongeveer de helft van de zakelijke vluchten moet uitwijken? Wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot de goedkeuring van Performance Based Navigation (PBN) voor Twente Airport en een planning voor implementatie?
Twente Airport heeft eerder dit jaar een aanvraag ingediend bij de gezamenlijke Air Traffic Management (ATM) Beleidseenheid (medewerkers van IenW en Defensie) voor het introduceren van Performance Based Navigation (PBN) procedures. Deze aanvraag is goedgekeurd. Op 14 november 2025 zijn ook het door Twente Airport ingediende plan van aanpak en participatieplan door de ATM beleidseenheid goedgekeurd. Het is nu aan Twente Airport om de procedures verder te ontwerpen en dit vervolgens met de omgeving en gebruikers af te stemmen. Conform het Wijzigingsproces Luchtruim en vliegprocedures zal het definitieve ontwerp op veiligheid worden beoordeeld door de ILT en vervolgens worden voorgelegd aan de Minister van IenW. De planning is afhankelijk van de oplevering van het definitieve ontwerp door Twente Airport. Hierbij wordt nadrukkelijk de kanttekening gemaakt dat zowel de militaire als de civiele luchtverkeersdienstverleners hebben aangegeven in de nabije toekomst geen capaciteit beschikbaar te hebben om de procedures ook daadwerkelijk in gebruik te kunnen nemen. Deze capaciteit is benodigd voor grote projecten, zoals het nieuwe luchtverkeersleidingssysteem (iCAS), de integratie van de militaire en civiele luchtverkeersdiensterlening (1ATM) en de Luchtruimherziening. De verwachting is daarom dat eventuele implementatie van de PBN procedures niet eerder dan 2029/2030 zal kunnen plaatsvinden.
Bent u bereid om de provincie Overijssel en de gemeente Enschede te ondersteunen in het behouden van Twente Airport als regionale en innovatieve economische hub? Zo nee, waarom niet? En zo ja, welke maatregelen kunt u nemen om te garanderen dat Twente Airport behouden blijft en kan bijdragen aan regionale economie, werkgelegenheid en innovatie?
Twente Airport valt onder het bevoegd gezag van de provincie Overijssel. De luchthaven en haar aandeelhouders zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning en besluitvorming met betrekking tot de toekomst van de luchthaven. Het ministerie heeft hierin geen rol. Indien gewenst door de luchthaven kan het Rijk wel op andere manieren ondersteunen. Bijvoorbeeld door het wegnemen van knelpunten in wet- en regelgeving of bij het opzetten van pilots en gezamenlijke innovaties gericht op bijvoorbeeld verduurzaming of drones.
Bent u bereid om van Twente Airport een volwaardige burgerluchthaven te maken? Zo nee, waarom niet?
Twente Airport is reeds een volwaardige burgerluchthaven onder bevoegd gezag van de provincie Overijssel.
Ouderenmishandeling |
|
Lisa Vliegenthart (GroenLinks-PvdA), Julian Bushoff (PvdA) |
|
Bruijn , Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de aflevering van Max Meldpunt «Ouderenmishandeling veel te weinig gemeld» en wat is daarop uw reactie?1
Hoe kijkt u tegen het feit aan dat de gangbare schatting van mishandeling bij 1 op de 20 ouderen waarschijnlijk veel te laag is door ondersignalering en dat dit slechts het topje van de ijsberg is?
Kunt u een reële schatting geven van hoe groot het probleem van ouderenmishandeling daadwerkelijk is? Zo nee, wilt u dit dan in kaart brengen?
Hoe gaat u bijdragen aan het bespreekbaar maken van ouderenmishandeling, zodat het taboe wordt doorbroken?
Hoe denkt u te kunnen voorkomen dat de dubbele vergrijzing en dus een toenemend aantal ouderen dat afhankelijk wordt van zorg niet tot nog meer ouderenmishandeling leidt?
Hoe kijkt u tegen de veronderstelde relatie aan tussen het beleid om ouderen langer thuis te laten wonen en het toenemende aantal slachtoffers van ouderenmishandeling?
Welke rol ziet u voor de huisarts weggelegd in de vroeg signalering van ouderenmishandeling?
Bent u bereid te kijken naar een uitbreiding van het mantelzorgverlof, gezien het feit dat overbelasting bij mantelzorgers kan leiden tot ontsporing van zorg en wordt genoemd als een van de oorzaken is van mishandeling van ouderen?
Hoe kijkt u tegen het idee van Kees Blankman aan om meer slagkracht te geven aan Veilig Thuis en er de taak te beleggen van primaire verzoeker van maatregelen bij de rechter voor ouderen in de knel?
Het bericht ‘Duitse politie dumpt tientallen migranten aan de Nederlandse grens |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Duitse politie dumpt tientallen migranten aan de Nederlandse grens»?1
Ja.
Klopt het dat de Duitse politie in de afgelopen maanden meer dan 150 personen zonder geldige papieren aan de Nederlandse kant van de grens heeft achtergelaten, zonder formele overdracht aan de Nederlandse autoriteiten?
De overdracht van geweigerde vreemdelingen door Duitsland (Bundespolizei) aan Nederland (KMar) en door Nederland aan Duitsland verloopt conform bestaande bilaterale afspraken. In de periode van 9 december 2024 tot en met 8 september 2025 zijn in totaal 690 vreemdelingen door Duitsland aan Nederland overgedragen. Een overdracht kan plaatsvinden middels een «warme overdracht», waarbij een persoon fysiek wordt overgedragen door de Duitse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten, of een «koude overdracht», waarbij deze fysieke overdracht niet plaatsvindt. De Koninklijke Marechaussee (KMar) registreert niet of door Duitsland geweigerde personen worden overgedragen middels een «warme» of «koude» overdracht. In beide gevallen is er sprake van een formele overdracht conform de bilaterale afspraken.
Wanneer een vreemdeling wordt overgedragen van Duitsland aan Nederland of vice versa, dan wordt de operationele vormgeving van deze overdracht, waaronder tijd en locatie, door lokale Duitse en Nederlandse grensautoriteiten georganiseerd. Het is niet altijd mogelijk om een door Duitsland geweigerde vreemdeling via een «warme overdracht» over te nemen. Bij de keuze of overdrachten gezien of ongezien gebeuren wordt rekening gehouden met specifieke doelgroepen, zoals kwetsbare personen. Bij kwetsbare personen wordt expliciet aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. In andere gevallen zit deze zorg met name in het faciliteren van de door- of terugreis. In alle gevallen wordt rekening gehouden met de mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van het individu, waarbij de veiligheid van betrokkenen in acht wordt genomen.
Hoe verhoudt deze praktijk zich tot de afspraken tussen Nederland en Duitsland over grenscontroles en overdracht van personen zonder (geldige) papieren?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit niet past binnen een ordentelijke en fatsoenlijke samenwerking tussen EU-lidstaten en Schengenpartners?
Nederland staat structureel in contact met Duitsland over de samenwerking in het kader van de binnengrenscontroles, zowel op politiek als ambtelijk niveau. Dergelijke overdrachten van Nederland aan Duitsland en vice versa vinden al jaren op basis van bilaterale afspraken plaats. Dit is dus niet iets dat met de herinvoering van binnengrenscontroles is gestart. Op basis van deze afspraken worden zowel vreemdelingen van Duitsland aan Nederland als van Nederland aan Duitsland overgedragen. Nederland hecht aan een goede samenwerking met EU-lidstaten en Schengenpartners. De bilaterale afspraken met Duitsland en het structurele contact met Duitsland over de binnengrenscontroles dragen hieraan bij.
Daarnaast staan het ministerie en de KMar eveneens in nauw contact met de bestuurders uit de grensregio’s over de binnengrenscontroles. Signalen vanuit de grensregio’s worden zeer serieus genomen. Naar aanleiding van de berichtgeving over de overdrachten van de door Duitsland geweigerde vreemdelingen is er ook hierover contact geweest met de bestuurders uit de grensregio’s. Op basis van daarvan is de werkwijze bij overdrachten, waaronder het faciliteren van de door- of terugreis met Duitsland besproken.
Bent u bereid met uw Duitse ambtgenoot in gesprek te gaan om te voorkomen dat migranten zomaar in Nederland worden gedumpt?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u mogelijkheden om grenscontroles aan te scherpen in de grensgebieden waar de Duitse politie op deze manier te werk gaat?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om, indien Duitsland doorgaat met dit beleid, te bezien of Nederland vergelijkbare maatregelen kan nemen richting Duitsland om een gelijk speelveld te creëren?
Zie antwoord vraag 4.
Het voorstel van Eurocommissaris Brunner voor het verspreiden van asielzoekers over Europa |
|
Joost Eerdmans (JA21), Diederik Boomsma (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u het voorstel van Eurocommissaris Brunner ontvangen voor de herverdeling van asielzoekers in het kader van de implementatie van dat deel van het Asiel- en Migratiepact?
Ja
Kunt u deze cijfers en het voorstel voor van de Europese Commissie (desnoods geheim) delen met de leden van de Tweede Kamer?
Het stuk is op 26 november aan uw Kamer aangeboden ter vertrouwelijk inzage.
Kunt u tevens aangeven wat de inzet is van het kabinet ten aanzien van dit voorstel en dat op zo kort mogelijke termijn delen?
Uw Kamer heeft de appreciatie van het kabinet en de inzet ten aanzien van het voorstel ontvangen in de Geannoteerde Agenda voor de JBZ Raad van 7-8 december.
Klopt het dat Bulgarije, Tsjechië, Estland, Kroatië en Oostenrijk een korting of volledige vrijstelling krijgen, vanwege grote opvangproblemen, zoals de Telegraaf meldt?1
De Commissie heeft vastgesteld dat er sprake is van een significante migratiesituatie in Bulgarije, Tsjechië, Estland, Kroatië, Oostenrijk en Polen. Deze lidstaten kunnen conform de AMMR bij de Europese Commissie een verzoek doen voor (gehele of gedeeltelijke) vermindering van hun solidariteitsbijdrage, waarover vervolgens de Raad een besluit neemt.
Komt Nederland in aanmerking voor een korting dan wel volledige vrijstelling, en zo nee, waarom niet, gezien de grote opvangproblemen die ook ons land kent? Op grond van welke criteria en argumenten is dit bepaald – en op welke manier is het kabinet in staat geweest daar invloed op uit te oefenen?
Nederland is aangemerkt als een lidstaat waar sprake is van een risico op migratiedruk. Hiermee krijgt Nederland voorrang in de toegang tot de EU Migration Support Toolbox, waar onder andere aanspraak kan worden gemaakt op technische, operationele vanuit de Europese agentschappen en financiële steun.
Voorts heeft Nederland samen met andere lidstaten aandacht gevraagd voor de impact van secundaire migratie. De Commissie heeft daarop in het besluit tevens de mogelijkheid opgenomen om Dublinzaken die niet konden worden overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat mee te laten tellen voor de solidariteitsbijdrage als daar bilateraal toe wordt overeengekomen.
Welke gegevens heeft het kabinet verstrekt aan de Europese Commissie op basis waarvan die het besluit heeft genomen om ons land wel of geen korting of vrijstelling te geven?
De Commissie beoordeelt of er sprake is van migratiedruk, een risico van migratiedruk of een significante migratiesituatie aan de hand van de informatie zoals opgenomen in artikel 9 in de AMMR. Daarbij maakt de Commissie gebruik van de cijfermatige gegevens die reeds door de lidstaten met het Europees statistiekbureau Eurostat en de agentschappen worden gedeeld. De lidstaten hebben geen aanvullende cijfermatige gegevens hoeven verschaffen.
Kunt u aangeven hoe u de aangenomen motie van het lid Eerdmans (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2062) heeft uitgevoerd?
Zoals aangegeven in de Geannoteerde Agenda voor de JBZ raad van 7-8 december zal het kabinet solidariteit in de vorm van een financiële bijdrage toezeggen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat op 27 november 2025 over de JBZ-raad op 8 en 9 december 2025 en de gevraagde gegevens zo snel mogelijk ter inzake leggen (indien nodig geheim) zodat de leden van de commissie daar kennis van kunnen nemen voorafgaand aan het commissiedebat?
Ja.
De Amerikaanse overname van het Nederlandse cloudbedrijf Solvinity |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
van Marum , Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Onrust bij overheden over verkoop cloudbedrijf aan Amerikaanse IT-gigant»?1
Wat is uw reactie op de overname van het cloudbedrijf Solvinity door het Amerikaanse techbedrijf Kyndryl?
Was u vooraf op de hoogte van de overname van Solvinity? Zo ja, sinds wanneer wist u dat het bedrijf door een Amerikaanse onderneming zou worden overgenomen?
Heeft u voorafgaand aan de overname van Solvinity gepoogd om het bedrijf in Nederlandse handen te houden? Heeft Solvinity hierover gesprekken gehad met de Nederlandse overheid?
Welke diensten neemt de rijksoverheid momenteel van Solvinity af? In welke kritieke processen spelen de clouddiensten van Solvinity momenteel een aanzienlijke rol?
Levert Solvinity momenteel diensten gebaseerd op Amerikaanse Platform-as-a-Service (PaaS) producten zoals Azure? Bestaat er in de huidige situatie al een mogelijk weglekken van overheidsinformatie naar Amerikaanse partijen? Kunt u onderbouwen dat dit (niet) het geval is?
Is voor de overheidsdiensten die nu geleverd worden door Solvinity een exitstrategie opgesteld? Zo ja, treedt deze in werking nu er een Amerikaanse overname dreigt? Zo nee, waarom is er geen exitstrategie opgesteld / treedt deze niet in werking?
Welke gevolgen heeft de overname van Solvinity door een Amerikaans bedrijf voor de vertrouwelijkheid en veiligheid van overheidsinformatie die bij dit bedrijf worden ondergebracht, en het bedrijf vermoedelijk onder Amerikaanse wetgeving zoals de CLOUD Act (Clarifying Lawful Overseas Use of Data Act), de Foreign Intelligence Surveillance Act (FISA)2 en Executive Order 12333 komt te vallen?
Vindt u het acceptabel dat, met de Amerikaanse overname van Solvinity, nog meer overheids-ict onder Amerikaanse surveillancewetgeving komt te vallen?
Geeft de recente Amerikaanse overname van Zivver en Solvinity aanleiding om meer kerntaken van de digitale overheid, zoals het beheren van burgerinformatie, in publiek beheer te brengen?
Bent u bereid om alle maatregelen te nemen die nodig zijn om te voorkomen dat kritieke processen, zoals Logius, DigiD en de dienstverlening aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder Amerikaanse surveillancewetgeving gaan vallen?
Is in de lopende contracten met Solvinity een ontbindende voorwaarde opgenomen in het geval het bedrijf wordt overgenomen door een bedrijf dat onder niet-Europese surveillancewetgeving valt?
Zijn er andere mogelijkheden om de contracten met Solvinity te ontbinden, als inderdaad blijkt dat door de Amerikaanse overname de vertrouwelijkheid en veiligheid van kritieke overheidsinformatie in het geding komt?
Indien de overname door een niet-Europese partij geen ontbindende voorwaarde is, bent u dan bereid om dit voortaan altijd als voorwaarde op te nemen in contracten met Europese cloudleveranciers?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en met spoed beantwoorden?
Het bericht ‘PostNL kijkt terug op zorgvuldige bezorging verkiezingspost door 22.000 medewerkers’ |
|
André Flach (SGP) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «PostNL kijkt terug op zorgvuldige bezorging verkiezingspost door 22.000 medewerkers»?1
Ja.
Kunt u aangeven in hoeverre de positieve conclusie van PostNL ook geldt ten aanzien van het bezorgen van verkiezingspost uit het buitenland?
Op dit moment zie ik geen aanleiding te veronderstellen dat het proces van kiezen vanuit het buitenland niet goed zou zijn verlopen. Bij de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing zal dit proces van stemmen uit het buitenland worden meegenomen. Dat geldt indien opportuun ook voor de geschetste casuïstiek.
Hoeveel verkiezingspost uit het buitenland is door PostNL niet tijdig bezorgd? Wat zijn de redenen daarvoor?
Bij de Tweede Kamerverkiezing 2025 zijn er vanuit het buitenland 86.894 stemmen uitgebracht, die tijdig zijn gearriveerd bij het nationaal briefstembureau. Daarnaast zijn er 2.298 stemmen na de deadline binnengekomen. 2.192 van deze te laat gearriveerde stemmen werden via de reguliere post ontvangen. Het is niet bekend wat de redenen hiervan zijn.
Klopt het dat bij een aantal van de voorgedrukte oranje enveloppen sprake zou zijn van een fout in het adres? Zo ja, hoe is met deze post omgegaan en wat is gedaan om deze alsnog tijdig te bezorgen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat PostNL in reactie op klachten aangegeven heeft dat tracering van post slechts tot de grens mogelijk zou zijn en dat niet kan worden vastgesteld of de brieven zijn bezorgd? Hoe is dit verweer te verenigen met de constatering van een buitenlandse kiezer op basis van track and trace dat de post van betrokkene reeds op 10 oktober jl. in Rotterdam was bezorgd? Hoe komt het dat zulke post blijkens een mededeling van PostNL niet alsnog tijdig is bezorgd in de ruime periode totaan de verkiezingsdatum?
Voorafgaand aan een verkiezing worden kiesgerechtigden in het buitenland door de rijksoverheid en de gemeente Den Haag geïnformeerd over de geldende procedure voor stemmen vanuit het buitenland. Ook worden deze kiezers geïnformeerd over het moment waarop hun briefstem door het briefstembureau van de gemeente Den Haag moet zijn ontvangen. Bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezing was dit op 29 oktober (de dag van de stemming) om 15 uur. Briefstemmen die later zijn ontvangen door het briefstembureau worden ter zijde gelegd en niet meegeteld.
Om de kans zo klein mogelijk te maken dat een briefstem te laat binnenkomt bij het briefstembureau worden kiesgerechtigden voorafgaand aan een verkiezing geadviseerd welke maatregelen zij kunnen nemen om dit risico zo klein mogelijk te maken. Een voorbeeld hiervan is dat de kiesgerechtigden erop worden gewezen dat de postbezorging gemiddeld tussen de 5 en 15 dagen duurt, afhankelijk van het land van waaruit de briefstem is verstuurd. Ten aanzien van de track & trace-informatie wordt vermeld dat deze niet verder dan de landsgrens gaat.
Wat wordt gedaan met verkiezingspost die niet tijdig is bezorgd en hoe worden de belangen van betrokkenen hierbij maximaal beschermd?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid over het bovenstaande in gesprek te gaan met PostNL en te bezien op welke wijze problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen?
In de reguliere gesprekken van mijn ministerie met PostNL over verkiezingspost zal ook aandacht zijn voor de bezorging van briefstemmen uit het buitenland. In overleg wordt bezien of er mogelijkheden zijn om dit proces verder te versterken.
Het verwijderen van het dorp Moerdijk ten behoeve van de energietransitie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD), Peter van Duijvenvoorde (FVD) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel over het opheffen van het dorp Moerdijk?1
Deelt u de zorgen van onder andere bewoners dat het opheffen van dit (eeuwenoude) dorp een buitengewoon ingrijpende maatregel is?
Acht u het wenselijk dat (eeuwenoude) dorpen in Nederland verdwijnen om ruimte te maken voor de energietransitie?
Indien het antwoord op vraag 3 bevestigend luidt, kunt u aangeven hoe vaak dit naar verwachting nog zal voorkomen?
Indien het antwoord op vraag 3 ontkennend luidt, welke stappen onderneemt u om te voorkomen dat dit gestelde precedent navolging krijgt in de toekomst?
Hoe verhoudt het verwijderen van een dorp zich tot het huidige kabinetsbeleid dat inzet op leefbare woonomgevingen, het behoud van gemeenschappen, het oplossen van de wooncrisis en het behoud van erfgoed?
Deelt u de mening dat het verwijderen van een dorp in strijd is met het eigendomsrecht?
Indien het antwoord op vraag 7 ontkennend luidt, waarom is het verwijderen van een dorp volgens u niet in strijd met het eigendomsrecht?
Vindt u dat de energietransitie zo ver mag gaan dat dorpen verwijderd mogen worden?
Erkent u de dat bewoners in de praktijk geen mogelijkheden hebben om zo’n besluit te voorkomen, terwijl het gaat over het verlies van hun woonplaats en gemeenschap?
Bent u van mening dat het democratisch onwenselijk is dat een gemeentebestuur – in samenwerking met provincie en Rijk – zulke beslissingen kan nemen zonder bindende inspraak, zoals een referendum, onder de bewoners?
Vindt u het in het algemeen belang om (eeuwenoude) dorpen te verwijderen?
Indien het antwoord op vraag 12 bevestigend luidt, waarom is dit in het algemeen belang?
Indien het antwoord op vraag 12 ontkennend luidt, deelt u de mening idat het in het algemeen belang is om historie, cultuur en erfgoed te beschermen en zodoende te staan voor het behoud van een (eeuwenoud) dorp?
Welke criteria zijn gehanteerd door het gemeentebestuur in samenwerking met het Rijk om te bepalen dat het verwijderen van het dorp Moerdijk noodzakelijk is?
In hoeverre is er sprake van een systematisch onderzoek waarin alternatieve locaties voor nieuwe energie-infrastructuur met elkaar zijn vergeleken?
In hoeverre en op welke manier zijn bewoners van het dorp Moerdijk bij dit besluit betrokken geweest?
Welke wettelijke grondslag is er voor het verwijderen van het dorp en hoe zal dit eruit komen te zien in de praktijk?
Indien tot verwijdering van het dorp wordt overgegaan, hoe worden de 1100 bewoners dan concreet gecompenseerd en wordt hierin (im)materiële schade door ontheemding meegenomen, denk aan psychische belasting, verlies van gemeenschap, voorzieningenverlies en de effecten op het woon-werkverkeer?
Hoe wordt er – nota bene tijdens een wooncrisis – gezorgd voor een nieuwe, passende woonruimte voor 1.100 bewoners?
Zijn er plannen om in de toekomst andere woongebieden te verwijderen ten behoeve van de energietransitie?
Indien het antwoord op vraag 21 bevestigend luidt, kunt u aangeven om welke plannen dit gaat?
Bent u bereid te onderzoeken of – samen met provincie Noord-Brabant en de gemeente Moerdijk – alternatieven ontwikkeld kunnen worden die het behoud van het dorp Moerdijk waarborgen?
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Europese ontwikkelingen rondom chatcontrole |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
van Marum , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u toelichten wat er vandaag, op 12 november 2025, besproken wordt door de Law Enforcement Working Party inzake de regulering om online misbruik te voorkomen (CSAM-verordening)?1
Tijdens de Radenwerkgroep, de Law Enforcement Working Party (LEWP), van 12 november jl. is het meest recente voorstel inzake de EU-Verordening ter bestrijding van online seksueel kindermisbruik (de CSAM-verordening) besproken.
Bent u bekend met de inhoud van het compromisvoorstel?2 Kunt u toelichten op welke punten deze wezenlijk anders is dan het meest recente Poolse voorstel, waarin expliciet stond dat chatcontrole nooit bevolen kan worden?
Ja, ik ben bekend met de inhoud van het compromisvoorstel. Het voorzitterschap doet hierin voorstel om het detectiebevel volledig te verwijderen uit de tekst. In plaats daarvan beoogt het voorstel vrijwillige detectie permanent mogelijk te maken door de afwijking van bepaalde bepalingen van de ePrivacyrichtlijn, zoals opgenomen in Verordening (EU) 2021/1232, permanent te maken. Dit zou betekenen dat de huidige praktijk – waarin het aan diensten zelf wordt gelaten of zij willen detecteren of niet (vrijwillige detectie) – wordt voortgezet en dat die mogelijkheid permanent wordt, in plaats van tijdelijk. Onder het Poolse voorzitterschap werd in januari jl. een vergelijkbaar voorstel gepresenteerd. Alhoewel het Poolse voorstel technisch anders was vorm gegeven, zagen beide voorstel op het schrappen van het verplichte detectiebevel en het permanent maken van vrijwillige detectie.
Op verzoek van Nederland is, vanwege het Nederlandse kabinetsstandpunt inzake verplichte detectie en de zorgen die Nederland daarbij heeft, aan het voorstel een extra overweging toegevoegd die onderstreept dat niets in deze verordening mag leiden tot of mag worden opgevat als het opleggen van detectieverplichtingen aan aanbieders.
Is in het nieuwe compromisvoorstel volledig uitgesloten dat chatcontrole in Europa wordt ingevoerd? Waaruit blijkt dat deze absolute garantie bestaat, zodat het compromisvoorstel nooit kan leiden tot het omzeilen van end-to-end encryptie?
Als met «chatcontrole» wordt gedoeld op verplichte detectie, dan is dit uitgesloten ten gevolge van het volledig verwijderen van detectie uit de scope van de CSAM-Verordening. Als met «chatcontrole» wordt gedoeld op de mogelijkheid tot scannen, dan blijft dit mogelijk als een bedrijf ervoor kiest om dit vrijwillig te doen als maatregel tegen de verspreiding van materiaal van seksueel kindermisbruik. Dat is een continuering van de huidige praktijk, waarin het aan diensten zelf wordt gelaten of zij willen detecteren of niet (vrijwillige detectie), en welke mogelijkheid door de CSAM-Verordening wordt voortgezet en permanent wordt, in plaats van tijdelijk. Met dit voorstel verandert voor gebruikers van diensten in de praktijk dus niets ten opzichte van nu: de mogelijkheid van vrijwillige detectie blijft bestaan, en bedrijven kunnen er nog steeds voor kiezen dit te doen. Aanbieders die vrijwillig detecteren, moeten de gebruikers op duidelijke, expliciete en begrijpelijke wijze inlichten over het feit dat de diensten dit doen.
Welke zekerheid kunt u bieden dat vrijwillige detectie van materiaal door techbedrijven nooit verplicht wordt? Vindt u het onwenselijk als dit wel het geval zou zijn?
Zoals eerder vermeld in vraag 2, is op verzoek van Nederland een aanvullende overweging opgenomen in de verordening die expliciet stelt dat niets in het voorstel mag worden opgevat als het opleggen van verplichte detectie. De wenselijkheid van deze extra waarborg is door de Juridische Dienst van de Raad bevestigd.
In het laatste voorstel van de verordening is wel een reviewclausule opgenomen waarin is opgenomen dat over 3 jaar zal worden gekeken naar de noodzaak en haalbaarheid van het opnemen van detectieverplichtingen in het toepassingsgebied van deze verordening. Hierbij zal ook worden gekeken naar de geschiktheid van de technologieën op dat moment voor het detecteren van materiaal met betrekking tot seksueel misbruik van kinderen en het benaderen van kinderen. Het kabinet heeft eerder erkend dat technologische ontwikkelingen voortdurend veranderen. Nieuwe technologieën of relevante inzichten kunnen aanleiding geven om bestaande standpunten te heroverwegen. Mocht dit het geval zijn, dan is het belangrijk om deze ontwikkelingen te onderzoeken en te toetsen.
Bij een reviewclausule in de EU-wetgeving moet, na evaluatie van de wet of het beleid, altijd nog een regulier wetgevingsproces worden doorlopen. Dit houdt in dat eventuele wijzigingen pas doorgevoerd kunnen worden nadat ze zijn goedgekeurd door zowel de Raad als het Europees Parlement. Nederland kan zich in dat proces opnieuw uitspreken over het standpunt. Bovendien staan het huidige kabinetsstandpunt en de aangenomen moties vanuit uw Kamer niet toe dat Nederland zich op dit moment positief opstelt tegenover enige vorm van verplichte detectie.
Bent u het met de indiener eens dat Nederland niet in kan stemmen met een compromisvoorstel, zolang chatcontrole niet 100% is uitgesloten conform de aangenomen motie-Kathmann c.s.3, zowel nu als in de toekomst?
Naar aanleiding van de in vraag benoemde motie, heeft het kabinet per Kamerbrief op 29 november 2024 gecommuniceerd dat het in lijn met die motie geen voorstellen zal ondersteunen die verplichte detectie in de privécommunicatie van alle burgers inhouden.4 Het meest recente compromisvoorstel betreft geen verplichte detectie meer, maar zet in op de voortzetting van de huidige Nederlandse (en internationale) praktijk, die is gebaseerd op vrijwillige detectie door diensten. De in vraag 3 toegelichte extra overweging in het voorstel waarborgt dat niets in deze verordening mag leiden tot of mag worden opgevat als het opleggen van detectieverplichtingen aan aanbieders. Toch zijn de zorgen van Nederland met betrekking tot de grondrechten en de digitale weerbaarheid onvoldoende weggenomen. Hierover is op 18 november jl. een brief aan uw Kamer verzonden.5
Wat is de inzet van Nederland in de besprekingen van het compromisvoorstel? Kunt u voorbereidende notities, waarin de overwegingen van het kabinet over dit voorstel worden beschreven, aan de Kamer doen toekomen?
In de Kamerbrief die het kabinet op 18 november jl. aan uw Kamer heeft toegezonden, licht het kabinet zijn positie ten aanzien van het meest recente voorstel toe. Met het permanent maken van de vrijwillige detectie verdwijnt de periodieke heroverweging van de balans tussen het doel van de detectie en privacy- en veiligheidsoverwegingen. Dat vindt het kabinet een groot risico. Het verwijderen van verplichte detectie is een grote stap geweest richting de positie van Nederland. Het kabinet is het voorzitterschap hiervoor erkentelijk. Helaas zijn niet alle zorgen van Nederland, zoals toegelicht in de hierboven genoemde brieven, weggenomen.
Dit resulteert erin dat Nederland zich zal onthouden. Tijdens de Coreper-vergadering van 26 november zal het voorstel als hamerstuk worden behandeld. Hiertoe heeft het Voorzitterschap besloten, omdat naar verwachting voldoende steun bestaat voor het voorstel (QMV). Hoewel het ongebruikelijk is om bij een hamerstuk een verklaring af te leggen, kiest Nederland er vanwege de aanhoudende zorgen toch voor om zich te onthouden en een verklaring in te brengen waarin deze zorgen worden uiteengezet.
De instructies (voorbereidende notities) maken deel uit van het diplomatieke verkeer. Om de Nederlandse onderhandelingspositie en de diplomatieke betrekkingen te beschermen kan ik deze niet met de Kamer delen.
Op welk niveau is de inzet van Nederland in deze bespreking bepaald? Kunt u duidelijk maken welke departementen en instanties inspraak hebben gehad over het nationale standpunt? Welke adviezen heeft u betrokken bij de standpuntbepaling?
Zoals hierboven in vraag 6 geschetst, is de Nederlandse inzet tijdens de besprekingen in lijn met het huidige kabinetsstandpunt, zoals opgenomen in de Kamerbrief van 18 november jl. De actief betrokken departementen bij dit voorstel zijn de ministeries van Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken.
Heeft u, net als bij het Poolse voorstel in 2024, advies ingewonnen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) over de mogelijke veiligheidsgevolgen van het Deense compromisvoorstel? Zo ja, kunt u deze – indien noodzakelijk op hoofdlijnen – met spoed aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, kunt u dit alsnog doen voordat er een definitief standpunt wordt bepaald?
Er is advies ingewonnen en dat houdt op hoofdlijnen in dat bij vrijwillige detectie de AIVD de risico's voor de digitale weerbaarheid als zeer hoog inschat. Dit is in lijn met het voorstel onder Pools voorzitterschap.
Kunt u toezeggen dat u vasthoudt aan de duidelijke tegen-stelling die zij, op verzoek van een brede meerderheid in de Kamer, heeft ingenomen ten opzichte van de CSAM-verordening? Kunt u eveneens toezeggen dat u geen verdere stappen zal zetten op dit dossier totdat dit zowel in de ministerraad is besproken, als door de Tweede Kamer is bekrachtigd, gezien de demissionaire staat van het kabinet?
Nederland heeft in Brussel de bekende rode lijnen herhaald en duidelijk gemaakt dat Nederland onder geen beding kan instemmen met verplichte detectie, conform de kaders geschetst door uw Kamer.
Inzake het nieuwe voorstel zijn de betrokken Ministers gezamenlijk tot een standpuntbepaling gekomen. Uw Kamer is hierover inmiddels op 18 november jl. geïnformeerd. Nederland zal zich onthouden van stemming tijdens de Coreper-vergadering van 26 november. Aanstaande maandag vindt ook een commissiedebat plaats, waarin ik met uw Kamer verder hierover zal spreken.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en op zeer korte termijn beantwoorden, en tot die tijd geen onomkeerbare stappen zetten of toezeggingen doen in het kader van de CSAM-verordening?
Ja.
De beoogde AI fabriek in Groningen |
|
Frederik Jansen (FVD) |
|
Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven hoe de 200 miljoen euro die de regering voornemens is in de AI (kunstmatige intelligentie)-fabriek te investeren, besteed zal worden?1
Een groot deel van de investering gaat naar de hardware en alle operationele kosten van de AI-geoptimaliseerde supercomputer. In totaal gaat dit om ruim 150 miljoen euro. Het overige deel van de investering, 50 miljoen euro, zal naar het expertisecentrum gaan, die samen met de supercomputer de AI-fabriek zal vormen om geavanceerde AI-modellen te trainen.
Kunt u een toelichting geven over de technische specificaties van de beoogde AI-fabriek in Groningen?
De AI-fabriek bestaat uit een AI-geoptimaliseerde supercomputer waarin grafische processor units (GPU’s) centraal staan. Deze supercomputer wordt speciaal ontworpen voor high-performance AI-training en efficiënte, laag-latente inferentietaken. Dit wordt ondersteund door een veilig, hoogsnelheidsnetwerk en door dataopslagsystemen. Hoe de supercomputer er precies technisch uit zal komen te zien, is nog afhankelijk van de aanbesteding die door de EuroHPC Joint Undertaking (EuroHPC JU) zal worden uitgevoerd in samenwerking met SURF namens het consortium.
Naast de supercomputer bestaat de AI-fabriek uit een expertisecentrum dat erop is gericht om het verantwoord gebruik van de supercomputer zo goed mogelijk te organiseren, ondersteunen en stimuleren, met het leveren van expertise aan (potentiële) gebruikers, en het organiseren van processen voor toegang tot rekenkracht en kennisdeling binnen het brede nationale AI-ecosysteem.
Hoe bent u van plan de High Performing Computing (HPC) (supercomputers) te realiseren die noodzakelijk zijn om geavanceerde AI-modellen te ontwikkelen?
De investering in de AI-fabriek in Groningen zal onderdeel worden van het Europese netwerk van AI-geoptimaliseerde (high performance) supercomputers bestaande uit GPU’s, met bijdragen van EuroHPC. Een dergelijk netwerk van krachtige supercomputers en expertisecentra is nodig voor de ontwikkeling van geavanceerde AI-modellen in Nederland en Europa.
Hoe beziet u de Tsjechische AI-fabriek waar gekozen is voor de installatie van een supercomputer genaamd Karolina, met circa 1.600 centrale verwerkingseenheden (CPU’s) en circa 500 grafische processor units (GPU’s), overwegende dat juist GPU’s voornamelijk gebruikt worden voor het ontwikkelen van geavanceerde AI-modellen? Ziet u deze setup als voorbeeld voor de implementatie van de hardware in Groningen? Zo ja, waarom?
De beoogde supercomputer in Groningen zal net als de Tsjechische AI- supercomputer beschikken over zowel GPU’s als CPU’s. Het precieze aantal is nog afhankelijk van de aanbesteding van de supercomputer, maar in het ontwerp zal de supercomputer in ieder geval over meer GPU’s beschikken dan CPU’s.
Heeft u invloed op de technische uitwerking van AI-fabriek Groningen? Zo nee, wie beslist hierover? Zo ja, aan welke criteria moet de AI-fabriek Groningen voldoen?
De verantwoordelijkheid voor de technische uitwerking van de AI-fabriek Groningen ligt bij het consortium bestaande uit de Stichting Nederlandse AI-fabriek, SURF BV, Stichting AIC4NL, Samenwerking Noord en TNO. Zoals in de beantwoording van vraag 2 benoemd, zal de EuroHPC JU de aanbesteding uitvoeren in afstemming met SURF. SURF heeft veel ervaring met het ontwerpen, inkopen en exploiteren van high performance computers voor onderzoek en innovatie, zoals de nationale supercomputer Snellius. SURF heeft ook veel ervaring met deelname in EuroHPC.
Kunt u aangeven of het klopt dat een gebruiker van de AI-fabriek deel moet zijn van het EU Horizon 2020 programma? Zo ja, kunnen nieuwe bedrijven zich hier nog voor aanmelden en hoe? Zo nee, welke personen en bedrijven kunnen in aanmerking komen voor het gebruik van een EU AI-fabriek?
De Nederlandse AI-fabriek maakt onderdeel uit van het EuroHPC-programma, dat Europese samenwerking op het gebied van supercomputing en AI faciliteert. De financiering en het eigenaarschap zijn verdeeld tussen nationale en Europese bijdragen. Een deel van de AI-fabriek wordt nationaal beheerd. Dit betekent dat het consortium en de nationale en regionale financiers bepalen hoe dit deel van de supercomputer en het bijbehorende expertisecentrum gebruikt wordt. Het andere deel valt onder de EuroHPC Joint Undertaking (JU). Voor dit deel gelden de regels en criteria van EuroHPC. Voor zover bekend is het geen verplichting voor een gebruiker van de AI-fabriek om deelnemer te zijn van het Horizon 2020 programma. Voor het nationale deel kunnen innovatieve mkb-bedrijven, onderzoekers en overheden toegang aanvragen. De toegang verloopt via een call-mechanisme, dat nog moet worden ingericht. Dit mechanisme bepaalt hoe aanvragen worden ingediend, beoordeeld en ondersteund.
Kunt u toelichten waarom de verleende subsidie door zes verschillende ministeries wordt verstrekt?
De AI-fabriek in Groningen richt zich op het ontwikkelen en beschikbaar stellen van hoogwaardige rekenkracht en AI-expertise die relevant is voor meerdere maatschappelijke en economische sectoren. De zes ministeries (en regio Groningen en Noord-Drenthe) die bijdragen aan deze subsidie hebben ieder een specifiek belang bij de toepassingen van AI binnen hun beleidsdomeinen, zoals economie/industrie, defensie/veiligheid, gezondheidszorg, landbouw, publieke diensten en onderzoek en onderwijs. Door gezamenlijk te investeren, kunnen de ministeries de benodigde schaal en impact van de AI-fabriek realiseren, die afzonderlijk door één ministerie niet mogelijk zouden zijn.
Mag de Nederlandse overheid aanspraak maken op het gebruik van de AI-fabriek in Groningen? Zo ja, in welke hoedanigheid?
Ja, de Nederlandse overheid kan gebruik maken van de AI-fabriek in Groningen. Dat kan op verschillende manieren. Via de inhoudelijke calls voor aanvragen voor rekenkracht, door het aanvragen van rekenkracht voor AI-modeltraining en door gebruik te maken van de mogelijkheden van het AI-expertisecentrum.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het afschaffen van het predicaat cum laude aan de Universiteit Twente |
|
Annette Raijer (PVV) |
|
Moes |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Universiteit Twente stopt met «cum laude» om ongelijkheid tussen mannen en vrouwen: «Luie oplossing»», waarin wordt gemeld dat de Universiteit Twente het predicaat cum laude bij promoties afschaft omdat dit volgens de universiteit «systematisch nadelig» zou uitpakken voor vrouwelijke promovendi?1
Deelt u de kritiek van diverse academici dat dit besluit een «luie oplossing» vormt die het probleem van subjectieve beoordelingen niet oplost, maar slechts de erkenning van uitzonderlijke kwaliteit afschaft en zo nee, waarom niet?
Hoe reflecteert u op de uitspraak van Renée Römkens die zegt «dat de oplossing vooral in bewustwording zit»?
Deelt u de mening dat het schrappen van het predicaat cum laude talentvolle promovendi, zowel mannen als vrouwen, benadeelt, terwijl de oorzaak van mogelijke ongelijkheid juist ligt in verbeterbare beoordelingsprocedures en bewustwording binnen commissies?
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Universiteit Twente om dit besluit te heroverwegen, en op welke wijze gaat u voorkomen dat andere universiteiten een vergelijkbare, ideologisch gemotiveerde nivellering doorvoeren die academische excellentie en meritocratie ondermijnt?
Het bericht 'Ouderenmishandeling veel te weinig gemeld. Het komt misschien wel vaker voor dan kindermishandeling' |
|
Jan Struijs (50PLUS) |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ouderenmishandeling veel te weinig gemeld. Het komt misschien wel vaker voor dan kindermishandeling»?1
Klopt het dat in 2023, op een aantal van 129.250 meldingen van huiselijk geweld, vijfhonderd meldingen van ouderenmishandeling in de thuissituatie zijn gedaan?
Kunt u aangeven hoe deze 2.500 meldingen zijn onderverdeeld in de diverse categorieën van ouderenmishandeling, namelijk lichamelijke, geestelijke of financieel misbruik?
Deelt u de conclusies van VU-hoogleraar Kees Blankman dat ouderenmishandeling veel vaker voorkomt dan de gangbare schatting, dat één op de twintig ouderen slachtoffer wordt van mishandeling en dat ouderenmishandeling vaker voorkomt dan kindermishandeling? Zo nee, kunt u dan toelichten waarom niet?
Deelt u het vermoeden van de voorzitter van het landelijk netwerk Veilig Thuis, dat er sprake is (of kan zijn) van onderregistratie van ouderenmishandeling ten opzichte van andere vormen van huiselijk geweld, dat slechts een klein percentage van de meldingen die zij binnenkrijgen gaat over ouderenmishandeling en dat zij meent dat dat «er veel meer moeten zijn»?
Op welke wijze kan de onderregistratie van ouderenmishandeling met zekerheid worden aangetoond (of weerlegd)? Welke stappen heeft u al genomen om de drempels over melding van ouderenmishandeling te verlagen c.q. weg te nemen zodat een waarheidsgetrouw beeld ontstaat over ouderenmishandeling?
Indien de onderregistratie met zekerheid kan worden aangetoond, welke maatregelen gaat u dan nemen om de onderregistratie aan te pakken en het aantal meldingen significant te verhogen?
Is er volgens u een verband tussen de toename van mantelzorg als gevolg van beleidsaanpassingen en het overbelast raken van mantelzorg, met een toename van spanningen en zelfs mishandelingen tot gevolg? Is hier specifiek onderzoek naar gedaan?
Wat vindt u van het voorstel om een nieuw expertisecentrum op te zetten, met betrokkenheid van politie, banken, en notarissen, voor snellere signalering en actie?
Deelt u de opvatting van hoogleraar Blankman, dat «Veilig Thuis» meer bevoegdheden moet krijgen, onder meer als primaire verzoeker van maatregelen bij de rechter, zoals bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming dat doet voor kinderen die in de knel zitten? Welke stappen gaat u hiervoor ondernemen?
Deelt u de opvatting dat als ouderenmishandeling inderdaad net zo vaak of vaker voorkomt dan kindermishandeling, de aanpak van ouderenmishandeling ook een min of meer vergelijkbare hoeveelheid aandacht en middelen toebedeeld zou moeten krijgen in vergelijking met kindermishandeling?
Deelt u de mening dat de term «huiselijk» verwarrend kan zijn voor een buitenstaander? Zou mishandeling in de zorg daar bijvoorbeeld voor de leek niet buitenvallen?
Deelt u de mening dat een betere omschrijving zou zijn: «Alle soorten van ouderenmishandeling zijn strafbaar»? Kan dit worden aangepast?
Bent u zich ervan bewust dat de toenemende vergrijzing gecombineerd met schaamte en afhankelijkheid, steeds vaker kan leiden tot nagenoeg onzichtbare ouderenmishandeling op geestelijk en financieel gebied, en welk soort stappen wordt ondernomen om de bewustwording hiervoor te vergroten?
Zijn de verplichte trainingen of protocollen thans voldoende voor zorgprofessionals om ouderenmishandeling routinematig te signaleren, aangezien fysieke ouderenmishandeling vaak pas zichtbaar wordt bij ziekenhuisopnames van 70-plussers?
Zou een jaarlijkse check bij een voorziening als een consultatiebureau – zoals verzocht in de motie-Tielen – voor ouderen deze mishandeling tijdig kunnen signaleren?2
Kunt u aangeven hoe ver gevorderd u bent met het onderzoek naar deze in onzd ogen zeer gewenste en gemiste voorziening voor ouderen?
Plannen van de Europese Commissie voor een eigen inlichtingendienst |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Europese Commissie werkt aan eigen inlichtingenorgaan» (NOS, 11 november 2025)?1
Ja.
Deelt u de zorg dat de Europese Commissie met de oprichting van een eigen inlichtingenstructuur opnieuw een stap zet richting een Europese superstaat, waarbij nationale bevoegdheden worden weggedelegeerd?
Er is op dit moment geen voorstel van de Europese Commissie gedeeld met de lidstaten voor een dergelijke inlichtingenunit. De details omtrent internationale samenwerking van de diensten zijn staatsgeheim, ik kan daar in het openbaar geen uitspraken over doen. Indien er een voorstel vanuit de Europese Commissie gepubliceerd wordt, zal uw Kamer zoals gebruikelijk hierover geïnformeerd worden door middel van een kabinetsreactie.
Klopt het dat de Commissie hiermee taken naar zich toe trekt die normaliter onder de nationale veiligheidsdiensten (zoals AIVD en MIVD) vallen?
Zie antwoord op vraag 2.
Hoe verhoudt dit voorstel zich tot het subsidiariteitsbeginsel en de uitsluitende verantwoordelijkheid van lidstaten voor nationale veiligheid, zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese Unie?
Nederland is voorstander van het intensiveren van inlichtingensamenwerking op Europees niveau. Het SIAC, de Single Intelligence Analysis Capacity,1 is voor het kabinet de centrale toegangspoort voor strategische inlichtingenbijdragen voor de Europese Unie. Het versterken van SIAC, zoals afgesproken in het EU Strategisch Kompas, is daarbij een belangrijke doelstelling.
1 SIAC betreft een inlichtingenstructuur, die inlichtingen analyseert, verwerkt en verspreidt. Het EU Intelligence and Situation Centre (INTCEN) en het Intelligence Directorate of the European Military Staff (EUMS INT), beide EU External Action Services structuren (EEAS), zijn twee intergouvernementele functionele entiteiten die inlichtingenanalyses en situationeel bewustzijn faciliteren aan de EU besluitvormende instanties. Deze beide entiteiten faciliteren inlichtingenanalyses op basis van inlichtingen die vrijwillig ter beschikking zijn gesteld door de inlichtingendiensten van de EU lidstaten. INTCEN en EUMS INT zijn afzonderlijk gestructureerd, maar werken samen onder het SIAC. Voor meer informatie zie: Impetus #28 | EEAS
Het beschermen van de nationale veiligheid is een taak van de lidstaten. Het delen van inlichtingen met SIAC gebeurt daarom op vrijwillige basis. Het delen van inlichtingen vindt plaats in het inlichtingendomein. De diensten maken daar een eigenstandige afweging in, binnen de daartoe vastgestelde (wettelijke) kaders. Het kabinet zal een eventueel voorstel van de Europese Commissie langs bovenstaande lijnen beoordelen.
Vindt u dat de Europese Commissie überhaupt een rol zou moeten hebben op het terrein van inlichtingen, en zo ja: waarom?
Zoals aangegeven in antwoord 4 is Nederland voorstander van het intensiveren van inlichtingensamenwerking op Europees niveau. Het SIAC geldt daarbij als de centrale toegangspoort voor strategische inlichtingenbijdragen voor de Europese Unie.
Deelt u de mening dat het delen van gevoelige informatie met een Brusselse structuur veiligheidsrisico’s oplevert, onder andere door verschillen in toezicht, databescherming en omgang met staatsgeheimen?
Het delen van inlichtingen vindt plaats in het inlichtingendomein. Onze diensten maken daar een eigenstandige afweging in, binnen de daartoe vastgestelde (wettelijke) kaders.
Hoe beoordeelt u de opmerking uit het artikel dat lidstaten «niet staan te springen» om hun inlichtingen te delen met de Commissie, mede vanwege wantrouwen over vertrouwelijkheid?
Dat is het oordeel van de auteur.
Is Nederland betrokken bij de voorbereidende gesprekken over deze Europese inlichtingendienst? Zo ja, welke inzet hanteert Nederland daar?
De details omtrent internationale samenwerking van de diensten zijn staatsgeheim, ik kan daar in het openbaar geen uitspraken over doen.
Kunt u garanderen dat Nederland geen bevoegdheden, inlichtingen of capaciteit zal afstaan aan een Europese inlichtingendienst?
Uit de berichtgeving blijkt geen sprake van een Europese inlichtingendienst. Er is op dit moment geen voorstel van de Europese Commissie gedeeld met de lidstaten voor een dergelijke inlichtingen unit. Een eventueel voorstel zal het kabinet beoordelen langs de lijnen geschetst in antwoord 4
Deelt u de mening dat versterking van nationale diensten en bilaterale samenwerking tussen lidstaten effectiever en veiliger is dan een gecentraliseerde Brusselse inlichtingendienst?
In het algemeen geldt dat de diensten grote waarde hechten aan de samenwerking met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De vertrouwensrelaties die de afgelopen jaren met partnerdiensten zijn opgebouwd, leiden ertoe dat inlichtingen steeds effectiever en doelmatiger onderling gedeeld kunnen worden. De diensten zullen waar mogelijk deze samenwerking intensiveren. Uit de berichtgeving blijkt geen sprake van een gecentraliseerde Brusselse inlichtingendienst. Er is op dit moment geen voorstel van de Europese Commissie gedeeld met de lidstaten voor een dergelijke inlichtingen unit. Een eventueel voorstel zal het kabinet beoordelen langs de lijnen geschetst in antwoord 4.
Bent u bereid in Europees verband actief bezwaar te maken tegen de oprichting van een Europees inlichtingenorgaan en dit ook publiekelijk uit te spreken?
Het kabinet waakt voor parallelle (quasi-)inlichtingenstructuren en draagt al geregeld in Europees verband uit dat SIAC voor het kabinet de enige toegangspoort voor strategische inlichtingenbijdragen voor de Europese Unie is.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het risico van resistente schimmels door het gebruik van landbouwgif |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Bruijn |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat het volgende week World Antimicrobial Awareness Week is, een week waarin aandacht wordt gevraagd voor antimicrobiële resistentie en voor het stimuleren van goede praktijken waarmee deze resistentie kan worden voorkomen?1
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Pointer (KRO-NCRV) van 2 november 2025 over resistente schimmels, in het bijzonder Aspergillus fumigatus, en de grote gevaren voor de volksgezondheid? Wat is uw reactie hierop?
Bent u ermee bekend dat het gebruik van dezelfde werkzame middelen in én de landbouw én geneesmiddelen (kruis)resistentie tot gevolg kan hebben, waarbij bijvoorbeeld schimmels resistent worden tegen de werkzame stof en de effectiviteit van geneesmiddelen daardoor sterk afneemt?
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer al in 2014 een motie heeft aangenomen waarmee de regering werd opgeroepen om landbouwgif dat resistente schimmels kan veroorzaken van de markt te halen?2
Heeft u voldoende zicht op welke middelen er in landbouw (gaan) worden gebruikt, waarbij dit een risico is? Zo ja, kunt u een overzicht geven van deze middelen?
Bent u ermee bekend dat de Europese Unie (EU) een middel met dezelfde werkzame stof als het beloftevolle geneesmiddel Olorofim op de nominatie heeft staan om te worden toegelaten als landbouwgif?
Kunt u bevestigen dat u zich volgens het Nationaal Actieplan AMR 2024–2030 in de EU inzet om dergelijk gebruik te voorkomen en de werking van dit mogelijk levensreddend medicijn veilig te stellen? Zo nee, waarom niet?
Welke stappen onderneemt Nederland binnen de EU en richting de Europese Commissie om de toelating van landbouwgif met deze stof te voorkomen?
Bent u van mening dat de maatregelen uit het Nationaal Actieplan voor het terugdringen van antimicrobiële resistentie 2024–2030 voldoende effectief en concreet zijn in het bestrijden van dergelijke dubbeltoepassing in landbouw en geneeskunde? Zo ja, op welke wetenschappelijke bronnen baseert u dat?
Heeft u gezien dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in Pointer stelt dat het binnen de huidige Europese wetgeving nauwelijks mogelijk is om toelatingen van antischimmelmiddelen te weigeren, ook wanneer nationale volksgezondheidsrisico’s evident zijn? Onderschrijft u dit? Wat vindt u hiervan?
Hoe verklaart u dat in Frankrijk zeer schadelijke pesticiden, die in de EU zijn toegelaten, wel op nationaal niveau werden verboden en dat een poging om het middel Acetamiprid weer toe te laten werd zelfs tegengehouden door de Franse Grondwettelijke Raad?3
Heeft u gezien dat een petitie tegen de toelating van dit landbouwgif in een korte tijd miljoenen handtekeningen haalde in Frankrijk? Wat zegt dit volgens u over het maatschappelijke draagvlak voor wetgeving om burgers beter te beschermen tegen landbouwgif?
Hoe verklaart u dat Frankrijk dit soort middelen wel verbiedt, maar Nederland niet?
Bent u bereid om in de World Antimicrobial Awareness Week met maatregelen te komen om de toelating van landbouwgif dat resistente schimmels kan veroorzaken te verbieden, en daarmee de gezondheid van Nederlanders te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk gedurende de World Antimicrobial Awareness Week beantwoorden?
Het bericht 'Oproep gemeente Moerdijk: Eerst geven, dan nemen' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB), Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Oproep gemeente Moerdijk: Eerst geven, dan nemen» van 11 november 2025, waarin de gemeente Moerdijk haar standpunt toelicht over de uitbreiding van het haven- en industrieterrein in het kader van de nationale Powerport-opgave?
Kunt u aangeven op welke feitelijke grondslag de gemeente Moerdijk voornemens is het dorp Moerdijk op te heffen, en welke stappen tot op heden zijn ondernomen richting realisatie van dit besluit?
Kunt u aangeven op welke juridische grondslag de gemeente Moerdijk voornemens is het dorp Moerdijk op te heffen, en welke stappen tot op heden zijn ondernomen richting realisatie van dit besluit?
Wat is het vastgestelde of vooraf bepaalde besluitvormingsproces?
Is er aan alle 1.100 inwoners gevraagd of zij weg willen? Zo ja, is er gevraagd onder welke voorwaarden? Zo nee, gaat u dat wel doen?
Hoe realistisch acht u het zelf dat dit plan binnen 10 jaar doorgaat gezien de onrust en juridische strijd die dit zal veroorzaken?
Erkent u dat dit besluit diep ingrijpt in de levens van de circa 1.100 inwoners van het dorp Moerdijk, die nu in onzekerheid verkeren over hun woningen, hun gemeenschap en zelfs over het voortbestaan van het lokale kerkhof?
Welke alternatieve plannen anders dan Moerdijk opheffen zijn verkend? Worden deze alternatieven nog opnieuw beoordeeld vóór het definitieve besluit op 1 december?
Hoe beoordeelt u het voornemen om Moerdijk op te heffen, mede in het licht van de grondwettelijke taak van de overheid om de leefbaarheid en het welzijn van haar inwoners te waarborgen?
Zijn er landelijke criteria of indicatoren om te beoordelen of de opheffing van een bestaand dorp, zoals Moerdijk, proportioneel, noodzakelijk en subsidiair is in de context van de energietransitie?
Zijn de plannen voor Moerdijk nog steeds actueel gezien de ontwikkelingen rondom stagnerende projecten aangaande windturbines op zee en een dalend vestigingsklimaat waar de Botlek last van heeft?
Is er al bekend welke agrariërs te maken zullen krijgen met kabeltracés?
Hoe is het draagvlak onder agrariërs voor kabeltracés?
Zijn er Rijksmonumenten in Moerdijk aanwezig? Zo ja, wat betekent dit op den duur als het dorp afgebroken moet worden?
Welke impact heeft dit besluit op de grondkwaliteit en de grondwaarde?
Is er een risicoanalyse beschikbaar over de negatieve effecten (psychosociaal, sociaal-economisch, infrastructuur) voor bewoners? Zo ja, kan deze openbaar worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Welke impact heeft dit besluit op lokale ondernemers en hoe worden zij gecompenseerd?
Hoe wordt de emotionele en sociale impact van dit besluit meegewogen, met name voor ouderen, gezinnen en nabestaanden die geconfronteerd worden met vragen over het behoud of verplaatsing van graven op het kerkhof?
Welke maatregelen neemt het Rijk om te voorkomen dat woningwaarden kelderen in gemeente Moerdijk als gevolg van de onzekerheid over de toekomst?
Welke rol ziet u voor uzelf als Minister van Volkshuisvesting in het bieden van perspectief aan bewoners van het dorp Moerdijk, gelet op het feit dat 1.100 inwoners op straat dreigen komen te staan?
Hoe draagt het verdwijnen van het dorp Moerdijk en de mogelijke verdringing van agrarische bedrijven bij aan het versterken van de brede welvaart, zoals beoogd in de Nota Ruimte bij de uitbreiding van de Powerport-regio Moerdijk?
Hoe krijgen bewoners en agrariërs daadwerkelijk invloed op het proces waarin de clusterspecifieke consequenties en de vertaling van de gekozen richting worden vormgegeven, en hoe wordt hun inbreng daarbij gewogen ten opzichte van de economische belangen van het havenbedrijf en de industrie?
Kunt u aangeven of en hoe het kabinet bereid is om op voorstel van de gemeente Moerdijk en haar bewoners gezamenlijk tot een alternatief plan te komen waarbij behoud van de kern mogelijk is?
Hoe verhoudt het besluit tot opheffing van Moerdijk zich tot het bestaansrecht van basisschool IBS De Klaverhoek en bent u zich ervan bewust dat hierdoor klassen abrupt uiteengerukt dreigen te worden?1, 2
Hoe wordt geborgd dat inwoners van Moerdijk, waaronder ouderen en kwetsbaren, toegang blijven houden tot zorg in de buurt als het dorp wordt opgeheven en zij noodgedwongen moeten verhuizen?
Is het mogelijk dat inwoners die willen blijven dat mogen? Onder welke voorwaarden?
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
In uw beantwoording van een eerdere Kamervraag1, schrijft u bij antwoorden 1 en 2 dat organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen geen direct gebruik maken of hebben gemaakt van Palantir-software; zijn er echter wellicht wel functionarissen of organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die indirect (bijvoorbeeld via een Palantir-licentie die toebehoort aan een gebruiker die niet onder uw ministeriële verantwoordelijkheid valt) gebruik hebben gemaakt van Palantir-software of informatieproducten uit Palantir? Zo ja, welke organisatieonderdelen, functionarissen (functietitels) en/of informatieproducten betreft dit?
De Wet politiegegevens (Wpg) verplicht functionarissen die binnen het Wpg-domein werkzaam zijn – waaronder de algemene opsporingsambtenaren van de politie, de Koninklijke Marechaussee en de Bijzondere Opsporingsdiensten – om informatie te delen binnen de geldende wettelijke kaders. Algemene opsporingsambtenaren, zoals die van de FIOD, met wie de politie samenwerkt en die gebruikmaken van een door de politie verstrekte werkplek, kunnen toegang krijgen tot Palantir. Dit gebruik valt onder de verantwoordelijkheid van de politie en vindt plaats binnen de geldende wettelijke kaders. Uit de eerdere inventarisatie is geen ander, indirect gebruik van Palantir of van door Palantir gegenereerde informatieproducten gebleken.
Voor een nadere duiding van het gebruik van Palantir bij organisaties buiten het Ministerie van Financiën, waaronder samenwerkingsverbanden die gelieerd zijn aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zoals de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s), het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) en de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Houwelingen door andere ministeries.
In uw gebundelde antwoord op vragen 3 en 4 uit eerdergenoemde Kamervraag schrijft u «Organisatieonderdelen van het Ministerie van Financiën ontvangen en delen informatie en signalen met ketenpartners binnen de geldende wettelijke kaders, deze levering vindt niet direct in Palantir plaats.»; deelt (een organisatieonderdeel van) uw ministerie wellicht wel indirect data (aangezien aanlevering van data immers in de regel niet direct geschiedt, maar indirect via application programming interfaces (API’s) van onafhankelijke applicaties of aanleveringen via landing zones of buckets) met ketenpartners die gebruik maken van Palantir-software? Zo ja, welke ketenpartners zijn dit en welke data betreft dit?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer uw organisatie gegevens deelt met ketenpartners, ontslaat u dit vervolgens, naar uw oordeel, van de verantwoordelijkheden die de AVG verbindt aan de gegevensverwerking en -deling? Zo ja, waarom?
Nee. Wanneer organisatieonderdelen gegevens delen met ketenpartners, ontslaat dit het betreffende organisatieonderdeel niet van de verantwoordelijkheden die de AVG verbindt aan de verwerking en deling van persoonsgegevens. Deze verantwoordelijkheden kunnen niet enkel door het delen van gegevens worden overgedragen of uitgesloten.
Bij ketensamenwerkingen kan sprake zijn van gedeelde of gezamenlijke verantwoordelijkheid. In dat geval worden de taakverdeling en verantwoordelijkheden vastgelegd in een convenant of–wanneer sprake is van verwerking in opdracht van het organisatieonderdeel–in een verwerkersovereenkomst.
Het bericht dat kraamzorg niet meer overal in Nederland gegarandeerd kan worden |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Bruijn |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat kraamzorg niet meer overal in Nederland gegarandeerd kan worden?1
De signalen over toenemende krapte in de kraamzorg zijn mij bekend. Kraamzorg is een essentieel onderdeel van de integrale geboortezorg, die een belangrijke basis legt voor een goede en gezonde start van moeder, kind en gezin. De transitie naar passende kraamzorg is hard nodig, en de sector staat daarbij voor een grote opgave.
Erkent u dat de keuze van de afgelopen regeringen en de zorgverzekeraars om de kraamzorg te verwaarlozen de grondoorzaak is van de klassenverschillen die we nu zien in de kraamzorg? Zo ja, wat gaat u doen om weer te investeren in de kraamzorg en de klassenverschillen te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Het beeld dat de afgelopen regeringen of zorgverzekeraars bewust hebben gekozen om de kraamzorg te verwaarlozen herken ik niet. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in de kraamzorg door subsidie beschikbaar te stellen voor projecten voor het anders inrichten van de kraamzorg. Er is subsidie verleend voor het opstellen van een nieuwe indicatiemethodiek. Een methodiek die nu bekend staat als de Kraamzorg Landelijke Indicatie Methodiek (KLIM). Ook is er subsidie verleend voor het onderzoeken van een andere inrichting van de wachtdiensten door middel van partuspoules. Beide projecten krijgen een vervolg in de transformatie. Tegelijkertijd zijn sinds 2024 middelen beschikbaar gesteld voor het ontwikkelen van richtlijnen en protocollen in de kraamzorg via ZonMw. Tot slot hebben zorgverzekeraars sinds 2023 via convenanten landelijk afspraken gemaakt over het beschikbaar stellen van de max max tarieven. Voor de uitbraak van covid-19 hebben verzekeraars al eerder max max tarieven beschikbaar gesteld, in afwachting van de nieuwe tarieven in de kraamzorg per 2021.
Ik herken wel dat de kraamzorg al geruime tijd met structurele uitdagingen te maken heeft. Verschillende factoren hebben geleid tot verschillen in de beschikbaarheid en inzet van kraamzorg. Ook de verschillen die we zien tussen regio’s en groepen gezinnen zijn niet aan één oorzaak toe te schrijven, maar ontstaan door een combinatie van demografische, sociale, financiële en arbeidsmarktfactoren.
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en Bo Geboortezorg werken samen met de sector aan de uitvoering van hun gezamenlijke visie en versnellingsagenda kraamzorg2. Deze agenda bevat acties op het gebied van arbeidsmarkt, regionale samenwerking en de doorontwikkeling en implementatie van de KLIM. Met de
KLIM wordt het mogelijk om meer zorg op maat te bieden, aansluitend bij de veranderende behoeftes en (sociale) context van de kraamvrouw. Voor een deel van de agenda zijn transformatiemiddelen beschikbaar gesteld (€ 9,8 miljoen).
In lijn met de motie van Dobbe en Dijk3 verken ik welke aanvullende maatregelen nodig zijn om de toegankelijkheid van kraamzorg te waarborgen.
Deelt u de analyse dat marktwerking in de kraamzorg aanbieders stimuleert om wijken met een lagere sociaaleconomische status te mijden? Zo ja, bent u bereid om uit te werken hoe de kraamzorg kan worden ingericht zonder marktwerking? Zo nee, waarom niet?
Het is te kort door de bocht om te stellen dat de uitdagingen in de kraamzorg te wijten zijn aan marktwerking. De ontwikkelingen in de kraamzorg kennen meerdere oorzaken. In de zorg is bovendien sprake van gereguleerde marktwerking, waarin zorgverzekeraars een wettelijke zorgplicht hebben die voor alle verzekerden gelijk geldt, ongeacht sociaaleconomische status.
In plaats van energie te stoppen in een nieuw stelsel voor de kraamzorg, ben ik ervan overtuigd dat veldpartijen zelf binnen het huidige stelsel verantwoordelijkheid willen en kunnen nemen voor de uitdagingen in de kraamzorg. Dat gebeurt ook. In 2023 hebben zij met elkaar geconstateerd dat de toegankelijkheid van de kraamzorg te ver onder druk kwam te staan en dat de destijds geboden tarieven niet meer passend waren om de toegankelijkheid en continuïteit te borgen. Daartoe hebben zij gezamenlijk een convenant opgesteld om toekomstbestendige kraamzorg te borgen.
Ik vind dat een goed voorbeeld van de verantwoordelijkheid die veldpartijen in ons stelsel kunnen en moeten nemen om de toegankelijkheid van de zorg te borgen. Aan de hand van een gezamenlijke visie en versnellingsagenda blijven zij hieraan werken. Ik verwacht dat partijen deze inspanningen, gelet op de recente signalen, voortvarend voortzetten.
Hoeveel mensen maken nu geen gebruik van kraamzorg vanwege de eigen bijdrage?
Er zijn geen gegevens beschikbaar die specifiek inzicht bieden in hoeveel gezinnen vanwege de eigen bijdrage geen gebruik maken van kraamzorg. De Monitor Kansrijke Start 20244 laat zien dat in 2022 2,5% van de gezinnen geen kraamzorg heeft ontvangen. Dit percentage ligt hoger bij gezinnen in een meervoudig kwetsbare situatie (5,4%), gezinnen met een laag inkomen (5,2%) en moeders die een basisonderwijs of een vmbo-opleiding hebben afgerond.
Uit eerder onderzoek blijkt dat financiële overwegingen hierbij een rol spelen, maar niet de enige factor zijn. Onvoldoende toegespitste informatie over kraamzorg kan van invloed zijn, vooral voor doelgroepen in kwetsbare omstandigheden5. Daarnaast zijn ook de personele tekorten in de kraamzorg, onbekendheid met het zorgsysteem en/of culturele overtuigingen mogelijk een factor. Het RIVM voert verdiepend onderzoek uit naar kenmerken van gezinnen die wel en geen kraamzorg ontvangen. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik begin 2026.
Tot slot wil ik benadrukken dat gezinnen waarbij het niet lukt om kraamzorg te krijgen en dit wél willen, zich kunnen melden bij de zorgbemiddeling van hun zorgverzekeraar. Verzekeraars hebben aangegeven dat zij tot op heden vrijwel iedereen, na zorgbemiddeling, van kraamzorg hebben kunnen voorzien.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Stoffer/Dijk over scenario’s en (financiële) effecten in kaart brengen voor het afschaffen van de eigen bijdragen voor kraamzorg en poliklinische bevalling?2
In het kader van de uitvoering van deze motie ben ik bezig de effecten van het afschaffen van de eigen bijdragen voor kraamzorg en poliklinische bevalling in kaart te brengen. Uw Kamer wordt vóór de behandeling van de VWS-begroting hierover geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat er dringend stappen moeten worden gezet om de klassenverschillen in de kraamzorg aan te pakken? Zo ja, wat gaat u hiervoor doen?
Ik vind het essentieel dat iedereen gelijke toegang heeft tot passende zorg, ongeacht inkomen, opleiding of postcode. ZN en Bo Geboortezorg werken samen met de sector aan de uitvoering van de gezamenlijke visie en versnellingsagenda kraamzorg7. Recent zijn € 9,8 miljoen aan transformatiemiddelen beschikbaar gesteld. De middelen zullen door de sector ingezet worden voor de verdere uitvoering van onderdelen van de versnellingsagenda, waaronder passende kraamzorg, digitale zorg en regionale samenwerking. In lijn met de motie van Dobbe en Dijk verken ik welke aanvullende maatregelen nodig zijn om de toegankelijkheid van kraamzorg te waarborgen.
Wat is uw reactie op het feit dat er in de stad Utrecht nu een extra groot probleem is, doordat er twee zorgaanbieders zijn overgenomen door private equity? Bent nog steeds van mening dat dit soort parasieten enige toegevoegde waarde hebben voor de zorg, of bent u inmiddels wel bereid om private equity in de zorg te verbieden?
De signalen van terugtrekkende kraamzorgaanbieders in de stad Utrecht zijn mij bekend. Bo Geboortezorg heeft aangegeven dat de grootste oorzaak hiervoor ligt in het behoud van personeel en de continuïteit van organisatie en bedrijfsvoering. Het is mij echter niet bekend of het terugtrekken uit dergelijke wijken vaker gebeurt bij zorgaanbieders met betrokkenheid van private equity of vergelijkbare investeerders.
Uit onderzoek van EY uit 2024 naar private equity in de zorg blijkt niet dat er aantoonbare verschillen zijn in de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg door aanbieders met en zonder private equity betrokkenheid.8 Tegelijkertijd zie ik de risico’s van te risicovolle (private equity) investeringen, waarbij financiële belangen de overhand krijgen boven het verlenen van goede zorg. Ik wil deze risico’s zo veel mogelijk inperken. Dat doe ik bijvoorbeeld via het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz), waarbij er onder andere voorwaarden gesteld worden aan winstuitkering. En met het wetsvoorstel aanscherping zorg specifieke fusietoets, waarbij fusies en overnames door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op meer inhoudelijke gronden getoetst kunnen worden. Ik verwacht dat wetsvoorstel in het tweede kwartaal van 2026 aan uw Kamer te sturen.
ZN heeft daarnaast aan de Landelijke Tafel Integrale Geboortezorg (LTIG) gevraagd om meer inzicht in regionale samenwerkingen, zodat ze passende verantwoordelijkheden kunnen opnemen in de contractering van Verloskundige Samenwerkingsverbanden (VSV) vanaf 2027. Ook zijn verzekeraars op dit moment met aanbieders in gesprek om passende afspraken te maken, zodat in alle wijken voldoende zorg ingekocht kan worden.
Verder werkt de gemeente Utrecht aan een arbeidsmarktagenda, waarbij er gekeken wordt naar hoe de personeelskrapte op middellang termijn verzacht kan worden met behoud van kwaliteit van zorg. Deze arbeidsmarktagenda wordt opgesteld vanuit diverse kraamzorgorganisaties, de preferente zorgverzekeraar (Zilveren Kruis) en de gemeente Utrecht. Hierbij worden er ook intensiever gesprekken gevoerd met de kraamzorgorganisaties die eerder (grotendeels) uit de stad getrokken zijn.
Hoe staat het inmiddels met de uitvoering van de motie Dijk/Dobbe3, die verzocht om «maatregelen te treffen om de kraamzorg in Nederland te behouden, en hiervoor voor het debat over de VWS-begroting voorstellen naar de Kamer te sturen en daarbij in ieder geval zorg te dragen voor toereikende tarieven voor de kraamzorg»?
Momenteel werk ik, in lijn met bovengenoemde motie, aan het in kaart brengen van maatregelen die nodig zijn om de toegankelijkheid en continuïteit van kraamzorg te waarborgen. Inmiddels heb ik diverse gesprekken gevoerd en bijeenkomsten bijgewoond, waaronder een meedenksessie met
kraamverzorgenden en een bijeenkomst op uitnodiging van de gemeente Utrecht om de situatie in de stad Utrecht te bespreken. Zoals toegezegd informeer ik de Kamer hierover voor de behandeling VWS-begroting.
Bent u het ermee eens dat de crisis in de kraamzorg alleen kan worden opgelost door zorgaanbieders dekkende tarieven te bieden, kraamverzorgenden een beter salaris en een fatsoenlijke wachtdienstvergoeding te geven?
Er spelen verschillende factoren als het gaat om de financiële randvoorwaarden in de kraamzorg. Daarbij vind ik het van belang dat deze goed zijn, zodat zorgaanbieders hun werk kunnen doen en kraamverzorgenden kunnen rekenen op passende arbeidsvoorwaarden. Goede financiële voorwaarden alleen zijn echter niet voldoende om de huidige knelpunten het hoofd te bieden. Uit onderzoek van RegioPlus komt naar voren dat de aantrekkelijkheid van werken in de zorg niet enkel afhankelijk is van het salaris. Zaken als professionele autonomie, zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden spelen ook een grote rol in de keuze om wel of niet in de zorg te (blijven) werken.
Door de vergrijzing en personeelstekorten is de uitstroom in de kraamzorg groter dan de instroom en is de werk-privébalans door zorgverdeling en een toename in het aantal zzp’ers, verder onder druk komen te staan. Dit laat zien dat de oorzaak én oplossing niet (enkel) financieel is.
Voor wat betreft kostendekkende tarieven, salaris en wachtdienstvergoeding zijn de rollen en verantwoordelijkheden helder. De NZa draagt zorg voor kostendekkende max tarieven middels regulier kostprijsonderzoek. Het Ministerie van VWS stelt ieder jaar extra arbeidsvoorwaardenruimte beschikbaar, zodat vervolgens werkgevers binnen de zorg marktconforme cao’s kunnen worden afgesloten. Dit geldt ook voor de kraamzorg, hier komen bijvoorbeeld ook de afspraken over de wachtdienstvergoeding terug.
In de versnellingsagenda van Bo Geboortezorg en ZN zijn meerdere onderdelen opgenomen die moeten bijdragen aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, zoals het toewerken naar passende kraamzorg met daarbij behorende passende bekostiging, het werken op rooster, de werk-privé balans en de inrichting van de partusassistentie met wachtdiensten. Ook de instroom van personeel en de balans tussen zzp'ers en kraamverzorgenden in loondienst krijgt aandacht. Ik ben ervan overtuigd dat juist deze brede benadering, de sector in staat stelt te komen tot de benodigde transitie en daarmee een toekomstbestendige en passende kraamzorg.