Het bericht dat usb-sticks gestolen zijn bij een inbraak bij een officier van justitie |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u dit bericht en klopt hetgeen hierin vermeld wordt?1
Ja, ik verwijs naar het persbericht van het parket Rotterdam van 14 augustus 2015.2
Deelt u de mening dat usb-sticks die gebruikt worden door de politie en het openbaar ministerie (OM) altijd zodanig beveiligd dienen te zijn dat niemand behalve de eigenaar toegang heeft tot de opslagen informatie? Zo nee, waarom niet?
Dit hangt af van het rubriceringsniveau van de informatie. Alleen voor gerubriceerde informatie gelden beveiligingsmaatregelen en de aard van de beveiligingsmaatregelen is afhankelijk van het rubriceringsniveau. Werken met usb-sticks wordt zo veel als mogelijk voorkomen door medewerkers beveiligde voorzieningen te bieden, zoals telewerken, mobiele telefoons en tablets. Zaaksinformatie behoort tot de categorie bijzondere informatie die gerubriceerd is. Leidend zijn de rubriceringen uit het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013). Zowel het OM als de politie heeft het beleid dat de zaaksinformatie uitsluitend op beveiligde, door de eigen organisatie verstrekte, usb-sticks geplaatst mag worden. De medewerker stelt daarbij zelf de beveiligingscode in en dient terughoudend ter zijn met het plaatsen van informatie op de stick.
Waarom waren de gestolen usb-sticks niet net zoals de werktelefoon extra beveiligd?
Per abuis is de informatie op onbeveiligde usb-sticks gezet.
Hoeveel usb-sticks die niet extra beveiligd zijn zoals de richtlijn voorschrijft worden op dit moment door het OM gebruikt?
Dat is niet te zeggen. De richtlijn van het OM schrijft voor dat gerubriceerde informatie alleen op beveiligde usb-sticks wordt geplaatst.
Bent u bereid per direct maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat alle usb-sticks die nu door het OM gebruikt worden, beveiligd zijn? Zo nee, waarom, niet?
Dergelijke maatregelen zijn niet aan de orde, omdat niet alle bij het OM aanwezige informatie zodanig is gerubriceerd dat beveiligde usb-sticks gebruikt moeten worden.
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat vertrouwelijke gegevens bij verlies of diefstal van usb-sticks in de toekomst kunnen uitlekken?
Het uitlekken van vertrouwelijke gegevens bij verlies en diefstal is niet helemaal te voorkomen. Het naleven van de voorschriften blijft mensenwerk en is een verantwoordelijkheid van de individuele medewerker en de hoofden van parketten/dienstonderdelen van het OM. Uiteraard zijn de geldende regels naar aanleiding van dit incident nogmaals onder de aandacht van de medewerkers gebracht.
De omgang met sociale media in (geestelijke gezondheid)zorginstellingen |
|
Renske Leijten , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Hoe reageert u op de lezerscolumn en het interview van mevrouw P. in Metro?1 2
Ik heb de column van mevrouw P. met belangstelling gelezen en bewonder haar openhartigheid. Ik realiseer me dat een psychische aandoening niet alleen voor de betreffende patiënt een belasting is. Ook voor de omgeving is het soms moeilijk om te leven met iemand – een kind, ouder, familielid, vriend(in) of buurman/-vrouw – die een psychische aandoening heeft. Of het nu gaat om het verlenen van (mantel)zorg, je zorgen maken over iemand of gewoon omdat je ziet dat iemand lijdt, maar daar weinig of niets aan kunt doen.
Herkent u de klacht van deze moeder van een schizofrene vrouw dat de ggz-instelling waar zij verblijft te weinig oog heeft voor de gevaren die gebruik van sociale media kan hebben voor mensen die niet of maar deels beseffen waartoe hun online handelen in de reële wereld kan leiden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mij zijn geen andere soortgelijke signalen bekend over de risico’s van het gebruik van sociale media binnen de ggz. De reacties onder de lezerscolumn maken evenwel duidelijk dat meer mensen zich zorgen maken over dit thema.
Het zelfbeschikkingsrecht van individuen is in ons land een groot goed. Toegang tot het internet en gebruik van sociale media vallen onder die vrijheid. Opname of behandeling in een zorginstelling leiden niet automatisch tot het beperken van het zelfbeschikkingsrecht. De mogelijkheden om iemand tegen zichzelf of zijn omgeving te beschermen worden per individu bepaald. Hierbij is van belang of iemand vrijwillig of gedwongen is opgenomen.
Is een patiënt vrijwillig opgenomen, dan kan (beperking van) het gebruik van sociale media alleen met instemming van de patiënt opgenomen worden in het behandelplan.
Is een patiënt gedwongen opgenomen, dan kunnen zorgaanbieders vrijheidsbeperkingen opleggen aan patiënten. Deze individuele beperkingen zijn echter alleen toegestaan op grond van de voorwaarden in de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz). De bescherming van de gezondheid van de patiënt vormt daarbij het criterium. Dit betekent dat in individuele gevallen, vanuit veiligheidsoverwegingen en met het oog op de stoornis van een patiënt, een instelling kan besluiten dat het gebruik van sociale media een risico vormt voor de betreffende patiënt en dat een beperking van het gebruik in het behandelplan moet worden opgenomen.
Op welke wijze gaat de ggz-sector om met het gebruik van sociale media door (kwetsbare) patiënten? Is dit gebruik standaard onderdeel van behandelplannen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er juridische beperkingen of mogelijkheden om iemand die in een (ggz-)zorginstelling woont tegen zichzelf te beschermen als het gaat om grensoverschrijdend gedrag op sociale media? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Welke praktische bezwaren of mogelijkheden – bijvoorbeeld internetinstellingen of het hebben van toegang tot een computer/smartphone – zijn er om (meer) oog te hebben voor het online risicogedrag van iemand?
Het is aan de instelling, de behandelaar en de patiënt om in het behandelplan overeen te komen wat de beste manier is. Dit kan leiden tot het ontzeggen van de toegang tot computer en/of telefoon etc., tot het laten meekijken van een behandelaar of tot controle achteraf.
Hoe reageert u op het verwijt van de moeder, maar ook de herkenning van lezers van de column, dat zij onvoldoende wordt betrokken bij de behandeling van haar dochter? Is dit een «individueel» geval, volgens u, of is er breder een klemmend beroep door naaste familie om meer betrokken te zijn bij de zorg, behandel- en herstelplannen van mensen in de psychiatrie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zowel de wens om betrokken te worden bij de behandeling van een naaste, als de teleurstelling als dat niet gebeurt, kan ik mij goed voorstellen. De roep om bij de behandeling betrokken te worden is niet nieuw. Het betrekken van familie en naastbetrokkenen draagt bij aan het resultaat van de behandeling en het herstel van de cliënt. Het belang van familiebeleid wordt inmiddels dan ook door de hele sector onderkend. In het familiebeleid regelt de instelling hoe wordt omgegaan met familie en naastbetrokkenen van cliënten en de manier waarop zij worden benaderd en betrokken. Het is wel van belang dat aanbieders alert zijn op het doorvertalen van het beleid naar de werkvloer. Ik vind dat ook zorgverzekeraars daar alert op dienen te zijn bij de inkoop- en contractafspraken. Het in de Tweede Kamer aanhangige Wetsvoorstel verplichte ggz versterkt de rechtspositie van de familie op verschillende punten.
Twee ontwikkelingen zullen zorgaanbieders naar mijn idee helpen om familiebeleid verder te implementeren in de dagelijkse praktijk. Ten eerste deelt het Landelijk Platform GGz (LPGGz) sterren voor familiebeleid uit, aan zorgaanbieders die naar oordeel van het LPGGz excelleren op het gebied van organisatie en uitvoering van familiebeleid binnen een instelling. Een lijst met sinds 2012 toegekende sterren is staat online3. Instellingen met één of meer sterren kunnen zo als voorbeelden dienen voor andere instellingen. Voor patiënten en voor zorgverzekeraars ontstaat ook keuzeondersteunende informatie. Ten tweede wordt er een generieke module Ondersteuning familiesysteem en mantelzorg ontwikkeld in opdracht van het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling ggz. Met deze module wordt de positie van familie verstevigt, krijgen zorgverleners onder andere aanbevelingen over hoe familie en mantelzorgers een positieve bijdrage kunnen leveren aan herstel van de cliënt en worden aanwijzingen gegeven voor samenwerking met familieleden en mantelzorgers. De module zal naar verwachting begin 2016 gereed zijn.
Desondanks kunnen er in uitzonderingssituaties gegronde redenen zijn om de familie (tijdelijk) niet te betrekken bij de behandeling. In de situatie dat de patiënt écht niet wil dat er contact is of wordt gelegd met diens familie, moet de hulpverlener de wens van zijn patiënt immers respecteren. Ook hier geldt dat het zelfbeschikkingsrecht van een (meerderjarige) patiënt voorop staat. Wanneer een behandelaar de betrokkenheid van de familie toch wenselijk vindt, zal deze daarover met zijn patiënt in gesprek gaan en proberen het contact tussen patiënt en familie te herstellen.
Het mee kunnen nemen van pgb naar het buitenland |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kunt u reageren op de onduidelijkheid die bestaat over de maximale duur van verblijf in het buitenland en de mogelijkheid tot inzet van zorg via een persoonsgebonden budget (pgb) gedurende dat verblijf?1
De maximale duur van verblijf in het buitenland en de mogelijkheid tot inzet van zorg via het pgb-Wlz gedurende dat verblijf is geregeld in artikel 3.7.2 van het Besluit langdurig zorg (Blz) en artikel 5.18 van de Regeling langdurige zorg (Rlz). Een budgethouder kan zijn pgb-Wlz maximaal 13 weken per kalenderjaar gebruiken voor het inkopen van zorg in het buitenland. Bij palliatief terminale zorg is die termijn een jaar.
Bij verblijf in het buitenland langer dan zes weken kan het zijn dat de hoogte van het pgb-Wlz door het zorgkantoor wordt verlaagd als iemand verblijft in een land waar het kostenpeil lager ligt. Logeeropvang kan niet worden ingekocht buiten de Europese Unie.
Klopt het dat Zorgkantoor Tilburg in zijn brief aan de budgethouders laat weten dat er maximaal 13 weken buiten de Europese Unie gebruikgemaakt kan worden van het pgb? Heeft het zorgkantoor hiermee een fout gemaakt omdat deze duur ook geldt voor binnen de Europese Unie? Kunt u uw antwoord toelichten?
De bestedingsregels van het pgb maken geen onderscheid tussen aanwending binnen of buiten de EU. Er kunnen misverstanden zijn ontstaan door de informatie van het zorgkantoor. Ik ken de brief van het zorgkantoor aan de budgethouder niet, om te beoordelen of en zo ja in welke mate daarvan in dit geval sprake is. Ik kan me voorstellen dat een budgethouder vaart op de informatie die door het zorgkantoor is verstrekt.
Indien een budgethouder vindt dat het zorgkantoor verkeerde informatie heeft verstrekt dan kan een budgethouder – indien de budgethouder en het zorgkantoor er niet uitkomen – in bezwaar en (hoger) beroep stellen dat sprake is geweest van gewekt vertrouwen. In bezwaar en (hoger) beroep kan dan beoordeeld worden of dat gewekte vertrouwen er toe moet leiden dat het zorgkantoor bij de beoordeling van zorginkoop dat gewekte vertrouwen zwaarder moet laten wegen dan de formele regelgeving.
Vindt u het ook logisch dat als iemand deze brief van het zorgkantoor ontvangt in de veronderstelling is binnen de Europese Unie voor langere tijd op vakantie te kunnen gaan en dit voor waarheid aanneemt?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het dan terecht dat het zorgkantoor het pgb voor deze mensen stopzette, terwijl zij verbleven in het buitenland? Vindt u het vervolgens begrijpelijk dat de budgethouder hiertegen een bezwaar indient? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe reageert u op het bericht dat het Zorgkantoor te Tilburg deze persoon zijn pgb alleen (terug)geeft als hij het ingediende bezwaar intrekt? Deelt u de mening dat deze handelwijze onrechtmatig is en dat er eigenlijk sprake is van chantage («geen pgb-zorg zolang het bezwaar is ingediend»)? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom vindt u dit een toelaatbare handelwijze?
Als daadwerkelijk sprake is geweest van enige druk om een bezwaar in te trekken teneinde het pgb te behouden, dan kan dat uiteraard niet. CZ Zorgkantoor herkent zich niet in de uit de vraag sprekende voorstelling van zaken. CZ Zorgkantoor heeft mij laten weten dat overleg tussen het zorgkantoor en de gemachtigde van de budgethouder er toe heeft geleid dat de budgethouder voor het einde van de termijn van 13 weken is teruggekeerd naar Nederland. Dat heeft tot logisch gevolg gehad dat het pgb-Wlz uiteindelijk niet (tijdelijk) stopgezet hoefde te worden.
Klopt het dat er een rechterlijke uitspraak van de rechtbank in Overijssel is dat deze regeling van maximaal 13 weken buiten Nederland in strijd is met de EU-regelingen? Is de 13 wekenregeling wel handhaafbaar? Wat is uw reactie hierop en gaat u aan deze uitspraak gehoor geven? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zorgkantoor Menzis heeft hoger beroep aangetekend tegen deze rechterlijke uitspraak. Zolang de zaak onder de rechter is kan ik niet inhoudelijk op deze vraag ingaan.
Venezolanen die Curaçao weigeren te verlaten |
|
Han ten Broeke (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), André Bosman (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Venezolanen willen niet terug naar hun land»?1
Ja.
Kunt u de waarneming van de Curaçaose Minister van Justitie dat Curaçao te maken heeft met een toenemend aantal Venezolaanse vakantiegangers dat weigert terug te reizen bevestigen?
Ja. De ons beschikbare gegevens duiden erop dat er inderdaad sprake is van een toename van het aantal Venezolanen dat naar Curaçao reist of langer blijft dan is toegestaan, maar het betreft geen substantiële toename. De Curaçaose Minister van Justitie onderstreepte dit in het bericht van Amigoe waaraan in uw vraag wordt gerefereerd. Sinds augustus is hierin geen of weinig verandering gekomen. De Curaçaose autoriteiten monitoren het aantal personen dat de verblijfstermijn overschrijdt. Precieze cijfers maken de Curaçaose autoriteiten niet openbaar. De situatie is volgens de Curaçaose autoriteiten beheersbaar. Curaçao verwacht in de toekomst geen grote veranderingen in het patroon, maar is voorbereid op eventualiteiten. De regering onderhoudt nauw contact met de autoriteiten in Curaçao over ontwikkelingen in Venezuela en migratie van Venezolanen naar het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Wat wordt er door de lokale autoriteiten ondernomen om – vooralsnog ontbrekende – cijfers van het aantal ongedocumenteerde Venezolanen te krijgen? Is dit naar uw oordeel voldoende?
De Curaçaose autoriteiten houden oog op ontwikkelingen in Venezuela en de mogelijke gevolgen daarvan voor Curaçao. Curaçao heeft, behorende bij de autonome bevoegdheid op dit terrein, een aantal maatregelen getroffen om illegale migratie tegen te gaan.
Toelating is een bevoegdheid van Curaçao. Het is aan Curaçao om het proces rondom in- en uitreis in te richten. Curaçao is zeer alert op (illegale) migratie, ook vanuit Venezuela. De immigratiedienst van Curaçao houdt zich bezig met opsporing van illegaal verblijvende personen. Dat leidt regelmatig tot uitzetting van illegaal in Curaçao verblijvende personen, ook naar Venezuela.
Het feit dat sommige vreemdelingen legaal naar Curaçao komen en daarna langer verblijven dan is toegestaan, is geen nieuw verschijnsel. Het is niet mogelijk om alleen uit de aankomstgegevens en de duur van het verblijf af te leiden of iemand illegaal in Curaçao verblijft. De verblijfstitel kan namelijk gedurende het verblijf in Curaçao wijzigen, bijvoorbeeld doordat men een toeristenvisum verlengt of een werkvergunning aanvraagt. In dat geval is er geen sprake van illegaal verblijf.
Venezolanen hebben voor Curaçao geen visumplicht. De regels voor toelating zijn in Curaçao vastgelegd in de Landsverordening Toelating en Uitzetting (LTU). Venezolanen mogen maximaal 30 dagen aaneengesloten op Curaçao verblijven met een maximum van 90 dagen totaal per jaar. Buitenlanders dienen op het moment van grensoverschrijding en tijdens hun gehele verblijf te voldoen aan de toelatingsvereisten. Aan de grens wordt gecontroleerd of reizigers een (tijdig) uitreisticket hebben en over voldoende financiële middelen beschikken om zich voor de duur van de reis te kunnen onderhouden. Ook moet het reisdoel voldoende duidelijk zijn.
Zowel op de luchthaven als in de haven worden personen die Curaçao binnenkomen volgens bestaande wet- en regelgeving gecontroleerd. Met betrekking tot de binnenkomst van Venezolanen over zee is een aantal aanvullende maatregelen van kracht. Er is sprake van extra controle waarbij de Kustwacht op verzoek van de Curaçaose autoriteiten het aantal binnenkomende en vertrekkende vaartuigen intensief monitort. Afwijkingen van het normale patroon worden aan de lokale autoriteiten gemeld. De Kustwacht controleert steekproefsgewijs vaartuigen op zee. Na binnenkomst controleren respectievelijk douane en de immigratiedienst goederen en persoonsgegevens van alle personen in de vaartuigen, dus ook in de fruitbarkjes.
Zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 2, staat de regering in nauw contact met de autoriteiten van Curaçao over ontwikkelingen hieromtrent en wordt de situatie nauw gemonitord.
Op welke wijze zijn de controles op zee geïntensiveerd? Worden bijvoorbeeld alle fruitbarkjes bij aankomst gecontroleerd op het aantal inzittenden? Hoe kan het dat de lokale autoriteiten niet in staat zijn bij te houden hoe groot het aantal Venezolanen is dat per vliegtuig aankomt maar Curaçao niet meer verlaat? Deelt u de mening dat dit, zeker onder deze omstandigheden, ontoelaatbaar is?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u er, conform het dictum van de aangenomen motie-Ten Broeke/Knops (Kamerstuknr. 29 653, nr. 21) al bij de overheden van Aruba en Curaçao op aangedrongen illegale migratie te monitoren en zo nodig in overleg te bezien welke rol de Kustwacht Caribisch Gebied hierin kan spelen? Zo ja, wat is hieruit voortgekomen? Zo nee, wanneer vindt dit overleg plaats?
De regering onderhoudt nauw contact met de autoriteiten in Aruba en Curaçao over ontwikkelingen in Venezuela en migratie van Venezolanen naar het Caribisch deel van het Koninkrijk. Op zowel politiek niveau als in diverse ambtelijke gremia vindt overleg hierover plaats en wordt informatie uitgewisseld. Zoals bij het antwoord op vraag 3 en 4 gesteld, oefent de Kustwacht reeds een actieve rol uit bij het tegengaan van illegale migratie.
Wat is er bij de Nederlandse regering bekend over de plannen van de opgerichte taskforce, die Curaçao moet voorbereiden op de mogelijke toename van Venezolanen op het eiland? Hoe verenigt u enerzijds de opvatting van de Curaçaose regering dat het eiland hoe dan ook voorbereid is op een toename van Venezolaanse migranten, en anderzijds de constatering dat de Curaçaose regering helemaal niet over de middelen beschikt om deze migranten op te vangen?
De taskforce van Curaçao heeft tot doel met alle relevante ketenpartijen de ontwikkelingen in Venezuela en de mogelijke invloed daarvan op Curaçao te monitoren. Defensie en Kustwacht zijn hierbij betrokken.
Zoals in de antwoorden hierboven gesteld heeft Curaçao maatregelen genomen die zien op strikte controle volgens bestaande wet- en regelgeving bij de inreis van vreemdelingen, inclusief Venezolanen. In de huidige situatie stelt Curaçao over voldoende capaciteit te beschikken om migranten op te vangen en/of in detentie te plaatsen voor terugkeer.
De opnamestop in de thuiszorgtak van Stichting Zorgcentra Rivierenland (SZR) |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Stichting Zorgcentra Rivierenland (SZR) geen thuiszorg meer kan verlenen aan nieuwe mensen die zich melden?1
Hoe kan het dat SZR al 20 procent boven het ingekochte volume zit? Ligt dit aan de populariteit van de organisatie of is het ingekochte volume te laag? Kunt u uw antwoord toelichten?
Klopt het dat SZR maatwerk levert bij afhankelijke cliënten die ADL-zorg (ADL= algemene dagelijkse levensverrichtingen) nodig hebben, waaronder de 24-uurs thuiszorg, waarbij bekend is dat verminderen van het aantal uren vanwege de taakstelling bijkans onmogelijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is er in de regio Rivierenland waarin SZR opereert, aantoonbaar voldoende wijkverpleging ingekocht door de zorgverzekeraars? Kunt u de Kamer een overzicht van de inkoop van vorig jaar en dit jaar doen toekomen?
Heeft u nog steeds geen signalen van (meerdere) opnamestops in de wijkverpleging dan wel overschrijdingen van het beschikbare budget van zorgaanbieders?2
Vindt u het wenselijk dat zorgaanbieders via contracten door zorgverzekeraars gedwongen worden om zorg door te leveren, ook als zij over het bij hen ingekochte volume heen zijn? Erkent u dat het inzetten van zorg zonder dat dit betaald wordt ook ten koste zal gaan van de zorgverlening aan andere zorgbehoevende mensen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vindt u niet dat er raar wordt omgesprongen met de zorgplicht van de zorgverzekeraar als die een zorgaanbieder kan verplichten tot het leveren van zorg zonder dat daarvoor betaald wordt? Behoort – volgens u – het financiële risico bij de zorgaanbieder gelegd te worden?
Als duidelijk is dat er «niet boven de financiële omvang van 2014 minus de afgesproken taakstelling 2015» gecontracteerd is, waarom is het dan niet mogelijk om een landelijk overzicht te geven van de ingekochte wijkverpleging? Vindt u het acceptabel dat zo een betrouwbaar overzicht niet beschikbaar is?
Het klopt toch dat er een «productiemonitor» en een «zorgkostenmonitor» wordt bijgehouden van de ingezette wijkverpleging? Kunt u deze monitors naar de Kamer sturen? Zo neen, waarom niet?
Erkent u dat u tijdens het algemeen overleg op 30 oktober 2014 heeft gezegd: «Dat betekent ook dat de zorg soms verandert en soms op een andere manier georganiseerd wordt en dat er ruimte voor moet worden gegeven hoe dat in de praktijk kan worden vormgegeven»? Bedoelde u met veranderen verminderen van zorg?3 Zo nee, waarom is bij de inkoop van wijkverpleging dan een generieke taakstelling opgelegd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Erkent u dat het een schijnvertoning is om te stellen dat de wijkverpleging verbetert als uiteindelijk de realisatie van de geleverde zorg niet hoger mag zijn dan het macrobudget op straffe van de inzet van het macrobeheersinstrument (MBI)?
Op welke wijze verhoudt de dreiging van de inzet van het MBI zich tot de vrijheid van wijkverpleegkundigen om die zorg te kunnen verlenen en indiceren die zij nodig achten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op welke wijze is de mutatie in de 1e suppletoire begroting 2015 van € 89,9 miljoen extra budget voor wijkverpleging door de zorgverzekeraars gecontracteerd door de zorgverzekeraars? Is het niet zorgelijk dat er extra geld beschikbaar is op basis van de realisatiecijfers van 2014 en dat er tegelijkertijd een opnamestop wordt afgekondigd?4
Welke garantie heeft u dat zorgverzekeraars deze € 89,9 miljoen voor wijkverpleging ook daadwerkelijk inzetten?
Spaarhypotheek onnodig duur |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Spaarhypotheek onnodig duur»? Zo nee, waarom niet?1
Ja.
Vindt u dat de Vereniging Eigen Huis gelijk heeft? Zo nee, waarom niet?
Of het meenemen van spaartegoeden bij de bepaling van de risico-opslag gunstig is voor de consument is afhankelijk van de omvang van het opgebouwde spaartegoed en het marginale tarief waartegen de hypotheekrente fiscaal aftrekbaar is. Een verlaging van de hypotheekrente – en daarmee ook de rente over het spaartegoed (deze zijn over het algemeen gekoppeld) – zal leiden tot een stijging van de spaarpremie. Die stijging is noodzakelijk om het gewenste eindbedrag voor de aflossing van de hypotheek te halen aan het einde van de looptijd. In de praktijk kan dit juist leiden tot een stijging van de maandlasten. Dit in tegenstelling tot een volledig annuïtaire hypotheek, waar een renteverlaging altijd gunstig is voor de consument.
Bent u bereid zelf in te grijpen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het meenemen van een spaartegoed niet altijd voordelig voor de consument. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft aangegeven dat zij verwacht dat aanbieders in het kader van het productontwikkeling- en reviewproces een afweging maken of bepaalde productaspecten, zoals het al dan niet meenemen van spaartegoeden bij het bepalen van de risico-opslag, wel of niet in het belang van de klant zijn. Waar nodig zal de AFM aanbieders hier op aanspreken.
Bent u bereid om de De Nederlandsche Bank te laten ingrijpen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de Autoriteit Consument en Markt een onderzoek te laten uitvoeren naar de hypotheekmarkt? Zo nee, waarom niet?
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) monitort de concurrentie op de hypotheekmarkt, waarbij onder andere wordt gekeken naar de rentetarieven die hypotheekverstrekkers hanteren. In 2016 zal de ACM haar eerdere studies naar de hypotheekmarkt (2011, 2013) actualiseren.
Bent u bereid om het oversluiten van hypotheken makkelijker en goedkoper te maken door de boeterente te maximeren net zoals in België? Zo nee, waarom niet?
In de Kamerbrief van 12 juni jl. ben ik uitgebreid ingaan op de vergelijking tussen de Nederlandse en Belgische situatie. Een vergelijking tussen de hypotheekmarkten in Nederland en België is lastig, omdat hierbij rekening moet worden gehouden met onder andere de verschillen in nationale wetgeving, de specifieke kenmerken van de bankensector en variaties in consumentenvoorkeuren. In België geldt dat consumenten maximaal drie maanden rentederving moeten betalen als boete bij tussentijdse gehele of gedeeltelijke aflossing of bij het oversluiten naar een andere bank. In Nederland bestaat een dergelijke wettelijke beperking niet. Het is in België echter niet altijd aantrekkelijker om over te sluiten of tussentijds gedeeltelijk of volledig af te lossen. Zo wordt in België bij volledige aflossing van de hypotheek in het geval van een verkoop van de woning de vergoedingsrente berekend over het bedrag dat wordt terugbetaald, terwijl in Nederland standaard boetevrij kan worden afgelost in het geval van verkoop (met uitzondering van enkele budgethypotheken). Ook hebben kredietverstrekkers in Nederland afgesproken in de Gedragscode Hypothecaire Financiering dat de consument jaarlijks ten minste 10% van het hypotheekbedrag boetevrij kan aflossen. In de praktijk staan sommige hypotheekverstrekkers zelfs toe dat consument 20% per jaar boetevrij kunnen aflossen. Deze voorwaarde komt in België weinig voor. Daarnaast zijn hypotheekaanbieders in Nederland verplicht een eensporig rentebeleid te hanteren. Dit betekent dat consumenten met een vergelijkbaar risicoprofiel dezelfde rentevoet aangeboden moeten krijgen, ongeacht of het gaat om een bestaande klant of een nieuwe klant. Dit bevordert de transparantie en de concurrentie op de hypotheekmarkt. Een dergelijke verplichting bestaat niet in België, waardoor bestaande klanten bij oversluiting of het aflopen van hun rentevaste periode vaak niet hetzelfde (aantrekkelijke) renteaanbod krijgen als nieuwe klanten.
Indien de banken geen vergoedingsrente zouden mogen hanteren of deze gemaximeerd zou worden zoals dat in België gebeurt, zullen banken minder geneigd zijn om hypotheken met rentevasteperiodes aan te bieden. Belgische kredietverstrekkers hebben reeds aangegeven dat vanwege de wettelijke beperking van de vergoedingsrente het aanbieden van lange rentevasteperiodes en hypotheken met lage rentes op termijn onder druk komt te staan. Het belang van rentevastperiodes voor de Nederlandse hypotheekmarkt is groot. Rentevastperiodes kunnen bijdragen aan de stabiliteit op de hypotheekmarkt omdat het huishoudens minder kwetsbaar maakt voor plotselinge renteschommelingen en ook hypotheekverstrekkers zekerheid geeft voor een langere periode.
Het bericht ‘Enkelband huisarrest kan worden gekraakt’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Enkelband huisarrest kan worden gekraakt» en klopt hetgeen hierin vermeld wordt?1
Ik ken het bericht. Het nieuwsbericht gaat over de enkelbanden van GWG International. Ten behoeve van Nederlandse justitiabelen wordt voor elektronische monitoring geen gebruik gemaakt van de diensten van dit bedrijf. Ik kan daarom niet verifiëren of hetgeen hierin vermeld wordt correct is.
Bent u van mening dat het onacceptabel en onverantwoord is indien enkelbanden op welke manier dan ook gekraakt kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Aan de betrouwbaarheid en beveiliging van de enkelbanden die in Nederland worden ingezet worden hoge eisen gesteld.
Daarnaast is elektronische monitoring met behulp van een enkelband een ondersteunend middel binnen het reclasseringstoezicht, dat naast andere middelen wordt ingezet om de naleving van bijzondere voorwaarden te controleren.
Worden de enkelbanden van GWG International ook in Nederland gebruikt? Zo ja, bent u bereid dit gebruik per direct te beëindigen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 wordt in Nederland bij elektronische monitoring van onder toezicht gestelden geen gebruik gemaakt van enkelbanden van GWG International.
Indien u niet weet of enkelbanden van GWG International ook in Nederland worden gebruikt, bent u dan bereid dit per direct te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien in Nederland enkelbanden van een andere type gebruikt worden, kunnen deze dan ook gekraakt worden? Zo ja, bent u bereid dit gebruik per direct te beëindigen?
De enkelbanden die in Nederland binnen het reclasseringstoezicht worden gebruikt zijn voorzien van diverse veiligheidsmaatregelen. De veiligheid van de enkelbanden en het achterliggende systeem worden bovendien voortdurend gemonitord om eventueel misbruik vast te stellen. Daaruit is tot op heden niet gebleken dat het systeem in Nederland is gekraakt. Daarnaast worden periodiek hacktesten uitgevoerd om mogelijk zwakke plekken te identificeren. Met deze maatregelen wordt de beveiliging voortdurend op peil gehouden en/of verbeterd. Ik zie dan ook geen aanleiding om het gebruik van enkelbanden als ondersteunend middel te beëindigen.
Indien u niet weet of enkelbanden ook gekraakt kunnen worden, bent u dan bereid dit per direct onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De langeafstandsbus en de verdere mogelijkheden in Nederland |
|
Betty de Boer (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Prijzige Franse trein krijgt concurrentie van autobus»?1
Ja.
Deelt u de mening dat particulier, ongesubsidieerd openbaar vervoer per bus over lange afstanden, zoals nu op basis van EG-Verordening 1073/20092 al plaatsvindt van Nederland naar bestemmingen in Frankrijk, Duitsland, Tsjechië en andere landen in Europa, een goede ontwikkeling is voor het bevorderen van grensoverschrijdend verkeer en toerisme? Zo nee, waarom niet?
Ja, indien ik in uw vraag particulier, ongesubsidieerd «openbaar vervoer» interpreteer als internationaal «geregeld vervoer», dan deel ik uw mening dat dit vervoer naar het buitenland positief bijdraagt aan de bevordering van grensoverschrijdend verkeer en toerisme.
Ik zal deze opmerking hier toelichten. De Europese Verordening (EG) nr. 1073/2009 maakt geen onderscheid in particulier of openbaar vervoer. Voor het internationale busvervoer wordt onderscheid gemaakt tussen «geregeld vervoer», «bijzondere vormen van geregeld vervoer», «ongeregeld vervoer» en «vervoer voor eigen rekening». «Geregeld vervoer» is vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of afgezet. Daarmee komt dit begrip het dichtst in de buurt van «openbaar vervoer» zoals gedefinieerd in de Wet personenvervoer 2000 ook al is daarvoor een dienstregeling vereist.
Wat zijn de mogelijkheden in Nederland voor het rijden van binnenlandse lange afstanden met een autobus naar voorbeeld Frankrijk en zijn er juridische belemmeringen die dergelijke initiatieven verhinderen? Kunt uw antwoord toelichten?
Volgens de EU-regelgeving mag een busvervoerder van een internationale lijn passagiers laten in en -uitstappen in Nederland. Dat is toegestaan volgens de EU, ook al is het openbaar vervoer in de gebieden tussen deze haltes vergund aan een of meer andere vervoerders via een of meer concessies in het kader van de Wet personenvervoer 2000. Elke busvervoerder kan een aanvraag indienen bij de bevoegde autoriteit KIWA Register B.V. Een vergunning hiervoor kan alleen aan de kant van de markt worden geweigerd indien het hoofddoel van het vervoer niet is om passagiers tussen haltes in verschillende lidstaten te vervoeren, of indien de voorgenomen buslijndienst de levensvatbaarheid van vergelijkbaar al bestaand openbaar vervoer op dezelfde routes of verbindingen in het gedrang brengt. In Nederland is tot nu toe nog geen aanvraag voor een vergunning internationaal geregeld vervoer geweigerd.
Deelt u de mening dat goedkoop reizen met langeafstandsbussen een impuls kan geven aan de economie en meer mogelijkheden biedt aan mensen om te reizen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel uw mening dat goedkoop reizen met langeafstandsbussen een impuls kan geven aan de economie en meer mogelijkheden biedt aan mensen om te reizen. Als we ongeregeld vervoer zoals de zon- en sneeuwvakantiereizen en dergelijke buiten beschouwing laten, is lange afstandsvervoer binnen Nederland te onderscheiden in «openbaar» vervoer of «besloten» vervoer of «geregeld» vervoer als onderdeel van een internationale reis. In de eerste twee gevallen zal genoemde impuls uitgaan naar Nederlandse steden; in het derde geval gaat het ook om de gevolgen voor het buitenland.
Deelt u de mening dat het vrijgeven van de markt voor lange afstanden met de autobus de mobiliteit kan verhogen en een impuls kan geven aan de economie? Zo nee, waarom niet en waarom doen veel andere landen – waaronder Groot-Brittannië, Duitsland en nu ook Frankrijk – dit wel?
De markt voor binnenlands openbaar vervoer is in Nederland voorbehouden aan de provincies en metropoolregio’s die concessies verlenen, ook als het om lange afstanden gaat. Op dit vervoer is de concessiesystematiek van de Wet personen-vervoer 2000 van toepassing. Overschrijding van concessiegebieden vergt een concessiebesluit van alle betrokken concessieverleners. Volgens de Wet personenvervoer 2000 is het mogelijk een ontheffing te verkrijgen van het verbod om zonder concessie openbaar busvervoer te verrichten. Dit is geregeld in artikel 29 van de Wet personenvervoer 2000 om nichemarkten mogelijk te maken, zoals bijvoorbeeld lange afstandvervoer met een openbaar karakter.
Lange afstand busvervoer binnen Nederland zonder dienstregeling (besloten busvervoer in termen van de Wet personenvervoer 2000) valt net als internationaal geregeld vervoer onder de Europese verordening. Daarmee moet het aan dezelfde eisen voldoen als het lange afstandvervoer in de lidstaten van de Europese Unie. Deze markt is in Nederland net zo vrij als in de andere lidstaten van de Europese Unie.
Deelt u de mening dat we in Nederland ons voordeel kunnen doen met ervaringen opgedaan in andere EU-landen? Zo ja, bent u bereid onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een verdergaande vrijgave van het langeafstandsbusvervoer in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Algemeen gesproken deel ik uw mening dat we in Nederland ons voordeel kunnen doen met ervaringen die zijn opgedaan in andere EU-landen. In dit geval gaat dit minder op.
De situatie wat betreft busvervoer is in bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk tot voor kort anders geweest dan in Nederland. In Duitsland en Frankrijk was het busondernemingen tot 2013 wettelijk verboden om verbindingen aan te bieden op afstanden waar ook een treinverbinding bestaat. Inmiddels is de Duitse en Franse wetgeving op dit punt versoepeld als gevolg van de invoering van de EU-verordening 1073/2009. De concurrentiebescherming voor het spoor is komen te vervallen.
Het enige verschil met de Nederlandse situatie nu is dat deze landen strikte criteria hebben vastgesteld voor de vergunningverlening van binnenlands lange afstandsvervoer ter bescherming van het openbaar vervoer.
In Frankrijk is de nationale wetgeving gewijzigd om een alternatief te kunnen bieden voor de TGV. Ter voorkoming van concurrentie met regionale treinen zijn busreizen korter dan honderd kilometer niet opengesteld.
In Duitsland is in de nationale wetgeving een onderscheid gemaakt tussen lange afstandsvervoer en korte afstandsvervoer. Het openbaar vervoer wordt tegen lange afstandsvervoer beschermd door de bepaling dat de afstand tussen twee stopplaatsen van een lange afstandbuslijn meer dan 50 km moet bedragen of er geen spoorvervoer tussen twee halteplaatsen is met een reistijd van minder dan een uur.
In Nederland zijn dergelijke criteria niet in de nationale wetgeving ingevoerd en zijn er dus geen juridische drempels om lange afstandbussen in te zetten. Wel vergt het inzet van de ondernemers om een concessie of een ontheffing hiervan te verkrijgen, dan wel vervoer zonder dienstregeling te exploiteren al dan niet als onderdeel van een internationale buslijndienst. Dat dit type vervoer in Nederland niet echt van de grond is gekomen, vergeleken met Duitsland en Frankrijk, kan te maken hebben met de geringe oppervlakte van Nederland en de dichtheid van het openbaar vervoernetwerk.
Deelt u de mening dat langeafstandsbusvervoer in aanvulling op het reguliere openbaarvervoernetwerk kansen kan bieden tussen plaatsen waar op dit moment een slechte openbaarvervoerverbinding is en daarmee het openbaarvervoernetwerk als geheel aantrekkelijker kan maken?
Ik deel uw mening dat langeafstandsbusvervoer in aanvulling op het reguliere openbaar vervoernetwerk kansen kan bieden. Het is de vraag of dit ook geldt voor initiatieven tussen plaatsen waar op dit moment een slechte openbaar vervoerverbinding is, omdat lange afstandsvervoer waarmee snelheid wordt betracht en halteren bij kleine dorpen niet verenigbaar lijken. Maar indien daarmee het openbaar vervoernetwerk als geheel aantrekkelijker wordt, juich ik dit natuurlijk toe.
De voorgenomen verkoop van busbedrijf Qbuzz door de NS |
|
Arnold Merkies , Eric Smaling (SP) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat vindt u van het bericht dat de NS voornemens is om Qbuzz te verkopen en de eventuele opbrengst te investeren in een aandeel in Thalys?1
De NS is sinds eind 2014 bezig met een strategische heroriëntatie van haar rol op de regionale vervoersmarkt. Hierbij wordt ook gesproken over regionale bus-activiteiten, maar deze analyse is breder.
Ik vind het belangrijk dat deze heroriëntatie eerst wordt afgerond alvorens er besluiten worden genomen. Tot die tijd acht ik het niet opportuun en niet in het belang van NS en de staat als aandeelhouder van NS om vooruit te lopen op de uitkomsten van de strategische heroriëntatie als ook op de mogelijke gevolgen hiervan voor (bedrijfsonderdelen van) NS, waaronder Qbuzz.
In reactie op de moties Dik Faber/Hoogland en De Boer/Van Veldhoven heb ik uw Kamer toegezegd om samen met Staatssecretaris Mansveld u een analyse en kabinetsopvatting te doen toekomen over de positionering van NS. De strategische heroriëntatie van NS neem ik hierin mee. Ik verwacht u dit najaar de analyse en kabinetsopvatting over de positionering van NS te doen toekomen.
Wat is de reden dat de NS het busbedrijf Qbuzz wil verkopen? Hangt dit samen met de eerdere fraude bij de aanbesteding van openbaar vervoer in Limburg of is hier een andere reden voor?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe past de verkoop van het busbedrijf bij de ambitie van de NS om tot beter deur-tot-deur-aanbod te komen voor de reiziger?
Zie antwoord vraag 1.
Is er overleg met uw ministeries over de verkoop van busbedrijf Qbuzz? Zo ja, in welke fase bevindt dit overleg zich? Zo nee, waarom niet?
Er vindt geregeld informatie-uitwisseling plaats, tussen NS en het Ministerie van Financien in het kader van het aandeelhouderschap, op alle relevante en majeure bedrijfsterreinen van NS. En dus ook over de heroriëntatie die NS momenteel uitvoert.
Welke gevolgen heeft de mogelijke verkoop van Qbuzz voor de joint venture tussen NS en HTM?
Zie antwoord vraag 1.
Welke gevolgen heeft de eventuele verkoop van Qbuzz voor het personeel en op welke wijze wordt het personeel betrokken bij het proces?
Op dit moment loopt de heroriëntatie van NS nog en kan ik dus geen uitspraken doen over eventuele personele gevolgen. Zodra de heroriëntatie leidt tot concrete plannen wordt het personeel van NS conform de WOR betrokken bij het proces.
Welke andere mogelijkheden heeft de NS om een belang te verwerven in Thalys zonder hiervoor Qbuzz te verkopen?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het verstandig om wederom een Nederlands busbedrijf aan een buitenlands staatsbedrijf te verkopen? Zo ja, kunt u dit toelichten?
NS voert de strategische heroriëntatie momenteel uit. We hebben afgesproken dat NS de resultaten hiervan eerst met mij deelt voordat NS concrete stappen gaat zetten. Bij de beoordeling van de heroriëntatie door mij zal ik samen met de Staatssecretaris van I&M kijken naar het belang van de reiziger en de prestaties op het HRN, gezonde concurrentieverhoudingen in de Nederlandse OV-sector en de toekomstbestendigheid en waardebehoud van de onderneming. Inzichten vanuit diverse invalshoeken zijn nodig om een gefundeerde beoordeling te kunnen maken over eventuele opties en de daarmee gepaarde gaande risico’s die uit de heroriëntatie voortvloeien.
De aanklacht tegen Leyla en Arif Yunus |
|
Arnold Merkies |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Azerbaijan Seeks Long Prison Terms For Ailing Leyla, Arif Yunus»?1 Kunt u bevestigen dat de aanklager 11 jaar cel tegen Leyla Yunus heeft geëist en 9 jaar tegen Arif Yunus?
Ja, het bericht is mij bekend. De openbaar aanklager heeft tijdens de zitting van 6 augustus jl. in de rechtszaak tegen Leyla en Arif Yunus respectievelijk 11 en 9 jaar gevangenisstraf geëist. Op 13 augustus jl. heeft de rechtbank in Bakoe Leyla en Arif Yunus veroordeeld tot respectievelijk 8,5 en 7 jaar gevangenisstraf.
Wat is uw beeld van de medische behandeling die Leyla en Arif Yunus tijdens het proces tegen hen ontvangen? Is deze ontoereikend?
Op aandringen van de EU heeft een Duitse arts Leyla en Arif Yunus sinds december 2014 een aantal keren kunnen bezoeken. Daarnaast heeft de EU medicijnen verschaft in het kader van de medische behandeling van het echtpaar Yunus. Gedurende verscheidene hoorzittingen vereiste de gezondheidstoestand van Arif Yunus onmiddellijke medische attentie. Op 3 augustus jl. verleenden ambulanceartsen hiertoe medische ondersteuning. Het is van belang dat Leyla en Arif Yunus de noodzakelijke adequate medische verzorging ontvangen. De EU dringt aan op vrijlating van het echtpaar Yunus, zodat deze verzorging kan worden verleend.
Kunt u aangeven op welke wijze het proces tegen Leyla en Arif Yunus tot op heden is gevolgd door internationale waarnemers, waaronder personeel van de Nederlandse ambassade? Worden verzoeken om het proces bij te wonen steeds gehonoreerd door de autoriteiten in Azerbeidzjan? Kunt u uw antwoord toelichten?
In lijn met de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers maakt de Nederlandse ambassade samen met gelijkgestemde staten en onder coördinatie van de EU-delegatie onderdeel uit van een roulatieschema voor buitenlandse waarnemers bij het proces tegen Leyla en Arif Yunus. Op deze manier zijn er bij elke zitting in het proces tegen het echtpaar Yunus buitenlandse waarnemers aanwezig.
Verschillende delegaties uit o.a. Nederland, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten alsook de EU-delegatie hebben toegang gekregen tot de rechtszaal tijdens hoorzittingen in het proces tegen Leyla en Arif Yunus. Deze delegaties deden verslag aan de participerende staten in het roulatieschema voor buitenlandse waarnemers. Nederland was op 13 augustus jl. als buitenlandse waarnemer aanwezig bij het proces.
Als OVSE-lidstaat is Azerbeidzjan de verplichting aangegaan om in het kader van vertrouwenwekkende maatregelen de aanwezigheid van proceswaarnemers die worden gezonden door andere OVSE-lidstaten en vertegenwoordigers van non-gouvernementele organisaties te accepteren.
Kunt u aangeven hoe met betrekking tot Leyla en Arif Yunus concreet uitvoering wordt gegeven aan de motie waarin wordt opgeroepen te pleiten voor de vrijlating van gewetensgevangenen in Azerbeidzjan?2 Deelt u de mening dat de aanklacht tegen beide mensenrechtenverdedigers reden zou moeten zijn om op te roepen tot vrijlating van beiden?
Op 24 juli jl. heeft de regering een brief gestuurd aan de Kamer (Kamerstuk 32 735, nr. 144)3 in reactie op de motie van het lid Van Bommel (Kamerstuk 32 735, nr. 140). In deze brief worden concrete voorbeelden genoemd waarin de Nederlandse regering pleit voor de vrijlating van onrechtmatige gevangen in Azerbeidzjan.
Tijdens de 29e sessie van de VN-mensenrechtenraad d.d. 24 juni 2015 steunde Nederland in multilateraal verband een verklaring waarin de Azerbeidjaanse regering wordt opgeroepen om over te gaan tot onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Leyla en Arif Yunus.
In reactie op de veroordeling van Leyla en Arif Yunus tot jarenlange gevangenisstraffen heb ik op 14 augustus jl. een verklaring uitgebracht waarin ik mijn ernstige zorgen uit over het toenemend gebrek aan respect voor mensenrechten in Azerbeidzjan. In deze verklaring onderstreep ik ook de EU-verklaring waarin de Azerbeidjaanse autoriteiten worden opgeroepen om de rechtszaak tegen Leyla en Arif Yunus te herzien en het echtpaar Yunus in vrijheid te stellen.
Het bericht; 'IS ontvoert zeker 230 Syriërs, onder wie tientallen christenen' |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «IS ontvoert zeker 230 Syriërs, onder wie tientallen christenen»?1
Ja.
Kunt u dit bericht bevestigen?
Eigen bronnen bevestigen de ontvoering, maar geven geen uitsluitsel over de huidige verblijfplaats.
Beschikt u over meer informatie met betrekking tot de mogelijke verblijfplaats(en) van de gegijzelden?
Nee.
Wat is uw inschatting van de beweegreden van ISIS om mensen te ontvoeren? Is het waarschijnlijk – net als bij de vorige ontvoering van 230 christenen in februari van dit jaar – dat er weer losgeld wordt geëist? Kan dit duiden op een mogelijke nieuwe strategie, om op deze manier meer inkomen te generen aangezien mogelijk de verkoop van olie wordt bemoeilijkt?
ISIS intimideert de bevolking in de gebieden onder zijn controle, onder meer middels martelingen en onthoofdingen. Daarnaast blijken zij in staat om net als andere terroristische organisaties individuen te ontvoeren. Een mogelijk doel kan zijn om hier losgeld voor te eisen. Van een nieuwe strategie lijkt geen sprake.
Kunt u aangeven wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot deze groep, die eerder (in februari 2015) is ontvoerd?
Openbare bronnen maakten op 11 augustus jl. melding van de vrijlating van 22 Assyriërs, die in februari dit jaar door ISIS werden ontvoerd in het noordoosten van Syrië. Het kabinet beschikt niet over gegevens met betrekking tot de overige door ISIS ontvoerde Assyriërs.
Welke mogelijkheden zijn er om bijvoorbeeld via de speciale Syrië-gezant van de Verenigde Naties (VN), de heer De Mistura, te achterhalen wat de beweegreden zijn van ISIS? Bent u bereid hier op aan te dringen?
De heer De Mistura onderhoudt geen contact met de terroristische organisatie ISIS. De door u gesuggereerde navraag door De Mistura is dan ook niet mogelijk.
Bent u bereid bij de VN er op aan te dringen, met mogelijk gelijkgestemden, om er alles aan te doen deze gegijzelden, waaronder 50 vrouwen en 19 kinderen, vrij te krijgen?
De VNVR heeft zich net als NL met gelijkgezinden als de Verenigde Staten en Duitsland uitgesproken over verschillende ontvoeringen door ISIS. Ook deze zaak zal waar opportuun ter sprake gebracht worden in multilateraal en/of bilateraal verband.
De anti-ISIS coalitie, waar Nederland actief deel van uitmaakt, streeft er met de bestrijding van ISIS naar o.a. religieuze en etnische minderheden in Syrië en Irak te beschermen. Op 8 september heeft Nederland op uitnodiging van Frankrijk en Jordanië in Parijs deelgenomen aan een conferentie over slachtoffers van etnisch en religieus geweld in het Midden-Oosten.
Ook in EU-verband wordt stilgestaan bij het lot van religieuze en etnische minderheden in Syrië en Irak, o.a. door de totstandkoming van een nieuw actieplan mensenrechten (2015–2019), waarin het mensenrechteninstrumentarium wordt aangepast aan de veranderende aard van conflicten, waarbij steeds vaker niet-statelijke actoren als ISIS grootschalige mensenrechtenschendingen begaan.
De aanbesteding van boekscanners en de digitalisering van rijksarchieven door het Nationaal Archief |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Kees Verhoeven (D66), Agnes Mulder (CDA), Erik Ziengs (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Is het waar dat u in antwoord op eerdere vragen d.d. 21 april 20151 met de tekst «Er is geen sprake van het in bruikleen geven aan de Belastingdienst» verkeerd heeft geantwoord?» Zo nee, hoe kan het dan dat er in het aanbestedingsdocument2 staat dat er sprake is van bruikleen?
Zoals ik eerder op 21 april jl. aan u heb geantwoord, is er geen sprake van het in bruikleen geven van de boekscanners aan de Belastingdienst, maar zijn deze na de inkoop eigendom van de Staat. De formulering in het aanbestedingsdocument d.d. 21-10-2014 is op dit punt helaas ongelukkig.
Verschillen u en de Commissie van Aanbestedingsexperts nog steeds van mening over de regels die gelden wanneer de Staat inkoopt op de markt, en over de voorwaarden waarop de Staat als rechtspersoon binnen zijn eigen organisatie werkzaamheden kan laten uitvoeren? Zo ja, wat betekent dit verschil van mening over de bruikbaarheid van de aanbestedingsregelgeving? Vindt u het wenselijk dat regelgeving voor meerdere interpretaties vatbaar is?
Er is geen verschil van mening dat de aanbestedingsregels van toepassing zijn, wanneer de Staat inkoopt op de markt. Het gaat in deze zaak om de vraag of de Staat als rechtspersoon binnen de eigen organisatie werkzaamheden kan laten uitvoeren zonder dat de aanbestedingsregels daarop van toepassing zijn.
Ook eerder is in een overleg met uw Kamer reeds aangegeven dat het kabinet van mening verschilt met de Commissie van Aanbestedingsexperts. Het kabinet is van mening dat de overheid gerechtigd is om dit eigen werk door eigen mensen te laten doen.3 Er is in deze zaak dan ook geen aanleiding tot het innemen van een ander standpunt dan zoals verwoord in de beantwoording van de Kamervragen en mijn reactie op de motie.4 Voorts wijs ik u in dit verband op een aantal publicaties dat mijn standpunt ondersteunt.5 Het is niet ongebruikelijk dat er verschillende interpretaties zijn van regelgeving. In zo’n geval is het aan de rechter om de regelgeving uit te leggen. Het feit dat er een geschil is over de toepasselijkheid van de Aanbestedingswet 2012 maakt de wet niet minder bruikbaar.
Hoe beoordeelt u de belangrijkste conclusies van het onderzoek van het Public Procurement Research Centre van de Universiteit Utrecht, waarin een verdere juridische onderbouwing wordt gegeven van het begrip «zelfvoorziening» in het aanbestedingsrecht, en het begrip «Staat» zoals opgenomen in de Aanbestedingswet 2012?
Uit nadere informatie is gebleken, dat het onderzoek met de conclusies waarnaar de vraag verwijst nog niet beschikbaar is. Beantwoording van deze vraag zal plaats kunnen vinden, zodra het kabinet kennis heeft kunnen nemen van het bewuste rapport en de gevolgtrekkingen.
Als het juridisch al juist zou zijn dat, zoals u stelt, overheden vrij zijn om te beslissen of activiteiten ten behoeve van de eigen overheidsorganisatie worden uitbesteed aan derden, dan wel in eigen beheer worden uitgevoerd, waarom legt u dan het verzoek van de Kamer om de inbestedingsplannen terug te draaien en u in te spannen voor een eerlijke en transparante aanbestedingsprocedure voor digitaliseringswerkzaamheden naast zich neer?
Na alle voorbereiding sinds 2014 kan in dit najaar een begin met de geplande werkzaamheden worden gemaakt. Het behoort tot mijn verantwoordelijkheid om de nu op handen zijnde start af te wegen tegen het verzoek van uw Kamer om de inbesteding terug te draaien. De verschillende elementen die onderdeel uitmaken van mijn afweging licht ik hierna nader toe.
Naar mijn overtuiging dienen wij met de digitalisering en ontsluiting van de rijkscollecties een maatschappelijk belang. Door de digitalisering maakt het Nationaal Archief de archiefcollecties beter toegankelijk, wordt hergebruik van informatie gestimuleerd en worden mogelijkheden gecreëerd tot het combineren van de archiefinformatie met die uit andere bronnen.
De wijze van uitvoering waarbij het Rijk gebruikmaakt van shared services is geoorloofd en beproefd, een uitgangspunt dat ook is vastgelegd in het Regeerakkoord.6 Binnen het concern Rijk is elk organisatieonderdeel van de rijksdienst flexibel inzetbaar en beschikbaar om werkzaamheden te verrichten voor andere onderdelen binnen de rijksdienst, zoals de Minister voor Wonen en Rijksdienst aan uw Kamer uiteen heeft gezet.7 Voorbeelden van interne dienstverlening binnen de rijksoverheid zijn afgezien van de onderhavige scandiensten te vinden op het terrein van salarisadministratie en personeelszaken (P-Direkt; Expertisecentrum Organisatie en Personeel, BZK), gezamenlijke inkoop (Inkoop Uitvoerings Centra, diverse ministeries), werkplekbeheer en ICT-diensten, documentdiensten (Doc-Direkt, BZK), facilitaire dienstverlening (FMHaaglanden, BZK) en incassodiensten van het Centraal Justitieel Incassobureau (V&J), deze laatste voor onder meer de Dienst Uitvoering Onderwijs en het Zorginstituut Nederland. Tevens is het een goede en te verdedigen zaak dat met de digitalisering van de rijkscollecties binnen diezelfde rijksoverheid werk met werk gemaakt wordt, zoals ook het Regeerakkoord spreekt van het belang van een baanperspectief bij het Rijk.
Terugdraaien van de inbesteding van de werkzaamheden, zoals de motie vraagt, leidt tot een verdere vertraging van, naar verwachting, minimaal een jaar. Eenmalige investeringen voor het inrichten van het scanproces moeten dan worden afgeschreven. Er zullen extra kosten zijn voor transport en logistiek. Voor het aanbestedingsproces zelf is het nodig een nieuwe begroting op te stellen en middelen te reserveren. In totaal zal het terugdraaien van de afspraken met de Belastingdienst en het herinrichten van het digitaliseringsproces leiden tot een eenmalige extra kostenpost van naar schatting € 0,75 mln.
Zoals ik in mijn beantwoording van de Kamervragen en de reactie op de motie aan uw Kamer uiteenzette, is bij de keuze voor inbesteding van de werkzaamheden voor het Nationaal Archief bij de Belastingdienst niet over één nacht ijs gegaan. De businesscase is gebaseerd op een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit en afspraken over maatwerk. De positieve samenwerking tussen het Nationaal Archief en de Belastingdienst op het terrein van digitalisering is niet nieuw en dateert al van enige jaren terug.
Hoewel in beginsel niet onmogelijk, is een positieve businesscase als er nu is voor inbesteding van de werkzaamheden langs de weg van aanbesteding niet zomaar te realiseren. Omdat de collecties divers van locatie, aard, omvang en afmeting zijn en deze aspecten niet altijd tevoren bij de archiefdiensten volledig bekend zijn, vergt een aanbestedingstraject ook uit dat oogpunt veel voorbereiding en nazorg.
Dit laatste zet ik graag nader uiteen. Bij de bestaande raamovereenkomsten van het Nationaal Archief met marktpartijen is digitalisering gekoppeld aan het type archiefstuk binnen een archief (negatieven, grote formaten, foto’s, microfilms en archieven). Een en hetzelfde archief kan verschillende typen archiefstukken bevatten. Bij het werken volgens deze overeenkomsten zouden archieven afhankelijk van het type archiefstuk moeten worden opgesplitst om te kunnen worden gedigitaliseerd door verschillende partijen en na afloop weer moeten worden hersteld. Dit proces is logistiek complex en foutgevoelig en brengt extra kosten en risico’s met zich mee.
Voorgaande elementen maken deel uit van mijn afweging. Op grond hiervan is in mijn ogen een verder uitstel van de digitalisering van de rijkscollecties onnodig en evenmin wenselijk.
Hoe verhouden uw inbestedingsplannen zich tot het negeren van het oordeel en de expertise van de Commissie van Aanbestedingsexperts, het naast u neerleggen van een met ruime meerderheid aangenomen motie in de Kamer3, en het doorzetten van uw eigen plannen en die van het Nationaal Archief, met de kabinetsbrief van 11 oktober 20134, waarin helder wordt geschreven: «binnen het Rijk wordt geen uitbreiding met scanfaciliteiten meer toegestaan»?
De passage in de aangehaalde kabinetsbrief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst houdt in dat grootschalige scanactiviteiten binnen het Rijk dienen te worden uitgevoerd bij één van de drie genoemde scanstraten van de ministeries van BZK, V&J en de Belastingdienst. De voorgenomen inbesteding en uitvoering van de digitaliseringswerkzaamheden ten behoeve van de rijkscollecties dienen derhalve binnen een van deze drie faciliteiten plaats te vinden. Op de onjuiste aanname van de Commissie van Aanbestedingsexperts wees ik eerder onder vraag 2.
Bent u bereid dit keer rechtstreeks te beantwoorden of u het digitaliseren van archieven een taak vindt van de Belastingdienst?5 Zo ja, vindt u dit een taak van of voor de Belastingdienst?
Het digitaliseren van documenten en stukken is te beschouwen als onderdeel van het primaire werkproces van de Belastingdienst. Het is daarmee een van diens taken, die worden uitgevoerd door het Centrum voor Facilitaire Dienstverlening (B/CFD). De afdeling Centrale Invoer in Heerlen, onderdeel van B/CFD, is een van de drie aangewezen scanstraten die de gehele rijksoverheid ten dienste staan. Op grond van die aanwijzing kan ook het scannen van archiefmateriaal tot de taken van de Belastingdienst behoren. Behalve aan het Nationaal Archief verleent de Belastingdienst, afdeling Centrale Invoer, momenteel scandiensten aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (OCW), het CIBG (VWS), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (VWS) en de Kiesraad (BZK).
Deelt u de mening dat het een vreemde gang van zaken is dat de Belastingdienst, naast de uitvoering van haar kerntaak – het innen van belastingen –, ook in staat wordt gesteld om diezelfde bedrijven van wie ze belasting int te beconcurreren met, in dit geval, digitaliseringswerkzaamheden?
Zoals ik in mijn eerdere beantwoording van de Kamervragen heb aangegeven, is van concurrentie met derden geen sprake indien de rijksoverheid zelf voorziet in bepaalde goederen of diensten die zij nodig heeft en het aanbieden van die goederen en diensten uitsluitend binnen de rechtspersoon de Staat geschiedt. Zie ook het antwoord onder vraag 4.
Op welke exacte datum is de aanbesteding van de 16 boekscanners gegund?
Op 16 januari 2015 is de opdracht voor de boekscanners inclusief additionele diensten en ondersteuning gegund. In de hierop volgende zogeheten Alcatel-periode van 20 dagen is geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op te komen tegen deze gunningsbeslissing. Hiermee is de gunning definitief geworden. Op 24 juni 2015 is de aankondiging van de gegunde opdracht op TenderNed geplaatst.
Hoe heeft u kunnen beoordelen of er sprake is van een marktconforme prijs – een vereiste die u in uw brief van 23 juni 20156 zelf poneert – zonder bij marktpartijen op te vragen wat hun prijs zou zijn? Kunt u de betreffende afweging over de te kiezen uitvoeringsvorm uiteenzetten, en uw stelling over «een positieve businesscase» verklaren, als er niet eens is geïnformeerd bij de marktpartijen?
Het Nationaal Archief beschikt door de bestaande raamovereenkomsten alsmede verschillende digitaliseringsprojecten zoals Metamorfoze, Beelden voor de Toekomst en Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (GCE) over voldoende actuele marktkennis en expertise, op grond waarvan het een goede inschatting kan maken van wat als marktconform mag gelden. Deze informatie en expertise is betrokken bij het opstellen van de businesscase tot inbesteding.
Is het waar dat als de digitalisering van het Rijksarchief zou worden gerealiseerd via openbare aanbestedingen en gunningen aan marktpartijen, het Nationaal Archief niet zelf de kosten had hoeven maken voor de aanschaf van de scanapparatuur? Hoe verhoudt dit zich tot de businesscase?
Indien de digitaliseringswerkzaamheden ten behoeve van de rijkscollectie zouden worden aanbesteed, ligt het niet voor de hand dat het Rijk zelf de benodigde apparatuur zou aanschaffen. Daar staat tegenover dat de kosten voor het gebruik, onderhoud en afschrijving van apparatuur in dat geval door marktpartijen worden verdisconteerd in de kostprijs per scan. Zoals ik in mijn reactie op de motie echter aangaf, bestaat de businesscase uit meer dan het element prijs. Daar komt bij dat de door aanbesteding aangeschafte scanapparatuur eigendom is geworden van de Staat en binnen het gehele concern Rijk gebruikt kan worden.
Waarom schrijft u in uw brief van 23 juni 20157 dat in het geval dat de werkzaamheden niet worden inbesteed bij de Belastingdienst, maar openbaar aanbesteed bij marktpartijen, zoals de eerdergenoemde motie voorstelt, de rijkscollectie bij het Nationaal Archief moet worden geanalyseerd? Impliceert u hiermee dat wanneer de digitaliseringswerkzaamheden zouden worden inbesteed, een analyse van de rijkscollectie niet nodig is?
Ja, bij inbesteding is nadere analyse van het deel van de rijkscollectie dat voor digitalisering in aanmerking komt niet nodig. Bij aanbesteding had het Nationaal Archief gebruik moeten maken van de bestaande raamovereenkomsten, waarbij digitalisering is gekoppeld aan het type archiefstuk. Zie voorts het antwoord onder vraag 4.
Indien het antwoord op vraag 11 bevestigend is, hoe verklaart u dan dat circa 70% van het in te besteden budget geldt ter dekking van kosten van voorbereiding en verwerking die door het Nationaal Archief zelf worden gemaakt?
De 70% van het budget bij inbesteding is bedoeld voor voorbereidende werkzaamheden en begeleiding door en bij het Nationaal Archief. Deze voorbereidende werkzaamheden zijn onder alle omstandigheden noodzakelijk en bestaan uit onder meer logistieke organisatie, selectie van archieven, transport, gereedmaken van documenten, toekennen van metadata en kwaliteitscontrole van de scans.
Indien het antwoord op vraag 11 ontkennend is, waarom gebruikt u dit dan als argument vóór inbesteding?
Zie de beantwoording onder vraag 11.
Hou verhouden de cijfers uit uw antwoord op eerdere vragen d.d. 21 april 2015 waarin u een bedrag van € 7 miljoen opvoert voor de digitaliseringswerkzaamheden voor de periode van eind 2013 t/m 20158 zich met de cijfers in de passage uit uw eerdergenoemde brief van 23 juni 2015, waarin een bedrag van € 5 miljoen wordt genoemd9? Welk van de twee bedragen is juist?
Beide bedragen zijn juist. Voor de digitaliseringswerkzaamheden is voor de periode van eind 2013 t/m 2015 binnen het programma DTR € 7 mln. gereserveerd. Voor de jaren na 2015 is er binnen het programma DTR structureel € 5 mln. opgenomen.
Is de Belastingdienst voornemens de scanwerkzaamheden en het noodzakelijke werk daaromheen uit te laten voeren? Zou dat eigen personeel van de Belastingdienst betreffen? Of wil de Belastingdienst personeel aantrekken via bijvoorbeeld uitzend- en/of payrollconstructies?
De voorgenomen scanwerkzaamheden zullen voornamelijk worden uitgevoerd door personeel dat binnen de Belastingdienst tijdelijk of permanent in dienst is. De Belastingdienst maakt geen gebruik van payroll-constructies.
Realiseert u zich dat er bedrijven zijn die hebben geïnvesteerd in onder meer scanapparatuur, om te kunnen voldoen aan de aanbestedingseisen van de overheid bij scanopdrachten?
Ik realiseer mij dat de markt inspeelt op de vraag van de overheid. Er is echter nooit sprake van geweest dat ook de digitalisering van de rijkscollecties als onderdeel van het programma Digitale Taken Rijksarchieven (DTR) openbaar zou worden aanbesteed.
Hoe kunt u in de beantwoording van 21 april jl. op de eerdere vragen10 beweren dat het belang van het midden- en kleinbedrijf geenszins ter discussie staat, als u uw inbestedingsplannen tegen de wens van de Kamer, en lijnrecht tegen het oordeel van de Commissie van Aanbestedingsexperts in toch doorzet, met als gevolg banenverlies bij het midden- en kleinbedrijf?
Zoals ik in mijn beantwoording van de Kamervragen d.d. 21 april jl. en mijn reactie op de motie d.d. 23 juni jl. aangaf, is het kabinetsbeleid gericht op een goede balans tussen enerzijds het belang van een kleinere, slagvaardige en efficiënte overheid alsmede het belang van goed en sociaal werkgeverschap en anderzijds de belangen van de markt. Van een zwart-wittegenstelling voor of tegen de markt is geen sprake. Een dergelijke tegenstelling doet evenmin recht aan de belangenafweging die van geval tot geval aan een beslissing tot in- of aanbesteden voorafgaat.
Bovendien is er bij die beslissingen ruimte voor een meersporenaanpak. Bij inbesteding is meestal sprake van gelijktijdige inkoop van goederen of diensten op de markt. In het onderhavige geval is de benodigde scanapparatuur openbaar Europees aanbesteed. Buiten het programma DTR besteedt het Nationaal Archief digitaliseringsopdrachten ook openbaar aan.
Zie voorts het antwoord onder vragen 2 en 16.
Kunt u deze vragen uiterlijk vrijdag 4 september beantwoorden, zodat de antwoorden kunnen worden betrokken bij het plenaire debat over dit onderwerp dat waarschijnlijk plaatsvindt in september?
Ja.
Zou u deze vragen zoveel mogelijk afzonderlijk willen beantwoorden?
Ja.
Volgens de WHO teveel ingeleide bevallingen in Nederland |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het onderzoek waarin de WHO aangeeft de stijging van het aantal ingeleide bevallingen in Nederland zorgwekkend te vinden?1
Nee, dat onderzoek ken ik niet. Contact met de WHO heeft uitgewezen dat een rapport over het (stijgend) aantal inleidingen dan wel anderszins aanbevelingen aan Nederland op het gebied van inleidingen bij bevallingen niet blijken te bestaan. De WHO heeft ook geen plannen om een dergelijk rapport te maken. De WHO heeft zich verbaasd over het artikel in de krant en betreurt met name de titel van het bericht.
Bereikten u ook al dergelijke signalen; bijvoorbeeld via gynaecologen of verloskundigen?
Nee, deze beroepsgroepen hebben voorafgaand aan dit krantenartikel geen signalen gegeven over een mogelijk toename van het aantal inleidingen.
Wat vindt u van de constatering van de WHO?
Zie het antwoord op vraag 1, er is geen sprake van een constatering.
Deelt u de mening dat grondig onderzoek naar de onderliggende oorzaken en mechanismen noodzakelijk is? Zo ja, bent u bereid dat zo spoedig mogelijk in gang te zetten? Zo nee, waarom niet?
Nee, daar is nu geen specifieke aanleiding toe. In mijn brief2 over zwangerschap en geboorte van 8 juli jl. heb ik u gemeld dat ik ZonMw heb gevraagd om te komen met een voorstel voor een vervolg op het ZonMw-programma Zwangerschap en Geboorte. Dat voorstel zal de prioritaire thema’s voor de komende jaren bevatten, gebaseerd op de stand der wetenschap en de behoefte in het veld.
Bent u bereid op korte termijn de Kamer een cijfermatig overzicht/spiegelinformatie te sturen over het aantal ingeleide bevallingen per ziekenhuis in Nederland?
Ik beschik over landelijke cijfers met betrekking tot het aantal inleidingen en die cijfers zijn via de Zorgbalans 2014 van het RIVM3 bekend gemaakt. Uit de Zorgbalans blijkt dat het percentage inleidingen, na een stijging tussen 2007 en 2010, stabiel is gebleven rond de 24%. Het RIVM concludeert dat er grote verschillen zijn tussen ziekenhuizen. Deze verschillen staan geanonimiseerd weergegeven in de Zorgbalans.
Burgerslachtoffers in de strijd tegen IS |
|
Harry van Bommel |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de inhoud van het rapport «Cause For Concern, Hundreds of civilian non-combatants credibly reported killed in first year of Coalition airstrikes against Islamic State»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevinding in het rapport dat er sterke indicaties zijn dat vele honderden niet-strijders zijn omgekomen door toedoen van aanvallen van landen van de coalitie tegen IS? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het uitschakelen van doelen gebeurt volgens een zorgvuldig targeting proces. In de luchtcampagne tegen ISIS staan de bescherming van de burgerbevolking en het minimaliseren van burgerslachtoffers centraal.
Meldingen van vermeende burgerslachtoffers worden door de coalitie uiterst serieus genomen en waar mogelijk onmiddellijk onderzocht. CENTCOM start een onderzoek zodra er indicaties zijn van onbedoelde nevenschade of burgerslachtoffers. Er zijn vijf onderzoeken voltooid. Uit een van deze vijf onderzoeken blijkt dat het waarschijnlijk is dat er twee burgerslachtoffers te betreuren zijn. De uitkomsten van dit onderzoek zijn door US CENTCOM openbaar gemaakt. Momenteel zijn er zeven onderzoeken gaande. Op de uitkomsten van deze onderzoeken kunnen wij niet vooruitlopen.
Zoals reeds eerder aan uw Kamer gemeld, is het niet mogelijk volledig en betrouwbaar onderzoek te doen naar omgekomen burgerslachtoffers in ISIS-gebied door handelingen van ISIS, de Iraakse en Koerdische strijdkrachten of de internationale coalitie. De reden hiervoor is dat het moeilijk of soms zelfs onmogelijk is een gedetailleerde battle damage assessment op de grond te laten uitvoeren. De veiligheidssituatie laat dit niet toe en doden worden in de moslimgemeenschap meestal binnen 24 uur begraven. Ook laat de bevolkingsregistratie te wensen over, zeker in door ISIS gecontroleerde gebieden.
Kunt u aangeven welke van de in het rapport genoemde aanvallen waarbij waarschijnlijk niet-strijders zijn gedood (mede) zijn uitgevoerd door Nederland? Zo nee, waarom niet?
Om operationele redenen en omwille van de binnenlandse veiligheid doen wij geen uitspraken over specifieke gevallen.
Cause For Concern, Hundreds of civilian non-combatants credibly reported killed in first year of Coalition airstrikes against Islamic State, http://airwars.org/wp-content/uploads/2015/08/airwars-cause-for-concern-civilians-killed-by-coalition.pdf, augustus 2015.
Is het waar dat van de kant van de coalitie rekening wordt gehouden met slechts twee doden onder niet-strijders? Zo nee, wat is dan de actuele stand van zaken? Hoe verklaart u de discrepantie met de bevindingen in het rapport?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de aanbeveling in het rapport, dat Nederland net als Canada moet aangeven waar en wanneer het aanvallen heeft uitgevoerd, over te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De Chinese kruizen-furie |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de grootschalige sloop door de Chinese overheid van kruizen van christelijke kerken?1
Verschillende berichten melden dat in de provincie Zhejiang, China, katholieke en protestantse kerken zijn gesloopt en anderen ontdaan van kruisbeelden of andere Christelijke elementen. Zie ook antwoord op Kamervragen over dit onderwerp beantwoord in juni 2014, (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2241).
Deelt u de mening dat de sloop van die kruizen onaanvaardbaar is als dat plaatsvindt terwijl die kruizen geen fysiek gevaar vormen?
In de provincie Zhejiang, China, zijn katholieke en protestantse kerken gesloopt en anderen ontdaan van kruisbeelden of andere Christelijke elementen.
Zoals ook beschreven in de beantwoording van Kamervragen met het kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2241) ligt volgens berichtgeving een driejarige beleidscampagne van «three renovates, one demolish» ten grondslag aan het optreden van de provinciale overheid in Zhejiang. Het doel van deze campagne is het renoveren van oude woonwijken, oude fabrieksterreinen en stadsdorpen en het slopen van illegale bouwwerken. Met illegale bouwwerken wordt gedoeld op gebouwen die zonder de benodigde vergunningen en ontheffingen zijn gebouwd, waaronder sommige kerken en bijbehorende religieuze elementen.
De Chinese Grondwet voorziet in vrijheid van religie en bescherming tegen discriminatie van burgers op religieuze gronden. In China in het algemeen, en bij deze overheidscampagne in het bijzonder, is het van belang dat een goede balans wordt gevonden tussen wetshandhaving enerzijds en waarborgen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging anderzijds. De Nederlandse regering vraagt de Chinese autoriteiten, mede in EU verband, om mensenrechten, waaronder vrijheid van religie en levensovertuiging, te respecteren.
Wilt u bij de Chinese autoriteiten navragen op welke gronden de sloop van de kruizen wordt uitgevoerd en welke rechtsmiddelen de benadeelden daartegen kunnen inzetten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er onder deze omstandigheden geen enkele sprake kan zijn van een vertegenwoordiging van de Nederlandse overheid bij de militaire parade op 3 september a.s. in China? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u bevestigen dat Nederland op geen enkele manier bij die parade vertegenwoordigd zal zijn?
Gaarne verwijs ik hier naar de beantwoording van uw eerdere Kamervragen met het kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3136) welke de Kamer op 25 augustus jl. heeft bereikt.
Wilt u deze vragen beantwoorden, gelijktijdig met uw beantwoording van mijn eerdere vragen over deelname van Nederlandse bewindslieden aan de herdenking van de Tweede Wereldoorlog in China, ingezonden 17 juli 2015 (vraagnummer 2015Z14209)?
Zie antwoord op vraag 4.
Het bericht “Verdere selectie van zakenbanken voor de voorgenomen beursintroductie van ABN AMRO” |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verdere selectie van zakenbanken voor de voorgenomen beursintroductie van ABN AMRO», dat op de website van NL Financial Investments (NLFI)1 geplaatst is?
Ja.
Kunt u beschrijven welke rol u heeft bij de selectie van de banken die ABN AMRO naar de beurs brengen? Kende u de contractvoorwaarden en heeft u daarmee ingestemd?
Na de afronding van de bespreking in de Tweede Kamer van de voorgenomen beursgang van ABN AMRO heb ik goedgekeurd dat NLFI de selectie van de zakenbanken voor de voorgenomen beursgang van ABN AMRO zou uitvoeren (met inbegrip van de onderhandeling over contractvoorwaarden). NLFI heeft het Ministerie van Financiën geïnformeerd bij belangrijke stappen in het selectieproces.
Kunt u de contractvoorwaarden (zoveel mogelijk) openbaar maken?
Bij doorgang van de voorgenomen beursgang van ABN AMRO zullen de belangrijkste elementen van de contractvoorwaarden (onder meer zoals beschreven in de antwoorden onder vragen 4 en 5), zoals die zijn opgenomen in de zogenoemde underwriting agreement, worden vermeld in de prospectus en daarmee openbaar worden. De contractvoorwaarden zal ik vertrouwelijk ter inzage beschikbaar stellen.2
Zijn er naast de transactiekosten in het persbericht nog andere kosten die de bank of de staat betaalt aan de banken?
De prijsafspraken behelzen:
Zijn er andere tegenprestaties?
In het contract met de banken zijn verschillende afspraken vastgelegd, bijvoorbeeld over aansprakelijkheid en vrijwaringen. Er zijn geen andere tegenprestaties afgesproken dan genoemd in het antwoord onder 4.
Kunt u precies aangeven of de banken nog andere mogelijkheden krijgen in het contract waarmee zij geld verdienen of kunnen verdienen aan de deal, zoals bijvoorbeeld een green shoe? Zo ja, kunt u de details daarvan verschaffen?
Er zijn geen mogelijkheden in het contract waarmee de zakenbanken geld kunnen verdienen aan de deal. Zie voor eventuele winsten behaald bij stabilisatie eveneens het antwoord op vraag 4.
Zijn er afspraken gemaakt over de toedeling van aandelen? Mogen banken impliciet of expliciet een tegenprestatie vragen voor deze toewijzing?2 Zo nee, hoe is dat dan gegarandeerd?
NLFI/de staat stelt de toedeling vast, in samenspraak met ABN AMRO. De toedeling van aandelen zal plaatsvinden met inachtneming van een aantal vooraf vastgelegde uitgangspunten en criteria. Daarbij is in beginsel de geboden prijs leidend, maar ook andere criteria, zoals de kwaliteit van de investeerder en het tonen van interesse in een vroeg stadium, kunnen worden meegewogen.
De zakenbanken mogen zich uiteraard niet bedienen van onrechtmatige praktijken. Als extra waarborg is in de overeenkomst vastgelegd dat de banken zich bij (het voorstel voor) de toedeling van aandelen niet mogen bedienen van oneigenlijke praktijken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een toewijzing die zou worden gedaan voor het bevorderen van ongerelateerde fees of een toewijzing die voorwaardelijk zou zijn aan toekomstige orders of te verlenen diensten.
Op welke wijze wordt bevorderd dat een deel van de aandelen onderhands geplaatst wordt, bijvoorbeeld bij institutionele partijen in Nederland?
De zakenbanken zullen in overleg met NLFI institutionele beleggers benaderen, waaronder institutionele beleggers in Nederland. Het plaatsen van de certificaten bij Nederlandse institutionele partijen zal echter geen doel op zich zijn.
Kritiek van de VN op Nederlands toezicht detentie |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Kritiek VN op Nederlands toezicht detentie»1 en het bericht «Netherlands detention monitoring body needs more political support»2?
Ja.
Welke kritiek heeft de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de VN (OHCHR) op het Nationaal Preventie Mechanisme (NPM)? In hoeverre komt de kritiek van de OHCHR overeen met de kritiek die de Nationale ombudsman eerder had op het NPM en in hoeverre wijkt die kritiek daarvan af?
In september 2010 heeft Nederland het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen Foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing geratificeerd. Hiermee heeft Nederland ingestemd met internationaal toezicht door het Subcomité van het Comité tegen Foltering (hierna: het Subcomité) en zich daarnaast verplicht om een Nationaal Preventief Mechanisme (NPM) aan te wijzen. Het NPM houdt toezicht op plaatsen van vrijheidsbeneming in Nederland en rapporteert daarover aan het Subcomité. Taak is voorts om de autoriteiten te adviseren over (bestaande en toekomstige) wetgeving. Van 28 juli tot en met 31 juli jongstleden heeft het Subcomité een adviserend bezoek gebracht aan het Nederlandse NPM. Het Subcomité zal haar bevindingen naar aanleiding van het bezoek neerleggen in een rapport dat in november a.s. formeel aan mij zal worden aangeboden. Ik wil niet vooruitlopen op de conclusies en aanbevelingen uit dit rapport. Na overhandiging zal ik het rapport, vergezeld van een beleidsreactie, aan uw Kamer te doen toekomen. In deze beleidsreactie zal ik tevens ingaan op bovenstaande vragen.
Deelt u de mening dat «political support and a solid legal base are required to enable the Dutch National Preventive Mechanism»? Zo ja, waarom en hoe gaat u aan hieraan tegemoet komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de inhoud van het rapport dat de UN Subcommittee on Prevention of Torture (SPT) aan de regering heeft overhandigd? Kunt u dit rapport voorzien van uw reactie en aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de kwaliteit en onafhankelijkheid van het toezicht op detentie boven alle twijfel verheven moet zijn? Zo ja, hoe beziet u dit in het kader van de kritiek die de zowel Nationale 0mbudsman als nu ook de VN hebben? Zo ja, bent u voornemens zich deze kritiek aan te trekken en met welke gevolgtrekkingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Shirtsponsoring van een betaald voetbalorganisatie door ggz-instelling Inter-psy |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Health i Port nieuwe partner FC Groningen»? Wat vindt u van deze nieuwe samenwerking?1
Ik heb het bericht ter kennisgeving aangenomen. Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over een samenwerking tussen twee private partijen.
Kunt u aangeven welk bedrag ggz-instelling Inter-psy via Health i Port heeft neergeteld om shirtsponsor te worden van FC Groningen, en waar dit geld vandaan komt? Welke afspraken zijn er gemaakt over het bedrag dat Inter-Psy gedurende de overeenkomst uitgeeft aan deze voetbalclub? Kunt u de begrote bedragen inzichtelijk maken? Gaat het hier om geld dat bedoeld is voor behandeling van patiënten?
Ik ben geen partij in de afspraken tussen Health-i-port en FC Groningen. Het gaat hier om twee private partijen die een onderlinge relatie zijn aangegaan. Ik heb begrepen dat Health-i-port een platform is waar zo’n 25 partijen op het gebied van zorg, research en innovatie aan zijn verbonden. Zij betalen allemaal een bedrag per jaar aan lidmaatschap / partnerschap. Inter-Psy heeft als één van de leden ook zo’n lidmaatschapsbedrag betaald.
Heeft u ook de indruk dat deze nieuwe samenwerking meer op een mooie gelegenheid voor reclame en naamsbekendheid voor de ggz-instelling lijkt, dan een samenwerking in het belang van de ggz-patiënt? Vindt u het wenselijk dat ggz-instellingen reclame maken?
We hebben in ons land de Nederlandse Reclame Code. Iedereen die van mening is dat een reclame-uiting in strijd is met deze code, omdat de reclame bijvoorbeeld misleidend is of in strijd met de goede smaak en fatsoen, kan hierover een klacht indienen bij de Reclame Code Commissie. Als de Commissie een klacht gegrond verklaart en van mening is dat de omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen, dan verspreidt de Commissie de uitspraak ook via een zogenaamde «alert». Op die manier wordt de uitspraak onder de aandacht gebracht van een breed publiek. Een onafhankelijke afdeling binnen de Stichting Reclame Code gaat bij een overtreding van de Nederlandse Reclame Code na of de betrokken adverteerder gevolg geeft aan de uitspraak.
Zorginstellingen zijn private partijen die zelf besluiten over hun eigen bedrijfsvoering. Ik heb hierin geen rol. In het AO GGZ heb ik wel aangegeven dat als opgeroepen zou worden tot onzinnige zorg of niet zuinige zorg, ik daar afstand van neem. Ik ben echter van mening dat dit hier niet aan de orde is. Er wordt hier geen concrete behandeling door een instelling aangeprezen. Health-i-port levert zelf geen zorg.
Deelt u voorts de mening dat zorggeld naar de zorg moet gaan, en niet naar het sponsoren van een voetbalclub of een andere sportclub? Zo ja, wat gaat u aan deze vorm van reclame doen?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat de reclamekosten die Inter-psy – via Healt i Port – maakt erg zuur zijn in tijden dat er wordt gesteld dat «de ggz te duur is»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoeveel meer ggz-patiënten denkt Inter-psy te kunnen «verwerven» met deze vorm van reclame maken?
Ik kan daar geen oordeel over geven. Zie antwoord op vraag 3 en 4.
Klopt het dat er van Inter-psy over 2014 geen wettelijk jaarverslag te vinden is op www.jaarverslagenzorg.nl? Zo ja, hoe kan dit?
Het klopt dat op www.jaarverslagenzorg.nl nog geen jaardocument 2014 van Inter-Psy te vinden is. Ik heb de ggz-sector namelijk tot 1 december 2015 uitstel verleend2 voor het deponeren van de jaarrekening 2014. Als deze is aangeleverd, zal het complete jaardocument van Inter-Psy worden gepubliceerd.
Is het waar dat de bestuurders in 2013 respectievelijk 205.000 euro, 184.889 euro en 87.500 euro (voor 7 maanden) via een managementfee hebben ontvangen? Is deze vorm van beloning toegestaan volgens de Wet toelating zorginstellingen en de Wet marktordening gezondheidszorg?2
De in vraag 8 genoemde bedragen worden in het jaarverslag omschreven als «brutoinkomen». Dit komt overeen met de betekenis van managementfee: de beloning van de bestuurder voor door hem verrichte werkzaamheden. De managementfee is dan ook bezoldiging in de zin van de Wet Normering Topinkomens (WNT). Hieraan staat de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) niet in de weg. Op grond van de Wtzi is winstuitkering in geval van bepaalde typen zorgverlening, waaronder intramurale ZVW-zorg verboden. Managementfee en winstuitkering zijn niet hetzelfde.
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) geldt voor de ggz-zorg tarief- en prestatieregulering. Dat betekent dat zorgaanbieders zoals Inter-Psy niet hogere tarieven mogen declareren dan de maximumtarieven die de NZa heeft vastgesteld.
Moet de beloning van de bestuurders via de «managementfee» gezien worden als een winstuitkering? Zo ja, mag dit voor ggz-instellingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat Menzis, de grootste zorgverzekeraar in de regio Groningen, blij is met Inter-psy als redelijk nieuwe «marktpartij»? Accepteert de zorgverzekeraar dat geld, dat bedoeld is voor de behandeling van patiënten, uiteindelijk naar de shirtsponsoring van een betaald voetbalorganisatie gaat?
Het is aan verzekeraars om met zorginstellingen afspraken te maken over het leveren van zorg aan hun verzekerden die kwalitatief goed is tegen een goede prijs. Ik heb daarin geen rol.
Het bericht ‘Tabakslobby toch weer bij Van Rijn aan tafel’ |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven dat er overleg is geweest, vlak voor het op 23 juni 2015 gehouden algemeen overleg over het tabaksontmoedigingsbeleid, tussen u en de tabakswinkeliers? Kunt u aangeven op welke datum het overleg tussen u en de tabakswinkeliers heeft plaatsgevonden, wie daar precies bij aanwezig waren, wat daar is besproken en welke afspraken zijn gemaakt?1
Naar aanleiding van de teleurstellende resultaten van het onderzoek naar de naleving van de leeftijdsgrens bij verkoop van alcohol en tabak aan jongeren onder de 18 jaar, heb ik op woensdag 17 juni 2015 gesprekken gevoerd met verstrekkers van zowel alcohol als tabak. Als belangrijkste verstrekkers van tabak waren de directeur van de brancheorganisatie voor levensmiddelen (CBL), de voorzitter en directeur van de tabaks- en gemaksdetailhandel (NSO) en vertegenwoordigers van enkele supermarktketens en de Koninklijke Horeca Nederland uitgenodigd voor dit gesprek. In dit overleg zijn de onderzoeksresultaten besproken en heb ik de verstrekkers gevraagd concrete maatregelen te nemen om de naleving van de leeftijdsgrens substantieel te verbeteren, voorzien van een duidelijk tijdpad. De betrokken organisaties hebben aangegeven hun verantwoordelijkheid daarvoor te willen nemen en op korte termijn met voorstellen te zullen komen. Hierover bestaat geen verschil van opvatting.
Klopt het dat er geen verslag van deze bijeenkomst is gemaakt? Zo ja, kunt u toelichten waarom er geen verslag van deze bijeenkomst is gemaakt, terwijl het volgens het internationale tabaksontmoedigingsverdrag FCTC van de Wereldgezondheidsorganisatie wel de afspraak is dat dit gebeurt? Waarom zou deze bijeenkomst buiten de gemaakte afspraken vallen?
De beginselen van de WHO richtlijn voor implementatie van artikel 5.3. van het FCTC-verdrag geven aan dat verdragspartijen verantwoordelijk en transparant dienen om te gaan met contacten met de tabaksindustrie.Direct na het overleg heb ik uw Kamer in de voortgangsbrief alcoholbeleid (Kamerstuk 27 565, nr. 135) geïnformeerd over het contact met de verkopers op het terrein van tabak en alcohol. In de brief heb ik ook toegelicht wat de aard en de uitkomst van het gesprek d.d. 17 juni 2015 waren. Vervolgens heb ik nogmaals tijdens het debat met uw Kamer op 23 juni 2015 nader toegelicht wat de strekking en de uitkomst van dit overleg waren.
Mocht er onverhoopt toch een verslag van de bijeenkomst beschikbaar zijn, kunt u dat dan zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat het lijkt alsof ambtenaren van het Ministerie van VWS en vertegenwoordigers van de tabakslobby hele verschillende opvattingen hebben over wat er nou eigenlijk is besproken tijdens de bijeenkomst? Hoe verklaart u dit? Wie heeft er gelijk? Erkent u dat het, juist ook om dergelijke verschillen in interpretatie te voorkomen, belangrijk is dat er goede verslagen worden gemaakt van dergelijke bijeenkomsten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een uitputtend overzicht geven van de contacten die u en/of ambtenaren van het Ministerie van VWS het afgelopen jaar hebben gehad met de tabakslobby? Kunt u daarbij aangeven wanneer het overleg plaatsvond, waar het gesprek over ging en wie er bij het gesprek aanwezig waren? Zo nee, waarom kunt u dit overzicht niet geven?
Het afgelopen jaar heeft er geen overleg plaatsgevonden tussen ambtenaren van VWS en de tabaksindustrie. Vertegenwoordigers van de industrie hebben enkele malen telefonisch contact gezocht of schriftelijk om reactie gevraagd, hierbij zijn zij steeds verwezen naar openbare Kamerstukken en de implementatie van de Tabaksproductenrichtlijn.
Bent u het eens met de stelling dat het aantal contacten tussen u en/of ambtenaren van het Ministerie van VWS en vertegenwoordigers van de tabakslobby tot een absoluut minimum beperkt moeten worden? Zo ja, wat doet u al en/of wat gaat u doen om dit te realiseren? Zo nee, waarom bent u het niet met deze stelling eens?
Uitgangspunt voor het Ministerie van VWS is dat er terughoudend wordt omgegaan met de contacten met de tabaksindustrie en dat contact alleen gericht is op uitvoeringstechnische kwesties die rijzen bij vastgesteld beleid of vastgestelde regelgeving, waaronder publieke consultaties in het kader van nieuwe regelgeving. Dit contact vindt niet op reguliere basis plaats, maar slechts indien daar aanleiding toe bestaat. In dat geval wordt verantwoordelijk en transparant met deze contacten omgegaan.
Kunt u garanderen dat er vanaf nu, als er dan toch contacten zijn tussen u en/of ambtenaren van het Ministerie van VWS en vertegenwoordigers van de tabakslobby, van deze bijeenkomsten altijd openbare verslagen worden gemaakt? Zo nee, waarom legt u de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het internationale tabaksontmoedigingsverdrag FCTC van de Wereldgezondheidsorganisatie naast u neer?
Zie antwoord vraag 6.
Het bewijs dat Turkije een nauwe band onderhield met Islamitische Staat |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de militaire operatie van Amerikaanse speciale eenheden waarbij een kopstuk van Islamitische Staat om het leven kwam en enorme hoeveelheden gegevensdragers in beslag werden genomen?1
Ja.
Kunt u de berichten bevestigen dat de in beslag genomen gegevensdragers onomstotelijk bewijzen dat de Turkse autoriteiten en Islamitische Staat een nauwe band met elkaar onderhielden, zoals wordt beweerd door een westerse overheidsfunctionaris?2 Zo nee, wilt u hierover nadere inlichtingen inwinnen?
Uiteraard volgt het kabinet de ontwikkeling en de berichtgeving over de strijd tegen ISIS nauwgezet. Nederland kan niet bevestigen dat Turkije steun levert aan jihadistische organisaties zoals ISIS. De Turkse autoriteiten hebben in het openbaar en in bilaterale contacten met Nederland gesteld dat ze zich grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van de activiteiten van jihadistische groeperingen. Tegelijkertijd is de intensiteit van de aanpak van ISIS vergroot sinds de zelfmoordaanslag in Suruç. Zoals bekend is Turkije al langere tijd actief in de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft ISIS ook al lange tijd geleden op de nationale terrorismelijst geplaatst, en het is samen met Nederland voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep in de anti-ISIS-coalitie.
Erkent u, gezien het feit dat steeds meer signalen wijzen op verschillende vormen van samenwerking tussen NAVO-«bondgenoot» Turkije en Islamitische Staat, dat het van cruciaal belang is dat hierover de onderste steen boven komt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u de Kamer informeren over het eindresultaat van het onderzoek naar de in beslag genomen gegevensdragers? Zo nee, waarom niet?
Het is niet waarschijnlijk dat informatie hierover openbaar gemaakt wordt of kan worden.
Deelt u de bewering dat Turkije op militair niveau samenwerkt met terreurorganisaties als Jabhat-al-Nusra en Ahrar al-Sham, die net als Islamitische Staat diverse gruwelijkheden op hun conto hebben staan? Zo nee, waarom niet?
Onder verwijzing naar de eerdere beantwoording van Kamervragen over de smokkel van wapens en munitie naar onder andere Jabhat al-Nusra via Turkije, en de brief die ik uw Kamer op 28 april jl. over hetzelfde onderwerp stuurde (Kamerstuk 27 925 nr. 535), kan nogmaals worden bevestigd dat het kabinet bekend is met de diverse berichten over vermeende steun via Turkije aan jihadistische organisaties. Echter, het kabinet kan niet bevestigen dat Turkije steun biedt aan jihadistische organisaties.
Wordt binnen de NAVO geaccepteerd dat lidstaten zaken doen met terreurorganisaties of activiteiten van terreurorganisaties of aanwezigheid van terroristen op hun grondgebied gedogen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom wordt Turkije dan niet per direct uit de NAVO gezet?
Zie antwoord vraag 2.