Het samenplaatsen van (levens)langgestraften |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is de stand van zaken met betrekking tot uw voornemen om tot levenslang en tot zeer lange gevangenisstraf veroordeelden samen te plaatsen op speciaal daarvoor bestemde afdelingen in het gevangeniswezen?1
Op dit moment wordt de samenplaatsing van levenslang gestraften met zeer lang gestraften voorbereid. Dit is een proces dat de nodige zorgvuldigheid vraagt. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de plaatsing per 1 januari 2013 zou zijn gerealiseerd. Dit proces is vertraagd omdat het uit oogpunt van veiligheid noodzakelijk is om eerst bij elke gedetineerde die in beginsel in aanmerking komt voor samenplaatsing een risicotaxatie af te nemen. In de afgelopen periode is gebleken dat niet alle gedetineerden hieraan medewerking verlenen. Zoals ik in mijn brief van 16 april 2012 (Kamerstukken II 24 587, nr. 464) al aangaf, worden (levens)langgestraften samengeplaatst op basis van vrijwilligheid.
Er is geen sprake van een heroverweging van het besluit. Ik verwacht dat de samenplaatsing van (levens)langgestraften die hiervoor in aanmerking willen komen voor 1 juli a.s. kan worden gerealiseerd.
Is het door u genoemde voornemen om per februari 2013 deze samenplaatsing van (levens)langgestraften een feit te laten zijn gerealiseerd?2 Zo nee, waar ligt dit aan?
Zie antwoord vraag 1.
Per wanneer zal deze samenplaatsing van (levens)langgestraften gerealiseerd zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Is er slechts sprake van vertraging bij de invoering of wordt dit besluit opnieuw overwogen? Indien dit laatste het geval is, kunt u hiervoor dan de redenen toelichten? Welke argumenten spelen er?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de in uw brief van 16 april 20123 genoemde inventarisatie onder gedetineerden niet openbaar wordt gemaakt en dat dit eveneens geldt voor het advies hierover van deskundigen? Waarom is dit niet openbaar?
De inventarisatie en het deskundigenadvies worden niet openbaar gemaakt vanwege privacy redenen. Iedere levenslanggestrafte is immers herkenbaar.
Indien er goede redenen zijn de hiervoor genoemde inventarisatie en het advies niet openbaar te maken, kan dan tenminste de strekking van het advies en de conclusie van de inventarisatie worden weergegeven? Zo nee, waarom niet?
Om dezelfde privacy redenen ook kunnen de strekking en de conclusie van de inventarisatie niet worden gedeeld.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg gevangeniswezen op 14 maart 2013?
Ja.
Aanvaringen met illegale walvisvaarders |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Schepen Sea Shepherd geramd door walvisvaarders»?1
Bent u bereid de Japanse ambassadeur om opheldering te vragen over de gang van zaken rond deze aanvaring(en), gelet op het feit dat de aangevallen schepen onder Nederlandse vlag varen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid uw Australische ambtsgenoot te vragen zo nodig hulp en bijstand te verlenen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat indien er sprake is van eigenrichting door Japanse walvisvaarders, hiertegen opgetreden dient te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze, en welke taak ziet u daarin weggelegd voor de Nederlandse regering?
Het bericht dat mensen geen tegemoetkoming vanuit de wtcg hebben ontvangen |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Vindt u het verantwoord dat mensen die een tegemoetkoming vanuit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) ontvangen, deze nog steeds niet hebben ontvangen? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Het streven is om rechthebbenden zo snel mogelijk hun tegemoetkoming te verstrekken. Onvolledige of incorrecte klantgegevens zijn de belangrijkste oorzaak van het niet (tijdig) uitbetalen van de tegemoetkoming Wtcg. Zo vereist (tijdige) uitbetaling van de tegemoetkoming de nodige informatie en correcte gegevens van de rechthebbende. Als het CAK niet beschikt over het rekeningnummer van een klant, dan kan het CAK niet overgaan tot uitbetaling. Soms wordt wel overgegaan tot uitbetaling, maar mislukt deze uitbetaling door foutieve (of opgeheven) rekeningnummers of tenaamstellingen. Het CAK vraagt de klant bij het ontvangen van de beschikking de (bank)rekening gegevens te controleren en waar nodig te completeren. Klanten kunnen hiervoor een antwoordkaart terugsturen. Daarnaast liggen technische redenen ten grondslag aan het later dan beoogd uitbetalen van de Wtcg-tegemoetkoming.
Het CAK betaalt overigens inmiddels in december een veel groter percentage van de tegemoetkomingen uit dan bijvoorbeeld in het eerste jaar. Zo is in december 2010 87% van de in oktober 2010 verstuurde beschikkingen voor de tegemoetkoming 2009 uitbetaald. In 2011 en 2012 is dit percentage gestegen naar 96% uitbetaalde beschikkingen van respectievelijk de tegemoetkoming over 2010 en 2011.
Hoeveel mensen hebben geen tegemoetkoming ontvangen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover spoedig te informeren?
Het is vervelend dat sommige personen hun tegemoetkoming nog niet hebben ontvangen, maar zoals u kunt lezen bij het antwoord op vraag 1 en 3 ligt de oorzaak niet in alle gevallen bij het CAK.
In oktober hebben bijna 2,2 miljoen personen een beschikking ontvangen, omdat zij recht hebben op de Wtcg-tegemoetkoming over 2011. Begin dit jaar resteerden er nog circa 85.000 tegemoetkomingen die uitbetaald moesten worden. Het CAK heeft er alles aan gedaan om zoveel mogelijk van deze tegemoetkomingen voor 1 maart uit te betalen. Zo zijn in januari en februari circa 53.000 tegemoetkomingen uitbetaald. Met de betalingen in januari en februari zijn alle in 2012 beschikte rechthebbenden uitbetaald, uitgezonderd rechthebbenden waarvan het CAK nog niet beschikt over correcte (bank)rekeningnummers. Binnen een maand nadat het juiste of ontbrekende (bank)rekeningnummer van de overige rechthebbenden alsnog bij het CAK bekend wordt, volgt uitbetaling.
Welke oorzaken zijn er voor het niet uitbetalen van de tegemoetkoming? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover spoedig te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Krijgt u ook signalen dat mensen niet geïnformeerd zijn door het Centraal Administratiekantoor (CAK) over het niet uitbetalen van de tegemoetkoming in januari jl.? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat het CAK te allen tijde mensen tijdig informeert per brief?
Het CAK heeft de rechthebbenden geïnformeerd op de beschikking over het moment van uitbetaling van de tegemoetkoming. Het CAK informeert klanten op de website en bij vragen via bijvoorbeeld de telefoon over de oorzaken die ten grondslag (kunnen) liggen aan het feit dat deze klanten al wel een beschikking maar nog geen tegemoetkoming hebben ontvangen.
Het CAK zet zich in om de gegevens van alle rechthebbenden op orde te krijgen zodat tot uitbetaling kan worden overgegaan. In april zal de rappelronde plaatsvinden, waarbij de rechthebbenden waarvan de betaling nog niet heeft plaatsgevonden, een brief zal ontvangen met het verzoek om alsnog de juiste (bank)rekeninggegevens aan te leveren. Het (bank)rekeningnummer kan ook altijd via de website van het CAK worden doorgegeven.
Vindt u het ook niet laat dat mensen uiterlijk eind februari hun tegemoetkoming ontvangen? Gaat u erop toezien dat het CAK daadwerkelijk de tegemoetkoming voor 1 maart uitbetaalt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat het in de toekomst niet meer voor kan komen dat het CAK geen vergoeding uitbetaalt? Zo nee, waarom niet?
De oorzaak van het niet uitbetalen van tegemoetkomingen ligt zoals hierboven aangegeven niet uitsluitend bij het CAK. Het CAK kan slechts tot uitbetaling overgaan bij (juiste en) complete gegevens. Het CAK doet er alles aan om zo snel mogelijk de tegemoetkomingen uit te (kunnen) betalen en zal eenzelfde inspanning blijven leveren bij volgende betalingsrondes. Maatregelen acht ik daarom niet nodig.
Hoeveel mensen hebben een tegemoetkoming uit de Wtcg opnieuw moeten aanvragen, terwijl zij deze vorig jaar ook al kregen, en hoeveel mensen hebben dit niet hoeven aanvragen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
De Wtcg is een tegemoetkoming die ambtshalve wordt toegekend op basis van het zorggebruik van een persoon. De uitvoering van de Wtcg-tegemoetkoming is zo ingericht dat een burger niet zelf een tegemoetkoming hoeft aan te vragen om recht te krijgen op een tegemoetkoming. Indien een persoon recht heeft op een tegemoetkoming, dan ontvangt deze persoon een beschikking.
Doordat het recht op een tegemoetkoming is gebaseerd op zorggebruik (dat een indicatie vormt voor een chronische ziekte of handicap), kan het voorkomen dat een persoon met wisselend zorggebruik het ene jaar wel en het andere jaar geen recht heeft op een tegemoetkoming. Bij twijfel kan de burger een aanvraag doen bij het CAK. Zelf «aanvragen» is dus in principe niet aan de orde waardoor verreweg de meeste burgers de tegemoetkoming automatisch krijgen.
Bent u bereid deze kwestie zo spoedig mogelijk uit te zoeken en de vragen op korte termijn te beantwoorden, zodat mensen niet langer in onzekerheid hoeven te verkeren? Zo nee, waarom niet?
Ik voorzie in het antwoorden op uw vragen bij vraag 1 t/m 7.
Heeft u kennis genomen van de uitspraak van het Hof voor de Rechten van de Mensen van 3 juli 2012 (definitief geworden op 19 november 2012) in de zaak Lutsenko versus Oekraïne (zaak nummer. 6492/11)?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat het Hof oordeelt dat de Oekraïense autoriteiten de heer Lutsenko, voormalig minister van Binnenlandse Zaken en politiek tegenstander van de zittende regering, vanwege niet-juridische redenen hebben vastgezet (een overtreding van artikel 18 van de Conventie)?
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in zijn uitspraak in de zaak Loetsenko v. Oekraïne (6492/11) een meervoudige schending vastgesteld van het recht op vrijheid als bedoeld in artikel 5 EVRM. Meer in het bijzonder heeft het Hof vastgesteld dat de aanhouding en voorlopige hechtenis van Loetsenko niet in overeenstemming met dat artikel waren. Opmerkelijk is vooral dat het Hof tevens een schending constateert van artikel 18 EVRM, in samenhang met artikel 5. Artikel 18 bepaalt dat de toegestane beperkingen op de rechten en vrijheden van het EVRM uitsluitend mogen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn bestemd. In casu concludeerde het Hof dat de beperking op Loetsenko’s recht op vrijheid kennelijk was ingegeven door de wens hem te straffen voor het feit dat hij publiekelijk de beschuldigingen aan zijn adres had ontkend. Dit is echter geen aanvaard doel voor een beperking op het recht op vrijheid. Een dergelijke schending wordt zelden door het EHRM vastgesteld. Misbruik van beperkingen op het recht op vrijheid door een instantie die verantwoordelijk is voor de vervolging van strafbare feiten keur ik ten strengste af.
Herinnert u zich nog de antwoorden van uw ambtsvoorganger dat de vervolgingen en veroordelingen van oud-premier Timosjenko en oud-minister van binnenlandse zaken Lutsenko politiek gemotiveerd zijn en dat de rechtsstaat in Oekraïne achteruit gaat?1
Ja.
Vindt u dat de regering van Oekraïne de uitspraak in de zaak Lutsenko op juiste wijze en volledig heeft uitgevoerd, zoals u toegezegd heeft aan de regering te vragen2, en dat de heer Lutsenko op dit moment terecht vastzit?
Oekraïne is op grond van artikel 46 eerste lid EVRM verplicht de Hofuitspraak in de zaak Loetsenko voortvarend en volledig uit te voeren. De keuze van de maatregelen om dat te bewerkstelligen is in beginsel aan Oekraïne zelf. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa oefent op grond van artikel 46 tweede lid EVRM toezicht uit op de naleving door de lidstaten van Hofuitspraken. In dat kader heeft het Comité van Ministers bij besluit van 7 maart jl. Oekraïne verzocht snel duidelijk te maken welke consequenties het aan de uitspraak van het EHRM verbindt. Tot dusver is slechts bekend dat Oekraïne de door het Hof verplicht gestelde billijke genoegdoening aan Loetsenko heeft betaald. Zodra informatie over verdere tenuitvoerlegging door Oekraïne beschikbaar wordt gesteld zal ik mij daarover een oordeel vormen.
Heeft u de autoriteiten van de Oekraïne al aangesproken op het feit dat het hoger beroep van de heer Lutsenko al 8,5 maanden niet behandeld wordt, terwijl de wettelijke termijn in dat land 4 maanden is, waardoor hij zich niet kan wenden tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op de inhoud van zijn zaak? Zo nee, zult u dat doen?
Zowel bilateraal als in EU-verband wordt Oekraïne regelmatig aangesproken op het belang van het beëindigen van selectieve rechtspraak in het land, waaronder de zaak van Loetsenko. Het is in de Raadsconclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 10 december opgenomen, en tijdens de EU-Oekraïne Top van 25 februari jl. opnieuw benadrukt. Ook in mijn gesprek met de Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken Kozjara op 7 maart jl. heb ik de zaak van de heer Loetsenko bepleit.
Welke precieze voorwaarden heeft de EU gesteld voor een associatie-akkoord met de Oekraïne?
De ondertekening van het Associatie- en Vrijhandelsakkoord met Oekraïne hangt nauw samen met de door de EU gestelde voorwaarden op het gebied van de rechtsstaat, in het bijzonder het in lijn brengen van verkiezingsregelgeving en -organisatie met internationale standaarden, de aanpak van selectieve rechtspraak en het doorvoeren van de overeengekomen structurele hervormingen, te beginnen met de hervormingen in de justitiële sfeer. Indien Oekraïne vastbesloten actie en tastbare voortgang op deze punten laat zien, zou ondertekening van de akkoorden tijdens de Top te Vilnius in de rede kunnen liggen.
Deelt u de mening dat dit jaar van een partnerschap geen sprake kan zijn en dat er van enige vorm van toezegging aan Oekraïne geen sprake kan zijn bij de top tussen de EU en Oekraïne op 25 februari?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke wijze zal de EU het vraagstuk van politieke gevangenen op de agenda zetten op 25 februari en is zij bereid de autoriteiten hier publiekelijk op aan te spreken?
De EU heeft zowel in de eind- als persverklaring na afloop van de EU-Oekraïne Top van 25 februari jl. publiekelijk zorg geuit over selectieve rechtspraak in Oekraïne. Tevens heeft de EU haar steun betuigd aan de missie van de oud-Voorzitter van het Europees Parlement, Cox, en de Poolse oud-President Kwaśniewski, en uitgesproken uit te kijken naar oplossingen voor de specifieke zaken in kwestie. De EU ziet hervormingen van het rechterlijke systeem als cruciaal om selectieve rechtspraak te voorkomen.
Het bericht dat een Afghaanse vreemdeling die in Nederland een 1F-status heeft toch een vergunning krijgt in België |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat een Afghaanse asielzoeker die verdacht wordt van oorlogsmisdaden na vijftien jaar een verblijfsvergunning in België heeft gekregen?2
Ik hanteer het uitgangspunt dat ik niet in ga op individuele zaken. Echter, omdat uw vragen betrekking hebben op een vreemdeling die eerder zelf de openbaarheid heeft gezocht, er een onjuist beeld is geschetst van zijn situatie en er rondom zijn persoon maatschappelijke onrust is onstaan, zal ik toch – zij het kort – ingaan op uw vragen over deze vreemdeling.
Ik heb kennis genomen dat betrokkene in België een verblijfskaart heeft gekregen. Betrokkene is vanwege zijn familiebanden met een in België verblijvende EU-burger, op grond van de richtlijn 2004/38/EG3 door de Belgische autoriteiten eind augustus 2011 in het bezit gesteld van deze verblijfskaart.
Hoe komt het dat deze asielzoeker wel een vergunning heeft gekregen in België, terwijl dit na jarenlang procederen in Nederland nog steeds niet is gelukt omdat hem artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag werd tegengeworpen?
Nederland heeft rechtmatig verblijf aan betrokkene onthouden vanwege het feit dat hij in verband wordt gebracht met het begaan van ernstige misdrijven in zijn land van herkomst. De afgifte van verblijfskaarten door België valt niet onder mijn verantwoordelijkheid. Ik kan u overigens melden dat mijn diensten inmiddels nauwe contacten onderhouden met de Belgische autoriteiten over deze zaak.
Deelt u de constatering dat het Nederlandse 1F-beleid ten aanzien van Afghaanse asielzoekers niet deugt als deze vluchtelingen wel een vergunning kunnen krijgen in andere lidstaten van de Europese Unie?
Nee.
Welke waarde hecht u nu nog aan het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van 29 februari 2000 inzake veiligheidsdiensten in communistisch Afghanistan (KhAD/WAD)?
De verblijfsverlening door de Belgische autoriteiten houdt geen enkel verband met het Nederlandse 1F-beleid betreffende onderofficieren en officieren van de KhAD/WAD ten tijde van het communistische bewind in Afghanistan. Ik zie in de verblijfsverlening door België dan ook geen aanleiding om genoemd beleid aan te passen.
Welke conclusies trekt u voorts uit dit voorval? Gaat u het Nederlandse 1F-beleid ten aanzien van voormalige medewerkers van veiligheidsdiensten onder Afghaanse vluchtelingen herzien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven hoeveel Afghaanse vluchtelingen, aan wie in eerste instantie 1F van het Vluchtelingenverdrag werd tegengeworpen, de afgelopen dertien jaar toch hun onschuld hebben kunnen bewijzen en dus een vergunning hebben gekregen?
Vreemdelingen ten aanzien van wie er indicaties zijn dat artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is, hebben meerdere mogelijkheden om die indicaties te weerleggen. De belangrijkste mogelijkheid is gedurende het 1F onderzoek dat door de IND wordt uitgevoerd. De vreemdeling heeft gedurende dit onderzoek de mogelijkheid om ontlastende informatie in te brengen. Om u een beeld te geven: in de Rapportagebrief Internationale Misdrijven 2011 die mijn voorganger aan u stuurde, staat vermeld dat in 2011 circa 125 1F onderzoeken werden uitgevoerd en dat dit tot 30 1F tegenwerpingen heeft geleid. Voorts, indien de IND voldoende aanleiding ziet om tot een tegenwerping van artikel 1F over te gaan, heeft de vreemdeling de mogelijkheid hiertegen beroep en eventueel hoger beroep aan te tekenen. Het niet stand houden van het 1F voornemen of de 1F beschikking, leidt niet per definitie tot vergunningverlening. De aanvraag zal vervolgens op inwilliginggronden worden beoordeeld en eveneens zal worden bezien of er geen andere afwijzingsgronden van toepassing zijn. Tot slot komt het sporadisch voor dat een 1F tegenwerping wordt teruggedraaid nadat deze in rechte vast is komen te staan. Dit kan komen door het achteraf bekend raken van belangrijke ontlastende informatie. Er zijn mij twee van dergelijke Afghaanse zaken bekend.
De berichten ‘Goedkope Filippijnen op truck’ en Filippijn rijdt voor € 650,-' |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Goedkope Filippijnen op truck» en «Filippijn rijdt voor € 650,–?»1
Ja.
Deelt u de mening dat Nederlandse truckers tot de best opgeleide truckers ter wereld behoren? Zo neen, waarom niet?
Nederlandse chauffeurs zijn inderdaad goed opgeleid. Zij voldoen aan de eisen van de Europese richtlijn 2003/59. Daarin zijn regels opgenomen met betrekking tot de eisen, die gesteld worden aan chauffeurs op het gebied van vakbekwaamheid.
Hoe beoordeelt u de constructie waarbij Filippijnse vrachtwagenchauffeurs als kenniswerkers worden binnengehaald en vervolgens de banen van Nederlandse truckers bedreigen?
In het bedoelde artikel in de Telegraaf gaat het om een in Letland gevestigd bedrijf, dat Filippijnse chauffeurs ingehuurd zou hebben. Het gaat hier dus niet om een in Nederland gevestigd bedrijf.
Om oneerlijke concurrentie te voorkomen zijn er regels die er voor zorgen dat, als chauffeurs voor een Nederlands bedrijf werken, er een minimumniveau van arbeidsvoorwaarden geldt.
Wat gaat u doen om de toevloed van Oost-Europese en Filippijnse truckers op de Nederlandse markt terug te dringen of te voorkomen? Wat gaat u doen om de Nederlandse trucker te beschermen tegen deze schandalige constructie?
Wanneer een werknemer in dienst treedt van een Nederlands bedrijf is de Nederlandse wet- en regelgeving van toepassing (zoals het wettelijk minimumloon) en de van toepassing zijnde cao. Een buitenlandse werknemer kan ook tijdelijk in Nederland werken. In dat geval gelden op basis van de Europese Detacheringsrichtlijn de wettelijke minimumbepalingen of de kernbepalingen van de algemeen verbindend verklaarde cao.
Zolang de chauffeurs werken volgens de Nederlandse wet- en regelgeving is er geen sprake van een probleem. Gaat het om constructies om regels te omzeilen dan is het van belang om te bekijken wat er aan kan worden gedaan. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal uw Kamer voor 1 mei per brief informeren over de aanpak van schijnconstructies.
De grondverliezen van gemeenten |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Echte problemen grondverliezen komen pas na de verkiezingen»?1
Het is mij bekend dat gemeenten de negatieve financiële gevolgen merken van de financiële- en bouwcrisis in hun grondexploitatie. De minister van I&M heeft mede namens mijn ambtsvoorganger in oktober 2012 uw Kamer de derde vervolgrapportage naar de financiële effecten van de crisis bij gemeentelijke grondbedrijven toegestuurd (TK 27 581, nr 43).
Eén van de belangrijkste conclusies van de onderzoekers van Deloitte was dat het cumulatief genomen verlies van gemeenten tot en met 2011 was opgelopen tot ca. € 2,9 miljard en dat nog een verwacht verlies te nemen valt van ca € 1 tot € 1, 5 miljard. Van dat totaal hebben gemeenten in 2011 voor € 2 miljard aan verliezen genomen. Dat is een flinke toename ten opzichte van de
€ 900 miljoen over 2010. De minister van I&M en ik gaan ervan uit dat gemeenten, ondersteund door de VNG de komende jaren hun verantwoordelijkheid zullen blijven nemen en door gaan met afwaarderen, voorzieningen treffen, de grondprijs aanpassen aan de residuele waarde en plannen te herprioriteren.
In de rapportage werd – in tegenstelling tot de voorgaande rapportages – geen uitspraak meer gedaan over het aantal gemeenten dat mogelijkerwijs als gevolg van deze ontwikkelingen een beroep gaat doen op artikel 12 van de Financiële verhoudingswet. Deloitte heeft geconstateerd dat gemeenten in de praktijk op tijd reageren en – al dan niet met ondersteuning van de provinciaal toezichthouder – zelf oplossingen vinden ter voorkoming van preventief toezicht en een mogelijk daarop volgend beroep op artikel 12.
Dit laatste komt overeen met het beeld dat ik heb, mede gebaseerd op het feitelijk – geringe – beroep op artikel 12 en de informatie van de provinciale toezichthouders.
Net als vorige jaren let ook de accountant er op dat de boekwaarde van gronden tegen een reële waarde door de gemeente in de jaarrekening wordt verantwoord. Accountants houden daarbij geen rekening met gemeenteraadsverkiezingen.
De informatie dat het rijk en de provincies de voorwaarden voor artikel 12 hebben aangescherpt, en dat gemeenten (genoemde voorbeeld Apeldoorn) er daardoor geen beroep op hebben kunnen doen, klopt niet.
In 2011 heeft BZK, in overleg en overeenstemming met de VNG, IPO en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv), de norm om toegelaten te worden tot artikel 12, v.w.b. het OZB tarief weer hersteld op minimaal 120% van het feitelijk landelijk gemiddelde. Door rekentechnische redenen was die al jaren geldende drempel, lager komen te liggen. Daardoor konden gemeenten al een beroep doen op artikel 12, terwijl hun eigen aandeel in het oplossen van het probleem middels bijvoorbeeld een hogere OZB dan gemiddeld, niet nodig was.
Vorig jaar is eveneens in overeenstemming met de koepels en de Rfv, de handleiding artikel 12 vervolgens verduidelijkt op het punt van hoe om te gaan met de negatieve algemene reserve veroorzaakt door grondexploitatietekorten.
Overigens wordt van de zijde van beide Ministeries ook al enige jaren bepleit dat gemeenten de afweging tussen het voeren van een actief grondbeleid (met de nodige risico’s) en faciliterend grondbeleid bewuster moeten maken. De handreiking voor raadsleden wordt geactualiseerd om gemeenteraden meer inzicht te geven in het grondbeleid, zodat ze beter kunnen sturen op prestaties en risico’s daarbij.
Deelt u de zorgen dat de uitvoeringskracht van gemeenten verder in het geding komt als gevolg van mogelijke grondverliezen – bovenop de door u geconstateerde «forse eisen» die de komende decentralisaties reeds aan de uitvoeringskracht stellen?2 Zo ja, ziet u aanleiding om maatregelen te treffen? Zo ja, welke maatregelen betreft het? Zo nee, waarom niet?
De decentralisaties stellen forse eisen aan de uitvoeringskracht van gemeenten. Zoals ik u reeds berichte in mijn brief van 19 februari jl. over aanpak decentralisaties, is het kabinet van mening dat de uitvoeringskracht van gemeenten op korte termijn moet worden versterkt via het aangaan van samenwerkingsverbanden tussen gemeenten. In genoemde brief heb ik u ook geschreven dat het Rijk na de decentralisaties verantwoordelijk blijft voor de werking van het stelsel. Hiertoe zal het Rijk met gemeenten afspraken maken over een intensieve monitoring van de bereikte resultaten en de gemeentelijke uitgaven over het geheel van het brede sociaal domein door te meten en te benchmarken.
Ook de ontwikkelingen op het gebied van de financiële gevolgen van de vastgoedcrisis voor gemeenten blijf ik nauwlettend volgen. Het voornemen bestaat om ook dit jaar en in overleg met de provinciale toezichthouders, weer een vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.
Hoe beoordeelt u de relatie van deze problematiek tot de huidige marginale toetsing van de provincie op de gemeentefinanciën en de beperkte invulling van de RO-taak van de provincies? Ziet u aanleiding maatregelen te treffen? Zo ja, welke maatregelen betreft het? Zo nee, waarom niet?
Naar mijn mening is er geen sprake van een marginale toetsing door de provincie van de gemeentefinanciën, noch van een beperkte invulling van de RO taak.
De provincie beoordeelt de mate waarin de begroting van de gemeenten sluitend is. Een en ander is vastgelegd in wet- en nadere regelgeving. Bovendien hebben de provincies als toezichthouders op de gemeenten – en ik als toezichthouder op de provincie – in de afgelopen twee jaar volgens afspraak in de toezichtcyclus extra aandacht besteed aan de beoordeling van de resultaten van grondexploitaties.
Uitgangspunt van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is dat samenwerkende gemeenten verantwoordelijk zijn voor de regionale verdeling van woningen, bedrijfsruimte en andere ruimtelijke functies. Dat is ook de basis van de ladder duurzame verstedelijking. De provincie kan echter vanuit provinciale belangen een actieve rol vervullen. Provincies stellen integrale ontwikkelingsvisies op waarmee gemeenten rekening houden bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. Provincies kunnen ook een stimulerende rol vervullen bij de totstandkoming van regionale samenwerking tussen gemeenten. Het is van belang dat alle betrokken partijen deze opgave rondom regionale samenwerking en programmering oppakken. Zo vinden op dit moment al in de regio’s Amersfoort en Arnhem-Nijmegen pilots plaats met regionale programmering. Het Ministerie van BZK ondersteunt deze pilots. Voor zover nodig, sturen provincies tot slot via de provinciale verordening. De provincies hebben daarmee een sterke positie doordat zij niet alleen verantwoordelijk zijn voor het financieel toezicht op gemeenten, maar ook fungeren als gebiedsregisseur.
Ziet u aanleiding om in het licht van de grondverliezen en het effect hiervan op de uitvoeringskracht van gemeenten vooruit te lopen op het aangekondigde nieuwe Beleidskader gemeentelijke herindelingen? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening, gezien de terugkerende problematiek rondom negatieve grondexploitaties, dat het geheel aan plannen en grondexploitaties al geruime tijd niet op realistische aannames gestoeld is? Zo nee, waarom niet?
Ziet u in het voorgaande aanleiding om nadere aanwijzingen aan gemeentelijke accountants te geven, aanvullend op het bet Besluit accountantscontrole decentrale overheden? Zo ja, op welke wijze gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Daar is op dit moment geen aanleiding voor. De ontwikkelingen op het gebied van grondexploitatie heeft in februari 2012 geleid tot bijstelling van de notitie grondexploitatie van de commissie Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). De taak van deze commissie is om een eenduidige toepassing van het BBV te bevorderen. De commissie heeft door middel van deze aangepaste notitie een nadere verduidelijking gegeven op het verwerken van de financiële consequenties in begroting en jaarrekening. Ten opzichte van de vorige versie van deze notitie van januari 2008 zijn een aantal verduidelijkingen / aanscherpingen doorgevoerd. De commissie BBV schrijft onder meer voor dat bij een geprognosticeerd verlies op een grondexploitatie direct een afboeking plaats vindt of een voorziening wordt getroffen ter grootte van dit volledige verlies.
Mede op basis van deze uitspraken van de cie BBV is vorig jaar ook de handleiding artikel 12 van de Financiële verhoudingswet verduidelijkt op het punt hoe om gegaan dient te worden met het wegwerken van een negatieve algemene reserve in geval dit veroorzaakt wordt door grondexploitatieproblematiek (zie ook mijn antwoord bij vraag 1).
Gevolgen van de sancties tegen Iran |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Sanctions and medical supply shortages in Iran», dat is gebaseerd op interviews met Iraanse producenten en distributeurs in de farmaceutische en medische industrie en Amerikaanse en Europese exporteurs van medische producten?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de gevolgen van sancties tegen Iran, waarin u aangeeft geen causaal verband te zien tussen de sancties en het gebrek aan medicijnen in Iran?2
Ja.
Bent u ermee bekend dat de conclusie van het rapport hier regelrecht tegen ingaat? Deelt u de conclusie van het rapport dat «the pronounced role of sanctions in creating shortages of life-saving medical supplies and drugs in Iran may have been unintentional, but it is also irrefutable. Iran’s own mismanagement of the situation aggravated the problem, but it is not the root cause of it. While the list of issues leading to the supply crunch is long and complicated, at the heart of it all are the obstacles that sanctions have created in the way of humanitarian trade, namely in denying Iran of the needed banking operations and limiting its access to hard currency»? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik constateer dat de auteurs van het rapport tot een andere conclusie komen over de relatie tussen sancties en het medicijngebrek in Iran dan ik in mijn bovengenoemde antwoorden. Zoals genoemd in deze antwoorden is het effect van de sancties niet zodanig dat het betalingsverkeer van en naar Iran onmogelijk wordt. Voorts bestaan er uitzonderingsmogelijkheden op de sancties voor humanitaire doeleinden. Indien een Nederlands bedrijf in een concrete situatie tegen moeilijkheden bij het verkopen van medicijnen aan Iran aanloopt, is de Nederlandse regering graag bereid samen met dit bedrijf, binnen de mogelijkheden die het sanctieregime daartoe biedt, deze moeilijkheden aan te pakken om de levering mogelijk te maken. Van zowel andere EU-lidstaten als van de Verenigde Staten heb ik gehoord dat ook zij bereid zijn dit te doen.
Deelt u de opvatting dat de sancties wel degelijk een belangrijke oorzaak zijn van tekorten van medische producten in Iran en dat maatregelen nodig zijn tegen deze zeer onwenselijke situatie? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in EU-verband te pleiten voor effectieve maatregelen om de huidige obstakels voor de export door de EU en de import door Iran van medische producten tegen te gaan? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten en daarbij ingaan op de drie aanbevelingen die in het rapport hierover zijn opgenomen (blz. 8)?
De huidige maatregelen zijn voldoende effectief om de export van medicijnen vanuit de EU naar Iran mogelijk te blijven maken. Zoals in de hiervoor bedoelde eerdere antwoorden vermeld, ben ik in het algemeen van mening dat het huidige EU-sanctieregime tegen Iran in de huidige situatie voldoende waarborgen bevat om de Iraanse bevolking zo veel mogelijk te ontzien.
Ik onderschrijf de conclusie van het rapport niet dat de Europese sanctiewetgeving tegen Iran contradicties zou bevatten. De aanbeveling om actief aan financiële instellingen te communiceren dat humanitaire transacties met Iran mogelijk zijn en niet tot strafrechtelijke vervolging zullen leiden, lijkt gericht aan de Verenigde Staten. In EU-verband wordt reeds besproken hoe uitzonderingen op het sanctieregime nog beter en pro-actiever aan de bankensector en het bedrijfsleven gecommuniceerd kunnen worden. Ik zie geen noodzaak voor een door het rapport aanbevolen «olie-voor-medicijnen» programma. De Iraanse autoriteiten beschikken over valuta om de noodzakelijke medicijnaankopen mogelijk te kunnen maken. De verantwoordelijkheid om deze valuta al of niet daarvoor beschikbaar te stellen ligt bij de Iraanse autoriteiten.
Het bericht “Lijst met 1000 medische zaken uitgelekt” |
|
Michiel van Veen (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving1 dat een lijst met 1000 medische zaken uitgelekt zou zijn?
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat de IGZ in november 2012 per abuis een lijst met meldingen aan RTL heeft verstrekt. Hierbij is geen sprake geweest van opzettelijk handelen. Dat neemt niet weg dat dit nooit had mogen gebeuren. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat vertrouwelijke informatie van de IGZ bij RTL bekend is geworden. Een garantie dat dit nooit meer zal gebeuren, kan ik niet geven. Waar mensen werken, kunnen dergelijke fouten worden gemaakt. De IGZ gaat echter alles in het werk stellen om te voorkomen dat nogmaals vertrouwelijke informatie abusievelijk wordt doorgegeven en dat zo het vertrouwen van burgers en zorginstellingen in de IGZ wordt geschaad. In het kader van het lopende verbetertraject wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Ik zal u hierover in het kader van het lopende verbetertraject informeren.
Bent u op de hoogte van de inhoud van de lijst die in het bezit van RTL4 is?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat privacygevoelige gegevens op straat zijn komen te liggen en dat dit een schokkende en beangstigende situatie is?
Zie antwoord vraag 1.
Weet u of de lijst in handen is van andere personen en/of organisaties?
RTL Nieuws gaf in haar uitzending van 19 februari jl. aan dat zij weliswaar over de medische persoonsgegevens beschikt, maar dat zij deze informatie – vanwege het privacygevoelige karakter ervan – verder niet gebruikt. Navraag bij RTL leert dat zij de informatie niet verder hebben verspreid.
Hoe zijn de gegevens van de IGZ beschermd? Wie heeft er toegang tot dit soort uitgebreide bestanden?
Iedereen moet er op kunnen vertrouwen dat zijn persoonsgegevens voldoende worden beveiligd. Derhalve beveiligt de IGZ deze gegevens conform de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en heeft zij hiervoor technische en organisatorische maatregelen genomen.Meldingen van zorgaanbieders en burgers komen via een beveiligde lijn binnen bij de inspectie en worden vervolgens geregistreerd. Ambtenaren hebben een geheimhoudingsplicht. Het registratiesysteem is alleen toegankelijk voor de ambtenaren die de informatie uit het systeem nodig hebben om hun werk te kunnen doen.
Waar wordt de lijst door de IGZ voor gebruikt?
De informatie betreft meldingen van (vermeende) calamiteiten, gedaan door zorginstellingen, fabrikanten en burgers. Op basis van meldingen besluit de IGZ om al dan niet nader onderzoek in te (laten) stellen naar de (vermeende) calamiteit. Afhankelijk van het onderzoek treedt de inspectie handhavend op.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de uitgelekte gegevens verder worden verspreid?
Zie mijn antwoord op vraag 4. Mocht RTL Nieuws de privacygevoelige informatie toch voor verdere berichtgeving en/of onderzoek gebruiken, dan handelen zij in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens en is er mogelijk tevens sprake van een strafbaar feit.
Wat gaat u doen om herhaling te voorkomen? Welke afspraken heeft u hierover met de IGZ gemaakt?
Zie mijn antwoord op vraag 1, 2 en 3.
Een lijst van 1000 medische missers |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de lijst van 1000 medische missers?1
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat de IGZ in november 2012 per abuis een lijst met meldingen aan RTL heeft verstrekt. Hierbij is geen sprake geweest van opzettelijk handelen. Dat neemt niet weg dat dit nooit had mogen gebeuren. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat vertrouwelijke informatie van de IGZ bij RTL bekend is geworden. Een garantie dat dit nooit meer zal gebeuren, kan ik niet geven. Waar mensen werken, kunnen dergelijke fouten worden gemaakt. De IGZ gaat echter alles in het werk stellen om te voorkomen dat nogmaals vertrouwelijke informatie abusievelijk wordt doorgegeven en dat zo het vertrouwen van burgers en zorginstellingen in de IGZ wordt geschaad. In het kader van het lopende verbetertraject wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Ik zal u hierover in het kader van het lopende verbetertraject informeren.
Deelt u de mening dat deze privacygevoelige informatie niet bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) had moeten kunnen verdwijnen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid, naast onderzoek naar het lek door de rijksrecherche, ook het College Bescherming Persoonsgegevens te vragen te onderzoeken of de IGZ op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens voldoende waarborgen voor een veilige opslag van medische gegevens heeft gemaakt en te duiden welke maatregelen genomen moeten worden om dit te voorkomen?
In het kader van het lopende verbetertraject van de IGZ wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de «Richtsnoeren beveiliging van persoonsgegevens» van het CBP. Wanneer blijkt dat advies van het College Bescherming Persoonsgegevens geboden is, zal hierom worden gevraagd.
Vindt u het ook onwenselijk dat zorgverleners wel melding over calamiteiten doen, maar niet met de betrokken patiënten en familieleden hierover een gesprek voeren?
Ja. Wanneer tijdens een behandeling iets niet goed is gegaan en de zorgverlener dit als een(vermeende) calamiteit meldt bij de inspectie, moet de zorgverlener dit ook aan de patiënt of zijn familie laten weten. Dit zal ik wettelijk vastleggen. De inspectie gaat er systematisch op toezien dat zorgverleners daadwerkelijk patiënten informeren over een calamiteitenmelding. Daar waar dat niet gebeurt, zal zij handhavend optreden.
Welke actie horen zorgverleners en bestuurders naar uw mening te nemen als er een calamiteitenmelding wordt gedaan? Vindt er naar uw mening voldoende follow up plaats in de zorginstellingen naar aanleiding van een calamiteitenmelding? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 4a van de Kwaliteitswet zorginstellingen zijn zorginstellingen verplicht om calamiteiten te melden bij de inspectie en gedegen onderzoek te doen. Om te waarborgen dat zorgaanbieders een gedegen onderzoek doen, toetst de IGZ altijd de onderzoeksopzet van de zorgaanbieder. Als de IGZ er op basis van deze toets geen vertrouwen in heeft dat de zorgaanbieder zelf een gedegen onderzoek uitvoert of heeft uitgevoerd, voert de IGZ zelf een onderzoek uit.
Met de calamiteitenrapportage die op een dergelijk onderzoek volgt geven zorgaanbieders inzicht in wat er is gebeurd, hoe dit heeft kunnen gebeuren en wat er veranderd moet worden om herhaling te voorkomen en de patiëntveiligheid te waarborgen (zie ook mijn antwoord op vraag 4). De inspectie beoordeelt de rapportage en informeert de zorgaanbieder binnen vier weken over haar oordeel en de wijze van afhandeling. Zorgaanbieders zijn verplicht om de inspectie na het aflopen van de implementatietermijn te informeren over de afronding en implementatie van de verbetermaatregelen. De IGZ houdt hier toezicht op.
Herkent u het beeld dat in de spoedzorg nogal eens een verkeerde inschatting wordt gemaakt door triagisten op de 112-meldkamer en de huisartsenposten bij patiënten die bellen met hartklachten en een hersenbloeding/CVA? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit beeld herken ik niet. Er is geen reden om aan te nemen dat er sprake is van een structureel probleem bij de triage bij 112-meldkamers en huisartsenposten. Huisartsenposten en 112-meldkamers zijn verplicht om calamiteiten te melden bij de inspectie. Uit calamiteitenmeldingen blijkt dat triage een potentieel risicovol onderdeel van het zorgproces is. Dit is daarom voor de inspectie een permanent aandachtspunt bij jaargesprekken en beoordeling van calamiteiten. Momenteel focust de inspectie in haar toezicht op de toepassing van door veldpartijen ontwikkelde normen en op de scholing van triagisten. Bij afwijking van deze normen treedt de inspectie handhavend op.
Welke maatregelen wil of heeft de IGZ genomen om verbeteringen aan te brengen in de kwaliteit van de triage in de spoedhulp?
Zie antwoord vraag 6.
Welke mogelijkheden ziet u dat de IGZ in haar jaarverslag trends van calamiteitenmeldingen signaleert en daarbij de interventie door de IGZ wordt vermeld? Wanneer wordt dit in het jaarverslag van de IGZ opgenomen, zoals eerder door de minister toegezegd?
Zoals op 14 maart jl. met uw Kamer is besproken, wil ik de transparantie in de zorg vergroten door periodiek informatie over meldingen en klachten openbaar te laten maken. Het Zorgloket gaat de IGZ dagelijks informeren over de meldingen en klachten van de dag en periodiek over haar belangrijkste bevindingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het aantal klachten, de aard van de klachten en de doorlooptijd van de behandeling. Op basis daarvan zal een trendmatige analyse worden gemaakt van actuele ontwikkelingen. Die analyse wordt opgenomen in de jaarlijkse rapportage die ik uw Kamer heb toegezegd.
Op welke manier kan binnen de zorg een cultuurverandering worden gestimuleerd, waardoor er openheid ontstaat over fouten, met het doel ervan te leren? Welke rol heeft de IGZ hierin?
Zowel de verbeteringen die ik ga doorvoeren in het klachtrecht in de zorg als de oprichting van het Zorgloket, dragen bij aan de gewenste cultuurverandering naar meer openheid en transparantie over fouten.
Iedere patiënt moet terecht kunnen bij een klachtenfunctionaris of een vertrouwenspersoon van een zorgaanbieder. Deze helpt de patiënt met vraagverheldering en advies. Daarnaast kan hij ondersteunen en bemiddelen in het gesprek tussen patiënt en zorgverlener over wat er is gebeurd. Als de patiënt desondanks het gevoel heeft dat er zaken niet kloppen en de zorgaanbieder niet transparant reageert op zijn klacht, kan hij dit voorleggen aan de geschilleninstantie die bindende uitspraken doet. De uitspraken van de geschilleninstantie zijn openbaar en worden herleidbaar naar de zorgaanbieder die dit betreft. De openbare uitspraken zullen zorgaanbieders stimuleren om klachten zo goed mogelijk af te handelen en er aan bijdragen dat ook andere aanbieders van de gemaakte fout kunnen leren.
Het Zorgloket helpt mensen met klachten over de zorg de weg te vinden, onder meer naar de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. De afhandeling van de klacht wordt met het klachtmonitorsysteem gevolgd. Het Zorgloket krijgt hiermee informatie over de wijze waarop klachten door zorgaanbieders worden afgehandeld en dat levert informatie waarmee de IGZ toezicht kan houden op de klachtafhandeling door zorgaanbieders. Naast dagelijkse rapportages aan de IGZ verstrekt het Zorgloket de IGZ ook periodiek rapportages over het aantal klachten, de aard van de klachten en de doorlooptijd van de behandeling. Op basis van deze informatie zal een trendmatige analyse worden gemaakt. Zo is voor iedereen na te gaan welk type klachten er over de zorg gemeld worden en hoe de afhandeling van deze klachten verloopt.
Hoe draagt de door u voorgestelde nieuwe werkwijze bij aan een cultuur, waarbij wordt ingegrepen en openheid over fouten ontstaat, om ervan te leren? Welke concrete resultaten verwacht u?
Zie antwoord vraag 9.
Een gelekte lijst met 1000 medische fouten |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de lijst van 1000 meldingen over medische missers en ongelukken in de zorg?1
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat de IGZ in november 2012 per abuis een lijst met meldingen aan RTL heeft verstrekt. Hierbij is geen sprake geweest van opzettelijk handelen. Dat neemt niet weg dat dit nooit had mogen gebeuren. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat vertrouwelijke informatie van de IGZ bij RTL bekend is geworden. Een garantie dat dit nooit meer zal gebeuren, kan ik niet geven. Waar mensen werken, kunnen dergelijke fouten worden gemaakt. De IGZ gaat echter alles in het werk stellen om te voorkomen dat nogmaals vertrouwelijke informatie abusievelijk wordt doorgegeven en dat zo het vertrouwen van burgers en zorginstellingen in de IGZ wordt geschaad. In het kader van het lopende verbetertraject wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Ik zal u hierover in het kader van het lopende verbetertraject informeren.
Wat is uw reactie op het feit dat deze lijst met vertrouwelijke informatie in handen van de media is gekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dat de veiligheid en privacybewaking van medische gegevens bij de Inspectie in veilige handen is?
Ja. De IGZ beveiligt deze gegevens conform de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en zij heeft hiervoor technische en organisatorische maatregelen genomen.Meldingen van zorgaanbieders en burgers komen via een beveiligde lijn binnen bij de inspectie en worden vervolgens geregistreerd. Ambtenaren hebben een geheimhoudingsplicht. Het registratiesysteem is alleen toegankelijk voor de ambtenaren die de informatie uit het systeem nodig hebben om hun werk te kunnen doen. In het kader van het lopende verbetertraject van de IGZ wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de «Richtsnoeren beveiliging van persoonsgegevens» van het CBP.
Gaat u maatregelen nemen om de veiligheid van medische gegevens bij de Inspectie beter te waarborgen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de Inspectie overtrokken reageert door meteen aangifte te doen tegen RTL Nieuws?
De Inspectie heeft geen aangifte gedaan tegen RTL Nieuws. Het OM is gevraagd onderzoek te doen naar mogelijke schending van het ambtsgeheim.
Is het niet zo dat juist de Inspectie in gebreke is gebleven door de medische gegevens niet voldoende te beveiligen?
Zie mijn antwoord op vraag 1, 2, 3 en 4.
Wat zegt dit over de Inspectie die als toezichthouder moet toezien op de veiligheid van medische dossiers?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat feiten over medische gegevens (geanonimiseerd) openbaar gemaakt moeten worden, zodat iedereen ervan kan leren?
Zoals ik op 14 maart jl. met uw Kamer heb besproken, vind ik het belangrijk dat er meer transparantie en openbaarheid van informatie in de zorg komt. Ik wil de transparantie over (vermeende) medische missers in de zorg op verschillende vlakken vergroten:
Heeft het lekken van deze gegevens een relatie met het LSP/EPD (Landelijk Schakelpunt/Elektronisch Patiëntendossier)?
Nee.
Gaat u deze zaak tot op de bodem uitzoeken?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Het bericht dat een lijst met duizend medische zaken van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ ) is uitgelekt |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat een lijst met duizend medische zaken is uitgelekt?1
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat de IGZ in november 2012 per abuis een lijst met meldingen aan RTL heeft verstrekt. Hierbij is geen sprake geweest van opzettelijk handelen. Dat neemt niet weg dat dit nooit had mogen gebeuren. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat vertrouwelijke informatie van de IGZ bij RTL bekend is geworden. Een garantie dat dit nooit meer zal gebeuren, kan ik niet geven. Waar mensen werken, kunnen dergelijke fouten worden gemaakt. De IGZ gaat echter alles in het werk stellen om te voorkomen dat nogmaals vertrouwelijke informatie abusievelijk wordt doorgegeven en dat zo het vertrouwen van burgers en zorginstellingen in de IGZ wordt geschaad. In het kader van het lopende verbetertraject wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Ik zal u hierover in het kader van het lopende verbetertraject informeren.
Hoe is het mogelijk dat duizend medische zaken lekken bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Is privacygevoelige informatie naar uw mening veilig bij de IGZ? Wat zegt dit over het functioneren van de Inspectie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de aard van de gelekte privacygevoelige informatie? Op welke manier kan of heeft dit mensen geschaad? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
De informatie betreft meldingen van (vermeende) calamiteiten, gedaan door zorginstellingen, fabrikanten en burgers. De lijst van gegevens die RTL van de inspectie ontving, bestaat alleen uit de beschrijving van de melding en bevat geen correspondentie, rapport of oordeel. Voor zover bekend heeft het feit dat deze informatie bij RTL bekend is geworden, niet tot directe schade voor mensen geleid.
Hoe is de beveiliging van privacygevoelige informatie geregeld bij de IGZ? Is dit naar uw oordeel voldoende? Kunt u uw antwoord toelichten?
Iedereen moet er op kunnen vertrouwen dat zijn persoonsgegevens voldoende worden beveiligd. Derhalve beveiligt de IGZ deze gegevens conform de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en heeft zij hiervoor technische en organisatorische maatregelen genomen. Meldingen van zorgaanbieders en burgers komen via een beveiligde lijn binnen bij de inspectie en worden vervolgens geregistreerd. Ambtenaren hebben een geheimhoudingsplicht. Het registratiesysteem is alleen toegankelijk voor de ambtenaren die de informatie uit het systeem nodig hebben om hun werk te kunnen doen. Zie voorts mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Deelt u de mening dat het lekken van privacygevoelige informatie het vertrouwen in de IGZ ondermijnt? Zo ja, wat gaat u doen om dat vertrouwen te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat door het lekken van privacygevoelige informatie de bereidheid om incidenten te melden afneemt? Deelt u voorts de mening dat dit ernstig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit het aantal meldingen dat de IGZ van zorgaanbieders ontvangt, blijkt dat er op dit moment een vergelijkbaar aantal meldingen binnenkomt met het aantal in de periode vóórdat bekend werd dat de RTL een lijst met meldingen tot haar beschikking had. Ik vind het erg belangrijk dat zorgaanbieders bij de IGZ melding doen van calamiteiten, omdat deze meldingen belangrijk zijn voor het houden van toezicht op de veiligheid en kwaliteit van zorg. Zorgaanbieders zijn wettelijk verplicht om calamiteiten bij de IGZ te melden en zoals ik in het debat van 14 maart 2013 al aangaf, zal de inspectie eerder en daadkrachtiger haar handhavingsinstrumentarium inzetten, wanneer zorgaanbieders deze meldingsplicht niet naleven en er sprake is van «ondermelding». De IGZ moet op haar beurt het maximale doen om de veiligheid van de melding te kunnen waarmaken.
Wat gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat het nooit meer kan gebeuren dat privacygevoelige informatie lekt bij de IGZ? Garandeert u dat er in de toekomst niet weer vertrouwelijke informatie lekt bij de IGZ? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Welke conclusie trekt u uit de lijst van 1000 gevallen met betrekking tot de kwaliteit van de geboden zorg, en de mogelijkheden om medische missers te voorkomen? Is de lijst voor u aanleiding tot het nemen van preventieve maatregelen op het medisch-inhoudelijke vlak? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
De lijst met meldingen die in handen van RTL is gekomen, bevat meldingen die eerder bij de IGZ zijn gedaan. De IGZ heeft toen deze meldingen werden gedaan reeds onderzocht of verdere actie nodig was of niet. Het feit dat RTL deze lijst nu in handen heeft betekent niet dat ik extra acties ga ondernemen op het medisch-inhoudelijke vlak, naast de acties die de IGZ reeds op basis van deze meldingen in gang heeft gezet.
Vindt u niet dat volledige openbaarheid in deze is geboden? Bent u bereid de volledige lijst in geanonimiseerde vorm openbaar te maken, en aan te geven welke actie door de IGZ daarop is ondernomen, zodat iedereen ervan kan leren? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik op 14 maart jl. met uw Kamer heb besproken, vind ik het belangrijk dat er meer transparantie en openbaarheid van informatie in de zorg komt. Ik wil de transparantie over (vermeende) medische missers in de zorg op verschillende vlakken vergroten:
Het bericht dat ouders massaal kinderopvang opzeggen |
|
Manja Smits (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht dat dertig procent van de kinderen de opvang dit jaar gaat verlaten? Onderschrijft u het verwachte percentage? Zo nee, waarom niet?1
Deelt u de mening dat het zeer pijnlijk is dat ouders de opvang massaal opzeggen sinds de overheidstoeslag per 1 januari 2013 is verlaagd? Wat gaat u hiertegen ondernemen?
Is het waar dat achtduizend werknemers in 2012 hun baan in de kinderopvang zijn verloren? Zo nee, wat is het correcte aantal?
Hoe verklaart u de afname van het aantal ouders, dat gebruikt maakt van kinderopvang?
Hoe liggen de verhoudingen voor wat betreft het afnemen van minder uren, het overstappen naar een andere crèche, het kiezen voor goedkopere opvang of gastouderbureaus en het volledig stoppen met afnemen van opvang?
Deelt u de grote zorgen van ouders en de branche over de willekeurige manier waarop ook goede opvang nu verdwijnt?
Wat is uw reactie op de uitspraak van de woordvoerder van het Waarborgfonds Kinderopvang, die zegt dat «zonder beleid de kwaliteit verdwijnt, die we straks weer nodig hebben als de crisis voorbij is»?
Deelt u de mening dat continuïteit van cruciaal belang is voor een goed pedagogisch klimaat voor kinderen? Zo ja, vindt u het aanvaardbaar dat kinderen steeds vaker opgevangen worden door meer partijen, wat ten koste gaat van de continuïteit, die een vaste plek met een vertrouwd pedagogisch medewerker biedt?
Bent u bereid te onderzoeken wat de sociaal-economische achtergrond is van de ouders, die de opvang voor hun kind (gedeeltelijk) opzeggen? Zo nee, waarom niet?
Wat zijn de meest recente cijfers over de arbeidsparticipatie van vaders en moeders met jonge kinderen?
Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre ouders, die minder opvang zijn gaan afnemen, ook minder zijn gaan werken? Zo nee, waarom niet?
Waarop baseert u de stelling dat de stijging van het aantal faillissementen drie oorzaken heeft, namelijk de crisis, de gestegen kosten voor ouders voor kinderopvang en ten slotte de stijging van het aantal vestigingen in de dagopvang en buitenschoolse opvang?2
Hoeveel opvangorganisaties kampen met betalingsachterstanden en wat is daarvan de aard en de oorzaak?
Wat raadt u opvangorganisaties in financiële nood aan?
Beschouwt u kinderopvang als basisvoorziening? Zo ja, erkent u dat bij een basisvoorziening een basisinfrastructuur hoort? Zo ja, hoe gaat u om met het risico dat deze infrastructuur wordt aangetast door het huidige verlies van kennis en ervaring?
Kunt u garanderen dat bij economisch herstel en een stijgende vraag er sprake zal zijn van een kwalitatief hoogwaardig en breed aanbod van kinderopvang?
De mogelijke komst van duizenden Marokkanen naar Nederland |
|
Roland van Vliet (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Marokkaanse tieners terug naar Nederland»?1
Ja.
Hoe duidt u de belachelijke uitlating van de heer Bernoussi, van het speciale ministerie van Marokkanen in het Buitenland, dat Marokkanen geen andere keuze zouden hebben dan hun kinderen naar Nederland te halen in verband met de stopzetting van kinderbijslag vanuit Nederland?
Ouders kiezen binnen de wettelijke mogelijkheden zelf waar hun kinderen wonen, dragen zelf de financiële verantwoordelijkheid daarvoor en maken daarbij hun eigen afwegingen. De kinderbijslag is daarbij slechts een tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud en niet een kostendekkend systeem.
In hoeverre deelt u de visie dat de eventuele komst van duizenden Marokkaanse tieners een ramp zou zijn voor Nederland, gezien de enorme oververtegenwoordiging van deze groep qua schooluitval en criminaliteit?
Op dit moment zijn er in Marokko ongeveer 1500 kinderen in de leeftijdscategorie van 12 tot 18 jaar voor wie kinderbijslag wordt ontvangen. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, kunnen ouders binnen de wettelijke mogelijkheden zelf kiezen waar hun kinderen wonen. De voorgenomen stopzetting van de kinderbijslag verandert hier niets aan. Kinderen die in de toekomst naar Nederland komen, zullen, net als nu het geval is, onder de hier geldende regelgeving vallen. Zoals in de Agenda Integratie2 is aangegeven, is het niet acceptabel dat migrantenkinderen niet naar school gaan of in de criminaliteit belanden.
Ziet u in dat de dubbele nationaliteit van veel immigranten (en hun kinderen) ook in dit opzicht een groot nadeel vormt voor Nederland?
In principe geldt dat voor verkrijging van de Nederlandse nationaliteit afstand wordt gedaan van de oorspronkelijke nationaliteit. Voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit bijvoorbeeld Marokko, Argentinië, Griekenland, Cuba, Mexico en Tunesië geldt echter dat het niet mogelijk is om afstand te doen van hun nationaliteit. Deze personen hebben, indien zij in Nederland genaturaliseerd zijn, zowel de Nederlandse als de Marokkaanse, Griekse of Cubaanse nationaliteit.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen teneinde te voorkomen dat de correcte maatregel om de export van uitkeringen aan banden te leggen leidt tot de komst van duizenden Marokkaanse tieners naar ons land?
Ik ben niet van plan om maatregelen te treffen om te voorkomen dat kinderen die op dit moment in Marokko wonen eventueel in Nederland gaan wonen.
Het bericht dat Medtronic illegale betalingen aan artsen deed |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht dat Medtronic illegale betalingen aan artsen deed?1
Laat ik voorop stellen dat ik het soort «ongepaste stimulansen» dat in het artikel omschreven wordt ongewenst acht. Mijn beleid is erop gericht dit soort ongewenste beïnvloeding in de zorg in Nederland te voorkomen. Hoewel ik het voor de continue verbetering van de zorg belangrijk vind dat er contacten zijn tussen artsen en industrie, is het niet de bedoeling dat die contacten omslaan in ongewenste beïnvloeding.
Zijn er ook illegale betalingen aan artsen in Nederland door Medtronic u bekend? Zo ja, kunt u een overzicht doen toekomen? Wat is uw oordeel over deze praktijken? Zo nee, bent u er van overtuigd dat Medtronic deze praktijken niet toepast of toepaste in Nederland?
Op basis van de mij bekende informatie kan ik niet concluderen dat het soort praktijken dat in het artikel wordt omschreven in Nederland ook voorkomt, of zelfs staand beleid is voor een bedrijf. Om ervoor te zorgen dat de contacten die er zijn tussen artsen en bedrijven op een nette manier verlopen is er in Nederland zelfregulering: de Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH) voor de medische hulpmiddelensector en de Code Geneesmiddelenreclame (CGR) voor de farmaceutische sector.
Beide codes kennen een systeem van toezicht en handhaving en zijn daarom geëquipeerd om dit soort zaken te voorkomen dan wel te stoppen.
Ik vind het een eigen verantwoordelijkheid van de sector om te zorgen dat de onderlinge contacten op een nette manier verlopen. Ik ga daarom niet onder-zoeken of de praktijken die in het artikel worden beschreven bij Medtronic in Nederland voorkomen; het is in eerste instantie aan de sector zelf om dat te doen. Indien er sprake is van onverantwoorde zorg kan de IGZ ingrijpen. De signalen onderstrepen mijns inziens wel het belang van wederkerigheid van de Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH). Wat niet mag worden aangeboden mag immers ook niet worden aangenomen. Het hebben van één set met normen daarvoor zorgt er ook voor dat er geen onduidelijkheid is over welke regels er gelden. De GMH geldt nu nog alleen voor lidbedrijven van zes grote koepels van medische hulpmiddelenfabrikanten. Er vindt momenteel overleg plaats tussen deze koepels en de KNMG en de Orde van Medisch Specialisten dat erop gericht is om voor de zomer te komen tot een wederkerige gedragscode. Ik vind dat die wederkerigheid er nu snel moet komen, zodat alle betrokken partijen in de zorg aan dezelfde regels zijn gebonden.
Zijn er aanwijzingen dat Medtronic de in België toegepaste praktijken ook in Nederland toepast of toepaste? Zo ja, welke aanwijzingen zijn dat? Zo nee, welke reden heeft u om aan te nemen dat Medtronic in Nederland anders handelde dan in België?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u reden om aan te nemen dat de in België toegepaste illegale betalingen beleid is binnen Medtronic? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw oordeel?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid te onderzoeken of de praktijken die Medtronic in België toepaste ook in Nederland werden of worden toegepast? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer bent u van plan een dergelijk onderzoek te starten?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u aanwijzingen dat er in Nederland illegale betalingen in de zorg voorkomen? Zo ja, welke aanwijzingen zijn dat en welke actie onderneemt u? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dergelijke praktijken zich in Nederland niet voordoen?
Zie antwoord vraag 2.
De plannen van Holland Casino om online gokken te gaan aanbieden |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Holland Casino kan volgend jaar online»?1 Herinnert u zich eerdere vragen over fraude bij Holland Casino?2
Ja.
Is het waar dat Holland Casino een aanbesteding onder leveranciers van online gokdiensten heeft uitgeschreven? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Holland Casino is een Europees openbaar aanbestedingstraject gestart, aangezien zij voor de bouw van een online casino-, bingo- en pokeromgeving gebruik wil maken van de diensten van marktpartijen. Met de ontwikkeling van een dergelijke omgeving – inclusief de aanbestedingsprocedure – is de nodige tijd gemoeid. Relevante informatie over de aanbesteding is overigens te vinden op www.aanbestedingskalender.nl .
Bent u van te voren op de hoogte gesteld door het staatsbedrijf Holland Casino van deze of andere voorbereidende activiteiten voor het aanbieden van online gokdiensten? Zo ja, wanneer is dat gebeurd? Zo nee, waarom niet? Had dat wel gemoeten?
Zowel de Staatssecretaris van Financiën als ik worden vanuit onze verschillende verantwoordelijkheden – respectievelijk het pseudo-aandeelhouderschap in Holland Casino en het kansspelbeleid – regelmatig op de hoogte gehouden over de ontwikkelingen bij Holland Casino, zo ook over de wijze waarop Holland Casino anticipeert op de toekomstige regulering van online kansspelen.
Zijn er redenen te veronderstellen dat Holland Casino een vergunning voor online gokken krijgt? Zo ja, welke zijn dat?
Er is geen garantie dat Holland Casino een vergunning voor online gokken krijgt. De precieze wijze van vergunningverlening en de voorwaarden waaraan potentiële vergunninghouders moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning, worden uitgewerkt in het concept-wetsvoorstel voor online kansspelen. Ik streef ernaar dit concept-wetsvoorstel eind april in internetconsultatie te brengen, zodat een ieder daarover tegelijk wordt geïnformeerd.
Kent Holland Casino uw plannen ten aanzien van de vergunningverlening voor online gokken? Zo ja, wilt u die plannen dan ook met de Tweede Kamer delen? Zo nee, deelt u dan de mening dat de voorbereidingen van Holland Casino op zijn minst voorbarig zijn?
Holland Casino is niet bekend met de precieze wijze waarop de vergunningverlening en de overige voorwaarden in het concept-wetsvoorstel zullen worden geregeld. Wel is Holland Casino, evenals andere (online en landbased) kansspelaanbieders alsook de verslavingssector, verschillende keren geconsulteerd over inhoudelijke vraagstukken die voor een goede regulering van online kansspelen van belang zijn. Gelet op het voornemen van de regering om online kansspelen op zo kort mogelijke termijn te reguleren – en om Holland Casino in deze kabinetsperiode te privatiseren – vind ik het van verantwoord ondernemerschap getuigen om tijdig op toekomstige ontwikkelingen in te spelen.
Deelt u de mening dat de schijn van voorkennis over online gokken bij Holland Casino dient te worden vermeden om het uitgeven van vergunningen tegen een aantrekkelijke marktwaarde nog mogelijk te maken? Zo ja, wat gaat u doen om die schijn weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Nederland zet weer Somalische asielzoekers uit' |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland zet weer Somalische asielzoekers uit»?1
Klopt het dat op 20 februari 2013 om 10.20 uur de eerste uitzetting van een Somaliër naar Mogadishu plaatsvindt sinds 2010?
Kunt u bevestigen dat er recent een terugkeermissie naar Mogadishu heeft plaatsgevonden? Zo ja, waar bestond deze missie uit?
Kunt u een schatting geven van het aantal Somaliërs dat de komende tijd gedwongen zal worden uitgezet?
Welke begeleiding wordt terugkerende Somaliërs geboden nadat zij zijn geland op Mogadishu Airport?
Bestaan er extra veiligheidsrisico’s voor Somaliërs die gedurende lange tijd in het Westen hebben gewoond? Zo ja, op welke manier wegen deze risico’s mee bij uitzetting naar Mogadishu?
Bent u in staat en bereid om te monitoren wat er gebeurt met de mensen die nu worden teruggestuurd naar Mogadishu? Zo ja, hoe? Zo nee, bent u bereid om te voorzien in monitoring, bijvoorbeeld door de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT)?
Hoe beoordeelt u het feit dat VluchtelingenWerk Nederland en Amnesty International stellen dat Mogadishu niet veilig is en dat Nederland gezien de veiligheidssituatie in Mogadishu geen vluchtelingen zou moeten terugsturen naar Mogadishu? Hoe beoordeelt u het feit dat de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties in januari 2013 tijdens een bijeenkomst met Tweede Kamerleden nog uitdrukkelijk verzocht niet uit te zetten naar Somalië?
Nee, die bezorgdheid deel ik niet. Asielaanvragen van alle Somaliërs worden individueel beoordeeld en hierbij wordt de veiligheidssituatie in het land in aanmerking genomen. Pas na deze beoordeling is terugkeer van de asielzoeker aan de orde, als is vastgesteld dat geen asielbescherming nodig is. Asielzoekers komen niet meer enkel op grond van het feit dat zij afkomstig zijn uit Mogadishu in aanmerking voor bescherming aangezien Mogadishu gelet op de informatie uit het laatste ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van november 2012 niet meer zó onveilig is dat een ieder gevaar loopt louter door zijn aanwezigheid aldaar.
Deelt u de bezorgdheid van bovengenoemde organisaties over de veiligheid van de Somaliërs die gedwongen worden uitgezet naar Mogadishu, gezien het feit dat er een negatief reisadvies geldt voor Somalië, het Nederlandse ambtsbericht de veiligheidssituatie in Mogadishu als slecht typeert en dat er in december 2012 nog 450 doden en gewonden vielen in Mogadishu en dit nog steeds maandelijks gebeurt? Zo ja, deelt u de mening dat hervatting van gedwongen terugkeer naar Mogadishu nu voorbarig is? Zo nee, waarom niet?
Het criminele gebruik van het 500 eurobiljet |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Uit de antwoorden op eerdere vragen1 blijkt dat nog veel onduidelijk is over het gebruik van 500 eurobiljetten in Nederland en de eurozone; bent u bereid het (criminele) gebruik van het 500 eurobiljet nader te (laten) onderzoeken?
Sinds de overgang op de euro worden de regels rond het gebruik en de acceptatie van bankbiljetten primair op Europees niveau vastgesteld met exclusieve verantwoordelijkheid van de ECB.
De ECB heeft het gebruik van de bankbiljetten in 2011 onderzocht.2
In het onderzoek geeft de ECB aan dat het in toenemende mate moeilijk is de ontwikkelingen in het gebruik van eurobankbiljetten in het eurogebied te analyseren en te vergelijken. De reden is dat, als gevolg van de grensoverschrijdende migratie van bankbiljetten, het niet langer mogelijk is het volume en de waarde van bankbiljetten in circulatie in ieder land vast te stellen.
Vastgesteld is dat sinds de overgang op de euro de groei van de circulatie hoofdzakelijk voor rekening is gekomen van de bankbiljetten van € 500, € 100 en € 50. Het bankbiljet van € 50 en het bankbiljet van € 500 hebben ieder een aandeel van 33% en de € 100-bankbiljetten een aandeel van 18% in de circulatiewaarde. De ECB schat dat ongeveer een derde van de eurobiljetten in circulatie dient voor transactiedoeleinden in de eurozone; voor het overige worden de eurobiljetten gebruikt als oppotmiddel of buiten de eurozone aangehouden. De ECB schat dat 20 tot 25% van de eurobiljetten buiten de eurozone wordt aangehouden.
De ECB heeft ook het verschil in gebruik van eurobiljetten in verschillende eurolanden onderzocht. In Nederland en Frankrijk blijkt weinig behoefte te zijn aan biljetten van € 500. In andere eurolanden wordt het € 500-biljet veel meer gebruikt. Contante aankopen boven de € 200 zijn bijvoorbeeld in Nederland en Frankrijk een zeldzaamheid, terwijl dat in andere eurolanden veel vaker voorkomt. In vijf van de acht onderzochte landen heeft meer dan 30% van de ondervraagden aangegeven meer dan een keer per jaar een € 200- of € 500-biljet in zijn bezit te hebben gehad. De meeste personen die over biljetten met een hoge denominatie beschikken, hebben deze van hun eigen bankrekening opgenomen. Andere veelvuldige verkrijgingwijzen zijn ontvangst bij betaling voor goederen en diensten (18%), in verband met salarisbetaling (12%) of als geschenk (10%).
Grootschalig gebruik van contant geld, en daarmee ook biljetten van een hoge coupure, kan meerdere oorzaken hebben. Zo kan dit te maken hebben met een grote grijze of zwarte economie, maar ook met duurder elektronisch betalingsverkeer, minder vertrouwen in het bankwezen of beperkte toegang tot bancaire diensten. Voor Nederland geldt dat ons (elektronisch) betalingsverkeer tot de meest efficiënte van de wereld behoort en dat wij een van de laagste percentages hebben van personen zonder bankrekening.
De verschillen tussen Europese landen zijn op deze vlakken groot en zijn daarmee mede een verklaring voor het verschillend gebruik van biljetten met een hoge coupure.
Waar in Nederland 500 eurobiljetten slechts 1,5% van de totale waarde van de contante geldhoeveelheid vertegenwoordigen ligt het Europese gemiddelde op 38% van de waarde van de contante geldhoeveelheid; bent u bereid de oorzaken van deze verschillen nader te (laten) onderzoeken, bijvoorbeeld door dit verzoek te doen aan DNB of de ECB? Vormen deze verschillen aanwijzingen voor mogelijk verdacht gebruik in andere landen?
Zie antwoord vraag 1.
Uit de antwoorden op de eerdere vragen blijkt dat het witwassen in Nederland onder andere wordt bestreden door meldplichten voor contante transacties boven een drempelwaarde; kunt u aangeven welke sancties op het overtreden van deze meldplicht staan, hoe vaak de overtredingen worden geconstateerd en hoeveel transacties jaarlijks worden gemeld? Deelt u de mening dat deze meldplicht eenvoudig kan worden vermeden door betalingen of transacties op te splitsen?
Voor de hoogte van de sancties in geval van overtreding van bepalingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verwijs ik naar artikel 28, derde lid, van de wet en artikel 13 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector. Verder is het onterecht niet melden van ongebruikelijke transacties op grond van de Wet op de economische delicten strafbaar met hechtenis van ten hoogste zes maanden (in geval van opzet: twee jaren), een taakstraf of geldboete van maximaal 19.500 euro. Het maximum van de geldboete is hoger bij veroordeling van een rechtspersoon en indien de betrokken transacties een waarde vertegenwoordigen van meer dan 4875 euro.
Voor het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties verwijs ik naar de jaarverslagen van de Financial Intelligence Unit-Nederland, die te vinden zijn op de website www.FIU-Nederland.nl.
De Wwft definieert in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, een ongebruikelijk transacties als: transactie die op grond van de indicatoren bedoeld in artikel 15, eerste lid als ongebruikelijk is aangemerkt. Deze indicatoren zijn vastgesteld en opgenomen in de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Er is een subjectieve indicator en er zijn objectieve indicatoren. Enkele van de objectieve indicatoren kennen een drempelwaarde voor contante betalingen: bij een contante betaling boven die waarde moet de transactie in elk geval gemeld worden. Op grond van de subjectieve indicator moeten transacties worden gemeld waarbij de meldingsplichtige aanleiding heeft te veronderstellen dat deze verband houden met witwassen of financieren van terrorisme. Dit betekent dat ook transacties beneden de bedoelde drempelwaarden aanleiding kunnen geven tot een meldingsplicht.
De meldingsplicht kan niet eenvoudig worden vermeden door opsplitsing van betalingen of transacties. Indien daarmee kennelijk is beoogd de objectieve meldingsplicht te vermijden, vallen de desbetreffende transacties onder de subjectieve meldingsplicht.
Wat zijn de overwegingen van de Britse en Amerikaanse centrale banken om te kiezen voor een relatief lage waarde van de grootste coupures (respectievelijk 50 Britse pond en 100 Amerikaanse dollar)? Speelt het gevaar voor witwassen en andere crimineel gebruik hierbij een rol? Leidt het ontbreken van de grotere coupures zoals een 500 pond- of dollarbiljet in deze landen tot problemen in het betalingsverkeer?
Tot 1969 werden in de Verenigde Staten biljetten van 500, 1000, 5000 en 10.000 dollar uitgegeven.3 De uitgifte van deze biljetten is gestaakt omdat de biljetten in onbruik waren geraakt. De reden kan worden toegeschreven aan de opkomst van andere manieren van het verrichten van betalingstransacties, zoals creditcardbetalingen. De biljetten met een zeer hoge coupure zijn overigens tot op heden nog wettig betaalmiddel. Gelet op de zeldzaamheid4 zijn de biljetten collector items geworden, waarvoor op veilingen meer dan de nominale waarde wordt betaald.
Gebleken is dat vanaf 2008 de vraag naar het biljet van 100 dollar aanzienlijk is toegenomen met name voor gebruik als oppotmiddel. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er wel een behoefte bestaat aan bankbiljetten met een hogere coupure.
De Bank of England is al in 1943 gestopt met de uitgifte van biljetten met een hogere coupure dan 50 pond. Sindsdien worden alleen in Schotland en Noord-Ierland nog biljetten van 100 pond uitgegeven.
Overigens heeft het ontbreken van biljetten met een hogere waarde in Engeland en Amerika, voor zover bekend, niet geleid tot problemen in het betalingsverkeer.
Is bekend of de beslissing in Canada, om het 1000 Canadese dollarbiljet uit de omloop te nemen, leidde tot verminderde criminaliteit op het gebied van witwassen, fraude en drugscriminaliteit?
In een rapport van de Financial Action Task Force (FATF) uit 2008 is aangegeven dat de Bank of Canada in 2000 is gestopt met het in omloop brengen van het Canadese biljet van 1000 dollar als onderdeel in de strijd tegen witwassen en georganiseerde criminaliteit.5
Uit het FATF-rapport kan worden opgemaakt dat het stoppen met het uitgeven van het biljet van 1000 dollar niet heeft bijgedragen aan een vermindering van witwassen. Uit cijfers van de Canadese overheid blijkt zelfs dat het aantal geconstateerde gevallen van witwassen sinds 2000 is toegenomen.6
Is meer bekend over de mogelijke rol van 500 eurobiljetten in het internationale criminele circuit, in het bijzonder in Zuid-Amerika? Zou u hiernaar nader vervolgonderzoek willen (laten) doen, bijvoorbeeld door dit verzoek te doen aan DNB of de ECB?
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van de vragen die gesteld zijn op 29 januari 2013, wordt in het Criminaliteitsbeeld analyse witwassen van het Korps Landelijke Politiediensten specifiek gekeken naar contante geldsmokkel door Colombianen naar Zuid-Amerika. Ik acht het dan ook niet opportuun DNB of de ECB te verzoeken een nader vervolgonderzoek te (laten) doen.
Bent u bereid de DNB en de ECB te verzoeken speciale aandacht te geven aan de rol van specifiek het 500 eurobiljet in toekomstige onderzoeken naar het gebruik van eurobiljetten, in het bijzonder met betrekking tot de (internationale) criminaliteit?
Ik ben bereid DNB en ECB te verzoeken speciale aandacht te geven aan de rol van specifiek het € 500-biljet in toekomstige onderzoeken naar het gebruik van eurobiljetten, in het bijzonder met betrekking tot de (internationale) criminaliteit.
Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten daarvan en eventuele gevolgtrekkingen ten aanzien van het in omloop brengen van biljetten van € 500.
Acht u het mogelijk dat op basis van dergelijke onderzoeken en nieuwe inventarisatie(s) besloten kan worden tot het terugbrengen van het aandeel 500 eurobiljetten in de contante geldhoeveelheid, bijvoorbeeld door de omloop te maximeren als percentage van de totale waarde van de contante geldhoeveelheid of het gebruik van het biljet alsnog te heroverwegen?
Zie antwoord vraag 7.
De reactie op een grote botnet-infectie door het Nationaal Cyber Security Centrum |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de kritiek van enkele beveiligingsbedrijven op de reactie van de politie en het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) toen zij op de hoogte gesteld werden van een grootschalige infectie in Nederland door een botnet?1 Zijn de gegevens in het genoemde artikel over de aangeleverde informatie aan het NCSC en de politie en hun reactie daarop juist? Zo nee, wat is dan de juiste beschrijving van de gebeurtenissen rond deze grote cyber-inbraak?
Op hoofdlijnen is de in het artikel geschetste tijdslijn juist. Naar mijn mening is er echter wel degelijk geacteerd door de Politie en het NCSC. In oktober 2012 kreeg het IT-beveiligingsbedrijf Digital Investigation via Leaseweb de beschikking over de inhoud van een command & controlserver van een Citadel-botnet (met de naam Pobelka). Omdat vermoed werd dat deze command & control-server gerelateerd was aan de uitbraak van het Dorifel-virus, waar door het Team High Tech Crime (THTC) van de Landelijke Eenheid van de Politie al onderzoek naar werd gedaan werd door Digital Investigations contact opgenomen met THTC en werd aangeboden om de gegevens van de command & control-server aan THTC te verstrekken.
Op 16 oktober 2012 is door medewerkers van THTC een bezoek gebracht aan Digital Investigations. Door DI is een kopie van de data op een harde schijf aan THTC overhandigd. In de publiciteit is deze harde schijf aangeduid als «de 750 GB». Naar later bleek was deze schijf niet leesbaar.
Op 26 november 2012 heeft de teamleider van THTC de directeur van Digital Investigation in contact gebracht met het NCSC. Hierna heeft het NCSC met Digital Investigation overlegd. Naar aanleiding van dit overleg heeft het NCSC verzocht om het gedeelte van de dataset dat nodig is om respons naar haar achterban van overheid en vitale sectoren mogelijk te maken. Dit gedeelte van de dataset betrof de IP-adressen, de computernamen en de tijdstippen waarop de geïnfecteerde computers actief waren binnen het botnet. Dit heeft het NCSC gedaan op grond van haar bestaande taken en bevoegdheden. Het NCSC had geen rechtsbasis om de resterende inhoudelijke en mogelijk gevoelige gegevens in te zien en te verwerken. De informatie was immers oorspronkelijk afkomstig van een misdrijf en bevatte persoonlijke gegevens en informatie waarvan de betrouwbaarheid en herkomst niet kon worden vastgesteld. Tevens stond niet vast stond hoe Digital Investigation deze informatie had verkregen.
De van Digital Investigation ontvangen IP-adressen zijn in december 2012 na het verkrijgen door het NCSC gecontroleerd op aanwezigheid in de bij het NCSC bekende IP-ranges (reeksen van door het departement of de instelling gebruikte IP-adressen) van departementen en instellingen binnen de doelgroep van het NCSC: de Rijksoverheid en de vitale sectoren. Naar aanleiding van de resultaten hiervan zijn een zestiental departementen en instellingen actief geïnformeerd over een mogelijke besmetting omdat een match met mogelijk besmette IP-adressen werd vastgesteld in de IP-range. Het NCSC beschikt niet over de IP-range van andere bedrijven of gebruikers.
De overige IP -adressen zijn vervolgens en eveneens in december 2012 aangeboden aan de Internet Service Providers (ISP) om hen in staat te stellen hun klanten te informeren wanneer zou blijken dat deze mogelijk besmet zouden zijn. De reden hiervoor is onder meer dat ISP’s hierin een sleutelrol kunnen vervullen. Zij beschikken over de gegevens van de klanten, hebben de vertrouwensrelatie en kunnen ook problemen gericht oplossen.
Is het correct dat het NCSC de afgelopen week de wens uitgesproken heeft om de ip-adressen van vitale organisaties te krijgen om een betere reactie te kunnen geven bij informatie over inbreuken op de beveiliging? Zo ja, waarom komt dit verzoek juist nu en op welke wijze is dit verzoek aan de betrokken sectoren gedaan?
Het NCSC heeft inderdaad gezien de publiciteit rondom dit onderwerp een herhaalde oproep aan haar achterban van Rijksoverheid en vitale sectoren gedaan om IP-adressen met het NCSC te delen om het NCSC in staat te stellen om partijen gericht te kunnen alerteren als het NCSC kennis heeft van mogelijke infecties van bepaalde IP-adressen. Ook in de komende periode zal door het NCSC actief aandacht worden gevraagd voor het volledig en up-to-date houden van de bij het NCSC beschikbare informatie over IP-adressen van partijen binnen de doelgroep van het NCSC: de Rijksoverheid en de vitale sectoren. Naar aanleiding van het genoemde incident heeft een groot aantal partijen zich reeds bij het NCSC gemeld om informatie over de door deze partijen gebruikte IP-ranges te verstrekken.
Is in dit geval een «notice-and-take-down procedure» gestart door het bedrijf Digital Investigation voor de centrale servers van het botnet? Is het gebruikelijk dat deze procedure in gang gezet wordt door een privaat bedrijf? Welke gevolgen heeft deze procedure gehad voor het traceren van de daders en de schade door het botnet?
De notice and take down procedure (NTD) is een procedure waarbij aan providers een notificatie, ofwel een verzoek, wordt gedaan om een server uit te schakelen. Ook een private partij kan een dergelijk verzoek doen en dat gebeurt ook. Doel van de NTD-procedure is primair het beëindigen van de functionaliteit van de server en dient daarmee ook geen opsporingsdoeleinden.
Wordt er op dit moment onderzoek gedaan naar de verantwoordelijken voor dit botnet? Zo ja, wat is de voortgang en de slagingskans van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Ja, naar aanleiding van de uitbraak van het dorifel-virus in augustus 2012 is reeds een onderzoek ingesteld door het THTC. Tevens is op 18 februari 2013 een tweede strafrechtelijk onderzoek opgestart. De doelstelling van dit onderzoek is om tot een identificatie te komen van de beheerders van het Pobelka-botnet, die tevens verantwoordelijk moeten worden gehouden door het wegnemen van de 750 GB aan (gevoelige) data. Gegeven het feit dat het onderzoek nog loopt is het niet mogelijk om uitspraken te doen over de slagingskans.
Bent u van mening dat het blokkeren van verkeer naar de «command-and-control servers» van botnets een effectieve manier is om deze netwerken te belemmeren? Zo ja, ziet u mogelijkheden om deze werkwijze toe te staan zonder schending van de netneutraliteit?
Ja, het blokkeren van verkeer naar command en conrol-server (C&C-servers) is een van de effectieve opties in het bredere palet aan mogelijkheden om botnets te bestrijden. Toepassing van deze werkwijze zonder schending van de netneutraliteit is mogelijk binnen de uitzonderingsbepalingen in artikel 7.4a, eerste lid sub b en d van de Telecommunicatiewet (Tw). Deze bepalingen hebben betrekking op het blokkeren van verkeer dat de veiligheid of integriteit van het netwerk of het randapparaat van de eindgebruiker aantast (bijvoorbeeld verkeer afkomstig van computers die onderdeel uitmaken van een botnet) dan wel ter uitvoering van een wettelijk voorschrift of rechterlijk bevel.
Wat is de rolverdeling en afbakening tussen het NCSC en de nieuwe Integrale Beveiligingsdiensten (IBD) en het centrum Abuse Information Exchange (Abuse-IX) van respectievelijk de gemeenten en enkele grote internetbedrijven? Met welke vergelijkbare diensten werkt het NCSC samen?
Het NCSC werkt samen met een grote diversiteit aan partijen. In het huidige informatietijdperk neemt het belang van informatiesystemen in vitale sectoren toe. Vanuit het belang van de continuïteit van deze sectoren voor onze maatschappij werkt het NCSC dan ook nauw samen met bedrijven en organisaties uit deze sectoren.
Een belangrijk georganiseerd verband binnen deze samenwerking zijn de Information Sharing and Analysis Centers (ISAC’s), georganiseerd door partijen uit het bedrijfsleven en aangesloten bij het NCSC. Dit zijn overlegorganen waarbij bedrijven uit vitale sectoren samen met relevante overheidsorganisaties werken aan het verhogen van de digitale weerbaarheid. Tijdens reguliere overleggen worden, trends, ontwikkelingen en dreigingen op het gebied van cyber security uitgewisseld.
De lijst van vitale sectoren beslaat 12 sectoren (Energie, Telecommunicatie/ICT, Drinkwater, Voedsel, Gezondheid, Financieel, Keren en Beheren Oppervlaktewater, Openbare Orde en Veiligheid, Rechtsorde, Openbaar Bestuur, Transport en de Chemische en Nucleaire Industrie) met daarbinnen 31 vitale producten en of diensten. Uitgangspunt bij deze vitale sectoren is dat uitval of verstoring van vitale producten of diensten van deze sectoren een (potentieel) maatschappelijk ontwrichtend effect heeft; de lijst van vitale sectoren sluit aan bij dit criterium.
Het NCSC is op het gebied van cyber security het centrale punt in Nederland en daarmee de spin in het web. Om organisaties buiten de eigen doelgroep van Rijksoverheid en vitale sectoren te kunnen bedienen wanneer dit nodig is, werkt het NCSC samen met schakel- en partnerorganisaties. Niet alleen kunnen langs deze weg verschillende sectoren binnen de eigen verantwoordelijkheid zelfstandig digitale weerbaarheid vergroten, ook wordt hiermee de uitrol van een effectief landelijk netwerk van sectorale informatiebeveiligingsorganisaties gestimuleerd. Het is de ambitie om dit netwerk in stappen uit te bouwen. Zo is met ondersteuning van het NCSC door VNG/KING met de oprichting van de Informatiebeveiligingsdienst voor gemeenten (IBD), een belangrijke stap gezet in de ontwikkeling van sectorale capaciteiten voor mede-overheden op het gebied van ICT-response. Het NCSC werkt nauw met hen samen.
Een ander belangrijk initiatief, is het door de Minister van Economische Zaken gesubsidieerde initatief. Binnen Abuse Information Exchange werken internetproviders samen en wordt informatie verzamelt en verwerkt over botnetbesmettingen. Op die manier worden besmette computers sneller opgemerkt en kunnen klanten beter en sneller geholpen worden. Abuse Information Exchange heeft de ambitie om in de loop van 2013 operationeel zijn. Deze ontwikkelingen juich ik toe.
Op welke wijze is de relatie georganiseerd tussen het NCSC en vitale sectoren? Welke informatie wordt hierin uitgewisseld en hoe frequent is dit contact? Welke sectoren zijn aangemerkt als vitale sectoren? Herkent u het beeld dat in dit informatietijdperk de informatiesystemen van steeds meer sectoren vitaal zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Welke plicht hebben bedrijven om aan hun klanten te melden dat hun gegevens mogelijk gestolen zijn, waardoor zij een groot veiligheidsrisico kunnen lopen? Weet u of alle bedrijven die getroffen zijn door het Pobelka-botnet hun klanten ingelicht hebben?
Hierop is geen eenduidig antwoord te geven omdat er nog onderzoek uitgevoerd wordt welke bedrijven mogelijk getroffen zijn, daarmee is ook nog niet te zeggen onder welk juridisch regime de getroffen bedrijven opereren en of zij op grond daarvan verplicht zijn hun klanten in te lichten.
Deelt u de mening dat de beveiliging van de infrastructuur van vitale sectoren op dit moment nog teveel afhankelijk is van de bereidheid van bedrijven om gegevens te delen en alert te reageren op informatie over beveiligingsproblemen? Zo nee, waarom bent u van mening dat de huidige situatie voldoet? Zo ja, wat ziet u als de beste richting om dit gebrek aan regie op te lossen?
Als coördinerend bewindspersoon voor het onderwerp cyber security ben ik het met u eens dat regie belangrijk is op het onderwerp. Juist in dit licht heeft het kabinet in maart 2011 de Nationale Cyber Security Strategie gepubliceerd. Hiermee is ingezet op publiek-private, civiel-militaire en internationale samenwerking om de digitale veiligheid verder te verhogen. Met deze lijn is het fundament gelegd voor een integrale aanpak van cyber security. Uiteraard is het veld van cyber security voortdurend aan verandering onderhevig. Juist in dit licht zullen wij nog dit jaar komen met een geactualiseerde versie van de Nationale Cyber Security Strategie, het door u gevraagde plan is er dus. Daarbij is er nadrukkelijk aandacht voor de balans tussen veiligheid en digitale grondrechten.
De Pobelka-casus onderstreept het in het AO d.d. 6 december aangegeven belang van het versterken van de detectiecapaciteit bij de Rijksoverheid en de vitale sectoren. Op deze wijze kunnen incidenten zo snel mogelijk gedetecteerd worden en van een gepaste response worden voorzien. Het NCSC is op het gebied van cyber security het centrale punt in Nederland en daarmee de spin in het web. Om organisaties buiten de eigen achterban van Rijksoverheid en vitale sectoren te kunnen bedienen wanneer dit nodig is, werkt het NCSC samen met schakel- en partnerorganisaties. Ook zal vóór de zomer juridisch worden verkend hoe het NCSC op een zorgvuldige wijze kan blijven omgaan met de beschikbare informatie die het NCSC vanuit de ICT-community bereikt. Daarbij zal worden gekeken hoe en op welke rechtsbasis het NCSC gegevens kan verwerken om de impact van dreigingen in het digitale domein op de nationale veiligheid te beperken.
Ten aanzien van het melden van inbreuken op de veiligheid van informatiesystemen binnen vitale sectoren kan ik u aangeven dat ik hiervoor al wetgeving in een vergaand stadium van voorbereiding heb. Deze wetgeving zal spoedig in consultatie worden gebracht.
Herkent u de verwachting dat het NCSC of een onafhankelijke partij een actievere rol op zich neemt bij de melding van inbreuken op de veiligheid van Nederlandse computersystemen? Zo ja, bent u bereid een plan te ontwikkelen waarin een dergelijke partij de digitale veiligheid in Nederland vergroot, zonder de grondrechten van bedrijven en burgers aan te tasten?
Zie antwoord 9
De aanpak van illegale aanbieders van kansspelen op internet |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de nog niet beantwoorde eerdere vragen over de aanpak van illegale aanbieders van kansspelen op internet en vooral de activiteiten van 7Red.com?1 Kent u ook het bericht «Gokreclames 7Red.com verboden»?2
Ja.
Kent u de reclame van het online gokbedrijf Royaalcasino.com zoals uitgezonden op de op Nederland gerichte tv-zender van National Geographic en de websites?3 Zo ja, voldoen deze websites aan de prioriteringscriteria, te weten het hebben van een nl.site of het aanbieden van de site in de Nederlandse taal of reclame maken op radio, televisie en in geprinte media op grond waarvan de Kansspelautoriteit online goksites zegt aan te pakken? Zo nee, zou u zich dan op de hoogte willen stellen van deze reclame en websites?
Het is sinds 1 april 2012 aan de kansspelautoriteit (ksa) om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen (Wok), waaronder de regels ten aanzien van werving en reclame. De ksa laat mij weten de betreffende reclame te kennen. Het is aan de ksa om te bepalen hoe zij omgaat met de handhaving van de Wok.
Over welke mogelijkheden beschikt de Kansspelautoriteit om illegale gokreclames op te sporen?
De medewerkers van de ksa houden via internet actief zicht op reclame-uitingen. Daarnaast ontvangen zij meldingen van burgers, bedrijven en organisaties over gokreclames.
Op welke wijze kan de Kansspelautoriteit daadwerkelijk boetes opleggen en vooral ook innen bij gokbedrijven die gevestigd zijn in andere landen zoals Costa Rica, Malta of Curaçao? Hoe werken dergelijke inningsprocedures in de praktijk?
De ksa beschikt over een bestuurlijk handhavingsinstrumentarium, waaronder het opleggen van bestuurlijke boetes. Indien buitenlandse illegale aanbieders weigeren een bestuurlijke boete te betalen, is – zonder verhaalsmogelijkheden in Nederland – bestuursrechtelijke handhaving minder effectief. De ksa kan niet in het buitenland de betaling van bestuurlijke boetes afdwingen. Inzetten van het strafrecht is grensoverschrijdend mogelijk, maar wordt gezien als ultimum remedium (in die gevallen waarin sprake is van meervoudige of herhaalde overtredingen, van verwevenheid met andere criminele activiteiten en/of waarin de behoefte bestaat aan de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen en bevoegdheden of het opleggen van specifiek strafrechtelijke sancties). Bij de ontwikkeling van het wetsvoorstel kansspelen op afstand bekijk ik welke aanvullende bevoegdheden de effectiviteit van de handhaving van de ksa verder kunnen versterken.