Het gebrek van behandeling van pedofilie |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de constatering van deskundigen uit de psychiatrie dat de behandeling van pedofielen tekort schiet?1
In de uitzending van RTL nieuws kwam naar voren dat mensen lang moeten zoeken voordat ze geschikte hulpverlening hebben gevonden en dat bovendien het taboe rond pedofilie hen weerhoudt om vroegtijdig hulp te zoeken. Tevens bleek wel dat veel expertise over hulpverlening met betrekking tot pedofilie reeds is ontwikkeld in de forensische zorg en deze kennis nog beter verspreid moet worden in de reguliere GGZ. De vroegtijdige hulp aan pedofielen, die niet de fout in zijn gegaan, moeten we verbeteren.
Deelt u de mening van het Nederlands Instituut van Psychologen dat hulpverlening aan pedofielen in een vroeg stadium veel leed kan voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De samenleving, en in het bijzonder kinderen, moeten beschermd worden tegen kindermisbruik. Het NIP constateert dat «de hulpverlening die er nu is, voornamelijk op gang komt wanneer een pedofiel al de fout in is gegaan. Hulpverlening kan in een vroeg stadium veel leed voorkomen, zowel bij de slachtoffers als bij de daders». Ik onderschrijf de mening van het NIP dat hulpverlening in een vroeg stadium veel leed kan voorkomen. Ik vind het dan ook van groot belang dat zo vroeg mogelijk goede zorg voor handen is. Dit kan met behulp van de expertise, die is opgebouwd door de forensische poliklinieken (waaronder bijvoorbeeld de Waag met vestigingen in Amsterdam, Den Haag, Haarlem, Leiden en Utrecht). Vanuit deze klinieken wordt ook zorg geboden aan pedofielen die niet op forensische titel deze zorg krijgen.
Bent u van plan maatregelen te nemen om de behandeling van pedofielen te bevorderen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Er is op dit moment expertise aanwezig in het veld. Bij forensische poliklinieken, maar eventueel ook bij reguliere psychologen of seksuologen kunnen pedofielen terecht voor behandeling. Vanwege het taboe rond deze stoornis is het echter zeer lastig om deze doelgroep in behandeling te krijgen. Pedofielen (die nog niet de fout in zijn gegaan) moeten zich namelijk vrijwillig aanmelden voor behandeling en dus hun gedrag als problematisch ervaren.
Vandaar dat ik het initiatief wil nemen om vroegtijdige hulpverlening te stimuleren. Dit op een vergelijkbare manier als de verschillende campagnes, die in omringende landen zijn gestart om kindermisbruik te voorkomen.
Dat betekent dat ik veldpartijen ga vragen om bijvoorbeeld de Engelse campagne Stop it now! naar Nederland te vertalen. Vervolgens zal ik de effecten hiervan actief monitoren.
Daarnaast voorzie ik dat de bestaande ontwikkeling van (anonieme) e-health in de ggz ook voor pedofielen kan bijdragen aan eerder in behandeling krijgen van deze groep. Tegelijkertijd zal ik om tafel gaan met de betrokken beroepsgroepen, om te stimuleren dat de kennis die aanwezig is over behandeling van pedofilie in de forensische zorg wordt gedeeld met de reguliere GGZ. Ook dit komt tijdige doorverwijzing ten goede.
De Annual Growth Survey |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de kritiek van de Europese Commissie op het Nederlandse Concept Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) in haar Annual Growth Survey 2011?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de aanbevelingen van de Europese Commissie in de Annual Growth Survey. In de gezamenlijke brief d.d. 4 februari 2011 van de ministers van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie en Financiën aan uw Kamer over de Annual Growth Survey wordt ingegaan op uw vraag hoe het kabinet tegen de analyse van de Europese Commissie aankijkt en hoe dit meegenomen wordt in onder andere de definitieve versie van het Nationaal Hervormingsprogramma.
De Europese Commissie is in haar rapport nu ook kritisch; gaat u deze kritiek ter harte nemen in het schrijven van de definitieve versie van het NHP? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft de Europese Commissie in de Summary Nederland als enige Europese lidstaat niet opgenomen in de tabel met daarin de landelijke vertalingen van de «Europe 2020 Targets»?2
Zoals aangegeven in het concept Nationaal Hervormingsprogramma (TK 21 501-20, nr. 493) en in de brief over de Annual Growth Survey, heeft het kabinet voor de Europese doelen op het gebied van CO2-uitstoot, duurzame energie en voortijdig schoolverlaters reeds een nationale vertaalslag gemaakt. Voor de Europese doelen op het gebied van arbeidsparticipatie, R&D, energie-efficiëntie, tertiair onderwijs en sociale inclusie zijn de nationale doelstellingen vooralsnog kwalitatief van aard. In het Nationaal Hervormingsprogramma van april zullen de ambities van het kabinet beleidsmatig nader worden uitgewerkt.
Kunt u de tabel wellicht aanvullen met de Nederlandse doelen zodat de Kamer alsnog een overzicht kan krijgen van de ambities van Nederland in Europees perspectief?
Zie antwoord vraag 3.
'Bewoner verpleeghuis kan kamer kwijtraken' |
|
Margreeth Smilde (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bewoner verpleeghuis kan kamer kwijtraken»?1
Ja, ik ken het bericht.
Deelt u de mening dat de onrust die nu ontstaat niet bevorderlijk is voor het huiselijke gevoel dat bewoners zouden moeten hebben in het verpleeghuis?
Ik ben het met u eens, dat iedere vorm van onrust voorkomen moet worden in het verpleeghuis. Onrust heeft altijd weerslag op cliënten en zeker de kwetsbare groep, die verblijft in een verpleeghuis, moet hiertegen beschermd worden. Helaas is het niet altijd mogelijk om dit te voorkomen. Ik vind het belangrijk dat de cliënten en familieleden dan ook goed geïnformeerd worden.
Deelt u de mening dat lange wachtlijsten voor een kamer in het verpleeghuis en de financieringsstromen soms nopen tot vervelende maatregelen in de zorg? Zo ja, aan welke alternatieven denkt u dan? Zo nee, wat zijn dan de knelpunten in de huidige regelgeving en financieringsstromen?
Ik wil u erop wijzen dat over het algemeen de meeste cliënten binnen de redelijke termijn worden opgenomen in het verpleeghuis. De wachtlijsten zijn niet zo lang meer. In de brief over de toegankelijkheid van de AWBZ van 2 juli 2010 (TK 30 597, nr. 147) is uw Kamer hierover geïnformeerd.
De NZa doet op dit moment onderzoek naar de knelpunten in de huidige afwezigheidsregels. Ik wil de resultaten van dit onderzoek afwachten en daarna te kijken naar een mogelijke oplossing.
Kunt u aangeven hoe de verpleeghuizen weten hoe lang de bewoners in het ziekenhuis zullen verblijven?
Het verpleeghuis zal altijd contact hebben met het ziekenhuis over de toestand van de bewoner. In samenspraak zullen zij komen tot een oordeel hoe lang een bewoner in het ziekenhuis verblijft en welke maatregel het verpleeghuis eventueel zal nemen als de ziekenhuisopname langer duurt. Hierover wordt ook het zorgkantoor geraadpleegd. Ik vind het daarnaast van het grootste belang dat er overleg zal zijn met de cliënt en/of diens familie over het gebruik van de verpleeghuiskamer.
Wat zijn de rechten van de bewoners in situaties zoals deze?
In de houtskoolschets over de Zorgbeginselenwet (TK 2010–2011, 32 604, nr. 1) heb ik mijn ambitie kenbaar gemaakt, dat iedere bewoner recht heeft op een eigen kamer of op een kamer met partner als dat de wens is.
De algemene leveringsvoorwaarden voor zorg met verblijf, die in de sector verpleging en verzorging door branche- en cliëntenorganisaties zijn opgesteld, geven een kader voor behoud van de eigen kamer bij ziekenhuisopname. Met deze afspraken behoudt de bewoner in ieder geval voor minimaal veertien dagen de eigen kamer. Omdat het een minimumregeling is, is het altijd mogelijk dat de cliëntenraad er aanvullende afspraken over maakt met het bestuur van de zorginstelling. Tenslotte is in het overleg tussen cliënt of familie en de zorgaanbieder over de periode na de twee weken waarop het recht op behoud van de eigen kamer nu is ontstaan, de redelijkheid en billijkheid een belangrijke factor.
Wordt het probleem verholpen zodra scheiden van wonen en zorg wordt ingevoerd? Is het aangekaarte probleem dan niet een reden om het scheiden van wonen en zorg versneld in te voeren?
Momenteel wordt er nog onderzoek gedaan naar de consequenties van het scheiden van wonen en zorg. Ik zal deze probleemstelling hierin meenemen en u berichten zodra de resultaten hierover bekend zijn.
Turkse kritiek op het Nederlandse immigratie- en integratiebeleid |
|
Han ten Broeke (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Turkije bekritiseert hard Nederlands immigratiebeleid»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de constante inmenging van de Turkse regering, nu bij monde van minister Celik, een negatieve invloed heeft op de integratiekansen van Turkse Nederlanders? Bent u van plan de Turkse regering ervan op de hoogte te brengen dat ook in de Turkse gemeenschap in Nederland zelf er grote zorgen zijn over de integratie, getuige de open brief van Turks-Nederlandse professionals in de Volkskrant van 10 januari 2010, een feit dat door de Turkse regering stelselmatig wordt verworpen en genegeerd?
Het kabinet is het niet eens met genoemde uitspraken van Minister Çelik. Nederland bepaalt zelf de integratievoorwaarden voor migranten. Daarbij is het aan Turkse Nederlanders om invulling te geven aan de mate waarin zij contacten met de Turkse regering wensen te onderhouden. Contacten tussen een vreemde mogendheid en haar (voormalige) onderdanen in Nederland mogen louter op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. De inhoud van de open brief van Turks-Nederlandse professionals is, gezien de reactie van de Turkse minister, bekend bij de Turkse autoriteiten.
Kunt u, naar aanleiding van de opmerkingen van de Turkse minister, aan de Turkse regering vragen wat Nederland kan leren van Turkije op het gebied van integratie van minderheden, jeugdbeleid en de aanpak van ontspoorde jongeren? Kunt u uw Turkse collega ministers hierbij wellicht uitnodigen de Turkse visie en aanpak in Den Haag te komen toelichten?
In de voorbije periode is met de Turkse overheid geregeld gesproken over elkaars standpunten inzake integratie. Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 2 februari jl. nadrukkelijk het Nederlandse integratiebeleid in Ankara uiteengezet. Dit kabinetsbeleid zal voortdurend in contacten met de Turkse overheid aan de orde blijven komen.
Deelt u de mening dat juist de sterke band met Turkije en Turks georiënteerde organisaties een rem is op de integratie van Turkse Nederlanders, zoals ook gesteld door Zihni Ozdil in de Volkskrant van 12 januari 2011?2
Turkse Nederlanders dienen hun individuele keuzevrijheid te behouden, gericht op participatie in de Nederlandse samenleving. Vrijwilligheid moet het uitgangspunt blijven in contacten met de Turkse overheid.
Kunt u, gezien het feit dat minister Verhagen op 4 oktober 2010 aangaf dat de kosten voor een verblijfsvergunning voor Turkse onderdanen die rechten ontlenen aan het associatieverdrag EU-Turkije juist zijn verlaagd, in tegenstelling tot de hernieuwde aantijging die minister Celik uit, aangeven of de Turkse regering de hoge kosten voor een verblijfsvergunning voor Nederlanders inmiddels zelf ook verlaagd heeft? Zo nee, zult u er werk van maken dat dit zo snel mogelijk gebeurt?
De verlaging van de kosten voor een verblijfsvergunning voor Turkse onderdanen, die toegang hebben tot de Nederlandse arbeidsmarkt, is inmiddels geëffectueerd. Dit verlaagde tarief geldt ook voor de gezinsleden van deze Turkse onderdanen. Nederland heeft in contacten met de Turkse autoriteiten de hoogte van de Turkse leges aan de orde gesteld. Het kabinet verwacht dat Turkije op zijn beurt, vanuit het oogpunt van reciprociteit, zijn tarieven zal verlagen.
Kunt u bij de Turkse regering onze zorgen uiten over de bescherming van minderheden als Alevieten, Koerden en Armeniërs in Turkije en het restrictieve beleid van de Turkse regering ten opzichte van de rechten van minderheden, zoals ook werd weergegeven in de Voortgangsrapportage Turkije 2010 van de Europese Commissie?3
Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie van het laatste EU-uitbreidingspakket, deelt het kabinet de conclusie van de Europese Commissie dat nog een flinke inspanning vereist is ten aanzien van de rechten van minderheden in Turkije. In de contacten met Turkse autoriteiten is de bescherming van etnische en religieuze minderheden een belangrijk gespreksonderwerp. Het kabinet vraagt hier consequent aandacht voor, zowel in EU-verband als in contacten met de Turkse overheid.
Zult u ook, naar aanleiding van de Duitse en Oostenrijkse ervaringen in 2010 met Turkse integratiebemoeienis, onze zorgen over de aanhoudende inmenging van de Turkse regering met de integratie van in Nederland wonende minderheden delen met uw collega EU-ministers, waarvan een aantal immers dezelfde problemen ervaart? Zult u dit een rol laten spelen bij de onderhandelingen over Turkse toetreding tot de EU?
Nederland beschouwt dit vooraleerst als een bilaterale aangelegenheid. Daarbij geldt dat het kabinet in zijn contacten met Turkije het Nederlandse standpunt over het voetlicht zal blijven brengen. Bij de toetredingsonderhandelingen met Turkije richt de EU zich op de vastgestelde criteria die betrekking hebben op overname van de politieke en economische Kopenhagencriteria en de Europese wet- en regelgeving (acquiscommunautaire). Hier blijft het kabinet kritisch op toezien.
De onrechtmatige vreemdelingenbewaring van een voormalige alleenstaande minderjarige asielzoeker in de Kerstperiode |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat een 18-jarige jongen uit Angola die al negen jaar alleen in Nederland verblijft, op 24 december 2010 één dag voor kerst, in vreemdelingenbewaring is geplaatst?1
Nee. De vreemdeling waar in deze vraag aan wordt gerefereerd werd op 22 december 2010 in vreemdelingenbewaring gesteld.
Klopt het dat de rechtbank van Dordrecht in een uitspraak van 7 januari 20112 heeft geoordeeld dat deze vreemdelingenbewaring onrechtmatig was, derhalve niet had mogen plaatsvinden, en de bewaring van deze jongen onmiddellijk moet worden opgeheven? Is dit laatste inmiddels gebeurd?
Op 7 januari 2011 is de vrijheidsontnemende maatregel, die was opgelegd op 22 december 2010, opgeheven op last van de rechtbank. De vreemdeling werd in vrijheid gesteld.
Klopt het dat de rechtbank heeft overwogen dat de vreemdelingenbewaring in deze zaak is gebruikt om deze kwetsbare jongen te dwingen mee te werken aan terugkeer naar Angola? Zo ja, to welke reactie geeft dit u aanleiding? Bent u ervan op de hoogte dat de mate van medewerking aan terugkeer geen grond is om een vreemdeling in de gevangenis te zetten? Zo ja, wat is de verklaring dat hiertoe in deze zaak toch toe is overgegaan? Waarom wordt een vreemdeling in bewaring geplaatst terwijl er geen aspecten van openbare orde spelen en er geen vluchtgevaar is?
Uit mijn beleid, zoals dat ook is bevestigd door de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, volgt dat een vrijheidsontnemende maatregel kan worden toegepast ten aanzien van de vreemdeling die niet of onvoldoende meewerkt aan zijn uitzetting. Juist door de oplegging van de maatregel wordt de mogelijkheid van uitzetting veilig gesteld, doordat permanent kan worden toegezien op de inspanningen tot terugkeer. Daarnaast wordt het zicht op uitzetting verscherpt en bevorderd. De noodzaak voor het opleggen van een vrijheidsontnemende maatregel wordt gemotiveerd aan de hand van de vreemdeling persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden. De mate van medewerking aan vertrek vormt een afweging in dit kader.
In het concrete geval van de door u aangehaalde zaak is door de procesvertegenwoordiger ter zitting – zoals ook blijkt uit de uitspraak – allereerst gewezen op het gebrek aan medewerking van de vreemdeling aan zijn uitzetting in de periode voorafgaand aan diens inbewaringstelling. Daarbij is verwezen naar de gedragingen van de vreemdeling bij gelegenheid van een presentatie bij de Angolese autoriteiten, zijn verklaringen tijdens de diverse vertrekgesprekken en het niet nakomen van gedane toezeggingen contact op te nemen met het IOM. Daarmee heeft de procesvertegenwoordiger een correcte presentatie gegeven van de feiten en omstandigheden van de zaak. Uw beschrijving van de gang van zaken ter zitting deel ik niet. Noch ben ik van mening dat de omstandigheden in deze zaak of de tijd van het jaar reden hadden moeten zijn om anders te handelen. Uiteraard ben ik bereid op uw verzoek het stenografische verslag aan de Tweede Kamer te zenden.
In deze zaak heeft de rechter geoordeeld dat onvoldoende gebleken is dat niet met een lichter middel had kunnen worden volstaan en heeft hij gelast de bewaring op te heffen. De onderliggende rechtsvraag is in andere uitspraken afdoende uitgemaakt. Hoewel ik de conclusie van de rechter in onderhavige zaak op zichzelf niet volledig deel, heb ik besloten niet in hoger beroep te gaan en voor het moment te berusten in de feitelijk ontstane situatie. Deze uitspraak geeft echter geen aanleiding de uitvoering anders te instrueren.
Vreemdelingenbewaring zie ik als ultimum remedium en wordt als zodanig ook toegepast. Het proces is zodanig ingericht, dat de vreemdeling voorafgaand aan een inbewaringstelling wordt gehoord, teneinde te beoordelen of sprake is van feiten en omstandigheden welke aanleiding zouden kunnen geven van de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel af te zien. Ook na de inbewaringstelling van een vreemdeling wordt – indien zich relevante feiten of omstandigheden voordoen – bezien of deze aanleiding geven alsnog voor een lichter middel te kiezen.
Overigens zal ik naar aanleiding van de motie van het lid Gesthuizen c.s. de mogelijkheden om meer gebruik te maken van alternatieven voor vreemdelingenbewaring nader onderzoeken en uw Kamer hierover voor de zomer van 2011 informeren.
Klopt het dat uw procesvertegenwoordiger tijdens de zitting bij de rechtbank in eerste instantie heeft verhuld wat de werkelijke reden was van de inbewaringstelling en dat dit pas is toegegeven nadat hier door de rechter op is doorgevraagd? Zo ja, wat is hiervoor uw verklaring? Bent u bereid het stenografisch verslag van de rechtszitting aan de Tweede Kamer te zenden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het mensonterend is om een jonge jongen die al negen jaar in Nederland is, jaren een verblijfsvergunning heeft gehad, alleen naar Nederland is gestuurd en al bijna zijn hele jeugd een onstabiel bestaan heeft geleid, één dag voor kerst uit zijn vertrouwde omgeving te halen en in de gevangenis te plaatsen, zonder dat hij iets misdaan heeft? Wat is uw verklaring dat, ondanks een poging vanuit de Tweede Kamer om de bewaring van deze jongen in elk geval tijdens de kerstdagen op te heffen, deze juridisch onrechtmatige en bovendien onmenselijke vreemdelingenbewaring toch is voortgezet?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de rechtbank heeft geoordeeld dat in zaken als deze lichtere middelen dan bewaring hadden moeten worden toegepast? Zo ja, tot welke reactie geeft uu dit aanleiding? Waarom is dit nagelaten? In hoeverre worden lichtere middelen dan vreemdelingenbewaring standaard serieus overwogen door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en/of de Vreemdelingenpolitie?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze omstandigheid van de onrechtmatige vreemdelingenbewaring mee te wegen om ten aanzien van deze jonge Angolees gebruik te maken van uw discretionaire bevoegdheid?3
Uiteraard betrek ik bij mijn beslissing om al dan niet de discretionaire bevoegdheid toe te passen alle feiten en omstandigheden in deze zaak. Inzake de (on)rechtmatigheid van de bewaring, verwijs ik echter naar mijn bovenstaande antwoorden.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen Overleg over vreemdelingenbewaring dat u met de Tweede Kamer heeft op 26 januari a.s?
Verklaringen omtrent gedrag voor criminele jongeren |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Weinig animo voor herkansing van criminele jongeren»1?
Ja
Hoeveel voorwaardelijke Verklaringen omtrent het Gedrag (VOG) zijn er aangevraagd en hoeveel zijn er afgegeven? Wat zijn doorgaans de redenen voor de afwijzingen?
Ter gelegenheid van de start van de pilot «VOG onder voorwaarden» (hierna de pilot) op 27 mei 2010, zijn in totaal zeven aanvragen voor een VOG onder voorwaarden ingediend bij het Centraal Orgaan verklaring Omtrent het gedrag (hierna COVOG). Het COVOG heeft hiervan in drie gevallen vastgesteld dat de aanvrager voldeed aan alle voorwaarden voor deelname aan de pilot. Deze drie VOG’s heeft de toenmalige Minister van Justitie bij de aftrap van de pilot aan de betreffende jongeren uitgereikt.
In de vier overige gevallen voldeden de aanvragers niet aan alle gestelde voorwaarden voor deelname aan de pilot. De aanvragers waren ofwel ouder dan de gestelde maximumleeftijd van 21 jaar, ofwel waren nog niet aantoonbaar op de goede weg omdat zij recentelijk met justitie in aanraking waren gekomen.
Is het waar dat er na de uitreiking van de eerste drie voorwaardelijke VOG slechts twee aanvragen zijn gedaan? Zo ja, waar ligt dat aan en wat gaat u doen om het aantal aanvragen toe te laten nemen? Zo nee, hoeveel aanvragen zijn er dan wel gedaan?
Sinds de start van de pilot heeft het COVOG geen nieuwe aanvragen voor afgifte van een VOG onder voorwaarden ontvangen. Ik verwijs overigens naar mijn antwoord op vraag 9.
Deelt u de mening dat het voor het voorkomen van herhaling van crimineel gedrag het van groot belang is dat jonge ex-delinquenten stage kunnen lopen en een opleiding kunnen afmaken? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het zeer geringe aantal voorwaardelijke VOG dat is afgegeven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is voor jongeren met een strafrechtelijk verleden van groot belang dat zij resocialiseren in de samenleving, zodat wordt voorkomen dat zij terugvallen in strafbaar gedrag. Het lopen van een stage of het volgen van een opleiding kan hieraan bijdragen. Hierbij merk ik op dat niet voor alle stages of opleidingen een VOG is vereist. Daar waar een VOG wordt gevraagd ben ik mij ervan bewust dat dit ertoe kan leiden dat stagiaires niet de door hen gewenste stage kunnen lopen. Om jongeren die aantoonbaar op de goede weg zijn zo goed mogelijk te kunnen laten resocialiseren heeft de toenmalige Minister van Justitie de pilot gestart waarin een VOG onder voorwaarden wordt verstrekt. Vanwege de beperkte vraag naar een VOG onder voorwaarden, is ook slechts in een beperkt aantal gevallen een VOG onder voorwaarden verstrekt.
In 2010 heb ik 15 645 reguliere VOG-aanvragen ontvangen van jongeren onder de 18 jaar. Daarvan zijn er 63 geweigerd. Dat is 0,4 % van de aanvragen. Toegespitst op de gemeente Rotterdam, waar de pilot plaatsvindt, ging het om 367 reguliere aanvragen van jongeren onder de 18 waarvan de toenmalige Minister van Justitie er drie heeft geweigerd. In de overige gevallen heeft hij wel een VOG verstrekt.
Deelt u de mening dat het teleurstellend is dat slechts een zeer gering aantal jongeren met criminele antecenten voorwaardelijke VOG hebben gekregen? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat dit aantal gaat stijgen? Zo nee, waarom niet?
De pilot is gestart vanwege het signaal dat jongeren met een strafrechtelijk verleden door de weigering van de VOG te veel werden belemmerd in het volgen van een stage of het vinden van een baan. Er wordt echter slechts zeer beperkt gebruikgemaakt van de mogelijkheid om een VOG onder voorwaarden te krijgen. Dat zou erop kunnen wijzen dat de behoefte daaraan minder groot is dan eerder werd verondersteld.
Onder verwijzing naar mijn antwoord op vraag 4, merk ik overigens op dat het reguliere beoordelingskader voor VOG-aanvragen ruimte biedt om een zorgvuldige belangenafweging te maken. Hierbij wordt rekening gehouden met de belangen die een jongere met een strafrechtelijk verleden heeft bij afgifte van de VOG.
Is het waar dat veel werkgevers wel weten van het strafblad van hun stagiair, maar er zelf geen problemen mee hebben? Zo ja, waarom moeten wettelijke regels in die gevallen een stageplek in de weg moeten staan?
Veelal brengt een stagiair de werkgever op de hoogte van zijn of haar strafrechtelijk verleden. Hierbij geldt dat het de verantwoordelijkheid is van de werkgever om te bepalen of hij van een stagiair een VOG verlangt of niet. Dit is anders als het overleggen van een VOG – zoals het geval is bij de pilot – wettelijk verplicht is gesteld. In deze gevallen kan de werkgever de stagiair niet zonder overlegging van een VOG stage laten lopen. De samenleving dient beschermd te worden tegen personen die bepaalde strafbare feiten hebben gepleegd waaraan bijzondere risico’s zijn verbonden die de behoorlijke uitoefening van de functies binnen deze branche in de weg staan. Te denken valt daarbij aan functies in de zorg en het onderwijs, waarbij sprake kan zijn van bijvoorbeeld een afhankelijkheidsrelatie. In die gevallen is het niet verantwoord om het kunnen vervullen van de functie te laten afhangen van de persoonlijke mening van de werkgever over de door de stagiair gepleegde strafbare feiten.
Deelt u de mening van de woordvoerder van het ROC Zadkine dat door jongens met een relatief gering crimineel verleden geen VOG te geven, zij in feite dus dubbel gestraft worden? Zo ja, wat gaat u doen om in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Hoewel het voorstelbaar is dat het als een straf gevoeld kan worden, is de weigering van de afgifte van de VOG geen straf. De VOG is een preventief bestuursrechtelijk instrument dat tot doel heeft om te voorkomen dat personen (ook jongeren) met een voor een functie of stage relevant strafrechtelijk verleden gedurende een vastgestelde periode werkzaam kunnen worden in die functie of daarin stage kunnen lopen. Dit vanwege het risico voor de samenleving dat het strafrechtelijk verleden van de jongere met zich brengt. Per geval wordt een individuele afweging gemaakt waarbij wordt beoordeeld of de VOG ondanks het strafrechtelijk verleden van de jongere kan worden afgegeven. Hierbij wordt het belang van de jongere zorgvuldig afgewogen tegen het belang van beperking van de risico’s voor de samenleving.
Is het waar dat de pilot met de voorwaardelijke VOG nog te weinig bekendheid geniet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te veranderen?
De pilot heeft zowel bij de start als daarna in landelijke en lokale media aandacht gehad. Ook de burgemeester van Rotterdam heeft zich binnen de gemeente bij meerdere gelegenheden positief uitgelaten over de pilot. Bovendien vervult hij richting werkgevers een stimulerende en faciliterende rol om hen te bewegen om als werkgever deel te nemen aan de pilot.
Daarnaast wijzen de twee deelnemende ROC’s hun leerlingen die stage gaan lopen op het bestaan en de mogelijkheden van de pilot.
Tot wanneer loopt de pilot met de voorwaardelijke VOG en zijn de uitkomsten tot nu toe aanleiding om de duur of de opzet van de pilot te veranderen? Zijn er plannen om de pilot naar andere gemeenten uit te breiden?
De pilot loopt tot 1 oktober 2011. Hierbij is afgesproken om de pilot tussentijds te evalueren. Mede gezien mijn antwoorden op vragen 4. en 5. is het niet aannemelijk dat de evaluatie aanleiding geeft om de pilot voort te zetten. Gezien de huidige resultaten van de pilot, zal ik deze niet uitbreiden naar andere gemeenten.
Deelt u de zorg dat een (te) rigide toepassing van de regels rond het afgeven van een (voorwaardelijke) VOG resocialisatie kan belemmeren daar waar de veiligheid dit niet vereist?
Van rigiditeit in de toepassing van regels is geen sprake zoals hiervoor is uiteengezet.
Het bericht dat de staatssecretaris kleinere cellen beter vindt |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «Kleinere cel is beter»1 en «Staatssecretaris ziet heil in private gevangenissen»2?
Ja.
Deelt u de mening dat het topprioriteit heeft om recidive van gedetineerden terug te dringen? Op welke manier draagt privatisering daaraan bij? Waarom kan de markt dat beter dan de overheid?
Het terugdringen van de recidive is voor dit Kabinet een belangrijke prioriteit. Het draagt bij aan de veiligheid van de maatschappij en beperkt de kosten van het strafrechtsproces. Het WODC zal een onderzoek uitvoeren naar de voor- en nadelen van privatisering. Het WODC zal hierbij onder meer aandacht besteden aan de prestaties op het gebied van het terugdringen van de recidive van publieke en private gevangenissen.
Deelt u de mening dat terugdringen van de recidive bijdraagt aan een veiliger Nederland en ook nog kosten bespaart en dat het daarom verstandig is dit als topprioriteit aan te wijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel kan worden bespaard door het gevangeniswezen te privatiseren? Waarom kan de overheid niet goedkoper gedetineerden huisvesten en de markt straks wel?
De financiële middelen van de overheid dienen zo efficiënt mogelijk te worden benut. Ook voor het gevangeniswezen geldt dat telkens een afweging moet worden gemaakt op welke wijze de taken het meest kosteneffectief kunnen worden uitgevoerd. In dit licht moet bijvoorbeeld het voornemen worden gezien om de privatisering van voor het gevangeniswezen relevante taken voor te bereiden. In het Verenigd Koninkrijk is een markt ontstaan van een vragende overheid en private aanbieders die met elkaar concurreren. De concurrentie tussen marktpartijen heeft in het Verenigd Koninkrijk niet alleen geleid tot kostenreducties, maar ook tot een hogere effectiviteit. Er zijn echter ook evaluatierapporten bekend die minder positief zijn over de gevolgen van privatisering. Vandaar het eerder in het antwoord op vraag 2 en 3 vermelde besluit om het WODC een onderzoek te laten verrichten naar de voor- en nadelen van privatisering.
Welke markt betreft het hier? Is dit een «markt» vergelijkbaar met een «markt» waar sprake is van vraag en aanbod?
Zie antwoord vraag 4.
Wat doet u met de waarschuwing van Britse deskundigen dat geprivatiseerde gevangenissen in Engeland onder de maat presteren? Heeft u daar onderzoek naar gedaan of gaat u daar onderzoek naar doen?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat er gevaar bestaat dat de veiligheid in het geding is als de gevangenissen worden geprivatiseerd zoals de deskundigen in Engeland opmerken? Betreft het hier de veiligheid van de gedetineerden of van het personeel?
In het onderzoek van het WODC zal aandacht worden besteed aan de wijze waarop de veiligheid in al haar facetten bij private gevangenissen gewaarborgd wordt en hoe daarover door de verschillende deskundigen wordt gedacht.
Bent u van mening dat de bewakers die nu in gevangenissen werken te veel verdienen? Zo nee, klopt de berichtgeving dat u gezegd zou hebben dat vakbonden verlaging van lonen niet zouden toestaan en dat daarom de vakbonden minder macht moeten hebben? Als de beloning van bewakers wordt verlaagd, hoe schat u de kans in dat goedgekwalificeerd personeel zich aanmeldt voor een baan in de gevangenis?
Medewerkers van DJI vallen net als alle ambtenaren onder de CAO-Rijk en het ARAR. De functies bij DJI zijn gewaardeerd conform de rijksbrede functiewaarderingssystematiek (FUWASYS). Het inkomen van de medewerkers Beveiliging wordt mede bepaald door de toelages waarvoor zij (conform de CAO-Rijk) in aanmerking komen voor bijvoorbeeld onregelmatige diensten, het werken als bedrijfshulpverlener en de inzet in Interne Bijstand Teams.
De financiële aantrekkelijkheid van een baan bij het gevangeniswezen hangt in belangrijke mate af van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en zal verschillen per regio. Bij het aantrekken van de economie zou het werven van medewerkers beveiliging binnen sommige regio’s met een krappe arbeidsmarkt kritisch kunnen worden.
Mijn opmerking tijdens een werkbezoek in het Verenigd Koninkrijk over de macht van de vakbonden, dient in de historische context aldaar te worden geplaatst. Naar ik heb begrepen heeft dit punt in het Verenigd Koninkrijk meegespeeld in het proces dat uiteindelijk heeft geleid tot het besluit een aantal gevangenissen te privatiseren.
Wat onderzoekt het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)? Welke onderzoeksvragen heeft u het WODC meegegeven?
De hoofdvraag voor het WODC betreft het in beeld brengen van de ervaringen in het buitenland met privatisering van gevangenissen en wat hieruit kan worden geconcludeerd voor het voornemen om taken van het gevangeniswezen in Nederland te privatiseren. Onderzocht zal worden welke vormen van privatisering in de praktijk worden toegepast. Soms gaat het om het privatiseren van hele gevangenissen, soms over het uitbesteden van taken. Een belangrijk onderdeel van de vraagstelling vormt het in beeld brengen van de potentiële kosten en baten van privatisering. Ook de neveneffecten dienen in kaart te worden gebracht. Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op de vragen 5, 6 en 7 zal het WODC aandacht besteden aan de wijze waarop de veiligheid bij private gevangenissen gewaarborgd wordt. De prestaties op het gebied van het terugdringen van de recidive vormen eveneens een belangrijk aandachtspunt.
Wat is de omvang van de cellen in Nederland en wat is de omvang van de cellen in Engeland?
De omvang van cellen in Nederland varieert van ca. 10 m2 in koepelgevangenissen tot 12 – 14 m2 in justitiële inrichtingen van recenter datum. In Engeland varieert de omvang van de cellen. Recent in Engeland gebouwde cellen hebben een omvang van ca. 9,5 m2.
Hoeveel gedetineerden zitten op de cellen in Nederland en hoeveel zitten op de cellen in Engeland?
Binnen het gevangeniswezen bestaan standaard eenpersoonscellen en tweepersoonscellen. Uitzondering vormen de locaties Westlinge en Detentie concept Lelystad. Hier is sprake van 8 respectievelijk 6 persoonscellen. Ook in Engeland is sprake van eenpersoonscellen en meerpersoonscellen.
Hoeveel vierkante meter heeft een gedetineerde in Nederland tot zijn beschikking en hoeveel heeft een gedetineerde in Engeland tot zijn beschikking? Gelden deze cijfers ook voor gedetineerden die met meerdere mensen op een cel zitten? Zo nee, hoeveel vierkante meter heeft een gedetineerde tot zijn beschikking die met meerder mensen op een cel zit?
Het aantal vierkante meters dat een justitiabele tot zijn beschikking heeft varieert. Binnen het Gevangeniswezen geldt 30 – 40 m2 per gedetineerde inclusief de cel, binnen een Jeugdinrichting geldt 50 – 60 m2 per jeugdige inclusief de cel, binnen de Directie Forensische Zorg geldt 45 – 55 m2 per patiënt inclusief de cel. Deze cijfers gelden ook voor de meerpersoonscellen. Navraag in Engeland leert dat men in Engeland niet standaard bijhoudt hoeveel vierkante meter een gedetineerde tot zijn beschikking heeft.
Wat houdt de versobering in die u voor ogen heeft?
Dit kabinet spreekt de burger aan op diens eigen verantwoordelijkheid, dat geldt zeker voor gedetineerden. Gedetineerden die niet gemotiveerd zijn en/of bij wie sprake is van herhaalde recidive, komen in de toekomst niet zonder meer in aanmerking voor activiteiten gericht op re-integratie. Ik acht het niet verantwoord te blijven investeren in gedetineerden bij wie is vast komen te staan dat dat geen toegevoegde waarde heeft.
Klopt het bericht dat vijf landelijke partijen in de zorg hebben afgesproken dat ouderen na veertien dagen ziekenhuisopname hun kamer in hun verpleeghuis kwijt kunnen raken en dat Actiz en de consumentenfederaties hiermee ingestemd hebben?1
Cliëntenorganisaties en brancheorganisaties hebben met elkaar algemene leveringsvoorwaarden opgesteld. In deze leveringsvoorwaarden is opgenomen dat het verpleeghuis de kamer van een in het ziekenhuis opgenomen cliënt, minimaal veertien dagen vrij moet houden.
Deze voorwaarde is opgenomen aangezien het verpleeghuis geen financiering ontvangt voor een kamer als de cliënt is opgenomen in het ziekenhuis. In theorie is het dus mogelijk dat het verpleeghuis de kamer aan een andere cliënt kan aanbieden. In de praktijk echter wordt een situatie als deze altijd besproken met cliënt en eventueel familie, ziekenhuis en soms zorgkantoor.
ActiZ en de cliëntenorganisaties hebben met elkaar de afspraak gemaakt om een eenduidige afspraak over de termijn van het leeg houden van de kamer te realiseren.
Was u hiervan op de hoogte? Deelt u de mening dat dit waanzin is en stemt u daarmee in?
Ja, ik ben er van op de hoogte dat de branche- en cliëntenorganisaties algemene leveringsvoorwaarden hebben opgesteld. Hierin is meegenomen om bij ziekenhuisopname de kamer in het verpleeghuis minimaal veertien dagen vast te houden voor de cliënt. Ik vind het een goed initiatief, dat de organisaties problemen bespreken en zelf oplossingen realiseren, waar iedereen achter staat. De organisaties hebben dit gedaan in het belang van de cliënt, om extra onrust en onzekerheid over een eventueel verlies van de kamer weg te nemen.
Daarnaast is de NZa momenteel bezig om de knelpunten te onderzoeken die de huidige afwezigheidsregels opleveren. Ik wil de resultaten van dit onderzoek afwachten om daarna te kijken naar een mogelijke oplossing.
Hoe groot is de wachtlijst voor verblijf in een verpleeghuis? Per wanneer zijn deze capaciteitsproblemen opgelost?
De wachtlijst concentreert zich voornamelijk op dementerende ouderen. In de brief van 2 juli 2010 is uw Kamer geïnformeerd over de toegankelijkheid van de AWBZ (TK 2009–2010, 30 597, nr. 147). In deze brief zijn maatregelen aangegeven, die aan een oplossing voor de wachtlijsten bijdragen.
Wat is er met de twee miljard euro gebeurd die het vorige kabinet meent uitgetrokken te hebben voor de bouw van nieuwe zorginstellingen met eenpersoonskamers?
Voor de invoering van het bouwprogramma voor de langdurige zorg, dit geldt voor alle sectoren, is er twee miljard euro beschikbaar gesteld (TK 2007–2008, 31 200 XVI en 27 659, nr. 167). Zorginstellingen hebben daarvoor initiatieven ontwikkeld, die passen binnen het financiële kader en voldoen aan de in de beleidregels WTZi neergelegd prioriteringscriteria. De zorginstellingen die geprioriteerd zijn hebben financiering ontvangen om de huisvesting te vernieuwen en afbouw van de meerbedskamers te realiseren. De twee miljard is dus niet alleen ingezet voor de bouw van nieuwe zorginstellingen binnen de verpleging en verzorging sector, maar gebruikt voor de gehele sector voor capaciteitsvernieuwing en -verbetering.
Deelt u de mening dat deze zotheid die per 1 januari 2011 is ingevoerd per direct teruggedraaid moet worden?
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik het initiatief van het veld om eenduidige afspraken te maken met elkaar, positief vind en ook deze afspraak niet terug zal draaien. Het is een afspraak die gemaakt is door de veldpartijen. Wel zal ik naar aanleiding van het eerder genoemde NZa onderzoek beoordelen of er aanpassingen nodig zijn.
Deelt u de mening dat in ons land uitgeprocedeerde asielzoekers beter worden behandeld dan ouderen in het verpleeghuis?
Ik deel deze mening niet en ik vind het afdoen aan de persoonlijke aandacht en inzet van de medewerkers in de ouderenzorg.
Als deze regeling zogenaamd in het leven geroepen is wegens wachtlijsten, hoe is het dan mogelijk dat een oudere tegen betaling van 33 euro per dag de kamer ineens wel kan behouden?
Ik vind het belangrijk dat er doelmatig gebruik wordt gemaakt van de AWBZ. Dit kan betekenen dat een leegstaande kamer in het verpleeghuis (tijdelijk) gebruikt wordt voor een andere cliënt. Van groot belang hierin is het overleg tussen het verpleeghuis en de cliënt. De cliënt moet wel het perspectief hebben dat hij/zij kan terugkeren naar het verpleeghuis. De basisafspraak in de algemene leveringsvoorwaarden is, dat de kamer minimaal veertien dagen wordt vastgehouden. Als een zorginstelling extra geld vraagt voor het vasthouden van de kamer, is dat hun eigen instellingsbeleid.
Zoals u weet krijgt het verpleeghuis een dagvergoeding per bewoner die niet zomaar doorloopt bij verblijf elders. Er wordt momenteel nog onderzoek gedaan naar de consequenties van het scheiden van wonen en zorg. Ik zal deze probleemstelling hierin meenemen. Het komt mij immers voor dat bij volledige scheiding van wonen en zorg dit vraagstuk zich niet voordoet.
Bent u bereid het «Recht op behoud van de eigen kamer bij ziekenhuisopname» op te nemen in de aangekondigde Zorginstellingenbeginselenwet?
In de houtskoolschets (TK 2011, 32 604, nr. 1) heb ik mijn ambitie kenbaar gemaakt, dat iedere bewoner recht heeft op een eigen kamer of op een kamer met partner als dat de wens is.
De algemene leveringsvoorwaarden voor zorg met verblijf, die in de sector verpleging en verzorging door branche- en cliëntenorganisaties zijn opgesteld, geven een kader voor behoud van de eigen kamer bij ziekenhuisopname. Met deze afspraken behoudt de bewoner in ieder geval voor minimaal veertien dagen de eigen kamer. Omdat het een minimumregeling is, is het altijd mogelijk dat de cliëntenraad er aanvullende afspraken over maakt met het bestuur van de zorginstelling. Tenslotte is in het overleg tussen cliënt of familie en de zorgaanbieder over de periode na de twee weken waarop het recht op behoud van de eigen kamer nu is ontstaan, de redelijkheid en billijkheid een belangrijke factor.
Voornemens tot overheveling van de kraamafdeling van het ziekenhuis in Almelo naar Hengelo |
|
Margreeth Smilde (CDA), Sabine Uitslag (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent op de hoogte van het feit dat de Raad van Bestuur van Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) voornemens is de kraamafdeling van het ziekenhuis in Almelo over te hevelen naar het ziekenhuis in Hengelo?1
Mijn ministerie heeft naar aanleiding van de berichtgeving contact gehad met Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) in Almelo. Op dit moment biedt ZGT de klinische verloskunde aan op de locaties Hengelo en Almelo. Met het oog op de kwaliteit kijkt ZGT op welke wijze zij de klinische verloskundige zorg in de regio toekomstbestendig kan organiseren om zo de continuïteit van de verloskundige zorg in de regio voor de toekomst zeker te stellen.
Hoe waardeert u de argumenten om de klinische kraamzorg van ZGT over te hevelen van de locatie Almelo naar de locatie Hengelo? Wat zijn de doorslaggevende argumenten? Hoe waardeert u deze argumenten?
ZGT heeft nog geen definitieve keuze gemaakt voor een locatie. ZGT heeft aangegeven voor het behoud van de kwaliteit niet voldoende bevallingen per jaar te kunnen realiseren indien zij de klinische verloskundige zorg op twee locaties, in Almelo en in Hengelo, blijft aanbieden. Om de klinische verloskundige zorg kwalitatief verantwoord te kunnen blijven aanbieden in de regio Twente sluit ZGT eventuele concentratie op één locatie niet uit. ZGT heeft nu een haalbaarheidsonderzoek gestart.
Ik ben geen voorstander van concentratie om de concentratie. Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden worden. Maar dit moet wel kunnen.
Ik vind het prima dat ziekenhuizen proactief aan de slag gaan met het nadenken over de wijze waarop zij de verloskundige zorg kunnen verbeteren door aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Dit kan betekenen dat het ziekenhuis noodzakelijkerwijs over moet gaan tot concentratie van de zorg. Immers, als blijkt dat voor bepaalde ziekenhuizen de kwaliteitsnormen niet haalbaar zijn, kunnen zij geen veilige acute verloskundige zorg aanbieden.
Wat zijn volgens u de gevolgen van de overheveling voor de bereikbaarheid van de kraamzorg voor de mensen in Almelo en de buitengebieden zoals Wierden, Tubbergen, Twenterand? Kunnen de gestelde normen voor de ambulancediensten met betrekking tot bevallingen van 15 minuten worden gewaarborgd? Kunt u aangeven wat de aanrijtijden zijn van de kernen Tubbergen, Vriezenveen, Almelo en Wierden naar het ziekenhuis in Almelo en het ziekenhuis in Hengelo?
De voornemens betreffen de klinische verloskunde en niet de kraamzorg. ZGT heeft de gevolgen voor de aanrijtijden in onderzoek en zal de bevindingen meenemen in haar overwegingen.
Kunt u garanderen dat met de gebiedsuitbreiding de capaciteit van de kraamafdeling van het ziekenhuis in Hengelo voldoende is en dat het aan zijn zorgplicht kan voldoen voor de mensen in Almelo en de buitengebieden? Zo ja, op welke argumenten baseert u dit?
Nee, op dit moment voldoet de huidige capaciteit van de afdeling in Hengelo niet. Het ZGT heeft aangegeven dat zij, indien er werkelijk overgegaan wordt tot concentratie, via bouwtechnische aanpassingen uitbreiding van de capaciteit zullen realiseren. Een nader onderzoek door het ziekenhuis moet meer inzicht geven in de haalbaarheid van het voornemen. Bij dit haalbaarheidsonderzoek zullen de stakeholders worden betrokken. ZGT komt vóór de zomer nog met een definitief besluit.
Welke gevolgen heeft de overheveling voor de kwaliteit van kraamzorg in zijn totaliteit in de omgeving van Almelo en het buitengebied?
Ik neem aan dat u bij deze vraag de klinische verloskunde bedoelt en niet de kraamzorg. Een eventuele concentratie vindt uit kwaliteitsoverwegingen plaats, zodat ZGT kan voldoen aan de normen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Er is extra personeel nodig om binnen 15 minuten na aankomst in het ziekenhuis een spoedeisende behandeling te kunnen starten en om de begeleiding en bewaking van bevallende vrouwen te verbeteren. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hanteert geen minimumnorm voor het aantal bevallingen in relatie tot kwalitatief goede zorg.
Wat zijn volgens u de gevolgen van de overheveling voor de veiligheid van de kraamzorg? Kunt u verzekeren dat de overheveling geen negatieve gevolgen heeft voor het terugdringen van het toch al relatief hoge babysterftecijfer in Nederland? Ziet u nog extra veiligheidsrisico’s voor bepaalde bevolkingsgroepen in verband met cultuurspecifieke zorg?
Ik ga er hier vanuit dat u de klinische verloskunde bedoelt. Met het voldoen aan de normen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte hoopt ZGT de kwaliteit van de klinische bevallingen te waarborgen en daarmee een verlaging van de babysterfte in de regio te realiseren. De 15-minutennorm voor de start van de behandeling in het ziekenhuis zal hiermee permanent geborgd zijn.
Bent u bevoegd en bereid in te grijpen, mocht blijken dat er onvoldoende garanties zijn voor de veiligheid, kwaliteit en bereikbaarheid van de klinische kraamzorg voor Almelo en omstreken?
Via de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ben ik bevoegd en bereid in te grijpen als de kwaliteit van zorg in het geding is.
Verwacht u dat door de overheveling het aantal thuisbevallingen zal toenemen? Beschikt u over de percentages thuis- en ziekenhuisbevallingen in de regio?
Ik beschik niet over de exacte percentages van de thuis- en ziekenhuisbevallingen in de regio Twente.
Het landelijke percentage thuisbevallingen is 26% (PRN 2007). Ik verwacht niet dat de regio Twente van dit percentage afwijkt. Ik zie geen aanleiding om nu aan te nemen dat met de overheveling het aantal thuisbevallingen zal toenemen.
Kunt u aangeven wat de zorgverzekeraars in deze regio vinden van het voorgenomen besluit? Wie moet volgens u de regierol nemen bij het verzekeren van een regionaal goed gespreid aanbod van ziekenhuis waar bevallingen kunnen plaatsvinden?
Het ziekenhuis heeft nog geen besluit genomen. De zorgverzekeraar, gemeenten en eerstelijns zorgverzekeraars zijn betrokken bij het onderzoek dat het ziekenhuis nu uitvoert.
In haar reactie op deze kwestie heeft de zorgverzekeraar aangegeven op te komen voor het belang van haar klanten om duurzaam goed klinische verloskundige zorg beschikbaar te hebben. Hierbij staan de wettelijke normen centraal alsook het belang van de klanten om te kunnen kiezen voor een thuisbevalling.
De rol van marktsturing in het besluit de afdeling klinische kraamzorg in Almelo te schrappen |
|
Henk van Gerven , Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de bestuursvoorzitter van het Medisch Spectrum Twente (MST), de heer Kingma, dat de plannen voor concentratie van de afdeling klinische kraamzorg van het ZGT-ziekenhuis alleen te verklaren is uit concurrentie- en marktoverwegingen?1 Deelt u die visie? Zo nee, waarom niet?
ZGT heeft aangegeven uit kwaliteitsoverwegingen te kijken naar de wijze waarop zij de klinische verloskundige zorg in de regio toekomstbestendig kan organiseren om zo de continuïteit van de verloskundige zorg in de regio voor de toekomst zeker te stellen. Uit het haalbaarheidsonderzoek dat ZGT momenteel uitvoert, moet blijken welke overwegingen de doorslag geven voor een eventuele concentratie.
Vindt u het een wenselijke situatie als de Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) inderdaad blijkt te hebben gekozen voor het concentreren van de afdeling klinische kraamzorg in Hengelo uit marktoverwegingen? Bent u van mening dat een goede bereikbaarheid niet een belangrijker criterium moet zijn? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat het ZGT-ziekenhuis dit criterium ook toepast?
Nee, ik vind het geen wenselijke situatie als ZGT uit marktoverwegingen kiest voor concentratie. Ik ben geen voorstander van concentratie om de concentratie. Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden worden. Ik vind het goed dat ziekenhuizen proactief aan de slag gaan met het nadenken over de wijze waarop zij de verloskundige zorg kunnen verbeteren door aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Dit kan betekenen dat het ziekenhuis noodzakelijkerwijs over moet gaan tot concentratie van de zorg. Als blijkt dat voor bepaalde ziekenhuizen de kwaliteitsnormen niet haalbaar zijn, kunnen zij geen veilige acute verloskundige zorg aanbieden. In dergelijke situaties zal ik de lokale partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheid met alternatieve vormen van zorg te komen zodat de mensen in de buurt nog voldoende mogelijkheden hebben om uit te kiezen.
Bent u het eens met de stuurgroep «Zwangerschap en geboorte», die in een rapport pleit voor het kunnen starten van een noodzakelijke behandeling binnen 15 minuten?2
Zoals ik uw kamer reeds bij brief van 14 december 2010 heb laten weten, vind ik de 15 minuten norm van cruciaal belang voor het verbeteren van de kwaliteit van de verloskundige zorg. Ik zal er bij de ziekenhuizen op aandringen dat zij in hun plan van aanpak afspraken maken over de beschikbaarheid van relevante professionals en hun onderlinge samenwerking om deze 15 minutennorm te halen.
Is het waar dat in de zomer van 2010, bij een tijdelijke sluiting van de afdeling klinische kraamzorg in Hengelo, ouders eerder uitweken naar het MST in Enschede dan naar het ZGT-ziekenhuis in Almelo?1 Hoeveel mensen weken uit naar andere ziekenhuizen toen de afdeling in Almelo tijdelijk was gesloten? Kunt u deze bevindingen ook meenemen bij het beantwoorden van vraag 6 van eerdere vragen terzake?
Uit onderzoek dat het ziekenhuis na de zomerperiode heeft gedaan, blijkt dat in beide concentratieperiodes patiënten naar omliggende ziekenhuizen zijn uitgeweken. Over het exacte aantal patiënten kon het ziekenhuis geen uitspraak doen.
Heeft de directie van het ZGT-ziekenhuis overleg gehad met de directie van MST over het voornemen de afdeling klinische kraamzorg in Almelo te sluiten? Is er overleg geweest met de verloskundigenvereniging KNOV? Is er overleg geweest met verloskundigen in de omgeving? Was niet een van de belangrijkste conclusies van de stuurgroep dat de verloskunde gebaat is bij overleg tussen de verschillende ziekenhuizen en verloskundigen?
ZGT is nu gestart met een haalbaarheidsonderzoek en heeft hierover overleg met het Medisch Spectrum Twente (MST), de verloskundigen in de regio, de lokale politiek, huisartsen en andere relevante regionale partijen.
Het bericht ‘Den Haag schrijft tbs-kliniek pillen voor’ |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de artikelen «Rijk schrijft tbs-kliniek pillen voor»1 en «Tbs gaat kapot door gebrek aan draagvlak»?2
Ik heb kennisgenomen van de inhoud.
Is het waar dat ambtenaren van uw ministerie tbs-klinieken vertellen welke behandeling bepaalde patiënten moeten ondergaan en artsen zelfs opdragen bepaalde medicijnen voor te schrijven aan individuen? Gebeurt dit nog steeds of is dit iets uit het verleden? Hoe beoordeelt u dit feit? Welke regels en richtlijnen gelden hiervoor?
Nee. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is dit ook in het verleden niet gebeurd. Voor geneeskundige behandelingen zijn gekwalificeerde artsen vereist. Opname in het BIG-register waarborgt de kundigheid van de behandelaars. Dat kunnen overigens rijksambtenaren zijn. Er zijn immers twee rijksklinieken die forensische zorg aanbieden.
Is het waar dat de toenmalige minister van Justitie zelfs het gehele medisch dossier van patiënten opeiste? Zo ja, waarom? Op grond waarvan is dit toegestaan? Gebeurt dit nu nog steeds?
In die gevallen dat de Kamer verzoekt om een reconstructie van een incident, inclusief inschattingen van behandelaars, moet ten behoeve van de beantwoording ook het medisch dossier worden geraadpleegd. Ter illustratie verwijs ik u naar Kamerstukken II, 29 452, nr. 22. Vermoedelijk is in het door u aangehaalde artikel op de zaak-B. gedoeld. Naar aanleiding van de commotie rond de ernstige recidive van B. in oktober 2006 heeft de toenmalige minister het gehele persoonsdossier opgevraagd. De Tweede Kamer heeft de toenmalige minister destijds tot in detail om opheldering gevraagd; die opheldering kon alleen worden gegeven door bestudering van het persoonsdossier. Dit dossier bevatte ook medische informatie over B.
De toenmalige minister heeft geen aanwijzingen of opdracht gegeven ter wijziging van de behandeling van B. Ook in deze zaak zijn en worden behandelinhoudelijke beslissingen overgelaten aan de behandelende arts(en).
Waarom worden mensen uit de tbs-praktijk, zoals de aan het woord zijnde ex-directeur, onder druk gezet om geen openheid te geven over de gang van zaken in tbs-klinieken en waarom mogen zij hun mening over het gevoerde beleid niet uiten? Welke gedachte zit daarachter? Bent u bereid er voor te zorgen dat dit onmiddellijk stopt?
De vrijheid van meningsuiting van de fpc-directeuren wordt door regels noch richtlijnen ingeperkt. Gezien de politieke verantwoordelijkheid van de Minister en de Staatssecretaris wordt verwacht dat voorafgaand aan een mediacontact hierover overleg plaatsvindt.
Overigens ben ik nergens bang voor.
Bent u bereid de regels en richtlijnen die de vrijheid van meningsuiting inperkt van mensen die werken in penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken zodanig te versoepelen dat zij niet langer bang hoeven te zijn hun mening te geven over het gevoerde beleid? Zo nee, waarom niet? Waar bent u bang voor?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u de recidivecijfers na tbs, afgezet tegen het recidivepercentage na gevangenisstraf? Bent u van mening dat de tbs-maatregel als een succes kan worden beschouwd, gelet op het lagere recidivecijfer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze positieve boodschap ook zoveel mogelijk uit te dragen? Zo nee, waarom niet?
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn bijdrage in eerste termijn van de begrotingsbehandeling 2011 van het ministerie van Veiligheid en Justitie in uw Kamer, d.d. 25 november 2010.
Het bericht 'Belastingbetaler draagt bij aan schikking' |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Belasting betaler draagt bij aan schikking»?1
Ja.
Klopt het dat de belastingbetaler bijdraagt aan een schikking?
Ik verwijs naar de antwoorden op vragen van het lid Koolmees van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1386).
Deelt u de mening dat listigheid een rol kan spelen bij het bepalen van de hoogte van het schikkingsbedrag? Zo ja, hoe kan listigheid een rol spelen?
Alle relevante omstandigheden in een strafdossier worden meegewogen bij de vraag of het Openbaar Ministerie (OM) een transactie aanbiedt en zo ja, hoe hoog de transactie moet zijn. De geraffineerdheid van de fraude weegt mee ten aanzien van de strafelementen in een transactie, zoals een boete of taakstraf. Op de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de schadevergoeding die een verdachte rechtstreeks met de benadeelde partij overeenkomt heeft listigheid geen invloed, omdat uitgegaan wordt van het werkelijk verkregen voordeel of de werkelijk geleden schade.
Klopt het dat de schadevergoeding en het bedrag dat ontnomen wordt aftrekbaar zijn? Is dit alleen aftrekbaar voor rechtspersonen of bedrijven of ook voor natuurlijke personen?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het wenselijk dat schadevergoedingen en ontnomen wederrechtelijk verkregen voordeel aftrekbaar zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, wat moet er worden veranderd?
Zie antwoord vraag 2.
Houdt het Openbaar Ministerie (OM) bij het vaststellen van de hoogte van het schikkingsbedrag rekening met het deel dat eventueel aftrekbaar is al dan niet door van een nettobedrag uit te gaan?
Nee. Ik verwijs naar de antwoorden op vragen van het lid Koolmees van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1386). Een transactie kan uit verschillende elementen bestaan. Het boeteelement van een transactie is niet aftrekbaar. Schadevergoeding en/of ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zijn gericht op herstel van de rechtmatige toestand. De inkomsten van de verdachte uit de in de transactie betrokken strafbare feiten zijn daardoor per saldo nihil, en hij betaalt dus per saldo geen winstbelasting. Het is daarom voor het OM niet aan de orde met deze fiscale gevolgen rekening te houden bij het bepalen van de hoogte van deze elementen van een transactie.
Heeft het OM bij het vaststellen van de hoogte van het schikkingsbedrag overleg met de fiscus over het wederrechtelijk verkregen deel van het schikkingsbedrag? Zo ja, wordt in zo’n overleg gesproken over de manier waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel het beste kan terugvloeien naar de staatskas, te weten door een schikking of door een vordering van de fiscus?
Nee, ik verwijs naar het antwoord op vraag 6. Het OM overlegt zonodig in ontnemingszaken wel met de belastingdienst over het voorkomen of wegnemen van opeenstapeling van ontneming en heffing van winstbelasting of over het toepassen van de fiscale regelgeving op zaken die geen onderdeel zijn van het ontnemingsonderzoek (Aanwijzing ontneming, Stcrt. 2009, 40). Overigens is ontnemen uitgesloten bij fiscale delicten (artikel 74 Algemene wet inzake rijksbelastingen), omdat in die gevallen het fiscale instrumentarium dient te worden ingezet.
Kinderrechtelijke problemen rondom gezinsmigratie |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Uitgesproken EO waarin de kinderrechtelijke problemen rondom gezinsmigratie centraal stonden?1
Ja.
Bent u bereid om in de Vreemdelingenwet op te nemen dat bij elk verzoek om gezinshereniging waarbij direct of indirect een minderjarige is betrokken een individuele, kenbare en gemotiveerde belangenafweging gemaakt moeten worden, in lijn met artikel 5, lid 5 Gezinsherenigingsrichtlijn, het EU Handvest en het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK)? Zo nee, waarom niet?
De in de vraagstelling genoemde belangenafweging vindt steeds plaats in het kader van de toetsing aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Indien er een voornemen bestaat een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming af te wijzen, wordt in alle gevallen getoetst of de afwijzing een schending van voornoemd artikel zou opleveren.
Als het gaat om een verzoek om gezinshereniging waarbij direct of indirect een minderjarige is betrokken worden bovendien in de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM enkele aspecten betrokken die specifiek zien op het minderjarige kind. Deze aspecten kunnen onder andere zijn: de duur van het legale verblijf in Nederland, de bijzondere situatie van het gezin in Nederland en de banden die het in Nederland wonende kind met het land van herkomst heeft. Het belang van het minderjarige kind zoals wordt verwoord in artikel 5, lid 5 Gezinsherenigingsrichtlijn, het EU handvest en het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) wordt derhalve in de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM meegenomen en is daarmee voldoende gewaarborgd.
Ik acht het dan ook niet nodig om een wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 door te voeren zoals in de vraagstelling bedoeld.
Bent u bereid om in het Vreemdelingenbesluit bij de familiebetrekkingen in artikel 3.14 ook die van de ouder van een minderjarige hoofdpersoon op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Het Vreemdelingenbesluit biedt thans reeds de mogelijkheid om belangen van kinderen te toetsen bij verzoeken om gezinshereniging.
Het voornemen van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) om de helft tot tweederde van de 130 vestigingen te sluiten |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «VNG bezorgd over dienstverlening UWV»?1
Ja.
Bent u bekend met de berichten dat het UWV door de kabinetsbezuinigen de helft tot twee derde van de 130 vestigingen zal moeten gaan sluiten?
Kunt u inzichtelijk maken welke overwegingen het UWV maakt inzake de kabinetsbezuinigingen en welke overwegingen ten grondslag liggen aan het direct bezuinigen op de uitvoering en daarmee de dienstverlening? Zo nee, waarom niet?
Kunt u reageren op het bericht dat hiermee de klanten van het UWV in belangrijke mate e-klanten zullen worden ofwel op afstand via de computer?
Deelt u de mening dat het face-to-facecontact in belangrijke mate bijdraagt aan het op een effectieve en optimale wijze aan het werk helpen van klanten van het UWV? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat uw ambities om meer mensen aan het werk te krijgen belemmerd zal worden als UWV-dienstverlening op deze wijze zal worden wegbezuinigd? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uiteenzetten op welke wijze de dienstverlening van het UWV zijn haar klanten wordt gegarandeerd?
Sociale protesten in Tunesië |
|
Harry van Bommel |
|
|
|
Kent u de berichten over het gewelddadig neerslaan van vreedzame demonstraties in Tunesië? Wat is volgens u de actuele stand van zaken met betrekking tot het aantal gedode en aangehouden demonstranten?
Deelt u de opvatting dat onmiddellijke vrijlating moet worden geëist van gevangenen die vreedzaam hebben gedemonstreerd de afgelopen dagen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zorgt u voor meer druk op Tunesië?
Deelt u de opvatting dat onderhandelingen tussen de EU en Tunesië over nauwere economische banden moeten worden opgeschort indien er geen verbetering optreedt in de mensenrechten en fundamentele vrijheden in Tunesië? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u dat bepleiten in EU-verband?
De plannen voor het ontwikkelen van zorgvoorzieningen in Hilvarenbeek |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de plannen voor het ontwikkelen van zorgvoorzieningen in Hilvarenbeek, genaamd Hilverhoeve?1
Ja.
Staat u positief ten opzichte van initiatieven voor woon-zorgcomplexen, al dan niet privaat? Zo nee, waarom niet?
Ja, omdat daarmee de keuzemogelijkheden voor burgers op het terrein van wonen, welzijn en zorg worden vergroot.
Bent u bekend met de afweging die in gemeenteraden waar dit soort projecten een mogelijkheid is ten aanzien van de budgetten Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)? Zo ja, weet u of dit ook in andere gemeenten speelt dan alleen in Hilvarenbeek?
Gemeenten maken beleid op het terrein van wonen, welzijn en zorg. Dat doen zij in de regel samen met andere partijen: corporaties, zorg- en welzijnsinstellingen, Wmo-raad etc. Waar het gaat om (private) initiatieven zal de gemeente tal van afwegingen moeten maken en die betreffen niet alleen het beslag op het Wmo-budget, maar ook de relatie met de plannen van de gemeente op het terrein van wonen, welzijn en zorg, de ruimtelijke ordening etc.
Ik ken geen voorbeeld van een project dat om deze reden niet door is gegaan, maar uiteraard is niet uit te sluiten dat er voorbeelden zijn.
Ik heb geen overzicht over het resultaat van de afwegingen die in de verschillende gemeenten worden gemaakt, maar ik heb geen signalen ontvangen dat er daadwerkelijk een structureel probleem speelt bij de realisatie van woonzorgcomplexen in relatie tot het beslag op het Wmo-budget.
In het concrete geval Hilvarenbeek speelden eveneens meerdere factoren, waaronder de schaal, de plannen rond wonen, welzijn en zorg in andere kernen etc. Ik heb inmiddels vernomen dat in de casus Hilvarenbeek een oplossing lijkt te zijn gevonden.
Deelt u de mening dat er een leemte is in de wet- en regelgeving als het gaat om het risico ten aanzien van het lokale Wmo-budget inzake deze ontwikkelingen daar met deze gewenste ontwikkeling de kans neemt toe dat de aanvragen op het Wmo-budget van de gemeente onevenredig fors stijgen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, kunt u bijdragen aan de afweging die gemeenteraden maken door het geven van voorlichting vanuit uw ministerie?
Of de vestiging van een woonzorgcomplex in een gemeente per saldo voor- of nadelen oplevert voor het Wmo-budget hangt van meerdere factoren af. Zo is de hoogte van het budget voor een gemeente onder meer afhankelijk van een aantal verdeelmaatstaven: het aantal inwoners, het medicijngebruik en leeftijdsopbouw. Een nieuw woonzorgcomplex kan een aanzuigende werking hebben op oudere burgers uit andere gemeenten. Deze kunnen afhankelijk van – de ontwikkeling van – hun ondersteuningsbehoefte een extra beroep doen op het Wmo-budget. Het verdeelmodel voorziet erin dat aan de hand van de verdeelmaatstaven het Wmo-budget voor de betreffende gemeente wordt aangepast. Het gaat hier dus om een mogelijke verschuiving van kosten van ondersteuning van de ene gemeente naar een andere gemeente. De vraag of hier een leemte in de wet is, is dus vooral een vraag over de werking van het verdeelmodel.
In het Periodiek Onderhoudsrapport wordt jaarlijks gemonitord of het verdeelmodel nog in overeenstemming is met de feitelijke uitgaven. Indien de uitkomsten van het Periodiek Onderhoudsrapport grote verschillen laten zien, is dit aanleiding tot een verdiepend onderzoek naar de oorzaken en eventuele aanpassing van het verdeelstelsel (c.q. bovengenoemde verdeelmaatstaven en hun weging).
Een verdeelmodel dat uit zou gaan van de feitelijke zorgbehoefte van de inwoners van een bepaalde gemeente, is onuitvoerbaar. Gelet op bovenstaande zie ik geen aanleiding voor maatregelen c.q. het geven van voorlichting vanuit het ministerie.
Overigens ben ik aan het bekijken hoe ik ervoor kan zorgen dat zwaardere vormen van zorg kunnen worden voorkomen en mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Hiertoe onderzoek ik onder meer samen met de Minister van Binnenlandse Zaken of het mogelijk is om in het financieel arrangement voor de Wmo de juiste financiële prikkels in te bouwen. Deze onderzoeksvraag maakt deel uit van een breder onderzoek naar de omvang en de verdeling van het Gemeentefonds, waarvan de eerste resultaten in het voorjaar worden verwacht.
In dit kader merk ik op dat ik verwacht dat de voorgenomen overheveling van begeleiding naar gemeenten een stimulans zal zijn voor extramuralisering.
Zijn er projecten bij u bekend die door deze afweging niet zijn door gegaan? Zo ja, om hoeveel zorgplaatsen gaat het? Bent u van plan hier maatregelen op te nemen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Wat kunt u doen aan het gegeven dat gemeenten die willen meewerken aan deze maatschappelijk gewenste voorzieningen eigenlijk gestraft worden voor goed gedrag daar zij immers een onevenredig grote claim op de Wmo-budgetten kunnen verwachten, anders dan als zij geen medewerking verlenen aan woonzorgcomplexen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ervan op de hoogte dat dit soort projecten ook de ontwikkeling van de zorgservicecontracten speelt en dat veel gemeenten er mee worstelen in hoeverre zij de inhoud daarvan mede kunnen bepalen? Zijn problemen als de juridische houdbaarheid en de vraag in hoeverre een gemeente zich er op kan beroepen bij u bekend en zo ja, kunt u gemeenten hier een handreiking voor leveren?
Woonzorgcomplexen sluiten vaak zorgservicecontracten af met hun bewoners. Zorgservicecontracten betreffen overeenkomsten tussen burgers enerzijds en aanbieders van wonen, zorg en diensten anderzijds. Gemeenten hebben daar in beginsel geen rol in. Een handreiking voor gemeenten acht ik dan ook niet zinvol.
De strenge regels die gesteld worden aan bezoekers van voetbalwedstrijden |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Platform eist recht op voetbal»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het besluit van de burgemeester van Heerenveen om over te gaan tot de invoering van een «auto-combi kaart»? Op welke wijze draagt het onderweg ophalen van kaarten bij aan het terugdringen van overlast door voetbalsupporters? Op welke wijze wordt voorkomen dat het «onderweg ophalen» van de kaarten in de praktijk slechts leidt tot het verplaatsen van het probleem?
De beslissing om een vervoersregeling op te leggen is een lokale verantwoordelijkheid. De burgemeester van Heerenveen heeft deze beslissing genomen op basis van eerdere gebeurtenissen. In het seizoen 2008/2009 hebben Groningen supporters zich misdragen en hebben ze een waarschuwing gekregen voor de wedstrijd tussen beide clubs in het seizoen 2009/2010. Dit heeft volgens de burgemeester onvoldoende effect gehad, omdat er in 2009 in het centrum van Heerenveen provocerende acties hebben plaatsgevonden. Daarbij was inzet van de ME nodig die de lange wapenstok heeft moeten gebruiken om supporters-groepen te scheiden om escalatie te voorkomen. Op basis hiervan is een autocombi opgelegd voor de wedstrijd van 30 januari 2011. Daarna heeft nog overleg plaatsgevonden tussen de gemeente, de club en de supportersclub van FC Groningen maar dit heeft niet tot wijziging van het besluit geleid. Over het verplaatsen van het probleem hebben mij geen signalen bereikt.
Klopt het bericht dat stadionverboden op basis van de standaardvoorwaarden van de voetbalbond steeds vaker door de rechter ongeldig worden verklaard? Zo ja, kunt u toelichten om welke aantallen het hier gaat?2
De KNVB geeft aan, dat het bericht waarnaar wordt verwezen, van een aantal jaar geleden is. Het is juist dat in die tijd de KNVB heeft moeten constateren dat de reikwijdte van de Standaardvoorwaarden (zijnde algemene voorwaarden in de zin van het Burgerlijk Wetboek) voor juridische beperkingen zorgden die aanleiding gaven te zoeken naar een andere, bredere, grondslag om stadionverboden op te kunnen leggen. De verbreding van de grondslag is uiteindelijk gevonden in het zogeheten «huisrecht» van de betaald voetbalorganisaties. Daarbij hebben alle betaald voetbalorganisaties in Nederland de KNVB een volmacht verleend, om personen die zich hebben schuldig gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag de toegang tot de voetbalstadions van alle Nederlandse betaald voetbalorganisaties te ontzeggen.
De huidige praktijk ten aanzien van stadionverboden waarover de rechter een uitspraak heeft gedaan is volgens de KNVB daardoor inmiddels een andere, dan het artikel suggereert. Het is namelijk zo, dat in het seizoen 2009/2010 en het thans lopende seizoen 2010/2011 de KNVB in alle gevallen door de rechter in het gelijk is gesteld met betrekking tot de stadionverboden die op basis van de Standaardvoorwaarden zijn opgelegd. Uit een vertrouwelijk overzicht van de zijde van de KNVB blijkt dat het om zeven gevallen gaat in genoemde periode.
Klopt het bericht dat de KNVB-juristen en het ministerie van Justitie en Veiligheid samenwerken aan een nieuwe aanpak omdat het stadionverbod niet werkt? Zo ja, wordt deze aanpak onderdeel van het actieplan om van voetbal weer een schone sport te maken dat komend voorjaar aan de Kamer wordt verzonden of is hier sprake van een afzonderlijk voorstel waar met de KNVB aan werkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie werkt samen met de vertegenwoordigers uit de landelijke regiegroep voetbal en veiligheid aan een vernieuwd beleids-kader, getiteld Voetbal en Veiligheid. In de regiegroep hebben vertegenwoordigers van de gemeenten, politie, KNVB, OM en het Ministerie van Veiligheid en Justitie zitting. In het beleidskader staan doelstellingen hoe voetbal weer tot een feest te maken. Dadergerichte aanpak, vermindering aantal combiregelingen en goed gastheerschap zijn hier een onderdeel van. Het beleidskader wordt dit voorjaar vastgesteld en door de Minister van Veiligheid en Justitie naar de Tweede Kamer gestuurd.
Het actieplan waaraan gerefereerd wordt is in ontwikkeling bij mijn Ministerie en ik ben daarover in overleg met de sportwereld. Het gaat om een actieplan om zowel in de topsport als in de breedtesport uitwassen in de vorm van verbaal en fysiek geweld uit te bannen. Dit plan zal de gehele sport betreffen en dus niet alleen de voetballerij. Ik heb dit actieplan vermeld in mijn brief aan de Kamer van 26 januari 2011, betreffende «Zorg die werkt: de beleidsdoelstellingen van de Minister van Volksgezondheid, welzijn en Sport».
De aanpak van leegstaande kantoorruimte |
|
Jacques Monasch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «overheid moet sturen bij leegstand van kantoorruimte»?1
Ja.
Hoe staat het met het actieprogramma dat naar aanleiding van de kantorentop in mei 2010 zou worden opgesteld? Is het actieprogramma al gereed en wat is wordt de juridische status van het programma?
Het actieprogramma is gereed en ligt ter goedkeuring bij de besluitvormende organen van de verschillende organisaties. Eind februari wordt het Actieprogramma aan uw Kamer aangeboden.
Is het waar dat alleen de handtekeningen onder dit actieprogramma nog ontbreken? Zo ja, wat is daarvan de reden?
Dat is juist. Het actieprogramma is vastgesteld door organisaties die hun leden vertegenwoordigen. Die leden moeten worden geraadpleegd voor een finaal akkoord.
Kunt u het programma, zodra dit formeel is bekrachtigd direct naar de Kamer sturen? Waarom wel/niet?
Ja, dat is aan de Kamer toegezegd.
Welke oplossingsrichting ziet u om het probleem van de leegstaande kantoorruimte op te lossen? Overweegt u fiscale stimuli in te zetten om leegstaande kantoorruimte, die nu virtueel een waarde zou hebben van 7 miljard euro en mogelijk meer, eerder af te boeken?
Het actieprogramma beschrijft oplossingsrichtingen en geeft aan dat aanpassing van regelgeving, waaronder fiscale regelgeving, dient te worden onderzocht.
Is het voor andere doeleinden gebruiken van langdurig leegstaande kantoren, zoals (tijdelijke) huisvesting, in uw ogen een optie? Waarom wel/niet?
Ja, tijdelijk gebruik of transformatie naar andere functies helpt om het overschot aan kantoorgebouwen te verminderen.
Momenteel wordt een pilot gehouden waarbij aan de hand van de praktijk de problemen en kansen van transformatie in beeld worden gebracht. De resultaten van de pilot zullen naar verwachting in april aan uw Kamer worden aangeboden.
Deelt u de mening dat de overheid het voortouw moet nemen om de problemen structureel op te lossen? Waarom wel/niet?
Nee, de overheid draagt bij aan de oplossing. In de basis is de markt aan zet. De overheid helpt daarbij door het platform te bieden: door actie te nemen om belemmerende regelgeving te onderzoeken en waar mogelijk aan te passen, en door regionale afstemming van vraag en aanbod te faciliteren.
Contra-expertise in forensisch onderzoek |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Forensic Science Service to be wound up»1 over de sluiting per 2012 van de Britse tegenhanger van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)?
Ja.
In hoeverre is de positie van het NFI in Nederland vergelijkbaar met die van de FSS in het Verenigd Koninkrijk?
Het NFI is als agentschap onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en valt dus volledig onder mijn verantwoordelijkheid. Vanaf 1991 tot 1999 was de FSS een agentschap van de UK Home Office en had dus een vergelijkbare positie als het NFI. In 1999 kreeg de FSS een «Trading Fund Status»2. Hierdoor werd de FSS verder losgeweekt van de overheid en ontstonden er mogelijkheden voor een markt in forensisch onderzoek. In 2005 werd de FSS een GovCo Government-owned Company, een bedrijf met beperkte aansprakelijkheid dat in zijn geheel in eigendom is van de Home Office, waardoor het één van de (winstgeoriënteerde) marktpartijen in het VK is geworden. Het budget voor forensisch onderzoek is sinds 1999 overgeheveld naar de politiekorpsen die zelf kunnen bepalen hoe ze dat geld besteden. Momenteel heeft de FSS dus een andere positie en kent het een andere financiering dan het (niet winstgeoriënteerde) NFI in Nederland.
Wordt er in Nederland gebruik gemaakt van de diensten van de Forensic Science Service (FSS) voor contra-expertises in forensisch onderzoek? Zo ja, hoe vaak en hoe belangrijk is de FSS voor Nederland voor de mogelijkheid om contra-expertises aan te vragen?
Van de diensten van de FSS wordt nauwelijks gebruik gemaakt voor contra-expertises in forensisch onderzoek. In Nederland zijn er verschillende particuliere instituten – zoals Verilabs, TMFI en IFS – die forensisch onderzoek doen en waar contra-expertise kan worden verricht.
In zaken waarin contra-expertise via het NFI is aangevraagd, is in 2010 geen enkele zaak aan de FSS overgedragen. Er zijn in Nederland, Engeland en andere omringende landen andere aanbieders van forensisch onderzoek die onder meer contra-expertise kunnen uitvoeren. Dat de FSS in financiële problemen is gekomen, wil niet zeggen dat er als gevolg daarvan te weinig mogelijkheden zijn voor Nederlandse partijen om contra-expertise te vragen.
Deelt u de mening dat de expertise, ervaring en de verworven positie van een overheidsinstelling op het gebied van forensisch onderzoek niet of in ieder geval niet eenvoudig volledig kan worden vervangen door marktpartijen? Zo ja, wat betekent dat voor de ontwikkeling van de markt voor forensisch onderzoek en de positie van het NFI? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht aan de instandhouding van de huidige positie van het NFI als onderdeel van de rechtshandhaving. Tussen de kerntaken van het NFI, te weten zaakonderzoek, het ontwikkelen en implementeren van nieuwe onderzoeksmethoden en -technieken en het zijn van (inter)nationaal kennis- en expertisecentrum, bestaat een samenhang die ik niet wil verbreken.
De Wet deskundigen in strafzaken (Stb 2009, 33, die op 1 januari 2010 in werking is getreden, geeft de verdediging een recht op contra-expertise. Om deze reden is het noodzakelijk om, naast het NFI, andere instellingen voor forensisch onderzoek in te schakelen. Een systeem met particuliere aanbieders van forensische diensten, kan echter alleen goed functioneren als de kwaliteit van zowel de deskundigen als van de forensische instituten gewaarborgd is. Verder moeten de producten- en dienstencatalogi van de forensische instituten voldoende aansluiten op de wensen inzake productiecapaciteit, snelheid, productvernieuwing e.d., de kennis- en opleidingsbehoeften en de «belevingswereld» van de vragende partijen. Tegelijkertijd zal bij de vragende partijen een voldoende niveau van «kennis en kunde» moeten ontstaan voor zowel de vraagstelling als voor het begrijpen van de deskundigenrapportage. Vereist is dus een integraal stelsel van kwaliteitsborging, waarover ik in overleg ben met betrokken partijen.
Het is thans nog te vroeg om voor één van de in het rapport geschetste scenario’s te kiezen. Eerst zal de kennis en ervaring die het Experiment Inschakeling Particuliere Instituten4 oplevert worden geëvalueerd, waarna in 2012 – in samenhang met de dan verworven inzichten in de kwaliteitsystemen – de balans kan worden opgemaakt en ik de Kamer nadere voorstellen zal doen over de toekomst van de forensische opsporing. Daarbij zullen dan ook de in het rapport genoemde scenario’s en de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk worden betrokken.
Deelt u de mening dat voor de waarborging van onafhankelijk forensisch onderzoek, naast het NFI, andere instellingen voor forensisch onderzoek, al dan niet commercieel, nodig zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er voldoende mogelijkheden om in binnen- of buitenland bij al dan niet commerciële partijen contra-expertise te laten verrichten? Zo ja, kunt een beeld schetsen van die mogelijkheden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Neemt u de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk met de FSS en de «markt» voor forensisch onderzoek mee in uw overwegingen ten aanzien van de ontwikkelingen van die «markt» in Nederland? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u een onderbouwde voorkeur uitspreken voor een van de drie scenario’s die in het recente WODC-rapport over marktwerking in het forensisch onderzoek2 worden geschetst of gaat u op een andere wijze binnenkort een visie geven over deze marktwerking?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat een vrouw weken dood in huis heeft gelegen door tekortschietende zorg |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een vrouw acht weken dood in huis heeft gelegen nadat een verpleeghuis haar zonder adequate nazorg heeft ontslagen?1
Ik betreur dat dit is gebeurd.
Wordt deze ernstige zaak onderzocht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Zo nee, wilt u de IGZ verzoeken dit onderzoek alsnog te starten? Zo nee, waarom niet?
Het overlijden is gemeld aan de IGZ als calamiteit en de inspectie heeft de zaak conform de Leidraad Meldingen in behandeling genomen.
Welke zorgverleners en andere organisaties waren in deze zaak precies betrokken en welke verantwoordelijkheden hadden deze instanties?
In deze zaak zijn een verpleeghuis, een RIBW, een psychiatrische instelling en een huisarts betrokken. De gezamenlijke verantwoordelijkheid van deze instellingen was om na het ontslag te zorgen voor adequate begeleiding van patiënte en terugval te voorkomen.
Hoe oordeelt u over de verwarring bij de verschillende zorginstanties over de al dan niet geregelde nazorg van deze mevrouw? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gang van zaken tussen het ontslag en het overlijden wordt in opdracht van de IGZ onderzocht. Bij dit onderzoek worden alle onder vraag 3 genoemde instanties betrokken. Een belangrijke vraag daarbij is of er tekortkomingen zijn geweest met betrekking tot de nazorg, zo ja, welke en wat de betrokken partijen mogelijk op dit punt structureel kunnen verbeteren. De inspectie verwacht de uitkomst van het onderzoek in februari.
Welke rol heeft het zorgkantoor, de zorgverzekeraar en de huisarts gespeeld bij de zorg voor deze mevrouw? Waren zij op de hoogte van het ontslag en gemaakte afspraken? Zo nee, bent u van mening dat dit wel het geval dient te zijn?
Mogelijk zal de uitkomst van het onderzoek tot het antwoord op deze vraag kunnen leiden. De huisarts geldt in de gezondheidszorg als een belangrijke centrale zorgfunctionaris die over een ontslag uit een verpleeghuis geïnformeerd zal moeten zijn.
Erkent u dat de zorg ernstig versnipperd is geraakt? Zo ja, wat is uw oordeel hierover en wat gaat u doen om de versnippering aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Tussen diverse partijen moet goed worden samengewerkt en moeten ook duidelijk de verantwoordelijkheden worden vastgelegd. Juist bij goede samenwerking tussen zorgaanbieders en ketenzorg zijn cliënten zeer gebaat.
Hoe verklaart u dat zoveel zorginstellingen in één regio zo langs elkaar heen werken dat dit heeft kunnen gebeuren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Alvorens mijn oordeel te vormen, wacht ik de uitkomsten van het onderzoek af.
Hoeveel mensen sterven er jaarlijks als gevolg van verwaarlozing en hoeveel mensen lopen door verwaarlozing gezondheidsschade op? In hoeveel van deze gevallen gaat het om «zorgmijders»? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u bereid hier onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Over de combinatie van «gezondheidsschade en/of overlijden als gevolg van verwaarlozing» en «zorgmijders» zijn mij geen betrouwbare gegevens bekend.
Voor zorgaanbieders en hulpverleners is het erg lastig zo niet ondoenlijk om echte zorgmijders op het spoor te komen en hen de benodigde hulp en/of ondersteuning te verlenen. In het onderhavige geval was er echter sprake van een zorgrelatie. Ik wil niet vooruitlopen op het hierboven genoemde lopende onderzoek. Maar ik hecht groot belang aan samenwerking en goede ketenzorg. Als dit goed geregeld is, wordt het risico dat cliënten verstoken blijven van juiste zorg aanzienlijk verkleind. En daarmee ook de kans op gezondheidsschade.
Daarnaast zijn zorgaanbieders verplicht om incidenten, waarbij (ernstige) gezondheidsschade optreedt of sprake is van overlijden, te melden bij de inspectie. Aan de incidenten die bij de inspectie worden gemeld, kan niet automatisch het label «verwaarlozing» geplakt worden. De inspectie onderzoekt of er bij deze incidenten sprake is van een tekortkoming in de zorgverlening. Indien daar sprake van is, moet de zorgaanbieder passende maatregelen nemen ter voorkoming van herhaling.