Kamervraag 2012Z01698

Het betalen van toon- en tipgeld

Ingediend 1 februari 2012
Beantwoord 6 maart 2012 (na 34 dagen)
Indiener Pieter Omtzigt (CDA)
Beantwoord door Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD)
Onderwerpen openbare orde en veiligheid organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z01698.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-1735.html
1. Brief van de staatssecretaris van Financiën van 2 februari 2010, Kam…
2. Rechtbank Arnhem 22 maart 2011, nr. AWB 11/322 en 11/324, LJN BP8580, V-N 2011/26.18.5.
  • Vraag 1
    Herinnert u zich nog de brief1, waarin uw ambtsvoorganger het beleid uiteen gezet heeft over de toon- en tipgeldregeling?

    Ja.

  • Vraag 2
    Is het waar dat de rechter heeft bepaald dat in individuele gevallen de overeenkomst van de staat met de tipgever openbaar gemaakt dient te worden?2

    In de uitspraak waarnaar wordt verwezen heeft de rechter inderdaad beslist dat de Belastingdienst de overeenkomst met de tipgever aan de belastingplichtige in die procedure moest verstrekken. De rechter heeft echter in dezelfde beslissing de Belastingdienst ook de ruimte gelaten om te volstaan met «een overzicht van de op de zaak betrekking hebbende stukken die om gewichtige redenen al dan niet gedeeltelijk geheim worden gehouden met daarbij een opgave van die redenen». De Belastingdienst heeft bij het uitvoeren van de uitspraak voor deze mogelijkheid gekozen.
    De belastingplichtige nam met deze wijze van uitvoering geen genoegen en heeft de rechter vervolgens nogmaals gevraagd om de stukken ongeanonimiseerd te laten overleggen. Tot een nieuwe uitspraak is het echter niet meer gekomen omdat de rechter tijdens de zitting aangaf dat de Belastingdienst aan de beslissing in de uitspraak van 22 maart 2011 heeft voldaan.

  • Vraag 3
    Hoe vaak is er sinds het schrijven van de in vraag 1 bedoelde brief, toon- en tipgeld betaald door het Ministerie van Financiën, c.q. de Belastingdienst? Kunt u voor elk van de gevallen het bedrag vermelden en een algemene beschrijving geven van de zaak, alsmede de achterliggende overeenkomsten, zo nodig geanonimiseerd? Kunt u voor elk van de gevallen aangeven wat de (procentuele) relatie is met de opbrengsten/voordelen voor de staat?

    Sinds het schrijven van de genoemde brief hebben zich geen nieuwe gevallen voorgedaan waarin tipgeld is betaald. Zoals in de brief is uiteengezet behoort tot het kader voor de tipgeldregeling onder meer dat geen concessies in de heffing- en invorderingssfeer worden gedaan en dat geen strafrechtelijke immuniteit wordt verleend.

  • Vraag 4
    Waren de ontvangers van toon- en tipgeld zelf onderwerp van strafrechtelijk of fiscaal onderzoek? Zo ja, is aan de betrokkenen gehele of gedeeltelijke immuniteit verleend?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 5
    Wat is het beleid van het ministerie van Financiën voor het betalen van toon- en tipgeld in de situatie dat de tipgever directe schade ondervindt door het geven van de tip?

    Zoals in de genoemde brief is uiteengezet behoort tot het geldende kader eveneens dat in alle gevallen een inschatting moet worden gemaakt van mogelijk aan het geven van de tip verbonden risico’s voor de tipgever en de betrokken ambtenaren. Dit betekent onder meer dat de Belastingdienst de tipgever wijst op de aan de tip voor hem persoonlijk mogelijk verbonden risico’s. In daartoe aanleiding gevende gevallen zal dit aspect in de overeenkomst met de tipgever worden meegenomen.

  • Vraag 6
    Kunt u aangeven of er ambtelijke instructies zijn aan medewerkers van Justitie en de Belastingdienst om tipgevers al dan niet te wijzen op de vigerende toon- en tipgeldregeling? Zijn er instructies hoe ze daar vervolgens mee dienen om te gaan?

    Zoals in de genoemde brief is uiteengezet is uitgangspunt van het beleid van de Belastingdienst dat burgers informatie over ernstige vormen van belastingfraude om niet ter beschikking stellen van de Belastingdienst en dat betaling van tipgeld tot uitzonderingsgevallen behoort te worden beperkt. De Belastingdienst hanteert op dit punt een zeer terughoudend beleid. Dit betekent onder meer dat aan tipgevers geen hoge beloningen in het vooruitzicht worden gesteld, mede om een premiejagercultuur te voorkomen en crimineel gedrag niet uit te lokken.
    Tipgeveraangelegenheden worden op centraal niveau beoordeeld en behandeld, waarmee eenheid van beleid is gegarandeerd.

  • Vraag 7
    Zo ja, kunt u deze instructies naar de Kamer sturen? Zo nee, bent u bereid deze op korte termijn te laten opstellen, zodat alle medewerkers van Justitie en de Belastingdienst in gelijke gevallen op dezelfde manier te werk gaan? Wilt u deze instructies dan, eventueel vertrouwelijk, naar de Kamer sturen?

    Zie antwoord vraag 6.

  • Vraag 8
    Onder welk artikel van de rijksbegroting vallen de toon- en tipgelden die worden uitbetaald?

    De door de Belastingdienst uitbetaalde tipgelden vallen onder artikel 1 van hoofdstuk IX B van de rijksbegroting.

  • Vraag 9
    Onder verwijzing naar de website van het Openbaar Ministerie waar staat: «Er is nog een aantal situaties waarin Justitie geld beschikbaar stelt om de opsporing en vervolging van ernstige strafbare feiten mogelijk te maken en te vergemakkelijken... Die zijn vastgelegd in de Regeling Bijzondere Opsporingsgelden van de minister van Justitie.» (http://www.om.nl/onderwerpen/item_147969/@121377/tipgeld_en_andere/) , kunt u de geldende regeling en regelgeving aan de Kamer doen toekomen?

    Het vigerende beleid van de Belastingdienst is uiteengezet en toegelicht in de al genoemde brief van 2 februari 2010, Kamerstukken II 2009–2010, 31 066, nr. 85.
    Mijn ambtgenoot van V en J heeft zich desgevraagd bereid getoond om de Regeling (circulaire) Bijzondere Opsporingsgelden alsnog in de Staatscourant te laten publiceren.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2012Z01698
Volledige titel: Het betalen van toon- en tipgeld
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20112012-1735
Volledige titel: Antwoord vragen Omtzigt over het betalen van toon- en tipgeld