De verslechterde positie van moslims in Birma |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Moslims Birma vogelvrij»?1
Is het juist te stellen dat de Birmese overheid de gewelddadige escalatie tussen de boeddhistische meerderheid en de islamitische minderheid niet aankan? Deelt u de mening dat door het oplaaiend conflict de voorzichtige hervormingen van de Birmese regering, in ruil voor (financiële) westerse steun, grotendeels teniet worden gedaan?
Hoe verhoudt de huidige verslechterde situatie in het land, waarbij soms hele islamitische dorpen met de grond gelijk worden gemaakt, zich tot uw uitspraken eerder dit jaar dat de banden met Birma aangehaald moeten worden?
In hoeverre bent u van mening dat Birma steun nodig heeft, bijvoorbeeld in VN-verband, om de orde en veiligheid te herstellen en de islamitische minderheid effectief te beschermen? Bent u bereid u hiervoor in internationaal verband sterk voor te maken? Zo nee, waarom niet?
Het geruzie in het VUmc en de gevolgen daarvan en het wederom niet melden van een sterfgeval |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de radio-uitzending over het geruzie in het VU medisch centrum (VUmc), deel 3?1
Ik heb kennis genomen van de uitzending. Zie voorts mijn reactie op de uitzending in de antwoorden op de vragen hierna.
Hoe beoordeelt u de rol van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), die aanvankelijk instemde met een extern onderzoek naar calamiteiten door drie hoogleraren maar later dit onderzoek blokkeerde? Is er door bepaalde specialist(en) in het VUmc druk uitgeoefend op de IGZ om het externe onderzoek niet door te laten gaan zoals in het programma Argos voor mogelijk wordt gehouden? Zo ja, is dit dan niet een opmerkelijke en vreemde gang van zaken?
Onderzoek door een externe commissie kan in bepaalde situaties nuttig zijn, al dan niet als aanvulling op het interne onderzoek. Het principe van het uitvoeren van een onderzoek door een externe commissie is volgens de IGZ een goede zaak. Echter, de vraagstelling die het VUmc aan de externe commissie wilde meegeven was veel breder dan onderzoek naar de gemelde gebeurtenis, waardoor naar oordeel van de IGZ de focus daarop verloren dreigde te gaan. Specifiek onderzoek naar de melding zag de inspectie niet expliciet terug in de vraagstelling aan de externe commissie. Dit heeft de inspectie besproken met het VUmc. De inspectie heeft het ziekenhuis verzocht het eigen onderzoek af te ronden. De inspectie heeft met het VUmc afgesproken te bezien of extern onderzoek daarna nog in de rede lag. De inspectie heeft het laten uitvoeren van het onderzoek door een externe commissie overigens niet geblokkeerd.
Is het waar dat een sterfgeval – de verbloeding van een betrekkelijk jonge patiënt met een longtumor op de operatietafel – niet gemeld is bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg door het VUmc? Was hier sprake van een calamiteit die wel had moeten worden gemeld, zoals enkele oud-inspecteurs van de IGZ stellen? Kunt u dit toelichten? Gaat de IGZ deze zaak onderzoeken?1
Het betreft een patient die tijdens een grote operatie voor een maligniteit (kwaadaardige aandoening) is overleden. Door het VUmc is destijds besloten dat er sprake was van een complicatie, geen calamiteit. Naar aanleiding van de Argos uitzending heeft de inspectie het VUmc opgedragen hier onderzoek naar te doen. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek worden de nodige vervolgstappen bepaald.
Hoe is het mogelijk dat een ziekenhuis dat onder verscherpt toezicht staat van de Inspectie een sterfgeval niet meldt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 3.
Bent u nog steeds van mening dat «de huidige problematiek binnen het VUmc zich niet concentreert op medisch-specialistische expertise», zoals u onlangs stelde in antwoorden op Kamervragen van de leden Leijten en Van Gerven2, maar op de kennelijk totaal verziekte verhoudingen tussen specialisten met alle risico’s van dien?
De inspectie heeft besloten het VUmc onder verscherpt toezicht te stellen om de volgende redenen (citaat):
In de brief die de inspectie op 21 augustus naar het VUmc heeft gestuurd vanwege de instelling van het verscherpt toezicht, schrijft de inspectie (citaat) «[….] dat er nog steeds sprake is van grote problemen in de samenwerking binnen en met de chirurgie, met name rondom één longchirurg. In de analyse staat echter ook vermeld dat de problemen in de samenwerking tussen verwijzend specialisten en de IC niet gebagatelliseerd moeten worden. Verder blijkt dat de relationele problemen tussen de medisch specialisten ernstig van aard zijn en dat die niet zijn op te lossen door mediation, noch door het ontslaan van enkele medisch specialisten.»
Hieruit blijkt dat de inspectie in het kader van het verscherpt toezicht ook nadrukkelijk kijkt naar problemen in de onderlinge samenwerking.
Bent u inmiddels van mening dat een onafhankelijk onderzoek ingesteld moet worden naar de oorzaken en vermijdbaarheid van sterfgevallen in het VUmc op de afdelingen intensive care en longchirurgie? Zo nee, waarom niet en kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van het verscherpt toezicht kijkt de inspectie naar de hele organisatie. Afhankelijk van de resultaten van het verscherpt toezicht bepaalt de inspectie eventuele vervolgactiviteiten.
Is de patiëntveiligheid in het VUmc op dit moment gegarandeerd?
De inspectie ziet naar aanleiding van de huidige situatie en het opgestelde verbeterplan op dit moment geen directe noodzaak tot het nemen van meer maatregelen. De IGZ blijft, in het kader van het verscherpt toezicht, alert monitoren en volgt de kwaliteit van de zorgverlening nauwlettend.
Hoe en per wanneer zal de samenwerking verbeteren tussen de medisch specialisten van het VUmc? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het VUmc staat onder verscherpt toezicht. Verder zijn er twee nieuwe leden tot de raad van bestuur toegetreden. Zij hebben de problemen geïnventariseerd en maatregelen genomen en deze worden nu uitgevoerd. De inspectie volgt dit nauwlettend door middel van gesprekken en eigen verificatie. Zie verder antwoord op vraag 7.
Uitbreiding van de nederzettingen door Israël |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
erinnert u zich uw veroordeling van het besluit van de Israëlische regering om de bouw van 1 285 nieuwe woningen in nederzettingen aan te besteden?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de veroordeling ter zake door uw Britse collega minister Alistair Burt, die dit besluit als «provocatief» heeft aangemerkt en die het «diep teleurstellend» vindt dat de Israëlische regering de oproepen van het Verenigd Koninkrijk en andere bevriende landen blijft negeren?2 Deelt u zijn mening?
Ja.
Wilt u de Kamer laten weten, op basis van eigen monitoring of betrouwbare informatie van andere bronnen, hoeveel nieuwe woningen in nederzettingen de Israëlische regering sinds 1 januari 2012 heeft aangekondigd of aanbesteed?
Sinds 1 januari 2012 heeft de Israëlische regering 4 644 nieuwe woningen aangekondigd en 3 348 woningen aanbesteed.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Israëlische regering zou overwegen de bouw van nederzettingen explosief te versnellen, indien de Palestijnse Autoriteit in de Algemene Vergadering van de VN de status van «non-member state» zou aanvragen?3 Deelt u de mening dat een dergelijke strafmaatregel, in strijd met het internationaal recht, gevolgen zou moeten hebben voor de breedte en diepte van de bilaterale betrekkingen met Israël?
Uitgangspunt van deze regering is de wens bij te dragen aan het bereiken van een twee-statenoplossing. Hiertoe onderhoudt de regering goede relaties met beide partijen. Uitbreiding van de nederzettingen is de grootste bedreiging voor een twee-statenoplossing. Nederland, in samenwerking met andere EU-lidstaten, zal trachten de Israëlische autoriteiten hiervan te weerhouden.
Herinnert u zich de EU Raadsconclusies van 14 mei 2012, waarin de EU en de lidstaten hun ernstige zorgen hebben geuit over de dreiging die de versnelde uitbreiding van nederzettingen voor de haalbaarheid van de tweestatenoplossing vormt?4 Deelt u de mening dat de internationale druk op de Israëlische regering op korte termijn substantieel opgevoerd moet worden om de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing te beschermen?
Zie antwoord op vraag 4.
Op welke wijze zult u zich in Europees verband inzetten voor consensus over een robuust EU-beleid, gericht op het indammen van het nederzettingenbeleid?
De effectiviteit van het EU-beleid ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces is gebaat bij EU-consensus. Dat geldt nog sterker voor het beleid van de Unie inzake nederzettingen. Nederland blijft zich daarom actief inzetten voor een heldere en gemeenschappelijke EU-koers op dit onderwerp.
Het bericht dat in korte tijd twee gehandicapte bewoners zijn overleden bij zorginstelling Bartimeus |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de artikelen «Gehandicapte man stikt in stukje brood» en «Personeelsleden Bartimeus ziek thuis na sterfgevallen»? Wilt u uw antwoord toelichten?1 2
Ik heb kennis genomen van de artikelen en kan mij goed voorstellen dat het overlijden van deze bewoners een enorme klap moet zijn. In de eerste plaats voor de familie en vrienden van de overledenen maar ook voor het personeel van Bartiméus. Ik wens hen dan ook veel sterkte toe in de komende periode. Op de oorzaak van de incidenten kan ik op dit moment niet ingaan. Hiernaar lopen momenteel verschillende onderzoeken.
Hoe is het mogelijk dat een bewoner die uitdrukkelijk geen vast voedsel mag, dat wel krijgt, met deze gevolgen?
Naar de oorzaak hiervan wordt momenteel onderzoek gedaan door een extern onderzoeksbureau dat door Bartiméus is ingeschakeld. Over de uitkomsten van dit onderzoek wordt de IGZ geïnformeerd. Daarnaast verricht ook de IGZ onderzoek hiernaar.
Wat is er gebeurd met de overleden vrouw waar het artikel van 8 november over bericht?
Dit wordt momenteel door de IGZ onderzocht.
Is u bekend dat er bij de zorginstelling een grote reorganisatie van personeel heeft plaatsgevonden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Desgevraagd laat Bartiméus weten dat in de sector wonen een reorganisatie is doorgevoerd op de woongroepen, de dagbesteding en in de samenwerking tussen de woongroepen en dagbesteding. Doel was om door aanpassing van de werkprocessen met behoud van de kwaliteit van zorg doelmatiger te werken waardoor kosten konden worden bespaard. Bartiméus geeft aan dat de nieuwe werkprocessen in nauwe samenwerking met alle medewerkers zijn ontwikkeld en per 1 oktober zijn ingevoerd. Van de 750 arbeidsplaatsen konden daardoor 54 arbeidsplaatsen worden opgeheven. Doordat gelijktijdig 20 nieuwe arbeidsplaatsen werden gecreëerd, bedraagt de totale personeelsreductie uiteindelijk 34 arbeidsplaatsen. Dat is circa 5 % van het totale personeelsbestand van de sector Wonen.
Is het personeel betrokken bij de plannen voor een reorganisatie, en welke rol heeft de vakbond hierin gehad? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 4. Desgevraagd laat Bartiméus weten dat de reorganisatie in nauwe samenwerking met alle medewerkers tot stand is gekomen. Zowel de Ondernemingsraad als de Cliëntenraad Wonen zijn in het gehele proces betrokken en hebben met de reorganisatie ingestemd. De reorganisatie is door de Raad van Toezicht goedgekeurd. De vakbonden zijn eveneens volledig in het proces van reorganisatie betrokken.
Hoeveel personeelsleden hebben vóór 1 oktober jl. hun zorgen geuit over de reorganisatie bij Bartimeus? Wat is met deze zorgen gedaan? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Bartiméus laat weten dat de Ondernemingsraad en de Cliëntenraad Wonen bij het gehele proces van reorganisatie zijn betrokken. Met medewerkers die zorgen uitten of knelpunten aangaven is in gesprek gegaan en werden mogelijke oplossingen besproken.
De IGZ heeft in 2011 en 2012 geen meldingen van medewerkers gekregen, dus ook niet over personele tekorten of over tekortschietende deskundigheid.
Klopt het dat personeelsleden hebben aangegeven dat door de reorganisatie «doden kunnen vallen»? Zo ja, waarom is hier niet naar geluisterd?
Bartiméus laat weten dat deze signalen hen niet bekend zijn. De IGZ heeft hier ook geen melding van gekregen.
Gaan er nog meer ontslagen vallen bij deze zorginstelling? Klopt het dat ontslagen medewerkers vervangen worden door goedkoper personeel? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de instelling zelf om er zorg voor te dragen dat er voldoende en goed opgeleid personeel aanwezig is. Bartiméus laat weten dat zij niet voornemens zijn om in het primaire proces meer arbeidsplaatsen te schrappen. Wel zullen er in de ondersteunende processen mogelijk nog arbeidsplaatsen verdwijnen. Bartiméus ontkent dat er sprake zou zijn van het vervangen van ontslagen medewerkers door lager gekwalificeerd personeel.
Hoe reageert u op het feit dat medewerkers vervangen worden door goedkopere krachten, maar dat het aantal (duurbetaalde) managers gelijk is gebleven? Is er naar uw mening sprake van evenwichtig personeelsbeleid bij Bartimeus? Wilt u uw antwoord toelichten?
Bartiméus laat weten dat het aantal managers niet gelijk is gebleven maar dat er gewerkt is aan een reductie van de overhead door het aantal directeuren te verminderen (van 4 naar3 en het aantal clustermanagers en teamleiders te reduceren. De overhead van de sector wonen is gedaald van 11 naar 9,4%.
Wat is uw reactie op de intimidatie en angstcultuur onder personeel die, volgens de artikelen, heerst binnen Bartimeus? Gaat u dit onderzoeken en actie ondernemen als het klopt? Zo nee, waarom niet?
Ik heb begrepen dat de dialoog tussen de leiding van Bartiméus en het personeel naar aanleiding van de incidenten goed op gang is gekomen. Hiernaast heeft Bartiméus aangegeven te werken met vertrouwenspersonen waarbij medewerkers, indien er sprake zou zijn van kritiek die zij niet in persoon zouden willen uiten, deze toch kwijt kunnen. Voor een weloverwogen oordeel wacht ik eerst de bevindingen van de IGZ af.
Erkent u dat intimidatie en angstcultuur geen goede voorwaarden zijn voor het verlenen van goede zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Zijn de IGZ en het Openbaar Ministerie ingeschakeld na het overlijden van de bewoners? Zo ja, is dit direct gebeurd, en wat zijn hun vervolgacties? Zo neen, waarom niet? Wilt u uw antwoord toelichten?
Bartiméus heeft beide calamiteiten direct bij de IGZ gemeld. De IGZ doet hier momenteel onderzoek naar.
Van het ministerie van Veiligheid en Justitie heb ik het volgende vernomen. In verband met het incident waarbij een bewoner overleed nadat deze zich had verslikt in het eten, heeft de gemeentelijk lijkschouwer, omdat sprake was van een niet natuurlijk overlijden, conform de Wet op de Lijkbezorging contact opgenomen met het Openbaar Ministerie (OM). Het OM – dat geen aangifte heeft ontvangen ter zake van dit incident – heeft besloten om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen, omdat er geen verdenking bestond dat een strafbaar feit was gepleegd. Met het oog op de toezichthoudende taak van IGZ, is het incident door het OM wel gemeld aan de IGZ. Als het onderzoek door de IGZ daartoe aanleiding zou geven, kan de IGZ aangifte doen.
Zijn er sinds de reorganisatie meer incidenten geweest bij Bartimeus? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Bartiméus heeft in 2011 en 2012 in totaal vijf incidenten aan de IGZ gemeld, waaronder de twee recente calamiteiten.
Bent u op de hoogte van het externe onderzoek dat Bartimeus heeft ingesteld? Wie leidt dit onderzoek, en kunt u de onafhankelijkheid garanderen? Wanneer worden de uitkomsten van het externe onderzoek verwacht? Bent u bereid de uitkomsten naar de Kamer te sturen, voorzien van uw commentaar? Zo neen, waarom niet?
Het is mij bekend dat Bartiméus onderzoek laat doen door een externe partij. Zij hebben op basis van een afspraak tussen de gehandicapteninstellingen in Utrecht (VGU) een beroep gedaan op collega instellingen die ervaren onderzoekers ter beschikking hebben gesteld. De IGZ wil de uitkomsten van dit onderzoek uiterlijk vóór 2 december ontvangen en zal dit gebruiken bij haar eigen onderzoek. Het onderzoek van Bartiméus wordt uitsluitend aan de IGZ en de familie van de overleden bewoner beschikbaar gesteld. Dit onderzoek zal daarom niet openbaar worden gemaakt. De bevindingen van het onderzoek van de IGZ zullen wel openbaar worden gemaakt.
Is het niet vreemd dat een zorginstelling een eigen extern onderzoek laat uitvoeren, terwijl de IGZ en het OM dat toch behoren te doen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zorgaanbieders zijn primair verantwoordelijk voor het doen van onderzoek naar calamiteiten. Zij kunnen hiervoor een externe partij inschakelen. Als er sprake is van een ernstige calamiteit die mogelijk wijst op structurele tekortkomingen binnen een organisatie dan doet de IGZ zelf ook onderzoek.
Vindt u het niet nog vreemder dat de IGZ verscherpt toezicht instelt, maar eerst het externe onderzoek afwacht? Erkent u dat de IGZ door deze handelswijze volledig de zijde van de zorginstelling lijkt te kiezen en niet onafhankelijk over komt? Zou het een probleem zijn als de IGZ naast het externe onderzoek optreedt? Wilt u uw antwoord toelichten?
De IGZ is gestart met haar onderzoek waaruit moet blijken of er sprake is van structurele problemen bij Bartiméus. Mocht dit het geval zijn dan zal de IGZ gaan handhaven. Zij kan dit doen met verscherpt toezicht, maar dit is afhankelijk van de bevindingen. Verscherpt toezicht is bij Bartiméus vooralsnog niet ingezet. Berichtgeving in de media hierover was onjuist.
Bent u van mening dat er, juist dus ook in de gehandicaptenzorg, te allen tijde vast en opgeleid personeel aanwezig moet zijn? Zo ja, vindt u het verantwoord dat er 57 fulltime banen wegbezuinigd zijn binnen Bartimeus? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor ook mijn antwoorden op vraag 4 en 9. Het is aan de zorginstelling zelf om er zorg voor te dragen dat er te allen tijde sprake is van voldoende en goed opgeleid personeel om de kwaliteit van zorg te kunnen garanderen. Ik heb momenteel geen aanwijzingen dat hier geen sprake van is.
Deelt u de mening dat de aanwezigheid van voldoende personeel cruciaal is voor goede, kwalitatieve zorg? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om hiervoor te zorgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
Deelt u de mening dat wanbeleid en incidenten niet onder de pet mogen worden gehouden? Zo ja, hoe reageert u op het bericht dat personeelsleden is verteld dat zij niet met de pers mogen praten, en dit anoniem (moeten) doen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik deel uw mening. Beide incidenten zijn direct aan de IGZ gemeld. Bartiméus laat ook weten dat alle medewerkers en cliëntvertegenwoordigers rechtstreeks per brief zijn ingelicht en dat er geen instructies zijn meegegeven over contacten met de pers. Wel is medewerkers aangeraden om, in geval zij benaderd werden door de media, betrokkenen door te verwijzen naar algemene woordvoering.
Bent u van mening dat bij wanbeleid, dat leidt tot sterfgevallen, bestuurders aansprakelijk gesteld moeten worden? Zo ja, gaat u bestuurders van Bartimeus aansprakelijk stellen als er blijkt dat er sprake is van wanbeleid? Wilt u uw antwoord toelichten?
In eerste instantie is de instelling verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg. Zoals ik ook recent op Kamervragen van het lid Agema heb geantwoord is het op dit moment al mogelijk om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor schade die door hun handelen is veroorzaakt, mocht een instelling daar aanleiding toe zien. Een rechtspersoon (in dit geval dus de zorginstelling) kan een (voormalig) bestuurder hoofdelijk aansprakelijk stellen. De overheid heeft deze mogelijkheid niet. De rechter beoordeelt of een bestuurder tegenover de rechtspersoon aansprakelijk is voor de schade en of hij hiervoor hoofdelijk aansprakelijk is. De rechter doet dit door te onderzoeken of de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Op 5 juni 2012 is de motie Gerbrands (PVV)4 aangenomen waarin de regering wordt verzocht de corporate governance regelgeving dusdanig aan te passen dat het mogelijk wordt om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het leveren van slechte kwaliteit van zorg.
Het kabinet zal komen met een visie op governance in de zorg. Hierbij zal aansprakelijkheid van bestuurders ook worden meegenomen.
Kunt u het uitleggen dat een bestuurder van een zorginstelling een totaalinkomen van € 249 811 heeft, terwijl er te weinig personeel is om veilige zorg te kunnen bieden?3
Het is niet aan mij om die uitleg te geven. Bestuurders worden aangesteld door de Raad van Toezicht. Wat ik op dit punt wel in zijn algemeenheid kan opmerken, is dat het kabinet de normering van de topinkomens in de publieke en de semipublieke sector serieus neemt. Dit komt ondermeer tot uitdrukking in het inwerkingtreden van de WNT (wet normering topinkomens) per 1 januari 2013. Verder zijn er verdergaande voornemens opgenomen in het Regeerakkoord.
KLM en de no fly list |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Is het waar dat in Qatar een passagier, die voor een familiebezoek naar de Verenigde Staten wilde, door KLM de toegang tot het vliegtuig is geweigerd omdat hij door het US Department of Homeland Security op de no fly list is gezet?1 Indien neen, wat zijn hier dan de feiten?
Ja.
Zijn de Nederlandse autoriteiten op enigerlei wijze betrokken bij maatregelen van KLM om reizigers die op de no fly list staan, niet toe te laten op vluchten naar of binnen de Verenigde Staten? Zo ja, waaruit bestaat deze betrokkenheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, de Nederlandse autoriteiten zijn daarbij niet betrokken.
Is er op enigerlei wijze overleg tussen de Nederlandse regering of Nederlandse instituties en de Amerikaanse regering of Amerikaanse instituties over de door de Verenigde Staten opgestelde no fly list? Indien ja, wat voor afspraken zijn er in dit overleg gemaakt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, over deze lijst is geen overleg met de Amerikaanse autoriteiten.
Bent u ervan op de hoogte dat individuen die op de no fly list staan doorgaans niet de redenen waarom zij er op staan kunnen achterhalen, en dat het de facto vrijwel onmogelijk is om van zo’n lijst af te komen? Bent u er verder van op de hoogte dat een no fly list in de praktische uitwerking een discriminerende werking heeft ten opzichte van moslims?
De Amerikaanse Transportation Security Administration (TSA) houdt een lijst van personen bij die geen toegang krijgen tot het luchtruim en het grondgebied van de Verenigde Staten. Het besluit om personen op de lijst te zetten is een eenzijdige beslissing van de Amerikaanse autoriteiten. Welke personen er op deze lijst staan en op basis van welke criteria mensen op de lijst terechtkomen, valt onder de verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten en is mij niet bekend. Ik heb geen reden om aan te nemen dat er een discriminerende werking uitgaat van deze lijst. Uw zorgen over de in vraag 4 vermelde aspecten deel ik dan ook niet.
Wat betreft het van de lijst afhalen van personen, het Amerikaanse Departement for Homeland Security (DHS) heeft een procedure waarmee personen kunnen verzoeken om van de No Fly list te worden afgehaald, genaamd «DHS-Trip». Zie hiervoor website van DHS: de http://www.dhs.gov/dhs-trip.
Deelt u de zorgen over de in vraag 4 vermelde aspecten van de no fly list? Indien ja, bent u bereid om aan de Amerikaanse autoriteiten uw zorgen hierover te uiten? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Besparingen in de zorg |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel in het Financieel Dagblad met voorstellen voor besparingen?1 Bent u het eens met de auteurs dat de voorstellen ten aanzien van de ziektekostenpremie kansen bieden om het draagvlak voor besparingen te vergroten?
Ja, ik ben op de hoogte van het artikel. De voorstellen zoals door de auteurs verwoord zijn echter niet meer aan de orde omdat de inkomensafhankelijke zorgpremie van de baan is.
Wat is uw reactie op het voorstel om de Wet geneesmiddelenprijzen (WGP) aan te scherpen volgens het Noorse systeem? Bent u het eens met de auteurs dat een prijsdaling van dure geneesmiddelen direct profijt zou opleveren voor de groep met een bovenmodaal inkomen die progressief meer eigen risico betaalt en daarmee opdraait voor de te hoge kosten van geneesmiddelen?
Het onderzoeksbureau Conquaestor heeft in mijn opdracht een onderzoek uitgevoerd naar de werking en de toekomstbestendigheid van de Wet geneesmiddelenprijzen (WGP). Daarbij is ook gekeken naar het Noorse systeem. Het onderzoek heb ik op 5 juli 2012 aan de Tweede Kamer gestuurd nog zonder standpuntbepaling in verband met de demissionaire status van het toenmalige kabinet. Als ik mijn standpunt op het rapport heb bepaald zal ik het aan de Tweede Kamer sturen. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Bent u van mening dat de limieten van geneesmiddelen op dit moment te hoog zijn vastgesteld omdat deze voor het laatst zijn aangepast in 1998? Betekent dit dat te dure geneesmiddelen vergoed worden terwijl een goedkoop middel beschikbaar is?
Ik neem aan dat in de vraag de vergoedingslimieten uit het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) zijn bedoeld. Naast het GVS is er een aantal andere beleidsmaatregelen van zorgverzekeraars dat van invloed is op de hoogte van de gedeclareerde en vergoede prijzen voor geneesmiddelen en die gelden als feitelijke vergoedingslimiet. De door zorgverzekeraars vergoede prijzen worden namelijk òf afgesproken in de contracten tussen zorgverzekeraars en apotheekhoudenden òf vastgesteld door de zorgverzekeraars via de restitutievergoeding. Of dure geneesmiddelen worden vergoed terwijl er een goedkoop middel beschikbaar is, is vooral een gevolg van het niet-doelmatig voorschrijven van geneesmiddelen, als dit medisch wel verantwoord is.
Overigens is er ook een groep patiënten juist aangewezen op duurdere geneesmiddelen die dankzij de nu geldende vergoedingslimieten wel volledig vergoed worden (zie het antwoord op de vragen 4, 5 en 6). Ik vind dan ook niet dat de limieten te hoog zijn vastgesteld.
Is het waar dat het College voor zorgverzekeringen (CVZ) alleen de opbrengst van de eigen bijbetaling heeft berekend en de kostenvermindering door het gebruik van alleen de goedkope middelen niet in de berekening heeft opgenomen?
In de bijlage van de brief aan de Tweede Kamer van 6 september 2010 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 XVI, nr. 164) is precies aangegeven hoe de berekening is gemaakt en welke uitgangs-punten daarbij zijn gebruikt. Daarbij is aangegeven dat opbrengst te vinden valt in lagere prijzen en/of hogere bijbetalingen door patiënten. Daarbij is ook aangegeven dat een aantal patiënten noodgedwongen is aangewezen op de duurdere geneesmiddelen in hetzelfde GVS-cluster met een andere werkzame stof dan een middel waarvoor niet bijbetaald zou hoeven te worden. Ook is aangegeven dat de opbrengst van herberekening wordt beïnvloed door al ingezet beleid (met ingeboekte opbrengst) zoals het preferentiebeleid en substitutiebeleid van zorgverzekeraars en het beleid gericht op doelmatig voorschrijven. In de brief en bijlage is eveneens aangeven dat bij de opbrengstberekening nog geen rekening is gehouden met uitvoeringskosten (waaronder de kosten van huisartsen, medische specialisten en apotheekhoudenden voor het omzetten naar een ander geneesmiddel en de kosten van verzekeraars voor het uitvoeren van een maximeringsregeling). Niet meegenomen in de berekening maar wel reëel is het risico op prijsverhogingen.
Het CPB heeft aangeven zich te vinden in de berekening van het CVZ en hanteert eenzelfde opbrengst als het CVZ in de Keuzes in Kaart (KIK) 2013–2017. Daar staat aangegeven: «Het CVZ heeft een opbrengst-berekening gemaakt van een eventuele herberekening van het geneesmiddelenvergoedingsysteem (GVS). In de brief van 6 september 2010 gaat de minister daar op in. Zij concludeert dat de opbrengst van een herberekening van het GVS per saldo ten hoogste € 28 miljoen zou bedragen en dat, afhankelijk van het prijsgedrag van fabrikanten, er een risico is dat herberekening zelfs tot hogere uitgaven leidt. Het CPB rekent met eenzelfde opbrengst.» Of, en zo ja welke andere overwegingen het CPB in dit verband heeft gemaakt, is mij niet bekend.
Wat de opbrengst van een aanpassing van de WGP betreft heeft het CPB in de CPB-notitie «Aanvullende informatie voor de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s» van 3 juli 2012, als conclusie aangegeven: «Aanpassing WGP wordt door het CPB op PM gezet en er wordt bij de KIK doorrekening geen besparing ingeboekt.» Voor de argumenten die het CPB hanteert om tot deze conclusie te komen verwijs ik kortheidshalve naar blz. 11 van de CPB-notitie.
Gezien het bovenstaande heb geen enkele aanleiding om te veronder-stellen dat er besparingen mogelijk zijn op de uitgaven in de orde van grootte zoals door de auteurs gesteld. Daarbij geldt dat een goede schatting van een mogelijke besparing die met aanpassingen van de WGP en het GVS zouden kunnen worden bereikt, wordt bemoeilijkt door de, ook door het CPB geconstateerde, onzekerheid ten aanzien van de gedragseffecten en de samenhang met reeds ingezet beleid (zie het antwoord op vraag 3).
Is het waar dat het Centraal Planbureau (CPB) in de opbrengstberekening van herberekening van het Geneesmiddelen Vergoedingssysteem (GVS) alleen de berekening van het CVZ heeft overgenomen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel zou bespaard kunnen worden door de WGP en het GVS aan te passen zoals vaker is voorgesteld? Klopt het dat hiermee minimaal 500 miljoen euro zou kunnen worden bespaard? Zo nee, waarom niet en welke bedragen en berekeningen zijn volgens u dan van toepassing? Wat zou dit voor de premie betekenen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat voor hulpmiddelen, met de invoering van een systeem waarin goedkope middelen volledig worden vergoed en voor dure gelijke middelen een bijbetaling wordt gevraagd (systeem van vermijdbare bijbetaling), besparingen kunnen worden gerealiseerd ? Hoe hoog schat u deze in?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Ik zal de Tweede Kamer geen voorstel voor een dergelijk systeem sturen, omdat aan het hanteren van vergoedingslimieten nadelen zijn verbonden (minder dynamiek in de prijsvorming omdat, zoals in het verleden voor hulpmiddelen is gebleken, in een systeem van vergoedingslimieten de prijzen op de vergoedingslimiet komen te liggen en weinig sprake is van prijsconcurrentie). Ik geloof meer in een systeem van een functiegerichte aanspraak op hulpmiddelenzorg met als uitgangspunt eenvoudige hulpmiddelen waar dat kan en complexe hulpmiddelen waar dat nodig is. Dat levert meer maatwerk op. Met vergoedingslimieten zou de beoogde beleidsvrijheid voor zorgverzekeraars om uitgaven te beheersen, juist te niet worden gedaan.
Bent u bereid de Kamer een voorstel te sturen voor een dergelijk systeem voor hulpmiddelen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat er transparantie dient te bestaan over de prijzen voor geneesmiddelen? Wat is uw mening ten aanzien van het couvert dan wel pakjes model dat door sommige verzekeraars wordt gehanteerd?
Verzekerden hebben naar mijn mening meer belang bij lagere (netto-) prijzen die zorgverzekeraars voor hen bedingen dan bij volledige transparantie van bruto-prijzen die onderwerp van onderhandeling zijn en die niet gedeclareerd worden, zoals opgenomen in een openbare prijslijst zoals de Taxe van Z-Index B.V.
In de brief aan de Tweede Kamer van 9 november 2009 (Kamerstukken 2009–2010, 29 477, nr. 123) is mijn ambtsvoorganger uitgebreid ingegaan op het onder couvertsysteem en op het pakjesmodel. Ik deel zijn conclusies. Kortheidshalve verwijs ik verder naar de inhoud van deze brief.
Omdat de prijzen in een openbare prijslijst niet de prijzen hoeven te zijn die gedeclareerd worden, ben ik niet bereid om de voorgestelde verplichting in te voeren. Het zijn immers bruto-adviesprijzen waarover wordt onderhandeld. Daarnaast zouden met een dergelijke wijziging effectievere vormen van preferentiebeleid niet meer mogelijk zijn. Verzekerden zouden voordelen in de vorm van minder hoge zorgpremies en/of het niet belasten van het eigen risico, zoals nu bij het «onder couvertsysteem» plaatsvindt, worden onthouden. Met een dergelijke aanpassing zou ook een mogelijk concurrentievoordeel van zorgverzekeraars die preferentiebeleid onder couvert hanteren ten voordele van hun verzekerden, worden weggenomen. Een dergelijke maatregel zal leiden tot minder dynamiek in de prijsvorming en hogere uitgaven dan zonder de maatregel.
Bent u bereid het besluit zorgverzekering te wijzigen door aan artikel 1a toe te voegen dat de zorgverzekeraar dient te zorgen voor een transparante lage prijs die door een verzekerde is terug te vinden in een openbare prijslijst (bijvoorbeeld de Z-index)?
Zie antwoord vraag 9.
De werkwijze van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) |
|
Tunahan Kuzu (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tv-uitzending van Max waarin medewerkers van een verpleeghuis onherkenbaar aangeven dat hun klachten over misstanden in het verpleeghuis niet serieus worden genomen door de IGZ?1 Wat is uw reactie?
Ik heb kennisgenomen van de tv-uitzending. Zoals de IGZ eerder heeft aangegeven in haar reactie op de nieuwsberichten hierover, herkent de inspectie het geschetste beeld niet.
Met de extra middelen van € 10 miljoen heeft de IGZ onder andere haar toezicht op de ouderenzorg geïntensiveerd. De inspectie had daarbij als doelstelling om binnen twee jaar alle zorgconcerns en stichtingen in de ouderenzorg minimaal één keer te bezoeken om daarmee de ouderenzorg goed in beeld te krijgen. De inspectie rondt deze intensiveringsronde in de eerste maanden van 2013 af. Na deze intensiveringsronde gaat de IGZ door met het risicogestuurde toezicht. Dankzij de extra middelen kan de inspectie veel meer instellingen bezoeken dan voorheen.
Conform de Toezichtvisie IGZ (Kamerstuk 22 149, nr. 4) werkt de inspectie risicogebaseerd. De inspectie bepaalt de risico’s op basis van informatie van en over instellingen. Dit zijn de meldingen en klachten van burgers en zorgpersoneel maar ook mediaberichten en zwartboeken en de oordelen van de inspecteurs van eerder uitgevoerd toezicht. Op grond hiervan bepaalt de inspectie welke locaties bezocht moeten worden en welke niet.
Bent u het eens met de stelling dat het bezoeken van 3.7% van de instellingen geen structureel toezicht genoemd kan worden?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat instellingen zelf kunnen bepalen of de IGZ een bezoek aflegt omdat dit gebeurt op basis van een door de instellingen ingevulde enquête? Zo ja, wat is uw mening hierover? Denkt u dat de IGZ op deze wijze een representatief beeld krijgt van de gang van zaken in instellingen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat de IGZ onaangekondigde bezoeken zou moeten afleggen en ook op de werkvloer moet gaan kijken wanneer er herhaaldelijke meldingen van medewerkers binnenkomen? In hoeverre gebeurt dit nu? Na hoeveel meldingen of bij welke mate van ernst van een klacht legt de IGZ een bezoek af?
Ja. De IGZ werkt immers risicogebaseerd. Wanneer de IGZ herhaaldelijk meldingen over een zorginstelling of zorgverlener ontvangt, is dat voor de inspectie een signaal dat patiënten of cliënten mogelijk risico’s lopen. Niet zelden is de vervolgstap van de IGZ een onaangekondigd bezoek aan de betrokken zorginstelling of zorgverlener. Welke vervolgstappen de IGZ neemt is overigens niet alleen afhankelijk het aantal meldingen dat de IGZ over een bepaalde zorginstelling of zorgverlener ontvangt, maar des te meer van de ernst van de meldingen. Daarbij weegt de IGZ ook specifieke risico’s af zoals of het gaat om mogelijk relatief onervaren nieuwe toetreders op de zorgmarkt die de zorg verlenen, maar ook of het gaat om mogelijk extra kwetsbare groepen zoals ouderen en gehandicapten die de zorg ontvangen.
Een aangekondigd bezoek van de inspectie bevat overigens zeer vaak onaangekondigde elementen. Zo wijkt een inspecteur vaak af van het aangekondigde bezoekprogramma door spontaan gesprekken met andere zorgverleners en bezoekende familieleden te voeren en op andere afdelingen rond te lopen. Een derde van de algemene toezichtbezoeken van de IGZ wordt onaangekondigd gebracht.
Hoe verklaart u het feit dat de IGZ betoogt signalen van medewerkers serieus te nemen, terwijl medewerkers in instellingen aangeven meerdere malen serieuze klachten te hebben gemeld zonder dat daarop wordt gereageerd? Waar komt dit verschil in ervaring vandaan?
De twee op 19 november 2012 uitgebrachte onderzoeksrapporten over de IGZ laten zien dat de verwachtingen van melders ten aanzien van de rol en taak van de IGZ soms uiteenlopen. In de rapporten hebben de onderzoekers aanbevelingen gedaan om – ook ten aanzien van dit punt – verbeteringen bij de IGZ door te voeren. De nieuwe Inspecteur-generaal van de IGZ komt met een plan van aanpak voor de implementatie van de aanbevelingen. De minister van VWS neemt haar standpunt daarover mee in haar beleidsreactie op beide onderzoeken die zij in februari 2013 aan de Tweede kamer zal zenden.
Op welke wijze kunnen de rapportages van de IGZ over instellingen voor verpleging en verzorging meer transparant worden gemaakt? Is het bijvoorbeeld mogelijk alle rapportages openbaar te maken en zo nodig een deel te anonimiseren?
De inspectie maakt alle rapporten van haar algemene toezicht en thematisch toezicht in de ouderenzorg openbaar op haar website. Rapporten over incidenten in de ouderenzorg zijn moeilijker openbaar te maken vanwege privacyaspecten. De inspectie onderzoekt of zij dergelijke rapportages openbaar kan maken.
Kunt u aangeven op welke wijze de investering van € 10 miljoen extra is besteed?
De IGZ heeft met de extra € 10 miljoen extra medewerkers aangetrokken. Aan het einde van 2012 zal de inspectie een extra capaciteit hebben van ongeveer 100 medewerkers. Deze nieuwe medewerkers worden primair ingezet ter versterking van de handhavingcapaciteit. Voordat de nieuwe medewerkers volwaardig kunnen worden ingezet moeten zij eerst een aantal maanden de interne opleiding tot inspecteur doorlopen. Met de extra capaciteit zet de IGZ onder andere in op meer inspecties op de werkvloer en meer onaangekondigde bezoeken. Voorts verbetert de IGZ haar Incidententoezicht inclusief het omgaan met ernstige klachten. De IGZ investeert fors in het toezicht zowel op de ouderenzorg als op de zorg voor ouderen in de ziekenhuizen en de eerstelijnszorg.
Bent u bereid deze bevindingen mee te nemen in de lopende onderzoeken naar de IGZ?
Beide externe onderzoeksrapporten zijn op maandag 19 november 2012 uitgebracht en op die zelfde dag door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer gezonden. Zoals aangegeven door de minister van VWS komen wij nog met een reactie op beide rapporten.
De Israëlische aankondiging van de bouw van woningen in Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever |
|
Désirée Bonis (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de aankondiging op 6 november jl. van de Israëlische regering om bijna 1 300 nieuwe woningen te gaan bouwen in Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever?1 Heeft u eveneens kennis genomen van de gezamenlijke reactie op deze aankondiging van 11 Europese Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO’s), waaronder IKV Pax Christi en Cordaid?2
Ja.
Deelt u de mening dat deze door de Israëlische regering nieuw aangekondigde bouw in strijd is met het internationaal recht en de hoop op een tweestatenoplossing verder ondermijnt? Zo ja, bent u bereid aan de Israëlische regering over te brengen dat u deze bouw afkeurt? Zo nee, waarom niet?
De bouw van nederzettingen in de Palestijnse Gebieden is in strijd met het internationale recht en ondergraaft de twee-statenoplossing, waarbij Israël en een toekomstige Palestijnse staat in vrede en veiligheid naast elkaar bestaan. Ik heb de aankondiging dan ook veroordeeld.
Bent u tevens bereid deze kwestie met uw EU-collega’s te bespreken om te komen tot een gezamenlijke reactie op voornoemde Israëlische aankondiging? Zo nee, waarom niet?
Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft namens de EU in een verklaring laten weten dat ze de uitbreiding van 1 213 woningen in de nederzettingen Pisgat Zeev en in Ramot ten zeerste betreurt en dat uitbreiding diplomatieke inspanningen bemoeilijkt om terug te keren naar onderhandelingen. De EU heeft er bij Israël herhaaldelijk op aangedrongen een onmiddellijk einde te maken aan de planning, bouw en uitbreiding van alle nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem.
Bent u eveneens bereid in overleg te treden met uw EU-collega’s over de voortdurende overtredingen van het internationaal recht door Israël en mogelijke gevolgen daarvan voor de betrekkingen tussen de EU en dit land? Zo nee, waarom niet?
De nederzettingen zijn in strijd met het internationaal recht en de uitbreiding ervan vormt een groeiende bedreiging voor een twee-statenoplossing. De EU Raadsconclusies van 14 mei jl. zijn hierover ondubbelzinnig. Over de wijze waarop de EU en EU-lidstaten effectief kunnen bijdragen aan het tegengaan van verdere uitbreiding van nederzettingen voert Nederland geregeld overleg in EU-verband.
Problemen die ontstaan als de OV-studentenkaart wordt afgeschaft |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het onderzoek van EenVandaag, waaruit blijkt dat zes van de tien studenten minder college gaan volgen als de OV-studentenkaart voor studenten wordt afgeschaft?1
De reisvoorziening voor studenten wordt niet afgeschaft maar krijgt een andere vorm. Het vrij-reizen verdwijnt vanaf 1 januari 2016 maar studenten krijgen vanaf dat moment korting op hun reizen. Studenten zullen ook in de toekomst bij DUO kunnen lenen, tot een bepaald maximum, voor onder meer de resterende reiskosten die zij moeten maken. Deze lening kent sociale voorwaarden zoals een lange terugbetaalperiode, een lage rente, terugbetaling naar draagkracht en mogelijkheden om een terugbetaalpauze in te lassen.
Deelt u de mening dat het schadelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs als studenten minder college gaan volgen?
Ja, voldoende contacturen zijn belangrijk voor de kwaliteit van onderwijs. Om die reden is bij sommige colleges aanwezigheid verplicht. Het is belangrijk dat studenten hun aanwezigheidsplicht serieus nemen en ook wanneer er geen aanwezigheidsplicht is een verantwoorde afweging maken over hun aanwezigheid.
Hoe oordeelt u over het feit dat 58 procent van de scholieren aangeeft dat de verwachte reiskosten een grote rol gaan spelen bij de studiekeuze?
Eerder onderzoek onder scholieren die al een keuze gemaakt hebben, geeft andere uitkomsten. In 2010 gaf 6% van de bevraagde minderjarige mbo’ers aan dat reiskosten de belangrijkste reden voor de uiteindelijke schoolkeuze was. Voor nog eens 23% van de bevraagde minderjarige mbo’ers speelden reiskosten een rol bij schoolkeuze. Voor maar liefst 71% van de minderjarige mbo’ers speelden reiskosten dus geen rol van betekenis bij schoolkeuze.2
De regering wil scholieren/studenten in hun reiskosten tegemoetkomen door hun een kortingskaart voor het openbaar vervoer te verstrekken én hun de mogelijkheid te bieden om te lenen voor het resterende deel van de reiskosten.
Staat u nog steeds achter uw uitspraak dat studenten dan maar «dichter bij huis» moeten gaan studeren? Vindt u dat niet erg makkelijk en heeft u niet liever dat studenten kiezen voor een goede opleiding, in plaats van een opleiding dichtbij huis?2
Wat ik heb gezegd is dat er niets mis mee is om dichter bij huis te gaan studeren, als daar een vergelijkbare opleiding wordt aangeboden. Veel studenten volgen nu al onderwijs in de regio waar zij wonen. Dat neemt niet weg dat bij een verantwoorde studiekeuze de kwaliteit van de opleiding voorop hoort te staan.
Erkent u dat het lastiger wordt om «dichter bij huis» te gaan studeren, aangezien u tevens van plan bent om de studiefinanciering af te schaffen waardoor het duurder wordt om zelfstandig te gaan wonen?
Het is een misverstand dat studiefinanciering wordt afgeschaft. De aanvullende beurs blijft bestaan en de basisbeurs wordt vervangen door een andere vorm van studiefinanciering: een lening tegen lage rente, die wordt terugbetaald naar draagkracht.
Wat is uw reactie op de website «studentenovmoetblijven.nl», waar in korte tijd circa 50 000 handtekeningen zijn opgehaald voor behoud van de OV-studentenkaart? Deelt u de mening dat deze maatregel meer leed veroorzaakt dan goed is?
De waardering van maatregelen kan in de loop der tijd veranderen. Zo waren veel studenten nog tegen de reisvoorziening toen deze in 1991 werd ingevoerd, terwijl de reisvoorziening nu positief wordt gewaardeerd. Het effect van deze maatregel op de student is afhankelijk van het reisgedrag en het uiteindelijke arrangement dat met de vervoersbedrijven overeen wordt gekomen. Voor minderjarige mbo’ers is de maatregel in elk geval positief. Zij ontvangen nu voor het eerst een landelijke reisvoorziening.
Wat zijn de meerkosten voor studenten als zij zelf hun reiskosten moeten gaan betalen? Zijn hier cijfers en scenario’s over beschikbaar?
Op korte termijn, in ieder geval begin volgend jaar, ontvangt u een «procesbrief» waarin ik zal ingaan op de maatregelen die dit kabinet wil nemen in de studiefinanciering inclusief de ov-kaart voor studenten. In deze brief zal ik ondermeer aangeven op welke wijze ik uitvoering geef aan de motie Slob (33 410, nr. 20).
Bent u bereid te onderzoeken wat de gevolgen zijn van afschaffing van de OV-studentenkaart, met name als het gaat om extra kosten voor studenten, invloed op hun studiekeuze en aantasting van de onderwijskwaliteit?
Zie het antwoord op vraag 7.
De situatie bij Altenova |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de AbvaKabo niet meer welkom is bij stichting Pleyade, in het bijzonder bij het verpleeg- en behandelcentrum Altenova?1
De stichting Pleyade (waar de locatie Altenova onder valt) heeft aangegeven meermalen de Abvakabo te hebben verzocht geen acties te houden op locaties van Pleyade waarbij de leef- en woonomgeving van de cliënten wordt geschaad. Naar de mening van Pleyade is dit wel gebeurd. Hierom heeft Pleyade besloten dat medewerkers van de AbvaKabo alleen nog maar welkom zijn op afspraak en indien hier op voorhand toestemming voor is gegeven. Er is dus geen sprake van het weigeren van toegang. Pleyade heeft ook aan de AbvaKabo aangegeven dat, binnen de rechtmatigheid van het recht op het voeren van actie, vakbondacties mogen worden vormgegeven.
Hangt deze beslissing samen met de werkonderbreking die bij Altenova plaatsvond?2 Bent u bereid dit uit te zoeken?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat een vakbond geweigerd wordt? Erkent u dat dit lijkt op negentiende-eeuwse toestanden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat Pleyade in totaal € 1,6 miljoen heeft ontvangen in het kader van de intensiveringsgelden? Hoeveel medewerkers kunnen daarmee worden aangesteld?
Desgevraagd geeft Pleyade aan dat zij inderdaad € 1,6 miljoen hebben ontvangen in het kader van de intensiveringsgelden. De middelen zijn bedoeld voor heel Pleyade, dus voor alle 9 locaties. Omgerekend naar formatie is dit ongeveer 20 fte.
Hoeveel medewerkers heeft Pleyade daadwerkelijk aangesteld sinds de intensiveringsgelden beschikbaar zijn?
Pleyade heeft voorafgaand aan het ontvangen van de extra middelen hiervoor een plan ingediend bij het zorgkantoor. Dit plan is goedgekeurd en tijdens de periodieke overleggen met het zorgkantoor is de voortgang besproken. Deze maand wordt over de besteding van de middelen ook verantwoording afgelegd aan het zorgkantoor. Desgevraagd geeft Pleyade aan in 2011 al te zijn begonnen met het extra investeren in kwaliteit door het inzetten van extra mensen op de locatie Altenova. Voor de locatie Altenova gaat het om ruim 10 fte.. Hiernaast is er Pleyade breed € 600 000,- extra geïnvesteerd in scholing. De zorgkantoren zien toe op de doelmatige aanwending van deze middelen.
Is de inspanning van Pleyade voor extra personeel in overeenstemming met het (verplichte) plan dat zij daarvoor heeft moeten aanleveren bij het zorgkantoor in die regio?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u een overzicht geven van de inspanningen van zorgkantoren ten aanzien van het controleren van zorginstellingen over de inzet van de intensiveringsmiddelen, zeker ook in verhouding tot de door hen ingeleverde plannen?
Met de zorgkantoren zijn afspraken gemaakt over het toezicht op de doelmatige aanwending van de extra middelen. De gekozen systematiek is zo dat dit onderdeel uitmaakt van het reguliere zorginkoopproces. Om in aanmerking te komen voor de extra middelen hebben zorgaanbieders een plan ingediend bij de zorgkantoren. De zorgkantoren bespreken deze plannen met de aanbieders als onderdeel van de reguliere verantwoording. Hiermee wordt in alle gevallen toegezien op een doelmatige aanwending van de middelen. Hiernaast wordt vanuit VWS op macroniveau de voortgang van de doelstelling gemeten.
De privacy van internetters |
|
Gerard Schouw (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u het bericht gelezen dat Skype de gegevens van een 16-jarige aan beveiligingsbedrijf heeft verstrekt?1
Ja.
Is het waar dat de persoonsgegevens van deze 16-jarige uiteindelijk aan de overheid zijn verstrekt zonder dat hier een bevoegd gedaan verzoek van een overheidsinstantie aan ten grondslag lag?
Sinds de invoering van de Wet bevoegdheden vorderen gegevens (Stb. 2005, 390) is voorgeschreven dat in het belang van het onderzoek van een ieder die daar toegang toe heeft, gegevens kunnen worden gevorderd. Het uitgangspunt van de wetgever is, dat waar gevorderd kan worden, gevorderd moet worden. Het is de politie niet toegestaan om aan een derde een verzoek te doen om gegevens vrijwillig te verstrekken.
Het beginsel dat voor de opsporing relevante gegevens door middel van een vordering dienen te worden verkregen, kan uitzondering leiden wanneer sprake is van een zogenaamde «spontane» informatieverstrekking. Dat wil zeggen de verstrekking (door een derde partij) van informatie aan de opsporing, zonder dat bij de opsporing reeds bekend was dat die derde over die informatie beschikte. Van een spontane verstrekking van informatie dient steeds proces-verbaal te worden opgemaakt. Indien de derde bij het krijgen of verstrekken van informatie zelf onrechtmatig heeft gehandeld, hoeft dit niet in de weg te staan aan het gebruik van de verstrekte gegevens voor het bewijs.
In het desbetreffende opsporingsonderzoek is door een derde partij op een dergelijke spontane wijze informatie verstrekt aan het Team High Tech Crime van het korps landelijke politiediensten. Onder deze gegevens bevond zich persoonsinformatie met betrekking tot een Skype-account dat mogelijk in gebruik was bij een van de betrokkenen bij het strafbare feit. Voorafgaand aan deze verstrekking was bij het opsporingsteam niet bekend dat deze derde partij over de genoemde gegevens beschikte en de informatie is niet gebruikt ter identificatie van de verdachte.
Acht u het wenselijk dat persoonsgegevens door bedrijven aan de overheid worden verstrekt in het kader van een opsporingsonderzoek zonder dat hieraan een bevoegd gedaan verzoek ten grondslag ligt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven van hoeveel personen per jaar persoonsgegevens worden verstrekt aan de overheid in het kader van een opsporingsonderzoek zonder dat hieraan een bevoegd gedaan verzoek ten grondslag ligt?
Nee, het Openbaar Ministerie houdt geen statistieken bij over het aantal gevallen waarin spontaan persoonsgegevens aan de opsporing zijn verstrekt.
Het bericht: “Cipier ernstig gewond na gevangenisgeweld.” |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Cipier ernstig gewond na gevangenisgeweld»?1
Ja.
Is het waar dat een vrouwelijke cipier van de gevangenis in Hoogeveen ernstig is mishandeld door een Antilliaanse gevangene en nu met gebroken ribben en vocht in haar hersenen in het ziekenhuis ligt?
Ik betreur het te moeten bevestigen dat een vrouwelijke medewerker van de Penitentiaire Inrichting (PI) Hoogeveen is aangevallen door een gedetineerde. Zij heeft hierbij ernstig letsel opgelopen, waaronder gebroken ribben. Aan de hand van een MRI-scan is vastgesteld dat zij geen hersenletsel heeft overgehouden aan het incident. Op 7 november is de medewerker ontslagen uit het ziekenhuis. De gedetineerde is overigens niet van Antilliaanse afkomst.
Hoe kon het gebeuren dat een cipier door een gevangene zo ernstig werd toegetakeld?
Op het moment dat het incident zich voordeed was op de betreffende afdeling de gebruikelijke personele bezetting aanwezig. Vrijwel direct nadat de medewerker alarm sloeg, was er een collega van de afdeling ter plaatse, dadelijk gevolgd door collega's van andere afdelingen. Zij hebben de medewerker ontzet. De tijdspanne tussen het moment van alarm slaan, het ontzetten van de medewerker en het onder controle krijgen en afvoeren van de gedetineerde bedroeg slechts enkele minuten. Dat de medewerker desondanks ernstige verwondingen heeft opgelopen, is te wijten aan het excessieve geweld dat de gedetineerde heeft gebruikt.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren?
Op dit moment wordt een onderzoek naar het incident gestart door de calamiteitencommissie van de Dienst Justitiële Inrichtingen. In deze commissie hebben deskundigen zitting van buiten PI Hoogeveen. Ook het voorzitterschap is in handen van een directeur van buiten PI Hoogeveen. Ik wacht de bevindingen en aanbevelingen van dit onderzoek af en onderneem zo nodig passende maatregelen.
Is er aangifte gedaan tegen de crimineel die de cipier mishandelde? Zo nee, waarom niet?
Tegen de gedetineerde is aangifte gedaan van poging doodslag, danwel zware mishandeling. De gedetineerde is aangehouden door de politie en overgeplaatst.
Deelt u de mening dat het schandalig en onacceptabel is dat medegedetineerden toekeken en applaudisseerden? Zo nee, waarom niet?
De gedetineerde verbleef in een regime van algehele gemeenschap. Dit betekent dat de afdeling tijdens het dagprogramma niet wordt afgesloten. De gedetineerden kunnen zich dan vrij over de afdeling bewegen. Enkele gedetineerden die zich op dat moment in de buurt bevonden zijn getuige geweest van het incident. Uit de verklaringen van de medewerkers die tijdens het incident ter plaatste waren, blijkt dat zij applaus hebben gehoord op het moment dat de gedetineerde onder controle werd gebracht. Ik zie dan ook geen aanleiding om actie te ondernemen tegen de medegedetineerden die hebben geapplaudisseerd.
Welke acties gaat u ondernemen tegen de medegedetineerden die stonden toe te kijken en te applaudisseren? Telegraaf, 6 november 2012
Zie antwoord vraag 6.
De problematiek omtrent oude economische eigendomsoverdrachten |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Problemen met oude economische eigendomsoverdrachten» op de website van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie?1
Ja.
Bent u zich bewust van de scheiding tussen het economische en juridische eigendom en van de problemen die zich hierbij kunnen voordoen?
Het verschil tussen juridische en economische eigendom heeft betrekking op het verschil tussen de koop en de levering van een onroerende zaak. Koop en levering van onroerende zaken zijn twee verschillende rechtshandelingen. Bij de koop wordt een relatief recht verkregen dat de koper alleen tegen de verkoper kan inroepen. Bij de levering verkrijgt hij het eigendomsrecht. Dit recht is inroepbaar tegen een ieder en heeft absolute werking. Vanwege de absolute werking van dit recht zijn waarborgen in de wet opgenomen om ervoor te zorgen dat de levering van een onroerende zaak correct verloopt. Zo vindt de levering plaats via een notariële akte en wordt de levering in het Kadaster geregistreerd.
Het begrip economische eigendom is van fiscale oorsprong en heeft betrekking op bijzondere situaties van koop die tot doel hebben het gehele risico en belang over te laten gaan op de koper, zonder dat de eigendom wordt geleverd. Het begrip is verwarrend omdat feitelijk geen sprake is van eigendom. Er is slechts sprake van een relatief, verbintenisrechtelijk, recht dat de koper alleen tegen de verkoper kan inroepen. Volgens de Hoge Raad wordt met het begrip doorgaans gedoeld op het bestaan van een aantal verbintenisrechtelijke rechten en verplichtingen met betrekking tot een zaak, die niet in alle gevallen dezelfde inhoud behoeven te hebben (vgl. HR 5 maart 2004, NJ 2004, 316).
Zolang de levering niet heeft plaatsgevonden, verandert er voor derden niets. De verkoper blijft als eigenaar aansprakelijk wanneer een derde schade ondervindt van een onroerende zaak, bijvoorbeeld door een vallende dakpan. De eigenaar is geregistreerd in het Kadaster en daarmee is voor derden voldoende kenbaar wie aansprakelijk is. Registratie van economische eigendom ligt daarom niet voor de hand. Reden hiervoor is dat het Kadaster vermogensrechten registreert die voor derden werking hebben en geen verbintenisrechtelijke afspraken.
Hoe beoordeelt u de mening dat het voor derden, waaronder overheidsinstanties, niet kenbaar is wie de «echte» eigenaar is van een onroerende zaak, nu deze bij het Kadaster slechts op naam van de juridisch eigenaar staat?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw oordeel over de beschreven problematiek rondom volmachten afgegeven aan de economisch eigenaar inzake de toekomstige levering van de juridische eigendom aan de economisch eigenaar bij dood of faillissement van de volmachtgever?
De keuze voor een koop zonder levering kan risico’s met zich meebrengen voor de koper. De koper verkrijgt immers slechts een relatief recht. Dit geldt ook voor de overdracht van economische eigendom. Dit betekent dat een derde van de koper nooit de eigendom kan verkrijgen en dat de koper voor de levering hiervan afhankelijk blijft van de instemming van de verkoper. Wanneer de verkoper na de koop op een later moment alsnog wordt aangesproken om aan de levering mee te werken, bestaat het risico dat hij weigert om mee te werken of onvindbaar is.
Daarom wordt in de praktijk vaak een onherroepelijke volmacht tot levering verstrekt door de verkoper (volmachtgever) aan de koper (gevolmachtigde) om te voorkomen dat de koper van de verkoper afhankelijk is wanneer hij alsnog de eigendom geleverd wil krijgen. Op deze manier kan de koper de verkoper altijd dwingen om mee te werken aan de levering van een onroerende zaak.
Het risico dat de eigendom door de verkoper mogelijk niet wordt geleverd wanneer de koper hierover wil beschikken, kan alsnog ontstaan wanneer de onherroepelijke volmacht teniet gaat.
Deze situatie hoeft niet te ontstaan bij het overlijden van de verkoper of bij het ontbinden van de rechtspersoon van de verkoper. Artikel 3:74 BW biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid om een onherroepelijke volmacht tot levering af te sluiten, die ook doorwerkt nadat de volmachtgever is overleden. Wanneer een dergelijke volmacht is afgegeven zal de notaris aan de afwikkeling moeten meewerken, ook al verzet de verkoper zich daartegen (Hof Amsterdam 9 november 2006, LJN: AZ2189). Via de schakelbepaling van art. 2:5 BW zal een onherroepelijke volmacht ook haar werking behouden na het einde van een rechtspersoon wanneer deze de volmacht voor haar ontbinding heeft verschaft (zie ook: A.A. Van Velten, Privaatrechtelijke aspecten van onroerende goed, Deventer, 2012, p. 414–415).
Bij faillissement van de volmachtgever gaat de volmacht wel teniet, omdat dit in strijd is met werking die aan het faillissementsbeslag op het vermogen van de volmachtgever behoort toe te komen (MvA II, Parl. Gesch. Boek 3 BW, p. 293).
De hierboven geschetste risico’s die samenhangen met het teniet gaan van een onherroepelijke volmacht, behoren in mijn optiek voor rekening van de koper te komen. Ten eerste was ten tijde van de totstandkoming van de transactie al bekend dat gekozen vorm van verkoop dit soort risico’s met zich bracht. Bovendien blijkt uit het artikel van de KNB dat vóór 31 maart 1995 18:00 uur deze vorm van verkoop vaak werd toegepast om een fiscaal voordeel te benutten, omdat slechts de overdracht van de juridische eigendom belast was met overdrachtsbelasting.
Deelt u de mening dat de procedure van artikel 2:23c Burgerlijk Wetboek omslachtig en kostbaar is en derhalve dient te worden aangepast?
De procedure van art. 2:23c BW biedt schuldeisers of gerechtigden de mogelijkheid om na ontbinding van een rechtspersoon de vereffening te heropenen met het oog op een nog niet vereffende vordering of een nog bestaande bate. Deze procedure kan bijvoorbeeld worden ingezet wanneer na ontbinding blijkt dat de eigendom van een onroerende zaak zich nog bij de ontbonden rechtspersoon bevindt. De procedure van art. 2:23c BW kan alleen door een verzoekschrift bij de rechter worden ingeleid. Deze waarborg vind ik van belang omdat de rechtspersoon al is opgehouden te bestaan en een eventueel batig saldo al is verdeeld onder de gerechtigden. Wanneer een vermeende schuldeiser toch meent aanspraak te hebben op een bate van de ontbonden rechtspersoon, dan dient deze aanspraak zorgvuldig en onafhankelijk te worden getoetst.
Overigens kan de procedure van art. 2:23c BW worden vermeden wanneer de rechtspersoon een onherroepelijke volmacht tot levering heeft afgegeven voordat de rechtspersoon kon worden ontbonden (zie ook: Kraan, Van Velten, Den Tonkelaar, WPNR 6 474, 2002).
Welke oplossingen ziet u voor de in het artikel geschetste en hierboven beschreven problemen en welke kosten zouden daarmee gemoeid zijn?
Koper en verkoper zijn primair zelf verantwoordelijk voor het aandragen van oplossingen voor eventuele ontstane problemen en de daarmee gemoeide kosten. Dit gegeven het feit dat uit het artikel van de KNB blijkt dat de gekozen constructie in de regel tot doel had een fiscaal voordeel te benutten, omdat slechts de overdracht van de juridische eigendom belast was met overdrachtsbelasting. Ik ben daarom ook geen voorstander van een amnestieregeling, zoals bepleit door de KNB.
Daarbij speelt ook dat de juridische en economische eigenaar door de wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer in 1995, waarmee ook de verkrijging van de economische eigendom werd belast, niet fiscaal in een andere positie zijn gekomen. Zowel voor als na de wetswijziging op 31 maart 1995 18:00 uur werd beoogd overdrachtsbelasting te heffen over de verkrijging van de juridische eigendom. Door de wetswijziging zijn van overheidswege geen additionele lasten opgelegd aan belastingplichtigen. Ten slotte kunnen belastingplichtigen die – vrij van overdrachtsbelasting – voor 31 maart 1995 18.00 uur de economische eigendom hebben gekregen door de amnestieregeling in een voordeligere positie terecht komen, dan de belastingplichtigen die na deze datum – belast met overdrachtsbelasting – de economische eigendom hebben gekregen, hetgeen niet het doel van een amnestieregeling kan zijn.
Het overbrengen van piraten naar Nederland |
|
Raymond de Roon (PVV), Lilian Helder (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wordt de minister van Buitenlandse Zaken ook betrokken bij het nemen van een beslissing om aangehouden Somalische piraten naar Nederland over te brengen voor een strafrechtelijke vervolging?1 Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Het instellen van strafrechtelijke vervolging is in het Nederlandse strafrechtelijke stelsel voorbehouden aan het Openbaar Ministerie (OM). Aan de beslissing om in deze casus strafrechtelijke vervolging in te stellen is in nauwe samenwerking met de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie uitvoering gegeven.
Waarom is niet gekozen voor overdracht aan het land van herkomst van de piraten of van de gegijzelde opvarenden of de vlaggestaat van het door de piraten overmeesterde vissersschip? Was een vervolging in de regio uitgesloten? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom is daarvoor niet gekozen?
De Nederlandse regering streeft ernaar verdachten van piraterij zoveel mogelijk te (laten) berechten in de eigen regio in plaats van in Nederland. Door het OM is in nauwe samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken onderzocht of landen in de regio in aanmerking kwamen voor de strafrechtelijke vervolging van de aangehouden verdachten. In deze casus is overdracht aan een ander land om verschillende redenen niet wenselijk geacht. Daarbij is tevens van belang dat er in de onderhavige zaak een duidelijk Nederlands belang is om de verdachten te vervolgen (in lijn met de motie-Ormel2), aangezien sprake was van een verdenking van poging tot moord op Nederlands marinepersoneel. Nederland heeft rechtsmacht ter zake van het delict zeeroof en voor de poging tot moord op Nederlands marinepersoneel.
Is het mogelijk om aangehouden piraten in de regio te laten berechten naar Nederlands recht en door Nederlandse rechters en hen vervolgens hun straf uit te laten zitten in de door de Nederlandse belastingbetaler gefinancierde en reeds gebouwde nieuwe gevangenis in Somalië dan wel enige andere strafinrichting in die regio? Zo neen, wilt u zich inspannen om de bestaande beletselen weg te nemen?
Het is niet mogelijk om verdachten van zeeroof in Somalië of in de regio te laten berechten naar Nederlands recht door Nederlandse rechters. Daarnaast is executie – eventueel gebaseerd op de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots) – van door Nederlandse rechters opgelegde gevangenisstraffen in Somalië momenteel niet mogelijk. Op dit moment wordt mede dankzij een Nederlandse bijdrage onder begeleiding van de UNODC gewerkt aan het vergroten van de detentiecapaciteit in Somalië. Nederland blijft daarnaast internationale inspanningen ondersteunen die zijn gericht op het uitbreiden van justitiële en detentiecapaciteit in de regio, zodat verdachten van zeeroof in de regio kunnen worden vervolgd en berecht en hun in de regio opgelegde straf kunnen ondergaan. Zo steunt Nederland het Regional Anti Piracy Prosecution and Intelligence Coordination Centre (RAPPICC), draagt Nederland bij aan de verbetering van het gevangeniswezen op de Seychellen, en ondersteunt Nederland de opbouwfase van de civiele EU-missie EUCAP Nestor, gericht op maritieme capaciteitsopbouw van de kustwacht van landen in de regio.
Kunnen de naar Nederland overgebrachte piraten na hun berechting in Nederland in een gevangenis in de Somalische regio hun straf uitzitten? Zo ja, wilt u bevorderen dat dit vast beleid van de regering en het Openbaar Ministerie wordt? Zo neen, wilt u zich inspannen om de bestaande beletselen weg te nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u garanderen dat deze piraten nooit asiel in Nederland wordt verleend en dat hun verblijf hier ook niet gedoogd wordt, kortom dat zij in ons land nooit op vrije voeten zullen verblijven?
Het ligt in de lijn der verwachting dat eventuele asielaanvragen van verdachten van piraterij worden afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag3. Daarnaast wordt een asielaanvraag ook afgewezen wanneer betrokkene veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden of meer.
Op dit moment is gedwongen terugkeer naar Somalië niet mogelijk. Deze situatie zal naar aanleiding van het nieuwe ambtsbericht over Somalië, dat binnenkort zal verschijnen, opnieuw worden beoordeeld. Aan betrokkenen kan echter wel strafonderbreking worden verleend na ommekomst van tweederde van de opgelegde gevangenisstraf, indien de vreemdeling Nederland aantoonbaar verlaat en niet terugkeert.
Realiseert u zich dat gedwongen uitzettingen naar Somalië (thans) niet mogelijk zijn waardoor terugkeer van deze piraten naar het land van herkomst alles behalve gegarandeerd is ?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u bevorderen dat aangehouden piraten in principe nooit naar Nederland worden overgebracht? Zo ja, wat gaat u doen om dat te realiseren? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De AWBZ tariefskorting in de vier grote steden |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat er AWBZ tariefkortingen worden opgelegd in de vier grote steden?1 Wilt u uw antwoord toelichten?
Er is geen sprake van een tariefskorting, specifiek gericht op de grote steden.
Net als andere zorgaanbieders in Nederland sluiten de zorgaanbieders in de grote steden een contract met het zorgkantoor. In deze contracten kunnen lagere vergoedingen afgesproken worden dan de maximale tarieven van de NZa.
Wanneer is tot de tariefkorting besloten, en hoe is de informatievoorziening daarover geweest? Waarom is de Kamer niet geïnformeerd?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 1 is er geen sprake van een specifieke tariefskorting (gericht) op de grote steden.
Voor elke prestatie heeft de Nederlandse Zorgautoriteit een maximum tarief vastgesteld. De zorgkantoren en zorgaanbieders mogen geen vergoeding afspreken die deze maximum tarieven te boven gaan. In de inkoopkaders die de zorgkantoren vooraf hebben vastgesteld, is neergelegd op welke wijze de vergoeding aan de zorgaanbieders is opgebouwd. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een kwalitatief betere zorgaanbieder een hogere vergoeding kan ontvangen.
De Tweede Kamer is in het verleden regelmatig geïnformeerd over de werking van de contractering in de AWBZ.
Wat is de reden van de tariefkorting? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 1 is er geen sprake van een specifieke tariefskorting (gericht) op de grote steden.
Hoe verhoudt de korting zich tot de noodzakelijke kwaliteitsverbetering die – voornamelijk in de ouderenzorg – moet plaatsvinden bij zorginstellingen in de vier grote steden?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 1 is er geen sprake van een specifieke tariefskorting (gericht) op de grote steden.
Het systeem van tariefopslagen en kortingen geeft zorgkantoren de mogelijkheid om de kwaliteit van de zorg te honoreren. Indien de kwaliteit van de zorgverlening toeneemt, kan de zorgaanbieder immers een hogere vergoeding ontvangen.
Hoeveel zorgorganisaties hebben te maken met deze tariefkorting en hoeveel geld hebben zij minder te besteden aan zorg?
Alle zorgaanbieders in Nederland hebben te maken met het systeem van contractering. Er is niet minder geld beschikbaar voor de zorg. Vooraf wordt immers bepaald hoe hoog de contacteerruimte is. Dit bedrag kan volledig worden besteed aan AWBZ-zorgverlening. De aanwijzing aan de NZa over de contracteerruimte hangt altijd voor bij het parlement.
Waar worden nog meer tariefkortingen in de zorg opgelegd? Kunt u een overzicht naar de Kamer sturen?
Binnen de ZVW-zorg kennen verschillende zorgsoorten de mogelijkheid om te differentiëren in prijs. (bijvoorbeeld bij de fysiotherapeuten). In de medisch specialistische zorg is per 1 januari 2012 de budgetsystematiek volledig afgeschaft en bestaat er voor alle geleverde zorg, behoudens enkele zorgvormen in het vaste segment, de mogelijk om te differentiëren in prijs (al dan niet onder een maximum). Dit geldt voor de curatieve GGZ in de tweede lijn vanaf 1 januari 2013. In de eerstelijns GGZ gelden reeds vrije prijzen. De huisartsenzorg kent zowel maximum prijzen (bijvoorbeeld de abonnementstarieven) als vrije prijzen (bijvoorbeeld voor de modules modernisering & innovatie).
Wilt u de vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Contracteerruimte AWBZ?
Ja.
De aanhoudende misstanden bij HWW Zorg |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u over de erkenning van de top van HWW Zorg dat het door verkeerde indicaties veel geld is misgelopen? Bent u van mening dat dit mismanagement is? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ik heb bij de zorginstelling nagevraagd in hoeverre er cliënten wonen met een te laag Zorg-Zwaarte-Pakket (ZZP).
De zorginstelling heeft aangegeven dat er deze zomer op één van de locaties – bij een gebruikelijke controle van de zorgzwaarte van haar cliënten – is geconstateerd dat bij een aantal cliënten een hogere ZZP indicatie aangevraagd moest worden. Dit is vervolgens direct gebeurd. Het hanteren van dergelijke controle en daarmee het vroegtijdig opsporen van eventueel «achterhaalde» indicaties (opdat er direct nieuwe en adequate indicaties kunnen worden aangevraagd) vind ik geen mismanagement.
Erkent u dat door het mislopen van het geld, door de te lage indicaties, ook de personeelsbezetting navenant lager is geweest? Kunt u uw antwoord toelichten?
Soms is een ZZP-profiel voor wat betreft de bekostiging wat ruimer dan een cliënt precies nodig heeft, soms wat krapper. Voor een instelling « middelt dat uit». De
Instelling kan zo flexibel inspelen op de behoefte aan zorg van haar cliënten en op de inzet van personeel. Bij een aantal achterhaalde ZZP’s behoefter niet direct sprake van te lage inzet van personeel.
Wat is uw reactie op het «dagboek van de zorg. HWW Zorg. Getuigenissen van medewerkers en familie van bewoners HWW Zorg, najaar 2012» leest?2
Ik heb kennis genomen van het document.
Ik vind het belangrijk dat de bestuurder van HWW de klachten serieus neemt. Als bestuurder is zij primair verantwoordelijk voor de inzet en kwaliteit van het personeel en de geleverde zorg. De zorginstelling heeft ook een klachtenregeling en een klachtencommissie met een onafhankelijke voorzitter. Om de klachten zorgvuldig te onderzoeken en te behandelen is het van belang dat de klachten bij de zorginstelling neergelegd worden.
Bent u ook geschrokken van de mate van intimidatie van personeel bij HWW Zorg dat praat met de pers over de erbarmelijke kwaliteit of de intimidatie van medewerkers die betrokken zijn bij de vakbond? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet beoordelen of en zo ja in hoeverre personeel wordt geïntimideerd. In haar volgende bezoeken zal IGZ gaan praten met medewerkers en cliëntenraad.
Erkent u dat naar zorgpersoneel dat al een lange tijd en in grote getale – zij het soms anoniem – aangeeft dat de kwaliteit onder de maat is geluisterd moet worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het in algemene zin belangrijk dat het management en de bestuurder luisteren naar de medewerkers. Zeker vanuit het oogpunt van kwaliteitsverbetering is het belangrijk om het oordeel van medewerkers ter harte te nemen. De medewerkers weten namelijk doorgaans heel goed wat er niet goed gaat op de werkvloer en wat hieraan veranderd moet worden.
Erkent u tevens dat voor personeel dat werkt in de zorg vakbondsrechten onverkort van kracht zijn? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zorgwerkgevers dit te laten weten?
Voor ieder personeel zijn de vakbondsrechten van kracht. Dit is bekend bij werkgevers, ook degenen die in de zorg actief zijn.
Vindt u het passend dat zorgpersoneel cursussen krijgt over hoe het om moet gaan met onderbezetting? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind dat niet passend wanneer een organisatie zich erbij neerlegt dat er te weinig personeel is. Ik vind het verantwoord wanneer een zorginstelling inziet waar problemen liggen en het personeel zo goed mogelijk voorbereidt op het – tijdelijk – moeten stellen van prioriteiten tijdens een periode van onderbezetting. Deze periode moet natuurlijk zo kort mogelijk zijn.
Welke keuze zou u maken wanneer u alleen in de huiskamer staat met een groep van 13 geriatrische bewoners die permanent toezicht nodig hebben, terwijl één bewoner is uitgegleden op de gang en om hulp roept? Erkent u dat dit een ondragelijk dilemma is?
Dit is inderdaad een moeilijk dilemma.
Wat is uw reactie op de steunverklaring van een familielid waaruit blijkt dat de moeder als bewoner van HWW Zorg een dagenlange hartaanval had, zonder dat dit opgemerkt werd?3
Bent u van mening dat dit een incident is? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo neen, wat gaat u doen om toekomstig leed door onopgemerkte ziekte of aandoening te voorkomen?
Is er melding gedaan bij de Inspectie van dit incident? Kunt u de Kamer informeren of er in die melding sprake is van een oorzaak, gelegen in onderbezetting?
Erkent u dat het onopgemerkt blijven van ernstig lijden van een bewoner, in dit geval iemand met een vijf dagen durende hartaanval, en tegelijkertijd een te lage personeelsbezetting, een oorzakelijk verband kunnen hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid uit te zoeken of het juridisch mogelijk is dat de bestuurders van HWW Zorg aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de slechte kwaliteit van zorg die deze bewoner heeft gehad, met als oorzaak te weinig personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?
De instelling is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg. Zoals ik ook recent op Kamervragen van het lid Agema heb geantwoord, is het op dit moment al mogelijk om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor schade die door hun handelen is veroorzaakt, mocht een instelling daar aanleiding toe zien. Een rechtspersoon (in dit geval dus de zorginstelling) kan een (voormalig) bestuurder hoofdelijk aansprakelijk stellen. De overheid heeft deze mogelijkheid niet. De rechter beoordeelt of een bestuurder tegenover de rechtspersoon aansprakelijk is voor de schade en of hij hiervoor hoofdelijk aansprakelijk is. De rechter doet dit door te onderzoeken of de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Op 5 juni 2012 is de motie Gerbrands (PVV)[1] aangenomen waarin de regering wordt verzocht de corporate governance regelgeving dusdanig aan te passen dat het mogelijk wordt om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het leveren van slechte kwaliteit van zorg.
Het kabinet zal komen met een visie op governance in de zorg. Hierbij zal aansprakelijkheid van bestuurders ook worden meegenomen.
[1] Kamerstukken II 2011/12, 31 016, nr. 27
Maatregelen die moeten voorkomen dat mensen gaan roken |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Minister moet niets hebben van strenge tabaksregels»1?
Ja.
Is het waar dat u de Europese Commissie heeft laten weten dat u geen voorstander bent van vergaande rookbeperkende maatregelen, zoals het verplicht stellen van foto’s op verpakkingen, het inperken van het aantal sigarettenautomaten en strengere regels ten aanzien van additieven? Op welke gronden bent u tot deze mening gekomen?
De Europese Commissie (EC) bereidt een wijziging voor van de Tabaksproductrichtlijn en heeft een consultatie uitgezet over de voorgestelde aanpassingen. Nederland heeft in deze consultatieronde input geleverd over bijvoorbeeld consumenteninformatie, ingrediëntenregulering, rapportage en registratie van ingrediënten en de toegang tot tabaksproducten. De EC heeft nog geen definitief voorstel gedaan voor de herziening. Ik heb daarom ook nog geen standpunt hierover ingenomen. Als het voorstel er ligt, zal ik, op basis van het RIVM-advies en eigen afwegingen, een standpunt bepalen. Dit zal met uw Kamer worden besproken (conform het behandelvoorbehoud dat de Kamer heeft gemaakt bij de selectie van Europese prioriteiten).
Waarom bent u van mening dat het verplicht stellen van afschrikwekkende foto’s op verpakkingen in Nederland niet nodig is?
Volgens het RIVM zijn er aanwijzingen dat generieke verpakkingen («plain packaging») het product minder aantrekkelijk maken. Dit lijkt versterkt te worden door het gebruik van grote fotowaarschuwingen. Over het langetermijneffecten van afschrikwekkende plaatjes is nog veel discussie gaande. Zo is bijvoorbeeld nog niet aangetoond dat fotowaarschuwingen de rookprevalentie daadwerkelijk gunstig beïnvloeden. Het is volgens het RIVM mogelijk dat men gaat wennen aan fotowaarschuwingen en dat gunstige effecten daarmee (deels) verdwijnen.
Het verplicht stellen van foto’s op pakjes is wellicht een van de maatregelen in het voorstel voor de herziening van de richtlijn (zie ook het antwoord op vraag4.
Bent u bekend met de situatie in België, waar direct een effect zichtbaar was nadat afschrikwekkende foto’s op pakjes werden geplaatst? Vindt u dat Nederland het voorbeeld van België zou moeten volgen? Zo nee, wat maakt de situatie in Nederland anders dan in België?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt uw uitspraak dat het «nog onvoldoende wetenschappelijk is bewezen dat foto’s op pakjes ook daadwerkelijk effect hebben op rokers»2 zich tot de conclusie van het RIVM dat fotowaarschuwingen «vaker worden opgemerkt, de gezondheidsrisico's beter communiceren, een grotere emotionele reactie oproepen en de motivatie vergroten van tabaksgebruikers om te stoppen of te minderen»?3 Wat is uw oordeel over het RIVM-rapport?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u toelichten waarom u vindt dat het verbieden van de verkoop via sigarettenautomaten een te grote belasting voor het bedrijfsleven is? Kunt u toelichten waarom u het niet nodig vindt deze maatregel in Nederland in te voeren? Wat is volgens u het verschil tussen Nederland en andere lidstaten op dit punt?
Dit is mogelijk een van maatregelen in het komende voorstel voor de herziening van de Tabaksproductrichtlijn waarop het kabinet in dat geval te zijner tijd nog een standpunt moet innemen (zie het antwoord op vraag5.
Kunt u toelichten waarom u vindt dat het verkopen van sigaretten aan minderjarigen in Nederland niet verboden hoeft te worden? Wat is volgens u het verschil tussen Nederland en andere lidstaten op dit punt?
De minimumleeftijd voor het kopen van tabak is in Nederland 16 jaar. Ik ben voornemens om deze leeftijd te verhogen naar 18 jaar, net als in de meeste EU-lidstaten al het geval is. Het beleid ten aanzien van middelengebruik wordt daarmee consistent voor alcohol en tabak: het tegengaan van schadelijk middelengebruik bij volwassenen en het voorkomen van middelengebruik bij minderjarigen. De meeste jongeren die gaan roken, beginnen rond 15–16 jaar. Wie op zijn 18e nog niet rookt, gaat daarna zelden nog beginnen. Ik verwacht daarom dat deze maatregel zal bijdragen aan het tegengaan van (jeugd)roken. Bovendien ondersteunt een eenduidige norm voor middelengebruik ouders bij de opvoeding van hun kinderen op dit punt.
Kunt u toelichten waarom u vindt dat er geen strengere regels ten aanzien van additieven hoeven te komen? Wat is volgens u het verschil tussen Nederland en andere lidstaten op dit punt?
Verschillende landen binnen en buiten de EU nemen uiteenlopende maatregelen ten aanzien van het reguleren van ingrediënten. Veel landen kiezen er voor om (nog) niet aan tabaksproductregelgeving te doen omdat er nog onvoldoende wetenschappelijk bewezen effect is. Bijvoorbeeld in België en VK is er wel sprake van een vorm van ingrediënten regulering. Ook dit onderwerp zal betrokken worden bij de besluitvorming over het komende voorstel voor de herziening van de Tabaksproductenrichtlijn.
Overigens wordt in Nederland al wel een stap gemaakt met het verbeteren van consumenteninformatie over de schadelijke effecten van tabak en tabaksingrediënten. Nog deze maand worden de gegevens over ingrediënten in tabak actief openbaar gemaakt op www.tabakinfo.nl.
Wat is volgens u de reden dat Nederland in zijn advies aan de Europese Commissie veel minder ver gaat dan andere Europese lidstaten, waaronder België, Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje, Duitsland en Oost-Europese lidstaten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wat is de reden dat Nederland op de Tobacco Control Scale van nummer 7 in 2004 naar nummer 13 in 2010 is gezakt? Welke concrete maatregelen moeten er toe leiden dat Nederland weer stijgt op deze lijst? Kunt u dit toelichten?
Het schrappen van de vergoeding van medicatie bij stoppen met roken in 2012 en de uitzondering op het rookverbod voor kleine eenmanskroegen, heeft waarschijnlijk geleid tot de daling van de 7e naar de 13e plaats. Hoewel Nederland gelukkig wereldwijd nog steeds hoog staat op de ranglijst vind ik een daling niet goed. Overigens scoort Nederland op de Eurobarometer 2012 (jaarlijks rapport van de Europese Commissie) een vierde plaats op basis van de lage rookprevalentie en samen met Denemarken een eerste plaats op basis van het hoge percentage stoppers.
Wat vindt u van het feit dat het aantal rokers in Nederland met 170 000 is toegenomen? Is u bekend wat de oorzaak van deze toename is? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Er zijn nog geen definitieve cijfers zijn over 2012. Ik vind het op dit moment nog voorbarig om te spreken over een verhoging.
Hoe verhoudt de toename van het aantal rokers zich tot uw uitspraken dat u afgerekend kunt worden op het resultaat van uw beleid ten aanzien van tabaksgebruik?4 Is de toename van het aantal rokers voor u aanleiding het beleid te herzien? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
De toename van het aantal rokers |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek van TNS Nipo, waaruit blijkt dat het aantal rokende Nederlanders voor het eerst sinds lange tijd weer toeneemt en dat er dit jaar naar schatting zo’n 170 000 rokers bijkomen?1
Zie het antwoord op vraag 11 van Kamerlid Hilkens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 983).
Deelt u de analyse dat deze stijging komt door de uitzondering van het rookverbod voor kleine café»s, doordat de «stoppen-met-rokenprogramma’s» in 2012 niet werden vergoed en doordat er geen anti-rookcampagnes meer zijn? Indien nee, wat is uw alternatieve verklaring?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u voornemens de maatregel uit het Begrotingsakkoord 2013 om de «stoppen-met-rokenprogramma’s» weer te vergoeden de komende kabinetsperiode van 2013–2017 structureel voort te zetten?
Vanaf 2013 is financiële dekking geregeld binnen het Budgettair Kader Zorg. De omvang van de aanspraken in het basispakket van de Zorgverzekeringswet kunnen wel periodiek worden herzien in het kader van de betaalbaarheid van de zorg.
Klopt het bericht dat u geen voorstander bent van nieuwe tabaksmaatregelen zoals voorzien in de herziening van de «EU-Tabaksproductierichtlijn 2001/37/EG» waaronder het plaatsen van afschrikkende foto’s op verpakkingen en het beperken van het aantal verkooppunten?2 Zo ja, waarom slaat u het advies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) ten aanzien van deze maatregelen in de wind?
Zie het antwoord op vraag 2 van Kamerlid Hilkens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 983).
Op welke wijze gaat u in de nieuwe kabinetsperiode van 2013–2017 het aantal rokers en de schade door tabaksgebruik terugdringen?
Het tabaksontmoedigingsbeleid bestaat uit effectieve beperkende maatregelen zoals een algeheel reclameverbod, prijsbeleid via accijnsheffing en een rookverbod voor openbare ruimten. Deze maatregelen blijven van kracht. Op het gebied van leefstijl zal ik net als mijn voorganger prioriteit geven aan de jeugd. Ik investeer de komende jaren extra in voorlichting en preventie via schoolpreventieprogramma’s, zowel gericht op jongeren als hun ouders en via digitale platforms die jongeren veel bezoeken, zoals chat en social media. Het Trimbos-instituut voert als kenniscentrum op het gebied van verslaving en middelengebruik de meeste van deze programma’s uit, en doet dat vanaf 2013 ook voor roken.
Verder vind ik het belangrijk dat voor consumenten objectieve en gedegen voorlichting beschikbaar is, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken om wel of niet te roken.
Daar hoort bijvoorbeeld ook bij dat de consument goed geïnformeerd wordt over de samenstelling van tabaksproducten, of hulp bij stoppen met roken. Nog dit jaar worden de gegevens over ingrediënten in tabak actief openbaar gemaakt op www.tabakinfo.nl.
Op twee punten zal een wijziging in het beleid plaatsvinden:
Zorg bij stoppen met roken (inclusief de medicatie) wordt vanaf volgend jaar onderdeel van de basisverzekering. Daarnaast ben ik voornemens de minimumleeftijd voor het kopen van tabak te verhogen naar 18 jaar.
Onderdrukking in China |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «China: Crackdown escalates ahead of leadership change»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat, aan de vooravond van het achttiende partijcongres in China ten minste 130 activisten zijn opgepakt dan wel dat hun beperkingen zijn opgelegd en dat organisaties die campagne voeren voor de bescherming van rechten, door de Chinese autoriteiten zijn gedwongen te sluiten? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Er zijn gevallen bekend van personen en organisaties die beperkingen zijn opgelegd vanwege het achttiende Partijcongres. Zo is een aantal mensenrechtenverdedigers onder verscherpt toezicht geplaatst, is verhinderd dat zij deel nemen aan bepaalde evenementen of zijn zij gesommeerd Peking te verlaten. Exacte aantallen zijn nog niet bekend.
Is het waar dat activisten momenteel gevangen worden gehouden in onwettige detentiecentra, zogenaamde «black jails»? Komt deze praktijk vaker voor in China? Acht u, net als Amnesty International, dergelijke «black jails» onwettig? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Willekeurige arrestatie en gevangenhouding maken inbreuk op universele mensenrechten en zijn in strijd met internationale verdragen. Berichten over het bestaan van «black jails», die in China zouden worden gebruikt om «petitioners» in verzekerde bewaring te stellen, geven dan ook aanleiding tot zorg. Deze zorg is in EU-verband overgebracht tijdens de meest recente EU-China mensenrechtendialoog, die eind mei 2012 in Brussel werd gehouden.
Is het waar dat ook het internet verder aan banden is gelegd in China? Indien neen, wat zijn hierover dan de feiten? Indien ja, kunt u aangeven op welke manieren het internetgebruikers moeilijk gemaakt wordt om informatie online te raadplegen?
Bepaalde buitenlandse websites, waaronder social media websites en overzeese Chineestalige media, zijn in China sinds geruime tijd geblokkeerd. Recentelijk zijn nog enkele additionele, Engelstalige nieuwswebsites, bijvoorbeeld New York Times en Bloomberg geblokkeerd naar aanleiding van kritische berichtgeving over China. Verbindingen met buitenlandse websites vanuit China zijn doorgaans aanzienlijk trager dan verbindingen met binnenlandse websites. Binnen China dienen internetbeheerders er zelf op toe te zien dat de inhoud van hun websites niet in strijd is met relevante regelgeving, en de autoriteiten voeren bovendien controle uit op naleving van deze regels.
Kunt u verder bevestigen dat ook het transport naar onder andere Tibet en Xinjiang verder wordt bemoeilijkt? Indien neen, wat zijn hier dan de feiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor zover bekend zijn er in verband met het partijcongres geen nieuwe regels voor binnenlandse reizen van kracht. Grote delen van Tibet waren en zijn nog steeds niet toegankelijk voor Westerse media en diplomaten. In heel China zijn in aanloop naar het partijcongres de veiligheidsmaatregelen aangescherpt, wat zich onder andere uit in het strikter naleven van bestaande regels. Zo zijn de regels dat treintickets in heel China uitsluitend op naam kunnen worden gekocht reeds sinds 1 januari 2012 van kracht.
Deelt u de opvatting dat China deze campagne om activisten te vervolgen dient te staken en dat alle activisten die voor het uiten van hun mening zijn opgepakt dienen te worden vrijgelaten? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord 3 en 7
Bent u bereid bij uw Chinese collega’s aan te dringen op directe vrijlating van alle activisten die enkel voor het uiten van hun mening zijn opgepakt? Indien neen, waarom niet?
Vrijheid van meningsuiting, inclusief internetvrijheid, is onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Vervolging van personen vanwege hun mening maakt inbreuk op universele mensenrechten en is in strijd met internationale verdragen. Individuele gevallen waarbij (mogelijk) sprake is van vervolging wegens het uiten van een mening worden onder de aandacht van de Chinese autoriteiten gebracht, bijvoorbeeld tijdens de meest recente EU-China mensenrechtendialoog in mei jl. en de EU-Chinatop in september jl. In voorkomende gevallen wordt aangedrongen op directe vrijlating. Eerder zijn individuele gevallen ook tijdens bilaterale mensenrechtenconsultaties met China aan de orde gesteld. Het voornemen is dit wederom te doen tijdens de eerstvolgende bilaterale mensenrechtenconsultaties met China.
De acties in de verpleeghuiszorg van 3 november jl. |
|
Renske Leijten (SP), Linda Voortman (GL), Tunahan Kuzu (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Is het waar dat zorgaanbieder Amsta, waar onder meer het Sarphatihuis deel van uitmaakt, per 1 januari 2012 4,1 miljoen euro heeft gekregen uit de intensiveringsmiddelen langdurige zorg om extra handen aan het bed aan te nemen?
Desgevraagd laat Amsta weten uit hoofde van de intensiveringsmiddelen voor de sector V&V € 3 426 134,– en voor de sector VG € 695 619,– te hebben ontvangen. Bij elkaar gaat het om een bedrag van ruim € 4.1 miljoen euro.
Is het waar dat de extra medewerkers nog steeds niet zijn aangenomen, terwijl de werkdruk onverminderd hoog is? Wat vindt u hiervan? Waar zijn de intensiveringsmiddelen wel aan besteed?
Om in aanmerking te komen voor de extra middelen dienen zorginstellingen een plan te overleggen aan het zorgkantoor waarin zij aangeven hoe zij, in lijn met de doelstellingen van het convenant, de middelen gaan besteden. Navraag bij Amsta leert dat Amsta eind 2011 een plan heeft ingediend, met positief advies van haar eigen Centrale Cliëntenraad en de Ondernemingsraad. Over de voortgang van het project heeft Amsta in juli 2012 een voortgangsrapportage opgesteld. Hieruit blijkt dat er onder andere structureel wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen en het werven van extra personeel. Amsta geeft aan de middelen te hebben aangewend in lijn met de doelstellingen van het convenant.
Wat vindt u ervan dat er mensen met een flex-contract bij Amsta werken, die graag een vast contract willen en hiervoor gesolliciteerd hebben, maar niet zijn aangenomen, terwijl ze hard nodig zijn en het geld om ze aan te nemen op de plank ligt?
Het is aan individuele instellingen zelf om te bepalen welk type medewerkers zij aannemen en welk soort contract zij aanbieden. De ondernemingsraad kan met de werkgever bespreken wat – gegeven de specifieke (markt)omstandigheden van de werkgever – een aanvaardbare omvang is van de flexibele schil in de personeelsformatie. In de cao wordt ook aandacht aan dit punt besteed. Hiermee is de (wettelijke) basis gevormd voor een goede afweging van de werkgevers- en de werknemersbelangen. Desgevraagd geeft Amsta aan dat de verhouding vast- flexibel personeel bij hun ongeveer 85% – 15% is en dat alle medewerkers, dus ook flexwerkers, kunnen reageren op interne vacatures, indien er vacatures zijn. Mede gezien het antwoord op vraag 2 is er geen sprake van geld dat «op de plank ligt».
Wat vindt u ervan dat Amsta wel de middelen heeft om haar raad van bestuur 1,2 miljoen euro te betalen terwijl de gevolgen bij Amsta merkbaar zijn op het gebied van continuïteit en kwaliteit van zorg door de enorm hoge werkdruk en tekort aan personeel?
Desgevraagd geeft Amsta aan haar bestuurders geen € 1,2 miljoen salaris te betalen. Dit bedrag staat op de begroting onder de noemer van Raad van Bestuur maar het is een optelsom van diverse kosten die geboekt worden op die specifieke «kostenplaats». De post bevat naast de salarissen van de beide bestuurders ook de salarissen van enkele andere medewerkers, de kosten van lidmaatschappen van verenigingen als Actiz, VGN en Sigra en de vergoedingen voor toezichthouders e.d. Het zijn kosten die elke organisatie heeft en vaak op een andere kostenplaats worden geboekt, maar bij Amsta onder Raad van Bestuur zijn opgenomen. De salarissen van de Raad van Bestuur van Amsta zijn openbaar. Uit het jaarverslag over 2011 blijkt dat het salaris lager is dan de norm van 130% van het huidige ministersalaris. Overigens wijs ik op de kabinetsaanpak van een normering van de topinkomens tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau die is neergelegd in de Wet normering topinkomens (WNT). De Eerste Kamer heeft dit voorstel op 13 november 2012 aanvaard.
Wat vindt u ervan dat Amsta blijkbaar wel geld heeft om 5 beveiligingsmedewerkers tijdens de staking van 3 november jl. In te huren? Deelt u de mening dat dit geld beter aan zorgmedewerkers besteed kan worden?
Deze afweging is zo specifiek en afhankelijk van factoren die op dat moment spelen, dat die alleen op het niveau van de instelling kan worden gemaakt. Ik kan daar vanuit mijn positie geen onderbouwd oordeel over geven.
Deelt u de mening dat elke euro van de intensiveringsmiddelen besteed moet worden aan handen aan het bed? Bent u bereid Amsta en andere verpleeghuizen te vragen een overzicht aan te leveren van de manier waarop zij de middelen tot nu toe besteed hebben? Zo nee, waarom niet? Als blijkt dat dit geld niet aan zorg is besteed, welke gevolgen zijn daar dan aan verbonden en op welke wijze kan ervoor gezorgd worden dat dit geld alsnog besteed wordt aan zorg?
De intensiveringsmiddelen dienen te worden besteed aan het extra aannemen en opleiden van zorgpersoneel. De zorgkantoren zien toe op de doelmatige aanwending hiervan. Zorgkantoren zijn ook in staat, indien de middelen niet doelmatig worden aangewend, om maatregelen te nemen zoals het korten van het budget en het herverdelen van de middelen. Amsta heeft aangegeven de middelen te hebben aangewend in lijn met de doelstelling van het convenant. Door een voortgangsrapportage aan het zorgkantoor heeft Amsta inzicht gegeven in de voortgang van de besteding van de middelen. Deze voortgangsrapportage is ook aangeboden aan de Ondernemingsraad en de Cliëntenraad en is op het intranet van Amsta inzichtelijk voor alle medewerkers. Naast het toezicht van het zorgkantoor monitor ik op macroniveau de voortgang van de realisatie van de extra middelen. Er zijn mij geen signalen bekend dat de middelen niet doelmatig worden aangewend. Uit de overleggen die op ambtelijk niveau worden gevoerd met de branchepartijen en individuele instellingen komt een beeld naar voren dat er voortvarend wordt gewerkt aan het extra opleiden en aannemen van personeel. Gezien deze manier van monitoren en de signalen die ik ontvang uit het veld ben ik niet voornemens om elke individuele zorginstelling te vragen naar een overzicht.
Wat vindt u ervan dat medewerkers van Amsta mails van hun leidinggevende toegestuurd krijgen dat ze niet mogen staken. Hoe verhoudt dit zich tot het recht om te staken? Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat zorgmedewerkers in de toekomst belemmerd worden in de uitoefening van het recht om te staken?
Desgevraagd laat Amsta weten dat zij op het moment dat er geruchten waren van acties en voordat de actie aangemeld was door de Abvakabo, het personeel hebben geïnformeerd over de acties met daarin aandachtspunten om de continuïteit en kwaliteit van de zorg niet in gevaar te brengen. Het recht op staken staat wat ons betreft niet ter discussie, ook bij Amsta niet. Daarom hoeven er ook geen aanvullende maatregelen te worden genomen over de uitoefening van het recht om te staken. In het Europees Sociaal Handvest (ESH) en in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is immers een recht op staken geregeld. Het stakingsrecht kan door een rechter worden beperkt, onder andere als de rechten en vrijheden van anderen in het geding zijn of voor bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid en de goede zeden. Het stakingsrecht in Nederland ligt dus vast in de jurisprudentie. Op die wijze is geregeld dat de rechter van geval tot geval de belangen kan afwegen van de bij het conflict betrokken partijen en van derden.