De nieuwe EU strategie voor de Zwarte Zee regio |
|
Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Barry Madlener (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met nieuwe Europese Unie (EU)-strategie voor een veilige, welvarende en veerkrachtige Zwarte Zee regio?1
Ja.
Bent u het eens dat de Zwarte Zee regio in toenemende mate van essentieel belang is als corridor tussen Europa en Centraal-Azië en daarmee voor de Europese handel met Azië in het geheel sinds de Russische agressie oorlog in Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Aansluitend op de Mededeling over de EU Strategische Benadering van de Zwarte Zee regio onderschrijft het kabinet het geopolitieke belang van de Zwarte Zee regio voor de Europese Unie als geheel, niet voor Nederland specifiek, zowel ter bevordering van veiligheid, stabiliteit en weerbaarheid, mede naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne, alsook ter bevordering van duurzame economische groei en welvaart.
Heeft u inzicht in al reeds bestaande betrekkingen tussen Nederlandse havens, en in het bijzonder de Rotterdamse haven, en de havens van EU-partnerlanden aan de Zwarte Zee?
De Rotterdamse haven is via de binnenwateren verbonden met de haven van Constanta in Roemenië. In 2011 hebben de havens van Rotterdam en Constanta een samenwerkingsovereenkomst getekend en sindsdien is lang gesproken over verdere samenwerking tussen beide havens, maar dat is niet meer van de grond gekomen. Van vergelijkbare samenwerking met andere havens aan de Zwarte Zee zijn wij niet op de hoogte. Betrekkingen zullen veelal in Europees verband plaatsvinden, zoals in het kader van de Trans-Europese Netwerken voor Transport (TEN-T) met inzet op de Europese vervoerscorridors en kustvaartverbindingen. Ook zijn verschillende havens uit EU-lidstaten aan de Zwarte Zee aangesloten bij de European Seaports Organisation (ESPO), waar ook meerdere Nederlandse zeehavens lid van zijn, zoals de havens van Amsterdam en Rotterdam.
Bent u het eens dat in het kader van een vitale corridor met Azië het wenselijk is dat Nederlandse havens in toenemende mate samenwerking zoeken met havens in EU-partnerlanden, in het bijzonder in de Zwarte Zee regio? Zo nee, waarom niet?
Mijn ambtgenoot van Infrastructuur en Waterstaat en ik zien het belang van havensamenwerking in het algemeen en ook onderkennen wij het belang van de Zwarte Zee regio. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag drie wordt er met name in Europees verband samengewerkt, zowel binnen de EU-instellingen als binnen de Europese koepelorganisatie voor zeehavens (ESPO). Het is verder aan havenbedrijven zelf om invulling te geven aan havensamenwerking zoals in het kader van havenontwikkeling of inzet op green shipping corridors tussen havens.
Bent u bereid om zich in te zetten voor het versterken van betrekkingen tussen de Nederlandse havens en de havens in de EU-partnerlanden in de Zwarte Zee regio? Zo ja, welke stappen bent u van plan om te zetten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag vier al aangaf ligt het initiatief voor de totstandkoming en de vormgeving van havensamenwerking bij de havenbedrijven en het havenbedrijfsleven. Mocht daarbij ondersteuning nodig zijn van het ministerie, dan zijn mijn ambtgenoot van Infrastructuur en Waterstaat en ik bereid daar welwillend naar te kijken.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor het versterken van betrekkingen tussen de havens van de Europese Unie en de havens in de EU-partnerlanden in de Zwarte Zee regio? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie werkt momenteel aan een Europese Havenstrategie en een Strategie voor de Maritieme Maakindustrie. In deze strategieën zal naar mijn mening ook plaats moeten zijn voor havensamenwerking in meerdere regio’s waaronder de Zwarte Zee. Dit kan de concurrentiekracht bevorderen van de Europese Unie als geheel. Tijdens de besprekingen over de inhoud van deze strategieën wil ik hiervoor aandacht vragen. Ook zal mijn ambtgenoot van Infrastructuur en Waterstaat bij de verdere ontwikkeling van het Europese vervoersnetwerk (TEN-T) pleiten voor het belang van onderlinge betrekkingen tussen Europese zeehavens, waaronder die in de Zwarte Zee regio.
Bent u het eens dat in het kader van deze nieuwe EU-strategie, de aanhoudende Russische agressie oorlog tegen Oekraïne en de Russische spionage op onze vitale infrastructuur het wenselijk is dat vertegenwoordigers van de Rotterdamse haven de betrekkingen versterken met vertegenwoordigers van de haven van Odessa voor een verkenning van samenwerking op het gebied van veiligheid?
Het kabinet onderstreept het belang van de Zwarte Zee strategie waarin aandacht is voor veiligheid in Nederland en Europa, juist vanwege de agressieoorlog door Rusland in Oekraïne. Bovendien is de strategische aanpak van de EU voor het Zwarte Zeegebied geen geïsoleerde regionale reactie op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Het kabinet onderschrijft het belang van veiligheid en stabiliteit in en rondom de Zwarte Zee om duurzame en rechtvaardige vrede in de regio te garanderen. Vrije doorvaart in de Zwarte Zee bevordert tevens de veiligheid van het scheepvaartverkeer, wat bijdraagt aan de economische ontwikkeling van de regio. Het kabinet verkent op continue basis hoe Oekraïne verder gesteund kan worden, en sluit hierbij op voorhand niets uit. Wel dienen initiatieven aan te sluiten bij de behoeften van Oekraïne.
Bent u bereid om zich in te zetten voor het aanhalen van de betrekkingen tussen de Rotterdamse haven en de haven van Odessa op het gebied van veiligheid? Zo ja, welke stappen is de Minister van plan om te zetten?
Juist nu is het van belang om Oekraïne te blijven ondersteunen en Nederland ook te positioneren richting Oekraïne. In lijn met de aangenomen motie Boswijk cs heeft hierover reeds een verkennend gesprek plaatsgevonden tussen de Oekraïnegezant van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Havenbedrijf Rotterdam, in aanwezigheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Op basis van dat gesprek worden de mogelijkheden tot samenwerking voor wederopbouw van (zee)havens nader onderzocht.
Bent u bereid om vertegenwoordigers van de haven van Odessa uit te nodigen in de Rotterdamse haven om verdere samenwerking te verkennen? Zo nee, waarom niet?
Ja, als er een behoefte bestaat in Oekraïne of bij Haven Rotterdam, ben ik bereid in overleg met betrokkenen een faciliterende rol te spelen in verkenning van verdere samenwerking. Verschillende Oekraïense delegaties uit verschillende sectoren, w.o. Energie en LSH, hebben Nederland reeds bezocht.
Bent u bekend met het feit dat Denemarken een partnerschap is aangegaan met de naburige stad Mykolajiv?2
Ja, dat is mij bekend.
Bent u bereid om te onderzoeken of een dergelijk partnerschap ook door Nederland met Odessa aangegaan kan worden in het kader van het strategische belang van de havenstad in de Zwarte Zee regio? Zo niet, waarom niet?
Nederland steunt Oekraïne onverminderd in deze oorlog, ook op niet-militair gebied. Verschillende landen kiezen hierbij voor een aanpak die zich naast andere vormen van steun ook focust op specifieke regio’s, zoals Denemarken. De Nederlandse steun betreft bilaterale steun of loopt via multilaterale kanalen, waarbij het bevorderen van decentralisatie en opbouwen van lokale capaciteit belangrijke aandachtspunten zijn voor Nederland. Het kabinet is ervan overtuigd dat we door het verlenen van deze steun via diverse kanalen Oekraïne op de best mogelijke manier ondersteunen.
Het artikel ‘KLM-piloten: ‘Veiligheid staat bij de KLM niet langer op’ |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Kent u het artikel «KLM-piloten: «Veiligheid staat bij de KLM niet langer op»» van FTM?1
Ja.
Herkent u de zorgen en geluiden van de KLM-piloten over de veiligheid van hun vliegtuigen en de keuzes rond het onderhoud?
In het artikel van Follow the Money worden zorgen aangehaald van piloten die vliegen op vrachtvliegtuigen. Deze zorgen zijn mij bekend. Zie antwoord 3.
Van wanneer dateert de brief die de piloten aan de ILT hebben gestuurd, met daarin hun zorgen over de «San Marino-route»? Sinds wanneer is het ministerie op de hoogte van het bestaan van deze brief?
De brief getiteld «Zorgen omtrent vliegveiligheid B747–400F operatie KLM Cargo» aan de ILT-Luchtvaartautoriteit dateert van 3 maart 2025. De ILT-luchtvaartautoriteit heeft de brief op 4 maart ontvangen.
Naar aanleiding van de brief is de ILT-luchtvaartautoriteit in gesprek gegaan met de schrijvers van de brief. De ILT-luchtvaartautoriteit heeft hierna een fysieke inspectie uitgevoerd aan een vliegtuig en heeft overleg gehad met de luchtvaartmaatschappij over de opvolging van de meldingen en de veiligheidscultuur. De ILT voert een verdere analyse uit naar de voorvalmeldingen in relatie tot de betreffende vrachtvliegtuigen.
De Kamer is eerder geïnformeerd dat de ILT-luchtvaartautoriteit een uitgebreide toets uitvoert op de aanvraag van het bewijs van luchtwaardigheid en op de controle die al door de luchtvaartmaatschappij zelf is gedaan, voor alle luchtvaartuigen, met onderhoudsgeschiedenis uit het buitenland, die in Nederland worden ingeschreven.
Waarom is deze niet betrokken of genoemd bij de beantwoording van de Kamervragen van 25 maart?2
De genoemde Kamervragen zijn gericht op de registratie van vliegtuigen in San Marino. De vragen zijn feitelijk beantwoord, zonder in te gaan op individuele meldingen die de ILT-luchtvaartautoriteit ontvangt over specifieke ondertoezichtstaanden. Dergelijke meldingen betrekt de ILT-luchtvaartautoriteit in haar reguliere toezicht. Voor deze specifieke casus verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Het melden van voorvallen in de luchtvaart is belangrijk. Om de bereidheid tot meldingen aan te moedigen, worden meldingen in de luchtvaart vertrouwelijk behandeld. In 2024 ontving het Analysebureau Luchtvaartvoorvallen van de ILT meer dan 20.000 meldingen. Niet alle meldingen leiden tot een signaal van de ILT. De ILT-luchtvaartautoriteit rapporteert in brede zin over trends en ontwikkelingen die zij signaleert in de meldingen en in haar toezicht. Een voorbeeld van zo’n signaalrapportage is de Staat van de Luchtvaart. Deze signalen zijn voor het ministerie en de sector van belang om te weten hoe het ervoor staat qua veiligheid en duurzaamheid in de Nederlandse luchtvaart.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het CD Vliegveiligheid?
Het commissiedebat Vliegveiligheid is uitgesteld tot na het zomerreces, de beantwoording is zo spoedig mogelijk verzonden.
Onnodige trainingseisen voor vissers wet bemanning zeeschepen. |
|
Cor Pierik (BBB), Chris Stoffer (SGP) |
|
Rummenie , Barry Madlener (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de brandbrief van VisNed d.d. 9 mei 2025 met betrekking tot de verplichte aanvullende trainingen voor vissers onder de nieuwe Wet bemanning zeeschepen?
Ja.
Klopt het dat volgens de nieuwe regelgeving een voor de visserij ontworpen basisveiligheidstraining verplicht wordt gesteld inclusief een herhalingsplicht waarin onder meer reddingsmiddelen en brandbestrijding toegespitst op de visserij aan de orde komt?
De training basisveiligheid voor vissers is reeds verplicht op basis van de huidige regelgeving. De enige inhoudelijke aanpassing in de nieuwe Wet bemanning zeeschepen, die per 1 juli 2025 in werking treedt, is een 5-jaarlijkse herhalingsverplichting voor deze training. Dit komt voort uit een recente wijziging van het internationale STCW F-verdrag1. De nationale invulling hiervan is tot stand gekomen in nauw overleg met de koepelorganisaties van de zeevisserijsector en is akkoord bevonden in de Sectorraad Visserij, waarin ook VisNed vertegenwoordigd is. Daarbij is in overleg een overgangstermijn opgenomen in de nieuwe regelgeving tot 1 januari 2030.
Erkent u dat, omdat de meeste voorzieningen waarmee getraind wordt helemaal niet aanwezig zijn op vissersschepen, deze aanvullende trainingen niet aansluiten bij de praktijk op vissersschepen, en meer toegespitst zijn op de situatie op grote koopvaardijschepen zoals olietankers en cruiseschepen?
De training basisveiligheid voor vissers is specifiek gericht op werkzaamheden aan boord van vissersvaartuigen en omvat o.a. elementen van eerste hulp, overleven op zee, persoonlijke veiligheid, brandpreventie en brandbestrijding. De (aanvullende) training reddingmiddelen en de training brandbestrijding voor gevorderden zijn eveneens van grote waarde omdat in het geval van varen in onbeperkt vaargebied, ver op zee, een bepaalde mate van zelfredzaamheid vereist is. De trainingen, die zijn bedoeld voor officieren opdat zij leiding kunnen geven bij een calamiteit, zijn ook relevant voor de praktijk op vissersvaartuigen en bieden een bepaalde mate van verdieping omdat hulp en assistentie vanaf de wal niet direct beschikbaar is. In het geval van noodsituaties moet immers snel en adequaat gehandeld kunnen worden.
In hoeverre zijn deze trainingen expliciet verplicht gesteld op basis van internationale verdragen zoals het STCW-F-verdrag (Standards of Training, Certification and Watchkeeping for Fishing Vessel Personnel) of het Verdrag van Torremolinos? Kunt u bevestigen dat deze verdragen deze trainingen niet verplicht stellen voor de visserij?
De verplichte training basisveiligheid voor vissers komt voort uit het internationale STCW F-verdrag. De trainingen reddingmiddelen en brandbestrijding voor gevorderden waren ook al verplicht op basis van de huidige regelgeving. Dit op basis van het Internationaal Verdrag van Torremolinos. voor de beveiliging van vissersvaartuigen, 1977 en het Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van vissersvaartuigen.
Dit laatste verdrag betreft voornamelijk technische eisen voor vissersvaartuigen. In een enkel geval kunnen deze eisen betrekking hebben op de bemanning. Dat geldt onder meer voor het gebruik van (groeps)reddingmiddelen. Omdat het van belang is dat bemanningsleden getraind zijn om de aanwezige (groeps)reddingmiddelen te kunnen bedienen en gebruiken, zijn de eisen op dit onderdeel, vooruitlopend op de uitvoering van het voormelde verdrag, opgenomen in de regelgeving. Tevens zijn deze voorschriften opgenomen in EU-regelgeving2.
Hoe verhoudt het opleggen van deze aanvullende trainingseisen zich tot de artikelen 40 en 40a van het Besluit zeevarenden, waarin vissers worden uitgezonderd van dergelijke verplichtingen en slechts de verplichting hebben de training basisveiligheid te volgen?
Het artikel 40 van het huidige Besluit zeevarenden bevat een uitzondering voor de visserijsector op de herhalingsverplichting van de trainingen reddingmiddelen en brandbestrijding voor gevorderden. Die herhalingsverplichting geldt wel voor handelsvaart. Diezelfde lijn wordt ook voortgezet in de nieuwe regelgeving. Artikel 40a van het Besluit zeevarenden heeft uitsluitend betrekking op de training basisveiligheid voor vissers. Deze training is specifiek afgestemd op de visserij. De eisen van de artikelen 40 en 40a in het Besluit zeevarenden zijn ongewijzigd overgenomen in de nieuwe regelgeving afgezien van de herhalingsverlichting voor de training basis veiligheid visserij. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat het Verdrag van Torremolinos nog niet in werking is getreden en ook geen datum vaststaat waarop dit gaat gebeuren?
Op 2 april 1977 is het Internationaal Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen 1977 tot stand gekomen3. Dit verdrag is nog niet van kracht, maar is wel door Nederland geratificeerd. Het verdrag is inmiddels aangepast met het zogenaamde Cape Town Agreement4 dat ook nog niet in werking is getreden, maar wel door Nederland is geratificeerd.
Waarom is ervoor gekozen om nationale koppen op de internationale regelgeving te zetten, terwijl in het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er juist geen nieuwe nationale koppen zouden komen en bestaande zo veel mogelijk geschrapt zouden worden?
Er is geen sprake van nationale koppen.
Bent u bereid om uitvoering van deze onderdelen van de wet aan te houden en met de sector in gesprek te gaan over proportionele en werkbare veiligheidseisen die aansluiten bij de praktijk op vissersschepen?
Deze constatering is niet juist. VisNed stelt dat de aanvullende training reddingmiddelen en de training brandbestrijding voor gevorderden worden vereist voor iedere visser. Deze trainingen worden echter niet vereist in het geval van kleinere vissersvaartuigen in een beperkt vaargebied. Zodra er sprake is van grotere vissersvaartuigen in een onbeperkt vaargebied worden deze eisen ook gesteld in buurlanden, zoals België. In het geval van Duitsland worden de STCW-eisen voor de handelsvaart toegepast op grotere vissersvaartuigen in een onbeperkt vaargebied. Dit betekent dat in Duitsland zwaardere trainingseisen van toepassing zijn. Zo geldt dat de training reddingmiddelen en de training brandbestrijding voor gevorderden iedere 5 jaar herhaald moeten worden.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»1? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Kunt u bevestigen dat Rijkswaterstaat, die BNR met zestien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen,2 de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverweegt? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en/of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s.3 die hiertoe oproept?
Hoe geven uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s.4 die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en/of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» (Kamerstuk 36 574) van 2 juni a.s.?
Het artikel 'KBN meldt concrete probleemgevallen met certificeringen bij de ILT' |
|
Peter de Groot (VVD), Martijn Buijsse (VVD) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «KBN meldt concrete probleemgevallen met certificeringen bij de ILT»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u op de hoogte van de problemen die binnenvaartschippers ervaren met de verlenging van certificaten? Wat is de wachttijd op dit moment voor een inspectie?
Ja, daar ben ik mee bekend. De wachttijd is verschillend per erkend klassenbureau of keuringsinstantie. Schippers wordt aangeraden zich ruim voor afloop van het certificaat bij een van deze partijen te melden.
Bent u op de hoogte van het aantal binnenvaartschippers dat op korte en lange termijn risico loopt dat hun schip uit de vaart genomen wordt omdat zij hun certificaat niet hebben, omdat de inspecties door Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) niet op tijd uitgevoerd zijn? Hoe beoordeelt u de situatie waar de schippers zich in bevinden?
De hier bedoelde inspecties aan binnenvaartschepen worden niet uitgevoerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT besteedt onderzoek en certificering van binnenvaartschepen uit aan erkende klassenbureaus en keuringsinstanties. Zij vallen onder het toezicht van de ILT en de keuringsinstanties hebben een accreditatie van de Raad voor Accreditatie (RvA).
Op dit moment is er voor zover de ILT bekend geen indicatie dat schepen niet tijdig gecertificeerd kunnen worden waardoor ze geen certificaat meer hebben. Wel komt het voor dat schepen pas op het laatste moment een certificaat of een tijdelijk certificaat ontvangen. Dit is vervelend voor schippers/eigenaren die dit treft, omdat ze lang in onzekerheid zitten. De ILT staat in nauw contact met zowel de binnenvaartsector als de erkende klassenbureaus en keuringsinstanties om vinger aan de pols te houden en in te grijpen als dit nodig zou zijn.
Hoeveel voorlopige certificaten zijn door ILT uitgegeven aan binnenvaartschippers? Hoe beoordeelt u dit en wat is het risico voor een binnenvaartschipper wanneer hij een dergelijk voorlopig certificaat ontvangt?
Als gevolg van de schorsing van het Nederlands Bureau Keuringen Binnenvaart (NBKB) heeft de ILT 690 voorlopige certificaten afgegeven. Deze scheepseigenaren hebben een brief ontvangen waarbij is aangegeven dat zij zich binnen 6 maanden moeten melden bij een erkend klassenbureau of keuringsinstantie voor een keuring om een definitief certificaat te ontvangen. Zonder deze verlengingen door de ILT zouden deze schepen waarschijnlijk stil zijn komen te liggen.
Wat is in uw optiek de oorzaak van deze problemen? Hoe gaat u deze problemen oplossen?
Op 26 oktober 2023 is de accreditatie van het NBKB door de RvA geschorst. Het NBKB heeft vervolgens tot de opheffing van de schorsing op 14 februari 2024 geen inspecties meer mogen uitvoeren in de binnenvaart. Het NBKB had voor de schorsing een marktaandeel van 62%. Daardoor ontstond de vrees dat niet alle schepen tijdig gekeurd konden worden. De ILT heeft daarom de certificaten van diverse schepen eenmalig met een half jaar verlengd. Ook hebben de andere keuringsinstanties veel extra werk op zich genomen. Hoewel de achterstanden inmiddels grotendeels zijn weggewerkt is de huidige keuringscapaciteit kleiner geworden dan voor de schorsing van het NBKB. De erkende klassenbureaus en keuringsinstanties werken hard om deze capaciteit te vergroten door werving en opleiding van nieuwe inspecteurs.
Klopt het dat op 6 oktober 2023 het Nederlands Bureau Keuringen Binnenvaart (NBKB) is geschorst voor de genoemde inspecties en dat hierdoor 35 inspecteurs uit deze organisatie hun contract verloren? Hoe duidt u deze situatie van destijds?
Het NBKB is op 26 oktober 2023 door de RvA geschorst. Het is onjuist dat hierdoor 35 inspecteurs hun contract verloren. In februari 2024 hebben 5 zogenoemde expertisebureaus hun samenwerking met het NBKB eenzijdig ontbonden en in maart 2024 is ook een verzekeraar gestopt met de samenwerking met het NBKB. Dit heeft er wel toe geleid dat het NBKB minder inspecteurs in kon zetten dan voorheen. Daarbij moet worden gezegd dat de inspecteurs voorheen vaak maar een gedeelte van hun tijd besteedden aan inspecties aan binnenvaartschepen en een ander deel van hun tijd aan andere werkzaamheden.
Klopt het dat, voorvloeiend uit de situatie in 2023, de binnenvaartsector zelf het initiatief heeft genomen om inspecteurs te organiseren in een besloten vennootschap (bv), onder de naam Verenigde Nederlandse Inspecteurs Binnenvaart (VNIB), en dat ze met u in gesprek zijn gegaan over hoe dit voor de sector goed te organiseren?
De VNIB is geen initiatief vanuit de binnenvaartsector, maar bestaat uit de 5 zogenoemde expertisebureaus die in februari 2024 hun samenwerking met het NBKB eenzijdig ontbonden. Het klopt dat de ILT meermaals met deze partij heeft gesproken.
Klopt het dat VNIB, na veel inspanning, voldoet aan de zwaarste norm voor onafhankelijkheid volgens de Raad van Accreditatie?
Hier kan het kabinet geen uitspraak over doen. Het accreditatieproces van de VNIB is nog niet afgerond.
Klopt het dat VNIB, maar ook Register Holland en een eenpersoons inspecteur, volgens ILT niet voldoen aan de eisen voor onafhankelijkheid?
De RvA toetst geaccrediteerde partijen periodiek op de internationaal vastgestelde eisen voor onafhankelijkheid. Op dit moment is Register Holland geaccrediteerd en de VNIB niet.
Verwacht u op korte termijn tot afspraken te komen met bovengenoemde inspecteurs?
De ILT is in haar communicatie met de VNIB helder geweest aan welke eisen (bijvoorbeeld qua onafhankelijkheid) de VNIB moet voldoen om inspecties in de binnenvaart uit te mogen voeren. Op het moment dat de VNIB (of welke andere partij dan ook) aan deze eisen voldoet komt de ILT graag tot afspraken om zo de keuringscapaciteit verder te vergroten.
Hoe beoordeelt u de situatie die zich onder de groep inspecteurs voor de binnenvaart voordoet? Bent u het met de indieners eens dat inspecteurs zeer gespecialiseerde en bekwame personen zijn en dat er jaren nodig is om geaccrediteerd inspecteur te worden? Bestaat het risico dat, vanwege vergrijzing, er op korte termijn te weinig inspecteurs zijn?
De inspecteurs zouden gespecialiseerde en bekwame personen moeten zijn die moeten voldoen aan de eisen van de RvA en de ILT. Om het risico van een verminderde keuringscapaciteit door vergrijzing tegen te gaan werken de erkende klassenbureaus en keuringsinstanties hard om deze capaciteit te vergroten door werving en opleiding van nieuwe inspecteurs.
Gelden de inspectie-eisen voor wat betreft de onafhankelijkheid, zoals dit is toegepast voor de binnenvaart, ook voor de andere inspecties waar ILT voor verantwoordelijk is?
Ja, ook in andere sectoren worden bij accreditatie en/of erkenning eisen gesteld op het gebied van onafhankelijkheid.
De brand op een vrachtschip in de haven van Amsterdam op 15 mei. |
|
Ilana Rooderkerk (D66), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Barry Madlener (PVV), Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Wat was de oorzaak van de brand en was hier sprake van nalatigheid?1
De oorzaak van de brand in het ladingruim van het vrachtschip is nagevraagd bij havenbedrijf Amsterdam en de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, maar is bij hen niet bekend. De veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland heeft de brand in samenwerking met de gemeente Amsterdam en de Gezamenlijke Brandweer Amsterdam (en diverse hulpdiensten) afgehandeld. Het is de verantwoordelijkheid van bedrijven en scheepseigenaren om te zorgen voor een veilige inzameling en behandeling van schroot. Er worden wel evaluaties gedaan over de inzet van de brandweer en de veiligheidsregio. Het is vooralsnog niet bekend of de oorzaak van deze brand en eventuele nalatigheid achterhaald kan worden. Havenbedrijf Amsterdam geeft aan dat in algemene zin branden in schroot voornamelijk lijken te ontstaan door de aanwezigheid van batterijen of accu’s in het schroot.
Hoe kan het dat er voor de derde keer in korte tijd branden zijn in het Amsterdamse havengebied?2 Waren dit branden op hetzelfde bedrijf?
Er zijn in het Amsterdamse havengebied recent drie branden geconstateerd bij twee verschillende bedrijven. De branden hebben bij de inzameling van schroot plaatsgevonden. De locatie van de branden was één keer op het bedrijfsterrein en twee keer in het ladingruim van het zeeschip gedurende de overslag van schroot. De oorzaak van de meest recente brand is vooralsnog onbekend, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1. De daaraan voorafgaande brand in het ladingruim van het zeeschip bij de Amsterdam Scrap Terminal is ontstaan door broei in de lading. Het is niet met zekerheid vast te stellen dat broei de oorzaak is geweest van de overige twee branden.
Wat was de oorzaak van de vorige branden?
De oorzaak van de vorige brand in het ladingruim van het zeeschip was broei, dat wil zeggen het vrijkomen van warmte of ontstaan van brand bij de opslag van metalen. De oorzaak van de brand op het bedrijfsterrein is niet bekend.
Zijn er na de vorige branden maatregelen getroffen om branden te voorkomen? Zo ja, hoe kan het dat er dan toch weer een brand uit is gebroken?
Zoals in antwoord op vraag 1 is aangegeven is de oorzaak van deze meest recente brand nog niet bekend. Naar aanleiding van de vorige brand is er een verbod ingesteld op lithiumbatterijen bij de Amsterdam Scrap Terminal. Daarnaast kunnen bedrijven via vrijwillig lidmaatschap deelnemen aan de Gezamenlijke Brandweer Amsterdam (GBA) voor onder andere trainingen. Dit kan de afhandeling van eventuele branden goed (sneller) laten verlopen. Het specifieke bedrijf van dit incident heeft geen lidmaatschap van de GBA. Er is geen informatie bekend vanuit de regio over maatregelen naar aanleiding van eerdere branden. Er zijn vanuit het Rijk geen specifieke maatregelen genomen voor de inzameling van schroot. Het vervoer van schroot wordt niet als gevaarlijke lading voor de scheepvaart beschouwd.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat dit soort incidenten niet meer gebeuren?
De eventuele maatregelen ten aanzien van brandincidenten bij bedrijven in de Amsterdamse haven zijn de verantwoordelijkheid van de lokale bevoegde gezagen. Het risico op afvalbranden neemt toe wanneer er lithium-ion batterijen of accu’s aanwezig zijn in het afval. De inzet van het Rijk op het tegengaan van afvalbranden is zodoende voornamelijk gericht op het correct en veilig inzamelen van deze batterijen en accu’s. Correcte inzameling van batterijen in een apart ingezamelde stroom batterijenafval verlaagt het risico op afvalbranden. Zodoende zet het Rijk in op ambitieuze inzameling- en recycledoelstellingen voor batterijen. Daarbij is het van belang dat afvalverwerkende bedrijven rekening houden met mogelijke aanwezigheid van batterijen en accu’s in afval en brandpreventiemaatregelen nemen. Daarvoor heeft de branchevereniging European Metal Recycling een aantal aanbevelingen opgesteld zoals een visuele controle bij aanlevering van schroot, constant toezicht en inzet van brandwachters. Implementatie van deze aanbevelingen is aan bedrijven zelf. Afvalverwerkers hebben zich voor het tegengaan van afvalbranden door batterijen verenigd in de Taskforce afvalbranden die acties onderneemt om afvalbranden te voorkomen.
Wat zijn de gevolgen van de verspreiding van roetdeeltjes als gevolg van de branden voor het milieu en de gezondheid van omwonenden?
Er is contact opgenomen met de GGD-Amsterdam. De GGD geeft aan dat de brandweer metingen heeft uitgevoerd en dat daarbij geen verhoogde concentraties van gevaarlijke stoffen zijn gemeten. De brand heeft wel geleid tot tijdelijk verhoogde roet- en fijnstofconcentraties in de omgeving. Het is niet uit te sluiten dat dat bij sommige mensen tot kortdurende gezondheidsklachten heeft geleid (bijvoorbeeld aan de luchtwegen).
Welke maatregelen worden er genomen om de nadelige gevolgen voor het milieu en gezondheid te beperken?
De gemeente, GGD en veiligheidsregio gaven onder andere via de website adviezen3 af aan omwonenden om buiten de rook te blijven, om ramen te sluiten en, als de brand voorbij was, om dan juist woningen te luchten. De veiligheidsregio en GGD geven aan dat ze de brand scherp in de gaten hielden en zouden waarschuwen wanneer extra maatregelen nodig waren.
Op welke manier wordt de gezondheid van de omwonenden gemonitord en welke maatregelen worden er genomen om de gezondheid van omwonenden veilig te stellen?
De veiligheidsregio en GGD geven aan dat ze de brand scherp in de gaten hielden. Er zijn NL-Alerts gestuurd om omwonenden te adviseren binnen te blijven en ramen dicht te doen om rook binnenshuis te voorkomen. Er is gemeten of er gevaarlijke stoffen in de lucht kwamen als gevolg van de brand. Dat is bij deze brand niet aan de orde geweest.
Hoeveel bewoners hebben last van de rookontwikkeling per brand?
De gemeente Amsterdam geeft aan dat de branden veel rookontwikkeling hebben veroorzaakt. De rook is door de veranderende windrichting over verschillende delen van de stad getrokken en was op veel plekken zichtbaar en soms ook te ruiken. Hoeveel bewoners last hebben gehad per brand is niet precies vast te stellen.
Bent u voornemens om met de bedrijven in het gebied in gesprek te gaan om deze incidenten te bespreken en te voorkomen dat dit weer gebeurt? Zo nee, op welke manier gaat u deze bedrijven verantwoordelijk houden voor de branden?
Het betreft een lokaal incident, dat door het lokaal bevoegd gezag behandeld wordt. De bedrijven zijn zover als mogelijk zelf verantwoordelijk om de branden te voorkomen, mede gezien het belang van hun bedrijfsvoering. Het toezicht op brandpreventie en vergunningverlening is een taak van het bevoegd gezag.
Deelt u de mening dat er geen tekort is aan water om drinkwater van te kunnen maken, maar dat er een tekort is aan vergunningen om nieuwe waterwinpunten te slaan?1
De oorzaken van mogelijke tekorten zijn divers. Op basis van het RIVM -onderzoek2 is de inschatting dat in 2030 er ruim 100 miljoen m3/jaar aan extra productiecapaciteit nodig zal zijn. Om een nieuwe winning te realiseren is het nodig dat er onder andere:
Daarbij wordt er ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheden naar bijvoorbeeld hergebruik van effluent. De verwachting daarbij is dat dit soort alternatieve bronnen de komende jaren nog niet tot een verlichting van de opgave voor de drinkwaterbedrijven gaan leiden.
Welke maatregelen neemt u, en heeft u al genomen, om dit jaar nog nieuwe waterwinpunten te realiseren?
Zoals aan de Kamer is gemeld via de Kamerbrief van 13 januari 20253, wordt via het Actieprogramma Beschikbaarheid Drinkwaterbronnen 2023–2030 samengewerkt met de provincies en drinkwaterbedrijven om tot uitbreiding van de productiecapaciteit te komen. Het is aan de drinkwaterbedrijven zelf om deze winningen te realiseren. Begin 2026 wordt de Kamer over de voortgang van dit programma geïnformeerd.
Deelt u de mening dat beknibbelen op drinkwatergebruik (de eerste levensbehoefte) bij huishoudens pure armoede is? Zo nee, waarom niet?
De beschikbaarheid van drinkwater is een belangrijk speerpunt in het waterbeleid, zowel voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) als voor drinkwaterbedrijven, provincies en waterschappen. De vraag naar drinkwater neemt de komende jaren toe als gevolg van bevolkingsgroei (568.612 tussen 2021 en 2024), veranderingen in de leefsituatie (meer eenpersoonshuishoudens) en economische activiteit. Om de drinkwatervoorziening ook in de toekomst te kunnen waarborgen is in januari 2025 het Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarin staan concrete stappen beschreven die we in de periode tot en met 2030 zetten om te kunnen blijven beschikken over voldoende waterwinlocaties.
Provincies hebben daarnaast bij de vergunningverlening voor nieuwe drinkwaterwinningen vaak te maken met tegengestelde belangen en bezwaar vanuit de omgeving. Het blijft dus zaak om – naast alle inspanningen gericht op het realiseren van extra capaciteit – ook in te zetten op drinkwaterbesparing om verspilling van drinkwater tegen te gaan. Daarbij wordt ingezet op een besparing van 20% in zowel het huishoudelijk en het zakelijk gebruik van drinkwater. Om het bewustzijn te vergroten en mensen te laten zien wat zij kunnen doen aan besparing werkt IenW samen met de Vewin en vele andere partners aan de campagne Leven met water.4
Waarom gaat u inzetten op verandering van gedrag via gedragscampagnes terwijl al deze mensen helemaal niets fout doen?
Water is in Nederland nooit ver weg. We zijn in ons land gewend om te leven met water, zowel met de kansen die het biedt voor wonen, werken handel en ontspanning als met eventuele risico’s in de vorm van watertekorten of kans op overstroming. Mensen doen inderdaad niets verkeerd als ze bijvoorbeeld water gebruiken voor hun huishouden of in een lagergelegen deel van ons land wonen. Toch is het goed om in ieder geval te weten welke uitdagingen er zijn op het gebied van water – nu en in de toekomst. En om na te denken over wat je zelf kunt doen om met die uitdagingen om te gaan.
Via campagnes en de vernieuwde website «Leven met Water» wordt enerzijds informatie geboden over wat waterbeheerders zoals Rijkswaterstaat, de waterschappen en drinkwaterbedrijven allemaal al doen om ook in de toekomst te kunnen blijven beschikken over schoon water en droge voeten. Anderzijds wordt via deze weg – samen met de waterpartners – praktische informatie aan inwoners van Nederland gegeven over wat zij zelf kunnen doen. We zetten ons dus zowel in voor meer waterwinputten als voor minder verspilling van drinkwater.
Denkt u wel dat deze mensen iets fout doen? Zo ja, wat dan?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om te stoppen met deze gedragscampagnes, mensen met rust te laten en gewoon zorg te dragen voor voldoende waterwinpunten?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manieren kunt u ervoor zorgen dat milieuorganisaties niet langer het proces van vergunningverlening voor nieuwe waterwinpunten kunnen frustreren met rechtszaken en dergelijke?
Het bevoegd gezag beoordeelt bij de vergunningaanvraag of de invloed die een onttrekkingsvergunning heeft op de omgeving acceptabel is. Onttrekkingen kunnen invloed hebben op het landbouwkundig gebruik, funderingen van woningen of natuurdoelstellingen.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht staan besluiten van het bevoegd gezag open voor beroep en bezwaar. De mogelijk beroep en bezwaar in te kunnen dienen voor initiatieven die invloed hebben op de leefomgeving is zowel een vereiste op grond van de Milieuaansprakelijkheidsrichtlijn als een belangrijk element in ons democratisch bestel.
Wanneer kunnen we wetswijzigingen tegemoet zien komen die decentrale overheden en drinkwaterbedrijven helpen met het slaan van nieuwe waterwinpunten?
Decentrale overheden kunnen op basis van de huidige wet- en regelgeving zelf besluiten tot winning van drinkwater uit nieuwe bronnen dan wel uitbreiding van winning uit bestaande bronnen.
In het Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen 2023–2030 is aangegeven welke mogelijkheden zij nu al hebben om die besluitvorming te versnellen. Op grond van de Omgevingswet en de daaraan gekoppelde regelgeving kan dat bijvoorbeeld door het toepassen van de zogeheten coördinatieregeling door gemeenten of door gebruik te maken van het projectbesluit door provincies. In het Actieprogramma is afgesproken dat de provincies in 2025 pilots uitvoeren om daar ervaring mee op te doen.
Daarnaast voorziet het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting in een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) projecten en besluiten met een zwaarwegend maatschappelijk belang aan te wijzen waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. Als de decentrale overheden deugdelijk en overtuigend kunnen onderbouwen dat de huidige wettelijke mogelijkheden van de Omgevingswet voor hen ontoereikend zijn om te komen tot versnelde uitvoering van de regionale plannen uit het genoemde Actieprogramma dan is het Ministerie van IenW bereid om samen met de Ministeries van VRO en JenV de totstandkoming van zo’n AMvB in gang te zetten. Conform de eerder gedane toezegging wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van het Actieprogramma en daarbij wordt uiteraard ook ingegaan op deze acties.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het aanstaande commissiedebat Water (17 juni 2025)?
Vanwege het demissionair worden van het kabinet is het commissiedebat uitgesteld tot na het zomerreces en kon helaas ook de termijn niet gehaald worden.
Herinnert u zich het antwoord op de Kamervragen over meldingen in het veiligheidssysteem Eccairs over het luchtruim boven Oekraïne voor 17 juli 2014, de datum waarop vlucht MH17/KL4103 werd neergeschoten?1 Wilt u bij het vervolg van deze vragen ook meldingen betrekken die op of na 17 juli gedaan zijn, maar over een voorval gingen dat plaatsvond voor het neerhalen van MH17.
Het antwoord op die Kamervragen is mij bekend. Ja, bij het vervolg van de antwoorden hieronder neem ik dat mee.
Herinnert u zich dat u weigerde deze meldingen aan de Kamer te sturen en beloofde daarop later terug te komen en ziet u dat dat nog niet is gebeurd?
In de brief van 16 mei 2024 legde mijn ambtsvoorganger uit waarom deze meldingen toen niet met de Kamer gedeeld konden worden. Hij zei hierbij toe om de Kamer te berichten na afloop van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Met deze brief geef ik gevolg aan deze toezegging.
Kunt u al deze meldingen openbaar aan de Kamer doen toekomen en wilt u deze vraag behandelen als een «artikel 68 Grondwet»-vraag, waarbij de aanvankelijke weigering al gedaan is, waardoor weigering alleen kan plaatsvinden door het inroepen van het belang van de Staat en het voorleggen aan het kabinet?
Deze meldingen vallen onder het regime van EU Verordening 376/2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart. De Raad van State heeft over het openbaar maken van deze meldingen uitspraak gedaan op 12 februari 2025. De Raad van State heeft het Europese Hof prejudiciële vragen gesteld. Naar het oordeel van het Europese Hof is de vertrouwelijkheid van informatie over gemelde incidenten en voorvallen een belangrijk onderdeel van het stelsel van toezicht en controle om de luchtvaartveiligheid te verbeteren. Volgens het Hof geldt een strikte vertrouwelijkheid voor alle informatie die nationale autoriteiten daarvoor verzamelen of opstellen. De Raad van State volgt in zijn uitspraak het Europese Hof. Gelet op de uitspraak kan ik de genoemde meldingen niet openbaar aan de Kamer doen toekomen.
Een verzoek om inlichtingen op grond van artikel 68 Grondwet, betekent dat ik in dit concrete geval afweeg of het belang van de Staat zich hier tegen verzet. Wat hier zwaar in meeweegt, is dat deze zaak al vele jaren speelt. Vanzelfsprekend erken ik dat de Kamer haar controlerende taak goed moet kunnen uitvoeren.
In dit specifieke geval ligt vertrouwelijke terinzagelegging bij de Kamer het meest voor de hand, omdat ik daarmee ook rekening kan houden met het door het Hof gesignaleerde belang van de vertrouwelijkheid voor de luchtvaartveiligheid. Ik ben bereid de meldingen in bewerkt anonieme vorm bij de Kamer ter inzage te leggen. Door de kern van de meldingen te beschrijven, krijgt de Kamer inzicht in de aard en de omvang van de meldingen.2
Herinnert u zich dat de Wet open overheid (Woo) en Europese richtlijnen (die hier met terugwerkende kracht worden toegepast) niet hoeven te leiden tot een weigering onder artikel 68 Grondwet en dat er dus een zelfstandige afweging moet plaatsvinden?
Ja, ik vind dat ook belangrijk. Zie mijn antwoord op vraag 3. Gezien het belang van de controlerende taak die het parlement heeft, zet ik me in om zoveel mogelijk inlichtingen te verstrekken.
Klopt het dat er geen Eccairs-meldingen staan in het OVV-rapport over de MH17? Klopt het dat er niet naar Eccairs verwezen wordt in bijvoorbeeld paragraaf 5.6 (niet openbare bronnen), terwijl dat wel voor de hand gelegen zou hebben?
In het OVV-rapport MH17 Crash van 13 oktober 20153 staan geen ECCAIRS-meldingen vermeld omdat deze vertrouwelijk zijn. Om die reden wordt er ook niet naar meldingen verwezen.
Heeft de OVV de beschikking gehad over deze Eccairs-meldingen? Zo nee, wilt u ze dan aan de OVV sturen en vragen of dit zou leiden tot een aanvulling van het rapport over vliegen over Oekraïne?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft zelfstandig toegang tot alle meldingen in ECCAIRS. Naar deze meldingen is in diverse Kamerstukken verwezen. De Onderzoeksraad kent de inhoud van deze Kamerstukken ook.
Wilt u ervoor zorgen dat deze stukken ook in het hotspotarchief MH17 opgenomen worden?
De ECCAIRS meldingen zijn gearchiveerd in het hotspotarchief van MH17.
Wanneer zullen deze meldingen openbaar gemaakt worden? Als ze nooit openbaar gemaakt gaan worden, hoe kunnen veiligheidssystemen dan ooit democratisch gecontroleerd worden?
Deze meldingen worden niet openbaar gemaakt. Zie mijn antwoord op vraag 3. Er is een toezichtsysteem ingericht als controlerend mechanisme. De Europese toezichthouder voor een veilige burgerluchtvaart (EASA) houdt toezicht op de werking van het ECCAIRS systeem.
In 2022 concludeerde de OVV dat alle aanbevelingen uit het ongevalsonderzoek afdoende zijn opgevolgd.4 Hierbij maakt de OVV de kanttekening dat voor vliegveiligheid in relatie tot conflictgebieden voortdurende aandacht en doorontwikkeling nodig blijft op mondiaal, Europees en nationaal niveau.
Sinds het neerhalen van vlucht MH17, 11 jaar geleden, zijn veel stappen gezet ter voorkoming van nog zo’n ramp. Het kabinet heeft zich daarvoor ingespannen op nationaal, Europees en internationaal niveau. Er zijn verbeteringen doorgevoerd in de vliegveiligheidssystematiek voor het zo goed mogelijk beheersen van risico’s die gepaard gaan met het vliegen over en nabij conflictgebieden. Hierover heeft mijn ambtsgenoot uw Kamer geïnformeerd op 16 september 2024.5
Heeft de KLM Eccairs-meldingen gedaan over het luchtruim boven Oost-Oekraïne in juni en/of juli 2014? Zo ja, kunt u daarover details geven?
Alle meldingen aan ECCAIRS zijn vertrouwelijk. Hierdoor kan ik geen antwoord geven op deze vraag.
Indien u niet weet of KLM Eccairs-meldingen gedaan heeft over het luchtruim boven Oost-Oekraïne in juni/juli 2014, wilt u dat dan aan KLM vragen en het antwoord aan de Kamer doen toekomen?
Vanwege de vertrouwelijkheid van alle ECCAIRS meldingen, kan de KLM geen antwoord geven op deze vraag. Ik heb deze vraag dan ook niet gesteld aan de KLM.
Kunt u alle documenten (fysieke documenten, mails, appjes en andere vormen) bij de rijksoverheid (inclusief ministeries, landsadvocaat, OVV, toezichthouders en andere overheidsinstellingen) die betrekking hebben op Eccairs-meldingen boven (Oost-)Oekraïne in juni/juli 2014 openbaar maken? Het gaat dus om alle documenten vanaf 1 juni 2014 tot heden. Dit verzoek dient u zowel als een «artikel 68 Grondwet»-verzoek als een Woo-verzoek te behandelen, zodat er ook een inventarislijst van de documenten bestaat. Het gaat heel expliciet ook over (juridische) procedures over deze Eccairs-meldingen.
Uw vraag beschouw ik als een informatieverzoek op grond van artikel 68 Grondwet en zal ik apart wegen. Gelet op mijn antwoord op vraag 3, krijgt de Kamer inzicht in de aard en de omvang van de meldingen. Uw verzoek om alle documenten bij de rijksoverheid openbaar te maken die betrekking hebben op ECCAIRS-meldingen boven (Oost-) Oekraïne vanaf 1 juni 2014 tot heden lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat hierover veel informatie is gewisseld. Vanwege de vertrouwelijkheid wordt echter, ook binnen de rijksoverheid, slechts beperkt over de inhoud van deze meldingen gecorrespondeerd. Over de juridische procedures ten aanzien van de vertrouwelijkheid van de meldingen is veel openbaar. Daarom verwijs ik de Kamer graag naar eerdere Wob-besluiten over de ECCAIRS-meldingen en de uitspraken van de Raad van State.6
Wilt u de stukken over het vertrouwelijke verslag van de ontmoeting van de European Civil Aviation Conference – Directors General of Civil Aviation (ECAC-DGCA) op 6 mei 2014, openbaar maken, namelijk de volledige persoonlijke aantekeningen (die volgens de rechter zeer feitelijk zijn en dus al gedeeltelijk openbaar zijn) en het officiële verslag (ten minste punt 17 en 18 daarvan)?
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in de brief aan de kamer van 17 november 2021 uitvoerig stilgestaan bij wat wel en niet openbaar gemaakt kan worden op basis van de Woo (destijds Wob)7. Ondanks de beperkingen vanuit de Wob, heeft de Minister de paragrafen 17 en 18 van de 142e ECAC DGCA vergadering (summary of decisions) van 6 mei 2014 in geanonimiseerde vorm vertrouwelijk ter inzage aangeboden aan de Kamer. Hiermee is aan dit deel van het verzoek voldaan.
Wilt u, wederom met een beroep op artikel 68 van de Grondwet, deze stukken openbaar maken of aangeven welk belang van de Staat geschonden wordt, indien zij openbaar gemaakt worden?
Zie antwoord vraag 12.
Heeft de OVV beschikking gehad over deze stukken (ECAC-DGCA-ontmoeting) voor het rapport over de MH17?
De stukken die vertrouwelijk aan de Kamer ter inzage zijn gegeven, zijn op dat moment ook aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid ter inzage aangeboden.
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden en binnen 6 weken?
Op 3 juni 2025 is aan de Kamer een uitstelbrief voor beantwoording van de vragen gestuurd.8 Voor de antwoorden op vragen 3 en 11 was meer onderzoek nodig gezien de complexiteit. De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Bent u op de hoogte van het artikel «Russische tankers: Nederland spekt Russische oorlogskas en laat mogelijk spionnen binnen»?1
Ja.
Was u al op de hoogte van het feit dat tankers met Russisch aardgascondensaat net als tankers met Russisch LNG nog steeds hun toegang weten te vinden tot de Nederlandse havens en specifiek de haven van Rotterdam?
Ja.
Heeft u een verklaring voor het feit dat Russisch aardgascondensaat niet onder de Europese sanctiepakketten valt?
De Europese Unie heeft in het kader van sancties geen importverbod ingesteld op Russisch aardgas of aanverwante producten. Voor het instellen van sancties is altijd EU-unanimiteit vereist, en dit is voor aardgascondensaat net als voor aardgas tot op heden niet bereikt.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederland en de Europese Unie (EU) Russisch aardgascondensaat en LNG afnemen en daarmee bedrijven financieren die nauwe banden hebben met de Russische staat en mogelijk zelfs de Russische oorlogskas spekken? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet acht het onwenselijk dat de Europese Unie op deze wijze bijdraagt aan het verdienvermogen van Rusland en spant zich daarom in om de import van Russische fossiele brandstoffen op zo kort mogelijke termijn uit te faseren gegeven de randvoorwaarde dat dit geen negatieve gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie.
Bent u bereid om in Europa te pleiten voor het toevoegen van Russisch aardgascondensaat aan de sanctielijst? Zo nee, waarom niet?
Ja, voor het kabinet liggen alle opties op tafel om het Russische verdienvermogen verder in te perken en het kabinet is hier dan ook toe bereid. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat het zeer complex blijkt om unanimiteit te bereiken op importbeperkende maatregelen in de energiesector met het oog op de leveringszekerheid in een aantal EU-lidstaten.
Op welke termijn verwacht u dat Europa over zal gaan tot het volledig aan banden leggen van Russisch LNG door sanctiepakketten?
De Europese Commissie heeft op 6 mei jl. de zogenaamde RePowerEU Routekaart gepubliceerd. Het kabinet heeft u bij brief van 30 mei jl. een appreciatie van deze Routekaart toegezonden.2 Deze Routekaart schetst een scenario voor de geleidelijke uitfasering van de Russische energie-import waaronder de import van Russisch LNG uiterlijk eind 2027. In de aanloop naar deze datum kunnen gerichte sancties tegen bijvoorbeeld specifieke bedrijven en schepen het geschetste afbouwplan complementeren.
Bent u bereid om in Europa de druk op te voeren om over te gaan tot een totaal verbod op de import van Russisch LNG? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet pleit conform de moties Klaver c.s.3, Teunissen4, Paternotte c.s.5 en Van der Burg c.s.6 die oproepen tot het zo spoedig mogelijk beëindigen van de import van Russische fossiele energie tijdens sanctie-onderhandelingen al langer voor een importverbod op Russisch LNG, met daarbij de randvoorwaarde dat dit geen onaanvaardbare gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie. Het kabinet constateert ook dat hierover ondanks aanhoudende druk van een groep lidstaten tot op heden niet de benodigde unanimiteit over is bereikt. Daarom lijkt de door de Europese Commissie gepresenteerde REPowerEU Routekaart, en daarin aangekondigde wetgevingsvoorstellen die de Commissie medio juni zal presenteren. op dit moment de meest perspectiefrijke optie om de import van Russisch LNG op termijn geheel uit te faseren.
Ziet u mogelijkheden om de import van Russisch LNG en aardgascondensaat aan banden te leggen door middel van een landelijk verbod wanneer dit sneller effect zal hebben dan een Europees sanctiepakket? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in principe geen voorstander van nationale importverboden omdat deze de gemeenschappelijke markt verstoren en daarmee kwetsbaar zijn voor omzeilings- en verschuivingseffecten. Een nationaal importverbod draagt een groot risico op een direct concurrentienadeel voor de Nederlandse industrie zonder dat de feitelijke doelstelling van de maatregel, het raken van de Russische staatsinkomsten, wordt behaald. Het kabinet zet daarom in op Europese maatregelen die effectiviteit en gelijk speelveld garanderen waarbij gekeken wordt naar de volle breedte van zowel het sanctie- als het handelsinstrument.
Kunt u reflecteren op de bevinding dat Russische geheimagenten hoogstwaarschijnlijk via Russisch LNG en aardgascondensaat vervoerende tankers met regelmaat de Nederlandse havens aandoen?
Het kabinet kan geen uitspraken doen over of Rusland gebruik maakt van bemanning van LNG- en aardgascondensaattankers als dekmantel voor Russische inlichtingenofficieren. Een eventuele reflectie hierop geeft informatie over het kennisniveau van de diensten en dat is onwenselijk om operationele redenen.
Deelt u, in het kader van deze bevindingen, de mening dat het onwenselijk is dat schepen met vrijwel uitsluitend Russische bemanning vrij kunnen rond bewegen tussen onze Nederlandse cruciale infrastructuur? Zo nee, waarom niet?
Het feit op zich dat scheepslieden over de Russische nationaliteit beschikken is niet automatisch reden tot zorg. Immers niet iedereen die over de Russische nationaliteit beschikt is betrokken bij inlichtingenactiviteiten. Het kabinet mitigeert de dreiging op spionage door statelijke actoren door waar nodig passende maatregelen te nemen. De recentelijk aangenomen Wet uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten breidt de mogelijkheden uit om hier strafrechtelijk tegen op te treden. De mogelijke risico’s voor de Nederlandse cruciale infrastructuur afkomstig uit de scheepvaart staan hoog op de agenda voor het kabinet. De veiligheid van de Nederlandse kritieke infrastructuur op zee wordt onder andere versterkt door het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur. Ook binnen de NAVO en met buurlanden wordt er intensief samengewerkt om de infrastructuur op zee te beschermen.
Schepen die onder de Russische vlag varen zijn al verboden in alle Nederlandse havens, bent u bereid dit verbod uit te breiden voor de schepen die sterke banden hebben met Rusland? Zo nee, waarom niet?
In het kader van EU-sancties geldt een havenverbod voor alle schepen die varen onder Russische vlag of dat in het recente verleden gedaan hebben. Mede op initiatief van Nederland is in juli 2024 een instrument toegevoegd waarmee onder andere havenverboden kunnen worden opgelegd aan individuele schepen die sterke banden hebben met Rusland door betrokkenheid bij omzeiling van het olieprijsplafond, de ontwikkeling van de Russische energie-infrastructuur, wapenleveranties aan Rusland of de export van gestolen Oekraïens graan. Op dit moment zijn op deze manier 342 schepen gesanctioneerd en deze lijst wordt voortdurend verder aangevuld. Tot slot geldt het havenverbod ook voor schepen die eigendom zijn van bedrijven of personen die op de sanctielijst staan. De EU sanctioneerde als onderdeel van het 17de sanctiepakket op 20 mei bijvoorbeeld zes rederijen.
Welke stappen bent u bereid te nemen om in het vervolg beter inzichtelijk te hebben welke schepen mogelijke banden hebben met Rusland om zo deze effectiever te kunnen weren?
Schepen die onder de sancties tegen Rusland vallen worden in overeenstemming met de Europese sanctiemaatregelen geweerd uit Nederlandse havens. Uw Kamer wordt naar aanleiding van de motie Paternotte en Boswijk7 op korte termijn nader geïnformeerd over de stappen die het kabinet neemt op het gebied van sancties en beeldopbouw tegen schepen die mogelijk banden hebben met Rusland. Daarnaast neemt het kabinet waar nodig aanvullende maatregelen bovenop de Europese sancties. Zo weert het kabinet alle Russisch gevlagde schepen uit Nederlandse havens, ook wanneer er binnen de EU-sancties uitzonderingen mogelijk zijn.8 De Inspectie Leefomgeving Transport (ILT) kan verdachte schepen die nog niet gesanctioneerd zijn in het kader van de havenstaatcontrole controleren op het naleven van de regelgeving op het gebied van veiligheid en milieu. Daarnaast kan de Douane in de haven inspecties uitvoeren op en naar de lading aan boord van verdachte schepen.
Openheid over de besluitvorming ten aanzien van geluidsreductie bij Schiphol. |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Kunt u, in lijn met artikel 68 van de Grondwet, de stukken onderliggend aan de besluitvorming in de Raad Fysieke Leefomgeving (RFL) van 6 mei jongstleden over keuze voor een andere invulling van het resterende percentage van de geluidshinderreductieopgave rondom Schiphol, waaraan gerefereerd wordt in de beslisnota bij de Kamerbrief «Versneld LVB Schiphol», met de Kamer delen?1
Op 9 mei jl. verzocht het lid Postma om openheid over de besluitvorming ten aanzien van de geluidsreductie bij Schiphol in lijn met artikel 68 van de Grondwet. Meer in het bijzonder vroeg zij om de stukken onderliggend aan de besluitvorming in de RFL van 6 mei jl. over keuze voor een andere invulling van het resterende percentage van de geluidshinderreductieopgave rondom Schiphol en alle andere aan deze besluitvorming gerelateerde adviezen.
Gelet op het procesbelang van de Nederlandse Staat kunnen deze stukken niet openbaar gemaakt worden. Hierbij zend ik u daarom vertrouwelijk bijgaande stukken2. Ik verzoek u dan ook om de stukken vertrouwelijk te behandelen en deze ter inzage te leggen conform de Regeling vertrouwelijke stukken van het Reglement van Orde van de Kamer. Het vermenigvuldigen van de stukken is niet toegestaan.
Kunt u ook alle andere aan deze besluitvorming gerelateerde adviezen, juridisch dan wel ambtelijk, met de Kamer delen, wederom in lijn met artikel 68 van de Grondwet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de hierboven verzochte stukken uiterlijk vóór aanstaande dinsdag 13 mei, de dag waarop gestemd wordt over aan dit onderwerp gerelateerde moties, aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 1.
PFAS-lozingen Custom Powders |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Zembla uitzonding van 27 april over dat Custom Powders al jaren duizenden kilo’s PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen) direct in het riool heeft geloosd?1
Ja.
Hoe kan het dat er rechtstreeks op het riool werd geloosd en dat hier geen controle door de overheid op heeft plaatsgevonden?
Het is belangrijk dat hier duidelijkheid over komt. De gemeente Helmond, als bevoegd gezag voor de rioollozingen, heeft daarom aangekondigd dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de rol van de gemeente en de milieudienst, inclusief vergunningverlening, toezicht en handhaving, bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders2.
Kunt u bevestigen dat deze lozingen en uitstoot van schadelijke stoffen schade (in welke mate dan ook) hebben veroorzaakt aan milieu, waterkwaliteit en gezondheid van mens en dier, waar ook de experts in de aflevering van Zembla naar verwijzen? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan?
Ja, deze effecten zijn vastgesteld. PFOA is een schadelijke stof die sinds 2013 wordt beschouwd als een Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS).3 Deze stof is extreem persistent in het milieu en breekt nauwelijks af. Bovendien kan PFOA effecten op de menselijke gezondheid hebben zoals effecten op het immuunsysteem, voortplanting, ontwikkeling van het ongeboren kind, en is het mogelijk kankerverwekkend. De GenX stoffen, die daarnaast ook zijn geloosd, veroorzaken vergelijkbare gezondheidseffecten als PFOA4.
Daarnaast is het schadelijk voor de natuur doordat de stof kan ophopen in de voedselketen. Het is aannemelijk dat deze combinatie van eigenschappen en de hoeveelheden PFOA die door de jaren heen zijn uitgestoten en geloosd hebben geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Welke mogelijke effecten heeft, volgens experts, het feit dat werknemers van Custom Powders concentraties van PFOA (Perfluoroctaanzuur) in hun bloed hadden die een factor 1000 hoger is dan de EFSA-norm (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid)?
De aanwezigheid van PFOA in het bloed wordt in verband gebracht met verschillende gezondheidseffecten. Van PFOA is bekend dat het schadelijke effecten kan hebben op het immuunsysteem, op de voortplanting en ontwikkeling van het ongeboren kind. Het is mogelijk kankerverwekkend. Het meest recente RIVM-overzicht over de betekenis van de gevonden PFOA-concentraties in het bloed dateert uit 20175. Een overzicht van ongewenste veranderingen bij mensen die op basis van epidemiologische studies met PFAS-blootstelling in verband worden gebracht staat in Tabel II.1 van die rapportage. Het is echter niet mogelijk om een oorzakelijk verband aan te tonen.
De in de uitzending vermelde concentraties PFAS in het bloed van werknemers van Custom Powders, met waarden die oplopen tot 6.239 ng/mL, zijn veel hoger dan de concentratie waaronder EFSA geen gezondheidseffecten verwacht. De inventarisatie uit 2017 bevat geen informatie over de mate waarin genoemde gezondheidseffecten optreden bij dergelijk hoge concentraties.
In 2024 heeft RIVM de behoeften aan onderzoek van omwonenden en werknemers van Chemours en omwonenden van de Westerschelde in relatie tot PFAS in kaart gebracht. Naar aanleiding van deze verkenning is geadviseerd om in de wetenschappelijke literatuur antwoorden te zoeken op vragen als wat zijn de gezondheidsrisico’s, welke ziekten en aandoeningen kun je krijgen van PFAS en wat de langetermijneffecten zijn. De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over de opvolging van deze adviezen.
Hoe kijkt u ernaar dat in de uitzending wordt gesproken over een «kankerstraat» vlakbij de locatie van Custom Powders, waarbij veel omwonenden kanker hebben gekregen? Wat zegt u tegen die burgers?
Het is begrijpelijk en ook logisch dat de berichten over ernstige gezondheidsproblemen, zoals kanker, bij omwonenden van de locatie van Custom Powders diepe zorgen oproepen. Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde leefomgeving. Tegelijkertijd is het belangrijk om zorgvuldig met dit soort signalen om te gaan. De GGD heeft in 2018 samen met het waterschap onderzoek gedaan naar de verspreiding van PFAS. Uit die onderzoeken bleek dat er geen sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s.
Op dit moment is er geen causaal verband vastgesteld tussen de blootstelling aan PFAS vanaf deze locatie en het optreden van kanker in de directe omgeving6. Dat sluit niet uit dat de zorgen over mogelijke gezondheidseffecten onverminderd zijn. De gemeente Helmond heeft aan de GGD gevraagd om een vrijwillig gezondheidsonderzoek uit te voeren7.
PFOA is een kankerverwekkende stof, maar het is ingewikkeld aan te tonen dat een omwonende kanker heeft gekregen van PFOA-uitstoot/lozingen; hoe kunnen burgers dan wel hun recht halen en worden beschermd?
Het bevoegd gezag houdt toezicht op de uitstoot en activiteiten van bedrijven. Het uitgangspunt is dat bedrijven zich aan milieuwetgeving moeten houden. Wanneer dat niet gebeurt, biedt de wetgeving verschillende handvatten om dit aan te pakken. Zowel het bestuursrecht, strafrecht als privaatrecht biedt mogelijkheden om bedrijven aan te spreken op overtredingen en schade te vergoeden. Het is van de specifieke feiten en omstandigheden afhankelijk of en door wie deze mogelijkheden daadwerkelijk benut kunnen worden.
Voor een uitgebreide uiteenzetting van de juridische mogelijkheden voor verschillende partijen in zulke gevallen geldt het antwoord op vraag drie in de Kamerbrief over het aansprakelijk stellen van bedrijven voor schade door PFAS-vervuiling8.
Bent u het eens dat uit voorzorg de uitstoot snel gestopt moet worden, als er vermoedens zijn dat mensen ziek worden van PFOA en andere gevaarlijke stoffen? Zo nee, waarom speelt u dan Russisch roulette met levens van mensen?
Het uitgangspunt van het milieubeleid is dat de gezondheid van mens en dier en de kwaliteit van het milieu goed beschermd moet worden. Voorzorg speelt daarin een belangrijke rol: als er serieuze aanwijzingen zijn dat een stof schadelijk kan zijn voor de gezondheid of het milieu, is dat aanleiding om maatregelen te nemen, ook als er nog geen volledige wetenschappelijke zekerheid is. Het bevoegd gezag beoordeelt of en welke maatregelen nodig zijn. Dit doen ze op basis van de beschikbare wetenschappelijke inzichten, adviezen van experts, en de mate van onzekerheid of risico. Daarbij worden ook de belangen van volksgezondheid en milieubescherming expliciet meegewogen.
Het beeld dat er «Russisch roulette» wordt gespeeld met mensenlevens wordt dan ook niet herkend. Waar vermoedens bestaan van gezondheidsschade door stoffen als PFOA, is het juist van belang om snel inzicht te krijgen in de ernst van de risico’s en om waar nodig preventief op te treden.
Kunt u een inschatting geven, op basis van input van onafhankelijke experts/wetenschappers, wat inmiddels (in euro's) de schade aan milieu en gezondheid is door de genoemde lozingen en de uitstoot van schadelijke stoffen? Zo nee, waarom heeft u nog steeds geen beeld van de schade die bedrijven aan milieu en burgers aanrichten?
Het is ingewikkeld om de schade van een bepaalde stof in euro’s uit te drukken, omdat de effecten van de vervuiling verstrekkend kunnen zijn en niet direct te meten zijn. In plaats van te kijken naar schade in euro’s, wordt gekeken naar de impact die een stof heeft op de functies van het milieu en de volksgezondheid.
Als de emissie van een stof past binnen de kaders en grenzen die het lozingsbeleid toelaat, wordt deze als acceptabel beschouwd. Dit betekent dat gezorgd wordt dat de uitstoot niet boven de vastgestelde normen uitkomt om zo de leefomgeving te beschermen. Daarnaast geldt het principe «de vervuiler betaalt», wat inhoudt dat bedrijven en organisaties die stoffen lozen, via een lozingsheffing bijdragen aan de kosten voor het beheer en herstel van de gevolgen van de vervuiling.
Wie is aansprakelijk voor de gemaakte fouten en het vergoeden van de schade aangericht aan gezondheid, natuur en milieu?
In Nederland geldt het uitgangspunt dat de veroorzaker van schade aan gezondheid, natuur of milieu verantwoordelijk is voor het herstellen van die schade. Of en in hoeverre er sprake is van aansprakelijkheid hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de geldende wet- en regelgeving op het moment van de lozing, de kennis over de schadelijkheid van stoffen op dat moment en de vraag of er is gehandeld binnen of buiten de vergunde kaders.
In het geval van de PFAS-vervuiling in Helmond heeft de gemeente aangifte gedaan tegen zowel Custom Powders als Chemours (voorheen DuPont). Het is uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen of er sprake is van juridische aansprakelijkheid en of er schadevergoeding moet worden toegekend.
Kunt u schetsen waar er vanuit de overheid precies fouten zijn gemaakt en op welk moment, inclusief de bijbehorende tijdlijn?
De gemeente Helmond heeft een tijdlijn opgesteld van het onderzoek naar de PFAS-emissies bij Custom Powders (zie bijlage 1). Het onafhankelijke onderzoek dat de gemeente Helmond laat uitvoeren zal duidelijkheid geven over de rol van de gemeente en de milieudienst bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders (zie ook vraag 2). Het Ministerie van IenW heeft destijds, op verzoek van de gemeente Helmond, vanuit haar beschikbare kennis en expertise meegedacht in de aanpak van de vervuiling.
Welke concrete lessen trekt u uit deze casus en de gemaakte fouten en welke concrete extra acties (anders dan nog meer onderzoek) gaat u ondernemen om soortgelijke schade aan milieu en gezondheid van burgers te voorkomen (graag met tijdlijn en planning)?
De casus rondom PFAS-lozingen bij Custom Powders in Helmond toont het belang van:
Op al deze thema’s lopen verschillende acties. Zo wordt de vernieuwde Europese Richtlijn Industriële Emissies geïmplementeerd en wordt er in Europees verband gewerkt aan een hernieuwde Kaderrichtlijn Water. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is daarnaast bezig met de uitvoering van de Actieagenda Industrie en Omwonenden9 en het Impulsprogramma Chemische Stoffen10 en met het robuust maken van het VTH-stelsel11. Op basis van deze trajecten worden verschillende maatregelen uitgevoerd of voorgesteld die gericht zijn op het beschermen van de gezondheid van omwonenden en het verbeteren van wet- en regelgeving. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de verschillende sporen.
Klopt het dat onze rioolwaterzuiveringsinstallaties niet gebouwd zijn op het zuiveren van PFAS en dat de enorme hoeveelheden PFAS er dus gewoon steeds doorheen stroomt? Welke gevolgen heeft dit voor biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid?
Het klopt dat rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) in hun huidige opstelling niet zijn ontworpen om PFAS te verwijderen. De mate waarin PFAS zal worden gezuiverd in de RWZI zal daardoor zeer beperkt zijn. Welke gevolgen dit heeft voor de biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Voor diverse soorten PFAS is bewezen dat deze schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu. Doordat deze stoffen ophopen in onze leefomgeving kunnen we er langdurig aan worden blootgesteld. Het valt niet uit te sluiten dat dit heeft geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Uit de steekproef van Zembla rondom de fabriek blijkt dat bij het merendeel van de hobbykipeieren de Europese PFAO-norm wordt overschreden en experts adviseren de eieren niet te eten. Hoe staat dat met ander voedsel zoals groente en fruit?
In 2018 en 2022 heeft het RIVM onderzoek gedaan naar de risico’s van het eten van gewassen uit het volkstuincomplex uit de omgeving van Custom Powders (1e Helmondse volkstuinencomplex aan de Sluisdijk en Delta volkstuinen aan de Griftstraat (Sluisdijk en Delta). Sluisdijk ligt op ongeveer 450m en Delta op ongeveer 1.150 meter benedenwinds van Custom Powders. Na een herziening op basis van de nieuwe gezondheidskundige grenswaarden van EFSA die in 2020 zijn vastgesteld, heeft het RIVM geadviseerd dat gewassen uit het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk beter niet gegeten konden worden en dat gewassen uit de Delta volkstuinen veilig zijn voor consumptie, al raadt het RIVM af om daar elke dag uit de volkstuin te eten. De gemeente Helmond heeft daarop de bodem op het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk laten saneren.
Het Voedingscentrum adviseert: eet gevarieerd. Voedsel bevat vele gezonde stoffen zoals vitamines, mineralen, koolhydraten en vezels. Maar voedsel kan ook verontreinigd zijn met andere stoffen zoals zware metalen of PFAS. Het is niet te voorkomen dat we ook deze ongewenste stoffen binnenkrijgen, omdat ze nu eenmaal in ons milieu voorkomen. Groente uit de moestuin kun je gewoon eten. Alleen voor groente en fruit uit moestuinen binnen 1 kilometer van de fabriek van DuPont/Chemours in Dordrecht is het advies om dit niet te eten. Op deze plekken zitten veel PFAS in de bodem (www.voedingscentrum.nl).
In de Zembla uitzending wordt gesproken over «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» van Chemours; bent u het met die constateringen eens? Zo nee, waar baseert u dat dan precies op?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de kwalificaties «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» die in de Zembla-uitzending worden genoemd. Dit is aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Wel is het zorgelijk over de wijze waarop DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met overheden, samenwerkingspartijen (zoals Custom Powders), werknemers of omwonenden, is dat zorgelijk en onacceptabel. Transparantie en verantwoordelijkheid zijn cruciaal bij het beschermen van de volksgezondheid en het milieu. Het is daarom goed dat er onderzoek loopt naar de rol van het bedrijf in de lozingen en mogelijke milieuschade. De uitkomsten van dat onderzoek zullen duidelijkheid moeten geven over de vraag of er inderdaad sprake is geweest van strafbaar handelen.
Wat vindt u ervan dat Custom Powders voor Chemours teflonpoeder verwerkte, maar dat belangrijke informatie over de stoffen niet bekend was voor de medewerkers van Custom Powders?
Uitgangspunt is dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Werkgevers zijn daar op basis van de Arbowet primair voor verantwoordelijk. Zij moeten een inventarisatie maken van de gevaarlijke stoffen in hun bedrijf en de hoogte van de blootstelling van werknemers aan die stoffen bepalen. Vervolgens beoordelen zij of die blootstelling tot gezondheidsrisico’s kan leiden en dienen zij maatregelen te nemen. Afhankelijk van de gezondheidsrisico’s die gevaarlijke stoffen kunnen veroorzaken, moet de producent of distributeur van de stof informatie verstrekken over die gevaren in het Veiligheidsinformatieblad (VIB). Dit is dan ook belangrijke informatie voor een inventarisatie. De werkgever is volgens de Arbowet verplicht om doeltreffende voorlichting en onderricht te geven aan de werknemers over het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Bij de invulling van de zorgplicht van de werkgever richting zijn werknemers is het van belang dat de werkgever over de juiste informatie beschikt.
Zoals in het antwoord op vraag 14 is aangegeven deel is het zorgelijk hoe DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met partijen in de keten of werknemers is dat zorgelijk en onacceptabel.
Wat vindt u ervan dat Dupont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat er zelfs hogere hoeveelheden PFOA in het bloed van medewerken van Custom Powders zaten dan in het bloed van de medewerkers van de Dordrechtse en Amerikaanse Dupont fabriek?
Onderzoek moet uitwijzen of het inderdaad klopt dat DuPont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat medewerkers van Custom Powders werden blootgesteld aan hogere concentraties PFOA dan hun eigen werknemers in Dordrecht en de Verenigde Staten. Als dit het geval is, dan is dat een uiterst zorgwekkende constatering. Hoewel Chemours niet de directe werkgever was van de medewerkers van Custom Powders, heeft het bedrijf wel degelijk een verantwoordelijkheid als leverancier van de stof.
Bedrijven moeten zorgvuldig omgaan met kennis over mogelijke gezondheidsschade, vooral wanneer deze ook impact heeft op ketenpartners of derden. Het feit dat deze informatie niet eerder is gedeeld met het bedrijf Custom Powders, toezichthouders of betrokken overheden roept vragen op over de zorgplicht en transparantie van alle betrokken partijen. Het is van groot belang dat het lopende onderzoek door de gemeente Helmond helderheid wordt verschaft over wat er (en op welk moment) bekend was en of er adequaat is gehandeld.
Bent u bekend met de effecten op de omgeving en omwonenden die dit PFAO-lek heeft veroorzaakt? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom heeft u na al die jaren nog steeds geen overzicht over wat vervuiling door bedrijven met de gezondheid van burgers en milieu doet?
Tussen 2018 en 2020 heeft de gemeente Helmond een milieuonderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de uitstoot van PFOA en GenX in de regio12. Uit het onderzoek blijkt dat de omvang van de PFAS-verontreiniging goed in kaart is gebracht. De risicobeoordeling, gebaseerd op de door het RIVM geadviseerde risicogrenswaarden, laat zien dat er geen verhoogd gezondheidsrisico is voor omwonenden.
Wel is sprake van ernstige verontreiniging van de bodem en het grondwater, met name in de directe omgeving van het bedrijf Custom Powders. Er bestaat een aanzienlijk risico dat deze stoffen zich via het grondwater verder verspreiden. Bovendien bevindt een deel van de grondwaterverontreiniging zich binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Op basis van deze bevindingen heeft de gemeente Helmond besloten dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. De uitvoering van deze sanering staat gepland voor medio 2026.
Daarnaast zijn ook concentraties van PFOA en GenX aangetroffen in het oppervlakte- en rioolwater. Onderzoek van de ILT bevestigt dat deze stoffen nog steeds worden waargenomen13. Waterschap Aa en Maas monitort de waterkwaliteit en signaleert indien nodig of aanvullende maatregelen vereist zijn.
In de Zembla-aflevering schetst de gemeente Helmond hoe lastig het is voor overheden en toezichthouders om goede beslissingen te maken, omdat bedrijven tegenover een toezichthouder met weinig capaciteit informatie kunnen achterhouden of in kleine letters verbergen in bijlagen; welke stappen gaat u ondernemen om dit te voorkomen en de informatiepositie van toezichthouders en de overheid ten opzichte van bedrijven te verbeteren op korte termijn?
Via verschillende maatregelen wordt gewerkt aan het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de breedte. Versterking die niet alleen het stelsel, maar ook de dagelijkse uitvoering ten goede komt waar ook de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven wordt versterkt. Specifiek op het gebied van stoffen wordt het bevoegd gezag met de ontwikkeling van de Routekaart Voorzorg Beter Toepassen, zoals benoemd in het commissiedebat Leefomgeving van 13 mei 2025, ondersteund.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld14, wordt er momenteel gewerkt aan het IenW-programma Digitaal VTH-stelsel Milieu en aan de versterking van de kennisinfrastructuur bij omgevingsdiensten. Beide acties zullen ervoor zorgen dat de informatie van toezichthouders wordt versterkt. Er zal eerst worden gekeken naar de effecten van die inzet afwachten voordat er eventueel aanvullende acties worden genomen.
Hoe kan het dat de Dupont (via de arbeidshygiënist) de medewerkers heeft voorgehouden dat er geen gevaar is voor de gezondheid, zoals in de Zembla-aflevering wordt geschetst? Heeft de overheid daar nooit op gecontroleerd en ingegrepen en waarom niet?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 14 is de werkgever verantwoordelijk voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor de werknemers. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk om werknemers op een doeltreffende manier in te lichten over de risico’s en hoe die te beperken. Dat begint bij een inventarisatie van deze risico’s. Als kennis beschikbaar is over deze risico’s, moeten deze beschikbaar zijn voor partijen in de keten. Een werkgever kan ervoor kiezen om ter ondersteuning van deze verantwoordelijkheid een bedrijfsarts, arbeidshygiënist of andere arbodienstverleners in te schakelen. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht op de naleving van de Arbowetgeving.
Met welke extra stappen gaat u voorkomen dat de situatie uit de bovenstaande vraag zich opnieuw ergens voordoet?
Het is lastig om een dergelijke gebeurtenis uit te sluiten. Wel stimuleren we bedrijven het gebruik van schadelijke stoffen te verminderen en wordt het vergunningsstelsel aangepast. Dit heeft ook een effect op werknemersbescherming. De verantwoordelijkheid voor gezond en veilig werken die daarnaast bij de werkgever ligt blijft ook gelden, waaronder de eerdergenoemde verantwoordelijkheid tot het doeltreffend informeren van werknemers, en toezien op het juist toepassen van maatregelen om gezondheidsrisico’s te beperken. De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving hiervan.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Helmond al veel geld van burgers heeft moeten besteden aan sanering en de kosten voor de vervuiling dus zijn afgewenteld op burgers?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijk beginsel. Bij Custom Powders is een verontreiniging ontstaan, waarbij een veroorzaker in beeld is, maar de aanpak wegens de aanwezige risico’s niet kan wachten op de uitkomst van kostenverhaal. De gemeente Helmond is als bevoegd gezag voor bodemsanering daarom met de aanpak gestart om mens en milieu te beschermen en parallel daaraan met het traject voor het aanspreken van aansprakelijke partijen.
Uitgangspunt blijft dat de kosten voor de sanering uiteindelijk bij aansprakelijke partijen zoals Custom Powders terechtkomen.
Nu Custom Powders failliet is, is het aan de curator om de schuldeisers te inventariseren en te bepalen welke middelen er in de failliete boedel aanwezig zijn om de openstaande schulden te voldoen. Indien daaruit onvoldoende middelen overblijven voor de sanering en ook geen andere aansprakelijke partijen kunnen worden aangesproken, zullen de kosten door het Rijk gefinancierd worden.
Middels deze aanpak wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat de uiteindelijke rekening door de burger wordt betaald. Als kosten worden verhaald kan hiermee rekening worden gehouden bij het vaststellen van de uitkering aan de gemeente. Dan kan het uitgekeerde geld bijvoorbeeld terugvloeien naar artikel 13, hoofdstuk 12 van de begroting en opnieuw worden ingezet voor bodemsanering of terugvloeien naar Financiën.
Het opruimen van deze vervuiling gaat meer dan 10 miljoen euro kosten. Hoe gaat u ervoor zorgen dat de rekening bij Chemours komt en niet nog verder bij de belastingbetaler?
Van de ruim 10 miljoen euro aan kosten die de gemeente Helmond verwacht te maken, is door de gemeente bijna 8,8 miljoen aangevraagd onder de regeling specifieke uitkering (SPUK) Bodem op de begroting van het Ministerie van IenW. De gemeente heeft het volledig aangevraagde bedrag toegekend gekregen.15 Daarnaast heeft de gemeente Helmond in de periode 2017–2020 zo’n 1,5 miljoen euro aan kosten gemaakt voor onderzoek en voorbereiding op de sanering. De gemeente probeert dit totaal aan kosten te verhalen op de veroorzaker. Het Ministerie van IenW heeft vernomen dat de gemeente probeert om ook Chemours aansprakelijk te stellen voor de bodemverontreiniging op en rond het terrein van Custom Powders. Of en in hoeverre zij dat ook zijn, is uiteindelijk aan de rechter.
Met welke concrete extra stappen gaat u de opdracht van de Kamer uitvoeren (zoals verwoord in motie Kostic/Soepboer) om beter te borgen dat vervuilers zelf opdraaien voor de kosten van de schade die hebben veroorzaakt door onder andere PFAS, in plaats van de belastingbetaler?2
In de meeste recente verzamelbrief bodem en ondergrond heeft de Staatssecretaris van IenW aangegeven hoe er uitvoering wordt gegeven aan deze motie geef17. Daarin staat aangegeven hoe het principe «de vervuiler betaalt» bepaalt dat de kosten van milieuverontreiniging en andere schade zoveel mogelijk op de veroorzaker daarvan worden verhaald. Voor bodemverontreinigingen met PFAS, ontstaan in de periode van 1 januari 1987 tot 1 januari 2024, geldt in beginsel de zorgplichtbepaling uit de Wet bodembescherming (Wbb) via het overgangsrecht18. Om het bevoegd gezag te ondersteunen bij invulling van de genoemde zorgplichtbepaling, is recent een handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS gepubliceerd.
Weet u welk bedrijf de rol van het bewerken van zeer zorgwekkende stoffen zoals PFAS voor Chemours heeft overgenomen nu Custom Powders failliet is? Zo ja, staat deze fabriek in Nederland en is hier nu wel constante controle op de lozingen, en zo ja, in welke vorm?
Het drogen van het fluorpolymeer PTFE, dat voorheen bij Custom Powders gebeurde, is na het faillissement van Custom Powders opgenomen in het productieproces bij het bedrijf Chemours (Dordrecht) zelf. Dit verliep binnen de geldende vergunning, waarbij er ook extra emissie reducerende maatregelen zijn toegepast.
Welke kansen ziet u om vanuit het Rijk juridische stappen te ondernemen tegen verantwoordelijke actoren of anderen daarin te ondersteunen?
Voor wat betreft de bodemsanering is de gemeente Helmond bevoegd gezag. Het is aan de gemeente om de kosten te verhalen op de veroorzaker. Of er ook er ook juridische stappen tegen andere actoren genomen moeten worden, is aan de gemeente. Om overheden te ondersteunen bij de aanpak van buitenproportionele opgaven op het gebied van bodemsanering, bestaat de eerdergenoemde SPUK Bodem. Kostenverhaal en aansprakelijkheid zijn onderdeel van de aanpak. Juridische kosten, wanneer die buitenproportioneel van aard zijn, kunnen hier ook onder vallen. De gemeente Helmond heeft binnen deze regeling de aangevraagde bijna 8,8 miljoen euro toegekend gekregen voor de aanpak van de bodemverontreiniging en voor de inzet van kostenverhaal (zie het antwoord 22).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat een soortgelijk schandaal niet nog een keer voorkomt, en welke concrete stappen binnen welke periode neemt u daartoe (anders dan nog meer onderzoek)?
Het is onmogelijk om het risico volledig uit te sluiten. Wel zorgen we er voor dat de kans op herhaling zo klein mogelijk is. Dat doen we op meerdere manieren: zo versterken we het VTH-stelsel, investeren we in kennis bij instituten zoals het RIVM, en scherpen we de lozingsvergunningen aan. Daarnaast zal het lopende Europese restrictievoorstel voor PFAS hier van grote waarde zijn. Uiteindelijk is een zo groot mogelijk verbod de belangrijkste factor om dergelijke situaties te voorkomen. Ook stimuleren we bedrijven om nu al te kijken waar het gebruik van schadelijke stoffen omlaag kan en waar alternatieven kunnen worden ingezet. Daarnaast ondersteunen we het bevoegd gezag waar nodig, zodat zij hun rol met meer kennis en kracht kunnen vervullen. Zo werken we stap voor stap aan een veiliger en gezonder systeem.
Gaat u na deze berichten versnelde acties ondernemen om nul uit de pijp bij Chemours op korte termijn te kunnen bereiken? Hoe gaat u dat precies bereiken en op welke termijn?
De wens om bij Chemours zo snel mogelijk «nul uit de pijp» te bereiken is begrijpelijk. Uw Kamer zal voor de zomer over de aanpak worden geïnformeerd.
Wat betekent deze casus volgens u voor het vertrouwen in de overheid vanuit de burgers?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 11, benadrukt deze casus het belang van een goede bescherming van de gezondheid van omwonenden. Het blijft belangrijk om het vertrouwen van omwonenden in de overheid te versterken en als overheid benaderbaar te zijn voor omwonenden, zoals ook blijkt uit het recente onderzoek van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur19. Het realiseren van een dialoog tussen omwonenden, industrie en overheid is onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Voor het zomerreces wordt de Kamer over de vervolgstappen op dit vlak geïnformeerd.
Hoe kunnen burgers gezien alle schandalen er nog vertrouwen in hebben dat de overheid controle heeft over, en scherp toeziet en handhaaft op bedrijven die met gevaarlijke en ziekmakende stoffen werken?
Dit soort casussen doen het vertrouwen van omwonenden geen goed. Een vergelijkbare conclusie trok de Onderzoeksraad voor Veiligheid in haar rapport over industrie en omwonenden20. Er is dus werk aan de winkel. In het antwoord op vraag 11 is reeds aangegeven welke acties (mede naar aanleiding daarvan) zijn ingezet. Het gaat onder andere om het verbeteren van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, het versterken van wet- en regelgeving en gezondheid in de afwegingen op dit gebied een volwaardige plaats te geven. Mijn ambitie is om met deze verschillende acties een stap de goede richting op te zetten en het vertrouwen terug te winnen.
Hoe kunt u aan de burgers uitleggen dat u afspraken kan maken met bedrijven die al hebben laten zien dat ze in staat zijn om te liegen, te verhullen en te misleiden, niet alleen als het gaat om Chemours, maar ook om bijvoorbeeld Tata Steel?
Het kabinet werkt met verschillende bedrijven aan maatwerkafspraken om de verduurzaming van de industrie en het verbeteren van de leefomgeving extra te stimuleren. Het doel staat daarbij voorop. Door het maken van deze afspraken is het mogelijk om bijvoorbeeld additionele CO2-reductie en verbetering van de leefomgeving te realiseren, die zonder deze afspraken niet behaald zouden kunnen worden. Ook niet met bijvoorbeeld strengere handhaving of scherpere vergunningen. Bij het maken van afspraken met bedrijven wordt toegewerkt naar een bindende maatwerkafspraak waarin juridisch afdwingbare verplichtingen worden vastgelegd.
Kunt u toezeggen dat u bij de gesprekken en besluiten over verbod op PFAS en andere gevaarlijke stoffen, de gezondheid van burgers centraal zult stellen en zult plaatsen boven korte termijn economische belangen, ook om te compenseren voor de schade die mensen en hun leefomgeving hebben opgelopen door het feit dat de overheid ze onvoldoende heeft beschermd?
Het besluit om te werken aan een EU-brede restrictie op het gebruik en op de markt brengen van (producten met) PFAS is juist genomen om de gezondheid van burgers zo goed mogelijk te beschermen. Daar wordt nu hard aan gewerkt door het EU-agentschap voor chemische stoffen (ECHA). Het gaat hierbij om het beoordelen van veel verschillende toepassingen van PFAS. Waar in sommige gevallen prima alternatieven beschikbaar en al in gebruik zijn, zijn er ook situaties waar dat niet zo is. Dat moet goed worden beoordeeld om ongewenste maatschappelijke effecten te voorkomen zoals het niet meer beschikbaar zijn van bepaalde medische apparatuur, consumentenelektronica of specifieke industriële toepassingen. Dat wordt momenteel beoordeeld, waarna de Europese Commissie een voorstel voor besluitvorming zal opstellen dat gebaseerd is op het aanpakken van het risico en de sociaaleconomische gevolgen, aangezien deze twee elementen in de regelgeving zijn vastgelegd.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Een integrale audit van ideologisch gedreven overheidsuitgaven en mogelijke systeemfraude in de overheidsadministratie |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), David van Weel (minister , minister ) , Judith Uitermark (minister ) (NSC), Barry Madlener (PVV), Eppo Bruins (minister ) (NSC), Femke Wiersma (minister ) (BBB), Dirk Beljaarts , Marjolein Faber (PVV), Mona Keijzer (minister ) (BBB), Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD), Reinette Klever (PVV), Fleur Agema (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD), Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u een volledig overzicht geven van alle organisaties die sinds 2010 overheidsfinanciering hebben ontvangen (subsidies, bijdragen, fondsen, opdrachten of garanties) en die de Staat der Nederlanden (mede) voor de rechter hebben gedaagd en/of publiekelijk of juridisch hebben aangedrongen op beleidsverandering via protest, campagnes of rechtszaken?
Er wordt geen lijst bijgehouden van organisaties die de Staat der Nederlanden (mede) voor de rechter hebben gedaagd en/of publiekelijk of juridisch hebben aangedrongen op beleidsverandering via protest, campagnes of rechtszaken. Departementen leggen in de jaarverslagen die jaarlijks aan uw Kamer worden aangeboden verantwoording af over de uitgaven die zijn gedaan. Deze jaarverslagen en onderliggende gegevens zijn ook inzichtelijk via Rijksfinancien.nl.
Hoeveel belastinggeld is sinds 2010 verstrekt aan organisaties die zich (mede) richten op abortuszorg en -bevordering, inclusief internationale partnerschappen; transgenderzorg, genderbevestigende medische interventies of «genderinclusief» onderwijs; LHBTIQ+-voorlichting of «empowerment»; «klimaatgerechtigheid»; «intersectionaliteit»; «dekolonisatie» en andere aan de duurzameontwikkelingsdoelstellingen gerelateerde doelen?
Departementen leggen in de jaarverslagen die jaarlijks aan uw Kamer worden aangeboden verantwoording af over de uitgaven die zijn gedaan. Deze jaarverslagen en onderliggende gegevens zijn ook inzichtelijk via Rijksfinancien.nl.
Hoe wordt voorkomen dat deze subsidies of bijdragen direct of indirect worden gebruikt voor anti-democratische doeleinden, waaronder: a. rechtszaken tegen de Nederlandse Staat (zoals door Urgenda of Milieudefensie) en b. beïnvloeding van verkiezingen, beleidsvorming of publieke opinie via door de overheid betaalde campagnes?
Deze vraag bevat een aanname over de definitie van «anti-democratische doeleinden» die het kabinet niet deelt, waardoor hij moeilijk te beantwoorden is. In het algemeen is te stellen dat subsidies op verschillende manieren worden verantwoord en gecontroleerd. Deze wijze van verantwoording en controle is vastgelegd in de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, ook wel bekend als het Uniform Subsidiekader (USK). Vakministers zijn zelf verantwoordelijk voor het subsidiebeheer en het beleid hieromtrent.
Worden bij subsidieaanvragen en -verantwoording identiteiten, jaarrekeningen en bestuursstructuren van aanvragers gecontroleerd op dubbele registraties, schijnconstructies of verbonden partijen?
Subsidies worden op verschillende manieren verantwoord en gecontroleerd. Deze wijze van verantwoording en controle is vastgelegd in de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, ook wel bekend als het Uniform Subsidiekader (USK). Vakministers zijn zelf verantwoordelijk voor het subsidiebeheer en het beleid tegen misbruik en oneigenlijk gebruik.
Kunt u uitsluiten dat er in Nederland net als in de Verenigde Staten (waar het Department of Governmenet Efficiency (DOGE) recent gevallen aan het licht bracht van overheidsmedewerkers op de payroll met leeftijden boven de 100 jaar) sprake is van zogeheten «ghost employees» of fictieve ambtenaren in loondienst? Zo nee, wat is de oudste actieve ambtenaar in dienst bij de Rijksoverheid, en hoeveel medewerkers staan ingeschreven met leeftijden van 90 jaar of ouder?
Er zijn in de personele administratie geen medewerkers bekend met een leeftijd van 90 jaar of ouder. De oudste actieve ambtenaar die in de personele administratie staat geregistreerd heeft een leeftijd van 80 jaar. In overleg kunnen medewerkers doorwerken na het 70e levensjaar. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan specialistisch adviseurs of bepaalde commissiesecretarissen.
Tabel 1 in de bijlage geeft een overzicht van het aantal Rijksambtenaren, per ministerie, naar leeftijdscategorie in het jaar 2024. De tabel laat zien dat er in Q4 2024 94 rijksmedewerkers waren met een leeftijd tussen de 71 en de 80 jaar.
Deze groep is goed voor 39,6 fte. Een meerderheid van deze groep werkt deeltijd, soms beperkt tot enkele uren per week.
Worden burgerservicenummers in de HR-administratie periodiek geverifieerd op vitaliteit, overlijden of dubbele inschrijving? En kunt u een overzicht geven van het aantal actieve ambtenaren naar leeftijdscategorie en dienstonderdeel?
Bij invoer van een werknemer in het HR-systeem vindt een validatie plaats op juistheid van BSN. Daarnaast wordt voorafgaand aan de salarisverwerking een loonaangiftecontrolerapport gedraaid, die een melding genereert wanneer een BSN bij meer dan één personeelsnummer wordt gebruikt. Werkgevers hebben geen toegang tot de Basisregistratie Personen (BRP). Elke medewerker waarvoor loon is berekend, wordt maandelijks met BSN opgenomen in de loonaangifte, die verstuurd wordt naar de Belastingdienst. De Belastingdienst controleert op de juistheid van het aangeleverde BSN. De Belastingdienst controleert aan de hand van de BRP of het BSN aansluit met de aangeleverde geboortedatum.
Tabel 1 in de bijlage geeft een overzicht van het aantal Rijksambtenaren, per ministerie, naar leeftijdscategorie in het jaar 2024.
Zijn er ambtenaren of externe consultants met toegang tot begrotingssystemen of subsidieverstrekkingsplatforms die gelijktijdig werkzaam zijn bij door de overheid gesubsidieerde instellingen? Zo ja, hoeveel?
Er geldt een meld- en registratieplicht voor nevenwerkzaamheden die in relatie tot iemands ambtelijke functievervulling de belangen van de dienst kunnen raken. Indien blijkt dat er integriteitsrisico's zijn, wordt door de betrokken persoon en de leidinggevende onderzocht welke maatregelen hiertegen genomen kunnen worden, met mogelijk zelfs een verbod op de nevenwerkzaamheden. De geschetste situatie in de vraag zal al snel onder deze meldplicht vallen.
Hoeveel subsidieaanvragen zijn sinds 2020 goedgekeurd waarin de volgende trefwoorden of gelijksoortige termen voorkwamen: «diversiteit, «inclusie», «dekolonisatie», «intersectionaliteit», «gender», «klimaatrechtvaardigheid», «safe space», «systemisch racisme», «lhbti+», «queer», «trans rights», «migratierechtvaardigheid»?
Informatie over het aantal subsidieaanvragen met de betreffende termen is niet beschikbaar.
Kunt u aangeven hoeveel verschillende organisaties in Nederland op meerdere plaatsen onder andere namen geregistreerd staan als subsidieontvanger? Hoeveel stichtingen of verenigingen zijn actief met een registratie bij de Kamer van Koophandel, maar zonder actieve fysieke of digitale aanwezigheid?
Een stichting of vereniging kan behalve de reguliere naam een verkorte (afwijkende naam) hebben. Als de stichting of vereniging een onderneming drijft, komen daar mogelijk ook nog handelsnamen van de onderneming bij. Al deze namen hangen echter aan hetzelfde KVK-nummer. Voor zover wederpartijen deze KVK-nummers in hun eigen administratie gebruiken, en dat is heel gebruikelijk, bestaat er dus geen verwarring over de identiteit van de vereniging of stichting ongeacht de naam die gevoerd wordt.
Indien in een stichting of vereniging al minstens een jaar geen activiteiten plaatsvinden, overeenkomstig de criteria in artikel 2:19a BW, dan moet de KvK deze ontbinden. Het voornemen tot ontbinding en, wanneer de organisatie zich niet alsnog bij KVK meldt ook de ontbinding zelf, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
Bent u bereid een onafhankelijke taskforce (vergelijkbaar met het Amerikaanse DOGE-team) samen te stellen bestaande uit externen met bewezen expertise in kunstmatige intelligentie (AI), data-analyse en overheidsaccountability, met als opdracht een systeemscan te doen op mogelijke inefficiënte, onrechtmatige of ideologisch gemotiveerde uitgaven en hen daarbij toegang te verschaffen tot interne subsidieportalen, IT-systemen en payroll-gegevens voor een integrale risicoanalyse?
Nee, het samenstellen van een taskforce zoals het Amerikaanse DOGE-team wordt naar ons inziens niet als nodig geacht.
Indien u hier niet toe bereid bent, wilt u dan toelichten waarom niet, en op welke wijze u dan wél de integriteit, transparantie en democratische controle van overheidsuitgaven garandeert?
De Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer (AR) zijn beide onafhankelijke controleurs die toezien op rechtmatig en doelmatig gebruik van overheidsmiddelen. De ADR werkt als interne auditor binnen de overheid, terwijl de AR als externe auditor optreedt. Samen zien zij toe op de integriteit, transparantie en democratische controle van overheidsuitgaven. Daarbij is de AR wettelijk bevoegd om alle benodigde gegevensbronnen te betrekken in haar onderzoeken. Beide organisaties hebben vergaande expertise en zetten in op kennisontwikkeling in kunstmatige intelligentie (AI), data-analyse en overheidsaccountability. Een extra controleorganisatie hier aan toevoegen is daarom niet wenselijk en ook ondoelmatig.
Kunt u een overzicht geven van alle creditcards, betaalpassen en betaalaccounts die in beheer zijn van de Rijksoverheid en onderliggende instanties (inclusief zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), agentschappen en zelfstandige uitvoeringsorganisaties), met daarbij per kaart of account:
Het opstellen van een dergelijk totaaloverzicht is zeer arbeidsintensief en wordt daarom niet proportioneel geacht. Verder staan kaarten altijd op naam en zijn deze niet overdraagbaar, wat ook een verplichting is vanuit de bank. Als medewerkers vertrekken of een functiewijziging krijgen, wordt de pas ingetrokken.
Wordt er actief gecontroleerd op misbruik, dubbele uitgifte of ongeoorloofd gebruik van de onder de vorige vraag bedoelde betaalmiddelen? Zo ja, hoeveel gevallen van fraude of onrechtmatig gebruik zijn de afgelopen vijf jaar vastgesteld? Wat was de financiële schade in die gevallen?
Alle betalingen worden gecontroleerd op misbruik. Het aantal gevallen van fraude of onrechtmatig gebruik in de afgelopen vijf jaar is nagenoeg nihil. In de enkele gevallen dat er fraude of onrechtmatig gebruik heeft plaatsgevonden is het opgespoord en afgehandeld.
Bent u bereid het gebruik van deze betaalmiddelen – in navolging van het Amerikaanse voorbeeld – te onderwerpen aan een forensische audit gericht op verspilling, fraude en structurele lekken? Zo nee, waarom niet?
Naar ons inziens wordt dat niet als wenselijk of noodzakelijk geacht. Een dergelijk systeem bouwen en onderhouden zou een aanzienlijke financiële investering vergen die zich niet verhoudt tot de in de vraagstelling gesuggereerde risico's.
Kunt u aangeven hoeveel ambtenaren er momenteel op de loonlijst staan van het Rijk, uitgesplitst per ministerie, agentschap, ZBO en uitvoeringsorganisatie? En kunt u daarbij tevens aangeven hoeveel van deze medewerkers in de afgelopen 30, 60 en 90 dagen géén van de volgende activiteiten hebben verricht: Kunt u tevens aangeven hoeveel van deze accounts zich kenmerken door inactiviteit op ál deze punten tegelijk, en dus sinds minimaal 30 dagen geen enkele digitale of fysieke activiteit vertonen?
Het achterhalen van deze informatie voor alle 165.903 Rijksmedewerkers is praktisch niet mogelijk. Dit geldt ook voor het, op al deze punten tegelijk, aantonen of er sprake is van geen enkele digitale of fysieke activiteit.
In bijlage 1 is een uitsplitsing te vinden van het aantal Rijksmedewerkers dat op peildatum 2024 in de personele administratie van het Rijk bekend was, uitgesplitst naar ministerie. Hiervan werkt 71 procent (118.261 medewerkers, respectievelijk 111.446,3 fte) bij een organisatie gericht op uitvoering.
De inrichting van de personele administratie maakt dat het niet mogelijk is om de uitsplitsing naar ZBO's en agentschappen zuiver te maken. Zo zijn enkel de gegevens van ZBO's met een publiekrechtelijke entiteit, onderdeel van de Staat der Nederlanden, bekend. In 2024 bedraagt dit aantal 2971 medewerkers, wat gelijk staat aan 2818,26 fte. Van ZBO's met eigen rechtspersoonlijkheid (zowel publiekrechtelijk (onderdeel overheid), als privaatrechtelijk (marktpartijen)) zijn geen gegevens beschikbaar in de personele administratie.
Acht u het wenselijk dat dergelijke inactiviteit voortaan automatisch gesignaleerd en onderzocht wordt, teneinde misstanden zoals niet-bestaande ambtenaren op de loonlijst, ghost payroll-fraude of administratieve fouten uit te sluiten?
Dit wordt niet wenselijk geacht. Een dergelijk systeem bouwen en onderhouden zou een aanzienlijke financiële investering vergen die zich niet verhoudt tot de in de vraagstelling gesuggereerde risico's
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het Uitvoeringsprogramma Impuls KRW Utrecht |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB), Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Hoe kan het dat Nederland, met een aanloop van 27 jaar, niet in staat is om te voldoen aan de doelen in de Kaderrichtlijn Water (KRW)?1
De KRW is van kracht sinds 2000. De eerste stroomgebiedbeheerplannen, met daarin de toestand en maatregelen om de doelen waar nodig dichterbij te brengen, zijn van 2009. In de stroomgebiedbeheerplannen van 2015 en de huidige van 2021 (tot 2027) zijn aanvullende maatregelen opgenomen en is de toestand gemiddeld genomen verbeterd. Inmiddels wordt voldaan aan ongeveer 80% van de normen en aan 20% nog niet. Van die 20% gaat het voor een deel om nieuwe stoffen en nieuwe normen, waarvoor meer tijd beschikbaar is dan 2027. Voor een deel gaat het om ubiquitaire2 stoffen, waarvan de maatregelen veelal al genomen zijn en we alleen kunnen wachten tot deze uit het milieu zijn verdwenen. Voor het resterende deel worden tot 2027 maatregelen uitgevoerd, maar zullen er mogelijk ook na 2027 maatregelen getroffen moeten worden. Daarbij komen andere factoren die maken dat soms niet kan worden voldaan aan de doelen in de KRW, denk aan klimaatverandering en de invloed van exoten zoals de Amerikaanse rivierkreeft. Uit de evaluatie van de stroomgebiedbeheerplannen door de Europese Commissie blijkt dat nagenoeg alle lidstaten nog een stevige opgave hebben om de doelen tijdig te bereiken. Uw Kamer is hier maart jl. over geïnformeerd (Kamerstuk 27 625, nr. 701).
Kunt u toelichten welke «politiek-bestuurlijke afwegingen met alle andere ruimtelijke, economische en milieubelangen, en keuzes over de inzet van schaarse capaciteit en financiële middelen»2 er spelen die de noodzakelijke extra maatregelen voor het behalen van de KRW belemmeren?
Uw Kamer wordt met regelmaat geïnformeerd over het rijksbeleid op onderwerpen zoals mest, gewasbeschermingsmiddelen, VTH, etc. Ook regionale overheden maken afwegingen bij de te nemen maatregelen en de inzet van middelen. Daarbij worden keuzes gemaakt, zoals over het gebruik van ruimte, het verdienvermogen van bepaalde sectoren en de toelaatbaar geachte stijging van belasting van burgers en bedrijven. Reeds in 2006 is afgesproken om maximaal de tijd te nemen om de KRW doelen «haalbaar en betaalbaar» te realiseren (Kamerstuk 27 625, nr. 80). Mede gezien de nieuwe opgaven, zie ook het vorige antwoord, blijven dergelijke afwegingen actueel.
Kunt u toelichten waarom de afwegingen van vraag 2 zwaarder wegen dan de consequenties, voor boeren, de bouw en de natuur, die voortvloeien uit het niet halen van de KRW?
Die afwegingen wegen niet per se zwaarder dan de consequenties, voor boeren, de bouw en de natuur, die voortvloeien uit het niet halen van de KRW. Bij de afwegingen wordt er rekening mee gehouden dat de KRW legitieme uitzonderingen kent, die ingezet kunnen worden als doelen niet tijdig worden behaald. Hoewel de ruimte voor uitzonderingen vanaf 2027 kleiner wordt, zijn er dan nog steeds uitzonderingen mogelijk.
Vindt u het terecht dat provincie Utrecht wel aanvullende maatregelen treft om te voldoen aan de doelen van de KRW? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan het dat provincie Utrecht hier stappen op zet en het Rijk achter blijft?
In de stroomgebiedbeheerplannen is aangegeven dat gemeenten, waterschappen, provincies en het rijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor de uitvoering van de KRW. Dit is ook geregeld in de Omgevingswet. Het is aan individuele overheidsorganen om af te wegen in hoeverre aanvullende maatregelen gepast zijn. Om te voldoen aan de doelen van de KRW is een combinatie van generieke en gebiedsgerichte maatregelen optimaal. Generieke maatregelen leiden tot een gelijk speelveld, maar hebben het risico dat soms maatregelen gelden wanneer dat niet nodig is. Gebiedsgerichte maatregelen kunnen dan maatwerk leveren. Partijen stemmen hun inzet af in Regionale Bestuurlijke Overleggen en in het landelijke Bestuurlijk Overleg KRW.
Hoe reflecteert u op de dertien aanvullende maatregelen die de provincie Utrecht treft om aan de eisen van de KRW te voldoen?
Het betreft hier een ontwerp uitvoeringsprogramma dat nog definitief moet worden vastgesteld door de provincie Utrecht. Het beoordelen van dit ontwerp uitvoeringsprogramma is de verantwoordelijkheid van de provincie zelf, een rijksreflectie op de voorgestelde maatregelen is niet gepast.
Bent u van plan deze maatregelen gedeeltelijk of helemaal over te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het gaat hier om maatregelen van de provincie Utrecht, gericht op de resterende opgave daar. Zoals alle gebiedsgerichte maatregelen worden deze overgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen, maar dat is niet hetzelfde als opnemen van deze maatregelen in het generieke beleid.
Welke lessen trekt u uit de aanpak van provincie Utrecht?
Deze maatregelen zijn een zelfstandige keuze van de provincie Utrecht.
Waarom blijft het Rijk achter, daar waar provincie Utrecht ervoor kiest stevig in te zetten op verminderd gebruik van bestrijdingsmiddelen, omdat deze bron van vervuiling een grote factor speelt bij het behalen van de KRW-doelen?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 4, is de KRW opgave een gezamenlijke opgave van rijk en decentrale overheden. Het rijk richt zich – naast de coördinerende rol over het geheel van maatregelen – daarbij ten aanzien van bestrijdingsmiddelen hoofdzakelijk op generieke maatregelen. Het betreft aanpassingen en aanscherpingen ten aanzien van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het Besluit activiteiten leefomgeving, herbeoordeling van de toelating van bestrijdingsmiddelen op basis van KRW genormeerde stoffen en acties in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming gericht op het terugdringen van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in het algemeen. Eerder is uw Kamer geïnformeerd over acties in het kader van het KRW Impulsprogramma over normoverschrijdende stoffen, waaronder bestrijdingsmiddelen (Kamerstuk 27 625 nr. 696) en heeft uw Kamer het jaarplan 2025 van het Uitvoeringsprogramma ontvangen (Kamerstuk 27 858 nr. 706). In mei 2025 ontving uw Kamer een brief waarin onder meer wordt ingegaan op grondwaterbeschermingsgebieden en toelatingsbeleid (Kamerstuk 27 858, nr. 712).
Bent u het eens dat voor boeren de administratieve lasten en het doelbereik ongunstig zijn als doelen van verschillende beleidsterreinen niet op elkaar afgestemd zijn, zoals de verkleinde bufferstroken voor mest waarbij geen rekening werd gehouden met de waterkwaliteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke concrete stappen zet u, of heeft u met succes gezet, om de toelating van bestrijdingsmiddelen en het 8e actieprogramma nitraatrichtlijn af te stemmen op de doelen van de KRW?
Ja, ten algemene is het ongunstig als doelen en met name de daaruit afgeleide normen en maatregelen van verschillende beleidsterreinen niet op elkaar afgestemd zijn. Dat proberen we dan ook zoveel mogelijk te voorkomen. Voor wat betreft het voorbeeld van de verkleinde bufferstroken wordt verwezen naar de Kamerbrief van eind 2024 waarin is ingegaan op de verkleinde bufferstroken, ofwel de derogatievrije zones rondom Natura2000-gebieden (Kamerstuk 27 625/33 037, nr. 687) naar aanleiding van de toezegging aan het lid Bamenga (D66) bij het Commissiedebat Water van 24 september 2024. Daarin is toegelicht dat de effecten van deze verkleining op de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater naar verwachting minimaal is.
Het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn heeft conform de Nitraatrichtlijn als doel om waterverontreiniging van grond- en oppervlaktewater door nutriënten afkomstig van de landbouw te voorkomen en te verminderen, te voldoen aan de norm van 50 mg/l nitraat in het bovenste grondwater en eutrofiëring (stikstof en fosfor) van het oppervlaktewater tegen te gaan. In een analyse (doorrekening) wordt het effect op de waterkwaliteit van mogelijke maatregelen voor het 8e actieprogramma in beeld gebracht ten behoeve van doelen van de Nitraatrichtlijn en de KRW, voor zover het nutriënten afkomstig van de landbouw betreft. U bent recent door de Minister van LVVN geïnformeerd over de voortgang hiervan (Kamerstuk 33 037, nr. 597). Hierbij is aangegeven dat ook wordt gekeken naar bedrijfseconomische effecten en de mate van inpasbaarheid in de bedrijfspraktijk, zodat rekening gehouden kan worden met de administratieve lasten en het doelbereik voor waterkwaliteit.
Op het gebied van bestrijdingsmiddelen zijn de eerste stappen in gang gezet om de toelating van gewasbeschermingsmiddelen met KRW genormeerde stoffen als werkzame stof te gaan herbeoordelen indien die structureel tot normoverschrijdingen hebben geleid. Daarover is uw Kamer nader geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 712). Voor biociden (valt ook onder de definitie van bestrijdingsmiddelen) zal worden onderzocht of dat ook nodig is.
Zult u zich in de Europese Commissie hard maken om de beleidsdoelen van het KRW, de Nitraatrichtlijn en de Richtlijn Duurzaam Gebruik Gewasbeschermingsmiddelen te harmoniseren?
De beleidsdoelen van de KRW, de Nitraatrichtlijn en de Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden kennen een verschillende historie en aanleiding, maar sluiten wel op elkaar aan en verwijzen in een aantal gevallen naar elkaar. Het is aan de lidstaat om bij de implementatie van de richtlijnen de maatregelen op elkaar af te stemmen, daarbij rekening houdend met de situatie in de praktijk.
Wij zetten ons zo nodig in het voor het Europees harmoniseren van de beleidsdoelen van deze drie richtlijnen, indien dit wenselijk is vanwege een eenduidige implementatie in de Lidstaten en om tegenstrijdigheden te voorkomen. Afstemming van de doelen van de KRW met de doelen van de Nitraatrichtlijn is hiervan een voorbeeld. De Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden bevat zelf geen kwantitatieve doelen en normen zoals de KRW en de Nitraatrichtlijn maar vraagt Lidstaten om zelf (beleids)doelen vast te stellen.
Bent u het eens – gezien het weglekkende karakter van bestrijdingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater – dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen vergunningplichtig zou moeten worden, in ieder geval voor het lekkende (lozende) deel? Zo nee, hoe kunt u garanderen dat boeren niet te veel bestrijdingsmiddelen lozen in nabijgelegen wateren? Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel verwachten?
Veel van de regels voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen die zijn vastgelegd in het Besluit activiteiten leefomgeving zijn overgenomen uit het vroegere Activiteitenbesluit milieubeheer (gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Waterwet). Algemene regels die lozingen van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater reduceren zijn afkomstig uit de oorspronkelijke Lozingenbesluiten voor a) open teelten en veehouderij en b) glastuinbouw (Wet verontreiniging oppervlaktewateren). Het gaat om generieke maatregelen zoals teeltvrije zones, driftreducerende spuitdoppen etc. en om puntlozingen uit o.a. gebouwen, kassen, installaties en van erven. Per situatie is gekozen welke type maatregel het best aansluit bij de praktijk en tevens naleefbaar en handhaafbaar is. Als lokaal aanvullende maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld om ter plaatse aan de KRW te voldoen, kunnen deze door het bevoegd gezag via maatwerk worden opgelegd. Momenteel is een wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in voorbereiding waarmee algemene regels die lozingen naar oppervlaktewater (waaronder ook vanuit de glastuinbouw) reguleren, worden geactualiseerd. Naar aanleiding van de door de Minister van IenW tijdens het CD Water van 26 maart 2025 aan het lid Kostić (PvdD) gedane toezegging over het behalen van waterkwaliteitsdoelen voor bestrijdingsmiddelen (gewasbeschermingsmiddelen en biociden) is uw Kamer daarover op 18 juli 2025 nader geïnformeerd (Kamerstuk 27 625, nr. 716).
Welke concrete maatregelen neemt u om te compenseren voor het wegvallen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied, waar veel maatregelen en doelen in stonden om de waterkwaliteit te verbeteren en in lijn te brengen met de KRW?
Dit kabinet kiest voor de aanpak om, aanvullend op generiek beleid voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, via doelsturing met de boer aan het roer en via gebiedsgericht beleid waar dit nodig is, bij te dragen aan de KRW-doelen die betrekking hebben op de landbouw. De gebiedspecifieke aanpak richt zich onder meer op een deel van de grondwaterbeschermingsgebieden en op de beekdalen. De Minister van LVVN wil deze gebiedspecifieke aanpak vormgeven via Ruimte voor Landbouw en Natuur en maatregelen in de betreffende gebieden ondersteunen via het instrumentarium van het agrarisch natuurbeheer (ANB).
Kunt u toelichten waarom de provincies Gelderland en Utrecht wel over kunnen gaan tot het (meer) beperken of het stoppen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden?
Het is aan deze provincies om zelf afwegingen te maken in het gebruik van hun wettelijke bevoegdheden. Zij zijn daartoe als bevoegd gezag aangewezen in de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Bent u het eens dat het, gezien de naderende deadline voor de KRW, onontkoombaar is dat er boven op de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 en stroomgebiedsbeheerplan 2022–2027 meer maatregelen, vergelijkbaar met die van de provincie Utrecht nodig zijn? Zo nee, hoe onderbouwt u dan concreet dat met de huidige omgang met bestrijdingsmiddelen de KRW gehaald gaat worden?
In reactie op de KRW tussenevaluatie is uw Kamer al gemeld dat «de komende jaren nog een stevige inzet nodig is» en er aanvullende maatregelen nodig zijn, onder meer op het gebied van chemische stoffen (Kamerstuk 27 625, nr. 696). Op 18 juli 2025 heeft uw Kamer zoals aangekondigd in die brief een verdere uitwerking gekregen van de tussenevaluatie KRW (Kamerstuk 27 625, nr. 716). Daarbij is ingegaan wat generiek nodig is vanuit rijksbeleid en wat regionaal moet worden opgepakt mede ook gezien de door uw Kamer aangenomen motie Grinwis cs (Kamerstuk 27 858, nr. 664).
Kunt u toelichten welke aanvullende concrete maatregelen u gaat nemen om te zorgen dat de landbouw haar steentje bijdraagt aan het behalen van de KRW-doelen omtrent chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen?
Zie het antwoord op vragen 8 en 9 over de rijksinzet inzake de opgave voor het behalen van KRW doelen omtrent chemische bestrijdingsmiddelen en nutriënten.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen?
Het is helaas niet gelukt om de antwoorden eerder aan uw Kamer te sturen.
Het nieuwsbericht 'Den Helder Airport ziet status ‘nationaal belang’ als enige reddingsboei' van 11 maart 2025 in Regio Noordkop |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Den Helder Airport (DHA) in haar voortbestaan wordt bedreigd door een huurverhoging van 300%, terwijl zij juist een unieke rol vervult als enige luchthaven in Nederland die volledig is gericht op offshore-energie en veiligheid op de Noordzee?1
Ja, wij zijn bekend met dit artikel.
Wat is de reden dat Den Helder Airport tot op heden géén status van nationaal belang heeft verkregen?
Den Helder Airport (DHA) is geen civiele luchthaven, maar een civiel bedrijf. DHA maakt als civiele gebruiker medegebruik van Maritiem Vliegkamp De Kooy. Dat is een militaire luchthaven, waarvoor Defensie bevoegd gezag is.
Ook bestaat bij civiele luchthavens de status «van nationaal belang» niet. Naast Schiphol zijn er regionale burgerluchthavens van nationale betekenis en regionale burgerluchthavens van regionale betekenis. Een civiele luchthaven is van nationale betekenis als zij de mogelijkheid hebben om groot handelsverkeer te accommoderen. In dat geval is het Rijk bevoegd gezag. In andere gevallen is de provincie bevoegd gezag. Dit is verder in de Wet Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) bepaald en toegelicht.
Hoe beoordeelt u het feit dat Den Helder Airport volledig afhankelijk is van besluiten van het Rijk (zoals energietransitiebeleid), maar tegelijk wordt geconfronteerd met een 300% huurverhoging vanuit hetzelfde Rijk, via het Rijksvastgoedbedrijf? Ziet u deze tegenstrijdigheid in het beleid?
DHA is niet, zoals uit het artikel valt te lezen, volledig afhankelijk van rijksbeleid voor haar bedrijfsvoering. Net als elk ander bedrijf of elke andere luchthaven (zonder slotcoördinatie) in Nederland, kan DHA zelf bepalen welke luchtvaartdienstverlening zij aanbiedt en/of welke markt zij wil bedienen.
Ook telt de huurverhoging niet op tot 300% verhoging, zoals het artikel stelt. De stijgende kosten op het vliegkamp verrekent Defensie volgens de lopende huurovereenkomst in de huurverhoging. Zoals het beheer en onderhoud van het vliegveld. En de dienstverlening aan DHA zoals luchtverkeersleiding, brandweer en beveiliging van het terrein. Als vergoeding rekent het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) de integrale kosten door die Defensie maakt voor het medegebruik van DHA. Dit is conform de Wet Markt en Overheid. De Minister van VRO heeft wel het RVB opdracht gegeven de marktconformiteit van de tarieven te onderzoeken.
In hoeverre is het redelijk dat de Wet Markt en Overheid wordt toegepast op een luchthaven die in de praktijk géén concurrentiepositie heeft ten opzichte van andere luchthavens, zoals blijkt uit het feit dat ze geen reguliere passagiers- of vrachtvluchten verzorgen?
Ondanks dat het hier om een relatieve niche in de luchtvaartmarkt gaat, is er wel sprake van marktwerking en een commercieel belang, waarop andere luchthavens ook kunnen instappen. Er zijn rondom de Noordzee verschillende regionale vliegvelden gevestigd die offshore vervoersdiensten aanbieden. Dat schrijft DHA ook op haar eigen website. Denk in Nederland bijvoorbeeld aan Heliport Eemshaven of andere kleinere luchthavens die deze diensten (kunnen) aanbieden. Er is dus sprake van een markt en daarmee van marktwerking. Daardoor moet het rijk de regels van de Wet Markt en Overheid en de Europese regels voor staatssteun naleven.
Deelt u de mening dat een 300% huurverhoging voor een cruciale infrastructuur voor de Noordzee-operaties, midden in de energietransitie en geopolitieke spanningen, getuigt van bestuurlijke kortzichtigheid en risicovol beleid?
In de lopende overeenkomst waarmee DHA in september 2018 heeft ingestemd is afgesproken dat een huurprijs wordt betaald. De huurprijs wordt berekend op basis van het integraal kostprijsmodel.
Deze huurprijs wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het gemiddeld consumentenprijsindexcijfer (CPI, reeks alle huishoudens). In de CPI wordt de inflatie verwerkt. Het toepassen ervan leidt tussen 2018 en 2024 tot een verhoging van 6,3% van de huurprijs. Op dit moment loopt de oude overeenkomst van jaar op jaar door met de oude huurprijs die jaarlijks wordt geïndexeerd.
Uitkomst van de gesprekken tussen het RVB en DHA is dat per 1 juli 2022 een nieuwe huurovereenkomst moest worden gesloten, met een opnieuw vastgestelde vergoeding. Hiervoor hebben het RVB en Defensie samen het integraal kostprijsmodel bijgewerkt naar actuele kosten. DHA heeft de nieuwe overeenkomst nog niet ondertekend. Als uitgegaan wordt van de nieuwe overeenkomst per 1 juli 2022 zou de verhoging tussen 2018 en 2024 36,8% bedragen.
Klopt het dat de kustwacht op Schiphol operationele hinder ondervindt doordat andere vluchten stilgelegd moeten worden bij een noodoproep en dat Den Helder Airport een oplossing biedt? Waarom is er dan nog geen besluit genomen over verplaatsing van de kustwachtvliegtuigen naar Den Helder?
Wanneer de kustwacht met spoed moet vertrekken wordt deze vlucht met voorrang afgehandeld door LVNL. Dit levert niet of nauwelijks operationele hinder op voor andere vluchten. De kustwacht vluchten zijn goed inpasbaar in de dagelijkse operatie op Schiphol.
Momenteel is de Kustwacht al actief in Den Helder met twee Search and Rescue helikopters. De derde helikopter staat in Midden-Zeeland, zodat het hele kustgebied in korte tijd bereikbaar is.
Bent u bekend met het feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de luchtvaartactiviteiten van Den Helder Airport structureel niet meeneemt in de officiële luchtvaartcijfers, terwijl sportvliegtuigjes op Texel wél worden meegeteld? Wat zegt dit over de erkenning van functionele luchtvaart in overheidsbeleid? Waarom worden deze vliegbewegingen niet meegenomen in de officiële luchtvaartcijfers?2
Dat gegeven is bekend. De reden hiervoor is dat het CBS bij de kleine luchthavens alleen rapporteert over civiele luchthavens van regionale betekenis. Zoals toegelicht bij het antwoord op vraag 2 is DHA geen civiele luchthaven.
Is het waar dat het recent gepresenteerde rapport van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) over de toekomst van Den Helder Airport is opgesteld zonder enige inhoudelijke betrokkenheid van het luchthavenbestuur zelf? Zo ja, hoe verantwoordt u het uitsluiten van de belangrijkste belanghebbende?
In het artikel wordt de betrokkenheid van DHA bij dit onderzoek niet goed weergegeven. Het NLR heeft de directie van DHA bij het onderzoek betrokken in meerdere gesprekken. Daarnaast heeft het NLR de door haar gevonden uitkomsten en strategieën voor de versterking en toekomstbestendiging van de bedrijfsvoering bij DHA getoetst op haalbaarheid.
Vindt u het acceptabel dat Den Helder Airport, ondanks haar bijdrage aan strategische veiligheid, offshore-logistiek en duurzame innovatie (zoals elektrisch vliegen en drones), enkel kan overleven als er een politieke lobby op gang komt? Moet cruciale infrastructuur niet op beleidsmatige gronden erkend worden?
De huidige beoordeling van de betrokken departementen is dat DHA als bedrijf regionaal een belangrijke functie heeft, maar geen cruciale landelijke infrastructuur is. Wel is het belangrijk dat de bereikbaarheid van de infrastructuur op de Noordzee gegarandeerd is. De veiligheid van Nederland en het ongestoord functioneren van de economie is voor een groot deel afhankelijk van de vitale infrastructuur. Elektriciteitsnetwerken, olie- en gasleidingen, drinkwater of onze toegang tot betalingsverkeer zijn hier voorbeelden van. De beoordeling of een proces of dienst vitaal is, wordt gemaakt door het verantwoordelijke ministerie (vakdepartement). Hierbij wordt geanalyseerd of bij verstoring, uitval of manipulatie van een proces of dienst dermate ernstige gevolgen kunnen optreden dat deze de nationale veiligheid kunnen schaden. Bijvoorbeeld doordat er significante economische schade optreedt, er langdurige gevolgen voor het milieu ontstaan of er andere vitale processen ernstig geraakt worden.
Wat gaat u concreet doen om te voorkomen dat 500 fte aan werkgelegenheid, 32 bedrijven en een onmisbaar knooppunt in de offshore-logistiek verdwijnen door bestuurlijke inertie en juridisch-technisch geneuzel?
DHA is een zelfstandige en commerciële onderneming, die samen met haar aandeelhouders verantwoordelijk is voor bekostiging van haar activiteiten. Defensie hecht waarde aan een goede samenwerking met DHA vanuit het medegebruik op het Maritiem Vliegkamp. Dit draagt bij aan een bredere maatschappelijke rol van het Maritiem Vliegkamp en het draagvlak in de regio. Het Rijk is echter niet verantwoordelijk voor de dagelijkse en strategische bedrijfsvoering van het bedrijf. Waar mogelijk binnen haar verantwoordelijkheden en mogelijkheden, willen overheden wel helpen bij het sneller toekomstbestendig maken van hun bedrijfsvoering.
Een toekomstbestendige ontwikkeling van het Maritiem Vliegkamp De Kooy biedt kansen voor de energietransitie, activiteiten op de Noordzee en de versterking van Defensie. Sinds 2023 werken provincie Noord-Holland, gemeente Den Helder, het Rijk, bedrijfsleven en kennisinstellingen hiervoor samen in een stuurgroep. Het doel hiervan is het bevorderen van civiel-militaire samenwerking, regionale samenhang, goede vestigingsfactoren voor nieuwe bedrijvigheid en een toekomstbestendige luchthaven. Vanuit Defensie kan dat bijvoorbeeld via het versterken van de civiel-militaire samenwerking op het gebied van onder meer maritieme drones en onderwijs.
Kunt u toezeggen dat vóór 31 december 2025 een beslissing wordt genomen over de status van nationaal belang van Den Helder Airport, zodat deze niet achteraf alsnog in liquidatie hoeft te treden door gebrek aan tijdige actie?
Hiervan is geen sprake, zie daarvoor de toelichting bij het antwoord op vraag 2.
Het bericht dat de nieuwe Duitse coalitie de vliegtaks gaat verlagen |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe Duitse coalitie kiest andere koers dan Nederland: lagere belastingen voor luchtvaartsector»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de keuze van de Duitse coalitie om de verhoging van de vliegtaks terug te draaien?
Het terugdraaien van de verhoging van het tarief van de Duitse vliegbelasting is afgesproken in het coalitieakkoord van de Duitse coalitie. Op dit moment ligt er nog geen uitgewerkt voorstel van het Duitse kabinet over het terugdraaien van de verhoging van het tarief van de Duitse vliegbelasting. Daarnaast is de keuze om de verhoging van het tarief van de Duitse vliegbelasting terug te draaien een nationale aangelegenheid. Duitsland maakt hierin zijn eigen afwegingen op basis van de nationale context en belangen. Het kabinet heeft hier geen oordeel over.
Hoe beoordeelt u de keuze van de Duitse coalitie om hiermee de internationale connectiviteit van Duitse luchthavens te verbeteren om zo de economische groei te ondersteunen?
Duitsland maakt hierin zijn eigen afwegingen op basis van de nationale context en belangen. Het kabinet heeft hier geen oordeel over.
Waarom heeft u ervoor gekozen om de vliegbelasting op langeafstandsvluchten per 1 januari 2027 te verhogen om 248 miljoen euro extra belastinggeld op te halen? Waaraan bent u van plan dit geld te besteden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De voorgenomen differentiatie naar afstand van het tarief van de vliegbelasting vloeit voort uit het Hoofdlijnenakkoord. Deze maatregel heeft als doel om de hogere uitstoot van lange afstandsvluchten zwaarder te belasten en is onderdeel van de dekking binnen het akkoord, waarmee het bijdraagt aan het op orde houden van de overheidsfinanciën. De verwachte opbrengsten vloeien, net als andere belastinginkomsten, terug naar de algemene middelen. De besteding daarvan wordt jaarlijks bepaald in de Rijksbegroting. Er is, conform de begrotingsregels, geen specifieke uitgave gekoppeld aan de opbrengst van deze maatregel.
Bent u ervan op de hoogte dat de invoering van de vliegbelasting vanaf juli 2008 in het jaar daarop (tot 1 juli 2009) naar schatting een afname van circa twee miljoen passagiers op Schiphol en een totale uitwijk naar buitenlandse luchthavens van circa één miljoen passagiers tot gevolg heeft gehad?2 Wat vindt u hiervan?
Ja. De invoering van de vliegbelasting per juli 2008 viel samen met de wereldwijde economische crisis. De crisis leidde tot een forse terugloop van het vliegverkeer en het is daardoor moeilijk om te bepalen wat het geïsoleerde effect van de vliegbelasting was. Nederlandse luchthavens werden destijds relatief zwaarder getroffen dan andere Europese luchthavens. Ook al voor de economische crisis ondervond de sector medio 2008 de gevolgen van sterk schommelende brandstofprijzen en ongunstige ontwikkelingen in wisselkoersen. In het kader van de bestrijding van de economische crisis heeft het toenmalige kabinet de argumenten voor invoering van de toenmalige vliegbelasting opnieuw gewogen en de beslissing gemaakt de vliegbelasting af te schaffen.3
Het huidige kabinet begrijpt deze beslissing in de context van destijds. Tegelijkertijd is de sociaaleconomische situatie nu wezenlijk anders en daarmee niet te vergelijken met die van de wereldwijde kredietcrisis in 2008. De invoering van de huidige vliegbelasting in 2021 heeft dan ook niet geleid tot vergelijkbare (uitwijk)effecten. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de mogelijke impact van de voorgenomen differentiatie naar afstand van het tarief van de vliegbelasting, waarbij ook de mogelijke afname van aantallen passagiers en de mogelijke uitwijkeffecten worden onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zullen naar verwachting voor het zomerreces aan de Kamer worden gestuurd.
Verwacht u dat de aangekondigde verlaging van de vliegtaks in Duitsland in combinatie met de geplande verhoging van de vliegtaks in Nederland tot gevolg zal hebben dat nog meer Nederlanders voor een Duitse luchthaven zullen kiezen? Zo ja, hoe groot is de afname die u verwacht op Schiphol en de uitwijk die u verwacht naar buitenlandse luchthavens (uitgedrukt in aantallen passagiers) – en vindt u deze afname wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is nog niet te voorspellen wat de effecten zullen zijn van een verlaging van het tarief van de Duitse vliegbelasting. Enerzijds omdat er nu nog geen uitgewerkt Duits voorstel beschikbaar is en anderzijds omdat momenteel nog onderzoek wordt gedaan naar de mogelijke impact van de in Nederland voorgenomen differentiatie naar afstand van het tarief van de vliegbelasting. Hierbij worden ook de mogelijke afname van aantallen passagiers en de mogelijke uitwijkeffecten onderzocht. Na het feitelijk invoeren van de afstandsafhankelijke vliegbelasting zullen de effecten goed gemonitord worden.
Welke gevolgen heeft de verlaging van de vliegtaks in Duitsland volgens u voor de concurrentiepositie van Nederland? Zijn deze gevolgen in uw ogen positief of negatief? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gevolgen van de verlaging van het tarief van de Duitse vliegbelasting voor de Nederlandse concurrentiepositie zijn op dit moment niet bekend, onder andere vanwege het feit dat er nog geen uitgewerkt Duits voorstel beschikbaar is. Het kabinet zal deze ontwikkelingen goed in de gaten blijven houden.
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is voor de Nederlandse economie om vliegen vanaf Nederlandse luchthavens aantrekkelijk te houden ten opzichte van buurlanden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het is van belang om vliegen vanuit Nederland aantrekkelijk te houden voor onder andere de internationale bereikbaarheid van Nederland, de concurrentiepositie van de luchtvaartsector en het Nederlandse vestigingsklimaat. Elk jaar monitort het Ministerie van IenW de netwerkkwaliteit en de connectiviteit van Nederlandse luchthavens en vergelijkt dit met negen benchmark-luchthavens. In 2023 heeft Schiphol de een na beste directe connectiviteit van de benchmark luchthavens (na Istanbul), en de op vier na beste netwerkkwaliteit.4 In het nu lopende onderzoek naar de impact van de differentiatie naar afstand van de Nederlandse vliegbelasting wordt ook het effect op de netwerkkwaliteit onderzocht.
Bent u bereid de aangekondigde verhoging van de Nederlandse vliegtaks te schrappen, de verhogingen van de afgelopen jaren terug te draaien of eventueel een algehele afschaffing van de vliegbelasting door te voeren – om zo de Nederlandse concurrentiepositie te beschermen en te verbeteren? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet ziet geen aanleiding hiervoor. De invoering van de gedifferentieerde vliegbelasting naar afstand is een afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord die verder is uitgewerkt in het regeerprogramma. Het kabinet houdt zich aan deze afspraak.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Het meerekenen van autonome vlootvernieuwing in de 'balanced-approach' procedure |
|
Pieter Grinwis (CU), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() ![]() |
Kunt u bevestigen dat de autonome ontwikkeling is meegenomen in de referentiesituatie binnen de afgeronde «balanced approach»-procedure?
Ja, de autonome ontwikkelingen tot november 2024 zijn meegenomen in de referentiesituatie van de balanced approach-procedure.
Kunt u bevestigen dat ook autonome vlootontwikkeling, dan wel autonome vlootvernieuwing, hieronder valt en is meegenomen in dezelfde referentiesituatie?
Ja, autonome vlootontwikkelingen zijn onderdeel van de autonome ontwikkelingen die zijn verwerkt in de referentiesituatie.
Kunt u aangeven met hoeveel personen u wilt dat het aantal ernstig gehinderden in totaal omlaag gaat?
Het geluidsdoel voor de eerste fase per november 2025 is –15% ernstig gehinderden binnen de 48 dB(A) Lden contour en –15% aantal woningen binnen de 58 dB(A) Lden bovenop de autonome ontwikkelingen, ten opzichte van de referentiesituatie. Kijkend naar het aantal ernstig gehinderden en woningen in de referentiesituatie, staat deze –15% bovenop de autonome ontwikkeling gelijk aan ongeveer 20.150 minder ernstig gehinderden en ongeveer 1250 minder woningen. Het genotificeerde maatregelenpakket behaalt het aantal ernstig gehinderden ruim en het aantal woningen naar verwachting exact.
In de brief van 7 mei jl.1 aan de Kamer heeft het kabinet voor het resterende percentage een beleidswijziging aangekondigd, waardoor de autonome ontwikkelingen wel kunnen bijdragen aan het behalen van het restant van het geluidsdoel. Dit heeft een effect op de daling van het aantal ernstig gehinderden en woningen. Hier zit ook een afhankelijkheid met de monitoring van het daadwerkelijke effect van de maatregelen in de eerste fase. Hier wordt verder op ingegaan in het plan van aanpak dat voor de zomer aan de Kamer wordt gestuurd.
Kunt u bevestigen dat, wanneer deze autonome vlootvernieuwing niet was meegenomen in de referentiesituatie, het geluidsprobleem aan de start van de procedure groter was geweest?
Als de autonome (vloot)ontwikkelingen niet waren verwerkt in de referentiesituatie, was de geluidsbelasting binnen die referentiesituatie hoger geweest en het geluidsprobleem groter. Dat komt door het feit dat de autonome (vloot)ontwikkeling in het model zorgen voor een verlaging van de geluidsbelasting. Het niet verwerken van die ontwikkelingen in de referentiesituatie zou dus betekenen dat die verlaging van de geluidsbelasting niet plaatsvindt. De geluidsbelasting, en het geluidsprobleem, in de referentiesituatie was dan groter geweest.
Kunt u bevestigen dat, wanneer autonome vlootvernieuwing niet was meegenomen, in de referentiesituatie een hoger geluidsdoel vastgesteld had moeten worden?
Het geluidsdoel is vastgesteld ten opzichte van de referentiesituatie waarin de autonome ontwikkelingen tot die referentiesituatie zijn verwerkt. Als die referentiesituatie anders was geweest, met een hogere geluidsbelasting, zou om een zelfde reductie van het aantal ernstig gehinderden te bereiken een hoger geluidsdoel noodzakelijk zijn.
Kunt u bevestigen dat het geluidsdoel van 20% geluidshindervermindering op het etmaal en 15% gedurende de nacht is vastgesteld boven op de autonome ontwikkelingen?
In het Actieplan omgevingslawaai Schiphol 2024–2029 is door het vorige kabinet het geluidsdoel van –20% ernstig gehinderden binnen de 48 dB(A) Lden contour, –20% aantal woningen binnen de 58 dB(A) Lden contour, –15% slaapverstoorden in de 40 dB(A) Lnight contour en –15% aantal woningen binnen de 48 dB(A) Lnight contour vastgesteld ten opzichte van de referentiesituatie en bovenop de jaarlijkse autonome ontwikkeling.
Met het genotificeerde maatregelenpakket wordt van de Lden doelen nu naar verwachting eerst –15% ingevuld conform de uitgangspunten in het actieplan. In de brief van 7 mei jl. aan de Kamer heeft het kabinet voor het resterende percentage een beleidswijziging aangekondigd. Door deze beleidswijziging geldt dat het resterende percentage niet meer bovenop de autonome ontwikkelingen komt, maar de autonome ontwikkelingen een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van dit percentage.
Kunt u aangeven hoe hoog het geluidsdoel had moeten zijn als de autonome ontwikkelingen niet waren meegerekend in de referentiesituatie?
Omdat de autonome ontwikkelingen geen onderdeel uitmaken van het geluidsdoel is die berekening niet gemaakt.
Bent u van mening dat het onwenselijk is om autonome vlootvernieuwing dubbel mee te laten te tellen, zowel in de referentiesituatie als in het maatregelenpakket?
Het zou onwenselijk zijn om autonome vlootvernieuwing dubbel mee te laten tellen. Met de huidige methode is dat ook niet het geval. In de referentiesituatie van 1 november 2024 zijn de autonome ontwikkelingen tot dat moment meegeteld. De maatregelen komen daar bovenop, waarbij de autonome ontwikkeling na 1 november 2024 niet meetelt. Tussen 1 november 2024 en 1 november 2025 is er sprake van een correctie voor autonome ontwikkeling. Daarom is er geen sprake van een dubbeltelling.
Klopt het dat, wanneer de autonome vlootvernieuwing meegerekend wordt in het maatregelenpakket om de resterende 5% in te vullen, deze dubbel meegeteld wordt, namelijk in zowel in de referentiesituatie als in het maatregelenpakket? Zo nee, kunt u uitleggen waarom dat niet het geval is?
Voor de resterende 5% wordt een beleidswijziging doorgevoerd waardoor de autonome ontwikkelingen wel kunnen bijdragen aan het behalen van het restant van het geluidsdoel. Dit vraagt om een wijziging van het geluidsdoel zoals het nu is vastgesteld in het Actieplan omgevingslawaai Schihol 2024–2029. Deze aanpassing zal worden doorgevoerd, zodat autonome ontwikkelingen die na november 2025 plaatsvinden kunnen bijdragen aan het restant van het geluidsdoel. Na deze aanpassing is er ook hier geen sprake van een dubbeltelling.
Bent u bereid een nieuwe referentiesituatie vast te stellen, indien u besluit autonome vlootvernieuwing alsnog mee te nemen bij het invullen van de resterende 5% geluidsreductieopgave?
Als gevolg van de beleidswijziging zoals aangekondigd door het kabinet in de brief van 7 mei jl. aan de Kamer zal een wijziging plaatsvinden van het Actieplan omgevingslawaai Schiphol 2024–2029. In het actieplan is het geluidsdoel namelijk vastgelegd en dat moet aangepast worden. Hoe er als gevolg van deze beleidswijziging wordt omgegaan met de referentiesituatie zal onderdeel zijn van die wijziging.
Kunt u deze vragen één voor één en zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor het tweeminutendebat Schiphol, beantwoorden?
De beperkte bereikbaarheid van Zeeland bij stremmingen van de Vlaketunnel (A58) |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de recente verkeerschaos in Zeeland als gevolg van de sluiting van de Vlaketunnel, waarbij het volledige Zeeuwse wegennet, inclusief de calamiteitenroutes, muurvast stond?1
Ja, er is bekendheid met de verkeershinder die ontstond op woensdagavond 8 en donderdagochtend 9 april, na sluiting van de Vlaketunnel (gelegen in de A58 tussen Vlissingen en Bergen op Zoom). De sluiting van de Vlaketunnel was een gevolg van een technische storing.
Klopt het dat de Vlaketunnel pas ná het hoogtepunt van de ochtendspits gedeeltelijk werd opengesteld, terwijl de technische storing eerder was vastgesteld? Wat verklaart deze late openstelling?
Op woensdagavond 8 april werd de Vlaketunnel in verband met een technische storing conform protocol in beide richtingen afgesloten. Het verkeer werd omgeleid en er werden verkeersregelaars ingezet. De verwachting was dat de storing in de nacht verholpen zou zijn. De omleidingsroutes waren in dat geval toereikend voor het verkeer. Toen bleek dat de storing complexer was en in de ochtend niet verholpen zou zijn, zijn extra beheersmaatregelen genomen zodat er per tunnelbuis een rijstrook kon worden gebruikt voor het wegverkeer. Het klopt dat Vlaketunnel deels werd opengesteld na de ochtendspits. Uit de evaluatie van onder andere Rijkswaterstaat moet blijken waarom de tunnelbuis niet eerder gedeeltelijk kon worden opengesteld.
Welke risicoafweging is in de nacht van woensdag op donderdag gemaakt ten aanzien van het verwachte fietsverkeer, met name schoolgaande jeugd uit onder andere Krabbendijke en Goes? Is deze groep expliciet meegenomen in de besluitvorming?
Na de technische storing in de tunnel is, tijdens de opschaling, in samenwerking met onder andere de veiligheidsregio een integrale veiligheidsafweging gemaakt. In de integrale veiligheidsafweging zijn de belangen en de veiligheid van alle verkeersdeelnemers, waaronder schoolgaande jeugd, zorgvuldig meegewogen. Hierin is ook de verkeersdruk op het onderliggend wegennet meegenomen. Om de verkeersdruk op het onderliggend wegennet te verlichten en de veiligheid te waarborgen, is besloten om de Vlaketunnel deels open te stellen. Daarbij werd één rijstrook per buis afgezet, brandweer ingezet en extra toezicht gehouden door een weginspecteur.
Op welke wijze wordt bij tunnelafsluitingen de veiligheid van fietsers op parallelle fietsroutes langs de A58 geborgd, gelet op het feit dat de Vlaketunnel op het smalste punt van Zuid-Beveland ligt, waar aan weerszijden diverse middelbare scholen gevestigd zijn?
Om de veiligheid van fietsers te waarborgen, worden er alleen omleidingsroutes met vrijliggende fietspaden in beschouwing genomen.
Heeft de overheid zicht op de maatschappelijke en economische schade die is ontstaan door deze langdurige afsluiting, zoals verloren werkuren, vertragingen in de logistiek en materiële schade? Wordt dit inzicht structureel bijgehouden?
Jaarlijks worden landelijk de zogenoemde voertuigverliesuren die ontstaan door files berekend. Deze worden vervolgens omgerekend naar de mogelijke economische schade die hierdoor ontstaat. Deze informatie wordt door zowel het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in het Mobiliteitsbeeld als door Rijkswaterstaat via publieksrapportages bekend gemaakt. Bij geplande langdurige en hindervolle projecten monitort en evalueert Rijkswaterstaat de verkeersafwikkeling, waaronder de extra reistijd. Voor ongeplande hinder, zoals bij de afsluiting van de Vlaketunnel op 8 en 9 april, worden voertuigverliesuren niet structureel bijgehouden.
Vanaf welk moment, of onder welke voorwaarden, treedt Rijkswaterstaat proactief op bij verstoringen met grote maatschappelijke impact? Zijn er vastgestelde escalatiedrempels of herbeoordelingsmomenten tijdens langdurige tunnelafsluitingen?
Rijkswaterstaat werkt proactief aan zijn crisisorganisatie door scenario’s uit te werken en opschalingscriteria vast te stellen. Hiermee wordt geoefend, zodat in het geval van een storing of calamiteit samen met partners snel de juiste maatregelen ingezet kunnen worden. Tijdens een calamiteit wordt voortdurend geëvalueerd of de getroffen maatregelen voldoende zijn of dat aanvullende acties nodig zijn. Ook wordt voortdurend beoordeeld of opschaling naar een hoger niveau van crisisbestrijding nodig is.
Welke mogelijkheden zijn er om bij een storing of calamiteit – onder toezicht en met beperkende maatregelen – een tunnel zoals de Vlaketunnel toch deels open te houden?
De Tunnelwet biedt ruimte om in geval van calamiteiten tunnelbuizen open te houden met verkeersbeperkende maatregelen, zoals het opleggen van een snelheidsbeperking of het buiten gebruik stellen van een rijbaan. Extra toezicht door weginspecteurs en hulpdiensten is hierbij cruciaal. Deze maatregelen zijn donderdagochtend 9 april bij de Vlaketunnel ingezet. De veiligheidssystemen, zoals camera’s en vluchtroutes, en het met de Veiligheidsregio Zeeland afgestemde calamiteitenplan bepalen welke maatregelen in de Vlaketunnel ingezet kunnen worden. Door dit samenstel van maatregelen en systemen wordt de veiligheid van de weggebruiker binnen het hoogbelaste Nederlandse wegennetwerk geborgd.
Deelt u de mening dat de huidige calamiteitenwegen in Zeeland op dit moment tekortschieten en niet berekend zijn op het afhandelen van het verkeer bij tunnelafsluitingen? Zo nee, waarom niet?
Onder bepaalde omstandigheden overstijgt het verkeersaanbod de capaciteit van de calamiteitenwegen in Zeeland. Uit onderzoek van de Provincie Zeeland uit 2013 is gebleken dat substantiële investeringen in de omleidingsroutes noodzakelijk zijn om het extra verkeersaanbod bij afsluitingen op een vlottere wijze te kunnen afwikkelen.
Welke afspraken of overleggen vinden op dit moment plaats met de provincie Zeeland over het verbeteren van de kwaliteit en de capaciteit van calamiteitenroutes?
In het Bestuurlijk Overleg MIRT van 2021 hebben het Rijk en de regio’s, in het kader van hinderaanpak, een generieke landelijke afspraak gemaakt om het verkeersmanagement een extra impuls te geven. Hieronder vallen mede de calamiteitenroutes. Zo zijn de Zeeuwse regelscenario’s voor uitwijkroutes onlangs geactualiseerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de beschikbare wegen om de verkeersstroom te verwerken. Onder bepaalde omstandigheden overstijgt het verkeersaanbod de capaciteit van de calamiteitenweg(en), wat grote impact kan hebben.
Daarnaast werkt Rijkswaterstaat intensief samen met de provincie Zeeland om de verkeersbegeleiding, mede bij calamiteiten, waar nodig te verbeteren. Er is maandelijks overleg waarbij alle incidenten worden besproken. In het geval van tunnels (waaronder de Vlaketunnel) zijn calamiteitenscenario’s opgesteld en wordt per incident geëvalueerd of het scenario goed is ingezet en welke verbetermogelijkheden er zijn. Vervolgens worden deze verwerkt in de scenario’s.
Ziet u mogelijkheden om een regionaal interventieteam te vormen dat bij calamiteiten snel kan schakelen tussen weg-, water- en spoorvervoer, specifiek voor kwetsbare regio’s zoals Zeeland?
Naar aanleiding van het Bestuurlijk Overleg MIRT 2021 werkt de regio samen met het Rijk, waaronder Rijkswaterstaat, aan de verdere uitbouw en professionalisering van de organisatie om regionaal hinder te managen genaamd «Zeeland Bereikbaar». Dat krijgt dit en volgend jaar haar beslag. Hierbij wordt specifiek en integraal gekeken naar de beperking van hinder op de weg, het water en het spoor.
Bent u bereid om te verkennen of het toezicht op de Vlaketunnel in de toekomst (gedeeltelijk) kan worden overgedragen aan een regionale partij zoals Westerscheldetunnel B.V., die geografisch dichter bij de situatie staat en mogelijk sneller kan reageren?
De Westerscheldetunnel N.V. houdt in 2033 op te bestaan. Haar taken worden in de aanloop daarnaartoe overgenomen door Rijkswaterstaat. De verkeersbegeleiding wordt vanuit Rijkswaterstaat centraal uitgevoerd. Hiermee waarborgen we op landelijk niveau de uniformiteit en continuïteit van de processen, evenals de benodigde kennis en opleidingen. Hierbinnen wordt nauw samengewerkt met de regio die lokale kennis van objecten en netwerken inbrengt. Door de landelijke verkeersbegeleiding worden ook de kosten en de bedrijfscontinuïteit beter beheerd. Als een incident daartoe aanleiding geeft, is lokale bediening van tunnels mogelijk. Daarnaast zijn er bij incidenten lokaal weginspecteurs in te zetten, zowel van Rijkswaterstaat als van de provincie. Het ligt dan ook niet in de rede om verkeersbegeleiding in de Vlaketunnel lokaal te organiseren.
Handhaving van het verbod op varend ontgassen. |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Welke maatregelen worden genomen om het verbod op varend ontgassen te handhaven?
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) handhaaft op het geldende verbod. De ILT doet dit op basis van signalen en werkt risicogestuurd. Hierbij wordt het huidige e-nosenetwerk benut. Dit netwerk zal in de toekomst verder worden uitgebreid. Aanvullend op het bestaande netwerk zet de ILT mobiele installaties met drones in om ook risicogestuurd te handhaven en zichtbaar te zijn. Daarnaast houdt ILT administratief toezicht op de losverklaring en vindt er handhaving aan boord plaats. Om het administratief toezicht te verbeteren zet Nederland zich internationaal in om de digitale losverklaring als standaard te hanteren.
Bent u er in geslaagd voldoende gekwalificeerd personeel aan te nemen en materieel zoals drones en eNoses in te kopen voor toezicht en handhaving? Zo nee, welke stappen gaat u nemen om dat te regelen, en wanneer verwacht u voldoende personeel en materieel te hebben?
Op basis van de Handhaafbaarheids-, Uitvoerbaarheids- en Fraudebestendigheids (HUF)-toets zijn nieuwe inspecteurs geworven om op het verbod toe te zien en waar nodig te handhaven. Ook zijn er drones beschikbaar. De ILT heeft afspraken gemaakt met de eigenaren en de leverancier van e-noses om de data van deze e-noses centraal te kunnen monitoren. Op dit moment werkt het Ministerie van IenW samen met de ILT om het e-nose netwerk verder uit te breiden daar waar de behoefte ligt, mede op basis van de opgedane ervaringen sinds de inwerkingtreding van de verboden op basis van het Scheepsafvalstoffenverdrag CDNI.
Hoe kunnen handhavers constateren of er een overtreding van het verbod op varend ontgassen is gemaakt? Gaan inspecteurs aan boord om toezicht te houden?
Op basis van meldingen en signalisatie, bijvoorbeeld door e-noses of een klacht, stelt de ILT onderzoek in. De ILT zal, in het geval er sprake is van een mogelijke ontgassing van een verbodsstof, aan boord van het betreffende tankschip een onderzoek uitvoeren.
Hoeveel overtredingen zijn er na de invoering van het verbod geconstateerd? Hoeveel dwangsommen en boetes zijn uitgedeeld?
Na de inwerkingtreding van het ontgassingsverbod is ten aanzien van vier tankschepen vast komen te staan dat er sprake was van een overtreding van het verbod. Het betrof hierbij stoffen uit fase I, waarvan is bepaald dat deze stoffen in het gehele Verdragsgebied niet meer naar de atmosfeer mogen worden uitgestoten. Door de ILT is hierop in alle gevallen bestuursrechtelijk opgetreden, door middel van het opleggen van lasten onder dwangsom.
Hoeveel ontgassingsinstallaties zijn er in Nederland? Kunt u dat toelichten per provincie? Hoeveel aanvragen om nieuwe ontgassingsinstallaties te bouwen lopen er nog en op welke locaties moeten deze komen? Hoe wordt bepaald waar ontgassinginstallaties worden geplaatst?
Op dit moment biedt afvalverwerker ATM in Moerdijk een ontgassingsinstallatie aan waar zes schepen kunnen afmeren en vier schepen tegelijkertijd ontgast kunnen worden. In Amsterdam is bij een brandstofterminal een vaste installatie beschikbaar voor het ontgassen, maar hier is op dit moment nog onvoldoende vraag naar. Bij het bedrijf Rubis Terminal B.V. in Rotterdam Botlek is een ontgassingsinstallatie aanwezig met beperkte beschikbaarheid voor schepen van derden. Bij verschillende andere bedrijven in Nederland zijn dampverwerkingsinstallaties aanwezig maar die mogen alleen gebruikt worden voor activiteiten in het kader van hun eigen processen (waaronder het beladen en lossen van schepen). Deze installaties mogen niet gebruikt worden voor het ontgassen van schepen van derden. Daar is een speciale vergunning voor nodig.
Bent u van mening dat er voldoende ontgassingslocaties zijn? Ontvangt u signalen van schippers dat er behoefte is aan meer ontgassingslocaties? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen?
Alle signalen wijzen erop dat er, voor wat betreft fase I en II, voldoende capaciteit is om schepen aan ontvangstinrichtingen te ontgassen als dat nodig is. De markt heeft sinds de inwerkingtreding van het verbod een veel groter aandeel van het vervoerde product als eenheids- of verenigbaar transport vervoerd. Dan hoeft er ook niet ontgast te worden. Bovendien is er vanwege de marktomstandigheden een relatief groot aanbod van beschikbare schepen waaruit verladers kunnen kiezen. Zij zullen een opdracht eerder gunnen aan een schip dat niet ontgast hoeft te worden. Deze signalen worden onderschreven door schippersorganisaties. Voor wat betreft de inwerkingtreding van fase III van het verbod wordt nu al door de sector gekeken naar de benodigde ontgassingsbehoefte.
Hoe vaak is er gebruik gemaakt van ontgassingsinstallaties? Kunt u dit toelichten per ontgassingslocatie?
ATM Moerdijk meldt dat er over het algemeen sinds het ingaan van het verbod 20% meer vraag is naar het ontgassen aan een installatie, maar dat er geen sprake is van langdurige wachttijden of verstoring van de logistieke keten. Dit is verklaarbaar aangezien de markt andere logistieke maatregelen heeft genomen om te kunnen voldoen aan het verbod, zie het antwoord bij vraag 6.
Wat doet ATM met de restladingen na het ontgassen van schepen?
Voor het innemen van scheepsafvalstoffen, zoals het ontgassen van ladingtanks, beschikt de ATM over een vergunning. Het ontgassen gebeurt door middel van verbranding van de ingenomen gassen. De omgevingsdienst die de vergunning heeft afgegeven controleert of bij de verbranding niet te veel wordt uitgestoten.
De gevolgen van het niet naleven van Europese milieu- en natuurwetgeving |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV), Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Over welke (juridische) middelen, behalve de inbreukprocedure (artikel 258 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)), beschikt de Europese Unie (EU) om Nederland te dwingen om aan milieu en natuurwetgeving te voldoen?
De Europese Commissie (hierna: Commissie) kan inderdaad een inbreukprocedure starten en daarin het standpunt innemen dat Nederland niet voldoet aan Europese regelgeving. In theorie zou de Commissie Nederland kunnen korten op Europese middelen, als Nederland niet aan zijn Europese verplichtingen voldoet. Zo’n korting zou bijvoorbeeld kunnen neerslaan op de middelen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (zie hiervoor ook: Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 1567).
Zijn inbreukprocedures en/of andere middelen besproken met het directoraat-generaal voor het milieu (Directorate-General for the Environment) (DG-ENV), al dan niet in het gesprek met Jessika Roswall? Zo ja, wat is dan besproken?
Omdat veel, zo niet alle, dossiers op het gebied van landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur een Europese component hebben, vinden er ambtelijk en bestuurlijk met enige regelmaat gesprekken plaats met de Commissie. In deze gesprekken wordt Europees en nationaal beleid op verschillende dossiers besproken en toegelicht. Dergelijke gesprekken zijn onderdeel van het ambtelijk beleidsvormingsproces en vertrouwelijk van aard. In de gesprekken die de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij en Natuur, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en ik hebben gevoerd met Commissaris Roswall, hebben we van gedachten gewisseld over de uitdagingen waarvoor wij op onze beleidsterreinen staan, zoals de aanpak van de stikstofproblematiek en het mestvraagstuk, alsook andere dossiers waarvoor de Commissaris verantwoordelijk is, zoals circulaire economie. De insteek van Commissaris Roswall in deze gesprekken sloot aan bij wat zij met uw Kamer heeft gewisseld tijdens het door u georganiseerde gesprek van 10 april jl. Voor de gesprekken tussen mij en mijn collega’s met de Commissaris geldt ook dat ze in vertrouwelijke setting plaatsvonden. Om nu en in de toekomst met de Commissie open van gedachten te kunnen wisselen over verschillende vraagstukken en mogelijke oplossingsrichtingen, is vertrouwelijkheid van groot belang. Daarom kan ik niet nader ingaan op de precieze inhoud van de gesprekken.
Welke signalen krijgt u van andere EU-lidstaten over zorgen dat Nederland het level playing field ondermijnt door het niet (goed) naleven van milieu en natuurwetgeving, zoals bijvoorbeeld de Nitraatrichtlijn, Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Kaderrichtlijn Water? Welke signalen daarover krijgt u van de Eurocommissarissen en/of ambtenaren?
In gesprekken met andere lidstaten en de Commissie is naleving van milieu- en natuurwetgeving één van de gespreksonderwerpen. Het onderwerp level playing field in relatie tot deze wetgeving staat daarbij niet op de voorgrond.
Is het loyaliteitsbeginsel (artikel 4 lid 3 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)) in welke vorm dan ook ter sprake gekomen tijdens gesprekken met DG-ENV, Eurocommissaris Roswall of andere EU-lidstaten? Zo ja, wanneer en op welke manier?
Zoals hiervoor in het antwoord op vraag 2 aangegeven, zijn gesprekken met de Commissie vertrouwelijk. Daarom kan ik niet nader ingaan op wat er met Commissaris Roswall is besproken.
Kunt u de bovenstaande vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Ja.
Calamiteitenroutes in Zeeland |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de enorme vertragingen op het Zeeuwse wegennet door recente afsluitingen van de Vlaketunnel (A58)?1
In onderstaande tabel zijn de geregistreerde afsluitingen weergegeven. Deze zijn geteld per rijrichting (van Bergen op Zoom tot Vlissingen). Er is onderscheid gemaakt tussen het geplande en ongeplande sluitingen. Rijkswaterstaat voert gepland onderhoud uit om de veiligheid, betrouwbaarheid en werking van de infrastructuur te waarborgen. Gepland onderhoud bij de Vlaketunnel en A58 vindt in de meeste gevallen plaats in de avonduren, zodat de hinder voor de weggebruiker tot een minimum wordt beperkt. Tijdens het onderhoud worden installaties gecontroleerd, systemen getest en eventuele defecten gerepareerd.
Ongeplande sluitingen zijn het gevolg van incidenten zoals de technische storing op 8 en 9 april. Ongeplande sluitingen bij de Vlaketunnel en A58 zijn doorgaans binnen het kwartier verholpen. In extreme gevallen, zoals op 8 en 9 april, kunnen deze sluitingen meerdere uren duren.
Jaar
Aantal
Gepland Vlaketunnel
Ongepland Vlaketunnel
Gepland A58
Ongepland A58
2020
17
0
4
0
13
2021
28
0
1
3
24
2022
86
14
7
21
44
2023
73
14
2
14
43
2024
103
22
6
24
51
20251
37
8
12
1
16
t/m 10 april 2025
Kunt u aangeven hoe vaak in de afgelopen vijf jaar sprake was van tijdelijke afsluitingen van het Zeeuwse deel van de A58 in het algemeen en van de Vlaketunnel in het bijzonder?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat adequate calamiteitenroutes voor Zeeland van groot belang zijn, gelet op de eilandenstructuur en de aanwezigheid van een kerncentrale en een industriecluster?
Ja, het is belangrijk dat er adequate calamiteitenroutes zijn en dat mensen in geval van calamiteiten Zeeland kunnen verlaten. Naast de A58 wordt Zeeland via de N57, N59 en de N62 ontsloten.
Kan bij stremmingen en calamiteiten een uitzondering gemaakt worden op het huidige verbod op tweerichtingsverkeer in een tunnelbuis, inclusief het realiseren van bijbehorende doorsteekmogelijkheid, snelheidsbeperkingen en toezicht/verkeersbegeleiding? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Tunnelwet is tweerichtingsverkeer in een tunnelbuis in Nederland om veiligheidsredenen niet toegestaan. De veiligheidssystemen zoals camera’s, de inrichting van vluchtroutes, de ventilatie en rookafvoersystemen en het calamiteitenbestrijdingsplan bij de Vlaketunnel (opgesteld in overleg met de Veiligheidsregio Zeeland) zijn ook niet ingericht op tweerichtingsverkeer in één tunnelbuis.
Is de veronderstelling juist dat Europese regelgeving ruimte biedt voor tweerichtingsverkeer in een tunnelbuis bij stremmingen en calamiteiten?
Dat is juist, alleen zoals ook in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, zijn de veiligheidssystemen volgens de Nederlandse Tunnelwet ingericht, waardoor tweerichtingsverkeer in een tunnelbuis niet is toegestaan. In het hoogbelaste Nederlandse wegennetwerk zijn, naast de Europese regelgeving, extra verscherpingen in de nationale tunnelwetgeving doorgevoerd om de veiligheid van de weggebruiker te borgen.
Wordt samen met de provincie Zeeland gekeken naar verbetering van de verkeersbegeleiding tijdens stremmingen en calamiteiten?
Rijkswaterstaat werkt intensief samen met de provincie Zeeland om de verkeersbegeleiding, mede bij calamiteiten, waar nodig te verbeteren. Er is maandelijks overleg waarbij alle incidenten besproken worden. In het geval van tunnels (waaronder de Vlaketunnel) zijn calamiteitenscenario’s opgesteld en wordt per incident geëvalueerd of het scenario goed is ingezet en welke verbetermogelijkheden er zijn. Vervolgens worden deze uitgewerkt en aangepast.
Welke mogelijkheden ziet u voor meer decentrale verkeersbegeleiding in een kwetsbaar gebied als Zeeland, zodat lokale kennis beter benut kan worden?
De verkeersbegeleiding wordt door Rijkswaterstaat centraal uitgevoerd. Hiermee wordt op landelijk niveau de uniformiteit en continuïteit van de processen gewaarborgd, evenals de benodigde kennis en opleidingen. Hierbinnen wordt nauw samengewerkt met de regio, die lokale kennis van objecten en netwerken inbrengt. Door de landelijke verkeersbegeleiding worden ook de kosten en de bedrijfscontinuïteit beter beheerd.
Wordt samen met de provincie Zeeland gekeken naar verbetering van calamiteitenroutes, zoals aanvullende aansluitingen op de oude Rijksweg (N289)?
In het Bestuurlijk Overleg MIRT van 2021 hebben het Rijk en de regio’s, in het kader van hinderaanpak, een generieke landelijke afspraak gemaakt om het verkeersmanagement een extra impuls te geven. Hieronder vallen mede de calamiteitenroutes. Zo zijn de Zeeuwse regelscenario’s voor uitwijkroutes onlangs geactualiseerd. Ook werkt het Rijk samen met de regio’s aan de verdere uitbouw en professionalisering van de organisatie voor regionaal hinderbeheer, genaamd «Zeeland Bereikbaar», die dit jaar en volgend jaar haar beslag krijgt. Er zijn geen voornemens te kijken naar aanvullende aansluitingen op de oude Rijksweg (N289).
Welke mogelijkheden ziet u om met bijvoorbeeld snelheids- en andere verkeersbeperkende maatregelen en extra toezicht langer gebruik te kunnen maken van tunnelbuizen op cruciale verbindingsroutes, zoals de Vlaketunnel? Biedt de Tunnelwet hier voldoende ruimte voor?
Een veilig gebruik van tunnels heeft de hoogste prioriteit. De Tunnelwet biedt ruimte om in geval van calamiteiten tunnelbuizen open te houden met verkeersbeperkende maatregelen, zoals het opleggen van een snelheidsbeperking of het buiten gebruik stellen van een rijbaan. Extra toezicht door weginspecteurs en/of hulpdiensten zijn hierbij cruciaal. Indien deze maatregelen ontoereikend zijn om de veiligheid van weggebruiker te garanderen, wordt de tunnelbuis afgesloten. Dit geldt eveneens voor cruciale verbindingsroutes.
Op welke wijze wordt het belang van adequate calamiteitenroutes meegenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 7.