Het bericht dat Nederland moet meewerken aan het overbrengen van ambassadebewakers |
|
Derk Boswijk (CDA), Stephan van Baarle (DENK), Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitspraak van de kantonrechter in een kort geding dat de Nederlandse Staat transportmiddelen beschikbaar moet stellen voor het overbrengen van 42 Afghaanse bewakers?
Ja. Ik ben bekend met de uitspraak van de kantonrechter in kort geding van 2 september jl.
Wat vindt u van het feit dat de rechter stelt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld en haar zorgplicht niet heeft nageleefd door de Afghaanse bewakers niet te evacueren?
Het kabinet neemt zijn werkgeversverantwoordelijkheid serieus, ook in het buitenland. In dit geval waren de 42 eisers geen werknemers van de Staat. In deze procedure zijn verschillende redenen om aan te nemen dat artikel 7:658 lid 4 BW, het Nederlandse artikel waaruit de kantonrechter een zorgplicht van de Staat tegenover de 42 eisers heeft afgeleid, niet van toepassing is. Voor de beantwoording van vraag 2 verwijs ik u verder naar de brief1 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 5 september jl.
Hoe verklaart u dat Hongaarse beveiligers die via hetzelfde bedrijf (Asman Abi) waren ingeleend wel geëvacueerd zijn, terwijl Afghaanse bewakers die hetzelfde werk verrichtten niet werden geëvacueerd? Hoe is deze afweging tot stand gekomen?
De Hongaarse bewakers zijn door speciale eenheden van een partnerland naar het vliegveld gebracht en uiteindelijk zonder tussenkomst van Nederland gerepatrieerd naar Hongarije. Zij hadden als EU-onderdanen recht op consulaire bijstand en hierover zijn voorafgaand aan de acute evacuatiefase specifieke afspraken gemaakt. Dit is niet vanwege hun werk als extern ingehuurde bewakers bij de Nederlandse ambassade gebeurd, zoals ook gecommuniceerd is in de brief2 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 5 september jl.
Hoe ziet u het feit dat de rechter stelt dat de Staat zelfs een bijzondere zorgplicht heeft tegenover deze bewakers, omdat zij ook na de evacuatie en de machtsovername door de Taliban de ambassade nog enige tijd hebben beveiligd onder gevaarlijke omstandigheden? Bent u het hiermee eens? Hoe gaat u deze bijzondere zorgplicht vervullen?
Bewakers in dienst van de externe dienstverlener hebben na de val van Kaboel doorgewerkt op de Nederlandse ambassade-compounds tot aan de afstoting daarvan, waarvan de eerste eind 2021 en de tweede eind 2022 plaatsvond. Er is met enige regelmaat contact geweest met de externe dienstverlener over de veiligheid van de voormalige extern ingehuurde ambassadebewakers. Tot op heden heeft het kabinet geen berichten ontvangen waaruit blijkt dat bewakers die voor de externe dienstverlener werkten gevaar lopen vanwege hun voormalige werkzaamheden voor de Nederlandse ambassade.
De kantonrechter overweegt in het vonnis dat de omstandigheid dat de ambassadebewakers na de evacuatie de toen ontruimde ambassade nog enige tijd hebben beveiligd zou kunnen inhouden dat de Staat zelfs een bijzondere zorgplicht heeft. Wat de kantonrechter daarmee bedoelt, wordt niet verder uitgewerkt en is het kabinet niet duidelijk.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze bewakers met hun gezinnen nu zo snel mogelijk alsnog worden overgebracht?
Het overbrengen van Afghanen is een complex proces. Dat proces bestaat uit verschillende stappen, waaronder verificatie van alle gegevens en documenten. Naar aanleiding van de uitspraak van 2 september jl. heeft de Staat eerste stappen gezet voor het mogelijk maken van deze overbrengingen.
Het gerechtshof heeft op 12 september jl. de verplichting voor de Staat geschorst om per direct uitvoering te geven aan het vonnis totdat het hof in het hoger beroep over deze zaak heeft geoordeeld. Om deze reden onderneemt het kabinet momenteel geen verdere stappen om het vonnis uit te voeren.
Onderschrijft u dat de uitspraak van de kantonrechter bij voorbaat uitvoerbaar is en zo snel mogelijk uitgevoerd moet worden?
De Staat heeft een turbospoedappel ingesteld gezien het kabinet zich niet kan vinden in de uitspraak van de kantonrechter, zoals eerder aangegeven in kabinetsbrief3 van 5 september jl. en de beantwoording van het Schriftelijk Overleg van 19 september jl.4 Hierbij heeft de Staat verzocht om een snelle uitspraak in het schorsingsincident. Op 12 september jl. heeft het gerechtshof in het schorsingsincident de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegekend.
Sommige bewakers van deze groep bevinden zich momenteel in Pakistan en Iran en zouden snel naar Nederland kunnen komen. Gaat u direct dit proces in gang zetten?
Ik verwijs u graag naar de beantwoording van vraag 5.
Gelden voor de overbrenging van gezinsleden dezelfde voorwaarden als voor het recht op gezinshereniging voor asielstatushouders?
In punt 4.45 van het vonnis heeft de kantonrechter ten aanzien van familieleden het volgende gezegd:
«Ter voorkoming van misverstanden daaromtrent zal de kantonrechter bepalen dat als familieleden van Eisers zullen worden aangemerkt hun wettige echtgenoten of partners, die daarmee rechtens kunnen worden gelijkgesteld, en de van hen afhankelijke minderjarige kinderen, die op het moment van vertrek nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.»
Ook bij gezinshereniging na asiel wordt in beginsel uitgegaan van het kerngezin, zijnde de partner en minderjarige kinderen (paragraaf C2.4.1 Vreemdelingencirculaire). Het door de kantonrechter bepaalde is daarmee in lijn met de gezinshereniging voor asielstatushouders.
Kunt u de Kamer wekelijks (kort) op de hoogte houden van de status van deze overbrengingen?
Op dit moment wacht het kabinet de uitspraak in hoger beroep af.
Kunt u de beantwoording van deze vragen meenemen in de kabinetsbrief die tijdens de procedurevergadering van 4 september jl. is aangevraagd door de commissie Buitenlandse Zaken?
De kabinetsbrief5 is op 5 september jl. verstuurd. Hierin worden veel van de hierboven gestelde vragen beantwoord, zie ook de verwijzingen naar de brief in de beantwoording. Daarnaast is op 19 september jl. de beantwoording van het Schriftelijk Overleg6 naar de Kamer verstuurd.
Het bericht ‘Anna (14) blijft altijd als baby, toch krijgt ze plots veel minder zorg: vader Jonas vreest zijn baan te moeten opzeggen’ |
|
Sarah Dobbe |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Anna (14) blijft altijd als baby, toch krijgt ze plots veel minder zorg: vader Jonas vreest zijn baan te moeten opzeggen»?1
Dat de ouders van Anna, zoals beschreven in het krantenartikel, in de problemen komen met het organiseren van de zorg thuis betreur ik zeer. Ouders en andere gezinsleden van een zorgintensief kind hebben een zware zorglast. Zeker als zij deze zorg (grotendeels) thuis bieden aan hun kind (of jongvolwassene) heb ik daar veel bewondering voor. In het licht van het VN Verdrag Handicap wil ik dit ook zo goed mogelijk faciliteren. Het is niet aan mij om u meer informatie te verstrekken over deze specifieke situatie, maar ik heb me wel laten informeren of er contact is met het zorgkantoor en ik begrijp dat dit zo is. Ook bij het ministerie zijn signalen binnengekomen over onverwachte afwijzingen van meerzorg in de thuissituatie. Tevens kwamen bij het team Complexe Casuïstiek van het Ministerie van VWS de afgelopen periode meerdere casussen binnen waarbij dit speelt. Naar aanleiding van de signalen heeft mijn ambtsvoorganger aan Metgezel en Kenniscentrum ZEVMB gevraagd de problematiek te inventariseren. Hun verslag en de hiervoor verzamelde casuïstiek zijn van groot belang voor het traject dat ik met zorgkantoren ga doorlopen om maatwerkmogelijkheden voor zorg thuis te bezien. Voor een verdere toelichting hierop verwijs ik u naar de brief «Meerzorg thuis» die u recentelijk heeft ontvangen met kenmerk 4190840-1086889 LZ.
Waarom wordt momenteel 50% van de aanvragen voor verlenging van meerzorg geweigerd?
Het percentage van 50% dat het AD citeert is op basis van recente steekproef van Metgezel en ZEVMB-kenniscentrum. De steekproef bestaat voornamelijk uit een relatief kleine groep thuiswonende cliënten met complexe problematiek. Zij organiseren vaak zorg met een persoonsgebonden budget (pgb). Het overgrote deel van de meerzorg betreft echter aanvragen voor behandeling van gedragsproblemen van cliënten die zijn opgenomen met een indicatie VG7. Ook bij volledig pakket thuis (VPT) is meerzorg mogelijk. Er is derhalve een grotere groep die aanspraak kan maken op meerzorg dan waaraan wordt gerefereerd. Het genoemde percentage betreft daarmee niet het landelijke cijfer afwijzingen voor alle aanvragen voor meerzorg. De redenen waarom zorgkantoren aanvragen voor verlenging of verhoging van meerzorg thuis afwijzen kunnen verschillend zijn. Mijn beeld is dat momenteel zorgkantoren voornamelijk aanvragen voor meerzorg thuis afwijzen op grond van een oordeel dat er bij de thuiswonende cliënten geen sprake is van een «bijzondere zorgbehoefte» die de mogelijkheden van het zorgprofiel overstijgt. Over dit onderwerp heeft het Zorginstituut het rapport «Duiding en advies over toezicht in het kader van meerzorg bij mpt en pgb» gepubliceerd. Sommige zorgkantoren zijn, met inachtneming van hun zorgplicht, binnen de bevoegdheid die ze hiertoe hebben, aan de hand van dit rapport scherper gaan toetsen.
Wat betekent dit voor de zorg die deze mensen krijgen?
Een afwijzing van een hoge aanvraag voor meerzorg kan verstrekkende gevolgen hebben voor de cliënt en zijn gezin. Als het zorgkantoor de aanvraag voor meerzorg afwijst, is hieraan vaak wel een overgangsperiode gekoppeld. Uiteraard verschillen hierdoor de gevolgen per situatie. De cliënt kan bijvoorbeeld gebruik maken van de overige mogelijkheden die zorgkantoren hebben om maatwerkoplossingen voor zorg thuis te faciliteren. Het gaat om extra kosten thuis (EKT) en diverse toeslagen.
Gegeven dat per situatie de gevolgen verschillen ben ik voornemens de maatwerkmogelijkheden voor zorg thuis te bezien. Zorgkantoren hebben aangegeven maatwerkoplossingen te faciliteren binnen de mogelijkheden van de regelgeving. Voor een verdere toelichting hierop verwijs ik naar de brief «Meerzorg thuis».
Beseft u dat gezinnen in enorme problemen komen door deze besluiten? Wat is uw boodschap aan deze gezinnen? Wat moeten zij nu doen?
Ja, ik besef dat een afwijzing voor meerzorg verstrekkende gevolgen kan hebben voor de cliënt en zijn gezin. De situatie die is beschreven in het artikel van het AD is hiervan een treffend voorbeeld. Indien gezinnen het niet eens zijn met de beslissing van het zorgkantoor, kunnen zij in bezwaar en beroep gaan.
Om zoveel mogelijk te voorkomen dat cliënten (waaronder gezinnen in de thuissituatie) in de knel komen door het wegvallen van meerzorg hebben zorgkantoren aangegeven een coulante maatwerkbeoordeling toe te gaan passen bij cliënten met een complexe en/of intensieve zorgvraag waarvoor een verlenging wordt aangevraagd op een eerder door het zorgkantoor afgegeven beschikking voor meerzorg thuis. Zorgkantoren zullen zich per casus inzetten voor een passende overgang als een cliënt niet langer in aanmerking komt voor meerzorg en hierover in contact treden met de client.
Bij hoeveel mensen is de aanvraag voor meerzorg dit jaar afgewezen?
Momenteel beschik ik niet over landelijke cijfers over het percentage afwijzingen voor meerzorg-aanvragen in de thuissituatie. Met zorgkantoren is afgesproken dat zij gegevens gaan verzamelen zodat hier meer zicht op komt.
Klopt het dat er tussen regio’s verschillen zijn bij de afhandeling van een vergelijkbare (verlengings)aanvraag voor meerzorg? Hoe komt dit? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is?
Ik beschik niet over harde gegevens die dat bevestigen, maar het beeld dat naar voren komt uit de inventarisatie van Metgezel en het ZEVMB-kenniscentrum is inderdaad dat er verschillen zijn in de wijze waarop zorgkantoren tot een beoordeling komen. Zorgkantoren geven momenteel met inachtneming van hun zorgplicht invulling aan de beslissingsruimte die de regelgeving biedt. Zoals in mijn brief is toegelicht streef ik, samen met de zorgkantoren, naar een meer uniforme uitvoering van de meerzorgregeling.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat mensen wel de meerzorg krijgen toegekend die zij nodig hebben?
Mijn inzet is, om in overleg met de zorgkantoren en het Zorginstituut, in de regelgeving richting te geven aan de wijze waarop zorgkantoren de beoordeling dienen uit te voeren en dit zorgvuldig te doen. Dit draagt bij aan een meer uniforme uitvoering van de meerzorgregeling en biedt de duidelijkheid waarom in de Motie Krul/Van Dijk (TK, 25 657, nr. 365) wordt gevraagd.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat gehandicaptenbeleid van 9 september a.s.?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het interview met de Voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen in de Financial Times waarin zij spreekt over «pretty precise plans» voor de inzet van Europese troepen in Oekraïne?1
Ja.
Klopt het dat er op EU-niveau plannen worden uitgewerkt voor een multinationale troepenmacht in Oekraïne, met «backstop» van de Amerikanen?
Er is geen sprake van een EU-initiatief voor een multinationale troepenmacht in Oekraïne. Nederland neemt deel aan het militaire planningsproces van de multinationale Coalition of the Willing. President van de Europese Commissie Ursula Von der Leyen neemt eveneens deel aan de internationale gesprekken in het verband van deze coalitie. Ook de VS is betrokken bij deze gesprekken, evenals de NAVO.
Is Nederland betrokken bij deze gesprekken en zo ja, op welk niveau? En zo ja, wat is onze inbreng geweest?
Ja. Nederland neemt deel aan deze gesprekken op militair niveau, hoogambtelijk niveau, ministerieel niveau en het niveau van regeringsleiders. Nederland heeft deelgenomen aan het militaire planningsproces van de Coalition of the Willing en heeft, evenals vijfentwintig andere internationale partners, tijdens een regeringsleidersbijeenkomst op 4 september jl. gezegd een bereidwillige houding te hebben om in een later stadium een substantiële bijdrage te leveren. Een definitief besluit over inzet van Nederlandse militairen is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de condities van een beëindiging van vijandelijkheden, de uitwerking van de rules of engagement en modaliteiten omtrent bestandsmonitoring.
Erkent u dat het uitzenden van Nederlandse militairen een exclusieve bevoegdheid is van de Nederlandse regering, met voorafgaande parlementaire instemming?
Nederlandse besluitvorming over deelname aan militaire missies en operaties, inclusief een eventuele inzet in Oekraïne, verloopt via de artikel 100-procedure, waarbij de regering vooraf aan de Staten-Generaal inlichtingen geeft over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter bevordering van de internationale rechtsorde. Hoewel uw Kamer formeel geen instemmingsrecht heeft, streeft het kabinet naar zo breed mogelijke parlementaire steun voor een zo zwaarwegend besluit als militaire inzet. Het kabinet zal uw Kamer zo goed mogelijk meenemen in de ontwikkelingen in de planvorming van Coalition of the Willing. Op het moment dat er sprake is van overeenstemming tussen de partijen over beëindiging van vijandelijkheden en tenuitvoerlegging in zicht komt, zal uw Kamer conform artikel 100 van de Grondwet worden geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Von der Leyen in het licht van de nationale soevereiniteit van lidstaten?
Zoals president van de Europese Commissie Von der Leyen benoemt in het interview in de Financial Times, is de inzet van militairen altijd een nationale bevoegdheid. Zie ook het antwoord op vraag 4 over Nederlandse besluitvorming over deelname aan militaire missies en operaties.
Onderschrijft u dat de NAVO de hoeksteen is van de Nederlandse en Europese veiligheid en dat veiligheidsgaranties primair via de NAVO verlopen?
De NAVO is de hoeksteen van ons Nederlandse en Europese veiligheidsbeleid. Militaire inzet, ook ter ondersteuning van mogelijke veiligheidsgaranties, kan via de NAVO verlopen of in een ander verband. De huidige militaire planning vindt plaats in het kader van een Coalition of the Willing.
Ziet u in de uitspraken van Von der Leyen een beweging richting een Europees leger of een parallelle veiligheidsstructuur naast de NAVO?
Nee, president van de Europese Commissie Von der Leyen refereert naar plannen van de multinationale Coalition of the Willing. Deze internationale coalitie bestaat uit een groep landen die zich inzet voor steun aan Oekraïne om zich tegen de Russische agressie te weren, ook via planning voor een eventuele internationale militaire presentie.
Welke gevolgen zou een EU-geleide missie in Oekraïne hebben voor de rol en de cohesie van de NAVO?
Er is op dit moment geen sprake van een EU-geleide militaire missie in Oekraïne. Daarbij zijn de EU en de NAVO verschillende organisaties, met een eigen profiel en instrumenten, maar met deels overlappende belangen en doelstellingen. De militaire steunverlening aan Oekraïne is bij uitstek een dossier waarbij de EU en de NAVO elkaar kunnen versterken. Dit geldt ook voor de inspanning van de Coalition of the Willing.
Zijn de beweringen van Von der Leyen afgestemd met de lidstaten, of spreekt zij op eigen gezag?
President van de Europese Commissie Von der Leyen spreekt hierover op eigen gezag.
Hoe waardeert u de rol van de Voorzitter van de Europese Commissie in dit dossier, aangezien defensie en troepeninzet buiten de verdragsmatige bevoegdheid van de Commissie vallen?
President Von der Leyen is betrokken bij gesprekken van de Coalition of the Willing. De betrokkenheid van de Unie en de inzet van President Von der Leyen voor de brede steun aan Oekraïne acht Nederland van belang. De EU kan binnen haar bevoegdheden op verschillende manieren bijdragen aan inspanningen van de Coalition of the Willing. Dit kan bijvoorbeeld via de EU-trainingsmissie EUMAM, waarmee Oekraïense militairen worden getraind op EU-grondgebied. Daarnaast bestaan verschillende EU-initiatieven die bijdragen aan het versterken van de Oekraïense defensie-industrie. Nederland spant zich ervoor in om EU-instrumenten en -initiatieven te laten aansluiten op de inspanningen van de Coalition of the Willing. Daarnaast levert de EU ook niet-militaire steun die essentieel is om Oekraïne sterk te positioneren, bijvoorbeeld begrotingssteun, en zijn de Europese sanctiemaatregelen een belangrijk middel om de druk op Rusland te vergroten om de agressieoorlog te beëindigen.
Heeft Nederland in EU-verband bezwaar gemaakt tegen het wekken van de indruk dat er Europese plannen bestaan voor troepeninzet in Oekraïne?
Nee. Nederland neemt actief deel aan het plannen van Europees geleide opties voor een militaire presentie in en nabij Oekraïne in het kader van de Coalition of the Willing. De EU is bij deze gesprekken betrokken.
Hoe verhouden de door Von der Leyen aangekondigde «nieuwe financieringsstromen» voor Oekraïense strijdkrachten zich tot de Nederlandse begroting en het budgetrecht van de Tweede Kamer?
Op dit moment liggen er geen concrete voorstellen voor nieuwe aanvullende EU-financiering voor Oekraïense strijdkrachten voor in Brussel. Indien de Commissie een dergelijk voorstel doet zal het kabinet dit serieus in overweging nemen en uw Kamer hierover informeren via de gebruikelijke procedures. Het kabinet onderstreept in EU-verband het belang van geïntensiveerde steun aan Oekraïne, waarbij ook de EU-lidstaten hun eerlijke bijdrage moeten leveren.
Bent u voornemens om extra middelen te reserveren voor EU-fondsen die (indirect) bijdragen aan de financiering van een Europese militaire aanwezigheid in Oekraïne?
Er zijn momenteel geen concrete voorstellen in EU-verband om middelen te reserveren voor de (indirecte) financiering van een Europese militaire aanwezigheid in Oekraïne. Wanneer de Commissie een concreet voorstel hiertoe doet zal het kabinet dit serieus in overweging nemen. In het algemeen hecht het kabinet aan onverminderde steun aan Oekraïne, ook in EU-verband.
Kunt u bevestigen dat bij eventuele troepeninzet van Nederland in of rond Oekraïne, de Kamer daarover tijdig geïnformeerd wordt langs de procedure zoals beschreven in artikel 100 van de Grondwet?
Ja. Indien tenuitvoerlegging van de militaire plannen aanstaande lijkt, zal uw Kamer conform artikel 100 van de Grondwet worden geïnformeerd.
Welke stappen zult u zetten om te voorkomen dat de Europese Commissie de indruk wekt dat zij namens de lidstaten spreekt over troepeninzet?
Het kabinet acht het niet noodzakelijk stappen te zetten.
Het bericht 'Aanpak illegale goksites faalt: Kansspelautoriteit zet deurwaarders in' |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Aanpak illegale goksites faalt: Kansspelautoriteit zet deurwaarders in»?1
Ja.
Kunt u reflecteren op noodkreet van de Kansspelautoriteit aan de politiek, omdat het nog steeds niet lukt om illegale goksites offline te krijgen?
Ik onderschrijf de wens van de Kansspelautoriteit (Ksa) voor een aanvullend instrumentarium waarmee websites van illegale aanbieders kunnen worden geblokkeerd of offline kunnen worden gehaald. Zoals de Staatssecretaris Rechtsbescherming in de brief van 14 februari jl. aan uw Kamer heeft uiteengezet, is het bestrijden van illegaal aanbod als expliciete doelstelling in het hernieuwde kansspelbeleid verankerd.2 Daarbij gaat het naast de handhaving van de geldende wet- en regelgeving, waar illegale aanbieders zich aan onttrekken, juist ook om de bescherming van spelers tegen gokgerelateerde schade. Er zijn geen waarborgen voor bescherming bij illegale aanbieders. Het is daarnaast aannemelijk dat probleemspelers relatief vaker gokken bij het illegale aanbod, terwijl juist zij extra bescherming behoeven.3
De Ksa en ik geven dan ook prioriteit aan het tegengaan van illegaal aanbod. In dat kader werk ik aan de uitbreiding van de bevoegdheden van de Ksa om illegale aanbieders aan te pakken, zoals geschetst in de brief van mijn ambtsvoorganger van 14 februari jl. Naast instrumenten voor het blokkeren van websites, kijk ik daarbij ook naar aanpassing van wet- en regelgeving zodat de Ksa effectiever derde partijen, zoals internetserviceproviders of betaaldienstverleners, kan aanspreken op het aanbieden van hun diensten aan illegale aanbieders.4
De Ksa ontwikkelt momenteel ook binnen het huidige wettelijke kader andere methoden om het aanbod van illegale aanbieders terug te dringen. Daarvoor zoekt de Ksa actief de samenwerking op met partijen zoals de financiële sector, gokspelleveranciers, internetbedrijven, sociale mediaplatforms, collega-toezichthouders, vertegenwoordigers van vergunninghouders en affiliates. Deze samenwerking, genaamd de Alliantie ter bestrijding van illegale kansspelen, richt zich met name op het frustreren van de infrastructuur die de illegale online aanbieders gebruiken om hun illegale diensten aan te bieden.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Kansspelautoriteit nu zelfs deurwaarders moet inschakelen om illegale online goksites aan te pakken?
De Ksa beschikt over een breed handhavingsinstrumentarium en kan in voorkomende gevallen kiezen voor het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete. In de praktijk blijkt echter dat illegale aanbieders vaak geen gehoor geven aan hun betalingsverplichtingen. Het is daarom passend dat de Ksa in die gevallen deurwaarders inzet om inning alsnog te realiseren. Met deze aanpak probeert de Ksa alsnog onbetaalde boetes ingevorderd te krijgen. Tegelijkertijd leert de praktijk dat het opleggen van lasten onder dwangsom en bestuurlijke boetes tijdintensief zijn. Daarbij komt dat illegale aanbieders zich vestigen in jurisdicties waar zij lastig te bereiken zijn en verschuilen zij zich achter complexe bedrijfsstructuren. Dit onderstreept het belang van de in het antwoord op vraag 2 geschetste aanpak gericht op het ontoegankelijk maken van illegaal aanbod, in plaats van uitsluitend repressief optreden zoals het geval is bij de inning van boetes.
Wat vindt u ervan dat illegale goksites de opgelegde boetes vaak niet betalen en zich hiervan weinig aantrekken?
Het is onwenselijk dat illegale aanbieders hun betalingsverplichtingen met betrekking tot de door de Ksa opgelegde boetes niet nakomen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, is het in de praktijk lastig om met boetes de illegaliteit effectief te bestrijden.5 Deze boetes kunnen dan ook vaak niet worden geïnd. Daarom richt de Ksa zich zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 niet alleen op de aanbieders zelf, maar ook op de infrastructuur die de illegale online aanbieders gebruiken.
Wat zijn de gevolgen als illegale goksites nalaten om boetes te betalen die zijn opgelegd door de Kansspelautoriteit?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat, als boetes geen afschrikwekkend effect hebben, er zwaardere instrumenten nodig zijn om illegale goksites offline te halen en uit Nederland te weren? Zo ja, welke extra maatregelen gaat u nemen?
Ik deel deze mening. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, werk ik in dit kader aan instrumenten voor het blokkeren van websites en aanpassing van wet- en regelgeving zodat de Ksa effectiever derde partijen kan aanspreken.
Hoe wordt gewaarborgd dat Nederlandse gedupeerden die geld zijn verloren aan illegale online gokbedrijven, dit kunnen terugvorderen? Geldt dit ook voor illegale gokbedrijven die zijn gevestigd op Malta?
Spelers die financiële schade lijden als gevolg van deelname aan illegale online kansspelen kunnen zich tot de rechter wenden om hun vorderingen aanhangig te maken. Het uitgangspunt is dat de Staat zich niet mengt in geschillen over civielrechtelijke verhoudingen tussen een (illegale) kansspelaanbieder en de speler. De beoordeling en afwikkeling van dergelijke geschillen is voorbehouden aan de rechterlijke macht.
De Staatssecretaris Rechtsbescherming heeft eerder zijn zorgen geuit over de onverenigbaarheid van de Maltese Bill 55 met het Unierecht.6 Naar aanleiding hiervan is de Europese Commissie op 18 juni jl. een formele inbreukprocedure tegen Malta gestart. De termijn van twee maanden waarbinnen Malta op de aanmaning van de Europese Commissie diende te reageren, is inmiddels verstreken. Het is nu aan de Europese Commissie om te beoordelen of de reactie van Malta toereikend is. Zo niet, dan kan de Europese Commissie een met redenen omkleed advies uitbrengen. Indien er dan alsnog geen afdoende reactie volgt, kan de zaak worden verwezen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Bent u het ermee eens dat een van de bedoelingen van de Wet kansspelen op afstand, namelijk het terugdringen van illegaal online gokaanbod, niet is gehaald, nu nog steeds 9% van de gokkers speelt op illegale sites en de helft van de uitgaven in de online gokwereld naar illegale sites gaan?
Het voornaamste doel van de Wet kansspelen op afstand (Wet koa) was om spelers te beschermen door een betrouwbaar en vergund aanbod beschikbaar te stellen. Het volledig terugdringen van de illegale markt was daarbij geen doelstelling. De evaluatie van de Wet koa levert een zorgelijk beeld op van de beperkte bescherming tegen de risico’s van online gokken. Om de bescherming te realiseren en illegaliteit beter tegen te gaan zijn wijzigingen van wet- en regelgeving nodig, zoals aangekondigd in de brief van 14 februari jl. van de Staatssecretaris Rechtsbescherming. De systeemanalyse van TNO die mijn ambtsvoorganger toen aan uw Kamer heeft gezonden laat daarbij zien dat het volledig terugdringen van illegaal aanbod niet realistisch is.7
Hoe kijkt u naar de aanpak in landen als Frankrijk en Duitsland, waar jaarlijks honderden illegale goksites offline worden gehaald?
Bij de aanpak van het illegale aanbod, waaronder het ontoegankelijk maken van webpagina’s van illegale aanbieders, kijken de Ksa en ik ook naar ervaringen in andere landen, waaronder Frankrijk en Duitsland. De Franse toezichthouder, l'Autorité Nationale des Jeux (ANJ), beschikt bijvoorbeeld over de bevoegdheid om internetserviceproviders te verzoeken illegale goksites te blokkeren. Daartoe dient de ANJ eerst een «formal notice» te versturen, waarin zij vraagt de desbetreffende goksite vanuit Frankrijk ontoegankelijk te maken. Indien de illegale aanbieder niet binnen vijf dagen aan dit verzoek voldoet, kan de ANJ internetserviceproviders verplichten tot blokkering van de goksite. De Duitse toezichthouder, Gemeinsame Glücksspielbehörde der Länder (GGL), heeft de bevoegdheid om IP-adressen en betalingsverkeer van online casino’s zonder vergunning te blokkeren. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, werk ik aan aanvullend wettelijk instrumentarium voor het blokkeren van illegale goksites. Daarbij maak ik gebruik van de ervaringen uit deze landen.
In het kader van Europese samenwerking in het beschermen van mensen tegen gokschade en in de bestrijding van illegaal aanbod heeft de Ksa daarnaast op 8 en 9 september jl. de Player Protection Conference 2025 georganiseerd. De conferentie had kennisuitwisseling als doel en er werd gekeken naar hoe verschillende Europese toezichthouders kunnen samenwerken om spelers beter te beschermen en de infrastructuur van illegale aanbieders te frustreren. Om deze samenwerking verder te vorm te geven, heeft de Ksa met negen andere toezichthouders een werkgroep opgericht om gezamenlijk het illegale aanbod te bestrijden. Naast het uitwisselen van best practices wordt ook gewerkt aan concrete acties, bijvoorbeeld richting betaaldienstverleners of marketingpartijen. Dergelijke initiatieven steun ik van harte.
Welke maatregelen nemen deze Europese landen wel, die in Nederland niet worden toegepast?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om, zoals de Kansspelautoriteit vraagt, maatregelen te nemen om goksites sneller offline te halen en zo ja, welke stappen gaat u zetten?
Zie antwoord op vraag 2.
Omzeiling van sancties tegen Rusland via Centraal-Aziatische landen |
|
Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de in maart 2024 aangenomen motie Piri c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2027) die het kabinet verzoekt om sanctieomzeiling via landen uit de Euraziatische Economische Unie (EAEU), waaronder Kirgizië, steviger aan te pakken?
Ja.
Bent u bekend met het bericht van econoom Robin Brooks dat een aanzienlijke en aanhoudende stijging van Nederlandse goederenexport naar de bekende «ontwijkingshub» Kirgizië laat zien?1
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met een ander bericht van Robin Brooks, waaruit blijkt dat in landen met een vergelijkbare stijging van de export slechts een fractie van deze goederen terugkomt in de importcijfers van Kirgizië, wat erop duidt dat de goederen worden doorgevoerd naar de Russische Federatie?2
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat dergelijke doorvoer door Nederlandse bedrijven in strijd zou zijn met de uitbreiding van artikel 12 van sanctieverordening 2014/833 uit het 14e sanctiepakket van juni 2024?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u voornemens deze ogenschijnlijke omzeiling van sancties te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u tevens voornemens de sanctiemaatregelen te handhaven door bedrijven schuldig aan deze omzeiling hierop aan te spreken?
Ja. Het tegengaan van sanctieomzeiling is een belangrijke prioriteit voor zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als de Douane. Beide organisaties doen al sinds 2022 intensief onderzoek naar sanctieomzeiling, onder meer door het onderzoeken van handelsdata. Bijzondere nadruk ligt daarbij op landen met een verhoogd risico op omzeiling (zoals Kirgizië) en op de zogeheten «Common High Priority Items», goederen die de Russische oorlogsindustrie het hardst nodig heeft.
De handhaving van sanctiemaatregelen is een verantwoordelijkheid van de Douane. Daarbij wordt ook nadrukkelijk ingezet op het tegengaan van omzeiling. Bedrijven die worden verdacht zich bewust schuldig te maken aan omzeiling, worden ter vervolging voorgelegd aan het Openbaar Ministerie. De meeste Nederlandse bedrijven die betrokken raken bij sanctieomzeiling, zijn zich daarvan echter niet bewust. Daarom worden bedrijven, waarvan uit onderzoek blijkt dat zij mogelijk (onbewust) betrokken zijn bij omzeiling, dan ook actief benaderd en voorgelicht over de risico's van omzeiling.
Welke consequenties zijn er voor Nederlandse bedrijven die, dan wel zelf, dan wel via dochterondernemingen, sancties tegen Rusland omzeilen?
Het schenden van EU-sanctieverordeningen is strafbaar als een economisch delict. Signalen dat een bedrijf de sancties overtreedt worden altijd opgevolgd door onderzoek. Indien door een toezichthouder wordt vastgesteld dat een bedrijf of persoon bewust sancties omzeilt wordt in overleg met het Openbaar Ministerie overgegaan tot vervolging. Op het moedwillig overtreden van de sanctieverordening gelden stevige straffen, waaronder geldboetes met een maximum van ruim 1 miljoen euro of gevangenisstraffen tot zes jaar. Ook kan illegaal verkregen winst worden teruggevorderd. Met de komst van de nieuwe Wet internationale sanctiemaatregelen zal het ook mogelijk worden voor sommige toezichthouders om bestuursrechtelijk te handhaven op dergelijke schendingen, wat het handhavingsproces aanzienlijk zal versnellen.
Op welke manier bent u van plan om toekomstige sanctie-omzeiling middels doorvoer door «ontwijkingshubs» te voorkomen? Overweegt u te pleiten voor intensievere sancties tegen Euraziatische doorvoerlanden in toekomstige sanctiepakketten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, voor welke additionele sancties overweegt u te pleiten?
De aanpak van sanctieomzeiling is een prioriteit van dit kabinet. Dit behelst nationaal een combinatie van onderzoek, voorlichting en handhaving. Daarnaast wordt met derde landen samengewerkt om omzeiling via hun grondgebied tegen te gaan. EU Sanctiegezant David O’Sullivan speelt hierin een belangrijke rol en ook Nederland spreekt derde landen hier actief op aan. Binnen de EU zet Nederland zich consequent in voor meer inzet tegen omzeiling. In dat kader is de aanpak van sanctieomzeiling een van de Nederlandse speerpunten voor het negentiende sanctiepakket, waaraan thans wordt gewerkt. Waar diplomatieke inspanningen niet genoeg opleveren, verbindt de EU hieraan consequenties door passende en gerichte maatregelen in te stellen. De EU legde ook eerder al sancties op aan bedrijven, banken en schepen die betrokken zijn bij omzeiling, waaronder in Kirgizië en Kazachstan. Hierbij wordt samengewerkt met G7-partners en Nederland draagt hier actief aan bij.
Bent u bekend met het bericht «Nederland laat Russische schaduwvloot ongemoeid, terwijl zeven landen wel controleren»?1
Ja.
Bent u het eens met de vragenstellers dat Nederland, samen met bondgenoten, alles wat binnen onze macht ligt moet doen om Russische druk en dreiging, ook op internationale wateren, actief tegen te gaan?
Het kabinet neemt de Russische druk en dreiging zeer serieus en benadrukt de noodzaak van een krachtige, gecoördineerde aanpak binnen de internationale gemeenschap. Nederland zet zich, samen met haar bondgenoten, actief in om binnen de bestaande juridische en operationele kaders maatregelen te nemen om de Russische dreiging, ook op internationale wateren, effectief tegen te gaan.
Deelt u de mening van de vragenstellers dat Nederland minstens een gelijke bijdrage zou moeten leveren als de andere Oostzee- en Noordzeelanden aan het controleren van schepen uit de Russische schaduwvloot? Zo ja, bent u van mening dat Nederland dat momenteel ook doet?
Zoals aangegeven in de antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer (Kamerstuk 21501-02-3021) varen er zeer veel schepen door de Nederlandse EEZ. Het is onmogelijk alle schepen uit de Russische schaduwvloot te controleren, temeer daar Nederland geen rechtsmacht heeft bij schepen die varen op open zee. Deze schepen hebben het recht van onschuldige doorvaart op grond van het VN-zeerechtverdrag (UNCLOS artikel 17). Andere Oostzee- en Noordzeelanden maken gebruik van in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) aangewezen MRS-gebieden. MRS staat voor «Mandatory Reporting of Ships». Deze MRS-gebieden zijn nauwe zeestraten (de zogeheten choke points) waarbij er voor het bewaken van nautische veiligheid meer rechtsmacht is om schepen op zee te kunnen controleren op veiligheid. Nederland heeft geen MRS-gebieden want de Noordzee is een open zee en geen nauwe zeestraat. Nederland maakt voor controle van schepen uit de Russische schaduwvloot zoveel als mogelijk gebruik van de informaties uit de andere Oostzee- en Noordzeelanden die op grond van hun MRS-gebieden meer mogelijkheden hebben om in geval van onschuldige doorvaart toch te kunnen controleren. Daarnaast wordt actief gezocht naar aanvullende oplossingen om gezamenlijk in internationaal verband zo effectief mogelijk actie te kunnen ondernemen tegen dergelijke schepen. Zo heeft de Kustwacht recent, op 19/20 augustus en op 27/28 augustus jl., twee door de EU gesanctioneerde schaduwvlootschepen met een valse Arubaanse vlag begeleid en contact gelegd met de kapiteins. Hiervan zijn onder andere de scheepsdocumenten opgevraagd en gecontroleerd.
Bent u van mening dat alle ruimte die United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) in artikel 56, 192 en 211 biedt om het mariene milieu te beschermen, wordt benut?
Als verdragspartij moet Nederland uitvoering geven aan verplichtingen ter bescherming van het mariene milieu die voortvloeien uit het VN-Zeerechtverdrag en verplichtingen uit hoofde van andere relevante verdragen, zoals IMO-verdragen en het OSPAR-verdrag. Daarbij kan gedacht worden aan het MARPOL-verdrag waarin regels over verontreiniging van schepen staan of aan het OSPAR-verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan. Ook draagt EU-regelgeving bij aan de bescherming van het mariene milieu zoals de vogel- en habitatrichtlijn, de Kaderrichtlijn mariene strategie en recent de Natuurherstelverordening. Al deze verdragen en EU-regelgeving zijn of worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving ter bescherming en verbetering van het mariene milieu. Zo gelden onder de nationale Omgevingswet vergunningsplichten voor activiteiten op zee waarbij getoetst wordt op natuur- en milieueffecten.
Klopt het dat u eerst juridische belemmeringen noemde tegenover De Volkskrant, maar later vooral sprak van praktische belemmeringen die reden zouden zijn om niet te controleren? Kunt u dit toelichten?
Zoals eerder aangegeven, hangen de juridische mogelijkheden af van de omstandigheden. In geval van onschuldige doorvaart van schaduwvlootschepen heeft Nederland geen jurisdictie om schepen op open zee te controleren. In geval van schepen met een valse vlag zijn er meer mogelijkheden. Daarbij moet onder andere rekening worden gehouden met het zeegebied waarin wordt gevaren, buiten de territoriale wateren is de rechtsmacht beperkt. Voor controle op schepen op volle zee (onschuldige doorvaart) spelen ook praktische belemmeringen een rol.
Deze schepen zijn niet verplicht te reageren op een oproep van de Kustwacht om de scheepsdocumenten te overleggen. Andere EU landen gebruiken daar de in IMO aangewezen MRS-gebieden voor, waarbij in smalle zeestraten voor het bewaken van de nautische veiligheid wel jurisdictie is om overhandiging van scheepsdocumenten te vereisen.
Verder spelen operationele factoren een rol, zoals de beschikbaarheid van geschikte middelen en de veiligheidsomstandigheden bij ingrijpen op zee.
Welke stappen heeft u reeds gezet om de in het artikel genoemde juridische en technische belemmeringen weg te nemen?
Het kabinet heeft verschillende stappen gezet om de juridische en technische belemmeringen te verkleinen. Eerder bent u geïnformeerd over het internationaalrechtelijk kader voor overheidsoptreden op de Noordzee. Zoals hierboven genoemd wordt er gewerkt om het nationaalrechtelijke kader verder uit te werken. Daarnaast worden protocollen ontwikkeld om sneller informatie over verdachte schepen te delen met bondgenoten. Ook worden scenario-oefeningen voorbereid om de inzet van inspecteurs en schepen op zee en op ankervakken goed te coördineren en om risico’s bij inspecties te minimaliseren. Nederland onderzoekt samen met EU-partners hoe gezamenlijke monitoring en het delen van informatie het toezicht kunnen versterken.
Welke capaciteit is nodig om inspecties zo snel mogelijk te laten starten met het controleren van de Russische schaduwvloot?
Het controleren en inspecteren van de Russische schaduwvloot bestaat uit verschillende aspecten. In de regel komen deze schepen niet in Nederlandse havens en gaat het om het opvragen van documenten van voorbijvarende schepen (onschuldige doorvaart) waarbij deze schepen niet verplicht zijn hun scheepsdocumenten te overleggen maar dit wel op vrijwillige basis kunnen doen. De Kustwacht en Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) werken samen om verdachte schepen te monitoren. De Kustwacht vraagt de documenten en certificaten op die de ILT vervolgens controleert. Hiermee zijn beide diensten al begonnen en de eerste verdachte schepen zijn ook al op deze manier benaderd.
Daarnaast worden momenteel in samenwerking met de Kustwacht inspecteurs van de ILT opgeleid om controles uit te voeren op verdachte schepen. Zoals aangegeven voeren de ketenpartners nu al inspectieactiviteiten uit, uitbreiding van het type inspectie zal significant meer geld en capaciteit kosten bij de betrokken partijen. Over de dekking van deze kosten wordt nu gesproken. De voorbereiding gaat gewoon door.
Bent u bereid om prioriteit te geven aan het versterken van de maritieme handhavingscapaciteit in de Noordzee, zodat Nederland zo spoedig mogelijk wél controles gaat uitvoeren op de Russische schaduwvloot?
Ja, het kabinet geeft prioriteit aan het versterken van de maritieme handhavingscapaciteit. Er wordt gewerkt aan het uitbreiden van de middelen en het trainen van personeel om controles mogelijk te maken. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de Kustwacht, ILT en andere betrokken ketenpartners, met aandacht voor veiligheid, efficiëntie en juridische kaders.
Daarnaast onderzoekt het kabinet mogelijkheden om operationele en technische capaciteit op korte en middellange termijn uit te breiden, zodat Nederland actiever kan optreden tegen schepen van de Russische schaduwvloot, met name als ze vals gevlagd zijn, binnen de kaders van het internationale recht. Ook samenwerking met andere landen blijft een belangrijk instrument om de effectiviteit van controles te vergroten en de Noordzee veiliger te maken.
Gezien het feit dat u tot nog toe niet handhaaft in de Exclusieve Economische Zone, welke maatregelen neemt u of gaat u nemen om sabotage van onderzee-infrastructuur door Russische schepen tegen te gaan en te ontmoedigen?
In de Kamerbrief van 13 mei 2025 van de Minister van Defensie bent u geïnformeerd over mogelijkheden om in te grijpen op maritieme sabotageactiviteiten en de juridische basis daarvoor. Daarin is uiteengezet welke maatregelen het kabinet reeds uitvoert en dat mogelijke aanvullende maatregelen in specifieke situaties kunnen worden genomen. Dit betekent dat kwaadwillende actoren op de Noordzee niet mogen doen wat ze willen. Als dat nodig is, begeleidt de Koninklijke Marine Russische schepen door de Nederlandse EEZ. Daarnaast voert de Kustwacht in het kader van handhavingstaken patrouilles uit op en boven zee.
Het kabinet neemt verschillende maatregelen om de infrastructuur op de Noordzee weerbaar te maken. In het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur wordt samengewerkt met 6 departementen en verschillende uitvoeringsorganisaties om de bescherming van onderzeese infrastructuur te verbeteren. Zo is er onder andere geïnvesteerd in het verbeteren van zicht op en in de Noordzee, in het verhogen van de digitale en fysieke weerbaarheid, het verbeteren van de crisisbeheersing en is er geïnvesteerd in zowel nationale als internationale samenwerking.
Klopt het dat het Verenigd Koninkrijk meer schepen uit de schaduwvloot sanctioneert dan de Europese Unie (EU)? Zo ja, wat wilt u hieraan gaan doen?
Nederland blijft zich onverminderd inzetten om samen met onze partners, zowel binnen de EU als daarbuiten, de druk op Rusland op te voeren en de mogelijkheden om de schaduwvloot effectief aan te pakken te vergroten. Daarvoor is het sanctioneren van schepen die niet aan het olieprijsplafond voldoen van groot belang. Op dit moment heeft de Europese Unie, met toevoeging van 105 schepen in het 18e sanctiepakket tegen Rusland in juli 2025, 444 schepen van de Russische schaduwvloot gesanctioneerd. Het Verenigd Koninkrijk heeft op dit moment 424 schepen onder hun Rusland regime gesanctioneerd2. Daarmee heeft de Europese Unie een iets groter aantal schepen uit de schaduwvloot gesanctioneerd dan het Verenigd Koninkrijk. In nauwe samenwerking met onze partners, waaronder het Verenigd Koninkrijk, zullen wij onze gezamenlijke inspanningen voortzetten om de schaduwvloot krachtig en effectief aan te pakken.
De gevolgen van de storing bij het Openbaar Ministerie voor de aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) |
|
Joost Sneller (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven wat de actuele status is van de problemen die zijn opgetreden n.a.v. de storing bij het Openbaar Ministerie (OM)? Zijn alle problemen die als gevolg van deze storing zijn opgetreden inmiddels verholpen?
Het OM heeft op 25 september jl. aangegeven dat alle applicaties die het strafrechtproces ondersteunen en de koppelingen met applicaties van ketenpartners weer werken.1 De aansluitingen met het Justitiële Documentatie Systeem (JDS) zijn inmiddels succesvol voltooid en het berichtenverkeer van en naar het JDS is weer op gang gebracht. Het OM en de Rechtspraak hebben aangegeven dat de ontstane achterstand, als gevolg van de OM-verstoring, is ingelopen. Hiermee zijn de knelpunten, zoals toegelicht in de Kamerbrief van 12 augustus jl.,2 opgelost. Het betreft de continue screening in de kinderopvang en de taxibranche, de reguliere beoordeling van aanvragen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), de screening van adoptieouders, pleeggezinnen en voogdijverzoeken door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en het gebruik van JDS door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Beslissingen worden, zodra deze zijn verwerkt in het JDS, direct meegenomen in de beoordeling door Justis, de RvdK en de IND. Omdat de achterstanden als gevolg van de OM-verstoring zijn ingelopen en het reguliere proces van continue screening is hervat, is het noodwerkproces voor de meest gevoelige zaken in de continue screening beëindigd.
Kunt u bevestigen dat de verstoring bij het OM ertoe heeft geleid dat het Justitiële Documentatie Systeem (JDS) sinds 17 juli 2025 geen actuele gegevens meer ontvangt? Zo ja, wanneer is dit bij u bekend geworden en wanneer heeft u de Kamer hierover geïnformeerd?
Het klopt dat de verstoring bij het OM ertoe heeft geleid dat informatie van het OM van na 17 juli jl. ontbrak in het JDS. De verstoring werd op 17 juli jl. bekend bij mijn ministerie. In de periode daarna werd steeds meer duidelijk welke gevolgen de verstoring had, waaronder een verstoring in het JDS. Er is vervolgens hard gewerkt aan het inrichten van noodprocessen. Op 12 augustus jl. is de Kamer geïnformeerd over de gevolgen van de verstoring voor de gehele strafrechtketen, waaronder het JDS.
Hoeveel VOG-aanvragen zijn er sinds 17 juli 2025 ingediend waarvoor de beoordeling vertraging heeft opgelopen door het ontbreken van actuele gegevens in JDS?
Vanaf 18 juli tot 14 oktober jl. zijn er 429.984 aanvragen voor een VOG (VOG voor natuurlijke personen, VOG politiegegevens en VOG voor rechtspersonen) ingediend. In deze periode zijn in totaal 425.431 Verklaringen Omtrent het Gedrag afgegeven.3Justis heeft ervoor gekozen de beoordeling van de VOG-aanvragen ook na 17 juli jl. te continueren. Justis kon met deze screening nog steeds een zeer waardevolle bijdrage leveren aan de risicoschatting, omdat in de beoordeling informatie vanuit het OM van voor 18 juli jl. wel kon worden meegewogen.4 Er is in de meeste gevallen geen vertraging opgelopen door het ontbreken van actuele gegevens in het JDS, tenzij het OM bevraagd moest worden over openstaande zaken.
Bent u bereid om op korte termijn een overzicht te geven van de aantallen vertraagde, onvolledig beoordeelde of opnieuw ingediende VOG-aanvragen sinds 17 juli 2025?
Zie het antwoord op vraag 3 voor het aantal VOG-aanvragen dat is ingediend in de periode van 18 juli tot 30 september jl. Justis heeft organisaties geïnformeerd over de gevolgen van de verstoring bij het OM voor de aanvraag van een VOG en gewezen op de mogelijkheid om een nieuwe VOG te verlangen, zodra het JDS geactualiseerd is. Het is aan de organisaties om af te wegen of dit opportuun is gezien de risico’s van een functie. Het herkennen van VOG-aanvragen die opnieuw worden ingediend nadat het JDS geactualiseerd is, kan Justis niet op korte termijn realiseren. Dit zou aanpassing van de systemen vergen. Hier wordt nu niet op ingezet.
Hoe zijn werkgevers, werknemers en vrijwilligersorganisaties actief geïnformeerd over het feit dat VOG-aanvragen momenteel mogelijk op onvolledige informatie zijn gebaseerd?
Justis heeft organisaties die veel gebruik maken van de VOG telefonisch geïnformeerd over de gevolgen van de verstoring bij het OM voor de aanvraag van een VOG. Daarnaast heeft Justis een bericht geplaatst op de website en is vanaf 15 augustus op de VOG informatie geplaatst, waarin wordt aangegeven dat bij de beoordeling van de VOG-aanvraag geen informatie vanuit het OM van na 17 juli 2025 is betrokken.
Tevens hebben de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Infrastructuur en Waterstaat, als opdrachtgevers van de continue screening in respectievelijk de kinderopvang en in de taxibranche, de toezichtspartijen en sectoren geïnformeerd over de gevolgen voor de continue screening en het noodwerkproces dat is ingevoerd voor de meest gevoelige zaken.
In hoeveel gevallen is de screening van adoptieouders, pleeggezinnen en voogdijverzoeken door de Raad voor de Kinderbescherming mogelijk gebaseerd op onjuiste/verouderde informatie uit het JDS? In hoeveel gevallen is de screening vertraagd?
De RvdK heeft zowel voor de screening van adoptieouders als voor de voogdijverzoeken waar een JDS-check voor wordt uitgevoerd, JDS online kunnen raadplegen. Dit heeft de RvdK kunnen doen vóór dan wel na de periode dat het OM offline was. Voor de screening van pleegouders heeft de RvdK in de periode dat het OM offline was de screening doorgezet zonder de informatie van het OM van na 17 juli jl. Het gaat om 400 gevallen. Hier is voor gekozen vanwege de gewenste continuïteit enerzijds en een gering risico op missende relevante data anderzijds. Deze gevallen worden opnieuw bekeken nu het JDS geactualiseerd is, zoals toegelicht in de Kamerbrief van 12 augustus 2025. Als nieuwe, relevante informatie wordt aangetroffen op basis waarvan de RvdK besluit geen Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) af te geven, wordt uiteraard direct contact opgenomen met de pleegzorgaanbieder die mede op basis daarvan beoordeelt of een gezin geschikt is om een kind te (blijven) verzorgen en op te voeden.
Wanneer verwacht de Minister dat het JDS weer volledig is bijgewerkt en VOG-aanvragen weer zonder vertraging én met de volledige informatie in behandeling worden genomen?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 1, is het berichtenverkeer tussen Justid en het OM inmiddels weer volledig hervat en zijn de ontstane achterstanden ingelopen. Zodra de beslissingen van het OM en de Rechtspraak verwerkt zijn in het JDS, kunnen deze gegevens ook weer worden betrokken bij de beoordeling van VOG-aanvragen. Justis ontvangt in het kader van de continue screening met terugwerkende kracht meldingen van mutaties in het JDS vanaf 18 jl. en geeft waar van toepassing een signaal af aan de toezichthouder, voor zover dit niet reeds is gebeurd via het noodwerkproces voor de continue screening.
Klopt het dat Justis in sommige gevallen aan werkgevers en werknemers adviseert om een VOG-aanvraag opnieuw in te dienen zodra het JDS weer geactualiseerd is? En wat zijn de gevolgen als een werkgever geen nieuwe VOG laat aanvragen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, heeft Justis ervoor gekozen het beoordelen van een VOG zo veel mogelijk te continueren. Deze VOG’s blijven rechtsgeldig. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4 heeft Justis organisaties gewezen op de mogelijkheid om een nieuwe VOG te verlangen, zodra het JDS geactualiseerd is. Het is aan de organisaties om af te wegen of dit opportuun is gezien de risico’s van een functie.
Justis heeft verkend of het mogelijk en praktisch uitvoerbaar is een proces in te regelen voor een kosteloze herhaalaanvraag van een VOG of via een restitutieproces. Een kosteloze herhaalaanvraag en restitutie zijn enkel effectief als een aanvraag op korte termijn kan worden ingediend en vergoed.
Het inregelen van een kosteloze herhaalaanvraag of restitutieproces blijkt helaas niet uitvoerbaar binnen een korte termijn. Justis heeft onvoldoende capaciteit om een proces in te regelen zonder dat dit ernstig druk legt op het reguliere aanvraag- en beoordelingsproces. Het inregelen van een kosteloze herhaalaanvraag of restitutieproces zou daarmee tot onwenselijke vertragingen leiden voor toekomstige VOG-aanvragers. Ook kunnen benodigde systeemaanpassingen niet op korte termijn gerealiseerd worden.
Wat betekent dit voor de rechtspositie van de aanvrager? Wordt de oorspronkelijke aanvraag in behandeling genomen zodra actuele informatie beschikbaar is, of moet de hele procedure opnieuw worden doorlopen? Wie draagt de kosten van de tweede aanvraag?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid te verkennen of het redelijk is om de kosten voor deze herhaalde aanvragen (die voortkomen uit een verstoring binnen de overheid) worden vergoed, dan wel via coulance worden kwijtgescholden?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht van RTV Noord waaruit blijkt dat tientallen raadsleden van Groninger gemeenten hebben te maken met agressie. |
|
Glimina Chakor (GL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Tientallen raadsleden van Groninger gemeenten hebben te maken met agressie: «Waar doe ik het nog voor?»»?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Herkent u dat ook in Groningse gemeenten raadsleden steeds vaker te maken hebben met agressie en bedreiging? Krijgt u dergelijke berichten ook uit andere delen van het land? En zo ja, welke?
Ik herken helaas het beeld dat politieke ambtsdragers, onder wie raadsleden, steeds vaker te maken krijgen met agressie en intimidatie. Dit treft politieke ambtsdragers in Groningen, zoals het onderzoek van RTV Noord laat zien, maar ook ambtsdragers uit andere delen van het land. Zo blijkt ook uit de tweejaarlijkse monitor Integriteit en Veiligheid die in opdracht van mijn ministerie wordt uitgevoerd. Ik vind dit onacceptabel. Politieke ambtsdragers moeten ongestoord hun werk kunnen doen. Agressie hoort niet bij het politieke ambt.
In hoeverre komen de in het bericht genoemde ervaringen met agressie en intimidatie waar Groninger raadsleden mee te maken hebben overeen met het landelijk beeld zoals dat in de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 wordt geschetst? In hoeverre wijkt het beeld in Groningen daarvan af?
De uitkomsten van het onderzoek van RTV Noord en de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 komen nagenoeg overeen. Zo bericht RTV Noord dat 40% van de Groninger raadsleden te maken heeft gehad met agressie. De Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 laat eveneens zien dat 40% van de raadsleden te maken heeft gehad met een vorm van agressie. Verder zijn ook de uitkomsten wat betreft soorten agressie waarmee raadsleden te maken krijgen en de negatieve gevolgen die zij daarvan ondervinden vergelijkbaar.
Deelt u de mening dat raadsleden die te maken krijgen met agressie of intimidatie dat moeten melden dan wel aangifte moeten doen? Zo ja, waarom en hoe komt het dan dat maar 6% van de decentrale politieke ambtsdragers daadwerkelijk aangifte doet?2 Wat gaat u doen om de aangiftebereidheid te vergroten?
Het is belangrijk dat raadsleden die te maken krijgen met agressie of intimidatie hiervan allereerst melding maken in de eigen organisatie. Uitgangpunt is om altijd te melden, zodat er registratie en eerste opvolging kan plaatsvinden. Die registratie blijft in veel gemeenten nog achter en dat vind ik zorgelijk. De vervolgstap is melding en aangifte bij de politie. Het belang hiervan wordt actief uitgedragen tijdens de Tour van het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur langs alle gemeenten en kan vastgelegd worden in een agressie- of veiligheidsprotocol.
Om de drempel voor melding en aangifte bij de politie te verlagen is het belangrijk dat politieke ambtsdragers er niet alleen voor staan. Daarom stimuleer ik de invulling van een werkgeversrol om te ondersteunen bij het doen van aangifte. Denk hierbij aan de griffier, de (fractie)voorzitter of veiligheidsadviseur. Vanuit het Netwerk Weerbaar Bestuur krijgen zij handvatten om deze rol in te vullen.
Als het tot een aangifte komt, is adequate opvolging vanuit politie en OM een belangrijk sluitstuk. Wanneer het gevoel is dat een aangifte niet serieus wordt opgepakt, is dit vaak een reden om niet meer aangifte te doen. Signalen waar dit nog niet goed loopt deel ik met de Minister van Justitie en Veiligheid.
Acht u aanvullende afspraken over bescherming, preventie en nazorg voor bedreigde raadsleden nodig? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Samen met de betrokken partners zoals de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, Vereniging voor Griffiers, StatenlidNu en de Vereniging Nederlandse Gemeenten zet ik mij in alles te doen wat nodig is om raadsleden zo goed mogelijk te beschermen. Zo is de afgelopen tijd een veiligheidsscan voor volksvertegenwoordigers ontwikkeld. Hiermee krijgen zij kosteloos onafhankelijk advies over het verhogen van de veiligheid van hun woning, verplaatsingen en online gedrag.
Naar aanleiding van verstoringen en intimidaties tijdens recente raadsvergaderingen ben ik een traject gestart met gemeenten, provincies en waterschappen om te verkennen hoe we de veiligheid van raadzalen kunnen verhogen. In het najaar vindt hierover een eerste bijeenkomst plaats. Dit om er voor te zorgen dat raadsleden zich zonder druk van buitenaf kunnen blijven uitspreken.
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om de sociale veiligheid van raadsleden structureel te versterken zodat zij zonder angst en druk hun werk kunnen doen?
Voor het versterken van de sociale veiligheid is het open gesprek als raad als collectief als raad een belangrijke eerste stap. Vervolgens moet helder zijn bij wie je terecht kunt in onveilige situaties. In de praktijk is dit naast de (fractie)voorzitter de griffier. De griffier speelt een steeds prominentere rol bij het versterken van de weerbaarheid binnen de raad. Om de griffier te helpen bij het invullen van deze rol werk ik momenteel aan het samenbrengen van alle benodigde informatie en handvatten in een weerbaarheidspakket voor griffiers. Dit pakket wordt ontwikkeld in nauwe samenwerking met de Vereniging van Griffiers en wordt begin oktober gelanceerd.
Welke rol spelen het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur en vertrouwenslijnen zoals NL Confidential en hoe zorgt u dat raadsleden deze voorzieningen beter kennen en gebruiken?
Het Ondersteuningsteam biedt advies en steun aan alle politieke ambtsdragers binnen gemeenten, provincies en waterschappen die geconfronteerd worden met agressie, intimidatie en bedreiging. Het OTWB bestaat uit de beroepsverenigingen van politieke ambtsdragers, zoals de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden. Het team kan onder meer «peers» en ambassadeurs inzetten die snel en vertrouwelijk collegiale bijstand bieden na een heftig incident. Hierbij is ook aandacht voor de impact op gezinsleden. Bekendheid wordt gegenereerd via griffiers, burgemeesters en (lokale) politieke partijen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Versterking lokaal bestuur op woensdag 9 september a.s.?
Ja.
De stand van zaken van de uitvoering van de SP motie om te stoppen met de commerciële noodopvang |
|
Jimmy Dijk (SP), Michiel van Nispen |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de aangenomen motie van het lid Dijk (Kamerstuk 19 637, nr. 3424) die verzoekt om nog voor eind 2025 te stoppen met de commerciële noodopvang?
Herinnert u zich de al eerder aangenomen motie van het lid Dijk (Kamerstuk 36 410, nr. 107) die verzoekt om de verdienmodellen van de commerciële noodopvang te stoppen?
Kunt u aangeven welke stappen ondertussen zijn gezet om de afhankelijkheid van de commerciële noodopvang te verminderen?
Hoe ver is deze commerciële noodopvang afgebouwd? Kun u een tussenstand geven? Zo nee, waarom niet?
Gaat het dit kabinet lukken deze naar nul af te bouwen voor het einde van het jaar? Zo ja, wat is de planning en voortgang? Zo nee, waarom niet?
Hoe is deze de afgelopen maanden afgebouwd? Kun u hier een overzicht en voortgang per maand van geven? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven met hoeveel commerciële partijen nog zaken wordt gedaan en hoeveel partijen dit begin dit jaar nog was?
Kunt u aangeven hoeveel plekken begin dit jaar beschikbaar werden gesteld door commerciële partijen en hoeveel dit nu is?
Wat kostte de commerciële noodopvang in 2024? Hoe hoog zijn de kosten tot nu toe in het jaar 2025?
Verwacht u dat de kosten zullen dalen dit jaar? Zo ja, op basis waarvan zijn deze verwachtingen? Zo nee, wat doet u eraan om deze daling van kosten voor commerciële noodopvang alsnog voor elkaar te krijgen?
Heeft het verminderen van de afhankelijkheid van de commerciële noodopvang prioriteit voor u?
Is het kabinet van mening dat het zeer onwenselijk is dat er veel geld wordt verdiend aan noodopvang door commerciële partijen terwijl de samenleving hier de rekening voor betaalt?
Welke stappen worden er de komende tijd gezet om de invloed van de commerciële noodopvang te beperken?
Onnodig lang hogere verzekeringspremie na kankergenezing |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Onnodig lang hogere verzekeringspremie na kankergenezing»1?
Ja.
Wat vindt u ervan dat jonge ex-kankerpatiënten bij de aanvraag van een verzekering tot tien jaar later worden geconfronteerd met hun medische verleden, terwijl hun overlevingskans vier jaar na de diagnose vaak hetzelfde is als die van leeftijdsgenoten die geen kanker hebben gehad?
Kanker is een zeer ingrijpende ziekte. Juist om onnodige beperkingen voor ex-patiënten bij het verkrijgen van een verzekering hierom is de schonelei-regeling geïntroduceerd. Deze regeling schrijft voor dat verzekeraars slechts gedurende een bepaalde termijn aan een aanvrager mogen vragen of in het verleden kanker is gediagnosticeerd. Daarbij is een belangrijke voorwaarde dat de doorgemaakte ziekte geen aanwijsbare gevolgen meer heeft. De termijn wordt bepaald door middel van algemeen aanvaarde medische inzichten en actuariële en statistische gegevens. Als de verzekeraar op een andere wijze over de informatie beschikt, bijvoorbeeld omdat de betrokkene de informatie al heeft verstrekt bij afsluiten van een eerdere verzekering bij dezelfde verzekeraar (nog binnen de termijn uit de schonelei-regeling), dan mag dit niet meer worden gebruikt bij de premiestelling of klantacceptatie.
Deelt u de mening dat deze jongeren niet onnodig moeten worden blijven geconfronteerd met deze nare periode in hun leven en dat hier mogelijk sprake is van onterechte stigmatisering en discriminatie van ex-kankerpatiënten?
Voor ex-patiënten, zowel jongeren als oudere personen, is dit inderdaad doorgaans een moeilijke periode uit hun leven en het is niet fijn daar opnieuw mee geconfronteerd te worden. De schone-lei regeling is een belangrijk instrument om te voorkomen dat zij hier onnodig aan herinnerd worden.
Heeft u inzicht in hoe vaak het voorkomt dat jongeren die genezen zijn van kanker fors hogere premies moeten betalen?
Nee, ik heb geen informatie beschikbaar over de premies die individuele verzekerden betalen.
Volstaat de schone-lei-regeling die sinds 2021 in Nederland is ingevoerd wat u betreft nog? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De schone-leiregeling is een belangrijk instrument. De termijnen die binnen deze regeling gelden worden gezamenlijk vastgesteld door de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) en het Verbond van Verzekeraars.
De schone-leiregeling hanteert een standaardtermijn van maximaal tien jaar waarna doorgemaakte kanker sowieso geen rol meer speelt bij het aanvragen van een verzekering. Er is tevens ruimte gelaten voor het hanteren van kortere termijnen, die worden vastgesteld op basis van zowel algemeen aanvaarde medische inzichten als actuariële gegevens. Dit zorgt ervoor dat er balans is tussen enerzijds de toegankelijkheid van verzekeringen voor ex-kankerpatiënten en anderzijds de prudentiële verantwoordelijkheid van verzekeraars om passende premies te vragen. De laatste aanpassing van de termijntabel was op 1 januari 2025, waarbij de termijn voor enkele kankersoorten werd ingekort en er vijf kankersoorten zijn toegevoegd waarvoor nu een kortere termijn geldt.
Verder biedt de regeling een differentiatie die is gebaseerd op leeftijd. Er geldt een standaardtermijn van vijf jaar in plaats van tien jaar voor iedereen bij wie er voor het eenentwintigste levensjaar kanker wordt gediagnosticeerd.
Het is van groot belang dat de regeling actueel blijft en dat inzichten die aanleiding geven om termijnen te verkorten worden toegepast. Ik zal de komende tijd opnieuw in overleg treden met de patiëntenorganisaties, verzekeraars en eventuele andere betrokkenen om te bespreken of en welke nieuwe wetenschappelijke inzichten er zijn waardoor verdere differentiatie van de leeftijdstermijnen wenselijk en passend is.
Hoe kijkt u in het licht van de schone-lei-regeling naar de bevindingen uit het onderzoek van het Nederlands Kanker Instituut, het onderzoeksinstituut van het Antoni van Leeuwenhoek met het Erasmus Medisch Centrum waaruit blijkt dat de overlevingskans van jongvolwassenen die zijn genezen van kanker vier jaar na de diagnose vaak hetzelfde is als die van leeftijdsgenoten die geen kanker hebben gehad?
Deze onderzoeken leveren een waardevolle bijdrage in het beoordelen van de passendheid van de geldende termijnen. Deze onderzoeken en andere relevante bevindingen zullen ook betrokken worden bij het overleg waar in vraag 5 naar is verwezen.
Is het mogelijk om de regeling naar leeftijd te differentiëren, waarbij bijvoorbeeld een korte termijn voor jongeren tot een bepaalde leeftijd wordt gehanteerd? Is dit wenselijk volgens u? Welke voor- en nadelen zou dat kunnen hebben?
Ja, de regeling kent reeds differentiatie voor personen tot hun eenentwintigste levensjaar. Voor- en nadelen van dergelijke differentiatie zijn in de kern dezelfde als geldend voor de gehele regeling. Het is een balans tussen betere toegankelijkheid van verzekeringen en hogere prudentiële risico’s. Bij de vaststelling en eventuele aanpassing van termijnen is het daarom belangrijk om dit te baseren op objectieve wetenschappelijke inzichten.
Voor welke kankersoorten geldt inmiddels een kortere termijn dan tien jaar? Welke termijnen gelden bij deze kankersoorten?
De kortere termijnen zijn gebaseerd op zowel het type kanker als het stadium van de ziekte ten tijde van de diagnose. Zie hieronder de huidige termijntabel.2
Baarmoederhalskanker
FIGO-stadium 1A1
3 jaar
FIGO-stadium 1A2
3 jaar
FIGO-stadium 1B
6 jaar
Borstkanker
Stadium T1a/bNoMo
7 jaar
Stadium TicNoMo
9 jaar
Centraal Zenuwstelsel (CZS: meningeoom, mits volledig verwijderd)
Stadium G1
5 jaar
Kanker aan dikke darm en endeldarm (Adenocarcinoom)
T1NoMo en T2NoMo
9 jaar
Stadium 1A
5 jaar
Hodgkin
Stadium 1B
6 jaar
Stadium 2A
8 jaar
Maagkanker
Stadium 1A
8 jaar
Melanoom
Stadium 1
vervalt
Stadium 1A
5 jaar
Stadium 1B
6 jaar
Nierkanker
T1NoMoG1
8 jaar
Stadium 1, overig
9 jaar
Schildklierkanker
(Hürthle-celkanker, folliculaire kanker, papillaire kanker, inclusief mengvormen daarvan),
T1NoMo en
T2NoMo en
T3NoMo
3 jaar
Schildklierkanker
(Hürthle-celkanker, folliculaire kanker, papillaire kanker, inclusief mengvormen daarvan),
Waarbij leeftijd bij diagnose jonger dan 55 jaar
T1NoMo en
T2NoMo en
T3NoMo
6 jaar
Schildklierkanker (Medullaire tumoren)
TiNiMo
6 jaar
Vaginakanker
FIGO-stadium 1
8 jaar
Zaadbalkanker
(type seminoom en tumormarkers negatief)
stadium 1
5 jaar
stadium 2A en stadium 2B
6 jaar
stadium 2C
8 jaar
Zaadbalkanker non-seminoom
(type en tumormarkers negatief)
stadium 1 en stadium 2A
6 jaar
stadium 2B en stadium 2C
8 jaar
Wordt periodiek gemonitord of de schone-lei-regeling goed werkt en niet onterecht (jonge) ex-patiënten dupeert? Zo ja, op welke manier? Zo nee, bent u bereid dit alsnog in te voeren?
In 2022 en 2024 heeft overleg plaatsgevonden met betrokken partijen, waaronder vertegenwoordigers van patiënten. Zoals genoemd in antwoord 5 zal ik opnieuw met betrokkenen bespreken of en welke nieuwe wetenschappelijke inzichten er zijn waardoor verdere differentiatie van de leeftijdstermijnen wenselijk en passend is.
Bent u bereid met verzekeraars en ex-patiënten in gesprek te gaan om tot een toekomstbestendige en rechtvaardige regeling te komen en de termijn van tien jaar in de schone-lei-regeling in te korten, bijvoorbeeld naar vier of vijf jaar? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in antwoord 5 zal ik met betrokken partijen bespreken of en welke nieuwe wetenschappelijke inzichten bestaan waardoor verdere differentiatie van de leeftijdstermijnen wenselijk en passend is.
Kunt u deze vraag los van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat er gedetailleerde plannen zijn voor militaire inzet in Oekraïne |
|
Sarah Dobbe |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Europees commissievoorzitter Von der Leyen aangeeft dat er gedetailleerde plannen zijn voor militaire inzet in Oekraïne?1
Ja.
Kunt u deze berichtgeving bevestigen? Bent u ook op de hoogte van deze plannen?
Ja.
Is de Nederlandse regering betrokken bij het opstellen van deze plannen? Zo ja, wat was de Nederlandse inzet? Is deze verwezenlijkt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft deelgenomen aan het militaire planningsproces onder leiding van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.2 De Nederlandse betrokkenheid bij het militaire planningsproces van de Coalition of the Willing past binnen het Nederlandse beleid van onverminderde steun aan Oekraïne, conform o.a. moties Timmermans en Yesilgöz-Zegerius (motie 36 045, nr. 191, 18 februari jl.) en Paternotte en Van Campen (motie 21 501-02, nr. 3047, 18 februari jl.). Het is cruciaal dat Europa verantwoordelijkheid neemt voor de veiligheid van Oekraïne, die nauw verbonden is aan onze eigen veiligheid. Via een brief is uw Kamer over de ontwikkelingen van het planningsproces geïnformeerd (Kamerstuk 2025Z15788, 10 september jl.).
Wordt een dergelijke eventuele militaire inzet gedaan onder de vlag van de NAVO?
De NAVO is een defensief bondgenootschap, met drie hoofdtaken ten behoeve van de veiligheid van het NAVO-grondgebied: collectieve afschrikking en verdediging, crisispreventie en -beheersing en coöperatieve veiligheid. Eventuele militaire inzet onder NAVO-vlag is niet aan de orde. Momenteel vindt militaire planning plaats via de Coalition of the Willing. Deze internationale coalitie bestaat uit een groep landen die zich inzet voor het vormgeven van veiligheidsgaranties voor Oekraïne, zodat Oekraïne in staat kan worden gesteld om vanuit een zo sterk mogelijke positie te onderhandelen over een duurzaam einde van de oorlog.
Deelt u de mening dat de NAVO een defensief bondgenootschap dient te zijn, gericht op de verdediging van het grondgebied van de lidstaten? Zo ja, hoe verhoudt deze missie zich daartoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u het standpunt dat een militaire missie in Oekraïne buiten het mandaat van de NAVO valt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke voorwaarden stelt de Nederlandse regering aan deelname aan een militaire missie in Oekraïne?
De door Nederland eventuele uiteindelijke inzet van militairen is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de condities van een beëindiging van de vijandelijkheden, de uitwerking van de rules of engagement en modaliteiten omtrent bestandsmonitoring. Het eventueel inzetten van Nederlandse capaciteiten is onder uitdrukkelijk voorbehoud van nationale politieke besluitvorming. Op het moment dat er sprake is van overeenstemming tussen de partijen over een beëindiging van vijandelijkheden en tenuitvoerlegging in zicht komt, zal uw Kamer conform artikel 100 van de Grondwet worden geïnformeerd.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als dit onderdeel is van een vredesakkoord tussen Rusland en Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Om Oekraïne in staat te stellen vanuit een positie van kracht te onderhandelen over een duurzame vrede, zet de Coalition of the Willing zich in om na beëindiging van de vijandelijkheden met een militaire presentie de Oekraïense krijgsmacht te versterken en moderniseren, zodat het in de toekomst Russische agressie kan afschrikken. Oekraïne is een soeverein land dat zelf kan besluiten over de aanwezigheid van internationale militairen binnen eigen grenzen.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als daarvoor een duidelijk mandaat van de VN-veiligheidsraad onder ligt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Oekraïne bepaalt zelf of het buitenlandse troepen op diens grondgebied uitnodigt. Een mandaat van de VN-Veiligheidsraad is hiertoe niet noodzakelijk.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als het mandaat van die militaire missie duidelijk is en de militairen voldoende capaciteit en uitrusting hebben om dat mandaat uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet deelt de mening dat elke inzet van Nederlandse troepen gepaard moet gaan met een helder mandaat en voldoende uitrusting.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als er een duidelijke exitstrategie is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet hecht bij Nederlandse militaire inzet aan realistische doelstellingen inclusief een exit-strategie.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als daar vooraf toestemming vanuit de Kamer voor is gegeven? Zo nee, waarom niet?
Tot op het moment dat er sprake zou zijn van activatie van de gemaakte militaire plannen, blijven de plannen van de Coalition of the Willing in beweging en blijft Nederland betrokken bij het militaire planningsproces. Het kabinet hecht eraan uw Kamer daarbij in de tussentijd te blijven informeren, in zoverre mogelijk gegeven de afspraken binnen de Coalition of the Willing en zonder de onderhandelingspositie van Oekraïne te verzwakken. Zoals ook geantwoord op vraag 7 zal uw Kamer conform artikel 100 van de Grondwet worden geïnformeerd op het moment dat er sprake is van overeenstemming tussen de partijen over een beëindiging van vijandelijkheden en tenuitvoerlegging van het militair plan in zicht komt.
Deelt u het standpunt dat een demissionair kabinet, dat nog maar op de steun van 32 kamerzetels kan rekenen, zeer terughoudend moet zijn in het doen van toezeggingen aan andere landen betreffende de inzet van Nederlandse militairen? Zo nee, waarom niet?
In uw Kamer is een brede meerderheid voor het voortzetten van steun aan Oekraïne, alsook om een constructieve houding aan te nemen ten opzichte van een plan voor militaire inzet in Oekraïne, in lijn met moties Timmermans en Yesilgöz-Zegerius (Motie 36 045, nr. 191, 18 februari jl.) en Paternotte en Van Campen (Motie 21 501-02, nr. 3047, 18 februari jl.). Steun aan Oekraïne is niet-controversieel verklaard en de internationale ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op. Het kabinet dient zich hiertoe te verhouden.
Kunt u de vragen afzonderlijk en spoedig beantwoorden?
De vragen zijn spoedig beantwoord.
De voorgedragen nieuwe demissionaire minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
|
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Bent u bekend met uitlatingen die zijn gedaan door de voorgedragen demissionaire Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over het bekladden van een regenboogzebrapad te Appingedam?1, 2
Wat is uw oordeel over de uitlatingen van de voorgedragen demissionaire Minister van OCW?
Kunt u uitleggen hoe het samengaat dat een persoon die regenboogzebrapaden gelijkstelt aan hakenkruizen de verantwoordelijke bewindspersoon wordt voor het ministerie dat verantwoordelijk is voor emancipatie en de aanpak van discriminatie tegen lhbtqia+-personen?
Kunt u zich voorstellen dat lhbtqia+-personen zich niet gehoord en onveilig voelen met een Minister die dergelijke uitlatingen heeft gedaan?
Wat zegt u als Minister-President voor álle Nederlanders tegen mensen die zich onveilig voelen door mensen in uw ministersploeg?
Wat vindt u ervan dat de voorgedragen demissionaire Minister van OCW het aanbrengen van hakenkruizen bagatelliseert?
Vindt u dat de voorgedragen demissionaire Minister van OCW afstand moet nemen van zijn uitlatingen rondom regenboogzebrapaden en hakenkruizen voordat hij kan aantreden als Minister?
Kunt u zich voorstellen dat de gedane uitlatingen door de aankomend demissionaire Minister van OCW bijdragen aan het dalen van de acceptatie van lhbtqia+-personen in de samenleving? Hoe verhoudt dit zich tot het onderzoek naar de dalende acceptatie dat het ministerie momenteel zelf aan het doen is?
Wat is volgens uw kabinet de betekenis van het symbool van de regenboog(vlag)? Gaat de nieuwe demissionaire Minister van OCW dit uitdragen? Zo nee, waarom niet?
Vindt u het verstandig als de nieuwe demissionair Minister van OCW actief in gesprek gaat met vertegenwoordigers van lhbtqia+-personen om de ontstane zorgen en de gevoelens van onveiligheid naar aanleiding van zijn uitlatingen weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat het demissionaire kabinet in de resterende periode nog actief doen om de acceptatie en de veiligheid van lhbtqia+-personen te vergroten? Kunt u dit nauwkeurig toelichten?
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar uiterlijk woensdag 3 september 2025 om 12.00 uur beantwoorden, gezien de actualiteit? Zo nee, waarom niet?
De Freedom Flotilla actie en de bescherming van Nederlandse burgers |
|
Sarah Dobbe |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Bent u bekend met het feit dat de Freedom Flotilla vloot zondag 31 augustus is uitgevaren richting Gaza met als doel het doorbreken van de illegale blokkade van Gaza door Israël?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat er in ieder geval vier Nederlandse burgers aan boord zijn bij deze vloot?
Ja.
Deelt u de mening dat het doel van deze actie, namelijk het doorbreken van de illegale blokkade van Gaza en het brengen van humanitaire hulp naar de bevolking van Gaza, legitiem is en niet mag worden gehinderd? Zo ja, hoe gaat u hieraan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de zorgen van de initiatiefnemers van de Global Sumud Flotilla over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook. Humanitaire hulp moet onmiddellijk en aanzienlijk worden opgeschaald en moet alle mensen in nood kunnen bereiken in de hele Gazastrook. Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land, aangezien dit de enige manier is om humanitaire hulp te kunnen bieden op de schaal die nodig is. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
De crisis in de Gazastrook is zeer acuut en alle humanitaire hulp voor het gebied is welkom. Tegelijkertijd is de humanitaire hulp die de Sumud Flotilla hoopt af te leveren voornamelijk symbolisch van aard en niet voldoende om de extreme noden in de Gazastrook werkelijk te verlichten. Voor het werkelijk verlichten van de crisis moeten professionele, gemandateerde hulporganisaties structurele en ongehinderde toegang krijgen voor de invoer en distributie van hulpgoederen.
Deelt u de mening dat Israëls handelen tegen de vorige Flotilla actie, namelijk het enteren en gevangennemen van de opvarenden van de Madleen op internationale wateren, illegaal was? Zo ja, wat gaat u doen om dit deze keer te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is onvoldoende bekend over de onderschepping van het schip om tot een definitief oordeel te komen. Onderzoek door met name de vlaggenstaat, het Verenigd Koninkrijk, zou meer gegevens moeten opleveren.
Zie verder het antwoord op vraag 6.
Op welke manieren heeft u de vorige keer bij de Israëlische regering bezwaar gemaakt tegen het illegaal gevangennemen van Nederlandse staatsburgers en het blokkeren van boten met humanitaire hulp?
Tijdens de vorige actie van de Freedom Flotilla Coalition in juni jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten vooraf geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord van de Madleen en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Bent u van plan de Israëlische regering te waarschuwen geen Nederlandse staatsburgers gevangen te nemen bij het brengen van humanitaire hulp aan Gaza? Zo ja, op welke manieren? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten recent geïnformeerd over de aanwezigheid van Nederlandse staatsburgers aan boord van schepen van de Sumud Flotilla en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen de schepen en hun opvarenden.
Bent u van plan er bij de Israëlische regering op aan te dringen de schepen van Freedom Flotilla vrije doorgang te verlenen voor het verstrekken van humanitaire hulp aan Gaza? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Kritiek op de illegale Israëlische blokkade van humanitaire hulp is terecht en het is begrijpelijk dat burgers willen bijdragen aan de verbetering van de humanitaire situatie in de Gazastrook. Daarvoor zet het kabinet zich eveneens onverminderd in. Tegelijkertijd is de kleurcode van het reisadvies voor de Gazastrook rood. Dat betekent: wat uw situatie ook is, reis hier niet heen, het is er te gevaarlijk. Ook waarschuwt het ministerie in het reisadvies dat de Nederlandse overheid geen consulaire bijstand kan bieden in gebieden waar kleurcode rood geldt.
Zie verder het antwoord op vraag 3.
Op welke manieren levert u (consulaire) bijstand aan de Nederlandse opvarenden van de Freedom Flotilla?
Op dit moment heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen consulaire hulpverzoeken ontvangen van Nederlandse opvarenden van schepen van de Sumud Flotilla. Indien een consulair hulpverzoek wordt gedaan, kijkt het ministerie naargelang de mogelijkheden en specifieke omstandigheden of en hoe consulaire bijstand kan worden verleend.
Bent u in contact met andere landen waarvan de burgers opvarenden van de Freedom Flotilla zijn? Zo ja, bent u bereid gezamenlijk op te trekken tegen de Israëlische regering? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat in contact met andere landen van wie staatsburgers opvarenden zijn van schepen van de Sumud Flotilla. Waar opportuun, trekt Nederland gezamenlijk op in contacten met de Israëlische autoriteiten.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en met spoed te beantwoorden, gezien urgentie van de situatie?
De vragen zijn zo snel mogelijk en binnen de gebruikelijke termijn beantwoord.
De belastingkwestie rond kerkelijke vastgoed in Jeruzalem |
|
Don Ceder (CU) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat de gemeentelijke overheid van Jeruzalem opnieuw onroerendgoedbelastingaanslagen oplegt aan kerken en christelijke instellingen in Jeruzalem?1
Ja.
Klopt het dat de lokale autoriteiten van Jeruzalem sinds enige tijd pogingen ondernemen om eigendommen van kerken te belasten die niet expliciet als gebedshuis of klooster functioneren, zoals gasthuizen, scholen en culturele instellingen en inmiddels de bankrekening van de Grieks-Orthodoxe patriarchaat is geblokkeerd?
Er is sinds enige tijd onenigheid tussen de gemeente en de kerken in Jeruzalem over nieuw beleid rondom belastingen op kerkelijke eigendommen. Het klopt dat de bankrekening van het Grieks-Orthodoxe patriarchaat begin augustus is geblokkeerd. De bevriezing is op 22 augustus jl. opgeheven.
Klopt het dat er inmiddels een bericht is uitgestuurd om een executieverkoop te houden voor bezit van de Armeens-apostolische kerk? Hoe beoordeelt u deze situatie en bent u bereid het gesprek aan te gaan met Israëlische (lokale) autoriteiten ten aanzien van deze kwestie en te pleiten voor een bevriezing en het opnieuw overgaan tot overleg voor een definitieve oplossing?
Het kabinet heeft geen kennis van een bericht over een executieverkoop voor bezit van de Armeens-apostolische kerk. De Nederlandse ambassade in Israël heeft de gemeente Jeruzalem over de bevriezing van de bankrekening van de Grieks-Orthodoxe kerk gesproken, waarbij de ambassade opgeroepen heeft om door middel van onderhandelingen met de kerkelijke gemeenschap tot een oplossing te komen.
Deelt u de zorg van kerkelijke leiders dat deze stap het bestaan van kerken en bijbehorende sociale en pastorale activiteiten in Jeruzalem bedreigt? Wat is uw appreciatie van hun verklaring dat dit de status quo, die sinds de Ottomaanse tijd geldt, ernstig schaadt?
Het kabinet vindt het bevriezen van de bankrekening van het Patriarchaat zorgelijk. Dergelijke stappen zetten christelijke instituties en christenen in Jeruzalem onder druk. De bescherming van de christelijke gemeenschap als minderheid is belangrijk voor een pluriform Jeruzalem.
Acht u het terecht dat deze kwestie opnieuw oplaait, terwijl in 2018 na internationale druk en lokale protesten de belastingplannen van tafel zijn gehaald? Wat is er sindsdien veranderd aan de juridische of politieke context die de lokale autoriteiten hiertoe beweegt?
De afgelopen jaren neemt de druk op christenen in Oost-Jeruzalem en christelijke gemeenschappen in Israël toe. Dit geldt ook voor moslims. Beide groepen worden bijvoorbeeld als bezoekers beperkt bij het betreden van de Oude Stad van Jeruzalem, vooral tijdens religieuze feestdagen. Dit zijn zorgelijke ontwikkelingen.
Hoe beziet u deze berichten in het licht van het bevorderen van mensenrechten, waaronder het recht op vrijheid van godsdienst?
De druk op christelijke instituties en christenen in Jeruzalem is zorgelijk, gezien het recht op vrijheid van godsdienst en de speciale status die Jeruzalem zowel binnen het jodendom, het christendom en de islam inneemt. Nederland zet zich wereldwijd actief in voor de bescherming van de vrijheid van religie en levensovertuiging als een fundamenteel mensenrecht. Dit doet Nederland onder andere via het Mensenrechtenfonds, het werk van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging, bilaterale diplomatie en in multilaterale gremia en initiatieven. Daarbij komt Nederland op voor de rechten van alle religieuze groepen, met speciale aandacht voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen. Verder steunt Nederland verschillende projecten gericht op de bevordering van vrijheid van religie in Israël en de Palestijnse Gebieden.
In hoeverre is er contact geweest met lokale kerkleiders en/of Europese diplomatieke partners over deze belastingaanslagen en de impact op hun activiteiten en de christelijke aanwezigheid in Jeruzalem?
De Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse Gebieden heeft contact gehad met het Patriarchaat. De vertegenwoordiging en de Nederlandse ambassade in Israël hebben bovendien met vertegenwoordigingen van meerdere EU-lidstaten en de EU-vertegenwoordiging in Tel Aviv en Jeruzalem deze kwestie besproken.
Welke mogelijkheden ziet u om bilateraal de Israëlische (lokale) autoriteiten aan te spreken op het belang van het behoud van religieuze pluriformiteit en godsdienstvrijheid in Jeruzalem, inclusief het respecteren van bestaande vrijstellingen en afspraken?
De Nederlandse ambassade in Israël heeft de gemeente Jeruzalem over de bevriezing van de bankrekening van het Patriarchaat gesproken, waarbij de ambassade opgeroepen heeft om door middel van onderhandelingen met de kerkelijke gemeenschap tot een oplossing te komen. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een fundamenteel mensenrecht dat voor iedereen geldt, ongeacht achtergrond of overtuiging. Nederland en de EU spreken Israël consequent aan op zijn verantwoordelijkheden onder internationaal recht en de mensenrechtenverdragen, waaronder op het gebied van godsdienstvrijheid.
Bent u bereid dit onderwerp onder de aandacht te brengen in gesprekken met Israëlische (lokale) autoriteiten en expliciet te pleiten voor het behoud van het religieus-culturele erfgoed van christelijke gemeenschappen in Jeruzalem?
Zie antwoord vraag 8.
Welke signalen ontvangt het kabinet verder over de ontwikkelingen op het gebied van veiligheid van christelijke gemeenschappen in Jeruzalem? Bent u bijvoorbeeld bereid om berichten over gespuug op christenen in Jeruzalem mee te nemen in overleggen met Israëlische autoriteiten en aan te dringen op passende maatregelen?
Zie het antwoord op vraag 5 en 9.
Welke inzet levert Nederland op dit moment voor de bescherming van christelijke minderheden en instellingen in Israël, mede gezien het bredere belang van geloofsvrijheid in de regio?
Zie het antwoord op vraag 6.
De beveiliging van de Israëlische delegatie door een voormalig legerofficier met illegale wapens |
|
Jan Paternotte (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland spreekt Israël aan op beveiliging Israëlische delegatie door voormalig legerofficier met illegale wapens»?1
Klopt het dat buitenlandse delegaties die beveiligers met wapens meenemen verplicht zijn dit vooraf te melden bij de Nederlandse autoriteiten, waaronder de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Kunt u uiteenzetten hoe deze procedure normaliter verloopt en welke diensten hierbij betrokken zijn?
Was bij het bezoek van de Israëlische delegatie in november 2024 tijdig melding gemaakt van de aanwezigheid van bewapende beveiliging? Zo ja, welke instanties zijn toen geïnformeerd en welke actie is daarop ondernomen? Zo nee, hoe is het mogelijk dat een dergelijke omissie heeft kunnen plaatsvinden?
Kunt u bevestigen dat een ingehuurde beveiliger, een voormalig Israëlisch legerofficier, bij aankomst op Schiphol werd betrapt met twee pistolen afkomstig uit het illegale circuit en dat bij hem thuis bovendien een AR-15 werd aangetroffen? Wat is uw oordeel over deze constatering?
Welke achtergrondcontroles en toezichtmechanismen bestaan er voor ingehuurde beveiligers die buitenlandse delegaties in Nederland beschermen? Hoe kon het gebeuren dat iemand met illegale wapens werd ingezet bij de beveiliging van een officiële delegatie?
Kunt u uitsluiten dat de betreffende beveiliger, ondanks het bezit van illegale wapens, trainingen heeft verzorgd voor Nederlandse politie- of veiligheidsdiensten? Indien dit niet kan worden uitgesloten, bent u bereid de Kamer hierover op korte termijn te informeren?
Zijn er signalen dat vergelijkbare incidenten (het gebruik van beveiligers met wapens uit het illegale circuit) vaker voorkomen bij buitenlandse delegaties in Nederland? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren en aangeven welke maatregelen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen?
Kunt u ingaan op de stelling van deze man in het NRC dat hij aanwijzingen had voor een aanslag? Kunt u aangeven of hij zulke informatie gedeeld heeft met de overheid?
Kunt u aangeven of de inzet van de Rijksoverheid momenteel voldoet voor de beveiliging van Joodse instellingen en objecten, mede gegeven de toename van het aantal antisemitische incidenten?
Bent u bereid de Kamer per brief te informeren over de lessen die uit deze zaak worden getrokken, en welke organisatorische en juridische maatregelen u zult nemen om herhaling te voorkomen?
Een groen en gezond alternatief voor de huidige plannen van Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB), Thierry Aartsen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Wijmond. Een business case voor alternatieve invulling van het terrein van Tata Steel IJmuiden»?1
Ja, de Minister van Klimaat en Groene Groei (KGG) en ik hebben dit rapport voor de zomer ontvangen tijdens een gesprek met omwonenden. Ook ambtelijk is dit rapport bekend: de ministeries staan in nauw contact met alle betrokkenen, waaronder omwonenden- en milieuorganisaties.
Weet u nog dat verschillende economen ervoor hebben gewaarschuwd dat belastinggeld geven aan het huidige «Groen Staal Plan» grote risico’s met zich meebrengt voor de belastingbetaler en verspilling van belastinggeld zou kunnen betekenen?2 Welke garanties kunt u bieden dat het plan haalbaar is?
Dit signaal is bekend. Het doel van de maatwerkafspraak met Tata Steel is, naast de realisatie van schone en groene staalproductie in de IJmond, juist ook om een duurzaam verdienmodel te realiseren. Er moet zicht zijn op winstgevendheid van de onderneming, voordat een eventuele subsidie toegekend wordt. Het Groen Staal-plan betreft een zeer omvangrijke investering van Tata Steel Nederland (TSN) en het moederbedrijf Tata Steel Limited (TSL). Het bedrijf zal niet investeren zonder zicht op een langetermijnverdienmodel. In dat licht wordt ook verwezen naar uitspraken van de bestuursvoorzitter van TSL.3
Daarnaast zijn strenge voorwaarden verbonden aan een subsidie die verleend wordt door de overheid. Op basis van de Europese regels voor staatssteun voor verduurzaming geldt dat steun niet ingezet mag worden om een verlieslatend bedrijf overeind te houden. De Europese Commissie toetst hier streng op. Verder biedt de maatwerkafspraak ook de mogelijkheid voor de overheid om afspraken te maken over de beheersing van mogelijke risico’s.
Aangezien met het huidige plan van Tata Steel we nog decennia afhankelijk blijven van aardgas, vindt u dat de best optie om geld van burgers in te investeren?
Ja, het huidige plan is nog steeds de betere optie van de onderzochte scenario’s uit het rapport van Wijers en Blom4. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 beoogt het kabinet schone en groene staalproductie die financieel levensvatbaar is. Het kabinet stuurt aan op een goede afweging hierin. De inzet van aardgas is een tussenfase in de transitie naar groen staal. In deze tussenperiode wordt gewerkt aan de beschikbaarheid van voldoende betaalbare, beschikbare en betrouwbare groene, hernieuwbare energie. Door deze noodzakelijke tussenstap neemt de kans toe dat de omvangrijke transitie doorgemaakt zal worden. Het uitsluiten van het gebruik van aardgas zou ertoe kunnen leiden dat de verduurzaming en dus ook de gezondheidswinst voor omwonenden pas veel later of niet wordt gerealiseerd.
Ziet u ook in dat Nederland met het huidige plan van Tata sowieso afhankelijk blijft van verre (niet-Europese) landen voor schadelijk aardgas en ijzererts?
TSN importeert op dit moment aardgas en ijzererts vanuit zowel Europese als niet-Europese landen. Het is ook in de transitie een economische en strategische afweging van het bedrijf zelf om al dan niet de benodigde ijzererts en aardgas te importeren ten behoeve van de staalproductie, en zo ja, waarvandaan het bedrijf dat doet.
Heeft u kennis genomen van het advies van de onafhankelijke Expertgroep Gezondheid IJmond dat voor het goed borgen van gezondheid van omwonenden in de maatwerkafspraken er een garantie moet komen voor een reductie van 90% voor PAK’s, benzeen en een selectie aan metalen? Klopt het dat dat met het huidige plan waarover het kabinet onderhandelt niet gerealiseerd en gegarandeerd wordt, ondanks oproepen van de Kamer om dat wel te regelen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld5 zal naar verwachting sprake zijn van een forse reductie van PAK’s en benzeen, maar waarschijnlijk niet 90%. Er zou dan dus nog een restopgave overblijven. Die zou deels worden gerealiseerd na 2030 als gevolg van de verdere verduurzaming van het bedrijf (na het vervangen van de resterende hoogoven en kooksgasfabriek). Het kabinet kan in het openbaar geen verdere mededelingen doen over wat onderdeel is van de onderhandelingen over maatwerkafspraken.
Wat is uw reactie op het rapport «Wijmond. Een business case voor alternatieve invulling van het terrein van Tata Steel IJmuiden»? Wat vindt u van de verschillende bouwstenen in het rapport?
Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van het rapport. De bouwstenen zijn interessante denkrichtingen die veelal bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen waar het kabinet aan werkt: voldoende betaalbare woningen, ruimte voor Defensie, de energietransitie en natuurherstel. Tegelijkertijd neemt het rapport als vertrekpunt dat TSN op korte termijn zal krimpen of sluiten, terwijl het bedrijf juist inzet op het Groen Staal-plan. Die inzet, met versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving, is ook de inzet van het kabinet voor de onderhandelingen over maatwerkafspraken.
Overigens wil ik nog meegeven dat Tata Steel zelf eigenaar is van het terrein. Ook als er geen maatwerkafspraak komt, is het primair aan het bedrijf zelf om mogelijke alternatieve invulling van het terrein te wegen.
Kunt u per scenario grondig onderbouwd toelichten welke potentie u daarin ziet?
In een eerder stadium zijn diverse scenario’s door Wijers en Blom onderzocht en door het kabinet gewogen6. De uitkomst van die weging is dat het kabinet inzet op maatwerkafspraken die de verduurzaming van TSN mogelijk helpen maken, met versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving. Daarom is het niet opportuun om nu nieuw onderzoek te doen naar de potentie van deze alternatieve denkrichtingen.
In het rapport komen veel aspecten aan de orde, maar nader onderzoek zou nodig zijn om te kunnen spreken van echte business cases of een volwaardige maatschappelijke kosten-batenanalyse. De scenario’s zijn interessant maar rusten ook op een aantal cruciale aannames, zoals over de bereidheid van TSN om op korte termijn te krimpen of te sluiten, en over mogelijke kosten van bodemsanering (zie ook het antwoord op vraag 10). Deze aannames zijn voor rekening van de auteur van het rapport.
In hoeverre neemt u de bevindingen uit dit rapport mee in de lopende onderhandelingen met Tata Steel over de maatwerkafspraken?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 6 bevat het rapport ideeën voor een hypothetisch scenario waarin TSN op korte termijn zou krimpen of sluiten. Dat is echter niet de inzet van de onderhandelingen over maatwerkafspraken.
Heeft u kennis van genomen dat het Wijmond-rapport de financiële situatie van Tata Steel, de juridische procedures en de marktvooruitzichten als factoren benoemt die een onsuccesvolle transitie en mogelijke sluiting van de fabriek tot gevolg kunnen hebben? Deelt u deze conclusie en zijn er, naast het Groen Staalplan, ook alternatieve plannen voorbereid voor het geval Tata Steel de deuren sluit?
Ja, de analyse over deze punten in het Wijmond-rapport is bekend. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 2 hebben het kabinet en het bedrijf zelf als doel om de transitie naar schone en groene staalproductie in de IJmond te realiseren. Ik deel in zoverre de conclusie dat deze transitie essentieel is voor het toekomstperspectief van het bedrijf in Nederland. De overheid en het bedrijf zijn juist om die reden intensief in gesprek om deze transitie daadwerkelijk mogelijk te maken. Het rapport van Wijers en Blom gaat ook in op alternatieve plannen voor het Groen Staal-plan. De sluitingsroute werd als ongunstig beoordeeld, met zeer hoge financiële en uitvoeringsrisico’s. Het kabinet kiest, mede gelet op de economische en strategische waarde, voor behoud van staalproductie in de IJmond. Om die reden wordt de sluitingsroute niet verder uitgewerkt.
Heeft u er kenis van genomen dat volgens de studie de kosten voor de sloop en sanering van het terrein naar schatting 2 tot 4 miljard euro bedragen, wat aanzienlijk lager is dan de 12 miljard euro die eerder in de media is genoemd? Erkent u deze inschatting?
Het rapport noemt een bandbreedte van 1,7 miljard tot 7,3 miljard euro; daarbinnen schat de auteur dat de kosten 2 tot 4 miljard zouden bedragen (p. 81). Uit het rapport blijkt niet duidelijk hoe deze berekening en inschatting tot stand zijn gekomen. De berekening en inschatting zijn voor rekening van de auteur van het rapport.
Kent u de motie van de leden Kostic en Soepboer, waarbij het kabinet de opdracht kreeg om sterker te borgen dat vervuilers zelf de kosten van de schade die ze met vervuiling veroorzaken gaan betalen, en niet de belastingbetaler?3
Ja. Zoals eerder in reactie op de motie aangegeven8 is het principe «de vervuiler betaalt» voldoende geborgd in de regelgeving.
Erkent u dat Tata Steel aansprakelijk is voor de bodemvervuiling op het terrein en dus zelf moet betalen voor de bodemsanering? Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat Tata Steel gaat betalen voor de enorme vervuiling die ze hebben veroorzaakt, in plaats van de gewone burger?
Het klopt dat ieder bedrijf aansprakelijk is voor de bodemvervuiling die het veroorzaakt. In de eerdere brief over de bodemvervuiling op het TSN-terrein wordt uitgebreid ingegaan op het verschil tussen historische vervuiling en vervuiling door TSN9. Het kabinet zet in op maatwerkafspraken die de verduurzaming en het schoner maken van de staalproductie van TSN mogelijk helpen maken, met versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving. Toekomstige bedrijfsactiviteiten zullen moeten voldoen aan de relevante wet- en regelgeving, zoals vergund door het bevoegd gezag. Dat geldt ook voor eventuele eisen aan de bodemkwaliteit op het terrein.
Heeft u er kennis van genomen dat het rapport stelt dat het scenario «Stad in de duinen», met de bouw van 30.000 tot 40.000 woningen, inkomsten kan genereren van 4 tot 5 miljard euro die kunnen helpen bij het dekken van saneringskosten. Kunt u toelichten hoe de overheid dit potentieel zou kunnen benutten?
Het rapport biedt interessante denkrichtingen voor de situatie waarin TSN op korte termijn zou krimpen of sluiten. In dat hypothetische geval kunnen de geschetste scenario's bijdragen aan de huidige uitdagingen rond de kwaliteit van de leefomgeving, schaarste aan woonruimte en druk op werklocaties in het Noordzeekanaalgebied. Het gaat echter om hypothetische scenario’s die niet aan de orde zijn en die deels gestoeld zijn op belangrijke aannames, zoals ook aangegeven in de antwoorden op vragen 6, 7, 8 en 9. Daar komt bij dat er in het gehele Noordzeekanaalgebied sprake is van een schaarste aan ruimte voor economische activiteiten en het uitgangspunt is om bestaande ruimte voor de economie te behouden10.
Kunt u toelichten hoe u kijkt naar de potentiële bijdrage van het Wijmondplan aan de oplossing van de wooncrisis?
Ik wil nogmaals benadrukken dat TSN de eigenaar is van het terrein. Ook als er geen maatwerkafspraak komt, is het primair aan het bedrijf zelf om mogelijk alternatieve invulling van het terrein te wegen.
Op zichzelf staand zouden 30.000 tot 40.000 extra woningen in positieve zin bijdragen aan het woningtekort. In de woondeal van de Metropoolregio Amsterdam zijn echter voldoende locaties afgesproken waarmee de woningbouwambitie van de regio kan worden ingevuld tot en met 2030. Het benutten van de locatie van TSN kent, zoals in het Wijmond-rapport ook aan de orde komt, financiële en uitvoeringsrisico’s, onder meer vanwege de bodemverontreiniging. Deze locatie zou bovendien pas op de lange termijn tot ontwikkeling kunnen komen en is daarmee geen oplossing voor de wooncrisis op de korte termijn. Tot slot is de potentiële bijdrage zoals gezegd hypothetisch van aard en deels gestoeld op een aantal belangrijke aannames, zoals ook aangegeven in de antwoorden op vragen 6, 7, 8, 9 en 13.
Heeft u er kennis van genomen dat het scenario «Natuur- en innovatiegebied» in het rapport aangeduid wordt als de meest maatschappelijk rendabele optie vanwege de baten van natuur, meer werkgelegenheid en lagere zorgkosten? Wat is uw onderbouwde visie op het prioriteren van maatschappelijke baten?
Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van deze denkrichting in het rapport. De aanname dat bedrijven die elders in Nederland gevestigd zijn naar dit gebied willen verhuizen, lijkt echter te optimistisch. Verschillende steden zijn innovatiedistricten en campussen aan het opzetten. Daarbij blijkt het verleiden van bedrijven om te verplaatsen een uitdaging. Ook dient voorkomen te worden dat een nieuw in te richten innovatiedistrict gaat concurreren met bestaande en in ontwikkeling zijnde gebieden binnen dezelfde regio.
Bent u het eens met de conclusie van de studie dat dat het Groen Staalplan de minst aantrekkelijke optie is wat betreft maatschappelijke baten? Welke andere scenario’s worden meegenomen in de besluitvorming?
Het kabinet deelt deze conclusie niet. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vragen 6, 7, 8 en 9 zet het kabinet, op basis van eerdere onderzoeken en besluitvorming11, in op het Groen Staal-plan. Deze route wordt nader uitgewerkt en maakt het mogelijk om schoon en groen staal te produceren in de IJmond, waardoor de economische en strategische waarde daarvan wordt behouden voor Nederland en Europa.
Bent u bereid te stoppen met de onderhandelingen met Tata Steel, gebaseerd op het achterhaalde, kostbare en risicovolle (voor milieu, gezondheid en belastingebetaler) Groen Staal Plan? Zo nee, waarom gokt u met geld van belastingbetalers?
Nee, het kabinet is niet bereid om de onderhandelingen te stoppen. Het kabinet zet juist in op een verantwoorde en zorgvuldige besteding van belastinggeld, zoals ook aangegeven in de beantwoording van vragen 2 en 3. Deze inzet moet juist leiden tot versnelde reductie van overlast voor omwonenden en de leefomgeving, zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 6.
Kunt u de vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Ja.
De voortgang van de hersteloperatie toeslagen. |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kunt u de Kamer informeren over de status van de versnelling van de schadeafhandeling die ouders vanaf september tegenmoet zouden kunnen zien, zowel met betrekking tot de route ontwikkeld door het ministerie, als de huidige situatie bij de Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH)?
In de aanbiedingsbrief van de 20e VGR is aangekondigd dat het kabinet er alles aan doet om ouders per september een versnelde schadeafhandeling aan te bieden. Het kabinet zet momenteel de laatste stappen naar een vereenvoudiging met uiteindelijk twee routes voor aanvullende schade: de route MijnHerstel en de route van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH). Ook zijn samen met diverse betrokkenen waaronder SGH, belangrijke stappen gezet rondom de uniformering van het schadekader. Ik verwacht dit op korte termijn hierover te kunnen communiceren zodat ouders duidelijkheid hebben over hoe we op een ruimhartige manier in de hersteloperatie schadeposten compenseren.
Met SGH zijn afspraken gemaakt over onder andere toegang voor de ouders met een IB-beschikking lager dan € 30.000,- en het overgaan op een systeem waarin schadestaten niet voor- maar achteraf gecontroleerd worden. Deze afspraken zijn gedurende de zomer in de praktijk gebracht, waardoor het nu nog te vroeg is om met zekerheid te zeggen wat voor effect dit heeft gehad op de gemiddelde doorlooptijd van schadeafhandeling bij SGH.
Met betrekking tot de ontwikkeling van Mijn Herstel heb ik u via een Kamerbrief geïnformeerd dat deze route niet in september live kan gaan. Wanneer een livegangsdatum bekend is, zal uw Kamer daarover worden geïnformeerd.
Zijn alle dossiers van gedupeerde ouders, zoals toegezegd, in augustus inderdaad opgepakt? Zo niet, waarom niet en om hoeveel dossiers gaat het?
Ja, op dit moment zijn ook de integrale beoordelingen van de laatste groep aangemelde ouders in behandeling. De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) ligt op koers om zoals toegezegd einde dit jaar de integrale beoordelingen af te ronden.
Is het kabinet inmiddels wel bereid om een regeringscommissaris aan te stellen voor het herstel van de toeslagenaffaire, zoals een meerderheid van de Kamer al vanaf 2023 vraagt vanwege de enorme snelheid waarmee de verantwoordelijk bewindspersonen wisselen en de grote onrust die dit iedere keer veroorzaakt bij gedupeerde ouders en kinderen, aangezien gedupeerden opnieuw te maken hebben met een wisseling van bewindspersoon?
Juist om te zorgen voor voortgang in de hersteloperatie toeslagen en om onrust bij gedupeerden te minimaliseren heeft het kabinet gekozen voor continuïteit op de portefeuille Herstel en Toeslagen, en zal ik de komende periode mijn werk, samen met onder andere uw Kamer voortzetten om ouders voorbij het onrecht te helpen. Eerder heb ik u met de reactie op het rapport van de Commissie Van Dam1 geïnformeerd over de afwegingen rondom het aanstellen van een regeringscommissaris. De primaire verantwoordelijkheid om de hersteloperatie in goede banen te leiden ligt bij het kabinet, ondersteund en gevoed door onder meer een programma-directoraat-generaal gericht op de coördinatie van de hersteloperatie. Het kabinet heeft ervoor gekozen in te zetten op gerichte versterking van het overzicht, de slagkracht en de menselijkheid en tegelijkertijd geen grootscheepse herstructurering door te voeren, zoals bestuurlijke lagen introduceren of organisatorische of juridische herinrichting doorvoeren.
De jaarlijkse medische kostenpost na terugkeer. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Hoeveel geeft de Dienst Terugkeer en Vertrek uit aan medische behandeling uitgesplitst voor en na terugkeer?
Hoeveel bedraagt de jaarlijkse medische kostenpost op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet?
Bent u bekend met het artikel «Gemeenten toetsen zorgondernemers nauwelijks op kwaliteit» en andere artikelen van Follow the Money in hun dossier over zorgfraude?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de geschatte omvang van zorgfraude door aanbieders, uitgesplitst naar zorgsector over de afgelopen jaren?
Nee, dat kan ik helaas niet. Zoals eerder aangegeven zijn meerdere onderzoeken hierin niet geslaagd, omdat er geen eenduidig te dupliceren model is voor het meten van de omvang van fraude met zorggelden. De genoemde tien miljard is een schatting waar geen sluitende onderbouwing voor is, maar het is helaas duidelijk dat het om veel geld gaat.
Herkent u het in het artikel geschetste beeld dat gemeenten nauwelijks gebruik maken van de mogelijkheid die de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) sinds 5 jaar geeft waardoor overheden zorgondernemers kunnen toetsen op mogelijk criminele activiteiten? Heeft u een verklaring dat sinds 2020 maar 16 aanvragen zijn gedaan bij het Landelijk Bureau Bibob, waarvan vorig jaar 13 door Twentse gemeenten?
Ja, ik herken het beeld dat gemeenten tot op heden beperkt gebruik maken van de mogelijkheden die de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) biedt om zorgaanbieders te toetsen. Een eenduidige verklaring is niet voorhanden. De toepassing van de Wet Bibob is een autonome bevoegdheid van iedere gemeente. Het Landelijk Bureau Bibob en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geven voorlichting aan de gemeenten om de bekendheid en het gebruik van de Wet Bibob te bevorderen.
Daarnaast verwacht ik dat de subsidie van het Ministerie van VWS aan de VNG voor de proeftuinen Aanpak zorgfraude in de regio’s Twente en Hart van Brabant bijdraagt aan een toenemend gebruik van de Wet Bibob. Zo heeft Twente in de proeftuinen een beproefde werkwijze over de inzet van het Bibob-onderzoek ontwikkeld. Hierbij gaat de aandacht bij screening uit naar mogelijke malafide zorgaanbieders. In Twente is hierdoor de inzet van de Wet Bibob gericht en goed ingeregeld in samenwerking met de partijen in de strafrechtketen. Twente heeft deze werkwijze in 2024 ingezet bij de inkoop Wmo en Jeugdhulp, waarop meer dan 500 zorgaanbieders hebben ingeschreven. Bij verscheidene Bibob-onderzoeken is het Landelijk Bureau Bibob geraadpleegd. De VNG deelt de resultaten van de proeftuinen met alle gemeenten.
Op welke manier kunt u gemeenten ondersteunen en helpen om meer gebruik te maken van de Wet Bibob om mogelijke zorgfraude tegen te gaan? Bent u hierover ook in gesprek met de gemeenten en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)?
Met de VNG vindt periodiek overleg plaats, onder meer over de proeftuinen Aanpak zorgfraude. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Welke overheidsinstanties kunnen allemaal gebruik maken van de Wet Bibob voor het checken van zorgondernemers? Is het een optie dat de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) hier gebruik van gaat maken voordat zij subsidies vertrekken, om op deze manier fraude met subsidies tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
De Wet Bibob is van toepassing op een groot aantal verschillende typen overheidsbeslissingen, zoals vergunningen, subsidies, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is. Overheden (Rijksoverheid, provincies en gemeenten) kunnen in aanvulling op het eigen onderzoek het Landelijk Bureau Bibob verzoeken om advies uit te brengen over de mate van gevaar dat een beschikking, subsidie, overheidsopdracht of vastgoedtransactie wordt gebruikt voor criminele doeleinden. Het Landelijk Bureau Bibob kan hierbij gebruik maken van informatiebronnen die voor de overheden niet toegankelijk zijn.
De Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I en onderdeel van het Ministerie van VWS) kan gebruik maken van de Wet Bibob. DUS-I onderzoekt momenteel hoe de Wet Bibob zorgvuldig toegepast kan worden binnen het subsidiedomein en hoe deze wet misbruik en oneigenlijk gebruik kan helpen voorkomen. Naar verwachting is dit onderzoek eind 2025 afgerond.
Zijn er andere (overheids)diensten die gebruik kunnen maken van de Wet BiBob om fraude met zorggelden tegen te gaan? Welke instanties of organisaties zijn dit en maken zij al gebruik van de mogelijkheden die de Wet Bibob voor de zorg biedt?
Ja, in de bijlage bij het Besluit Bibob zijn specifieke rechtspersonen met een overheidstaak aangewezen die gebruik kunnen maken van de Wet Bibob2. In het kader van het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) zijn afspraken gemaakt om de Wet Bibob beter te benutten waar mogelijk.
Welke maatregelen (behalve voorbereidingen voor de Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders) zijn er genomen en in gang gezet na het rapport «Er is meer aan de hand»2, uit juni 2024 waarin de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie van het Onderwijs waarschuwen voor de toename van fraude binnen het onderwijs en de zorg, en expliciet waarschuwt voor risico’s voor de kwaliteit en veiligheid in de zorg? Wat hebben deze maatregelen effectief opgeleverd?
Voor de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van het rapport «Er is meer aan de hand» verwijs ik Uw Kamer naar de brief van 31 maart 2025.4 Zoals in deze brief aangekondigd, wordt uw Kamer dit najaar over de voortgang van de ingezette maatregelen geïnformeerd.
De verplichtingen van staten met betrekking tot klimaatverandering |
|
Christine Teunissen (PvdD), Suzanne Kröger (GL), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het historische advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 23 juli 2025 inzake de verplichtingen van staten met betrekking tot klimaatverandering?
Ja.
Bent u ermee bekend dat het advies stelt dat het nalaten van een staat om passende maatregelen te nemen tegen klimaatverandering, onder meer door het verstrekken van subsidies voor fossiele brandstoffen, «een internationale onrechtmatige daad kan vormen die aan die staat kan worden toegerekend»?
Ja.
Erkent u dat elke vorm van staatssteun aan fossiel niet in lijn is met de klimaatdoelen van Parijs en daarmee een schending van internationale afspraken is? Bent u voornemens uw beleid op gebied van fossiele steun te analyseren naar aanleiding van dit advies? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze lezing onderschrijft het kabinet niet. Het kabinet voert klimaatbeleid gericht op de Europese en nationale klimaatdoelen, zodat Nederland zijn bijdrage levert aan het realiseren van de temperatuurdoelstelling van de Overeenkomst van Parijs. Dit beleid is gericht op een effectieve, efficiënte en rechtvaardige transitie naar een klimaatneutraal, Nederland en Europa. In deze transitie zal, mede als gevolg van dit beleid, het gebruik van fossiele energiedragers verminderen. Ook tegen deze achtergrond kan een vorm van staatssteun aan het gebruik van fossiele energiedragers – binnen de toegestane Europese kaders – (tijdelijk) nodig zijn om bijvoorbeeld energiearmoede, leveringszekerheid of verplaatsing van bedrijven en CO2-uitstoot (weglek) naar het buitenland te voorkomen. Daarmee worden in de lezing van het kabinet geen internationale afspraken geschonden. Het kabinet ziet daarom in het advies van het IGH geen aanleiding om een nieuwe analyse te maken van het beleid dat steun geeft aan fossiele energie.
Klopt het dat de Nederlandse staat nog steeds voor rond de 40 miljard aan verschillende vormen van steun aan de fossiele sector geeft? Zo nee, hoeveel steun geeft de Nederlandse overheid op dit moment aan de fossiele sector?
In Nederland wordt jaarlijks in de Miljoenennota inzicht gegeven in fossiele voordelen (ook wel fossiele subsidies). Dit overzicht laat zien in hoeverre de klimaatschade die voortkomt uit het gebruik van fossiele energiedragers direct of indirect beprijsd is. Ook wordt geïnventariseerd welke subsidieregelingen een specifiek (direct of indirect) voordeel geven aan emissie van broeikasgassen als gevolg van het gebruik van fossiele energiedragers. In de Miljoenennota 2026 blijkt uit dit overzicht een klimaatbeprijzingstekort van 18,0 mld. euro voor het jaar 2024 voor emissies die gepaard gaan met het gebruik van fossiele energiedragers (inclusief uitgestelde emissies die worden toegerekend aan niet-energetisch gebruik van fossiele energiedragers). Het opgeteld budgettair belang van subsidieregelingen voor het jaar 2025 bedraagt 29,8 mld. euro. Dit budgettaire belang betreft vooral voordelen die samenhangen met verlaagde tarieven of vrijstellingen in milieuheffingen. Twee kanttekeningen zijn van belang bij deze optellingen: ten eerste worden verlaagde tarieven berekend ten opzichte van het hoogst geldende tarief van een milieuheffing. Een verhoging van de tariefstelling van milieuheffingen verhoogt hiermee dus ook de budgettaire omvang van een vrijstelling of een verlaagd tarief. Daarnaast wordt bij de optelling van het budgettaire belang van regelingen geen rekening gehouden met eventuele alternatieve heffingen voor een gebruikersgroep. Hiermee kan het opgeteld budgettair belang een vertekend beeld geven.
Zijn de juridische risico’s voor het verlenen van die steun toegenomen door het advies van het IGH? Zo ja, waarom en hoe gaat u deze risico’s verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het advies verduidelijkt de bestaande internationaalrechtelijke verplichtingen van staten op het gebied van klimaat, maar schept geen nieuwe verplichtingen. De uitleg van het IGH over de internationaalrechtelijke verplichting om mitigatiemaatregelen te nemen, sluit aan bij de zienswijze van het Koninkrijk der Nederlanden. De juridische risico’s zijn door het advies dus niet toegenomen, maar een herbevestiging van de verplichting om mitigatiemaatregelen te nemen.
Is het u bekend dat het IGH in paragraaf 252 van haar advies benadrukt dat staten de verplichting hebben om bedrijven zo te reguleren dat 1,5°C niet onmogelijk wordt? Op welke wijze voldoet de Nederlandse staat aan die verplichting?
Ja, dat is het kabinet bekend. Het IGH benadrukt dat staten passende maatregelen moeten treffen om de doelstellingen van hun zogenaamde Nationally Determined Contributions (NDC’s) te verwezenlijken, ook met betrekking tot activiteiten die door private actoren worden uitgevoerd. Deze maatregelen kunnen bestaan uit een regelgevend kader, waaronder de effectieve regulering van private actoren.
Nederland heeft zich in EU-verband met de Overeenkomst van Parijs, de Europese klimaatwet en de nationale Klimaatwet gecommitteerd aan klimaatneutraliteit in 2050 en daarmee aan de doelstelling van 1,5-graad. Nederland beschikt in EU- en nationaal verband over een uitgebreid regelgevend kader en werkt voortdurend aan nieuwe regelgeving, ook gericht op private actoren, ter verwezenlijking van de Europese en nationale klimaatdoelen. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de verplichting om bedrijven zodanig te reguleren dat het behalen van de 1,5 graad-doelstelling niet onmogelijk wordt.
Klopt het dat het recente besluit van de Europese Unie om klimaatplannen niet verplicht te maken en geen resultaatverplichtingen op het gebied van klimaat aan bedrijven te stellen, ingaat tegen deze verplichting? Zo nee, waarom niet?
Waarschijnlijk verwijst de vraagsteller naar het Omnibus I-voorstel van de Europese Commissie, waarmee de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) wordt aangepast. De onderhandelingen hierover lopen nog en het Europees Parlement heeft nog geen positie bepaald. De onlangs bereikte Raadspositie inzake het Omnibus-I-Voorstel bevat nog steeds een verplichting een klimaattransitieplan vast te stellen. Het kabinet heeft eerder aangegeven eraan te hechten dat deze verplichting behouden blijft.1
Daarnaast zijn de klimaatdoelstellingen van de Unie uitgewerkt in een breed palet aan wetgevingsinstrumenten die alle relevante sectoren bestrijken, waaronder industrie, mobiliteit, gebouwde omgeving, energievoorziening, landbouw en landgebruik. Deze regelgeving bewerkstelligt een afdwingbare en coherente uitvoering van het klimaatbeleid binnen de gehele Unie en bestaat onder andere uit het EU-ETS, ESR, LULUCF, en verplichtingen ten aanzien van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Hiermee wordt, zoals reeds in het antwoord op vraag 6 is toegelicht, uitvoering gegeven aan de verplichting om bedrijven zodanig te reguleren dat het behalen van de 1,5 graad-doelstelling niet onmogelijk wordt.
Bent u bekend met paragraaf 482 van het advies waarin het IGH staten medeverantwoordelijk houden voor de activiteiten van de in hun land gevestigde bedrijven? Kunt u beiden aangeven hoe dit oordeel zich verhoudt tot de huidige beleidspraktijk van Nederland? Op welke wijze spreekt de Nederlandse overheid bedrijven aan? Welke consequenties verbindt u aan het schenden van internationale afspraken op gebied van klimaat, milieu en mensenrechten door bedrijven?
Ervan uitgaande dat wordt gedoeld op paragraaf 428, is het kabinet bekend met dit deel van het advies. Het oordeel van het IGH sluit aan bij de beleidspraktijk die is beschreven in de antwoorden op vragen 6 en 7. Het is voor Nederland van belang het internationaal recht te respecteren en hiernaar te leven. Nederland beschikt, mede ter uitvoering van Europese regelgeving, over een effectief regelgevend kader om bedrijven te verplichten en te stimuleren de uitstoot van broeikasgassen te reduceren. Effectief toezicht en handhaving vormen het sluitstuk van dit kader. Dit omvat onder meer controles en inspecties, monitoring van emissies en het opleggen van maatregelen en sancties bij overtredingen van wettelijke normen. Bedrijven worden aangesproken via advies, toezicht en, indien nodig, handhavingsmaatregelen.
Verder verwacht het kabinet dat Nederlandse bedrijven die zakendoen in het buitenland, dit maatschappelijk verantwoord doen. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) vormen de basis van het Nederlandse IMVO-beleid. Kernonderdeel hiervan is de verwachting dat bedrijven gepaste zorgvuldigheid toepassen. Dat betekent dat zij risico’s voor mens en milieu in hun bedrijfsvoering en waardeketens in kaart brengen en waar nodig aanpakken. Dit wordt een wettelijke verplichting in de CSDDD. Over wijzigingen in deze richtlijn wordt in het kader van het Omnibus I-voorstel momenteel nog onderhandeld.2
De overheid stimuleert IMVO door middel van elkaar versterkende maatregelen. Zo heeft Nederland een onafhankelijk Nationaal Contactpunt (NCP) dat meldingen behandelt van stakeholders die een meningsverschil hebben over de toepassing van de OESO-richtlijnen. Daarnaast kunnen ondernemingen alleen gebruik maken van het BHO handelsinstrumentarium als zij voldoen aan IMVO-voorwaarden. Uiteindelijk is het de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven om beslissingen te nemen binnen de grenzen van de wet.
Kent u paragraaf 282 van het advies, waarin het IGH stelt dat adaptatiemaatregelen getoetst moeten worden op de mogelijke schade die ze aanrichten op mens en milieu? Kunt u bevestigen dat de effecten op mens en milieu meegewogen worden bij besluitvorming over adaptatiemaatregelen die Nederland steunt in het buitenland?
Ja, ik ben bekend met paragraaf 282 van het advies. Deze effecten worden meegewogen in de besluitvorming. Nederland draagt via verschillende kanalen bij aan adaptatieactiviteiten in het buitenland. Onder andere via bilaterale en multilaterale ontwikkelingssamenwerking en de FMO. Ook programma’s zoals Partners voor Water en het International Panel on Deltas and Coasts (IPDC) dragen bij aan adaptatie in het buitenland. Alle bijdragen vanuit Nederlands instrumentarium zijn onderworpen aan procedures die de mogelijke nadelige effecten op mens en milieu afwegen (environmental, social and governance due diligence3 en milieueffectrapportage).
Erkent u dat het IGH in paragraaf 449–455 bevestigt dat staten verplicht zijn om schade door klimaatverandering te voorkomen, en dat bij het niet naleven van deze plicht sprake kan zijn van een internationaal onrechtmatige daad die herstel, waaronder compensatie, vereist? Hoe verhoudt dit zich tot het recente Nederlandse besluit om niet meer bij te dragen aan het VN-fonds voor klimaatschade (Fund for Responding to Loss & Damage)? Kan het uitblijven van een dergelijke bijdrage juridische en diplomatieke risico’s met zich meebrengen?
Ja, ik ben bekend met paragraaf 449–455 waarin is opgenomen dat sprake kan zijn van een internationaal onrechtmatige daad en dat een staat de verplichting kan hebben tot rechtsherstel. Rechtsherstel is een onderdeel van het staatsaansprakelijkheidsrecht. De uitspraak van het IGH op dit onderwerp is geheel overeenkomstig het bestaande internationaal gewoonterecht, zoals neergelegd in de Artikelen inzake Staatsaansprakelijkheid. Om te bepalen of en zo ja welke vorm van rechtsherstel geboden moet worden, moet een causaal verband worden vastgesteld tussen de internationaal onrechtmatige daad en bepaalde schade die een andere staat heeft geleden of kan lijden. Compensatie is een vorm van rechtsherstel. De invulling hiervan (hoogte, etc.) is afhankelijk van de specifieke omstandigheden en moet (volgens het IGH) per geval beoordeeld worden.
Het Hof zegt over de relatie tussen aansprakelijkheid en het VN-fonds voor klimaatschade dat deze los staan van elkaar. Zo moet aan het VN-fonds voor klimaatschade worden bijgedragen op een faciliterende basis en in het kader van samenwerking. Dit gebeurt derhalve niet in de context van aansprakelijkheid voor een internationale onrechtmatige daad. Het Hof zegt dat dit wordt bevestigd in paragraaf 51 van het besluit van de Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP) waarmee de Overeenkomst van Parijs is aangenomen.
Erkent u dat het advies bevestigt dat rijke landen als Nederland volgens het principe van klimaatrechtvaardigheid een extra verantwoordelijkheid hebben voor het terugdringen van klimaatuitstoot en aansprakelijk kunnen worden gesteld als zij niet aan deze afspraken voldoen? Onderschrijft u dat deze invulling van klimaatrechtvaardigheid concrete handelingsperspectieven biedt? Zo nee, waarom niet?
Het IGH legt in zijn advies uit dat «equity» of billijkheid kan dienen als een leidraad voor de interpretatie van de toepasselijke regels van het internationaal recht. Het Koninkrijk heeft hierover in zijn inbreng aangegeven dat billijkheid zich op diverse plaatsen uit in het klimaatrecht, onder andere in de toepassing van common but differentiated responsibilities and respective capabilities (CBDR-RC). Dit betekent dat iedere staat een verantwoordelijkheid heeft, maar dat deze al naar gelang van de omstandigheden verschillen. Dit verschil komt bijvoorbeeld tot uiting in de mate van zorg die een staat moet betrachten om klimaatverandering te mitigeren. Het kabinet onderkent het principe van CBDR-RC als een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle klimaattransitie. Over de omstandigheden van staten zegt het Hof dat de kwalificatie als «ontwikkeld land» of «ontwikkelingsland» niet statisch is, maar met de tijd kan veranderen. Daarnaast heeft elke staat de verplichting om samen te werken om klimaatverandering tegen te gaan. Deze verplichting staat los van of een staat meer of minder welvarend is. De invulling van de plicht om samen te werken wordt echter wel ingegeven door de economische draagkracht van een staat.
Volgens het advies gelden de algemene regels van staatsaansprakelijkheid bij een schending van klimaatverplichtingen. De status van een land als ontwikkelingsland of ontwikkeld land is (volgens het Hof) niet van belang voor de toepassing van deze regels, maar bij de vaststelling een schending van een specifieke regel van het internationaal (klimaat)recht, in het bijzonder de zorgplicht, kan het onderscheid wel een rol spelen. Tevens onderstreept het Hof dat het staatsaansprakelijkheidsrecht geen speciale status toekent aan verschillende categorieën van benadeelde staten en dat alle staten een belang hebben bij de bescherming van de verplichtingen in het kader van klimaatverandering, mede omdat klimaatverandering een «common concern of humankind» is.
Voldoet Nederland aan de afspraken onder het Parijs-akkoord voor het terugdringen van de klimaatuitstoot? Zo nee, zijn de juridische risico’s van het niet voldoen aan de internationale afspraken toegenomen door de uitspraken van het IGH?
Als partij bij de Overeenkomst van Parijs levert Nederland zijn bijdrage aan de afspraken onder de Overeenkomst. Dit doet Nederland samen met de andere lidstaten van de EU via de Europese klimaatdoelen die zijn vastgelegd in de Europese Klimaatwet: ten minste 55% emissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990, en klimaatneutraliteit in 2050. De Europese klimaatdoelen zijn in lijn met de benodigde EU-inzet om het temperatuurdoel van 1,5°C te halen. Deze doelstellingen worden gerealiseerd via een omvangrijk en bindend wettelijk kader. Nederland implementeert dit kader binnen de nationale rechtsorde en neemt passende maatregelen om bij te dragen aan de verwezenlijking van zowel de EU-doelstellingen als de nationale doelen.
Het EU-klimaatdoel voor 2030 is eveneens gecommuniceerd in de EU NDC voor 2030. Dit document beschrijft de Europese bijdrage aan de doelen van de Overeenkomst van Parijs. Het EU-klimaatdoel voor 2050 vormt het hart van de Europese Langetermijnstrategie. Op dit moment loopt de EU-besluitvorming over een wettelijk bindend tussendoel voor 2040, en over de NDC voor 2035 die daarvan zal worden afgeleid. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in het desbetreffende BNC-fiche.4
Heeft dit advies invloed op uw inzet voor de COP30 dit najaar? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Het IGH heeft onder meer naar COP-besluiten gekeken om tot dit advies te komen. Dit bevestigt in de eerste plaats hoe belangrijk het is dat Nederland actief blijft in de multilaterale klimaatonderhandelingen tijdens deze en volgende COPs. De precieze inzet voor COP30 wordt op een later moment dit najaar vastgesteld. Het kabinet zal u daarover via de gebruikelijke wegen informeren.
Erkent u dat Nederland als laaggelegen delta zelf zeer kwetsbaar is voor klimaatverandering en aanzienlijke investeringen in adaptatie moet plegen? Ziet u kansen om landen die hun uitstoot onvoldoende terug te brengen aan te klagen na het advies van het IGH? Zo nee, waarom niet?
Gezien de lage ligging van Nederland is bescherming tegen overstromingen ook zonder klimaatverandering een voortdurende taak die blijvend vraagt om investeringen. Door klimaatverandering en met name zeespiegelstijging en hogere rivierafvoeren, zal de omvang van deze opgave en investeringen in de toekomst toenemen. Dit geldt ook voor het voorkomen van schade door extreme regenval, droogte of hitte.
Het advies van het IGH bevestigt dat staten die hun klimaatverplichtingen onvoldoende naleven daarvoor aansprakelijk gesteld kunnen worden onder het internationaal recht. Dit kan zowel op basis van klimaatverdragen, als op basis van het internationaal gewoonterecht, op grond waarvan staten verplicht zijn zich in te spannen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken en daarmee klimaatverandering tegen te gaan en grensoverschrijdende milieuschade te voorkomen. Deze verplichtingen gelden dus voor alle staten, ongeacht of zij partij zijn bij klimaatverdragen. Schending van deze verplichtingen kan leiden tot een internationale onrechtmatige daad met een verplichting tot rechtsherstel, dat kan bestaan uit compensatie, restitutie of genoegdoening. Er zijn wel praktische beperkingen. Zo heeft het IGH bijvoorbeeld benadrukt dat staten alleen rechtsherstel kunnen claimen als er een «voldoende direct en zeker causaal verband» bestaat tussen de internationale onrechtmatige daad en de geleden schade. De wereldwijde en complexe aard van klimaatverandering maakt het lastig om dit causale verband tussen een specifieke schending van een internationale verplichting en elders geleden schade te bewijzen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat Klimaat en Energie op 3 september?
Het advies van het IGH vergt een zorgvuldige juridische analyse, die momenteel plaatsvindt. Daar wil het kabinet voldoende tijd voor nemen. Dat is de reden dat deze Kamervragen niet al voor het Commissiedebat klimaat en energie van 3 september jl. (versneld) zijn beantwoord. Conform de toezegging van de Minister van KGG tijdens het genoemde Commissiedebat, zal het kabinet een reactie op het IGH-advies met de Kamer delen.