Het bericht 'Vervangen spoor Vroomshoop kost mogelijk miljoenen' |
|
Bart van Kent |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vervangen spoor Vroomshoop kost mogelijk miljoenen»?1
Hoe verhouden deze maatschappelijke kosten zich tot uw inspanningen om dergelijke calamiteiten te voorkomen door preventief deze daken te vervangen?2
Zijn er verzekeringen die de volledige schade na een brand in een pand met een asbestdak dekken, ook als het pand volledig afbrandt en asbesthoudende deeltjes verspreid zijn in de wijde omgeving?
Bent u van mening dat er daarmee voldoende dekking is voor de te verwachten opruimkosten?
Als de verzekering niet alles vergoedt en de eigenaar onvoldoende middelen heeft, wie betaalt dan de resterende (opruim)kosten?
Kunt u ervoor zorgen dat er leningen beschikbaar komen voor het vervangen van asbestdaken van zowel particuliere als zakelijke eigenaren?
Welke overige financiële en niet-financiële instrumenten zet u in om eigenaren te stimuleren en te ondersteunen om hun asbestdak snel te vervangen?
Kunt u elke vraag afzonderlijk beantwoorden?
De voortgang van kabinetsdoelstellingen |
|
Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Steven van Weyenberg (D66), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herinnert u zich de beantwoording van eerdere Kamervragen over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen van 2030? (2023Z02233)
Herinnert u zich dat alle kabinetsdoelen vorig jaar hopeloos uit beeld waren?1 Kunt u voor elke van de hierna genoemde doelstellingen aangeven of dit nog steeds het geval is (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen):
Kunt u bij elk van deze doelstellingen aangeven of de gemaakte voortang voldoende is om het gestelde doel te behalen? Zo nee, waar ligt dit aan?
Kunt u de antwoorden op deze vragen voor Verantwoordingsdag (15 mei 2024) naar de Kamer sturen?
Recente berichtgeving rond haatimams in Nederland. |
|
Ingrid Michon (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Islamcentrum Veenendaal: Nederlandse moslims zijn verplicht om niet-moslims te haten»?1
Bent u het ermee eens dat de uitspraken die zijn gedaan door de betreffende islamleraar in een podcast ontoelaatbaar zijn in de vrije Nederlandse samenleving en zeer slecht zijn voor veiligheid en integratie? Vindt u dat de opmerkingen aanzetten tot haat, en mogelijk tot geweld?
Kunt u aangeven of het Openbaar Ministerie (OM) deze zaak onderzoekt, bijvoorbeeld wegens haatzaaien en/of opruiing?
Is er sinds het uitkomen van het nieuwsbericht afgelopen vrijdag contact geweest met de moskeeorganisatie waar de islamleraar aan is gelieerd? Zo ja, waaruit bestond dit contact? Zo nee, waarom niet? Was er voor dit nieuwsbericht al contact met de organisatie? Zo ja, waaruit bestond dit contact?
Welk contact heeft er plaatsgevonden met de burgemeester van Veenendaal en u en tussen de burgemeester en de moskee-organisatie en welke acties zijn door de burgemeester in gang gezet?
Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Beïnvloeding in deze casus? Heeft de gemeente Veenendaal contact gehad met de Taskforce? Neemt de Taskforce proactief contact op met gemeenten in een casus als deze?
Welke rol speelt de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) in deze casus?
Welke gevolgen zijn in algemene zin mogelijk voor het intrekken dan wel niet-permanent maken van een verblijfsstatus als een imam is veroordeeld voor opruiing of haatzaaien? Hoe wordt een eventuele veroordeling gesignaleerd bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)?
Is er bekend of Ar-Rahmah donaties ontvangt vanuit het buitenland? Zo ja, op welke manier is de organisatie transparant geweest? Zo niet, hoe gaat u ervoor zorgen dat de organisatie transparant is over hun jaarrekening en donaties?
Is er de afgelopen vijf jaar enige vorm van contact of actie geweest ten aanzien van de weekendschool van Ar Rahmah vanuit de landelijke of de lokale overheid? Zo ja, welke en wat zijn de constateringen geweest op deze school? Zo niet, waarom niet?
Heeft het Ministerie van SZW ooit met de betreffende moskee-organisatie overleg gepleegd en zo ja, waarover? Hoe staat het met de aangenomen motie Becker2 om een overzicht met de Kamer te delen met welke organisaties het ministerie in het kader van integratie aan tafel zit?
Bent u bekend met het bericht «Afschuw om misselijkmakende oproep gastimam van moskee Amsterdam: «Moslims moeten Joden haten.»»?3
Bent u het ermee eens dat ook dit geplaatste statement van deze gastimam van de Blauwe Moskee, dat moslims Joden moeten haten en ook alle andere niet-moslims moeten haten, ontoelaatbaar is in de vrije Nederlandse samenleving, temeer nu de veiligheid van de Joodse gemeenschap al zwaar onder druk staat?
Kunt u aangeven of het OM deze zaak onderzoekt, bijvoorbeeld wegens haatzaaien en/of opruiing?
Is er contact geweest met de moskeeorganisatie waar de imam gastspreker is? Zo ja, waaruit bestond dit contact? Zo nee, waarom niet?
Welk contact heeft er plaatsgevonden vanuit u met de burgemeester van Amsterdam en vanuit de burgemeester met de moskee-organisatie en welke acties zijn door de burgemeester in gang gezet?
Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Beïnvloeding in deze casus? Kan de gemeente Amsterdam een beroep doen op de Taskforce? Is er al contact geweest tussen de Taskforce en de burgemeester?
Welke rol speelt de ESS in deze casus? Is er al contact geweest tussen de ESS en de burgemeester?
Is het juist dat niet alleen deze imam, maar ook de imam Ibn Khalifa haatteksten op zijn account plaatst, onder andere met een gedicht dat zelfmoordaanslagen op Joden verheerlijkt en dat deze imam ook lezingen geeft in de al-Oumma moskee en spreekt in moskeeën in Uithoorn, Rotterdam en Bussum?
Wat zijn de acties vanuit de landelijke en lokale overheid ten aanzien van deze imam? Is er sprake van vervolging door het OM? Is er contact met de moskeeorganisaties waar deze imam regelmatig spreekt om hen te wijzen op de uitspraken van deze imam?
Wat zijn de mogelijkheden voor de overheid als moskee-organisaties toch een podium blijven bieden aan imams met haatboodschappen? Biedt artikel 2:20 van het Burgelijk Wetboek een grond om in het uiterste geval een moskee te kunnen sluiten en zo ja, is hier al eens een beroep op gedaan? Zo nee, waarom niet?
Zijn er voor gemeenten voldoende mogelijkheden om in te grijpen als een imam met een reputatie van haatboodschappen van plan is te spreken in bijvoorbeeld een moskee?
Bent u bereid de Kamer binnen zes weken een brief te sturen ten aanzien van de huidige staat van het salafisme, salafistische aanjagers en haatimams in Nederland en de actuele aanpak daartegen?
Bent u bereid daarin mee te nemen hoe het staat met de Schengeninformatiesysteem (SIS-)signalering, zwarte lijsten, visumbeleid, de Nederlandse imamopleiding en de uitvoering van de motie Becker4 om in samenwerking met hostingproviders en internetplatforms het onvrije gedachtengoed van salafistische aanjagers tegen te gaan en daar indien nodig bestuurlijk instrumentarium voor in te zetten en tevens onderzoek te doen naar het onderbrengen van toezicht hierop bij een online autoriteit?
Bent u bekend met het filmpje «Hoe is het conflict tussen Israëliërs en Palestijnen ontstaan?» – een videodocumentaire die aanbevolen wordt vanuit de handreiking aan gemeenten vanuit het Rijk betreffende een aanpak voor omgang met spanningen en polarisatie rondom het conflict in Israël en de Palestijnse gebieden door Maurits Berger?1
In hoeverre vindt u dat het beeld in het filmpje de vele kanten van het conflict tussen Israël en de Palestijnen in neutraal historisch perspectief stelt?
Constaterende dat verschillende burgers erop wijzen dat de beschrijving van historische gebeurtenissen in het filmpje een eenzijdig narratief neerzet dat niet weersproken wordt, waarbij het filmpje een bepaalde context vanuit de Israëlische kant mist, bent u het eens dat het filmpje niet de volledige historische context meeneemt in de beschrijving van historische gebeurtenissen?
Vindt u een handreiking die een onvolledige historische documentatie bevat ter bestrijding van polarisatie en spanningen tussen Israël en de Palestijnen potentieel gevaarlijk? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of u het filmpje wil laten verbeteren door een nieuwe documentaire te maken die ook de historische context van de Israëliërs voldoende meeneemt?
Kunt u ingaan op alle uitspraken en analyses die gemaakt worden in het artikel over het filmpje? Kunt u per alinea reageren op de gedane uitspraak, en op of deze uitspraak terecht of onterecht niet is meegenomen in de video? Zo nee, waarom niet?
Kunt u alle bovenstaande vragen apart en puntsgewijs binnen drie weken beantwoorden?
Het bericht dat twee kinderopvangcentra in Utrecht per direct zijn gesloten |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat een kinderopvangcentrum en een Buitenschoolse opvang (BSO) in Utrecht per direct zijn gesloten?1
Hoe kan het verklaard worden dat beiden niet geregistreerd zijn in het Landelijk Register Kinderopvang en dat er niet eerder melding is gemaakt van illegale opvang?
Hoe lang hebben deze opvangcentra bestaan?
Is bekend of de ouders van de kinderen ervan op de hoogte waren dat de centra geen registratie hadden? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken?
Heeft dit mogelijk nog nadelige consequenties voor de ouders die hun kinderen naar deze illegale kinderopvangcentra brachten?
Is het bekend wat voor pedagogisch beleid er werd gevoerd op de gesloten centra?
Zijn de exploitanten van de kinderopvangcentra bekenden bij uw ministerie of bij het Openbaar Ministerie? Is bij u bekend of zij – direct of indirect – meer kinderopvangcentra exploiteren? Is er melding gemaakt bij het Openbaar Ministerie van deze casus?
Moet er iets veranderen in de huidige systemen die we hebben als het gaat om het oprichten, beoordelen en screenen van kinderopvangcentra?
Zijn er andere opvallende zaken aan deze casus die relevant zijn om te weten?
Hoe kan voorkomen worden dat exploitanten van illegale opvangcentra in andere regio’s of gemeenten (illegale) kinderopvangcentra openen? Is er onderling contact tussen de handhavende instanties? Zo nee, is de Minister bereid te onderzoeken op welke manier dit mogelijk gemaakt kan worden zodat we zorgen dat kinderen op een veilige en verantwoorde manier overdag worden opgevangen?
De ontwikkeling van de AIQ |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het Centraal Economisch Plan 2024 van het Centraal Planbureau (CPB)?1
Klopt het dat de arbeidsinkomensquote (aiq) in 2023 en in de daarop volgende jaren in deze meest recente raming van het CPB structureel lager ligt dan de aiq ten tijde van de vorige raming (concept Macro Economische Verkenning)?
Hoe duidt u deze ontwikkeling? Wat is de mogelijke oorzaak van de lagere raming?
Kunt u een overzicht geven van wanneer de aiq is gedaald?
Kunt u een overzicht geven van de ramingen waarin de aiq prognose neerwaarts is bijgesteld?
Klopt het dat de aiq momenteel onder het langjarig gemiddelde ligt?
Hoeveel is de aiq gedaald sinds 1980? Kunt u in euro’s uitdrukken hoeveel dit scheelt per werknemer?
Bent u bekend met het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) over het sociaal-economisch beleid van 1998–2002?
Wist u dat de SER heeft geadviseerd de aiq op 80 procent te handhaven?
Deelt u de opvatting van de SER dat een aiq van 80 procent duidt op een verantwoorde loonkostenontwikkeling en dat bij een arbeidsinkomensquote van 80 procent een voorspoedige ontwikkeling van de werkgelegenheid hoort?
Deelt u de opvatting dat een gezonde aiq hoger moet liggen dan de huidige stand?
Wat is de oorzaak van een afnemende aiq? Welke redenen worden hiervoor genoemd in de literatuur? In welke mate heeft winstgestuurde inflatie bijgedragen aan de gedaalde aiq sinds 2021?
Kunt u beleidsopties in kaart brengen om de aiq te verhogen?
Op welke manier kunnen rechtstreekse (directe) dienstverbanden en vaste contracten bijdragen aan een verhoging van de aiq?
Hoe hoog ligt de aiq als het minimumloon met 1,2 procent, 5 procent, 10 procent en 20 procent wordt verhoogd?
Het bericht 'Arbeidsinspectie: ook kappers en kabelleggers werken als ‘kennismigrant’' |
|
Léon de Jong (PVV), Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Arbeidsinspectie: ook kappers en kabelleggers werken als «kennismigrant»»?1
Wat vindt u van dit artikel? Wat is volgens u een kennismigrant?
Hoeveel werknemers verblijven in Nederland op basis van een visum verkregen onder de kennismigrantenregeling?
Kunt u een top 10 geven van branches (o.b.v. Standaard Bedrijfsindeling(SBI-)codes) waarin de meeste kennismigranten actief zijn?
Wat is de top 25 van landen van herkomst van kennismigranten?
Bent u van mening dat kappers, kabelleggers, betonvlechters, nagelsalonmedewerkers en schoonmakers niet kwalificeren als kennismigranten? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens met de Nederlandse Arbeidsinspectie dat dit soort bedrijven lastig te controleren is? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitleggen wat de achterliggende problematiek is bij het controleren van een kennismigrantregeling die afgegeven is aan een werkgever die geregistreerd staat in de Kamer van Koophandel als bedrijf met bijvoorbeeld SBI-code 96021 (haarverzorging) of 8121 (interieurreiniging)?
Wat vindt u van de ondergrens voor kennismigranten onder de 30 jaar?
Vindt u deze ondergrens voldoende hoog om ook echt alleen arbeidsmigranten met specifieke schaarse kennis aan te trekken?
Zou u deze vragen vóór het commissiedebat Arbeidsmigratie van 16 mei 2024 willen beantwoorden?
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
AKW+ |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep van 28 juni 2023, over het recht op de zogenaamde «AKW+» van een koppel met een bijstandsuitkering?1
Wat vindt u ervan dat een groep ouders van kinderen die intensieve zorg nodig hebben door deze uitspraak plotseling niet langer recht heeft op een extra bedrag aan kinderbijslag? Vindt u dat dit past bij het bieden van rechtszekerheid aan mensen die een beroep doen op de sociale zekerheid?
Klopt het dat het hierbij gaat om kwetsbare gezinnen, namelijk alleenverdieners met een Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Werkloosheidswet (WW) of Wajong-uitkering, die nu geen recht meer hebben op Algemene Kinderbijslagwet (AKW)+? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is?
Hoeveel gezinnen hebben door de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep geen recht meer op AKW+, terwijl ze dat voorheen wel hadden?
Wat is volgens u precies het doel van de AKW+?
Bent u het ermee eens dat het onlogisch is dat rijkere gezinnen deze ondersteuning wél krijgen, maar juist gezinnen die een inkomen rond het sociaal minimum hebben niet?
Bent u bereid de eis dat één van de ouders een arbeidsinkomen dient te verdienen te schrappen, en in de wettekst een maximuminkomen voor het ontvangende gezin op te nemen (bijvoorbeeld ter hoogte van het wettelijk minimumloon), in plaats van een inkomensgrens per ouder?
Bent u bereid op zijn minst de wet zodanig te verduidelijken dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dezelfde regels kan toepassen als voorheen (vóór de bovengenoemde uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep)?
Welke mogelijkheden ziet u om de ondersteuning van ouders met kinderen die intensieve zorg nodig hebben te vereenvoudigen, opdat zij altijd weten waar ze aan toe zijn?
Het bericht 'Reeks muzikale holocaustherdenkingen afgelast door antisemitische dreiging: ‘Risico is veel te groot’' |
|
Martine van der Velde (PVV), Maikel Boon (PVV) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Reeks muzikale holocaustherdenkingen afgelast door antisemitische dreiging: «Risico is veel te groot»»1 ?
Ja.
Bent u het ermee eens dat het annuleren van meerdere culturele evenementen2 3 rondom de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust vanwege antisemitisme opnieuw een dieptepunt vormt? Bent u tevens van mening dat er nooit toegegeven mag worden aan Jodenhaat? Indien ja, welke maatregelen heeft u genomen of plant u te nemen om deze evenementen toch te laten plaatsvinden?
Zoals ik aan heb gegeven tijdens het vragenuur van 26 maart en de Minister-President namens het gehele kabinet heeft benadrukt in zijn brief van 28 maart, heeft antisemitisme geen plaats in onze samenleving. Ik vind het zeer zorgelijk als culturele evenementen worden afgelast vanwege antisemitisme.
De Joodse gemeenschap in Nederland maakt zich in toenemende mate zorgen over hun veiligheid. Die zorgen nemen we zeer serieus. Het mag niet zo zijn dat dreiging ertoe leidt dat artiesten niet meer vrij zijn in het doen van culturele uitingen.
Culturele vrijheid is van groot belang. Juist de culturele sector is daarbij een plek waar we elkaar ontmoeten en dichter bij elkaar kunnen komen. Culturele uitingen kunnen bijdragen aan wederzijds begrip voor verschillende bevolkingsgroepen in de samenleving.
Ik heb met de sector gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Het uitgangspunt is dat de culturele sector een openbare plek is en dat moet worden voorkomen dat activiteiten vanwege hun inhoud of persoonskenmerken van de artiest niet kunnen doorgaan. Antisemitische incidenten mogen nooit leiden tot beïnvloeding van de programmering. Daar is ook met de vertegenwoordigers van de sector over gesproken en zij benadrukken dit. We delen met elkaar de overtuiging dat een voorstelling of concert of andere culturele activiteit niet geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten. Afgesproken is dat partijen in de cultuursector in overleg met mij komen tot een algemene handreiking en specifieke protocollen met een eenduidige richtlijn. Ook ga ik in gesprek met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de lokale driehoek gewaarborgd is.
Bent u bereid om in kaart te brengen in hoeverre organisatoren van activiteiten gerelateerd aan de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust binnen de kunst- en cultuursector te maken krijgen met antisemitisme en te onderzoeken hoe dit kan worden tegengegaan? Zo nee, waarom niet?
Om te horen wat er leeft en speelt heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in december 2023 een rondetafelbijeenkomst georganiseerd met organisaties die zich bezighouden met het herdenken en herinneren van de Tweede Wereldoorlog. De bijeenkomst ging over de zorgen die er bestaan over het toenemend antisemitisme en wat de gevolgen hiervan zijn voor het uitvoeren van hun werk. Ook heeft de Staatssecretaris zijn steun betuigd ten aanzien van deze zorgen. Uitgenodigd waren de herinneringscentra Westerbork en Vught, het Joods Cultureel Kwartier, de Anne Frankstichting, het Joods Maatschappelijk Werk en het Nederlands Auschwitz Comité. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding was hierbij ook aanwezig. Uiteraard blijft ook de Staatssecretaris van VWS vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de portefeuille Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII actief betrokken.
Ik betrek in mijn gesprek met de culturele sector ook de vraag in hoeverre zij te maken krijgen met antisemitisme. Het is daarnaast van groot belang dat organisatoren en betrokken individuen aangifte doen of melding maken van antisemitische uitingen.
Ik vind het waarborgen van het gevoel van veiligheid bij culturele evenementen en het bestrijden van discriminatie uitermate belangrijk. De aanpak van antisemitisme is een integraal onderdeel van de kabinetsbrede inzet tegen discriminatie. Naast repressie is ook preventie van belang waarbij onder meer wordt ingezet op bewustwording via Holocausteducatie in het onderwijs, aandacht voor antisemitisme in het inburgeringstraject en bewustwording van kwetsende antisemitische spreekkoren in het voetbal. In opdracht van het Ministerie van SZW ondersteunt de Anne Frank Stichting het Spreekkorenproject. Om negatieve stereotyperingen te doorbreken, is het Ministerie van SZW eind 2023 een pilot gestart voor interreligieuze dialoogsessies tussen jongeren met verschillende geloofsovertuigingen. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding speelt als speciaal adviseur van het kabinet een cruciale rol in het contact met de Joodse gemeenschap, de rest van de maatschappij en het buitenland.
Voor antisemitisme is geen plaats in onze samenleving. Op korte termijn zal het Kabinet uw Kamer nader informeren over de verdere aanpak van antisemitisme.
Het bericht 'WO II-voorstelling afgelast vanwege antisemitisme' |
|
Martine van der Velde (PVV), Maikel Boon (PVV) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «WO II-voorstelling afgelast vanwege antisemitisme»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het annuleren van culturele evenementen vanwege de dreiging van antisemitisme een verkeerd signaal afgeeft en dat men hiermee lijkt te wijken voor Jodenhaat? Zo ja/nee, kunt u uw standpunt toelichten?
Zoals ik aan heb gegeven tijdens het vragenuur van 26 maart en de Minister-President namens het gehele kabinet heeft benadrukt in zijn brief van 28 maart, heeft antisemitisme geen plaats in onze samenleving. Ik vind het zeer zorgelijk als culturele evenementen worden afgelast vanwege antisemitisme.
De Joodse gemeenschap in Nederland maakt zich in toenemende mate zorgen over hun veiligheid. Die zorgen nemen we zeer serieus. Het mag niet zo zijn dat dreiging ertoe leidt dat artiesten niet meer vrij zijn in het doen van culturele uitingen.
Culturele vrijheid is van groot belang. Juist de culturele sector is daarbij een plek waar we elkaar ontmoeten en dichter bij elkaar kunnen komen. Culturele uitingen kunnen bijdragen aan wederzijds begrip voor verschillende bevolkingsgroepen in de samenleving.
Hoe beoordeelt u de rol van de overheid bij het waarborgen van de veiligheid van culturele evenementen en het bestrijden van discriminatie, in het bijzonder gezien de opkomst van antisemitisme?
Ik vind het waarborgen van de veiligheid bij culturele evenementen en het bestrijden van antisemitisme en andere vormen van racisme heel belangrijk. Ik heb met de sector gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Het uitgangspunt is dat de culturele sector een openbare plek is en dat moet worden voorkomen dat activiteiten vanwege hun inhoud of persoonskenmerken van de artiest niet kunnen doorgaan. Antisemitische incidenten mogen nooit leiden tot beïnvloeding van de programmering. Daar is ook met de vertegenwoordigers van de sector over gesproken en zij benadrukken dit. We delen met elkaar de overtuiging dat een voorstelling of concert of andere culturele activiteit niet geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten. Afgesproken is dat partijen in de cultuursector in overleg met mij komen tot een algemene handreiking en specifieke protocollen met een eenduidige richtlijn.
Ook ga ik in gesprek met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de lokale driehoek gewaarborgd is. De lokale driehoek is in elke gemeente namelijk verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid.
De aanpak van antisemitisme is een integraal onderdeel van de kabinetsbrede inzet tegen discriminatie. Naast repressie is ook preventie van belang waarbij onder meer wordt ingezet op bewustwording via Holocausteducatie in het onderwijs, aandacht voor antisemitisme in het inburgeringstraject en bewustwording van kwetsende antisemitische spreekkoren in het voetbal. In opdracht van het Ministerie van SZW ondersteunt de Anne Frank Stichting het Spreekkorenproject. Om negatieve stereotyperingen te doorbreken, is het Ministerie van SZW eind 2023 een pilot gestart voor interreligieuze dialoogsessies tussen jongeren met verschillende geloofsovertuigingen. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding speelt als speciaal adviseur van het kabinet een cruciale rol in het contact met de Joodse gemeenschap, de rest van de maatschappij en het buitenland.
Voor antisemitisme is geen plaats in onze samenleving. Op korte termijn zal het Kabinet uw Kamer nader informeren over de verdere aanpak van antisemitisme.
Het bericht 'Ministerie van Sociale Zaken informeert mensen actief over onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens' |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Hoeveel personen zijn benadeeld door de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens?1
Laat ik voorop stellen dat ik het betreur dat er onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt en dat ik mij inspan om betrokkenen hierover zo transparant en zorgvuldig mogelijk te informeren. In deze fase kan ik echter nog geen aantallen geven. De afgelopen maanden heeft mijn departement prioriteit gegeven aan het afhandelen van de inzageverzoeken. Voor ieder ingekomen verzoek is geïnventariseerd of er verwerkingen van persoonsgegevens zijn aangetroffen in de administratie en zo ja, of er sprake is geweest van onrechtmatige verwerkingen. Voor de eerste 131 inzageverzoeken is gebleken dat in twaalf gevallen onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt in het kader van salafisme en aanverwante onderwerpen. Dit had niet mogen gebeuren. Ik kan me voorstellen dat de personen die dit betreft zijn geschrokken en dit een naar bericht voor hen is. Zij hebben dan ook mijn excuses ontvangen. Op dit moment lopen er nog 48 recent ontvangen inzageverzoeken waarvan nog bekeken moet worden of sprake is van onrechtmatige verwerkingen.
In de volgende fase start het Ministerie van SZW met het proactief benaderen van mensen van wie persoonsgegevens in documenten zijn aangetroffen en van wie betrouwbare contactgegevens voor handen zijn. Vervolgens zal voor deze personen geïnventariseerd worden of sprake is van onrechtmatigheid of dat sprake is geweest van verwerkingen in het kader van maatschappelijk verkeer2. Ik verwacht daarom uw Kamer pas na de zomer te kunnen informeren over het totaal aan onrechtmatige verwerkingen van persoonsgegevens.
Hoeveel verzoeken om inzage in persoonsgegevens in verband met de onrechtmatige verwerking zijn er tot nu toe ingediend?
Op dit moment hebben in totaal 179 personen een inzageverzoek ingediend. Vlak na de verzending van de Kamerbrief «Herstel van vertrouwen overheid en moslimgemeenschappen»3 zijn 131 verzoeken binnengekomen. Vervolgens zijn er na verzending van de eerste besluiten afgelopen maand 48 nieuwe verzoeken bijgekomen. Ik verwacht dan ook dat er de komende periode nieuwe verzoeken bij zullen komen.
Hoeveel van deze informatieverzoeken zijn inmiddels afgehandeld?
De verwachting is dat de eerste 131 verzoeken zijn afgehandeld voor het commissiedebat Inburgering en Integratie van 27 maart.
Bij hoeveel van de ingediende informatieverzoeken is vastgesteld dat er sprake is van onrechtmatige verwerking van gegevens?
In twaalf van de 131 gevallen is gebleken dat een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens heeft plaatsgevonden.
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van de aanvraag voor een informatieverzoek?
De AVG schrijft voor dat complexe inzageverzoeken binnen drie maanden moeten worden afgehandeld.
Gezien de grote hoeveelheid verzoeken die vlak na de Kamerbrief zijn binnengekomen en het gelijktijdig uitwerken van het afhandelingsproces, is het mijn departement helaas niet in alle gevallen gelukt om de termijn van drie maanden te halen. Ik kan me voorstellen dat het vervelend is om lang op antwoord te moeten wachten. Mijn departement werkt dan ook hard om de gestelde termijn te halen.
Inmiddels is meer ervaring opgedaan met het proces en is de werkwijze verbeterd. Ook wordt extra capaciteit ingezet. Op deze manier worden mensen zo snel en tegelijk zorgvuldig mogelijk geïnformeerd. Ik verwacht de lopende inzageverzoeken binnen de termijn van maximaal drie maanden af te handelen.
Acht u de huidige deadline van 31 maart aanstaande toereikend om alle informatieverzoeken te ontvangen en af te handelen?
Burgers hebben altijd het recht om een AVG-inzageverzoek in te dienen bij SZW en SZW dient vervolgens daarop te besluiten. Voor deze specifieke situatie geldt dat SZW de onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens pas zal verwijderen als de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) haar onderzoek heeft afgerond. Zo lang het onderzoek van de AP loopt, zal SZW de persoonsgegevens bewaren en kunnen burgers via een inzageverzoek inzicht krijgen in de onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens. Het is nog niet duidelijk wanneer de AP haar onderzoek afrondt. Na afronding van het onderzoek door de AP gaat SZW conform de voorschriften in AVG en Archiefwet over tot verwijdering van die gegevens.
Kunt u bevestigen of de personen, wiens gegevens onrechtmatig zijn verwerkt, inmiddels excuses hebben ontvangen?
De personen die een inzageverzoek hebben gedaan en van wie SZW heeft vastgesteld dat hun persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt, hebben excuses ontvangen in de brief die ik hen heb gestuurd. Daarnaast start SZW de komende periode met het proactief informeren van personen van wie onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt. Ook deze personen zullen excuses ontvangen.
Indien er nog geen excuses zijn aangeboden, wanneer bent u van plan om een excuusbrief aan te bieden, conform de motie-Van Baarle?2
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u uitleggen waarom deze gegevens zijn verwerkt? Krijgen de benadeelden de mogelijkheid om hierover persoonlijk uitleg te ontvangen?
Deze onrechtmatige verwerkingen zijn gedaan in het kader van duidingen, signaleringen en monitoring rondom fenomenen als salafisme, maatschappelijke spanningen en radicalisering. Ik heb in mijn brief van 18 september 2023 uitgelegd dat SZW een rol heeft in de beleidsinzet op deze onderwerpen.5 Binnen deze aanpak zijn persoonsgegevens zoals naam, woonplaats en levensbeschouwelijke opvatting in mailverkeer en analyses opgeslagen. Soms zijn ook gedragingen, uitingen en de context waarbinnen deze personen actief waren vastgelegd. Daarnaast heeft SZW informatie over salafisme, maatschappelijke spanningen en radicalisering van derden opgeslagen met daarin verwerkingen van persoonsgegevens. Zoals ik ook in mijn brief van september heb aangegeven, was dit handelen niet juist. Ik kan me voorstellen dat dit voor degenen die dit betreft, een onaangenaam bericht is. Ik wil dan ook zo transparant mogelijk zijn over de onrechtmatige verwerkingen. In dit proces is zorgvuldigheid en transparantie zeer belangrijk om het geschade vertrouwen te herstellen. Daarom krijgt iedereen van wie SZW persoonsgegevens heeft verwerkt (rechtmatig of onrechtmatig) in zijn of haar besluit op het inzageverzoek het aanbod om bij SZW de stukken in te zien, gevolgd door de mogelijkheid tot een toelichtend gesprek.
Welke specifieke maatregelen neemt u om herhaling van onrechtmatige verwerking van de persoonsgegevens in de toekomst te voorkomen?
Mijn departement is sinds april 2021 gestopt met werkzaamheden waarbij persoonsgegevens onrechtmatig werden verwerkt, zoals duiding van personen en organisaties in het kader van de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering.6 Daarnaast wordt er actief gewerkt aan AVG-bewustzijn, zodat medewerkers meer alert zijn op de juridische beperkingen ten aanzien van het verwerken van persoonsgegevens.
Ontvangt u feedback van de benadeelden nadat zij inzage hebben verkregen in hun persoonsgegevens? Zo ja, kunt u hier nader op in gaan?
Ik kan me voorstellen dat het voor betrokkenen naar is om te horen dat de overheid onrechtmatig hun persoonsgegevens heeft verwerkt. Het is dan ook begrijpelijk dat dit reacties losmaakt. Tot nu toe heeft mijn departement in enkele gevallen reacties ontvangen op de besluiten op inzageverzoeken. Dit varieert van een positief geluid over de toelichting, een verzoek tot directe verwijdering van de betreffende persoonsgegevens tot aangedane reacties. Ik waardeer het zeer dat deze personen hun feedback hebben willen delen. Mijn departement spant zich in om zo goed mogelijk opvolging te geven aan de ontvangen feedback. In alle gevallen zijn mijn medewerkers het gesprek aangegaan met de desbetreffende personen.
Bent u bereid om de deadline voor het indienen van informatieverzoeken te verlengen tot minimaal 31 juli?
Ja. Eerder hanteerde SZW de deadline 31 maart, maar gezien het AP-onderzoek is het niet mogelijk om per 1 april te starten met het verwijderen van de onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens. Daarom zal mijn departement 31 juli als nieuwe deadline hanteren. Dit wordt mogelijk verlengd als het AP onderzoek tegen die tijd nog niet afgerond is. Overigens hebben burgers altijd het recht om een inzageverzoek in te dienen, en dient SZW daarop te besluiten.
Bent u bereid om deze vragen ruim voor het commissiedebat Inburgering en Integratie van 27 maart te beantwoorden?
Ja
De beantwoording van eerdere schriftelijke vragen over door de Chinese overheid gefinancierde weekendscholen |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Mpanzu Bamenga (D66), Bente Becker (VVD), Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mariëlle Paul (VVD) |
|
Bent u het ermee eens dat het uiterst onwenselijk is dat buitenlandse mogendheden ongewenste invloed kunnen uitoefenen op (voormalige) burgers en hun kinderen in Nederland?1
Kunt u bevestigen dat Nederland eerder wel zicht had op het aantal door de Turkse overheid gesponsorde weekendscholen en de lesmaterialen in deze scholen nadat toenmalig Minister van integratie ons daar een toezegging op had gedaan, maar dat de overheid nu geen zicht heeft op het aantal door de Chinese overheid gesponsorde weekendscholen en de lesmaterialen in deze scholen?
Bent u bereid om op korte termijn in kaart te brengen hoeveel kinderen deelnemen aan informeel onderwijs, gefinancierd door de Chinese overheid? Kunt u daarbij tevens in kaart brengen om hoeveel weekendscholen dit gaat en hoe deze gefinancierd worden? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat het wenselijk is om toezicht te houden op weekend- en avondscholen met een antidemocratisch en/of anti-integratief karakter en op welke wijze wordt hier in het wetsvoorstel informeel onderwijs op toegezien?
Bent u bereid om informeel onderwijs een vast onderdeel te maken van de landenneutrale aanpak Ongewenste buitenlandse inmenging?
Welke «uiteenlopende omstandigheden» speelden een rol bij de vertraging van het wetsvoorstel informeel onderwijs? Bent u het ermee eens dat dit uitstel onwenselijk is?2
Wanneer kan het wetsvoorstel op zijn vroegst ingaan, bij een snelle behandeling in de Staten-Generaal?
Kunt u het wetsvoorstel versneld, of in ieder geval voor Prinsjesdag, in consultatie laten gaan? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in aanloop naar het wetsvoorstel alvast in overleg te gaan met de landen die voor langdurig in Nederland verblijvende diaspora informeel onderwijs sponsoren, om de komst van toezicht en de wenselijkheid van openbaarmaking van lesmateriaal te bespreken? Bent u dus bereid om dat in dit specifieke geval te doen met de Chinese overheid?
Bent u bereid om als onderdeel van de taskforce ongewenste financiering en problematisch gedrag en/of de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) met gemeenten het gesprek aan te gaan over het handelingsperspectief bij weekendscholen die vanuit het buitenland gefinancierd worden en hen begeleiden om het gesprek met deze weekendscholen aan te gaan?
Worden er al voorbereidingen getroffen door de Onderwijsinspectie om zo snel mogelijk uitvoering te kunnen geven aan signaalgestuurd toezicht?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Het bericht 'Roep in Amsterdam om weren Samidoun kopstuk' |
|
Ingrid Michon (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat het Samidoun-kopstuk Mohamed al Khatib vrijdag 15 maart komt spreken in het Dokhuis in Amsterdam over de rol van de Palestijnen in Europa bij de bevrijding van Palestina?1 Is deze berichtgeving juist?
Wat is Samidoun voor organisatie en wat is de doelstelling, positie, het ledenaantal en de rechtsvorm van deze organisatie in Nederland en internationaal? Is er bij u een beeld van mogelijke strafbare activiteiten vanuit Samidoun?
Is het juist dat Samidoun een dekmantel is voor de verboden terroristische organisatie Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP)? Als u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Is het juist dat Mohamed al Khatib naast Europees coördinator van Samidoun ook lid is van of actief is voor de verboden organisatie PFLP? Als u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Is het juist dat Samidoun verboden is in Duitsland? Zo ja, op welke grondslag?
Zijn er acties bekend van Samidoun in Nederland die gekenschetst kunnen worden als nodeloos kwetsend, opruiend en/of antisemitisch?
Is er voldoende grond om in Nederland een verbod van de organisatie te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zijn Samidoun-leden onderwerp van een lokaal casusoverleg, in het kader van de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten? Zo nee, waarom niet?
Is het juist dat Samidoun-leden, waaronder Mohamed al Khatib, ook aanwezig zijn geweest bij de verstorende uit de hand gelopen demonstraties bij de opening van het Holocaustmuseum, waar ook antisemitische leuzen werden gescandeerd? Zijn er door deze leden tijdens deze demonstratie strafbare feiten gepleegd? Zo ja, zijn deze strafbare feiten opgevolgd door politie en Openbaar Ministerie?
Bent u het eens dat er alles aan moet worden gedaan om een voedingsbodem voor haat de kop in te drukken en er geen ruimte moet worden geboden aan boodschappen van personen of organisaties die groepen mensen tegen elkaar opzetten, terrorisme verheerlijken en/of antisemitisme aanwakkeren?
Bent u bereid, eventueel in samenwerking met Duitsland, te onderzoeken of Samidoun alsnog op de Europese lijst van terroristische organisaties kan worden geplaatst en bent u bereid zich hiervoor in te spannen in Europese Unie (EU-)verband?
Bent u bereid onderzoek te verrichten naar de geldstromen van Samidoun?
Welke mogelijkheden heeft een bank om een bankrekening van een organisatie te sluiten als de bank signalen heeft dat de rekening wordt gebruikt om antisemitische activiteiten te organiseren waarbij het terrorisme van Hamas wordt verheerlijkt?
Welke mogelijkheden heeft de gemeente Amsterdam om spreker Mohamed al Khatib te weren? Is er wettelijk gezien een mogelijkheid hem een gebiedsverbod of spreekverbod op te leggen? Zo ja, op welke grond? Bent u bereid actief met de de gemeente Amsterdam in gesprek te gaan over die mogelijkheden?
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in onze open samenleving geen ruimte en tolerantie is voor extremistische uitingen, zoals haatzaaien opruiing en aanzetten tot geweld. Deze uitingen zijn ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid.
De IND baseert zich bij de beoordeling of een vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is, op de beschikbare informatie, zoals een duiding van de NCTV, een ambtsbericht van de AIVD of een oordeel over de openbare orde door politie en/of de lokale driehoek. Op basis van de beschikbare informatie is er in deze zaak onvoldoende grond om te concluderen dat het persoonlijk gedrag van betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
In algemene zin geldt dat waar personen naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtengoed te verspreiden het kabinet er alles aangelegen is om deze personen te weren. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.1 Het weren uit Nederland kan plaatsvinden door een visum voor kort verblijf te weigeren als een vreemdeling visumplichtig is. Niet-visumplichtige derdelanders kunnen ook geweerd worden, bijvoorbeeld door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem (SIS II) of door een ongewenstverklaring op te leggen, bijvoorbeeld als zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij EU-burgers en vreemdelingen die langdurig ingezetene zijn van een lidstaat geldt dat het weren pas mogelijk is als het persoonlijk gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
Waar grenzen in ons land worden overschreden, treedt de overheid op. Aanjagers die anderen aanzetten tot geweld, bewust extremistische boodschappen verspreiden en tot doel hebben deze te normaliseren, worden aangepakt. Zo zijn gemeenten en andere lokale professionals getraind in het herkennen van signalen van mogelijke radicalisering en kunnen gerichte interventies worden ingezet. Indien er sprake is van strafbare feiten, wordt er door politie, onder gezag van het Openbaar Ministerie, indien opportuun, opgetreden.
Naar aanleiding van de berichtgeving is er ook nauw contact geweest tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeente en veiligheidsdiensten om de mogelijke risico’s van de komst van deze spreker en handelingsperspectieven in kaart te brengen. Vooropstaat dat er zowel in Amsterdam als op andere plekken in Nederland absoluut geen plaats is voor extremisme dan wel antisemitisme. De gemeente Amsterdam heeft zorgen uitgesproken over de komst van spreker richting de NCTV en beheerder van de locatie waar de bijeenkomst plaatsvindt. Gelet op de beschikbare informatie waar de beslissing van de IND op is gebaseerd, de bijeenkomst besloten en binnen is en lokale driehoek op dit moment geen informatie heeft die directe aanleiding geeft tot een vrees voor wanordelijkheden, maakt dat lokaal op grond van de openbare orde en veiligheid geen maatregelen ten aanzien van de bijeenkomst en spreker, zoals het opleggen van een gebiedsverbod, kunnen worden genomen. Gezien de actualiteiten zal de lokale driehoek vanzelfsprekend alert zijn op eventuele wanordelijkheden bij deze bijeenkomst.
Welke mogelijkheden heeft het kabinet zelf om spreker Mohamed al Khatib te weren bij bijeenkomsten in Nederland? Kunt u dit doen op grond van zijn lidmaatschap van een verboden terroristische organisatie en bent u daar ook toe bereid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u bereid de vragen 14 en 15 bij voorrang en zo nodig apart versneld te beantwoorden omdat de komst van het Samidoun kopstuk al op 15 maart gepland staat?
Het kabinet heeft de genoemde vragen zo spoedig mogelijk beantwoord. De beantwoording van de overige vragen volgt.
De financiële situatie van de gemeente Vlissingen |
|
Bart van Kent |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Kassa van zaterdag 9 maart waarin de schrijnende situaties van inwoners van de gemeente Vlissingen worden geportretteerd?1
Wat is uw reactie op de persoonlijke verhalen die in het item naar voren komen en de reactie van de burgemeester?
Bent u het met de gemeente Vlissingen eens dat zij voldoen aan de zorgplicht? Hoe rijmt u dat met de verhalen die in de uitzending naar voren komen?
Wat is uw reactie op de aanbeveling in het rapport van de inspecteur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waarin wordt voorgesteld de wachtlijsten in de zorg te laten toenemen?2
Bent u het ermee eens dat dit soort aanbevelingen ontoelaatbaar zijn en het niet van je postcode mag afhangen of iemand recht heeft op fatsoenlijke zorg- en inkomensvoorzieningen?
Wat vindt u ervan dat er door alle financiële bezuinigingen in Vlissingen ook regelingen voor kinderen zoals muziek- en zwemles zijn verdwenen of sterk afgebouwd?
Vindt u dat ieder kind recht heeft op zwemles, en zeker een kind dat opgroeit in een gemeente omringt door water?
Bent u het ermee eens dat de inkomens van inwoners van een gemeente nooit onder het sociaal minimum mogen zakken, ook niet als een gemeente een Artikel 12-gemeente is?
Wat vindt u van het voorstel van de SP om een basisafspraak te maken waarin wordt gesteld dat het zorg- en inkomensbeleid van gemeenten altijd op peil blijft ondanks de financiële situatie van de gemeente?
Kunt u ingaan op de gevolgen die de bezuiniging van drie miljard bij gemeenten gaan hebben op zorg- en inkomensbeleid?
Kunt u garanderen dat door de voorgestelde bezuinigingsmaatregel geen inwoners met een zorg- of inkomensbehoefte in de knel zal komen? Kunt u deze vraag met ja of nee beantwoorden?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Het artikel “Dit is de extreem-conservatieve club die zich ook dit jaar verzet tegen lessen over seks” |
|
Bente Becker (VVD), Daan de Kort (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mariëlle Paul (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Dit is de extreemconservatieve club die zich ook dit jaar verzet tegen lessen over seks»?1
Ja.
Kunt u met klem uitspreken dat de pogingen van Civitas Christiana om het curriculum van Nederlandse scholen te beïnvloeden onwenselijk zijn?
Ja, deze pogingen zijn onwenselijk. Het staat ieder individu of iedere organisatie uiteraard vrij om binnen de grenzen van de wet kritisch te zijn. Ook op het onderwijs. Scholen zijn echter vrij om te bepalen hoe en met welk lesmateriaal zij invulling geven aan de kerndoelen. Leerkrachten en andere onderwijsprofessionals verdienen ons vertrouwen. Zij maken de vertaalslag van de kerndoelen en de daarbij gekozen lesmethodes naar lessen in de klas. Ze doen dat met deskundig oog voor hun leerlingpopulatie en de leeftijd van kinderen.
Als ouders of maatschappelijke organisaties daar kritiek op hebben, kunnen zij daarover in gesprek gaan met scholen. De wijze waarop Civitas Christiana met onder andere de verzonden brief en flyer het lesmateriaal van expertisecentrum Rutgers «immoreel» noemt, scholen oproept het lesmateriaal niet te gebruiken en ten onrechte de indruk wekt dat lessen over relaties en seksualiteit kinderen seksualiseert, kwalificeer ik inderdaad als onwenselijk.
Kunt u bevestigen dat het bijbrengen van respect voor verschillen in geslacht en seksuele gerichtheid een verplichte opdracht is aan scholen?
Ja. In de kerndoelen voor het funderend onderwijs staat wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Respectvol leren omgaan met seksualiteit en (seksuele) diversiteit is opgenomen in kerndoel 38. Scholen zijn verplicht aandacht te besteden aan de kerndoelen maar mogen zelf bepalen hoe zij aandacht besteden aan de kerndoelen. Tevens is het bijbrengen van respect over en kennis van verschillen in seksuele gerichtheid onderdeel van de burgerschapsopdracht aan scholen.
Deelt u de mening dat de inhoud van hetgeen door Civitas Christiana verspreid wordt strijdig is met de burgerschapsopdracht?
De burgerschapsopdracht vraagt van scholen bevordering van kennis van en respect voor de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en verbiedt scholen uitingen die daarmee in strijd zijn. Ook moet de school ervoor zorgdragen dat het klimaat van een school in overeenstemming is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. De basiswaarden van de democratische rechtsstaat zijn, zoals de wet aangeeft, vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Deze waarden beschermen zowel de ruimte om voor bepaalde levensbeschouwelijke principes te kiezen als de ruimte om dat niet te doen.
Scholen die overnemen wat door Civitas Christiana in haar brief en flyer wordt verkondigd, handelen in strijd met de burgerschapsopdracht. Zo wordt door Civitas Christiana onder andere verkondigd dat deelname aan de Week van de Lentekriebels en het gebruik van het lesmateriaal van expertisecentrum Rutgers homoseksualiteit normaliseert. De stichting suggereert daarmee dat homoseksualiteit niet normaal is en ook niet als zodanig mag worden gepresenteerd. Dit gaat lijnrecht in tegen belangrijke doelen die de burgerschapsopdracht heeft, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat alle kinderen zich geaccepteerd weten ongeacht hun seksuele gerichtheid.
Scholen hoeven geen gebruik te maken van het lesmateriaal van expertisecentrum Rutgers. Scholen hebben de vrijheid om hun eigen lesmateriaal te kiezen. Dit past bij de autonomie die scholen onder artikel 23 van de Grondwet hebben. Maar de brief en flyer die Civitas Christiana aan scholen heeft verstuurd is misleidend; onder andere omdat de brief en flyer niet voorzien zijn van context en feitelijkheden en daarom onjuiste en onvolledige informatie bevatten. Zoals ik al eens eerder heb verklaard vind ik dat onacceptabel.2 Expertisecentrum Rutgers, scholen en leerkrachten werden in de brief en flyer ten onrechte beschuldigd van ondeskundigheid en seksualisering van kinderen.
Kunt u bevestigen dat seksuele vorming een verplicht onderdeel is van het curriculum op scholen?
Een aantal kerndoelen sluiten aan bij de onderwijsinhoud zoals die bij relationele en seksuele vorming wordt behandeld:
Daarnaast kent relationele en seksuele vorming ook raakvlakken met de burgerschapsopdracht, de thematiek van sociale veiligheid en het versterken van weerbaarheid bij seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Civitas Christiana scholen ertoe aanzet om lesmateriaal over seksuele vorming niet te gebruiken?
Ja, die mening deel ik. Zoals in het antwoord op vraag 4 al is benoemd is de brief en flyer die Civitas Christiana aan scholen heeft verstuurd misleidend. De brief en flyer zijn niet voorzien van context en feitelijkheden en bevatten daarom onjuiste en onvolledige informatie. Daarnaast wordt ook de deskundigheid en zorgvuldigheid van ontwikkelaars van lespakketten in twijfel getrokken.
Organisaties als expertisecentrum seksualiteit Rutgers ontwikkelen lesmateriaal ter ondersteuning van de leerkracht. Dit doen zij zorgvuldig met oog voor de ontwikkeling en leeftijd van het kind. Seksuele vorming gaat namelijk niet alleen over seksualiteit maar ook over thema’s vriendschap, verliefdheid en het bespreekbaar maken van grenzen en wensen. Zo geven we kinderen kennis en vaardigheden mee in de ontwikkeling naar zelfstandige en zelfverzekerde jongeren en volwassenen. Scholen kunnen kiezen welk lesmateriaal ze daarbij willen gebruiken. Dat kan een lespakket zijn van expertisecentrum Rutgers maar, dat hoeft niet.
Deelt u de mening dat de door Civitas Christiana verzonden brieven een intimiderend effect kunnen hebben op scholen, schoolleiders en leraren?
Ja, ik deel die mening. Ik heb berichten ontvangen van scholen en leerkrachten waarin zij aangaven zich aangevallen en veroordeeld te voelen terwijl zij met veel deskundigheid en zorg uitvoering geven aan de wettelijk vastgestelde kerndoelen.
Mij zijn geen gevallen bekend van scholen die naar aanleiding van deze brief hebben besloten om het lesmateriaal niet langer te gebruiken. Wel heb ik vernomen dat scholen en leerkrachten naar aanleiding van de brief meer onrust op hun school hebben ervaren vanwege de verspreiding van onjuiste of onvolledige informatie. Daarnaast zijn er enkele scholen geweest die na gesprekken met ouders hebben besloten de lessen relationele en seksuele vorming dit jaar op een andere manier vorm te geven.
Er is geen meldpunt voor leraren, schoolleiders en scholen om ongewenste beïnvloeding van het curriculum aan te kaarten. Leerkrachten of ander onderwijspersoneel die zich bedreigd of geïntimideerd voelen kunnen dat in eerste instantie met hun schoolleiding of bestuur bespreken. Mochten ze nog verdere vragen hebben, kunnen ze op www.jouwveiligeschool.nl vinden waar ze terecht kunnen. Indien scholen of leerkrachten te maken krijgen met partijen die opzettelijk onrust veroorzaken of indien zij te maken krijgen met dreiging kunnen zij hiervan melding maken bij de politie.
Zijn er gevallen bekend van scholen die door deze druk het lesmateriaal niet langer gebruiken? Bent u bereid dit verder te onderzoeken en te monitoren?
Zie antwoord vraag 7.
Waar kunnen leraren, schoolleiders en scholen zich melden als zij door Civitas Christiana of door andere belangengroepen met een dwingende ideologische agenda misleidende of incorrecte informatie ontvangen?
Zie antwoord vraag 7.
Is Civitas Christiana de enige organisatie waarvan bekend is dat op grote schaal gepoogd wordt om het curriculum te beïnvloeden?
Voor zover bekend is het niet eerder voorgekomen dat een organisatie scholen een brief heeft gestuurd met daarin de oproep om de invulling van het curriculum te wijzigen of bepaald lesmateriaal niet te gebruiken. Wel zijn er enkele andere (politieke) partijen geweest die zich vorig jaar en dit jaar hebben uitgesproken, bijvoorbeeld op sociale media, over de wijze waarop scholen invulling geven aan relationele en seksuele vorming.
Komt het voor dat scholen hun curriculum onder ideologische/maatschappelijke druk wijzigen? Bent u bereid dit nader te onderzoeken?
Mij zijn enkele signalen bekend dat scholen onder ideologische of maatschappelijke druk voor andere lesmethodes hebben gekozen om aandacht te besteden aan seksuele vorming. Enkele scholen hebben bijvoorbeeld besloten om, na gesprekken met ouders, dit jaar niet mee te doen aan de Week van de Lentekriebels.
De vrijheid van onderwijs zorgt ervoor dat alle scholen, ook met een duidelijke levensbeschouwelijke of onderwijskundige visie, de invulling van hun curriculum zelf kunnen vormgeven. Zij kunnen dan met voortschrijdende inzichten besluiten andere of nieuwe onderwerpen toe te voegen aan het curriculum of onderwerpen op een andere manier te behandelen. De wettelijke opdracht die zij hebben om de kerndoelen aan te bieden is altijd het uitgangspunt.
Scholen en leerkrachten verdienen onze steun en vertrouwen in hun keuze voor het lesmateriaal en de vertaalslag van het lesmateriaal naar de klas. Die steun zal ik blijven uitspreken en waar nodig verstevigen. Juist in een periode waarin scholen onder ideologische of maatschappelijke druk hun curriculum zouden moeten wijzigen vind ik het extra belangrijk hen te wijzen op fake news, door hier in een nieuwsbrief aandacht voor te vragen.
Wat doet u proactief om leraren, schoolleiders en scholen te ondersteunen tegen onwenselijke inmenging in het curriculum? Welke stappen bent u voornemens extra te zetten?
Zie antwoord vraag 11.
Wat is u bekend over de omvang, rechtsvorm en activiteiten van Civitas Christiana in Nederland?
Bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is bekend dat Stichting Civitas Christiana een katholieke organisatie is die met campagnes als Cultuur onder Vuur en Gezin in Gevaar pleit voor het behoud van christelijke tradities in de maatschappij. Zij geven daar hun eigen invulling en interpretatie aan. Voor zover we kunnen nagaan is er zowel vanuit Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is geen contact geweest met Civitas Christiana.
Tevens beschikken zowel het Ministerie van OCW als het Ministerie van SZW (waaronder de Expertise-unit Sociale Stabiliteit valt) niet over een juridische grondslag of taak om onderzoek te doen naar deze of andere organisaties of om handhavend op te treden.
Heeft de overheid contact met deze organisatie? Zo ja, op welke wijze en waarover?
Zie antwoord vraag 13.
Is er in het kader van de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zicht op deze organisatie dan wel contact erover met gemeenten en/of organisaties? Zo ja, op welke wijze? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid als er weinig zicht is op de activiteiten van de organisatie hier alsnog onderzoek naar te doen?
Zie antwoord vraag 13.
Is u bekend dat de Franse overheid de organisatie Civitas Christiana inmiddels verboden heeft? Is u bekend op welke gronden de organisatie verboden is? Maakt de organisatie zich in Nederland schuldig aan dezelfde feiten?
Ja, het is het Ministerie van OCW bekend dat de Franse overheid de Franse organisatie Civitas verboden heeft. Het is echter niet bekend in hoeverre de organisaties in Frankrijk en Nederland aan elkaar gelieerd zijn en dezelfde activiteiten ondernemen.
Zoals in de beantwoording van vraag 13 t/m 16 wordt genoemd, hebben beide ministeries geen juridische grondslag voor het instellen van onderzoeken naar personen en organisaties. Evenmin is het mogelijk om die organisaties te verbieden.
In Nederland kan het Openbaar Ministerie de rechtbank op grond van artikel 2:20 BW verzoeken een rechtspersoon verboden te verklaren of te ontbinden indien het doel of de werkzaamheid van deze rechtspersoon in strijd is met de openbare orde. Wel vind ik het belangrijk om in een periode waarin scholen onder druk worden gezet om hun curriculum te veranderen, hen extra te ondersteunen en te wijzen op fake news.
Bent u bereid een verbod in Nederland ook te onderzoeken? Indien er momenteel onvoldoende gronden zijn wordt er onderzoek gedaan naar Civitas Christiana en soortgelijke organisaties? Zo nee, bent u alsnog bereid dat te doen?
Zie antwoord vraag 17.
Het dreigende vertrek van ASML |
|
Inge van Dijk (CDA), Joost Sneller (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Geheime operatie kabinet onder codenaam »Beethoven» om dreigend vertrek ASML»?1
Kunt u bevestigen dat het demissionaire kabinet werkt aan een plan om te voorkomen dat ASML naar het buitenland vertrekt? Deelt u de mening dat het vertrek van ASML koste wat kost voorkomen moet worden?
Wat is het gevolg voor de Nederland economie wanneer ASML of andere innovatieve koplopers ervoor zou kiezen om (deels) naar het buitenland te verplaatsen? Kunt u de effecten op het verdienvermogen van Nederland in beeld brengen? Kunt u de effecten op de strategische autonomie van Nederland in beeld brengen?
Welke maatregelen liggen er op tafel om bedrijven als ASML in Nederland te houden? Kunt u ingaan op de specifieke overwegingen die deze diverse maatregelen omvatten?
Deelt u de mening dat het verdienvermogen van Nederland vooral gebaat is bij een visie op de lange termijn en investeringen? Deelt u de mening dat korte termijn paniekvoetbal dus zoveel mogelijk voorkomen moet worden omdat dit de economie schaadt?
Erkent u dat het uitstellen van de vierde ronde van het Groeifonds bijdraagt aan de onzekerheid over investeringen in onze economie en het verdienvermogen van de toekomst en dat bedrijven en kennisinstellingen hiervan de negatieve (financiële) gevolgen van ondervinden?
Bent u tot nieuwe inzichten gekomen over de vierde ronde van het Nationaal Groeifonds en deelt u de mening dat deze niet nogmaals kan worden uitgesteld of zelfs wordt opgeschort? Bent u bereid het besluit te heroverwegen? Deelt u de mening dat als dit wel gebeurt, hiermee lange termijninvesteringen in ons verdienvermogen worden beperkt?
Hoe bewaakt u dat afspraken worden nagekomen en dat er voldoende wordt geïnvesteerd in lange termijn innovatie, R&D en het duurzame verdienvermogen van de toekomst? Hoe geeft u bedrijven hierbij ook de zekerheid dat deze publieke gelden op hun plek komen?
Erkent u dat het aantrekken van buitenlands talent van groot belang is voor veel innovatieve bedrijven, zoals ASML? Erkent u daarmee ook dat het aantrekken van buitenlands talent van groot belang is voor het Nederlandse verdienvermogen van de toekomst, en dat het daarbij belangrijk is om een gericht onderscheid te maken tussen kennismigranten waar een groot tekort aan is en laagbetaalde arbeidskrachten?
Deelt u de mening dat, door de opkomende vergrijzing in veel ontwikkelde economieën, er mogelijk een mondiale «battle for talent» zal ontstaan? Deelt u de mening dat andere landen, zoals Duitsland en Frankrijk, veel meer actief beleid voeren dan dat gericht is op het winnen van deze slag om talent dan Nederland?
Deelt u de mening dat Nederland ook achterblijft qua flankerend beleid, bijvoorbeeld doordat echtgenoten van kennismigranten vaak niet of moeizaam aan het werk komen, wat Nederland minder aantrekkelijk maakt als vestigingsland?
Deelt u de mening dat Nederland niet alleen achterblijft op dat vlak qua nationaal beleid, maar ook qua deelname aan EU-beleid dat gericht is op het aantrekken van buitenlands talent, zoals de EU-talent pool?
Kunt u de mogelijke gevolgen schetsen van een situatie waarin Nederland de mondiale «battle for talent» verliest en (mede) hierdoor een onaantrekkelijk vestigingsklimaat krijgt? Welke mogelijke gevolgen heeft dit voor de economische groei, de werkgelegenheid, en onze welvaart?
Deelt u de mening dat het verstandig zou zijn om actief beleid te voeren op het aantrekken van buitenlands talent en andere manieren om het aantrekkelijk te maken voor bedrijven om zich hier te vestigen (zoals investeren in innovatie), omdat dit van belang is voor onze banen en welvaart?
Het bericht 'Marktplaats-melding aan fiscus blijkt ook risico voor uitkering; 'Overheid heeft geen goed track record in zulke zaken'' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Hoe beoordeelt u het risico dat experts signaleren dat de informatiedeling rondom online verkopen een eigen leven kan gaan leiden, als dit op een gegeven moment wordt gebruikt om mensen te categoriseren als potentiële fraudeurs en kan leiden tot terugvorderingen, met als risico een nieuwe «affaire»?1
Op 23 april heeft de Staatssecretaris van Financiën, Fiscaliteit en Belastingdienst een brief aan uw Kamer gestuurd over de DAC7 richtlijn, de werking daarvan en de wijze waarop de Belastingdienst uitvoering geeft aan de richtlijn.
Voor het beantwoorden van de vragen is het goed om te weten dat de DAC7 richtlijn geen nieuwe (fiscale) verplichtingen voor verkopers, verhuurders en aanbieders van dienstverlening via online platformen in het leven roept. Hierbij verwijzen wij graag naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Idsinga et al.2 Ook de verplichting voor uitkeringsgerechtigden om (belastbare) inkomsten aan te geven bij de Belastingdienst (of te melden bij uitkeringsinstanties als SVB, UWV en de gemeente) bestaat al langer.
De gegevens die de inspecteur van de Belastingdienst op grond van de DAC7 richtlijn ontvangt vormt voor de inspecteur informatie aan de hand waarvan hij de juistheid en volledigheid van de door de belastingplichtige ingediende aangiften beter kan controleren. Dit bevordert een juiste belastingheffing en daarmee de belastingmoraal. De richtlijn kan helpen om vast te stellen of sprake is van een bron van inkomen waarover belasting moet worden betaald. In de context van de beantwoording van deze en volgende vragen is voornamelijk de inkomstenbelasting relevant.
Door de richtlijn is er sprake van informatiedeling tussen de platformen en de Belastingdienst, van categorisering van personen is geen sprake. Er is geen wettelijke grondslag voor verdere deling van deze gegevens. De informatie dient als hulp voor het controleren of aan de fiscale verplichtingen worden voldaan, dit proces lichten we in de verdere beantwoording nader toe. De waarschijnlijkheid dat het risico zich gaat verwezenlijken achten wij klein.
Klopt het dat, als gevolg van de nieuwe regelgeving, gemeenten veel vaker via de Belastingdienst een seintje kunnen krijgen over bijverdiensten van mensen met een uitkering, en kan dit inderdaad leiden tot extra controles en/of korten op een uitkering?
Nee, gemeenten zullen niet als gevolg van de richtlijn (vaker) seinen ontvangen van de Belastingdienst. Gegevens die onder de DAC7 richtlijn aan de Belastingdienst worden geleverd, worden niet aan het Inlichtingenbureau verstrekt. Ook worden niet alle bijverdiensten meegenomen, hierbij verwijs ik naar de antwoorden bij vraag 3.
De gegevens die de platformen voor het uitvoeren van de DAC7 richtlijn aan de Belastingdienst leveren, gebruikt de Belastingdienst als contra-informatie om te beoordelen of aan fiscale verplichtingen wordt voldaan.
Gedurende de looptijd van een bijstandsuitkering dienen gemeenten vast te stellen of de bijstandsuitkering rechtmatig is. In opdracht van het Ministerie van SZW ondersteunt het Inlichtingenbureau gemeenten bij het vaststellen van de rechtmatigheid. Het Inlichtingenbureau kan informatie over inkomen en vermogen opvragen bij de Belastingdienst in de vorm van Ja/Nee vragen. Op basis van informatie die het Inlichtingenbureau van, onder andere, de Belastingdienst krijgt kan de gemeente er voor kiezen navraag te doen bij de bijstandsgerechtigde.
De Belastingdienst levert geen exacte bedragen bij deze informatie uitvraag. Op de vraag of sprake is van inkomen (box 1) of vermogen (box 3) wordt slechts gerapporteerd met Ja/Nee, als zijnde wel of geen geconstateerd inkomen of vermogen. Deze informatie is gebaseerd op de belastingaanslag die de Belastingdienst oplegt op basis van de Belastingaangifte van de burger. Het signaal dat sprake is van box 1 inkomen (J/N) volgt in de meeste gevallen nadat de Belastingdienst de belastingaanslag voor het betreffende belastingjaar heeft vastgesteld.
Concreet zijn er drie opeenvolgende processen:
Gemeenten hebben het initiatief voor het opvragen van de informatie. Dat betekent dat door de richtlijn er niet vaker een signaal richting de gemeente gaat. Rekening houdend met de vrijlating uit inkomsten, kan het zo zijn dat de hoogte van de uitkering daarop wordt aangepast. De gemeente doet zorgvuldig en deugdelijk onderzoek en geeft mensen de kans hun situatie uit te leggen. Daarbij past dat er aandacht is voor de individuele omstandigheden van de betrokkene.
Dit sluit aan bij de beleidstheorie van de Participatiewet. Solidariteit met elkaar is de basis van de Participatiewet en ons sociale stelsel. Het is voor een duurzame houdbaarheid van het sociale stelsel belangrijk dat het maatschappelijk draagvlak daarvoor blijft bestaan. Dit vergt een goede balans tussen rechten en plichten.
Vanwege het complementaire karakter van de bijstand worden in de Participatiewet alle bijverdiensten in aanmerking genomen, tenzij de wet dit expliciet anders bepaalt (zie de artikelen 31 t/m 33 van de Participatiewet).
Alle eigen inkomsten van bijstandsgerechtigden, waaronder ook begrepen worden de inkomsten uit marginale zelfstandige activiteiten of hobbymatige verkoop, moeten dan ook in beginsel in mindering worden gebracht op de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Hierbij kent de Participatiewet een vrijlating van inkomsten uit arbeid van maximaal € 264,– per maand, voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Ten aanzien van bijstandsgerechtigden die inkomsten verwerven uit marginale zelfstandige activiteiten of uit hobbymatige verkoop volstaan de in de wet opgenomen algemeen geldende regels met betrekking tot de verrekening van die eigen inkomsten ongeacht of deze inkomsten fiscaal als inkomen wordt gezien. Inkomsten uit marginale zelfstandige activiteiten zijn immers niet anders te waarderen dan inkomsten uit bijvoorbeeld enkele uren arbeid in loondienst. De ervaring leert dat deze bepalingen in de praktijk voldoende ruimte bieden aan gemeenten, om daar waar dit noodzakelijk is, recht te doen aan de bijzondere individuele omstandigheden van de bijstandsgerechtigde.3
De bijstandsgerechtigde zelf is hierbij gehouden aan de inlichtingenplicht.4 Dit betekent dat de bijstandsgerechtigde alle wijzigingen in zijn of haar persoonlijke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op (de hoogte van) het recht op algemene bijstand moet doorgeven aan de gemeente. De gemeente moet bij het toekennen van een aanvraag van een bijstandsuitkering de betrokkene op zijn rechten en plichten wijzen. Het is belangrijk dat gemeenten zich inspannen om de plichten toe te lichten, zodat mensen begrijpen wat van hen verlangd wordt. Hierdoor kunnen fouten worden voorkomen.
Zijn er objectieve criteria of richtlijnen om een onderscheid te maken tussen de verkoop van privéspullen, wat volgens vaste rechtspraak voor ontvangers van bijstand niet verboden is, en echt handelen, aangezien de opbrengst van incidentele verkoop van privégoederen in het algemeen niet als inkomen wordt aangemerkt en daarover in beginsel ook geen mededeling hoeft te worden gedaan?
Voor de inkomstenbelasting geldt dat moet worden beoordeeld of er sprake is van een bron van inkomen. Bij verkoop, verhuur en dienstverlening door particulieren via online platformen als Marktplaats of Vinted is sprake van een bron van inkomen als het doel is voordeel te halen uit de verkoop of verhuur van de producten of diensten. Daarbij moet de verwachting dat er voordeel kan worden behaald wel realistisch zijn. Als de kosten naar verwachting hoger zijn dan de vergoeding, dan is er geen sprake van een bron van inkomen en hoeft dat niet te worden aangegeven. Hieronder wordt dit toegelicht aan de hand van twee voorbeelden:
Iemand heeft in de winkel nieuwe babykleding aangeschaft voor € 500. Na een jaar is de kleding te klein geworden. Deze kleding wordt vervolgens te koop aangeboden op een tweedehandskledingsite. Met de verkoop van de gebruikte babykleertjes wordt € 150 opgehaald.
De kosten voor het aanschaffen van de nieuwe kleding zijn in dit geval hoger dan de verkoopopbrengst van de tweedehands kleding. In dit geval is er geen sprake van een bron van inkomen en hoeft er geen belasting betaald te worden over deze inkomsten.
Iemand merkt dat er op een tweedehandskledingsite veel vraag is naar zogenaamde «Vintage» kleding. Vervolgens besluit deze persoon wekelijks naar verschillende kringloopwinkels te gaan en koopt daar kledingstukken waarvan verwacht wordt dat deze met winst verkocht kunnen worden. Jaarlijks wordt voor € 1.000 kleding ingekocht. De kleding wordt vervolgens te koop aangeboden op een tweedehandskledingwebsite. Door de verkoop wordt er jaarlijks een opbrengst van € 1.900 behaald. In dit geval is er sprake van een bron van inkomen en moet er belasting betaald worden over deze inkomsten.
Kan het volgens u bijvoorbeeld een uitkomst van de gegevensdeling zijn dat iemand die 30 kinderkleertjes (van eigen kinderen) voor een euro per stuk verkoopt, waarvan data wordt gedeeld door de Belastingdienst, extra gecontroleerd wordt of gekort wordt op een uitkering?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 deelt de Belastingdienst alleen op verzoek gegevens en deze zien niet op DAC7-gegevens maar gegevens betreffende het vastgesteld inkomen box 1 of vermogen box 3.
Onderdeel van de DAC7 richtlijn is een uitzondering voor verkopers van goederen die incidenteel actief zijn op platformen zoals Vinted of Marktplaats. Voor deze uitgezonderde verkopers hoeven platformen op grond van de richtlijn geen persoonsgegevens te verzamelen. Van een incidentele verkoper is sprake als de verkoper van goederen in een kalenderjaar minder dan 30 transacties heeft verricht en hij niet meer dan € 2.000 met de in dat jaar verrichte transacties heeft verdiend (hierna: de drempel). Als over een verkoper niet wordt gerapporteerd, betekent dat niet automatisch dat hij niet belastingplichtig is over de opbrengst van zijn transacties en vice versa. De rapportagedrempel staat immers los van de vraag of een verkoper belasting is verschuldigd over de opbrengst van verkoop, verhuur of dienstverlening via online platformen. De fiscale regels hiervoor zijn met de invoering van DAC7 niet gewijzigd.
De gegevens over de verkopen wordt dus niet gedeeld door de Belastingdienst. En ook al is in het voorbeeld de drempel van dertig verkopen overschreden, is het niet aannemelijk dat deze dertig euro leiden tot een vorm van inkomen. Zie hiervoor het voorbeeld 1 onder antwoord op vraag 3. Ook is het van belang om op te merken dat de richtlijn geen wijziging met zich meebrengt in de bestaande uitwisseling van gegevens met andere (overheids)partijen.
Hoe wilt u voorkomen dat het uitwisselen van data onbedoelde gevolgen heeft voor bijstandontvangers?
Het doel van de DAC7 richtlijn is onder andere het tegengaan van het buiten het zicht van de Belastingdienst houden van belastbare inkomsten. De beantwoording van vraag 2 laat zien dat de uitwisseling van data aansluit bij bestaande processen, en dat er geen grondslag is voor verdere deling van deze gegevens.
Het doel van de DAC7-richtlijn is om met behulp van automatische uitwisseling van gegevens, zoals bepaald door de eerdergenoemde drempel, lidstaten beter in staat te stellen om te beoordelen of iemand naar nationaal belastingrecht belasting had moeten betalen. De DAC7 richtlijn hanteert hiervoor de eerdergenoemde drempel (zie ook antwoord op vraag 4). Zoals gezegd bij het antwoord op vraag 2 kunnen deze gegevens op termijn worden gebruikt als contra-informatie bij de aangifte Inkomstenbelasting. Als de Belastingdienst de contra-informatie van platformen ontvangt en duidelijk is hoe deze informatie kan worden gebruikt zal dat niet meteen leiden tot een aanpassing: een inspecteur controleert en valideert de informatie nog.
Pas als de inspecteur van oordeel is dat een afwijking van de aangifte bij de Belastingdienst gerechtvaardigd is, legt hij conform die afwijking een aanslag op. Pas als de aangifte definitief is, komen de betreffende gegevens in aanmerking voor het signaleren van samenloop door het Inlichtingenbureau. Als dit het geval is, kan de doorgegeven informatie een effect hebben op de bijstandsuitkering.
Als blijkt dat een bijstandsgerechtigde inkomen niet heeft opgegeven en daarmee de inlichtingenplicht heeft geschonden, dan kan dit leiden tot een boete, terugvordering of herziening van de uitkering. Dit is niet anders dan de huidige situatie.
Omdat sprake is van een nieuwe richtlijn zien wij aanleiding om de gevolgen van de gegevensdeling voor uitkeringen actief te monitoren en mogelijke dilemma’s of knelpunten of onbedoelde gevolgen nader in kaart te brengen. Hiervoor informeert de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen u nader in de Stand van de Uitvoering sociale zaken in december 2024.
Daarop vooruitlopend kan een gemeente preventie inzetten. Preventie is dan zowel voorlichting, informatie en advies als toezicht. Op het gebied van sociale zekerheid zet Team Preventie zich in om te verkennen hoe wetgeving, beleid en uitvoering beter kunnen samenwerken om de kans op fouten en vergissingen door mensen te verminderen5. Ook is het belangrijk dat gemeenten voldoende informatie krijgen, bijvoorbeeld via de VNG of Gemeentenieuws SZW, hoe klantmanagers dienen om te gaan met deze nieuwe richtlijn en de gevolgen daarvan.
Zijn er waarborgen in het proces die ervoor kunnen zorgen dat ontvangen data niet direct leidt tot terugvorderingen, fraudeverdenkingen en extra controles, bijvoorbeeld door de informatie te verifiëren bij de betreffende bijstandsontvanger?
Zoals bij vraag 5 aangegeven gebruikt de Belastingdienst de gegevens uit de DAC7-richtlijn als contra-informatie om te beoordelen of aan de fiscale verplichtingen is voldaan en volgt er in het proces contact met de belastingplichtige en een afweging als er aanleiding is om te corrigeren.
Zoals aangegeven bij vraag 2 en 5 is het van belang dat gemeenten duidelijke en goede informatie verstrekken over de verplichtingen van bijstandsgerechtigden.6 De gemeente moet bij de toekenning van de aanvraag van een bijstandsuitkering zorgen dat betrokkene op zijn rechten en plichten als bijstandsgerechtigde wordt gewezen. Het is belangrijk dat gemeenten zich inspannen om de plichten toe te lichten, zodat mensen begrijpen wat van hen verlangd wordt.
Hierdoor kunnen fouten worden voorkomen. Zoals toegelicht bij vraag 5 is het inzetten van preventieve voorzieningen zoals informatie en advies in dit verband cruciaal.
De gemeente mag niet zonder meer de hoogte van de bijstandsuitkering verlagen enkel op basis van een signaal van het Inlichtingenbureau. Dat kan in casu ook niet omdat het signaal alleen luidt: Er is sprake van box 1 inkomen. De hoogte daarvan moet nog worden onderzocht door de gemeente, bij de burger en/of bij de Belastingdienst (werkproces 3).
De gemeente dient de bijstandsgerechtigde te informeren over het ontvangen signaal en te vragen om een toelichting en om eventueel relevante aanvullende informatie. Vervolgens dient de gemeente de bijstandsgerechtigde uit te nodigen voor een gesprek over mogelijke bijzondere individuele omstandigheden. Tevens wordt de bijstandsgerechtigde bij het voornemen tot handhaving in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven. Deze betrekt de gemeente bij de uiteindelijke besluitvorming.
Wat zou in dit geval uw antwoord zijn op de vraag zoals organisatiewetenschapper Christine Moser van de Vrije Universiteit zich stelt, of de omvang van de door de wet bestreden vermeende fraude in verhouding staat tot de maatregelen en hoeveelheid data die daarvoor worden verzameld en gedeeld?
Het doel van de richtlijn is lidstaten in staat stellen om personen te houden aan geldende nationale belastingverplichtingen. Dit versterkt de belastingmoraal en sluit ook aan bij het complementaire karakter van de Participatiewet. En zoals al aangegeven bij vragen 2, 4 en 5 geeft de richtlijn extra informatie en creëert geen afwijkingen van bestaande gegevensuitwisselingen tussen overheden of werkprocessen
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 nemen gemeenten vanwege het complementaire karakter van de bijstand alle bijverdiensten van de bijstandsgerechtigde in aanmerking. Bij de beantwoording van de Kamervragen van het lid Mohandis (Groenlinks-PvdA7) over de inlichtingenplicht in de bijstand is door de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen ook aangegeven dat solidariteit met elkaar de basis is van de Participatiewet en ons sociale stelsel. Het is voor een duurzame houdbaarheid van het sociale stelsel belangrijk dat het maatschappelijk draagvlak daarvoor blijft bestaan. Dit vergt een goede balans tussen rechten en plichten.
De inlichtingenplicht van de bijstandsgerechtigde en de informatie van het Inlichtingenbureau hebben daarbij als doel de gemeente te laten beschikken over de informatie die nodig is om de rechtmatigheid van de uitkering te kunnen controleren.
Bent u het met Christine Moser eens dat dit soort dingen een eigen leven kunnen gaan leiden, zoals bij de toeslagenaffaire waarbij mensen, ongeacht of lijstjes waarop ze stonden doelmatig waren, extra gecontroleerd werden?
Recente onderzoeken8 hebben aangetoond dat er een risico bestaat dat een overheid burgers niet voldoende beschermt in hun rechten. Dat betekent dat goed doorleefd moet worden wat de precieze impact is van wet- en regelgeving op mensen en processen. De overheid heeft dus zowel aan de beleidskant als aan de uitvoeringskant een belangrijke taak om te zorgen dat een dergelijk risico zich niet realiseert. De richtlijn en de toepassing daarvan kent waarborgen die in bovenstaande antwoorden zijn toegelicht. Bovendien is er geen grondslag om de DAC7 data te delen tussen overheden. Daarmee achten wij de kans gering dat toepassing van deze richtlijn een zogezegd eigen leven gaat leiden.
De DAC7-richtlijn is de uitkomst van intensief overleg en onderhandelingen tussen de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement. De European Data Protection Board9 heeft over de richtlijn positief geadviseerd.10 De Autoriteit Persoonsgegevens heeft een blanco advies uitgebracht.11 De eerste rapportages over de uitwerking van deze richtlijn zijn pas sinds begin dit jaar door de Belastingdienst ontvangen. De richtlijn is relatief recent in werking getreden. Het is daarom momenteel nog niet volledig duidelijk wat de impact van deze nieuwe wet- en regelgeving is. Er zal goed gekeken moeten worden hoe we dit als overheid kunnen en mogen gebruiken.
Dat neemt niet weg dat alle betrokken partijen voor een goede beveiliging van persoonsgegevens moeten zorgen en dat gegevens alleen voor de beleidsdoelen van de richtlijn gebruikt mogen worden (het vereiste van doelbinding).12
Wat vindt u van de reactie van emeritus lector Armoede Interventies aan de Hogeschool van Amsterdam Roeland van Geuns: «Natuurlijk zitten er ook mensen bij die echt een boterham verdienen met een online handeltje. Maar dit is op jacht gaan naar kleine visjes»?
Er is geen sprake van verandering in de regelgeving als het gaat om fiscale regelingen of de bijstand. De (persoons)gegevens die de Belastingdienst van platformen krijgt aangeleverd hebben als doel om te kunnen bepalen of naar nationaal belastingrecht sprake is van belastbaar inkomen of belastbare omzet. Als wordt vastgesteld dat sprake is van belastbaar inkomen, is dat voor gemeenten relevante informatie omdat dit inkomen van invloed kan zijn op (de hoogte van) het recht op een bijstandsuitkering. Daarmee bevorderen de gegevens (vastgesteld inkomen box 1 of vermogen box 3) in het kader van de Participatiewet een correcte uitgave van publieke middelen. Als iemand immers inkomsten uit werk niet zou opgeven, en de Belastingdienst bij een controle dit wel zou signaleren en meewegen in een aanslag, dan zou de gemeente dit ook meewegen.
Bent u bereid de gevolgen voor de bijstand van de nieuw gedeelde data van platformen te monitoren en daarover aan de Kamer te rapporteren wanneer de uitkomsten daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld wanneer veel meer controles of kortingen plaatsvinden door informatie van de Belastingdienst?
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen informeert uw Kamer via de Stand van de Uitvoering sociale zaken in december 2024 over de effecten van de gegevensdeling van platformbedrijven op de handhavingsactiviteiten van gemeenten (zie ook antwoord vraag 5).
Onterecht niet verkregen ontslagvergoedingen |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Jaarlijks hebben duizenden flexwerkers recht op ontslagvergoeding, maar ze krijgen die haast nooit»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat een transitievergoeding uitbetaald moet worden als mensen daar recht op hebben?
Ja, een werknemer heeft (onder voorwaarden) recht op een transitievergoeding als de werkgever het initiatief neemt om het dienstverband te beëindigen, of het dienstverband niet verlengt. Dit geldt ook voor werknemers met een tijdelijk en/of flexibel contract. Er zijn wel situaties waarbij de werkgever geen transitievergoeding is verschuldigd. Een voorbeeld hiervan is wanneer sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werknemer. Zolang geen sprake is van een uitzondering waarbij de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd is, heeft de werknemer recht op een transitievergoeding en is het aan de werkgever om de transitievergoeding uit te betalen.
Wat vindt u van de cijfers van FNV die aangeven dat 80 tot 90 procent van de uitzendkrachten geen vergoeding krijgen?
Ik vind het een slechte zaak dat er uitzendkrachten zijn die hun transitievergoeding niet betaald hebben gekregen. Werknemers horen gewoon te krijgen waar zij recht op hebben, dus ook een transitievergoeding als hun dienstverband beëindigd wordt of niet verlengd wordt. Tegelijkertijd staat in het artikel dat uit de cijfers niet valt af te leiden of dit probleem specifiek bij de uitzendkrachten speelt die zich bij FNV hebben gemeld, of dat dit ook breder speelt.
Het is belangrijk om een beeld te hebben van hoe de transitievergoeding in de praktijk uitpakt. In 2025 zal de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) worden geëvalueerd, waar de transitievergoeding ook onderdeel van is. Bij de evaluatie wordt specifiek aandacht besteed aan de bekendheid met (het recht op) de transitievergoeding, de naleving van de verplichting om een transitievergoeding te betalen, het gebruik van de transitievergoeding en de opeisbaarheid. De evaluatie wordt nu uitgevoerd.
Wat is uw probleemanalyse dat de transitievergoeding niet altijd uitbetaald wordt? Kunt u daarbij ten minste beschrijven wat de bekendheid bij de werknemer en werkgever is en hoe makkelijk een transitievergoeding opeisbaar is? Welke andere drempels spelen volgens u een rol?
Een verklaring waarom de transitievergoeding niet altijd wordt uitbetaald, is nog niet te geven. Zoals aangeven bij het antwoord op vraag 3, zal mede daarom de WAB in 2025 worden geëvalueerd. De evaluatie zal zich onder meer richting op de vraag hoe de transitievergoeding in de praktijk uitpakt. Zo zal bekendheid met (het recht op) een transitievergoeding worden onderzocht, de naleving van de verplichtingen, het gebruik en de opeisbaarheid. De verwachting is dat met de uitkomsten van de WAB-evaluatie de bovenstaande vragen beantwoord kunnen worden. De verwachting is dat de WAB-evaluatie onder andere inzicht geeft hoe de transitievergoeding in de praktijk uitpakt en of er een aanleiding is om de wetgeving, bijvoorbeeld op het punt van naleving, aan te passen.
Klopt het dat de transitievergoeding een belangrijk instrument uit de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) is?
Ja. Met de invoering van de WAB zijn verschillende maatregelen genomen om kosten- en risicoverschillen tussen contractvormen te verkleinen en om het vaste contract aantrekkelijker te maken. Eén van de maatregelen zag specifiek op de transitievergoeding. Zo heeft sinds de WAB iedere werknemer vanaf dag één (onder voorwaarden) recht op een transitievergoeding. Het recht op deze vergoeding bestaat al sinds 1 juli 2015 met de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz). Toen gold echter de eis dat een werknemers minimaal 24 maanden in dienst moest zijn geweest voordat er een recht kon ontstaan op een transitievergoeding. Verder is met de WAB onder meer de opbouw van de (hoogte van de) transitievergoeding aangepast. Nu geldt dat de hoogte van de transitievergoeding 1/3 maandsalaris per gewerkt dienstjaar bedraagt. De resterende periode wordt naar rato uitgerekend. Voor invoering van de WAB gold onder meer een andere rekenmethode voor dienstverband van langer dan 10 jaar. Toen gold voor de periode na de eerste 10 jaar een vergoeding van 1/2 maandsalaris per dienstjaar.
Deelt u de opvatting dat het mogelijk is om inzicht te krijgen in of de transitievergoeding uitbetaald wordt en dat het belangrijk is om dit in zicht te hebben?
Ja, hiermee ben ik het eens. Zoals aangegeven bij het antwoord bij vragen 3 en 4 zal bij de WAB-evaluatie daarom hieraan ook aandacht worden besteed.
Bent u bereid beter te monitoren of de transitievergoeding wordt uitbetaald? Bent u bereid hiervoor een traject op te zetten zodat het uitbetalen van de transitievergoeding kan worden meegenomen in de evaluatie van de Wab?
De vraag of transitievergoedingen worden uitbetaald, zal met de WAB-evaluatie worden onderzocht. Dit zal gebeuren middels enquêtes onder werknemers, werkgevers en leidinggevenden en middels data-analyse. De nadruk zal liggen op de bekendheid met (het recht op) de transitievergoeding, de naleving van de verplichting om een transitievergoeding te betalen, het gebruik van de transitievergoeding en of deze wordt opgeëist.
Welke mogelijke knoppen heeft u om de naleving van de Wab op het gebied van de transitievergoeding te verbeteren?
Het is belangrijk om een beeld te hebben hoe de WAB in de praktijk uitpakt. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3, zal de WAB in 2025 worden geëvalueerd. De verwachting is dat de WAB-evaluatie inzicht geeft hoe de transitievergoeding in de praktijk uitpakt en of er een aanleiding is om de wetgeving, bijvoorbeeld op het punt van naleving, aan te passen.
Zoals ook aangegeven bij vraag 3 vind ik het een slechte zaak dat er uitzendkrachten zijn die hun transitievergoeding niet betaald hebben gekregen.
Als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan ik mij echter niet in individuele zaken mengen. Het is aan de werknemer om de transitievergoeding op te eisen als de werkgever niet overgaat tot uitbetaling daarvan. Hierover is veel informatie te vinden op Rijksoverheid.nl2. Ook is op Rijksoverheid.nl informatie te vinden over hoe de transitievergoeding berekend moet worden en er is een Rekenhulp beschikbaar om deze berekening te doen.3 Deze informatie kan de werknemer helpen wanneer hij/zij de transitievergoeding wil opeisen. Ook het juridisch loket helpt met informatie en ondersteuning. Zo is er een voorbeeldbrief die werknemers kunnen gebruiken om naar hun (ex-)werkgever te sturen.4
Daarnaast wordt vanuit SZW ingezet op een betere informatievoorziening en ondersteuning voor kwetsbare werknemers, waaronder arbeidsmigranten. Ik heb de Tweede Kamer over deze plannen afgelopen oktober een brief gestuurd.5
Bent u bereid om de verjaartermijn dat een transitievergoeding opgeëist kan worden te verlengen?
In geval de werkgever de transitievergoeding niet betaalt, moet de werknemer binnen 3 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst die opeisen. Dit is de zogenaamde vervaltermijn. De werknemer kan eerst verzoeken om tot uitbetaling over te gaan. Doet hij dit niet, dan moet de werknemer binnen 3 maanden na de einddatum van de arbeidsovereenkomst een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter om de transitievergoeding op te eisen. Er is gekozen voor de vervaltermijn van 3 maanden om de periode van onzekerheid over het einde van de arbeidsovereenkomst en de gevolgen daarvan voor de werkgever en werknemer zo kort mogelijk te houden. In uitzonderlijke gevallen biedt een beroep op redelijkheid een billijkheid een opening voor een langere vervaltermijn6. Ik vind het belangrijk om de evaluatie van de WAB te doen om inzicht te krijgen in de werking van het huidige stelsel. Op basis van onder meer de uitkomsten van de WAB-evaluatie, zal de afweging worden gemaakt of er aanleiding is voor een wetswijziging op dit punt.
Welke andere vormen van onderbetaling zijn mogelijk? Kunt u hiervan een overzicht geven? Kunt u hierbij aangeven of het bekend is in hoeverre deze voorkomen, aangeven op welke manier hier op wordt gemonitord en hoe hier toezicht op gehouden wordt? Wilt u hier in ieder geval het vakantiegeld en vakantiedagen bij betrekken?
Bij de beantwoording ga ik ervan uit dat met onderbetaling wordt gedoeld op de situatie waarbij de financiële vergoeding die de werknemer ontvangt lager is dan de financiële vergoeding waarop de werknemer volgens de arbeidsovereenkomst/cao recht heeft.
Het is lastig om een eenduidig antwoord te geven op de vraag welke andere vormen van onderbetaling mogelijk zijn. De arbeidsvoorwaarden en de aanspraken die de werknemer heeft op bijvoorbeeld loon, vakantiegeld en (overwerk)toeslagen zijn afspraken die de werkgever en werknemer met elkaar maken. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft als zodanig dan ook geen inzicht in de vormen van onderbetalingen die zich in de praktijk in individuele casussen voordoen. Wel blijkt uit een onderzoek naar de effectuering van arbeidsrecht dat het type conflict bij werkenden met een flexcontract in 19% van de gevallen een conflict betrof over loon. Bij werkenden met een vast contract gingen de conflicten in 15% van de gevallen over loon.7
Ook is bijvoorbeeld onderbetaling onder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) mogelijk. Voor werknemers die onder deze wet vallen, is opgenomen wat zij minimaal per uur dienen te verdienen (het wettelijk minimumuurloon) en hoeveel vakantiebijslag zij minimaal dienen te ontvangen. De Nederlandse Arbeidsinspectie controleert onder andere of werkgevers zich houden aan de Wml en werkt daarbij risicogericht: de capaciteit wordt daar ingezet waar de arbeidsrisico’s het grootst zijn. Er zijn 11 programma’s die zich richten op specifieke sectoren, thema’s of meldingen.8 Om maximaal effect te kunnen bereiken, is het van belang dat de Arbeidsinspectie weet waar misstanden plaatsvinden. Daarom is gestart met het monitorproject «Nalevingsmonitor Eerlijk Werk». De «Monitor Eerlijk Werk» is een tussenrapport van één van de monitorprojecten en richt zich op het in kaart brengen van de mate van niet-naleving van onder andere de Wml. Uit het eerste tussenrapport blijkt dat bij 5% van de onderzochte vestigingen de Wml wordt overtreden. Meestal gaat het om onderbetaling van het loon (49% van de overtredingen). Ook het uitkeren van te weinig vakantietoeslag (16%) komt relatief vaak voor.9 Belangrijk om hierbij te vermelden is dat dit rapport een eerste inzicht verschaft en daarmee nog niet een volledig beeld geeft.
Een conferentie door Hizb ut Tharir in Nederland |
|
Ingrid Michon (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat op 3 maart 2024 de organisatie Hizb-ut-Tharir een conferentie in Amsterdam organiseert onder de titel «Khilafa, project van de Oemma en redding voor de mensheid?»
Wat is het karakter van dit evenement en deelt u de zorgen van de VVD fractie dat op dit evenement antisemitische, antiseculiere en radicaliserende boodschappen kunnen worden verkondigd? Hoe ziet het kabinet hier op toe?
Herinnert u zich nog de antwoorden op onze Kamervragen uit 2021 over Hizb ut Tharir, waarin deze organisatie door u werd gekenschetst als een radicale pan-islamistische en antizionistische beweging die zou kunnen aanzetten tot radicalisering, maar in de Nederlandse samenleving nog weinig bereik en ontvankelijkheid zou ontmoeten? Wat is uw actuele beeld van deze organisatie?
Is het feit dat deze conferentie in Nederland wordt georganiseerd niet een teken dat het bereik en de ontvankelijkheid van en voor de organisatie Hizb ut Tharir is toegenomen?
Is er een vergunning afgegeven door de gemeente Amsterdam voor de conferentie en op welke gronden?
Is in het voortraject contact geweest met OM, politie en justitie en/of het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over de conferentie en zo ja, waarover specifiek?
Is u bekend of er visa zijn verstrekt voor sprekers op het congres en zo ja voor welke personen en op welke gronden? Hadden deze geweigerd kunnen worden uit voorzorg om radicale boodschappers hier geen podium te geven en waarom is dat niet gebeurd?
Eerder gaf u aan dat, in tegenstelling tot in Duitsland, de organisatie niet verboden is in Nederland en het aan het Openbaar Ministerie (OM) is bepaalde activiteiten te verbieden. Bent u bereid dit standpunt te herzien nu artikel 2:20 van het burgerlijk wetboek u meer bevoegdheden geeft organisaties die ondermijnend zijn voor de vrije en democratische samenleving te verbieden? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Wat is de actuele status van uw aanpak op problematisch gedrag van dit type organisaties, nadat u eerder aangaf via een driesporen aanpak en de Taskforce ongewenst en problematisch gedrag informatie te kunnen delen en desgewenst te kunnen escaleren bij problematisch gedrag, maar later dit op een laag pitje heeft moeten zetten vanwege een gebrek aan grondslagen voor de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Wat is de actuele status van de aanpak problematisch gedrag onder de Minister voor Integratie?
Wat doet de Taskforce van SZW in dit specifieke geval, hoe kan de gemeente optreden en op welke wijze kan de NCTV ondersteunen in de coördinatie nu de wettelijke grondslag geborgd is?
Bent u bereid deze vragen 1 voor 1 zo snel mogelijk te beantwoorden?
Het bericht 'Turkse sekte met tweeëntwintig moskee-internaten stapt nu in scholen' |
|
Bente Becker (VVD), Daan de Kort (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mariëlle Paul (VVD) |
|
Kent u het bericht «Turkse sekte met tweeëntwintig moskee-internaten stapt nu in scholen»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de integratie en weerbaarheid van kinderen die onderwijs (gaan) krijgen op scholen en internaten die zijn opgericht door een gesloten organisatie als Suleymanci, met een orthodoxe en anti-seculiere agenda?
Ik deel de zorgen met betrekking tot de beïnvloeding van jonge kinderen vanuit onderwijs waar antidemocratische en/of antirechtsstatelijke sentimenten achter zitten, met als gevolg dat deze kinderen minder goed onderdeel zouden kunnen worden van de Nederlandse samenleving. Dat onderwijs is niet toelaatbaar. Ik hecht er dan ook sterk aan alle middelen die het stelsel biedt in te zetten om negatieve invloeden op de burgerschapsvorming van jonge kinderen te voorkomen.
Als er tijdens de procedure voor de aanvraag van een nieuwe school sprake is van concrete signalen en aanwijzingen die gegronde redenen vormen om aan te nemen dat de bestuurders niet in staat zullen zijn te voldoen aan de bekostigingsverplichtingen, behoud ik mij het recht voor een dergelijke aanvraag af te wijzen. Een school die van plan is te handelen in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, wens ik geen plek toe te kennen in het onderwijslandschap.
Op elke reguliere school en in ieder jeugdverblijf wordt verplicht aandacht besteed aan burgerschap. Ik vind het van groot belang dat elke reguliere school en ieder jeugdverblijf hierop ook wordt getoetst. In het regulier onderwijs ziet de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) toe op het voldoen aan de wettelijke burgerschapsopdracht en voor het toezicht op de jeugdverblijven is de GGD GHOR verantwoordelijk, waaronder de invulling van burgerschapsvorming.
Ten aanzien van de stichtingsaanvragen van Enderun Hisar heeft de inspectie een positief advies gegeven over de te verwachten onderwijskwaliteit, waaronder de invulling van het burgerschapsonderwijs. Dit advies van de inspectie in aanloop naar de eventuele start van de school, is belangrijk, omdat scholen in staat moeten zijn goed burgerschapsonderwijs vorm te geven. De initiatieven die geen positief advies ontvangen over de voorgenomen invulling van het burgerschapsonderwijs, wijs ik dus ook af. De inspectie toetst vervolgens in het eerste jaar na de start of de invulling van het burgerschapsonderwijs door de scholen ook in de praktijk voldoet aan de wettelijke burgerschapsopdracht en de kerndoelen. Een van deze kerndoelen is het actief werken aan de bevordering van sociale cohesie. Het direct in het eerste jaar toezicht uitoefenen is in mijn ogen een cruciaal middel om ervoor te zorgen dat de burgerschapsvorming en weerbaarheid van kinderen vanaf de start van een school positief worden beïnvloed.
Is de in het artikel geschetste situatie juist, namelijk dat de schoolbestuurders voor de «Enderun Hisar scholen» beiden in andere functies gelieerd zijn aan de Suleymanci-beweging? Zo ja, wat vindt u hier van? Zo nee, hoe zit het wat u betreft?
De bevoegdheden om onderzoek te doen naar personen en/of maatschappelijke organisaties zijn niet belegd bij de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). In algemene zin zijn bijzondere bevoegdheden, zoals het doen van onderzoek naar personen en/of organisaties of opsporingsbevoegdheden, voorbehouden aan het openbaar ministerie, de politie en/of inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Als er signalen binnenkomen bij mijn ministerie, die mede bepalend kunnen zijn voor de vraag of een school voor bekostiging in aanmerking dient te worden gebracht, worden deze signalen onderzocht op juridische mogelijkheden. Indien deze signalen gegronde redenen vormen om aan te nemen dat de bestuurders in kwestie niet in staat zijn aan de bekostigingsverplichtingen te voldoen, behoud ik mij, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, het recht voor de aanvraag af te wijzen.
Er zijn tijdens de procedure in 2022 geen signalen binnengekomen bij OCW over de organisatie Süleymanci of de stichting Enderun Hisar.
Is het inderdaad zo dat bij de in 2022 ingediende aanvragen voor de stichting van nieuwe basisscholen in Amsterdam en Rotterdam onder de vlag van «Enderun Hisar scholen» noch de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), noch de inspectie, noch de Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs kennis hebben vergaard en/of verkregen over de achtergrond van de bestuurders van de stichting voor deze nieuwe scholen? Zo ja, hoe is dit mogelijk? Zo nee, kunt u beschrijven hoe de aanvragen tot stand zijn gekomen?
Om voor bekostiging in aanmerking te komen moeten schoolbesturen, dus ook de stichting Enderun Hisar Scholen, aan de volgende nieuwe wettelijke vereisten voldoen2:
DUO controleert de bovenstaande wettelijke vereisten (onderdelen 1 t/m 4), en de inspectie voert de kwaliteitstoets uit (onderdeel 5). Zoals bij het antwoord op vraag 2 aangegeven hecht ik er belang aan dat er al bij de aanvraag een advies van de inspectie over de toekomstige invulling van de burgerschapsopdracht wordt gegeven. Indien het advies van de inspectie negatief is dan wijs ik de aanvraag af. Indien aan één van de andere vereisten niet wordt voldaan, bijvoorbeeld omdat er geen geldige VOG wordt afgegeven, dan wijs ik de aanvraag ook af. Pas als een stichtingsaanvraag voldoet aan alle bovengenoemde wettelijke vereisten, volgt een positief bekostigingsbesluit. De scholen van de stichting Enderun Hisar voldoen aan alle bovengenoemde bekostigingsvereisten. Beide scholen mogen daarom starten in augustus 2024. Vervolgens houdt de inspectie direct nadat de goedgekeurde scholen van start zijn gegaan toezicht op de scholen, waaronder op de manier waarop het burgerschapsonderwijs in de praktijk wordt vormgegeven. Zoals bij vraag 2 aangegeven vind ik dit een cruciale stap om ook daadwerkelijk te borgen dat scholen niet in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat handelen.
Hoe wordt in algemene zin bij de aanvragen voor nieuwe scholen meegewogen wat het profiel van de betreffende bestuurders is? Worden banden met buitenlandse regimes of bijvoorbeeld orthodoxe en anti-seculiere stichtingen meegewogen of gelden enkel de vereisten van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en de afgelopen vijf jaar geen school mogen hebben bestuurd die is gesloten vanwege zeer zwakke kwaliteit? Vind u dit voldoende?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich nog dat de aanscherping van de wetgeving van de burgerschapsopdracht voor scholen mede was ingegeven door schoolbestuurders die wel beweerden het burgerschapsonderwijs netjes te willen verzorgen, maar tegelijkertijd banden met salafistische organisaties onderhielden? Hoe maakt de recente aanscherping het mogelijk te voorkomen dat scholen kunnen worden opgericht door bestuurders met een anti-integratieve agenda? Bent u bereid om deze eisen zo nodig aan te scherpen?
De Wet verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs (2021) verplicht scholen om te werken aan de bevordering van actief burgerschap en sociale cohesie. Dit betekent onder meer dat scholen de basiswaarden van de democratische rechtsstaat moeten bevorderen. Het onderwijs van de school mag daarmee niet in strijd zijn. De inspectie houdt vanaf de start van een school toezicht op de realisatie van deze burgerschapsopdracht in de praktijk, waaronder doelgerichte en samenhangende bevordering van de basiswaarden.
Zoals hierboven uiteengezet toetst de inspectie elk initiatief van tevoren op het burgerschapsonderwijs en brengt de inspectie in het eerste jaar na de start een bezoek aan de nieuwe school. Het toezicht op burgerschap is onderdeel van het reguliere inspectietoezicht. Daarnaast doet de inspectie zo nodig onderzoek naar aanleiding van signalen of incidenten. Op deze wijze wordt geborgd dat scholen aan wettelijke eisen voldoen en er tegen het handelen in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat wordt opgetreden. Indien in de praktijk blijkt dat het burgerschapsonderwijs ondanks de bestaande toetsen en controles toch níet wordt vormgegeven zoals scholen dat op grond van de wet verplicht zijn, kan de inspectie een herstelopdracht uitvaardigen of, indien nodig, verder handhavend optreden. Tot slot, zoals aangegeven in het antwoord op vragen 4 en 5, moeten bestuurders die een nieuwe school willen oprichten, voldoen aan alle vijf de wettelijke vereisten, zoals het beschikken over een VOG afgegeven voor het screeningsprofiel onderwijs. Voor deze eisen geldt dat het op dit moment niet aan de orde is deze aan te scherpen.
Hoe verhoudt het lidmaatschap van de Suleymanci-beweging van schoolbestuurders zich tot de recent aangescherpte wetgeving voor de stichting van nieuwe scholen en de aangescherpte wetgeving voor de burgerschapsopdracht van scholen?
Het lidmaatschap van bestuurders van een maatschappelijke of religieuze organisatie is, voor zover deze organisatie niet handelt in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, niet bepalend voor het besluit om een school al dan niet voor bekostiging in aanmerking te brengen.
De school moet voldoen aan alle wettelijke vereisten, genoemd in het antwoord op de vragen 4 en 5, om voor bekostiging in aanmerking te kunnen worden gebracht. Daarnaast behoud ik mij, zoals gezegd, het recht voor een aanvraag preventief af te wijzen indien ik over aanwijzingen beschik waaruit blijkt dat de aanvragers in kwestie niet in staat zullen zijn goed onderwijs vorm te geven, en dus ongeschikt zijn.
Is met deze nieuwe informatie een ander oordeel aan de orde over de toelaatbaarheid van deze scholen en zo nee, waarom niet?
Er zijn tijdens de procedure in 2022 geen signalen binnengekomen bij OCW over de organisatie Süleymanci of de stichting Enderun Hisar. De scholen voldoen aan de wettelijke vereisten voor bekostiging en mogen van start in augustus 2024. De inspectie ziet toe op de uitvoering van de burgerschapsopdracht in de praktijk.
Mocht er echter tijdens de procedure voor de aanvraag van een nieuwe school sprake zijn van concrete aanwijzingen en gegronde redenen om aan te nemen dat de bestuurders van een nieuwe school niet in staat zullen zijn te voldoen aan de bekostigingsverplichtingen, behoud ik mij, zoals gezegd, het recht voor een dergelijke aanvraag preventief af te wijzen. Scholen die van plan zijn te handelen in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, wens ik geen plek toe te kennen in het onderwijslandschap.
Hoe weegt u de zienswijze van het college van burgemeester en wethouders (B&W) van Amsterdam dat deze school liever niet wilde toelaten omdat het de segregatie zou versterken? Waarom is deze positie onvoldoende gebleken om de aanvraag af te wijzen?
De zienswijze van de gemeente wordt meegewogen in het besluit om een school al dan niet voor bekostiging in aanmerking te laten komen voor zover de zienswijze betrekking heeft op de wettelijke vereisten voor het stichten van een nieuwe school. Het mogelijk bijdragen aan segregatie is geen wettelijke grond op basis waarvan een aanvraag kan worden afgewezen. Wel worden de mogelijke effecten op segregatie van nieuwe scholen meegenomen in de evaluatie van de stichtingsprocedure. Deze evaluatie vindt momenteel plaats en het eindrapport is voorzien in december 2025.
Wat is uw beeld van de huidige aard, omvang en activiteiten van Stichting Islamitisch Centrum Nederland (SICN), de tak van de Suleymanci-beweging in Nederland? Is het juist dat er sprake is van centrale aansturing in Europa vanuit Keulen? Bent u bereid dit te onderzoeken als u hier momenteel onvoldoende zicht op heeft?
Zoals ik eerder in de beantwoording van vraag 3 heb aangegeven liggen de bevoegdheden om personen en/of maatschappelijke organisaties te onderzoeken niet bij de Ministeries van OCW, VWS of SZW.
Welke contacten heeft u met de Suleymanci-beweging in Nederland en hoe wordt momenteel toezicht gehouden op de moskee-internaten die zij besturen?
Vanuit SZW wordt er samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties aan vraagstukken gewerkt rondom samenleven- en integratiebeleid. In dit kader onderhoudt het Ministerie van SZW ook contacten met een brede vertegenwoordiging van Turks-Nederlandse gemeenschappen en organisaties, waaronder de overkoepelende organisatie van de zogenoemde Suleymanci-beweging, Stichting Islamitisch Centrum Nederland (SICN).
VWS is stelselverantwoordelijk voor de Wet op de jeugdverblijven. De Wet op de jeugdverblijven is op 1 juli 2016 in werking getreden. Het doel van de wet is het zo veel mogelijk waarborgen van de veiligheid, de ongestoorde ontwikkeling van jongeren in de jeugdverblijven en het pedagogisch klimaat. Het toezicht op deze wet is neergelegd bij de GGD GHOR.
Er zijn op dit moment in Nederland 22 jeugdverblijven in 13 gemeenten waarop de Wet op de Jeugdverblijven van toepassing is. Er zijn 20 jeugdverblijven aangesloten bij de branchevereniging ECN (Educatieve Centra met Inwoning Nederland). De ECN is een zelfstandig opererende branchevereniging die samenwerkt met de Stichting Islamitisch Centrum Nederland. In de jeugdverblijven verblijven meisjes of jongens in de leeftijd van 12–18 jaar. Deze jongeren gaan overdag naar het reguliere onderwijs.
De jaarlijkse inspectiebezoeken bij de jeugdverblijven kunnen zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. Hierbij zijn meestal twee inspecteurs aanwezig. Tijdens de bezoeken kan er contact zijn met jongeren. Het toezicht dat wordt uitgevoerd is, conform de aanbevelingen van het evaluatierapport van de Wet op de jeugdverblijven van het Verwey-Jonker Instituut, stimulerend van aard.
Kunt u een overzicht verstrekken van het aantal jeugdverblijven (internaten) in Nederland dat wordt bestuurd door een Turks Religieuze Stichting of Organisatie (TRSO), uitgesplitst naar de verschillende TRSO’s?
Er zijn 20 jeugdverblijven aangesloten bij de branchevereniging ECN. Daarnaast is er het jeugdverblijf El-Biruni in Rotterdam, verbonden aan de organisatie Milli Görüs. Op dit moment is het jeugdverblijf niet actief vanwege organisatorische redenen.
Kunt u aangeven hoe vaak deze internaten een inspectiebezoek krijgen en wat hiervan tot nu toe de resultaten zijn?
De jeugdverblijven worden minimaal één keer per jaar geïnspecteerd. In 2023 zijn 20 jeugdverblijven bezocht, twee bezoeken zijn uitgesteld tot januari 2024. De inspecties zien toe op de ongestoorde ontwikkeling, de (sociale) veiligheid en het pedagogisch klimaat voor kinderen. Er zijn tot op heden geen (zorgelijke) signalen binnengekomen en uit de inspecties blijkt dat de jeugdverblijven voldoen aan de formele eisen van de wet.
Kunt u aangeven waar de betreffende inspectierapporten van de wet op de jeugdverblijven zijn in te zien?
Op basis van de Wet open overheid (Woo) kunnen burgers inzage vragen van de rapporten bij de GGD van de betreffende gemeente.
Kunt u de Kamer een update geven van de opvolging van de aanbevelingen uit de evaluatie van de wet op de jeugdverblijven, die onder andere opriep tot een aanscherping van de kwaliteitseisen en een scherper gesprek over burgerschap op moskee-internaten?
Op 2 november 2020 heeft de Staatssecretaris van VWS uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de aanbevelingen uit de evaluatie van de Wet op de jeugdverblijven van het Verweij Jonker Instituut, opgeleverd in 2019.
Uit de evaluatie blijkt dat de jeugdverblijven voldoen aan de formele eisen van de wet. Dit heeft bijgedragen aan de veiligheid van de aldaar verblijvende jongeren. Ook blijkt uit de evaluatie dat zowel de transparantie van de jeugdverblijven als het onderling vertrouwen tussen gemeenten, jeugdverblijven en inspectie is toegenomen.
De Staatssecretaris van VWS geeft in de brief aan dat de uitwerking van de aanbevelingen in de landelijke werkgroep jeugdverblijven zijn besproken en uitgewerkt. Er zijn onder andere indicatoren geformuleerd om het pedagogisch klimaat te kunnen observeren en de inspecties vinden plaats aan de hand van het pedagogisch beleidsplan, burgerschapsvorming maakt hier onderdeel van uit.
Wat burgerschapsvorming betreft, wijs ik erop dat de jongeren overdag naar het regulier onderwijs gaan. Hierin komen thema’s aan de orde die op landelijk niveau wettelijk zijn vastgelegd. Aanvullend hierop worden er voor burgerschapsvorming op lokaal niveau verschillende thema’s, lessen, en activiteiten door de jeugdverblijven opgezet en/of behandeld. De lessen en activiteiten en de onderwerpen die daarbij aan bod komen zijn onderdeel van het jaarlijkse gesprek tussen jeugdverblijf en gemeente. De handreiking Burgerschap jeugdverblijven is hiervoor de leidraad, en ook kunnen hiervoor «best practices» worden uitgewisseld bij de landelijke werkgroep. Naast het jaarlijks gesprek hierover wordt er tijdens de inspecties ook actief toegezien op de invulling van burgerschapsvorming als onderdeel van het pedagogisch beleid en in de praktijk. Er zijn tot op heden geen (zorgelijke) signalen binnengekomen.
Zou invoering van het wetsvoorstel voor toezicht op informeel onderwijs extra handvatten geven om toezicht te houden op deze internaten?
De GGD houdt al sinds 2016 structureel toezicht op de jeugdverblijven. Op dit moment zijn er geen signalen dat de GGD extra handvatten nodig heeft om dit toezicht te kunnen uitvoeren. Met de voorgenomen Wet toezicht op informeel onderwijs zullen er geen extra handvatten gecreëerd worden aangaande het toezicht op jeugdverblijven. De jeugdverblijven vallen namelijk niet onder informeel onderwijs, omdat er sprake is van «langduriger verblijf». Bij de voorgenomen wet toezicht op informeel onderwijs zal het toezicht juist signaal gestuurd zijn en komt dus niet elke informele instelling permanent onder toezicht te staan.
Bent u bereid het wetsvoorstel voor toezicht op informeel onderwijs zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen?
Zoals eerder toegezegd aan uw Kamer zal het wetsvoorstel voor Prinsjesdag in internetconsultatie worden gebracht.
Bent u bereid deze vragen één voor één en binnen vier weken te beantwoorden?
Ja.