Bufferzones tegen intimidatie bij abortusklinieken. |
|
Sarah Dobbe , Lisa Vliegenthart (GroenLinks-PvdA), Ines Kostić (PvdD) |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Toch geen bufferzone voor demonstranten rond abortusklinieken, Keijzer (BBB) wil het niet»?1
Deelt u de mening dat iedereen altijd toegang zou moeten hebben tot zorg en zij hierin niet belemmerd zouden mogen worden door intimidatie? Zo ja, kunt u dit nader onderbouwen? Zo nee, waarom niet?
Deel u de mening dat iedereen vrij en veilig toegang zou moeten hebben tot abortuszorg en dat deze toegang onder druk wordt gezet door intimiderend gedrag bij de klinieken? Zo ja, kunt u dit nader onderbouwen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u nader toelichten op welk punt het demonstratierecht overschreden wordt rondom abortusklinieken en er sprake is van intimidatie, aan de hand van enkele illustrerende voorbeelden?
Hoe vaak komt het, naar schatting, voor dat er intimiderende demonstraties plaatsvinden bij abortusklinieken tegen zowel bezoekers als zorgverleners? Is ook bekend in hoeveel gevallen personen daardoor de zorg hebben uitgesteld of niet hebben ontvangen? Zo nee, bent u bereid hier nader onderzoek naar te laten doen, gelet op de signalen van uit de samenleving en zorgverleners?
Welke rol ziet u voor zich bij het garanderen van het recht tot zorg voor vrouwen, ook het recht tot abortuszorg? Welke rol ziet u, in het bijzonder, voor u in verhouding met de collega-bewindspersonen van andere ministeries?
Kunt u nader toelichten hoe het mogelijk is dat een brief, opgesteld door uw collega-bewindspersonen, op het laatste moment via de ministerraad geblokkeerd is door een andere collega-bewindspersoon, wiens ministerie niet direct een relatie heeft met het onderhavige onderwerp?
Indien er vanuit de landelijke overheid geen handvaten worden geboden aan lokale bestuurders, bijvoorbeeld in de vorm van landelijke richtlijnen over bufferzones, hoe ziet u erop toe dat het recht op en de vrije en veilige toegang tot abortuszorg gegarandeerd blijft?
De investeringsplannen van Schiphol |
|
Ines Kostić (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Tieman , Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Zijn de bewindspersonen bekend met het bericht dat Schiphol de komende 10 jaar 10 miljard gaat investeren in de luchthaven1 en met het Strategisch Plan 2025–20352 die 21 november 2025 in de media is gepubliceerd?
Wat is het precieze totaalbedrag dat Schiphol investeert in dit plan, welk bedrag daarvan betreft investeringen in Nederland, welk bedrag betreft investeringen in buitenlandse luchthavens (en welke luchthavens heeft Schiphol op het oog) en hoe verhoudt dit zich tot het eerder aangekondigde investeringsprogramma van € 6 miljard voor 2024–2029?
Zijn er binnen het investeringsprogramma alternatieven overwogen waarbij een lager investeringsbedrag zou volstaan, en zo ja, op basis van welke afwegingen zijn deze alternatieven verworpen?
Kunt u specificeren hoe de totale investeringen tot 2035 uiteenvallen in individuele investeringsprojecten, welke projecten de statutaire drempel van € 200 miljoen overschrijden (zoals de Nieuwe Terminal Zuid, de A-pier in 2027, de lounges, de nieuwe metrolijn, infrastructurele uitbreidingen zoals de Dual Taxi Way), wat per project het investeringsbedrag is en wanneer deze individuele projecten ter goedkeuring aan de aandeelhouders voorgelegd worden?
Indien u deze specificatie niet kunt geven: wat is (a) het totaalbedrag aan investeringen binnen het programma 2025–2035 waarvoor aandeelhoudersgoedkeuring vereist is, (b) welk percentage dit is van de totale investering (c) hoeveel individuele investeringsprojecten dit betreft en (d) wanneer worden deze projecten uiterlijk ter goedkeuring aan de aandeelhouders voorgelegd?
Welk percentage van de totale investering betreft investeringen die geen aandeelhoudersgoedkeuring vereisen (dus onder de drempel van € 200 miljoen), om hoeveel euro gaat dit, en op welke wijze houdt de Staat als aandeelhouder toezicht op deze investeringen?
Aangezien Schiphol stelt dat in haar investeringsplannen extra «ruimte nodig is om grotere en stillere vliegtuigen te faciliteren» en voor «de grootste vliegtuigen aanvullende gates nodig» zijn, kunt u aangeven wat de verwachte ontwikkeling is van het aantal passagiers op Schiphol voor de jaren 2025–2035?
Wat is de verwachte CO2-uitstoot van Schiphol voor de jaren 2025–2035 uitgesplitst naar scope 1 (directe emissies), scope 2 (indirecte emissies van energiegebruik) en scope 3 (emissies van vliegtuigbewegingen) en hoe verhoudt deze zich tot het uitstootniveau van 1990?
Deelt u de conclusie dat het klimaatdoel van het Rijk (55% reductie in 2030 ten opzichte van 1990) vereist dat ook de luchtvaart een substantiële CO2-reductie realiseert en acht u de investeringsplannen van Schiphol die passagiersgroei faciliteren in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen van het Rijk?
Wat is de verwachte ontwikkeling van de stikstofuitstoot op Schiphol voor de periode 2025–2035, en wat is het effect van de facilitering van grotere vliegtuigen op deze uitstoot?
Deelt u de mening dat investeringen van € 10 miljard die expliciet bedoeld zijn om grotere vliegtuigen en daarmee meer passagiers te faciliteren (zoals de aanvullende gates voor de grootste vliegtuigen), niet in overeenstemming zijn met het ontbreken van een geldige natuurvergunning vanwege stikstofuitstoot en zo nee, waarom niet?
Op welke data en in welke gremia (zowel formeel als informeel) heeft de Staat in de periode november 2024–november 2025 input gegeven op het Strategisch Plan 2025–2035 van Schiphol?
Heeft de Staat bij deze input expliciet stilgestaan bij de vraag of de investeringen die passagiersgroei faciliteren in strijd zijn met de klimaat- en stikstofdoelen van het Rijk en zo ja, wat was het standpunt van de Staat en zo nee, waarom heeft de Staat hier niet expliciet bij stilgestaan?
In welke stukken van de Voorjaarsnota 2025 heeft u de Kamer geïnformeerd over de tijdelijke aanpassing van het dividendbeleid van Schiphol waarbij specifiek het verlagen van het uitkeringspercentage van 60% naar 30% genoemd wordt, zoals waarnaar wordt verwezen in het verslag van een schriftelijk overleg over Jaarverslag Beheer staatsdeelnemingen 20243?
Heeft Schiphol conform het Handboek Financiële Positie4 meerdere scenario’s voor het financieel meerjarenplan opgesteld waarbij minimaal (a) handhaving van 60% dividenduitkering en (b) verlaging naar 30% zijn doorgerekend voor de impact op kasstromen, solvabiliteit en dividenduitkeringen over 2025–2035?
Zijn deze scenarioanalyses met de Staat als aandeelhouder gedeeld en zo nee, waarom heeft de Staat deze analyses niet ontvangen of niet verlangd?
Wat zijn in absolute bedragen de verwachte cumulatieve dividenduitkeringen van Schiphol aan de Staat over de periode 2025–2035 bij (a) handhaving van 60% dividenduitkering en (b) verlaging naar 30% dividenduitkering?
Indien u de absolute bedragen per scenario niet kunt delen: wat is het cumulatieve verschil in dividenduitkeringen tussen de twee scenario’s over 2025–2035?
Wanneer heeft het Ministerie van Financiën Schiphol verzocht om additionele bepalingen aan het dividendbeleid toe te voegen (zoals beschreven in de evaluatie van Schiphol5) en hoe en wanneer is de Kamer hierover geïnformeerd?
Welke specifieke financiële ratio’s heeft de Staat als aanvullende voorwaarde aan het dividendbeleid van Schiphol toegevoegd en wat zijn de concrete drempelwaarden per aangehouden ratio?
Welke financiële ratio’s van Schiphol voldeden in 2024 niet aan de afgesproken normen waardoor geen dividend werd uitgekeerd, wat waren de gerealiseerde waarden in 2024 ten opzichte van de norm en door welke norm is de verwachting dat over het boekjaar 2025 wél dividend uitgekeerd zal gaan worden?
Indien u geen enkele concrete informatie over de ratio’s kunt delen: hoe kan de Kamer dan beoordelen of de door de Staat aan het dividendbeleid toegevoegde bepalingen proportioneel zijn en correct worden toegepast? Deelt u de mening dat de Kamer deze informatie moet kunnen inzien om haar controlerende taak uit te kunnen voeren?
Kunt u uitleggen waarom er naar een extra «strategische aandeelhouder»6 gezocht wordt door Schiphol en wat dit zou betekenen voor de positie van het Rijk? Wat is de tijdlijn voor dit proces, welke criteria worden gehanteerd bij de selectie van een strategische aandeelhouder en in welke fase van dit proces bevindt Schiphol zich momenteel?
Heeft de Staat als meerderheidsaandeelhouder goedkeuring gegeven voor het zoeken naar een strategische aandeelhouder, welke eisen stelt de Staat aan een eventuele nieuwe aandeelhouder (bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, milieu, natuur of publiek belang) en welke vetorechten of blokkeringsrechten is de Staat bereid een strategische aandeelhouder te geven?
Is de Staat bereid om bij Schiphol een deel van het beschikbare aandeelhouderschap te reserveren voor een vertegenwoordiger van natuur en toekomstige generaties die namens de natuur en toekomstige generaties stemt en zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat – gelet op de uitgebreide parlementaire procedure die in 2005–20067 is gevolgd bij de destijds overwogen verkoop van een minderheidsbelang in Schiphol – ook een eventuele nieuwe strategische aandeelhouder in Schiphol onderwerp moet zijn van voorafgaande parlementaire behandeling en goedkeuring door beide Kamers en zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en deze beatwoording zo snel mogelijk, maar in ieder geval een week voor het commissiedebat Staatsdeelnemingen op 4 februari 2026 met de Kamer delen?
Nederlandse rol in Europese onderhandelingen over Nieuwe Genomische Technieken (NGT) en uitvoering van motie Kostic en motie Akerboom |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
|
|
|
Bent u bekend met het recente artikel van IFOAM Organics Europe van 4 december 2025, waarin wordt gesteld dat het voorlopige politiek akkoord over de Europese regelgeving voor Nieuwe Genomische Technieken (NGT’s) «een groot risico vormt voor Europese voedselsoevereiniteit» en dat het akkoord belangrijke waarborgen voor patenten, traceerbaarheid en etikettering heeft uitgehold, waardoor boeren, veredelaars, consumenten en milieu onvoldoende worden beschermd?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel van IFOAM.
Bent u bekend met de Argos uitzending waaruit op basis van interne documenten is gebleken dat de Nederlandse regering zich niet heeft ingezet voor keuzevrijheid, transparantie, bescherming van kleine zaadveredelaars en het inperken van de macht van gentech-bedrijven en monopolisering?2
Ja, ik ben bekend met de uitzending van Argos over het NGT-voorstel.
Bent u bekend met het artikel uit De Groene van 9 september jongstleden waaruit blijkt dat de nieuwe Europese regelgeving «grote zaadconcerns nog meer macht zal geven en kleine veredelaars in de problemen zal brengen» en dat Nederlandse ministeries «een sleutelrol bij de lobby voor de versoepeling van gentech-regels» speelden?3
Ja, ik ben bekend met dit artikel uit de Groene.
Hoe heeft u de laatste voorstellen voor de nieuwe regelgeving onafhankelijk wetenschappelijk laten toetsen aan de eis van de Kamer uit 2023 middels de motie-Akerboom (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1590) om a) keuzevrijheid van eindconsumenten te garanderen, b) de biologische sector gentechvrij te houden en c) de macht van gentech-bedrijven en monopolisering tegen te gaan? Kunt u wetenschappelijke bronnen en bijbehorende conclusies meesturen?
Het huidige voorstel voldoet aan de toezeggingen die gedaan zijn aan de kamer. De motie Akerboom waar u naar verwijst is aangenomen onder de voorwaarde dat deze niet van toepassing is voor de eindconsument. Daarmee is door de Kamerfractie van de Partij voor de Dieren destijds ingestemd tijdens het debat4. Wat het kabinet betreft moet keuzevrijheid worden geborgd door middel van transparante en objectieve informatievoorziening richting de consument. Echter, hoeft dit niet persé door een fysiek etiket op het levensmiddel. Ook voor (producten van) planten uit conventionele veredeling is er geen etiketteringsplicht, daarom zou verplichte etikettering van (producten van) categorie 1 NGT-planten die vergelijkbaar zijn aan (producten van) planten uit conventionele veredeling niet proportioneel zijn. Daarnaast zou het problematisch zijn voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Het kabinet heeft zich tijdens het raadstraject volgens het BNC-fiche5 ingezet voor een duidelijke en bruikbare openbare EU-database die voldoende transparant is voor consumenten en gebruikers. Daarnaast heeft het kabinet in het BNC-fiche aangegeven de wens van de biologische sector te respecteren om vrij van NGT producten te blijven, het kabinet heeft recent een eerste verkenning laten uitvoeren naar mogelijke vermengingsroutes van NGT gewassen en biologische gewassen waaruit blijkt dat de scheiding tussen gangbaar en biologisch in veruit de meeste gevallen afdoende is om vermenging te voorkomen6. Ook heeft het kabinet in het BNC-fiche aangegeven dat het NGT voorstel een goede manier is om deze technieken toegankelijk te maken voor een brede groep veredelaars, juist ook voor het MKB.
Kunt u heel precies beschrijven op welke manier Nederland zich tijdens het hele proces voor de volgende onderdelen heeft ingezet in Europa, a) keuzevrijheid voor consumenten garanderen (inclusief consumentenlabeling), b) biologische sector gentechvrij houden, c) macht van gentech-bedrijven en monopolisering tegengaan en wat het resultaat daarvan is, en kunt u daar schriftelijke bewijsstukken van meesturen?
Ik heb mij tijdens het Raadsproces niet ingezet voor fysieke etikettering voor eindconsumenten, in het BNC-fiche is aangegeven dat het kabinet het voorstel van de Commissie voor een online openbare database voor categorie 1 NGT-planten steunt. Het kabinet heeft zich tijdens het raadstraject ingezet voor een duidelijke en bruikbare openbare EU-database die voldoende transparant is voor consumenten en gebruikers. Daarnaast is in het BNC-fiche aangegeven dat het kabinet de biologische sector vrij van NGTs wil houden. Het kabinet heeft respect voor de wens van de biologische sector om geen gebruik te maken van NGTs. Voor het kabinet is het van belang dat het landbouw- en voedselsysteem werkbaar moet blijven voor zowel de biologische sector als voor sectoren die wel gebruik willen maken van NGT-planten. Een professionele en particuliere gebruiker zou vrij moeten zijn om wel of niet te kiezen voor NGT-planten. Het kabinet is daarom tevreden met de genoemde maatregelen, zoals het etiketteren van uitgangsmateriaal, om voor in de keten de keuzevrijheid van de gebruiker, waaronder ook de biologische gebruiker, te garanderen. Met betrekking tot octrooien heb ik mij in de Raad ingezet conform de Kamerbrief over de uitvoering van de motie van de leden Hertzberger en Meulenkamp en de motie van het lid De Groot7 en mijn kamerbrief met de beantwoording van de vragen van de Eerste Kamerfractie van de PvdD over het Raadsmandaat8. Ik heb mij in de Raad ingezet om meer transparantie te bieden in het octrooilandschap van de plantenveredeling en om te voorkomen dat octrooirechten een blokkade vormen voor toegang tot genetische eigenschappen voor veredelaars. De technische onderhandelingen in de Raad en in de trilogen zijn vertrouwelijk, hier kan ik geen stukken over delen. Het resultaat is de compromistekst die nu voorligt. Dit compromis strookt met de inzet van het Nederlandse kabinet.
Kunt u een lijst geven van bedrijven (of hun belangenbehartigers) die u tijdens het hele traject van onderhandelingen over NGT’s heeft gesproken en een volledige opsomming geven van de input die u daaruit heeft overgenomen?
Op 14 oktober 2022 is een open stakeholder consultatie gehouden voor iedereen die geïnteresseerd was in de inzet van het kabinet op het door de Commissie aangekondigde NGT-voorstel. Hier waren vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, onderzoeksinstellingen, vertegenwoordigers van de biologische sector en milieuorganisaties bij aanwezig. Op 7 juli 2023 heb ik een stakeholderbijeenkomst georganiseerd ten behoeve van het BNC fiche, hierbij was de biologische sector vertegenwoordigd. Daarnaast sta ik altijd open om met iedereen in gesprek te gaan over het NGT dossier. Op deze wijze is gesproken met vertegenwoordigers van de biologische sector, en met vertegenwoordigers van de veredelingssector en biotechnologiesector. Het kabinet heeft van geen enkele partij input overgenomen, wel heeft het kabinet alle belangen meegewogen bij de appreciatie van het NGT-voorstel in het BNC-fiche.
Kunt u een lijst geven van maatschappelijke organisaties, biologische sector en consumentenorganisaties die u tijdens het hele traject van onderhandelingen over NGT’s heeft gesproken? Waarom heeft u fundamentele punten van hun zienswijzen niet overgenomen in het BCN fiche, maar wel vooral die van de biotechindustrie?
Het kabinet heeft gesproken met IUCN-NL, Natuur en Milieu, Natuur- en Milieufederatie Noord-Holland, Bionext, de Biowinkel vereniging, Biohuis en Demeter, Corporate Observatory Europe, NAJK, en MVO. Het kabinet heeft van geen enkele partij zienswijzen overgenomen, wel heeft het kabinet alle belangen meegewogen bij de appreciatie van het NGT-voorstel in het BNC-fiche.
Gezien de zorgen van burgers over de nieuwe wet, bent u bereid eerst te waarborgen dat het onmogelijk wordt dat bedrijven straks patenten kunnen vastleggen op planten die bewerkt zijn met nieuwe gentechnieken en op bepaalde essentiële eigenschappen van planten? Zo nee, waarom negeert u de wensen van burgers?4
Zoals beschreven in de brief over de uitvoering van de motie van de leden Hertzberger en Meulenkamp en de motie van het lid De Groot en mijn kamerbrief met de beantwoording van de vragen van de Eerste Kamerfractie van de PvdD over het Raadsmandaat, zijn de voorwaarden waar een octrooi op kan worden verkregen (en waarop niet) vastgelegd in het Europees Octrooi Verdrag (EOV). Het is niet mogelijk om de octrooieerbaarheid van planten of planteigenschappen via een EU-verordening te wijzigen, daarvoor is aanpassing van het EOV noodzakelijk. Het EOV is een internationaal verdrag dat alleen met instemming van alle 39 deelnemende landen kan worden gewijzigd. Dat wil niet zeggen dat het kabinet de zorgen van burgers over octrooien in de plantenveredeling niet serieus neemt. Ik heb mij in de Raad ingezet voor maatregelen die transparantie in het octrooilandschap binnen de veredeling vergroten voor veredelaars. Voor zover de regering met deze vraag wordt verzocht om octrooirechten op plantaardig materiaal te beperken, merk ik nogmaals op dat Europees Octrooibureau (EOB) sinds 1 juli 2017 al geen octrooien meer verleend voor planten of dieren die uitsluitend via een wezenlijk biologische werkwijze zijn verkregen. Bovendien geldt dat als een technisch kenmerk ook via traditionele veredeling kan worden verkregen, het octrooi enkel geldt voor de plant die via het beschermde technische proces is verkregen. Het EOB vereist hiervoor een disclaimer om de bescherming te beperken tot het technisch geproduceerde product en ziet hier streng op toe10.
Bent u bekend met het onderzoek uit Environmental Sciences Europe waarin wordt geconcludeerd dat het Europese voorstel ertoe leidt dat veel gewassen die genetisch bewerkt zijn niet langer hoeven te worden onderzocht op risico’s voordat ze geteeld en mogen worden verkocht, wat ingaat tegen het voorzorgsprincipe en gevaren met zich meebrengt?5
Ja, ik ben bekend met dit artikel. Met het NGT-voorstel heeft de Europese Commissie twee categorieën van NGT-planten voorgesteld: categorie 1- NGT (NGT-1) en categorie 2- NGT (NGT-2). NGT-1 planten kunnen ook met conventionele veredeling of in de natuur tot stand komen, daarom is het risicoprofiel vergelijkbaar met dat van conventioneel veredelde planten. Het kabinet steunt de inzet dat NGT-1 planten daarom op dezelfde manier behandeld worden als conventioneel veredelde planten. Om de NGT-1 status te verkrijgen worden een NGT-plant door de bevoegde autoriteit beoordeeld op de equivalentie met conventioneel veredelde planten, daarmee wordt voldaan aan het voorzorgprincipe.
Waarom is er niet geluisterd naar zulke onafhankelijke onderzoeken en waarom is toegelaten dat de grens tussen NGT1 en NGT2 gewassen willekeurig en zonder een wetenschappelijke basis is gekozen? Bent u bereid om alsnog eerst zulke onderzoeken mee te nemen voordat u definitief besluit? Zo nee, waarom niet?
Zoals beschreven in de beantwoording van de Eerste Kamervragen van de PvdD fractie en SP fractie over het Raadsmandaat12 zijn de equivalentiecriteria gebaseerd op wetenschappelijke literatuuranalyses van de Europese Commissie ondersteund door de wetenschappelijke opinie van de EFSA en wetenschappelijk werk van het Joint Research Centre. Daarnaast heeft de Nederlandse Commissie Genetische Modificatie (COGEM) in haar adviezen13 aangegeven dat planten verkregen met behulp van NGT-1 (cisgenese en mutagenese) qua veiligheid vergelijkbaar zijn met conventioneel veredelde gewassen.
Bent u bereid om alsnog eerst te waarborgen dat op het voedseletiket wordt vermeld of in een product ingrediënten zitten die met nieuwe gentechnologie bewerkt zijn? Zo nee, waarom negeert u de wens van de Kamer en burgers om transparantie naar consumenten toe te waarborgen?
In het BNC-fiche staat het standpunt van het kabinet beschreven. De inzet van het kabinet is gericht op het kunnen maken van onderscheid tussen planten die wel, en planten die niet vergelijkbaar zijn met conventioneel veredelde planten. Het uitgangspunt is dat categorie 1 NGT planten vergelijkbaar zijn met conventioneel veredelde planten, met dezelfde risico’s voor mens en milieu. Daarom acht kabinet het proportioneel om deze planten ook zoveel mogelijk op dezelfde manier te behandelen. Categorie 2 NGT producten blijven wel onder de etiketteringsregels voor GGO’s vallen. Dit standpunt gaat niet in tegen een wens van de Kamer. De motie Akerboom waar u in vraag 4 naar verwijst is aangenomen onder de voorwaarde dat deze niet van toepassing is voor de eindconsument. Daarmee is door de Partij voor de Dieren destijds ingestemd tijdens het debat. Dat is na te lezen in de handelingen van de Kamer.
Welke waarborgen zijn er dat biologische boeren en andere producenten die gentechvrij willen werken niet zelf verantwoordelijk worden gemaakt om vermenging te vermijden, maar bedrijven die gentech gebruiken?
Voor mijn antwoord verwijs ik u naar mijn beantwoording van de vragen van de fracties van de BBB, de Christen Unie, de PvdD en Groenlinks-PvdA over het BNC-fiche14. Hierin zijn de mogelijkheden om biologische ketens vrij te houden van NGT producten geschetst zoals deze in het NGT-voorstel zijn opgenomen. Er zal zorgvuldig worden gekeken of en zo ja welke aanvullende nationale maatregelen noodzakelijk en effectief zijn om producenten te ondersteunen om vermenging van NGT producten en NGT-vrije producten te vermijden. Vanwege de noodzaak om EU-verordeningen tijdig te implementeren en gelet op de terughoudendheid ten aanzien van nationale koppen heeft tijdige implementatie van de NGT-verordening prioriteit.
Aangezien studies concluderen dat de nieuwe regelgeving tot extra last en kosten voor de biologische sector kan leiden en dit niet rechtvaardig is, hoe gaat u dat precies uitsluiten?
Ik herken deze zorg van de biologische sector, maar het is mij niet duidelijk naar welke studies wordt verwezen. Het kabinet heeft een eerste verkenning laten uitvoeren naar mogelijke vermengingsroutes van NGT gewassen en biologische gewassen waaruit blijkt dat de scheiding tussen gangbaar en biologisch in veruit de meeste gevallen afdoende is om vermenging te voorkomen. Er zal zorgvuldig worden gekeken of en zo ja welke aanvullende nationale maatregelen noodzakelijk en effectief zijn om producenten te ondersteunen om vermenging van NGT producten en NGT-vrije producten te vermijden. Vanwege de noodzaak om EU-verordeningen tijdig te implementeren en gelet op de terughoudendheid ten aanzien van nationale koppen heeft tijdige implementatie van de NGT-verordening prioriteit.
Aangezien het Europese voorstel duidelijk ten nadele is van de pionier-veredelaars van de duurzame landbouw en keuzevrijheid voor de eindconsument en het tegengaan van de macht van gentech-bedrijven en monopolisering niet is gegarandeerd, bent u bereid om in lijn met de motie-Akerboom nog geen steun te verlenen aan definitieve vaststelling van NGT-wetgeving, totdat er duidelijke en bindende garanties zijn voor etikettering voor de eindconsument, traceerbaarheid en juridisch solide bescherming tegen ongewenste patentering? Zo nee, waarom niet?
Het huidige voorstel voldoet aan de toezeggingen die gedaan zijn aan de kamer. De motie Akerboom waar u naar verwijst is aangenomen onder de voorwaarde dat deze niet van toepassing is voor de eindconsument. Daarmee is door de Partij voor de Dieren destijds ingestemd tijdens het debat. Dat is na te lezen in de handelingen van de Kamer.
Weet u nog dat de Kamer in maart 2024 de motie-Kostić (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 89) heeft aangenomen waarin de regering wordt verzocht niet in te stemmen met het Europese Commissievoorstel voor NGT's voordat een volledig en onafhankelijk onderzoek naar de impact ervan – onder meer op kleine veredelaars, boeren en consumenten – is afgerond en meegewogen in beleid?
Ja ik ken deze motie en het kabinet heeft de uitvoering van deze motie schriftelijk met de kamer gedeeld15.
Aangezien het onderzoek dat in de motie-Kostić wordt gevraagd niet is uitgevoerd en meegewogen, bent u bereid om bij de aanstaande COREPER-vergadering in lijn met de motie-Kostić nog geen steun te verlenen aan definitieve vaststelling van NGT-wetgeving of zich te onthouden van stemmen, totdat het onderzoek is afgerond en meegewogen? Zo nee, waarom voert u deze belangrijke randvoorwaarde van de Kamer niet uit?
De uitvoering van de motie Kostić is schriftelijk met de kamer gedeeld. Voorafgaand aan de presentatie van het NGT-voorstel is door de Europese Commissie een uitgebreide impactanalyse16 uitgevoerd, waarbij ook de impact op boeren en veredelaars is onderzocht. De conclusie uit de impactanalyse is dat het Commissievoorstel een positief effect zal hebben op boeren en veredelaars.
Bent u op zijn minst bereid om iets meer tijd te nemen in de definitieve besluitvorming, zodat betrokkenen eerst het uiteindelijke compromis tussen Raad en het Europees Parlement goed kunnen bestuderen en zodat er tijd is om zienswijzen van Nederlandse stakeholders (zoals biologische boeren, veredelaars en consumenten) op het compromis goed mee te nemen in het definitieve oordeel van het kabinet? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om eerst met de biologische sector, kleine veredelaars en consumentenvertegenwoordigers in gesprek te gaan over de laatste versie van het Europese voorstel? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de compromistekst bestudeerd en gewogen aan de hand van het BNC-fiche, mijn gecommuniceerde inzet in Kamerbrieven, en de beantwoording van moties over het NGT-voorstel. Naar mijn oordeel ligt er een goed compromis voor dat strookt met de inzet van het kabinet. Ik zie het gebruik van NGTs in de plantenveredeling als een belangrijk gereedschap dat ik de plantaardige sector wil bieden om uitdagingen omtrent ziekten en plagen het hoofd te kunnen bieden. Daarom zie ik geen reden om meer tijd te nemen in de definitieve besluitvorming en aanvullend in gesprek te gaan met stakeholders.
Kunt u de vragen één voor één met spoed beantwoorden, in ieder geval vóór de aanstaande COREPER-vergadering?
Ik heb uw vragen één voor één en met spoed beantwoord. Ik heb mijn uiterste best gedaan om de beantwoording van deze vragen voor de COREPER-vergadering van 19 december 2025 naar de Tweede Kamer te sturen.
De additionele kosten voor Tata Steel aangaande de maatwerkafspraak. |
|
Ani Zalinyan (GroenLinks-PvdA), Laurens Dassen (Volt), Ines Kostić (PvdD), Sjoukje van Oosterhout (GroenLinks-PvdA) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de analyse van SOMO1 waaruit blijkt dat de voorwaarden in de intentieverklaring met Tata Steel jaarlijks 375 tot 580 miljoen euro aan additionele kosten kunnen meebrengen boven op de eenmalige subsidie van 2 miljard euro?
Kunt u per voorwaarde in de intentieverklaring aangeven wat de verwachte meerkosten voor de Staat zijn, uitgesplitst naar:
Indien u geen ramingen kunt geven voor bovenstaande kostenposten, bent u dan bereid deze ramingen alsnog te laten opstellen voordat een definitieve maatwerkafspraak wordt gesloten, aangezien het gaat om geld van burgers? Zo nee, waarom niet?
Kunt u precies aangeven welke delen van de SOMO-analyse volgens u onjuist zijn, en wat volgens u wel de correcte ramingen zijn gezien uw reactie op het ESB stuk, dat het «onduidelijk is waar de aanvullende subsidies en bedragen op gebaseerd zijn.»?2
Welke drempelwaarde in euro’s of percentages hanteert de Staat bij de beoordeling of een kostenstijging «significant» of «aanzienlijk» is in de zin van artikel 15, vierde lid 4, van de Joint Letter of Intent (JLoI)? Indien u geen drempelwaarde kunt geven (vanwege de huidige onderhandeling), kunt u dan aangeven of überhaupt een drempelwaarde is vastgesteld, zonder deze te specificeren?
Welke oplossingen voor de drie opzeggronden (netwerkkosten, CO2-heffing, staalslakken) worden momenteel besproken met Tata Steel, gegeven de uitspraak van het bedrijf dat er «(zicht op) een oplossing moet zijn»3 om tot een maatwerkovereenkomst te komen?
Welke voorwaarden, garanties of risicoverdelingsmechanismen uit de JLoI worden naar verwachting overgenomen in de definitieve maatwerkafspraak? Welke komen te vervallen? Indien dit nog niet bekend is, per wanneer verwacht u hierover duidelijkheid te kunnen geven?
Welke factoren weegt u mee bij een besluit over het instellen van een kolenverbod? Behoren de geïnvesteerde 2 miljard euro en het risico op opzegging door Tata Steel tot die factoren?
Kan Tata Steel bij deze formulering (artikel 11, tweede lid, van de JLoI) na ondertekening van een definitieve maatwerkafspraak een schadeclaim indienen tegen de Nederlandse staat indien de staat een kolenverbod instelt? Zo ja, wat is de maximale omvang van zo’n claim?
Geldt het instellen van een verbod op kolen in Nederland als opzeggrond voor de JLOI? Zo nee, waarom geeft de CFO van Tata Steel India dan aan dat dit een voorwaarde is om te komen tot maatwerkafspraken4?
Welke argumenten heeft Tata Steel aangevoerd voor het opnemen van de opzeggronden bij hogere netwerkkosten, een nationale CO2-heffing, of nieuwe milieuregels voor staalslakken? Welke alternatieven zijn overwogen?
Klopt het dat de intentieverklaring Tata het recht geeft de deal op te zeggen als «nationaal beleid voor staalslakken de financiële positie aanzienlijk negatief beïnvloedt»? Betekent dit dat de overheid moet compenseren als staalslakken permanent verboden worden in de wegenbouw of andere toepassingen?
Wat zijn de totale maatschappelijke kosten van staalslakken die Tata jaarlijks produceert (650.000 ton)? Kunt u een overzicht geven van alle saneringen en vervuiling schade, inclusief de situatie in Spijk (670.000 ton, geschatte sanering 100 miljoen euro), en aangeven wie voor deze kosten opdraait?
Zijn de kosten van staalslakkenverwerking en -sanering meegenomen in de totale businesscase van Tata Steel? Zo nee, wat is de reden hiervoor en wat is de omvang van deze kosten?
Welke andere maatschappelijke kosten van Tata Steel’s operatie erkent u naast staalslakken, zoals gezondheidsschade door luchtvervuiling, stikstofuitstoot, en milieuschade? Kunt u deze kosten kwantificeren en aangeven in hoeverre deze worden meegewogen in de afweging over de subsidiedeal?
Welke mechanismen voorziet u op te nemen in de definitieve maatwerkafspraak om te voorkomen dat de Staat gedwongen wordt tot aanvullende investeringen om eerder geïnvesteerd kapitaal te beschermen?
Wat betekent de formulering «as it currently stands» in Artikel 7 van de JLoI? Onder welke omstandigheden zou deze formulering niet meer gelden en zou vervolgfinanciering alsnog worden overwogen? Erkent u dat dit ruimte biedt voor toekomstige subsidieverzoeken?
Welke garanties (naast het terugbetalen van 200 miljoen euro) heeft de Staat dat de klimaatdoelstellingen daadwerkelijk worden behaald indien biomethaan niet beschikbaar of betaalbaar blijkt, gezien de analyse door SOMO dat als de biomethaanmarkt niet van de grond komt, Tata Steel afhankelijk blijft van LNG-import, waardoor de CO2-besparing grotendeels teniet wordt gedaan?
Zullen de CO2-reductiedoelstellingen via CCS (Carbon Capture and Storage) en biomethaan in de JLoI in de maatwerkafspraak worden omgezet in resultaatverplichtingen, of blijven het inspanningsverplichtingen?
Hoeveel kubieke meter aardgas moet worden vervangen door biomethaan om de uitstoot van Tata Steel tussen 2032 en 2037 jaarlijks met 1,2 megaton omlaag te brengen?
Welke analyse heeft het kabinet gemaakt van het risico dat biomethaansubsidies de transitie naar een landbouwsysteem met minder dieren vertragen, gegeven dat mest als grondstof een economische prikkel vormt voor het in stand houden van de huidige veestapel?
Welk percentage van de productiekosten van biomethaan wordt momenteel gedekt door subsidies? Welke exitstrategie hanteert het kabinet om te voorkomen dat publieke middelen langdurig worden ingezet voor een sector die zonder subsidie niet rendabel is?
Hebt u kennisgenomen van de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)5 dat «verlies van biodiversiteit een reëel risico» is bij grootschalige biomassaproductie? Welke maximale hoeveelheid biomethaan acht het kabinet duurzaam produceerbaar in Nederland zonder negatieve effecten op biodiversiteit en landgebruik?
Hoeveel hectare landbouwgrond of organisch restmateriaal is nodig voor de productie van 0,5 miljard m3 biomethaan per jaar die Tata Steel beoogt af te nemen?
Onder welke omstandigheden zou het kabinet overwegen om voor fase 2 van het verduurzamingsplan alsnog subsidie te verstrekken, hetzij via maatwerk, hetzij via generieke instrumenten, zoals SDE++ of NIKI? Welk maximumbedrag is hiervoor denkbaar?
Bent u bekend met de uitspraken van de CFO van Tata Steel Limited tijdens de kwartaalcijferpresentatie6, waarin hij stelt: «We did not want to go that hydrogen route. Hydrogen is uncertain on availability and economics, so we are focused on natural gas with an optionality of the auctioning of biomethane»? Komen deze uitspraken overeen met de aannames in de JLoI over de toekomstige energiedragers?
Heeft u er kennis van genomen dat de CFO van Tata Steel Limited stelt dat biomethaan pas «much later, post 2035» relevant wordt voor Tata Steel Nederland7, terwijl de JLoI uigaat van overschakeling naar biomethaan vanaf 2032? Welke van deze twee tijdlijnen is correct?
Hoe interpreteert u de uitspraak van de CFO die stelt dat het «possible [is] to buy it on paper, as a hedge, if the physical does not flow»8? Betekent dit dat Tata Steel voornemens is biomethaan slechts administratief in te kopen via certificaten, zonder daadwerkelijk fysiek biomethaan te gebruiken?
Welke consequenties heeft het voor de daadwerkelijke CO2-reductie als Tata Steel inderdaad biomethaan «op papier» zou inkopen in plaats van fysiek? En welke consequenties heeft dit voor de gezondheidswinst van omwonenden die met deze deal beoogd worden?
Wanneer is het idee van het gebruik van biomethaan precies op tafel gekomen, wie heeft dat precies ingebracht (Tata Steel Nederland, Tata Steel India, de Nederlandse Staat, of anders) en welke afwegingen lagen hieraan ten grondslag? Kunt u daar een tijdlijn van schetsen? Kunt u ons alle correspondentie sturen die te maken heeft met biomethaan en Tata Steel tussen het ministerie en externen en ook de interne correspondentie hierover sinds de onderhandelingen zijn begonnen (conform informatieplicht)?
Hoe strookt de timing van deze verandering van het idee om waterstof te gebruiken naar het idee om biomethaan te gebruiken met het feit dat de technische review van het groen staalplan mid 2024 is uitgevoerd, en de economische review begin 2025 al is afgerond9? Heeft Mott Macdonald daarmee de meest recente plannen beoordeeld?
Heeft u de uitspraken van de CFO van Tata Steel Limited tijdens de earnings call van 6 november 2025 voorgelegd aan Tata Steel Nederland met het verzoek om opheldering? Zo ja, wat was de reactie? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen en de Kamer over de uitkomst te informeren?
Is het een voorwaarde voor de uitkering van de maatwerksubsidie van 200 miljoen euro dat Tata Steel biomethaan of groene waterstof fysiek bijmengt in de installaties? Is het ook toegestaan dat Tata Steel met die subsidie groencertificaten inkoopt uit het buitenland? Zo ja, hoe draagt dit dan bij aan het behalen van de Nederlandse klimaat- en biodiversiteitsdoelen?
Kan Tata Steel aanspraak maken op de SDE++ of andere subsidieregelingen voor het eventueel inkopen van groencertificaten voor biomethaan of groene waterstof?
Hoe beoordeelt u dit risico op precedentwerking, zoals gesteld in het ESB artikel: «Als Tata bijvoorbeeld een uitzondering krijgt op de nationale CO2-heffing, hoe kan een nieuw kabinet dan andere bedrijven een nationale heffing opleggen?»
Overweegt u een tegemoetkoming voor alleen Tata van netwerkkosten en de CO2-heffing, of zou dit altijd voor alle bedrijven gelden?
Heeft het kabinet een impactanalyse gemaakt van de precedentwerking van de Tata-deal voor andere maatwerkafspraken? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen?
Op welke gronden kunt u een verzoek van een ander bedrijf om dezelfde opzeggronden als Tata Steel (netwerkkosten, CO2-heffing) afwijzen zonder in strijd te handelen met het gelijkheidsbeginsel?
Waarom is, gegeven de autonome prikkel vanuit het ETS (vanaf 2031 verdwijnen 78% van de gratis emissierechten voor Tata Steel, en vanaf 2034 vervallen deze volledig), een aanvullende maatwerksubsidie van 2 miljard euro noodzakelijk?
Hoeveel jaar eerder dan de ETS-verplichting (netto-nul in 2040) bereikt Tata Steel met dit plan netto-nul uitstoot? Wat zijn de kosten per jaar versnelling?
Bent u bereid om, alvorens een definitieve maatwerkafspraak te sluiten, de Kamer een integrale kosten-batenanalyse te doen toekomen waarin alle directe en indirecte kosten van de deal zijn opgenomen, inclusief de kosten van de zes voorwaarden uit de intentieverklaring?
Bent u bereid de Kamer vooraf te informeren over de risicoverdeling in de definitieve maatwerkafspraak, zodat de Kamer kan beoordelen in hoeverre publieke middelen worden ingezet om private risico’s af te dekken?
Kunt u toezeggen dat een definitieve maatwerkafspraak niet wordt gesloten zonder expliciete instemming van de Kamer, gegeven de omvang van de publieke middelen en de structurele aard van de verplichtingen?
Gezien het feit dat de commissies die ingesteld zijn om te adviseren over de maatwerkafspraken (AMVI en Expertgroep Gezondheid IJmond) in hun advies aangeven dat onder andere de financiële modellen en bijbehorende aannames rondom het Groen Staalplan «nog niet in een finale fase» waren ten tijde van hun advies10, bent u bereid een volgende versie inclusief de relevante aannames alsnog aan hen voor te leggen voor advies? Zo nee, hoe beoordeelt u dan het feit dat deze commissies advies hebben moeten geven terwijl nog grote (financiële) aannames niet transparant waren en dus niet getoetst konden worden?
Welke due diligence heeft de Staat gaat de op de financiële modellen van Tata Steel voordat de JLoI werd getekend om de businesscase te toetsen? Welke externe financiële adviseur heeft de Staat hierbij betrokken en wat waren de conclusies van dit advies?
Bent u bereid volledige transparantie te bieden over alle financiële implicaties, inclusief maatschappelijke kosten zoals staalslakkenverwerking, een onafhankelijke second opinion op de businesscase en alle structurele kostenposten, voordat u de Kamer om instemming met de definitieve overeenkomst vraagt?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat over de JLoI met Tata Steel?
Zorgen over PFAS-lozingen. |
|
Dion Huidekooper (D66), Ani Zalinyan (GroenLinks-PvdA), Ines Kostić (PvdD), Marieke Vellinga-Beemsterboer (D66) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Tieman |
|
|
|
|
Bent u bekend met de artikelen «Ernstige zorgen over PFAS-lozingen Limburgs afvalbedrijf, maar tóch vergunning»1 en «Te veel PFAS gevonden bij Metaalrecycling Sneek: «Wij zijn hier het afvoerputje van de maatschappij»»?2
Bent u het met de aangehaalde experts eens dat PFAS-lozingen een gevaar vormen voor de gezondheid van mens en dier en dat PFAS niet meer in het milieu moet worden gebracht? Zo nee, op welke wetenschappelijke bronnen baseert u zich dan?
Op basis van welke concrete overwegingen wordt voorgesorteerd om – ondanks eerdere illegale lozingen, onvolledige of onbetrouwbare data, en waarschuwingen van o.a. het waterschap en drinkwaterbedrijven – een vergunning te verlenen aan CFS voor het lozen van 5 kg PFAS per jaar?
Hoe beoordeelt u het gevaar voor de gezondheid van milieu, mens en dier als het bedrijf CFS straks zeker 5 kg PFAS per jaar mag lozen, wetende dat water uit de Maas wordt gebruikt voor drinkwatervoorziening van huishoudens en uit recent onderzoek van het RIVM al is gebleken dat bijna iedereen in Nederland ongezond hoge waardes van PFAS in het bloed heeft?
Hoe is bij de beoordeling van de vergunningaanvraag van CFS precies rekening gehouden met de uiteindelijke gevolgen voor oppervlaktewater en grondwater, en hoe wegen de conclusies die daaruit zijn gekomen op tegen de negatieve adviezen van het waterschap en de waterbedrijven?
Kunt u een inschatting geven van de extra maatschappelijke kosten die de PFAS-lozingen van CFS en bedrijven zoals Metaalrecycling Sneek veroorzaken, bijvoorbeeld voor goede zuivering voor drinkwater? Welke extra kosten voor de maatschappij zijn te verwachten en wie gaat daarvoor betalen? Hoe gaat u beter borgen dat bedrijven zelf gaan betalen voor de schade die ze hebben veroorzaakt, conform de aangenomen motie-Kostic/Soepboer (Kamerstuk 27 625, nr. 694), in plaats dat de rekening steeds bij burgers terechtkomt?
Welke normen gelden momenteel voor bedrijven die PFAS moeten terugdringen (waaronder bedrijven aan het einde van de keten), wie is verantwoordelijk voor de regie en communicatie hierover, en wanneer krijgen bedrijven helderheid over de maatregelen die van hen worden verwacht, gezien het feit dat bedrijven aan het einde van de keten aangeven weinig mogelijkheden te hebben om de PFAS-uitstoot terug te dringen en onduidelijkheid ervaren over de toegestane normen (zie artikel Leeuwarder Courant)?
Hoe beoordeelt u het risico waar ILT voor waarschuwt, namelijk dat de vergunning voor CFS een precedent schept waardoor toekomstige PFAS-lozingen moeilijker te weigeren worden, en welke mogelijkheden heeft u om dergelijke onwenselijke precedentwerking te voorkomen?
Klopt het dat de Omgevingswet het bevoegd gezag in principe meer mogelijkheden biedt om (ook uit voorzorg) maatschappelijke belangen, zoals schoon water en gezondheid, zwaarder te laten wegen?
Kan de provincie het feit dat gezond water van groot openbaar belang is en de stevige adviezen van de ILT, gemeenten, waterschappen en waterbedrijven ook gebruiken om juridisch toch hard te maken dat het afgeven van de huidige vergunning voor de PFAS-lozingen door CFS onhoudbaar is? Zo nee, waarom niet?
Staat u achter de conclusie van uw eigen toezichthouder ILT dat een PFAS-vergunning voor CFS in de praktijk neerkomt op een «blanco cheque», dat CFS niet de vereiste beste beschikbare technieken (BBT) toepast en dat de vergunning niet afgegeven zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Herkent u de signalen dat het ZZS-beleid onvoldoende werkt, doordat regelgeving voor lagere overheden complex en onduidelijk is en doordat kennis en capaciteit bij toezichthouders soms ontbreken, met extra risico’s voor mens, dier en milieu3? Welke stappen gaat u nemen om dit te verbeteren, en wat is de bijbehorende tijdlijn?
Als de provincie in dit geval toch blijkt haar taken bij de bescherming van water, milieu en gezondheid onvoldoende uit te voeren, welke theoretische mogelijkheden (bijvoorbeeld met een instructie) heeft u als hogere overheid en eindverantwoordelijke voor o.a. milieu en water om in te grijpen?
Kunt u toezeggen dat u binnen drie maanden de verantwoordelijkheden in de PFAS-keten expliciet vastlegt – inclusief wie op welk punt moet ingrijpen – en in de tussentijd voorkomt dat nieuwe vergunningen of vergunningswijzigingen worden verleend die als precedent kunnen werken, zolang er wordt toegewerkt naar een Europees en/of nationaal lozingsverbod?
Bent u, gezien uw toezegging te willen werken aan een nationaal PFAS-verbod, bereid om een nationaal (gedeeltelijk) lozingsverbod en/of productverbod met spoed naar de Kamer te sturen, gezien de grote hoeveelheden PFAS die waarschijnlijk elke dag nog worden geloosd en de schade die dat met zich meebrengt? Zo ja, wanneer kunnen we dit precies verwachten?
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden, het liefst nog voor het Kerstreces?
Het Arcadis-rapport Grondwaterkwaliteit Nederland 2024. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Bruijn , Tieman |
|
|
|
|
Bent u bekend met het Arcadis-rapport Grondwaterkwaliteit Nederland 2024?1
Erkent u de conclusie dat de hoogste normoverschrijdingen in het grondwater worden gevonden bij bestrijdingsmiddelen en PFAS? Zo nee, op welke wetenschappelijke consensus baseert u zich dan (graag bronvermelding gebruiken)?
Bent u het ermee eens dat het vervuilen van grondwater een ernstige bedreiging vormt voor de drinkwatervoorziening en de natuur? Zo nee, waar baseert u zich dan op?
Welke effecten heeft de normoverschrijding, de aanwezigheid en de stapeling van schadelijke stoffen in ons milieu en voedsel mogelijk op de gezondheid van mensen, op korte en lange termijn en vindt u deze effecten verantwoord?
Kunt u in euro's een inschatting geven van de extra maatschappelijke kosten die deze schadelijke stoffen en normoverschrijdingen veroorzaken? Zo nee, kunt u die zo snel mogelijk in kaart laten brengen?
Hoe beoordeelt u het feit dat in 96% van het ondiepe grondwater één of meerdere milieuvreemde stoffen worden aangetroffen, waarbij in 85% van de gevallen PFAS, en waarvan 70% de gehanteerde normen (vaak fors) overschrijdt?
Deelt u de zorgen uit het rapport, wanneer hierin gesproken wordt over «zorgwekkend hoge percentages van normoverschrijdingen in het diepere grondwater» als «een bedreiging voor de bereiding van drinkwater uit grondwater op basis van eenvoudige zuivering»?
Wat zegt dit alles volgens u over de effectiviteit van het huidige PFAS-beleid?
Ziet u voor de bescherming van de gezondheid van mensen, dieren en milieu en voor het blijven garanderen van schoon drinkwater reden voor meer snelheid en actie om PFAS en andere schadelijke stoffen beter aan te pakken? Zo ja, wat gaat u dan concreet doen op korte termijn en welke tijdlijn hoort daarbij? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat u eraan doen om de hoeveelheid schadelijke stoffen minstens terug te brengen onder de normen? Welk tijdpad hoort daarbij?
Wat gaat u op korte termijn concreet doen om richting burgers de transparantie te vergroten over deze schadelijke stoffen en de aanwezigheid daarvan in producten/middelen en uiteindelijk onze leefomgeving? Welk tijdpad hoort daarbij?
Deelt u de zorg dat bestrijdingsmiddelen en PFAS ook in 18% van diepere grondwaterlagen worden teruggevonden, waar drinkwater wordt gewonnen? Welke risico’s ziet u hiervoor op de langere termijn voor de gezondheid, de natuur en het milieu en waar baseert u uw inzichten precies op (graag bronnen vermelden)?
Waarom lukt het ondanks bestaande regelgeving nog steeds niet om normoverschrijdingen van bestrijdingsmiddelen terug te dringen? Waar schiet het beleid tekort, wat gaat u precies beter doen en wanneer gaat u dat doen?
Kunt u een uitputtende opsomming geven van alle aanbevelingen en conclusies uit onafhankelijke evaluaties die het ministerie in het verleden heeft ontvangen als het gaat om beleid met betrekking tot bestrijdingsmiddelen? Kunt u daarbij per punt aangeven wat u er wel of niet mee heeft gedaan?
Heeft u ook gelezen dat het rapport ook concludeert dat op grond van de grote verschillen in percentages van normoverschrijdingen tussen enerzijds medische stoffen en anderzijds bestrijdingsmiddelen en PFAS het voor de hand ligt om ter verbetering van de grondwaterkwaliteit het accent te leggen op maatregelen gericht op bestrijdingsmiddelen en PFAS? Erkent u die feiten en welke acties verbindt u aan die conclusie?
Bent u het ermee eens dat het, gezien die feiten, duidelijk onwenselijk is dat bestrijdingsmiddelen met PFAS worden gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Erkent u – tegen de achtergrond dat Nederland in Europa de officiële positie heeft dat we snel een verbod op PFAS willen, juist omdat het onwenselijk is dat het overal in ons milieu en lichaam terecht komt – dat door het gebruik van PFAS-houdende bestrijdingsmiddelen alsnog PFAS overal in onze bodem, milieu en lichaam terecht kan komen? Zo nee, waar baseert u zich dan op?
Hoe beoordeelt u het risico voor de gezondheid van mens en dier, als PFAS-houdende bestrijdingsmiddelen steeds in ons voedsel terechtkomen en zo schadelijke stoffen zich in ons lichaam opstapelen, ook gezien het feit dat de meeste Nederlanders nu al te veel PFAS in hun bloed hebben?
Kunt u uitleggen waarom PFAS-houdende bestrijdingsmiddelen (PFAS-pesticiden) nog altijd op de markt mogen blijven, terwijl bekend is dat PFAS persistent, toxisch en nauwelijks afbreekbaar zijn?
Bent u als eindverantwoordelijke voor gezondheid bereid om ook voor een verbod op PFAS-houdende bestrijdingsmiddelen te pleiten, naar voorbeeld van landen als Denemarken? Zo nee, waarom kan Denemarken het wel en waarom beschermt u de gezondheid van onze burgers niet?
Bent u bereid het gebruik van bestrijdingsmiddelen waar PFAS in zitten op zijn minst te verbieden in grondwaterbeschermingsgebieden?
Hoe waarborgt u dat Nederland gaat voldoen aan de KRW-doelen, nu Europa hierin naar alle waarschijnlijkheid ook PFAS-grensnormen gaat opnemen?
Bent u bereid om de monitoring van PFAS en bestrijdingsmiddelen uit te breiden, zoals aanbevolen in het rapport? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om – gezien het feit dat bij meerdere bedrijven is geconstateerd dat ze goochelen met uitstootcijfers en informatie achterhouden (zoals bij CFS) – meer regie te nemen en meer in te zetten op onafhankelijk, continu, fijnmazig en zoveel mogelijk real time meten van gevaarlijke stoffen en deze data zo veel mogelijk openbaar beschikbaar te maken, zodat de controle hierop en de toegang tot wat in de omgeving aan stoffen wordt uitgestoten verbeterd wordt en minder afhankelijk is van bedrijven (ook in lijn met motie-Teunissen c.s., Kamerstuk 28 089, nr. 302)?
Wanneer wordt aan de toezegging voldaan, inclusief de beloofde vervolgstappen, zoals geuit in de Voortgangsbrief Industrie en Omwonenden (Kamerstuk 28 089, nr. 335) dat eind dit jaar alle onderzoeksresultaten voortvloeiend uit het rapport en actieagenda Industrie en Omwonenden integraal zouden worden gewogen en gedeeld met de Kamer, samen met een tijdpad van mogelijke
acties die hieruit voortvloeien?
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk één voor één beantwoorden?
Het doodschieten van een wolf. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
|
|
|
Wat ging er door u heen toen u kennisnam van het bericht van provincie Utrecht dat op de Utrechtse Heuvelrug een wolf is doodgeschoten?1
Van de provincie Utrecht heb ik vernomen dat de houder van de afschotvergunning voor probleemwolf GW3237m de provincie heeft geïnformeerd dat er een wolf is afgeschoten op de Utrechtse Heuvelrug, waarvan werd aangenomen dat het probleemwolf GW3237m was. Ik ben blij dat de provincie en houder van de afschotvergunning adequaat hebben kunnen optreden, omdat er grote zorgen leefden in de omgeving over deze probleemwolf.
Kunt u bevestigen dat de jager op het moment van schieten niet met zekerheid kon vaststellen of het om wolf Bram, het dier waarvoor een afschotvergunning is verleend, ging?
Of het hier de probleemwolf GW3237m betrof moest DNA-onderzoek uitwijzen. Op 12 december jongstleden werd bevestigd dat het hier inderdaad probleemwolf GW3237m betrof.
Kunt u bevestigen dat het verboden is om een beschermd dier te doden wanneer op het moment van schieten onduidelijk is of voor dat specifieke dier een afschotvergunning is afgegeven? Zo nee, hoe wordt dan voorkomen dat beschermde dieren onnodig worden gedood?
Het doden van een wolf is door de wijziging van de beschermingsstatus onder de Habitatrichtlijn in Nederland niet langer vergunningplichtig. Om het doden van een wolf weer vergunningplichtig te maken, is nodig dat het ontwerp-Besluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de bescherming van de wolf en goudjakhals van kracht wordt. De behandeling in uw Kamer van het voorgehangen ontwerpbesluit is evenwel nog niet afgerond, nu uw Kamer op 18 juni 2025 heeft verzocht ter zake geen onomkeerbare stappen te zetten (Kamerstukken II 2024/25, 33 118, nr. 295).
Het doden van een wolf kan in strijd zijn met de specifieke zorgplicht van artikel 11.27 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Het is aan provincies om erop toe te zien en eventueel bij maatwerkvoorschrift te verzekeren dat binnen de kaders van de specifieke zorgplicht wordt gehandeld. Dit betekent dat alle zorgvuldigheid in acht moet worden genomen om te voorkomen dat een wolf wordt gedood waarvoor dat niet gerechtvaardigd is. Voor de volledigheid deel ik u mee dat de afschotvergunning betreffende wolf GW3237m is afgegeven onder het eerdere beschermingsregime voor wolven.
Welke sancties staan op het doden van beschermde wolven, waarvoor geen afschotvergunning is verleend?
Handelen in strijd met artikel 11.27 van het Besluit activiteiten leefomgeving – dat zijn grondslag vindt in artikel 4.3 van de Omgevingswet – kan een strafbaar feit opleveren op grond van artikel 1a, aanhef en onder 1°, van de Wet economische delicten. Als sprake is van opzettelijk handelen dan geldt het strafbaar feit als een misdrijf en kan een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd. Is geen sprake van opzet, dan geldt het strafbaar feit als een overtreding waarvoor hechtenis van ten hoogste een jaar, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd. Verwezen wordt naar de artikelen 2 en 6 van de Wet economische delicten.
Kunt u bevestigen dat handhavend zal worden opgetreden, omdat op het moment van schieten onduidelijk was of voor de wolf een afschotvergunning is verleend? Zo nee, waarom niet?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de provincie Utrecht. De provincie Utrecht geeft aan dat voor wolf GW3237m een afschotvergunning is verleend. De provincie Utrecht geeft aan dat er op dit moment geen aanleiding is tot handhaving.
Kunt u bevestigen dat tevens handhavend zal worden opgetreden als blijkt dat niet wolf Bram, maar een andere wolf is doodgeschoten? Zo nee, waarom niet en hoe rijmt dit met de wet?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 5.
Bent u bereid om provincie Gelderland per direct op te roepen om de afschotvergunning voor wolf Hubertus in te trekken om te voorkomen dat meer wolven worden doodgeschoten, terwijl blijkbaar niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het om het juiste dier gaat? Zo nee, waarom niet?
De bevoegdheid ligt hier bij gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, niet bij mij. Ik kan en ga mij niet mengen in de bevoegdheid van een ander bestuursorgaan. En ik doe er alles aan om incidenten zoveel mogelijk te voorkomen en om te verzekeren dat – als deze zich toch voordoen – er daadkrachtig kan worden opgetreden. Daar strekt ook het in het antwoord op vraag 3 genoemde ontwerpbesluit toe, dat voor de zomer 2025 bij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer is voorgehangen.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen een week beantwoorden?
De beantwoording is helaas niet binnen één week gelukt.
De uitvoering van het aangenomen amendement over het afbouwen van belastinggeld voor apenproeven |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Moes |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat op 28 oktober 2025 de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap door de Eerste Kamer is aangenomen, waarmee het amendement van de Partij voor de Dieren, PVV, JA21, GL-PvdA, SP, Volt en DENK over het afbouwen van subsidies voor apenproeven definitief van kracht is geworden?1
Herinnert u zich dat u bij het commissiedebat Dieren buiten de veehouderij en dierproeven van 2 oktober 2025 heeft toegezegd dat u het amendement «onverkort» zult uitvoeren, wat betekent dat de subsidie van € 12,5 miljoen per jaar stapsgewijs wordt geoormerkt zodat deze niet langer kan worden ingezet voor (het in stand houden van) apenproeven en in plaats daarvan zal worden gebruikt voor de financiering van proefdiervrije methoden, waarmee vorm wordt gegeven aan een snelle afbouw van het aantal apenproeven conform de wens van de Kamer?
Herinnert u zich dat u in hetzelfde debat aangaf nog geen brief naar het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) te kunnen sturen over het stapsgewijs beëindigen van de subsidie voor apenproeven, omdat de Eerste Kamer eerst nog met het voorstel moest instemmen – hetgeen nu gebeurd is?
Heeft u het BPRC inmiddels geïnformeerd dat de subsidie voor (het in stand houden van) apenproeven in vijf jaar tijd wordt afgebouwd naar nul, en dat deze middelen voortaan moeten worden besteed aan proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden en de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven? Zo ja, kunt u de betreffende brief of brieven naar de Tweede Kamer sturen? Zo nee, wanneer gaat u dit wél doen conform de wens van de Kamer (en waar de commissie in het genoemde debat ook op aandrong)?
Heeft sinds het aannemen van het amendement door de Tweede Kamer andere communicatie plaatsgevonden tussen het Ministerie van OCW en/of VWS en het BPRC over het amendement en de toekomst van het centrum? Zo ja, kunt u deze communicatie naar de Tweede Kamer sturen, uiteraard met bescherming van persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat het BPRC, conform het aangenomen amendement, dit jaar minimaal € 2,5 miljoen van de subsidie moet besteden aan proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden en de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven, en volgend jaar minimaal € 4,5 miljoen? Hoe wordt hier uitvoering aan gegeven en hoe wordt er toezicht gehouden dat dit ook daadwerkelijk gebeurt?
Kunt u de communicatie tussen het Ministerie van OCW en het Ministerie van VWS over het apenproefdiercentrum, vanaf de indiening van het amendement in de Tweede Kamer (18 juni 2025) tot heden, aan de Tweede Kamer toezenden, zodat de Kamer hiervan kennis kan nemen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Het risico van resistente schimmels door het gebruik van landbouwgif |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Bruijn |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat het volgende week World Antimicrobial Awareness Week is, een week waarin aandacht wordt gevraagd voor antimicrobiële resistentie en voor het stimuleren van goede praktijken waarmee deze resistentie kan worden voorkomen?1
Ja. World Antimicrobial Awareness Week is een belangrijk jaarlijks (inter)nationaal moment om aandacht te vragen voor antimicrobiële resistentie, bij zowel betrokken professionals als bij burgers. In Nederland vonden verschillende activiteiten plaats, waarbij het belang is benadrukt van juist middelengebruik, preventie van infecties en versterking van monitoring en surveillance, om zo resistentie te voorkomen.
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Pointer (KRO-NCRV) van 2 november 2025 over resistente schimmels, in het bijzonder Aspergillus fumigatus, en de grote gevaren voor de volksgezondheid? Wat is uw reactie hierop?
Ja. In de strijd tegen resistente micro-organismen was aanvankelijk vooral aandacht voor infecties met bacteriën die ongevoelig zijn geworden voor antibiotica. Echter, ook bij andere soorten micro-organismen, zoals schimmels, kan resistentie tegen veelgebruikte antimicrobiële middelen ontstaan en zich verspreiden. Resistentie bij schimmels, in het bijzonder Aspergillus fumigatus, vormt een toenemend probleem en bedreigt de behandelbaarheid van schimmelinfecties bij mensen. Dit is een belangrijk argument om het beleid te verbreden naar het tegengaan van resistentie tegen alle soorten antimicrobiële middelen. In het Nederlands Actieplan voor het terugdringen van antimicrobiële resistentie 2024–20302 komt de verbreding van dit beleid terug en zijn acties opgenomen om resistentie tegen antimicrobiële middelen zoveel mogelijk tegen te gaan. De ontwikkeling van resistentie bij de schimmel Aspergillus fumigatus wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Uw Kamer is daarover regelmatig geïnformeerd.3
Bent u ermee bekend dat het gebruik van dezelfde werkzame middelen in én de landbouw én geneesmiddelen (kruis)resistentie tot gevolg kan hebben, waarbij bijvoorbeeld schimmels resistent worden tegen de werkzame stof en de effectiviteit van geneesmiddelen daardoor sterk afneemt?
Ja. Het is bekend dat het gebruik van dezelfde werkzame stoffen in én de landbouw én in geneesmiddelen kruisresistentie tot gevolg kan hebben. Dit mechanisme is onderwerp van meerdere recente studies en beoordelingen van Europese instanties. Ook de Gezondheidsraad benoemt dit in het advies «resistentie ondermijnt de behandeling van schimmelinfecties» uit 2024. Over de aanbevelingen en hoe deze opgevolgd worden, is uw Kamer geïnformeerd.4
Afgelopen januari hebben vijf Europese agentschappen, waaronder de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA), een rapport gepubliceerd over de impact van het gebruik van azolen fungiciden buiten humaan gebruik op de ontwikkeling van azolenresistente Aspergillus spp (species).5 Het rapport geeft aan dat op basis van huidige kennis azolenresistente Aspergillus fumigatus vanuit het milieu op mensen kan worden overgedragen. Daarnaast draagt het niet-medische gebruik van azolen zeer waarschijnlijk bij aan het ontstaan van azolenresistentie bij deze schimmel. Het Ministerie van LVVN is in overleg met Wageningen University and Research (WUR) over de mogelijkheid van onderzoek naar alternatieve afvalbeheermethodes die de ontwikkeling en verspreiding van deze resistente schimmel kunnen beperken. Daarnaast heeft het RIVM een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de kruisresistentie in schimmelziekteverwekkers door duaal gebruik van fungiciden en niet-fungiciden. Uw Kamer is op 11 december jl. geïnformeerd over dit onderzoek.6
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer al in 2014 een motie heeft aangenomen waarmee de regering werd opgeroepen om landbouwgif dat resistente schimmels kan veroorzaken van de markt te halen?2
Ja, de motie van het lid Ouwehand (PvdD) uit 2014 is bekend. In 2014 was er nog weinig bekend over de relatie tussen het gebruik van specifieke middelen met triazolen en het ontstaan van resistentie bij de schimmel Aspergillus fumigatus. Daarom is er destijds opvolging aan de motie gegeven door wetenschappelijk onderzoek uit te laten voeren om deze relatie nader te onderzoeken.8
Heeft u voldoende zicht op welke middelen er in landbouw (gaan) worden gebruikt, waarbij dit een risico is? Zo ja, kunt u een overzicht geven van deze middelen?
Kruisresistentie tussen werkzame stoffen die worden gebruikt in de landbouw en geneesmiddelen is geen onderdeel van de huidige risicobeoordeling van stoffen in de EU. Het is dan ook niet mogelijk om een volledig overzicht te geven. In het onderzoek van vijf Europese agentschappen naar kruisresistentie bij de schimmel Aspergillus fumigatus als gevolg van het gebruik van azolen in de landbouw als biocide en als diergeneesmiddel, is een eerste opzet gepresenteerd voor methodiekontwikkeling hoe in de stofbeoordeling kruisresistentie met geneesmiddelen kan worden meegenomen. Het kabinet vindt dit een belangrijke ontwikkeling en heeft dan ook aangedrongen bij de Europese Commissie om de methodiek verder te ontwikkelen.
Bent u ermee bekend dat de Europese Unie (EU) een middel met dezelfde werkzame stof als het beloftevolle geneesmiddel Olorofim op de nominatie heeft staan om te worden toegelaten als landbouwgif?
Nederland is beoordelend lidstaat van de werkzame stof ipflufenoquin met beoogd gebruik als gewasbeschermingsmiddel tegen schimmels. Het betreft een andere werkzame stof dan het geneesmiddel Olorofim, maar heeft wel een vergelijkbaar werkingsmechanisme. De stof ligt nog onder beoordeling en zal daarna een uitgebreid peer review proces, inclusief publieke consultatie, doorlopen bij de EFSA. EFSA stelt vervolgens een concluderend rapport op voor de Europese Commissie. Op basis van dit rapport maakt de Commissie een voorstel over het wel of niet goedkeuren van de werkzame stof en kan hierbij maatregelen voorstellen voor het reduceren van eventuele risico’s. Dit voorstel wordt vervolgens te zijner tijd ter stemming voorgelegd aan de lidstaten via het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) over regelgeving voor gewasbescherming. Uw Kamer zal te zijner tijd worden geïnformeerd over het Nederlandse standpunt via de SCoPAFF brief.
Kunt u bevestigen dat u zich volgens het Nationaal Actieplan AMR 2024–2030 in de EU inzet om dergelijk gebruik te voorkomen en de werking van dit mogelijk levensreddend medicijn veilig te stellen? Zo nee, waarom niet?
Ja, diverse acties in het actieplan zijn hierop gericht, zoals de inzet om vanuit Nederland in Europa en internationale fora aandacht te vragen voor de resistentieproblematiek bij schimmels en te bepleiten dat nieuw ontwikkelde schimmelwerende middelen uitsluitend worden gereserveerd voor gebruik als geneesmiddel voor mensen.
Welke stappen onderneemt Nederland binnen de EU en richting de Europese Commissie om de toelating van landbouwgif met deze stof te voorkomen?
Nederland brengt dit onderwerp onder de aandacht in verscheidene Europese gremia, waaronder SCoPAFF gewasbescherming. Nederland heeft naar aanleiding van het EU-rapport over kruisresistentie opgemerkt dat het exclusief reserveren van nieuw ontwikkelde antischimmelstoffen niet als aanbeveling was opgenomen. Nederland erkent daarbij wel dat het een wetenschappelijk rapport is, en dat dit een complexe politieke discussie op EU-niveau is. Nederland pleit voor het exclusief reserveren van antischimmelstoffen en benadrukt dat deze discussie Europees zo snel mogelijk gevoerd moet worden.
In de meest recente SCoPAFF-bijeenkomst over gewasbescherming heeft de Europese Commissie bovendien aangegeven dat zij een vervolgmandaat aan de EFSA overwegen voor de ontwikkeling van een beoordelingsmethode waarmee het risico van het gebruik van azool-fungiciden concreet kan worden ingeschat. Met een methode voor het toetsen van risico’s op kruisresistentie wordt het mogelijk om de discussie over het voorbehouden van antischimmelstoffen voor humaan gebruik voort te zetten.
Bent u van mening dat de maatregelen uit het Nationaal Actieplan voor het terugdringen van antimicrobiële resistentie 2024–2030 voldoende effectief en concreet zijn in het bestrijden van dergelijke dubbeltoepassing in landbouw en geneeskunde? Zo ja, op welke wetenschappelijke bronnen baseert u dat?
De maatregelen uit het Nederlands Actieplan bieden belangrijke aangrijpingspunten voor het aanpakken en terugdringen van antimicrobiële resistentie. Het beteugelen van dit specifieke probleem is echter een grote uitdaging vanwege het grensoverschrijdende karakter. Dit vergt dat ook bij andere landen de bereidheid bestaat om dubbeltoepassing van antischimmelstoffen in de landbouw en geneeskunde te bestrijden. Nederland zet zich in om dit internationaal te agenderen.
Heeft u gezien dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in Pointer stelt dat het binnen de huidige Europese wetgeving nauwelijks mogelijk is om toelatingen van antischimmelmiddelen te weigeren, ook wanneer nationale volksgezondheidsrisico’s evident zijn? Onderschrijft u dit? Wat vindt u hiervan?
Het Ctgb kwam aan het woord in een uitzending van het programma Focus van de NTR dat was gewijd aan «schadelijke schimmels» in 2025, waarbij werd gesteld dat er geen Europese wettelijke basis is om stoffen die ook voor humaan gebruik zijn ontwikkeld, niet toe te laten voor andere toepassingen. Het kabinet vindt het belangrijk dat een wettelijke basis er wel komt. Zoals ook aangegeven in het antwoord op de vragen 7, 8 en 9 pleit Nederland voor de reservering van nieuwe antischimmelstoffen voor humaan gebruik in verschillende Europese gremia en is de inzet van Nederland om op Europees niveau te bezien wat de mogelijkheden zijn voor het meewegen van het risico van kruisresistentie bij de Europese goedkeuring van werkzame stoffen en bij de nationale toelating van biociden en gewasbeschermingsmiddelen.
Hoe verklaart u dat in Frankrijk zeer schadelijke pesticiden, die in de EU zijn toegelaten, wel op nationaal niveau werden verboden en dat een poging om het middel Acetamiprid weer toe te laten werd zelfs tegengehouden door de Franse Grondwettelijke Raad?3
In 2018 heeft Frankrijk een nationaal verbod voor acetamiprid ingevoerd vanwege risico’s voor bestuivers. In juli 2025 werd de wet «Duplomb», gericht op het wegnemen van belemmeringen voor het uitoefenen van de landbouw, door het Franse parlement aangenomen. Dit betekende onder andere een gelijkschakeling met een aantal EU-normen, en daarmee de herintroductie van het eerder nationaal verboden gewasbeschermingsmiddel acetamiprid. Een aantal politieke partijen had intussen het Constitutionele Hof gevraagd zich uit te spreken over de Wet Duplomb, waarbij het Hof oordeelde dat de wet in principe grondwettelijk was, behalve de herintroductie van acetamiprid (en een klein aantal andere bepalingen). Herintroductie van acetamiprid, op de voorgestelde manier, was niet in lijn met «Charte de l’Environnement», een Franse wetstekst (handvest) die het milieu moet beschermen. De Wet Duplomb, zonder de bepaling over de toelating van acetamiprid, is uiteindelijk door president Macron ondertekend en is daarmee van kracht geworden.
Heeft u gezien dat een petitie tegen de toelating van dit landbouwgif in een korte tijd miljoenen handtekeningen haalde in Frankrijk? Wat zegt dit volgens u over het maatschappelijke draagvlak voor wetgeving om burgers beter te beschermen tegen landbouwgif?
Ja. Deze petitie die in een korte tijd veel handtekeningen heeft gekregen, toont maatschappelijke betrokkenheid aan van een groep burgers die actief steun toont voor strengere wetgeving ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen, specifiek voor neonicotinoïden, in Frankrijk.
Hoe verklaart u dat Frankrijk dit soort middelen wel verbiedt, maar Nederland niet?
In Frankrijk is de «Charte de l'Environnement», een handvest ter bescherming van het milieu, opgenomen in de Franse Grondwet. Het Constitutionele Hof heeft vastgesteld dat de herintroductie van acetamiprid niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit handvest. In Nederland heeft het Ctgb de betreffende middelen beoordeeld en geconcludeerd dat ze voldoen aan de geldende wettelijke criteria.
Bent u bereid om in de World Antimicrobial Awareness Week met maatregelen te komen om de toelating van landbouwgif dat resistente schimmels kan veroorzaken te verbieden, en daarmee de gezondheid van Nederlanders te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet continueert de huidige inzet en zet zich zowel nationaal als Europees in om kruisresistentie te beperken. De inzet van het kabinet is dat protocollen en testrichtlijnen EU-breed worden toegepast in de risicobeoordeling. Gezien het feit dat stoffentoelating op EU-niveau wordt geregeld, is een EU-brede harmonisatie niet slechts wenselijk maar noodzakelijk om besluitvorming over beperkingen voor niet-medisch gebruik mogelijk te maken.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk gedurende de World Antimicrobial Awareness Week beantwoorden?
Nee, dit is helaas niet gelukt.
Landbouwgif in populaire snoepgroenten voor jonge kinderen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB) |
|
|
|
|
Heeft u de uitzending gezien van KASSA over pesticiden in populaire snoepgroenten voor jonge kinderen?1
Ja, deze uitzending heb ik gezien.
Deelt u de bezorgdheid van toxicoloog Scheepers van de Radboud Universiteit over de door Pesticide Action Network Netherlands (PAN-NL) gevonden hormoonverstorende en voor de voorplanting giftige pesticiden in deze producten?
Voor elke combinatie van een product en actieve stof (werkzame bestanddeel van een gewasbeschermingsmiddel), zoals in het rapport van PAN-NL wordt aangegeven, geldt een Maximaal Residu Limiet (MRL). De MRL is de maximale wettelijke hoeveelheid van een actieve stof die in of op levensmiddelen voor mag komen. De residuen die door PAN-NL gevonden zijn, voldoen allen aan deze MRL.
Kunt u bevestigen dat jonge kinderen extra gevoelig zijn voor blootstelling aan gif, omdat hun lichaam (met name hersenen, hormoonstelsel, immuunsysteem en voortplantingsorganen) nog in volle ontwikkeling zijn? Zo nee, op welk concreet recent wetenschappelijk onderzoek baseert u zich dan?
Kinderen zijn inderdaad extra gevoelig voor de blootstelling aan stoffen zoals gewasbeschermingsmiddelen. Hier wordt rekening mee gehouden in de toelatingsbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen en de vaststelling van de MRLs. Voordat een gewasbeschermingsmiddel mag worden gebruikt op een gewas, wordt onderzocht of de te verwachten residuen van het desbetreffende gewasbeschermingsmiddel een gevaar voor de volksgezondheid vormen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met gevoeligheid van baby's en jonge kinderen en hun hogere blootstelling. Gewasbeschermingsmiddelen worden alleen toegelaten als de risicoschatting aangeeft dat bij de maximum te verwachten residuen per gewas de acceptabele dagelijkse inname (ADI) en de acute referentie dosis (ARfD), niet worden overschreden voor respectievelijk chronische blootstelling en acute blootstelling.
Klopt het dat op basis van twee adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding nog steeds twijfel bestaat over de adequaatheid van de bestaande waarden voor de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) van landbouwgiffen en residuen, met het oog op de bescherming van de gezondheid van zuigelingen en peuters, zoals in de richtlijn 2006/125/EG is vermeld?
Dit klopt niet. De twee adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding stammen uit 1997 en 1998. In de tussentijd is het toetsingskader voor gewasbeschermingsmiddelen op meerdere punten aangescherpt. Op verzoek van de Europese Commissie heeft de European Food Safety Authority (EFSA) in 2018 de geschiktheid van de toxicologische referentiewaarden (ADI en ARfD) voor gewasbeschermingsmiddelen voor baby's ouder dan 4 maanden en jonge kinderen beoordeeld. EFSA concludeerde dat de huidige aanpak voor het vaststellen van de toxicologische referentiewaarden (ADI en ARfD) geschikt is voor baby's en jonge kinderen.2
Klopt het dat voor een potje voeding voor een peuter van drie jaar een pesticidenorm is gesteld van maximaal 0,01 milligram per kilogram op basis van deze zorgen over pesticiden?
Richtlijn 2006/125/EG van 5 december 2006 schrijft inderdaad voor dat bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding geen residuen van afzonderlijke bestrijdingsmiddelen mogen bevatten met niveaus die hoger liggen dan 0,01 mg/kg.
Klopt het dat op verse snoepgroente, veel gegeten in die leeftijd, tot wel soms 10 milligram per kilogram of meer residu (MRL) van bepaalde pesticiden mag zitten, dus 1000 keer zoveel?
De MRL verschilt per product en per actieve stof. Zowel snoepgroenten als de gewone groenten moeten voldoen aan de betreffende MRL. Veel MRL’s voor tomaten, komkommers, paprika’s en wortelen zijn 0,01 mg/kg. Er zijn echter ook veel MRL’s hoger dan 0,01 mg/kg en dat kan ook 10 mg/kg zijn, bijvoorbeeld tomaten.
Kunt u bevestigen dat het schadelijk effect van een residu op een verse snoeptomaat hetzelfde is als dezelfde hoeveelheid residu op een tomaat in een potje peutervoeding? Zo nee, waarom niet en op welk concreet recent wetenschappelijk onderzoek baseert u zich dan op?
Ja, dat klopt. Het hangt van de mate van blootstelling aan een schadelijke stof af of er schadelijke effecten optreden. Het maakt niet uit via welke voedingsmiddelen deze blootstelling plaatsvindt.
Bent u bereid wetgeving hierop aan te passen zodat voor specifieke producten die gericht zijn op kinderen altijd deze veilige «babynorm» geldt? Zo nee, waarom niet en op welk concreet recent wetenschappelijk onderzoek baseert u zich dan op?
Uit de overwegingen van Richtlijn 2006/125/EG blijkt dat destijds een zeer lage (0,01 mg/kg) gemeenschappelijke grenswaarde voor alle bestrijdingsmiddelen in of op levensmiddelen voor bijzondere voedingsdoeleinden, bestemd voor zuigelingen en peuters, is vastgesteld in afwachting van een wetenschappelijke studie over en beoordeling van de specifieke relevante stoffen. Dit werd passend gevonden, omdat op basis van de in vraag 4 aangehaalde adviezen van het Wetenschappelijk Comité twijfel bestond over de adequaatheid van de ADI van bestrijdingsmiddelen en residuen van bestrijdingsmiddelen, met het oog op de bescherming van de gezondheid van zuigelingen en peuters. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is in de tussentijd van de publicatie van de adviezen en nu het toetsingskader voor gewasbeschermingsmiddelen op meerdere punten aangescherpt. Volgens EFSA is de huidige aanpak voor het vaststellen van de toxicologische referentiewaarden (ADI en ARfD) geschikt voor baby's en jonge kinderen. Hierdoor is het niet nodig de huidige wetgeving aan te passen.
Indien u hier niet toe bereid bent, bent u dan bereid met supermarkten afspraken te maken zodat zij voor deze producten deze veilige norm hanteren bij hun inkoopbeleid? Zo nee, waarom niet?
Producten die in de supermarkt verkocht worden moeten voldoen aan de wettelijk vastgestelde MRLs volgens Verordening (EG) 396/2005. Bij het vaststellen van de MRLs wordt ook rekening gehouden met zwangeren, baby's en jonge kinderen en er worden ruime veiligheidsmarges toegepast. Het is daarom niet nodig om afspraken te maken over bovenwettelijke eisen.
Bent u bereid jonge ouders en zwangere vrouwen te adviseren zoveel mogelijk gebruik te maken van onbespoten of biologische producten? Zo nee, waarom niet en waarom laat u ouders en kinderen bewust extra risico lopen met hun gezondheid?
Nee, ik ben niet bereid dat te adviseren. De huidige manier waarop het Voedingscentrum communiceert over babyvoeding en bestrijdingsmiddelen is voldoende.3 Consumptie van groenten met residugehaltes onder de MRL is ook veilig voor zwangeren, baby’s en jonge kinderen. Verder is het belangrijk om goed te variëren. Hiermee wordt de kans verkleind dat je te veel schadelijke stoffen binnenkrijgt en krijg je daarmee verschillende voedingsstoffen, zoals vitamines en mineralen binnen.
Klopt het dat de Europese Commissie (EC), het Europees parlement en de lidstaten al in 2009 overeenkwamen dat er een uitfasering moest komen op hormoonverstorende pesticiden, behoudens enkele uitzonderingen, gezien hun mogelijke langdurige en onherstelbare schadelijke effecten, zelfs bij een lage blootstelling?
In 2009 is in Verordening (EG) 1107/2009, voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen, opgenomen dat actieve stoffen met hormoonontregelende eigenschappen niet worden goedgekeurd, tenzij het gebruik ervan alleen leidt tot verwaarloosbare blootstelling of als er sprake is van een niet op een andere wijze te bestrijden fytosanitair gevaar. In 2018 zijn de wetenschappelijke criteria voor het identificeren van dergelijke stoffen in de Verordening opgenomen.
Kunt u aangeven voor hoeveel van de als hormoonverstorend geclassificeerde pesticiden de toelating sindsdien is ingetrokken en hoeveel nog steeds een toelating hebben in Nederland?
Tot op heden4 is van tien actieve stoffen de goedkeuring niet verleend of niet verlengd vanwege hormoonontregelende eigenschappen. De toelatingen van middelen op basis van deze stoffen zijn inmiddels ingetrokken. Voor de tien middelen op basis van de actieve stof flufenacet geldt nog een respijtperiode tot eind volgend jaar.
Er zijn vooralsnog geen actieve stoffen met hormoonontregelende eigenschappen goedgekeurd onder de twee in het vorige antwoord genoemde derogaties.
Vier stoffen zijn door EFSA aangemerkt als stoffen met hormoonontregelende eigenschappen, maar bevinden zich nog in de Europese besluitvormingsfase. Het betreft 30 middelen. De Europese Commissie is aan zet om een voorstel te doen over het (al dan niet) intrekken van de goedkeuring. Wanneer dit gebeurt trekt het Ctgb vervolgens de toelating van de betreffende middelen in.
Kunt u aangeven wat de meest voorkomende redenen zijn dat bepaalde als hormoonverstorend geclassificeerde stoffen nog steeds een toelating hebben?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u deze redenen afwegen tegen de risico’s voor de gezondheid voor onder andere jonge kinderen en daarbij aangeven of u het terecht vindt dat deze stoffen nog steeds zijn toegelaten?
Zoals in het antwoord op vraag 12 aangegeven zijn er vier stoffen door EFSA aangemerkt als stoffen met hormoonontregelende eigenschappen, maar bevinden zich nog in de Europese besluitvormingsfase. De Europese Commissie is aan zet om een voorstel te doen over het al dan niet intrekken van de goedkeuring.
Wat vindt u ervan dat er meerdere pesticiden met PFAS in snoepgroenten voor kinderen zijn gevonden?2 3
Er zijn twee PFAS-pesticiden gevonden, pyridalyl op snoeppaprika en fludioxonil op snackkomkommer. Voor zowel de snoeppaprika als de snackkomkommer geldt dat deze stoffen onder de MRL zijn aangetroffen. Bij het bepalen van de MRL wordt rekening gehouden met zwangeren, baby’s en jonge kinderen en is daarom ook voldoende beschermend voor hen.
Kunt u bevestigen dat kinderen een lager lichaamsgewicht hebben, waardoor ze sneller te veel PFAS binnenkrijgen en dit ertoe kan leiden dat het immuunsysteem minder goed werkt?
Kinderen hebben inderdaad gemiddeld een lager lichaamsgewicht dan volwassenen. Bij de risicobeoordeling en de afleiding van MRLs wordt hiermee rekening gehouden. Het systeem is erop gericht om te zorgen dat kinderen en volwassenen geen schadelijke effecten ondervinden van de residuen die zij via de voeding binnenkrijgen.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de gezondheid van kinderen in gevaar wordt gebracht doordat ze groenten eten die zijn bespoten met pesticiden met PFAS? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard vind ik het onwenselijk wanneer de gezondheid van kinderen in gevaar wordt gebracht. Of dat nu door voeding is of door iets anders. Echter zoals aangegeven in het antwoord op vraag 16 wordt bij de risicobeoordeling en de afleiding van MRL rekening gehouden met het lagere lichaamsgewicht van kinderen.
Bent u ermee bekend dat Denemarken onlangs heeft besloten om de toelating van 23 landbouwgiffen in te trekken omdat ze PFAS bevatten?4
Ik ben ermee bekend dat Denemarken de betreffende toelatingen heeft ingetrokken op basis van nieuwe informatie over de vorming van het afbraakproduct trifluorazijnzuur en het risico op vervuiling van het grondwater door deze stof.
Is er verschil in de feitelijke situatie tussen Nederland en Denemarken waarom in Denemarken een verbod op pesticiden met PFAS wel als wenselijk en haalbaar is beoordeeld door de regering en in Nederland (vooralsnog) niet?
Denemarken heeft de Europese Commissie en alle lidstaten geïnformeerd over het besluit om de toelating van deze middelen in te trekken. Er kunnen verschillen zijn tussen de lidstaten in onder andere de agronomische situatie, nationale toetsingskaders en toegelaten middelen. Op basis van de informatie van Denemarken zal elke lidstaat daarom afzonderlijk bepalen wat het Deense onderzoek waarop het besluit is gebaseerd, betekent voor de nationale situatie. In Nederland bestudeert het Ctgb het Deense onderzoek om te bepalen wat dit betekent voor de Nederlandse situatie. Het is vervolgens aan het Ctgb om, als aangewezen toelatingsautoriteit, te bepalen of er aanleiding is om de in Nederland toegelaten middelen op basis van deze stoffen tussentijds opnieuw te beoordelen.
Bent u bereid om alsnog op zeer korte termijn het besluit van Denemarken te volgen en de toelating van pesticiden met PFAS zo snel mogelijk in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Het Ctgb bestudeert het Deense onderzoek momenteel zorgvuldig en dat kost tijd. Vanwege de hoeveelheid werk en complexiteit van het dossier kan het Ctgb nog niet aangeven wanneer dit is afgerond. Zodra er een besluit is genomen door het Ctgb zal ik uw Kamer hierover informeren.
Wat vindt u ervan dat op de Nederlandse snoeppaprika’s van Lidl een verdacht reprotoxische pesticide werd gevonden (spirotetramat) die in Nederland verboden is in de paprikateelt? Hoe verklaart u dit?
Wanneer een stof in de EU verwijderd wordt van de lijst van goedgekeurde stoffen geldt vaak nog een opbruiktermijn van middelen op basis van deze stof. Dat was ook van toepassing voor Spirotetramat, waarvan opbruiktermijnen liepen tot 30-10-2025. Echter was er in Nederland geen toelating (en dus geen opbruiktermijn) voor de teelt van paprika en zouden er dus geen residuen van Spirotetramat te verwachten zijn in paprika’s uit Nederland. In Nederlandse supermarkten worden ook paprika’s uit andere landen verkocht, in dit geval ging het om Portugal. In andere Europese lidstaten gold een opgebruik termijn voor middelen op basis van Spirotetramat, wat de meest voor de hand liggende verklaring is voor het terugvinden van deze stof op de snoeppaprika.
Hoeveel van de duizenden inspecties pesticiden die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) jaarlijks doet, zijn de afgelopen vijf jaren gedaan bij snoepgroenten, welke stoffen zijn gevonden en hoeveel keer werd de «babynorm» van 0,01 milligram per kilogram overschreden, graag per jaar uitgesplitst?5
De NVWA maakt geen onderscheid tussen maatvoeringen (eg: mini, snack, midi, etc). Er kan dus geen exact antwoord op deze vraag gegeven worden. Zowel mini als grote komkommers worden aan dezelfde MRL getoetst. De aanduiding van het product wordt geregistreerd, maar bijvoeglijke naamwoorden als snoep, smaakvolle, gigantische worden niet geregistreerd als deze geen onderdeel van de aanduiding zijn. Onderstaand overzicht moet dus wel met de nodige terughoudendheid worden gezien. Met betrekking tot onderstaand overzicht is één keer een overschrijding van de MRL aangetroffen. Het ging hier om Carbendazim op komkommers, bemonsterd in 2021, met als land van oorsprong Turkije. Het betreffende levensmiddelenbedrijf heeft hiervoor een schriftelijke waarschuwing gekregen.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Helaas is het niet gelukt deze vragen in de gestelde termijn te beantwoorden. Eerder is hierover een uitstelbrief gestuurd.
5
cyprodinil, fludioxonil, cypermethrin, boscalid, fenhexamid, propamocarb, pyraclostrobin, tebuconazool, abamectine, indoxacarb, spiromesifen
10
6
flubendiamide, spinosad, cyprodinil, fludioxonil, carbendazim, chloorantraniliprole, dimethomorf, flonicamid (som), metalaxyl, propamocarb, spinetoram, thiamethoxam, triflumizool, fluopyram, flutriafol, spiromesifen, sulfoxaflor
13
5
cyprodinil, fluopyram, chloorantraniliprole, pyrimethanil, fludioxonil, spiromesifen, trifloxystrobin, acetamiprid, boscalid, pyraclostrobin
8
3
cyprodinil, chloorantraniliprole, flubendiamide, flupyradifurone, spiromesifen, fluopyram, pyrethrinen, thiabendazool, trifloxystrobin
8
6
cyazofamid, flonicamid (som), fludioxonil, propamocarb, pyridalyl, thiabendazool, cyflumetofen, azoxystrobin, cyhalothrin-lambda, difenoconazool, acetamiprid, boscalid, cymoxanil, pyraclostrobin, spirotetramat (som), tebuconazool
12
Toegepaste criteria: zoektermen: snoep snack mini kinder in producten: «komkommers», «paprika», «cherrytomaten», «tomaten», «kerstomaten», «niet-scherpsmakende pepers/paprika’s», «jonge worteltjes»
De Joint Letter of Intent met Tata Steel, de fors hogere uitstoot van Tata Steel, staalslakken en de forse salarisverhogingen van directieleden bij Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL), Christine Teunissen (PvdD), Joris Thijssen (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Omgevingsdienst ziet fors hogere uitstoot Tata Steel in 2024»1?
Ja.
Wat vindt u ervan dat Tata Steel Nederland (TSN) vorig jaar van meerdere stoffen significant meer heeft uitgestoten dan de jaren ervoor? Wat verklaart exact de toename van de uitstoot van benzeen, lood, nikkel en zink?
Tata Steel Nederland (TSN) rapporteert een hogere uitstoot voor een aantal stoffen in het Milieujaarverslag (e-MJV) 2024 dan in voorgaande jaren is gerapporteerd. Hiervoor zijn meerdere oorzaken mogelijk.
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) is vaker eigen metingen gaan uitvoeren en heeft daarmee meer inzicht gekregen in de emissies van het bedrijf. Zo heeft de OD NZKG in 2024 stoffen gemeten die niet eerder door TSN zijn gemeten of gerapporteerd. Ook meet de OD NZKG op meerdere plaatsen op andere manieren dan het staalbedrijf dat zelf eerder heeft gedaan. TSN heeft deze nieuwe metingen op verzoek van de OD NZKG meegenomen in het e-MJV over 2024. Er kunnen ook andere oorzaken zijn voor verschillen tussen uitstootgegevens, bijvoorbeeld wijzigingen in de productie- of procesomstandigheden van de fabriek. De OD NZKG heeft TSN om een verklaring gevraagd voor de gerapporteerde toenames. Wij wachten deze verklaring van de gerapporteerde toenames, net als de OD NZKG, af.
In hoeverre is deze hogere uitstoot te wijten aan het feit dat de uitstootmeting van beide kooksgasfabrieken is meegenomen in 2024?
Zie ook het antwoord op vraag 2 waarin wordt toegelicht dat hogere uitstoot meerdere oorzaken kan hebben.
Bij het opstellen van een e-MJV moeten representatieve gegevens worden gebruikt. Met de metingen die zijn uitgevoerd door de OD NZKG zijn nieuwe inzichten ontstaan over de emissie die daadwerkelijk uit de schoorsteen komt. Deze uitgevoerde emissiemetingen zijn vervolgens verwerkt in het e-MJV, waardoor de jaarvrachten van een aantal stoffen hoger uitvalt.
Wat betekenen deze resultaten voor de aanzeggingsprocedure van de provincie? Klopt de aanname dat de overtredingen bij de Kooksgasfabriek 2 niet zijn beëindigd en dat intrekking van de vergunning een stap dichterbij is gekomen?
Dat is op dit moment nog niet te zeggen. De besluiten op dit onderwerp zijn aan het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland en de door haar gemandateerde OD NZKG. De aanzeggingsprocedure bij de Kooksgasfabriek 2 is in 2024 door de OD NZKG in gang gezet. TSN heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het vierde kwartaal van 2025 verwacht de Provincie Noord-Holland een besluit op bezwaar te nemen. Wanneer dit besluit op bezwaar zal worden gepubliceerd, zal ook bekend worden welke feiten en omstandigheden aan het besluit ten grondslag zijn gelegd.
Wat betekent de grotere uitstoot van grotendeels zeer zorgwekkende stoffen voor de gezondheid van omwonenden?
Het is nu nog niet mogelijk om met zekerheid te zeggen wat de hogere gerapporteerde uitstoot voor effect heeft, onder andere omdat de oorzaken van de hoger gerapporteerde uitstoot nog niet bekend zijn (zie ook antwoord op vraag 2). Wel is duidelijk dat de door de jaren heen gemeten luchtkwaliteit in de leefomgeving niet is veranderd door de hogere gerapporteerde emissie in 20242.
In de IJmond staat een vast luchtmeetnet waarmee de luchtkwaliteit in de leefomgeving (de immissie) wordt gemeten. De immissie betreft de concentratie op leefniveau, in de lucht die wij inademen en is daarmee relevant voor de mate waarin de leefomgeving gezond is. Uit de immissiemetingen blijkt dat in 2024 op alle meetlocaties wordt voldaan aan de wettelijke EU-grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Het luchtmeetnet meet de actuele luchtkwaliteit en staat los van wat er met de emissiemetingen door de OD NZKG is geconstateerd en wat er in het e-MJV 2024 is gerapporteerd.
Waren deze cijfers al bekend toen de Joint Letter of Intent (JLoI) met TSN werd ondertekend?
Deze getallen zijn voorafgaand aan publicatie vertrouwelijk en onder embargo van openbaarmaking gedeeld met de Rijksoverheid.
In de JLoI worden afspraken gemaakt over maximale emissies in 2030. De maximale emissies voor 2030 die in artikel 3, lid 2 van de JLoI zijn opgenomen, zijn geverifieerd en gevalideerd door een technische adviseur van de staat. Daarnaast bevat de JLoI een bepaling (artikel 11, lid 12) waarin is opgenomen dat de maximale emissies geactualiseerd kunnen worden als er nieuwe inzichten zijn.
Wat is er met het advies «Geef meer duidelijkheid over de effecten van de transitie op emissie van de zeer zorgwekkende stoffen en neem de doelstellingen in het advies van de Expertgroep over» van de Expertgroep Gezondheid IJmond gedaan?
In artikel 6.12 van de JLoI is hier meer over opgenomen. Zie hieronder het artikel (geparafraseerd uit het Engels):
Zoals ook in de begeleidende Kamerbrief bij de JLoI aangegeven, zijn niet alle doelstellingen van de Expertgroep met de maatwerkafspraak haalbaar. Dat vraagt om meer maatregelen, meer middelen en meer tijd. De Expertgroep geeft advies over de doelstellingen uitsluitend kijkend naar de beoogde gezondheidswaarden. De Expertgroep geeft zelf in haar advies aan dat om de door hen voorgestelde waarden te behalen het onder andere nodig is om de sinterfabriek en de hoogovens te sluiten3. Dat vraagt dus de sluiting van een additionele hoogoven en de gehele sinterfabriek. Dit zou gaan om grote ingrepen bovenop de voorziene sluiting van Hoogoven 7 en Kooksgasfabriek 2, die vervangen worden door de Direct Reduction Plant en de Electric Arc Furnace (de «DRP-EAF») in het kader van de eerste fase van de vergroening waarop de maatwerkafspraak ziet. Dat zijn grote projecten die niet binnen de scope van deze maatwerkafspraak vallen. In het advies van de Adviescommissie Maatwerk Verduurzaming Industrie, samen met de Expertgroep Gezondheid, is in de conclusie ook aangegeven dat er zonder maatwerkafspraak geen vooruitgang in de gezondheid optreedt en dat stoppen met een maatwerkafspraak daarom niet gewenst is.
Waarom is het advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond om een reductie van 90% voor Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s), benzeen en een selectie aan metalen op te nemen niet opgenomen in de JLoI, terwijl dit volgens de expertgroep zorgt voor een grote verlaging van gezondheidsrisico’s? Kunt u deze keuze onderbouwen zonder dat de gezondheidseffectrapportage is afgerond?
Een reductie van 90% van PAK's is zoals de Expertgroep zelf ook toelicht in haar advies alleen mogelijk als naast Kooksgasfabriek 2, ook Kooksgasfabriek 1 sluit4.
De beide Kooksgasfabrieken zijn de start van het productieproces bij TSN. Als beide tegelijk sluiten zonder dat daarvoor vervangende installaties, zoals een Direct Reduced Plant (de «DRP»), worden gebouwd zal het productievermogen van de fabriek dusdanig worden aangetast dat verdere financiering van de transitie zeer uitdagend wordt. Daarom wordt door TSN een gefaseerde transitie beoogd, waarbij eerst de helft wordt vervangen (KGF2 en HO7) en in een tweede fase de resterende helft (KGF1 en HO6). De maatwerkafspraak heeft betrekking en budget voor de eerste fase, de tweede fase zal het bedrijf zelfstandig moeten financieren. Met de maatwerkafspraak kan niet in één keer de volledige transitie worden behaald, dat vraagt meer maatregelen, meer middelen en meer tijd. Wel wordt met de maatwerkafspraak een significante stap gezet richting de beoogde reductiepercentages van de Expertgroep.
Bent u bekend met het artikel «Salaris van Tata-directie verdubbeld, terwijl medewerkers geen kerstpakket meer krijgen?»2
Ja.
Wat vindt u van dit nieuws?
Het kabinet snapt dat dit artikel en deze kop vragen oproepen. Ondanks het feit dat het beloningsbeleid van een private onderneming in principe de verantwoordelijkheid van de onderneming zelf is, wil de staat in de maatwerkafspraak met Tata Steel afspraken maken over het beloningsbeleid. De maatwerkafspraak geeft hier gezien de aard en omvang ook de reden en mogelijkheid voor. Daarom is in artikel 10 van de JLoI opgenomen dat TSN een passend, redelijk en uitlegbaar beloningsbeleid moet implementeren. De daadwerkelijke invulling hiervan is onderdeel van de uitwerking van de JLoI in een maatwerkovereenkomst.
Vindt u het eerlijk dat de salarissen van de directie van TSN omhoog zijn gegaan terwijl er op de werkvloer op kerstpakketten, overwerkmaaltijden en koffie wordt bezuinigd?
Zie het antwoord op vraag 10. Het besluit over het beloningsbeleid van een private onderneming is in principe aan de onderneming zelf. Bij de uitwerking van de JLoI in een maatwerkovereenkomst worden afspraken geïmplementeerd over een passend, redelijk en uitlegbaar beloningsbeleid.
Wat vindt u ervan dat de directie hogere salarissen krijgen, terwijl eerder dit jaar diezelfde directieplannen bekend maakte om één op de vijf werknemers te ontslaan?
TSN heeft aangekondigd een reorganisatie door te voeren om de concurrentiepositie en winstgevendheid te herstellen. Bij deze reorganisatie zullen naar verwachting 1200 fulltimebanen verdwijnen. Voor degenen die dit betreft is dit uiteraard ingrijpend. Om de transitie naar groen en schoon staal te kunnen maken moet TSN een winstgevend bedrijf zijn. Het kabinet vindt het belangrijk dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft. Dat is een prioriteit voor zowel de Nederlandse staat als voor het bedrijf zelf. Het is aan het bedrijf om hier invulling aan te geven.
In deze fase zijn eventuele besluiten over het beloningsbeleid in principe aan de onderneming zelf, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 10.
Wat ziet u als een gepaste beloning voor de bedijfsleiding, zoals dat in de JLoI is geformuleerd, en vallen de huidige bonussen in die range?
In de JLoI is in artikel 10.1 opgenomen dat TSN in de maatwerkafspraak het beleid inzake de salarissen en bonussen voor de top van TSN vastlegt door middel van: «een redelijk, gepast en uitlegbaar beloningsbeleid voor haar raad van bestuur vast te stellen en daaraan uitvoering te geven, waarbij eventuele wijzigingen in het huidige bonusbeleid (zoals beoordeeld door de Staat) worden vastgesteld na redelijk overleg met de Staat».
De verdere invulling van dit artikel en de definitie van «redelijk, gepast en uitlegbaar» wat betreft het beleid van de salarissen en bonussen van de Board of Management vindt plaats in de maatwerkafspraak en is onderdeel van de verdere onderhandelingen.
Bent u bekend met het bericht «Staalslakken op veel meer plekken gevonden: aantal locaties bijna verdubbeld»3?
Ja.
Klopt het dat op zeker 216 plekken in Nederland staalslakken zijn gebruikt? Was u bekend met elk van deze gevallen? Hoeveel locaties verwacht u dat er nog meer boven water komen? Bent u dit volledig in kaart aan het brengen?
Het is bekend dat staalslakken al jaren als secundaire bouwstof worden toegepast. Publieke inventarisaties groeien sinds dit onderwerp in het nieuws is, maar een landelijk totaaloverzicht ontbreekt omdat er geen landelijke meld- en informatieplicht bestond voor deze toepassingen. Daarom zijn deze locaties niet allemaal bekend. We werken aan een meldplicht om het zicht voor bevoegde gezagen te verbeteren.
Om een beeld te krijgen van de aard en omvang van de problematiek is er behoefte aan regie vanuit de overheid om locaties en type toepassing scherper te krijgen, daarom is een Taskforce Bestaande Toepassingen Staalslak opgericht die moet komen tot een gezamenlijke aanpak met als doel:
De Taskforce is een samenwerking tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Vereniging Nederlandse gemeente, Interprovinciaal Overleg en Unie van Waterschappen, met deelname van Omgevingsdienst NL en GGD GHOR Nederland, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter.
Zoals aangegeven in de signaalrapportage heeft ILT nog aanvullend onderzoek gedaan naar andere locaties waar LD-staalslakken grootschalig zijn toegepast. Dit rapport bevindt zich in de afrondende fase en zal voor het eind van dit jaar openbaar worden gemaakt. ILT kan al wel aangeven dat 7 van de onderzochte locaties niet voorkomen op de kaart van Nu.nl en Investico d.d. 8 oktober 2025. Deze resultaten zullen worden betrokken bij de inventarisatie die wordt uitgevoerd onder regie van de Taskforce.
Wat vindt u ervan dat sommige gemeenten, zoals Muiden, Amstelveen, Texel, Den Haag en Heusden, al proactief staalslakken hebben verwijderd, bijvoorbeeld bij paden of hofjes in woonwijken of in de buurt van speelplaatsen en scholen? Stimuleert u andere gemeenten om in dergelijke gevallen hetzelfde te doen? Hoe moeten gemeenten dit bekostigen?
De toepassing van niet-vormgegeven bouwstoffen met meer dan 20 massaprocent staalslak in situaties waarin direct contact mogelijk is (zoals bij speelplaatsen of paden) is inmiddels verboden op grond van de tijdelijke regeling staalslakken. De verantwoordelijkheid voor toezicht en eventuele maatregelen ligt bij het lokale bevoegd gezag. Om een beeld te krijgen van de aard en omvang van de problematiek is er behoefte aan regie vanuit de overheid om locaties en type toepassing scherper te krijgen, daarom wordt een Taskforce Bestaande Toepassingen Staalslak opgericht die moet komen tot een gezamenlijke aanpak voor de bestaande toepassingen staalslak.
Bent u voornemens om een saneringsplan op te stellen voor de plaatsen waar staalslakken het meest acute gevaar vormen? Bent u in gesprek met provincies en gemeenten die al maatregelen aan het nemen zijn?
Er komt geen landelijk saneringsplan. Het beoordelen en eventueel treffen van maatregelen is een taak van het lokale bevoegd gezag, dat op basis van de zorgplicht kan optreden wanneer sprake is van risico’s voor mens of milieu. Om een beeld te krijgen van de aard en omvang van de problematiek is er behoefte aan regie vanuit de overheid om locaties en type toepassing scherper te krijgen, daarom wordt een Taskforce Bestaande Toepassingen Staalslak opgericht met als doel een gezamenlijke aanpak voor de bestaande toepassingen staalslak.
Wanneer is het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) naar de veilige toepassingen van staalslakken afgerond? Deelt u de opvatting dat, gezien de schaal van dit probleem, er eerst onomstotelijk moet zijn vastgesteld dat de toepassingen veilig zijn en dat daarom een tijdelijk totaalverbod vanuit het voorzorgsprincipe de juiste weg is?
Het RIVM voert momenteel aanvullend onderzoek uit naar de risico’s van het toepassen van staalslakken, onder meer op basis van vragen van de Europese Commissie en ter voorbereiding van een structurele regelgeving. Deze onderzoeken lopen mee met de looptijd van de tijdelijke regeling en worden aan het eind van het voorjaar 2026 afgerond, zodat de resultaten kunnen worden gebruikt voor het beleid dat volgt op de tijdelijke regeling.
De tijdelijke regeling past het voorzorgsbeginsel toe door de meest risicovolle toepassingen te verbieden. Voor toepassingen waarbij direct contact met de omgeving kan optreden of waarin staalslakken in lagen dikker dan een halve meter worden toegepast, geldt een verbod. Voor overige toepassingen geldt een vergunningplicht, zodat het bevoegd gezag per geval kan toetsen of de toepassing veilig is. Een generiek totaalverbod acht het kabinet op dit moment niet effectief en uitvoerbaar, is niet wetenschappelijk onderbouwd, niet proportioneel en juridisch niet houdbaar.
Wat gebeurt er met de staalslakken die naar de Baltische Staten geëxporteerd worden? Hoe worden ze daar toegepast?
Staalslakken worden binnen de Europese Unie verhandeld of vervoerd afhankelijk van de kwalificatie als afvalstof of bijproduct. Bij export als afvalstof gelden de regels van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA).
Het ministerie beschikt niet over een volledig overzicht van de eindbestemmingen en toepassingen in het buitenland. De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door de bevoegde autoriteiten van het ontvangende land.
Bent u bekend met het artikel «Waar komen verwijderde staalslakken terecht? Geen zicht op»4?
Ja. Ik ben bekend met dit artikel en de daarin geschetste zorgen over het zicht op de afvoer en verwerking van verwijderde staalslakken.
Klopt het dat er geen zicht op is waar verwijderde staalslakken terechtkomen?
Wanneer staalslakken worden verwijderd omdat men zich daarvan ontdoet, worden zij als afvalstof beschouwd. De verwerking daarvan valt onder het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3, sectorplan 29), waarin recycling de minimumnorm is. Er bestaat geen centraal overzicht van alle afgevoerde hoeveelheden en eindbestemmingen. Wel wordt toezicht gehouden via de bestaande afvalstoffenregelgeving.
Na verwijdering kunnen staalslakken ook een nieuwe toepassing krijgen, zowel binnen Nederland als in andere lidstaten, mits wordt voldaan aan de geldende milieuregels en de toepasselijke Europese en nationale voorschriften.
Gaat u dit inzichtelijk brengen om te voorkomen dat de problemen steeds verplaatst worden?
Ja. Met de voorgenomen meldplicht voor toepassingen van staalslakken (beoogde inwerkingtreding voorjaar 2026) ontstaat structureel beter zicht op nieuwe toepassingen. De meldplicht ziet uitsluitend op toepassingen binnen Nederland.
Om een beeld te krijgen van de aard en omvang van de problematiek is er behoefte aan regie vanuit de overheid om locaties en type toepassing scherper te krijgen, daarom is een Taskforce Bestaande Toepassingen Staalslak opgericht die moet komen tot een gezamenlijke aanpak voor de bestaande toepassingen staalslak.
Kunt u nogmaals uiteenzetten hoe het precies zit met de ontbindende voorwaarden die in de JLoI over staalslakken zijn opgenomen? Waarom zei u tijdens het commissiedebat Leefomgeving en externe veiligheid dat deze voorwaarden er niet toe leidt het kabinet zich terughoudend zal opstellen ten opzichte van staalslakken?
In de JLoI zijn geen ontbindende voorwaarden opgenomen, maar opzeggronden. De specifieke opzeggrond rondom staalslak staat in artikel 15, vierde lid onder c: Het nationale beleid of de nationale beleidsmaatregelen met betrekking tot staalslakken veranderen op een zodanige wijze dat dit een aanzienlijk negatief effect heeft op de activiteiten, projecten, bedrijfsvoering of financiële positie van TSN. De opzeggrond over staalslakken heeft dus alleen betrekking op wijzigingen in nationaal beleid rondom staalslakken die de business case van TSN aanzienlijk negatief beïnvloeden. Het is expliciet niet zo dat het bedrijf dat bij elke wijziging van beleid zou kunnen doen. Deze opzeggrond staat niet in de weg bij het maken of aanpassen van nationaal beleid rondom staalslakken, maar biedt TSN in het geval dat dergelijk beleid de business case van TSN aanzienlijk negatief beïnvloedt de mogelijkheid de JLoI – de inspanningsverplichting om te komen tot bindende afspraken – op te zeggen.
De maatwerkafspraak vraagt om een grote investering van het bedrijf en het moederbedrijf, naast een subsidiebijdrage van de staat. Het bedrijf is in haar businesscase voor deze investering uitgegaan van de bestaande wet- en regelgeving en beleid met betrekking tot staalslakken. Indien er wijzigingen in het nationale beleid komen die aanzienlijk negatieve invloed hebben op de businesscase van TSN, is het bedrijf mogelijk niet meer in staat om de benodigde investering voor de maatwerkafspraak te doen. In dat geval zijn de verplichtingen uit de JLoI om zich in te spannen om een maatwerkafspraak te maken niet meer na te komen voor het bedrijf. Daarom is deze mogelijkheid opgenomen.
Kunt u toelichten wat artikel 15, vierde lid, van de JLoI over de CO2-heffing en staalslakken precies betekent voor toekomstig beleid op deze terreinen? Wat zou een verhoging van de CO2-heffing (juridisch) betekenen voor de maatwerkafspraken? Wat zou een totaalverbod op staalslakken betekenen voor de maatwerkafspraken?
Artikel 15, vierde lid bevat opzeggronden. Het gaat hier dan om gronden om de JLoI – wat de inspanningsverplichting is om te komen tot bindende afspraken – op te zeggen. Wanneer een partij van een opzeggrond gebruik maakt, dan is die partij dus niet meer verplicht om zich in te spannen om te komen tot een maatwerkafspraak. Op basis van artikel 15, vierde lid van de JLoI kan TSN de JLoI opzeggen, onder bepaalde voorwaarden. Dit is wat betreft de CO2-heffing (artikel 15, vierde lid onder d) het geval als deze voor TSN leidt, of naar verwachting zal leiden, tot aanzienlijke kosten voor TSN.
Wat betreft staalslakken (artikel 15, vierde lid, onder f) geldt dat TSN de JLoI kan opzeggen als het overheidsbeleid met betrekking tot staalslakken zodanig wijzigt dat dit de activiteiten, projecten, bedrijfsvoering of financiële positie van TSN aanzienlijk negatief beïnvloedt. Deze opzeggronden zijn opzettelijk niet verder ingekaderd en het uitwerken van scenario’s kan de onderhandelingspositie van de staat schaden.
Klopt het dat er met artikel 15, vierde lid 4, feitelijk afspraken gemaakt worden die gaan gelden voor alle bedrijven in Nederland? Waarom levert u op deze aspecten geen maatwerkmaatregelen, bijvoorbeeld op de manier zoals beschreven in de aangenomen motie-Thijssen (Kamerstuk 29 826, nr. 236)? Bent u het ermee eens dat deze bepaling in artikel 15, vierde lid, betekent dat bedrijven die bij u hebben aangegeven niet verder te willen praten over verduurzaming wel dit belastingvoordeel (het afschaffen van de CO2-heffing) krijgen?
Artikel 15, vierde lid van de JLoI betreft geen (generieke) afspraak, maar een opzeggrond voor de intentieverklaring. Op grond van artikel 15, vierde lid kunnen TSN en Tata Steel Limited (TSL) de JLoI opzeggen. De JLoI is een afspraak tussen TSN, TSL, de staat en de Provincie Noord-Holland en deze opzegmogelijkheid geldt dan ook enkel voor ondertekenende partijen; andere partijen (of bedrijven) kunnen dus geen beroep op deze afspraken en opzeggronden doen. Het kabinet beoogt met het komen tot een maatwerkafspraak om de verduurzamingsplannen van TSN financieel te ondersteunen. In paragraaf 7.2 van de JLoI staan daarnaast de inspanningen en handelingen van de staat m.b.t. financiën en de beoogde steun benoemd. De beoogde steun zal, wanneer de definitieve maatwerkafspraak is overeengekomen, gegeven worden voor verduurzaming en het schoner en meer circulair maken van de productie in Nederland.
Het kabinet heeft op 30 juni 2025 aangekondigd8 dat de gesprekken met een aantal bedrijven in de maatwerkaanpak is gestopt. In de gesprekken met TSN zag, en ziet het kabinet voldoende perspectief om te komen tot een bindende maatwerkafspraak. In de Kamerbrief over Uitvoering Pakket voor Groene Groei heeft het kabinet gehoor gegeven aan de brede wens van de Kamer, met de motie Van Dijk c.s. en motie Flach en Vermeer, welke het kabinet verzocht9 de CO2-heffing zo snel mogelijk af te schaffen. Het kabinet heeft aangekondigd de nationale CO2-heffing effectief en op verantwoorde wijze buiten werking te stellen. Het kabinet heeft ook aangekondigd met de industrie en andere stakeholders in overleg te gaan over borgende maatregelen en verduurzaming op de lange termijn.
Kunt u exact uiteenzetten welke maatregelen u aanvullend heeft genomen na het advies van Arbeid, Mens, Verzuim en Inzetbaarheid (AMVI) in samenwerking met de Expertgroep Gezondheid IJmond en welke adviezen u specifiek niet heeft overgenomen? Kunt u in een overzicht ingaan op wat u met elk van de adviezen en aanbevelingen uit het AMVI-advies heeft gedaan?
Wij zijn niet bekend met een advies van Arbeid, Mens, Verzuim en Inzetbaarheid. Waarschijnlijk doelt de vraag op de Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI). De Kamerbrief over de ondertekening van de JLoI geeft het gevraagde overzicht van de adviezen van de AMVI en de Expertgroep op hoofdlijnen en geeft ook aan hoe het kabinet opvolging heeft gegeven of gaat geven aan de adviezen.
Aanvullend hieraan is in artikel 6, lid 11 van de JLoI aangekondigd dat TNO een methode ontwikkelde om de PM10-bijdrage van TSN te bepalen aan de immissie in de IJmond en dat het RIVM op dit onderzoek van TNO een second-opinion zou geven. Beide rapporten zijn inmiddels afgerond10 11. De Expertgroep adviseert «om in de definitieve JLoI reductiedoelen zoveel mogelijk vast te leggen op emissieniveau»12. Onder andere op basis van beide rapporten en het advies van de Expertgroep is gebleken dat de methode van TNO niet gebruikt kan worden om bindende afspraken te maken. In de definitieve afspraak zal dus een alternatieve meetmethode vastgelegd moeten worden.
Wat betekent het maximum subsidiebedrag van twee miljard euro door de Rijksoverheid? Betekent dit dat de eventuele meerkosten van de uitvoering van de adviezen van de gezondheidseffectrapportage (GER) per definitie voor de rekening van TSN zijn?
Dit betekent dat de specifieke ondersteuning vanuit de staat vanuit de maatwerkaanpak maximaal 2 miljard euro zal bedragen. Mochten de totale kosten hoger uitvallen, dan zijn deze aanvullende kosten niet voor rekening van de staat. Zie hiervoor ook artikel 7.1.1. onder a van de JLoI.
Zoals ook aangegeven in de eerdere beantwoording13 van Kamervragen, staat het TSN vrij om, net als andere bedrijven, in de toekomst aanspraak te maken op generieke subsidie-instrumenten. Of een subsidie wordt toegekend, zal dan objectief beoordeeld worden aan de hand van de relevante subsidievoorschriften en -voorwaarden.
Waarom is het doel voor TSN om over te zijn op groene waterstof en biomethaan pas gesteld in 2047? Hoe verhoudt dit zich tot de deadline van de uitgifte van ETS-rechten die is gesteld in 2040? Hoe verhoudt zich dit tot aangenomen moties (Kamerstukken 29 826, nrs. 186 en 187)?
In de JLoI worden afspraken gemaakt over de eerste fase van de verduurzaming van TSN die moet zijn afgerond in 2037 (en dus niet in 2047 zoals in de vraag lijkt te worden gesuggereerd). De verplichtingen ten aanzien van het gebruik van waterstof en biomethaan in de JLoI lopen dan ook tot en met 2037. Om volledig klimaatneutraal te worden moet TSN nog een tweede fase van de verduurzaming doorvoeren. In de JLoI is vastgelegd dat er voor deze tweede fase geen maatwerkondersteuning vanuit de staat is voorzien, zie hiervoor artikel 5 lid 1 sub d van de JLoI. Wel is in de JLoI opgenomen dat TSN zo snel mogelijk en uiterlijk in 2045 klimaatneutraal moet zijn.
Het EU ETS systeem zorgt er inderdaad voor dat de rechten aflopen in 2040. Het is echter mogelijk om rechten op te sparen en mee te nemen in de jaren daarna. Er kunnen in 2040 en kort daarna dus nog rechten in omloop zijn. Daarbij is er de mogelijkheid tot compensatie via negatieve emissies, wat bij TSN een mogelijkheid is door de combinatie van CCS en biomethaan.
Welke juridische waarborgen zitten er in de maatwerkafspraken om er zeker van te zijn dat TSN van aardgas over gaat op groene waterstof? Hoe wordt lock-in voorkomen?
In de JLoI is vastgelegd dat TSN in de periode 2032–2037 het aardgas in de DRP zal vervangen door groene waterstof en/of biomethaan. Voor de aankoop van deze groene energiebronnen verstrekt de staat een lening van 200 miljoen. Indien er in de gehele periode geen groene waterstof en/of biomethaan wordt gekocht door TSN, moet de lening inclusief rente en een (eventuele) boete worden terugbetaald. Als de waterstof en/of biomethaan wel wordt ingekocht, wordt de lening (proportioneel) omgezet in een subsidie. Zie hiervoor ook artikel 7.2.2. van de JLoI. 7.2.2. Verdere juridische waarborgen worden de komende tijd uitgewerkt en opgenomen in de maatwerkafspraak. Het voorkomen van een lock-in op aardgas is ook een van de eisen die volgt uit het relevante staatssteunkader van de Europese Commissie.
Waarom wordt er ook ingezet op Carbon Capture & Storage (CCS), naast de overgang van aardgas op groene waterstof? Is CCS nog nuttig als de fabriek overgaat op groene waterstof? Zo nee, betekent CCS dan niet een lock-in voor het maken van staal met aardgas?
Er wordt CCS toegepast op de DRP om de emissies verder te reduceren tijdens de tussenfase waarin de DRP op aardgas draait omdat groene waterstof en/of biomethaan in die fase naar verwachting nog onvoldoende beschikbaar en betaalbaar zijn. De DRP produceert een zeer zuivere CO2-stroom, waardoor CCS kosteneffectief toe te passen is. Wanneer de overstap op biomethaan wordt gemaakt, kunnen met CCS negatieve emissies worden gerealiseerd.
Wat zijn de totale kosten om eerst 15 jaar lang staal te maken met aardgas en CCS en daarna 15 jaar groen staal te gaan maken (met groene waterstof) in vergelijking met 30 jaar lang groen staal maken (met groene waterstof)? Kunt u bij dit antwoord werken met verschillende IEA en PBL-scenario’s voor de CO2-prijs, aardgasprijs, prijs van groene waterstof en prijs van CCS?
De nieuwe installaties zijn technisch al voorbereid op het gebruik van waterstof en/of biomethaan. Hiervoor zijn dus geen aanpassingen nodig. De vraag impliceert een keuze tussen de transitie naar groene waterstof via aardgas en CCS en de directe transitie naar groene waterstof. Deze keuze is er niet. Het project kent een noodzakelijke tussenfase met aardgas en CCS op weg naar een toekomst op basis van groene waterstof en/of biomethaan. Deze tussenfase is nodig omdat groene energiebronnen naar verwachting nog onvoldoende beschikbaar zijn op korte termijn. In de uiteindelijke maatwerkafspraak zal een tendermechanisme komen met daarin afspraken over de prijs die TSN kan bieden voor waterstof en/of biomethaan. Deze prijs hangt af van onder andere de aardgasprijs, de ETS prijs en de «green steel premium». Zodra waterstof en/of biomethaan in voldoende mate beschikbaar is tegen de afgesproken prijs, wordt het aardgas vervangen. Om die reden is als tussenfase gekozen voor de combinatie van aardgas en CCS. De beschikbaarheid en prijs bepalen dus hoelang de noodzakelijke tussenfase exact zal duren. Uit het advies van de AMVI volgt ook dat de inzet van CCS zeer kosteneffectief is.
Waarom heeft u de aangenomen motie-Thijssen c.s. over de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond (Kamerstuk 28 089, nr. 307) niet als harde voorwaarde opgenomen in de JLoI? Heeft u dit wel besproken met Tata? Wat was het antwoord van TSN? Wat zijn de kosten om deze adviezen wel op te volgen?
De motie-Thijssen verzocht de regering de adviezen van de Expertgroep als harde voorwaarde in de onderhandelingen op te nemen. Zoals eerder ook is aangegeven in de Kamerbrief over de JLoI, is dit gebeurd. In de definitieve JLoI zijn veel van deze adviezen overgenomen. Zo zijn voor alle, door de Expertgroep voorgestelde stoffen, (reductie)doelen opgenomen. Ook zijn er monitoringsafspraken voor geur en geluid gemaakt en zijn er verschillende toezeggingen opgenomen over het verschaffen van meer transparantie over metingen. Een exacte berekening van de kosten van het opvolgen van alle adviezen is niet mogelijk, omdat de maatregelen die nodig zijn om de doelen te behalen niet altijd helder zijn en dus geen volledige inschatting gemaakt kan worden van de benodigde kosten.
Zoals ook uit de beantwoording van vraag 7 en 8 naar voren komt, is voor het volledig behalen van hun adviezen volgens de Expertgroep nodig om naast de beoogde vervanging van KGF 2 en HO7 met een DRP-EAF onder andere ook sluiting van KGF 1, HO6 en de Sinterfabriek nodig.
Wat is de uitstoot van alle schadelijke stoffen op dit moment en op basis van welke gegevens zijn de afspraken over emissiereductie in 2030 gemaakt? Zijn de metingen van deze emissies onafhankelijk gedaan? Kan het zijn, zoals in het eerdergenoemde artikel, dat later blijkt dat emissies toch weer hoger zijn? Zijn de door het RIVM gemeten deposities buiten het TSN-terrein verklaarbaar met de op dit moment bekende emissies? Zo nee, waar komt het verschil door?
De uitstoot van alle schadelijke stoffen op dit moment is te vinden via het openbaar milieujaarverslag (e-MJV)14. De emissiereducties van 2030 zijn uiteraard momenteel niet meetbaar omdat deze emissies pas in de toekomst zullen plaatsvinden. Om de emissiereductiedoelen te bepalen zijn dus berekeningen uitgevoerd op basis van onder andere de technische documentatie en modellen met betrekking tot de projecten. Meer details hierover staan in het rapport van de technische adviseur van de staat15. Dit rapport is met de Kamer gedeeld bij het versturen van de JLoI en kamerbrief.
Het zou kunnen dat gemeten emissies in de toekomst hoger uitvallen omdat meettechnieken verbeteren. Daarom bevat de JLoI absolute maximale emissiewaarden in plaats van reductiepercentages als doelen. Hierdoor blijft het einddoel altijd helder en gelijk. Het kan wel zijn dat de reductieopgave voor TSN in werkelijkheid dus groter is dan nu verwacht. Dit is een risico dat bij het bedrijf ligt omdat de steun van de staat gemaximaliseerd is en de doelen, wanneer die finaal in de maatwerkafspraak overeengekomen zijn, vast zullen staan.
Wat betreft uw vraag over de depositiemetingen: het RIVM meet sinds 2020 in de IJmond hoeveel polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en metalen er zitten in grof stof dat is neergedaald op de bodem. Een belangrijke bron van deze stof is TSN. In het meest recente onderzoek waren de hoeveelheden PAK, aluminium, lood en zink in het stof in de meeste dorpen iets lager dan in 2020. Ook de hoeveelheid ijzer is sinds 2020 flink gedaald16. Het is niet duidelijk of de dalingen structureel zijn en wat de oorzaak ervan is. Dat komt doordat verschillende factoren invloed hebben op de hoeveelheid stof die in de omgeving neerdaalt. Een daarvan is de hoeveelheid stof die door TSN wordt uitgestoten. Maar ook de windsterkte en windrichting hebben invloed op de hoeveelheid stof die neerdaalt. Omdat het weer (wind en neerslag) sterk verschilde in de onderzochte jaren, is niet duidelijk wat de invloed van deze factoren precies is geweest. Het is dus niet mogelijk om de depositiemetingen in de IJmond direct te koppelen aan de emissies van TSN.
Is er in de afspraken ook rekening gehouden met de waarschuwing van de Expertgroep Gezondheid IJmond dat de emissies in de bouwfase kunnen toenemen? Kunt u in een tabel aangeven wat de emissies en andere overlast jaarlijks gaat zijn van nu tot 2032?
De bouwfase wordt gereguleerd door bestaande wet- en regelgeving. Zo wordt bijvoorbeeld ook getoetst aan de geldende geluidsregels. In het milieueffectrapport wordt inzichtelijk gemaakt welke emissies tijdens de bouw- en transitiefase optreden. Het MER wordt op dit moment beoordeeld door het bevoegd gezag (de provincie Noord-Holland).
De toename in fijnstofemissies als gevolg van de bouwactiviteiten is voorzien op 3.9 ton/jr. Dit is volgens TSN een toename van minder dan 1%. Onderstaande tabel geeft voor fijnstof (PM10) de emissies aan over de verschillende fases zoals beschreven in het MER. Naast de realisatie van de nieuwe installaties die het MER beschouwt zal TSN ook aanvullende maatregelen nemen om fijnstof verder te reduceren. Dit betreft het bouwen van overkappingen en een windbreker bij de grondstofvelden en het treffen van maatregelen in de verwerking en opslag van staalslakken. Deze volgen een aparte vergunningsprocedure en zijn daarom geen onderdeel van het MER voor Groen Staal.
Huidig
753
JLoI
Referentie
542
Tabel 4.2 – p 39 MER
Bouwactiviteiten
+3.9
Tabel 5.1 – p 44 MER
Transitiefase
594
Tabel 6.2 – p 48 MER
Operationele fase aardgas
548
Tabel 7.2 – p 56 MER
Operationeel + overkappingen + slak
467
JLoI
De emissies voor de eerste 4 genoemde fases zijn geschaald naar een productie van 7.23 miljoen ton per jaar van staal, en zullen(?) voor de operationele fase de gereduceerde productiecapaciteit van 6.8 miljoen ton per jaar reflecteren.
Waarom gaat TSN verder onderzoek doen naar ultrafijnstof? Waarom is niet afgesproken dat het RIVM verder onderzoek gaat doen naar de uitstoot van ultrafijnstof? Waarom wordt de Expertgroep Gezondheid IJmond niet gevraagd om op basis van een eventueel RIVM-onderzoek naar fijnstof advies te geven over de gezondheidseffecten van fijnstof en hoe deze effecten te verminderen? Wordt fijnstof meegenomen in de GER?
Ter voorkoming van verwarring, fijnstof is de verzamelnaam voor stofdeeltjes kleiner dan 10 micrometer. Een subcategorie van fijnstof is ultrafijnstof, dan gaat het om deeltjes kleiner dan 0,1 micrometer17. Over fijnstof is in het algemeen al veel bekend en dit wordt ook al structureel gemeten en gemonitord door zowel het bedrijf als via het luchtmeetnet, beheerd door de GGD Amsterdam. Over de subcategorie ultrafijnstof is nog niet zoveel bekend en zowel de GGD-Amsterdam en TSN meten en monitoren dit ook nog niet structureel in de omgeving van TSN. De GGD-Amsterdam meet wel al sinds langere tijd structureel ultrafijnstof in Amsterdam-West nabij Schiphol (op immissieniveau), alleen nog niet nabij TSN. Er wordt momenteel onderzocht hoe het luchtmeetnet van de GGD Amsterdam in de IJmond kan worden aangevuld met een permanent meetpunt voor ultrafijnstof. In de maatwerkafspraak is over ultrafijnstof specifiek het volgende opgenomen:
TSN gaat dus specifiek onderzoek doen naar hoe zij het beste ultrafijnstofemissie en -verspreiding kunnen meten en verminderen op hun terrein. Uiteraard wordt er ook veel onderzoek gedaan naar ultrafijnstof in het algemeen, waaronder door publieke organisaties zoals het RIVM18. Zowel fijnstof als ultrafijnstof (voor zover mogelijk) zijn onderdeel van de GER. Ook wordt dus onderzocht hoe het luchtmeetnet van de GGD Amsterdam in de IJmond kan worden aangevuld met een permanent meetpunt voor ultrafijnstof. Dit meetnet is publiek gefinancierd. TSN heeft hierin geen rol.
Wat zijn de gezondheidseffecten van de schadelijke stoffen die nog wel uitgestoten mogen gaan worden? Wat is het cumulatieve gezondheidseffect van deze emissies? Kunt u dit weergeven in DALY’s (Disability Adjusted Life Years), zoals ook de Expertgroep Gezondheid IJmond doet? Hoe vergelijkt dit gezondheidseffect zich met een gemiddelde stad in Nederland?
Er wordt specifiek voor TSN momenteel gewerkt aan de Gezondheidseffectrapportage die op basis van onder andere de MER-gegevens in beeld zal brengen wat de verwachte gezondheidseffecten van de maatwerkafspraak ten opzichte van de huidige situatie zal zijn. Hierbij zal het cumulatieve gezondheidseffect waar mogelijk kwantitatief in beeld worden gebracht, met behulp van disability-adjusted life-years («DALY's»).
Zoals u kunt lezen in de brief met de kabinetsreactie op het tweede advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond19, heeft het kabinet overwogen of een vergelijking met een gemiddelde stad kan worden gemaakt. Ondanks dat het in eerste instantie een mooi uitgangspunt en een praktische invulling lijkt van de vraag wat gezond genoeg is, heeft het veel haken en ogen. De ene stad scoort beter op het ene aspect, de volgende stad op het andere aspect. Er zal dus een keuze moeten worden gemaakt tussen relevante gegevens, die zich niet eenvoudig met elkaar laten vergelijken of afwegen. Ook fluctueren waardes van steden – in de regel is er sprake van een neerwaartse trend – waardoor hoe dan ook referentiewaarden zouden moeten worden gehanteerd. Het advies van de Expertgroep bevat weliswaar enkele rekenvoorbeelden, maar deze zijn op zichzelf onvoldoende om als referentiewaarden te dienen. Het vaststellen van deze referentiewaarden roept daarnaast weer nieuwe vragen op, bijvoorbeeld hoe die zich verhouden tot de wettelijke milieukwaliteitswaarden. Ook is te verwachten dat een dergelijke keuze tot een precedentwerking leidt en dus weloverwogen moet worden. Het kabinet heeft er voor gekozen om dit niet te doen en het zal dus ook geen onderdeel zijn van de GER.
Wanneer verwacht u dat de GER af zal zijn? Waarom vraagt u geen advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond naar aanleiding van de GER? Hoe gaat de GER invloed hebben op de bindende afspraken die u wilt maken met TSN? Wanneer vindt u de uitkomsten van de GER op de maatwerkafspraken voldoende?
De GER is een nieuw instrument, dat zal laten zien wat de geschatte gezondheidseffecten van de beoogde maatwerkafspraak met Tata Steel zullen zijn. Zoals ook in eerdere debatten en het schriftelijk overleg is gemeld, wordt een GER-TSN momenteel opgesteld door een werkgroep samengesteld met experts van het RIVM, de GGD Kennemerland, en het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht onder voorzitterschap van ABDTOPConsult.
Deze werkgroep heeft aangegeven dat een GER idealiter wordt opgesteld op basis van een definitieve MER, die ook beoordeeld is door de Commissie mer en het bevoegd gezag, omdat de data dan volledig gevalideerd zijn. Deze versie van het MER is nu nog niet beschikbaar. Tegelijkertijd vraagt de Kamer om zo spoedig mogelijk een GER op te stellen. Daarom wordt er een balans gezocht tussen nauwkeurigheid en snelheid. Doordat de GER voor het eerst wordt uitgevoerd en de uitvoering afhankelijk is van de m.e.r.-procedure, is de exacte duur van de verdere uitvoering niet geheel te voorspellen, maar alle betrokken partijen zijn zich bewust van de wens van de Kamer tot snelheid en zetten zich daarvoor in. Ook is de Expertgroep Gezondheid IJmond betrokken bij het proces. Zowel bij het opstellen van de methodiek als nu bij de uitvoering denken ze mee.
De GER zal geen oordeel bevatten over de vraag of de voorgenomen maatregelen voldoende of onvoldoende zijn om de gezondheid van werknemers en omwonenden te borgen; het is een instrument om de gezondheidseffecten in kaart te brengen. Of de effecten voldoende zijn is een politieke afweging die het kabinet en de Tweede Kamer zullen moeten maken, op het moment dat de uitkomsten beschikbaar zijn.
Het kabinet heeft besloten niet te wachten op een GER met het tekenen van de JLoI, omdat het tekenen van de JLoI een tussenstap is richting het komen tot een definitieve maatwerkafspraak. Het advies van de AMVI, samen met de Expertgroep, heeft het kabinet gesteund in de lijn om in te zetten op het zo snel mogelijk komen tot een JLoI (en daarna maatwerkafspraak). In de conclusie van het advies wordt ook het belang erkend om zo spoedig mogelijk tot resultaten te komen op het gebied van gezondheid en klimaat. Er zijn nog een aantal stappen te zetten om tot een maatwerkafspraak te komen en daar zal ook nog enige tijd voor nodig zijn. (Tussentijdse) inzichten die worden opgedaan bij de uitvoering van de GER-TSN zullen zoveel mogelijk worden betrokken bij de onderhandelingen over de maatwerkafspraak. Daarnaast is in de JLoI de afspraak opgenomen dat de uitkomsten van de GER worden betrokken bij het vaststellen van o.a. de maximale emissies (zie artikel 11, lid 12 onder d).
Wat zegt u tegen omwonenden die de afgelopen jaren meerdere RIVM-rapporten hebben gelezen over hun leefomgeving die stellen dat de lucht rond TSN ongezond is? Welke concrete gezondheidswinst kunt u garanderen aan de omwonenden?
Om doelen voor de (bovenwettelijke) verbetering van de gezondheid te kunnen behalen, werkt het kabinet aan het zo snel mogelijk sluiten van een maatwerkafspraak waarin garanties worden opgenomen voor de gezondheidswinst. Zoals ook naar voren komt in de beantwoording van de voorliggende Kamervragen, bestaat aan de ene kant de wens om heel nauwkeurig te zijn en aan de andere kant de wens om grote snelheid te maken. Ook speelt de vraag wanneer er voldoende gezondheidswinst geboekt wordt en hoe dit op een betrouwbare manier gemeten en gemonitord kan worden. De nauwkeurigheid en de snelheid zijn op sommige punten moeilijker te verenigen. Hierin wordt gezocht naar een goede balans.
Is de toename van het hergebruik van staal tot 30% in 2030 in lijn met de aangenomen motie-Kröger/Thijssen over de circulariteitsdoelen (Kamerstuk 29 826, nr. 186)?
Ja. Daar waar kansen liggen om, bovenop het generieke beleid, via de maatwerkaanpak extra bij te dragen aan de circulariteitsdoelen, wordt dit meegenomen in de maatwerkaanpak. Hiermee wordt invulling gegeven aan de genoemde motie, zoals reeds aan uw Kamer gemeld20.
Is in de JLoI afgesproken dat alle grondstofvelden worden verkapt?
Als onderdeel van de additionele milieumaatregelen zullen bij Mengveld 2 (MV2), Ertsopslag 2 (EO2) en Schrootopslagplaats 3 (SOP3) overkappingen worden gerealiseerd en wordt bij Mengveld 1 (MV1) een windscherm geplaatst. Daarnaast zullen, als onderdeel van het DRP-EAF project, de transportbanden worden overkapt en ook de nieuw te bouwen schrootopslagen zullen volledig worden overkapt. Zie ook artikel 6 en Annex II van de JLoI. Dit betekent dat niet alle grondstofvelden worden overkapt. Het volledig overkappen van grondstofvelden brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Daarom is ervoor gekozen om maatregelen te treffen die kostenefficiënt én doelgericht zijn in het zo veel mogelijk verminderen van stofverspreiding. De gekozen aanpak biedt een evenwichtige balans tussen effectiviteit, kosten en de transitie naar een duurzamere productie.
Ter verdere achtergrond, in 2020 hebben TSN en Harsco een hal in gebruik genomen voor de behandeling van de slakken afkomstig uit de Ruwijzerontzwavelingsinstallaties (ROZA) slak om zo de verspreiding van grafiet houdend stof naar de omgeving te elimineren. Ook heeft TSN in 2024 een windscherm van circa één kilometer lang en 18 meter hoog rondom de kolenvelden geplaatst ter vermindering van stofverspreiding. Bovendien zullen deze kolenvelden op termijn verdwijnen, omdat de productie kolenvrij wordt. Een volledige overkapping van de kolenvelden zou daarom geen doelmatige besteding zijn.
Onderschrijft u dat de passage in de JLoI "TSN to do its utmost to ensure that TSN will continue to generate the cash flow needed to complete the Projects" een financiële prikkel geeft aan TSN om kosten te reduceren waardoor mogelijk arbeidsvoorwaarden kunnen verschralen en maatregelen ter bescherming van de omgeving en omwonenden kunnen verminderen? Als TSde aangekondigde reorganisatie van afgelopen april niet doorzet, vindt u dan dat TSN voldoet aan dit stuk van de JLoI? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
TSN moet concurrerend en winstgevend blijven om de noodzakelijke investeringen te kunnen doen voor de transitie naar groener en schoner staal. Deze transitie is in het belang van het bedrijf, de staat en de maatschappij. Het economisch levensvatbaar blijven dient ook het belang van de werknemers, de omgeving en de omwonenden. Zonder die randvoorwaarde kan de transitie namelijk geen doorgang vinden. Dat is dan ook de reden dat dit in de JLoI is opgenomen. Hoe een private onderneming zorgt dat het de benodigde investeringen kan doen, is binnen de grenzen van de wet- en regelgeving, aan de onderneming zelf. Het belang van goedwerkgeverschap is ook opgenomen in de JLoI en dient dus meegenomen te worden in de afweging die Tata Steel maakt (zie onder andere artikel 10, lid 1 van de JLoI).
Hoe groot vindt u dat de «final instalment» minimaal moet zijn, die wordt overmaakt als de CGP2 en BF7 gesloten zijn? Wat is de rationale achter dit bedrag?
Het proces om te komen tot een maatwerkafspraak kent tussenstappen. In de JLoI staan enkele concepten opgenomen die nader uitgewerkt moeten worden. Onderdeel daarvan is ook het concept dat de laatste bevoorschotting pas wordt gedaan op het moment dat het project ook daadwerkelijk is afgerond. Het is voor de staat van belang dat Tata Steel met dit concept kon instemmen voordat we verder gaan in het proces. Dit is voor de staat een randvoorwaarde omdat het meer financiële zekerheid geeft en mogelijkheden om druk te zetten op het finaliseren van het project. En om de doelen van een maatwerkafspraak te behalen, moeten de projecten gefinaliseerd worden. De precieze afspraken over te behalen mijlpalen en bijbehorende subsidievoorwaarden worden uitgewerkt en vastgelegd in de definitieve maatwerkafspraak. Welk bedrag precies redelijk en noodzakelijk is, moet nader worden bekeken en zal ook onderdeel zijn van de onderhandelingen. Het is vanuit dat perspectief voor de positie van de staat niet goed om hier op dit moment nader op in te gaan.
Wat is de rekensom achter de 200 miljoen euro die de Staat bereid is te lenen om de overstap naar biomethaan of groene waterstof mogelijk te maken? Hoe waarschijnlijk is het dat dit bedrag voldoende is om de lock-in van aardgas te voorkomen? Als TSN geen gebruik maakt van de lening en niet overgaat op biomethaan of groene waterstof, wat gebeurt er dan?
Bij het bepalen van het steunbedrag voor de lening van waterstof en/of biomethaan is rekening gehouden met verschillende factoren, waaronder de benodigde hoeveelheden waterstof en/of biomethaan, de verwachte prijzen van aardgas, ETS, groene waterstof en biomethaan en het beschikbare budget. Als TSN besluit om gedurende de gehele periode (2032–2037) geen groene waterstof en/of biomethaan in te kopen, dan moet de lening inclusief rente en een mogelijke boete (terug)betaald worden aan de staat. De hoogte van deze sanctie is afhankelijk van de reden waarom TSN geen groene waterstof en/of biomethaan heeft ingekocht. Het voorkomen van een lock-in op aardgas is ook een van de eisen die volgt uit het relevante Europese staatssteunkader.
Onderschrijft u dat, om eventueel gebruik te maken van het genoemde clawback mechanisme, het nodig is dat de Staat inzicht heeft in de rendementen die gemaakt worden en dus ook in de geldstromen tussen TSN en Tata Steel Limited (TSL)? Heeft u dit ook besproken met TSN en TSL? Hoe gaan zijn inzicht geven in de bedrijfsvoering?
Een goede monitoring van de afspraken is vereist om vast te stellen of de afgesproken doelen worden behaald, of de projecten conform afspraken worden uitgevoerd en of bijsturing nodig is. Ook voor het clawback mechanisme, bedoeld om oversubsidiëring te voorkomen, is inzicht nodig in de financiële situatie van het bedrijf. De manier waarop deze monitoring wordt ingericht is onderdeel van de maatwerkafspraak en wordt de komende periode verder uitgewerkt.
Hoe is de 600 miljoen euro berekend voor additionele maatregelen voor gezondheids- en milieuwinst?
Op grond van het relevante staatssteunkader van de Europese Commissie mag een staat, onder voorwaarden, deel van de totale investeringskosten subsidiëren. In het bepalen van de gezondheids- en milieuwinst is vanuit de staat daarbinnen gezocht naar een ambitieus, doelmatig en haalbaar pakket van maatregelen. Het kabinet is van mening dat met het huidige plan en de bijdrage van de staat een zeer forse en kosteneffectieve verbetering plaatsvindt van de leefomgeving voor omwonenden.
Welke scenario’s heeft u gezien die aantonen dat met de voorgenomen investeringen TSN tot de meest concurrerende Europese staalproducenten zal behoren? Welke aannames zijn daarbij gedaan voor de prijzen van CO2, kolen, ijzererts, gas, wind op zee, groene waterstof, etc.? Hoe verhoudt dit zich tot de prijs van zonne-energie in Zuid-Europa en Noord-Afrika ofwel kan TSN concurreren met dergelijke locaties gezien de lage kosten van zonne-energie?
Het kabinet maakt bij dit scenario gebruik van de analyse uit het rapport van Wijers/Blom21. Ook de AMVI beschouwt het rapport van Wijers/Blom als onverminderd relevant en heeft het gebruikt in haar advies.
In heel Europa wordt gewerkt aan de verduurzaming van de staalsector. Wijers/Blom hebben hierover aangegeven dat staalproductie in landen zoals Zweden en Spanje een kostenvoordeel oplevert, vanwege de beschikbaarheid van groene energie (zon, wind, waterkracht). Echter, de opbouw van nieuwe fabrieken kost veel tijd en geld. En elders in Europa, bijvoorbeeld in Zweden en Spanje, gaat het verduurzamen van de staalsector ook niet gemakkelijk: er doen zich onder andere problemen voor met elektriciteitsnetwerken en de beschikbaarheid en betaalbaarheid van waterstof.
Uit het rapport van Wijers/Blom blijkt dat TSN de potentie heeft om binnen Europa een sterke concurrentiepositie te veroveren als producent van groen staal. Dit komt met name door haar gunstige ligging aan zee, dichtbij een diepzeehaven en nabij een aanlandingsplaats voor wind op zee en beperkte afhankelijkheid van binnenlands transport van goederen, energie en moleculen. Daarbij kan TSN gebruikmaken van bestaande infrastructuur voor de aan- en afvoer van grondstoffen en producten. Daarnaast leidt de geïntegreerde site van TSN tot proces- en kostenefficiëntie en heeft TSN een feedstockvoordeel door de eigen pelletfabriek. Volgens Wijers/Blom kan TSN door haar rol als grote gebruiker van duurzame energie de ontwikkeling van een duurzaam energiesysteem in Nederland aanjagen. Ook de AMVI geeft aan dat de transitie van Tata Steel een impuls kan geven aan de markt voor biomethaan of groene waterstof.
Wat wordt bedoeld met de potentiële «coal ban»?
De potentiële «coal ban» komt voort uit de aangenomen motie-Rooderkerk over het publiekrechtelijk borgen dat het industrieel gebruik van kolen op termijn wordt beëindigd22.
Het kabinet denkt bij de invulling van deze motie aan het op termijn invoeren van een verbod op grootschalig gebruik van fossiele kolen. Daardoor kan TSN op termijn geen staal meer produceren op basis van kolen.
Kan het huidige stikstofslot ervoor zorgen dat TSN niet kan gaan bouwen aan de nieuwe fabrieken?
In 2022 is de natuurvergunning, die in 2016 aan TSN is verleend, aangescherpt door het bevoegd gezag (de provincie Noord-Holland en de door haar gemandateerde omgevingsdienst Noord-Holland Noord). Dat betekent dat de ruimte van TSN voor de uitstoot van stikstof met ongeveer 8% wordt ingeperkt. Deze ruimte komt ten gunste van de natuur. Het staalbedrijf behoudt naar verwachting voldoende stikstofruimte om de komende jaren de omschakeling naar duurzame productie van groen staal mogelijk te maken, maar het is op dit moment te vroeg om hier een definitieve uitspraak over te doen. In 2026 zal het bevoegd gezag de natuurvergunning opnieuw actualiseren. Daarbij ligt de beoordeling bij het bevoegd gezag (de Provincie Noord-Holland).
Schiphol |
|
Ines Kostić (PvdD), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Tieman , Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB) |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat Schiphol momenteel bouwt aan de A-pier en andere grootschalige werkzaamheden?
Klopt het dat hier een Natura 2000-vergunning voor nodig is, maar dat deze ontbreekt?
Voor de werkzaamheden aan de A-pier is een vergunning nodig. Schiphol heeft alle bouwwerkzaamheden die onlosmakelijk verbonden zijn aan het project Luchthaven Schiphol aangevraagd. Deze werkzaamheden zijn ook vergund met de afgegeven natuurvergunning van 26 september 2023. Deze natuurvergunning is echter op 4 juni 2025 door de rechtbank Den Haag vernietigd omdat voor de mitigerende maatregelen niet werd voldaan aan het additionaliteitsvereiste.
Wie is verantwoordelijk voor het aanvragen, vergunnen en handhaven van Natura 2000-vergunningen voor deze projecten?
Als een Natura 2000-vergunning nodig is, dan is de initiatiefnemer voor de desbetreffende activiteit, in dit geval de Royal Schiphol Group, verantwoordelijk voor het aanvragen daarvan. Ik ben bevoegd om te beslissen op een dergelijke aanvraag (artikel 4.12 lid 2, onder a en sub 5 Omgevingsbesluit). Ik ben ook het bevoegde gezag voor het handhaven van een dergelijke vergunning(plicht).
Hoe verhoudt het beleid rond het afgeven, weigeren en handhaven van Natura 2000-vergunningen zich tot de rechterlijke uitspraken over het salderen van stikstofemissies?
Het beleid rond het afgeven, weigeren en handhaven van Natura-2000 vergunningen wordt mede gevormd door rechterlijke uitspraken daarover. Met name de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn richtinggevend. Die rechterlijke uitspraken gaan ook over het salderen van stikstofemissies.
Kan Schiphol doorgaan met de bouwwerkzaamheden als er geen geldige natuurvergunning is?
Bij het ontbreken van een rechtsgeldige natuurvergunning, is er sprake van een overtreding. Er geldt in dat geval een beginselplicht tot handhaving. Van handhaving kan ik alleen afzien indien handhaving onevenredig zou zijn bij een afweging tussen het natuurbelang versus het brede maatschappelijke en economische belang dat de luchthaven dient en het belang bij de desbetreffende werkzaamheden. Schiphol is een luchthaven van (inter)nationale betekenis. Daar staat tegenover dat Nederlandse Natura 2000-gebieden kampen met overbelasting door stikstofdepositie. Die twee belangen moeten tegen elkaar worden afgewogen.
Bent u voornemens om in te grijpen en de werkzaamheden stil te leggen, als blijkt dat niet is voldaan aan alle vereisten?
Zie het antwoord op vraag 5.
Inmiddels is op 15 oktober jl. een handhavingsverzoek ingediend met betrekking tot de werkzaamheden aan de A-pier. Daarop zal ik een besluit moeten nemen. In dat kader zal ik de eerdergenoemde belangenafweging maken. Op die besluitvorming kan ik bij de beantwoording van deze Kamervragen niet vooruitlopen.
Hoe verhoudt de capaciteitsuitbreiding van Schiphol op de grond zich tot de beperkingen van het aantal vluchten? Wordt dit betrokken bij de beoordeling van aanvragen voor bouwwerkzaamheden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, zijn de werkzaamheden aan de A-pier vergunningplichtig. Een vergunning wordt alleen verleend als de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten (artikel 8.74 Besluit kwaliteit leefomgeving).
Of de (bouw)werkzaamheden al dan niet leiden tot een capaciteitsuitbreiding is geen toetsingskader voor het al dan niet kunnen verlenen van de vergunning, tenzij die capaciteitsuitbreiding ook zou leiden tot een wijziging van het project en tot significante gevolgen voor Natura 2000-gebied.
Het voorgaande laat onverlet dat Schiphol zich dient te houden aan het aantal toegestane vliegtuigbewegingen zoals vastgelegd in het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol.
Is de totale directe en indirecte stikstofemissie van alle activiteiten op Schiphol relevant voor Natura 2000-vergunningen of worden projecten apart en los van de gehele operatie beoordeeld?
In beginsel maken alle (bouw)werkzaamheden onlosmakelijk onderdeel uit van het project exploitatie van de luchthaven dat passend moet worden beoordeeld.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 heeft Schiphol alle bouwwerkzaamheden die onlosmakelijk verbonden zijn aan het project Luchthaven Schiphol ook aangevraagd en zijn deze werkzaamheden ook vergund. Zoals gezegd, deze natuurvergunning is echter op 4 juni 2025 door de rechtbank Den Haag vernietigd, omdat voor de mitigerende maatregelen niet werd voldaan aan het additionaliteitsvereiste.
Het massaal doden van straathonden in Marokko voor het WK voetbal |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Judith Tielen (VVD), Rummenie , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Door het WK voetbal van 2030 zijn de straathonden van Marokko nu al vogelvrij»?1
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van het krantenartikel waar u op doelt.
Was u ermee bekend dat straathonden in Marokko massaal worden gedood voor het WK voetbal, onder andere door vergiftiging via voedsel of injecties, door doodschieten, doodknuppelen, verbranden of dumpen in massagraven, soms zelfs nog levend?2
Het kabinet heeft dit gelezen in de berichtgeving van de NRC.
Wat ging er door u heen toen u las dat honden bloedend worden achtergelaten, «spartelend en schreeuwen van de pijn, waarna ze wegrotten in de brandende zon»?
Uiteraard vindt het kabinet dat moet worden voorkomen dat dieren gewond raken en pijn lijden.
Heeft u ervan kennisgenomen dat dierenorganisaties alternatieve hulp hebben aangeboden, zoals sterilisatie en vaccinatie, maar dat dit wordt geweigerd door de Marokkaanse regering? Wat vindt u hiervan?
Het staat voorop dat het kabinet vindt dat waar mogelijk diervriendelijke oplossingen moeten worden gezocht voor zwerfdieren. De behandeling van zwerfdieren in Marokko betreft een interne Marokkaanse aangelegenheid. Het kabinet heeft begrepen dat de Marokkaanse autoriteiten vasthouden aan het officiële beleid van vangen-steriliseren-vaccineren en terugzetten.
Heeft u gezien dat de Marokkaanse regering in plaats daarvan werkt aan een nieuwe wet die het strafbaar maakt om voedsel, onderdak of zorg te bieden aan straathonden? Deelt u de mening dat dit volledig ingaat tegen de intrinsieke waarde van dieren? Zo nee, waarom niet?3
Als dat inderdaad het geval is dan zou dat haaks staan op de intrinsieke waarde van dieren zoals we die in Nederland kennen.
Onderschrijft u de conclusie van de World Organisation for Animal Health dat het op grote schaal doden van honden ineffectief is en mogelijk zelfs contraproductief, hetgeen bovendien is bevestigd door de Eurocommissaris voor dierenwelzijn?4, 5
Het op grote schaal ruimen van zwerfhonden kan inderdaad de prevalentie van rabiës/hondsdolheid in de hand werken, omdat het de vaccinatiegraad kan verlagen (doordat gevaccineerde dieren uit de populatie verdwijnen). De WOAH stelt ook dat euthanasie als enige maatregel geen effect heeft, maar dat de zwerfhondenproblematiek alleen kan worden aangepakt door een combinatie van maatregelen gericht op het borgen van diergezondheid, – welzijn en verantwoord houderschap. Het kabinet onderschrijft deze aanpak. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van Kamervragen over straathonden in Turkije (Kamerstuk 2024Z12225) heeft deze gecombineerde aanpak er (waarschijnlijk) toe geleid dat Nederland momenteel vrij is van zwerfhonden.
Bent u bereid om hierover op korte termijn met Marokko, bilateraal of in Europese Unie (EU)-verband, in gesprek te gaan en daarbij het doden van straathonden nadrukkelijk ter discussie te stellen? Zo nee, waarom niet?
Het betreft hier een interne Marokkaanse aangelegenheid. Het kabinet werd geïnformeerd dat in Marokko onlangs nationale wetgeving werd aangenomen rondom de behandeling en opvang van zwerfhonden en dat er o.a. plannen zouden zijn om vóór het einde van 2025 het aantal opvangcentra voor zwerfhonden uit te breiden.
Bent u bereid om bij de Marokkaanse regering onder de aandacht te brengen hoe de Nederlandse zorgplicht voor dieren is ingericht en daarbij duidelijk te maken dat deze aanpak juist leidt tot minder problemen met straatdieren dan het massaal doden van honden en het criminaliseren van hulp aan deze dieren? Zo nee, waarom niet?
De indruk bestaat bij het kabinet dat de Marokkaanse autoriteiten reeds bekend zijn met de diverse methoden om de overlast van zwerfhonden aan te pakken, waaronder diervriendelijker methoden. Daarnaast is het feit dat Nederland momenteel vrij is van zwerfhonden lastig terug te leiden naar een enkele maatregel als de zorgplicht. Zoals aangegeven bij Vraag 6 is dit waarschijnlijk het gevolg van een combinatie van maatregelen.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De getekende joint letter of intent met Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
In hoeverre is de Nederlandse overheid nu al juridisch aansprakelijk voor het naleven van de Joint Letter of Intent (JLoI)? Waarom zijn er dan ontbindende voorwaarden afgesproken als de overheid niet juridisch aansprakelijk/gebonden is?
Allereerst geven wij, vanwege de complexiteit van het project, een korte algemene toelichting op het proces om uiteindelijk tot een maatwerkafspraak te komen met Tata Steel. Deze toelichting geeft context bij een aantal van de gestelde vragen. De algemene maatwerkaanpak heeft als doel om bovenwettelijke CO2-reductie en milieuwinsten en verbeteringen in de leefomgeving te realiseren. Deze algemene doelen gelden voor alle bedrijven die voor maatwerksteun in aanmerking komen. Voor de beoogde maatwerkafspraak met Tata Steel is specifiek in het onderhandelingsmandaat opgenomen dat de afspraak, naast de beoogde CO2-reductie, moet leiden tot versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving.
Een maatwerkafspraak met Tata Steel is juist van belang om deze CO2-reductie en de versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving te realiseren. Uit de analyse van Wijers/Blom volgt dat de overheid zonder een maatwerkafspraak met TSN op korte termijn geen bovenwettelijke maatregelen voor overlast- en emissiereductie kan afdwingen.
De maatwerkaanpak kent drie stappen. Na een eerste verkenning wordt er, bij voldoende potentieel, een ambitiedocument opgesteld (Expression of Principles, EoP) dat vervolgens wordt uitgewerkt in een intentieovereenkomst (Joint Letter of Intent, JLoI). In de JLoI worden de doelen uit de EoP geconcretiseerd en verder uitgewerkt. In de JLoI worden afspraken gemaakt hoe te komen tot een bindende maatwerkafspraak. Dit worden ook wel «inspanningsverplichtingen» genoemd. Vervolgens wordt de JLoI uitgewerkt in bindende maatwerkafspraken met resultaatsverplichtingen.
Door de JLoI kunnen partijen aan de inspanningsverplichtingen worden gehouden, maar kunnen de resultaten nog niet afgedwongen worden. Partijen moeten zich inspannen om de doelen uit de JLoI mogelijk te maken. In een volgende stap, bij de maatwerkafspraak, worden die afspraken uit de JLoI omgezet in resultaatsverplichtingen waarmee ook resultaten kunnen worden afgedwongen. Dat is ook de reden dat veel antwoorden op de vragen over «borging» nog niet in deze JLoI-fase gegeven kunnen worden. Deze vraagstukken worden juist uitgewerkt in de maatwerkafspraak waarin ook afspraken worden gemaakt over de resultaten en de borging ervan. In de JLoI staan opzeggronden opgenomen. Dit betekent dat partijen onder bepaalde omstandigheden de JLoI – en daarmee de verplichting om de inspanningen te leveren – kunnen beëindigen. In de JLoI staan geen ontbindende voorwaarden opgenomen. Het is dus niet zo dat de JLoI automatisch beëindigd wordt in bepaalde gevallen of bij bepaalde ontwikkelingen.
Wat is er gebeurd met de doelstelling om de Kooks- en Gasfabrieken (KGF) 2 vóór 2029 te sluiten, aangezien het een grote bron is van schadelijke stoffen?
KGF2 zal, als er een maatwerkafspraak komt, in de toekomst in ieder geval worden vervangen door de nieuwe Direct Reduction Plant installatie (de «DRP») en dan dus sowieso worden gesloten. Het is echter niet mogelijk om in de JLoI afspraken te maken over een vervroegde sluiting. De maatwerkaanpak ziet alleen op bovenwettelijke maatregelen. Op 19 december 2024 is door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) een aanzeggingsbesluit genomen en openbaar gemaakt. Vanwege de handhavingsstappen van de OD NZKG is dit onderdeel in het wettelijke traject terecht gekomen en kan op dit moment daarom geen steun worden verleend voor vervroegde sluiting van KGF2.
Wel wordt onderzocht welke mogelijkheden er nog zijn om tot eerdere sluiting over te kunnen gaan zonder dat hier steun vanuit de overheid voor wordt gegeven.
Klopt het dat de maatwerkafspraken met Tata Steel niet door kunnen gaan als er handhavingsprocedures en juridische procedures lopen tegen (delen van) het bedrijf? Wat betekent dit voor het handhavings- en toezichtproces dat nu loopt bij KGF 2 en KGF 1? Met welke beslissing van de omgevingsdienst of de rechter zouden de maatwerkafspraken niet doorgaan?
Of er wel of geen maatwerkafspraak gemaakt kan worden ligt genuanceerder. Het is dus niet zo dat maatwerkafspraken niet door kunnen gaan als er handhavings- en/of juridische procedures lopen tegen (delen van) het bedrijf. Wel is bekend dat het bevoegd gezag een groot aantal handhavingszaken heeft lopen en het bedrijf onder verscherpt toezicht heeft gesteld. Om die reden is opgenomen dat wanneer het bedrijf zijn bestaande verplichtingen (in het bijzonder over KGF 2) niet adequaat nakomt, inclusief verdere verbetering van de naleving en controle van de bedrijfsvoering, de staat de JLoI mag opzeggen (zie artikel 15, derde lid, onderdeel d).
Los van de maatwerkafspraak, moeten de huidige en toekomstige installaties van een bedrijf aan de geldende wet- en regelgeving voldoen. Het kan voorkomen dat er bij bedrijven een handhavingsprocedure loopt tijdens (de onderhandelingen over) een maatwerkafspraak.
Handhavings- en toezichtprocedures op Tata Steel, en alle andere relevante bedrijven, worden onafhankelijk uitgevoerd. Bij Tata Steel gebeurt dit vanuit het bevoegd gezag: de Provincie Noord-Holland en de door haar gemandateerde OD NZKG.
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) heeft na een tweede evaluatie besloten dat het verscherpt toezicht van juni 2023 op de beide Kooksgasfabrieken van kracht blijft en Tata Steel heeft de gestelde doelen van het verscherpt toezicht nog niet behaald1; hoe is dit meegenomen bij het opstellen en tekenen van JLoI en welke mogelijke gevolgen heeft dit voor de maatwerkafspraken? Deelt u de mening dat dit geen vertrouwen wekt in Tata Steel als een partner waar je goede afspraken mee kan maken?
Zoals het kabinet ook bij de beantwoording van de Kamervragen naar aanleiding van het incident bij US Steel heeft aangegeven, heeft de OD NZKG na een tweede evaluatie besloten dat het verscherpt toezicht, ondanks verdere verbeteringen, van kracht blijft. Reden voor het voortzetten van het verscherpt toezicht is dat een groot aantal verbetertrajecten nog in uitvoering is en de gestelde doelen van het verscherpt toezicht nog niet (allemaal) behaald zijn.
Zoals ook in de JLoI en in de Kamerbrief bij de JLoI benadrukt wordt, wil het kabinet vooruitgang zien op het plan om de bedrijfsvoering verder te versterken met betrekking tot de milieu- en gezondheidsaspecten. Als het bedrijf er niet in slaagt om deze verplichtingen uit de JLoI na te komen, kan dit voor de staat een opzeggrond voor de JLoI zijn. Deze opzeggronden staan weergeven in artikel 15, lid 3, onder c en d van de JLoI.
De OD NZKG, die al decennia intensief met Tata Steel te maken heeft, beschrijft het bedrijf als opportunistisch en calculerend2, deelt u de mening dat dit geen goede basis is om afspraken te maken?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 dient het bedrijf zich te houden aan wet- en regelgeving, net als ieder ander bedrijf. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 bevat de maatwerkafspraak per definitie bovenwettelijke milieumaatregelen. Er wordt dus geen steun verleend aan milieumaatregelen die met handhaving van bestaande regels kunnen worden afgedwongen. Het kabinet ervaart de gesprekken met TSN als constructief en de onderneming lijkt in te zetten op het komen tot maatwerkafspraken en een transitie van het bedrijf. Het ondertekenen van de JLoI is een mooie stap en geeft ook een blijk van commitment van de onderneming. Daarbij is het positief dat het moederbedrijf Tata Steel Limited (TSL) de JLoI ondertekend heeft en volwaardig meedoet in de onderhandelingen en TSN en TSL voornemens zijn een groot deel van de investering in de plannen zelf te organiseren.
Wat gebeurt er als door handhaving eerdere sluiting van de kooksgasfabrieken wordt afgedwongen, gezien het feit dat het huidige plan van Tata dat het kabinet wil subsidiëren uitgaat van de situatie dat de kooksgasfabrieken nog jarenlang open mogen blijven, maar de kooksgasfabrieken zwaar verouderd zijn (99 van 108 ovens voldoen niet aan de vereisten) en er kans is dat door goede handhaving de kooksgasfabrieken eerder dicht moeten dan nu gepland? Welke gevolgen heeft het voor de maatwerkafspraken en wat is het risico van de investering van de 2 miljard euro van de belastingbetaler?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 wordt er geen subsidie verleend voor het sluiten van de kooksgasfabrieken.
In algemene zin geldt dat het bedrijf geen maatwerksubsidie ontvangt, totdat er een definitieve maatwerkovereenkomst is getekend. Daarbij is het voorgenomen subsidiebedrag gemaximeerd en is het bedrijf verantwoordelijk voor eventuele financiële tegenvallers. Indien het tot een maatwerkafspraak komt, zal de bijdrage van de staat gefaseerd ter beschikking worden gesteld. Deze fasering zal aan de hand van het behalen van bepaalde mijlpalen zijn.
De bijdrage van de staat zal ook pas definitief worden vastgesteld als de afgesproken doelen zijn behaald, en zoals in de JLoI is afgesproken kan de steun nooit meer dan 2 miljard bedragen. De staat kan de bijdrage achteraf (deels) terugvorderen als de doelen niet worden behaald. Dit zal nader uitgewerkt worden in de maatwerkafspraak.
Hoe plaatst u deze maatwerkafspraak in het kader van het recente onderzoek van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) dat concludeert dat de business case voor de Tata Steel verduurzaming onhoudbaar is3?
Het kabinet is bekend met de analyse van SOMO. Deze analyse is gepubliceerd in juli 2025, nog voordat de inhoud van de JLoI openbaar was geworden. TSN gaat over de business case voor verduurzaming en zal tevens een groot deel van de investering in het plan zelf organiseren. Dit betekent ook dat de onderneming dus zelf beoordeelt of zij hun investeringsbeslissing nemen. Een subsidie kan daar positief aan bijdragen.
Waarom geeft u een buitenlandse multinational de ruimte om via de genoemde opzeggingsgronden nationaal beleid te beïnvloeden?
De JLoI geeft TSL geen ruimte om nationaal beleid te beïnvloeden. Zoals ook bij het antwoord op vraag 7 aangegeven, is het uiteindelijk van belang dat het bedrijf een positieve business case ziet voor verduurzaming. De randvoorwaarden voor het doen van de investering zijn dus van belang. Indien blijkt dat bepaalde randvoorwaarden onvoldoende zijn, kunnen partijen de JLoI opzeggen, omdat het dan niet haalbaar lijkt om tot een maatwerkafspraak te komen. De opzeggronden laten onverlet dat de staat nationaal beleid kan invoeren en/of aanpassen.
Waarom draagt u 600 miljoen euro bij aan de overkapping, terwijl milieu-experts stellen dat dit een wettelijke verplichting betreft4?
Zoals ook in eerdere correspondentie met de Kamer is aangeven en door de Landsadvocaat geconcludeerd, zijn overkappingen bij de opslagvelden van Tata Steel niet wettelijk verplicht. De overkappingen zijn een effectieve maatregel om de uitstoot van fijnstof, één van de meest significante factoren voor de gezondheid, te reduceren. Overigens is de 600 miljoen euro waar u naar verwijst het totale bedrag dat mogelijk door de overheid kan worden bijgedragen aan additionele milieumaatregelen bij het sluiten van een definitieve maatwerkovereenkomst. Naar huidige inzichten zijn niet alleen de overkappingen hier onderdeel van, maar ook windschermen, maatregelen bij de slakkenverwerking en maatregelen om geluidsoverlast te verminderen.
Waarom pretendeert u dat er klimaatwinst is tegen 2030, als zelfs Tata Steel toegeeft dat deze fabriek niet tussen eind 2026 (vroegste moment voor akkoord) en 2030 gebouwd kan worden?
De gezondheids- en klimaatwinst zal met de huidige plannen gefaseerd worden gerealiseerd. Zo zullen bepaalde overkappingen eerder (vóór 2030) gerealiseerd zijn dan de DRP-EAF, terwijl de toepassing van CCS en de vervanging van aardgas door biomethaan en/of groene waterstof volgen nadat de DRP-EAF is gerealiseerd.
In de definitieve maatwerkovereenkomst zal de planning worden gedetailleerd en geactualiseerd. Hierbij geldt in algemene zin dat hoe sneller het tot een maatwerkafspraak komt, hoe eerder de projecten gerealiseerd kunnen worden en daarmee de kans op zoveel mogelijk milieu- en gezondheidswinst voor 2030 ook vergroot wordt. Dit is ook in lijn met het advies van de AMVI om duidelijke en haalbare tijdspaden af te spreken en om snelheid te maken met het maken van een maatwerkafspraak.
Welke consequenties heeft eventuele vertraging van de plannen voor Tata Steel?
Eventuele consequenties bij vertraging zijn onderwerp van lopende gesprekken met de Europese Commissie en het bedrijf. De maatwerkafspraak en de subsidiebeschikking leggen de projectafbakening en het daarbij horende tijdpad vast. Ook zullen in die documenten de consequenties bij eventuele vertraging vastgelegd worden. Er gelden mogelijkerwijs uitzonderingen voor de sancties als vertraging optreedt in gevallen van overmacht. Deze sancties moeten in overeenstemming zijn met het relevante Europese staatssteunkader.
Waarom is er niets opgenomen over een sociaal plan voor de 1.200 werknemers die in de huidige ontslagronde hun baan verliezen, en werknemers die mogelijk in de toekomst ontslagen worden?
Een sociaal plan bij collectief ontslag is een afspraak tussen werkgever en werknemers, die zijn vertegenwoordigd door vakbonden en ondernemingsraad. Een ondernemer dient bij een collectief ontslag wettelijke stappen te zetten. Zo moet een besluit worden voorgelegd aan de ondernemingsraad. Op grond van de Wet melding collectief ontslag (WMCO) moet een collectief ontslag van 20 of meer werknemers binnen een werkgebied worden gemeld bij het UWV. Daarbij moeten belanghebbende vakbonden geraadpleegd worden en moeten afspraken gemaakt worden voor een sociaal plan. TSN heeft deze wettelijk verplichte stappen reeds gezet bij de eerder aangekondigde reorganisatie.
Aangezien de JLoI is overeengekomen tussen de staat, de provincie en TSN/TSL en bedoeld is om bovenwettelijke afspraken vast te leggen, is het eerder aangekondigde sociaal plan geen onderdeel van de JLoI. In de JLoI is wel vastgelegd dat TSN ernaar streeft om zoveel mogelijk banen te behouden zodat ongewenste ontslagen worden voorkomen (JLoI, artikel 10.1 onder b). Daarnaast committeert TSN zich aan het «Sociaal Contract Groen Staal» overeengekomen met belanghebbende vakbonden, en zal TSN de centrale ondernemingsraad (cor) en vakbonden waar nodig naar behoren betrekken (JLoI, artikel 10.1 onder d).
Deelt u de mening dat de omwonenden van Tata Steel jarenlang groot onrecht is aangedaan doordat hun terechte zorgen over hun gezondheid jarelang zijn genegeerd en er heel lang onvoldoende gehandhaafd is? Wilt u daarvoor uw excuses aanbieden?
Al eerder hebben dit kabinet en voorgaande kabinetten zich uitgesproken5 dat het onderwerp gezondheid van omwonenden in de IJmond onvoldoende prioriteit heeft gekregen van de overheid en het bedrijf en dat daar snel verandering in moet komen. De gezondheidsrisico's in de IJmond zijn dermate urgent dat uitstel van actie onverantwoord is. Juist daarom werkt het kabinet zo snel mogelijk naar een maatwerkafspraak toe.
Om het effect van Tata Steel op haar omgeving beter in kaart te brengen heeft de Rijksoverheid in 2023 het RIVM opdracht gegeven om dit te onderzoeken6. Het resulterende rapport is de basis waarop gezondheid een prominente rol heeft gekregen in de onderhandelingen richting een maatwerkafspraak. Het kabinet wil zo snel mogelijk komen tot een maatwerkafspraak en zo daadwerkelijk bijdragen aan de verbetering van de leefomgeving en de gezondheid van omwonenden, evenals de CO2-reductie.
Staat de bescherming van gezondheid van omwonenden nu wel op de eerste plek en is het leidend in het verdere proces van de maatwerkafspraken en beleid rondom Tata Steel? Zo ja, waarom heeft u niet alle adviezen van Expertgroep Gezondheid IJmond overgenomen?
Zoals ook in het antwoord op vraag 13 aangegeven, heeft de bescherming van de gezondheid grote prioriteit voor het kabinet. Daarom is dit, naast de CO2-reductie, ook onderdeel van maatwerkaanpak voor Tata Steel. Met een maatwerkafspraak zullen bovenwettelijke milieumaatregelen worden gerealiseerd die een significante bijdrage leveren aan de reductie van gezondheidsrisico's voor omwonenden. Specifiek over het verwerken van de adviezen van de Expertgroep Gezondheid is de Kamer al eerder separaat geïnformeerd. Het kabinet heeft het meest recente advies van de AMVI en de Expertgroep in de begeleidende Kamerbrief met de JLoI ook toegelicht. Op basis van het advies is een aantal aanpassingen in de definitieve JLoI doorgevoerd. Zo is er naar aanleiding van het advies extra inzet op ultrafijnstof afgesproken en zijn er in artikel 3.2 nieuwe stoffen toegevoegd aan de scope van de JLoI, waaronder fijnstof (PM2,5), stikstofdioxide (NO2, naast de algemene doelstelling voor stikstofoxiden (NOx)), chroom-6, nikkel, arseen en cadmium. Ook zijn er naar aanleiding van het advies extra inspanningen geformuleerd voor het meten en monitoren van geur en geluid, waarbij de resultaten openbaar beschikbaar moeten komen.
Er zijn ook enkele onderdelen uit het advies, zoals de reductiedoelstellingen voor een aantal stoffen, die niet met dit pakket aan maatregelen worden behaald. Zoals ook in de begeleidende kamerbrief aangegeven zijn niet alle doelstellingen van de Expertgroep met de maatwerkafspraak haalbaar, dat vraagt meer maatregelen, meer middelen en meer tijd.
De omwonenden zijn niet blij met de JLoI; waarom tekent u dan alsnog, terwijl de overheid nog veel goed te maken heeft met omwonenden?
De JLoI is een belangrijke tussenstap waarmee de kaders van een mogelijke maatwerkafspraak helder en openbaar zijn geworden. In de JLoI staat wat het kabinet en het bedrijf willen gaan doen en het nu kunnen geven van duidelijkheid is ook goed voor de omgeving. Er zal een informatieavond worden georganiseerd voor omwonenden waar de JLoI nader zal worden toegelicht. Omwonenden kunnen zo, goed geïnformeerd, deelnemen aan de publieke (internet)consultatie die is gestart en 6 weken open zal staan7. We kijken uit naar de reacties van verschillende omwonenden in deze consultatie. De reacties op de consultatie worden meegenomen bij het vormgeven van de uiteindelijke maatwerkafspraak.
Bent u bereid alleen maatwerkafspraken met Tata Steel aan te gaan als de omwonendenorganisaties zoals Dorpsraad Wijk aan Zee, Frisse Wind en Gezondheid op 1 ook akkoord hebben gegeven? Zo nee, waarom laat u dan weer de omwonenden in de steek?
Nee. Het kabinet en de Kamer gaan over het besluit om een maatwerkafspraak te ondertekenen. Het kabinet overlegt regelmatig met organisaties van omwonenden en belanghebbenden over de maatwerkafspraak met Tata Steel. Daarbij maakt het kabinet een goede afweging tussen de verschillende belanghebbenden, met inbegrip van maar niet uitsluitend deze genoemde organisaties. Het kabinet bereidt op dit moment een publieke consultatie voor. Omwonenden en belangengroepen kunnen bij deze consultatie aandachtspunten inbrengen naar aanleiding van de JLoI. De inbreng die hieruit volgt zal worden meegenomen in de afweging over de definitieve afspraken.
Wat zijn de korte termijn harde garanties voor de verbetering van de gezondheid van omwonenden?
Naast de geldende wet- en regelgeving, werkt het kabinet aan het sluiten van een maatwerkafspraak om tot verbetering van de gezondheid van de omwonenden te komen.
Wanneer de maatwerkafspraak is ondertekend, is TSN gebonden aan de realisatie van de projecten binnen Roadmap+, worden in 2027 monitoringsystemen voor zowel geluid en geur gerealiseerd en daaropvolgend maatregelen getroffen tegen piek hinder, en worden windschermen en een aantal overkappingen in 2027 opgeleverd ter vermindering van fijnstof. De realisatie van deze projecten leidt tot gezondheidswinst voor omwonenden.
Na de bouw van de DRP-EAF zullen er ook maximale waarden gelden voor de totale jaarlijkse emissies van Tata Steel voor een groot aantal stoffen. Deze zijn terug te vinden in artikel 3.2 van de JLoI. Het is de bedoeling om deze waarden in een maatwerkafspraak als resultaatsverplichtingen op te nemen, waardoor harde garanties op verbetering van de leefomgeving ontstaan.
Kunt u ons het oordeel (laten) sturen van Expertgroep Gezondheid IJmond over de laatste en ondertekende versie van de JLoI?
De Expertgroep Gezondheid IJmond heeft samen met de Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) op 17 september 2025 een advies gegeven op de concept JLoI. Deze adviezen zijn zoveel mogelijk overgenomen in de definitieve JLoI, zoals ook toegelicht in de begeleidende Kamerbrief bij de JLoI. De definitieve JLoI is op 29 september 2025 ondertekend. Het advies op de concept JLoI is samen met de definitieve JLoI met de Kamer gedeeld. Er is op de definitieve JLoI geen additioneel advies van de AMVI en Expertgroep opgesteld; hierin voorziet het proces van de maatwerkaanpak niet.
Er is veel kritiek geweest op de Milieueffectrapportage (MER) van het plan van Tata Steel en de toezichthouder omgevingsdienst heeft Tata gevraagd om de MER te corrigeren; is het MER inmiddels goedgekeurd door de toezichthouder?5
TSN heeft op 29 september 2025 een gecorrigeerd MER ingediend voor het project HeraCless/Groen Staal. Het gecorrigeerde MER wordt momenteel beoordeeld door het bevoegd gezag (de provincie Noord-Holland) en de Commissie mer. Tijdens dit beoordelingsproces kan TSN door het bevoegd gezag worden gevraagd om aanvullende informatie aan te leveren. Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of het MER voldoende onderbouwing is voor de vergunningaanvragen.
Waarom is er niet gewacht op de publicatie van de Gezondheidseffectrapportage (GER) of in ieder geval een onafhankelijke rapportage dat laat zien hoeveel gezondheidswinst er wordt gehaald?
De GER is een nieuw instrument, dat zal laten zien wat de geschatte gezondheidseffecten van de beoogde maatwerkafspraak met TSN zullen zijn. Zoals ook in eerdere debatten en het schriftelijk overleg is gemeld, wordt een GER-TSN momenteel opgesteld door het RIVM, de GGD Kennemerland, en een expert van het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht onder voorzitterschap van ABDTOPConsult. Deze werkgroep heeft aangegeven dat een GER idealiter wordt opgesteld op basis van een definitieve MER, die ook beoordeeld is door de Commissie mer en het bevoegd gezag, omdat de data dan volledig gevalideerd zijn. Tegelijkertijd vraagt de Kamer om zo spoedig mogelijk een GER op te stellen. Daarom wordt er een balans gezocht tussen nauwkeurigheid en snelheid. Doordat de GER voor het eerst wordt uitgevoerd en de uitvoering afhankelijk is van de m.e.r.-procedure, is de exacte duur van de verdere uitvoering niet geheel te voorspellen, maar alle betrokken partijen zijn zich bewust van de wens van de Kamer tot snelheid en zetten zich daarvoor in.
De GER zal geen oordeel bevatten over de vraag of de voorgenomen maatregelen voldoende of onvoldoende zijn om de gezondheid van werknemers en omwonenden te borgen; het is een instrument om de gezondheidseffecten in kaart te brengen. Of de effecten voldoende zijn is een politieke afweging die het kabinet en de Kamer zullen moeten maken, op het moment dat de uitkomsten beschikbaar zijn.
Het kabinet heeft besloten niet te wachten op een GER met het tekenen van de JLoI, omdat dit een tussenstap is richting het komen tot een maatwerkafspraak. Het advies van de AMVI, samen met de Expertgroep heeft het kabinet gesteund om niet te wachten met het tekenen van de JLoI, maar in te zetten op het zo snel mogelijk komen tot een maatwerkafspraak. In de conclusie van het advies wordt namelijk het belang erkend om zo spoedig mogelijk tot resultaten te komen op het gebied van gezondheid en klimaat. Er zijn nog een aantal stappen te zetten om tot een maatwerkafspraak te komen. (Tussentijdse) inzichten die worden opgedaan bij de uitvoering van de GER-TSN zullen zoveel mogelijk worden betrokken bij de onderhandelingen over de maatwerkafspraak. Daarnaast is in de JLoI de afspraak opgenomen dat de uitkomsten van de GER worden betrokken bij het vaststellen van o.a. de maximale emissies (artikel 11.12.d).
Door wie wordt precies vastgesteld hoeveel gezondheidswinst het plan van Tata daadwerkelijk gaat opleveren en wanneer krijgt de Kamer dit te horen?
Zie het antwoord op vraag 20.
Waarom komt er in de JLoI nauwelijks naar voren hoe de gezondheid van de omwonenden bewaakt moet worden?
In artikel 3.2 van de JLoI zijn de doelen opgenomen om de gezondheidsrisico's van omwonenden te adresseren. Hier staan onder andere maximale jaarlijkse emissiedoelstellingen voor de fabriek voor onder andere stikstof, fijnstof, en een aantal zeer zorgwekkende stoffen en metalen opgenomen. De doelen zijn in de JLoI dus wel degelijk opgenomen en zullen als een resultaatsverplichting worden opgenomen in de maatwerkafspraak. Ook zijn de kaders over hoe deze doelen geborgd zullen worden opgenomen in artikelen 6.8, 7.2, 11, 12. Deze kaders zullen nog nader uitgewerkt worden in de maatwerkafspraak. Zo is in de JLoI de afspraak opgenomen dat de uitkomsten van de GER worden betrokken bij het vaststellen van o.a. de maximale emissies (artikel 11.12.d).
Vertrouwt u de uitstootmetingen van Tata Steel, aangezien milieurapportage al eens teruggestuurd is en opnieuw berekend moest worden en Tata Steel eerder op de vingers is getikt door Reclame Code Commissie? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen?
In Nederland is de wet- en regelgeving zo ingericht dat bedrijven hun eigen emissies meten. Het bedrijf is zelf verantwoordelijk om haar emissies inzichtelijk te hebben. Het meten van deze emissies vindt plaats volgens landelijk vastgestelde meetnormen. Bedrijven rapporteren jaarlijks over hun emissies in het elektronisch milieujaarverslag (e-MJV). De OD NZKG controleert het e-MJV van Tata Steel op volledigheid, consistentie en geloofwaardigheid. Zo publiceerde de OD NZKG onlangs nog dat zij bij de beoordeling van het e-MJV jaarverslag heeft geconstateerd dat Tata Steel een significant hogere uitstoot rapporteerde voor meerdere stoffen in 2024 ten opzichte van voorgaande jaren. Ook voert de OD NZKG steeds meer controlemetingen uit in het kader van haar toezicht- en handhavingsactiviteiten.
Alhoewel de noodzaak tot herziening van het MER ongelukkig is en TSN natuurlijk te alle tijden moet streven naar het aanleveren van juiste gegevens, is het in complexe en grote projecten zoals het Groen Staal plan niet ongebruikelijk dat het MER herzien wordt doordat een eerdere versie onvolledigheden bevat.
Het (continu) aanpassen en aanvullen van meetgegevens is dus een gebruikelijke gang van zaken en de hierboven beschreven systematiek borgt de betrouwbaarheid van de metingen. In artikel 8.2.d van de JLoI is afgesproken dat TSN onderzoekt hoe ze onafhankelijke en transparante metingen en monitoring kan versterken, bovenop de wettelijke verplichtingen die TSN op het gebied van meten en monitoren al heeft.
Hoe staat het met het nakomen van afspraken uit het milieuconvenant uit 1992, waarin doelen werden gesteld over vermindering van bijvoorbeeld fijnstof en stikstof (voor 2010) waaraan ook de staalfabriek in de IJmond moest voldoen?6 Wat waren uiteindelijk de resultaten in 2010 (graag een volledig overzicht delen van de uitstoot in relatie tot de doelen) en hoe staat het nu met de uitstoot in relatie tot de doelen die in het milieuconvenant waren gesteld (graag een leesbaar overzicht meesturen)?
Het kabinet is van oordeel dat het niet zinvol is een vergelijking te maken tussen de huidige emissieniveaus en de niet-afdwingbare doelstellingen uit een ruim 30 jaar oud convenant met doelen die inmiddels 15 jaar achter ons liggen. De inspanningen van het kabinet zijn er volledig op gericht om in het hier en nu tot bindende afspraken te komen over forse, versnelde en afdwingbare emissiereducties, conform de in de JLoI geformuleerde beoogde doelstellingen.
Niettemin treft u hieronder de gevraagde gegevens met betrekking tot de basismetaalindustrie in Nederland aan. Deze gegevens omspannen een periode van bijna 40 jaar. Zonder nader onderzoek, dat het kabinet zoals aangegeven niet zinvol acht, moet terughoudendheid worden betracht met het maken van directe vergelijkingen, bijvoorbeeld omdat meetmethodes of de afbakening van een categorie tussentijds kunnen zijn gewijzigd. De meest evidente beperkingen van deze vergelijking zijn reeds onder de tabel weergegeven.
Zwaveldioxide
16 kton
90%
1,6 kton
6,1 kton
3,0 kton
Stikstofoxiden
8,8 kton
90%
0,9 kton
6,5 kton
5,3 kton
Ammoniak
140 ton
83%
23,8 ton
25 ton
21,2 ton
Vluchtige organische stoffen (VOS)1
3.600 ton
n/b
n/b
1.584 ton
+ 309 ton methaan
1.100 ton
+ 302 ton methaan
Benzeen
12 ton
97,5%
0,3 ton
14,9 ton
19,8 ton
Fenol en fenolaten2
7 ton
50%
3,5 ton
–
–
Etheen
124 ton
90%
12,4 ton
21,4 ton
41,1 ton
Tolueen
118 ton
90%
11,8 ton
53,7 ton
64,0 ton
Koolmonoxide
213 kton
90%
21,3 kton
95,3 kton
49,9 kton
Fluoriden
338 ton
99%
3,38 ton
251,9 ton
7,0 ton
Fijnstof3
7.250 ton
95%
362,5 ton
1.835 ton
939,8 ton
Zink
104 ton
80%
20,8 ton
41,7 ton
14,6 ton
Lood
51 ton
70%
15,3 ton
30,6 ton
0,8 ton
Chroom
1 ton
90%
0,1 ton
0,8 ton
0,3 ton
Cadmium
0,7 ton
80%
0,14 ton
2,8 ton
0,05 ton
Kwik
0,96 ton
70%
0,288 ton
0,2 ton
0,04 ton
Koper
2,1 ton
80%
0,42 ton
1,7 ton
0,2 ton
Arseen
0,54 ton
70%
0,162 ton
0,3 ton
0,06 ton
PCDD’s en PCDF’s (dioxinen)
n/b
90%
n/b
0,002 kg
0,0.001 kg
PAK’s4
23 ton
99%
0,23 ton
0,2 ton
0,1 ton
Zwavelwaterstof
490 ton
90%
49 ton
219,5 ton
83,0 ton
Formaldehyde
0,7 ton
90%
0,07 ton
6,2 ton
5,2 ton
Dichloormethaan2
7,1 ton
90%
0,71 ton
–
–
Trichlooretheen2
5,4 ton
50%
2,7 ton
–
–
Voor VOS stelt het convenant een reductiedoel van 80% in 2000 (dus niet 2010) ten opzichte van 1985. Dat komt neer op een emissiedoel van maximaal 720 ton in 2000. Het is onduidelijk of het genoemde emissieniveau in 1985 inclusief methaan is of niet.
Fenol, fenolaten, dichloormethaan en trichlooretheen zijn stoffen waarvan in de basismetaalindustrie geen emissies zijn te verwachten; dit roept de vraag op waarom deze stoffen wel in de intentieverklaring zijn opgenomen. Mogelijk waren deze emissies er in 1985 wel omdat bij de betreffende bedrijven ook bepaalde chemische industrie was ondergebracht waar deze emissies eerder te verwachten zijn.
In het convenant is «fijnstof» niet nader gedefinieerd; de cijfers uit 2010 en 2024 betreffen PM10.
In het convenant is niet gespecificeerd om welke PAK's (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) het gaat. De beschikbare gegevens voor 2010 en 2024 betreffen het totaal van de 4 zogenaamde PRTR-PAK's: benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen en Indeno(1,2,3-cd)pyreen.
Klopt het dat er niet aan de doelen is voldaan uit de afspraken van de jaren 90 en waarom is dit niet alsnog afgedwongen?
Zoals in de tabel in het antwoord op vraag 24 is te zien, verschilt het per stof of het doel in 2010 is behaald. Het betreffende convenant vermeldt expliciet dat het gaat om inspanningsverplichtingen, ook voor onderdelen «waarvan het woordgebruik op een resultaatsverbintenis zou kunnen duiden» (artikel 3.3). Dit convenant bood dus, net als het wettelijk kader, geen grond om het behalen van de geformuleerde reductiedoelen af te dwingen. Dit in tegenstelling tot de resultaatverplichtingen in de beoogde maatwerkafspraak: daarin komen forse, versnelde en afdwingbare emissiereducties, conform de in de JLoI geformuleerde beoogde doelstellingen.
Klopt het dat in zijn eentje Tata Steel nog altijd veel meer fijnstof, zwaveldioxide en stikstof uitstoot dan de hele sector volgens de afspraken mocht uitstoten in 2010? Zo nee, hoe zit het dan precies?
Dat klopt. Aangezien het in 1992 ging om een inspanningsverplichting ten behoeve van niet-afdwingbare doelen (zie ook het antwoord op vraag 25), is het des te belangrijker om in de maatwerkafspraken versnelde en afdwingbare emissiereducties vast te leggen, conform de in de JLoI geformuleerde beoogde doelstellingen.
Klopt het dat dat een belangrijke milieu-installatie die in 2013 in gebruik werd genomen bij Tata er vooral kwam omdat omwonenden van Tata Steel in 2007 een rechtszaak hadden aangespannen tegen de nieuwe vergunning van de staalfabriek en afdwongen dat er een doekfilter moest komen bij de sinterfabriek, terwijl de provincie die zelf niet in de vergunning had gezet?
Het bevoegd gezag heeft in 2007 de revisievergunning wet Milieubeheer van, toen nog, Corus Staal BV vastgesteld. In de revisievergunning is destijds beoordeeld dat de Sinterfabriek voldeed aan de Best Beschikbare Technieken (BBT). In dat kader is geen onderzoeksverplichting opgelegd naar verdere verlaging van de emissies, bijvoorbeeld middels een doekfilter. In de bezwaar- en beroepsprocedure horende bij dit besluit is destijds door de Dorpsraad Wijk aan Zee aangegeven dat bij een Sinterfabriek elders in Europa wel gebruik werd gemaakt van een doekfilter. Op 28 mei 2008 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat TSN inderdaad voldeed aan de BBT-vereiste, maar omdat de BBT documenten ook een revisie ondergingen, er toch aanvullend onderzoek moest plaatsvinden naar verdere emissiereductie. Op 30 december 2009 heeft de Bestuursrechtspraak van de Raad van State wederom een uitspraak gedaan over de vaststelling van een revisievergunning wet Milieubeheer op 28 oktober 2008. Naar aanleiding van beroepsgronden van de regionaal inspecteur van de VROM-Inspectie Regio Noord-West en de Dorpsraad Wijk aan Zee is toen een start gemaakt met de realisatie van een proefinstallatie voor rookgasreiniging met doekfilters bij de sinterfabriek. Dit heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat het doekfilter in de vergunningvoorschriften is opgenomen.
Is het milieuconvenant destijds ook gepaard gegaan met steun aan de staalindustrie, ten koste van de belastingbetaler? Zo ja, hoeveel heeft dat gekost?
Voor zover bekend is er in het kader van de intentieverklaring uit 1992 geen steun aan de staalindustrie verleend.
Bent u zich bewust van het feit dat van het staal dat Tata Steel in IJmuiden produceert, ongeveer 90% wordt geëxporteerd? Waarom neemt u dan de misleidende opmerking op in de eerste alinea van de JLoI dat Tata Steel Nederland jaarlijkse productie (6-t Mton) ongeveer gelijk is aan de staalconsumptie in Nederland (5–6 Mton)?
De aangehaalde verwijzing in de JLoI dient als illustratie voor de schaal van de staalproductie in relatie tot het nationale gebruik. Het doel van deze illustratie is niet om een vergelijking te maken van de geografische verdeling van afzetmarkten, maar om de verhouding tussen het productievolume van TSN en de totale binnenlandse staalvraag aan te tonen, en ordegrootte van het productievolume van TSN weer te geven.
Aan TSN is gevraagd om te reflecteren op het genoemde exportpercentage van 90%. TSN geeft aan dat zij meer dan 80% van het staal verkoopt aan afnemers binnen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Het overige staal wordt verkocht aan afnemers binnen andere markten, waaronder de Verenigde Staten van Amerika.
Het gaat in de JLoI vaak over de circulaire economie; deelt u de mening dat gevaarlijke stoffen hergebruiken zonder dat ze getoetst zijn op milieu- en gezondheidseffecten tegen het principe van de circulaire economie ingaat? Op welke manier komen er onafhankelijke toetsen op gezondheidseffecten?
Hergebruik van materialen is een vorm van «voortgezet gebruik». Dit houdt in dat producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor zij bedoeld waren. Voor hergebruik gelden toetsingsgronden, waaronder rechtmatig gebruik. Het materiaal moet voldoen aan zowel de wettelijke eisen volgend uit het stoffen- en productenrecht als aan privaatrechtelijke normen om in aanmerking te komen voor de voortgezet-gebruiksstatus. Daarnaast betekent deze toetsingsgrond dat moet worden vastgesteld dat het gebruik over het geheel genomen geen ongunstig effect heeft op het milieu of de volksgezondheid. Het is dus niet zo dat stoffen hergebruikt mogen worden zonder dat deze getoetst zijn op milieu- en gezondheidseffecten.
Wellicht werd in de vraag gerefereerd aan het toepassen van productieresiduen (zoals bijvoorbeeld staalslak) in plaats van aan hergebruik.
Er kan sprake van dergelijke zogenaamde bijproducten zijn als deze aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoen, zie hieronder. Ook in de voorwaarden die daarvoor gelden, is aandacht voor milieu en gezondheidseffecten, specifiek in voorwaarde d van artikel 1.1, lid 4 Wm: het is zeker dat de stoffen, mengsels of voorwerpen zullen worden gebruikt;
Het is van belang dat bij het gebruik van stoffen ongeacht of ze primair, hergebruikt, of voortkomen uit productieresiduen, deze getoetst worden op milieu en gezondheidseffecten zodat ze veilig worden toegepast. Daar is zoals ik hierboven heb beschreven de huidige wet- en regelgeving al op ingericht. Momenteel wordt het beleid rondom de toepassing van staalslakken herzien om dit in de toekomst nog beter te borgen. U wordt hier separaat over geïnformeerd.
Begrijpt u dat zolang we voor staal afhankelijk zijn van aanvoer van nieuw ijzererts uit verre landen, we niet onafhankelijk worden? Uit welke landen wilt u ijzererts blijven aanvoeren?
Zoals de Minister van Klimaat en Groene Groei geantwoord heeft op eerdere vragen is Europa voor de productie van staal grotendeels afhankelijk van de importen van ijzererts uit diverse landen wereldwijd. Daarbij is Australië als grootste producent verantwoordelijk voor ongeveer 30% van de productie van ijzererts. Daarnaast zijn er diverse andere landen waar in ijzerertsmijnen ijzererts gedolven wordt en die de productie van ijzererts kunnen overnemen mochten er toeleveringsproblemen zijn in een bepaalde regio in de wereld. Het is aan het bedrijf zelf om op basis van bedrijfseconomische overwegingen te bepalen uit welke landen het benodigde ijzererts ingevoerd wordt.
Begrijpt u dat zolang we nieuw ijzererts blijven winnen voor staal, er geen sprake is van volledige circulaire economie?
Ja. Een circulaire economie kan echter niet van de ene op de andere dag gerealiseerd worden, bijvoorbeeld omdat met circulair staal op dit moment nog niet altijd de beoogde kwaliteit staal te maken valt. Met de beoogde maatwerkafspraak wordt bijna één derde van de input in het staalproductie proces van Tata Steel schroot waardoor de vraag naar nieuw ijzererts afneemt. Hiermee wordt een stap richting een circulaire economie gezet.
Bent u bereid om te verkennen op welke manier we volledig zouden kunnen overgaan naar echt circulair gebruik van staal, zonder winning van nieuw ijzerts en met inzet op nieuwe, bio-based materialen? Bent u het met ons eens dat dat een wenselijke transitie zou zijn, ook om echt Europees onafhakelijk te kunnen worden?
Tijdens het tweeminutendebat Circulaire Economie van 2 oktober jongstleden heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aangegeven positief te staan tegenover een zogenaamde metaaltafel. Aan deze tafel zou het verkennen van perspectieven voor een circulaire metaalsector in de brede zin het gespreksonderwerp moeten zijn. Zoals ook in de vorige vraag aangegeven, wordt met de beoogde maatwerkafspraak al een goede stap richting circulair gebruik van staal gezet. De overstap naar volledig circulair gebruik van staal vraagt verandering in verschillende plekken in de keten. Door het verhogen van de schroot opname van TSN zal naar verwachting ook op andere plekken in de keten een stimulans ontstaat om meer circulair te werken omdat de vraag naar hoogwaardig schroot zal toenemen. Ook zal het bedrijf nieuwe inzichten opdoen om in de toekomst haar schrootopname nog verder te verhogen om in 2050 een schone, circulaire en klimaatneutrale productie te realiseren.
Wat gebeurt er als uit het onderzoek naar nieuwe toepassingen voor staalslakken, de enige toezegging die Tata Steel Nederland doet over het verantwoord omgaan met deze afvalstof, geen goedkoop alternatief komt?
De stelling dat TSN maar één toezegging doet over het verantwoord omgaan met staalslakken is onjuist. In artikel 10.2.b zijn vier specifieke toezeggingen opgenomen. De vraag verwijst alleen naar de vierde toezegging om projecten om de kwaliteit van staalslak te verbeteren. Daarnaast heeft TSN ook een update van de CLP gevaarindeling geïnitieerd op basis waarvan ook het REACH dossier zal moeten worden geactualiseerd, neemt TSN een grotere ketenverantwoordelijkheid door van klanten bevestiging te vragen dat ze het risicodocument begrepen hebben voor ze staalslak toepassen, en zullen ze in dit risicodocument uitgebreid aandacht geven om schade aan de gezondheid te voorkomen.
Kunt u uitsluiten dat de er belastinggeld gaat naar onderzoek naar of ontwikkeling van nieuwe toepassingen voor staalslakken? Zo niet, waarom laat u de belastingbetaler weer opdraaien voor problemen van staalbedrijven als Tata Steel?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief bij de JLoI, verstrekt de staat maximaal 2 miljard euro voor de DRP-EAF en aanvullende milieumaatregelen. Een van de onderdelen van de milieumaatregelen zijn maatregelen bij het verwerken van staalslak op het Tata Steel terrein. Deze maatregelen zijn beoogd omdat de verwerking van staalslak een grote bron is van de uitstoot van fijnstof, een stof met veel impact op de gezondheid van omwonenden. De subsidie mag niet ingezet worden om onderzoek te doen naar nieuwe toepassingen voor staalslakken, maar wel voor projecten met betrekking op de verwerking van staalslakken op het terrein. De steun is alleen voor de realisatie van deze maatregelen en hier wordt streng op getoetst. In de maatwerkafspraak worden hier duidelijke afspraken over gemaakt.
Wordt in het risicodocument ook gekeken naar de lange termijneffecten van contact met staalslak en de lange termijneffecten van staalslak in het milieu? Zo ja, naar welke termijn wordt gekeken?
Tata Steel werkt op dit moment aan de precieze invulling van dit risicodocument. Zodra hier meer bekend over is kan deze vraag worden beantwoord.
Klopt het dat de GER gewoon genegeerd kan worden in het verdere proces en verder niet juridisch bindend is? Zo nee, welke verplichtingen zijn hier dan wel over opgenomen?
De GER wordt op dit moment uitgevoerd en zal laten zien wat de geschatte gezondheidseffecten zijn van het Groen Staal Plan. De GER bouwt voort op het MER. De GER geeft echter geen oordeel of de maatregelen voldoende zijn. Dit oordeel is uiteindelijk een politieke afweging die het kabinet en de Kamer moeten maken voor het sluiten van een maatwerkafspraak.
In de JLoI zijn reductiedoelen opgenomen voor stoffen die een negatieve impact hebben op de leefomgeving en/of de gezondheid van omwonenden. In de maatwerkafspraak worden afspraken vastgelegd over het behalen en borgen van deze doelen. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 20 en 22 worden tussentijdse inzichten die worden opgedaan bij de GER-TSN zoveel mogelijk betrokken bij de onderhandelingen over de maatwerkafspraak. In de JLoI is in artikel 11.12.d de afspraak opgenomen dat de uitkomsten van de GER worden betrokken bij het vaststellen van o.a. de maximale emissies.
Waar in de JLoI kunnen we de afspraak over de reductie voor oa PAK’s zien, aangezien de Kamer heeft uitgesproken alle adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond als randvoorwaarde te willen voor de maatwerkafspraken en de Expertgroep adviseerde een reductie van 90% voor PAK’s, benzeen en een selectie aan metalen? Als deze niet is opgenomen, waarom negeert u dan de Kamer hierin?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 14 heeft het kabinet de adviezen van de Expertgroep zoveel mogelijk overgenomen maar het is niet altijd mogelijk om binnen de scope van de maatwerkafspraak alle adviezen over te nemen zoals eerder toegelicht in reactie op het tweede advies van de Expertgroep. Om een reductie van minstens 90% te behalen voor PAK's, benzeen en andere metalen, dienen meer maatregelen genomen te worden, aanvullend op de huidige, beoogde milieumaatregelen.
Het kabinet kiest ervoor om de huidige plannen zo snel als mogelijk om te zetten in een maatwerkafspraak en tot realisatie te brengen om, ondanks dat het door de Expertgroep geadviseerde doel niet volledig wordt behaald, wel een flinke verbetering voor de gezondheid te kunnen realiseren.
Waarom zijn de geadviseerde reductiedoelen voor PM2.5 en fijnstof niet meegenomen terwijl deze een groot risico vormen voor de volksgezondheid?
Dit is onjuist. Fijnstof was altijd al een cruciaal onderdeel van de beoogde maatwerkafspraak juist omdat het een groot risico vormt voor de volksgezondheid. Echter waren er alleen doelen opgenomen voor PM10, omdat Tata Steel relatief een grote bijdrage levert aan de PM10 concentraties in de leefomgeving. Op basis van het advies van de AMVI en de Expertgroep zijn in de JLoI aanvullend afspraken toegevoegd over PM2.5 en ultrafijnstof.
Waarom is er geen voorwaarde opgenomen dat de uitstoot van dioxines niet mag stijgen, aangezien de uitstoot van dioxines stijgt flink in het plan dat beschreven wordt in de JLoI?
De verwachting is dat het Groen Staal Plan leidt tot een toename van de uitstoot van dioxines van 0,3 naar 0,8 gram toxische equivalentiefactor per jaar. Het kabinet acht deze toename niet per definitie onverantwoord, gezien de forse afnames van andere voor de gezondheid schadelijke emissies (o.a. fijnstof 38%, NOx 44%, Lood 68%) als gevolg van het Groen Staal Plan. Daarom zijn hierover geen aanvullende eisen gesteld in de JLoI.
De toename van dioxines ontstaat doordat TSN het productieproces meer circulair gaat maken door meer schroot te gaan gebruiken. Er zit meer vervuiling in schroot, wat bij verwerking leidt tot een toename van dioxine-emissies. Het bedrijf neemt maatregelen om de dioxine-emissies zoveel mogelijk te beperken: allereerst wordt bezien of verontreiniging aan de bron voorkomen kan worden (bij de schrootinname). Ten tweede worden in het vervolgproces stappen genomen om dioxinevorming te voorkomen. Ten derde wordt de gasreinigingsinstallatie zo ontworpen dat dioxines zoveel mogelijk worden afgevangen.
Het bevoegd gezag zal in het kader van de vergunningverlening nog beoordelen of hiermee adequaat invulling is gegeven aan de regelgeving op het gebied van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS).
Waarom is het advies voor een onafhankelijke gezondheidsmonitoring voor (ex-)werknemers niet overgenomen?
TSN heeft onderzoek uitgevoerd naar de sterfte onder ex-werknemers. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van oversterfte onder ex-werknemers. TSN blijft de gezondheid van ex-werknemers volgen en blijft maatregelen nemen om de belangen van werknemers te beschermen. Dit betreft het uitvoeren van wettelijke verplichtingen zoals risico-inventarisaties en evaluaties en de daarbij horende actieplannen inclusief het nemen van passende maatregelen om de gezondheidsbelangen van werknemers te beschermen. De afspraak om de gezondheid van werknemers te blijven monitoren is opgenomen in artikel 10.1, onder g, van de JLoI. Dit artikel voorziet ook in opvolging van het advies van de AMVI en de Expertgroep om een onafhankelijke en vooruitziende gezondheidsmonitoring voor huidige en vroegere werknemers op te zetten.
Kunt u meer vertellen over het proces van Tata Steel over de update voor REACH-classificatie van staalslak en wat Tata Steel precies hoopt te bereiken en wanneer hier een beslissing over gemaakt wordt?
Naar aanleiding van het bericht van het RIVM dat staalslakken gevaareigenschappen hebben, heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) hiervoor aan Tata Steel een voornemen last onder dwangsom (vLOD) gestuurd. Tata Steel had tot 21 oktober 2025 de tijd om hierop haar zienswijze te geven. Afhankelijk van de inhoud en evaluatie van deze zienswijze besluit het ILT of er een last onder dwangsom wordt opgelegd. Voor de volledigheid, gevarenindelingen worden gereguleerd door de Europese verordening inzake indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP).
Wij hebben navraag gedaan bij Tata Steel over de stand van zaken van deze evaluatie/update. Tata Steel heeft aangegeven dat het bestaande dossier wordt geëvalueerd en aangevuld. Er worden aanvullende onderzoeken uitgevoerd ten aanzien van oogletsel en luchtwegirritatie. Uit de resultaten van deze aanvullende onderzoeken moet blijken of en welke aanpassingen moeten plaatsvinden in de CLP-gevarenindeling.
Klopt het dat de afspraak ontbonden kan worden als Tata extra kosten moet maken voor het verwerken van staalslakken, bijvoorbeeld als het schoonmaken voordat deze gedumpt worden verplicht wordt gesteld?
Dit klopt niet. In de JLoI zijn geen ontbindende voorwaarden opgenomen, maar opzeggronden. Voor deze situatie zou Tata Steel geen beroep kunnen doen op de opzeggronden in artikel 15. De specifieke opzeggrond rondom staalslak staat in artikel 15, vierde lid, onderdeel c: Het nationale beleid of de nationale beleidsmaatregelen met betrekking tot staalslakken veranderen op een zodanige wijze dat dit een aanzienlijk negatief effect heeft op de activiteiten, projecten, bedrijfsvoering of financiële positie van TSN. De opzeggrond over staalslakken heeft dus alleen betrekking op wijzigingen in nationaal beleid rondom staalslakken die de business case van TSN aanzienlijk negatief beïnvloeden. Het voorbeeld dat u noemt zou geen opzeggrond zijn omdat het nu al niet is toegestaan om staalslakken te dumpen. Er is dus geen sprake van verandering van nationaal beleid.
De ontbindende voorwaarden over de staalslakken in de JLoI gaan volgens de Staatssecretaris over «de classificatie van het product» en niet over de «toepassing» van staalslakken, maar in de tekst van JLoI wordt dat onderscheid niet gemaakt, dus waar in de tekst van JLoI staat precies dit onderscheid beschreven?
Zoals ook in antwoord op vraag 43 is toegelicht zijn er in de JLoI geen ontbindende voorwaarden opgenomen. In de opzeggrond met betrekking tot staalslakken wordt geen onderscheid gemaakt tussen nationale maatregelen over de toepassing versus de classificatie van staalslakken. Op dit moment wordt, zoals ook aan de Kamer is aangekondigd, het beleid over de toepassing van staalslakken in Nederland herzien en is er een tijdelijk verbod op bepaalde toepassingen van LD en ELO-staalslak.10 Voor de classificatie van materialen als bijproduct (waaronder ook staalslakken) bestaat momenteel al een wettelijk kader op basis van Europese wetgeving (zie ook vraag 30). Tenslotte wordt op basis van de Europese CLPverordening de gevaarindeling van producten bepaald (zie ook vraag 42). Een wijziging van CLP valt buiten de opzeggronden in de JLoI omdat die alleen betrekking hebben op nationaal beleid.
Waarom wilde Tata Steel deze ontbindende voorwaarde per se in de JLoI en waarom bent u ermee akkoord gegaan?
De maatwerkafspraak vraagt om een grote investering van het bedrijf en het moederbedrijf, naast een subsidiebijdrage van de staat. Het bedrijf is in haar businesscase voor deze investering uitgegaan van de bestaande wetgeving en beleid met betrekking tot staalslakken. Indien er wijzigingen in het nationale beleid komen die aanzienlijk negatieve invloed hebben op, kort gezegd, de businesscase van TSN, is het bedrijf mogelijk niet meer in staat om de benodigde investering voor de maatwerkafspraak te doen. In dat geval zijn de verplichtingen uit de JLoI om zich in te spannen om tot een maatwerkafspraak te komen niet meer haalbaar voor het bedrijf. Deze opzeggrond doet overigens geen enkele afbreuk aan de verplichting van het bedrijf om op verantwoorde wijze om te gaan met staalslakken, in overeenstemming met de huidige, toepasselijke regels en wetgeving. Ook laat dit de mogelijkheden om het nationale beleid aan te scherpen onverlet.
Geldt zo’n ontbindende voorwaarde op het moment dat Nederland staalslakken gaat aanmerken als een afvalproduct? Of als we export en import van staalslakken op een bepaalde manier zouden willen beperken?
Het is niet mogelijk om staalslakken generiek wel of niet als afvalstof aan te merken. De afvalstatus (of de status als bijproduct of einde-afvalstof) wordt bepaald door hetgeen in de EU Kaderrichtlijn afvalstoffen en de Wet milieubeheer hierover is geregeld en moet per geval worden beoordeeld. Ten aanzien van de export en import is van belang hetgeen hierover is geregeld in de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) en is Europeesrechtelijk bepaald.
De opzeggrond in de JLoI ziet alleen op wijzigingen van nationaal beleid met een aanzienlijk negatief effect, en geldt dus niet voor wijzigingen in bovengenoemde Europese regelgeving.
Deze opzeggrond staat niet in de weg bij het maken of aanpassen van nationaal beleid rondom staalslakken. Op het moment dat beleidskeuzes een significante invloed hebben op de activiteiten, projecten, operatie of financiële positie van het bedrijf, dan heeft het bedrijf de mogelijkheid – niet de verplichting – om de JLoI op te zeggen.
De Staatssecretaris zei in het laatste debat over de leefomgeving: «Tata heeft een opzeggrond die het bedrijf kan inroepen op het moment dat het nationaal beleid ten aanzien van het product dusdanig verandert dat de businesscase significant negatief wordt beïnvloed.» Kunt u drie voorbeelden noemen – anders dan het voorbeeld in het commissiedebat – waarin zo’n opzeggrond zou gelden?
De opzeggrond geldt volgens de JLoI wanneer het nationale beleid of de nationale beleidslijnen met betrekking tot staalslakken zodanig veranderen dat dit een significante negatieve invloed heeft op de activiteiten, projecten, operatie of financiële positie van het bedrijf. Deze opzeggrond is opzettelijk niet verder ingekaderd omdat de toekomstige ontwikkelingen op dit terrein niet te voorzien zijn. Het noemen van voorbeelden is daarom onverstandig en zal de onderhandelingspositie van de staat kunnen schaden.
Kunt u per ontbindende voorwaarde waar Tata Steel zich op kan beroepen precies uitleggen wat ermee wordt bedoeld en bij elke voorwaarde twee voorbeelden noemen?
De JLoI bevat een aantal opzeggronden. Hieronder zijn deze opzeggronden geparafraseerd vanuit de Engelse taal waar Tata Steel zich op kan beroepen opgenomen. Voor de volledigheid, de Engelse ondertekende versie van de JLoI is uiteindelijk leidend. Alle partijen kunnen zich beroepen op de volgende opzeggronden (Artikel 15.2):
Op basis van artikel 16 mag iedere partij ook de JLoI opzeggen indien het (volgende) parlement de maatwerkafspraak controversieel verklaart en/of een volgend kabinet het maatwerkbeleid besluit niet voort te zetten.
Voor het bedrijf geldt dat de JLoI voortijdig opgezegd mag worden (Artikel 15.4) wanneer:
Zoals ook bij de beantwoording van vraag 47 is aangegeven is het onverstandig om voorbeelden te geven bij de opzeggronden en het de onderhandelingspositie van de staat zou kunnen schaden.
Waar moet het aardgas dat één van de twee kolencentrales moet vervangen vandaan komen? Verhogen wij daarmee onze afhankelijkheid van de Verenigde Staten? Zo niet, van welke regimes stijgt dan de afhankelijkheid?
Tata Steel is zelf verantwoordelijk voor de inkoop op de groothandelsmarkt van aardgas dat zij nodig heeft. Op de groothandelsmarkt wordt gas verhandeld dat afkomstig is van verschillende bronnen: gas dat in Nederland is geproduceerd, gas dat is geïmporteerd via pijpleidingen (uit Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk of België) of gas dat is geïmporteerd in de vorm van LNG, bijvoorbeeld uit de Verenigde Staten. Het valt dus niet op voorhand te zeggen dat Tata Steel gas zal verkrijgen uit het buitenland en ook niet uit welk specifiek land. Door de afbouw van de Nederlandse aardgasproductie ligt het echter wel voor de hand dat een deel van het aardgas geïmporteerd dient te worden. Het kabinet heeft uiteraard aandacht voor de strategische autonomie en de leveringszekerheid van aardgas, onder meer door een zo divers mogelijke import mogelijk te maken.
Klopt het dat CO2-emissie in werkelijkheid de afgelopen 5 jaar gemiddelde 10,7 miljoen ton C02 (niet 12,6 wat het theoretisch maximum is) en dat de eerste 1,9 ton reductie dus geen extra inspanningen vragen van Tata Steel?
Aan TSN is gevraagd om te reflecteren op de werkelijke, gemiddelde uitstoot van CO2. TSN geeft in reactie aan dat de CO2-emissies van TSN in de afgelopen 10 jaar tussen de 8,4 en 12,7 Mton waren. Het klopt dus niet dat een emissie van 12,6 Mton per jaar een theoretisch maximum betreft. De eerste afspraken tussen bedrijf en overheid, vastgelegd in de Expression of Principles, zijn in 2021 gemaakt. Hierbij was sprake van een baseline van 12,6 Mton. De gemiddelde uitstoot in de periode 2015–2019 was 12,3 Mton per jaar met een piek van 12,7 Mton. TSN rapporteert deze emissies jaarlijks en deze worden door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA) geverifieerd binnen het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS). Sinds enkele jaren is de emissie lager door een lagere staalproductie. Redenen hiervoor zijn incidentele gebeurtenissen (Covid) en de renovatie van Hoogoven 6 in 2023–2024.
In de JLoI wordt de uitstoot bij maximale productiecapaciteit in de nieuwe situatie vergeleken met de uitstoot van maximale productie in de huidige situatie. Op basis van deze maximale productiecapaciteit is ook de maximale restemissie bepaald waarop gemonitord zal worden. Daar komt bij dat TSN het project volledig moet uitvoeren voor de subsidie definitief wordt vastgesteld. Dit betekent dat de DRP-EAF moet zijn gebouwd en operationeel moet zijn. Het klopt dus niet dat TSN zonder extra inspanningen kan voldoen aan de voorwaarden.
Klopt het dat de beschikbaarheid van biomethaan zeer onzeker is? Zo niet, waar baseert u zich dan precies op?
De Europese en wereldwijde biomethaan markt is volop in ontwikkeling. De Nederlandse overheid draagt actief bij aan deze ontwikkeling met beleid gericht op het stimuleren van de biomethaan markt, zowel aan de afname kant middels de bijmengverplichting voor ETS2 sectoren als aan de productiekant met de SDE++ en de DEI+. Ook grote industriële afnemers, zoals TSN, dragen bij aan de opschaling van de markt doordat zij lange-termijn afnamezekerheid kunnen bieden aan biomethaanproducenten. Ook de AMVI, samen met de Expertgroep, stelt in haar advies dat de vraag vanuit TSN de ontwikkeling van groene markten, zoals voor biomethaan, een impuls kan geven. Externe adviseur Common Futures schat het potentieel voor biomethaan productie in de EU op 100 bcm, ruim voldoende om aan de vraag van TSN te voldoen. Het rapport van Common Futures is meegestuurd bij verzending van de JLoI.
Waarom doet de overheid de toezegging dat (de onrendabele top van) biomethaan en waterstof wordt gedekt? In hoeverre bent u hiermee kwetsbaar voor juridische procedures als er in de toekomst geen subsidie wordt gegeven?
De overheid wil het gebruik van groene waterstof en biomethaan door TSN stimuleren door middel van een lening die onder voorwaarden omgezet kan worden in een subsidie. Deze lening bedraagt maximaal 200 miljoen euro en dient door TSN te worden gebruikt voor het aankopen van groene waterstof en/of biomethaan. Het is niet gegeven dat hiermee de volledige onrendabele top kan worden afgedekt. Indien TSN hiermee succesvol biomethaan en/of groene waterstof aankoopt ter vervanging van aardgas in de DRP, wordt de terugbetalingsverplichting van de lening kwijtgescholden en wordt het een subsidie. In het geval dat TSN geen groene waterstof of biomethaan aankoopt dient de lening te worden terugbetaald met rente en in bepaalde gevallen met een boete voor het niet nakomen van de verplichting.
Waarom is er geen vereiste opgenomen voor sanering van de bodem (tenzij productie stopt), terwijl bekend is dat de bodem zeer ernstig vervuild is? Bent u bereid dit alsnog te doen?
In de JLoI is geen vereiste opgenomen voor sanering van de bodem gedurende de operatie van het bedrijf omdat er voor bodemverontreiniging en -sanering al bestaande wet- en regelgeving is. Zo beoordeelt het bevoegd gezag bij bouwaanvragen ook de bodemconsequenties ervan. Indien nodig zal de bodem binnen het kader van een bouwproject gesaneerd moeten worden. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als er humane- en/of ecologische risico's zijn bij het bodemgebruik of als de verontreiniging is ontstaan na 1987.
Sinds de invoering van de Omgevingswet moeten bevoegde gezagen bepaalde categorieën van bedrijven verplichten om financiële zekerheid te stellen voor hun aansprakelijkheden en verplichtingen rond milieuschade, ook als het de bodem betreft. Dit geldt onder andere voor Tata Steel. Het is aan de provincie om de implementatie van de financiële zekerheid vorm te geven. Meer informatie hierover staat in een recente brief van de Provincie.
Hoe bent u op 2 miljard subsidie uitgekomen vanuit het Rijk?
Het kabinet heeft de maximale subsidie begrensd tot € 2 miljard bij het vaststellen van het mandaat. Er is gezocht naar een ambitieus, doelmatig en haalbaar pakket van maatregelen. Het kabinet is van mening dat met dit bedrag zeer kosteneffectief een grote CO2-reductie kan plaatsvinden én dat de leefomgeving voor omwonenden fors zal verbeteren. De AMVI heeft, samen met de Expertgroep, dit in haar advies ook bevestigd.
Uit welke post wilt u de 2 miljard euro gaan betalen, aangezien er in het Klimaatfonds nu 640 miljoen gereserveerd is? Wat zal daarvoor gelaten moeten worden?
Binnen het Klimaatfonds is er in het voorjaar van 2024 € 934 miljoen gereserveerd voor de maatwerkafspraak met Tata Steel. Daarvan is € 500 miljoen afkomstig uit ombuigingen binnen het perceel Verduurzaming Industrie en Innovatie MKB en € 434 miljoen uit loon- en prijsbijstelling van het volledige Klimaatfonds. Het restant aan middelen is niet afkomstig uit het Klimaatfonds en staat op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën.
Klopt het dat er in de JLoI geen besluit wordt genomen over de subsidiering van energiekosten? Kunt u garanderen dat er geen additionele subsidie komt om de netwerkkosten te dekken, gezien de verwachte stijging in netwerkkosten de komende jaren (zie bijv. vooruitzichten Aurora)?
Dat klopt. In de uiteindelijke maatwerkafspraak worden afspraken gemaakt over de totale subsidie aan Tata Steel en de onrendabele top van de projecten, waar de energiekosten ook onderdeel van uitmaken. Zoals de Kamer in de brief over de ondertekening van de JLoI is geïnformeerd, zijn er op dit moment geen middelen op de Rijksbegroting gereserveerd buiten het bedrag dat nu voor de maatwerkafspraak is gereserveerd. Op dit moment is er geen budgettaire ruimte om de maatwerksubsidie te verhogen of een additionele subsidie te verstrekken ter compensatie voor de nettarieven, als compensatie voor een hogere CO2-heffing of voor het generiek verlagen van de nettarieven. Dit is nog steeds actueel.
Hoe gaat u de stimulans voor biomethaan en groene waterstof financieren en wat zijn de kosten en risico’s voor de belastingbetaler concreet?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 52 is de staat voornemens om TSN een lening te verstrekken van maximaal 200 miljoen euro voor de aankoop van groene waterstof en/of biomethaan. De terugbetalingsverplichting van de lening wordt kwijtgescholden als aardgas door biomethaan en/of groene waterstof wordt vervangen en daarmee wordt het een subsidie. Indien slechts gedeeltelijk wordt overgestapt op groene waterstof en/of biomethaan wordt een proportioneel deel van de lening kwijtgescholden. In het geval TSN geen groene waterstof of biomethaan aankoopt dient de lening te worden terugbetaald met rente en mogelijk een boete.
Welke garanties geeft u voor de subsidiering vancarbon capture and storage (CCS)vanuit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-subsidie (SDE++)? Komt dit bovenop de 2 miljard euro of is dit hier onderdeel van?
Het kabinet kan geen garanties geven voor de subsidiering van CCS. Het is aan het bedrijf om een volledig projectplan aan te dragen voor een subsidie vanuit de SDE++. RVO beoordeelt deze aanvragen. TSN ontvangt vanuit de maatwerkafspraak geen individuele subsidie voor CCS. Eventuele subsidie vanuit de SDE++ zou daarmee aanvullend zijn op de steun die in de maatwerkafspraak wordt overeengekomen.
Klopt het dat er nog wordt gekeken naar andere nationale subsidies zoals Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) om deze subsidie aan te vullen?
Op dit moment wordt voor de subsidie geen bijdrage vanuit de NIKI voorzien. TSN en/of TSL dienen zelf de benodigde financiering te regelen. In deze financiering kan worden voorzien door een lening aan te gaan of door alsnog een aanvraag voor een algemene subsidieregeling in te dienen, bijvoorbeeld de NIKI. Wel kan het bedrijf een aanvraag indienen voor een subsidie vanuit de SDE++. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 58 is het niet volledig uit te sluiten dat TSN gebruikmaakt van andere generieke subsidies.
Klopt het dat er niet uitgesloten is dat er naast die 2 miljard nog extra geld vanuit de overheid in Tata Steel wordt gestoken? Zo ja, kunt u dit toelichten en vertellen over hoeveel geld het mogelijk gaat en waar dat dan naartoe zou gaan?
In de JLoI staat beschreven dat de overheid voornemens is om tot maximaal 2 miljard aan maatwerksteun te geven voor de beschreven projecten van fase 1. Er komt bovenop deze 2 miljard dus geen extra maatwerksubsidie voor fase 1. Ook staat in de JLoI duidelijk dat de overheid voor de tweede fase van de verduurzaming geen maatwerksteun voorziet. Echter is het niet volledig uit te sluiten dat TSN in de toekomst gebruik kan maken van de op dat moment bestaande generieke subsidie-instrumenten.
Wat verstaat u onder «reasonable, suitable and explainable» salarissen en bonussen voor de top van Tata Steel Nederland tijdens het proces van de maatwerkafspraken en wanneer de belastingbetaler 2 miljard in Tata Steel stopt? Hoe groot zijn die bonussen dan concreet (maximaal)?
In de JLoI is in artikel 10.1 vastgelegd dat TSN vanaf de looptijd van de maatwerkafspraak tot en met 5 jaar na oplevering van de projecten een aantal maatregelen neemt op gebied van goed werkgeverschap.
De uitwerking van dit artikel komt in de maatwerkafspraak en is onderdeel van de verdere onderhandelingen.
Bent u zich bewust van het feit dat de vergoeding per lid van de Board of Management bij Tata Steel Nederland de afgelopen 10 jaar 2,5x zo snel zijn gestegen als het gemiddelde salaris per werknemer (uit Tata Steel Nederland jaarverslagen)? Zo niet, wat vindt u hiervan? Valt dit nog binnen uw definitie van «reasonable, suitable and explainable»?
Zie ook beantwoording van vraag 61. De uitwerking van artikel 10.1 van de JLoI komt in de maatwerkafspraak en is onderdeel van de verdere onderhandelingen. Wij hebben deze vraag ook voorgelegd aan TSN met het verzoek voor een reflectie. Het bedrijf geeft aan dat de totale beloning van de Board of Management bestaat uit een vast basissalaris (40%) en een variabele beloning (60%). De afgelopen twee jaar is het vaste basissalaris van de leden van de Board of Management niet verhoogd. De uitbetaling van de variabele beloning is afhankelijk van het behalen van vastgestelde financiële, operationele, veiligheids- en duurzaamheidsdoelstellingen. In de afgelopen twee jaar is geen variabele beloning uitgekeerd. De totale beloning fluctueert over de laatste vier boekjaren door gedeeltelijke overlap van nieuwe en vertrekkende bestuursleden. TSN heeft aangegeven vanaf 2026 een gedetailleerder overzicht van de beloningen van de Board of Management op te nemen in het jaarverslag. Dit is een goede ontwikkeling, omdat dit meer transparantie biedt.
Wat gebeurt er met het al toegekende geld aan Tata Steel Nederland als Tata Steel Nederland tijdens het proces failliet gaat?
TSN ontvangt geen subsidie tot de maatwerkafspraak overeengekomen is en een subsidiebeschikking is verleend. TSN dient zich te houden aan de verplichtingen uit deze beschikking(en), waaronder het realiseren van de projecten binnen de afgesproken tijdsplanning. De subsidie zal door middel van behaalde mijlpalen in tranches worden bevoorschot. Pas als het project volledig is uitgevoerd, wordt de subsidie definitief vastgesteld.
Als TSN failliet gaat nadat de maatwerkafspraak is gesloten en (een deel van) de subsidie is verstrekt, zal de Rijksoverheid zich als schuldeiser voegen in het faillissement om het toegekende subsidiebedrag terug te vorderen. Om de positie van de staat in een dergelijk geval te verbeteren, is in de JLoI opgenomen dat de staat zekerheden krijgt ((zie artikel 7.1.1. onder g). Bij een faillissement beheert, de door een rechtbank aangestelde curator, de afwikkeling van het faillissement en keert schulden uit zover dit mogelijk is. Mocht TSN tijdens de looptijd van de JLoI failliet gaan, dan bestaat de mogelijkheid om de JLoI op te zeggen.
Voor de volledigheid, het relevante staatssteunkader verbiedt dat er steun wordt toegekend aan een bedrijf in financiële moeilijkheden.
Hoe wilt u het geld aan Tata Steel gaan uitlenen voor het gebruik van biomethaan en waterstof, en onder welke financiële voorwaarden?
Zie hiervoor ook de antwoorden op vraag 52 en 57. De lening zou op voorhand worden verstrekt zodat TSN de middelen op eigen risico kan gebruiken om te voorzien in de CAPEX financiering van de DRP-EAF. Indien er geen groene waterstof en/of biomethaan wordt aangekocht, moet TSN de lening terugbetalen inclusief rente en mogelijk een boete. Als de aankoop wel conform de voorwaarden geschiedt, wordt de lening omgezet in een subsidie. De voorwaarden van de lening worden verder uitgewerkt in de maatwerkafspraak.
Hoe is geconcludeerd dat Tata Steel Nederland genoeg kapitaal heeft om zelf bij te dragen gezien het feit dat Tata Steel Nederland de laatste jaren verlies draait en de balansreserves (op dit moment ongeveer 400 miljoen euro) zeer beperkt zijn?
Zie het antwoord op vraag 63. Vanwege de bedrijfsvertrouwelijkheid en lopende onderhandelingen kan op de huidige financiële situatie van TSN niet in het openbaar worden ingegaan.
Wat gebeurt er als er u constateert dat Tata Steel Nederland niet voldoende kapitaal heeft om aan de verplichtingen te kunnen voldoen?
Als voorafgaand aan het sluiten van de maatwerkafspraak blijkt dat TSN zich onvoldoende heeft ingespannen om het benodigde kapitaal beschikbaar te hebben, wordt er geen maatwerkafspraak gesloten. In de maatwerkafspraak worden aanvullende afspraken gemaakt over de financiële zekerheden, controles daarop en de investering van Tata Steel.
Als na de ondertekening van de maatwerkafspraak blijkt dat TSN niet aan de verplichtingen kan voldoen, zoals het uitvoeren van de projecten, dan komt TSN haar contractuele verplichtingen niet na en ontvangt TSN geen subsidie (meer) en moeten eventueel verstrekte voorschotten op de subsidie worden terugbetaald.
Wat gebeurt er als Tata Steel India besluit om toch niet te investeren, gegeven hun eigen website: «There are a lot of issues to resolve and work to be done before us. This includes work we have to do internally, including the completion of the engineering preparedness for this very complex transition & addressing statutory and regulatory aspects related to the coke and gas plants. It also involves external issues including satisfactory resolution of critical policy matters impacting the investment case, obtaining permits for the projects, and agreeing on detailed terms in the binding agreement, before we can consider proceeding towards the investment decision.»?
TSL heeft de JLoI ondertekend en zich dus gecommitteerd aan de inspanningsverplichtingen om te komen tot maatwerkafspraken met resultaatsverplichtingen. Dit ziet onder andere op de financiering van het project, zie hiervoor artikel 7 van de JLoI. Zonder investering van Tata Steel kan het project niet doorgaan.
TSL heeft afgelopen zomer in een persbericht aangegeven gecommitteerd te zijn en heeft einde september 2025 ook de JLoI ondertekend. Mocht TSL toch besluiten om niet te investeren in het Groen Staal Plan, is de verwachting dat de maatwerkafspraak niet doorgaat en TSN geen subsidie ontvangt. Dit is ook het geval als TSL de afgesproken inspanningsverplichtingen in de JLoI nakomt maar deze inspanning niet leidt tot gewenste resultaten. In algemene zin, is het uiteindelijk voor een subsidie nodig dat een partij zich ook wil inzetten om de doelen te behalen waarvoor de subsidie verstrekt wordt. Als dit niet het geval is, kan een aanvrager van een subsidie altijd de aanvraag intrekken.
Is er in lijn met het advies van de Commissie mer een onafhankelijke en transparante nulmeting uitgevoerd bij Tata Steel of wordt die nog uitgevoerd als voorwaarde voor eventuele maatwerkafspraken? Zo niet, hoe kunnen dan afspraken met Tata Steel worden gemaakt op kosten van de belastingbetaler, waaronder de omwonenden?
Het is ons niet duidelijk op welk advies van de Commissie mer u doelt in uw vraag. In het advies van de Commissie over de inhoud van het MER van Tata Steel doet de Commissie geen aanbeveling over onafhankelijke en transparante nulmeting. Mogelijk doelt u met op «een onafhankelijke en transparante nulmeting bij Tata Steel» op dit advies van de Commissie: «Huidige (milieu)situatie en autonome ontwikkeling (twee referentiesituaties): breng de huidige milieusituatie in beeld. Beschrijf daarna de milieusituatie inclusief de autonome ontwikkelingen. Dit is nodig zodat duidelijk is wat de milieueffecten zijn in de huidige situatie (het meest recente representatieve jaar voor indiening van het MER), en wat de milieueffecten zijn na de autonome ontwikkelingen, zoals het programma Roadmap Plus en andere ontwikkelingen waarover al is besloten. Doe dit kwantitatief, op basis van geverifieerde data ten aanzien van emissies, immissies en deposities».
Afdeling 16.4 van de Omgevingswet regelt voor welke projecten een MER verplicht is. Uit artikel 16.43 volgt dat het aan de initiatiefnemer (in dit geval Tata Steel) is om het MER op te stellen. Elk MER dient, volgens artikel 11.16, lid 1, sub c, van het Omgevingsbesluit, een beschrijving te bevatten van «de relevante aspecten van de bestaande staat of kwaliteit van het milieu». Dit wordt de «referentiesituatie» of de «nul situatie» genoemd. Een referentiesituatie staat dus ook beschreven in het MER HeraCless/Groen Staal. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 19 ligt het MER op dit moment ter beoordeling bij het bevoegd gezag en de Commissie mer. In Annex 3 van de JLoI wordt beknopt beschreven waar de referentiesituatie op gebaseerd is.
Kunt een actueel overzicht geven van emissies, immissies en deposities bij Tata Steel, conform het advies van Cmmissie mer?
Het advies van de Commissie mer heeft betrekking op de initiatiefnemer van dit project, dus Tata Steel. Er bestaat aan de zijde van de overheid geen integraal overzicht van deze drie aspecten (emissie, immissie en depositie). Deze zijn namelijk belegd bij verschillende instanties. Bedrijven rapporteren over hun jaarlijkse uitstoot (emissie) in het e-MJV. Het e-MJV van Tata Steel is publiekelijk toegankelijk via de website van de OD NZKG en de emissieregistratie. Het RIVM heeft sinds 2020 meerdere depositiemetingen uitgevoerd in de IJmond. De resultaten van deze depositiemetingen zijn in te zien via de website van het RIVM. In de IJmond staat daarnaast een vast luchtmeetnet waarmee de immissie in het gebied wordt gemeten. De rapporten over immissies zijn toegankelijk via de website van de Provincie Noord-Holland.
De Kamer heeft met de motie Teunissen c.s. (Kamerstuk 28 089, nr. 302) al als voorwaarde uitgesproken dat er zo snel mogelijk gezorgd moest worden voor onafhankelijk, continu en fijnmazig meten van gevaarlijke stoffen bij Tata Steel, inclusief het voor handhaving benodigde cameratoezicht en dat deze data zo veel mogelijk openbaar beschikbaar gemaakt moesten worden; waarom is dit niet in de JLoI geregeld en wanneer gaat u dit alsnog regelen?
Zoals ook in de begeleidende Kamerbrief is beschreven, is de maatwerkafspraak een van de stappen die moeten worden gezet richting een groenere en schonere productie van staal in de IJmond. Naast het maatwerktraject lopen er ook nog andere trajecten die hieraan bijdragen, waaronder de Actieagenda Industrie en Omwonenden. In de Kamerbrief van september 2024 is de Kamer geïnformeerd dat er een onderzoek wordt uitgevoerd om in kaart te brengen wat nodig is om onafhankelijke emissiemetingen de standaard te maken binnen het VTH-stelsel, welke verbeteringen er mogelijk zijn ten aanzien van het meten en controleren van schadelijke emissies bij bedrijven die de gezondheid van omwonenden nadelig kunnen beïnvloeden en wat hiervan de voor- en nadelen zijn. Dit betreft zowel metingen bij de bedrijven zelf als specifieke metingen in de omgeving van bedrijven. Ook wordt gevraagd te onderzoeken welke verbeteringen er mogelijk zijn ten aanzien van de transparantie van de meetdata.
De geldende wetgeving legt de verantwoordelijkheid voor het (laten) uitvoeren van geaccrediteerde metingen bij bedrijven zelf. Daarmee is op voorhand al duidelijk dat het aanpassen van de systematiek – zowel landelijk als specifiek voor Tata Steel – een groot aantal technische, financiële, juridische en operationele uitdagingen kent. Daarom wil het kabinet eerst bovengenoemde onderzoeksuitkomsten afwachten voor verdere stappen worden gezet in de uitvoering van deze motie. De onderzoeken van de actieagenda worden momenteel afgerond en de Kamer wordt hier eind dit jaar over geïnformeerd.
Deelt u de mening dat er zonder een breed, voor burgers transparant en onafhankelijk monitoringsysteem geen deal kan komen omdat het de basis vormt om te kunnen controleren of de doelen gehaald worden, aangezien in de JLoI wordt gesproken over de wens om tot een overeenkomst over een monitoringsysteem te komen?
Zoals ook in de JLoI is opgenomen, is het van belang dat er een monitoringssysteem wordt afgesproken als onderdeel van de maatwerkafspraak. Dit monitoringssysteem zal zoals genoemd in artikel 11.5 en 11.12 van de JLoI nog nader besproken en overeengekomen worden voor het sluiten van een maatwerkafspraak.
Wel zijn in de JLoI bepaalde punten in relatie tot monitoring al overeengekomen. Zo is in artikel 12.2 opgenomen dat het bedrijf regelmatig, maar minstens eenmaal per jaar, openbaar verslag zal uitbrengen over de voortgang van het behalen van de afgesproken doelen. Ook is afgesproken dat het bedrijf voor zowel geur als geluid een monitoringsysteem zal opzetten waarvan de data openbaar gemaakt zullen worden (artikel 3.2b, c).
Waarom wordt er pas vanaf 2027 monitoring voor geur en geluid voorzien en kan dit versneld worden?
In artikel 3.2 van de JLoI wordt gesproken over het uitbreiden en versterken van zowel het geur- als geluidsmonitoringsysteem van het bedrijf. Het is dus niet zo dat er momenteel voor geur en geluid geen monitoring is. Geur wordt al enkele jaren gemonitord door zowel Tata Steel als de Provincie Noord-Holland en de OD NZKG met hun netwerken van elektronische neuzen. Sinds 2007 monitort Tata Steel geluid continu met een geaccrediteerd geluidmeetsysteem. Een geluidbeheerssysteem is destijds door de Provincie Noord-Holland als eis opgenomen in de vergunning. De OD NZKG voert ter controle eigen geluidmetingen uit om de grenswaarden uit de vergunning te controleren.
De uitbreiding en versterking van zowel het geur- als geluidsmonitoringsysteem is beoogd voor 2027. De inzet is om uiterlijk eind september 2026 tot een maatwerkafspraak te komen. Er resteert dan slechts 1 kwartaal voordat het jaar 2027 begint, daarom is de deadline van 2027 overeengekomen in de JLoI.
Wanneer wordt de monitoring op de schadelijke stoffen die worden uitgestoten voorzien?
Monitoring op schadelijke stoffen is voor grote industriële bedrijven waaronder Tata Steel al verplicht op grond van wet- en regelgeving, waaronder het Besluit Activiteiten Leefomgeving. Dit vindt dus al plaats. De uitstootcijfers van het bedrijf zijn beschikbaar via het openbaar milieujaarverslag (e-MJV) van het bedrijf. Deze gegevens worden gecontroleerd door de OD NZKG. Tata Steel publiceert zelf het verslag; ook via emissieregistratie.nl worden de gegevens toegankelijk gemaakt.
Klopt het dat het ontbreekt aan een controle- en boetesysteem in relatie tot de emissiereductiedoelen?
De JLoI is nog geen definitieve maatwerkovereenkomst. Er zijn nog een aantal onderwerpen die verdere uitwerking behoeven richting het sluiten van een maatwerkafspraak. In artikel 11 van de JLoI zijn verschillende onderwerpen benoemd die nog niet of nauwelijks in de JLoI zijn opgenomen maar die wel onderdeel zullen zijn van de maatwerkafspraak. In relatie tot de vraag zijn specifiek relevant artikel 11.5 (controlesysteem inclusief effectief strafsysteem) en artikel 11.7 (uitbetalingsregeling in relatie tot te behalen mijlpalen). Het controle en boetesysteem zal dus nog nader uitgewerkt worden in een definitieve maatwerkovereenkomst.
Klopt het dat het alleen door kan gaan als aan veel aannames wordt voldaan zoals de nationale CO2 geeft geen kosten voor Tata Steel, verwerking van staalslakken blijven goedkoop voor het bedrijf, de markt voor groen staal wordt lucratief genoeg voor Tata Steel om te concurreren, nettarieven en overige energiekosten worden gesubsidieerd en de kooksgasfabriek 2 hoeft niet eerder dicht door alle overtredingen?
De JLoI bevat enkele opzeggronden, zowel voor het bedrijf als voor de staat. Het is uiteindelijk aan de ondertekenende partijen om een afweging te maken of er een maatwerkafspraak kan worden gesloten. De opzeggronden geven louter de mogelijkheid om de JLoI tussentijds op te kunnen zeggen.
Hoe garandeert u dat de provincie, nu zij als mede-contractspartij bestuurlijk gecommitteerd is aan het slagen van de langetermijntransitie in de JLoI, in de praktijk volledig onafhankelijk blijft bij het uitvoeren van haar wettelijke taak tot onmiddellijke handhaving – zelfs als strenge handhaving (zoals een stillegging) de afgesproken transitietermijnen en de gehele JLoI in gevaar brengt?
Zoals de vraag terecht aangeeft zijn de taken en verantwoordelijkheden van de provincie wettelijk vastgelegd. In artikel 13 van de JLoI is voor de volledigheid afgesproken dat het bevoegd gezag niet wordt beperkt in haar wettelijke taken. Daarmee is benadrukt dat de gemaakte afspraken de wettelijke taken en verantwoordelijkheden op gebied van toezicht en handhaving niet doorkruisen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden en in ieder geval vóór het plenaire debat over Tata Steel?
Ja.
De staalslakkenkwesties |
|
Geert Gabriëls (GL), Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Wanneer wordt de bodemregelgeving aangepast en worden er in de nieuwe bodemregelgeving ook eisen toegevoegd over uitloging van niet genormeerde relevante stoffen, zoals natrium (Na), calcium (Ca), aluminium (Al), strontium (Sr), titanium (Ti), beryllium (Be) en boor (B) en beïnvloeding van de pH? Zo ja, geldt dat dan voor álle secundaire bouwstoffen?
Nederland heeft een zeer uitgebreid pakket aan stoffen dat genormeerd is. Het gaat om de belangrijkste stoffen die, als ze in verhoogde mate vrijkomen, kunnen leiden tot milieurisico’s of die een indicatie zijn van groepen van stoffen die een milieurisico vormen. Als er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn over de stoffen die van belang zijn om de risico’s van een bouwstof bij toepassing goed in beeld te brengen zal ik dit opnieuw bekijken. Er wordt overigens ook naar het gehele normenkader gekeken bij de herijking van de bodemregelgeving.
Belangrijk om op te merken is dat het ontbreken van specifieke normen voor bepaalde stoffen niet betekent dat hiervoor geen enkele norm geldt. In alle gevallen moet worden voldaan aan de wettelijke zorgplichten die gelden voor het produceren, leveren en toepassen van bouwstoffen. Deze zorgplichten houden in dat degene die bouwstoffen toepast altijd maatregelen moet nemen om milieuschade te voorkomen of te beperken, ook als er geen specifieke norm voor een stof is vastgesteld. Dit geldt dus ook voor parameters als pH en andere stoffen die (nog) niet in de bijlage van het Besluit bodemkwaliteit zijn genormeerd.
Waarom is de bodemregelgeving al zo lang niet meer aangepast, terwijl de omgevingsdiensten aangeven dat de bodemregelgeving hun geen handvatten bood en geboden heeft om goed toezicht te kunnen houden op bijvoorbeeld het gebruik van staalslakken?
In 2019 kwamen signalen naar voren over verontreinigingen bij toepassing van staalslakken. Dit ondanks de informatie in de «Circulaire Toepassing van staalslak en hoogovenslak(zand) in aanvullingen en ophogingen 2005» over het naleven van de wettelijke zorgplichten. Naar aanleiding van signalen is in 2021 besloten RIVM opdracht te geven voor een evaluatie van het normenkader voor de toepassing van bouwstoffen. Deze is in 2024 afgerond en de uitkomsten daarvan zijn meegenomen in de lopende herijking van de bodemregelgeving (die in 2023 van start ging). In de tussentijd is met ingang van 1 januari 2024 de informatieplicht voor producenten aangescherpt. Deze aanscherping heeft plaatsgevonden om de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de wettelijke zorgplichten te verbeteren. Ook is besloten tot invoering van een meldplicht1 die naar verwachting begin 2026 van kracht wordt. Daarmee wordt geborgd dat toezichthouders tijdig op de hoogte zijn en zo nodig vooraf kunnen ingrijpen. In juli 2026 heb ik uit voorzorg besloten om op de pauzeknop te drukken voor risicovolle toepassingen van LD/ELO-staalslakken. Ik heb dit gedaan door middel van een noodregeling. Daarmee zijn vooruitlopend op de herijking van de bodemregelgeving stappen gezet om problemen met de toepassing van staalslakken aan te pakken.
Is er ooit eerder overwogen om de «vrije toepasbaarheid» van staalslakken in te binden en het gebruik aan een meld- of vergunningsplicht te laten voldoen? Waarom wel/niet?
Aanpassen van regelgeving vergt zorgvuldigheid en kost tijd. Het is daarbij belangrijk om te bepalen welke maatregelen effectief zullen zijn. Daarvoor moeten de oorzaken van de problemen bekend zijn. In 2021 is besloten om RIVM opdracht te geven tot een evaluatie van het normenkader voor de toepassing van secundaire bouwstoffen. In deze evaluatie is gekeken naar de oorzaken van de ervaren problemen. Met het oog op de signaalrapportage van ILTv van april 2023 is besloten om, vooruitlopend op de uitkomsten van de evaluatie van het normenkader, door RIVM te laten onderzoeken hoe toezicht op staalslaktoepassingen kan worden versterkt. Dit heeft geleid tot de nog lopende implementatie van de meldplicht. Belangrijk is wederom op te merken dat vrije toepasbaarheid niet betekent dat het toepassen van staalslakken (en andere (secundaire) bouwstoffen) niet aan wettelijke eisen moet voldoen. Dat is wel degelijk het geval. Zie ook het antwoord op vraag 1 en 2.
Bent u bereid een wijziging van bijlage A van de Regeling Bodemkwaliteit 2022 door te voeren en daarbij alle relevante factoren voor gezondheid en milieu toe te voegen, waaronder de pH-waarde van uitloogwater?
In het kader van de lopende herijking van de bodemregelgeving wordt het normenkader onder de loep genomen. Indien uit nieuwe wetenschappelijke inzichten blijkt dat het van belang is om voor bepaalde niet-genormeerde stoffen normen op te nemen en deze normen ook kunnen worden gesteld, gebeurt dat. Echter, uit fase 1 van de herijking, waarin ook de evaluatie van het normenkader door RIVM is betrokken, blijkt dat aangrijpingspunten voor de oplossing van de problematiek niet zozeer liggen in het aanscherpen van uitloognormen voor het product, maar in het verduidelijken/aanscherpen van de regels voor toepassen en het vergroten van het zicht op secundaire bouwstoffen zoals staalslak. Voor pH-effecten geldt dat die sterk afhankelijk zijn van specifieke omstandigheden en dat het normeren daarvan ook (ongewenste) effecten heeft op andere bouwstoffen. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Waarom is de terugvaloptie bij het eventueel vervallen van het tijdelijke gedeeltelijke verbod op het gebruik van staalslakken een invoering van een meldplicht en niet een invoering van een vergunningsplicht vanaf 1 januari 2026?
De invoering van de informatie- en meldplicht was al ingezet ten tijde van de totstandkoming van de tijdelijke regeling. Het invoeren van een vergunningplicht begin 2026 is niet mogelijk qua tijdpad.
De reikwijdte van de meldplicht is overigens breder dan die van de tijdelijke regeling. De meldplicht zal ook gelden voor toepassingen die niet onder de tijdelijke regeling vallen, zoals toepassingen in waterbouw. De regeling is tijdelijk (1 jaar + mogelijk extra 6 maanden), omdat de Omgevingswet en de Wet milieubeheer dit voorschrijven. Op het moment dat de regeling vervalt geldt het dan van toepassing zijnde kader, waaronder de dan ingevoerde informatie- en meldplicht. Verdere aanvullende maatregelen worden de komende tijd bekeken. Zo wordt de optie om een vergunningplicht in te voeren beoordeeld in combinatie met andere opties, zoals een verbod voor bepaalde toepassingen en het opnemen van toepassingsregels.
Bent u bereid om terug te vallen op een totale vergunningsplicht vanaf 1 januari 2026 voor het gebruik van staalslakken?
Zie antwoord op vraag 5. Per 1 januari 2026 een vergunningplicht invoeren is niet nodig, omdat de risicovolle toepassingen nu onder de tijdelijke regeling vallen. Bovendien is het ook niet mogelijk qua tijdpad.
Waarom is er sinds in de circulaire van VROM in 2005 staat dat er milieuschade kan optreden bij het gebruik van staalslakken, niet verder ingegrepen om de bodemregelgeving ten aanzien van uitloging van zware metalen en ongeblust kalk aan te scherpen?
Zie antwoorden op vraag 1 en 2.
Wat vindt u van het feit dat Tata Steel niet eerder zijn risicodocumenten/gevarenclassificatie ten aanzien van het gebruik van staalslakken heeft aangepast en daarmee niet eerlijk is geweest over de impact die staalslakken kunnen hebben op de gezondheid van mens en dier?
Het zijn primair de bedrijven zelf die verantwoordelijk zijn voor de juiste indeling in gevaarklasse en het veilig kunnen gebruiken van de stoffen/mengsels die in de handel worden gebracht. Als hierbij onjuistheden optreden, dan kan hiertegen handhavend worden opgetreden. Zo is de ILT recent gestart met het aanspreken van Tata Steel op de onjuiste indeling onder de EU verordening inzake indeling, etikettering en verpakking (de CLP-verordening).
Kan Tata Steel aansprakelijk gehouden worden voor verwijderingskosten, omdat de gevarenclassificatie niet op orde was en er gezondheidsrisico’s zijn weggelaten?
Als Tata Steel of een tussenpersoon een product levert dat qua kwaliteit of samenstelling niet in overeenstemming is met de afspraken, dan is het aan de afnemer van dat product om eventuele kosten als gevolg daarvan al dan niet te verhalen op de leverancier.
Waarom geeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in zijn communicatie op schrift en via een technische briefing telkens aan dat het niet veel uitmaakt of restproducten van staalproductie de classificatie «afval» of «bijproduct» krijgen, terwijl het hoofd van OmgevingsdienstNL in het rondetafelgesprek van 25 september 2025 aangaf dat het wel degelijk relevant is of een product geclassificeerd wordt als «afval» of als «bijproduct»?
De relevante wetgeving voor de toepassing van staalslakken als bouwstof zijn het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk). De status van een materiaal (afval of niet), is niet relevant voor toepassing als bouwstof onder het Bal, Bbk en Rbk. Dit is een bewuste keuze geweest om ervoor te zorgen dat de eisen die gesteld worden aan de toepassing als bouwstof altijd hetzelfde zijn, ongeacht de status van het materiaal, zie de nota van toelichting op het Bbk (Stb. 2007, 469) en op het Bal (Stb. 2021, 98). Zolang aan de eisen van het Bal, het Bbk en de Rbk wordt voldaan, is dus niet relevant of staalslakken die als bouwstof worden toegepast moeten worden gekwalificeerd als afvalstoffen of dat daaraan niet de status van afvalstof is verbonden. Voor andere zaken kan de status daarentegen wel verschil maken. Denk bijvoorbeeld aan import en export, omgevingsvergunning, transport, opslag.
Is het juist dat er bij de classificatie van het restproduct van staalproductie als «afval» sprake is van het moeten betalen van afvalstoffenbelasting? Zo ja, heeft dit meegespeeld in de beoordeling bij het vormgeven van het rechtsoordeel?
Nee, dat is onjuist. De afvalstoffenbelasting, gebaseerd op de Wet belastingen milieugrondslag, heeft alleen een grondslag om belasting te heffen voor het storten van afval op een stortplaats en het verbranden van afval in een afval(mee)verbrandingsinstallatie waar huishoudelijke afvalstoffen, gemengde bedrijfsafvalstoffen of gemengd sorteerresidu mogen worden verbrand. Bij het toepassen van staalslakken als bouwstof onder het Bbk, is geen sprake van storten of verbranden en daarmee ook niet van het betalen van afvalstoffenbelasting.
De beoordeling in het rechtsoordeel is gebeurd op basis van een toetsing aan de vier Europese voorwaarden voor bijproduct uit de Kaderrichtlijn afvalstoffen, die in Nederland zijn neergelegd in de Wet milieubeheer. Hierbij is geen relatie met de afvalstoffenbelasting. De vraag of er afvalstoffenbelasting zou moeten worden betaald heeft dus niet meegespeeld in de beoordeling van staalslakken bij het opstellen van het rechtsoordeel.
Klopt het dat er bij het opruimen een verschil zit in verantwoordelijkheid wanneer het staalslakkenspul geclassificeerd is als «afval» of als «bijproduct»? Zo ja, wat zijn de verschillen?
Nee. Er is in de praktijk geen verschil in verantwoordelijkheid. Wanneer staalslakken moeten worden opgeruimd vanwege een verkeerde toepassing en er sprake is van (dreigende) milieuschade, kan daar door het bevoegd gezag op basis van de bodem- en afvalregelgeving handhavend tegen worden opgetreden. In zo’n situatie kan het materiaal niet (meer) als bijproduct worden beschouwd, omdat niet aan de daarvoor geldende voorwaarden uit de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen en de Wet milieubeheer wordt voldaan.
Klopt het dat Tata Steel verantwoordelijk is voor alle verwijderings- en saneringskosten in situaties waar de staalslakken toch als afvalproduct moeten worden geclassificeerd?
Die is niet generiek aan te geven. In algemene zin is de toepasser verantwoordelijk voor juiste toepassing conform de regels, ongeacht of het materiaal afval is of niet. Er moeten altijd maatregelen worden genomen als blijkt dat er milieuschade heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden. Naast de toepasser heeft de producent of leverancier ook verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld waar het gaat om het vermelden van informatie op de milieuverklaring en de zorgplicht van artikel 9.2.1.2 van de Wet milieubeheer. Indien dit niet of onvoldoende gebeurt kan hierop worden gehandhaafd.
Waarom is er in de technische briefing van dinsdag 23 september 2025 aangegeven dat het voorleggen van een totaalverbod aan «Europa» juridisch moeilijk te onderbouwen is, terwijl er een onderzoek uit 2007 ligt van dhr. Van der Sloot, waarin staat dat milieuschade niet direct afhangt van de dikte van de laag en er dus ook juridische onderbouwing is voor optreden van milieuschade bij gebruik van pakketten staalslakken onder de 50 cm dikte?
Voor een tijdelijke regeling op basis van het voorzorgbeginsel moet een directe aanleiding zijn. Het instrument is nadrukkelijk alleen bedoeld voor bijzondere omstandigheden, waarin het volgen van de normale wettelijke procedure voor het vaststellen van een algemene maatregel van bestuur te veel tijd zou kosten. Het laatste signaal van de ILT was, bovenop de eerdere signalen en rapporten, een directe aanleiding om maatregelen te treffen vooruitlopend op maatregelen die voortkomen uit de herijking van de bodemregelgeving.
Dit signaal ging over toepassingen van meer dan een halve meter. Voor toepassingen onder de 0.5 meter is op dit moment onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing om hiervoor een tijdelijk verbod in te stellen. Dat wil echter niet zeggen dat er geen risico’s bestaan bij toepassingen van maximaal 0,5 meter. Daarom is met inachtneming van het voorzorgsbeginsel voor deze toepassingen een vergunningplicht geïntroduceerd.
Waarom is ervoor gekozen om enkel het gevaar van gebruik van staalslakken in pakketten dikker dan 50 cm te onderbouwen, terwijl uit het rapport van Van der Sloot blijkt dat milieuschade niet van de dikte van het verticale pakket afhangt maar onder andere van het horizontale gebruik, de oppervlakte, van het pakket?
Met de normen in de bodemregelgeving is vastgelegd wat een acceptabele uitloging is voor mens en milieu. Daarbij is uitgegaan van een standaard bouwstof met een toepassingsdikte van eenhalve meter. Bij een toepassing van meer dan een halve meter is het niet meer gegarandeerd dat aan de uitlogingsnormen wordt voldaan. Daarnaast is de hoge pH bij staalslakken een gevolg van de aanwezigheid van vrije kalk. Vrije kalk (ongebluste en gebluste kalk) is reactief en verandert in normale kalk of andere materialen vergelijkbaar met uitgehard cement. Als dunne lagen worden toegepast van staalslakken gaat de omzetting van vrije kalk sneller en neemt het pH effect eerder af. In april 2025 heeft de ILT een signaal uitgebracht dat gebaseerd is op toepassingen van meer dan een halve meter. De conclusie is dat risico’s om milieuschade bij de toepassing van LD-staalslakken te voorkomen onvoldoende worden beheerst. Daarbij wordt gesteld dat hoe dikker de laag, hoe groter de kans is dat milieuschade optreedt. Dat wil niet zeggen, zoals bij het antwoord op vraag 14 benoemd, dat risico’s zijn uit te sluiten bij toepassingen minder dan 0,5 m. Daarom is in de tijdelijke regeling met inachtneming van het voorzorgsbeginsel voor deze toepassingen een vergunningplicht geïntroduceerd.
Wordt op dit moment onderzocht of een verbod op basis van artikel 128 lid 2 REACH tot de mogelijkheden behoort, omdat het hier gaat om permanente beperkende maatregelen in situaties dat REACH zelf geen aanvullende regels bevat over de toepassing van een chemische stof?
In juli is besloten uit voorzorg om met onmiddellijke ingang een nationaal verbod en een vergunningplicht op een deel van de toepassingen van staalslakken af te kondigen. Op basis van artikel 23.6a Omgevingswet kan een dergelijke regeling een maximale duur hebben van een jaar, te verlengen met maximaal een half jaar. Dit besluit ligt nu ter goedkeuring voor bij de Europese Commissie op basis van artikel 129 REACH. De Europese Commissie heeft recent aangekondigd aanvullende vragen te hebben bij de notificatie waardoor de 60 dagen reactietermijn van de Europese Commissie nog niet is gestart.
Gelijktijdig vindt op dit moment onderzoek plaats naar een permanente oplossing waarbij, indien de Europese Commissie goedkeuring verleent, de voorkeur uitgaat naar een harmoniserende maatregel die in alle EU-lidstaten geldig is.
Klopt het dat er geen aanvullende voorschriften over bijvoorbeeld gebruik vanuit REACH zijn voorgeschreven voor staalslakken, omdat staalslakken niet in bijlagen XVII van REACH genoemd staan?
Nee, dat klopt niet, zie ook het antwoord op vraag 16. De hoeveelheid informatie die in het algemeen onder REACH moet worden geregistreerd is afhankelijk van een aantal zaken zoals de hoeveelheid van een stof (staalslakken) die wordt geproduceerd, de gevaareigenschappen van de stof en de wijze van gebruik. Indien een stof gevaareigenschappen heeft, moet dit in het registratiedossier tot uiting komen. Het registerende bedrijf moet dan instructies voor veilig gebruik opnemen in de registratie en hierover aan afnemers communiceren via een Veiligheidsinformatieblad. Dus ook zonder een restrictie (opname in bijlage XVII REACH) kan een registratie al informatie bevatten met voorschriften betreffend veilig gebruik. Dat maakt dat een juiste indeling van gevaareigenschappen belangrijk is.
Kunt u uitsluiten dat er een significante invloed is van het gebruik van staalslakken op het Natura 2000-gebied de Westerschelde?
De projecten van Rijkswaterstaat in de Ooster- en Westerschelde worden getoetst aan de natuurregelgeving. Voor «een activiteit van het Rijk die nodig is voor de ontwikkeling, werking en bescherming van de hoofdwateren» – is de Staatssecretaris van LVVN het bevoegd gezag voor de beoordeling van een vergunningaanvraag als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder e, van de Omgevingswet. Voor eerdere projecten van Rijkswaterstaat in de betreffende gebieden zijn destijds natuurvergunningen verleend. Hierbij is ook het gebruik c.q. de toepassing van staalslakken beoordeeld. Daarbij is voldoende zekerheid verkregen dat het project niet zal leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betreffende Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect zal hebben op de soorten, waarvoor de betreffende gebieden zijn aangewezen.
Wat is het gevolg als een rechter toch oordeelt dat niet vaststaat dat staalslakkengebruik in grote wateren geen significant effect heeft op Natura 2000-gebieden, zoals de Scheldes?
Op het toekomstig oordeel van het bevoegd gezag of een rechter kan ik niet vooruitlopen.
Wat gaat u doen met alle staalslakken die nu al in Nederland liggen in pakketten groter dan 50 cm, nu erkend wordt dat het gebruik van die dikke pakketten staalslakken (boven de 50cm) tot milieuschade kunnen leiden?
De tijdelijke regeling heeft geen terugwerkende kracht: eerdere toepassingen vallen niet onder het verbod. Bestaande toepassingen blijven onder toezicht van het bevoegd gezag. Bij nadelige effecten kan op basis van het wettelijk kader, inclusief de zorgplicht, worden opgetreden. Lokale GGD’s kunnen betrokken zijn bij gezondheidskundige risicobeoordeling in situaties waar bewoners blootstaan aan mogelijk schadelijke effecten. Ik werk samen met medeoverheden al aan een gezamenlijke aanpak voor bestaande toepassingslocaties van staalslakken. Dat doen we via het BO Bodem, waarin IPO, VNG en UvW zijn vertegenwoordigd.
Klopt het dat hydraulisch menggranulaat door elke particulier nu gekocht kan worden en gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld de tuin of oprit?
Ja, dat kan. Het is wel de verantwoordelijkheid van de leverancier om informatie aan te leveren over verantwoord gebruik. In algehele zin is de verkoop aan particulieren niet gereguleerd door de tijdelijke regeling. Ook valt niet elke toepassing van staalslakken als bouwstof onder de reikwijdte van de regeling. Ik bezie nog of hier aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn.
Kunt u uitsluiten dat het gebruik van staalslakken in een percentage lager dan 20 procent in menggranulaat niet schadelijk is voor de gezondheid? Zo nee, waarom valt hydraulisch menggranulaat met staalslak dan niet onder het verbod?
Hydraulisch menggranulaat is zowel nationaal als internationaal een veel gebruikte bouwstof. Menggranulaat bestaat uit metselwerk- en betonpuin. Aan het menggranulaat wordt een stabilisator toegevoegd. Het aandeel daarvan ligt tussen de 5–20%. De stabilisator bestaat uit gegranuleerde hoogovenslak, LD-staalslak, elektro-ovenslak of een mengsel hiervan. Dit materiaal, hydraulisch menggranulaat, is een standaard funderingsmateriaal voor wegen, en met name zeer geschikt voor de fundering van zwaar belaste wegen. Blijvende professionele toepassingen van hydraulisch menggranulaat vinden altijd plaats onder verhardingen en in hoeveelheden die nodig zijn om de benodigde sterkte van de fundering te verkrijgen. Ik heb geen aanwijzingen dat er sprake zou zijn van negatieve milieu- of gezondheidseffecten bij de toepassing van hydraulisch menggranulaat.
Bent u bereid alsnog uitvoering te geven aan de vraag van de Kamer om een totaalverbod, door in aanbestedingen bij weg- en waterbouwwerken als criterium te stellen dat er geen gebruik gemaakt wordt van staalslakken? Waarom wel/niet?
Ik zie geen reden om de reikwijdte van de tijdelijke regeling uit te breiden.
In het commissiedebat heb ik toegelicht waarom niet is gekozen voor een totaalverbod. Ik verwijs hier naar de vier overwegingen die ik daar heb benoemd:
Wat vindt u ervan dat Tata Steel Nederland aangeeft dat ze nog net zoveel staalslakken afzet als vóór het tijdelijke verbod en dat deze nu worden ingezet in pakketten van kleiner dan 50cm, die niet onder het verbod vallen en waarvan is aangetoond dat deze óók milieuschade opleveren?1
Het is mij niet bekend waar Tata het materiaal afzet. Er is geen verbod op export. Ook kunnen staalslakken worden toegepast in vormgegeven bouwstoffen en is het mogelijk om staalslakken toe te passen als waterbouwslak. Tot slot is met de tijdelijke regeling een vergunningplicht geïntroduceerd voor toepassingen van niet-vormgegeven bouwstoffen met daarin meer dan 20% staalslak op of in de landbodem van minder dan een halve meter en op locaties waar direct contact niet mogelijk is. Dergelijke toepassingen zijn dus nog steeds mogelijk, maar alleen indien de toepasser hiervoor over een vergunning beschikt. Dat betekent dat de toepasser in een aanvraag voor een vergunning moet aantonen dat de juiste maatregelen worden getroffen. Het bevoegd gezag toetst de aanvraag en neemt hierop een besluit.
De aanwezigheid van de staatssecretaris bij het Rivierkreeftendiner en het aangekondigde verbod op het levend koken van kreeften en krabben |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat u afgelopen dinsdag aanwezig was bij het zogenoemde Rivierkreeftendiner?1 Heeft u daar zelf kreeft gegeten?
Ik kan bevestigen dat ik aanwezig was bij dit diner. De focus van het diner zag op het bestrijden van invasieve uitheemse rivierkreeften. Op dit diner werd ook rivierkreeft geserveerd, en die heb ik gegeten.
Kunt u bevestigen dat u momenteel werkt aan de uitvoering van een door de Kamer aangenomen motie van de leden Kostic en Graus (Kamerstuk 28 286, nr. 1362) waarin de regering wordt opgedragen een verbod in te voeren op het levend koken van kreeften en krabben? Kunt u tevens bevestigen dat het de planning is om dit verbod binnen één jaar in werking te laten treden (Kamerstuk 28 286, nr. 1377)?
Ja, ik werk momenteel aan de uitvoering van deze motie en verwijs naar de brief van 15 januari jl. waarin ik uw Kamer over de uitvoering van deze motie heb geïnformeerd (Kamerstuk 28 286, nr. 1377). Zoals ik in deze brief heb aangegeven ben ik dit jaar -2025- bezig met een verkenning hoe dit verbod zo goed mogelijk vorm te geven. Dit jaar gebruik ik met name om, in afstemming met de horecasector, tot afspraken te komen over alternatieve methoden die praktisch toepasbaar zijn in horecakeukens. 2026 zal in het teken staan van het wijzigen van de regelgeving.
Eind dit jaar zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken en over de verdere planning van dit verbod, ook wat betreft de inwerkingtreding van dit verbod. Conform de motie zal dit in ieder geval eerder zijn dan binnen 4 jaar, waarbij mijn inzet erop gericht is de regelgeving al volgend jaar te wijzigen zodat het verbod in 2026 in kan gaan.
Herinnert u zich dat u eerder aan de Kamer heeft geschreven dat kreeften pijn voelen wanneer zij levend worden gekookt (Kamerstuk 28 286, nr. 1377) en dat u in een debat heeft geïmpliceerd dat levend koken geen «humane dodingsmethode» is?2
Ja, dat herinner ik mij en dat onderschrijf ik ook nu.
Kunt u aangeven op welke wijze de kreeften bij het Rivierkreeftendiner zijn gedood?
Het is mij niet bekend op welke wijze de rivierkreeften zijn gedood, die tijdens dit diner zijn geserveerd.
Acht u het gepast dat u als verantwoordelijk Staatssecretaris deelneemt aan een diner waar dieren op een manier worden gedood die u zelf eerder als pijnlijk hebt omschreven en waarvoor u, op verzoek van de Kamer, een verbod uitwerkt, indien de kreeften bij het diner levend zijn gekookt?
Als Staatssecretaris ben ik ook verantwoordelijk voor de regelgeving rondom invasieve exoten. Zoals in antwoord 1 beschreven lag de focus van dat diner op het bestrijden van invasieve uitheemse rivierkreeften, daarom was ik aanwezig.
Wat denkt u dat het doet met het draagvlak voor het aangekondigde verbod als de verantwoordelijk bewindspersoon die het moet invoeren, kort voor de ingangsdatum publiekelijk bijdraagt aan een diner waar kreeften levend zijn gekookt?
Zoals benoemd in vraag 4 ben ik niet op de hoogte van de toegepaste dodingsmethode. En zoals hierboven benoemd lag de focus van dit diner op de bestrijding van uitheemse rivierkreeften.
Momenteel ben ik in gesprek met de horecasector om tot afspraken te komen die ook werkbaar zijn in de praktijk van de horecakeuken. Ik wil dit proces zorgvuldig doorlopen. Daarnaast dient ook regelgeving te worden aangepast. Dit traject zal dan ook enige tijd vergen. Ik wil wel benadrukken dat ik mij ervoor inzet dat het verbod in 2026 van kracht wordt.
Heeft u er tijdens het diner bij stilgestaan dat de kreeften ernstig hebben geleden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in de beantwoording op eerdere vragen heb aangegeven ben ik niet bekend met de bereidingswijze én lag de focus van het diner op de bestrijding van de uitheemse rivierkreeften. Het lijden van kreeften is een probleem dat breder speelt in de horeca. Om die reden hecht ik aan een zo spoedig mogelijke afhandeling van de motie van de leden Kostic en Graus
Kunt u toezeggen dat u, in ieder geval zolang u nog Staatssecretaris bent, geen kreeften en krabben meer zult eten die levend zijn gekookt? Zo nee, waarom niet?
Ik sta achter dit verbod en zal daarom zo spoedig mogelijk de motie van de leden Kostic en Graus uitvoeren.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
De uitspraken van de minister over regenboogsymbolen en hakenkruizen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Moes |
|
|
|
|
Weet u nog dat u naar aanleiding van het bericht «Regenboogzebrapad in Appingedam nog voor opening beklad met hakenkruis en leuzen» van de Telegraaf de volgende tweet heeft geplaatst: «Zo werkt polarisatie. Jammer, van beide kanten jammer»?1
Ja.
Wat bedoelde u precies met die reactie en «beide kanten» en «polarisatie»?
Zoals ik recent meermaals heb aangegeven, wilde ik zeggen dat het onderwerp gepolariseerd is. Ik wilde nooit bedoeld of onbedoeld mensen pijn doen. Ik vind het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn. Daar sta ik voor. Ik verwijs graag naar mijn brief aan uw Kamer op dinsdag 9 september jongstleden waarin ik dit schriftelijk verder heb toegelicht.
Welke beide kanten zijn er in deze situatie waarbij een symbool van liefde en jezelf zijn wordt beklad met een hakenkruis?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de enige juiste reactie op het bekladden van een regenboogsymbool met een hakenkruis, een keiharde aanpak en veroordeling is van de bekladders en dat er verder geen twee kanten aan het verhaal zijn? Zo nee, wat is dan precies uw opvatting?
Ik sta voor gesprek en open dialoog. Daarom keur ik iedere vorm van vandalisme of intimidatie altijd af.
Biedt u uw excuses aan de hele LHBTQIA+ gemeenschap en Joodse gemeenschap omdat u niet meteen ondubbelzinnig en zonder kanttekeningen het bekladden van een regenboogpad heeft veroordeeld?
Zie het antwoord op vraag 2.
Weet u nog dat u op vragen hierover destijds antwoordde: «De kant die bedacht heeft dat daar zo'n regenboogpad moet komen en daarmee volledig de belevingswereld van veel jongeren daar negeert (misschien zelfs provoceert) en de kant die daar dan met hakenkruizen tegenin gaat.» Staat u nog steeds achter deze woorden? Zo nee, wat bedoelde u dan hiermee precies en biedt u hiervoor uw excuses aan?2
Zie het antwoord op vraag 2.
In een toelichting zei u het jammer te vinden dat de twee groepen «zo ver van elkaar af staan»; begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend, op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?3
Zie het antwoord op vraag 2.
In reactie op een statement van zes politieke fracties uit de Groningse provinciale staten stelt u: «Ik sta voor mijn woorden, ik heb niks verkeerd gezegd. Mijn enige punt is dat zo’n regenboogzebra niet het handigste middel is om discriminatie en onveiligheid te bestrijden. Omdat het inderdaad júist de groepen die je wilt bereiken, wegjaagt.» Staat u nog steeds achter deze specifieke uitspraak en dus achter uw woorden van toen of biedt u ook hiervoor uw excuses aan?4
Als Minister sta ik achter het regeringsbeleid. Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer om mijn uitingen van voor mijn ministerschap te duiden.
In een radiointerview vertelde u: «Polarisatie werkt zo: je hebt twee partijen die tegenover elkaar staan en niet willen toegeven. Dat heb ik willen aankaarten.» Wat bedoelde u hiermee en begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?5
Zie het antwoord op vraag 2.
Vindt u het normaal dat u regenboogsymbolen problematiseert terwijl ze met hakenkruizen en haatleuzen zijn beklad?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u vertellen wat u weet over de geschiedenis van het regenboogsymbool en de belangrijke betekenis ervan in de beweging voor LHBTQIA+ rechten?
Sinds de vorige eeuw zijn er politieke en maatschappelijke veranderingen geweest die de emancipatie van mensen uit de LHBTQIA+ gemeenschap hebben gestimuleerd. Zo is homoseksualiteit niet meer strafbaar sinds 1971. Als Minister vind ik het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn.
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap belangrijk vindt en ziet als een betekenisvol symbool van liefde en respect voor het recht van iedereen om zichzelf te zijn, dat een plek in de publieke ruimte verdient?
Als Minister vind ik het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn. Ik sta achter het kabinetsbeleid.
Kunt u schetsen of u begrijpt wat de meerwaarde is van regenboogsymbolen in de politieke ruimte?
Zie het antwoord op vraag 12.
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap in welke vorm dan ook nooit de schuld geeft van welke vorm van polarisatie en haat dan ook?
Zie het antwoord op vraag 2.
Op 5 september stelt u dat u «de formulering heeft teruggenomen» en «ik snap heel goed dat er mensen zijn die dat wel als provocerend of als pijnlijk hebben ervaren. En het is natuurlijk netjes als je dan sorry zegt. En bij dezen doe ik dat ook.» Hoe rijmen deze woorden met al uw bovengenoemde uitspraken waarbij excuses juist uitbleef?6
Zie het antwoord op vraag 2.
Waar zegt u precies sorry voor; dat mensen uw woorden als «provocerend en pijnlijk hebben ervaren» of dat u destijds heeft laten zien geen enkel verstand te hebben van LHBTQIA-worstelingen en het belang van het regenboogsymbool en dat u de suggestie heeft gewekt dat er twee kanten aan het verhaal zitten bij het bekladden van een regenboogpad met een hakenkruis?
Zie het antwoord op vraag 2.
Waarom heeft u al die tijd sinds het incident met de hakenkruis geen excuses aangeboden richting LHBTQIA+ en Joodse gemeenschap en bleef u verwijzen naar twee groepen en polarisatie?
Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer om mijn uitingen van voor mijn ministerschap te duiden.
Begrijpt u dat u nu totaal niet geloofwaardig meer bent en het er nu ernstig op lijkt dat u alleen uw eigen positie probeert te redden?
Nee.
Kunt u deze vragen één voor één en met spoed beantwoorden, maar uiterlijk vóór het volgende OCW-tweeminutendebat aanstaande donderdag?
Ik begon het tweeminutendebat Cultuur op dinsdag 9 september jongstleden met een mondelinge toelichting over mijn eerdere uitingen. Diezelfde avond heb ik tevens een brief naar uw Kamer gestuurd met een schriftelijke reactie op een verzoek van het lid Westerveld (GL-PvdA). Eveneens heb ik aangegeven altijd bereid te zijn in gesprek te treden, ook met uw Kamer.
Een groen en gezond alternatief voor de huidige plannen van Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Wijmond. Een business case voor alternatieve invulling van het terrein van Tata Steel IJmuiden»?1
Ja, de Minister van Klimaat en Groene Groei (KGG) en ik hebben dit rapport voor de zomer ontvangen tijdens een gesprek met omwonenden. Ook ambtelijk is dit rapport bekend: de ministeries staan in nauw contact met alle betrokkenen, waaronder omwonenden- en milieuorganisaties.
Weet u nog dat verschillende economen ervoor hebben gewaarschuwd dat belastinggeld geven aan het huidige «Groen Staal Plan» grote risico’s met zich meebrengt voor de belastingbetaler en verspilling van belastinggeld zou kunnen betekenen?2 Welke garanties kunt u bieden dat het plan haalbaar is?
Dit signaal is bekend. Het doel van de maatwerkafspraak met Tata Steel is, naast de realisatie van schone en groene staalproductie in de IJmond, juist ook om een duurzaam verdienmodel te realiseren. Er moet zicht zijn op winstgevendheid van de onderneming, voordat een eventuele subsidie toegekend wordt. Het Groen Staal-plan betreft een zeer omvangrijke investering van Tata Steel Nederland (TSN) en het moederbedrijf Tata Steel Limited (TSL). Het bedrijf zal niet investeren zonder zicht op een langetermijnverdienmodel. In dat licht wordt ook verwezen naar uitspraken van de bestuursvoorzitter van TSL.3
Daarnaast zijn strenge voorwaarden verbonden aan een subsidie die verleend wordt door de overheid. Op basis van de Europese regels voor staatssteun voor verduurzaming geldt dat steun niet ingezet mag worden om een verlieslatend bedrijf overeind te houden. De Europese Commissie toetst hier streng op. Verder biedt de maatwerkafspraak ook de mogelijkheid voor de overheid om afspraken te maken over de beheersing van mogelijke risico’s.
Aangezien met het huidige plan van Tata Steel we nog decennia afhankelijk blijven van aardgas, vindt u dat de best optie om geld van burgers in te investeren?
Ja, het huidige plan is nog steeds de betere optie van de onderzochte scenario’s uit het rapport van Wijers en Blom4. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 beoogt het kabinet schone en groene staalproductie die financieel levensvatbaar is. Het kabinet stuurt aan op een goede afweging hierin. De inzet van aardgas is een tussenfase in de transitie naar groen staal. In deze tussenperiode wordt gewerkt aan de beschikbaarheid van voldoende betaalbare, beschikbare en betrouwbare groene, hernieuwbare energie. Door deze noodzakelijke tussenstap neemt de kans toe dat de omvangrijke transitie doorgemaakt zal worden. Het uitsluiten van het gebruik van aardgas zou ertoe kunnen leiden dat de verduurzaming en dus ook de gezondheidswinst voor omwonenden pas veel later of niet wordt gerealiseerd.
Ziet u ook in dat Nederland met het huidige plan van Tata sowieso afhankelijk blijft van verre (niet-Europese) landen voor schadelijk aardgas en ijzererts?
TSN importeert op dit moment aardgas en ijzererts vanuit zowel Europese als niet-Europese landen. Het is ook in de transitie een economische en strategische afweging van het bedrijf zelf om al dan niet de benodigde ijzererts en aardgas te importeren ten behoeve van de staalproductie, en zo ja, waarvandaan het bedrijf dat doet.
Heeft u kennis genomen van het advies van de onafhankelijke Expertgroep Gezondheid IJmond dat voor het goed borgen van gezondheid van omwonenden in de maatwerkafspraken er een garantie moet komen voor een reductie van 90% voor PAK’s, benzeen en een selectie aan metalen? Klopt het dat dat met het huidige plan waarover het kabinet onderhandelt niet gerealiseerd en gegarandeerd wordt, ondanks oproepen van de Kamer om dat wel te regelen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld5 zal naar verwachting sprake zijn van een forse reductie van PAK’s en benzeen, maar waarschijnlijk niet 90%. Er zou dan dus nog een restopgave overblijven. Die zou deels worden gerealiseerd na 2030 als gevolg van de verdere verduurzaming van het bedrijf (na het vervangen van de resterende hoogoven en kooksgasfabriek). Het kabinet kan in het openbaar geen verdere mededelingen doen over wat onderdeel is van de onderhandelingen over maatwerkafspraken.
Wat is uw reactie op het rapport «Wijmond. Een business case voor alternatieve invulling van het terrein van Tata Steel IJmuiden»? Wat vindt u van de verschillende bouwstenen in het rapport?
Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van het rapport. De bouwstenen zijn interessante denkrichtingen die veelal bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen waar het kabinet aan werkt: voldoende betaalbare woningen, ruimte voor Defensie, de energietransitie en natuurherstel. Tegelijkertijd neemt het rapport als vertrekpunt dat TSN op korte termijn zal krimpen of sluiten, terwijl het bedrijf juist inzet op het Groen Staal-plan. Die inzet, met versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving, is ook de inzet van het kabinet voor de onderhandelingen over maatwerkafspraken.
Overigens wil ik nog meegeven dat Tata Steel zelf eigenaar is van het terrein. Ook als er geen maatwerkafspraak komt, is het primair aan het bedrijf zelf om mogelijke alternatieve invulling van het terrein te wegen.
Kunt u per scenario grondig onderbouwd toelichten welke potentie u daarin ziet?
In een eerder stadium zijn diverse scenario’s door Wijers en Blom onderzocht en door het kabinet gewogen6. De uitkomst van die weging is dat het kabinet inzet op maatwerkafspraken die de verduurzaming van TSN mogelijk helpen maken, met versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving. Daarom is het niet opportuun om nu nieuw onderzoek te doen naar de potentie van deze alternatieve denkrichtingen.
In het rapport komen veel aspecten aan de orde, maar nader onderzoek zou nodig zijn om te kunnen spreken van echte business cases of een volwaardige maatschappelijke kosten-batenanalyse. De scenario’s zijn interessant maar rusten ook op een aantal cruciale aannames, zoals over de bereidheid van TSN om op korte termijn te krimpen of te sluiten, en over mogelijke kosten van bodemsanering (zie ook het antwoord op vraag 10). Deze aannames zijn voor rekening van de auteur van het rapport.
In hoeverre neemt u de bevindingen uit dit rapport mee in de lopende onderhandelingen met Tata Steel over de maatwerkafspraken?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 6 bevat het rapport ideeën voor een hypothetisch scenario waarin TSN op korte termijn zou krimpen of sluiten. Dat is echter niet de inzet van de onderhandelingen over maatwerkafspraken.
Heeft u kennis van genomen dat het Wijmond-rapport de financiële situatie van Tata Steel, de juridische procedures en de marktvooruitzichten als factoren benoemt die een onsuccesvolle transitie en mogelijke sluiting van de fabriek tot gevolg kunnen hebben? Deelt u deze conclusie en zijn er, naast het Groen Staalplan, ook alternatieve plannen voorbereid voor het geval Tata Steel de deuren sluit?
Ja, de analyse over deze punten in het Wijmond-rapport is bekend. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 2 hebben het kabinet en het bedrijf zelf als doel om de transitie naar schone en groene staalproductie in de IJmond te realiseren. Ik deel in zoverre de conclusie dat deze transitie essentieel is voor het toekomstperspectief van het bedrijf in Nederland. De overheid en het bedrijf zijn juist om die reden intensief in gesprek om deze transitie daadwerkelijk mogelijk te maken. Het rapport van Wijers en Blom gaat ook in op alternatieve plannen voor het Groen Staal-plan. De sluitingsroute werd als ongunstig beoordeeld, met zeer hoge financiële en uitvoeringsrisico’s. Het kabinet kiest, mede gelet op de economische en strategische waarde, voor behoud van staalproductie in de IJmond. Om die reden wordt de sluitingsroute niet verder uitgewerkt.
Heeft u er kenis van genomen dat volgens de studie de kosten voor de sloop en sanering van het terrein naar schatting 2 tot 4 miljard euro bedragen, wat aanzienlijk lager is dan de 12 miljard euro die eerder in de media is genoemd? Erkent u deze inschatting?
Het rapport noemt een bandbreedte van 1,7 miljard tot 7,3 miljard euro; daarbinnen schat de auteur dat de kosten 2 tot 4 miljard zouden bedragen (p. 81). Uit het rapport blijkt niet duidelijk hoe deze berekening en inschatting tot stand zijn gekomen. De berekening en inschatting zijn voor rekening van de auteur van het rapport.
Kent u de motie van de leden Kostic en Soepboer, waarbij het kabinet de opdracht kreeg om sterker te borgen dat vervuilers zelf de kosten van de schade die ze met vervuiling veroorzaken gaan betalen, en niet de belastingbetaler?3
Ja. Zoals eerder in reactie op de motie aangegeven8 is het principe «de vervuiler betaalt» voldoende geborgd in de regelgeving.
Erkent u dat Tata Steel aansprakelijk is voor de bodemvervuiling op het terrein en dus zelf moet betalen voor de bodemsanering? Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat Tata Steel gaat betalen voor de enorme vervuiling die ze hebben veroorzaakt, in plaats van de gewone burger?
Het klopt dat ieder bedrijf aansprakelijk is voor de bodemvervuiling die het veroorzaakt. In de eerdere brief over de bodemvervuiling op het TSN-terrein wordt uitgebreid ingegaan op het verschil tussen historische vervuiling en vervuiling door TSN9. Het kabinet zet in op maatwerkafspraken die de verduurzaming en het schoner maken van de staalproductie van TSN mogelijk helpen maken, met versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving. Toekomstige bedrijfsactiviteiten zullen moeten voldoen aan de relevante wet- en regelgeving, zoals vergund door het bevoegd gezag. Dat geldt ook voor eventuele eisen aan de bodemkwaliteit op het terrein.
Heeft u er kennis van genomen dat het rapport stelt dat het scenario «Stad in de duinen», met de bouw van 30.000 tot 40.000 woningen, inkomsten kan genereren van 4 tot 5 miljard euro die kunnen helpen bij het dekken van saneringskosten. Kunt u toelichten hoe de overheid dit potentieel zou kunnen benutten?
Het rapport biedt interessante denkrichtingen voor de situatie waarin TSN op korte termijn zou krimpen of sluiten. In dat hypothetische geval kunnen de geschetste scenario's bijdragen aan de huidige uitdagingen rond de kwaliteit van de leefomgeving, schaarste aan woonruimte en druk op werklocaties in het Noordzeekanaalgebied. Het gaat echter om hypothetische scenario’s die niet aan de orde zijn en die deels gestoeld zijn op belangrijke aannames, zoals ook aangegeven in de antwoorden op vragen 6, 7, 8 en 9. Daar komt bij dat er in het gehele Noordzeekanaalgebied sprake is van een schaarste aan ruimte voor economische activiteiten en het uitgangspunt is om bestaande ruimte voor de economie te behouden10.
Kunt u toelichten hoe u kijkt naar de potentiële bijdrage van het Wijmondplan aan de oplossing van de wooncrisis?
Ik wil nogmaals benadrukken dat TSN de eigenaar is van het terrein. Ook als er geen maatwerkafspraak komt, is het primair aan het bedrijf zelf om mogelijk alternatieve invulling van het terrein te wegen.
Op zichzelf staand zouden 30.000 tot 40.000 extra woningen in positieve zin bijdragen aan het woningtekort. In de woondeal van de Metropoolregio Amsterdam zijn echter voldoende locaties afgesproken waarmee de woningbouwambitie van de regio kan worden ingevuld tot en met 2030. Het benutten van de locatie van TSN kent, zoals in het Wijmond-rapport ook aan de orde komt, financiële en uitvoeringsrisico’s, onder meer vanwege de bodemverontreiniging. Deze locatie zou bovendien pas op de lange termijn tot ontwikkeling kunnen komen en is daarmee geen oplossing voor de wooncrisis op de korte termijn. Tot slot is de potentiële bijdrage zoals gezegd hypothetisch van aard en deels gestoeld op een aantal belangrijke aannames, zoals ook aangegeven in de antwoorden op vragen 6, 7, 8, 9 en 13.
Heeft u er kennis van genomen dat het scenario «Natuur- en innovatiegebied» in het rapport aangeduid wordt als de meest maatschappelijk rendabele optie vanwege de baten van natuur, meer werkgelegenheid en lagere zorgkosten? Wat is uw onderbouwde visie op het prioriteren van maatschappelijke baten?
Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van deze denkrichting in het rapport. De aanname dat bedrijven die elders in Nederland gevestigd zijn naar dit gebied willen verhuizen, lijkt echter te optimistisch. Verschillende steden zijn innovatiedistricten en campussen aan het opzetten. Daarbij blijkt het verleiden van bedrijven om te verplaatsen een uitdaging. Ook dient voorkomen te worden dat een nieuw in te richten innovatiedistrict gaat concurreren met bestaande en in ontwikkeling zijnde gebieden binnen dezelfde regio.
Bent u het eens met de conclusie van de studie dat dat het Groen Staalplan de minst aantrekkelijke optie is wat betreft maatschappelijke baten? Welke andere scenario’s worden meegenomen in de besluitvorming?
Het kabinet deelt deze conclusie niet. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vragen 6, 7, 8 en 9 zet het kabinet, op basis van eerdere onderzoeken en besluitvorming11, in op het Groen Staal-plan. Deze route wordt nader uitgewerkt en maakt het mogelijk om schoon en groen staal te produceren in de IJmond, waardoor de economische en strategische waarde daarvan wordt behouden voor Nederland en Europa.
Bent u bereid te stoppen met de onderhandelingen met Tata Steel, gebaseerd op het achterhaalde, kostbare en risicovolle (voor milieu, gezondheid en belastingebetaler) Groen Staal Plan? Zo nee, waarom gokt u met geld van belastingbetalers?
Nee, het kabinet is niet bereid om de onderhandelingen te stoppen. Het kabinet zet juist in op een verantwoorde en zorgvuldige besteding van belastinggeld, zoals ook aangegeven in de beantwoording van vragen 2 en 3. Deze inzet moet juist leiden tot versnelde reductie van overlast voor omwonenden en de leefomgeving, zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 6.
Kunt u de vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Ja.
Economische belangen zwaarder laten wegen dan gezondheid |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Totaalverbod staalslakken door ministerie afgezwakt vanwege economische belangen»?1
Ja.
Klopt het dat u aanvankelijk een totaalverbod op het gebruik van staalslakken wilde invoeren, maar dat u daarvan bent afgestapt vanwege de economische belangen van Tata Steel en aanverwante bedrijven?
Nee. Voor de tijdelijke regeling heb ik verschillende alternatieven overwogen, een totaal verbod was daar één van. Alles afwegende heb ik uiteindelijk gekozen voor de voorliggende reikwijdte van de Tijdelijke regeling verbod en vergunningplicht toepassing LD- en ELO-staalslak. Dit is een zeer zorgvuldige afweging geweest op basis van de beschikbare feitelijke en wetenschappelijke kennis, juridische houdbaarheid, proportionaliteit en uitvoerbaarheid. In het kader van proportionaliteit zijn ook de mogelijke gevolgen voor Tata Steel in kaart gebracht, net als de mogelijke gevolgen voor andere belanghebbenden.
Kunt u aangeven welke partijen invloed hebben gehad op dit besluit of hebben aangedrongen om het voorgenomen totaalverbod op staalslakken af te zwakken?
De basis voor het instellen van de tijdelijke regeling zijn de meest recente inzichten vanuit wetenschappelijke studies van onder meer RIVM en WUR in combinatie met de laatste signaalrapportage van de ILT. Komende tijd doet het RIVM aanvullend onderzoek en worden er met de stakeholders (o.a. medeoverheden, bedrijfsleven) gesprekken gevoerd over vervolgstappen.
Hoe kunt u rechtvaardigen dat u de gezondheid van omwonenden, dieren en de natuur minder zwaar laat wegen dan de economische belangen van één vervuilend bedrijf?
De tijdelijk regeling is juist bedoeld om de gezondheid en het milieu te beschermen door te voorkomen dat er op nieuwe locaties grote hoeveelheden staalslakken worden toegepast of worden toegepast daar waar direct contact mogelijk is. In elk beleidsproces worden de verschillende belangen tegen elkaar afgewogen. Zo zijn in dit geval zowel de mogelijke gevolgen voor Tata Steel als de mogelijke gevolgen voor gezondheid, milieu en andere belanghebbenden in kaart gebracht en gewogen.2
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat volksgezondheid structureel ondergeschikt wordt gemaakt aan de lobby en winstbelangen van Tata Steel?
Ja, ik deel die mening en dit is dan ook niet het geval. De regeling is juist ingevoerd met het oog op de bescherming van volksgezondheid en milieu.
Hoe verklaart u dat u nota bene zelf erkent dat de maatregel is afgezwakt om de «negatieve effecten voor bedrijven minder groot te maken», terwijl er talloze rapporten liggen die wijzen op de ernstige gevaren van staalslakken voor mens en milieu?
Ik herken mij hier niet in. In elk beleidsproces worden de verschillende belangen goed in kaart gebracht en gewogen. Effecten op de uitvoering is daar één van. De reikwijdte van het verbod is zorgvuldig bepaald op basis van de beschikbare feitelijke en wetenschappelijke kennis, juridische houdbaarheid en uitvoerbaarheid.
Welke onderbouwing heeft u voor de afbakening van het gedeeltelijk verbod, bijvoorbeeld dat staalslakken in lagen minder dan een halve meter veilig zouden zijn? Hoe verhoudt dit zich tot de inzichten van experts als Annemarie van Wezel (Universiteit Utrecht) en Hans van der Sloot, die beiden aangeven dat enige wetenschappelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt?
De zinsnede dat staalslakken in lagen minder dan een halve meter veilig zouden zijn staat niet als zodanig in de tijdelijke regeling en de toelichting daarbij. In algehele zin gaat het wel om de mate van risico op basis waarvan onderscheid is gemaakt in enerzijds een totaalverbod, en anderzijds een vergunningplicht.
Toepassingen in grotere laagdiktes kunnen sneller tot risico’s leiden dan toepassingen in kleine laagdiktes. Dit is ook zo beschreven in het ECN-rapport dat benoemd is in de toelichting bij de tijdelijke regeling. Daarbij is dus niet gezegd dat toepassingen in kleinere laagdiktes per definitie veilig zijn, alleen dat die minder risicovol zijn dan andere toepassingen. Of die (specifieke) toepassingen verantwoord zijn is een van de punten waarop beoordeeld moet worden bij vergunningverlening.
Hoe rijmt u uw keuze met het voorzorgsbeginsel, dat in Europese verdragen is vastgelegd en vereist dat we juist vervuiling en gezondheidsrisico’s bij de bron voorkomen?
De invoering van deze tijdelijke regeling, met een reikwijdte die ondersteund wordt door wetenschappelijke inzichten is juist een invulling van dit voorzorgsbeginsel. Overigens is Nederland het eerste land in Europa dat een dergelijke maatregel neemt.
Hoe legt u aan inwoners van de IJmond, die al jarenlang kampen met gezondheidsklachten door Tata Steel, uit dat hun gezondheid minder zwaar weegt dan het vermijden van «regeldruk» voor bedrijven?
De regeling ziet op (het voorkomen van) mogelijke milieu- en gezondheidseffecten in de nabijheid van toepassingen met staalslakken in heel Nederland, en daarmee ook in de IJmond.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat een adviescollege als het ATR, dat alleen kijkt naar «regeldruk voor bedrijven», in de praktijk wordt gebruikt om maatregelen die burgers, natuur en milieu beschermen tegen te houden of af te zwakken?
Nee, ik vind het juist goed dat de overheid kijkt naar de regeldruk die nieuwe regelgeving met zich meebrengt. ATR adviseert, en dat advies wordt betrokken bij het uiteindelijke besluit. Dit advies wordt gewogen, naast alle andere signalen die betrokken worden. De basis voor de regeling zijn wetenschappelijke inzichten en signalen van toezichthouders.
Waarom zouden we überhaupt nog een adviescollege in stand houden dat wél economische lasten voor bedrijven zwaar meeweegt, maar níet de gezondheidsschade van burgers of het afsterven van natuur?
Zoals hiervoor geschetst, is het de taak van ATR om te adviseren over het goed in beeld brengen van de regeldruk van nieuwe en bestaande wetgeving voor burgers en bedrijven.
Bent u bereid het ATR af te schaffen, of op zijn minst de taakopdracht zo aan te passen dat gezondheid, milieu en dierenwelzijn zwaarder wegen dan de klachten van bedrijven over regeldruk?
Dit is niet aan de orde. Zoals ook in antwoord 10 en 11 wordt geschetst is dat de ATR adviseert over het goed in beeld brengen van de regeldruk van nieuwe en bestaande wetgeving voor burgers en bedrijven. Dit advies wordt gewogen door de bewindspersoon, naast alle andere signalen die betrokken worden en wordt betrokken bij de besluitvorming. Het is niet de taak van de ATR om daarin een weging mee te geven.
Kunt u garanderen dat bij toekomstige beleidsbeslissingen over staalslakken en andere giftige restproducten volksgezondheid en natuur áltijd leidend zullen zijn, en dat economische belangen nooit meer zwaarder mogen wegen?
Er is geen sprake van dat economische belangen zwaarder hebben gewogen bij de tijdelijk regeling. Zie ook het antwoord op vraag 2. Bij de totstandkoming van beleid worden altijd de diverse belangen gewogen. Toepassingen kunnen sowieso nooit plaatsvinden als dat niet past binnen de kaders die gelden met betrekking tot gezondheid en milieu.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en in elk geval voor het rondetafelgesprek over staalslakken op 25 september?
Ja.
Het stikstofplan 'Bouwstenendocument emissiereductie landbouw' |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het op 10 juli 2025 door LTO, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Unie van Waterschappen en het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) gepresenteerde «Bouwstenendocument emissiereductie landbouw» (het bouwstenendocument)?1
Ja.
Herinnert u zich dat u in april 2025 het zogenoemde «Startpakket» presenteerde en aankondigde in augustus met een vervolg te komen? Bent u voornemens (delen van) het genoemde bouwstenendocument over te nemen? Zo ja, welke onderdelen, en hoe verhoudt dit zich tot de wettelijke natuurdoelen (Wet stikstofreductie en natuurverbetering) en rechterlijke uitspraken?2
Het kabinet heeft kennisgenomen van de voorstellen in het bouwstenendocument en is in de verschillende Catshuissessies in gesprek gegaan met de initiatiefnemers. Het bouwstenendocument is net als de andere voorstellen die het kabinet heeft ontvangen benut bij de vervolgstappen die het kabinet op Prinsjesdag heeft gepresenteerd.
Met dit vervolgpakket neemt het kabinet opnieuw aanvullende maatregelen, gericht op emissiereductie en de natuur. Deze maatregelen dragen bij aan natuurherstel en het van het slot halen van Nederland. Parallel werkt het kabinet aan het vervangen van de op de kritische depositiewaarde (KDW) gebaseerde omgevingswaarde uit de Omgevingswet, door een wettelijk verplicht programma met daarin sectorale emissiereductiedoelen.
Erkent u dat het bouwstenendocument expliciet voorstelt om wettelijke emissiedoelen te hanteren in plaats van sturing op depositie en kritische depositiewaarden (KDW’s)? Deelt u de analyse dat het loslaten van KDW-sturing op gespannen voet staat met de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, die lidstaten verplichten tot het beschermen van Natura 2000-gebieden tegen daadwerkelijke overschrijding van ecologisch onderbouwde drempelwaarden? Erkent u dat emissiesturing, zonder expliciete borging van depositiereductie onder de KDW’s, het risico in zich draagt dat het voorzorgsbeginsel uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn wordt geschonden? Zo nee, waarom niet?3
Het bouwstenendocument van IPO, LTO, NAJK, UvW en VNG stelt inderdaad voor om in plaats van sturing op depositie door middel van kritische depositiewaarden (KDW), te sturen op emissiedoelen en deze doelen te verankeren. Met het wetsvoorstel voor het schrappen van de omgevingswaarde voor de KDW wordt aan deze omslag invulling gegeven.
Het loslaten van de KDW-sturing staat niet op gespannen voet met de verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (VHR). Op grond van die richtlijnen moeten voor de Natura 2000-gebieden instandhoudingsmaatregelen worden getroffen om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken en moeten passende maatregelen worden getroffen om verslechtering te voorkomen (artikelen 6, eerste en tweede lid, en 7 van de Habitatrichtlijn en artikel 4, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn). De richtlijnen laten het aan de lidstaten om te bepalen op welke manier hieraan uitvoering wordt gegeven. Het kabinet is ervan overtuigd dat een omslag naar emissiesturing betere sturingsmogelijkheden biedt dan depositiesturing. Op bedrijfsniveau is de hoeveelheid stikstofverbindingen die wordt uitgestoten immers beter te bepalen en te sturen dan de hoeveelheid stikstofverbindingen die op een Natura 2000-gebied neerslaat.
Artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn, en het daaraan ten grondslag liggende voorzorgsbeginsel, verplichten ertoe om gevolgen van een project in een voortoets te betrekken en als die gevolgen significant zijn, passend te beoordelen. Bij passende beoordelingen ten behoeve van vergunningverlening worden de gevolgen van het project beoordeeld, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijke inzichten. Het loslaten van de KDW-sturing in de vorm van een omgevingswaarde levert dan ook geen risico op voor schending van de verplichtingen uit de VHR: door middel van emissiesturing kan beter worden gestuurd op het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van Natura 2000-gebieden, waarnaast in de vergunningverlening de gevolgen voor de natuur van een individueel project worden getoetst.
Bent u bereid om wettelijk een bindend emissiereductiedoel én een bindend depositiedoel voor 2030 vast te leggen, conform de uitspraak van de rechtbank Den Haag in de Greenpeace-zaak, die de overheid verplicht uiterlijk in 2030 minimaal 50 procent van de stikstofgevoelige natuur onder de KDW te brengen, met prioriteit voor de meest kwetsbare natuur gezien het feit dat de initiatiefnemers voorstellen om een tussendoel in 2030 te koppelen aan het reductiedoel voor 2035? Zo nee, waarom niet?4
Het kabinet zet in op een omslag van depositie naar emissie. Daarom heeft het kabinet afgelopen zomer een wetsvoorstel in consultatie gebracht waarin de op de kritische depositiewaarde (KDW) gebaseerde omgevingswaarde uit de Omgevingswet gaat en wordt vervangen door een wettelijk verplicht programma met daarin sectorale emissiereductiedoelen over de periode 2019–2035. De rechtbank Den Haag heeft in haar uitspraak van 22 januari 2025 geen bevel of opdracht gegeven tot het wettelijk vastleggen van een bindend emissiedoel of een bindend depositiedoel (r.o. 5.6). Het kabinet kiest ervoor om in het programma ook concrete streefwaarden op sectorniveau voor 2030 op te nemen.
Erkent u dat dergelijke instrumenten vooraf ondubbelzinnig en wettelijk moeten zijn geborgd om juridisch houdbare natuurdoelen te garanderen gezien het feit dat de initiatiefnemers van het bouwstenendocument voorzien dat, indien in 2030 blijkt dat de uitvoering onvoldoende stikstofreductie oplevert, gebruik kan worden gemaakt van dwingende maatregelen zoals wettelijke herverkaveling, intrekking van vergunningen of korting van dier- of fosfaatrechten? Zo nee, waarom niet?
Borging van de emissiereductie is van belang voor zowel natuurherstel, als voor vergunningverlening. Ik verwijs u hiervoor ook naar de beantwoording van vraag 4. Om emissiereductie te borgen wordt in het wettelijk programma met sectorale emissiereductiedoelen ook voorzien in bijsturing met maatregelen indien dat nodig blijkt.
Hoe beoordeelt u de verhouding van het bouwstenendocument tot de uitspraken van de Raad van State in het stikstofdossier en tot het advies van de landsadvocaat van 22 april 2025, waarin wordt gesteld dat zonder gebiedsgerichte doorrekening van effecten en aanvullende gebiedsspecifieke bron- en natuur(herstel)maatregelen, inclusief tijdige uitvoering en borging, geen sprake kan zijn van juridisch houdbare vergunningverlening?5, 6
Het kabinet vindt het van belang dat de aanpak voldoende geborgd is en effectief bijdraagt aan emissiereductie en natuurherstel, om op die manier de vergunningverlening weer op gang te helpen. Daarom heeft het kennisconsortium (van PBL, RIVM, Deltares en WUR) in de afgelopen periode, op verzoek van het kabinet, een analyse gemaakt van de verschillende onderdelen van de aanpak. Het kabinet heeft deze analyse betrokken bij de vervolgstappen die worden genomen.
Deelt u de opvatting dat de emissiedoelstellingen in het bouwstenendocument, die zijn gebaseerd op reducties ten opzichte van 2019, in strijd zijn met de rechterlijke uitspraak in de Greenpeace-zaak? Zo nee, waarom niet?
De rechterlijke uitspraak in de Greenpeace-zaak heeft betrekking op het wettelijk stikstofdoel voor 2030, dat ziet op stikstofdepositie. Het kabinet zet echter in op een omslag van depositie naar emissie. Daarom heeft het kabinet in april sectorale reductiedoelen voor 2035 aangekondigd, die gericht zijn op emissiereductie. Dit zijn de emissiedoelstellingen waar in het bouwstenendocument naar verwezen wordt.
De sectorale reductiedoelen zijn niet in strijd met de rechterlijke uitspraak in de Greenpeace-zaak, omdat het kabinet ervoor kiest om de aanpak zodanig in te richten dat een significant deel van de te bereiken emissiereductie al in de eerste vijf jaren, dus tot 2030, wordt gerealiseerd. Aanvullend wordt ook fors ingezet op het in samenhang aanpakken van andere drukfactoren die kunnen bijdragen aan de verslechtering van Natura 2000-gebieden. In lijn met de uitspraak geeft het kabinet in de aanpak prioriteit aan gebieden met de meest urgente opgave.
Erkent u dat het plan expliciet beoogt vergunningruimte te creëren voor nieuwe economische activiteiten, zoals woningbouw, infrastructuur en uitbreiding van landbouw, en dat dit het risico met zich meebrengt dat de gerealiseerde reducties direct weer teniet worden gedaan door nieuwe stikstofuitstoot? Zo ja, hoe voorkomt u dit? Zo nee, waarom niet?
Maatschappelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw, agrarisch ondernemerschap en infrastructuur, kunnen op dit moment moeilijk worden vergund. Het bouwstenenplan voorziet ook in de mogelijkheid om deze maatschappelijk gewenste ontwikkelingen weer mogelijk te maken. Daarbij is een geborgde aanpak essentieel. Vergunningverlening kan alleen plaatsvinden als activiteiten geen significante negatieve effecten hebben op de natuur, bijvoorbeeld omdat de natuur deze activiteiten kan dragen.
Heeft u bij de beoordeling van het bouwstenendocument advies gevraagd aan terreinbeherende organisaties zoals Staatsbosbeheer, die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het overgrote deel van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden? Zo ja, wat was hun oordeel? Zo nee, waarom niet?7
Sinds de presentatie van het startpakket in april zijn er verschillende Catshuissessies geweest waarbij het kabinet in gesprek is gegaan met terreinbeherende organisaties en andere maatschappelijke partijen. De input van terreinbeherende organisaties is betrokken bij de vervolgstappen van het kabinet.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk één voor één beantwoorden?
Ja.