Het functioneren van maatschappen in ziekenhuizen |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Deelt u de opvatting dat ziekenhuizen onvoldoende begeleiding en sturing bieden aan maatschappen, zodat bij slecht functioneren niet of te laat wordt ingegrepen? Zo nee, waarom niet?1
Ik deel niet de hier algemeen geformuleerde opvatting dat ziekenhuizen onvoldoende sturing bieden zodat te laat wordt ingegrepen. Ik ben wel van mening dat het besturen van een complexe organisatie zoals een ziekenhuis tot de private verantwoordelijkheid van betrokkenen behoort. Het bestuur en de maatschap zijn beide belangrijke actoren voor het goed functioneren van de organisatie. Voor het functioneren van de gehele organisatie en de afzonderlijke organisatieonderdelen draagt het bestuur de eindverantwoordelijkheid. Van een goed bestuurder mag dan ook verwacht worden dat deze weet wat er binnen de organisatie gebeurt zodat er tijdig kan worden ingegrepen en passende maatregelen getroffen kunnen worden. Dat ontslaat zorgprofessionals geenszins van hun verantwoordelijkheid om verantwoorde zorg te leveren als individu of in het maatschapverband. Dit houdt dus ook in dat de zorgprofessionals medeverantwoordelijk zijn voor het goed functioneren van een zorgorganisatie. Problemen binnen een maatschap die het functioneren van een organisatie als geheel beïnvloeden zullen dan ook aan het bestuur gemeld moeten worden.
Welke middelen staan ziekenhuisbesturen ter beschikking om maatschappen bij te sturen of in te grijpen? Wilt u toelichten waarom u deze middelen al dan niet afdoende vindt?
Op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen moeten de zorginstellingen verantwoorde zorg aanbieden. Zij moeten de zorgverlening op zodanige wijze organiseren dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde zorg. De uitvoering van de plicht tot het aanbieden van verantwoorde zorg omvat mede de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de zorg. Aan de hand van de gegevens uit dit verplichte kwaliteit- en veiligheidsysteem kan het bestuur sturend optreden.
Hiernaast kan het bestuur via de toelatingsovereenkomst contractueel regelen dat zij in kunnen grijpen in de maatschap in geval van kwaliteitsproblemen. In het uiterste geval kan het bestuur de toelatingsovereenkomst opzeggen.
Het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) zal bijdragen aan de discussie over kwaliteit op bestuursniveau. Eén lid van de raad van bestuur zal specifiek worden belast met de portefeuille kwaliteit van zorg. Dit draagt bij aan de aanspreekbaarheid op en de expliciete sturing van het kwaliteitsbeleid van de organisatie. Ook kan het bestuur op grond van de Wcz informatie opvragen bij eenieder die werkzaam is binnen de instelling en dus ook bij maatschappen en daarbinnen functionerende medisch specialisten, zodat zij handelen conform de wettelijke plicht van de zorgaanbieder.
Deelt u de mening dat gebrekkige samenwerking en communicatie tussen ziekenhuisbestuur en maatschap ernstige veiligheids-, gezondheids- en financiële consequenties kunnen hebben? Zo nee, waarom niet?
Dat kan, zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb toegelicht, ben ik van mening dat ziekenhuisbestuur en maatschap beide een eigen verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van de zorgorganisatie respectievelijk het leveren van verantwoorde zorg. Gebrek aan samenwerking en gebrekkige communicatie is niet in het belang van de patiënt. De raad van toezicht speelt hierbij ook een rol. De wetgever heeft voorzien in het instrument van publiek toezicht op kwaliteit van zorg, dat wordt uitgeoefend door de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ). Daar waar risico’s de veiligheid van zorg ondermijnen zal de IGZ maatregelen treffen.
Bent u van mening dat recente voorbeelden, zoals het beschadigen van patiënten door een orthopeed uit Purmerend, aantonen dat ziekenhuizen onvoldoende grip hebben op specialisten? Zo ja, welke verklaring heeft u hiervoor? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van één specifieke casus is geen generaliserende conclusie te trekken dat ziekenhuizen onvoldoende grip hebben op specialisten. Wel maakt het duidelijk dat een bestuur, om zijn eindverantwoordelijkheid daadwerkelijk waar te maken, zich actief zal moeten tonen in het signaleren om uiteindelijk ook tijdig te kunnen ingrijpen. Ook van de andere professionals in de zorg mag verwacht worden dat zij zaken tijdig aankaarten bij het bestuur. Zoals de Inspecteur-generaal onlangs formuleerde tijdens een toespraak «toezicht in beweging», betekent verantwoordelijkheid nemen ook verantwoording afleggen. Er moet sprake zijn van zelfreinigend vermogen door het niet langer accepteren van het niet acceptabele met betrekking tot gedrag en zorgresultaten. Wegkijken van disfunctioneren kan niet meer.
Bent u van mening dat de grip op zowel kwaliteit als op de topsalarissen kan worden verstevigd indien de zelfstandige maatschappen worden opgeheven en specialisten in loondienst komen, zoals de SP voorstelt? Zo nee, wilt u uw bezwaren tegen loondienst toelichten?
Nee, ik zie geen verband tussen kwaliteit van zorg en de hoogte van het salaris of het loondienstverband. Mijn reflecties op het loondienstverband heb ik uitgebreid met u gedeeld bij de behandeling van de Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG op 16 juni jl. Ik heb geen enkel bezwaar tegen loondienst. Ik wil echter niet voorschrijven of iemand in loondienst moet zijn of in een maatschap moet treden.
Sinds jaar en dag kent Nederland specialisten die zich vrij vestigen en specialisten in loondienst. Artsen hebben net als alle andere beroepsgroepen nu eenmaal de vrije keuze om zelfstandig of in loondienst te werken. Wel geldt dat zij allen functioneren binnen de kaderwetgeving voor kwaliteit van zorg. Overigens blijkt dat niet kan worden gesteld dat artsen in loondienst beter hun werk doen dan artsen in een maatschap.
De uitspraken van de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa, de heer Hammerberg, over het burkaverbod |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitlatingen van de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa, de heer Hammarberg, over het recent door Frankrijk en België ingevoerde burkaverbod?1 Zo ja, wat vindt u van zijn uitlatingen?
Wij hebben de verklaring van Mensenrechtencommissaris Hammarberg gelezen, evenals het bericht op de website van Euroactiv. Het kabinet onderschrijft de uitspraken van de heer Hammarberg niet. Het kabinet heeft inmiddels een wetsvoorstel goedgekeurd dat voorziet in een algemeen verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding, zoals een boerka en niqab.
De heer Hammarberg opereert onafhankelijk van de organen die deel uitmaken van de Raad en spreekt evenmin namens de lidstaten van de Raad van Europa. Zijn taak bestaat uit het aandacht vragen voor en adviseren aan de Parlementaire Assemblee over de bescherming van mensenrechten in de lidstaten van de Raad van Europa. Deze taak is niet beperkt tot het oordelen over normen waarover overeenstemming bestaat in Europa, maar beslaat ook onderwerpen waarover in Europa discussie gaande is of aan het opkomen is, zoals de integratie van moslims in Europa.
Deelt u de mening dat de Commissaris voor de Mensenrechten middels de door hem in dit artikel gekozen harde kwalificaties zoals «loud voices», «sad capitulation to the prejudices of xenophobes» en «this unfortunate discourse», zich te zeer mengt in de politieke en democratische processen in de lidstaten en het beter ware geweest als hij zich zou richten op het bekritiseren van daadwerkelijk voorkomende gevallen van mensenrechtenschendingen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven op welke titel de Commissaris voor de Mensenrechten spreekt, welke status zijn uitlatingen hebben en op welke wijze zijn uitlatingen zinvol bijdragen aan de integratiediscussie in Europa?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de Commissaris in deze buiten zijn functieomschrijving is gegaan?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid, eventueel met uw Franse en Belgische collega’s, contact op te nemen met de Commissaris en het ongenoegen duidelijk te maken dat over de herhaaldelijke politisering van zijn functie bestaat?2 Zo nee, waarom niet?
Minister Leers is voornemens in oktober, en marge van de najaar-sessie van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, een bezoek aan de Raad van Europa te brengen. Tijdens dit bezoek is een gesprek met de Mensenrechtencommissaris voorzien.
Zelfverrijking en wanbeleid bij GGZ WNB |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de tijdelijk (GGZ WNB) bestuurder van psychiatrisch ziekenhuis GGZ Westelijk Noord Brabant vorig jaar € 245 889,– heeft ontvangen voor zeven maanden werk en op jaarbasis € 400 000,– toucheert? Vindt u dit een geoorloofde besteding van het door de belastingbetaler opgebrachte zorggeld?1
Ik kan me uw vraag voorstellen. VWS heeft dan ook transparantie bewerkstelligd over de inkomens van zorgbestuurders. De informatiebronnen (i.c. de jaarverslagen) zijn voor iedereen toegankelijk. Wanneer daar gegevens uit worden gebruikt, is het zaak om goed te doorgronden waar die gegevens voor staan.
Uit het jaarverslag blijkt dat het bedrag van bijna tweeënhalve ton het tarief excl. BTW is voor de inhuur van een interim-bestuurder. Daar zit het bruto-inkomen in en tal van andere kosten zoals werkgeverslasten voor pensioen, sociale zekerheid, onkosten, reiskosten e.d. De tijdelijk bestuurder verdiende een fors inkomen.
Van GGZ WNB begrijp ik dat de vergoeding voor de interim-voorzitter is gebaseerd op de normen uit de BBZ (beloningscode voor bestuurders in de zorg). Dat is op zich een juiste handelwijze. De vergoeding voor interimmers is op grond van diezelfde BBZ gerelateerd aan de lengte van de opdracht (hoe korter, hoe hoger het tarief). Daarom kan zijn in het jaarverslag verantwoorde vergoeding (wat dus niet zijn inkomen is) niet zonder meer geëxtrapoleerd worden naar jaarbasis. Dat wordt in het krantenartikel wél gedaan. Dit impliceert ook dat de vergoeding volgens die normen naar omlaag zou moeten worden aangepast nu de interimbestuurder langer dan oorspronkelijk voorzien in dienst is.
Wat is uw reactie op de bewering van de voorzitter van de Raad van Bestuur van GGZ WNB dat bestuurders op interimbasis niet onder de norm voor topinkomens vallen? Indien hij gelijk heeft, vindt u dit aanvaardbaar? Wilt u uw antwoord toelichten?1
In het krantenartikel lees ik hierover: «Voor zo’n tijdelijke opdracht geldt de normale beloningsstructuur niet.» De inhoud van het letterlijke citaat klopt. Want in de BBZ is voor interimmers een aparte regeling opgenomen: afhankelijk van de zwaarte en de duur van de opdracht (dat laatste met een maximum van één jaar) geldt een gedifferentieerde opslag op de norm van het inkomen van een bestuurder met een vaste aanstelling. Dat is de aanpak van NVZD en NVTZ in hun BBZ voor deze vorm van tijdelijk werk.
Wat is uw oordeel over het feit dat W. P., die ook excessief werd beloond en later wegens wanbeleid is ontslagen, GGZ WNB laat opdraaien voor een strop van € 260 000 euro na een mislukt vastgoedavontuur met zijn privévilla? Deelt u de mening dat dit bedrag ten laste moet worden gebracht van de voor deze miskleun verantwoordelijke bestuurders en niet van de patiënten en werknemers, die reeds getroffen worden door de GGZ-maatregelen van de regering? Zo nee, waarom niet?2
Om te kunnen beoordelen of een inkomen excessief is, moet dat naast een norm worden gelegd. Uit het jaarverslag blijkt dat de vertrokken bestuursvoorzitter werd beloond conform de NVZD-regeling die in het jaar 2000, toen hij werd aangesteld, veel gebruikt werd. De bedragen die daar uit voortvloeien zijn intussen niet meer denkbaar. De koepels van toezichthouders en bestuurders in de zorg hebben die bedragen met de BBZ, die nu geldt, soberder gemaakt. Ik vind en vond zijn beloning excessief.
Over de vastgoedkwestie staat in het krantenartikel dat de voorzitter van de Raad van Toezicht heeft gezegd: «De vorige raad heeft die koop destijds goedgekeurd. Als het nu zou spelen, zou ik dat niet doen.» De verkoop speelde in 2007 en toen kon niemand de economische crisis en de gevolgen daarvan voor ondermeer de vastgoedprijzen voorzien. Toen werden plannen gemaakt op basis van rooskleuriger, inmiddels achterhaalde perspectieven. Het is aan de nieuwe Raad van Toezicht om te beoordelen of en zo ja welke consequenties daar aan moeten worden verbonden.
Zie verder het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat de bestuurders en toezichthouders, die door hun wanbeleid en graaigedrag tientallen ontslagen hebben veroorzaakt, persoonlijk dienen op te draaien voor de schade die door de gedwongen ontslagen is toegebracht aan de getroffen werknemers en de overheid die voorzieningen voor werklozen moet treffen? Zo nee, waarom niet en wilt u uw antwoord toelichten?
Er bestaan wettelijke regels over de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders voor hun handelen als bestuurder. Die regels moeten worden toegepast indien zo’n situatie daartoe aanleiding geeft.
Deelt u de mening dat zelfregulering van topinkomens in de zorg niet werkt, zoals ook is gebleken uit de inventarisatie van jaarverslagen van ziekenhuizen door het Financieele Dagblad? Zo nee, waarom niet?3
Nee. Het FD-artikel geeft geen goede onderbouwing voor die stelling. De minister is hier op ingegaan in haar antwoorden op de vragenset die de leden Gerbrands en Wilders van de PVV over dat FD-artikel op 21 juli hebben ingezonden.
Welke consequentie moet wat u betreft verbonden worden aan de constatering dat er nog steeds zorgbestuurders zijn die (ver) boven de norm voor topbestuurders beloond worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals u in de antwoorden van de minister op de vragenset van de leden Gerbrands en Wilders van de PVV van 21 juli over het FD-artikel kunt lezen, is die constatering niet juist.
Het kabinetsbeleid, als reactie op de maatschappelijk niet-verantwoorde inkomenshoogtes van bestuurders in de publieke en de semipublieke sectoren, is neergelegd in een voorstel voor een wet ter normering van die topinkomens (TK 32 600). Dat wetsvoorstel is volgens het kabinet het juiste antwoord om deze problematiek te beteugelen. In dat wetsvoorstel wordt ook toegelicht dat en waarom de wet alleen voor nieuw afgesloten contracten gaat gelden. De werking van de wet moet dan dus, net als die van de BBZ, worden getoetst bij de nieuw afgesloten contracten met zorgbestuurders. Van verantwoordelijke bestuurders mag worden verwacht dat zij de signalen van onvrede uit politiek en samenleving over hun inkomens serieus nemen. Vanuit dat perspectief en vanuit het perspectief van de nieuwe normen, zouden zijn hun contract vrijwillig nog eens tegen het licht kunnen houden.
Waarom worden patiënten en gewone werknemers in het kader van de betaalbaarheid van de zorg door deze regering geacht grote offers te brengen, terwijl een parasitaire kaste van bestuurders en topmanagers zichzelf onbekommerd blijft verrijken? Hoe valt dit met elkaar te rijmen?
Zie mijn antwoord op uw vraag 6: het kabinet komt met een normeringswet.
Om een effectief normeringsbeleid te kunnen voeren is een bestuurlijk en juridisch zorgvuldige voorbereidingsprocedure nodig. Daaruit bleek ondermeer dat de inkomens van bestuurders in de publieke en de semipublieke sector niet zonder wettelijke grondslag daarvoor kunnen worden aangepakt. Daarom heeft de minister op diverse momenten gepleit om het wetsvoorstel TK 32 600 in de huidige vorm snel in het Staatsblad te krijgen. Zoals ik in het antwoord op vraag 6 heb gemeld, kunnen verantwoordelijke bestuurders ook nu al hun arbeidscontract nog eens tegen het licht houden.
Bent u bereid de amendementen voor een bezoldigingsmaximum, die zijn ingediend bij de behandeling van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, te omarmen? Zo nee, waarom niet?4
Het kabinet is van mening dat het wetsvoorstel zoals het is ingediend, het juiste antwoord is op de problematiek rond de topinkomens in de publieke en de semipublieke sectoren. De discussie over ingediende amendementen bij dat wetsvoorstel hoort thuis in de parlementaire behandeling van dat wetsvoorstel.
Tewerkstellingsvergunningen voor Roemenen in de seizoensarbeid in de tuinbouw |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de voorzieningenrechter in Den Haag over de afwijzing van aanvragen tot het verlenen van tewerkstellingsvergunningen voor Roemenen in de seizoenarbeid in de tuinbouw die inhoudt dat de afwijzing door de rechter wordt geschorst?1
Ja.
Wat is uw reactie op de kritiek van de rechter dat uw beleid om aanvragen voor werkvergunningen strenger te toetsen niet voldoende zorgvuldig is voorbereid, een draagkrachtige motivering ontbeert en in strijd is met het vertrouwensbeginsel en het beginsel van een evenredige belangenafweging? Bent u bereid om met terugwerkende kracht te erkennen dat het verstandig zou zijn geweest om, zoals de Tweede Kamer heeft gevraagd in de motie Van Hijum c.s, een ruimhartiger overgangsbeleid te voeren, gebaseerd op de afspraken die eerder met de sector over de personeelsvoorziening in de land- en tuinbouw zijn gemaakt?
De rechter heeft bij wijze van voorlopige voorziening uitspraak gedaan op het verzoek van enkele tuinders om alsnog hun aanvragen om tewerkstellingsvergunningen toe te kennen. UWV moet nog beslissingen nemen op de bewaarschriften die door deze tuinders zijn ingediend. Daarbij zal UWV uiteraard ook de overwegingen van de rechter betrekken. Ik vind het niet juist om vooruit te lopen op deze beslissingen op bezwaar door in te gaan op de inhoud van de uitspraak van de rechter. Wel verwijs ik naar mijn brief van 22 augustus 2011, waarin ik concludeer dat mede door het beleid tot 1 juli, de tuinders hun weg hebben gevonden naar prioriteitgenietend aanbod.
Hoeveel werkvergunningen zijn er in de periode van 1 januari tot 1 juli 2011 daadwerkelijk aangevraagd en verleend? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de (gehonoreerde) aanvragen in voorgaande jaren? Hoeveel werklozen zijn er daadwerkelijk ingezet op vacatures in dezelfde periode? In hoeverre is er alternatief aanbod beschikbaar gesteld door uitzendbureaus?
In de periode 1 januari tot 1 juli 2011 heeft UWV in totaal 1 836 tewerkstellingsvergunningsaanvragen afgehandeld. Hiervan zijn er 850 toegekend. Verder zijn 313 aanvragen door de werkgever stopgezet, en zijn er 673 geweigerd. In dezelfde periode in 2010 heeft UWV 2 088 aanvragen afgehandeld. Hiervan zijn er 2 038 verleend, 49 door de werkgever stopgezet en 1 geweigerd. Voor de inzet van werklozen in de tuinbouw en het aanbod van uitzendbureaus verwijs ik naar mijn hier voor genoemde brief van 22 augustus 2011.
Wat is uw reactie op de constatering van de rechter dat de evident gewijzigde toetsingsmaatstaf bij de beoordeling van aanvragen voor werkvergunningen een inbreuk zou kunnen opleveren van de standstillbepalingen op grond van de toetredingsverdragen tussen de Europese Unie en Roemenië en Bulgarije? Welke gevolgen heeft dit voor de wijze waarop aanvragen voor werkvergunningen voor mensen uit Roemenië en Bulgarije worden beoordeeld na 1 juli, zoals toegelicht in uw brief aan de Kamer van 8 juli 2011?
De stand still-bepalingen bij de Toetredingsverdragen met Bulgarije en Roemenië houden in dat de toepassing van overgangsmaatregelen met betrekking tot vrij werknemersverkeer met Bulgarije en Roemenië (zoals het vereiste van een tewerkstellingsvergunning) niet mag leiden tot strengere voorwaarden voor de toegang van Bulgaarse/Roemeense werknemers tot de arbeidsmarkt dan ten tijde van de ondertekening van de Toetredingsverdragen.
Van strengere voorwaarden is echter geen sprake. Op werknemers uit Bulgarije en Roemenië is de Wet arbeid vreemdelingen van toepassing. Het uitgangspunt van de Wet arbeid vreemdelingen, namelijk dat een tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd wanneer prioriteitgenietend aanbod aanwezig is dat beschikbaar en inzetbaar is, geldt nog steeds.
De beantwoording van de vraag of er prioriteitgenietend aanbod is hangt af van de concrete omstandigheden op de arbeidsmarkt, en kan van tijd tot tijd verschillen, al naar gelang de arbeidsmarktomstandigheden veranderen. In de afgelopen jaren zijn de feitelijke omstandigheden op de arbeidsmarkt gewijzigd: het aantal arbeidsmigranten uit de Midden- en Oost-Europese landen is verder toegenomen. Uitzendbureaus hebben concreet prioriteitgenietend aanbod uit deze landen beschikbaar voor werk in de tuinbouw. Het betreft niet alleen mensen die al in Nederland zijn, maar ook mensen die bereid zijn om op korte termijn naar Nederland te komen.
Het oordeel van UWV met betrekking tot de aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod is aangepast aan de gewijzigde arbeidsmarktsituatie. De grotere aanwezigheid van beschikbaar prioriteitgenietend aanbod kan leiden tot een andere uitkomst, in dit geval dat er minder tewerkstellingsvergunningen worden verleend. Een andere uitkomst betekent echter niet dat sprake is van strengere voorwaarden.
Welke gevolgen heeft de uitspraak van de rechter precies voor de uitvoeringspraktijk? Van hoeveel vergunningaanvragen is de afwijzing geschorst? Hoeveel vergunningen worden er alsnog geacht te zijn verleend? Bent u bereid om met terugwerkende kracht te bezien welke afwijzingen door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (UWV) nog meer voor herziening in aanmerking zouden moeten komen, op grond van de criteria die de rechter hanteert?
De 16 tuinders aan wie een voorlopige voorziening is toegewezen mogen de Bulgaren en Roemenen voor wie UWV een tewerkstellingsvergunning heeft geweigerd alsnog laten werken, tot maximaal 6 weken na de beslissing op bezwaar van UWV.
In totaal betreft het 180 tewerkstellingsvergunningen die geacht worden alsnog te zijn verleend.
UWV bereidt op dit moment de beslissingen op bezwaar voor in de zaken van de 16 tuinders.
Luchtfoto's en panoramafoto's |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Gelderse versie Google maps vreest klantenverlies door Haagse plannen»1 en het rapport Maatschappelijke kosten-batenanalyse luchtfoto’s en 360°-panoramafoto’s?2
Ja.
Heeft u zicht op de gevolgen van de Europese aanbesteding voor de Nederlandse koppositie op dit gebied en de samenwerkingsverbanden op maatschappelijk gebied?
Ja. Allereerst wil ik u kort de achtergrond bij de overheidsbrede aankoop van luchtfoto’s en panoramafoto’s schetsen. Als coördinerend minister voor de geo-informatie in Nederland onderstreep ik het belang van geo-informatie, en daarmee van beeldmateriaal (luchtfoto’s en panoramafoto’s). Het speelt een groeiende rol in onder meer de publieke dienstverlening en administratieve lastenverlichting. Ik werk dan ook aan een overheidsbrede basisvoorziening voor geo-informatie, zoals vermeld in de beleidsnota GIDEON welke ik in 2008 aan uw Kamer gestuurd heb. Met uitgangspunten als «éénmalige inwinning, meervoudig gebruik» organiseren we ons als overheid op een efficiëntere manier.
De overheidsbrede aankoop van beeldmateriaal wordt in het GIDEON kader uitgevoerd. De gezamenlijke overheden hebben geïnventariseerd welke specificaties aan het materiaal zij nodig achten voor de uitvoering van haar publieke taken. Daarbij zijn bij ieder element in de specificatie steeds de elementen bruikbaarheid (in hoeverre is de betreffende specificatie noodzakelijk voor de uitvoering van publieke taken), haalbaarheid / leverzekerheid (kan de markt voldoen aan de specificatie) en financierbaarheid (staat de specificatie in verhouding tot de beschikbare financiële middelen) tegen elkaar afgewogen. De gezamenlijke aanpak voorkomt dat de diverse overheden de aanbestedingen afzonderlijk moeten uitvoeren. Dubbel werk wordt voorkomen.
Dan het antwoord op uw vraag. Ja, ik heb zicht op de gevolgen van de Europese aanbesteding. De omvangrijke overheidsbrede aankoop van dit materiaal wordt middels een Europese aanbesteding op de markt gezet. Alle bedrijven, ook de Nederlandse bedrijven, en ook de koplopers in de markt kunnen (zelf of in consortia) inschrijven op deze aanbesteding. De aanbiedingen van die bedrijven zullen bepalend zijn in de keuze aan welke bedrijven de opdracht gegund wordt.
Realiseert u zich dat door door het Europees opknippen van dit product in de losse onderdelen (digitale panorama-fotokaarten, kwaliteitscontrole, hosting en gelieerde software) de overheid een extra taak krijgt om dit weer allemaal te integreren en dus zeer waarschijnlijk uiteindelijk meer kosten gaat maken? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Met de standaarden die in de specificaties vereist worden zijn de onderdelen integreerbaar. De overwegingen om in verschillende percelen aan te besteden zijn met experts in dit veld zorgvuldig doordacht en met de experts zijn de specificaties zodanig opgesteld dat de onderdelen na de aanbesteding integreerbaar zijn. Het uitgangspunt van het project is daarbij steeds geweest dat de gezamenlijke aanpak baten oplevert en niet meer gaat kosten dan dat het nu doet.
Voor de volledigheid vermeld ik hierbij ook de redenen die ten grondslag hebben gelegen aan het opdelen in percelen:
Het aantal bedrijven dat de gehele opdracht (alle percelen) voor heel Nederland zou kunnen aanbieden is zeer gering. De markt van bedrijven die luchtfoto’s aanbieden en de markt die panoramabeelden aanbiedt kent slechts een zeer kleine overlap. Concurrentie is belangrijk voor de prijsstelling.
Aanbiedingen van de best geëquipeerde bedrijven op onderdelen is belangrijk voor de kwaliteit.
Bij kwaliteitscontrole is het van belang dat hiervoor een onafhankelijke partij wordt aangesteld. Dat is de overweging geweest ook hiervoor een apart perceel op te nemen.
Betreffende de hosting kan ik u melden dat na de uitvoering van de marktconsultatie de richting is gekozen dit beter aan te laten sluiten bij de GIDEON visie en dit te laten aansluiten bij de ontsluiting van andere geo-informatiebestanden.
Wat betreft de software is aangesloten bij de idee dat de overheid de data beschikbaar stelt en zich daarbij houdt aan open standaarden waarmee de markt de data in diverse software pakketen kan opnemen.
Klopt het dat in de aanbestedingscriteria, voor zover nu bekend, kwaliteitseisen uit het verleden worden gehanteerd, die sterk onder het niveau liggen van het systeem van panorama-fotokaarten die vandaag de dag worden gebruikt? Zo ja, wat is de motivatie hiervoor en welke gevolgen verwacht u dat dit heeft?
Nee. De aanbestedingscriteria die op dit moment buiten het project bekend zijn, zijn de specificaties van de marktconsultatie in april dit voorjaar. Naar aanleiding van de opmerkingen uit de marktconsultatie zijn die specificaties de afgelopen maanden grondig verbeterd en verder gedetailleerd.
Bent u bereid om de huidige aanbesteding, die gepland staat om op 8 augustus te verschijnen, te onderbreken teneinde nader onderzoek te doen naar de mogelijk negatieve bijeffecten van deze aanbesteding zoals verwoord in vraag 2 t/m 4? Zo neen, waarom niet?
Nee. De voorbereiding voor de aanbesteding is op zorgvuldige wijze uitgevoerd. De gemaakte keuzes, zoals vermeld onder punt 2 t/m 4 zijn onderbouwd en beargumenteerd gemaakt en ik zie dan ook geen reden de aanbesteding uit te stellen.
Wilt u in verband met de aanbestedingsdatum deze vragen vóór 1 augustus 2011 beantwoorden en aan de Kamer doen toekomen?
In verband met de vakantieperiode is de termijn tot 1 augustus erg kort gebleken, wel heeft de beantwoording plaatsgevonden voor de aanbestedingsdatum.
Het bericht dat een frauderende psychiater een doorstart wil maken |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat de psychiater die wordt verdacht van miljoenenfraude met Persoonsgebonden Budgetten (PGB’s) binnen een week na zijn voorlopige vrijlating een doorstart van zijn praktijk probeert te maken?1
Ja, dat bericht klopt. Inmiddels is de tweede psychiater die wordt verdacht van dezelfde strafbare feiten ook voorlopig in vrijheid gesteld. In de onderstaande beantwoording ga ik in op de situatie rond beide psychiaters.
Hoe kan het dat iemand die wordt verdacht van grootschalige fraude met zorggeld tot de behandeling van zijn zaak gewoon in de zorg werkzaam kan blijven?
Hieronder zet ik eerst uiteen wat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kan doen in dergelijke zaken, wat er is gedaan en waarom. Vervolgens geef ik aan wat het Openbaar Ministerie (OM) kan doen in gevallen waarin een arts art. 96 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) overtreedt.
Wat kan de IGZ doen?
De IGZ doet een inspectieonderzoek bij dergelijke signalen waarbij zij nagaat of er sprake is van randvoorwaarden voor het leveren van verantwoorde zorg. De IGZ toetst daarbij de praktijkvoering en het handelen van een beroepsbeoefenaar aan wettelijke voorwaarden (waaronder tuchtnormen) en aan veldnormen en gedragscodes.
De IGZ kan een zaak aanhangig maken bij een regionaal tuchtcollege als er sprake is van overtreding van de tuchtnormen uit de Wet BIG. Op grond van het tuchtrecht kan in het zwaarste geval een arts het recht om zijn beroep uit te oefenen worden ontzegd. Een spoedbehandeling kan gevraagd worden als er gevaar dreigt voor de individuele gezondheidszorg van andere patiënten.
Tevens kan de IGZ een bevel uitvaardigen indien een beroepsbeoefenaar de verplichting tot het leveren van verantwoorde zorg aantoonbaar niet of onvoldoende heeft nageleefd. Bij overtreding van het bevel kan bestuursdwang worden toegepast. Een bevel is met name geschikt als er sprake is van een tekortkoming in de kwaliteit van de praktijkvoering die directe gevolgen heeft voor de patiëntveiligheid en die snel verbeterd kan en moet worden.
Ten slotte kan de IGZ op basis van de informatie uit haar toezichtbezoeken oordelen dat er een noodzaak is tot het stellen van voorwaarden aan de uitvoering van de zorgverlening om te borgen dat deze verantwoord wordt uitgevoerd.
Eén psychiater kondigde na zijn schorsing uit voorlopige hechtenis op de website van zijn praktijk aan zijn werkzaamheden te willen hervatten. De IGZ heeft deze psychiater aangezegd zich te onderwerpen aan een inspectieonderzoek, mede in verband met het ingrijpende karakter van het strafrechtelijk onderzoek en zijn voorarrest. Beoordeeld is of er omstandigheden zijn die verantwoorde zorgverlening in de weg staan. Het resultaat van dat inspectieonderzoek was dat die omstandigheden er niet zijn. De psychiater is bereid zich volledig te onderwerpen aan supervisie en hij stelt zich toetsbaar op. Hij heeft toegezegd alle te stellen voorwaarden aan verantwoorde zorg te zullen naleven. De IGZ zal toezien op die naleving.
De andere psychiater, die eveneens in voorarrest heeft gezeten, heeft van de IGZ een aangetekend schrijven ontvangen waarin hem is aangezegd zich aan toezicht te onderwerpen. Dit leverde geen reactie op. De IGZ heeft geconstateerd dat deze psychiater zich niet, of onvoldoende, toetsbaar opstelt voor de IGZ en is daarom overgegaan tot het geven van een bevel op grond van de Wet BIG, op basis waarvan hij geen werkzaamheden mag uitvoeren als arts, psychiater of psychotherapeut. Als grond voor het bevel is aangevoerd dat de IGZ, zonder mogelijkheid van toetsing van de persoon en zijn praktijk, onvoldoende redenen heeft om aan te nemen dat hij verantwoorde zorg kan leveren. De advocaat van deze psychiater heeft inmiddels aangekondigd dit bevel en de aangevoerde grond te zullen aanvechten bij de voorzieningenrechter. Die zal op korte termijn uitspraak doen over de houdbaarheid van het standpunt van de IGZ.
Er is sprake van een verdenking van fraude, een strafbaar feit. Die verdenking van fraude moet op basis van de door het openbaar ministerie onderzochte en tenlastegelegde feiten door de strafrechter beoordeeld worden. De strafrechter kan de verdachten veroordelen. De IGZ kan niet vooruitlopen op een strafrechtelijke veroordeling, immers het principe van de rechtsstaat is dat iemand onschuldig is tot het moment dat hij is veroordeeld.
Maatregelen (tuchtrecht of bevel) inzetten uitsluitend op basis van de verdenking van het plegen van een strafbaar feit, en dus vooruitlopend op de beoordeling van die feiten door de strafrechter, met het verstrekkende doel om de volledige beperking van de beroepsuitoefening te bereiken, acht de IGZ niet kansrijk. Alleen als de IGZ kan aantonen dat er sprake is van niet verantwoorde zorgverlening kunnen beroepsbeperkende maatregelen worden opgelegd. Zoals hiervoor is aangegeven, heeft onderzoek van de IGZ aangetoond dat geen sprake is van niet verantwoorde zorgverlening. Het weigeren van IGZ-toezicht door de tweede psychiater heeft de IGZ wel als zodanig aangemerkt.
In artikel 96 Wet BIG is het strafbaar gesteld om als niet-gekwalificeerde handelingen te verrichten die schade aan de gezondheid van anderen veroorzaken dan wel een aanmerkelijke kans op deze schade opleveren. Als sprake is van verdenking van overtreding van artikel 96 Wet BIG is de officier van justitie – bij het bestaan van ernstige bezwaren en indien de bescherming van de volksgezondheid dit dringend vordert – bevoegd de verdachte te bevelen zich van bepaalde handelingen te onthouden. De officier van justitie kan van deze bevoegdheid alleen gebruik maken zolang de behandeling ter terechtzitting nog niet is begonnen en de IGZ is gehoord.
De betrokken psychiaters worden verdacht van fraude maar niet van overtreding van artikel 96 van de Wet BIG. De verdachte psychiaters zijn beide BIG-geregistreerd. Voor artikel 96 Wet BIG is vereist dat de betrokken psychiaters buiten hun deskundigheidsgebied zijn getreden. Daarvan is in casu geen sprake. Voorts is in dit geval niets gebleken van (een aanmerkelijke kans op) schade aan de gezondheid van anderen.
Wat is de stellingname van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en het Openbaar Ministerie (OM) inzake de mogelijke doorstart van deze psychiater?
De stellingname van het OM en de FIOD in deze is dat het beoordelen of de nog niet veroordeelde psychiaters op een verantwoorde wijze zorg kunnen verlenen, de taak is van de IGZ.
Klopt de informatie dat een arts alleen uit zijn beroep kan worden gezet als iemand een tuchtrechtprocedure tegen hem begint?
Nee, er zijn meer mogelijkheden om een beroepsbeoefenaar in de beroepsuitoefening te beperken of hem die te ontzeggen.
Bent u van mening dat bij een veroordeling door de rechter van een arts voor een misdrijf dat gerelateerd is aan zijn praktijk, het centraal tuchtrechtcollege automatisch een procedure zou moeten starten om deze arts uit zijn beroep te ontzetten? Kunt u dit standpunt toelichten?
Nee, dit acht ik niet noodzakelijk. Indien er een veroordeling volgt en het ontbreken van verantwoorde zorgverlening in het verleden wordt aangetoond – waarbij de rechter als bijkomende straf een beroepsverbod kan opleggen – dan zal deze veroordeling door de IGZ worden gewogen in het kader van het tuchtrecht. Indien nodig zal de IGZ op dat moment alsnog een tuchtklacht indienen met gebruikmaking van de feiten die in het strafproces zijn komen vast te staan.
Bent u van mening dat een arts, wiens handelen in zijn praktijk door het OM wordt onderzocht, tijdens het onderzoek zijn beroep zou mogen uitoefenen? Kunt u dit standpunt toelichten?
In het antwoord op vraag 2 heb ik u ingelicht over de relevante bevoegdheden in dit soort situaties, over hoe er is gehandeld en wat daarvan de reden is. De IGZ neemt op dit moment alle mogelijke maatregelen vanuit het perspectief van verantwoorde zorgverlening.
Zou u het aanvaardbaar vinden als deze psychiater schuldig wordt bevonden aan grootschalige fraude, maar niet uit het BIG-register wordt geschrapt?
Lopende de strafzaak kan ik niet vooruitlopen op de uitkomsten daarvan, noch op de naar aanleiding daarvan ontstane situatie met betrekking tot de praktijkuitoefening van de betrokkenen.
Bent u bereid de zorgkantoren te informeren over de fraudezaak die loopt tegen deze psychiater, opdat zij PGB-aanvragen kunnen toetsen op rechtmatigheid? Zo neen, waarom niet?
De zorgkantoren zijn via de zorgverzekeraars al geruime tijd eerder geïnformeerd over de verdenkingen. Zij zijn daarom extra alert bij het beoordelen van PGB-aanvragen.
Lesbisch ouderschap |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is op dit moment de stand van zaken rond het aangekondigde wetsvoorstel Lesbisch Ouderschap?
De Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel. Op dit moment wordt het nader rapport voorbereid. Indien de Ministerraad instemt met het nader rapport en het wetsvoorstel zal ik bevorderen dat het wetsvoorstel voor de Algemene Politieke Beschouwingen bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
Hoe verhoudt de beoogde inwerkingtreding hiervan (1 juli 2011), zoals vermeld in de Rijksbegroting 2011, zich tot de recente toezegging van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat het wetsvoorstel «in de zomer» van 2011 wordt ingediend? Hoe verhoudt laatstgenoemde toezegging zich tot de volgende mededeling in de recente brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie1: «Ik streef er naar u spoedig nader te berichten»?
Zoals aangegeven bij vraag 1 zal ik indien de Ministerraad instemt met het nader rapport en wetsvoorstel, bevorderen dat het wetsvoorstel medio september wordt ingediend. Dit is conform de toezegging (zomer 2011).
Waarom is de indiening van het wetsvoorstel Lesbisch Ouderschap een aantal keren uitgesteld?
Het opstellen van het nader rapport is complex en kost tijd.
Wordt het wetsvoorstel, zoals eerder toegezegd, nog deze zomer ingediend? Zo niet, wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel verwachten?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 2.
De vorming van één ambulancedienst in Amsterdam |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de vorming van één ambulancedienst in Amsterdam met conflicten gepaard gaat?
Ja, waarbij ik wil opmerken dat het hier geen conflicten tussen de onderhandelende (vergunninghoudende) partijen betreft.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat er geen overleg met de vakbonden is geweest over een sociaal plan voor de werknemers in het geval van een fusie?
Voor mij is van belang dat er per veiligheidsregio één Regionale Ambulancevoorziening (RAV) komt die verantwoordelijk is voor het verlenen van de ambulancezorg in dat gebied. De wijze waarop de onderhandelingen plaatsvinden om te komen tot één RAV is een verantwoordelijkheid van de onderhandelende partijen. Overigens heb ik begrepen dat de vakbonden wel zijn en worden betrokken.
Klopt het dat de onderhandelingen voor de vorming van één ambulancedienst nog niet tot resultaat hebben geleid?
Als gezegd heb ik geen rol in de onderhandelingen en ik kan u hierover derhalve niet meer informatie geven dan wat reeds openbaar is. Uit deze openbare informatie blijkt dat het College van B&W voornemens is in te stemmen met overdracht van ambulancedienst GGD aan VZA. VZA heeft ingestemd. De Gemeenteraad is akkoord met het voornemen van het college van B&W, maar heeft hierover een motie aangenomen. Deze motie luidt als volgt: «Het college te verzoeken besprekingen te voeren met VZA om overeenstemming te bereiken over het oprichten van een nieuwe BV, waar beide organisaties GGD en VZA in zullen opgaan, en geen gebruik te maken van een bestaande BV van de VZA groep». Naar verwachting zal binnenkort definitief door het college van B&W worden besloten inzake het onderhandelingsresultaat.
Wat is uw reactie op de opstelling van de directeur van Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (VZA), die laat weten niets te zien in het oprichten van een nieuwe onderneming of nieuwe onderhandelingen hierover?1
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 beschrijf worden er nog besprekingen gevoerd naar aanleiding van een aangenomen motie. Ik heb geen rol in deze besprekingen en laat me dan ook niet uit over standpunten van partijen die hierin wel deelnemen.
Hoe verhouden deze uitspraken zich met het besluit van de gemeenteraad van Amsterdam om de onderhandelingen juist wel opnieuw te openen?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer trekt u de conclusie dat de partijen er niet zelf uitkomen en gaat u zelf een Regionale Ambulance Voorziening (RAV) oprichten, zoals u voorganger heeft aangekondigd als beleidslijn in dergelijke omstandigheden in zijn brief aan de Tweede Kamer van 8 maart 2010?2
Zie mijn antwoord op vraag 3. Gezien de genoemde ontwikkelingen zie ik geen reden hierin actie te ondernemen.
Het bericht dat topsalarissen in de zorg gewoon worden doorbetaald |
|
Karen Gerbrands (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Beloningscode zorg mislukt»?1
Ik moet eerst constateren dat deze set vragen mijn antwoorden op uw eerdere set vragen van 7 juli («over het bericht dat er vorig jaar door ziekenhuizen voor 4 miljoen aan exitpremies is uitgekeerd) heeft gekruist. Die constatering is van belang omdat ik met name in het antwoord 3 van die set ga ik in op uw soortgelijke stelling in die vraagstelling: ziekenhuizen houden zich blijkbaar niet aan de BBZ (beloningscode voor bestuurders in de zorg).
Samengevat luidde dat antwoord dat de stelling niet juist is. Dat geldt dus ook voor de stelling uit de kop van het FD-artikel.
De BBZ, evenals de komende normeringswet, richten zich op nieuwe contracten. Alle reeds bestaande contracten met de bestuurders van zorginstellingen worden gerespecteerd. Dat is juridisch onontkoombaar. Daarom kan het succes van de BBZ niet worden afgemeten aan het totale bestand van de arbeidsovereenkomsten met bestuurders, maar moet dat worden beoordeeld aan de hand van enkel de nieuw afgesloten arbeidsovereenkomsten. Dat zijn dan de contracten die vanaf 2010 zijn aangegaan, vanaf de inwerkingtreding van de beloningscode.
Ik vind het vervelend dat er een vertekend beeld ontstaat over de naleving van de BBZ door dit soort onjuiste vergelijkingen.
Verder wil ik er op wijzen dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dit voorjaar een voorstel voor een normeringswet bij de Kamer heeft ingediend. Daarin wordt ook de handhaving geregeld. Met deze wet krijgt het kabinet een goed instrument om het kabinetsbeleid op dit punt te verwerkelijken.
Hoe verklaart u de schokkende cijfers uit 2010 waarbij 91% van de salarissen van de bestuurders in de zorg boven de Balkendendenorm uitkwam en nog eens 40% boven de grens van 240 000 euro?
Ik kan deze cijfers nu niet beoordelen. Jaarlijks maak ik een analyse van de inkomens van bestuurders van zorginstellingen op basis van hetgeen daarover wordt verantwoord in de jaarverslagen. Mijn analyse van de cijfers over 2010 kunt u, zoals gebruikelijk, eind dit jaar verwachten.
Wel kan ik u nu al wijzen op tabel 4 van mijn analyse over de cijfers uit 2009 (TK 30 111, nr. 52). Uit die tabel blijkt dat in 2009 81% van de inkomens van zorgbestuurders onder de 130%-norm lag en 19% erboven. Dat geeft een ander beeld dan in het FD-artikel wordt opgeroepen.
Op de analyse die ik jaarlijks aan het eind van het jaar naar de Kamer stuur, baseer ik mijn oordeel over de inkomens van zorgbestuurders. Ook in die analyse zal onderscheid worden gemaakt tussen oude contracten en contracten van na de inwerkingtreding van de BBZ.
Bent u bereid met de bestuurders te overleggen en dwingende afspraken met ze te maken zodat de beloningscode wel wordt nageleefd?
Het zijn de toezichthouders die de arbeidsovereenkomsten met bestuurders sluiten (en daardoor hun inkomens bepalen), dus zij zijn degenen die ik zal aanspreken. Ik heb regelmatig contact met de twee koepels die de BBZ (beloningscode bestuurders in de zorg) tot stand hebben gebracht, de NVTZ en de NVZD. Daarin zal uiteraard de naleving en de verbetering van de naleving ter sprake komen. Uit eerder contact met hen heb ik vernomen dat hun eigen onderzoek uitwijst dat de BBZ vrijwel voor 100% wordt nageleefd. Gezien de verschillende berichten over de naleving zal ik eerst mijn eigen analyse afronden.
Verder wil ik er op wijzen dat ik recent in de Kamer heb aangegeven (bij het vragenuurtje van 7 juni) en op eerdere schriftelijke vragen van u (die van 6 juni) heb geschreven dat ik op dit moment geen instrument heb om in te grijpen in de salarissen van bestuurders en toezichthouders in de zorgsector. Ik heb de Kamer daarom in dat vragenuurtje opgeroepen om ervoor te zorgen dat het huidige wetsvoorstel over de topinkomens per 1 januari 2012 in werking kan treden. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel inmiddels naar de Kamer gestuurd. De naleving van de BBZ wordt met die nieuwe wet gewaarborgd. In het regeer- en het gedoogakkoord is daarom overigens ook vastgelegd dat de WNT in de huidige vorm (dus zoals het als wetsvoorstel is ingediend) wordt ingevoerd.
Nu zelfs de directeur van de vereniging van zorgbestuurders erkent dat de beloningscode niet werkt, blijkt daar dan niet uit dat de code in de Wet normering topinkomens moet worden opgenomen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de woorden van de voorzitter (die abusievelijk als directeur wordt gepresenteerd) aan hem voorgelegd. Zijn interpretatie is dat de BBZ alleen voor nieuwe contracten geldt en dat je daar dus over moet oordelen.
Overigens is het altijd mijn bedoeling geweest om de code dwingend op te leggen op het moment dat de normeringswet in het Staatsblad staat.
Gaat u de bestuursvoorzitter van het Maasstad ziekenhuis aanspreken op zijn veel te hoge beloning, mede gezien het feit dat zijn ziekenhuis in opspraak is geraakt door het niet naleven van de infectierichtlijnen?
Zoals ik in mijn antwoord op uw derde vraag al vermeldde, is het de Raad van Toezicht die de arbeidsovereenkomst met een bestuurder sluit. Op basis van de uitkomsten van de analyse over de cijfers uit 2010 zal ik enkele casussen kiezen voor een nadere bespreking met betrokkenen. De inkomenssituatie bij het Maasstadziekenhuis is zo uitzonderlijk dat de kans groot is dat het Maasstadziekenhuis daar bij zal zitten.
Het bericht 'Al Gore start nieuwe klimaatcampagne' |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Al Gore start nieuwe klimaatcampagne»?1
Ja.
Kunt u voor elk departement een gedetailleerd jaaroverzicht geven van de kosten (in euro’s) aangaande genomen maatregelen en heffingen ten aanzien van klimaatbeleid of beleid om klimaatverandering tegen te gaan vanaf het moment dat het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) werd opgericht in 1988?
De gevraagde informatie is niet over alle jaren beschikbaar. Een overzicht van de beschikbare middelen voor de periode 1998 tot 2011, waarbij ook de gelden voor klimaatmitigatiemaatregelen van andere departementen zijn opgenomen, staat in de begroting van VROM van 2005 (uitgavenbudgetten; vergaderjaar 2004–2005, Kamerstuk 29800-XI, nr 1, Tabel B.2 bijlage 5 Voortgang klimaatbeleid 2004). Voor de gedetailleerde cijfers voor de genoemde periode verwijs ik naar deze begroting. Het relevante onderdeel is als bijlage bij deze antwoorden gevoegd.2 Na 2005 zijn dergelijke overzichten niet meer in de begroting opgenomen.
De totale beschikbare middelen per departement over de periode 1998 t/m 2011 zijn hieronder samengevat:
De kosten voor de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) zijn niet in deze begroting opgenomen. De kosten bedragen vanaf 2005 gemiddeld 5 miljoen euro per jaar voor het EU emissiehandelssysteem (ETS). Over de periode 1988–2005 zijn geen kosten gemaakt, omdat ETS op 1 januari 2005 is gestart.
Het CBS is bezig met een project Adaptatie- en mitigatiekosten van de overheid. In dat project worden terugkijkend naar een beperkt aantal jaren (periode 2005–2009), deze gegevens gepubliceerd. Dit zal naar verwachting medio 2012 gebeuren.
Kunt u gemotiveerd en gedetailleerd aangeven wat het kost om Nederland de Europese doelstelling van 20% CO2 reductie te laten behalen voor 2020? Kunt u ook hierbij een kostenoverzicht van alle ministeries verschaffen?
Om tot een 20% reductie van CO2 te komen zijn het ETS, de afspraken in het kader van non ETS sector en de fiscale vergroening de belangrijkste instrumenten. Op de kosten in het kader van de ETS ga ik in vraag 4 in. Voor zover kosten door het rijk zijn gemaakt in het kader van de non ETS sector verwijs ik naar het antwoord bij vraag 2.
Kunt u gemotiveerd en gedetailleerd aangeven wat de kosten zullen zijn voor het bedrijfsleven in Nederland om aan de Europese norm van 20% CO2 reductie te voldoen?
De kosten voor het bedrijfsleven kunnen niet in het algemeen worden weergegeven. Over de kosten in het kader van de ETS is wel iets te zeggen. Het onderliggende idee voor bedrijven die onder het emissiehandelssysteem vallen is dat zij zelf kunnen beoordelen wat de meest kostenefficiënte wijze is van CO2-reductie, bijvoorbeeld door zo nodig een keuze te maken voor investeren in energiebesparing of door het kopen van emissierechten. De administratieve lasten voor bedrijven die vallen onder het emissiehandelssysteem zijn geraamd door ACTAL. Op basis hiervan kom ik tot een raming over de jaren 2005 tot 2012 van in totaal 49 miljoen euro. Voor 2005 was er geen ETS en hebben bedrijven dus beperkte kosten gemaakt. Voor 2013–2020 worden de administratieve lasten geschat op 66,3 miljoen euro in totaal. De kosten voor het kopen van emissierechten in die periode worden ruwweg geschat op 700–800 miljoen per jaar, afhankelijk van de CO2-prijs. De bedrijven hebben naast kosten ook voordeel door het ETS gekregen. In de periode 2005–2010 hebben zij in totaal 25,3 miljoen rechten meer gekregen dan zij nodig hadden om hun emissies in diezelfde periode af te dekken. Energiebedrijven kunnen de waarde van de benodigde emissierechten doorberekenen in de energieprijs (conform het principe vervuiler betaal). Ook voor de andere bedrijven onder emissiehandel is het zeer aannemelijk dat de waarde van emissierechten vanaf 2005 (deels) zijn doorberekend.
Kan van elk departement worden aangegeven hoeveel FTE zich (deels) met het vraagstuk rond de klimaatverandering bezighouden en wat de totale loonkosten hiervoor zijn op jaarbasis sinds 1988?
De precieze informatie op jaarbasis over de inzet van fte’s op de verschillende onderwerpen binnen de departementen is over de gevraagde jaren niet te geven. Fte’s worden over verschillende begrotingsonderdelen en operationele doelen ingezet en zijn niet rechtstreeks aan de onderwerpen te relateren.
Kunt u een overzicht geven van alle lokale, provinciale en landelijke projecten, initiatieven die op welke manier dan ook te maken hebben met CO2 reductie en wat hiervan de kosten waren, welk doel zij dienden en waar en wanneer zij plaatsvonden sinds 1988?
In de in vraag 2 genoemde begroting van VROM is een aantal projecten van het rijk in samenwerking met gemeenten en provincies opgenomen. Het doel van deze projecten is bijdragen aan de Europese reductiedoelstelling voor broeikasgasemissies in 2020. Onderstaand is een overzicht gegeven van recent gestarte en afgeronde projecten en hun kosten. Deze kosten waren eenmalig en voor één jaar.
Kunt u vanaf 1988 een gedetailleerd jaaroverzicht geven aangaande de Nederlandse bijdrage aan Europa voor klimaatdoeleinden?
Nederland draagt jaarlijks een bedrag af aan de EU. Voor de hoogte van deze bedragen verwijs ik naar de verschillende begrotingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. In de jaarverslagen van de Europese Commissie staat aangegeven hoe de uitgaven van de Europese Commissie zijn verdeeld over de verschillende onderwerpen. De systematiek is zodanig dat er geen één op één relatie kan worden gelegd tussen de Nederlandse bijdrage aan Europa en de uitgaven van de Europese Commissie aan klimaatdoeleinden.
Kunt u vanaf 1988 per jaar aangeven hoeveel geld aan ontwikkelingshulp beschikbaar werd gesteld voor klimaatdoeleinden?
Nederland rapporteert elke vier jaar aan de UNFCCC over haar verplichtingen inzake het klimaatverdrag via de nationale communicaties. Sinds 2001 wordt hierin gerapporteerd over de klimaatuitgaven binnen ontwikkelingssamenwerking. In de jaren voor 2001 werd hierover niet gerapporteerd.
Deze klimaatuitgaven betreffen programma’s voor het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare energie en adaptatiemaatregelen in met name de water- en landbouwsector.
De door Nederland gerapporteerde uitgaven zijn:
De uitgaven voor 2009 en 2010 zijn nog niet beschikbaar en zullen via de nationale communicatie 2009–2012 aan de UNFCCC gerapporteerd worden. In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten zullen er geen aparte rapportages over klimaatuitgaven voor de jaren 2009, 2010 en 2011 gemaakt worden.
Kunt u het totale bedrag zoals voortgekomen uit bovenstaande vragen, vermelden en gemotiveerd aangeven hoe dit bedrag tot stand is gekomen?
Het informatiegehalte per onderdeel is zo verschillend dat het op basis daarvan niet mogelijk is om een juist bedrag voor het geheel over de periode 1988–2011 aan te geven.
Kunt u aangeven hoeveel kouder het is geworden en hoeveel de zeespiegel is gedaald door alle klimaatkosten die zijn gemaakt die tot doel hebben om Nederland klimaatneutraal te maken?
De Nederlandse klimaatkosten hebben niet tot doel gehad om Nederland in 2012 of 2020 reeds klimaatneutraal te maken. De doelstellingen in het kader van het Kyotoprotocol (2012) en het Europese klimaat- en energiepakket (2020) zijn bescheidener. De relatie tussen uitgaven in het kader van klimaatbeleid en effecten op trends in temperatuurreeksen en trends in verminderde zeespiegelstijging kunnen pas op langere termijn zichtbaar worden. De rechtstreekse relatie bestaat wel tussen klimaat uitgaven en de bijdrage van Nederland aan broeikasgasreductie. Deze bijdragen worden gedaan met het doel dat deze broeikasgasreductie uiteindelijk zal leiden tot een beperking van de temperatuurstijging. Het klimaatbeleid leidt er toe dat we de doelstellingen voor 2012/2020 gaan halen. Om de temperatuurstijging in 2050 tot 2 graden te beperken (dat is het uitgangspunt van de klimaatconferentie in Cancun geweest) is een grotere inspanning nodig.
Deelt u de mening dat de begrippen klimaat, energie en milieu drie totaal verschillende dingen zijn en los van elkaar gezien moeten worden? Zo ja, deelt u de mening dat mensen te nietig zijn om het klimaat, het weer over langere periode, te beïnvloeden?
Nee, klimaat, energie en milieu kunnen sterk met elkaar samenhangen.
Het onderzoek van de IGZ naar de verloskundige zorg tijdens avond-nacht en weekenduren |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de schriftelijke vragen uit 20091 over het onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) naar de verloskundige zorg tijdens avond-nacht en weekenduren?
Ja, ik weet dat de Kamer destijds vragen heeft gesteld. Het IGZ-onderzoek betreft overigens de zorgverlening in avond-, nacht- en weekenduren in drie specifieke zorgketens waaronder vrouwen opgenomen voor een bevalling (naast patiënten opgenomen met een beroerte en patiënten opgenomen met een heupfractuur).
Is het rapport van de IGZ al afgerond? Zo ja, per wanneer? Zo nee, Wat is de exacte einddatum van het project?
Het rapport van de IGZ is in juli 2011 afgerond en zal conform de werkwijze van de IGZ nog worden besproken met de koepels.
Bent u bereid het IGZ rapport per omgaande aan de Kamer zenden, zodra het is afgerond? Zo nee, waarom niet?
De publicatie van dit IGZ-rapport, inclusief de verzending ervan aan de Tweede Kamer, staat gepland in de week van 12 september a.s.
Klopt het dat de IGZ in 2006 een registratiesysteem in gebruik heeft genomen, dat het mogelijk maakt een overzicht samen te stellen van alle meldingen over verloskundige zorg?
De IGZ werkt sinds september 2006 met een uniform meldingenregistratie-systeem dat primair gericht is op het ondersteunen van de inspectie bij haar toezichttaken. Aan de hand van trefwoorden kan er in dit systeem gezocht worden naar meldingen binnen een bepaald onderdeel van de gezondheidszorg – zoals verloskundige zorg. Het systeem kan informatie genereren ten behoeve van nader onderzoek en/of nadere analyse en is een belangrijke bron voor het samenstellen door de IGZ van rapporten, zoals het onderhavige onderzoeksrapport op het gebied van de zorgverlening in avond-, nacht- en weekenduren.
Zijn gaande het onderzoek geen bevindingen naar voren gekomen, die eerdere maatregelen cq actie door de IGZ nodig maakten?
De bevindingen die tijdens het IGZ-onderzoek naar de zorgverlening tijdens avond-, nacht- en weekenduren naar voren kwamen, vormden voor de inspectie geen aanleiding om directe maatregelen te treffen.
Kunt u vóór 1 september 2011 een overzicht aan de Kamer zenden van alle meldingen, die de IGZ heeft ontvangen over verloskundige zorg, vanaf september 2008? Kan daarbij aangegeven worden in hoeverre er sprake was van tekortkomingen in de zorgverlening tijdens avond, nacht- en weekenduren, welke factoren daarbij een rol speelden en in hoeverre de faciliteiten in de ziekenhuizen toereikend waren?
Het aan de Kamer zenden van een overzicht van alle meldingen die de IGZ heeft ontvangen over verloskundige zorg is niet mogelijk. Naast privacyaspecten die hierbij een rol spelen gaf ik in mijn antwoord op vraag 4 al aan dat het meldingenregistratiesysteem van de IGZ primair gericht is op het ondersteunen van de inspectie zelf en dat de informatie die het systeem kan genereren nader onderzoek en/of nadere analyse behoeft.
Om zicht te krijgen op de kwaliteit en veiligheid van onder andere de verloskundige zorg in avond-, nacht- en weekenduren in ziekenhuizen heeft de IGZ het onderhavige onderzoek uitgevoerd. In het rapport zijn meldingen op geaggregeerd niveau verwerkt. De resultaten van het onderzoek worden in beginsel in de week van 12 september a.s. aan de Kamer gezonden (zie ook mijn antwoord op vraag 3).
Voorts zijn de activiteiten relevant die Stichting Perinatale Audit Nederland (hierna Stichting PAN) met steun van mijn ministerie verricht. Tijdens perinatale audits analyseren zorgverleners op een kritische, gestructureerde manier de daadwerkelijk verleende zorg.
De stichting is een initiatief van de beroepsverenigingen van verloskundigen (KNOV), huisartsen (LHV), gynaecologen (NVOG), kinderartsen (NVK) en pathologen (NVVP). Het houden van perinatale audits door Stichting PAN zie ik als een belangrijk instrument voor het verlagen van babysterfte. Op 25 november 2011 a.s. zal Stichting PAN tijdens een landelijk symposium over perinatale sterfte de eerste resultaten van de audits presenteren.
Het beter aanbesteden van de 'gratis schoolboeken' |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw inhoudelijke reactie op het artikel «Wat een mislukking, die schoolboekenwet»? Kunt u de geschetste problemen die in het artikel worden aangegeven bevestigen? Zo nee, welke niet, en waarom niet?1
Wat is uw inhoudelijke reactie op de voorgestelde verbeterpunten in het artikel, namelijk dat scholen hun aanbesteding aanbieden in percelen en dat de schoolboekfinanciering niet meer per leerling wordt geëxpliciteerd, maar in het algemene schoolbudget wordt opgenomen?
Bent u bereid om de evaluatie van de effectiviteit van de gratis schoolboeken te vervroegen?
De voortdurende detentie van de waxinelichtgooier |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de verdachte van het werpen van een waxinelichthouder naar de Gouden Koets tijdens Prinsjesdag 2010 nog steeds is gedetineerd?1 Zo ja, klopt dit bericht?
De rechtbank in Den Haag heeft besloten de voorlopige hechtenis te verlengen tot 21 augustus. Het is niet mogelijk een gebruikelijke termijn aan te geven omdat de duur van het voorarrest steeds afhangt van de omstandigheden van het geval. De duur ervan wordt bepaald door de rechter.
De verdachte is niet gedetineerd in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). In het kader van de privacy van de verdachte kan het Openbaar Ministerie geen verdere mededelingen doen over de detentieomstandigheden van de verdachte en de plaats waar gedetineerd zit. De rapportage over de psychische gesteldheid van de verdachte, door het Pieter Baan Centrum, is inmiddels gereed.
De inhoudelijke zitting staat gepland op 6 september 2011.
Wat is de gebruikelijke termijn van voorarrest bij delicten waarvan betrokkene verdacht wordt? Wat is, indien de duur van het voorarrest afwijkt van vergelijkbare gevallen, de precieze reden van dit voorarrest?
Zie antwoord vraag 1.
Onder welke omstandigheden en waar is deze verdachte gedetineerd? Klopt het bericht dat deze verdachte gedetineerd is in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van Penitentiaire Inrichting (PI) te Vught? Heeft het Pieter Baan Centrum inmiddels gerapporteerd over de psychische gesteldheid van deze verdachte? Zo nee, wat is de reden waarom hier het wachten op is?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke termijn is de behandeling ter strafzitting te verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
De bewegwijzering van brandstofverkooppunten met duurzame brandstoffen |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Diederik Samsom (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven welke vervolgstappen er zijn genomen sinds de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat aangaf dat hij «het idee van expliciete verwijzingen naar verkooppunten met biobrandstoffen in de kern sympathiek» vond?1
Er zijn geen vervolgstappen ondernomen omdat op verzorgingsplaatsen van het hoofdwegennet weinig of geen verkooppunten van biobrandstoffen zijn. Tot nu toe zijn er geen aanvragen voor specifieke verwijzing naar dergelijke verkooppunten ingediend.
Deelt u de mening dat dit nog steeds een goed idee is, dat snel uitgevoerd dient te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om dit op zo kort mogelijke termijn te realiseren?
Ik heb sympathie voor het idee van expliciete verwijzing. Exploitanten zijn echter initiatiefnemer tot het inrichten van verkooppunten van duurzame brandstoffen, en ook voor het aanvragen van bewegwijzering met expliciete verwijzing naar deze verkooppunten. Overigens heeft het Instituut voor Duurzame Mobiliteit onlangs een gratis brandstofapplicatie ontwikkeld (http://jebentalsnelduurzaamopweg.nl/brandstofwijzer/), waarmee valt te bepalen op welke locatie (Google Maps) welke brandstof kan worden getankt. Dit geldt voor alle gangbare brandstoffen, dus ook aardgas en biogas.
Deelt u de mening dat alle Multi-fuel tankstations die één of meerdere duurzame brandstoffen aanbieden (elektrische oplaadpunten, groen gas e.d.) op dezelfde wijze bewegwijzering behoeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om ook voor deze stations expliciete bewegwijzering te realiseren?
Ik verwacht dat op niet al te lange termijn op veel of mogelijk alle verzorgingsplaatsen met een tankstation langs autosnelwegen een elektrisch laadpunt aanwezig zal zijn. Er is dan geen onderscheid meer tussen verzorgingsplaatsen met en zonder elektrische laadpunten. In die situatie is er geen aanleiding om dat expliciet kenbaar te maken op bewegwijzering. Op de verwijzingsborden naar verzorgingsplaatsen worden de logo's van alle exploitanten op een verzorgingsplaats opgenomen. Dat geldt ook voor de exploitanten van een elektrisch laadpunt of een andere duurzame brandstof.
De kwaliteit van onderwijsassistenten |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek naar onderwijsassistenten gedaan op Amsterdamse basisscholen?1 2
Ik vind het belangrijk dat onderwijsassistenten die – onder verantwoordelijkheid van de leerkracht – ondersteunende werkzaamheden uitvoeren bij het onderwijs aan kinderen, hun Nederlands goed beheersen. Mijn beleid voor taal en rekenen in het mbo geldt ook voor de mbo-opleiding Onderwijsassistent. Ik vind het een goede zaak dat de schoolbesturen en de gemeente Amsterdam bij werkende onderwijsassistenten ook expliciete eisen stellen aan de beheersing van de taalvaardigheid en hun onderwijsassistenten hierop toetsen en zonodig bijscholen.
Hoe kan de situatie zijn ontstaan dat van de 164 getoetste assistenten 84 procent een voldoende haalt voor lezen, zeven op de acht slaagt voor het onderdeel schrijven en slechts 42 procent een voldoende haalt voor begrijpend lezen? Hoe heeft de inspectie hier op toegezien? Was ze al eerder van deze achterstanden op de hoogte?
Op de vraag over de specifieke situatie van de 164 getoetste onderwijsassistenten kan de betrokken werkgever zelf het beste een antwoord geven. In algemene zin kan ik zeggen dat het een recente ontwikkeling is om met behulp van referentieniveaus eisen te stellen aan taal- en rekenvaardigheden voor mbo-opleidingen die met ingang van studiejaar 2013/2014 centraal worden geëxamineerd. Ik vind het een goede zaak dat de gemeente Amsterdam in overleg met de schoolbesturen een taalnorm heeft vastgesteld voor hun onderwijsassistenten en dat die aansluit bij de referentieniveaus Nederlandse taal. Voor het toezicht door de inspectie is het voldoen aan de exameneisen Nederlands alleen een factor bij de beoordeling van de kwaliteit van de beroepsopleidingen in het mbo. De inspectie beoordeelt niet de kwaliteit van individuele personeelsleden werkzaam aan basisscholen; dit is de exclusieve verantwoordelijkheid van het bestuur van de school.
Welke cijfers zijn u bekend van basisscholen elders in het land? Hoe wilt u toezien op de kwaliteit van onderwijsassistenten?
Over de taalvaardigheid van onderwijsassistenten die elders in het land werkzaam zijn heb ik geen gegevens. Het toezicht van de inspectie richt zich niet op een beoordeling van de kwaliteit van onderwijsassistenten. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Welke acties gaat u ondernemen om de tekortschietende kennis van onderwijsassistenten te verbeteren naar het goede niveau?
In het mbo wordt vanaf 2010 volop geïnvesteerd in taal- en rekenonderwijs. Alle mbo-studenten die in 2010–2011 met een opleiding zijn begonnen, krijgen voortaan taal- en rekenonderwijs dat afgestemd is op de nieuwe referentieniveaus. Vanaf 2013–2014 zullen deze referentieniveaus centraal worden geëxamineerd. Dit geldt ook voor de opleidingen Onderwijsassistent. Voor onderwijsassistenten die reeds in de beroepspraktijk werken, zijn ook de schoolbesturen aan zet. Wanneer een schoolbestuur vaststelt dat de kennis van hun onderwijsassistenten tekortschiet, is het de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur om ervoor te zorgen dat de onderwijsassistenten over de juiste bekwaamheden (gaan) beschikken en om zonodig te investeren in bijscholing.
Deelt u de mening dat directe en indirecte bezuinigingen, of het uitblijven van bepaalde investeringen van het kabinet op onderwijs, de druk op de kwaliteit van het onderwijs niet positief beïnvloedt?
Nee, die mening deel ik niet. Dit kabinet staat voor de zware opgave om de overheidsuitgaven weer op orde te krijgen. Op bijna alle beleidsterreinen wordt een stapje teruggedaan. Het onderwijs neemt bij dit kabinet een bijzondere positie in en wordt bij de bezuinigingen ontzien. De ombuigingen die in het onderwijs plaatsvinden worden gericht geherinvesteerd om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Een groot deel van deze investeringen komt ten goede aan het basisonderwijs. Aan het einde van deze kabinetsperiode gaat het om substantiële investeringen die de kwaliteit van het onderwijs zullen verhogen. Dit laat onverlet dat prioriteiten binnen de onderwijsbegroting herschikt zullen worden ten gunste van de kwaliteit van het onderwijs. Onze gezamenlijke uitdaging is om met hetzelfde budget het beter te doen. Dat betekent dat ook schoolbesturen duidelijke keuzes en afwegingen moeten maken bij de inzet van hun beschikbare middelen.
De uitbreiding van NuStar op Sint-Eustatius |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wie beslist uiteindelijk over de uitbreiding van NuStar op Sint Eustatius?
Het is aan het openbaar lichaam Sint Eustatius om te beslissen of de uitbreiding van NuStar doorgaat. Immers, het openbaar lichaam bepaalt zelf in welke richting Sint Eustatius zich dient te ontwikkelen. Het door de eilandsraad op 10 mei 2011 vastgestelde Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Sint Eustatius is daarvoor leidend.
Hoe wordt bij de mogelijke uitbreiding van NuStar rekening gehouden met historische, archeologische en culturele waarden van het gebied?
Het bestuur van het openbaar lichaam dient alle betrokken belangen mee te wegen bij de beoordeling en vergunningverlening. In het Ruimtelijk ontwikkelingsplan van Sint Eustatius is daar – door middel een zogenoemde dubbelbestemming voor archeologische waarden – een grondslag voor opgenomen. Verder is de minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd de gevolgen voor het maritiem archeologisch erfgoed op grond van de Wet maritiem beheer BES te beoordelen.
Hoe wordt in de besluitvorming over mogelijke uitbreiding van NuStar rekening gehouden met het beroep dat Sint Eustatius Awareness and Development Movement (SEAD), Statia Roots Foundation (SRF) en het hoofd monumenten (de heer Walter Hellebrand) hebben aangetekend bij UNESCO?1
Het is aan het openbaar lichaam om met een eventuele reactie van UNESCO over deze zaak rekening te houden.
Kunt u waarborgen dat, voordat de besluitvorming geheel is afgerond, geen onomkeerbare stappen worden genomen?
Het is niet aan de minister van BZK om te waarborgen dat geen onomkeerbare stappen worden gezet. Het openbaar lichaam is namelijk eerstverantwoordelijk voor de uitvoerende beslissingen betreffende de eventuele uitbreiding. Daarnaast zijn ook de departementen van I&M, EL&I, OCW en V&J op grond van de regelgeving BES en een enkel internationaal verdrag inhoudelijk betrokken.
Deelt u de opvatting dat de uitbreiding van NuStar van zodanige invloed is op het leefklimaat van het eiland dat de aangekondigde uitbreiding van de activiteiten van deze multinational onderwerp zou moeten zijn van een volksraadpleging?
Zoals dit ook voor Nederlandse gemeenten geldt, beslist alleen het lokaal bestuur op Sint Eustatius over het wel of niet houden van een volksraadpleging ter plaatse. De minister van BZK kan hier niet in treden.
De gevolgen van bezuinigingen voor de kwaliteit van de zorg |
|
Renske Leijten |
|
Zijn er veel woonzorgcentra waar een permanente aanwezigheid van een nachtverpleegkundige is wegbezuinigd?1 2
Ik heb geen gegevens over het aantal nachtverpleegkundigen in instellingen.
Voldoet de kwaliteit van de thuisverpleging door woonzorggroep Samen aan de eisen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Kunt u dat toelichten?
De IGZ heeft de organisatie goed in beeld en geeft aan dat er geen redenen zijn om de woonzorggroep onder verscherpt toezicht te stellen.
Is het waar dat woonzorggroep Samen de afgelopen jaren heeft bezuinigd op de kwaliteit van de verpleging?2 3 Klopt het dat deze instelling tegelijkertijd een financieel tekort heeft weggewerkt en een mooi financieel resultaat heeft gehaald?4 Hoe reageert u op de stelling dat de woonzorggroep Samen in 2009 meer oog heeft gehad voor de jaarrekening dan voor de kwaliteit van de zorg?
De zorginstelling dient kwalitatief goede zorg te leveren. Daarnaast heeft zij ook een verantwoordelijkheid voor de financiële resultaten. De IGZ beoordeelt of de kwaliteit van zorg in een zorginstelling voldoende is. Zij hebben aangegeven dat er geen reden is voor extra aandacht en controle bij de woonzorggroep Samen. Het wegwerken van het financiële tekort is dus niet ten koste gegaan van de kwaliteit van zorg.
Herinnert u zich de uitzending van Eén Vandaag, waarin werd verteld over een bewoonster van woonzorggroep Samen wiens overlijden door alle betrokkenen werd geweten aan verwaarlozing van een wond door de thuiszorg?5
Ik heb de uitzending aandachtig bekeken.
Klopt de bewering van de familie in de uitzending van Eén Vandaag dat de verzorging van de patiënt thuis alleen plaats had mogen vinden door een speciale wondverpleegkundige? Klopt de bewering van de familie dat er in de desbetreffende regio slechts één speciale wondverpleegkundige beschikbaar was?
Ik heb geen gegevens of er in iedere regio een speciale wondverpleegkundige aanwezig was en/of is. Verpleegkundigen en verzorgenden die met een dergelijk specialistische handeling te maken krijgen, moeten aan het ziekenhuis vragen geïnstrueerd of bijgeschoold te worden. Daarnaast is er een aantal wondexpertisecentra waar deskundige hulp gevraagd kan worden, hiervan zijn er voldoende beschikbaar.
Is het onvoldoende beschikbaar zijn van speciale wondverpleegkundigen in de desbetreffende regio een gevolg van onvoldoende middelen? Op welke manier gaat u er voor zorgen dat deze zorg ook in deze regio in voldoende mate beschikbaar komt?
Zie antwoord vraag 5.
Erkent u dat deze verschraling van de zorg een gevolg is van uw beleid? Erkent u dat de kwaliteit van de zorg als gevolg van bezuinigingsmaatregelen afneemt?
Nee. In mijn beleid voor de komende kabinetsperiode investeer ik juist in de ouderenzorg extra. Er wordt – naast de middelen voor reguliere groei – structureel geld beschikbaar gesteld voor meer verpleegkundigen en verzorgenden en er wordt geïnvesteerd in scholing. Met deze investeringen wordt de kwaliteit van zorg verbeterd.
Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg verscherpt toezicht te laten houden op woonzorggroep Samen?
Zie antwoord vraag 2.
De toevoegingen aan sigaretten |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat de tabaksindustrie steeds meer stoffen aan sigaretten toevoegt om de sigaretten aantrekkelijker en verslavender te maken, in strijd met een richtlijn van de wereld gezondheidsorganisatie (WHO)?1
Het is algemeen bekend dat roken verslavend is en schadelijk is voor de volksgezondheid. Ik heb echter op dit moment geen reden om aan te nemen dat het gebruik van verslavende additieven de afgelopen jaren is toegenomen.
In mijn tabaksontmoedigingsbeleid wil ik de burger de beschikking geven over betrouwbare en toegankelijke informatie, om eigen leefstijlkeuzes te maken. Informatie over de samenstelling van tabaksproducten en het gebruik van additieven is onder andere beschikbaar op de website www.tabakinfo.nl, ontwikkeld door het RIVM.
Bent u het eens met de stelling dat het moreel verwerpelijk is dat sigarettenfabrikanten hun verslavende sigaretten door het toevoegen van verslavende stoffen nog verslavender maken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de pogingen van tabaksfabrikanten om sigaretten verslavender te maken, in het licht van uw standpunt dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor stoppen met roken? Erkent u dat roken steeds verslavender wordt gemaakt omdat de tabaksindustrie daar financieel belang bij heeft?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat in Nederland geen beperkingen zijn aan het toevoegen van stoffen aan sigaretten? Hoe kan het dat het in landen als Frankrijk en de Verenigde Staten wel verboden is bepaalde stoffen toe te voegen, maar in Nederland niet?
Ter uitvoering van artikel 3b, derde lid, van de Tabakswet is een regeling opgesteld, die voorziet in een verplichte aanmelding en publicatie van tabaksingrediënten door tabaksfabrikanten. Volgens deze regeling moeten fabrikanten jaarlijks aan het RIVM rapporteren over het gebruik van ingrediënten voor alle producten die op de Nederlandse markt zijn. De regeling voorziet op dit moment niet in een bevoegdheid om het gebruik van bepaalde ingrediënten te verbieden.
Ik ben op de hoogte van het feit dat er op dit moment een aantal landen in de wereld is, zoals Frankrijk en de Verenigde Staten, die een dergelijke mogelijkheid wel wettelijk geregeld heeft. In de landelijke nota gezondheidsbeleid, die ik onlangs naar de Tweede Kamer heb gestuurd, heb ik benadrukt dat ik in mijn leefstijlbeleid wil inzetten op de beschikbaarheid van betrouwbare en toegankelijke informatie voor het maken van leefstijlkeuzes, maar terughoudend ben ten aanzien van ge- en verboden. Ik ben niet voornemens om de samenstelling van tabaksproducten verder te reguleren, omdat dit niet past in het tabaksontmoedigingsbeleid dat ik voor ogen heb. Bovendien is er op dit moment nog onvoldoende wetenschappelijke informatie beschikbaar over de effectiviteit van dergelijke wetgeving.
Hoe is het mogelijk dat uw voorganger al in 1999, in antwoord op vragen aangaf zich te beraden op stappen tegen het toevoegen van stoffen, die een sigaret beter doen smaken of verslavender maken,2 en dat in 2011 nog steeds geen wetgeving hiertegen bestaat? Bent u bereid u hiervoor hard te gaan maken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om – net als bijvoorbeeld in Frankrijk en de Verenigde Staten – wetgeving te maken die het verbiedt om stoffen toe te voegen aan sigaretten om ze verslavender of aantrekkelijker maken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Tweede Kamer deze wetsvoorstellen verwachten?
Zie antwoord vraag 4.
De Rotterdamse pgb-fraudezaak |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel waarin de werkwijze van de Rotterdamse en Eindhovense psychiaters, die verdacht worden van pgb fraude, wordt beschreven?1
Ja, dat artikel is mij bekend. Het betreft overigens een Rotterdamse en een Helmondse psychiater.
Hoe kan het zijn gebeurd dat het zorgkantoor niet heeft gezien dat de opgegeven hulpverleners niet bestaan? Heeft het zorgkantoor de gegevens niet gecheckt of is het voor het zorgkantoor in algemene zin onmogelijk dergelijke gegevens na te trekken? Is er een andere reden waarom het zorgkantoor de fraude niet heeft gesignaleerd?
In de periodieke globale controles die de zorgkantoren uitoefenen, beoordelen zij momenteel niet standaard of de opgegeven hulpverleners ook echt bestaan. Op basis van selectiecriteria voeren zorgkantoren naast de globale controle bij tenminste 5 procent van het aantal budgethouders intensieve controles uit. Om deze controle verder te verbeteren heb ik het CVZ en de zorgkantoren verzocht na te gaan of het mogelijk is dat een zorgkantoor de identiteit van de zorgverleners uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) gaat afleiden.
Als een zorgkantoor een vermoeden van fraude heeft, speelt het zijn informatie door aan de fraudeafdeling van de zorgverzekeraar. Daar maakt controle op de identiteit standaard deel uit van het onderzoek.
De fraude in de Rotterdamse WIA en pgb-fraudezaak was volgens de zorgkantoren bijzonder moeilijk te signaleren vanwege het sterke vermoeden dat er sprake is van samenspanning tussen de psychiaters en hun cliënten.
Nu de rechtbank voortzetting van het misbruik niet ondenkbaar maar de verdachten voorlopig heeft vrijgelaten en enkelen alweer aan het werk zijn in de zorg, heeft u maatregelen getroffen om via de zorgkantoren of anderszins, mogelijke voortzetting van malversaties onmiddellijk te signaleren? Hoe zien die maatregelen eruit? Zijn de maatregelen sneller effectief dan de werkwijze tot nu toe?
De inspectie ziet er op toe dat betreffende psychiaters verantwoorde en veilige zorg bieden. De inspectie controleert de kwaliteit van de zorg. Mocht de inspectie aanwijzingen hebben voor fraude, dan zal zij dat vermoeden kenbaar maken aan het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie kan bij een eventueel opsporingsonderzoek een beroep doen op de inspectie. Als de inspectie bij het toezicht op betrokken psychiaters aanwijzingen heeft voor tuchtrechtelijke verwijtbaar handelen dan zal de inspectie dat ter toetsing voorleggen aan het regionaal tuchtcollege.
Daarnaast heb ik met alle partijen die betrokken zijn bij de fraudebestrijding maatregelen uitgewerkt om de pgb-fraude terug te dringen.
Deze maatregelen richten zich op de gehele pgb-keten zoals aangegeven in mijn brief van 1 juni jl. (Kamernummer 30 597, nr. 186). Momenteel is implementatie van deze maatregelen in volle gang en daarmee is de fraudebeheersing beter en effectiever geregeld dan voorheen. Met name de actieve ondersteuning door zorgkantoren van beginnende budgethouders zou bij vermoedens van fraude waar het hier over gaat bruikbare signalen kunnen opleveren.
Bent u in overleg over het omgaan met het medisch beroepsgeheim, dat een goede rechtshandhaving soms lijkt te belemmeren? Had het zorgkantoor wél de dossiers mogen gebruiken in de controle op de pgb uitgaven van betreffende budgethouders?
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft u op 25 maart jl. een brief gestuurd over de bestuurlijke rapportage van het Openbaar Ministerie naar aanleiding van het betreffende fraudeonderzoek. Hierin geeft hij aan dat het Expertisecentrum medische zaken van het Openbaar Ministerie nader in kaart brengt in hoeverre strafrechtelijke onderzoeken worden bemoeilijkt door het medisch beroepsgeheim.
Zou het verplicht opstellen van een zorgplan als voorwaarde voor een pgb in deze zaak de fraude voorkomen hebben?
Nee, een zorgplan zou dit soort fraude waarschijnlijk niet kunnen voorkomen. Het zorgplan is een hulpmiddel voor het zorgkantoor om meer inzicht te krijgen in het vermogen van een potentiële budgethouder om zelf de regie te voeren over zijn zorg en budget. Zoals eerder opgemerkt in het antwoord op vraag 3 verwacht ik dat met name de actieve ondersteuning door zorgkantoren van beginnende budgethouders bruikbare signalen kan opleveren om mogelijke fraude waar hier sprake van is, te voorkomen.
Het bericht dat een Nederlandse vrouw onder onmenselijke gevangenisomstandigheden in detentie verblijft in Marokko |
|
Frans Timmermans (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een Nederlandse vrouw onder onmenselijke omstandigheden in detentie verblijft in Marokko?1
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht. Betrokkene heeft overigens naast de Nederlandse, ook de Marokkaanse nationaliteit.
Hoe actief stellen de Nederlandse autoriteiten zich op bij de uitvoering van het verdrag tussen Nederland en Marokko waarin is geregeld dat Nederlanders die in Marokko zijn veroordeeld tot gevangenisstraf onder bepaalde voorwaarden hun straf in Nederland mogen uitzitten?
De Nederlandse Ambassade informeert en adviseert gedetineerden actief over het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake de overbrenging van gevonniste personen (Trb. 1999, nr. 198 en Trb. 2001, nr. 79) en de wijze waarop een verzoek moet worden ingediend. Verzoeken worden door Nederland welwillend beoordeeld. Sinds de inwerkingtreding van het verdrag zijn tientallen veroordeelden overgebracht naar Nederland.
Welke rol heeft de Nederlandse ambassade in Marokko bij de uitvoering van het WOTS-verdrag en wat mogen Nederlandse gedetineerden precies verwachten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben de Nederlandse autoriteiten zich voldoende ingespannen voor de situatie van de Nederlandse vrouw die ernstig ziek is en al maanden wordt gescheiden van haar vier kinderen?
Betrokkene wordt regelmatig bezocht in het ziekenhuis door medewerkers van de ambassade. Daarnaast heeft een medewerkster van het ministerie van Buitenlandse Zaken deze mevrouw in april jl. tijdens een dienstreis bezocht om zich persoonlijk van de situatie op de hoogte te stellen.
De ambassade heeft ook aandacht gevraagd voor haar situatie bij de Marokkaanse autoriteiten.
Deelt u de mening dat de Nederlandse vrouw recht heeft op de medische behandelingen die zij nodig heeft? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om haar die passende medische hulp te geven? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Marokkaanse autoriteiten delen mee dat medisch gezien wordt gedaan wat binnen de mogelijkheden ligt. Haar is aangeboden om naar Rabat te worden overgebracht vanwege de betere voorzieningen.
Bent u bereid actief contact te zoeken met de Marokkaanse autoriteiten en te bewerkstelligen dat de zieke vrouw in kwestie haar straf verder in Nederland mag uitzitten? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over uw inspanningen ter zake? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zodra deze mevrouw onherroepelijk is veroordeeld, is het mogelijk dat zij haar straf in Nederland ondergaat, als zij voldoet aan de voorwaarden van het WOTS-verdrag.
Zodra een WOTS-verzoek ten bate van betrokkene in Nederland door het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt ontvangen, zal dit met welwillendheid in behandeling worden genomen. Mocht in deze zaak een verzoek tot overname van de tenuitvoerlegging van Marokkaanse zijde uitblijven, dan is Nederland bereid een formeel verzoek om overname van de straf te doen aan de Marokkaanse autoriteiten.
Hoeveel Nederlanders zitten momenteel hun straf uit in Marokkaanse gevangenissen?
Op 1 augustus 2011 verbleven er 59 Nederlanders in detentie in Marokko. Het merendeel van hen heeft ook de Marokkaanse nationaliteit.