Het bericht van nu.nl waarin staat dat “De Verenigde Staten willen de import van goederen uit de Europese Unie belasten met een heffing van 30 procent |
|
Ria de Korte (CDA) |
|
Boerma |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van nu.nl waarin staat dat «De Verenigde Staten willen de import van goederen uit de Europese Unie belasten met een heffing van 30 procent. Dat zal per 1 augustus gebeuren. De heffing is hoger dan het tarief van 20 procent dat in april werd aangekondigd.»?1
Ja.
In april heeft NSC al via een motie verzocht om binnen twee maanden in kaart te brengen wat de impact is van de importheffingen van Amerika en de eventuele tegenmaatregelen van Europa op de Nederlandse sectoren, kunt u de Kamer hierover per omgaande informeren?
De toenmalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft toegezegd naar aanleiding van zowel vragen in het Commissiedebat voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 7 april als in reactie op de motie van de leden de Korte en Ceder2 in het Tweeminutendebat, beiden van 3 april jl., om in gesprek te gaan met het Centraal Planbureau (CPB) over een mogelijke actualisatie van de eerder gedane doorrekening. Uw Kamer is via het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 7 april3 geïnformeerd dat het CPB deze actualisatie op 1 mei jl. heeft gepubliceerd.4 De actualisatie is bijgesloten bij deze beantwoording.
Daarbij dient te worden opgemerkt dat het percentage van 30% dat door de VS per brief is aangekondigd afwijkt van eerder genoemde percentages tijdens de campagne van 10%, de aankondigingen in april van 20% en tussentijdse uitlatingen via sociale media om 50% op te leggen.
Welke sectoren verwacht u dat bovengemiddeld zwaar geraakt zullen worden door de aangekondigde heffingen?
Bedrijven en sectoren die voor eenvoudig substitueerbare producten in hoge mate afhankelijk zijn van de Amerikaanse markt lopen de grootste kans om geraakt te worden door verhogingen van Amerikaanse importheffingen. Het CPB noemt farmacie, machines, elektronica, elektrische apparatuur, metaal, chemie en metaalproducten.
Welke bedrijven worden naar verwachting het meest in hun voortbestaan bedreigd?
De vraag of bedrijven in hun voortbestaan worden bedreigd is van meer factoren afhankelijk dan de hoogte van importheffingen van een derde land. Bedrijven hebben te maken met een breed scala aan marktomstandigheden. Uiteindelijk zijn importheffingen in specifieke buitenlandse markten daarin slechts één factor.
Welke mogelijkheden heeft Nederland om samen met de EU deze importheffingen te voorkomen of te verminderen?
De heffingen en de onzekerheid die ermee gepaard gaat zijn ongunstig voor de Nederlandse en de Europese economie, zoals ook blijkt uit de studie van het CPB. Het kabinet steunt de inzet van de Europese Commissie om namens de EU de dialoog met de VS op te blijven zoeken met als doel om de Amerikaanse importheffingen van tafel te krijgen. Wat betreft het kabinet zijn daarbij met name de volgende vier sporen van belang. Ten eerste moet gewerkt worden aan een positieve agenda met de VS, waarbij gekeken dient te worden welke kansen er zijn om samen te werken met de VS en bilaterale handel verder te faciliteren. Het kabinet steun de inzet van de Commissie om te komen tot een positief onderhandelingsresultaat met de VS richting augustus. Ten tweede dient ingezet te worden op een reactief spoor waarbij de EU bereid moet zijn tegenmaatregelen te nemen indien onderhandelingen met de VS niet tot een aanvaardbaar resultaat leiden. Deze tegenmaatregelen versterken bovendien de onderhandelingspositie van de EU in het eerste spoor. Ten derde pleit het kabinet voor internationale samenwerking en het verder diversifiëren van de handelsstromen van de EU. Nieuwe handelsakkoorden kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Ook blijft de EU als groot handelsblok een voortrekkersrol spelen in de op regels gebaseerde internationale handelsorde. Daarnaast pleit het kabinet in EU verband voor het versterken van het concurrentievermogen, waaronder via het versterken van de EU interne markt en kapitaalmarktunie, wat in de huidige context des te urgenter is. Daarnaast roept het kabinet op om bestaande handelsbelemmeringen tussen EU-landen te adresseren en daarmee de EU interne markt te verdiepen, conform de rapporten van Letta en Draghi. Voor al deze elementen geldt dat EU eenheid cruciaal is voor een succesvolle aanpak.
Kunt u de Kamer op korte termijn en intensief informeren over de stappen die met de EU worden gezet in reactie op deze handelsoorlog?
Ja. Uw Kamer ontving vandaag het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 14 juli jl. waarin de handelsrelatie met de VS en de te nemen stappen uitgebreid besproken zijn.
Militaire oefeningen met bekabelde drones in Natura 2000-gebieden |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Vinden er militaire oefeningen plaats in Natura 2000-gebieden met drones die via of met een glasvezelkabel worden bestuurd?
Nee, Defensie beschikt op dit moment niet over glasvezel aangestuurde (ook wel fiber optic) drones en heeft hier niet mee geoefend in Natura 2000-gebieden. Defensie heeft bijzondere aandacht voor de ontwikkeling van onbemenste systemen en werkt strategisch samen met bedrijven, kenniscentra en andere partners. In dat kader kunnen demonstratie- of testvluchten plaatsvinden.
Heeft u onderzoek laten doen naar de schade op de natuur en het milieu door gebruik van deze glasvezelkabels? Zo ja, wat waren de uitkomsten hiervan? Zo nee, waarom niet?
Bij de aanschaf van nieuw materieel wordt gekeken naar de gevolgen hiervan op de leefomgeving, waaronder de effecten op de natuur. Mocht de Nederlandse krijgsmacht de beschikking krijgen over fiber optic drones, zal dit niet anders zijn. Bij de aanschaf hiervan wordt dan gekeken naar de manier waarop glasvezelkabels worden opgeruimd.
Hoe worden Natura 2000-gebieden opgeruimd na een oefening van deze bekabelde drones? Worden de glasvezelkabels die worden gebruikt bij deze oefeningen opgeruimd of achtergelaten?
Binnen Defensie zijn gedrags- en gebruiksregels opgesteld die waarborgen dat restproducten na een oefening worden opgeruimd. Of dit nu bijvoorbeeld gaat om losse hulzen, verpakkingen van voedsel of, indien de Nederlandse krijgsmacht dat type drones zou gebruiken, glasvezelkabels.
Deelt u de mening dat militaire oefeningen in Natura 2000-gebieden nooit langdurige schade aan het gebied mogen veroorzaken, en dat Defensie uiterst netjes om moet gaan met onze natuur?
Verspreid over het land beschikt Defensie over militaire oefenterreinen. Deze militaire oefenterreinen dienen primair om de geoefendheid van de Nederlandse krijgsmacht op peil te houden. Door het militaire gebruik is op meerdere terreinen een unieke dynamiek ontstaan met voor Nederland bijzondere natuur. Een deel van deze militaire terreinen heeft vanwege de daar aanwezige natuurwaarden de status als Natura 2000-gebied gekregen. Bij het beheer en het militaire gebruik van de terreinen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de natuurwaarden. Hiervoor is onder andere het Defensie natuurbeleid opgesteld. Dit zorgt bij multifunctioneel gebruik van gronden voor een balans tussen militair gebruik en natuurbehoud en bevat maatregelen om de biodiversiteit te versterken en ecosystemen te beschermen. Tegelijkertijd is verstoring van de natuur door het militaire gebruik van de terreinen niet altijd uit te sluiten, maar Defensie probeert dit – mede als terreinbeheerder van natuurgebieden – zo veel mogelijk te voorkomen en waar mogelijk wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van de natuur.
De inzage in transactieoverzichten van kansspelaanbieders |
|
Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Struycken |
|
![]() |
Kent u het bericht1 dat een kansspelaanbieder van illegale online gokspelen weigert transactieoverzichten te verstrekken aan een dakloos geraakte gokverslaafde man? Zo ja, klopt het dat dit verband houdt met de veroordeling van dit Maltese bedrijf tot het terugbetalen van grote sommen geld aan Nederlandse klanten?
Ja, ik ken het bericht over het weigeren van inzage in transactieoverzichten door een kansspelaanbieder. In het bericht wordt gesproken van transacties in de periode 2011 tot 2019. In die periode was het aanbieden van online kansspelen in Nederland illegaal. Wat betreft uw vraag over het verband tussen het geschetste in het bericht en een veroordeling tot terugbetalen aan Nederlandse klanten merk ik op dat het niet aan mij is om uitspraken te doen over de motivering van een bedrijf om transactieoverzichten al dan niet te verstrekken.
Klopt de bewering dat het Maltese recht op gegevensbescherming van toepassing zou zijn in dit soort gevallen? Moet niet onder alle omstandigheden Nederlands recht van toepassing worden verklaard op in Nederland aangeboden illegale online kansspeltransacties?
Het klopt dat Maltees recht van toepassing is op het juridische geschil over de gegevensverstrekking uit het nieuwsbericht dat aangehaald is in vraag 1. Het Maltees recht rondom gegevensbescherming is een uitwerking van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Deze Europese regelgeving harmoniseert de bescherming van persoonsgegevens van alle inwoners van EU-lidstaten. In beginsel is dus het recht op inzage voor iedere EU-burger gelijk. Echter, de AVG laat enige ruimte voor lidstaten over om nationale wetgeving te formuleren die een specifieke invulling geeft aan sommige bepalingen in de AVG.
Het is altijd mogelijk voor mensen om een klacht in te dienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) wanneer kansspelaanbieders gevestigd in Malta geen gehoor geven aan het verzoek om inzage van persoonsgegevens. De AP behandelt deze klachten en zet ze waar nodig door naar de privacytoezichthouder van Malta (de Information and Data Protection Commissioner). Klachten kunnen ook rechtstreeks bij de Maltese toezichthouder worden ingediend. De AP houdt als betrokken toezichthouder nauw contact met haar collega’s in Malta over de voortgang van het onderzoek naar klachten.
In onderhavige casus heeft de Rechtbank Overijssel op 16 juli jl. in een voorlopige voorzieningenprocedure geoordeeld over de vraag of de kansspelaanbieder in kwestie zich kan beroepen op de beperking die volgt uit Maltese recht inzake gegevensbescherming, om de transactiegegevens niet te verstrekken aan de verzoeker. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moeten de transactiegegevens alsnog worden verstrekt aan de verzoeker, op grond van de AVG.2 De beperking die volgt uit het Maltese recht biedt volgens de rechter geen grondslag om de verstrekking van de gevraagde gegevens te weigeren.3
Bent u het ermee eens dat kansspelaanbieders die op de Nederlandse gokmarkt actief zijn onder alle omstandigheden op het eerste verzoek moeten kunnen voorzien in dergelijke transactieoverzichten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om de Kansspelautoriteit te vragen online kansspelaanbieders die vóór 2021 illegale kansspelen aanboden op de Nederlandse markt aan te spreken om aan hun klanten inzage te geven in hun betaalgegevens? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in mijn eerdere antwoorden op Kamervragen is het niet aan mij of aan de Kansspelautoriteit (Ksa) om een oordeel te vellen over de inzage in transactiegegevens.4 Het gaat hier om geschillen tussen een (illegale) aanbieder van kansspelen en de speler die betrekking hebben op een periode waarin het aanbieden van online kansspelen in Nederland illegaal was. De beoordeling daarvan is voorbehouden aan de rechter. Zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 2 is op 16 juli jl. geoordeeld dat inzage in transactiegegevens moet worden verleend.5 Op 4 juli jl. heeft de rechter in eerste aanleg zich ook uitgelaten over het verstrekken van inzage in transactiegegevens.6 In die zaak werd de vordering om inzage te verlenen eveneens toegewezen. De Ksa heeft, zoals gezegd, geen rol als partij in deze juridische procedures. De handelwijze van vergunde aanbieders die onderwerp zijn van deze procedures wordt betrokken bij de beoordeling van een nieuwe vergunningsaanvraag door die aanbieder.
Ik vind dat rechtspersonen en hun opvolgers die nu een vergunning hebben voor het aanbieden van kansspelen een maximale inspanning moeten plegen om zaken die zich voor de vergunningsperiode afspeelden behoorlijk af te wikkelen. Zoals ik ook heb aangegeven in antwoorden op Kamervragen van 11 juli jl. behoort daarbij wat mij betreft het maximaal verstrekken van noodzakelijke gegevens.7
Het gedrag van vergunninghouders in het verleden kan daarnaast relevant zijn voor de algemene betrouwbaarheids- en integriteitstoets van een vergunde aanbieder.
Zijn u illegale online kansspelaanbieders bekend die weigeren inzage te geven in betaalgegevens om juridische claims van hun klanten te frustreren? Zitten daar kansspelaanbieders bij die inmiddels legaal online kansspelen aanbieden? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om deze kansspelaanbieders tot actieve medewerking aan juridische claims te dwingen?
Het is mij bekend dat bij tenminste één aanbieder van online kansspelen die thans over een vergunning beschikt en voordat er een gereguleerde markt was illegaal kansspelen aanbood, verzoeken liggen om inzage te verstrekken in transactiegegevens. Dit blijkt onder andere uit voornoemde rechterlijke uitspraken. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven zijn de Ksa en ik geen partij in procedures omtrent inzage in de transactiegegevens voor zover het gaat om het illegaal aanbieden van online kansspelen in Nederland. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 en in antwoord op eerdere Kamervragen heb aangegeven kan het gedrag van vergunninghouders in deze wel relevant zijn voor de algemene betrouwbaarheids- en integriteitstoets van een vergunde aanbieder. Dit gedrag wordt betrokken bij de beoordeling van een nieuwe vergunningsaanvraag door die aanbieder.
Bent u bereid om de Kamer te informeren over de wijze waarop dit soort kansspelaanbieders gevolg geven aan de uitvoering van de rechterlijke uitspraken tot nu toe en die binnenkort te verwachten zijn? Zo nee, waarom niet?
Het gaat in deze procedures om geschillen die betrekking hebben op een civielrechtelijke verhouding tussen partijen. Zowel ten aanzien van geschillen over het verstrekken van gegevens alsmede over de geldigheid van de onderliggende overeenkomst is het aan partijen om deze geschillen aan een rechterlijke instantie voor te leggen. Ik heb daarnaast geen zicht op welk geschil aan welke rechterlijke instantie is voorgelegd, wat de uitspraak is en in hoeverre door partijen hieraan uitvoering wordt gegeven. Relevante uitspraken worden door de gerechtelijke instanties voorts zoveel mogelijk op www.rechtspraak.nl gepubliceerd en zijn daar in geanonimiseerde vorm in te zien. Ik vind het gezien voorgaande niet passend om uw Kamer over al deze zaken te informeren en ben daarnaast niet in de positie om dat te doen.
“Rijkswaterstaat sluit brug Urmond anderhalf jaar volledig af, maar gemeente Stein verzet zich: ‘Niet akkoord met samenloop verbreding A2’” |
|
Natascha Wingelaar (NSC), Olger van Dijk (NSC) |
|
Tieman |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in De Limburger van 11 juli 2025, waarin wordt gemeld dat de brug over het Julianakanaal bij Urmond anderhalf jaar volledig wordt afgesloten voor alle verkeer?1
Ja
Klopt het dat Rijkswaterstaat heeft gekozen voor een volledige afsluiting van de brug, ondanks bezwaren en aangedragen alternatieven door de gemeente Stein en inwoners van Urmond?
Dat klopt. Veiligheid heeft de hoogste prioriteit bij Rijkswaterstaat. Op basis van de grote complexiteit van de werkzaamheden en de daarbij horende veiligheidsoverwegingen is Rijkswaterstaat genoodzaakt de brug tijdens de werkzaamheden volledig af te sluiten. Tijdens de laatste inspecties in 2023 en 2024 is gebleken dat de staat van de brug slechter is dan aanvankelijk werd ingeschat, waardoor meer ingrijpendere werkzaamheden noodzakelijk zijn. Dit betreft onder meer het verwijderen en volledig vernieuwen van het brugdek inclusief de fietspaden, alsook het vervangen van diverse stalen constructieonderdelen. Zonder renovatie zal de brug per 1 januari 2026 moeten worden afgesloten voor gemotoriseerd verkeer.
Hierdoor kan Rijkswaterstaat helaas geen invulling geven aan het aangedragen alternatief van de gemeente en omgeving om de brug tijdens de werkzaamheden open te houden voor fietsers en voetgangers. Dit is natuurlijk een flinke tegenvaller voor de inwoners van Urmond. Daarom is Rijkswaterstaat ook in gesprek met de omgeving om te bezien welke alternatieve mogelijkheden er zijn voor fietsers en voetgangers.
Op welke wijze zijn de gemeente Stein en de inwoners van Urmond betrokken geweest bij het besluitvormingsproces? In hoeverre zijn hun inzichten en zorgen meegenomen?
In de planfase is een gemeentelijke werkgroep actief betrokken geweest bij de variantenstudie en ook daarna in de verdere uitwerking van dit project.
Tijdens de variantenstudie in 2022 zijn de bewoners meegenomen in de keuze voor een voorkeursvariant van uitvoeringswijze. De Bewonerswerkgroep brug Urmond heeft toen haar voorkeur uitgesproken voor een renovatievariant met slechts beperkte hinder (enkele dagen) voor langzaam verkeer.
Deze variant blijkt nu niet langer haalbaar. Voor deze nieuwe situatie wordt opnieuw participatie georganiseerd. In de bewonersbrief van 10 juli 2025 is een oproep gedaan aan de omgeving om deel te nemen aan een klankbordgroep. Rijkswaterstaat denkt mee over acceptabele reismogelijkheden.
Hoe verhoudt deze aanpak zich tot uw beleid rondom burgerparticipatie en het betrekken van lokale gemeenschappen bij infrastructurele besluiten?
Bij een infrastructureel besluit krijgen alle betrokkenen de gelegenheid om hun inbreng te leveren. Dit is bij brug Urmond ook het geval. Daarbij wordt duidelijk gemaakt welke ruimte er is om mee te denken en wat de kaders zijn. Onder andere aan welke technische, juridische en financiële kaders een variant moet voldoen. De inbreng wordt serieus meegewogen in het besluit. Rijkswaterstaat gaat met inbrengers in gesprek én communiceert publiekelijk welke input geen plek heeft gekregen in het besluit.
Helaas hebben de inspecties in 2023 en 2024 aangetoond dat de technische toestand van de brug slechter is dan gedacht en dat de brug tijdens de renovatie geheel moet worden afgesloten voor al het verkeer.
Deelt u de mening dat overheidsbetrouwbaarheid ook inhoudt dat inwoners erop mogen vertrouwen dat hun stem serieus wordt genomen in besluiten die grote impact hebben op hun leefomgeving?
Ja. RWS neemt zoveel als mogelijk inbreng vanuit de omgeving mee in de uitwerking van projecten en weegt deze af. Helaas wil dat niet altijd zeggen dat er ook iets met de inbreng gedaan kan worden. Er moet telkens een evenwicht worden gevonden in maatschappelijke, technische, ruimtelijke, juridische en financiële haalbaarheid. Bovenal dient de veiligheid van de burgers en aannemer geborgd te worden tijdens de werkzaamheden.
Waarom is niet gekozen voor een gedeeltelijke of gefaseerde afsluiting, zodat de leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid van Urmond gewaarborgd konden blijven?
De technische staat van de brug en daarbij behorende renovatiewerkzaamheden maakt een gefaseerde of gedeeltelijke afsluiting vanuit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. De renovatiewerkzaamheden zijn omvangrijk en moeten over de volledige breedte van de brug aaneengesloten worden uitgevoerd. Denk hierbij aan het tijdelijk ophogen van de brug i.v.m. scheepvaartpassage tijdens de renovatie, het volledig verwijderen van het brugdek en het uitvoeren van conserveringswerkzaamheden in een afgesloten en krappe werkomgeving.
Welke samenhang is er met de werkzaamheden rondom de verbreding van de A2? Op welke manier wordt hier rekening mee gehouden bij Rijkswaterstaat? Welke alternatieven zijn er qua planning van de beide projecten?
Rijkswaterstaat heeft de werkzaamheden aan de A2 Het Vonderen Kerensheide en brug Urmond op elkaar afgestemd. Zo zal brug Urmond pas worden afgesloten zodra de werkzaamheden langs/aan de Bergerweg (onderdeel van project A2 Het Vonderen Kerensheide) zijn afgerond.
Is er een maatschappelijke impactanalyse gemaakt van deze afsluiting? Zo ja, kunt u die met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen officiële maatschappelijke impactanalyse (MIA) opgesteld voor de afsluiting van brug Urmond. In de oorspronkelijke uitgangspunten werd ervan uitgegaan dat de brug gedurende de werkzaamheden toegankelijk zou kunnen blijven voor voet en fietsverkeer. Om die reden is destijds geen aparte impactanalyse uitgevoerd.
Wel is er, daar waar van toepassing, gesproken met relevante maatschappelijke actoren om te bezien hoe zij de gevolgen van deze afsluiting zullen ervaren en welke omrijdroutes er mogelijk zijn. Er is dus wel degelijk gekeken naar de maatschappelijke impact van de afsluiting. Daarbij is vanzelfsprekend contact onderhouden met belangrijke lokale partijen, zoals: de basisschool, hulpdiensten, Chemelot en enkele lokale verenigingen.
Bent u bereid in overleg te treden met Rijkswaterstaat en de gemeente Stein om te heroverwegen of alternatieve uitvoeringsvarianten mogelijk zijn die minder ontwrichtend zijn voor de gemeenschap?
Indien ik in overleg zou treden met de gemeente en Rijkswaterstaat, zou van daaruit de suggestie kunnen ontstaan dat alternatieve technische oplossingen mogelijk zijn. Dat is niet het geval. Het leidt ook onvermijdelijk tot vertraging, wat de kans op een volledige afsluiting vergroot. Daarom volg ik de aanpak van Rijkswaterstaat, met daarbij het nadrukkelijke verzoek aan Rijkswaterstaat om rekening te houden met alternatieve reisoplossingen.
Bent u bereid om nog eens goed naar alternatieve tijdelijke maatregelen te kijken zoals een fietsbrug, watertaxi, of andere maatregelen die de impact voor de gemeenschap verminderen?
Ja, hier is Rijkswaterstaat momenteel mee bezig en hierbij zullen ook de bewoners betrokken worden middels de genoemde klankbordgroep. Onder andere worden opties bekeken als deelfietsen en het inzetten van pendelbussen. Een omleiding via de brug bij Berg (hemelsbreed circa 1.500 meter verderop) is op minder dan 10 minuten fietsen beschikbaar.
Alternatieven moeten veilig en technisch uitvoerbaar zijn en passen binnen de beschikbare financiële ruimte. Binnen deze randvoorwaarden geven wij gemeente en bewoners graag de gelegenheid om mee te denken over hoe de impact op de omgeving zoveel mogelijk beperkt kan worden.
Welke lessen trekt u uit dit dossier voor toekomstige projecten, zodat lokale gemeenschappen niet het gevoel hebben overruled te worden door rijksdiensten?
Dat het eindbesluit bij een Rijksdienst ligt, wil niet zeggen dat er geen zorgvuldige samenspraak is geweest met de lokale gemeenschap. Rijkswaterstaat streeft altijd naar het (vroegtijdig) betrekken van de lokale gemeenschap; van het College van B&W tot aan eventuele dorpsraden en buurthuizen. Rijkswaterstaat luistert en informeert. Desondanks kunnen de wensen van de omgeving niet altijd gehonoreerd worden.
Kunt u toezeggen dat voortaan bij soortgelijke infrastructurele ingrepen burgerparticipatie structureel wordt verankerd en transparanter wordt gerapporteerd hoe met lokale input is omgegaan?
Zowel de participatie als transparante terugkoppeling is al verankerd. Zie het antwoord bij vraag 4. Ten aanzien van de renovatiewerkzaamheden van brug Urmond is de lokale input middels verschillende kanalen opgehaald en besproken met het college van B&W en in de gemeentelijke werkgroep.
Bent u bereid bovenstaande vragen binnen 14 dagen te beantwoorden?
Dit is vanwege de vakantieperiode en het Kamerreces niet gelukt.
Het bericht ‘Israël richt bloedbad aan bij medische kliniek: ‘Doden vrouwen en kinderen gewetenloos’’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Israël richt bloedbad aan bij medische kliniek: «Doden vrouwen en kinderen gewetenloos»»?1
Het kabinet veroordeelt deze aanval en vindt dat de oorlog moet stoppen. Deze Israëlische aanval in de buurt van een gezondheidskliniek in de Gazastrook toont eens te meer dat er te veel burgerslachtoffers vallen, onder wie vrouwen en kinderen. Dergelijke gebeurtenissen onderstrepen waarom een onmiddellijk staakt-het-vuren noodzakelijk is voor het vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om te komen tot perspectief op een duurzame oplossing.
Heeft u de Israëlische regering om opheldering gevraagd? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Het kabinet heeft geen contact met Israël gehad over deze specifieke aanval. Het kabinet blijft in alle contacten met Israël consequent uitdragen dat het gebonden is aan het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. Nederland benadrukt daarbij dat Israël bij het uitvoeren van aanvallen de voortdurende plicht heeft om de burgerbevolking en burgerobjecten zo veel mogelijk te ontzien. Doelgerichte aanvallen op burgers en burgerobjecten zijn nooit toegestaan en in strijd met het humanitair oorlogsrecht.
Bent u bereid om zowel bilateraal als in internationaal verband aan te dringen op een grondig en onafhankelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Nederland dringt in bilaterale contacten met Israël aan op het onderzoeken van incidenten, ten behoeve van gerechtigheid en vervolging van de daders. Het is in eerste instantie aan de meest betrokken staat of staten die ter zake rechtsmacht hebben om internationale misdrijven te onderzoeken en degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn te vervolgen en te berechten. De internationale gemeenschap komt pas in beeld als een staat niet bereid of niet in staat is om zelf op te treden. Het Israëlische leger heeft aangegeven het incident te onderzoeken. Daarbij verzoekt Nederland Israël ook om de uitkomsten van onderzoek te delen met de internationale gemeenschap. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vooralsnog niet bekend.
Op welke manier verzekert u zich ervan dat Israël alle benodigde voorzorgsmaatregelen neemt om de kans op burgerslachtoffers zo klein mogelijk te maken?
Strijdende partijen zijn te allen tijde verplicht om onderscheid te maken tussen burgers en burgerobjecten enerzijds en strijders en militaire doelen anderzijds. Deze verplichting van het humanitair oorlogsrecht heeft als doel om schade aan de burgerbevolking en burgerobjecten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Rechtstreekse aanvallen op burgers, onder wie vrouwen en kinderen, zijn in strijd met het humanitair oorlogsrecht. Het kabinet spreekt Israël in bilaterale contacten en gezamenlijk via de EU consequent aan op zijn verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Hoe kijkt u naar de gemaakte afspraken tussen de Europese Unie en Israël over onder andere humanitaire hulp? Heeft u er vertrouwen in dat de afspraken de situatie in Gaza aanzienlijk zullen verbeteren?
Het kabinet vindt dat Israël de blokkade van de Gazastrook volledig en onvoorwaardelijk moet opheffen. Het kabinet zag het akkoord tussen de EU en Israël over de toegang van humanitaire hulp als een stap in de goede richting, maar heeft meteen aangegeven dat het zo snel mogelijk volledig zou moeten worden geïmplementeerd en dat het cruciaal is dat Israël de met de EU gemaakte afspraken nakomt. Bovenal zal Israël meer stappen moeten zetten om de hulpverlening te faciliteren, zoals door het openen van alle grensovergangen en het wegnemen van belemmeringen voor distributie van hulp door professionele, gemandateerde hulporganisaties.
De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) monitort de implementatie van het humanitaire akkoord onder andere via medewerkers van het Directoraat-Generaal voor Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO) van de Commissie die ter plaatse in Israël aanwezig zijn, en op basis van rapportages van partnerorganisaties zoals het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties. Op 23 en 29 juli jl. rapporteerde EDEO en de Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken onvoldoende nakomt. Het kabinet is bij uitblijven van implementatie van het akkoord door Israël direct overgegaan tot het nemen van significante stappen, zowel in EU-verband als op nationaal niveau, zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 juli jl.
Op welke manier wordt gemonitord of de afspraken worden nagekomen? Welk gevolg wordt eraan gegeven als afspraken niet worden nagekomen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om de humanitaire inzet van Nederland in Gaza te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Nederland blijft noodhulp leveren aan de Gazastrook door onze samenwerking met professionele, gemandateerde organisaties zoals de Verenigde Naties, Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance. Nederland heeft sinds 7 oktober 2.023 EUR 86,2 miljoen extra middelen vrijgemaakt voor humanitaire hulp in de Palestijnse Gebieden. Op 1 augustus jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd dat Nederland deelneemt aan de internationale coalitie t.b.v. airdrops.
Naast deelname aan de airdrops blijft Nederland zich diplomatiek en financieel inspannen voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land. Zoals gecommuniceerd in de Kamerbrief van 28 juli jl. neemt Nederland stappen om de hulpverlening via land verder te ondersteunen. Middels een additionele bijdrage van 1,5 miljoen euro aan het VN-Bureau voor Project ondersteunende Diensten (UNOPS) draagt Nederland bij aan het operationeel houden van de landroute via Jordanië, een belangrijke humanitaire bevoorradingsroute. Ook helpt Nederland via UNOPS met de bekostiging van monitoringscapaciteit voor humanitaire hulp in de Gazastrook. Daarnaast doet Nederland een extra bijdrage van 3 miljoen euro doen aan het Nederlandse Rode Kruis, waarmee de steun aan het essentiële werk van de Palestijnse Rode Halve Maan in de Gazastrook wordt voortgezet. Deze bijdrage stelt deze organisaties in staat om, wanneer de situatie zich ervoor leent, snel op te schalen en maximaal gebruik te maken van de gevechtspauzes en andere maatregelen.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot Palantir-software?1
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir-software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum, Landelijk Informatie- en Expertisecentrum, infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen, etc. verstaan) en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir-software?
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir software?1
Palantir is een technologiebedrijf dat gespecialiseerd is in software voor databeheer en -analyse. Organisaties maken onder andere van Palantir software gebruik om grote hoeveelheden data vanuit verschillende databronnen met elkaar te integreren. Deze data-integratie leidt tot inzicht/overzicht, waarmee complexe vraagstukken kunnen worden behandeld.
De politie gebruikt de software van Palantir enkel binnen de zogenaamde «Raffinaderij». «De Raffinaderij» is een analyseomgeving waar Palantir onderdeel van uitmaakt. Deze wordt alleen aangewend voor de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit en het voorkomen van aanslagen.
Over het (kortstondige) gebruik van Palantir software door de zes zuidelijke Veiligheidsregio’s ten behoeve van informatiegestuurde veiligheid is uw Kamer op 21 juni 2021 geïnformeerd.2 Dit gebruik is reeds in 2021 beëindigd en was op geen enkele wijze gelieerd aan de analyseomgeving «de Raffinaderij». Alleen openbare en publiek toegankelijke data zijn door zes Veiligheidsregio’s gebruikt. Palantir had geen toegang tot data van de veiligheidsregio’s.
In het Nieuw Rechts artikel «Hoe de Nederlandse overheid stilletjes een politiestaat optuigt met Palantir» van 10 juli 2025 wordt geschreven dat NCTV nauw samenwerkt met Palantir. Er is in het heden of verleden geen actief gebruik van Palantir (licenties) bij het organisatieonderdeel NCTV.
Uit de uitgevoerde inventarisatie naar Palantir software gebruik binnen mijn ministerie is tot op heden geen andere aanwending van deze software gebleken.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Nee, zie voor een uitgebreide toelichting de beantwoording van de eerste vraag.
Welke organisatieonderdelen (waaronder ook samenwerkingsverbanden als de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC's), Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC), infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), etc.) en /of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en / of Palantir software?
Behoudens de politie en de zes veiligheidsregio’s3 in het verleden maken organisatieonderdelen van het Ministerie van Justitie & Veiligheid en/of aan Justitie & Veiligheid gelieerde samenwerkingsverbanden (waaronder de Regionale Informatie- en Expertisecentra, het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum, en de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen) geen gebruik van Palantir software.
Alleen de politie maakt gebruikt van de analyseomgeving «de Raffinaderij». Geen andere organisatieonderdelen van het Ministerie van Justitie & Veiligheid dan de politie en geen andere functionarissen dan de politiefunctionarissen hebben nu en/of hadden in het verleden toegang tot de analyseomgeving «de Raffinaderij».
Informatieproducten afkomstig uit de analyseomgeving «de Raffinaderij» worden niet gedeeld met partijen buiten de politie. Wel kan het zijn als op basis van een signaal afkomstig uit een informatieproduct vanuit de analyseomgeving «de Raffinaderij» sprake blijkt van hetzij een concrete verdenking van zware en georganiseerde criminaliteit dan wel een hoge kans op aanslagen dat de politie op basis van dit signaal op casuïstiek niveau contact legt met haar ketenpartners.
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven, en zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
De politie ontvangt of ontving ten aanzien van de analyseomgeving «de Raffinaderij» geen data van andere organisatieonderdelen.
Vice versa hebben en/of hadden geen andere organisatieonderdelen of functionarissen dan de politie toegang tot de analyseomgeving «de Raffinaderij» of hebben nu en/of hadden die in het verleden toegang tot de informatieproducten uit deze analyseomgeving.
Onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid vallen geen andere organisatieonderdelen die andere Palantir-gerelateerde initiatieven hebben of hadden lopen.
Uit vrijgegeven Wet open overheid (Woo)-documenten blijkt dat de verwerving van de Palantir software heimelijk heeft plaatsgevonden; klopt het dat hierdoor regels voor een openbare aanbesteding niet zijn gevolgd?
De heimelijke verwerving heeft in 2018 plaatsgevonden met een beroep op art. 2.23, lid 1 sub e van de AW 2012. Deze bepaling stelt dat de aanbestedingsregels niet van toepassing zijn op overheidsopdrachten voor leveringen, diensten of werken die geheim zijn verklaard, of waarvan de uitvoering met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan, of indien bescherming van wezenlijke belangen van Nederland dit vereist. Zie voorts beantwoording van vraag 6.
Wat waren de redenen voor het heimelijk verwerven van de Palantir software?
De redenen voor het heimelijk verwerven waren:
Kunnen de vragen afzonderlijk en binnen drie weken worden beantwoord?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Tieman |
|
![]() |
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir-software?1
Navraag bij de onderdelen van het Ministerie van IenW inclusief de onder dit departement vallende ZBO’s leert dat Palantir daar niet in gebruik is of is geweest.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir-software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Dit is niet aan de orde bij het Ministerie Infrastructuur en Waterstaat of een van de onder verantwoordelijkheid van het ministerie vallende onderdelen.
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als RIEC's (Regionaal Informatie- en Expertisecentra), LIEC (Landelijk Informatie- en Expertisecentrum), iCOV (infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen), etcetera verstaan) en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir-software?
Zie de antwoorden op vraag 1 en 2. Voor wat betreft informatie over specifiek de «Raffinaderij» wordt verwezen naar de beantwoording van deze vragen door de Minister van Justitie en Veiligheid (2025Z14552).
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Nee.
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
Vanwege het zomerreces en de benodigde afstemming heeft de beantwoording iets meer tijd gekost dan drie weken.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir software?1
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als het RIEC, LIEC, iCOV, etc. verstaan) en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir software?
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() |
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir software?1
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Welke organisatieonderdelen, daaronder worden ook verstaan samenwerkingsverbanden als het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC), het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC), de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) etc. en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir software?
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir-software?1
Vanwege de vertrouwelijkheid kan ik niet delen welke specifieke organisatieonderdelen binnen Defensie gebruik maken van de Palantir-software. Deze vertrouwelijkheid komt voort uit het moeten afschermen van capaciteiten van Defensie om hiermee de veiligheid en effectiviteit van Defensiepersoneel te vergroten in hun taakuitoefening.
Wel kan ik bevestigen dat binnen de Nederlandse krijgsmacht gebruik wordt gemaakt van de Palantir-software in het kader van interoperabiliteit tussen NAVO-partners tijdens militaire inzet.
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir-software, zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Ten aanzien van de zogenoemde «Raffinaderij» geldt dat dit een programma betreft dat buiten Defensie valt. Defensie is dan ook niet betrokken bij de totstandkoming of toepassing van dit programma en maakt er geen gebruik van. Verder verwijs ik u graag naar de beantwoording van schriftelijke Kamervragen door de Minister van Justitie en Veiligheid2.
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als het RIEC, LIEC, iCOV, etc. verstaan) en / of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en / of Palantir-software?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven, en zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Er zijn geen organisatieonderdelen binnen Defensie die data delen met het programma «Raffinaderij». Dit programma valt buiten het domein van Defensie.
Binnen Defensie wordt Palantir-software uitsluitend ingezet in het eerder genoemde kader van militaire operaties en NAVO-interoperabiliteit. De toepassing daarvan vindt plaats binnen Defensiespecifieke projecten en met inachtneming van de geldende wet- en r49egelgeving, waaronder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
De beantwoording wordt op de eerste dag na het zomerreces verzonden aan de Kamer.
Het behoud van ziekenhuiszorg in Zeeuws-Vlaanderen |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() |
Betekenen uw antwoorden op 4 juli 2025 op schriftelijke vragen van de SP dat twee volwaardige ziekenhuizen in Zeeland met Intensive Care (IC), Spoedeisende Hulpposten (SEH) en acute geboortezorg, en 24/7 acute zorg zullen blijven, en dat er dus op geen enkele manier zal worden afgeschaald in deze zorg, en dat de capaciteit, locatie en toegankelijkheid van deze zorg niet zal veranderen of verminderen?1
De besturen van beide ziekenhuizen hebben aangegeven dat de versterking van de samenwerking is gericht op het behoud van twee volwaardige ziekenhuizen met IC, SEH en acute geboortezorg. Dat betekent mijn inziens niet dat er geen enkele verandering kan plaatsvinden in het aanbod van de zorg. Het is in de eerste plaats aan de ziekenhuizen zelf om na overleg met alle belanghebbenden in de regio te bepalen hoe de samenwerking wordt ingevuld en wat dit betekent voor de toegankelijkheid, continuïteit en kwaliteit van zorg. Ik verwacht van ziekenhuisbestuurders dat zij het maximale doen om de zorg op een goede manier, dichtbij de mensen in hun regio te leveren. Ik verwacht ook dat zij dit doen na grondig overleg met alle betrokken partijen in de regio. Zoals ook in eerdere brieven2 3 is aangegeven, gaat de landelijke politiek niet over welke zorg een ziekenhuis aanbiedt.
Betekenen uw antwoorden van 4 juli dat de veranderplannen van ZorgSaam en Adrz voor de toekomst van het zorgaanbod in Zeeuws-Vlaanderen van tafel zijn, en zo niet, wat zullen die plannen dan wel betekenen voor de beschikbaarheid, de capaciteit, de locatie en de toegankelijkheid van IC, SEH, acute geboortezorg, en 24/7 acute zorg in Zeeuws-Vlaanderen?
Er zijn op dit moment nog geen besluiten genomen door de ziekenhuizen. In de komende maanden worden scenario’s uitgewerkt voor de vormgeving van de ziekenhuiszorg in Zeeland. Vanuit de ziekenhuizen begrijp ik dat eind 2025 de eerste fase wordt afgesloten, waarin contouren van de mogelijke samenwerking ten behoud van ziekenhuiszorg in Zeeland ter besluitvorming wordt voorgelegd. Ik verwacht van beide ziekenhuizen dat zij hier transparant over zullen communiceren.
Wat betekenen de plannen van ZorgSaam en Adrz voor de toekomst van het dottercentrum in Terneuzen?
Er zijn op dit moment nog geen besluiten genomen door de ziekenhuizen. In de komende maanden worden scenario’s uitgewerkt voor de vormgeving van de ziekenhuiszorg in Zeeland. Eind 2025 sluiten de ziekenhuizen de eerste fase af, waarin contouren van de mogelijke samenwerking ten behoud van ziekenhuiszorg in Zeeland ter besluitvorming wordt voorgelegd. Ik verwacht van beide ziekenhuizen dat zij hier transparant over zullen communiceren.
Israël dat verdere stappen neemt in etnische zuivering |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Trouw-artikel Israël wil 600.000 Gazanen opsluiten en verdrijven: «Dit is een concentratiekamp»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Israël van plan is 600.000 Palestijnen in Gaza binnen 60 dagen op te sluiten in een «concentratiekamp»-achtige situatie waarna waarschijnlijk gedwongen uitzetting volgt, zoals gemeld in Trouw?
Het creëren van een door militairen afgesloten gebied zou onacceptabel zijn. Als deze plannen daadwerkelijk worden uitgevoerd, dan zou dat een schending van het internationaal humanitair recht betreffen en hoogstwaarschijnlijk leiden tot gedwongen ontheemding en deportatie. Nederland heeft zijn visie op dit plan vrijwel direct gedeeld met Israel.
Deelt u de analyse dat dit neerkomt op etnische zuivering en een zeer ernstige schending van het internationaal recht? Zo ja, bent u van oordeel dat het kabinet het opzettelijk opsluiten van Palestijnen openlijk en keihard moet veroordelen? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot het Genocideverdrag en andere internationale verdragen en op welke experts baseert u zich dan?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat Israël, met het opzettelijk opsluiten van honderdduizenden mensen in een gebied zonder adequate toegang tot water, voedsel, medische zorg of veiligheid, oorlogsmisdaden pleegt en uithongering van burgers als oorlogswapen inzet?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat het wegkijken van de Nederlandse regering te lang heeft geduurd en dat vooral praten met Israël niet heeft gewerkt, en dat Israël steeds verder escaleert?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli 2025 zet het kabinet zich in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Welke spoedacties en sancties gaat u ondernemen om Israël onder druk te zetten om de verdrijving, verdere etnische zuivering en genocide te stoppen, nu het nog kan? Zo nee, waarom negeert u het Genocideverdrag en weigert u de oproep van mensenrechten- en hulporganisaties en experts op te volgen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om actief bij te dragen aan, en op te roepen tot, een internationaal beschermingsmechanisme voor de Palestijnse burgerbevolking, bijvoorbeeld via VN-blauwhelmen, een no-fly zone of veilige doorgang, teneinde verdere etnische zuivering in Gaza te voorkomen? Zo nee, hoe gaat u dan voorkomen dat Israël verdere stappen neemt in etnische zuivering?
Het kabinet roept voortdurend op de burgerbevolking van de Gazastrook te beschermen conform het humanitair oorlogsrecht. De bovenstaande opties vereisen ofwel een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ofwel toestemming van de partijen bij het gewapend conflict. Op dit moment is de kans hierop klein. Bovendien is het de vraag waarnaartoe de burgerbevolking zich zou moeten verplaatsen via de bovenstaande genoemde veilige doorgang.
Overweegt u nu wel een beroep te doen op het Internationaal Gerechtshof en zich aan te sluiten bij de genocidezaak die daar nu tegen Israël loopt? Zo nee, waarom niet?
Op grond van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof zijn er twee mogelijkheden voor staten om deel te nemen aan een contentieuze procedure tussen andere staten. Ten eerste is er de mogelijkheid tot het indienen van een interventie door een staat die meent een rechtsbelang te hebben bij de uitkomst van het geschil. Een staat die op deze wijze wil interveniëren moet aantonen dat de beslissing van het Internationaal Gerechtshof in het geschil tussen de twee partijen bij het geschil zulke consequenties heeft dat een interventie nodig is om zijn belangen zeker te stellen. De voorwaarden voor een dergelijke interventie zijn strikt en uit de jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof blijkt dat de drempel voor ontvankelijkheid van een dergelijke interventie hoog is. Tot nu toe heeft het Hof de overgrote meerderheid van de verzoeken om interventie onder deze bepaling afgewezen.
Ten tweede kunnen staten die partij zijn bij het verdrag op grond waarvan het geschil gevoerd wordt een interventie indienen waarbij zij hun visie op de constructie (interpretatie) van dit verdrag geven. Een dergelijke interventie is alleen ontvankelijk indien zij zich beperkt tot de constructie van het verdrag. Zij mag niet ingaan op de feiten van de zaak of het recht toepassen op deze feiten. Dit type interventie wordt over het algemeen toegelaten, maar het Hof past ook hier de beperking strikt toe en zal die (onderdelen van) interventies die verder gaan dan de strikte constructie van het verdrag niet ontvankelijk verklaren.
In beide gevallen is sprake van een interventie en wordt de interveniërende staat geen partij bij het geschil. Dat laatste kan alleen als beide partijen daarmee instemmen. Dit is in de geschiedenis van het Internationaal Gerechtshof nog niet voorgekomen en instemming van beide partijen het voorliggende geschil tussen Zuid-Afrika en Israël is uiterst onwaarschijnlijk. Uit de tekst van een interventie kan allicht blijken dat de interveniërende staat een standpunt van een van de partijen bij het geschil deelt, of zelfs steunt, maar ook dat maakt een interveniërende partij geen mede-eiser. De deelname van de interveniërende staat aan de procedure is beperkt tot de interventie; deze staat mag zich niet uitlaten over andere onderwerpen; en heeft ook geen recht om gehoord te worden op andere onderwerpen dan die die het onderwerp zijn van de interventie. De verbindendheid van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is dan ook beperkt tot die onderdelen waarover de interventie zich uitgelaten heeft. Op basis hiervan is «aansluiten» als een partij bij het geschil niet mogelijk.
Bent u het ermee eens dat u op geen enkele manier recht doet aan uw morele en juridische verantwoordelijkheid als Minister van Buitenlandse Zaken van een land dat zich profileert als gastland van de internationale rechtsorde? Zo nee, hoe geeft u dan precies invulling aan die verantwoordelijkheid en op welke experts baseert u zich?
Nee. Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl. 2025, gebruikt het kabinet een combinatie van druk op en dialoog met Israël om de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren. Dit alles naar vermogen en binnen de grenzen van ons kunnen.
Nederland neemt de bescherming van de internationale rechtsorde serieus en neemt daarom al langere tijd stappen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrieven van 18 juni 2025 en 28 juli 2025 is omschreven. Het kabinet zal naar aanleiding van de ontwikkelingen op de grond steeds haar inzet blijven wegen en bezien welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van verbetering van de situatie in de Palestijnse Gebieden.
Wilt u de bovenstaande vragen gezien de ernst en urgentie van de zaak deze week één voor één beantwoorden?
Er is getracht om de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Israël dat verdere stappen neemt in etnische zuivering |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Trouw-artikel «Israël wil 600.000 Gazanen opsluiten en verdrijven: «Dit is een concentratiekamp»»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Israël van plan is 600.000 Palestijnen in Gaza binnen 60 dagen op te sluiten in een «concentratiekamp»-achtige situatie waarna waarschijnlijk gedwongen uitzetting volgt, zoals gemeld in Trouw?
Het creëren van een door militairen afgesloten gebied zou onacceptabel zijn. Als deze plannen daadwerkelijk worden uitgevoerd, dan zou dat een schending van het internationaal humanitair recht betreffen en hoogstwaarschijnlijk leiden tot gedwongen ontheemding en deportatie. Nederland heeft zijn visie op dit plan vrijwel direct gedeeld met Israel.
Deelt u de analyse dat dit neerkomt op etnische zuivering en een zeer ernstige schending van het internationaal recht? Zo ja, bent u van oordeel dat het kabinet het opzettelijk opsluiten van Palestijnen openlijk en keihard moet veroordelen? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Genocideverdrag) en andere internationale verdragen en op welke experts baseert u zich dan?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat Israël, met het opzettelijk opsluiten van honderdduizenden mensen in een gebied zonder adequate toegang tot water, voedsel, medische zorg of veiligheid, oorlogsmisdaden pleegt en uithongering van burgers als oorlogswapen inzet?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat het wegkijken van de Nederlandse regering te lang heeft geduurd en dat vooral praten met Israël niet heeft gewerkt en dat Israël steeds verder escaleert?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli 2025 zet het kabinet zich in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Welke spoedacties en sancties gaat u ondernemen om Israël onder druk te zetten om de verdrijving, verdere etnische zuivering en genocide te stoppen nu het nog kan? Indien u niets onderneemt: waarom negeert u het Genocideverdrag en weigert u de oproep van mensenrechten- en hulporganisaties en experts op te volgen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om actief bij te dragen aan, en op te roepen tot, een internationaal beschermingsmechanisme voor de Palestijnse burgerbevolking, bijvoorbeeld via VN-blauwhelmen, een no-fly zone of veilige doorgang, teneinde verdere etnische zuivering in Gaza te voorkomen? Zo nee, hoe gaat u dan voorkomen dat Israël verdere stappen neemt in etnische zuivering?
Het kabinet roept voortdurend op de burgerbevolking van de Gazastrook te beschermen conform het humanitair oorlogsrecht. De bovenstaande opties vereisen ofwel een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ofwel toestemming van de partijen bij het gewapend conflict. Op dit moment is de kans hierop klein. Bovendien is het de vraag waarnaartoe de burgerbevolking zich zou moeten verplaatsen via de bovenstaande genoemde veilige doorgang.
Overweegt u nu wel een beroep te doen op het Internationaal Gerechtshof en zich aan te sluiten bij de genocidezaak die daar nu tegen Israël loopt? Zo nee, waarom niet?
Op grond van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof zijn er twee mogelijkheden voor staten om deel te nemen aan een contentieuze procedure tussen andere staten. Ten eerste is er de mogelijkheid tot het indienen van een interventie door een staat die meent een rechtsbelang te hebben bij de uitkomst van het geschil. Een staat die op deze wijze wil interveniëren moet aantonen dat de beslissing van het Internationaal Gerechtshof in het geschil tussen de twee partijen bij het geschil zulke consequenties heeft dat een interventie nodig is om zijn belangen zeker te stellen. De voorwaarden voor een dergelijke interventie zijn strikt en uit de jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof blijkt dat de drempel voor ontvankelijkheid van een dergelijke interventie hoog is. Tot nu toe heeft het Hof de overgrote meerderheid van de verzoeken om interventie onder deze bepaling afgewezen.
Ten tweede kunnen staten die partij zijn bij het verdrag op grond waarvan het geschil gevoerd wordt een interventie indienen waarbij zij hun visie op de constructie (interpretatie) van dit verdrag geven. Een dergelijke interventie is alleen ontvankelijk indien zij zich beperkt tot de constructie van het verdrag. Zij mag niet ingaan op de feiten van de zaak of het recht toepassen op deze feiten. Dit type interventie wordt over het algemeen toegelaten, maar het Hof past ook hier de beperking strikt toe en zal die (onderdelen van) interventies die verder gaan dan de strikte constructie van het verdrag niet ontvankelijk verklaren.
In beide gevallen is sprake van een interventie en wordt de interveniërende staat geen partij bij het geschil. Dat laatste kan alleen als beide partijen daarmee instemmen. Dit is in de geschiedenis van het Internationaal Gerechtshof nog niet voorgekomen en instemming van beide partijen het voorliggende geschil tussen Zuid-Afrika en Israël is uiterst onwaarschijnlijk. Uit de tekst van een interventie kan allicht blijken dat de interveniërende staat een standpunt van een van de partijen bij het geschil deelt, of zelfs steunt, maar ook dat maakt een interveniërende partij geen mede-eiser. De deelname van de interveniërende staat aan de procedure is beperkt tot de interventie; deze staat mag zich niet uitlaten over andere onderwerpen; en heeft ook geen recht om gehoord te worden op andere onderwerpen dan die die het onderwerp zijn van de interventie. De verbindendheid van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is dan ook beperkt tot die onderdelen waarover de interventie zich uitgelaten heeft. Op basis hiervan is «aansluiten» als een partij bij het geschil niet mogelijk.
Bent u het ermee eens dat u op geen enkele manier recht doet aan uw morele en juridische verantwoordelijkheid als regeringsleider van een land dat zich profileert als gastland van de internationale rechtsorde? Zo nee, hoe geeft u dan precies invulling aan die verantwoordelijkheid en op welke experts baseert u zich?
Nee. Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl. 2025, gebruikt het kabinet een combinatie van druk op en dialoog met Israël om de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren. Dit alles naar vermogen en binnen de grenzen van ons kunnen.
Nederland neemt de bescherming van de internationale rechtsorde serieus en neemt daarom al langere tijd stappen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrieven van 18 juni 2025 en 28 juli 2025 is omschreven. Het kabinet zal naar aanleiding van de ontwikkelingen op de grond steeds haar inzet blijven wegen en bezien welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van verbetering van de situatie in de Palestijnse Gebieden.
Wilt u de bovenstaande vragen gezien de ernst en urgentie van de zaak deze week één voor één beantwoorden?
Er is getracht om de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De verkoop van het gasdrukwapen ‘Sentinel’ en de hiaten in de wet |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht in De Telegraaf van 8 juli 2025 over de verkoop van het gasdrukwapen «Sentinel», dat legaal op de markt is gebracht door minimale technische aanpassingen?1
Klopt het dat dit wapen, ondanks de uiterlijke gelijkenis met een vuurwapen en het risico op letsel, momenteel niet onder het verbod op gasdrukwapens valt? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Kunt u aangeven wat de omvang is van de verkoop van dit type wapens in Nederland? Heeft u ook inzicht in het profiel van de kopers?
Op welke wijze worden dit soort wapens momenteel gemonitord door politie en het Openbaar Ministerie? Wordt bijgehouden hoeveel incidenten of inbeslagnames er zijn geweest met dit of vergelijkbare wapens? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorg dat de beschikbaarheid van dit soort wapens, ook als ze niet-dodelijk zijn, kan leiden tot risicovolle situaties, geweldsescalatie of misbruik?
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om te voorkomen dat wapens door minimale technische aanpassingen toch op de markt gebracht kunnen worden, terwijl ze feitelijk onder de reikwijdte van het verbod zouden moeten vallen?
Acht u aanpassing van de Wet wapens en munitie wenselijk en uitvoerbaar om dit soort ontwijkconstructies te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u de handhaafbaarheid van de huidige wetgeving, gezien de vele grijze gebieden en uitzonderingen?
Bent u bereid om samen met politie, het Openbaar Ministerie en wapenexperts te onderzoeken hoe de Wet wapens en munitie kan worden aangepast om tot een duidelijker en beter handhaafbaar wettelijk kader te komen?
Hoe verhoudt de Nederlandse regelgeving zich tot die van buurlanden zoals België, Duitsland en Frankrijk als het gaat om dit soort wapens? Zijn er signalen dat Nederland hierin achterloopt? Kunt u dat toelichten?
Bent u bereid om in Europees verband te verkennen hoe regelgeving voor zogeheten niet-dodelijke verdedigingswapens beter op elkaar kan worden afgestemd, om ongewenste import en misbruik te voorkomen?
Ten slotte: kunt u aangeven in welk stadium de aangekondigde wetswijziging van de Wet wapens en munitie, inclusief het messenverbod voor minderjarigen, zich momenteel bevindt? Wanneer verwacht u dat dit voorstel aan de Tweede Kamer wordt aangeboden?
Het bericht ‘Israëlische minister Katz wil van Gazaanse stad Rafah een gesloten kamp maken’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Israëlische Minister Katz wil van Gazaanse stad Rafah een gesloten kamp maken»?1
Ja.
Klopt het dat de Israëlische Minister Katz een plan heeft gepresenteerd waarin staat dat Palestijnen naar een plek in Gaza moeten worden verplaatst, en dat zij verplicht een «veiligheidscheck» moeten ondergaan voordat zij het kamp mogen betreden? Klopt het ook dat in het plan staat dat wie dit kamp betreedt, het niet meer mag verlaten, en dat Israëlische militairen het gehele terrein zullen bewaken?
Het kabinet heeft vernomen dat een dergelijk plan is gepresenteerd door de Israëlische Minister van Defensie, Katz. Het plan is echter niet gedeeld met Nederland. Het kabinet heeft daarom geen kennis van de inhoud van het plan. Voor het kabinet is duidelijk: Gaza is van de Palestijnen.
Klopt het dat volgens het plan uiteindelijk de volledige Palestijnse bevolking van Gaza naar dit kamp moet worden overgebracht?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht op een grove wijze wordt geschonden met dit plan en dat de inhoud van dit plan een oorlogsmisdaad is? Zo nee, waarom niet?
Een oproep voor een door militairen afgesloten gebied voor Palestijnse burgers is onacceptabel. Als deze plannen daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd zal dit gepaard gaan met gedwongen ontheemding en deportatie. Dit zou een schending van het internationaal (humanitair) recht en voor het kabinet onbestaanbaar.
Deelt u de opvatting van mensenrechtenadvocaat Michael Sfard dat dit plan neerkomt op een operationele blauwdruk voor misdaden tegen de menselijkheid, aangezien het gaat om grootschalige gedwongen verplaatsing en internering van een bevolkingsgroep met het oog op deportatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de analyse van historicus Amos Goldberg dat het geplande «kamp» in werkelijkheid gezien kan worden als een moderne variant op een concentratiekamp, gelet op het ontbreken van bewegingsvrijheid, levensvoorwaarden, infrastructuur en zelfbeschikking? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u reeds actie ondernomen richting de regering van Israël dan wel in Europees verband om duidelijk te maken dat dit plan volstrekt ontoelaatbaar is onder het internationaal recht? Zo nee, bent u bereid dat met spoed alsnog te doen?
Het kabinet heeft in bilateraal verband benadrukt dat een dergelijk plan onacceptabel is en onderstreept consequent en op alle niveaus dat Israël zich aan het internationaal recht moet houden.
Bent u bereid om naar aanleiding van dit plan nationale sanctiemaatregelen in te voeren tegen de regering van Israël en in Europees verband voor de meest strenge sancties te pleiten? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl., zet het kabinet zich in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Zoals aangekondigd in de brief is de Israëlische ambassadeur op ministerieel niveau ontboden op 29 juli jl. Tijdens de ontbieding is met klem aangedrongen bij de regering-Netanyahu op het inslaan van een andere koers, het nakomen van de humanitaire afspraken met de EU en het naleven van het internationaal humanitair recht. Daarnaast heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de verschillende genomen maatregelen om zodoende de druk bij de regering-Netanyahu voor deze beleidsverandering te verhogen. Denk hierbij onder andere aan het in Europees verband pleiten voor de opschorting van het handelsdeel van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Israël en het nationaal tot persona non Grata verklaren van de extremistische Ministers Smotrich en Ben Gvir, inclusief de inzet om hen te registreren als ongewenste vreemdelingen in het Schengenregistratiesysteem (SIS). Voor het volledige pakket aan maatregelen voor zowel het EU- alsmede het nationale spoor verwijs ik u naar de eerder genoemde Kamerbrief van 28 juli jl.
De uitvoering van maatregelen om femicide in Nederland aan te pakken |
|
Bente Becker (VVD), Hanneke van der Werf (D66), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Struycken |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de omvang en aard van de problematiek rondom femicide in Nederland en het feit dat iedere acht dagen een vrouw vermoord wordt, meestal door haar partner of ex partner?
Ja, ik ben bekend met de aard en omvang van femicide in Nederland en ik deel de opvatting dat femicide, evenals huiselijk geweld en kindermishandeling, een groot maatschappelijk veiligheidsprobleem is in Nederland dat structurele aandacht en effectieve oplossingen vereist.
Onze samenleving is recent opnieuw opgeschrikt door een aantal vreselijke zaken waarin meisjes en vrouwen zijn omgebracht. We weten uit wetenschappelijk en statistisch onderzoek dat geweld tegen vrouwen een omvangrijk veiligheidsprobleem is in Nederland, met vergaande gevolgen voor zowel slachtoffers en hun families, en ook voor buurten, gemeenten en de samenleving als geheel. Ook de brede maatschappelijke aandacht laat zien hoe urgent dit probleem is. Het is van belang dat we dit geweld ook op de lange termijn op verschillende fronten bestrijden. Het kabinet werkt met gemeenten en de betrokken instanties aan gerichte versterking van de aanpak. Samen met de Staatssecretaris Langdurig en Maatschappelijke Zorg en de Staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zet ik mij, net als mijn voorgangers op het departement, hiervoor met overtuiging in. In de brief over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!» van 10 juli jl. staat beschreven hoe wij dat doen.1
Deelt u de opvatting dat femicide een ernstig maatschappelijk probleem is dat structurele aandacht en effectieve oplossingen vereist, ook nu het kabinet is gevallen en het onderwerp in uw portefeuille is terecht gekomen? Zo ja, op welke wijze geeft u daar op dit moment invulling aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u op de hoogte van de verschillende beleidsvoorstellen, moties en toezeggingen die de afgelopen jaren in de Tweede Kamer zijn gedaan ten aanzien van de aanpak van femicide en geweld tegen vrouwen? Kunt u per voorstel of toezegging aangeven wat de huidige status van uitvoering is?
Ja, ik ben op de hoogte van de verschillende beleidsvoorstellen, moties en toezeggingen die de afgelopen jaren in de Tweede Kamer zijn gedaan over de aanpak van femicide en geweld tegen vrouwen. Voor reacties hierop verwijs ik u (onder meer) naar het plan van aanpak «Stop femicide!» d.d. 7 juni 2024, de bovengenoemde Kamerbrief van 10 juli 2025, evenals de Verzamelbrief naar aanleiding van het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen d.d. 14 november 20242 en de brief met toelichting op de verkenning naar een 24/7 meldpunt femicide en het verbeteren van de bereikbaarheid van Veilig Thuis en reactie op de initiatiefnota van het lid Mutluer d.d. 1 april 2025.3 In al deze stukken kunt u lezen welke acties door het kabinet worden ondernomen in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en het voorkomen van femicide. In de brief van 10 juli 2025 (inclusief de bijlage) is de meest recente stand van zaken opgenomen.
Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel Strafbaarstelling psychisch geweld verwachten? Kunt u toelichten waarom de eerdere toezegging van de vorige Staatssecretaris, om dit wetsvoorstel in mei aan de Kamer te sturen, niet is nagekomen?
Ik verwacht dat dit wetsvoorstel voor de zomer van 2026 in consultatie kan gaan. Ik verwijs u naar de met uw Kamer gedeelde contouren van het wetsvoorstel voor de afzonderlijke strafbaarstelling van psychisch geweld. Er is voor gekozen om deze contouren als bijlage mee te sturen bij de brief van 10 juli over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!».
Dit wetsvoorstel is een belangrijk onderdeel van de versterking van de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld. Naast dit wetsvoorstel wordt gewerkt aan het vergroten van kennis over psychisch geweld binnen de betrokken organisaties en het verbeteren van de dossiervorming. Beide zijn cruciaal voor het verbeteren van de bewijsvoering in strafzaken waarin psychisch geweld aan de orde is. Ik attendeer u ook op het onderzoeksrapport Psychisch geweld in het strafrecht van de Rijksuniversiteit Groningen, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC), dat op 28 augustus jl. met uw Kamer is gedeeld.4 De bevindingen van dit rapport worden benut voor het wetsvoorstel.
Wanneer ontvangt de Kamer de brief met een voortgangsrapportage over de prioriteiten uit het actieplan «Stop Femicide»? Welke concrete resultaten zijn reeds geboekt?
Deze brief heeft uw Kamer op 10 juli jl. ontvangen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Becker en Van der Werf (Kamerstuk 29 279, nr. 890) en het bijbehorende toegezegde onderzoek naar de wijze waarop landelijke coördinatie in de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld en kindermishandeling kan worden vormgegeven? Wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten aangezien deze in juni 2025 werden verwacht?
Zoals ook beschreven in de brief van 10 juli jl. komen wij na de zomer van 2025 met een beleidsreactie op de verkenning van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) naar de verschillende vormen waarop coördinatie van het beleid en de aanpak kan worden vormgegeven. Het rapport van de NSOB zal zo snel mogelijk aan uw Kamer worden aangeboden. Daarnaast verwijs ik u naar bijlage 1 «Overige moties en toezeggingen» (pagina 2) bij de brief van 10 juli jl. met betrekking tot de motie Becker en Van der Werf.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Van der Werf c.s. over onderzoek naar een Nederlandse variant van Clare’s Law?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid financiert een eerste (juridische) verkenning die op initiatief van de Open Universiteit samen met onder andere de gemeente Rotterdam, de politie en Filomena Rotterdam op korte termijn wordt uitgevoerd, mede naar aanleiding van een recent werkbezoek door een aantal van deze partijen aan het Verenigd Koninkrijk. De resultaten van deze verkenning zijn naar verwachting in januari 2026 gereed. Omwille van de snelheid is ervoor gekozen om geen separaat onderzoek te starten maar aan te haken op dit lokale initiatief.
Hoe staat het met de toezegging dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid in gesprek gaat met politie, het Openbaar Ministerie en de rechtspraak hoe kennis over rode vlaggen, intieme terreur en femicide verder kan worden geborgd? Hebben deze gesprekken al plaatsvonden? Zo ja, wat waren de uitkomsten en kunnen deze worden gedeeld met de Kamer? Zo niet, gaan deze gesprekken nog plaatsvinden?
In de eerdergenoemde brieven is beschreven op welke wijze de deskundigheid over rode vlaggen, dwingende controle en femicide binnen onder meer de politie, het Openbaar Ministerie en in de rechtspraak wordt geborgd en vergroot. Het bredere traject ter ontwikkeling van een strategie voor deskundigheidsbevordering onder professionals is hier ook op gericht. Met de politie en het Openbaar Ministerie vinden gesprekken plaats over het bevorderen en borgen van deze kennis. Met de rechtspraak ga ik nog nader in gesprek over de wijze waarop de deskundigheid over deze onderwerpen ook onder rechters kan worden vergroot. Daarnaast dragen acties als het verbeteren van het zicht op veiligheid in gezag- en omgangszaken en het verbeteren van de dossiervorming voor een betere strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld ook bij aan de informatiepositie van rechters.
Wat is de status van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC)-onderzoek naar de huidige strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld? Wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten?
Dit onderzoek is op 28 augustus jl. met de Kamer gedeeld.
Wat is de status van het internationaal rechtsvergelijkend onderzoek over strafbaarstelling psychisch geweld? Kunt u toelichten welke landen worden betrokken in dit onderzoek en wanneer de Kamer de resultaten kan verwachten?
Dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd, de resultaten worden in het vierde kwartaal van 2025 verwacht. De opzet van dit onderzoek is eerder met uw Kamer gedeeld, als bijlage bij de brief over de voortgang van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling d.d. 22 september 2023.5 De volgende landen zijn in dit onderzoek betrokken: Engeland en Wales, Ierland, Denemarken, Frankrijk en Cyprus.
Hoe staat het met de uitvoering van de toezegging om het klachtvereiste bij stalking te laten vervallen? Kunt u een tijdspad schetsen voor de afschaffing van dit vereiste en toelichten wat dit betekent voor slachtoffers?
In de eerdergenoemde contouren van de afzonderlijke strafbaarstelling van psychisch geweld staat vermeld dat het wegnemen van het klachtvereiste voor belaging (stalking) zal worden meegenomen in de afzonderlijke strafbaarstelling van psychisch geweld. Dit betekent dat de mogelijkheid om een strafvervolging in te stellen niet afhankelijk zal zijn van de wens daartoe van het slachtoffer. Het Openbaar Ministerie zal de mogelijkheid hebben om op eigen initiatief een opsporingsonderzoek te verrichten en vervolging in te stellen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de gesprekken tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de Britse autoriteiten over het aanmerken van vrouwenhaat als extremistische ideologie? Hebben deze gesprekken inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, kan hierover iets met de Kamer worden gedeeld? Zo niet, gaan deze gesprekken nog plaatsvinden?
Ja, in bijlage 1 «Overige moties en toezeggingen» (pagina 8–9) bij de brief van 10 juli jl. is uw Kamer hierover al geïnformeerd.
Is de publiekscampagne, die wordt gefinancierd met de middelen uit amendement-Mutluer (Kamerstuk 36 600 VI, nr. 34), al van start gegaan? Zo ja, hoe ziet deze publiekscampagne eruit? Zo niet, wanneer gaat deze campagne van start?
Deze publiekscampagne gaat op 25 september 2025 van start. In deze campagne wordt het publiek geïnformeerd over de specifieke signalen van dwingende controle, en over de handelingsopties die men heeft als men dergelijke signalen herkent. Tegelijk met deze campagne wordt een informatietour over dwingende controle georganiseerd voor alle medewerkers van o.a. politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, reclassering en Veilig Thuis, met het doel om bewustwording binnen deze organisaties verder te vergroten.
Hoe staat het met de ontwikkeling van een nationale femicide-monitor, zoals eerder is toegezegd in de beantwoording van Kamervragen? Welke stappen zijn reeds gezet, wie is verantwoordelijk voor de uitvoering en wanneer verwacht u dat deze monitor operationeel is?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid financiert de Universiteit Leiden voor het opzetten van de Nederlandse Femicide Monitor voor de periode van 2025 tot en met 2029. Deze monitor gaat inzicht bieden in de omvang en aard van vrouwenmoord in Nederland en in de kenmerken en subtypen van deze zaken. Dit wordt gedaan aan de hand van een wetenschappelijke analyse van politiedata, OM-data, rechtbankdata en mediaberichten vanaf 2014. De bevindingen vormen een verdieping van de jaarlijkse CBS-statistieken over moord en doodslag in Nederland. De Universiteit Leiden publiceert vanaf 2025 jaarlijks over de statistieken van het afgelopen jaar. Daarnaast worden er periodieke overzichtsrapportages over een langere periode gepubliceerd. Ook produceert de Universiteit Leiden rapportages over specifieke kenmerken van vrouwenmoord in Nederland, evenals een webapplicatie «Femicide in Nederland» en kennisuitwisseling door o.a. workshops en symposia. Ook stelt de Universiteit Leiden de betreffende onderzoeksdata beschikbaar aan onder meer het WODC en het CBS, zodat ook eventueel verdiepend onderzoek uitgevoerd kan worden. Tenslotte kan de Femicide Monitor ook als basis dienen voor de selectie van casussen voor de in de brief van 10 juli jl. genoemde huiselijk geweld-reviews.
Hoe staat het met de ontwikkeling van een strategie voor deskundigheidsbevordering over de rode vlaggen van femicide bij diverse bevolkingsgroepen? Is hiervoor reeds een opdracht verstrekt? En wat is op dit moment de status van deze strategie? Wie is er verantwoordelijk voor de uitrol en implementatie van deze strategie?
In aanvulling op de informatie over de totstandkoming van een strategie voor deskundigheidsbevordering voor professionals in de brief van 10 juli jl. (p. 4–5), kan ik u namens de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg melden dat de aanbestedingsprocedure bijna is afgerond.
Hoe staat u tegenover de instelling van een regeringscommissaris voor huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen, in lijn met artikel 10 van het Verdrag van Istanboel, waarin deze functie als verplichting is opgenomen? Overweegt u om tot instelling over te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 6.
Wat is de status van het toegezegde gesprek tussen de (destijds) Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Rechtsbescherming over omgangsregelingen voor kinderen na partnerdoding? Heeft dit gesprek plaatsgevonden? Zo ja, wat waren de uitkomsten en welke vervolgstappen zijn genomen? Zo nee, wanneer zal dit gesprek plaatsvinden?
Ja, het gesprek tussen de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en Staatssecretaris Rechtsbescherming over omgangsregelingen voor kinderen na partnerdoding heeft plaatsgevonden. Ik verwijs u naar bijlage 1 «Overige moties en toezeggingen» bij de brief van 10 juli jl. (pagina 7–8) over de uitkomsten van dit overleg. Samen met de betrokken uitvoeringsorganisaties, experts en nabestaanden zal ik verkennen wat de mogelijkheden zijn om het proces rond contact-, omgang- en gezagskwesties voor nabestaanden te verbeteren, uiteraard zonder daarbij af te doen aan het belang van het kind.
Hoe staat het met de interne verkenning binnen de politie naar regievoering binnen een eenheid in zaken van huiselijk geweld en femicide? Op welke wijze wordt in deze verkenning gekeken naar het mogelijk aanstellen van een interne casusregisseur per zaak?
Het verbeteren van de interne casusregie binnen de politie bij (ex-)partnerstalking is een belangrijke verbeteractie naar aanleiding van aanbevelingen van de Inspectie Justitie en Veiligheid.6 Deze taak behoort bij de casusregisseur stalking in het basisteam.
Elk basisteam moet minimaal twee casusregisseurs stalking hebben die bij gemiddelde en hoog risico stalkingscasuïstiek regie voeren. Daarnaast is de politie ook bezig om de regievoering door te ontwikkelen naar de rol van regisseur Zorg en Veiligheid die zich naast stalking en huiselijk geweld ook bezighoudt met andere thema’s rond Zorg en Veiligheid waarbij toenemende of ernstige zorgen zijn, zoals personen met verward/onbegrepen gedrag, kindermishandeling en jeugd. Een interne politiemedewerker heeft deze rol. Elke politie-eenheid maakt een plan van aanpak waarin staat op welke wijze de rol van regisseur Zorg en Veiligheid wordt ingevuld. Zij doen dit volgens de kaders die hiervoor op landelijk politieniveau zijn vastgesteld. De realisatie hiervan is inmiddels in verschillende eenheden gestart. De korpsleiding stuurt hierop.
Dit is eveneens beschreven in de brief van 10 juli jl.
Bent u bereid deze vragen een voor een te beantwoorden voor het notaoverleg op 22 september 2025?
Ja, hoewel enkele vragen geclusterd zijn beantwoord.
Nieuwe aanvallen op vrachtschepen in de Rode Zee |
|
Joeri Pool (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat de Houthi’s opnieuw schepen hebben aangevallen in de Rode Zee en daardoor zelfs een schip is gezonken?1 2
Deelt u de mening dat deze aanvallen, die overduidelijk zijn gericht op civiele schepen, gewoon een zuivere vorm van terrorisme zijn? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de Houthi’s nou eens een keer als terroristen te kwalificeren en hiervoor in internationaal verband te pleiten?
In hoeverre verandert het dreigingsniveau voor Nederlandse schepen door de recente aanvallen waarbij naar verluidt een divers scala aan wapensystemen zijn ingezet?
Acht u het noodzakelijk om aanvullende maatregelen te nemen om de Nederlandse scheepvaart te beschermen in de wateren rondom Jemen? Zo nee, waarom niet?
Welke (sanctie) maatregelen gaat u nemen tegen Iran voor het faciliteren van de Houthi-terreur, waardoor een cruciale handelsroute nu al zo lang wordt bedreigd?
Kunt u deze vragen gezien de acute opleving van de aanvallen zo snel mogelijk beantwoorden?
Het RSJ-advies over het stemrecht van gedetineerden |
|
Michiel van Nispen (SP), Willem Koops (NSC) |
|
Struycken , Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) over het stemrecht van ingesloten justitiabelen?1
Erkent u dat stemmen een fundamenteel grondrecht is en ook ingesloten justitiabelen het recht hebben om te stemmen, maar dat dit in de praktijk erg lastig is voor deze groep?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat door diverse belemmeringen, waardoor mensen die ingesloten zijn moeilijk gebruik kunnen maken van hun stemrecht, veel stemmen verloren gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Welke belemmeringen zouden naar uw mening verminderd kunnen en moeten worden om meer gedetineerden in staat te stellen effectief gebruik te laten maken van hun stemrecht?
Bent u bereid puntsgewijs te reageren op de aanbevelingen van de RSJ en heel serieus te bezien wat er met de concrete voorstellen gedaan kan worden, zoals bijvoorbeeld het inrichten van mobiele stembureaus en het verbeteren van de onderhandse en schriftelijke volmachtprocedure?
Bent u bereid te bezien wat u al bij de komende verkiezingen kunt verbeteren, zodat meer ingeslotenen gebruik kunnen maken van hun stemrecht? Zo niet, waarom niet?
De brief “Voortgang versterking NRVT”, van 7 juli 2025 van de Directie Wonen van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Omdat betrouwbare informatie over funderingsrisico’s essentieel is voor kopers en kredietverstrekkers, de vraag: Waarom wordt dit niet expliciet meegenomen in de verbetering van toezicht en kwaliteit bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT)?1
Ik deel met u dat betrouwbare informatie over funderingsrisico’s essentieel is voor kopers en kredietaanbieders. Op dit moment is het adequaat meenemen van funderingsrisico’s geen specifieke toetssteen voor het toezicht op taxateurs door NRVT. Desalniettemin bevat het taxatierapport wel funderingsinformatie. Dit is namelijk een standaard onderdeel van het model taxatierapport van het NRVT. Indien het taxatierapport wordt gebruikt voor hypotheekverstrekking, stelt de kredietverstrekker in de meeste gevallen als verplichting dat het gehele taxatierapport, inclusief funderingsinformatie, wordt gevalideerd door het Nederlands Woning Waarde Instituut (NWWI). Middels de Nationale Aanpak Funderingsproblematiek werk ik aan een integrale aanpak om funderingsrisico’s een voornamere plek te geven in zowel het koop- als financieringsproces, zodat bewustzijn rond funderingen stijgt bij consumenten, taxateurs en andere betrokken stakeholders bij het koopproces. Ook taxaties zijn onderdeel van deze nationale aanpak. Ik ben daarom samen met onder andere NRVT aan het kijken hoe we kennis en bewustzijn van funderingsproblematiek kunnen verbeteren onder taxateurs.
Kunt u toelichten hoe funderingsproblematiek momenteel wordt meegenomen bij taxaties, en of een landelijke uniforme werkwijze ontwikkeld kan worden om funderingsrisico’s verplicht zichtbaar te maken in taxaties?
Op dit moment maakt informatie over funderingen deel uit van het model taxatierapport. De taxateur dient bij het opstellen van het taxatierapport verschillende bronnen te raadplegen zoals gemeentelijke datasets of reeds uitgevoerde funderingsonderzoeken. Voor veel taxateurs is het echter moeilijk om de staat van de fundering goed te beoordelen aangezien hiervoor specialistische kennis vereist is. Een taxateur kan dan ook enkel zichtbare gebreken constateren, maar is niet opgeleid noch bevoegd om het onderliggende funderingsrisico te interpreteren.
Uit onderzoek van Vereniging Eigen Huis blijkt dat weinig consumenten de staat van de fundering van de woning überhaupt meenemen in hun overweging rond de aanschaf van een woning2. Met de eerdergenoemde Nationale Aanpak Funderingsproblematiek wil ik informatie over funderingen beter inbedden in het koopproces. Taxaties spelen daarbij een belangrijke rol. Het is mijn doel informatie rond funderingen al aan het begin van het koopproces transparant en beschikbaar te maken voor kopers, zodat consumenten deze informatie kunnen meewegen in hun beslissingen. Later in het proces kan ook de taxateur deze informatie meewegen bij de taxatie. Om te zorgen dat die taxaties betrouwbaar zijn wil ik de komende periode de kwaliteit van de funderingscontroles door taxateurs en de uniformiteit waarmee bevindingen worden gerapporteerd verbeteren.
Wordt funderingsproblematiek betrokken in de KPI’s en monitoring die het NRVT ontwikkelt?
In lijn met de aanbeveling van SEO Economische Onderzoek (SEO) om de doelstellingen van NRVT meetbaar te maken en de monitoring ervan vaker te laten plaatsvinden, ben ik voornemens om met NRVT concrete afspraken te maken over het systematisch volgen en evalueren van het uitgevoerde toezichtbeleid. Daarnaast zal ik samen met NRVT bekijken of en op welke manier de funderingsproblematiek hierin een plek kan krijgen.
Hoe wordt voorkomen dat versterking van het NRVT leidt tot hogere taxatiekosten voor kopers?
NRVT heeft inmiddels stappen gezet tot het vergroten van de interne capaciteit. De kosten die gemoeid gaan met de groei van de organisatie worden doorberekend aan de aangesloten taxateurs en gezellen middels de jaarlijkse bijdragen die het toezicht door NRVT bekostigen. Als een sector of een beroepsgroep zichzelf verplichtingen oplegt door zelfregulering, dan bestaat de kans dat dergelijke kosten worden doorberekend in de prijs van een product of dienst aan de consument.
NRVT is in de begroting voor 2026 uitgegaan van stijging van 7 FTE, waarmee het totaal aantal FTE van NRVT uitkomt op 25. Dit resulteert in een geringe stijging van circa € 20,– per taxateur per jaar. De kosten van de groei van extra FTE worden gedempt doordat minder externe inhuur nodig is. Daarbij zijn de totale toezichtskosten per taxateur lager in vergelijking met andere sectoren, zoals bij financieel dienstverleners of deurwaarders.3 Ondanks dat NRVT voornemens is de komende jaren nog verder te groeien, verwacht ik op basis van de beperkte verhoging van de bijdrage per taxateur geen grote gevolgen voor de daadwerkelijke kosten van taxaties voor consumenten.
Welke concrete en toetsbare doelen worden opgenomen in het convenant met het NRVT zodat sprake is van een toetsbaar convenant?
Zoals ik in mijn Kamerbrief van 7 juli j.l. heb vermeld4, werk ik op dit moment aan het sluiten van een convenant met NRVT. Ik streef ernaar om uw Kamer zo snel mogelijk nader te informeren over de inhoud van dit convenant. Op dit moment is het nog niet mogelijk om hierop vooruit te lopen, maar ik wil benadrukken dat ik aandacht heb voor het maken van concrete en toetsbare afspraken.
Hoe wordt de onafhankelijkheid van het NRVT geborgd en gemonitord?
Ik onderschrijf het belang van onafhankelijk toezicht op de taxatiesector. Samen met NRVT zal ik afspraken maken om de onafhankelijkheid van hun toezicht adequaat te borgen. Deze afspraken worden vastgelegd in het convenant. In het convenant is ook aandacht voor de monitoring van deze afspraken. Ik verwacht de Kamer op korte termijn nader te kunnen informeren over de exacte inhoud van het convenant.
Wat is het handelingsperspectief als het convenant onvoldoende blijkt te werken?
De afgelopen periode zijn diverse opties in kaart gebracht voor de borging van de relatie tussen de overheid en NRVT, variërend van lichte tot zware interventies. Het sluiten van een convenant tussen de overheid en NRVT en het oprichten van een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) werden als realiseerbaar en mogelijk passend beschouwd. Een convenant bleek een geschikte keuze en biedt een effectieve manier om duidelijke afspraken te maken over de taken en verantwoordelijkheden van NRVT. Bovendien is deze beleidsoptie minder complex, kostenefficiënter en sneller te realiseren dan het oprichten van een ZBO. Om aan het einde van de looptijd van het convenant te kunnen bepalen of het convenant voldoende effectief is geweest in het realiseren van de beoogde doelstelling, zal een evaluatiebepaling worden opgenomen. Wanneer te zijner tijd blijkt dat het convenant onvoldoende effectief is in het waarborgen van de onafhankelijkheid van NRVT, is het voor de hand liggend om de mogelijkheden van publieke toezichtvormen, zoals een ZBO, nader te onderzoeken.
Welke criteria en evaluatiemomenten worden gebruikt om te bepalen of het convenant faalt en een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) alsnog nodig is?
Zoals ik beschrijf in mijn antwoord op vraag 6 en 7, zal zowel tussentijdse monitoring als een evaluatie na afloop van het convenant onderdeel zijn van de afspraken zoals opgenomen in het convenant. De concrete invulling van deze elementen bevindt zich nog in de uitwerkingsfase en kan ik op dit moment niet verder toelichten.
Hoe wordt de relatie met toezichthouders (Autoriteit Financiele Markten, De Nederlandsche Bank) vormgegeven zonder rolvermenging?
Om hier adequaat vorm aan te geven, heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het Ministerie van VRO en de toezichthouders. Ik heb gevraagd aan DNB en de AFM of zij mogelijkheden zien tot een vorm van een periodiek bestuurlijk overleg met NRVT. DNB en AFM hebben aangegeven hiertoe bereid te zijn, waarbij het belangrijk is dat in het overleg geen rolvermenging plaats kan vinden. Daarvoor zal dit overleg enkel kunnen toezien op onderwerpen die raken aan taken van DNB en de AFM. NRVT en de toezichthouders bezien samen hoe dit voornemen te operationaliseren. De afspraken tussen toezichthouders DNB en de AFM en NRVT maken geen deel uit van het convenant, daar het een convenant betreft tussen NRVT en het Ministerie van VRO.
Hoe worden consumenten actief geïnformeerd over de kwaliteit van taxaties?
Vanwege de wettelijke verplichting van een taxatie bij het financieren van woningen met een hypothecair krediet, ben ik van mening dat het belangrijk is dat een consument wordt geïnformeerd over de kwaliteit van taxaties. Een kwalitatieve en betrouwbare taxatie behoedt consumenten van financiële risico’s zoals overkreditering. Op dit moment is informatie over (de kwaliteit van) taxaties te vinden op de website van NRVT (www.nrvt.nl). Ondanks dat er geen concrete aanbeveling is van SEO, zijn we wel met NRVT in gesprek over de verdere ontwikkeling van de rol van NRVT in het informeren van consumenten.
Bent u bereid het NRVT jaarlijks een publieksrapportage te laten uitbrengen over de prestaties en kwaliteit van de taxatiesector, inclusief klachten en verbeterpunten?
Ja, ik onderschrijf dit voorstel zoal aangegeven in mijn Kamerbrief van 25 oktober 20245. Het is van belang dat NRVT minimaal een keer per jaar een publieksrapportage publiceert waarin de prestaties en de kwaliteit van de taxatiesector worden geëvalueerd omdat kwalitatief goede en betrouwbare taxaties van groot maatschappelijk belang zijn. Ik zal dit onderwerp nadrukkelijk meenemen in de lopende gesprekken met NRVT over de totstandkoming van het convenant.
NRVT publiceert op dit moment al jaarlijks het Jaarverslag Doorlopend Toezicht, waarin onder meer verslag wordt gedaan van uitgevoerde audits.6 Tuchtrechtelijke uitspraken door Stichting Tuchtrechtspraak NRVT worden ook in dit jaarverslag opgenomen.
Hoe ziet u de relatie tussen betrouwbare taxaties en betaalbaarheid op de woningmarkt?
Onafhankelijke en betrouwbare taxaties zijn cruciaal voor een objectieve waardebepaling van vastgoed. Hiermee worden kopers behoed voor overkreditering en voorkomen we dat ze in betaalproblemen komen. Daarnaast voorkomen betrouwbare taxaties bubbelvorming op de woningmarkt omdat de taxatie bepaalt hoeveel consumenten maximaal kunnen lenen.
Bent u bereid om in het convenant afspraken op te nemen over het signaleren van hypotheekfraude?
Hypotheekfraude kan op verschillende momenten in het aankooptraject plaatsvinden, bijvoorbeeld door vervalsing van documenten die benodigd zijn voor een hypotheekaanvraag, waaronder een taxatie. Als toezichthouder op taxateurs is het de taak van NRVT om frauderende taxateurs te signaleren, bijvoorbeeld via audits of externe meldingen en hierop vervolgens passend op te treden. Dat kan onder andere door het opleggen van boetes, maar uiteindelijk ook leiden tot het afnemen van de titel van Register Taxateur. Met het sluiten van een convenant met NRVT wil ik NRVT als toezichthouder op de taxateurs verder legitimeren, waardoor zij hun taken sterker en onafhankelijker uit kunnen voeren.
Bent u bereid te onderzoeken hoe samenwerking tussen NRVT, AFM, DNB en de Financial Intelligence Unit versterkt kan worden om signalen over mogelijke hypotheekfraude via taxaties beter op te sporen en te delen? Indien niet, waarom niet?
Er loopt vanuit het Financieel Expertise Centrum (FEC) een project rondom hypotheekfraude. In het FEC zijn verschillende partners vertegenwoordigd, waaronder DNB, de AFM en de Financial Intelligence Unit Nederland. In het project wordt er breed gekeken naar mogelijke maatregelen die een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van hypotheekfraude en worden uitkomsten van verschillende lopende (analyse)trajecten betrokken. Het FEC-project loopt tot ongeveer het vierde kwartaal van dit jaar.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden binnen de daartoe gestelde termijn?
Ja, en u ontvangt deze antwoorden na het zomerreces.