De Burundezen die uit vrees voor mogelijk verkiezingsgeweld naar Rwanda vluchten |
|
Roelof van Laar (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Burundezen vluchten massaal naar Rwanda»1 en «Citing political pressure, 5.000 Burundians flee to Rwanda»?2
Klopt het dat er per dag meer dan 1.000 mensen naar Rwanda vluchten uit angst voor de Imbonerakure milities, die de huidige regering steunen? Zo ja, zijn er voldoende goede opvangmogelijkheden voor deze vluchtelingen in Rwanda?
Klopt het dat door de aankomende verkiezingen er een stijging in politiek gemotiveerde bedreigingen, intimidatie en geweld ten aanzien van journalisten, mensenrechtenactivisten en politici is ontstaan? Kunt u toelichten welke rol de huidige regering en president Pierre Nkurunziza hierbij spelen?
Kunt u toelichten welke rol de politie en het leger spelen bij de groeiende spanningen in Burundi? Is het onderzoek naar de moordpartij in Cibitoke van januari jongsteleden al afgerond? Zo ja, hoe beoordeelt u de uitkomsten van dat onderzoek?
Vindt u het aannemelijk dat president Nkurunziza zich kandidaat gaat stellen voor een derde termijn als president? Zo ja, wat vindt u hier van, mede gezien het feit dat veel partijen een derde termijn zien als schending van het vredesakkoord?
Welke consequenties zouden de ontwikkelingen in Burundi, waaronder een eventuele kandidaatstelling van Nkurunziza, volgens u moeten hebben voor de bilaterale ontwikkelingsrelatie? Overweegt u opschorting van programma’s waarbij samengewerkt wordt met de Burundese overheid, in het bijzonder de programma’s gericht op de politie en het leger? Zo ja, wanneer is dit aan de orde? Zo nee, waarom niet?
Trekt Nederland samen op met de EU en andere landen om gezamenlijk te reageren in het geval het vredesakkoord wordt geschonden, bijvoorbeeld door een nieuwe kandidaatstelling van Nkurunziza?
De voortgang in het gebruik van open data door de Nederlandse overheid. |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Open data nog amper gebruikt door de overheid» van Binnenlands Bestuur?1 Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp?2
Dit bericht is mij bekend en ik herinner mij ook de antwoorden op uw eerdere vragen. Een gemeenschappelijke noemer daarbij is het niet werken van links tussen het open dataportaal, data.overheid.nl en de catalogi en registers waar deze datasets worden beheerd. Ik heb in de eerdere antwoorden laten weten dat, om dit probleem aan te pakken, er gewerkt werd aan een upgrade van het dataportaal. Deze upgrade is inmiddels een feit.
Is het waar dat nog steeds 14% van de links op het portaal data.overheid.nl niet werkt? Zo nee, wat is de huidige situatie? Zo ja, waardoor wordt dit veroorzaakt en is het een teken dat de overheid de data zelf inderdaad amper gebruikt?
Op dit moment werkt 98% van alle «klikbare» links die zijn opgenomen in de datasets die op data.overheid.nl vindbaar zijn. De oorzaak van niet werkende links, zoals de Open State Foundation (OSF) die eerder aantrof, is bekend. Deels betrof het technische oorzaken die meteen konden worden weggenomen en deels betrof het webservices die op basis van internationale standaarden niet direct klikbaar zijn maar bevraagd moeten worden. Doel van bevraging door de hergebruiker is dat maatwerk kan worden geleverd bij het beschikbaar stellen van data. Als datasets zijn opgenomen in een webservice dan wordt dat gemeld op data.overheid.nl. Inmiddels is OSF voorzien van open source software waarmee deze technische voorziening op de juiste manier kan worden gecontroleerd.
Dat data niet direct opvraagbaar zijn via data.overheid.nl is mijns inziens geen teken dat de overheden de data niet zelf zouden gebruiken. Het gaat bij open data om overheidsdata die geschikt zijn gemaakt voor hergebruik door derden buiten de overheid.
Is het waar dat bijvoorbeeld de datasets van Pianoo over aanbestedingen en de Kiesraad over verkiezingsuitslagen een beperkte reikwijdte hebben? Deelt u de mening dat het voor de bruikbaarheid van datasets belangrijk is dat de beschikbare datasets volledig en actueel zijn? Zo ja, wat gebeurt er om datasets zo volledig en actueel mogelijk te maken?
Voor PIANOo geldt dat alle aankondigingen van aanbestedingen openbaar beschikbaar zijn via de web interface van TenderNed (https://www.tenderned.nl/tenderned-web/aankondiging/overzicht/aankondigingenplatform). Daarnaast is een RSS feed beschikbaar met de laatste 25 aankondigingen van aanbestedingen. Geïnteresseerden kunnen zich abonneren op de RSS feed en zo een volledig data set opbouwen van alle op TenderNed gepubliceerde aankondigingen. De RSS is aangemeld bij data.overheid.nl, zie https://data.overheid.nl/data/dataset?q=aanbesteden.
Voor de Kiesraad geldt dat de datasets op data.overheid.nl inderdaad een beperkte omvang hebben. Op de website www.verkiezingsuitslagen.nl zijn echter veel meer uitslagen te vinden en te downloaden, namelijk:
Tweede Kamer 1848-heden;
Gemeenteraad 1946-heden;
Provinciale staten vanaf 1991;
Europees parlement 1979-heden
Eerste Kamer 2003-heden;
Referendum 2005;
Eilandsraadverkiezingen en tussentijdse verkiezingen voor de gemeenteraden i.v.m. herindelingen.
De afgelopen verkiezingen voor de Tweede Kamer, provinciale staten, Europees parlement en gemeenteraden zijn bovendien ook beschikbaar in open en herbruikbaar formaat zoals gebruikt wordt bij OSV (Ondersteunende Software Verkiezingen). Ook zijn van de afgelopen verkiezingen de uitslagen per stembureau verkrijgbaar. Deze bestanden zijn op aanvraag verkrijgbaar.
Het bovenstaande laat zien dat aan de volledigheid en actualiteit van beschikbare datasets wordt gewerkt. Dit alles binnen de beperking van daarvoor beschikbare middelen.
Is het uw bedoeling om van data.overheid.nl een centrale website te maken, waarop alle open data van de overheid vindbaar zijn? Zo ja, hoe oordeelt u erover dat uit het Trendrapport Open Data van de Algemene Rekenkamer blijkt dat ministeries meerdere websites gebruiken om hun beschikbare datasets te publiceren? Zijn al deze datasets ook op data.overheid.nl te vinden?
Ja, ik streef ernaar om alle open data van de overheid vindbaar te maken via data.overheid.nl. Zoals uit het voorgaande antwoord blijkt, vraagt het beschikbaar maken en stellen van overheidsdata in open en herbruikbare vorm om de inzet van mensen en middelen. Dat betekent in de praktijk dat het portaal alleen verbindingen kan leggen naar catalogi en naar registers van departementen, provincies, waterschappen, gemeenten of naar die van het CBS waar reeds in deze bewerkingsslag is geïnvesteerd. Dat ministeries naast data.overheid.nl eigen websites gebruiken om hun beschikbare datasets te publiceren zie ik, tegen de achtergrond van hun zorg voor de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, begrijpelijkheid en toegankelijkheid van informatie, als een positieve ontwikkeling in het beschikbaar stellen van meer overheidsdata in open en herbruikbare vorm. Ik verwijs hierbij graag naar de brief van 7 mei 2015 over de voortgang van open data in het zorgdomein van mijn collega van VWS (2e Voortgangsbrief Open data in het zorgdomein).
Welke voortgang maakt u bij het gebruik laten maken van data.overheid.nl door gemeenten en provincies? Hoe zorgt u ervoor dat meer gemeenten en provincies hun beschikbare datasets publiceren op dit centrale portaal?
In aansluiting op het voorgaande antwoord is het belangrijk te onderstrepen dat publicatie van datasets via data.overheid.nl geen verplichting is maar wel wordt gefaciliteerd. Op dit moment zijn 19 gemeenten en alle provincies aangesloten op data.overheid.nl. In 2015 is begonnen met het direct aansluiten van de eigen data portals van een aantal grote gemeenten. Op data.overheid.nl. is een overzicht gemaakt van alle bekende catalogi en is aangegeven of die al dan niet zijn aangesloten op data.overheid.nl. Daarbij is aangegeven op welke wijze data-eigenaren data beschikbaar kunnen stellen via data.overheid.nl.
Ziet u meerwaarde in een verplichting voor overheidsdiensten om geschikte datasets als open data ter beschikking te stellen, ook met het oog op de resultaten die hiermee in andere landen behaald zijn? Zo ja, wilt u onderzoeken op welke termijn en wijze u een dergelijke verplichting in zou kunnen voeren? Zo nee, waarom niet?
Ik heb met uw Kamer afgesproken om rijksbreed te inventariseren welke data er beschikbaar zijn, welke daarvan actief beschikbaar kunnen worden gesteld en welke daarvan gesloten zullen blijven. Dit is een van de maatregelen die het kabinet neemt om het proactief beschikbaar stellen van open data te bevorderen. Voor een wettelijke plicht om op verzoek van burgers overheidsinformatie als open data aan te bieden, ligt op dit moment een wetsvoorstel hergebruik overheidsinformatie bij uw Kamer voor. Dit wetsvoorstel zal waarschijnlijk nog voor de zomer plenair behandeld worden.
Wanneer stuurt u de data-inventarisatie, waar u aan werkt, met beschikbare open en gesloten datasets bij de rijksoverheid aan de Tweede Kamer? Zal deze vergezeld zijn van een ambitie ten aanzien van de publicatie van deze sets? Zo nee, op welke termijn zou u deze ambitie wel kunnen formuleren?
U kunt de resultaten van deze inventarisatie voor de zomer verwachten. Deze gaat vergezeld van een leidraad voor het gebruik van open data. Over de ambities met betrekking tot publicatie wil ik u dit najaar informeren. Ik zou namelijk potentiële hergebruikers graag eerst in de gelegenheid stellen om via data.overheid.nl. hun belangstelling voor beschikbare datasets kenbaar te maken.
Zware straffen voor journalisten in Egypte |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten van de International Federation of Journalists (IFJ) en Freedom House over de op 11 april jl. in Egypte ter dood en tot levenslang veroordeelde journalisten?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het onacceptabel is dat journalisten worden opgepakt, gevangengezet en terdoodveroordeeld vanwege het verslaan van een demonstratie in augustus 2013 tegen het afzetten van president Morsi? Zo nee, waarom niet?
Ja, journalisten moeten vrij en veilig hun werk kunnen doen. Vervolging van journalisten vanwege het verslaan van een demonstratie staat hier haaks op. Het Nederlandse kabinet is daarnaast tegen de doodstraf, in alle gevallen en in alle omstandigheden. Het kabinet beschouwt de doodstraf als een onnodige wrede en onmenselijke straf en streeft daarom naar wereldwijde afschaffing.
Deelt u de mening dat repressie door de Egyptische autoriteiten van fundamentele vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid ««een recept is voor radicalisering, in plaats van de oplossing er tegen», zoals de voorzitter van Freedom House stelt? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse kabinet is van mening dat terreurbestrijding en respect voor mensenrechten hand in hand moeten gaan. Een beleid waarbij de mensenrechten ondergeschikt zijn, kan groepen marginaliseren en onderdrukken waardoor de voedingsbodem van terrorisme wordt vergroot.
Deelt u de mening dat Egypte met de veroordeling van de journalisten in strijd handelt met het recente European Neighbourhood Policy (ENP) Country Progress Report dat onder meer de aanbevelingen bevat om de mensenrechten en fundamentele vrijheden te verzekeren en om het moratorium op de doodstraf opnieuw toe te passen? Zo nee, waarom niet? 2
Ja.
Heeft Nederland of de EU protest aangetekend tegen de recente veroordelingen? Zo ja, op welke wijze is dit gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Nederland is regelmatig in contact met de Egyptische autoriteiten om o.a. zorgen over de verslechterde mensenrechtensituatie over te brengen. Ook werkt Nederland in EU-kader aan het voeren van een dialoog met de Egyptische autoriteiten op dit terrein.
EU Speciaal Vertegenwoordiger voor Mensenrechten Lambrinidis heeft Egypte sinds zijn aantreden zes keer bezocht. Bij ieder bezoek wordt de mensenrechtensituatie en de verminderende ruimte voor journalisten en maatschappelijke organisaties met de Egyptische autoriteiten opgebracht.
Het Nederlandse standpunt over de doodstraf is ook in multilateraal verband bij de Egyptenaren onder de aandacht gebracht. Zo heeft Nederland tijdens de laatste Universal Periodic Review van Egypte in november jl. bij Egypte aangedrongen op het instellen van een onmiddellijk moratorium op de doodstraf en het beperken van het aantal misdaden waarop de doodstraf staat.
Kunt u aangeven hoeveel journalisten er naar schatting op dit moment vastzitten in Egypte? Kunt u aangeven hoeveel van hen – soms langdurig – in afwachting van een rechtsgang zijn, hoeveel zijn veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf en hoeveel tot de doodstraf?
Sinds de machtswisseling van 3 juli 2013 zijn vele Moslimbroeders en een aantal activisten en journalisten opgepakt. De cijfers zijn echter niet te verifiëren. De schattingen van mensenrechtenorganisaties lopen ook uiteen.
Zo verklaart The Arab Network for Human Rights Organisations in een Arabischtalig rapport dat eind 2014 is gepubliceerd dat zij minstens 63 gedetineerde journalisten hebben kunnen traceren. In februari dit jaar is er nog een journalist opgepakt waardoor het aantal gedetineerde journalisten op minstens 64 zou komen.3
Amnesty International spreekt in een verklaring van 3 mei jl. over de persvrijheid in Egypte van minstens 18 journalisten in gevangenschap. Tientallen journalisten (het exacte aantal wordt niet genoemd) zouden te maken hebben gekregen met willekeurige arrestaties.4
Het in vreemdelingenbewaring nemen van bezetters Maagdenhuis |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Twee bezetters Maagdenhuis nog vast in vreemdelingenbewaring»? Klopt dit bericht?1
Ja. Inmiddels zijn alle betrokkenen in vrijheid gesteld nadat hun identiteit is vastgesteld.
Is het enkel niet bekend maken van de identiteit voldoende grond om iemand in vreemdelingenbewaring te stellen?
Voor de beantwoording van deze vragen is noodzakelijk de verschillende wettelijke verplichtingen in beschouwing te nemen. Vooropgesteld moet worden dat volgends de Nederlandse wet eenieder zich dient te identificeren als de politie daar binnen de grenzen van haar taak om vraagt. Deze wettelijke verplichting kent geen uitzondering voor gevallen waarin personen aan het demonstreren zijn. Indien een persoon zich niet kan of wil identificeren is dit een strafbaar feit, zoals neergelegd is in artikel 447E van het Wetboek van Strafrecht, en diegene kan bovendien worden meegenomen naar het bureau teneinde de identificatie voort te zetten. De termijn waarbinnen een persoon kan worden vastgehouden op het bureau kan met het oog op de identificatie worden verlengd tot in totaal 12 uur.
De hiervoor beschreven bevoegdheden op basis van de Wet op de identificatieplicht en het Wetboek van Strafrecht zijn complementair aan de bevoegdheden uit de Vreemdelingenwet 2000. Als een persoon zich niet wil identificeren, mag de Politie daaruit in beginsel afleiden dat de persoon in kwestie daarmee de uitoefening van de Vreemdelingenwet 2000 tracht te frustreren. Het frustreren van de vaststelling van de identiteit kan daarom binnen het vreemdelingentoezicht aanleiding zijn om maatregelen toe te passen, zoals vreemdelingenbewaring, om het onderzoek naar de identiteit van de persoon voort te zetten. Het zou immers de uitoefening van het vreemdelingentoezicht vrijwel onmogelijk maken indien een vreemdeling door simpelweg niet mee te werken aan identificatie zou kunnen voorkomen dat het vreemdelingentoezicht op hem van toepassing is.
Ik hecht er aan daarbij op te merken dat bij de afweging om wel of geen maatregelen van vreemdelingentoezicht toe te passen, de overheid zich niet mag laten leiden door uiterlijke kenmerken. Selectie op uiterlijke kenmerken is immers in strijd met het discriminatieverbod.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in één situatie een uitzondering aangenomen op de regel dat onderzoek in het kader van de vreemdelingenwet gerechtvaardigd is als de persoon iedere medewerking aan de vaststelling van zijn identiteit weigert. Als om de identificatie wordt gevraagd bij de deelname aan een demonstratie, moet de politie er rekening mee houden dat de demonstrant bij een ordemaatregel als deze, soms hun identiteit niet bekend willen maken om redenen die geen enkel verband houden met het niet respecteren van de bepalingen van de vreemdelingenwet (Raad van State, 1 februari 2012, 201108656/1/V3). De politie zal in die gevallen, vóór zij maatregelen uit het vreemdelingenrecht toepast, moeten vaststellen of uit andere aanwijzingen blijkt dat zich tussen de demonstranten ook niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen bevinden.
Bij de ontruiming van het Maagdenhuis meende de politie voldoende aanwijzingen te hebben voor de conclusie dat er sprake was van vermenging met personen op wie de vreemdelingenpolitie een toezichthoudende taak had. De politie had vastgesteld dat er zich ook buitenlandse studenten in de groep bevonden. De politie achtte het daarnaast mogelijk dat er zich tussen de bezetters vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf zouden bevinden, gezien eerdere ervaringen van de politie bij het ontruimen van kraakpanden in de omgeving van het Maagdenhuis.
De rechter heeft bij uitspraken van 30 april 2015 (o.a. kenmerk AWB 15/7645) geoordeeld dat de door de politie aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om het vermoeden te rechtvaardigen dat zich tussen de personen die bij de ontruiming van het Maagdenhuis werden aangetroffen, ook vreemdelingen bevonden die niet rechtmatig in Nederland waren. Er is in de meeste gevallen een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige vreemdelingenbewaring, variërend van € 105,– tot € 315,–. De rechter heeft niet geoordeeld dat sprake is van misbruik van bevoegdheden.
Deze uitspraak is teruggekoppeld aan de politie zodat in toekomstige gevallen met inachtneming van deze uitspraak wordt gehandeld. Ook zal in de opleiding en nascholing van de hulp Officieren van Justitie aandacht worden besteed aan de maatstaf die is gegeven in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak.
Zo nee, welk criterium dient de vreemdelingenpolitie in acht te nemen en zal de rechter aan toetsen? Op basis van welke jurisprudentie?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, hoe verhoudt het toepassen van vreemdelingenbewaring bij een persoon die zich niet wil identificeren zich tot het verbod van detournement de pouvoir?
Zie antwoord vraag 2.
Is de maatregel van vreemdelingenbewaring louter als reactie op een handelen in strijd met de wet op de identificatieplicht proportioneel?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het in vreemdelingenbewaring stellen van iemand die zich niet wil identificeren zich tot de in het Wetboek van Strafvordering gegeven bevoegdheid tot ophouding ter identificatie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
De inhuur door gemeenten van externe bureaus op no cure no pay basis voor onderzoek naar uitkeringsfraude |
|
John Kerstens (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van De Monitor over gemeenten die op no cure no pay basis externe bureaus inhuren voor onderzoeken naar uitkeringsfraude?1
Ja.
In welke mate maken gemeenten voor onderzoeken naar uitkeringsfraude gebruik van de constructie waarbij externe bureaus worden ingehuurd op no cure no pay basis? Wat is uw beoordeling van deze constructie? Deelt u de mening dat deze constructie een perverse prikkel met zich meebrengt die kan leiden tot de in de uitzending naar voren komende praktijken waarbij uitkeringsgerechtigden op intimiderende wijze gevolgd worden door externe bureaus die er zelf financieel belang bij hebben om fraude vast te stellen? In hoeverre zijn deze praktijken in dit kader representatief voor de wijze waarop gemeenten uitvoering geven aan onderzoeken naar uitkeringsfraude?
Ik beschik niet over informatie in welke mate gemeenten voor onderzoeken naar uitkeringsfraude gebruik maken van de constructie waarbij externe bureaus worden ingehuurd op no cure no pay basis. Ik kan dan ook niet beoordelen in hoeverre dit soort praktijken in dit kader representatief zijn voor de wijze waarop gemeenten uitvoering geven aan onderzoeken naar uitkeringsfraude. De uitvoeringspraktijk zoals die in de betreffende uitzending aan de orde is gekomen wijs ik af. De in artikel 53a van de Participatiewet neergelegde onderzoeksbevoegdheid en de in artikel 17 van genoemde wet opgenomen bevoegdheid om inlichtingen en medewerking van de bijstandsgerechtigde te verlangen, zijn bij wet opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. De uitoefening van deze bevoegdheden kan er immers toe leiden dat diep wordt doorgedrongen in de persoonlijke levenssfeer van de bijstandsgerechtigde.
Welke gevolgen heeft de recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de inhuur door gemeenten van externe bureaus op no cure no pay basis voor onderzoeken naar uitkeringsfraude?2 In hoeverre zijn gemeenten door deze uitspraak verplicht om onderzoeken naar uitkeringsfraude zelf uit te voeren? Deelt u de mening dat het uitbesteden van onderzoeken naar uitkeringsfraude aan externe bureaus op no cure no pay basis nu verboden is?
Artikel 7, vierde lid Participatiewet geeft aan dat het college de uitvoering van de Participatiewet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de belanghebbenden en de daarvoor noodzakelijke vaststelling van zijn omstandigheden, door derden kan laten verrichten. Onder derden wordt in dit verband niet verstaan personen die bijvoorbeeld via een uitzendbureau of organisatiebureau zijn ingehuurd, omdat de door hen verrichte werkzaamheden aangemerkt kunnen worden als werkzaamheden die door het bestuursorgaan zijn verricht. Indien de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie door de structurele inzet van ingehuurde krachten feitelijk wordt ontmanteld, is er materieel sprake van niet geoorloofde uitbesteding. Uit de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 7, vierde lid, van de Participatiewet, valt af te leiden dat de wetgever de kerntaken van de uitvoering van de Participatiewet als uitdrukkelijke opdracht aan het college heeft geformuleerd en dat die niet kunnen worden uitbesteed aan private bedrijven. Ook blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet Suwi is de inkomensbeschermende functie van de sociale zekerheid van groot belang geweest bij de bepaling van welke de kerntaken zijn die tot het publieke domein behoren, en is die scheiding tussen die domeinen bedoeld om die inkomensbeschermende functie te vrijwaren van commerciële beïnvloeding en belangenverstrengeling tussen private en publieke bedrijfsonderdelen, als ook om de bescherming van de privacy van uitkeringsgerechtigden te waarborgen. Tot de genoemde kerntaken moeten worden gerekend het nemen van besluiten inzake de bijstandverlening, de individuele gevalsbehandeling, de beoordeling van de aanspraak en de afweging van individuele omstandigheden, de opsporing en de verificatie en validatie van voor de bijstand relevante gegevens. De recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in dit kader is geheel in lijn hiermee.
Voorts geldt dat een door de gemeente te treffen mandaatregeling er de facto niet toe mag leiden dat het «verbod van uitbesteding» wordt omzeild. Dit laat onverlet dat het college de vaststelling en beoordeling van rechten en plichten wel kan mandateren aan andere bestuursorganen, zoals het College van burgemeesters en wethouders van een andere gemeente of het UWV. De uitvoering van de wet blijft daarmee binnen het publieke domein.
In hoeverre geven gemeenten thans uitvoering aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep? Wat is uw beoordeling van de in de uitzending genoemde constructie waarbij medewerkers van de externe bureaus de status krijgen van «onbetaald ambtenaar» maar hun werk blijven verrichten op no cure no pay basis? In welke mate maken gemeenten gebruik van deze constructie? Kan dit volgens u gezien worden als ontwijking van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep? Zo ja, bent u bereid om op te treden tegen dergelijke ontwijking? Op welke wijze gaat u dit doen? Zo niet, waarom niet?
Zoals in antwoord 3 aangegeven mag een in het kader van artikel 7 vierde lid Participatiewet te treffen mandaatregeling er de facto niet toe leiden dat het «verbod van uitbesteding» wordt omzeild. De in de uitzending van De Monitor aan de orde zijnde constructie waarbij medewerkers van een extern privaat bureau de status krijgen van «onbetaald ambtenaar» maar hun werk blijven verrichten op no cure no pay basis, wijs ik dan ook af.
Ik zal in een volgende verzamelbrief aan gemeenten aandacht besteden aan deze problematiek. In voorkomende gevallen van niet geoorloofde uitbesteding zal ik – voor zover er sprake is van een met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet vastgestelde ernstige tekortkoming – gebruik maken van mijn bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing ex artikel 76 Participatiewet.
Bij gemeenten waarvan mij bekend is dat mogelijk sprake is van een contra legemuitvoering, zal ik informatie inwinnen over de feitelijke situatie en interveniëren indien de actuele situatie niet in overeenstemming is met het geschetste juridisch kader.
Deelt u de mening dat de inhuur van externe bureaus op no cure no pay basis voor onderzoeken naar uitkeringsfraude onwenselijk is vanwege de bij vraag 2 genoemde perverse prikkel? Deelt u de mening dat gemeenten onderzoeken naar uitkeringsfraude zelf uit moeten voeren? In welke mate wordt dit bereikt door de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep? In welke mate zijn aanvullende maatregelen van uw kant noodzakelijk om dit resultaat te bewerkstellingen? Bent u bereid om deze maatregelen te nemen? Zo ja, op welke termijn? Zo niet, waarom niet?
Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Marteling door de Indonesische politie in Papua |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de actie van Amnesty International naar aanleiding van de marteling vorige maand van vier studenten, waarvan drie minderjarig, door de Indonesische politie in Papua?1 Wat is uw beeld van wat er precies gebeurd is?
Ja.
Drie jongeren werden om onbekende redenen aangehouden door leden van de Indonesische speciale politie. Daarbij is geweld gebruikt, ook tegen de vierde betrokkene, een getuige die om hulp heeft geroepen. Na behandeling in het politieziekenhuis zijn de vier weer op vrije voeten gesteld.
Wat is de toestand van de vier slachtoffers op dit moment? Is er adequate medische behandeling?
De vier betrokkenen zijn in het politieziekenhuis behandeld. Eldi Kogoya verbleef vier dagen in het ziekenhuis, Timotius Tabuni en Mies Tabo twee dagen. Lesman Jigibalom is één week opgenomen geweest in het ziekenhuis waar hij op 19 maart een operatie heeft ondergaan.
Bent u bereid bij de Indonesische autoriteiten aan te dringen op een onafhankelijk onderzoek naar deze kwestie en vervolging van de daders en op schadevergoeding voor de slachtoffers? Indien neen, waarom niet?
Het kantoor van de Nationale Mensenrechtencommissie (KomnasHAM) in Jayapura, Papua, heeft een onafhankelijk onderzoek in deze zaak ingesteld. De conclusie van KomnasHAM was dat de politie haar bevoegdheid had misbruikt door geweld te gebruiken. De politie kon zich in deze conclusies vinden. Naar aanleiding van de klacht van KomnasHAM heeft de lokale politiecommandant aan KomnasHAM toegezegd disciplinaire straffen te zullen opleggen aan betrokken agenten. Onduidelijk is of dit is gebeurd. De situatie zal worden gemonitord.
Moderne slavernij en kinderarbeid in de kledingindustrie in India |
|
Roelof van Laar (PvdA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u de recente artikelen en rapporten over slachtoffers van moderne slavernij in de Zuid-Indiase textielindustrie, waaronder het artikel «Opgesloten in de fabriek» (OneWorld, maart 2015) en artikelen in de Indiase pers over een Dalit-meisje dat onder verdachte omstandigheden opgehangen werd gevonden in een spinnerij, meisjes die uit spinnerijen zijn gevlucht en meisjes die zijn bevrijd? Kent u het recente rapport over de grote lichamelijke en psychische problemen bij tienermeisjes die onder het «Sumangali Scheme» werken?1
Ja.
Bent u van mening dat aanvullend op de inspanningen die Nederland met betrekking tot Bangladesh en Pakistan verricht om de arbeidsomstandigheden in de textielsector te verbeteren, ook de moderne slavernij in Zuid-India, waarvan circa 200.000 vrouwen en meisjes het slachtoffer zijn, urgente actie verdient van de betrokken Nederlandse bedrijven en van u en uw Europese collega’s?
De problemen die gepaard gaan met het Sumangali-systeem en andere vormen van gebonden arbeid (omstandigheden die worden gekenschetst als moderne slavernij) in de (Zuid-)Indiase textielsector hebben de aandacht van het Nederlandse bedrijfsleven en van het kabinet.
Brancheorganisatie VGT heeft mede namens brancheorganisaties MODINT en Inretail deelgenomen aan meerdere multi-stakeholders bijeenkomsten met ngo’s, internationale retailers, vakbonden en andere retailvertegenwoordigers die de problemen rond gedwongen en gebonden arbeid in Zuid-India en Tamil Nadu via een gezamenlijk initiatief, gebaseerd op de United Nation’s Guiding Principles en geïnspireerd door het Bangladesh Accord, willen aanpakken. Dit initiatief verkeert nog in een pril stadium. Zodra het initiatief vaste vormen aanneemt, zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken bezien op welke manier dit initiatief ondersteund kan worden.
In het kader van de vormgeving van dit initiatief (en mede naar aanleiding van de recente publicaties, artikelen en incidenten) staat de Nederlandse ambassade in New Delhi in regelmatig contact met vertegenwoordigers van lokale en internationale ngo’s en bedrijven alsmede de ILO en andere internationale organisaties om na te gaan op welke manier de problematiek het meest effectief onder de aandacht kan worden gebracht en kan worden aangepakt. Door de grote politieke gevoeligheid, met name in de Indiase deelstaat Tamil Nadu, liepen verschillende eerdere pogingen tot dialoog tussen de verschillende stakeholders (waaronder de Indiase autoriteiten), o.a. onder leiding van de ILO, op niets uit.
Wat is de uitkomst van het overleg met de brancheorganisaties VGT, Modint en Inretail2 over het vergroten van de betrokkenheid bij onder meer de werkgroep «gebonden arbeid» onder het Plan van Aanpak? Welke bedrijven zijn inmiddels aangesloten en welke activiteiten worden ondernomen? Welke stappen onderneemt u zelf om een actieve aanpak van de betrokken bedrijven te vergroten?
Op dit moment nemen O’Neill en branchevereniging VGT (mede namens Modint en InRetail) actief deel aan de werkgroep «gebonden arbeid» waarbinnen wordt overlegd en meegedacht over hoe aan te sluiten bij het bovengenoemde initiatief.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft meegewerkt aan een brief van VGT die Nederlandse bedrijven die genoemd worden in het LIW/FNV Mondiaal rapport «Small Steps, Big Challenges» uitnodigt deel te nemen aan de werkgroep. Aangezien de genoemde bedrijven veelal kleinere spelers zijn, wordt bij het in antwoord 2 genoemde initiatief nadrukkelijk ook aandacht gevraagd voor mogelijkheden tot deelname van deze bedrijven.
Bent u bereid om het onderwerp moderne slavernij en kinderarbeid in de Zuid-Indiase textielindustrie én mogelijke oplossingen daarvoor aan de orde te stellen tijdens de door Nederland te organiseren conferentie over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en waardeketens, die voorafgaand aan het Nederlandse EU-voorzitterschap wordt georganiseerd?3
De conferentie die in Amsterdam op 7 december 2015 wordt georganiseerd, focust op wat de EU kan doen- met name in haar handels- en OS-beleid – om mondiale waardeketens te verduurzamen. De ergste mensenrechten- en milieuschendingen vinden vooral in productielanden plaats. Moderne slavernij en kinderarbeid in de textielindustrie in India is hier een voorbeeld van. Het idee is in de conferentie goede praktijkvoorbeelden aan te dragen (zoals IMVO sectorconvenanten en private sector development (PSD) initiatieven) die dergelijke mensenrechten- en milieuschendingen aanpakken in specifieke mondiale waardeketens. Als goede praktijkvoorbeelden van IMVO en PSD naar EU niveau worden opgeschaald en worden gestimuleerd in (o.a.) het EU hulp- en handelsbeleid, zorgt dat voor een evenwichtiger speelveld voor koplopersbedrijven en meer invloed op de verduurzaming van mondiale waardeketens.
Met deze insteek zijn mogelijke oplossingen voor misstanden in de keten, zoals moderne slavernij en kinderarbeid in India, automatisch onderdeel van de conferentie.
Bent u bereid deze kwestie ook voor en na de MVO-Conferentie indringend in de EU aan de orde te stellen met het oog op een mogelijk gezamenlijke aanpak met de Indiase regering?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van plan daartoe ook samenwerking met uw Franse en Duitse collega’s te zoeken, aangezien Duitsland een belangrijk sectoraal initiatief van textielbedrijven en maatschappelijke organisaties ondersteunt?4
Ja. Ook goede praktijkvoorbeelden van andere landen die naar EU-niveau zouden kunnen worden opgeschaald zijn onderdeel van de conferentie.
Bent u bereid om steun te geven aan het Europese «flagship initiative for the responsible management of the supply chain in the garment sector»en ervoor te zorgen dat dit initiatief tot concrete actie leidt, zoals onder meer is verwoord in een brief aan de Europese Commissie van onder meer de Clean Clothes Campaign en de European Coalition for Corporate Justice?5 Bent u bereid deze kwestie aan de orde te stellen tijdens de economische missie naar India die in juni 2015 staat gepland? Zo ja, kunt u de Kamer over de resultaten informeren?
Ja, ik steun het initiatief van de Europese Commissie en hoop inderdaad dat dit leidt tot concrete actie op Europees niveau. Met een aantal gelijkgezinde EU-lidstaten wordt momenteel bekeken welke gezamenlijke suggesties we daarvoor aan de commissie kunnen meegeven.
Gelijke rechten voor vrouwen en het tegengaan van kinderarbeid wereldwijd hebben mijn grote aandacht. Waar mogelijk zal ik deze thema’s tijdens de economische missie naar India bespreken. Dit past ook bij de MVO-agenda van de Indiase overheid zelf, die aansluit bij de MDG’s en zich onder andere inzet voor een gelijkwaardige positie van vrouwen en kinderrechten, mede via educatie en sanitatie. In India steunt Nederland een project van de organisatie Global March (organisatie van Nobelprijswinnaar Kailash Satyarthi) dat onder meer bestaat uit de internationale werkgroep «Parliamentarians Without Borders» bestaande uit 20 parlementariërs die zich inzetten voor de strijd tegen kinderarbeid, waaronder vijf Indiase en 1 Nederlandse (Van Laar). Tijdens mijn bezoek aan India in juni 2015 hoop ik met de Indiase parlementariërs de voortgang op de door u genoemde onderwerpen te bespreken.
Op welke manier werkt u met de ILO en de OESO samen in de aanpak van gebonden arbeid en kinderarbeid in de Indiase textielindustrie en welke resultaten zijn te melden?
De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen leggen de standaard vast waaraan Nederlandse bedrijven moeten voldoen als ze zaken doen in het buitenland, inclusief de Indiase textielsector. Deze richtlijnen houden ook in dat bedrijven zich moeten houden aan de fundamentele arbeidsrechten zoals vastgelegd in onder andere ILO-verdrag nr. 29 over de uitbanning van gedwongen arbeid en ILO-verdragen nr. 138 en 182 met betrekking tot het verbod op kinderarbeid, waarvan de laatste twee overigens nog niet door India zijn geratificeerd.
Zowel in de ILO als daarbuiten pleit Nederland ervoor dat landen zich moeten houden aan de fundamentele arbeidsnormen, en roept Nederland deze landen op om de fundamentele arbeidsverdragen te ratificeren en vervolgens de nationale wetgeving in lijn te brengen met de desbetreffende verdragen.
Het Algemeen Preferentieel Stelsel+ (APS+) is voorts een belangrijke prikkel om landen zoals India aan te spreken op hun verplichtingen onder ILO-verdrag nr. 29, en te engageren op ILO-verdragen nr. 138 en 182. Het APS+ is een speciale regeling om duurzame ontwikkeling en goed bestuur te bevorderen. Het stimuleert landen om 27 internationale conventies te implementeren in ruil voor extra EU-handelspreferenties – met name voor textiel en kleding, plantaardige producten en bereid voedsel. De ILO-conventies 29, 138 en 182 maken onderdeel uit van het APS+.
De voornaamste partner van Nederland voor het daadwerkelijk versterken van arbeidsnormen is echter de ILO zelf. De ILO heeft in India een «Decent Work Country Programme». Een belangrijk deel van dit programma betreft samenwerking met de overheid om toepassing van de geratificeerde fundamentele ILO-verdragen, waaronder verdrag nr. 29, te verbeteren.
Ten slotte is Nederland een belangrijke donor van het Regular Budget Supplementary Account (RBSA) van de ILO, een ongeoormerkt flexibel fonds waarmee de ILO snel en naar eigen inzicht kan reageren op opkomende situaties. De ILO heeft hiermee in 2014 ook in India bijgedragen aan het verminderen van gedwongen arbeid en slavernij.
Studenten in vreemdelingendetentie |
|
Jasper van Dijk (SP), Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Vijf bezetters Maagdenhuis na ontruiming in vreemdelingendetentie»?1
Ik heb kennis genomen van het bericht.
Is het waar dat aanvankelijk vijf, maar nog altijd twee studenten van het Maagdenhuis in vreemdelingendetentie worden gehouden?
Inmiddels zijn alle personen in vrijheid gesteld nadat hun identiteit is vastgesteld. In sommige gevallen kon dit in één dag worden vastgesteld, in twee gevallen duurde het onderzoek drie dagen.
Is het waar dat vreemdelingendetentie uitsluitend bedoeld is voor uitzetting?
Ja.
Deelt u de mening dat vreemdelingendetentie niet mag worden toegepast op studenten met de Nederlandse nationaliteit?
Ja.
Is het waar dat de studenten in kwestie maar liefst negen maanden kunnen worden vastgehouden? Zo ja, op welke grond?
Nadat hun identiteit was vastgesteld, bleken de studenten in kwestie de Nederlandse nationaliteit te hebben. Het vreemdelingenrecht is op hen dus niet van toepassing
Deelt u de mening dat dit misbruik van het vreemdelingenrecht onaanvaardbaar is en dat deze studenten zo spoedig mogelijk moeten worden vrijgelaten? Zo nee, waarom niet?
De studenten zijn direct nadat hun identiteit was vastgesteld, vrijgelaten. De rechter heeft daarna bij uitspraken van 30 april 2015 (o.a. kenmerk AWB 15/7645) in de meeste gevallen een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige vreemdelingenbewaring, variërend van € 105,– tot € 315,– omdat in deze gevallen een onjuiste afweging is gemaakt bij de inbewaringstelling. De rechter heeft echter niet geoordeeld dat sprake is van misbruik van bevoegdheden.
Deze uitspraak is teruggekoppeld aan de politie zodat in toekomstige gevallen met inachtneming van deze uitspraak wordt gehandeld. Ook zal in de opleiding en nascholing van de hulp Officieren van Justitie aandacht worden besteed aan de maatstaf die is gegeven in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak.
Ik wil u tot slot ook attent maken op de beantwoording van de vragen over dit onderwerp gesteld door het lid Recourt (PvdA), ingezonden op 21 april 2015 met kenmerk 2015Z07289.
Het bericht dat ambtenaren worden verdacht van machtsmisbruik bij re-integratietrajecten en bijstandscliënten in de rol van slaaf worden geduwd |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Bijstandcliënt in rol van slaaf»?1
Het artikel in het Parool gaat over een specifieke casus inzake de integriteit van enkele ambtenaren in de gemeente Amsterdam. Ik treed niet in individuele gevallen die spelen tussen een gemeente en bijstandgerechtigden. Het Rijk heeft gezien de gedecentraliseerde verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Participatiewet hierbij geen rol.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft naar aanleiding van ingediende klachten de gang van zaken laten onderzoeken en heeft maatregelen genomen naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek. Het college heeft de gemeenteraad hierover geïnformeerd bij brief van 15 april jl.
Voor mensen die zich door de behandeling in het kader van hun re-integratie benadeeld voelen staan meerdere wegen open om klachten in te dienen, bijvoorbeeld bij het college van burgemeester en wethouders, via het gemeentelijk klachtenloket, via de cliëntenraad en/of via onafhankelijke ombudsfunctionarissen. De invulling verschilt per gemeente. Fouten bij de uitvoering van het re-integratiebeleid moeten op lokaal niveau aan de orde worden gesteld en ook op dat niveau zo nodig worden gecorrigeerd. De gemeenteraad heeft daarbij een toezichthoudende rol.
Vindt u het «vernederen, intimideren en voortdurend dreigen met intrekken van de uitkering» een acceptabele manier van omgang met bijstandsgerechtigden? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen om aan deze praktijken een einde te maken en misstanden te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw advies aan bijstandsgerechtigden die vernederd, geïntimideerd en onderdrukt worden door ambtenaren maar geen gehoor vinden bij de gemeente?
Zie antwoord vraag 1.
Welke overeenkomsten zijn er volgens u tussen deze en eerdere voorvallen waarbij sprake was van machtsmisbruik en intimidatie van uitkeringsgerechtigden onder de noemer re-integratie?2 3
Ik heb hiervoor aangegeven dat ik niet treed in de verantwoordelijkheid van gemeenten bij individuele voorvallen. Ik kan daarom geen uitspraak doen over eventuele overeenkomsten tussen incidenten bij gemeenten.
Bent u bereid om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de uitvoering van het gemeentelijk re-integratie beleid en ervaringen van bijstandscliënten? Zo nee, waarom niet?4
Een onderzoek door de rijksoverheid is niet opportuun. Het college van burgemeester en wethouders van iedere gemeente heeft tot taak beleid te ontwikkelen en vervolgens de uitvoering daarvan door de gemeenteraad te laten controleren. Het is aan de gemeenteraad om eventuele gebreken in de uitvoering te agenderen en het college hierover ter verantwoording te roepen.
De gemeente Amsterdam heeft, zoals aangegeven bij de vorige vraag, besloten om externe deskundigen en de Gemeentelijke Ombudsman te betrekken bij het nemen van aanvullende maatregelen om de kans op dergelijke incidenten in de toekomst te verkleinen en deelnemers beter te beschermen.
Welke mogelijkheden heeft u om in te grijpen wanneer sprake is van oneigenlijk gebruik van de Participatiewet door gemeenten?
De Participatiewet is een gedecentraliseerde wet, waarbij de controle op de uitvoering door het college primair de taak is van de gemeenteraad. Mij staan verschillende instrumenten ter beschikking om in te grijpen in situaties die daarom vragen. Daarbij is het uitgangspunt dat het interbestuurlijk instrumentarium, zoals bijvoorbeeld de aanwijzing, door de Minister niet gebruikt kan worden om op te treden in individuele casuïstiek.
Labeling van producten uit Israëlische steden op de Westelijke Jordaanoever |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Is het bericht waar dat 16 van de 28 lidstaten van de EU willen dat producten die afkomstig zijn uit Israëlische steden op de Westelijke Jordaanoever als zodanig worden gelabeld?
Wat is de precieze strekking van het verzoek dat deze lidstaten aan EU-buitenlandcoördinator Mogherini hebben gericht? Welk oogmerk kent het?
Waarom heeft Nederland dit verzoek actief ondersteund?
Bent u zich ervan bewust dat u hiermee mogelijk het klimaat schept waarin een boycot van Israëlische producten kan gedijen? Is dit gewenst?
Het uitbrengen van richtsnoeren over correcte etikettering van producten uit Israëlische nederzettingen, die strijdig zijn met internationaal recht en waarvan de voortdurende uitbreiding een ernstige bedreiging vormt voor het vredesproces, is van een geheel andere orde dan een boycotmaatregel. Het gaat hier om het geven van voorlichting aan consumenten. Het betreft geen importverbod. Voor de goede orde hecht het kabinet eraan te benadrukken tegenstander te zijn van een boycot van Israël.
Vindt u het – gelet op alle onrecht, schendingen van mensenrechten en totaal gebrek aan respect voor democratische waarden in de betreffende regio – proportioneel en gerechtvaardigd om uitgerekend de handel met de democratische rechtstaat Israël op deze wijze te schaden en te stigmatiseren?
Het kabinet stimuleert het zaken doen door het Nederlandse bedrijfsleven met Israëlische bedrijven binnen de grenzen van 1967 en met Palestijnse bedrijven in de Palestijnse Gebieden (de Westelijke Jordaanoever en Gaza), mede in het kader van de respectievelijke bilaterale samenwerkingsfora met Israël en de Palestijnse Autoriteit. In het geval van Israël wordt hiermee tevens gevolg gegeven aan de motie Van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (Kamerstuk nummer 23 432-363). Door het correct etiketteren van producten uit Israëlische nederzettingen wordt voorkomen dat consumenten misleid worden ten aanzien van de herkomst van een product; consumenten kunnen dan zelf een bewuste keuze maken of zij een Israëlisch product willen kopen, een Palestijns product of een product uit een Israëlische nederzetting.
Hoe heeft Israël gereageerd op het aan Mogherini gerichte verzoek?
Het kabinet betreurt het uitlekken van de brief van de zestien lidstaten. De Israëlische regering heeft geen officiële reactie gegeven op het verzoek. Wel deed de demissionaire Minister van Buitenlandse Zaken Lieberman tegenover Israëlische media uitspraken over het verzoek.
Wat zijn de consequenties van de beoogde labeling voor het Nederlandse bedrijfsleven?
Het bedrijfsleven vraagt om duidelijkheid over plichten en verantwoordelijkheden ten aanzien van deze kwestie. Gezien het bestaan van een gemeenschappelijke markt is het bedrijfsleven gebaat bij een uniforme uitvoering door alle lidstaten van de EU-regelgeving met betrekking tot etikettering.
Zal het effect van labeling niet zijn dat Nederlandse bedrijven het zakendoen op de Westbank zullen aanmerken als besmet? Staat dit niet haaks op de handelsmissies die Nederland heeft ondernomen richting Israël?
Zie antwoord vraag 5.
Kan de beoogde labeling niet veel grotere en ongewenste consequenties krijgen, nu Israël en de Palestijnse gebieden op tal van manieren economisch en anderszins verknoopt zijn? Met andere woorden, krijgt de beoogde labeling niet een reikwijdte die veel verder gaat dan door u gewenst? Schaadt dit ook niet de Palestijnse belangen?
De Palestijnse Autoriteit heeft de brief verwelkomd. Door het correct etiketteren kan voorkomen worden dat consumenten worden misleid t.a.v. de herkomst van een product. Deze duidelijkheid voorkomt ook dat producenten die niet in nederzettingen actief zijn nadeel ondervinden doordat klanten en bedrijven producten mijden uit onzekerheid over de herkomst ervan.
Op welke wijze bevordert de beoogde labeling in uw ogen het vredesproces? Wordt dit juist niet verder verstoord, omdat de druk op de Palestijnen om te bewegen aan de onderhandelingstafel hiermee wordt verminderd?
Nederland voert een actief beleid, zowel bilateraal, via de band van de EU, als in het kader van de VN ter ondersteuning van een door middel van onderhandelingen te bereiken twee-statenoplossing. Het is zaak deze oplossing overeind te houden. Nederland oefent consequent druk uit op beide partijen om stappen te zetten die het onderling vertrouwen vergroten en een klimaat creëren waarin hervatting van onderhandelingen mogelijk is. Beide partijen dragen daarin een belangrijke verantwoordelijkheid. Ondertussen zal Nederland tegenwicht bieden aan ontwikkelingen die de levensvatbaarheid van de twee-statenoplossing bedreigen. Intrekking van Nederlandse steun aan de brief is niet aan de orde.
Bent u bereid om uw steun aan het verzoek aan Mogherini in te trekken en er in Europees verband op aan te dringen dat stappen in het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen moeten plaatsvinden aan de onderhandelingstafel?
Zie antwoord vraag 10.
Haperende apparatuur van Gelderse ambulances |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Haperende apparatuur Gelderse ambulances vervangen»?1
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft mij geïnformeerd dat zij een melding over deze casuïstiek behandelt. Ik kan daarom niet inhoudelijk op de casus ingaan.
Vindt u het acceptabel dat ambulances al twee jaar met haperende apparatuur rondrijden?
Bij de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Gelderland-Zuid zijn intern meldingen gedaan van problemen die zich voordeden bij het gebruik van de monitoren. De fabrikant is hiervan op de hoogte. RAV Gelderland-Zuid en de fabrikant hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geïnformeerd. Op dit moment behandelt de IGZ de melding over deze casuïstiek. Daarbij heeft de IGZ bij de Europese lidstaten en de FDA de vraag uitgezet of zij bekend zijn met vergelijkbare signalen over het product.
Vindt u dat de directeur van de veiligheidsregio Gelderland-Zuid verantwoordelijk gehandeld heeft?
De verantwoordelijkheid voor veiligheid van de monitoren en het verantwoorde gebruik daarvan ligt bij zowel de ambulancezorgaanbieder als de fabrikant. Het is aan de ambulancezorgaanbieder om verantwoorde zorg te leveren. Daarnaast moet de fabrikant een veilig product leveren en de prestaties van het product na het op de markt brengen volgen. Beide partijen worden op hun verantwoordelijkheden aangesproken door de inspectie. De vraag of er verantwoordelijk is gehandeld door beide partijen kan niet beantwoord worden zolang de melding in behandeling is bij de IGZ. RAV Gelderland Zuid en de fabrikant zijn met elkaar in contact om de problemen zo spoedig mogelijk op te lossen. De IGZ houdt de voortgang nauwlettend in de gaten en zal indien noodzakelijk passende maatregelen nemen.
Deelt u de mening dat haperende apparatuur de patiëntveiligheid onnodig in gevaar brengt en dat storingen direct opgelost moeten worden en niet pas na ernstige incidenten?
Zoals in vraag 3 aangegeven zijn de ambulancezorgaanbieder en de fabrikant verantwoordelijk voor de veiligheid. Op dit moment behandelt de IGZ de meldingen over deze casuïstiek en ik kan dan ook nog geen uitspraken doen over deze specifiek casus.
Bent u bereid nader te onderzoeken of de patiëntveiligheid in gevaar is of is geweest door haperende apparatuur in ambulances, niet alleen in de Gelderse veiligheidsregio maar in alle veiligheidsregio’s?
Deze vraagstelling is onderdeel van de behandeling van de meldingen door IGZ.
Het bericht dat de Nederlandse ambassade in Zuid-Afrika die anti-blanke quota’s promoot |
|
Martin Bosma (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tweet van de Nederlandse ambassadeur in Zuid-Afrika die blijkbaar een avond heeft georganiseerd ter promotie van BBEEE?1
De tweet over de lancering van de helpdesk van de Southern African Netherlands Chamber of Commerce (SANEC) voor het Nederlands bedrijfsleven t.a.v. Broad Based Black Economic Empowerment (BBBEE) is mij bekend.
De BBBEE-wetgeving is een Zuid-Afrikaanse werkelijkheid waarmee Nederlandse ondernemers, die zaken willen doen in Zuid-Afrika, worden geconfronteerd. De helpdesk is opgezet om Nederlandse ondernemers te assisteren bij het omgaan met de regels voor BBBEE om zo hun kansen op de Zuid-Afrikaanse markt te vergroten. SANEC zal deze helpdesk inrichten met steun van de Nederlandse ambassade in Pretoria.
Bent u ervan op de hoogte dat «broad-based black economic empowerment» niets anders behelst dan anti-blanke quota’s?
De Zuid-Afrikaanse overheid stelt dat de doelstelling van de BBBEE-wetgeving is de economische transformatie te bevorderen en de deelname van de zwarte bevolking in de Zuid-Afrikaanse economie te verhogen.
Deelt u de observatie van mevrouw Karin de Hauwere van de universiteit van Nijmegen die in haar onderzoek (Beyond the rainbow, a research among poor white Young adults in Port Elizabeth, Radboud University of Nijmegen, June 2007) stelt dat de Zuid-Afrikaanse rassenwetten bijdragen aan de verpaupering van Afrikaners en andere blanken in Zuid-Afrika?
Het onderzoek van mevrouw de Hauwere is mij niet bekend en blijkt niet beschikbaar op internet.
Is het de taak van Nederlandse ambassades rassenwetten te promoten?
Nee, dat doen zij dus ook niet.
De werkloosheid onder jonge leerkrachten |
|
Loes Ypma (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nauwelijks banen voor jonge leerkrachten»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over het feit dat een generatie jonge leerkrachten, doordat zij te lang geen baan in het onderwijs kunnen vinden en daarom in andere sectoren een baan zoeken, voor het onderwijs verloren gaat? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit verlies van jonge docenten voor het onderwijs aan te pakken? Zo nee, waarom deelt u de zorgen niet?
Als gevolg van onder andere leerlingdaling is er nu een overschot van jonge leraren, terwijl zij over een paar jaar hard nodig zijn wanneer veel oudere leraren uitstromen. Ik deel uw zorgen dat jonge leerkrachten een baan gaan zoeken in een andere sector. Om dit te voorkomen heeft OCW, op verzoek van de PO-Raad en de VO-raad, in 2013 een incidenteel bedrag van € 150 miljoen beschikbaar gesteld (te besteden in 2014). Met deze afspraak uit het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) kunnen instellingen in het primair en voortgezet onderwijs meer jonge leraren in dienst houden en nemen.
Daarnaast zorgt de regeling «Jong en Oud» uit het sectorplan PO voor stimulering van werkgelegenheid van jonge leraren. Van deze regeling kan gebruik gemaakt worden in de periode 2014–2016. In het kader van de Lerarenagenda en de sectorakkoorden investeer ik in de begeleiding van startende leraren. Verder kunnen via het project Vierslagleren startende leraren samen met een ervaren leraar met de Lerarenbeurs een masteropleiding volgen. Ook dit draagt ertoe bij dat jonge leraren behouden blijven voor het onderwijs.
In hoeverre ziet u mogelijkheden om scholen erop te wijzen dat zij zelf ook keuzes kunnen maken met betrekking tot het bieden van kansen aan jonge leerkrachten, gezien het feit dat de extra bekostiging van 150 miljoen euro kennelijk voor een deel ook aan andere zaken is besteed? Bent u bereid scholen hierop te wijzen? Hoe kijkt u in dat licht aan tegen de mogelijkheid van het nadrukkelijker labelen van dergelijke middelen?
Vrijwel alle schoolbesturen zien het belang in van een gemêleerd lerarenkorps, dat bestaat uit jonge en oudere, meer ervaren, leraren. Ik zie het dan ook niet als mijn taak om schoolbesturen erop te wijzen dat zij zelf keuzes kunnen maken bij het aanstellen van jonge leraren.
De sectororganisaties hebben zelf gevraagd om deze investering van € 150 miljoen. Ik ga er vanuit dat deze middelen uit het NOA zijn aangewend voor het doel waarvoor de PO-Raad en de VO-raad deze wilden inzetten, namelijk het aannemen en behouden van (jonge) leraren.
Schoolbesturen bepalen hoe zij hun middelen inzetten. Dat is het gevolg van de keuze voor de lumpsumsystematiek die we met elkaar hebben gemaakt. Ik ben geen voorstander van het oormerken van dergelijke middelen. Uw Kamer heeft er ook nadrukkelijk mee ingestemd om deze middelen in te zetten via de lumpsum, zodat het niet leidt tot nieuwe administratieve lasten.2
Het is wel belangrijk dat scholen transparant zijn en laten zien wat zij doen, zodat de eigen medezeggenschapsraden en de inspectie hun controlerende taak goed uit kunnen voeren.
Ik zal uw Kamer in het najaar via de arbeidsmarktbrief nader informeren over de stand van zaken op de onderwijsarbeidsmarkt, waarbij ik ook in zal gaan op de arbeidsmarktpositie van jonge leraren. Op mijn verzoek doen de sectororganisaties specifiek onderzoek naar de effecten van de toekenning van deze middelen. De VO-Raad gebruikt daarbij onder andere de gegevens die schoolbesturen in het voortgezet onderwijs uiterlijk 1 augustus 2015 aan de sociale partners leveren, conform de afspraak in de cao. De PO-Raad voert binnenkort een onderzoek uit onder een aantal schoolbesturen in het primair onderwijs om een beeld te krijgen van de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de effecten van de toekenning van de NOA-middelen. Er wordt gestreefd naar een evenwichtige steekproef van grote schoolbesturen en schoolbesturen die te maken hebben met krimp.
Deelt u de opvatting uit het artikel, dat nieuwe ontwikkelingen en ideeën vaak van jonge leerkrachten afkomstig zijn? Zo ja, deelt u de zorg dat deze vernieuwende impuls op veel scholen achterwege zal blijven, aangezien er nu geen of te weinig jonge leerkrachten aangenomen worden? Hoe gaat u zorgen dat er ondanks de krimp wel vernieuwing op scholen blijft plaatsvinden?
Jonge leerkrachten zorgen vaak voor een frisse blik in een school. Ik ben het echter oneens met de opvatting uit het artikel dat dit vooral vanuit jonge leerkrachten komt. Ook ervaren leraren kunnen in hun school zorgen voor innovaties, bijvoorbeeld via het programma Onderwijs Pioniers. Het volgen van een opleiding via de Lerarenbeurs kan eveneens een belangrijke impuls geven aan vernieuwing.
Deelt u het enthousiasme voor de beschreven projecten waarbij door gericht personeelsbeleid jonge docenten toch de kans krijgen om voor de klas te staan? Zo ja, hoe gaat u scholen aanmoedigen om op een dergelijke manier hun personeelsbestand te verjongen en jonge docenten voor het onderwijs te behouden?
Ik deel het enthousiasme voor de initiatieven die genomen worden om jonge leerkrachten te behouden voor het onderwijs. Ik vind het goed dat er schoolbesturen zijn die de huidige arbeidsmarktproblematiek van jonge leraren gezamenlijk aanpakken. Daarmee is de kans van slagen van deze initiatieven het grootst. Zoals eerder aangegeven bij vraag 3 zie ik het niet als mijn taak om schoolbesturen aan te moedigen om hun personeelsbestand te verjongen.
Wel wordt op andere manieren de arbeidsmarkt voor jonge leraren gestimuleerd. Een goed voorbeeld uit het sectorplan PO, dat opgesteld is door de sociale partners, is het opzetten van regionale transfercentra. Schoolbesturen kunnen via deze centra personeel uit dezelfde regio van werk naar werk bemiddelen. Deze bemiddeling zorgt voor doorstroom en optimale inzet van personeel. Zie verder vraag 2.
Het bericht “Fraude loont” |
|
Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Anoushka Schut-Welkzijn (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Sociaal rechercheurs: fraude loont»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat «de echte fraudeur ontkomt aan een passende sanctie»?
Ik deel deze mening. Misbruik van sociale voorzieningen moet worden aangepakt om het draagvlak voor sociale voorzieningen te behouden en een eerlijke arbeidsmarkt te creëren. Daarom is wettelijk vastgelegd dat alle overtreders het onrechtmatig verkregen voordeel altijd moeten terugbetalen en dat altijd een passende sanctie geboden is.
Klopt de uitspraak in het artikel dat «veel gemeenten alleen de prioriteit leggen bij het beëindigen van de uitkering» en dat hierdoor fraude onvoldoende wordt bestreden?
Het kabinet beschikt niet over een landelijk beeld. De Inspectie SZW heeft in 2014 bij veertien gemeenten onderzoek uitgevoerd2. De inspectie stelt dat een aantal gemeenten prioriteit geeft aan de directe beëindiging van de uitkering en verder geen inspanningen verricht om de te veel betaalde uitkeringen te incasseren. Dit is onwenselijk. Gemeenten zijn gehouden de wet toe te passen. Hetzelfde rapport laat ook zien dat er gemeenten zijn die wel conform de Fraudewet handelden en in bijna alle daarvoor in aanmerking komende situaties een boete hebben opgelegd. Ik zal in mijn overleggen met gemeenten en de VNG hier aandacht voor blijven vragen.
De grens van aangifte tegen fraudegevallen ligt op € 50.000; in een aantal regio’s komt het Openbaar Ministerie in actie bij een fraudebedrag van € 20.000; waarom is deze grens verschillend per regio?
Bij de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) per 1 januari 2013 is de strafrechtelijke aangiftegrens, behoudens enkele uitzonderingen, verhoogd naar € 50.000. Hiermee is beoogd om meer overtredingen van de inlichtingenplicht bestuursrechtelijk af te doen. In de Aanwijzing Sociale zekerheidsfraude staan de uitzonderingsgronden opgenomen op basis waarvan van de aangiftegrens van € 50.000 kan worden afgeweken door het Openbaar Ministerie.
Kunt u aangeven wat de incassoratio is van boetes die opgelegd worden na fraude door bijstandsgerechtigden? Hoe vaak leidt dit tot het beëindigen van de uitkering na 2013?
De incassoratio van de Wet Werk en Bijstand (nu: Participatiewet) voor het jaar 2013 is 19%. De incassoratio voor 2014 en de tweede meting over het jaar 2013 zijn nog niet beschikbaar en worden medio augustus 2015 opgeleverd door het Centaal Bureau voor Statistiek. Hoe vaak dit leidt tot beëindiging van een uitkering is niet bekend.
Als gevolg van een uitspraak van de rechtbank in Rotterdam hoeven bijstandsgerechtigden die verdacht worden van fraude hun informatieplicht niet meer na te komen; hoe gaat u voorkomen dat mensen die verdacht worden van fraude hiermee door kunnen gaan, zolang het onderzoek loopt?
Bijstandsgerechtigden die verdacht worden van fraude dienen wel degelijk hun informatieplicht na te komen zodat kan worden vastgesteld of er een recht op uitkering is en eventueel ten onrechte uitbetaalde uitkering kan worden teruggevorderd. Het is algemene rechtspraak dat een verklaring die is afgelegd in het kader van de inlichtingenplicht niet kan worden gebruikt als bewijs voor een boeteoplegging indien de betrokken belanghebbende niet vooraf is gewezen op zijn zwijgrecht. Het niet wijzen op het zwijgrecht heeft alleen gevolg voor de boeteoplegging en niet voor het recht op uitkering als zodanig. Dat een verklaring niet kan worden gebruikt als bewijs voor een boete oplegging hoeft nog niet te betekenen dat geen boete kan worden opgelegd. Er kan immers ook ander bewijs zijn op grond waarvan een boete kan worden opgelegd. Ik wijs in dit verband op een uitspraak van rechtbank Rotterdam van 19 december 2014 (ELCI:NL:RBROT:2014:103069).
Hoe gaat u bevorderen dat de fraudewet beter wordt gehandhaafd door gemeentes dan nu het geval is?
In mijn overleggen met de VNG en gemeenten blijf ik hen erop aanspreken dat zij hun verantwoordelijkheid oppakken als het gaat om het handhaven van de wet en het bestrijden van fraude. Ik heb daarnaast het Landelijk Kenniscentrum Fraude in 2015 een budget toegekend voor voorlichtingsbijeenkomsten voor gemeenten en het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal.
Het bericht dat een Russisch museum delen van de MH17 tentoon gaat stellen |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Russisch museum stelt delen van MH17 tentoon»?1 Kunt u bevestigen dat het lokale oorlogsmuseum in de Russische stad Ejsk fragmenten van de MH17 gaat tentoonstellen?
Het kabinet is bekend met het bericht. Nederland heeft op donderdag jl. direct bij de Russische en de Oekraïense autoriteiten navraag gedaan naar de feiten rondom de berichtgeving en daarbij te kennen gegeven dat een dergelijke verplaatsing en tentoonstelling van de wrakstukken zeer ongepast zou zijn.
Oekraïne was via mediaberichten reeds op de hoogte, stelde in géén geval betrokken te zijn bij het weghalen van wrakstukken en beschikte niet over nadere informatie over het wrakstuk in kwestie. Rusland heeft te kennen gegeven dat de mediaberichtgeving niet juist zou zijn. Volgens Rusland is er geen enkel brokstuk aan het rayon Jejsk overgedragen en is er geen plan om fragmenten van het vliegtuig in Jejsk tentoon te stellen.
Het kabinet is bekend met berichten in de Russische media (Echo Moskvy en TV Dozhd) dat de veteranenorganisatie in Jejsk het brokstuk naar eigen zeggen op vrijdag 17 april heeft teruggebracht naar de Donbas regio.
Het kabinet heeft op basis van het bovenstaande geen aanwijzingen dat de tentoonstelling zal plaatsvinden. Vanzelfsprekend zullen de ontwikkelingen nauwlettend gevolgd worden en zal nadere actie ondernomen worden indien nodig.
Betreft het inderdaad brokstukken die men, zoals museumvoorzitter Finat Sjajchoelin beweert, bewust heeft laten liggen omdat ze niet relevant zouden zijn voor het onderzoek?
De bergingsmissie heeft in een eerdere fase zoveel mogelijk wrakstukken geborgen en naar Kharkiv gebracht. De relevante wrakstukken zijn naar Nederland vervoerd ten behoeve van het onderzoek van de OVV. Ook tijdens de fact finding missie en de nu actieve repatriëringsmissie zijn wrakstukken gevonden, die terug naar Nederland worden gebracht.
Daarnaast blijven de afspraken in stand zoals die zijn gemaakt met de lokale autoriteiten in de dorpen rondom de rampplek voor het verzamelen en overbrengen van eventuele brokstukken die in de toekomst nog zouden kunnen worden gevonden. Alle wrakstukken zijn, zoals bekend, eigendom van Malaysian Airlines.
Klopt het ook dat de stukken zijn geschonken, zoals de museumvoorzitter in het bericht beweert?
Het kabinet kan dit niet bevestigen, Nederland heeft in ieder geval geen wrakstukken geschonken. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Bent u het er mee eens dat de interpretatie van directeur Sjajchoelin – dat de ontvangst en tentoonstelling van deze stukken een uitdrukking zijn van respect – moet worden heroverwogen tegen de achtergrond van het mogelijke gebrek aan respect dat nabestaanden hierbij kunnen ervaren?
Ja. Zoals bij vraag 1 is geantwoord, heeft het kabinet geen aanwijzingen dat de tentoonstelling zal plaatsvinden. Indien dit toch het geval is, dan zou dat respectloos, grievend en bijzonder ongepast zijn. Het kabinet heeft de Nederlandse zorgen publiekelijk en in de bilaterale contacten met de betrokken landen onderstreept.
Bent u bereid, indien het bericht klopt, u hierover met de relevante Russische autoriteiten te verstaan?
Zie antwoord vraag 4.
Het artikel “Armeense genocide-ontkenner Justin McCarthy geeft lezing aan VU” |
|
Michel Rog (CDA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Armeense genocide-ontkenner Justin McCarthy geeft lezing aan VU»?1
Ja. Zoals ook in mijn antwoorden op de vragen van de heer Kuzu (ingezonden 16 april 2015) heb aangegeven, heeft de Vrije Universiteit ruimtes die kunnen worden gebruikt voor externe bijeenkomsten.
De VU heeft ruimte ter beschikking gesteld voor een debat, waarin de verschillende perspectieven van de zogenoemde kwestie van de Armeense genocide zouden worden belicht. De organisatie is in handen van de studentenvereniging Anatolia. Kort geleden is echter duidelijk geworden dat het niet meer om een debat gaat, waarin ook andere opvattingen en perspectieven aan de orde komen, maar om een eenzijdige lezing door de Amerikaanse hoogleraar Justin McCarthy.
De VU heeft aangegeven dat de aanvraag daarmee niet langer voldoet aan het protocol «spelregels reserveren onderwijsruimten». Dat protocol sluit bijeenkomsten zonder oogmerk van een debat of open dialoog of bijeenkomsten met propagandadoeleinden voor één partij, uit. De VU heeft mij te kennen gegeven dat in de opzet van deze lezing geen ruimte was voor een debat, danwel open dialoog, en heeft daarom besloten geen ruimte ter beschikking te stellen. In een eerdere opzet, waarbij ook een hoogleraar van de Universiteit Leiden zou deelnemen, was er volgens de VU wel ruimte voor een debat of open dialoog. Nu er slechts ruimte werd gegeven aan één spreker, heeft de VU geoordeeld dat hierdoor geen evenwichtig debat kon ontstaan en op grond daarvan besloten geen ruimte ter beschikking te stellen.
Ter verbreding van het debatperspectief is de VU, samen met studentenvereniging Anatolia, in overleg geweest om tot een oplossing te komen. Die is niet gevonden, het debat zal aanstaande vrijdag niet op de Vrije Universiteit plaatsvinden.
Kunt u bevestigen dat de Turkse studentenvereniging Anatolia, verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, Justin McCarthy heeft uitgenodigd voor een lezing op 24 april a.s., de dag waarop de wereld stilstaat bij de 100e herdenkingsdag van deze genocide en de slachtoffers herdenkt?
Ja.
Kunt u aangeven wat u ervan vindt dat Justin McCarthy, die bekend staat als ontkenner van de Armeense genocide, een lezing geeft bij deze studentenvereniging, uitgerekend op de dag van de herdenking?
Het is aan de organisatie, respectievelijk de instelling, om een datum te bepalen en een besluit te nemen over het ter beschikking stellen van de ruimte. Gelet op de gevoeligheid van het onderwerp, komt er wel extra gewicht toe aan de spelregels om zorgvuldig om te gaan met deze besluiten.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat McCartney in een aan de Vrije Universiteit gelieerde studentenvereniging komt spreken? Zo nee, waarom niet?
Ik ben groot voorstander van open maatschappelijk debat, juist over belangrijke onderwerpen. Een dergelijk debat, bijvoorbeeld over de kwestie van de Armeense genocide, kan bijdragen aan de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat, nu McCarthy de enige spreker lijkt te zijn, er geen sprake meer is van een academisch debat? Zo, nee waarom niet?
Voor een academisch debat is over het algemeen een bredere voeding nodig dan de inbreng van één spreker. De inhoudelijke beoordeling daarvan ligt echter bij (het college van bestuur van) de VU.
Is het waar dat de lezing mede georganiseerd en gefinancierd wordt door «Centre for Public Debate»?
Voor zover bekend wordt de lezing georganiseerd door de studentenvereniging SV Anatolia. Een aankondiging van de lezing staat op de website van het Centre for Public Debate, te raadplegen via www.publicdebate.nl. Daaruit blijkt niet dat deze organisatie de lezing (mede) organiseert of financiert.
Het is mij niet bekend of het Centre for Public Debate financiering ontvangt van de Turkse overheid. Tegen de achtergrond van deze gegevens kan niet worden vastgesteld dat de Turkse staat de onderhavige lezing (mede)financiert.
Is het waar dat dit «Centre for Public Debate» gehuisvest is in een pand van de Islamitische Stichting Nederland (Hollanda Diyanet Vakfi), die onderdeel is van de Turkse overheid? Kunt u aangeven of dit centrum financiering ontvangt van de Turkse overheid?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat dit de facto betekent dat de Turkse staat deze lezing mede financiert en hier haar standpunt probeert uit te dragen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid het College van Bestuur van de Vrije Universiteit aan te spreken om te voorkomen dat McCarthy deze lezing, uitgerekend op deze dag en in deze vorm, houdt? Zo nee, waarom niet?10
Ik acht dit een zaak van de universiteit en de studentenvereniging zelf. De VU heeft mij aangegeven steeds bereid te zijn om – samen met Anatolia – te komen tot een binnen de voorwaarden van het genoemde protocol passende bijeenkomst. De VU heeft de afgelopen week veelvuldig contact gehad met de organisatoren, daaruit is inmiddels gebleken dat er geen oplossing is gevonden en het debat afgelopen vrijdag niet is doorgegaan op de Vrije Universiteit. Ik zie dan ook geen verdere aanleiding om hierover met de VU in overleg te treden.
Kunt u deze vragen vóór 22 april a.s. beantwoorden?
Dat is, met het oog op de gesprekken tussen het college van bestuur van de VU en de studenten om tot een oplossing te komen, helaas niet gelukt.
Het bericht ‘Stad klaar met tunnelmalaise’ |
|
Betty de Boer (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Stad klaar met tunnelmalaise»1 en «Rover: maat is vol met treinstoringen Schiphol»?2
Ja.
Klopt de berichtgeving dat gemiddeld dertig keer per maand het verkeer voor de Coentunnel stilstaat vanwege een te hoge vrachtwagen? Zo nee, hoe vaak zijn er in het afgelopen kwartaal dan stremmingen ontstaan voor de Coentunnel, van welke duur zijn deze en wat zijn hiervan de oorzaken? In hoeverre is dit een toename of afname in vergelijking met kwartaal één in 2014?
Het verkeer voor de Coentunnel staat tussen de 25 en 30 keer per week stil als gevolg van een te hoge vrachtwagen. Het betreft dus een hoger aantal. Er is geen vergelijking mogelijk omdat in het eerste kwartaal van 2014 alleen de nieuwe Tweede Coentunnel in gebruik was. De gerenoveerde Eerste Coentunnel is juli 2014 geopend. Het aantal keren dat een hoogtemelding leidt tot een daadwerkelijke file, langer dan 2 kilometer, is beperkt. De hinder varieert van enkele minuten tot 20 minuten. In het geval van het laatste is er natuurlijk sprake van behoorlijke hinder maar het aantal lange files dat daadwerkelijk veroorzaakt wordt door een hoogtemelding is gering. De verkeersintensiteit op het wegennet rondom Amsterdam is filegevoelig. Hoogtemeldingen tijdens de spits dragen natuurlijk niet bij aan een goede doorstroming en de berichtgeving hierover doet geen recht aan het feit dat we met veel inzet werken aan optimale bereikbaarheid van de hoofdstad. De eerder ingezette maatregelen om in overleg te gaan met de sector, de handhaving en de technische middelen te verbeteren, hebben bij de Coentunnel nog niet zichtbaar tot resultaat geleid. De hoogtemeldingen leken daar begin dit jaar af te nemen, de laatste periode is er weer een stijgende trend. Om deze reden zal ik de monitoring van de stremmingen bij de Coentunnel intensiveren. De resultaten hiervan zal ik analyseren om na te gaan of er aanvullende maatregelen mogelijk zijn. Ik verwacht dit in het derde kwartaal van dit jaar af te ronden.
Hoe vaak zijn er in het afgelopen kwartaal stremmingen ontstaan voor de Schipholtunnel? Van welke duur zijn deze en wat zijn hiervan de oorzaken? In hoeverre is dit een toename of afname in vergelijking met kwartaal één in 2014?
In de Schipholtunnel vonden in het afgelopen kwartaal zes stremmingen plaats. Eén verstoring in de tunnel werd veroorzaakt door de Tennet stroomstoring op 27 maart, vijf door rook- en brandmeldingen. Zie voor de oorzaken en de duur van de verstoringen de onderstaande tabel. In het eerste kwartaal van 2014 waren er twee verstoringen als gevolg van een brandmelding in de Schipholtunnel.
22/1
3/2
13/2
23/2
22/3
27/3
Rook/brandmelding
Rook/brandmelding
Rook/brandmelding
Handbrandmelder ingedrukt
Rook/brandmelding
Stroomstoring
Vaste rem trein station Schiphol
Vaste rem trein station Schiphol (zichtbare rookontwikkeling)
Defecte ventilator trein op station Schiphol
Persoon zat klem tussen treindeur (instappen tijdens het sluiten van de deuren). Iemand op het perron wilde ingrijpen om te voorkomen dat de trein zou vertrekken en drukte een handbrandmelder in.
Brandlucht waargenomen door machinist in trein.
Stroomstoring TenneT Noord-Holland
22 minuten
51 minuten
1 uur 16 minuten
23 minuten
45 minuten
1 uur 56 minuten
De afgelopen jaren is een dalende trend in het aantal (onterechte) rook- en brandmeldingen in de Schipholtunnel waar te nemen. Alleen het eerste kwartaal van 2015 kende opnieuw een hoog aantal storingen.
Is er sprake van een toe- of afname van stremmingen voor verkeerstunnels? Wat zijn de oorzaken? In hoeverre spelen de nieuwe eisen met betrekking tot de tunnelveiligheid hierin een rol? Deelt u de mening dat met de vele stremmingen en files voor deze tunnels enorme economische schade wordt veroorzaakt?
Landelijk neemt Rijkswaterstaat geen stijgende of dalende trend waar in het aantal stremmingen van verkeerstunnels. De voornaamste oorzaken voor stremmingen van tunnels zijn hoogtemeldingen, verkeersdosering en sporadisch technische storingen of incidenten. De nieuwe tunnels worden hoger gebouwd waardoor hier relatief weinig of geen hoogtemeldingen voorkomen. Voor deze nieuwe tunnels gelden vaak wel omgevingsafspraken in het kader van tunnelveiligheid om geen file in tunnels te laten staan. Mocht een bestaande file dreigen terug te slaan tot in de tunnel, dan wordt de tunnel tijdelijk gestremd. De toepassing van veiligheidscriteria wil ik ook niet ter discussie stellen. Omwille van een veilige afhandeling van het verkeer en het voorkomen van verdere constructieve schade aan de weg of tunnel zal ik deze blijven toepassen.
Klopt het dat de gemeente Amsterdam een inventarisatie maakt van de schade als gevolg van stremmingen voor de Coentunnel en de Schipholtunnel? Zo ja, kunt u deze informatie gebruiken om een indicatie te maken van alle kosten die gepaard gaan met de stremmingen bij Nederlandse verkeerstunnels? Zo ja, kan er worden aangegeven waar deze financiële schade neerslaat? Bent u bereid deze informatie naar de Tweede Kamer te sturen?
Voor zover bekend is de gemeente Amsterdam geen inventarisatie aan het maken zoals u deze noemt. De fysieke schade die wordt veroorzaakt aan wegtunnels wordt waar mogelijk verhaald op de veroorzakers. Ik heb verder geen beeld van de economische schade van dit specifiek type incident op de weginfrastructuur. Ik verwijs hierbij tevens naar mijn antwoord bij vraag 4.
Er kan geen indicatie gemaakt worden van de kosten van storingen bij spoortunnels. Het is op dit moment nog niet mogelijk om de maatschappelijke kosten van verstoringen op het spoor inzichtelijk te maken. Tijdens het Algemeen Overleg Spoor van 19 maart jl. heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu u toegezegd de mogelijkheden te bezien om deze in beeld te brengen. Samen met het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) worden de mogelijkheden momenteel onderzocht. Zodra hier meer over bekend is, zult u daarvan op de hoogte gesteld worden.
Kunt u reflecteren op de stelling van Rover dat de aannemer van de Schipholtunnel aansprakelijk moet worden gesteld voor de slechte prestaties ten aanzien van de beschikbaarheid van de Schipholtunnel?
Wat het belangrijkst is, is dat Schiphol goed bereikbaar is per trein. ProRail en de aannemers zijn ervoor verantwoordelijk dat het onderhoud en de infrastructuur daar in ieder geval geen belemmerende factoren voor zijn. ProRail heeft onlangs uitgebreid met de betrokken aannemers gesproken. Tijdens dit gesprek werd de noodzaak van een grotere alertheid en scherpte in de spoordriehoek Amsterdam – Utrecht – Schiphol breed gedeeld. Er zijn afspraken gemaakt om de storingen verder terug te dringen en sneller ter plaatse te zijn als er iets aan de hand is. Hoewel ProRail weliswaar aannemers kan beboeten bij wanprestatie en indien dat noodzakelijk is ook doet, is het gesprek aangaan in dit specifieke geval de beste manier om in gezamenlijkheid de bereikbaarheid van Schiphol per spoor te verbeteren.
Klopt de berichtgeving dat de sensoren in de Schipholtunnel en Coentunnel vals alarm slaan? Zo nee, zijn de hoogtedetectiesystemen nog steeds goed ingesteld en functioneren deze juist?3 Zo ja, ziet de Minister nog steeds geen aanleiding om aanvullende (technische) maatregelen te nemen voor het verminderen van de hoogtemeldingen en daarmee de files en stremmingen? Zo ja, aan welke maatregelen kan gedacht worden en op welke termijn zouden deze doorgevoerd kunnen worden? Zijn er gesprekken met Prorail inzake het beheer en onderhoud van de Schipholtunnel? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit gesprek? Zo nee, waarom niet?
Nee, voor de Coentunnel klopt dat niet: de hoogtedetectiesystemen van de Coentunnel zijn goed ingesteld, functioneren correct en veroorzaken geen «false alarms» (valse meldingen door het systeem zonder aanwezigheid te hoge vrachtwagen).
Er zijn geen sensoren in de Schipholtunnel die vals alarm geven. ProRail overlegt regulier met IenM, de metropoolregio Amsterdam, NS en Schiphol in het kader van de Verbeteraanpak bereikbaarheid Schiphol per OV die de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu vorig jaar is gestart. U bent per brief van 2 juni 2014 hiervan op de hoogte gesteld (Kamerstuk 29 984, nr. 488). Op 29 april jl. heeft de Staatssecretaris zelf met deze partijen, Rover en de Veiligheidsregio Kennemerland gesproken over de bereikbaarheid van Schiphol per OV en de Schipholtunnel. In dit gesprek is de noodzaak van verdere maatregelen besproken. U zult op een later moment hier per brief nader over worden geïnformeerd.
Heeft Rijkswaterstaat al contact gezocht met de transportsector om de problematiek van te hoge vrachtwagens te bespreken? Zo ja, wat is de uitslag van deze gesprekken? Zo nee, waarom niet en wanneer zullen deze gesprekken wel plaatsvinden? Wat zijn de ervaringen in Rotterdam waarbij bijzondere opsporingsambtenaren (BOA's) vrachtwagenchauffeurs een boete kunnen opleggen wanneer hun vrachtwagen te hoog is en ze toch door een tunnel rijden? Is landelijke uitrol van deze maatregel niet wenselijk?
Ja. Rijkswaterstaat heeft contact met de transportsector en zij hebben afspraken gemaakt over de communicatie richting de sector en de achterban van de transportsector.
Het experiment in Rotterdam is gericht op het vergroten van de verkeersveiligheid door de Weginspecteurs van Rijkswaterstaat handhavingsmogelijkheden te geven. Binnen dit experiment wordt gehandhaafd op twee overtredingen:
Het handhaven op hoogtemeldingen zit hier niet bij. Op basis van de uitkomst van het experiment wordt bepaald of de handhavingsbevoegdheid breder wordt uitgerold en op welke terrein dit toegepast wordt. Dan zal worden bekeken of het ook op andere terreinen dan bovengenoemd wenselijk is.
Het bericht dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in wil zetten op stedelijke ontwikkeling ten koste van landbouwfondsen |
|
Roelof Bisschop (SGP), Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Erkent u dat de zogenaamde «stadsparken» aan de basis staan van de netto, positieve bijdrage van ongeveer € 26 mrd. van de agrarische sector aan de Nederlandse handelsbalans?1
De groene gebieden («stadsparken») tussen onze steden worden door alle Nederlanders, inclusief de stedelingen als zeer waardevol ervaren. Uiteraard onderken ik het zeer grote belang van de agrarische sector voor de Nederlandse economie.
Waar baseert u uw veronderstelling op dat Nederland op wereldschaal bekeken één stad met een grote hoeveelheid stadsparken is? Hebben deze zogenaamde stadsparken het niet juist mogelijk gemaakt dat steden zich konden ontwikkelen, in plaats van andersom?
Nederland kent geen grote, dominante stad, maar een polycentrisch netwerk van kleine en middelgrote nabijgelegen steden. Dit netwerk spreidt zich uit over het grootste deel van Nederland. De OESO duidt in haar Territorial Review of The Netherlands de grote economische potentie van deze uitgangspositie, omdat het de kans biedt de gezamenlijke omvang van steden te benutten (agglomeratievoordelen) zonder de nadelen van een grote stad te ervaren, zoals congestie of extreem hoge woningprijzen. De groene gebieden (natuur, agrarisch, cultuurlandschap) «tussen» de steden zijn een wezenlijk onderdeel van de aantrekkelijkheid van het Nederlandse stedennetwerk en daarmee een positieve vestigingsfactor.
Richt uw inzet met betrekking tot vermindering van regels voor eigen initiatieven van bewoners en ondernemers zich, gelet op uw constatering dat Nederland op wereldschaal één stad is, niet alleen op de stedelijke gebieden, maar ook op het landelijk gebied?
Ja, ik doel hiermee op initiatieven zoals de Experimentenwet, begin januari 2015 aangekondigd in de Agenda Lokale Democratie. De Experimentenwet is in ontwikkeling. Aan alle gemeenten, groot en klein, stedelijk en niet-stedelijk heb ik, samen met de VNG, in de afgelopen periode gevraagd om met voorstellen te komen om tijdelijk af te wijken van knellende wet- en regelgeving. Ik wil op basis hiervan een aantal gemeenten experimenteerruimte bieden met als doel om de publieke dienstverlening te verbeteren en maatschappelijke opgaven effectiever aan te pakken, ook buiten het stedelijk gebied.
Daarnaast wordt er met de Nederlandse inzet op het gebied van EU Better Regulation aandacht gevraagd voor de effecten van Europese wetgeving voor lokale en regionale overheden. Lokale en regionale overheden zijn immers belangrijke uitvoerders van Europese wetgeving en ervaren dat (sectoraal) Europees beleid en regelgeving niet altijd goed aansluit bij een gebiedsgerichte benadering op lokaal en regionaal niveau.
Is het waar dat u tijdens het Nederlandse voorzitterschap in wilt zetten op verschuiving van een deel van het budget voor het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) naar stedelijke ontwikkeling?
De kaders voor de aanwending van de GLB-middelen zijn meerjarig vastgelegd voor de periode 2014–2020. De inzet is niet om tijdens het Nederlands voorzitterschap besluiten te nemen over het verschuiven van budget van het GLB of andere Europese fondsen naar stedelijke ontwikkeling. Binnen het EU Meerjarig Financieel Kader zijn er onder de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (zoals EFRO en ESF) al middelen beschikbaar voor stedelijk beleid. Zo moet ten minste 5% van de op nationaal toegewezen EFRO-middelen worden bestemd voor geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling. Voor de periode 2014–2020 is er voor gekozen deze EFRO-middelen in te zetten in de G4 met een zgn. Geïntegreerde Territoriale Investering (GTI). Synergie van de fondsen wordt bereikt door de gelijktijdige inzet van 5% van de nationale ESF-middelen.
Ik wil middels de lancering van een Europese Urban Agenda tijdens het EU-voorzitterschap meer aandacht vragen voor hoe de EU met zijn instrumentarium kan bijdragen aan de ontwikkeling van steden, zodat (onnodige) belemmeringen weggenomen worden en kansen benut kunnen worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om concrete (sectorale) EU-wetgeving die gebiedsgerichte stedelijke oplossingen bemoeilijkt. Ook wil ik verkennen of er belemmeringen voor steden bestaan, bij het gebruik van EU-fondsen en zo ja, hoe deze kunnen worden weggenomen.
Op de website van het CDA stond een column (datum 2 juni 2015) van CDA Europarlementariër Lambert van Nistelrooij, waarin ook hij pleit voor meer inspraak voor steden in de Europese Unie.
Acht u financiering van stedelijke ontwikkeling, in het kader van subsidiariteit, een taak voor de Europese Unie?
Stedelijk beleid is geen taak voor de Europese Unie en dat zal wat het kabinet betreft ook zo blijven. Aangezien steden belangrijke uitvoerders zijn van EU-beleid, is het echter wel van belang dat de EU in zijn beleid beter rekening houdt met het effect van haar beleid op steden.
Organisaties zoals Eurocities en het Comité van de Regio’s zijn daarom ook zeer actief op Europees niveau.
Het is overigens op dit moment al het geval dat de EU via EU-Fondsen zoals EFRO en ESF subsidies aan steden geeft (zie vraag 4).
Welk deel van het budget voor het GLB zou u willen verschuiven naar stedelijke ontwikkeling?
Zie mijn antwoord bij vraag 4.
Waarom wilt u specifiek geld weghalen bij het GLB?
Zie mijn antwoord bij vraag 4.
Heeft u er rekening mee gehouden dat het GLB in tegenstelling tot andere beleidsterreinen volledig communautair is, dat al sprake is van bezuiniging op het GLB (per lidstaat) en dat het GLB belangrijk is voor een vitale agrarische sector, ook één van de motoren van de Nederlandse economie?
Ik realiseer mij wat het belang van het GLB voor de Nederlandse agrarische sector en het belang van de Nederlandse agrarische sector voor de Nederlandse economie is. Ook zie ik de rol die steden spelen als belangrijke motoren van economie, banen en innovatie.
Bent u bereid uw suggestie om tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in te zetten op bezuiniging op het GLB ten faveure van stedelijke ontwikkeling, te heroverwegen?
Zie mijn antwoord bij vraag 4.
De kosten van asielzoekers |
|
Sietse Fritsma (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat waren in 2014 de totale kosten van asielzoekers? Kunt u hierbij, naast de reeds bekende kosten voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), in ieder geval ook het voor (afgewezen) asielzoekers bestemde deel van de Dienst Terugkeer en Vertrek, van rechtsbijstand en van subsidies meenemen, evenals de kosten die gemoeid zijn met gegeven onderwijs aan asielzoekerskinderen zonder verblijfsrecht?
Hieronder treft u een overzicht van de kosten die de rijksoverheid in 2014 gemaakt heeft ten behoeve van asiel en asielzoekers.
Kosten vanuit VenJ-begroting
De kosten die de IND in 2014 heeft gemaakt voor asiel bedragen circa 197,7 mln. euro.
De kosten die het COA in 2014 naar inschatting heeft gemaakt voor asiel bedragen circa 485 mln. euro. Alle kosten die COA maakt, zijn gerelateerd aan asiel.
De DT&V heeft in 2014 naar inschatting circa 72 mln. euro aan kosten gemaakt. Hierbij gaat het om de kosten van terugkeer en vertrek van alle categorieën vreemdelingen zonder verblijfsrecht. Er vindt geen registratie plaats naar categorieën vreemdelingen.
De Raad voor de Rechtsbijstand meldt dat in 2014 de kosten van toevoegingen in asielzaken 26 mln. euro bedragen.
Verder hebben in 2014 de volgende aan vreemdelingenbeleid gelieerde instellingen een subsidie ontvangen: Vluchtelingenwerk Nederland 6,3 mln. euro, NIDOS circa 23,8 mln. euro en overige organisaties 2014 circa 0,7 mln. euro.
In dit bedrag zitten ook de niet asiel gerelateerde subsidies.
Kosten vanuit OCW-begroting
Alle kinderen in Nederland tussen de 5 en 18 jaar hebben recht op onderwijs en zijn leerplichtig.
Specifieke gegevens over kinderen zonder verblijfsrecht zijn niet beschikbaar en kunnen dan ook niet worden verstrekt. Er zijn wel gegevens beschikbaar over het onderwijs aan asielzoekers. Onderstaand worden deze cijfers gegeven.
In het primair onderwijs worden scholen per schooljaar bekostigd. De onderstaande cijfers hebben betrekking op het schooljaar 2014–2015.
In april 2015 ontvangen ongeveer 2.5001 asielzoekerskinderen in Nederland primair onderwijs. De reguliere bekostiging die scholen voor deze kinderen ontvangen bedraagt per kind circa € 4.250,00. Daarnaast ontvangen scholen voor de meeste asielzoekerskinderen gemiddeld een extra bedrag uit de gewichtenregeling van € 3.300,00 per leerling. De reguliere en de extra bekostiging in het primair onderwijs voor deze kinderen bedraagt circa 18,8 mln. euro.
Daarnaast zijn er in het primair onderwijs drie regelingen voor aanvullende bekostiging van asielzoekerskinderen. In het schooljaar 2014–2015 is er een toename van ongeveer 1.000 asielzoekerskinderen. Dit schooljaar hebben scholen via deze drie aanvullende regelingen voor asielzoekerskinderen circa 4,5 mln. euro ontvangen. Dit brengt de totale kosten van asielzoekerskinderen in het schooljaar 2014–2015 in het primair onderwijs op circa 23,3 mln. euro.
In het voortgezet onderwijs worden scholen per kalenderjaar bekostigd. In 2014 waren er gemiddeld 2.063 asielzoekers in Nederland in de leeftijdscategorie 12 tot 18 jaar. Uitgaand van deze cijfers, ontvingen scholen in 2014 circa 15,5 mln. aan reguliere bekostiging voor deze leerlingen.
Er zijn voor het voortgezet onderwijs – naast de reguliere basisbekostiging – twee regelingen voor aanvullende bekostiging van nieuwkomers van toepassing. Dit zijn de regeling Eerste opvang vreemdelingen en de nieuwkomersregeling. In 2014 hebben scholen via deze regelingen circa 17,5 mln. euro ontvangen. Naast de twee regelingen voor aanvullende bekostiging, is er een opstartregeling voor scholen die voor het eerst les gaan geven aan deze groep kinderen. Hiervoor ontvangt een school eenmalig 16 duizend euro. Vier scholen hebben in 2014 gebruik gemaakt van deze opstartregeling.
Dit brengt de totale kosten van asielzoekers in het voorgezet onderwijs in 2014 op circa 33 mln. euro.
Het bericht dat regionale voedselbanken in het nauw komen |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Regionale voedselbanken in het nauw»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gestelde in het artikel dat een aantal voedselbanken in de regio Rijnmond te weinig voedsel aangeleverd krijgen?
Het is te betreuren dat een aantal voedselbanken in de regio Rijnmond – tijdelijk – te weinig voedsel aangeleverd krijgt. De afgelopen jaren is een seizoenspatroon te zien in het aanbod van voedsel; aan het einde van het jaar is er veel aanbod, terwijl in de eerste maanden van het jaar juist minder voedsel wordt aangeboden. Het is aan het distributiecentrum Rijnmond, de voedselbanken in de betreffende regio en de landelijke Vereniging van Nederlandse Voedselbanken (VBN) om te komen tot afspraken over de verdeling van het gedoneerde voedsel.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de samenwerking tussen het ministerie, de Alliantie Verduurzaming Voedsel en Voedselbanken Nederland, om voedseloverschotten te doneren en herinnert u zich uw toezegging te zullen onderzoeken hoe de samenwerking verder geïntensiveerd kan worden en welke bijdrage het Rijk hieraan zou kunnen leveren?2
Ja.
Wat is de status van deze gesprekken en wat hebben deze gesprekken qua resultaten opgeleverd? Welke afspraken zijn er gemaakt, en welke bijdrage levert het Rijk aan de intensivering van de samenwerking?
Zoals ik indertijd al antwoordde verloopt de samenwerking tussen de Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV) en de VBN voorspoedig. Zo’n twee keer per jaar hebben mijn collega van SZW en ik een voortgangsgesprek met beide partijen. Eind februari jl. vond ons meest recente overleg plaats. Daarnaast zijn er regelmatig overleggen tussen de AVV en VBN waar ambtenaren van beide ministeries bij aanwezig zijn.
De samenwerking heeft geleid tot (nog) betere en intensievere contacten tussen (de leden van) de AVV en de VBN. Het resultaat hiervan is onder meer twee business partner overeenkomsten met Unilever en Friesland Campina. Hierin zijn afspraken gemaakt over een jaarlijkse donatie van producten en over het inzetten van verschillende faciliteiten en manuren. Momenteel worden gesprekken gevoerd over nog zo’n soort overeenkomst. Ook is het aantal (structurele) donaties en contacten tussen bedrijven in de voedselketen en de (regionale) voedselbanken toegenomen. In de cijfers van de recente Monitor voedselverspilling wordt dit ook bevestigd; in 2013 is t.o.v. het jaar daarvoor 12 kton meer voedsel gedoneerd (Kamerstuk 31 532, nr. 148 d.d. 13 april 2015). Tevens wordt kennis en expertise gedeeld wat leidt tot innovatieve en alternatieve manieren van voedselverwerving en -verwerking, zoals het project Souprise!, waarbij maaltijdsoepen op basis van retourstromen voedsel worden geproduceerd. De samenwerking richt zich ook op de verbetering van communicatie waardoor de bekendheid over VBN onder de leden van de brancheorganisaties is toegenomen.
Daar waar (onduidelijkheid over) wettelijke regels een belemmering vormen om tot een oplossing te komen, spannen mijn collega en ik ons in om binnen de wettelijke kaders en zo nodig in overleg met andere collega’s van het kabinet deze belemmeringen weg te nemen. Concrete voorbeelden hiervan zijn de aanpassing van NVWA-Infoblad nr. 76 betreffende Charitatieve instellingen en vrijwilligersorganisaties en de verduidelijking omtrent voedseldonaties en belastingen door het Ministerie van Financiën.
Herinnert u zich dat u in de antwoorden op deze vragen belemmeringen schetst die een gemakkelijke verzameling van voedseloverschotten in de weg staan, namelijk het complexe logistieke proces en het waarborgen van de voedselveiligheid? Zijn er meer belemmeringen die bij regionale voedselbanken een rol spelen? Zo ja, welke?
Ja. Voor wat betreft het waarborgen van de voedselveiligheid heeft VBN belangrijke stappen gezet door te besluiten dat alle leden aan het einde van 2015 door een extern bureau gecertificeerd moeten zijn op het gebied van voedselveiligheid. Dit moet de toeleveranciers voldoende vertrouwen geven dat de voedselbanken professioneel met voedselveiligheid omgaan. Momenteel is bijna de helft van alle voedselbanken gecertificeerd en de verwachting van VBN is dat aan het einde van het jaar zeker 95% gecertificeerd zal zijn.
Op logistiek gebied zijn de regionale distributiecentra van VBN gestart met een automatiseringstraject. Volledige uitrol en afronding van dit traject zal enkele jaren vergen. Een belemmering daarbij is soms, zo begrijpen wij van VBN, het tijdig vinden van vrijwilligers met de juiste competentie. Of er bij regionale voedselbanken meer belemmeringen een rol spelen, is mij niet bekend.
Herinnert u zich uw toezegging om expertise te leveren bij het vinden van creatieve oplossingen voor mogelijke belemmeringen bij de inzameling van voedsel? Hoe is het in dit licht mogelijk dat een deel van de regionale voedselbanken in het nauw komt en geen voldoende voedsel meer aangeleverd krijgt en welke rol ziet u voor zichzelf weggelegd om toch tot een creatieve oplossing te komen?
Ja, hieraan is ook invulling gegeven. VBN en AVV beamen dat er voldoende expertise is aangeleverd, maar naar zeggen van VBN moeten hun eigen leden – en hun vrijwilligers – ook in staat zijn om de opschaling en professionalisering te absorberen. Verder wil de AVV inzetten op lokale samenwerking en roept leden op om enerzijds kennis en expertise te leveren en anderzijds er vooral ook voor te zorgen dat die expertise in de praktijk benut wordt. Dit kan bijvoorbeeld door uitbreiding van het aantal (voedselveiligheids-) coaches dat gekoppeld is aan een lokale voedselbank. Dat een aantal regionale voedselbanken in de regio Rijnmond niet voldoende voedsel aangeleverd krijgt, heeft dan ook niet zozeer te maken met een gebrek aan inspanning of een structurele oorzaak, maar is eerder een seizoeneffect zoals ook in het artikel aangegeven. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Wat is de status van het onderzoek naar de vraag hoe retourstromen uit supermarkten nog meer beschikbaar gemaakt kunnen worden voor voedselbanken, wat zijn de (voorlopige) onderzoeksresultaten van dit onderzoek en wat wordt er met deze onderzoeksresultaten gedaan?
Het onderzoek door Wageningen UR Food & Biobased Research naar deVerwaarding van reststromen uit supermarkten is recent afgerond en het rapport is onlangs gepubliceerd (http://edepot.wur.nl/340319). Het rapport zal ingebracht worden in het reguliere overleg tussen AVV en VBN.
Herinnert u zich uw toezegging bereid te zijn projecten die de samenwerking om voedsel in te zamelen versnellen, financieel te willen ondersteunen? Zijn er al verzoeken ingediend? Kan dit budget aangewend worden om regionale voedselbanken die in het nauw komen met hun voedselaanlevering, te ondersteunen? Zo ja, hoe?
Ja. De Staatssecretaris van SZW heeft hier invulling aan gegeven. Voor 2014 en 2015 is door het Ministerie van SZW een subsidie van € 350.000,- verstrekt voor het eerder genoemde project Souprise! (zie antwoord op vraag 4). Mede op basis van de evaluatie van dit project beziet het Ministerie van SZW momenteel of het aanvullende middelen beschikbaar zal stellen om een landelijke uitrol van Souprise! financieel mogelijk te maken. Naar welke locaties dit uitgerold zal worden, is aan VBN zelf.
Wanneer bent u van plan de kabinetsreactie op de Initiatiefnota «Aanpak Voedselverspilling» naar de Kamer te sturen?
De kabinetsreactie op de Initiatiefnota «Aanpak voedselverspilling» is op 23 april 2015 naar uw Kamer verzonden (Kamerstuk 34 087, nr. 3).