Het stranden van de ketenzorg |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Noodklok zorggroepen: ketenzorg strandt»1 en op het bericht «Contractering Zorggroepen in Nederland» van de Adviesgroep Ketenzorg (LHV, VHN) en De Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn (LVG)?2
Het feit dat de contractering van de zorgprogramma’s rond longaandoeningen (COPD) en vasculair risicomanagement (VRM) voor een aantal zorggroepen niet vlekkeloos verloopt heeft er naar mijn mening mee te maken met het feit dat pas sinds vorig jaar de nieuwe wijze van bekostigen is ingevoerd. Met diabetes is de afgelopen jaren al meer ervaring opgedaan dan bij COPD en VRM en hierbij verloopt contractering, volgens achterliggende rapportage, bij 94% van de zorggroepen dan ook goed.
Wat vindt u van de signalering dat zorggroepen vaak grote problemen ondervinden bij het sluiten van contracten met zorgverzekeraars?
Ik zou het betreuren als contracteringsproblemen het verlenen van integrale zorg in de weg staan. Goede integrale basiszorg in de buurt is essentieel voor mensen en hun gezondheid, zeker voor mensen met een chronische aandoening. Integrale (keten- of netwerk)zorg vind ik ook van belang om op termijn zorgkosten te kunnen vermijden. Ik vind het daarom van groot belang dat ontwikkelingen worden voortgezet en verwacht van partijen dat de ervaren problemen goed worden bekeken en besproken en dat op basis daarvan oplossingen voor gesignaleerde knelpunten gevonden worden.
Deelt u de mening dat de genoemde problemen gewenste ontwikkelingen in de ketenzorg in de weg staan, die zowel de zorg kunnen verbeteren als de kosten voor de geleverde zorg kunnen verminderen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat zorgverzekeraars allemaal hun eigen eisen stellen en weinig flexibel zijn?
Van zorgverzekeraars verwacht ik dat zij lokaal en regionaal zorg inkopen in een goede kwaliteit/prijsverhouding, die aansluit bij de zorgbehoeften van hun verzekerden. Het is logisch dat zorgverzekeraars ten aanzien van de inkoop verschillende eisen kunnen stellen. Voor zover de verschillende eisen betrekking hebben op basaliteiten als bereikbaarheid, kwaliteit en veiligheid, doorverwijsgedrag et cetera, valt op de diversiteit naar mijn mening niets af te dingen. Ik ga er in zijn algemeenheid wel vanuit dat zorgverzekeraars rekening houden met de uitvoerbaarheid van hun contracteerbeleid voor zorgaanbieders.
Deelt u de mening dat het naast elkaar bestaan van integrale bekostiging en financiering met behulp van een koptarief remmend werkt op de verdere ontwikkeling van de ketenzorg?
Bij de invoering van integrale bekostiging is afgesproken dat tijdens de overgangsperiode (2010 tot en met 2012) ketenzorg zowel via integrale bekostiging als via een koptarief bekostigd mag worden. Ik realiseer mij dat twee bekostigingssystemen naast elkaar in sommige gevallen tot problemen kunnen leiden. Op dit moment is de evaluatiecommissie Integrale Bekostiging bezig met de evaluatiestudie naar de integrale bekostiging voor ketenzorg. De commissie kijkt ook naar de uitvoeringsaspecten van de huidige situatie. Ik verwacht de eindevaluatie van de commissie medio 2012. Mede op basis van die evaluatie zal ik een besluit nemen over het al dan niet eindigen van de overgangssituatie.
Welke stappen gaat u nemen om het afsluiten van contracten in de ketenzorg te verbeteren, of zelfs om te voorkomen dat ketenzorg strandt?
De begeleidingscommissie integrale bekostiging ondersteunt veldpartijen bij de invoering en contractering van ketenzorg, onder meer door een instrument te ontwikkelen waarmee de transparantie over de gecontracteerde zorg, zoals zorgzwaarte van de populatie, wordt vergroot. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars bezien momenteel in hoeverre dit instrument al bruikbaar is voor de contracteerronde 2012.
Zijn er cijfers beschikbaar over de gemiddelde kosten voor een behandeling die wordt uigevoerd door een zorggroep, in vergelijking met de gemiddelde kosten voor een zelfde behandeling in de tweede lijn? Zo ja, kunt u de Kamer deze cijfers toezenden? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te doen?
Op dit moment beschik ik niet over actuele cijfers over gemiddelde kosten van zorg voor chronisch zieken in de eerste lijn of de tweede lijn. In het kader van vraagstukken rondom substitutie en ketenzorg worden er op dit moment wel verschillende onderzoeken verricht, onder andere door het RIVM. De Evaluatiecommissie Integrale bekostiging zal deze gegevens ook meenemen in de eindevaluatie.
Het rechtstreeks overmaken van kinderopvangtoeslag |
|
Helma Neppérus (VVD), Roland van Vliet (PVV), Wouter Koolmees (D66), Carola Schouten (CU), Pieter Omtzigt (CDA), Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ouder ontpopt zich als wanbetaler»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het in een aantal omstandigheden wenselijk is voor zowel de ouder als de opvang, dat de kinderopvangstoeslag rechtstreeks wordt overgemaakt aan de opvanginstelling of het gastouderbureau, ten einde financiële problemen te voorkomen?
De overheid behoort in beginsel geen rol te spelen in de financiële relaties tussen private instellingen en hun cliënten. Ik realiseer mij echter dat dit onder omstandigheden ongewenste neveneffecten kan hebben, zoals in het onder 1 genoemde artikel wordt geschetst.
Herinnert u zich nog dat u op 13 januari 2011 opgemerkt heeft: «...: in sommige gevallen kan het goed zijn dat de toeslag aan een derde moet worden uitgekeerd, maar dan zul je dat slechts aan een aantal gecertificeerde partijen moeten toestaan....Met die noties zal ik naar de vereenvoudigingsslag kijken, waarna ik er in de Kamer op terugkom.»?
Tijdens het algemeen overleg op 13 januari 2011 heb ik aangegeven de opmerking van de eerste vragensteller ten aanzien van de naam-nummercontrole zo te begrijpen dat het goed kan zijn dat de toeslag in sommige gevallen aan een derde wordt uitgekeerd, maar dat dan slechts een aantal gecertificeerde partijen moeten worden toegestaan. Vervolgens heb ik inderdaad aangegeven met die noties naar de vereenvoudigingsslag te willen kijken.
Kunt u per ommegaande aan de Kamer meedelen wat de uitkomst van deze denkexercitie is?
In de Fiscale agenda heb ik mijn plannen uiteengezet om toe te werken naar één rekeningnummer per belastingplichtige waarop toeslagen en belastingteruggaven worden gestort.2 Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 15 juni jl. ben ik uitgebreid ingegaan op vragen van uw Kamer over deze maatregel.3 Ik heb daarbij aangegeven dat de pro’s en contra’s van uitzonderingen bij het wetsvoorstel goed afgewogen zullen worden. Daarbij is van belang dat met de voorgestelde maatregel niet alleen fraude en vergissingen bij het uitbetalen van toeslagen en belastingteruggaven aanzienlijk worden verminderd, maar ook dat deze maatregel tot een forse besparing op de uitvoeringskosten van de Belastingdienst zal leiden. Deze besparing is becijferd op € 5,1 miljoen per jaar structureel en wordt ingezet voor de bezuinigingstaakstelling van de Belastingdienst.
Bent u bereid op korte termijn met vertegenwoordigers van kinderopvanginstellingen, gastouderbureaus en woningbouwcoöperaties om de tafel te gaan zitten om een systeem te ontwerpen waarbij burgers de toeslag kunnen laten overmaken op de (geblokkeerde) rekening van gecertificeerde partijen en de uitkomsten van dit overleg uiterlijk bij het belastingplan aan de Kamer aan te bieden, zodat het gebruikt kan worden bij de behandeling daarvan?
Zoals ik in het wetgevingsoverleg van 7 november jl. over het Belastingpakket 2012 heb aangegeven, zal ik bij nota van wijziging voor kindercentra een uitzondering op het verplicht gebruik van één rekeningnummer opnemen. Deze uitzondering zou het dan mogelijk maken om de kinderopvangtoeslag direct aan het kindercentrum over te maken. Aan het creëren van deze uitzonderingspositie verbind ik strikte voorwaarden voor het kindercentrum waaronder een hoofdelijke aansprakelijkheid voor terugvorderingen die samenhangen met de ontvangen toeslagen en het voeren van een sluitende administratie waaruit in elk geval de ontvangen kinderopvangtoeslag per aanvrager/belanghebbende blijkt. Daarnaast wil ik met de sector afspraken maken over het betalen van de uitvoeringskosten die hiermee samenhangen. De overheid neemt hier immers een (deel van het) debiteurenrisico van de kinderopvangsector op zich. De komende periode start onder verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg met de kinderopvangsector om na te gaan of de uitzondering inclusief de daarbij horende plichten voor de kindercentra een toereikende oplossing biedt voor de wanbetalersproblematiek. Met het oog op het beperken van de aan de uitzondering verbonden additionele uitvoeringskosten, wil ik een zorgvuldige inschatting van het toekomstig gebruik maken. Ook daarover wil ik met de sector van gedachten wisselen. Zoals ik in het wetgevingsoverleg van 7 november jl. heb aangegeven, zal ik de Kamer informeren over de uitkomst van dit overleg.
De privacyschending van medische persoonsgegevens door zorgverzekeraars |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Vindt u het acceptabel dat zorgverzekeraars medische dossiers kunnen inzien zonder dat toestemming van de verzekerde wordt gevraagd? Zo nee, waarom niet?1
Er is voor de toegang van zorgverzekeraars tot medische gegevens een zorgvuldige regeling getroffen. Die regeling geldt zowel voor de Zvw, de AWBZ als de aanvullende verzekering. Deze regeling is afgestemd met de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF), de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst (KNMG), GGZ Nederland, Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en vastgesteld op basis van advisering door het College bescherming persoonsgegevens (CBP).
Heeft u inzicht in welke mate de regels omtrent privacy van medische persoonsgegevens worden nageleefd door zorgverzekeraars? Zo ja, wilt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken?
De NZa heeft in 2007 een uitgebreide nulmeting verricht op de naleving van de privacyregelgeving door zorgverzekeraars. Het doel van de nulmeting was om inzicht te verkrijgen in de organisatorische en technische maatregelen die zorgverzekeraars hadden getroffen voor de bescherming van persoonsgegevens, hoe deze maatregelen werden gewaarborgd en of de getroffen maatregelen voldeden aan wat bij wet- en regelgeving is bepaald. Naar aanleiding van de bevindingen van de nulmeting heeft de NZa in 2008 een follow up onderzoek verricht. Dit had als doel om vast te stellen of alle zorgverzekeraars (inmiddels) de noodzakelijke organisatorische maatregelen hadden getroffen om op een adequate wijze uitvoering te kunnen geven aan de naleving van de privacyregelgeving. Dat bleek in voldoende mate het geval te zijn.
Voorts verwijs ik u ook naar mijn antwoord op vraag 6.
Vindt u het met het oog op de zorgvuldigheid en veiligheid wenselijk dat zorginstellingen medische gegevens uit dossiers per post opsturen naar de zorgverzekeraar die de controle houdt? Zo nee, welke actie gaat u hierop ondernemen? Zo ja, wilt u toelichten waarom?
Het is niet ongebruikelijk deze gegevens per post te versturen. Binnen de post zijn voldoende waarborgen (aangetekend versturen, track & trace) mogelijk voor een zorgvuldige en veilige verzending van deze gegevens.
Onderschrijft u, met het oog op de medische privacy, dat medische dossiers alleen op locatie van de gecontroleerde zorginstellingen en met toestemming van de verzekerde te bezichtigen zijn door zorgverzekeraars? Zo nee, waarom niet?
Niet is in te zien waarom detailcontrole uitsluitend moet plaatsvinden bij de instelling. In de regelingen bedoeld in het antwoord op de eerste vraag is vastgelegd dat de detailcontrole steeds plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur van de zorgverzekeraar. Uit dit voorschrift vloeit voort dat deze bepaalt welke persoonsgegevens moeten worden opgevraagd bij het uitvoeren van de controle. Hiermee is gewaarborgd dat bij de uitvoering van de detailcontrole voldoende deskundigheid beschikbaar is en adequaat (door de medisch adviseur) wordt gemotiveerd.
De zorgverzekeraar legt voorafgaand aan de detailcontrole aan de zorgaanbieder uit wat het doel is van de controle. De zorgaanbieder kan daarover vragen stellen die de verzekeraar met inachtneming van de regeling naar beste weten beantwoordt. Een zorgaanbieder kan in een voorkomend geval gemotiveerd aangeven bij een verzekeraar waarom hij van mening is dat in dat geval niet aan de in de regeling gestelde eisen is voldaan. De verzekeraar zal naar aanleiding daarvan de noodzaak tot inzet van het controle-instrument nader motiveren en toelichten. Waar bij nader inzien blijkt dat het controledoel ook zonder het betreffende instrument kan worden gerealiseerd, is een andere oplossing aangewezen. Het voorgaande laat onverlet dat de zorgaanbieder ook de medisch adviseur van de zorgverzekeraar om een (nadere) toelichting kan vragen. Mocht de verzekeraar in voorkomend geval van mening blijven dat de inzet van het betreffende controle-instrument noodzakelijk is en de zorgaanbieder blijft van mening dat niet aan de eisen van de regeling is voldaan, dan zal de verzekeraar in overweging nemen of hij een juridische procedure zal entameren.
Bovenstaande procedure is geheel in overeenstemming met de regeling.
Deelt u de mening dat medische dossiers uitsluitend in behandeling zouden mogen worden genomen door medisch geschoolde adviseurs die gebonden zijn aan het medisch beroepsgeheim en niet door andere kantoormedewerkers? Zo nee, waarom niet?
In de regeling is bepaald dat detailcontrole plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur van de zorgverzekeraar en dat deze op verzoek van de zorgaanbieder bij de detailcontrole aanwezig is. Hieruit vloeit voort dat de medisch adviseur bepaalt welke persoonsgegevens moeten worden opgevraagd bij het uitvoeren van de controle. De daarbij ingeschakelde medewerkers hebben een van de medisch adviseur afgeleide geheimhoudingsplicht.
Op welke wijze ziet de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) intensiever toe op de uitvoering van materiële controles met betrekking tot inzage van (medische) persoonsgegevens door zorgverzekeraars, sinds zorgverzekeraars ingevolge de nieuwe ministeriële regeling op basis van de Zorgverzekeringswet geen toestemming meer nodig hebben van verzekerden om deze gegevens in te kunnen zien?2
De nieuwe regeling heeft hierin geen beleidswijziging gebracht. Ook onder de oude regeling was geen toestemming van de verzekerde nodig.
De NZa besteedt intensiever aandacht aan materiële controles vanwege het in het regeerakkoord opgenomen onderwerp over intensivering van het rechtmatigheidsonderzoek. Dit krijgt bij het lopende onderzoek Zvw 2010 gestalte door het aspect materiële controle verdiepend te onderzoeken. Via het informatiemodel uitvoeringsverslag 2011 en het controleprotocol 2011 heeft de NZa de verantwoording en controle voorschriften voor de zorgverzekeraars over de materiële controle aangescherpt. Ten algemene valt het op dat zorgverzekeraars in beperkte mate verdiepende controles aan de hand van medische dossiers uitvoeren. Tegelijkertijd constateren we dat er – wellicht door de in de regeling omschreven heldere procedure en bevoegdheden – een countervailing power van de zorgaanbieders bestaat waarbij in het algemeen alleen goed onderbouwde verzoeken van de zorgverzekeraars tot inzage in de medische dossiers leiden.
Deelt u de mening, met het oog op de privacy, dat een verzekerde te allen tijde toestemming gevraagd dient te worden zodra (medische) gegevens gecontroleerd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 1.
Wat is het oordeel van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) met betrekking tot inzage van (medische) persoonsgegevens die door zorgverzekeraars tijdens controles worden ingezien?
In de Zvw is de wettelijke basis gelegd voor (onder omstandigheden ook) inzage in medische dossiers door zorgverzekeraars indien en voor zover een dergelijke verwerking van medische persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Zvw. In de Regeling zorgverzekering is nader uitgewerkt hoe en onder welke omstandigheden zorgverzekeraars van die mogelijkheid gebruik kunnen maken bij materiële controle. In de regeling wordt beoogd een zorgvuldige en proportionele werkwijze van zorgverzekeraars te waarborgen door het voorschrijven van een stapsgewijze opbouw van die materiële controle. De zorgverzekeraar mag stappen in een volgende fase (met instrumenten die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van patiënten) niet eerder zetten dan nadat is vastgesteld dat met de stappen in de voorgaande fase niet kan worden volstaan om het door de zorgverzekeraar vastgestelde doel van de materiële controle te bereiken. Detailcontrole (in laatste instantie ook in de vorm van inzage in medische dossiers) is daardoor slechts mogelijk als de zorgverzekeraar kan aantonen dat minder ingrijpende stappen het doel van de materiële controle niet kan worden bereikt. Inzage in medische dossiers kan dus uitsluitend plaatsvinden als uiterste middel, indien de proportionaliteit daarvan kan worden gemotiveerd. Het aldus inbouwen van waarborgen voor zorgvuldigheid en proportionaliteit is conform de advisering van het CBP ter zake.
Het bericht dat normaal gedrag in het nieuwe psychologenhandboek als ziek wordt benoemd |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel waarin wordt gemeld dat in de nieuwe Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) de drempel voor aandoeningen wordt verlaagd en nieuwe aandoeningen worden toegevoegd?1
Ja.
Acht u het denkbaar dat in Nederland als gevolg van deze veranderingen in de DSM de medicalisering van normaal gedrag eveneens gaat toenemen?
Vanwege de groeiende wetenschappelijke kennis over oorzaak, aard en ernst van psychische klachten wordt met enige regelmaat de Diagnostic Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) als classificatiesysteem herzien. Het is gebruikelijk dat de American Psychiatric Association hiervoor wereldwijd expertgroepen van beroepsbeoefenaren raadpleegt. Eerstvolgende publicatie van een herziene versie (de DSM V) wordt medio 2013 verwacht. Belangrijkste wijziging is het voorstel om over te stappen van een dichotome beoordeling (er zijn wel/ niet psychische klachten), naar een meer dimensionele beoordeling van ziekte (er is meer/ minder sprake van psychische klachten).
Met een classificatiesysteem als de DSM kan door professionals in de ggz met een en dezelfde (internationale) taal over de klinische presentaties van een psychiatrische stoornis worden gesproken. Het is aan hen om zorg te dragen voor een in de praktijk eenduidig te hanteren instrument. Daar waar dit bij herziening tot onderlinge controverse leidt, zullen zij zelf een oplossing moeten vinden. Ik wil daarom geen beleidsmatig oordeel vellen over de discussie, zoals die is gepubliceerd in de Volkskrant.
Voor zover deze discussie raakt aan de door mij gevoelde behoefte om geneeskundige geestelijke gezondheidszorg, die valt onder de Zorgverzekeringwet (Zvw), beter af te bakenen ben ik wel geïnteresseerd in de uitkomst hiervan. Ik deel met u volledig de opvatting dat onnodige medicalisering moet worden voorkomen. Zowel uit oogpunt van kwaliteit voor de cliënt/patiënt als uit een oogpunt van kostenbeheersing. Medicalisering hangt echter niet primair af van wie, welk classificatiesysteem gebruikt, maar vooral van de professionele wijze waarop de noodzaak tot medisch handelen wordt afgewogen.
Volgens het voorstel van de APA zullen bij herziening van de DSM V verschillende ziektecategorieën worden toegevoegd, dus in die zin is er sprake van uitbreiding van het behandeldomein voor de ggz. Hoe specifieker de bijbehorende gedragskenmerken op wetenschappelijke gronden in de DSM V echter zijn omschreven, hoe beter professionals in staat zijn de noodzaak tot behandeling te bepalen. Dit betekent dat een nieuwe ziektecategorie, niet alleen patiënten insluit, maar ook sommige patiënten kan uitsluiten op basis van de klinische presentatie van hun klachten.
Training in de toepassing van de dit classificatiesysteem is onderdeel van het opleidingscurriculum van zowel psychiaters, psychologen als psychotherapeuten. Daardoor zijn zij in staat om in individuele gevallen een adequaat diagnostisch oordeel te vellen. Vooruitlopend op publicatie van de DSM V heb ik geen reden om aan te nemen dat bij herziening van dit classificatiesysteem deze diagnostische zorgvuldigheid in het gedrang komt. Maar ik zal zeer kritisch blijven kijken naar mogelijke gevolgen voor het verzekerd pakket en het «gepast gebruik» daarvan.
Acht u de kans groot dat het aantal te vergoeden behandelingen zal toenemen als gevolg van de nieuwe DSM criteria en vindt u dat een gewenste ontwikkeling? Zo nee, wat gaat u eraan doen om deze ontwikkeling te voorkomen?
Zoals ik hierboven stelde, zal ik zeer kritisch kijken naar eventuele gevolgen voor het verzekerde pakket en het gepast gebruik daarvan. Eventuele toename van te vergoeden behandeling is echter in beginsel niet (eenzijdig) afhankelijk van het door professionals gehanteerde classificatiesysteem. Voor vergoeding van behandeling voor psychiatrische patiënten is binnen het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) het basispakket leidend. Ik stel dit jaarlijks vast, mede op basis van adviezen van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Om duidelijkheid te scheppen over (de grenzen van) het basispakket voor de geneeskundige ggz heb ik hen d.d. 7 maart 2011 gevraagd om een uitvoeringstoets met betrekking tot ziektelast en een pakketadvies (Z-VU-3052198). Het CVZ heeft toegezegd dit in de loop van 2012 aan mij te leveren en op basis hiervan zal ik mijn beleid zo nodig aanpassen.
Binnen de huidige functionele aanspraak onder de Zvw zijn alleen de inhoud en omvang van zorg en de bijbehorende indicatiegebieden in de regelgeving opgenomen. Het is aan de zorgverzekeraars om te bepalen wie en waar de zorg geleverd wordt.
Vindt u dat het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) zich bij de indicatiestelling, ook in de toekomst, moet laten leiden door de zogenaamde International Classification of Function ing, Disability and Health (ICF)?
Indicatiestelling door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) is voor de tweedelijns ggz aan de orde zodra een patiënt langer dan een jaar intern verblijft. Het CIZ bepaalt het benodigde zorgzwaartepakket ter bekostiging van behandeling en verblijf. Het daarbij gehanteerde classificatiesysteem ICF is bedoeld om het menselijk functioneren in kaart te brengen.
De huidige formulierenset, die door het CIZ wordt gehanteerd bij indicatieonderzoek, is mede gebaseerd op de ICF-classificatie voor het vaststellen van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen.
In reactie op en in lijn met de door de Kamer aanvaarde motie-Wiegman-Van Meppelen Scheppink (32 123 XVI, nr. 60) heeft het CIZ experimenten uitgevoerd. Het beleid met betrekking tot de indicatiestelling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is gericht op het geven van vertrouwen en het van daaruit actief betrekken van de zorgaanbieders/-professional bij het proces van indicatiestelling AWBZ. Daartoe is een verdere vereenvoudiging van het proces van indicatiestelling AWBZ gewenst, waardoor de administratieve lasten c.q. handelingen verder worden teruggebracht. Dit zal mede toetssteen zijn voor de beoordeling van de uitkomsten van de experimenten met het ICF.
Ziet u mogelijkheden om de invloed van de DSM classificatie terug te dringen? Zo ja, bent u van plan dit te doen?
Ik ben niet in de positie om te bepalen welk classificatiesysteem voor psychiatrische stoornissen professionals in de geneeskundige ggz gebruiken voor het beoordelen van de aard en ernst van psychische klachten. Het is aan de beroepsverenigingen van psychiaters, psychologen en psychotherapeuten om te stimuleren dat gebruik wordt gemaakt van een wetenschappelijk goed onderbouwd instrument dat eenduidig te hanteren is in de praktijk. Mijn aangrijpingspunten liggen bij het verzekerd pakket en (via het CVZ) de duiding van het gepast gebruik daarvan.
Zou het kunnen dat een deel van de overdiagnosticering wordt veroorzaakt door het feit dat degene/de organisatie die diagnosticeert vaak ook bepaalt hoe de behandeling eruit moet zien (indiceert) en vervolgens de behandeling uitvoert? Bent u voornemens deze belangenketen te doorbreken? Zoekt u alternatieven? Zo ja, in welke richting?
Ik vind het bezwaarlijk om zonder harde bewijzen de integriteit van behandelaar ten aanzien van de diagnosestelling in twijfel te trekken. Niettemin zie ik uw punt van «moral hazard». Dat is echter niet uniek voor de ggz, maar geldt breed in de curatieve zorg. Dat is ook de reden dat ik opdracht heb gegeven om een «kwaliteitsinstituut» bij het CVZ in het leven te roepen dat een eenduidige taal zal ontwikkelen, vastgelegd in professionele standaarden, waarin indicatiestelling, gepast gebruik van zorg, richtlijnen, kwaliteitsnormen, kwaliteitsindicatoren en uitkomstindicatoren voor het gehele zorgpad worden opgenomen. De informatie daaruit zal ook publiek worden gemaakt, zodat verzekeraars scherper kunnen inkopen, patiënten/cliënten beter kunnen kiezen en de Inspectie beter kan handhaven.
Financiële malaise in de AWBZ-zorg door afwaardering van vastgoed |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven (SP) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Zorg voelt malaise vastgoed»? Zijn de signalen van zorginstellingen voor u reden tot zorg? Zo nee, waarom niet?1
Is het waar dat door uw nieuwe boekhoudkundige spelregels honderden miljoenen euro’s dreigen te verdampen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe legt u dit uit aan de belastingbetaler?
Deelt u de mening dat een efficiënte inzet van zorggeld vereist dat zorginstellingen zich primair met zorgverlening bezighouden en niet met andere activiteiten? Zo nee, welke activiteiten dienen naar uw oordeel nog meer van zorggeld te worden betaald? Zo ja, waarom kiest u er dan niet voor om de overheid de financiering en het beheer van het vastgoed te laten organiseren zodat de zorginstellingen zich volledig kunnen richten op het verlenen van zorg?
Vindt u het wenselijk dat zorginstellingen door de toenemende financiële risico’s geld gaan oppotten in plaats van te investeren in verbetering van de zorg en het wegwerken van personeelstekorten? Zo ja, waarom?
Hoeveel euro winst hebben de 50 grootste AWBZ-instellingen vorig jaar in totaal geboekt? Waar komt dat geld vandaan?1
Bij de opstelling van de «top 50», is uitgegaan van ook AWBZ zorg leverende instellingen/concerns. Deze leveren voor een deel ook ZVW zorg. Tot sommige behoort bijvoorbeeld een ziekenhuis. Met de beschikbare informatie is geen eenduidige splitsing te maken, tussen AWBZ, ZVW en overig.
De 50 grootste AWBZ-zorg leverende instellingen (niet uitsluitend AWBZ zorg) hebben een positief resultaat gehaald van € 190,49 mln. Dit is 1,57% van de totale inkomsten (niet uitsluitend AWBZ zorg). Voor alle AWBZ zorgleverende instellingen is dit 1,89%.
Wel is de herkomst van de inkomsten van de 50 grootste AWBZ zorg leverende instellingen aan te geven.
Bron
Inkomsten top 50 AWBZ
Aandeel
1
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten (uit AWBZ/Zvw-zorg, exclusief subsidies)
77,3%
2
Niet-gebudgetteerde zorgprestaties (exclusief DBC B-segment, inclusief Wmo-huishoudelijke hulp)
6,5%
3
Omzet DBC B-segment
3,9%
4
Subsidies (exclusief Wmo-huishoudelijke hulp; inclusief overige Wmo-prestaties)
6,6%
5
Overige opbrengsten
5,6%
Hoe verhoudt de kabinetsdoelstelling van het aantrekken van private investeerders in de zorg door middel van winstuitkeringen zich met het voorspelbare oppotten van geld door zorginstellingen als reactie op de toenemende risico’s op onder meer vastgoed? Wilt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de mening dat zorginstellingen vooral zullen bezuinigen op hun personeel, gebouwenonderhoud en het woon-/leefklimaat van de bewoners, aangezien zij gedwongen zijn reserves aan te leggen en gebonden zijn aan solvabiliteitseisen van banken en andere investeerders? Zo ja, is dit wat het kabinet beoogt met zijn beleid? Zo nee, waar verwacht u dat de instellingen dan op bezuinigen en wilt u dit toelichten?
Deelt u de mening dat zorginstellingen door het kabinetsbeleid financieel beloond worden voor het aantrekken van doelgroepen die veel geld opleveren en juist financieel worden gestraft indien zij zich uit medemenselijkheid richten op probleemgroepen zoals daklozen, zorgmijders en mensen zonder geld? Zo nee, wat is uw inhoudelijke reactie op de verklaring die de financieel secretaris van het Leger des Heils geeft voor het slechte financiële resultaat in vergelijking met andere AWBZ-instellingen?1
Kent u de brief van Revalidatie Nederland (RN) aan de Kamer, waarin deze aangeeft dat de kapitaallasten van revalidatiecentra gemiddeld 11,3% van de omzet bedragen volgens onderzoek in 2007 en 2008 van uw voorganger?2 Wilt u toelichten hoe zich dit verhoudt tot de 8,7% opslag die genoemd wordt in het document Invoering prestatiebekostiging medisch specialistische zorg van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) Wat is uw reactie op de argumenten van RN?
Het verlenen van een verblijfsvergunning aan een Marokkaan die betrokken is bij een gewelddadige beweging |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
![]() |
Hoe is het mogelijk dat een verblijfsvergunning is verleend aan de Marokkaan Hassan B., die betrokken is bij een gewelddadige islamitische organisatie?1 Op welke grond is dit gebeurd?
Uitgangspunt is voor mij dat informatie over individuele zaken vertrouwelijk wordt behandeld. Dat betekent dat ik, ook in de beantwoording van kamervragen, terughoudendheid betracht over de verblijfsrechtelijke aspecten van individuele zaken, in het bijzonder de achtergrond van een individueel asielverzoek. In zijn algemeenheid kan ik aangeven dat iedere aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning door de IND zorgvuldig wordt beoordeeld tegen de achtergrond van de (inter)nationale wet- en regelgeving. In het beslisproces van de IND is altijd nadrukkelijk aandacht voor eventuele criminele antecedenten, de toepasselijkheid van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag en andere aspecten die raken aan de openbare orde of nationale veiligheid. Een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning kan worden afgewezen als de vreemdeling is veroordeeld wegens een misdrijf of als er sprake is van gedragingen als bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag dan wel er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid.
Deelt u de mening dat het niet de bedoeling kan zijn dat aan dit soort gevaarlijke individuen verblijfsrecht in Nederland wordt toegekend? Zo nee, waarom niet?
Uitgangspunt is dat aan vreemdelingen die een gevaar vormen voor de openbare orde en nationale veiligheid geen verblijf in Nederland wordt toegestaan.
Hoe vaak is aan vreemdelingen, die betrokken zijn (geweest) bij gewelddadige bewegingen, verblijf in Nederland toegekend en is thans uitgesloten dat dit (nog steeds) gebeurt?
De in de vraag genoemde betrokkenheid bij een gewelddadige beweging is een omstandigheid die wordt betrokken bij de beoordeling van een individuele verblijfsaanvraag. Bij een vermoeden dat een vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid of dat er sprake is van gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, vindt nader onderzoek plaats. Bij het onderzoek naar de toepasselijkheid van artikel 1F, wordt beoordeeld of er ten aanzien van een vreemdeling, bijvoorbeeld vanwege betrokkenheid bij een gewelddadige beweging, ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat:
Als één van deze omstandigheden zich voordoet, kan de verblijfsaanvraag worden afgewezen of kan besloten worden de verblijfsvergunning in te trekken. De IND heeft twee gespecialiseerde units die zijn belast met de behandeling van zaken waarin het vermoeden bestaat dat sprake is van gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag en met zaken waarin de nationale veiligheid mogelijk in het geding is. In 2010 is in ongeveer 25 zaken artikel 1F tegengeworpen.
Voorts verwijs ik u graag naar de eerdere beantwoording van vragen van uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel, nr. 999) waarin is toegelicht op welke wijze een vluchtelingenstatus kan worden onthouden aan personen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of personen ten aanzien van wie ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat zij een ernstig niet-politiek misdrijf hebben begaan.
Bent u bereid de verblijfsvergunning van Hassan B. in te trekken, bijvoorbeeld wegens eventueel langdurig verblijf in Spanje? Zo nee, waarom niet?
Een verblijfsvergunning kan worden ingetrokken als de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid, onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. Een verblijfsvergunning kan ook worden ingetrokken als de grond voor verlening ervan is komen te vervallen of de vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd. Mocht uit informatie blijken dat een van deze intrekkingsgronden zich voordoet, dan zal ik stappen zetten om het verblijfsrecht te beëindigen.
Tot slot informeer ik u dat de Minister van Veiligheid en Justitie mij heeft gemeld dat betrokkene op het moment van diens aanhouding als uitzendkracht werkzaam was in de functie van islamitisch geestelijk verzorger bij de penitentiaire inrichting Tilburg van de Dienst Justitiële Inrichtingen. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een onderzoek laten uitvoeren naar de screening die is uitgevoerd op politiële en/of justitiële bezwaren tegen de functievervulling voordat betrokkene als uitzendkracht bij DJI is ingezet. Uit dit onderzoek is gebleken dat de screening volgens de daarvoor geldende regels en procedures is uitgevoerd en dat daarbij geen feiten en omstandigheden aan het licht zijn gekomen op grond waarvan een negatief advies over de inhuur had moeten worden afgegeven. De Directeur van de Dienst Geestelijke Verzorging, waaronder betrokkene ressorteert, heeft besloten in afwachting van de uitkomsten van de lopende onderzoeken geen gebruik te maken van de diensten van de geestelijk verzorger. Zoals bekend is de penitentiaire inrichting Tilburg in gebruik voor de detentie van Belgische gevangenen. De Belgische autoriteiten zijn geïnformeerd.
Een ggz-instelling die overweegt het personeel om een loonoffer te vragen |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de Raad van Bestuur van ggz-instelling Mondriaan overweegt het personeel te vragen 5 tot 10% van hun loon in te leveren? Keurt u dit goed?1
Zoals ik over de gang van zaken lees, heeft Mondriaan besparingsideeën geïnventariseerd, rijp en groen. Zoiets, het laten opborrelen van rijpe en groene ideeën, hoort bij brainstormen. Daarna moet dan de fase van besluitvorming nog komen waarin het kaf van het koren wordt gescheiden. Die besluitvormingsfase was bij Mondriaan voorzien voor ná Prinsjesdag. Inmiddels is bekend dat dit idee daar niet in zal worden meegenomen.
Deelt u de mening dat van «vrijwilligheid» nauwelijks sprake kan zijn als medewerkers tegen elkaar worden uitgespeeld of worden gechanteerd met mogelijke financiële problemen voor hun instelling? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uit mijn antwoord op uw eerste vraag bleek dat het idee kennelijk nog onvoldragen was en niet verder is uitgewerkt door Mondriaan. Het heeft dus geen zin om te speculeren over «ins and outs» van mogelijke uitwerkingen.
Bezuinigt u op de geestelijke gezondheidszorg (ggz) omdat u de salarissen van de medewerkers te hoog vindt? Zo nee, hoe voorkomt u dat uw bezuinigingen leiden tot salarisachteruitgang van zorgpersoneel?
Ik bezuinig niet op de ggz omdat ik de salarissen te hoog vind. Over de hoogte van de salarissen onderhandelen werkgevers- en werknemersorganisaties bij de cao-onderhandelingen. Daar sta ik volkomen buiten. Zie ook het antwoord op uw vraag 1, de verwijzing naar de uitzondering van de zorg in het Regeerakkoord voor de nullijn in 2011 in de collectieve sector.
Deelt u de mening dat cao-afspraken moeten worden nageleefd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt u in dit licht de trend dat zorgpersoneel steeds vaker tussentijds onder druk wordt gezet om loon in te leveren, zoals eerder ook al in de thuiszorg?
Afspraken moeten worden nagekomen.
Is de Raad van Bestuur voornemens zelf een loonoffer te brengen? Zo ja, in welke mate?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vindt u het gepast dat directeur N.E spreekt van solidariteit en hiermee insinueert dat medewerkers die niet akkoord gaan met verslechtering van de arbeidsvoorwaarden niet solidair zijn? Is dit ook uw opvatting van solidariteit?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 4.
Onderschrijft u het bekende gezegde dat de trap altijd van bovenaf moet worden schoongeveegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid te laten onderzoeken hoeveel de ggz kan besparen door het aantal bestuurders en managers te verminderen en de Kamer hier over voor Prinsjesdag te informeren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat beleid zoveel mogelijk passend moet zijn bij het specifieke onderwerp. Mijn ombuigingen op de ggz passen binnen de kaders die in het regeerakkoord zijn aangekondigd. Zie overigens mijn antwoord op uw vraag 4.
Hoe verhoudt het systematisch uithollen van arbeidsvoorwaarden in de zorg zich tot het streven van het kabinet om de zorg aantrekkelijker te maken teneinde meer arbeidskrachten te werven? Waarom laat u dit allemaal gebeuren?
De arbeidsvoorwaarden in de zorg worden niet systematisch uitgehold. Zie daarover ook de verwijzing naar het Regeerakkoord in mijn antwoord op uw vraag 1.
Erkent u dat ook voor ggz-patiënten het sociale grondrecht op zorg geldt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Kamer per brief informeren over de wijze waarop u als systeemverantwoordelijke een stelsel van goede en toegankelijke geestelijke gezondheidszorg waarborgt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Net als voor alle patiënten geldt, hebben ook patiënten met ggz-aandoeningen recht op zorg. Dit recht op zorg is in het huidige stelsel gewaarborgd.
Bent u bereid te onderzoeken wat de maatschappelijke gevolgen en kosten zullen zijn van het door bezuinigingen en eigen bijdragen verminderen respectievelijk ontmoedigen van ggz? Zo nee, wilt u toelichten op grond waarvan u het verantwoord vindt om te bezuinigen zonder inzicht in de maatschappelijke effecten?
Ik heb de Kamer tijdens het AO GGz van 30 juni jl. toegezegd dat ik de effecten van zorgmijding door introductie van de eigen bijdrage ga monitoren. Ik zal de Kamer daarover in oktober nog een brief sturen.
Het bericht dat het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis zwangere vrouwen commerciële pretecho's aanbiedt |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht dat het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis zwangere vrouwen commerciële pretecho’s aanbiedt?1
Het verschaffen van niet-medisch noodzakelijke echo’s voorziet duidelijk in een behoefte van sommige zwangere vrouwen. Ik heb er geen bezwaar tegen indien een ziekenhuis in die behoefte voorziet, voor zover er geen publiek geld in die activiteit gestopt wordt. Ik begrijp dat er in dit geval direct, dus buiten de zorgverzekering om, een commercieel tarief wordt afgerekend. Daarnaast vind ik het belangrijk dat voor de zwangere vrouw het onderscheid tussen medisch noodzakelijke echo’s en medisch niet noodzakelijke echo’s vooraf duidelijk gemaakt wordt.
Het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis (ADRZ) heeft aangegeven dat het hier niet om een nieuwe situatie gaat. In Nederland bestaan tientallen ziekenhuizen die medisch niet noodzakelijke «pretecho's» aanbieden. Het ADRZ heeft mij gemeld dat de echoscopisten van «Echocentrum Michieltje» zijn aangesloten bij de Beroepsvereniging Echoscopisten Nederland, een contract hebben met de Stichting Prenatale Screening Zuidwest Nederland en gecertificeerd zijn voor het maken van medische zwangerschapsecho’s.
Hoeveel geld haalt het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis gemiddeld per maand op door het maken van deze echo’s? Wordt dit geld ook ingezet voor andere activiteiten in het ziekenhuis?
Het ADRZ heeft aangegeven dat de opbrengsten op jaarbasis, na aftrek van personele en andere kosten, worden geschat op € 15 000. Dit bedrag komt ten gunste van de algemene middelen van het ADRZ .
In hoeverre wordt er aan vrouwen die al bij de verloskundigen in het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis lopen op medische indicatie reclame gemaakt voor een pretecho?
Het ADRZ heeft bij mij aangegeven dat bij zowel verloskundigenpraktijken als huisartsenpraktijken het aanbod van de «pretecho» onder de aandacht is gebracht. Deze praktijken hebben de mogelijkheid een door het echocentrum aangeboden informatiefolder neer te leggen. Deze informatiefolder is ook op de poliklinieken gynaecologie van het ADRZ beschikbaar. Zwangere vrouwen maken zelf de keuze om een «pretecho» te laten maken. Het ADRZ benadrukt dat er van enige beïnvloeding of actieve werving van zwangere vrouwen die op medische indicatie de polikliniek bezoeken geen sprake is. Afspraken voor het maken van een echo op verzoek zijn strikt gescheiden van andere, poliklinische, afspraken.
Deelt u de mening dat een ziekenhuis zich bezig moet houden met medische zorg en niet met commerciële activiteiten zoals het maken van echo’s zonder enige medische noodzaak? Is het niet principieel onjuist dat publiek gefinancierde instellingen hun autoriteit en gezag misbruiken voor commerciële doeleinden? Erodeert op deze wijze niet ook niet het gezag van het ziekenhuis doordat patiënten niet meer zeker weten of iets wordt gedaan of geadviseerd op medische gronden of op commerciële gronden? Zo nee, hoezo niet? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
Ik ben van mening dat activiteiten zonder medische noodzaak niet uit collectieve middelen mogen worden betaald en dat activiteiten zonder medische noodzaak niet ten koste mogen gaan van activiteiten met een medische noodzaak. Verder moeten alle aanbieders altijd precies duidelijk maken of er een medische noodzaak is of niet. Als ziekenhuizen dat duidelijk doen, erodeert hun gezag ook niet. Integendeel, sommige zwangere vrouwen zullen deze extra dienstverlening juist op prijs stellen. Ik zie dan ook geen enkele aanleiding hiertegen op te treden.
Karatelessen voor Marokkaanse probleemjongeren in Gouda |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen over Marokkaanse probleemjongeren die karatelessen krijgen welke gesubsidieerd worden door de gemeente Gouda?1
Ja.
Is het u bekend of dit project is aangemeld bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie?
Het project is niet aangemeld bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. Bij deze Commissie worden uitsluitend gedragsinterventies ingediend die in strafrechtelijk kader kunnen worden opgelegd, bijvoorbeeld als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke sanctie. Vanwege het feit dat deze interventies in een (strafrechtelijk) dwangkader plaatsvinden, worden hoge eisen gesteld aan de (wetenschappelijke) onderbouwing van de effectiviteit van de interventie op het terugdringen van recidive.
Het gemeentelijke project in Gouda wordt niet in een strafrechtelijk kader opgelegd en valt om die reden buiten het beoordelingsgebied van de Erkenningscommissie.
Worden deze karatelessen gefinancierd uit de extra gelden die zijn gecreëerd na afloop van de rellen in Gouda?
Het project wordt gefinancierd uit eenmalige specifieke middelen voor veiligheid die door het Rijk aan Gouda ter beschikking zijn gesteld. Hierbij is van belang te vermelden dat het hoofddoel van het project het investeren in deskundigheidsbevordering van de sportclubs is, zodat zij op een positieve manier bijdragen aan het maatschappelijke klimaat. Trainers/coaches bij deze verenigingen ontvangen een opleiding «docent agressieregulatie en weerbaarheid» en krijgen daarna ondersteuning bij de implementatie binnen de vereniging.
Is het mogelijk dat na de motie Çörüz (Kamerstuk 30 332, nr. 13) er nog steeds projecten worden gesubsidieerd waarvan niet is gebleken dat deze bijdragen een vermindering van overlast en criminaliteit?
De motie Çörüz had betrekking op rijksprogramma’s in het kader van het strafrecht. Voor de uitvoering van de in de vraag genoemde motie, verwijs ik u naar de voortgangsrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen, TK 28 684, nr. 119.
Gouda baseert zich bij de keuze voor dit project op een onderzoek dat het Mulier Instituut in het kader van het door het Rijk gesubsidieerde programma «Meedoen alle jeugd door sport» heeft gedaan. Het onderzoek laat zien dat vechtsportdeelname een bijdrage kan leveren aan persoonlijke groei en het verminderen van probleemgedrag door onder meer disciplinering en agressieregulatie. De resultaten van dit onderzoek, gebaseerd op meerjarige praktijkervaring in meerdere gemeenten, geven de gemeente aanleiding om te verwachten dat de aangeboden activiteiten een bijdrage zullen leveren aan een positieve maatschappelijke betrokkenheid van de deelnemende jongeren.
Aanvullend daarop kan ik u melden dat het huidige kabinet geen nieuwe middelen heeft toegekend voor de aanpak van (Marokkaanse en Antilliaanse) risicojongeren. Specifieke problemen worden via reguliere instanties en reguliere maatregelen aangepakt. In 2011 en 2012 worden enkel nog middelen uitgekeerd die voortkomen uit eerder aangegane verplichtingen. Bestaande specifieke maatregelen gericht op de aanpak van problemen die zich in sommige groepen in versterkte mate voordoen, worden de komende periode ingebed in regulier beleid. In het verlengde daarvan worden de middelen voor de aanpak van Marokkaans- en Antilliaans-Nederlandse risicojongeren eind 2012 beëindigd. Er wordt voor doelgroepbeleid geen apart budget meer vrijgemaakt. De in de motie Cöruz gevraagde uitbreiding van het mandaat van de Erkenningscommissie gedragsinterventies (zie antwoord op vraag 2) is derhalve niet aan de orde.
Het bericht "Hoornaar vast in kliniek Israël" |
|
Harry van Bommel (SP), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Hoornaar vast in kliniek Israël»?1
Ja.
Wat heeft u gedaan om de belangen van betrokkene te dienen?
De ambassade in Tel Aviv heeft betrokkene in de kliniek bezocht, contact onderhouden met de behandelend arts, het bezoek van familie aan betrokkene gefaciliteerd en begeleid, en hen eveneens in contact gebracht met de arts van betrokkene. Ook legde de ambassade de benodigde contacten tussen de behandelend arts in Nederland, de verzekeraar van betrokkene en de alarmcentrale (SOS International) enerzijds en de behandelend arts in Israël anderzijds. Nu de alarmcentrale conform werkafspraken de behandeling van dit dossier heeft overgenomen, onderhoudt het ministerie waar nodig contact met de alarmcentrale over de ontwikkelingen in het dossier. Indien nodig, treden ministerie en ambassade verder faciliterend op.
Deelt u de opvatting van de familie van de betrokkene dat hij door zijn aandoening handelingsonbekwaam is en niet zelf kan aangeven wat hij wil? Zo nee, waarom niet?
Voor een medisch oordeel verwijs ik naar de behandelend artsen van betrokkene. Ik begrijp de wens van de familie om betrokkene verder te behandelen in Nederland. Het is echter aan de behandelend artsen in Nederland en Israël, in overleg met de alarmcentrale, om te beoordelen of en wanneer betrokkene gerepatrieerd kan worden.
Deelt u het oordeel van de familie dat betrokkene het beste af is met zorg in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u doen om terugkeer naar Nederland van betrokkene te bevorderen?
Het ministerie, de ambassade en de alarmcentrale staan in regelmatig contact met de familie van betrokkene en met de kliniek in Tel Aviv. Aangezien betrokkene verzekerd op reis is gegaan, zal de alarmcentrale namens de verzekeraar van betrokkene, een eventuele (al dan niet begeleide) repatriëring uitvoeren.
Hoe gaat u in algemene zin om met Nederlanders die in het buitenland acuut psychiatrische behandeling nodig hebben?
Het ministerie houdt in dergelijke gevallen contact met familie en eventueel de behandelend arts in Nederland; er wordt zorg voor gedragen dat de betrokkene in een kliniek wordt behandeld. In het geval er geen reisverzekering is, worden lokale autoriteiten gewezen op het reciprociteitsbeginsel, d.w.z. dat in Nederland verblijvende buitenlanders indien noodzakelijk op kosten van de Nederlandse overheid worden behandeld en Nederlanders in het buiteland in vergelijkbare gevallen op kosten van de lokale overheid dienen te worden behandeld. In zo’n geval bemiddelt het ministerie desgewenst financieel in geval van repatriëring; met instanties en familie wordt de opvang in een kliniek in Nederland geregeld. In gevallen waarin Nederlanders adequaat verzekerd zijn, legt het ministerie contact tussen de bij de verzekeraar behorende alarmcentrale en de behandelend arts ter plaatse. Daarna neemt de alarmcentrale de verdere behandeling van het dossier over.
Bent u bereid in samenwerking met de GGZ-instelling in de woonplaats van betrokkene en familie behandeling bij terugkomst te garanderen, zodat hij wordt geholpen en mogelijk de kans op ontslag uit de Israëlisch kliniek wordt vergroot?
Zoals ook hierboven al gesteld, heeft in het onderhavige geval de alarmcentrale de behandeling van het dossier overgenomen. Een eventuele repatriëring zal dan ook door de alarmcentrale worden uitgevoerd. In algemene zin kan gesteld worden dat indien iemand onder begeleiding wordt gerepatrieerd en in Nederland verder behandeld dient te worden, opvang in een GGZ-instelling is verzekerd.
De plannen van de gemeente Vaals om burgers zonder inkomen te weren en de reactie van de EU daarop |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «EU wil opheldering over plannen Vaals1» en het bericht dat Vaals EU-burgers zonder inkomen wil weren2? Zo ja, wat is uw reactie op deze berichten?
Ja, ik heb kennis genomen van deze berichten. De Europese Commissie heeft mij een brief gestuurd, waarin de Commissie aangeeft zich zorgen te maken over het voornemen van de gemeente Vaals om EU-burgers die niet kunnen voorzien in hun eigen inkomen, geen verblijfsrecht meer toe te kennen.
De situatie zoals beschreven in de door u genoemde artikelen over de gemeente Vaals is een voorbeeld van de knelpunten die ik in mijn brief van 14 april 2011 heb geschetst over het vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten3. In deze brief heb ik een breed pakket aan maatregelen aangekondigd om deze tegen te gaan.
Wat vindt u van de omstandigheid dat in de gemeente Vaals een onevenredig groot deel van de bevolking een beroep doet op het sociale vangnet van de gemeente (ongeveer driehonderd mensen op een bevolking van een kleine tienduizend mensen) en dat negen procent van de nieuwe inwoners meteen een bijstandsuitkering aanvraagt? Wat vindt u verder van de omstandigheid dat het in 40% van de gevallen om burgers van lidstaten van de Europese Unie (EU) gaat, vooral om Polen en Roemenen?
Situaties zoals geschetst in uw vraag zijn onwenselijk. De Wet Werk en Bijstand (WWB) biedt een tijdelijke inkomensondersteuning in een situatie waarin dit echt noodzakelijk is. Zoals bekend is het een van de speerpunten van dit kabinet om de eigen verantwoordelijkheid van bijstandsgerechtigden en hun deelname aan de arbeidsmarkt te vergroten. Met de gemeente Vaals wordt onderzocht hoe het beroep op bijstand teruggedrongen kan worden.
Zijn er aanwijzingen dat het Nederlandse sociale stelsel een aanzuigende werking heeft op personen uit Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landers) Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Om de migratie uit de MOE-landen nu en in de toekomst in goede banen te leiden en een beroep op het Nederlandse sociale stelsel te beperken, heb ik in mijn brief van 14 april een breed pakket van maatregelen aangekondigd.
Begrijpt u dat de gemeente Vaals zoekt naar oplossingen om deze instroom van EU-burgers die een beroep willen doen op het sociale vangnet in te perken? Wat is uw opvatting over het voornemen van Vaals om per 1 september 2011 alleen nieuwe inwoners in de gemeente in te laten schrijven, indien men kan aantonen dat men in het eigen levensonderhoud kan voorzien met een beroep op een Europees richtlijn uit 2004?
Het zoeken naar oplossingen door de gemeente Vaals om de instroom van EU-burgers in de bijstand te beperken past in het beleid dat ik in mijn brief 14 april heb uiteengezet om de regels voor verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand aan te scherpen. Thans informeren de gemeenten de IND achteraf indien een vreemdeling bijstand is toegekend; de IND beoordeelt vervolgens of dit beroep op bijstand gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het verblijfsrecht. Ik bereid een wetsvoorstel voor dat regelt dat – in voorkomende gevallen – vreemdelingen (EU-burgers en vreemdelingen van buiten de EU) pas in aanmerking komen voor bijstand, nadat de rechtmatigheid van het verblijfsrecht – juist vanwege het beroep op bijstand – door de IND is vastgesteld. Totdat er duidelijkheid is over de rechtmatigheid van het verblijfsrecht wordt de aanvraag van bijstand aangehouden.
Ik ben, samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND), in gesprek met de gemeente Vaals in hoeverre maatregelen die ik in de brief van 14 april heb aangekondigd nu al kunnen worden ingezet om de gesignaleerde problemen het hoofd te bieden. In het bijzonder betreft dit de regels over verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand. Belangrijk hierbij is dat gemeenten bijstandsverlening aan vreemdelingen melden bij de IND, zodat de IND kan onderzoeken of de bijstandsverlening gevolgen heeft voor het verblijfsrecht. Tot dusverre heeft de IND van de gemeente Vaals circa 10 meldingen ontvangen van EU-burgers die een bijstandsuitkering genieten.
Wat vindt u van het feit dat de EU Nederland meteen om opheldering vraagt, terwijl de Belgische gemeente Plombières al langere termijn de Europese richtlijn hanteert dat nieuwe inwoners zich alleen kunnen inschrijven als ze in het eigen onderhoud kunnen voorzien?
Ik begrijp dat de gemeente Plombières in nauwe samenspraak met de Europese Commissie een inschrijvingsbeleid voert dat blijft binnen de grenzen van de richtlijn inzake het vrij verkeer van personen. In dit verband is het niet bijzonder dat de Europese Commissie ook interesse toont in de ontwikkelingen in Vaals.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat iemand die niet of nauwelijks heeft bijgedragen aan de Nederlandse economie toch recht kan krijgen op een levenslange uitkering in de vorm van bijstand? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid belemmeringen hiervoor op te heffen en zich in te spannen om het EU-verdrag hiervoor aan te passen?
Ik deel uw mening en ben bereid waar mogelijk te voorkomen dat in het genoemde geval een recht ontstaat op een levenslange uitkering in de vorm van bijstand. Een wijziging van het EU verdrag is hiervoor niet nodig. In de brief van 14 april heb ik aangegeven Europees in te zetten op aanpassing van de richtlijn inzake het vrij verkeer van personen (2004/38).
Deelt u daarnaast de opvatting dat het ongewenst is als iemand, die slechts een beperkt deel van zijn totale arbeidsverleden in Nederland gewerkt heeft, toch een werkloosheidsuitkering kan krijgen op Nederlands niveau? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid belemmeringen hiervoor op te heffen en indien nodig u in te spannen om het EU-verdrag hiervoor aan te passen?
Ja, ik deel uw mening. Zoals toegezegd in mijn brief van 14 april zal het kabinet nader onderzoeken of het wenselijk is de samentellingsbepaling uit Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels en de daarmee verbonden berekeningssystematiek voor de hoogte van de uitkeringen in Europees verband te bespreken.
Openbaarmaking van een brief inzake natuurbeleid |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
![]() |
Bent u bereid de brief van 8 april jongstleden van het directoraat generaal Milieuzaken1 2 zo spoedig mogelijk openbaar te maken en hiervoor te pleiten bij de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet?
De brief van 8 april jl. is, zoals ik u bij brief van 27 mei en 30 juni jl. eerder heb aangegeven, door de diensten van de Europese Commissie verzonden in het kader van de zogenoemde EU-pilot. De EU-pilot heeft als doel om op ambtelijk niveau en op informele vertrouwelijke wijze informatie in te winnen bij de lidstaten. De brief is geen formeel onderdeel van de voorbereiding van een ingebrekestelling (de zogenoemde precontentieuze fase): het betreft enkel het inwinnen van informatie door de diensten van de Commissie. Het openbaar maken van de brief doet afbreuk aan het informele en vertrouwelijke karakter van de EU-pilot. Dit geldt eveneens voor de openbaarmaking van mijn antwoord en het doen van uitspraken over de inhoud van de brief van 8 april jl. Op mijn verzoek heeft de Europese Commissie wel toestemming gegeven de brief vertrouwelijk aan de Tweede Kamer te zenden. Dit heb ik dan ook bij brief van 30 juni jl. gedaan.
Wilt u het antwoord dat u op deze brief heeft geschreven openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat er in de brief wel degelijk wordt verwezen naar een inbreukprocedure? Zo ja, waarom schrijft u niet open en eerlijk in uw brief van 27 mei jongstleden dat er over een inbreukprocedure geschreven wordt?3
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Greenpeace "bermbommen" dumpt in de Duitse Noordzee |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Greenpeace dumpt «bermbommen»?1
Ja.
Betreft het hier een Nederlandse, een Duitse of een internationale tak van Greenpeace?
Volgens mijn informatie gaat het om Greenpeace Duitsland.
Hoe staat het met de eerder gedumpte betonblokken bij de Sylt en de gedumpte rotsblokken met zeepaarden in de Klaverbank? Waarom zijn deze nog altijd niet opgeruimd op kosten van Greenpeace?
Wat betreft de eerder gedumpte betonblokken bij de Sylt: De Nederlandse overheid is niet bevoegd om deze blokken – die gedumpt zijn in de Duitse Exclusieve Economische Zone – te verwijderen. Het is aan de Duitse overheid om hier een besluit over te nemen. De blokken die in 2008 bij de Sylt zijn gedumpt zijn zover onze informatie strekt, ook nog niet verwijderd, evenals de recentelijk gestorte stenen.
Wat betreft de objecten die op de Klaverbank zijn gestort, verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 3 en 4 als gesteld door het lid Koppejan (CDA, (2011Z13584).
Deelt u de mening dat door uw reactie op het dumpen van de zeepaarden door Greenpeace, namelijk de uitspraak dat 10 tot 15% van de Noorzee zeereservaat moet worden, Greenpeace zich gesteund voelt om verder te gaan met deze gevaarlijke en verwerpelijke acties?
Nee. De eerdere uitspraak van de staatssecretaris van EL&I heeft betrekking op de uitvoering van het staande beleid dat sinds 2005 bekend is gemaakt. Sinds 2005 is het beleid van de Regering erop gericht om te komen tot de aanwijzing en de bescherming van een aantal mariene gebieden. Deze gebieden zijn beschreven in het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (zie met name Hoofdstuk 7 p. 81 e.v.). Dit beleid is het gevolg van de Europese verplichting onder de Vogelrichtlijn (Richtlijn van de Raad nr. 79/409/EEC van 2 april 1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn van de Raad nr. 92/43/EEC van 21 mei 1992) om gebieden op zee aan te wijzen die een speciale bescherming zullen genieten.
In 2008 heeft de toenmalige minister van LNV deze gebieden aangemeld bij de Europese Commissie om te voldoen aan de verplichting van de Habitatrichtlijn. In 2009 heeft de Europese Commissie deze gebieden goedgekeurd door plaatsing op de lijst van gebieden van gemeenschapsbelang. Sinds 2009 loopt het proces dat tot doel heeft te komen tot de bescherming van deze gebieden onder de Natuurbeschermingswet 1998. Ook worden in dat verband beschermingsmaatregelen vastgesteld. Bij dit proces zijn zowel de wetenschap, het visserijbedrijfsleven als de natuurbeschermingsorganisaties betrokken. De staatssecretaris van EL&I heeft uw Kamer verschillende malen bericht over deze projecten (zgn. VIBEG-project dat ziet op de gebieden Noordzeekustzone en Vlakte van de Raan; en internationale FIMPAS-project dat ziet op de gebieden Friese Front, Klaverbank en Doggersbank). De totale oppervlakte van de mariene Natura 2000 gebieden beslaat 19% van het Nederlandse deel van de Noordzee. Slechts een deel hiervan zal beperkende maatregelen kennen, de precieze inhoud en omvang hiervan wordt ingevuld in de lopende trajecten VIBEG (kust) en FIMPAS (visserijzone).
Deelt u de mening dat Greenpeace zich met deze actie volledig gediskwalificeerd heeft voor iedere vorm van debat en dat we het de sector niet kwalijk kunnen nemen als ze niet meer met deze eco-terroristen om tafel willen gaan zitten?
Het is aan Greenpeace te bepalen aan welk debat men deelneemt of niet. Evenzeer geldt dat het aan de visserijsector is om te bepalen met wie men in debat gaat of niet.
De humanitaire ramp in de Hoorn van Afrika |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de artikelen «UN declares famine in another three areas of Somalia» en «Somalia: UN official warns famine could spread without adequate relief funding»?1
De humanitaire situatie in Somalië is aan het verslechteren. Inmiddels is in vijf regio’s hongersnood uitgeroepen. De VN geeft aan te verwachten dat dit voor geheel Zuid-Centraal Somalië zal gaan gelden in de komende zes weken. Fondsen zijn dringend nodig voor het verlenen van humanitaire hulp om zo een verdere catastrofe te voorkomen.
Ook moet gewerkt worden aan maatregelen om de regio op termijn minder kwetsbaar voor droogte te maken. In de omringende landen als Ethiopië draagt Nederland bijvoorbeeld bij aan structurele oplossingen door middel van investeringen in de landbouw en programma’s voor kleine boeren (Productivity Safety Net Programme). De komende jaren zal voedselzekerheid nog meer aandacht krijgen. Dit is één van vier prioriteiten van ontwikkelingssamenwerking. In Kenia wordt gewerkt aan een betere watervoorziening in verschillende delen van het land. Door de instabiele situatie in Somalië is het voorlopig niet mogelijk om in dit land vergelijkbare programma’s op te zetten.
Kunt u bevestigen dat 1,4 miljard dollar extra nodig is om een einde te maken aan de hongersnood? Zo nee, hoeveel geld is er dan wel nodig?
Ja.
Kunt u tevens bevestigen dat de hongersnood zich uitbreidt en dat het rampgebied steeds groter wordt?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel van de benodigde 1,4 miljard dollar inmiddels binnen is? Hoe groot is het financieringsgat?
Van de benodigde 1,4 miljard dollar is bijna 400 miljoen dollar binnengekomen. Het financieringsgat bedraagt nu nog ruim 1 miljard dollar (peildatum 19 augustus 2011).
Wat is uw reactie op de oproep van de ondersecretaris voor humanitaire zaken van de VN, mevrouw Amos, aan de traditionele donoren om aanvullende middelen -dus bovenop de reeds toegezegde bedragen- ter beschikking te stellen? Bent u bereid dit te doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en hoeveel?
Ik sluit niet uit dat een extra bijdrage gegeven zal worden en ik beraad mij momenteel op de verzoeken die zijn binnengekomen.
Kunt u aangeven hoe groot het Nederlandse budget voor noodhulp in 2011 is en hoeveel daarvan inmiddels is gebruikt? Hoeveel is er nog over voor de rest van 2011?
Het noodhulpbudget voor 2011 bedraagt volgens de reguliere planning 250 mln euro. Hiervan is reeds 240 mln euro besteed.
Bent u bereid het bedrag dat via giro 555 voor de Hoorn van Afrika wordt binnengehaald te verdubbelen? Zo nee, kunt u dit uitleggen in het licht van het enorme financieringsgat van de VN?
De Publieksactie Giro 555 is een actie van en voor burgers. Ik heb reeds middelen beschikbaar gesteld voor noodhulp via een aantal internationale organisaties. Begin dit jaar heeft Nederland al 40 miljoen euro aan het VN-noodhulpfonds (CERF), 40 miljoen euro aan het VN-voedselprogramma, 35 miljoen euro aan het VN Kinderfonds (UNICEF) en 42 miljoen euro aan het VN Vluchtelingenprogramma gegeven. Dit geld kunnen de organisaties nu zelf besteden in de Hoorn van Afrika. Ook heeft Nederland dit jaar nog eens ruim 15 miljoen euro extra gegeven via het ICRC en de VN ter leniging van de noden in de Hoorn van Afrika.
De overname van ziekenhuis 't Lange Land (LZZ) |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw opvatting over de aangekondigde overname van ’t Lange Landziekenhuis in Zoetermeer (LLZ) door een coöperatie van het Bronovo Ziekenhuis, Medisch Centrum Haaglanden en het Groene Hart Ziekenhuis?1
‘t Lange Land Ziekenhuis (LLZ) maakt sinds 2008 deel uit van de genoemde coöperatie. De coöperatie onderzoekt op verzoek van LLZ de mogelijkheden om voor problemen van LLZ een oplossing te vinden binnen de structuur van de coöperatie. Aanleiding hiervoor is het onderzoek van LLZ waaruit is gebleken dat LLZ niet langer in staat is om een algemeen ziekenhuis met de gebruikelijke functies in stand te houden. Ik heb er niets op tegen dat een ziekenhuis op zoek gaat naar oplossingen om zo de financiële problemen het hoofd te bieden en een meer op de toekomst toegespitst zorgaanbod te realiseren. De wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven, valt onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het ziekenhuis. Besluitvorming over de precieze juridische vormgeving heeft overigens nog niet plaatsgevonden.
Past deze ontwikkeling in uw beleidsdoelstelling van kleinschalige zorg om de hoek? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u ondernemen?
Mijn beleid is er op gericht zoveel mogelijk basiszorg in de buurt te behouden. Basiszorg die geleverd wordt door bijvoorbeeld huisartsen, wijkverpleegkundigen of deels door ziekenhuizen. Dit beleidsstreven houdt niet automatisch in dat complete ziekenhuizen met het volledige palet aan ziekenhuiszorg onder alle omstandigheden in de buurt behouden moeten blijven. Kwaliteitsnormen of de financiële positie van een ziekenhuis kunnen voor een ziekenhuis aanleiding zijn voor een heroriëntatie op het zorgaanbod. Ik kan me voorstellen dat een ziekenhuis hierbij de keuze maakt voor behoud van bepaalde laagcomplexe zorg met een hoog volume in het ziekenhuis zelf en te stoppen met de complexe zorg waaraan strenge eisen van kwaliteit en veiligheid zijn verbonden. Deze ontwikkeling sluit aan bij mijn beleidsdoelstelling van kleinschalige zorg nabij.
Wilt u toelichten wat de gevolgen zullen zijn voor de bereikbaarheid van de ziekenhuiszorg in een stad als Zoetermeer met bijna 122 000 inwoners? Bent u van mening dat de bereikbaarheid binnen de, voor de veiligheid en volksgezondheid verantwoorde, normen blijft?
Er zijn geen normen voor de bereikbaarheid van de totale ziekenhuiszorg. De bereikbaarheidsnorm van 45 minuten voor de acute zorg is enige norm die hier van belang is. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft onlangs onderzocht welke SEH-locaties kritisch zijn voor deze bereikbaarheidsnorm. Ik heb u deze analyse op 18 juli 2011 toegestuurd. LLZ in Zoetermeer is volgens de berekening van het RIVM geen kritische locatie en er zullen dus met een eventuele sluiting van deze SEH geen inwoners buiten de normtijd van 45 minuten vallen. Dit heeft te maken met de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voldoende ziekenhuizen met een SEH in de regio.
Verwacht u dat het LLZ een volwaardige Spoedeisende Hulppost (SEH) met acht basisspecialismen zal behouden? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, wilt u hiervoor als systeemverantwoordelijke garant staan en wilt u dit antwoord toelichten?
Vooruitlopend op de definitieve plannen heeft LLZ mij laten weten dat zij in het gewijzigde en afgeslankte profiel 24 uur per dag spoedzorg beschikbaar zal houden in Zoetermeer. Wat deze spoedzorg exact behelst, is op dit moment op basis van de huidige plannen nog niet duidelijk aan te geven.
Hoeveel banen zijn gemoeid met de aangekondigde reorganisatie van het LLZ? Op welke afdelingen zullen ontslagen vallen?
LLZ heeft me hierover de volgende informatie verstrekt. De reductie van het aantal full time eenheden is vooralsnog berekend op 114 fte’s (152 banen). De coöperatie beschikt over een zeer recent gezamenlijk met de vakbonden opgesteld concept-sociaal plan dat ondermeer voorziet in het zoveel mogelijk herplaatsen van boventallige medewerkers van LLZ bij de andere ziekenhuizen. Verder bestaat bij LLZ de verwachting dat als gevolg van natuurlijk verloop uiteindelijk een gering aantal personen elders aan een nieuwe baan geholpen moet worden.
Wilt u de Kamer een overzicht sturen van het risico dat per ziekenhuis in Nederland wordt gelopen op faillissement of overname als gevolg van liquiditeitsproblemen door afwaardering van vastgoed? Welke ziekenhuizen lopen het grootste risico? Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Ik ga hier uit van de eigen verantwoordelijkheid en belangen van de betrokken partijen. Aanbieders en hun belanghebbenden, waaronder zorgverzekeraars/zorgkantoren, banken, cliënten(organisaties) en het personeel, worden zo optimaal gestimuleerd om alles op alles te zetten om een faillissement en daarmee discontinuïteit van zorg te voorkomen. Elk van de genoemde partijen heeft iets te verliezen. Zij hebben daarom belang bij vroegtijdige signalering en een terugvalplan. Ik zorg dat verzekeraars verplicht kunnen worden in hun overeenkomsten met zorgaanbieders afspraken te maken over vroegtijdige signalering van problemen.
Daarnaast krijgen zorgverzekeraars de plicht om te melden wanneer zij (op korte termijn) niet meer aan hun zorgplicht kunnen voldoen. De NZa zal daar actief op toezien.
LLZ heeft aangegeven dat de herwaardering van vastgoed niet doorslaggevend is bij het optredende liquiditeitsprobleem op korte termijn. De hoofdoorzaak bij LLZ is dat de opbrengsten uit de zorg structureel niet in balans zijn met het kostenniveau.
Bent u van mening dat de privatisering van het vastgoed van zorginstellingen mag leiden tot verminderde beschikbaarheid en bereikbaarheid van ziekenhuiszorg? Zo ja, wat is het volgende ziekenhuis dat zal verdwijnen? Zo nee, op welke wijze gaat u dit voorkomen?
Wijzigingen in de eigendomsstructuur van instellingen mogen niet leiden tot het niet beschikbaar zijn van de zogenaamde cruciale zorgfuncties. Het monitoren van de beschikbaarheid van deze functies binnen de daartoe aangegeven normen reken ik tot mijn verantwoordelijkheid. Voor het overige kunnen wijzigingen in de eigendomsstructuur leiden tot veranderingen in het daadwerkelijke aanbod van zorg. De verzekeraar heeft hierbij de regie als het gaat om de invulling van zijn zorgplicht. De raden van bestuur van zorginstellingen zullen onder druk van de veranderende marktordening steeds meer gedwongen worden het aanbod van zorg zodanig in te richten dat het voldoet aan de wensen van de verzekerden. Het eigendom en de beschikbaarheid van het vastgoed zal volgend zijn op deze ontwikkelingen.
Deelt u de mening dat het niet ingrijpen door de overheid bij een dreigend faillissement van een ziekenhuis gelijk staat aan vernietiging van door de zorgpremie- en belastingbetaler opgebracht kapitaal? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening niet. Zorgaanbieders hebben zelf de verantwoordelijkheid om hun bedrijfsvoering op orde te houden. Wanneer hen dat niet lukt, gaan ze failliet. Het ontbreken van die prikkel en de ondoelmatigheden die daaruit voortvloeien trekken naar mijn mening een grotere wissel op de premie- en belastingbetaler. De reële dreiging van een faillissement zal de zorgaanbieders, maar ook andere belanghebbenden zoals zorgverzekeraars, banken en personeel juist aansporen om hun uiterste best te doen om een faillissement te voorkomen. De zorgaanbieder kan daartoe zelfs zorgactiviteiten en/of gebouwen verkopen en met de opbrengst daarvan de zorg en financiën weer op orde krijgen.
Wanneer de overheid zou ingrijpen bij een dreigend faillissement, heeft de zorgaanbieder daarentegen geen prikkel meer om verstandig met de premie- en belastingmiddelen om te gaan.
Waarom heeft, indien de zorg in een ziekenhuis van onvoldoende kwaliteit is of er financiële problemen zijn ontstaan, het simpelweg failliet laten gaan uw voorkeur boven overheidsingrijpen namens de premiebetaler om de zorg op het gewenste niveau te brengen? Heeft dit iets te maken met uw geloof in marktwerking als ordeningsmechanisme voor de gezondheidszorg?
Ik ben er van overtuigd dat een reële dreiging van faillissement er voor zal zorgen dat zorgaanbieders en hun belanghebbenden zullen zorgen dat financiële problemen worden voorkomen of, wanneer ze zich toch voordoen, zo snel mogelijk worden opgelost. Indien het de aanbieder niet lukt, wil ik hem niet belonen door hem alsnog te redden. Ik ontneem dan immers de kans voor andere zorgaanbieders om de zorg over te nemen en deze wel rendabel aan te bieden.
Overigens kan en wil ik, via de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), wel ingrijpen als een zorgaanbieder slechte kwaliteit levert. De IGZ heeft daartoe diverse instrumenten zoals een aanwijzing, het plaatsen van een zorgaanbieder onder verscherpt toezicht of het geven van een bevel.
Is het niet ten principale zo dat de zorgbehoefte leidend moet zijn bij het al dan niet in stand houden van ziekenhuizen of ziekenhuisafdelingen en dat niet andere redenen als financiële problemen, vermeend eigenbelang en strategische afwegingen of het worden weggeconcurreerd door andere ziekenhuizen bij mismanagement, een reden mag zijn voor het verdwijnen van ziekenhuizen of het sluiten van afdelingen? Zo nee, kunt u dit nader motiveren?
De zorgverzekeraars moeten aan de zorgplicht tegenover hun verzekerden voldoen. Wanneer de zorgverzekeraar voor het voldoen aan zijn zorgplicht een bepaalde aanbieder niet (meer) nodig heeft, is er geen reden die zorgaanbieder in stand te houden. Alleen wanneer blijkt dat er na een faillissement geen vervangend aanbod voor cruciale zorg kan worden gevonden, garandeert de overheid dat de zorg, niet de zorgaanbieder, in stand worden gehouden.
Wilt u toelichten waarom het College Sanering Zorginstellingen wordt ondergebracht bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), terwijl deze organisatie nauwelijks toezicht houdt op de financiële situatie van een zorgaanbieder? Vindt u het, gelet op de huidige en te verwachten problemen met het vastgoed, verstandig om deze taken aan de NZa over te dragen? Is het niet veel verstandiger het College Sanering Zorginstellingen vooralsnog in stand te houden gezien de onzekere situatie van vele zorginstellingen?2
Het College sanering zorginstellingen (Csz) heeft momenteel niet de wettelijke taak toezicht te houden op de financiële situatie van een zorgaanbieder. Ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt geen toezicht op de financiële situatie van individuele zorgaanbieders. Dit is dus geen argument om het Csz niet bij de NZa onder te brengen. In de afgelopen jaren heeft het Csz wel in een aantal gevallen, op verzoek van de minister van VWS, onderzoek gedaan naar de financiële situatie van een individuele zorgaanbieder. Het betreft hier echter geen wettelijke taak van het Csz; medewerking door zorgaanbieders aan dergelijk onderzoek van het Csz gebeurde op basis van vrijwilligheid.
In mijn brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg» aan uw Kamer van 27 april 2011 heb ik aangegeven wat mijn verantwoordelijkheid is bij het waarborgen van de continuïteit van zorg. Onderzoek op mijn verzoek naar de financiële situatie van een individuele zorgaanbieder past niet meer bij mijn verantwoordelijkheid zoals ik die in deze brief heb weergegeven.
Nu niet langer sprake is van saneringsbeslissingen door de minister en ook het bouwregime op grond van de Wtzi inmiddels is afgeschaft, waardoor meer vrijheden voor zorgaanbieders ten aanzien van hun vastgoed ontstaan, ligt het in de rede om de resterende taken van het Csz onder te brengen bij de NZa. Na inwerkingtreding van de Wet cliëntenrechten zorg, de Tijdelijke wet ambulancezorg en de Wet investeren in zorg door uitkeerbare winst medisch specialistische zorg, thans nog wetsvoorstellen, gaat het uitsluitend nog om de saneringsregeling op grond van de Wet op bijzondere medische verrichtingen (Wbmv). Daarnaast heeft het Csz op grond van het wetsvoorstel voor en Tijdelijke wet ambulancezorg nog de taak om saneringsaanvragen af te wikkelen, die op grond van de Wet ambulancevervoer zijn ingediend.
In het kader van de overgang naar integrale tarieven in de cure en de care zijn er goede overgangsregimes vastgesteld, om problemen met vastgoed te voorkomen. Bij de uitvoering van deze overgangsregimes speelt het Csz geen rol. De NZa is hier de aangewezen toezichthouder.
Besloten is de taken van het Csz met het oog op verdere stroomlijning van de taken van zelfstandige bestuursorganen op het terrein van de zorg te doen overgaan naar de NZa. Daarmee zal het aantal zelfstandige bestuursorganen in de zorg met één worden teruggebracht. Dit draagt bij aan de bestuurlijke vereenvoudiging die de regering voorstaat.
Inbreuk op DigiD |
|
Helma Neppérus (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat een DigiD eenvoudig te kraken zou zijn voor criminelen en dat het om vele miljoenen gaat?1
Ja, ik ben bekend met de berichtgeving in de media.
Hoe verhoudt zich dit nieuws zich tot uw antwoorden van 9 mei 2011 op Kamervragen dat het probleem maar beperkt voorkomt?2
Tot op heden is niet gebleken dat bij de huidige situatie sprake is van het ontvreemden van DigiD’s van de getroffen huishoudens. Het betreft hier wèl het frauduleus aanvragen van toeslagen met behulp van identiteitsgegevens van de getroffen huishoudens. Daarvoor waren de DigiD’s van de getroffen huishoudens niet nodig.
De Belastingdienst heeft inmiddels maatregelen getroffen waardoor dit niet meer mogelijk is. De desbetreffende burgers zijn inmiddels geïnformeerd. Ook zijn de invorderingsmaatregelen gestopt en krijgen de burgers die door deze fraude hun toeslagen niet hebben uitgekeerd gekregen, deze alsnog uitbetaald. Daarnaast is er bij de Belastingdienst/Toeslagen een fraudemeldpunt, waar burgers die vermoeden dat zij slachtoffer zijn van dit soort fraude zich kunnen melden.
De Staatssecretaris van Financiën zal de Kamer in de komende halfjaarsrapportage nader informeren over de maatregelen die de Belastingdienst in dit verband heeft genomen.
Bent u bereid alsnog naar de omvang van het genoemde probleem te kijken?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 2 bestaat de misbruikmogelijkheid die de aanleiding vormt voor de huidige vragen niet meer. Wat andere vormen van misbruik betreft, is het niet onmogelijk voor een kwaadwillende om een DigiD van een ander te bemachtigen (zoals ook aangegeven in de antwoorden op uw vragen uit april 2011 en de vragen van het lid Gerkens uit maart 20103).
De strekking van die antwoorden is dan ook niet gewijzigd. 100% fraudebestendigheid bestaat niet. Het aantal gevallen van het ontvreemden van DigiD, ten opzichte van het totaalgebruik van DigiD, is minimaal. DigiD wordt gebruikt door 9 miljoen mensen. Sinds de invoering van DigiD in 2005 zijn door de beheerder van DigiD enkele honderden DigiD’s onderzocht vanwege een vermoeden van misbruik. Daarnaast zijn bij het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten enkele tientallen gevallen van vermoeden van misbruik gemeld. Wanneer er meer aan de hand blijkt te zijn wordt een DigiD opgeheven. Dat is dit jaar acht maal gebeurd.
Het tegengaan van fraude is een continue wedloop tussen het nemen van beveiligingsmaatregelen en fraudeurs. In dat kader onderzoek ik momenteel de wenselijkheid en haalbaarheid van de invoering van een geheel nieuw (hoger) zekerheidsniveau binnen DigiD, de zogeheten eNIK. Daarover informeer ik uw Kamer medio september separaat.
Hoe komt het dat kennelijk in bepaalde straten en wijken meer DigiD wordt gekraakt, dan in andere buurten? Welke afspraken zijn er over screening van medewerkers van bedrijven die worden ingeschakeld?
De zaak waarop gewezen wordt in de berichtgeving is in onderzoek bij de FIOD en het Openbaar Ministerie. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2 is tot op heden niet gebleken dat hierbij sprake is geweest van het ontvreemden van DigiD’s van de getroffen huishoudens. Vanwege het lopende onderzoek kan ik op dit moment geen nadere mededelingen doen.
De gevolgen en de lessen van Klebsiëlla-infectie in het Maasstad ziekenhuis |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat indien patiënten overlijden of schade hebben oplopen als gevolg van verwijtbaar handelen van het Maasstad ziekenhuis, het ziekenhuis de kosten van de letselschadezaak moet vergoeden zodat de patiënt, de familie of nabestaanden recht wordt gedaan? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid is mijn standpunt bij letselschade het volgende. Het heeft mijn voorkeur dat in die gevallen die zich daarvoor lenen, tot een buitengerechtelijke overeenstemming wordt gekomen. Het vergt echter een onafhankelijk rechterlijk oordeel om te constateren of sprake is van verwijtbaar handelen. Onderdeel van dit rechterlijk oordeel kan zijn een veroordeling tot betaling van de proceskosten van degene die de juridische zaak heeft aangespannen. Met andere woorden het is aan de rechter om te bepalen of en welke kosten het ziekenhuis moet vergoeden.
Dit is in lijn met mijn beleid tot de klachten- en geschillenbehandeling uit mijn wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz).
Is het waar dat de directeur van het ziekenhuis een salaris van € 391 000 heeft ontvangen in 2010? Is het waar dat dit salaris onder andere bestond uit een bonus van ruim € 90 000? Hoe beoordeelt u het niveau van dit salaris in zijn algemeenheid? En hoe in relatie tot zijn functioneren als bestuurder van het Maasstad ziekenhuis? Kunt u uitleggen waarom deze directeur deze bonus verdiende?
Nee, dit is niet waar. Hij verdient veel, te veel volgens de eigen Zorgbrede Governancecode, maar het beeld dat u schetst, doet onrecht aan de werkelijkheid. U geeft namelijk het zogenaamde super-bruto aan, dat is het bruto-inkomen plus alle werkgeverslasten. Een faire vergelijking wordt verkregen door uit te gaan van het bruto-inkomen.
In het jaarverslag is daarover het volgende vermeld: het bruto-inkomen (inclusief vakantiegeld, eindejaarsuitkering en andere vaste toelagen) over heel 2010 bedraagt € 238 136. Daarbovenop heeft hij in 2010, op grond van de resultaten over 2009, een bonus gekregen van bruto € 90 000. Het totale bruto-inkomen in 2010 komt daardoor uit op € 328 136.
De inkomensafspraken uit 2004 met hem zijn dan ook niet gebaseerd op een regeling uit de zorgsector (NVZD-regeling, NVTZ-regeling dan wel BBZ) maar op een advies van de Hay Group. Dat gaat uit van een te hoog basissalaris en een niet in de zorg passende bonusmogelijkheid van maximaal 40%.
Wat is uw oordeel over het functioneren van de Raad van Toezicht in relatie tot dergelijke exorbitante beloningen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb geschreven, vind ik dat de Raad van Toezicht op het punt van de honorering van de bestuursvoorzitter in 2004 een verkeerd referentiekader heeft gekozen en daardoor een te ruime afspraak heeft gemaakt. Ook heeft de raad verzuimd om op dit punt de signalen op te pikken uit de maatschappelijke discussie, de Zorgbrede Governance Code uit 2005 en de vernieuwde Zorgbrede Governance Code 2010.
Wat vindt u van de beloningen van de Raad van Toezicht waarvan de voorzitter per vergadering circa € 2800 opstrijkt en bijna het dubbele krijgt ten opzichte van de andere toezichthouders die 10% boven het aanvaarde maximum zitten, terwijl het slechts om een middelgroot ziekenhuis gaat?
De beloningen van de Raad van Toezicht moeten voldoen aan de Zorgbrede Governancecode en de adviesregeling van de NVTZ.
Welk salaris krijgt prof E. als interimbestuurder per dag dat hij werkt voor het Maasstadziekenhuis? Hoeveel dagen werkt hij voor het Maasstad ziekenhuis? Hoever zit zijn inkomen boven de Balkenendenorm? Wat is uw oordeel hierover?
De verantwoording van het inkomen van de interimbestuurder zal plaatsvinden in het jaarverslag over 2011. Dat zal medio 2012 verschijnen.
Bent u van oordeel dat als directeur met een salaris van ruim € 391 000 gedwongen wordt op te stappen vanwege onvoldoende functioneren, dit niet gepaard mag gaan met een gouden handdruk, mede gezien de grote morele verontwaardiging die er heerst over zijn salaris, en hij zeker niet meer dan € 75 000 vertrekpremie zou mogen ontvangen? Bent u bereid erop toe te zien dat dit inderdaad ook niet gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat iedereen zich aan gemaakte afspraken moet houden, tenzij gewijzigde omstandigheden het verantwoord maken om daar op terug te komen. Dat moet dan, in het uiterste geval, wél voor een rechter overeind kunnen blijven. Noch ik, noch collega-bewindslieden hebben een instrument om te kunnen ingrijpen in bestaande arbeidsvoorwaarden.
Zoals ik in de bovenstaande antwoorden al heb geschreven, vind ik dat de afspraken over het inkomen van de inmiddels vertrokken bestuursvoorzitter te hoog waren. In 2004, bij het aangaan van het contract, was echter een vergoeding van één jaarsalaris niet ongebruikelijk, hoewel we daar inmiddels anders over denken. De bestuursvoorzitter is sinds 2004 werkzaam. De Raad van Toezicht maakt een afweging door – naast de gemaakte afspraken – ook zijn hele loopbaan bij het Maasstadziekenhuis mee te nemen bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst.
Bij de Kamer ligt inmiddels een wetsvoorstel om de inkomens van bestuurders in de publieke en de semipublieke sectoren te normeren, TK-dossier 32 600. Daarin is ook de ontslagvergoeding gemaximeerd op € 75 000. Na inwerkingtreding van die wet zullen in nieuwe arbeidscontracten met zorgbestuurders dus niet meer dit soort ontslagvergoedingen kunnen voorkomen.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) tijdig op de hoogte gesteld van de problemen? Had zij eerder weet moeten hebben van hetgeen zich afspeelde in het Maasstad ziekenhuis? Zo ja, kunt u dit toelichten?
De IGZ is niet eerder dan op 31 mei 2011 geïnformeerd over de Klebsiëlla-uitbraak. Dit geschiedde door een melding van het Maasstad ziekenhuis zelf. Op dat moment was de uitbraak al omvangrijk. Daarom had de inspectie eerder hiervan op de hoogte willen zijn. De IGZ had door eerdere betrokkenheid extra maatregelen kunnen nemen waaronder externe bijstand bij het bestrijden van de uitbraak. Ook was het toezicht op het naleven van de algemene voorzorgsmaatregelen dan eerder mogelijk geweest. De IGZ doet onderzoek naar de inhoudelijke en bestuurlijke aanpak van deze crisis en komt in oktober met een tussentijds rapport.
Heeft de IGZ voldoende adequaat gehandeld? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja. De IGZ heeft in aansluiting op de melding over de uitbraak haar zorg uitgesproken over de ernst daarvan, de Raad van Bestuur met klem verzocht verdere ontwikkelingen consequent aan de IGZ te melden en dagelijks over de bevindingen van het zogenaamde «Outbreakteam» te rapporteren. De IGZ heeft op dat moment geen onderzoek uitgevoerd naar hoe een en ander tot dat moment was verlopen vanuit de opstelling dat het ziekenhuis eerst alle energie moest richten op het behandelen en tot stilstand brengen van de uitbraak.
Op 23 juni 2011 heeft de inspectie een spoedbezoek gebracht aan het ziekenhuis omdat de gegevens die het ziekenhuis aan de IGZ verstrekte in onvoldoende mate wezen op de noodzakelijke urgente en adequate aanpak van de uitbraak. De dringende aanbevelingen van de IGZ om de bestrijding van de uitbraak te verbeteren zijn vervolgens alle door de Raad van Bestuur overgenomen.
Bij een daaropvolgend inspectiebezoek op 12 juli 2011 heeft de IGZ op grond van al haar bevindingen de Raad van Bestuur opdracht gegeven om per direct een plan van aanpak te maken. Daarin moest worden beschreven op welke wijze het ziekenhuis het infectiepreventiebeleid zou gaan verbeteren en borgen. Dit plan is op 27 juli 2011 aan de IGZ gezonden.
Omdat op 20 juli 2011 bleek dat de (waarnemend) bestuurder niet per direct in staat was om de berichtgeving in de media over vier nieuwe besmettingen adequaat te kunnen beantwoorden, heeft de inspectie nog diezelfde dag een onaangekondigd bezoek aan het ziekenhuis gebracht. Daarbij is onder meer door de IGZ aangegeven dat zij zich grote zorgen maakte over de patiëntveiligheid. Dit als gevolg van onvoldoende bestuurlijke daadkracht en onvoldoende transparantie. Op basis daarvan heeft de IGZ verscherpt toezicht ingesteld.
Wat is uw oordeel over het voorstel om, zoals bijvoorbeeld in het Maasstad ziekenhuis het geval lijkt te zijn, indien door interne twisten en gebrek aan regie een ziekteverwekker vrij spel heeft in een zorginstelling, een multidisciplinair interventieteam in te zetten om de uitbraak te bestrijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid in samenwerking met instanties als de IGZ, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Stichting Werkgroep Infectie Preventie, een dergelijk team op te zetten en een wettelijke basis te creëren voor de doorzettingsmacht? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie bij vraag 11.
Welke rol spelen infecties en situaties, zoals die voorkomen in het Maasstad ziekenhuis, bij het aantal vermijdbare sterfgevallen in ziekenhuizen dat eerder toe dan af blijkt te nemen?1 Erkent u dat het bestrijden van infecties essentieel is bij het terugdringen van het aantal vermijd- en verwijtbare sterfgevallen in de zorg? Hoe staat het met het beleidsvoornemen nummer één om het aantal postoperatieve infecties in ziekenhuizen terug te dringen?2
Ziekenhuisinfecties zijn een belangrijke oorzaak van vermijdbare schade en sterfte in ziekenhuizen. Niet voor niets zijn de onderwerpen «Voorkomen van postoperatieve wondinfecties» en «Voorkomen van lijnsepsis en behandeling van ernstige sepsis» twee van de tien thema’s uit het landelijke VMS-veiligheidsprogramma. Naast een herhaling van het onderzoek naar totale schade en sterfte zal aan het einde van het programma ook per thema gemeten worden welke resultaten er zijn bereikt.
Deelt u de mening dat het oprukken van infecties door multiresistente ziekteverwekkers als MRSA, Oxa-48 Klebsiëlla, EHEC en TBC een bedreiging van de volksgezondheid vormt die systematisch en planmatig moet worden bestreden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om een nationale campagne ter bestrijding van multiresistente ziekteverwekkers in het leven te roepen, zoals eerder ook infectieziekten planmatig zijn aangepakt met een rijksvaccinatieprogramma? Wilt u uw antwoord toelichten?
De IGZ doet momenteel een uitgebreid onderzoek naar de uitbraak in het Maasstad ziekenhuis. In uw vraag heeft u het over «interne twisten» en een «gebrek aan regie», of dit het geval was zal blijken uit het onderzoek van de IGZ.
Er gebeurt al veel in de humane zorg om de resistentie verspreiding en ontwikkeling tot een minimum te beperken. Zo zijn er de richtlijnen van de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) die zich richten op het terughoudend voorschrijven van antibiotica en de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie(WIP). De WIP stelt richtlijnen op ten behoeve van infectiepreventie. Voorbeelden hiervan zijn de MRSA-richtlijn en de richtlijn bijzonder resistente micro-organismen (BRMO). Bovengenoemde richtlijnen worden opgesteld door de beroepsgroepen en worden door de IGZ gezien als professionele standaarden. De IGZ houdt toezicht op het juiste gebruik van de richtlijnen.
Los van de uitbraak in het Maasstad ziekenhuis is de toenemende antibioticaresistentie een punt van zorg. Daarom zal er samen met de beroepsgroepen worden gekeken of de huidige richtlijnen en protocollen aangescherpt moeten worden en of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Daarnaast werk ik aan een inventarisatie van de huidige humane maatregelen om zo te inventariseren waar veranderingen of toevoeging van maatregelen nodig en nuttig zijn. Tijdens het Algemeen Overleg wat ik op 26 mei 2011 met uw Kamer voerde heb ik toegezegd u hier dit jaar per brief van de op de hoogte te stellen.
Het verheerlijken van terrorisme door de Palestijnse Autoriteit |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Abbas» advisor: PA should honor «Martyrs» and not worry about donors» grants?1 Heeft u tevens kennisgenomen van het artikel: «PA to pay salaries to all terrorists in Israeli prisons?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat de adviseur van Abbas, de heer Sabri Saidam, recentelijk heeft verklaard dat de Palestijnse Autoriteit haar beleid om martelaren, of (zelfmoord) terroristen te verheerlijken zal continueren en zich niet druk moet maken over de mogelijkheid dat landen mogelijk de subsidiestroom naar de Palestijnse Autoriteit zullen stopzetten? Kunt u tevens bevestigen dat Saida enkele maanden geleden zijn steun heeft uitgesproken voor het vernoemen van een plein naar de terrorist Dalal Mughrabi? Klopt het bovendien dat Saida onlangs in het officiële blad van de Palestijnse Autoriteit heeft verklaard dat hij het ernstig betreurt dat sommige mensen martelaren of (zelfmoord) terroristen als een last beschouwen, omdat zij economische belangen en subsidiestromen in gevaar brengen? Kunt u tot slot inhoudelijk reageren op het artikel van Saida, zoals geciteerd in het stuk van de Palestinian Media Watch?
Het is onduidelijk of en, zo ja, in welke vorm en context de heer Sabri Saidam deze uitspraken heeft gedaan. De Nederlandse regering wijst in ieder geval de strekking van de artikelen ten stelligste af, vooral waar deze suggereren dat plegers van terreur en geweld geëerd moeten worden. Dit staat haaks op het beleid van Palestijnse Autoriteit (PA) en van het Palestijnse leiderschap dat het gebruik van terreur en geweld afwijst. Het is niet in het belang van het vredesproces en de gewenste hervatting van onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen wanneer personen die gelieerd zijn aan het Palestijnse leiderschap uitlatingen doen die daar haaks staan op.
Nederland veroordeelt alle vormen van terroristische aanvallen en verwerpt de verheerlijking van dergelijke aanvallen. Dit onderwerp staat, mede op instigatie van Nederland, op de agenda van de jaarlijkse mensenrechtendialoog met de PA die de EU in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid voert. Ook in bilaterale contacten, zoals onlangs tijdens het bezoek van president Abbas, draagt Nederland uit dergelijke praktijken te verwerpen.
Kunt u de berichten bevestigen dat de Palestijnse Autoriteit een wet in werking heeft gesteld die regelt dat alle Palestijnse en Israëlische Arabieren die in Israël vastzitten wegens terroristische activiteiten aanspraak kunnen maken op een maandelijkse uitbetaling van salaris? Is het waar dat gevangenen die een celstraf van langer dan 20 jaar moeten uitzitten kunnen rekenen op een hoger salaris dan zij die een kortere straf moeten uitzitten? Klopt het tevens dat de Palestijnse Autoriteit financiële vergoedingen uitreikt aan nabestaanden van zelfmoordterroristen?
Het is staand beleid van de PA om – zoals ook in Nederland gebruikelijk is – eigen burgers in buitenlandse gevangenschap te steunen. De PA sloot in 2008 met de Israëlische autoriteiten een overeenkomst over de toekenning van financiële steun aan Palestijnen in Israëlische gevangenissen. Uitreiking van de toelagen gebeurt door een Israëlische instelling. Het geld moet de kosten dekken voor voedsel, kleding en andere basisbehoeften. Naar verluidt ontvangen lang gestraften inderdaad een hogere toelage dan kort gestraften.
Daarnaast kent de PA twee programma’s voor sociale bijstand die financiële steun geven aan huishoudens die hun belangrijkste broodwinnaar hebben verloren door gevangenschap ofwel door verwondingen of overlijden als gevolg van het Palestijns-Israëlische conflict. De financiële bijdrage onder deze programma’s wordt bepaald op basis van de daadwerkelijke noden, ongeacht de achtergrond van de dood of gevangenneming van de broodwinnaar. De bijdrage wordt uitgekeerd aan de familie (niet de gevangene) om deze te helpen in de kosten van levensonderhoud.
Hoe verhouden de bovengenoemde uitspraken, gedaan door de Palestijnse Autoriteit, zich tot de beantwoording van voorgaande schriftelijke vragen3, namelijk dat het verheerlijken van geweld voor de Nederlandse regering onaanvaardbaar is maar dat ze «geen aanwijzingen heeft ontvangen dat het hier gaat om een structurele kwestie» en dat u niet de mening deelt dat de Palestijnse Autoriteit hiermee afstand neemt van de tweestatenoplossing? Geven bovenstaande uitspraken er aanleiding toe om deze conclusie te herzien? Zo nee, waarom niet?
Ik zie in bovenstaande geen tegenspraak met mijn eerdere antwoorden op vergelijkbare vragen. De gewraakte uitlatingen zijn afkomstig van een partijfunctionaris van Fatah en niet van de PA. Ik kan de uitspraken niet interpreteren als het nemen van afstand door de PA van de tweestatenoplossing en zie dan ook geen aanleiding om mijn eerdere conclusie te herzien.
Hoe verhouden de bovengenoemde uitspraken zich tot de aangenomen motie-Van der Staaij/Voordewind2 welke de regering verzoekt haar bilaterale subsidie alsmede de EU-subsidie aan de Palestijnse Autoriteit te stoppen indien er geen concrete en effectieve maatregelen worden genomen om het verheerlijken en vergoeilijken van terrorisme tegen te gaan? Deelt u de conclusie dat de Palestijnse Autoriteit niet alleen verzaakt dergelijke maatregelen te nemen, maar zelfs het verheerlijken en vergoeilijken van het terrorisme actief uitdraagt? Zo nee, waarom niet?
Over de uitvoering van de motie Van der Staaij/Voordewind heeft de regering de Kamer mondeling en schriftelijk geïnformeerd, mede ter opvolging van toezeggingen gedaan in het spoeddebat over de Gaza-flottielje van 28 april 2011, in het bijzonder waar het gaat om de vraag of de PA geweld en terreur structureel verheerlijkt (zie onder meer het verslag van het Schriftelijk Overleg inzake de informele raad Buitenlandse Zaken van 2 en 3 september, ref. Kamerstuk 21 501-02, nr. 1085, de uitspraken van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking in het Algemeen Overleg Focusbrief van 21 juni 2011, ref. Kamerstuk 32 605, nr. 49, en mijn antwoorden op Kamervragen over de verheerlijking van het zelfmoordterrorisme op de staatstelevisie van de Palestijnse Autoriteit, ref. voetnoot 1).
Van structureel beleid van de PA gericht op verheerlijking of vergoelijking van terrorisme is geen sprake. De PA gaat discussie hierover niet uit de weg. Desgevraagd heeft zij aangegeven bereid te zijn dit vraagstuk te bespreken in de trilaterale commissie van de PA, Israël en de VS, waarin gewraakte uitingen tegen het licht kunnen worden gehouden. In het licht van bovenstaande antwoorden zie ik op dit moment geen aanleiding om de bilaterale of de EU-ontwikkelingssamenwerking met de PA te beëindigen.
De situatie in Somalië |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Wordt het internationale hulporganisaties nagenoeg onmogelijk gemaakt de slachtoffers van de hongersnood te bereiken, die zich bevinden in door de islamitische Shabab opstandelingen gecontroleerde delen van Somalië? Weigeren die opstandelingen toegang van hulpverleners en maken zij het tegelijkertijd de van honger stervende mensen onmogelijk een veilig heenkomen te zoeken?1
Sommige Al Shabaab leiders hebben dreigementen geuit tegen mensen die de door Al Shabaab gecontroleerde gebieden wilden verlaten om elders een veilig heenkomen te zoeken. Deze acties veroordeelt Nederland scherp. Het beeld is echter niet eenduidig. Andere Al Shabaab leiders blijken wel bereid om mensen te laten gaan en hulporganisaties toe te laten tot hun gebieden. In een aantal door Al Shabaab gecontroleerde gebieden wordt daarom wel humanitaire hulp geboden en neemt dit in omvang toe. Zo zijn lokale ngo’s, gesteund door UNICEF, de afgelopen dagen in staat geweest om de humanitaire dienstverlening rondom Baidoa in Zuid-Centraal Somalië uit te breiden.
Al Shabaab heeft zich op 6 augustus 2011 vrij onverwachts teruggetrokken uit de hoofdstad Mogadishu. Naar verwachting zal dit meer mogelijkheden bieden voor het verlenen van humanitaire hulp aan de ongeveer 470 000 ontheemden die zich in de hoofdstad bevinden (ongeveer 30% van het totaal aantal ontheemden in Somalië). Momenteel onderzoeken humanitaire organisaties of een uitbreiding van activiteiten mogelijk is. Het is aan de overgangsregering (TFG) om hiervoor een veilige omgeving te creëren, daarbij bijgestaan door de African Union Mission in Somalia (AMISOM). Overigens blijft van Al Shabaab nog steeds een belangrijke dreiging uitgaan, ook in de hoofdstad.
Deelt u de inschatting van hulpverleners ter plekke dat de situatie nu erger is dan in 1992, toen talloze mensen van de honger zijn omgekomen?
De VN heeft de huidige situatie in Somalië bestempeld als de ernstigste voedselcrisis sinds de hongersnood in 1991–1992.
Deelt u de mening dat alles wat in mogelijk is gedaan moet worden om zoveel mogelijk mensenlevens te redden? Zo ja, welke middelen kan de internationale gemeenschap mobiliseren om aan deze stille genocide een einde te helpen maken? Welke rol kan de Verenigde Naties (VN) hierin spelen, mogelijk gesteund door de Europese Unie (EU)?
Ja, ik ben van mening dat gezocht dient te worden naar de snelste en meest effectieve manier om zoveel mogelijk mensenlevens te redden. De huidige situatie is het gevolg van hoge voedselprijzen, conflicten in de regio, ernstige droogte en overbevolking. Onder leiding van de Verenigde Naties kan de internationale gemeenschap de situatie proberen te mitigeren door het geven van humanitaire hulp waar dat mogelijk is. Ook de EU en de afzonderlijke lidstaten, waaronder Nederland, dragen hieraan bij.
Via contacten met de lokale autoriteiten trachten hulporganisaties in toenemende mate toegang te verkrijgen tot de door Al Shabaab gecontroleerde gebieden en daarvoor veiligheidsgaranties te verkrijgen. Hoewel deze toegang naar verwachting beperkt zal blijven, leidt het er vooralsnog toe dat méér mensen in nood bereikt kunnen worden.
Zijn er internationale organisaties of niet gouvernementele organisatie (ngo’s) die wel door de Shabab toegelaten worden, die wellicht met ondersteuning van de internationale gemeenschap noodhulp bij de zwaarst getroffen bevolking kunnen brengen? Zo ja, wilt u zich ervoor inspannen dat die organisaties ook in staat worden gesteld dat op korte termijn te doen?
Het Internationale Rode Kruis (ICRC) heeft via zusterorganisatie de Internationale Halve Maan toegang tot alle door Al Shabaab gecontroleerde gebieden. Nederland heeft om deze reden ICRC als begunstigde gekozen voor een recente extra bijdrage van 1,5 miljoen euro ten behoeve van noodhulp aan Somalië.
De VN (o.a. WFP, UNICEF) heeft enige toegang tot delen van de gebieden waar hongersnood heerst en onderzoekt momenteel de mogelijkheden om de humanitaire hulp aan die gebieden uit te breiden. Hetzelfde geldt voor andere internationale hulporganisaties, die net als de VN vooral via lokale partners in Somalië werkzaam zijn. Naar verwachting zal de veiligheidssituatie ook de komende tijd een beperkende factor blijven.
Deelt u verder de mening dat de leiders van de Shabab opstandelingen zich schuldig maken aan ernstige misdrijven tegen de menselijkheid door aan de burgerbevolking hulp te onthouden en zo talloze mensen te veroordelen tot de hongerdood? Zo ja, deelt u ook de mening dat zij zich hiervoor voor het Internationale Strafhof (ICC) zouden moeten verantwoorden? Zo ja, bent u bereid de EU leden van de VN Veiligheidsraad aan te sporen om in de Veiligheidsraad het initiatief te nemen tot het geven van een mandaat aan het ICC? Zo nee, waarom niet?
Het is niet uitgesloten dat het belemmeren van «humanitarian access» inderdaad onder de noemer misdrijven tegen de menselijkheid kan worden gebracht en daarmee binnen de rechtsmacht van het ICC valt. Somalië is geen partij bij het Statuut van Rome; dit zou de VN-Veiligheidsraad nochtans niet hoeven te beletten de situatie in Somalië te verwijzen naar de Aanklager van het Strafhof. Er is echter geen reden om aan te nemen dat er voor een dergelijk initiatief momenteel enige steun bestaat. Wel heeft de VN-Veiligheidsraad op 29 juli jl. een resolutie aangenomen waarin is bepaald dat ook partijen die (de doorgang van) humanitaire hulp in Somalië hinderen op de VN-sanctielijst kunnen worden gezet.
Mogelijke afdrachten door hulporganisaties aan rebellenbeweging Al Shabaab |
|
Ingrid de Caluwé (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het recente rapport van de UN Monitoring Group On Sudan & Eritrea, waarin staat dat de Soedanese rebellengroepering Al Shabaab jaarlijks miljoenen aan inkomsten verwerft door het heffen van belastingen en contributies voor geleverde goederen en diensten door buitenlandse organisaties?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de situatie dat ook hulporganisaties die actief zijn in de door hongersnood geteisterde regio, nu belastingen moeten betalen en zelfs tot 20% van de waarde van geleverde hulpgoederen worden geacht af te dragen aan de rebellen?
De UN Monitoring Group on Somalia and Eritrea stelt in haar rapport van 18 juli 2011 dat Al Shabaab hulporganisaties de afgelopen jaren bij herhaling heeft verzocht om afdrachten te doen. De Monitoring Group geeft echter ook aan dat de meeste hulporganisaties aan dit verzoek geen gehoor hebben gegeven. Concreet betekende dit dat de humanitaire hulp aan sommige gebieden in Zuid-Centraal Somalië gestaakt moest worden. Het beeld is echter niet eenduidig. Lokale gemeenschappen slagen er soms in om de lokale Al Shabaab leiders ervan te overtuigen om humanitaire organisaties zonder betaling toe te laten tot hun gebied.
Welke Nederlandse hulporganisaties zijn op dit moment in Somalië actief?
Van de volgende organisaties is mij bekend dat zij humanitaire activiteiten ondersteunen in Somalië: het Nederlandse Rode Kruis, UNICEF Nederland, ICCO, Cordaid, Save the Children, Oxfam Novib, Tear en World Vision. Dit gebeurt veelal via lokale partnerorganisaties.
Doen deze Nederlandse hulporganisaties afdrachten aan Al Shabaab om zodoende de mogelijkheid te krijgen hulp in Somalië te verlenen? Zo ja, acht u het betalen van afdrachten aan groeperingen als Al Shabaab gerechtvaardigd? Zo ja, in welke gevallen acht u het betalen van dit soort afdrachten gerechtvaardigd? Zo nee, welke acties gaat u ondernemen om de betaling van dit soort afdrachten te voorkomen?
Hulporganisaties hebben onderling goede en harde afspraken gemaakt dat zij geen geld geven aan Al Shabaab. Nederlandse hulporganisaties doen naar mijn weten dan ook geen afdrachten aan Al Shabaab.
In 2010 is Al-Shabaab door het Sanctiecomité van de Verenigde Naties geplaatst op de lijst van personen en organisaties op wie uit hoofde van resolutie 1 844 beperkende maatregelen van toepassing zijn.
Hieraan is op het niveau van de Europese Unie uitvoering gegeven door middel van Gemeenschappelijk Standpunt 201/231/GBVB en Verordening 1137/2010. Al-Shabaab is bij deze verordening tevens op de EU-sanctielijst gezet. Dit betekent onder andere dat het wettelijk verboden is om tegoeden of andere economische middelen aan Al-Shabaab te verschaffen.
Een uitzondering op dit verbod wordt gemaakt voor tegoeden, andere financiële activa of economische middelen die nodig zijn voor de tijdige verstrekking van dringend noodzakelijke humanitaire hulp in Somalië door de VN, gespecialiseerde agentschappen of programma’s daarvan, humanitaire organisaties met de status van waarnemer in de Algemene Vergadering van de VN die humanitaire hulp verstrekken, of hun uitvoerende partners.
Vanwege de onveiligheid in Somalië kan niet met 100% zekerheid vastgesteld worden of er door lokale partners en contractpartijen van internationale organisaties in het geheel geen afdrachten worden gedaan aan Al Shabaab. Ik verwacht echter van Nederlandse en internationale hulporganisaties dat zij alles in het werk stellen om dit te voorkomen.
Steunt u het initiatief van hulporganisatie USAid, die heeft aangekondigd geld aan het World Food Programme (WFP) beschikbaar te stellen met de uitdrukkelijke voorwaarde dat geen afdracht aan de rebellengroepering plaatsvindt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
In de VS geregistreerde ngo's lopen het risico op vervolging op basis van de geldende Amerikaanse antiterreurwetgeving (o.a. Patriot Act) indien de verdenking bestaat dat een deel van de door hen geleverde hulpgelden of -goederen in handen is gekomen van Al Shabaab. In het licht van de ernst van de huidige humanitaire crisis in Somalië maakten de Amerikaanse autoriteiten (Office of Foreign Assets Control) begin augustus 2011 bekend dat het Amerikaanse sanctieregime dienaangaande enigszins zou worden versoepeld2. Dit om hulporganisaties de mogelijkheid te geven om hulp te bieden in de door Al Shabaab gecontroleerde gebieden, zonder direct het risico te lopen op vervolging. Uit de toelichting van de Amerikaanse autoriteiten op de versoepeling kan worden opgemaakt dat de coulantere houding met betrekking tot vervolging absoluut niet mag worden geïnterpreteerd als een vrijbrief om afdrachten te doen aan Al Shabaab. Hulpverlenende organisaties dienen zich onverminderd in te spannen om te voorkomen dat hulpgelden of -goederen in handen komen van Al Shabaab. Ik ondersteun deze lijn volledig.
Indien u voornemens bent deze actie van USAid te steunen, deelt u de mening dat deze actie vooral effect sorteert als internationale hulporganisaties gezamenlijk een vuist maken? Ziet u mogelijkheden om deze chantagepraktijk een halt toe te roepen door op te roepen tot een brede internationale boycot van het betalen van afdrachten aan de Soedanese rebellengroepering Al Shabaab?
Zie antwoord vraag 5.