Het bericht 'Sjeikwatch: Osama-fan en 9/11-verheerlijker Anas Noorani Siddiqui in 020' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sjeikwatch: Osama-fan en 9/11-verheerlijker Anas Noorani Siddiqui in 020»?1
Ja.
Waarom en hoe heeft deze islamitische geweldsoproeper wederom toegang tot Nederland gekregen en waarom heeft u zijn komst niet voorkomen?
In de brief van het kabinet van 3 maart 2015 (vergaderjaar 2014–2015, 29 754, nr. 303) is reeds aangegeven dat uit het buitenland afkomstige visumplichtige sprekers die in Nederland onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of nationale veiligheid bedreigen, niet welkom zijn. Iedere casus wordt op zijn eigen merites beoordeeld. Over individuele casuïstiek doe ik geen uitspraken.
Ten aanzien van het weigeren van visa van predikers – uit visumplichtige landen – die oproepen tot haat en geweld is uw Kamer recent nog geïnformeerd via de Vierde Voortgangsrapportage van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (betreft nadere invulling van maatregel 20f) (vergaderjaar 2015–2016, 29 754, nr. 326). Indien het komt tot een uitnodiging van een visumplichtige derdelander die oproept tot haat en geweld heeft de rijksoverheid de mogelijkheid om het vreemdelingenrecht in te zetten. De mogelijkheden hiertoe hangen echter af van de verblijfstatus van de betreffende prediker.
Ook ten aanzien van niet-visumplichtige predikers neemt het Kabinet het standpunt in dat het onacceptabel is als een podium wordt geboden aan predikers die onverdraagzaam gedachtegoed in Nederland propageren. Indien zij rechtmatig in het Schengengebied verblijven worden niet-visumplichtige predikers die oproepen tot haat en geweld beoordeeld op de boodschap die zij tijdens hun verblijf uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen, zullen daarmee worden geconfronteerd, waar mogelijk via strafrechtelijke weg.
Tot slot verwijs ik naar de drie-sporen-aanpak zoals beschreven in de beleidsreactie op de notitie «Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek» (vergaderjaar 2015–2016, 29 614, nr. 38). Op 25 februari jl. heeft u een brief over de concretisering van deze aanpak ontvangen waarin het kabinet tevens ingaat op 9 moties over salafisme2. Hierin staat de aanpak van problematische gedragingen en activiteiten (waaronder het uitnodigen van geweldspredikers) centraal. Een recent voorbeeld van een casus waarin actief is verstoord, is de gemeente Eindhoven. In december legde de burgemeester een verbod op aan de moskee om zeven personen te laten spreken en toe te laten in de moskee, alsmede een bevel voor de moskee om de uitnodigingen voor een bepaald moment in te trekken. Dit naar aanleiding van eerder gedane haatzaaiende en geweldsverheerlijkende uitspraken in het buitenland door de betreffende sprekers. De moskee heeft vervolg gegeven aan het bevel en de uitnodigingen aan de sprekers ingetrokken.
Bent u bereid de genoemde islamitische geweldsoproeper acuut het land uit te zetten, zodat hij in elk geval niet middels fysieke aanwezigheid kan meewerken aan de verdere vermolenbeeking van Nederland? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel van dit soort haatsjeiks wilt u in 2016 toelaten in Nederland? Of bent u bereid een poging te doen bij verstand te komen en Nederland te behoeden voor verdere islamisering? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Gesjoemel met keukentafelgesprekken |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zorg coördinator: ik ben gestopt vanwege het commerciële belang»?1
Ja.
Wat is in uw ogen de toegevoegde waarde van het keukentafelgesprek, als op voorhand al vaststaat hoeveel uren zorg de cliënt krijgt? Deze werkwijze is gehoord de beraadslaging over de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 niet de bedoeling toch? Wat gaat u doen?
In artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 is het onderzoek dat plaatsvindt in vervolg op een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning uitgebreid beschreven. Kern van deze bepaling is dat onder andere onderzoek moet plaatsvinden naar de wensen, de mogelijkheden en onmogelijkheden van cliënten en hun sociale omgeving om te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning van de cliënt. Bij het door het college voorzien in maatschappelijke ondersteuning moet er sprake zijn van maatwerk. Dat bij de start van het onderzoek in vervolg op de melding al vast zou staan hoeveel uren ondersteuning een cliënt zal gaan ontvangen of dat de tijd die voor het onderzoek beschikbaar is in alle gevallen al op voorhand al zou zijn vastgesteld, staat haaks op de uitgangspunten van het in artikel 2.3.2 Wmo 2015 voorgeschreven onderzoek. Op basis van wetgeving en de daarin opgenomen waarborgen voor een zorgvuldig proces kan namelijk vooraf niet bepaald worden wat de uitkomst van het onderzoek zal zijn en hoeveel tijd nodig is voor een onderzoek dat aan de wettelijke eisen voldoet.
Het is primair de verantwoordelijkheid van gemeenten om zorg te dragen voor een goede uitvoering van het in de Wmo 2015 opgenomen onderzoek. Deze, in de wetgeving nader gespecificeerde, verantwoordelijkheid van de gemeente bestaat in alle gevallen, dus ongeacht of het onderzoek wordt verricht door medewerkers van de gemeente zelf of van een andere partij die dat in opdracht van de gemeente doet.
Onder andere met het oog op een goede uitvoering van het in artikel 2.3.2 Wmo 2015 voorgeschreven onderzoek ontwikkelt de VNG op dit moment binnen de VNG-academie een opleiding ten behoeve van training en toerusting van Wmo-consulenten. De ANBO alsook partners die betrokken zijn bij het programma «Aandacht voor iedereen» hebben, daartoe uitgenodigd door de VNG, aangegeven betrokken te willen worden bij de ontwikkeling van deze opleiding.
Indien ik signalen ontvang dat een gemeente het voorgeschreven onderzoek, anders dan in incidentele gevallen, niet overeenkomstig de daaraan gestelde eisen uitvoert, spreek ik deze gemeente daarop aan.
Wat is uw mening over het maximum van 30 minuten voor het voeren van het keukentafelgesprek? Is dit wat u bedoelt met zorg op maat?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het niet vervangen van een zieke medewerker, terwijl de organisatie daarvoor wel geld heeft ontvangen, gewoon fraude is? Zo ja, welke actie gaat u hierop ondernemen?
In heel veel gevallen laat het college de uitvoering van de Wmo 2015 door derden (aanbieders) verrichten. Indien de gemeente een aanbieder inschakelt bij de uitvoering van de Wmo 2015 zullen de rechten en plichten van de gemeente en die aanbieder veelal contractueel zijn vastgelegd. Onderdeel van deze afspraken zal ook vaak zijn hoe de aanbieder de continuïteit van de ondersteuning moet regelen ingeval een hulpverlener uitvalt door ziekte. In beginsel zal de afspraak in dergelijke gevallen adequate vervanging moeten inhouden. Indien een aanbieder zich niet aan de gemaakte afspraken houdt is het aan de gemeente hierop actie te ondernemen. Wat die actie dan concreet kan inhouden zal mede afhankelijk zijn van de gemaakte afspraken.
Is dit nu wat u bedoelt met uw mantra dat alles er beter op wordt?
Nee.
Executies in Saudi-Arabië |
|
Harry van Bommel (SP), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Massa-executie in Saudi-Arabië»?1
Ja.
Is het waar dat de 47 geëxecuteerden allen zijn veroordeeld wegens «terrorisme»?
Ja, allen zijn veroordeeld onder de aangescherpte terrorismewetgeving wegens terrorisme.
Is het waar dat de prominente sjiitische geestelijke Nimr Baqr al-Nimr die is geëxecuteerd, in 2012 niet voor terrorisme is gearresteerd maar om andere redenen?2 Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Er zijn weinig feiten bekend over de arrestatie van de prominente sjiitische geestelijk leider Nimr al-Nimr. Naar verluidt is hij in 2012 aangehouden en aangeklaagd voor gewapend verzet tijdens zijn aanhouding en vervolgens veroordeeld onder de in 2014 aangescherpte terrorismewetgeving.
Is er naar uw oordeel sprake geweest van eerlijke rechtsgang die uiteindelijk heeft geleid tot deze massa-executie? Is er sprake geweest van onafhankelijke waarneming, in welke vorm dan ook, van de rechtsgang?
Het kabinet volgt ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten op de voet. De ambassade en andere internationale partners in Riyad hebben slechts beperkt zicht op de rechtsgang. Processen hebben zich over een periode van jaren voltrokken, ook ruim voor de tijd dat buitenlandse waarnemers werden toegestaan om zittingen bij te wonen. De indruk is dat de rechtsgang met betrekking tot de groep van 43 soennieten conform lokaal recht is geschied. De veroordeelden hebben alle juridische beroepsstadia doorlopen. Saoedische autoriteiten geven aan dat dit ook voor de 4 sjiitische veroordeelden geldt. Dit is echter onmogelijk onafhankelijk vast te stellen, omdat er, voor zover bekend, in deze zaken nooit bewijzen openbaar zijn gemaakt.
Wat heeft u gedaan sinds de mondelinge vragen op 1 december 2015 over het in bilateraal verband uw zorgen aan Saudi-Arabië kenbaar te maken over het hoge aantal uitgesproken doodvonnissen?
Nederland is principieel tegen de doodstraf en zal zich daar altijd over uitspreken, ook bij Saoedi-Arabië. Zowel via politieke kanalen als via de ambassade zijn meerdere malen zorgen kenbaar gemaakt over de mensenrechtensituatie en de doodstraf. Eerder heeft Nederland meerdere malen bij de Saoedische autoriteiten zijn zorgen geuit naar aanleiding van berichten over de op handen zijnde massa-executie. Ook is regelmatig met de Saoedische autoriteiten over individuele gevallen gesproken, zoals de zaak van Nimr Al-Nimr. Ook de EU en andere landen zijn hierover in contact geweest met Saoedi-Arabië.
Het kabinet betreurt zeer de 47 executies die in Saoedi Arabië hebben plaatsgevonden. Nederland heeft binnen de EU direct aangedrongen op een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger om de executies te veroordelen. De verklaring van de HV is door Nederland onderstreept, ook vanuit onze rol als EU-voorzitter. Zoals aangegeven tijdens de begrotingsbehandeling zal de Nederlandse mensenrechtenambassadeur op korte termijn naar Saoedi-Arabië afreizen. Ook de recente ontwikkelingen zullen hierbij besproken worden met Saoedische gesprekspartners. Nederland zal in de EU blijven pleiten voor een gecoördineerde inzet met betrekking tot de doodstraf, waar ook ter wereld.
Bent u bereid om bilateraal uw zorgen uit te spreken over dit hoge aantal ten uitvoer gebrachte doodvonnissen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor Buitenlands Beleid Mogherini te verzoeken haar zorgen uit te spreken over dit hoge aantal executies in Saudi-Arabie? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Jongeren die gemakkelijk onbeperkt kunnen drinken op oudejaarsavond |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Jeugd kent geen grenzen»?, «Gemeenten moeten zuipfeesten meer controleren» en «Doortanken op pepdrankje; alcoholpoli’s verwachten piek tijdens oudejaarsavond»? Zo ja, wat vindt u van deze berichten?1
Ja, deze berichten geven er blijk van dat de drinkcultuur in Nederland nog niet is waar die moet zijn.
Deelt u de mening van kinderartsen en alcoholdeskundigen dat dergelijke all-you-can-drinkfeesten overmatig alcoholgebruik in de hand werken en derhalve riskant zijn, vooral voor jongeren? Zo nee, waarom niet?
Het ontbreekt mij aan exacte onderzoeksgegevens hierover, maar ik kan mij voorstellen dat dergelijke constructies overmatig alcoholgebruik bij jongeren in de hand kunnen werken.
Vindt u het organiseren van dergelijke feesten getuigen van verantwoord gedrag van de betreffende ondernemers?
Het is aan de organiserende ondernemer om zorg te dragen voor een verantwoorde verstrekking van alcohol binnen de wettelijke kaders. Indien ondernemers doorschenken bij dronkenschap en verstrekken aan minderjarigen dan is dit verboden en onverantwoord. Het is aan de gemeenten om hier op toe te zien.
Bent u van mening dat de gemeenten een bepaalde rol hebben om het organiseren van dergelijke feesten tegen te gaan? Zo ja, welke rol?
Gemeenten hebben een toezichthoudende en handhavende taak waar het gaat om de verstrekking aan minderjarigen en mensen die in staat van dronkenschap verkeren. Daarnaast is het verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken, indien redelijkerwijs moet worden vermoed, dat dit tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid zal leiden. Daarnaast kan een gemeente middels een gemeentelijke verordening de verstrekking van alcohol aan beperkingen onderwerpen. O.a. door verboden op happy hours en prijsmaatregelen.
Welke maatregelen onderneemt u na de constatering in de Drugsmonitor 2015 dat de Preventie- en Handhavingsplannen op het gebied van alcohol van gemeenten over het algemeen van matige kwaliteit zijn?2
Ik heb hier het afgelopen jaar onderzoek naar laten doen en u hierover geïnformeerd in de brief van 6 mei 2015. Naar aanleiding hiervan heb ik reeds gesproken met enkele burgemeesters. Tevens heb ik alle gemeenten hierover afgelopen najaar een brief gestuurd. De kwaliteit van de plannen zal komend jaar nogmaals worden gemonitord, dit onderzoek maakt onderdeel uit van de evaluatie van de Drank- en Horecawet (DHW).
Is het houden van dergelijke feesten in strijd met de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken en/of de Drank- en Horecawet? Zo ja, welke artikelen van de Reclamecode resp. de Drank- en Horecawet worden overtreden?
Naar mijn mening is dit niet per definitie strijdig met de Reclamecode en/of de DHW.
Bent u van mening dat het aanbieden van een all-in-prijs door de horeca het risico in zich draagt dat de ondernemer in strijd handelt met artikel 252 van het Wetboek van Strafrecht (het zogenaamde doorschenkverbod)?
Dit zou zeker kunnen, maar hangt, net als in andere situaties, af van de manier waarop de ondernemer zijn verantwoordelijkheid neemt in het naleven van de Drank- en Horecawet.
Wat is er bekend over het beleid in Finland dat een verbod op het geven van volumekortingen voor alcoholhoudende dranken kent? Bent u bereid te bezien of een dergelijk verbod in Nederland mogelijk is?
Over dit specifieke verbod in Finland is mij nog niets bekend, ik zal het verbod aldaar bekijken en zo nodig betrekken bij de evaluatie.
Bent u bereid een aanscherping van de Drank- en Horecawet op dit punt mee te nemen in de evaluatie van de Drank- en Horecawet die voor 2016 is voorzien?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u het eveneens zorgwekkend dat uit peiling van de Telegraaf blijkt dat een meerderheid van de respondenten zorgen heeft over het drankgebruik onder jongeren?
Het drankgebruik onder jongeren blijft ook voor mij een constant aandachtspunt. Tegelijkertijd zie ik het ook als een positieve ontwikkeling in de sociale norm, dat de respondenten zich hierover zorgen maken.
Wat is er bekend over de tendens dat jongeren steeds vaker energydrinks met alcohol combineren om langer te kunnen doordrinken?
Ik heb hierover geen cijfers beschikbaar.
Ben u bereid een signaal af te geven door een beroep te doen op het verantwoordelijkheidsgevoel van de horecaondernemers om niet over te gaan tot onbeperkt drankaanbod tegen een vaste prijs, nog voor het nieuwe jaar?
Deze vragen zijn pas op 31 december binnengekomen op mijn ministerie, dus beantwoording en berichtgeving in het vorige jaar was niet meer mogelijk.
Bij gelegenheden waarin ik vertegenwoordigers van horecaondernemers spreek vraag ik altijd aandacht voor verantwoorde verstrekking. Dat zal ik ook in de toekomst blijven doen. Ook ouders en de jongeren zelf zal ik blijven aanmoedigen om de NIX18 norm te omarmen en na te leven.
Uit cijfers van VeiligheidNL blijkt dat er 75 jongeren onder de 18 met een zware alcoholvergiftiging op de SEH zijn beland tijdens deze jaarwisseling.
Ben u bereid deze vragen, gezien de urgentie, met spoed voor oudjaarsavond te beantwoorden? Wilt u de Kamer na afloop van de jaarwisseling informeren over het aantal alcoholincidenten onder jongeren onder de 18 jaar?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht 'VGZ constateert grote prijsverschillen ziekenhuizen' |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «VGZ constateert grote prijsverschillen ziekenhuizen»?1
Ja.
Vind u dat de inkoop van zorg op basis van kwaliteit en prijs moet plaatsvinden, en niet alleen om de laagste kosten, zoals het stelsel ooit beoogde?
Contractering is hèt vehikel om de kwaliteit van zorg te verbeteren en de betaalbaarheid ervan te vergroten. Het is daarom essentieel dat zorgverzekeraars afspraken maken met de zorgaanbieders over zowel prijs als kwaliteit. Dat is – zoals ik uw Kamer ook eerder meldde in mijn brief «Kwaliteit loont» – de ruggengraat van ons zorgstelsel.
Deelt u de mening dat onnodig hoge prijzen voorkomen moeten worden, maar dat alleen inkopen op prijs zonder naar kwaliteitsnormen te kijken goede zorg op maat in de weg staat? Ziet u dit als risico bij de werkwijze van zorgverzekeraar VGZ?
Onnodig hoge prijzen moeten zeker voorkomen worden. Ik ondersteun het dan ook als zorgverzekeraars hierover stevig onderhandelen met zorgaanbieders. Maar dat betekent niet dat kwaliteit hierbij geen rol speelt, integendeel. Zorgverzekeraars betrekken de bestaande kwaliteitseisen bij de zorginkoop, dat wil zeggen: de wettelijke eisen en de vanuit de beroepsgroepen ontwikkelde standaarden en richtlijnen. Sterker nog: VGZ hanteert – net als andere verzekeraars – geen eigen kwaliteitseisen als de beroepsgroep die al zelf heeft vastgesteld. Dat geldt nog lang niet voor alle aandoeningen, maar voor 30 belangrijke aandoeningen wordt daaraan door verschillende betrokken partijen (artsen, verzekeraars, patiënten, toezichthouders) hard gewerkt. Het Zorginstituut heeft vanuit het programma Zinnige Zorg een rol in de voorbereiding van de bijeenkomsten over deze aandoeningen.
Wat VGZ benadrukt, is dat zij ervan uitgaat dat de verschillende partijen in het stelsel zich samen moeten inzetten om de doelstellingen van het zorgstelsel te realiseren. Daarbij houdt zij zichzelf primair verantwoordelijk voor de betaalbaarheid van zorg. Kwaliteit van zorg ziet VGZ als één van de middelen om de kosten in het gareel te houden. Bestaande, gedeelde kwaliteitsstandaarden neemt zij hierbij als uitgangspunt. Dat neemt niet weg dat VGZ wel degelijk ambities heeft om de kwaliteit nog verder te verbeteren. VGZ geeft desgevraagd aan dat zij in gesprek met zorgaanbieders blijft over hoe de zorg kwalitatief nog beter kan en spoort ze hiertoe ook aan. Maar het eenzijdig «opleggen» van kwaliteit van zorg, ziet VGZ niet als haar rol in het stelsel.
Welke stappen worden gezet naar reële kostprijsberekening, in plaats van doorberekenen van kosten uit het verleden, zodat dit transparantie en kwaliteit ten goede komen?
Het is aan ziekenhuizen en zorgverzekeraars om prijzen af te spreken voor Diagnose Behandel Combinaties. Om deze partijen beter in staat te stellen reële prijzen voor Diagnose Behandel Combinaties af te spreken, heb ik de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gevraagd de productstructuur van de spoedeisende hulp (SEH) en de polikliniek onder de loep te nemen. Omdat de hoogte van de prijs daar net het verschil kan maken of iemands eigen risico helemaal of gedeeltelijk wordt aangeslagen, is het juist daar van belang dat er reële prijzen worden gerekend. De NZa heeft daarop besloten dat behandelingen op de SEH en eenvoudige poliklinische behandelingen per 1 januari 2016 worden ingedeeld in lichte, middelzware of zware behandelingen. Hierdoor kunnen ziekenhuizen en zorgverzekeraars prijzen afspreken die reëler aansluiten bij de behandeling.
Daarnaast stelt de NZa een plan van aanpak op voor de doorontwikkeling en vereenvoudiging van de Diagnose Behandel Combinatie-systematiek. Hierover heb ik u in de brief «Voortgang verantwoording en jaarrekeningen medisch specialistische zorg» (11 december 2014) geïnformeerd. In het plan van aanpak besteedt de NZa ook aandacht aan reële prijzen.
Wat zegt het over de werking van het zorgstelsel dat VGZ al eerder heeft aangegeven haar regiefunctie terug te leggen bij de overheid? Wie heeft nu de regie en hoe ziet u uw verantwoordelijkheid hierin?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u ervan op de hoogte dat uit het artikel blijkt dat VGZ en het Martini Ziekenhuis discussie hebben over het contract? Welke rol kan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hier in het belang van de patiënt spelen?
VGZ en het Martini Ziekenhuis hebben inmiddels een contract met elkaar gesloten. Als toezichthouder heeft de NZa bij de contractonderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders niet een directe rol. Het is immers aan de zorgverzekeraar om te bepalen met welke aanbieder hij wel of geen contract sluit. In het belang van de patiënt houdt de NZa er wel toezicht op dat zorgverzekeraars tijdig transparant zijn over welke zorgaanbieders gecontracteerd zijn en welke niet. Daarnaast heeft de NZa de regeling «Transparantie zorginkoopproces Zvw» opgesteld die per 1 januari jl. van kracht is in aanvulling op de reeds bestaande aanbevelingen uit de Good Contracting Principles van de NZa (www.nza.nl/1048076/1048133/TH_NR_005__Transparantie_zorginkoopproces_Zvw.pdf). De regeling beoogt de transparantie van het contracteerproces voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars te vergroten. Ook rust op elke zorgverzekeraar een zorgplicht, waarop de NZa eveneens toeziet.
Welke stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat volgend jaar contracten voor 19 november zijn gesloten, en kwaliteit bij inkoop een grotere rol gaat spelen, zoals ook de NZa eerder als wens formuleerde?
In het bestuurlijk overleg medisch-specialistische zorg is onlangs afgesproken om de contracteercyclus te versnellen in het belang van een tijdige en goede informatievoorziening richting verzekerden. Ik ga met de sector in gesprek opdat dit word verbeterd. Zoals ik heb aangegeven in de voortgangsrapportage «Kwaliteit loont» (Tweede Kamer 31 765, nr. 132) zal ik de Kamer hierover voor de zomer van 2016 informeren.
Verzekerden moeten immers uiterlijk 19 november inzicht krijgen in de polissen voor het aankomende jaar, inclusief informatie over welke zorgaanbieders wel en welke niet zijn gecontracteerd, om een goed geïnformeerde beslissing te kunnen nemen over welke polis kiezen bij welke verzekeraar.
Overigens geldt voor het contracteerproces zelf geen deadline. Er bestaat immers contractvrijheid tussen partijen en gedurende het jaar vindt ook bijcontractering plaats. Dat kan heel belangrijk zijn omdat verzekeraars aan hun zorgplicht moeten voldoen.
Om het contracteerproces te faciliteren heeft de NZa kaders opgesteld waarbinnen de onderhandelingen plaatsvinden, zoals het openbaar maken van zorginkoopbeleid per 1 april.
Ik kijk binnenkort met bestuurders van zorginstellingen en verzekeraars terug en vooruit. Zo kan ik mij een beeld vormen van zaken die opgepakt moeten worden om tot een betere contracteerronde te komen voor volgend jaar.
Ten aanzien van het betrekken van kwaliteitsaspecten bij de inkoop verwijs ik naar de antwoorden onder 3 en 5.
Welke rol kunnen patiënten (koepels of verenigingen) spelen bij verbeterde inkoop van zorg op kwaliteit?
Als partijen weten wat ze van elkaar kunnen verwachten over het verloop van het contracteerproces, kan dat de tijd en energie vrijmaken om met elkaar te spreken over de inhoud van de zorg die wordt ingekocht. Vanaf 2016 gelden er dan ook regels voor een transparant zorginkoopproces. In deze regels wordt onder andere bepaald dat zorgverzekeraars én zorgaanbieders beschikbaar moeten zijn voor de andere partij bij vragen of opmerkingen tijdens het contracteerproces en dat het kwaliteitsbeleid helder moet zijn.
Zoals ik uw Kamer eerder heb geantwoord (brief met kenmerk 879741-144909-Z) staat voor mij buiten kijf dat de inbreng van verzekerde patiënten bij de zorginkoop de kwaliteit van de zorg ten goede komt. Zoals u weet heb ik twee wetten in voorbereiding om hun invloed verder te verstevigen bij zowel zorgaanbieders als verzekeraars (inclusief inkoopbeleid).
Van groot belang is ook de rol die patiënten hebben bij het opstellen van kwaliteitsstandaarden en meetinstrumenten. Deze moeten tripartiet, dat wil zeggen door zorgverzekeraars, zorgverleners en patiënten aan het Kwaliteitsinstituut worden aangeboden voor opname in het register. Deze kwaliteitsstandaarden en meetinstrumenten worden gebruikt bij de zorginkoop en daarmee hebben patiënten invloed op het verbeteren van de inkoop van de kwaliteit van zorg.
Het bericht ‘salafisten houden de wacht tijdens jaarwisseling’ |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat tijdens oud en nieuw in de Haagse Schilderswijk salafisten de wacht houden?1
Bij diverse gelegenheden, waaronder meerdere jaarwisselingen op rij, leveren tal van bewoners van de Schilderswijk (maar ook in andere Haagse wijken) een positieve bijdrage aan een rustig verloop van de jaarwisseling. Dit door te functioneren als ogen en oren voor de politie en eventueel door medebewoners aan te spreken op het veroorzaken van overlast in het kader van oud en nieuw. Het betreft vrijwilligers die een band hebben met maatschappelijke organisaties. Deze vrijwilligers krijgen geen aparte bevoegdheden en worden begeleid door de politie. Ten aanzien van de vrijwilligers moet opgemerkt worden dat het geen beleid is om personen te vragen naar gevoelde verbondenheid. De gemeente Den Haag wil en kan niet vragen naar iemands geloofsovertuiging.
Wat is uw oordeel over het feit dat de gemeente Den Haag samenwerkt met een organisatie die het salafistisch gedachtengoed actief uitdraagt?2
In de lokale context blijft het aan de gemeente om bij de vormgeving van haar integraal veiligheidsbeleid betrokkenheid van organisaties te organiseren. De lokale driehoek bepaalt binnen de eigen lokale context of deze samenwerking wenselijk is. Op 24 februari 2016 heb ik, als bijlage bij de vervolgbrief over het salafisme in Nederland4, een normatief kader naar uw Kamer verzonden. Dit kader kan gemeenten helpen bij het maken van de afweging met welke organisaties in welke context samen te werken, gebaseerd op hun feitelijke gedragingen en de al dan niet onwenselijkheid daarvan binnen de context van de rechtsstaat.
Uw Kamer heeft tijdens het VAO Politie van 8 maart 2016 de motie van het lid Bontes aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht alles in het werk te stellen om de samenwerking van de politie in Den Haag met de As-Soennah moskee tijdens oud en nieuw te beëindigen. Per brief van 14 april 2016 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie zijn reactie – die in lijn is met de antwoorden op de hier gestelde vragen – gegeven.
Op welke wijze werkt politie Haaglanden samen met (leden van) de as-Soennah moskee en/of andere salafistische organisaties? Zijn er andere regionale eenheden van de politie die samenwerken met organisaties met salafistische invloeden? Zo ja, welke?
De gemeente en politie in Den Haag hebben contact met een grote verscheidenheid aan burgers en maatschappelijke organisaties in de stad. In de contacten met diverse organisaties is sprake van een dialoog. Een actieve dialoog met lokale gemeenschappen geeft ruimte aan diversiteit en biedt maatschappelijk tegenwicht tegen eventuele problematische gedragingen. Het blijft aan de lokale driehoek om af te wegen met welke organisaties zij samenwerkingsverbanden wenst te onderhouden en hoe deze vorm te geven.
Op welke wijze gaat u het besluit van de Tweede Kamer, dat de samenwerking tussen overheidsinstanties en salafisten moet worden beëindigd, uitvoeren? Welke gevolgen heeft dit besluit voor de samenwerking tussen de gemeente Den Haag en as-Soennah, en welke maatregelen gaat u nemen?3
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht 'Gemeenten doen wat ze zelf willen' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ard van der Steur (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gemeenten doen wat ze zelf willen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de breed gedragen mening van de Tweede Kamer dat salafistische organisaties in strijd zijn met de openbare orde, door burgemeesters gehoord en nageleefd dient te worden in plaats dat een burgemeester een salafistische organisatie een rol geeft in de handhaving van de openbare orde? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 2 en 4 onder set Karabulut (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2701) over «Salafisten houden de wacht tijdens de jaarwisseling».
Wat gaat u doen om Den Haag te vrijwaren van Van Aartsens eigen shariapolitie?
De vrijwilligers krijgen geen aparte bevoegdheden en worden begeleid door de politie. De bevoegdheden van vrijwilligers zijn niet anders dan die van andere burgers. Voor het overige verwijs ik naar de antwoorden op de set Karabulut (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2701).
Bent u bereid Den Haag uit haar lijden te verlossen door Jozias van Aartsen uit zijn functie te ontheffen? Zo nee, waarom niet?
Het oordeel over het functioneren van de burgemeester van Den Haag is aan de gemeenteraad.
De grote onzekerheid voor thuiszorgmedewerkers en cliënten na thuiszorgwissel in Amstelveen |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Maakt u zich ook zorgen over de banen van thuiszorgmedewerkers en de zorg aan cliënten in Amstelveen nu thuiszorgorganisatie Amstelring de aanbesteding heeft verloren en vier andere thuiszorgorganisaties de zorg overnemen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Op grond van de door de gemeente aan mij verstrekte informatie kan ik u informeren dat thuiszorgorganisatie Amstelring bij de aanbesteding is uitgesloten voor een nieuwe opdracht. Amstelring voldeed niet aan de gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor gunning van de opdracht. Daarnaast is Amstelveen met de nieuwe aanbesteding in vier wijken verdeeld en is per wijk één aanbieder gecontracteerd. Voorheen werd gewerkt met een open raamcontract.
Aan de gegunde aanbieders is de eis gesteld dat de Amstelveense klanten desgewenst hun huidige thuishulp kunnen behouden. Daarnaast is door de gemeente als eis gesteld dat de gegunde partijen zich aan de cao VVT houden, waaronder de daarin afgesproken regels ten aanzien van de overgang van de ene aanbieder naar de andere, artikel 12.3 van de cao.
Vindt u het ook zo schofterig dat personeel niet wordt overgenomen, maar opnieuw moet solliciteren met verlies van arbeidsvoorwaarden en hoogstwaarschijnlijk geconfronteerd wordt met loondump? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Onder welke voorwaarden wordt beoogd thuiszorgmedewerkers over te nemen en onder welke schaal uit de functiewaardering gezondheidszorg(FWG) worden zij overgenomen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de betrokken wethouder beloofd heeft dat cliënten en thuiszorgmedewerkers er niet op achteruit gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
De wethouder heeft toegelicht dat de nieuwe aanbieders er voor moeten zorgen dat de relatie tussen klant en hulp behouden moet blijven als de klant dat wenst en dat de nieuwe aanbieders zich aan de cao VVT moeten houden. Deze voorwaarden maken onderdeel uit van de gunning van de opdracht.
Hoe oordeelt u over de bonus die in de aanbesteding is opgenomen dat thuiszorgorganisaties een bonus van 20% krijgen op het uitgespaarde bedrag, zodra zij mensen na een herindicatie minder zorg kunnen bieden? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Wanneer de gemeente oordeelt dat een cliënt voldoende geholpen is met minder uren hulp in huis, krijgt een aanbieder ter compensatie van het wegvallen van de omzet 20% van deze uren vergoed. De reden hierachter is dat aanbieders zo de gelegenheid krijgen om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe situatie.
Wat is uw reactie op de uitspraak van thuiszorgmedewerkster S. Verver die aangeeft nu 24 uur per week te werken en bij een nieuwe thuiszorgaanbieder maar 10 uur werk te kunnen krijgen, waarvan ze niet kan leven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Betreffende mevrouw heeft inmiddels een contract getekend bij een van de nieuwe aanbieders, zonder dat zij in uren achteruit is gegaan. De klanten hebben gekozen om haar als hulp te behouden en stappen over naar de aanbieder waar zij in dienst is getreden. De gemeente heeft mij geïnformeerd dat mevrouw heeft ingestemd met het informeren van uw Kamer over haar nieuwe contract.
Vindt u het wenselijk dat cliënten nu gescheiden worden van hun vertrouwde thuiszorgmedewerkers aangezien personeel niet overgenomen wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente heeft juist de eis gesteld dat deze relatie behouden blijft. Uiteraard heeft een medewerker zelf de keuze om te blijven bij de huidige werkgever en kan het daarom voorkomen dat de relatie niet behouden blijft.
Gaat u ingrijpen om te zorgen dat de thuiszorgmedewerkers hun baan behouden en cliënten hun vertrouwde thuiszorgmedewerker? Zo nee, waarom niet?
Nee. De gemeenteraad is actief betrokken bij het onderwerp hulp bij het huishouden. De gemeenteraad van Amstelveen heeft het onderwerp in de raadscommissie Burgers & Samenleving van 2 december 2015 besproken. Amstelveen zet daarbij in op behoud van relatie tussen klant en hulp bij wisselingen ingevolge aanbestedingen in het kader van de Wmo 2015.
De bedreiging van christenen op AZC’s |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Christen bedreigd op AZC»?1 Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen met dezelfde strekking eerder dit jaar?2
Ja.
Deelt u de mening dat de signalen zoals geuit in het bovengenoemde artikel zeer ernstig zijn?
Elke vorm van intimidatie of bedreiging is ernstig.
Hoe verklaart u het feit dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) blijft herhalen dat er geen concrete meldingen zijn gedaan over bedreigingen, intimidatie of discriminatie van christenen op asielzoekerscentra (AZC’s) terwijl belangengroeperingen of geestelijke verzorgers die meldingen wel krijgen?
Het artikel waarnaar wordt verwezen stelt ten onrechte dat er geen meldingen bij het COA zijn gedaan over bedreigingen, intimidatie of discriminatie van christenen op asielzoekerscentra. Er wordt door bewoners wel degelijk melding gedaan bij de COA medewerkers. Het COA begeleidt asielzoekers tijdens hun verblijf op een COA-locatie. De medewerkers zijn getraind om spanningen te signaleren en te interveniëren bij escalatie of dreiging van escalatie. Vanuit deze rol worden zij ook geconfronteerd met christenen die vanwege hun christenzijn spanningen en confrontaties ervaren met andere bewoners en proberen zij hierin te bemiddelen. Daar waar zij zien dat er strafbare feiten zijn gepleegd zullen zij altijd de politie inschakelen.
Het COA voert periodiek en ad hoc overleg met de stichting Gave en heeft afgesproken dat alle meldingen van bewoners die de stichting Gave ontvangt, worden gemeld aan het COA.
Erkent u dat de verklaring hiervoor reeds werd aangegeven in het onderzoek van Deloitte BOI uit 2010 waarin werd gesteld dat de meldingsbereidheid onder asielzoekers laag is? Bent u tevens bereid te erkennen dat de lage meldingsbereidheid onder asielzoekers niet alleen te verklaren valt door gebrek aan bekendheid waar een melding gedaan kan worden?
De bereidheid tot het wel of niet melden van klachten kan zijn ingegeven door meerdere motieven of beweegredenen. Asielzoekers worden voorgelicht dat men voor elk signaal of voorval terecht kan bij COA medewerkers en dat bij vermeende strafbare feiten aangifte kan worden gedaan bij de politie. Op deze wijze tracht het COA de drempel voor het melden van klachten zo laag mogelijk te leggen.
Bent u bereid om nu wel te kiezen voor een onafhankelijk vertrouwenspersoon op COA-locaties?
Nee. Het COA heeft aangegeven sinds het rapport van Deloitte meer aandacht te hebben voor de problematiek van kwetsbare groepen en dat sensitiever wordt opgetreden als bewoners vertellen over de moeilijkheden die ze ervaren. De rol van de COA-medewerker als contactpersoon heeft meer aandacht gekregen. Ook de doorverwijzing naar belangenverenigingen (zoals de stichting Gave) en het faciliteren van deze contacten is een onderdeel hiervan.
Bent u tevens bereid om nauwer contact en samenwerking te faciliteren tussen het COA en belangenorganisaties en geestelijk verzorgers die dergelijke ernstige signalen wel krijgen?
Het COA voert periodiek en ad hoc overleg met de stichting Gave en heeft afgesproken dat alle meldingen van bewoners die de stichting Gave krijgt, worden gemeld aan het COA. Acute meldingen vanuit stichting Gave worden direct opgepakt en zo mogelijk afgehandeld. Elk signaal dat binnenkomt wordt zorgvuldig onderzocht en er volgt een terugkoppeling aan de melder. Dit alles gebeurt binnen de grenzen van de wet bescherming persoonsgegevens.
Bent u bereid om na vijf jaar wederom een onderzoek in te stellen naar de veiligheid en meldingsbereidheid van kwetsbare asielzoekers op COA-locaties? Zo nee, waarom niet?
Het COA heeft mij laten weten dat er geen aanleiding is voor een herhaling van het eerdere onderzoek van Deloitte. Een dergelijk onderzoek heeft pas zin als er signalen zijn die duiden op iets wat we nog niet weten. Door het rapport van Deloitte zijn de kwetsbaarheden heel goed in kaart gebracht. Het COA acteert hier op.
Propaganda tegen mensenrechtenverdedigers in Israël |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de ultranationalistische groepering Im Tirzu een video op internet heeft geplaatst, waarin vier Israëlische mensenrechtenverdedigers en hun organisaties worden geportretteerd als «buitenlandse agenten» die Palestijnse terreuraanslagen faciliteren?1
Ja.
Heeft u er kennis van genomen dat Nederland in die video wordt beschuldigd van het runnen van een «agent» in Israël, waarmee gedoeld wordt op de directeur van The Public Committee Against Torture in Israel, een Israëlische mensenrechtenorganisatie die subsidie van Nederland ontvangt?
In de video worden Nederland, Duitsland, Noorwegen en de Europese Unie ervan beschuldigd «agenten» te hebben «geplant» in Israël. Dit zijn vertegenwoordigers van de Israëlische mensenrechtenorganisaties The Public Committee Against Torture in Israel, Breaking the Silence, HaMoked – Center for the Defense of the Individual en B’tselem. In de video wordt alleen verwezen naar Nederlandse steun voor The Public Committee Against Torture in Israel, hoewel alle vier de organisaties momenteel steun van Nederland ontvangen.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging in de video en de manier waarop mensenrechtenverdedigers worden geportretteerd?
De beschuldiging aan het adres van deze vier mensenrechtenverdedigers is een ernstige zaak, die fundamentele rechten als de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering onder druk zet. De beschuldiging veroorzaakt niet alleen risico’s voor de veiligheid van deze specifieke personen maar ook voor het speelveld van NGO’s en de atmosfeer ten aanzien van het onderwerp mensenrechten in het publieke debat in Israël.
Is er door Nederland of namens Nederland publiekelijk of via diplomatieke kanalen gereageerd op de video?
In Israël heeft de video tot veel, zeer gemengde, reacties geleid en aanleiding gegeven tot een stevig debat over de maatschappelijke rol van Israëlische mensenrechtenorganisaties en andere NGO’s van diverse signatuur, alsmede over de mate waarin NGO’s en andere instellingen waaronder politieke partijen worden gefinancierd door buitenlandse overheden of particulieren en over de transparantie waarmee dergelijke financiering geschiedt. De vertegenwoordiger van de Europese Unie heeft de Europese zorgen overgedragen aan de Israëlische autoriteiten over de video van Im Tirzu en de bewegingsruimte van NGO’s. Ik heb tijdens mijn bezoek aan Israël in juli jl. het belang benadrukt van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en diverse samenleving. Nederland blijft deze boodschap uitdragen richting de Israëlische autoriteiten.
Heeft de Likoedpartij, wiens wetsontwerp in de video wordt gepropageerd, zich gedistantieerd van de video of de beweging Im Tirzu?
Het wetsvoorstel dat in de video wordt gepropageerd is een voorstel van Yoav Kisch, Knessetlid voor de Likoedpartij. Kisch heeft afstand genomen van de video en de «agressieve manier van op de persoon spelen» in deze campagne bekritiseerd.
Heeft de Israëlische regering publiekelijk gereageerd op de video van Im Tirzu en de beschuldigingen aan het adres van Nederland en andere Europese landen?
Zie antwoord vraag 4.
Zo nee, wilt u er bij de Israëlische autoriteiten op aandringen de beschuldigingen te veroordelen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de tegenwerking die mensenrechtenorganisaties in Israël ondervinden op een hetze begint te lijken, die de persoonlijke veiligheid van medewerkers van deze organisaties in gevaar brengt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de Israëlische autoriteiten moeten waarborgen dat mensenrechtenverdedigers ongehinderd en veilig hun werk kunnen blijven doen? Bent u bereid de Israëlische autoriteiten met klem te vragen dat te doen?
Zie antwoord vraag 4.
Intolerantie in Somalië en Brunei |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het verbod van Kerstfeest in Somalië en Brunei?1
Ja. In zowel Somalië als Brunei geldt het verbod om Kerstfeest te vieren alleen voor moslims. Het is niet-moslims toegestaan in eigen kring het Kerstfeest te vieren.
Bent u het ermee eens dat deze schandelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting een reden is om de Nederlandse banden met deze islamitische landen te bevriezen? Zo nee, waarom wilt u banden onderhouden met deze verschrikkelijke landen en culturen?
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en vrijheid van meningsuiting zijn prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het bevriezen van de banden met Somalië en Brunei zou het kabinet de mogelijkheid ontnemen hierover met deze landen een dialoog te voeren.
Nederland onderhoudt bilaterale banden met zowel Brunei als Somalië, zowel politiek als economisch. Binnen deze relatie kan op constructieve wijze over mensenrechten worden gesproken. Daarnaast stelt Nederland ook in EU- en VN-verband de mensenrechten in beide landen aan de orde.
Bent u het ermee eens dat iedere Nederlandse steun voor het islamitische bewind in Somalië verkwisting van geld van de Nederlandse belastingbetaler is en dat de Nederlandse militairen in dat moslimland onmiddellijk naar huis moeten komen om hier ons land te beschermen tegen islamitische invasies? Zo nee, waarom wilt u islamitische onderdrukkers steunen?
Nederland deelt het besef van de internationale gemeenschap dat de situatie in Somalië waarschijnlijk zal verslechteren wanneer er geen internationale hulp meer geboden wordt. Vanuit dit oogpunt acht Nederland het van belang om te blijven bijdragen aan de wederopbouw van Somalië en de stabiliteit in het land, onder meer door het bijdragen aan de EU-trainingsmissie in Somalië.
De continuïteit van hospicezorg |
|
Vera Bergkamp (D66), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u de berichten «Hospice vreest deur te moeten sluiten» en «Directeur Hospice blijft knokken»?1
Ik heb kennis genomen van deze berichten.
Wat is uw reactie op het feit dat Hospice Dignitas een wachtlijst kent, maar dat wegens gebrek aan financiering niet alle acht bedden bezet kunnen worden?
Wachttijden zijn nooit wenselijk en zeker niet wanneer dat betekent dat mensen niet kunnen overlijden waar zij wensen. Zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders dienen goede contractafspraken te maken over te leveren zorg, waarbij het belang van de patiënt centraal moet staan.
Zoals ik in mijn brief van 14 december 20152 aan u heb aangegeven, heb ik recent nog gesprekken gevoerd met zorgverzekeraars en zorgaanbieders om te bezien of er knelpunten zijn bij de inkoop van de specialistische zorg binnen de wijkverpleging, waaronder de palliatieve zorg. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders het van groot belang vinden dat palliatieve zorg snel beschikbaar is en tegemoet komt aan de wensen van de patiënt.
Zorgverzekeraars geven aan dat het gecontracteerde zorgaanbod in 2016 grotendeels gelijk is aan dat in 2015. Mocht in de loop van het contracteerjaar blijken dat een zorgverzekeraar toch onvoldoende zorg heeft ingekocht dat dient een zorgverzekeraar bij te contracteren om aan zijn zorgplicht te kunnen voldoen. Ik ga ervan uit dat zorgverzekeraars dat ook zullen doen in het geval van Dignitas. Zorgverzekeraar CZ heeft mij bijvoorbeeld laten weten als zorgaanbieders niet uitkomen met de raming van de hoeveelheid zorg, CZ hen vraagt om contact met CZ op te nemen en te kijken of zij samen tot een oplossing kunnen komen. In geval van Dignitas heeft CZ de oorspronkelijke berekening ook al iets opgehoogd om die reden.
Als iemand niet terecht kan in een hospice van zijn of haar keuze (bijvoorbeeld omdat daar geen bedden beschikbaar zijn of dat de zorgverzekeraar deze zorg elders gecontracteerd heeft) dan dient de zorgverzekeraar een alternatief aan te bieden dat aansluit op de wensen van de patiënt.
Ik vind het van belang dat als iemand palliatieve zorg nodig heeft dat deze zorg dan zo snel mogelijk geleverd wordt op een wijze die aansluit op de wensen van de patiënt. Partijen die verantwoordelijk zijn voor het leveren en financieren van de zorg moeten dit proces zo inrichten dat het voor een patiënt of zijn naasten niet nodig is om eerst door een bureaucratische molen te moeten gaan voor de zorg geleverd kan worden.
Komen wachtlijsten bij hospices vaker voor? Acht u dit bij deze vorm van zorg, die is bedoeld voor mensen die nog maar korte tijd te leven hebben, onwenselijk? Zo ja, hoe wilt u de wachtlijsten voorkomen?
Wachtlijsten bij deze zorgvorm zijn zeer onwenselijk. Wachtlijsten bij individuele hospices worden niet landelijk bijgehouden. Wel zijn cijfers bekend over hoe vaak er een capaciteitsknelpunt optreedt en wat de bezettingsgraad is van bijna-thuishuizen en het deel van de high care hospices die zijn aangesloten bij VPTZ Nederland3 voor 2014; voor 2015 zijn deze cijfers nog niet beschikbaar.
In 2014 konden er van de 8.000 cliënten die gebruik wilden maken van een bed in een hospice aangesloten bij VPTZ, 320 cliënten niet terecht vanwege een tijdelijk tekort aan bedden. Gemiddeld is er sprake van onderbezetting: de bezettingsgraad in 2014 van bijna-thuishuizen bedroeg 69% en van high care hospices 75%.
De conclusie uit deze cijfers is dat lokale tekorten soms voorkomen. Er is volgens de branche niet structureel sprake van wachtlijsten. Het beeld is afhankelijk van de locatie van het hospice, het aantal hospices in een regio en het aantal mensen dat gebruik wil maken van hospicezorg in een bepaalde periode. Binnen de regio’s bestaan vaak instrumenten zoals bellijsten om snel een alternatief te kunnen bieden. In ongeveer 80% van de aanvragen gaat de ondersteuning binnen 3 dagen na aanmelding van start en in bijna de helft van de aanvragen is dat al binnen 24 uur het geval.
Mede door de inzet via de subsidieregeling Palliatieve terminale zorg zijn de laatste jaren nieuwe hospices opgericht. Het aantal cliënten dat door bij VPTZ Nederland aangesloten hospices werd ondersteund steeg dan ook met 16%, van 4.900 in 2010 tot bijna 5.700 in 2014.
Wat is uw reactie op het feit dat twee van de zeven zorgverzekeraars een zorgkostenplafond voor 2016 hebben bepaald, dat slechts een kwart bedraagt van het bedrag dat ze in de eerste negen maanden van 2015 hebben uitgekeerd? Acht u dit een realistisch plafond? Hoe beoordeelt u de situatie dat door dit zorgkostenplafond de mogelijkheid bestaat dat nog tijdens het verblijf van een patiënt het «plafond» wordt bereikt, waardoor niet de volledige kosten voor de patiënt door de zorgverzekeraar vergoed worden? Hoe verhoudt dit zich tot artikel 11 van de Zorgverzekeringswet?
Hospicezorg die vanuit de Zvw wordt ingekocht wordt door zorgverzekeraars met ingang van 2016 rechtstreeks bij de zorgaanbieders ingekocht. Daardoor kunnen er veranderingen optreden in de onderhandelingen en de uiteindelijke contractering. De zorgplafonds worden door zorgverzekeraars in eerste instantie gebaseerd op historische kosten, waarna deze indien nodig kunnen worden bijgesteld in de contractonderhandeling. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht, zij moeten verzekerden voorzien van kwalitatief goede zorg die binnen hun bereik is af te nemen en tijdig wordt geleverd. Met betrekking tot de palliatieve zorg heb ik recent bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders het belang van goede regionale afspraken benadrukt. Ik heb hen gevraagd om een pro-actieve houding en om er voor te zorgen dat patiënten en hun naasten bij het regelen van tijdige terminale thuiszorg geen belemmeringen ondervinden. Zorgverzekeraars hebben dit inmiddels nogmaals onderschreven.
Wat is uw reactie op het feit dat het hospice geen inkoop- of onderhandelingsgesprekken met de zorgverzekeraars kan voeren? Komt dit vaker voor? Hoe beoordeelt u dit in het kader van de NZa regel «TH/NR-005 «Transparantie zorginkoopproces Zvw»», die per 1 januari a.s. in werking treedt (NZa: Nederlandse Zorgautoriteit)? Kunt u uiteenzetten hoe de NZa hierop zal toezien? Zal deze regel dergelijke situaties kunnen voorkomen?
In de NZa regel «Transparantie zorginkoopproces Zvw» staat dat zowel de zorgverzekeraar als zorgaanbieder, tot het moment waarop de contracten gesloten zijn, beschikbaar moet zijn voor vragen en opmerkingen van de andere partij. In deze regel staat niet dat met elke zorgaanbieder een inkoop- of onderhandelingsgesprek moet worden gevoerd. Gezien het grote aantal zorgaanbieders is het voor zorgverzekeraars niet mogelijk om met elke zorgaanbieder een inkoop- of onderhandelingsgesprek te voeren en wordt er in diverse sectoren met standaardcontracten gewerkt. De NZa ziet toe op het verloop van het contracteerproces en op het naleven van de transparantievoorschriften. Daarnaast kan de invoering van een onafhankelijke geschilbeslechting – zoals aangekondigd in mijn brief Kwaliteit Loont – hierbij een rol vervullen; op dit moment wordt onder coördinatie van Zorgverzekeraars Nederland, samen met de brancheorganisaties van aanbieders, verdere invulling gegeven aan de totstandkoming van een dergelijke geschillencommissie.
Ik heb er vertrouwen in dat zowel de transparantieregeling van de NZa die op 1 januari 2016 in werking is getreden, als de geschillencommissie i.o. positief bijdragen aan inkoop van de specialistische zorg binnen de wijkverpleging.
Voldoen zorgverzekeraars aan hun zorgplicht indien zij een aanbieder die specialistische zorg levert en een regionale functie vervult maar zeer beperkt contracteren?
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht voor hun verzekerden. Daarmee dienen zij verzekerden te voorzien van kwalitatief goede zorg die binnen hun bereik is af te nemen en tijdig wordt geleverd. Het inkopen van voldoende zorg is onderdeel van de zorgplicht. Maar verzekeraars hoeven niet met alle zorgaanbieders een contract te sluiten. Er is geen contractverplichting. De zorgverzekeraar zal er vanuit zijn zorgplicht voor zorgen dat er voldoende aanbod aanwezig is van regionale voorzieningen zoals hospices. Als in de loop van het jaar mocht blijken dat de zorgverzekeraar onvoldoende zorg heeft ingekocht, dan zal de zorgverzekeraar moeten overgaan tot bijcontractering om aan de zorgplicht te blijven voldoen.
Kunt u deze vragen nog dit jaar beantwoorden, aangezien het gaat om de financiering voor 2016, die dus nog dit jaar rond moet komen?
Vanwege het kerstreces en afstemming met verzekeraars en de NZa, is het niet mogelijk geweest om de vragen binnen deze korte termijn te beantwoorden.
Het bericht 'Grote steden kiezen massaal voor kolenstroom' |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Grote steden kiezen massaal voor kolenstroom»?1
Ja.
Op welke wijze past het splitsen van de inkoop van elektriciteit in een deel niet-vergroende stroom op basis van laagste prijs en losse garanties van oorsprong bij het duurzaam inkoopbeleid van de overheid?
Bent u bereid om vóór het zomerreces van 2016 met de sector te komen tot een inkoopbeleid voor groene stroom dat bijdraagt aan het halen van de doelen uit het Energieakkoord? Zo nee, waarom niet?
Bij welke leverancier(s) koopt de rijksoverheid haar elektriciteit in?
Wat is de herkomst van de door de rijksoverheid ingekochte garanties in de periode 2010 tot 2016?
Kunt u een indeling geven van de volumes van door het Rijk ingekochte garanties naar herkomst per land en per soort groene stroom (biomassa, zonne-energie, windenergie et cetera)? Zo nee, waarom niet?
De onderhandelingen van zeven Westfriese gemeenten over de thuiszorg |
|
Henk van Gerven , Tjitske Siderius (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u erover dat thuiszorgaanbieder Zorgkompas landelijke afspraken heeft gemaakt om geen personeel van TSN Thuiszorg over te nemen, indien TSN failliet gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Vindt u het wenselijk dat Zorgkompas wel cliënten van TSN Thuiszorg wil overnemen maar geen personeel, waardoor thuiszorgmedewerkers opnieuw moeten solliciteren op de «eigen baan», met als gevolg dat zij geen ervaringsjaren of periodieken kunnen meenemen of geen HH2 (Huishoudelijke Hulp 2:organisatie van het huishouden inschaling krijgen? Staat een dergelijke werkwijze niet in schril contrast met het gesloten zorgakkoord?
Vindt u het wenselijk dat Zorgkompas geen personeel wil overnemen met het argument dat de thuiszorgmedewerkers van TSN in de hoogste schalen en periodieken zitten, en bij volgende ontslagrondes er een hoge transitievergoeding betaald moet worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat Zorgkompas in feite een kartelafspraak heeft gemaakt met andere aanbieders van thuiszorg met betrekking tot de eventuele overname van personeel en cliënten van TSN? Zo ja, wat vindt u hiervan? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Wat vindt u ervan dat Zorgkompas, indien TSN failliet gaat, geen koppels van cliënten en thuiszorgmedewerkers wil overnemen, zodat huidige cliënten hun vertrouwde medewerker verliezen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe gaat u uitvoering geven aan de motie Siderius/Van Dijk, waarbij geborgd moet worden dat het personeel de baan, het salaris en de huidige arbeidsvoorwaarden behoudt, en er ingezet wordt op het in stand houden van het «vertrouwde gezicht» voor cliënten?2
Met de brief van 16 december 2015 over de laatste stand van zaken TSN (Kamerstuk 23 235 nr. 122) heb ik de laatste stand van zaken m.b.t. TSN aangegeven.
Zijn er meer thuiszorgorganisaties die dergelijke constructies c.q. kartelafspraken hanteren bij (eventuele) overnames van noodlijdende thuiszorgorganisaties? Wat vindt u hiervan? Op welke wijze gaat het zorgakkoord d.d. 4 december jl. dergelijke constructies aanpakken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij mij zijn geen kartelafspraken of constructies ten aanzien van overname van thuiszorgorganisaties, zoals door u benoemd, bekend.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat gemeenten in hun verordening opnemen dat, zodra thuiszorgmedewerkers worden overgenomen door een andere partij, dit gebeurt met behoud van vaste rechten en plichten? Zo ja, bent u bereid gemeenten op te roepen en/of te verplichten dit in nieuwe contracten op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid een regeling in het leven te roepen waarmee thuiszorgorganisaties kunnen worden gecompenseerd, indien thuiszorgorganisaties onvoldoende budget hebben om het personeel met behoud van arbeidsvoorwaarden over te nemen, zodat zij hun baan, arbeidsvoorwaarden en salaris behouden, en hun cliënten hun vertrouwde medewerker? Zo nee, waarom niet?
Hoe gaat u loondump in 2016 voorkomen, indien noodlijdende thuiszorgorganisaties, zoals TSN, failliet gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wanneer stopt u met de kaalslag in de thuiszorg en draait u de bezuinigingen op de thuiszorg terug?
Het kabinet biedt met haar beleid perspectief op een houdbare langdurige zorg en ondersteuning waarin de menselijke maat centraal staat. De ontwikkelingen monitor ik zorgvuldig en waar nodig draag ik bij aan het in het vizier houden van dat perspectief, zoals met de in mijn brief van 4 december 2015 geschetste aanpak (Kamerstuk 29 282, nr. 238).
Het bericht betreffende het aanbestedingscircus bij het leerlingenvervoer |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de vergelijking tussen de situaties waarin het leerlingenvervoer en de thuiszorg zich bevinden? Is deze vergelijking volgens u terecht?1
Zowel bij de thuiszorg als het leerlingenvervoer is er sprake van een systematiek van openbare aanbesteding. In beide gevallen geldt dat er in het kader van deze aanbesteding een discussie speelt over de verhouding tussen prijs en kwaliteit.
De verantwoordelijkheid van de uitvoering van het leerlingenvervoer is gedecentraliseerd naar gemeenten. Gemeenten moeten binnen de wettelijke kaders een afweging maken tussen prijs en kwaliteit.
In het handboek «Professioneel aanbesteden leerlingenvervoer» (zie ook www.naarbetercontractvervoer.nl) worden gemeenten geholpen bij het aanbestedingsproces.2 Het handboek geeft tips en voorbeelden over zaken waarvan het belangrijk is dat ze worden meegenomen en meegewogen bij de aanbesteding. In het handboek wordt ook informatie gegeven over de kwaliteit waar het leerlingenvervoer aan zou moeten voldoen. Gemeenten worden gewezen op het belang van een goede verhouding van kwaliteit en prijs bij de aanbesteding. Het blijft echter een keuze van de gemeente hoe zij uiteindelijk, binnen de wettelijke kaders, met de afweging tussen prijs en kwaliteit omgaat.
Wat is uw reactie op het feit dat het vervoer van leerlingen – waarbij vooral sprake is van kwetsbare kinderen – steeds verder verzakelijkt, tot op eisen aan het aantal minuten dat kinderen erover mogen doen om in het busje of de taxi te stappen? Acht u dit een wenselijke situatie?
De verantwoordelijkheid van de uitvoering van het leerlingenvervoer is gedecentraliseerd naar gemeenten. Dit beleid moet worden uitgevoerd binnen de wettelijke kaders. Indien dit niet het geval is, kunnen ouders in bezwaar gaan. Maar ook binnen de wettelijke kaders moeten kinderen op een goede en verantwoorde manier worden vervoerd, waarbij rekening wordt gehouden met individuele verschillen van kinderen. Scholen geven daarom vaak ook algemene voorlichting aan chauffeurs over de verschillende handicaps en specifieke informatie over de kinderen die worden vervoerd.
Acht u het wenselijk dat gemeenten blijkbaar een «race naar de bodem» zijn gestart ten aanzien van de financiering van het leerlingenvervoer? Wat is uw verklaring hiervoor?
Met de monitor leerlingenvervoer wordt tweejaarlijks de aard en omvang van het leerlingenvervoer in Nederland in beeld gebracht. De rapportage van de eerste meting is circa 2 jaar geleden als bijlage bij de vierde voortgangsrapportage passend onderwijs aan de Tweede Kamer aangeboden.3 De monitor geeft inzicht in het aantal leerlingen dat gebruik maakt van de regeling leerlingenvervoer en de hiermee gepaard gaande kosten. In de eerste meting is geconstateerd dat er landelijk, tussen 2011 en 2012, sprake is van per saldo een (kleine) daling van de totale vervoerskosten van zo’n € 10 miljoen (op een totaal van € 230 miljoen). Deze daling is niet als «sterk» te kwalificeren. Veel gemeenten gaven aan dat de (autonome) ontwikkeling van het aantal leerlingen een belangrijke reden was voor een daling van de vervoerskosten.
Deelt u de mening dat er geen sprake meer is van incidenten bij het leerlingenvervoer en dat ingrijpen door de landelijke overheid noodzakelijk is om verdere verschraling van het leerlingenvervoer af te wenden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel deze mening niet. Mijn ervaring is dat gemeenten zich goed van de wettelijke kaders bewust zijn. Ik heb ook geen signalen ontvangen van gemeenten die zich niet houden aan deze kaders. Indien dit wel het geval is, zal ik contact opnemen met de VNG en de betreffende gemeente(n).
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Connexxion dat de huidige bezuinigingsdrift de markt voor het leerlingenvervoer volledig verziekt heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Door het Europees aanbesteden van het leerlingenvervoer is de aanbestedingsprocedure transparant geworden. Het is zeker niet zo dat de opdracht automatisch gegund wordt aan de aanbieder met de laagste prijs. Het handboek «Professioneel aanbesteden leerlingenvervoer» geeft tips en voorbeelden over zaken waarvan het belangrijk is dat ze worden meegenomen en meegewogen bij de aanbesteding.
Hoe verhoudt uw uitspraak dat de daling van de vervoerskosten niet sterk is zich tot de uitspraak van Connexxion dat er de afgelopen vijf jaar al een bezuinigingsdrift op het leerlingenvervoer zou woeden?2
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u nog steeds van mening dat er voldoende naar de verhouding tussen prijs en kwaliteit gekeken wordt bij het aanbesteden van leerlingenvervoer door gemeenten en kunt u uw antwoord toelichten?
Ze het antwoord op vraag 1.
Hoe staat u tegenover de mogelijkheid om een landelijk basistarief af te spreken voor het leerlingenvervoer, waar gemeenten niet onder mogen gaan zitten? Zie u mogelijkheden voor een landelijk basistarief?
Nee, ik zie geen mogelijkheid voor een landelijk basistarief. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer ligt bij de gemeenten. Het Rijk kan gemeenten dus niet verplichten tot het opnemen van bepaalde eisen, zoals een landelijk basistarief. Daarnaast zie ik ook geen noodzaak, omdat gemeenten hun taak uitvoeren conform de wettelijke opdracht.
Acht u het wenselijk dat er grote verschillen ontstaan in de wijze waarop gemeenten met aanbestedingen voor het leerlingenvoer omgaan? Hoe schat u de risico’s in voor een toenemende ongelijkheid wanneer de ene gemeente meer geld beschikbaar stelt voor leerlingenvervoer dan de andere? Welke effecten heeft dit op de rechtsongelijkheid tussen inwoners van verschillende gemeenten?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer ligt bij de gemeenten. Uiteraard moeten gemeenten bij de uitvoering van het leerlingenvervoer rekening houden met de wettelijke kaders. Gegeven deze wettelijke kaders hebben de gemeenten in Nederland de vrijheid om op hun eigen manier invulling te geven aan hun taak, ook bij het bepalen van de inhoud van hun aanbestedingen. Binnen de wettelijke kaders kunnen er dus verschillen ontstaan in de uitvoering van het leerlingenvervoer tussen gemeenten.
Bent u bereid om uit te zoeken hoeveel er bij de gemeentes wordt uitgegeven aan het leerlingenvervoer, hetgeen bekend zouden moeten zijn door de volgens u transparante aanbestedingen? Kunt u deze gegevens bundelen en naar de Kamer zenden, zodat zij in staat is om een degelijke vergelijking te maken tussen de situatie van 2013 en die van nu? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze informatie verwachten. Zo nee, waarom niet?
De monitor leerlingenvervoer geeft inzicht in het aantal leerlingen dat jaarlijks gebruik maakt van de regeling leerlingenvervoer, en de hiermee gepaard gaande kosten. Vervolgmetingen in 2015 en 2017 moeten uitwijzen hoe dit zich de komende jaren ontwikkelt en welke trends daarin zichtbaar worden. Het rapport van de tweede meting over de situatie in 2015 wordt als bijlage bij de negende voorgangsrapportage passend onderwijs in juni 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Wat is uw reactie op het feit dat privacygevoelige informatie over leerlingen – zoals adresgegevens, de scholen waar ze naartoe gaan en in een aantal gevallen zelfs de aard van hun beperkingen, gegevens die eenvoudig te herleiden zijn tot een persoon – bij de publicatie van gunningen op TenderNed middels leerlingenlijsten voor iedereen toegankelijk is? Is dit beoogd en acht u dit wenselijk?3
Ik betreur dit ten zeerste. Het publiceren van dergelijke privacygevoelige informatie kan absoluut niet. Ik heb ervoor gezorgd dat de informatie is verwijderd. Ook heeft het ministerie contact opgenomen met de VNG. De VNG heeft toegezegd om bij haar leden aandacht te vragen voor privacygevoelige informatie, ook bij het publiceren van aanbestedingsdocumenten.
Gaat u optreden tegen deze publieke bekendmaking van privacy gevoelige informatie? Waarom wel, of waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 11.
Is het voor het regelen van leerlingenvervoer volgens u net als in de huishoudelijke zorg mogelijk om niet openbaar aan te besteden, maar te werken via een subsidierelatie of via een bestuurlijke aanbesteding, zoals genoemd in het door beide Kamers aangenomen initiatiefwetsvoorstel over aanbestedingen in de huishoudelijke zorg? Kunt u aangeven waarom wel of waarom niet?4
Het is niet mogelijk om te werken via een subsidierelatie. De uitvoering van het leerlingenvervoer is een commerciële activiteit, die door meerdere aanbieders kan worden uitgevoerd. Verder ben ik van mening dat het Europees aanbesteden de aanbestedingsprocedure juist transparant maakt. Bestuurlijk aanbesteden is een methodiek waarbij een gemeente langdurige, flexibele convenanten sluit met leveranciers van zorg- en welzijnsdiensten. Vervoerders vallen daar niet onder.
Welke maatregelen gaat u nemen om verdere verschraling van het leerlingenvervoer te voorkomen?
Gelet op de eerdere antwoorden, ga ik geen maatregelen nemen.
Het geweld in Zuidoost-Turkije |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
![]() |
Kent u het bericht «Situatie in Zuidoost-Turkije is dramatisch»?1
Is het waar dat hele wijken in de Turkse plaats Silopi door het leger met de grond gelijkgemaakt zijn en dat inwoners soms al meer dan een week in schuilplaatsen wachten totdat het geweld luwt? Dreigt hier een humanitaire ramp?
Kloppen de berichten dat Turkse troepen afgelopen week minstens 110 vermeende PKK-strijders in Silopi en Cizre hebben gedood? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Is het waar dat de Turkse premier Ahmet Davutoglu heeft bezworen door te gaan met de militaire acties tegen Koerdische wijken tot alle «terreurhaarden» zijn opgeruimd?
Is er naar uw oordeel sprake van proportioneel militair optreden door het Turkse leger?
Deelt u de opvatting dat tot een onmiddellijk staakt-het-vuren voor alle strijdende partijen in Zuidoost-Turkije moet worden opgeroepen? Bent u bereid daar bilateraal en in EU-verband op aan te dringen?
Komt er uit het door het geweld getroffen gebied naar uw oordeel betrouwbare informatie van onafhankelijke journalisten en andere waarnemers? Indien neen, bent u bereid aan te dringen op het toelaten van onafhankelijke journalisten en waarnemers?
De belastingontwijking door wapenproducenten |
|
Arnold Merkies (SP), Rik Grashoff (GL), Eppo Bruins (CU) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Wapenindustrie gebruikt veelvuldig Nederlandse belastingconstructie»?1
Ja.
Klopt het dat 7 van de 10 grootste wapenproducenten gebruik maken van een belastingconstructie in Nederland en dat meer dan de helft van de wapenproducenten uit de top 100 grootste wapenbedrijven een holding of vestiging heeft in Nederland? Zo ja, om wat voor constructies gaat het?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik geen informatie verstrekken over individuele belastingplichtigen.
Over de producten die ondernemingen, al dan niet gelieerd aan een Nederlandse holding of vestiging, in het buitenland fabriceren houdt de overheid niet systematisch gegevens bij. De activiteiten van deze bedrijven vallen onder de wet- en regelgeving van het land waar deze bedrijven gevestigd zijn. Bedrijven die in Nederland produceren vallen onder de Nederlandse wetgeving, onafhankelijk of ze zuster- of moederbedrijven hebben in het buitenland. Er gelden geen afwijkende regels in het fiscale recht voor wapenproducerende bedrijven. Daarnaast staat het een belastingplichtige vrij om eigen keuzes te maken over de structuur en vestigingsplaats van zijn activiteiten.
De aan de Nederlandse defensie gerelateerde industrie bestaat uit enkele honderden bedrijven die uiteenlopende producten en diensten leveren ten behoeve van het Nederlandse Ministerie van Defensie of een buitenlands Ministerie van Defensie. In het laatste geval is het Nederlandse wapenexportbeleid van toepassing.
Hebben één of meerdere van deze bedrijven afspraken gemaakt met de Nederlandse Belastingdienst in de vorm van een ruling?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat de activiteiten zijn van deze bedrijven in Nederland? Gaat het om productieactiviteiten of om administratieve activiteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke (type) producten maken de wapenproducerende bedrijven met een holding of vestiging in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het gestelde in het rapport «Tax evasion and weapon production: Letterbox arms companies in the Netherlands» dat de 7 bedrijven uit de top 10 nauwelijks werknemers hebben in Nederland?2 Zo ja, voldoen deze bedrijven dan wel aan de substance-eisen? Is hier volgens u sprake van zogenaamde brievenbusfirma’s?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik geen informatie verstrekken over individuele belastingplichtigen.
In zijn algemeenheid geldt dat er getoetst wordt of er aan de substance-eisen voldaan wordt indien een lichaam hoofdzakelijk rente, royalty, huur- en leasetermijnen binnen concernverband ontvangt en betaalt (dienstverleningslichaam) en tevens wanneer een onderneming zekerheid vooraf vraagt in de vorm van een Advance Pricing Agreement (APA) of een Advance Tax Ruling (ATR). Indien niet wordt voldaan aan de substance-eisen, zal de APA of ATR niet in behandeling worden genomen. Indien een dienstverleningslichaam niet aan de substance-eisen voldoet zal tot spontane gegevensuitwisseling met het buitenland worden overgegaan.
Bij de bepaling of er voldoende substance in Nederland aanwezig is, worden verschillende criteria getoetst. Deze toets is gelijk voor alle bedrijven ongeacht de activiteiten. Van belang is onder andere de vestigingsplaats van de bestuurders, de aanwezigheid van gekwalificeerd personeel om de uitvoering van de werkzaamheden van het bedrijf adequaat te kunnen uitvoeren, de boekhouding, bankrekeningen en het vestigingsadres.3
Bent u bereid de belastingconstructies van deze 7 bedrijven nader te laten onderzoeken door het APA-ATR-team op de substance-eisen?
De belastingdienst houdt toezicht op de substance-eisen op basis van een risicogerichte benadering. Als onderdeel van deze benadering worden signalen van buitenaf mee genomen bij de bepaling van de risico’s.
Welke mogelijkheden ziet u om deze bedrijven versneld te onderwerpen aan de publieke country-by-country reporting?
Vanaf 1 januari 2016 gelden in Nederland de country-by-country reporting regels voor ondernemingen met een omzet van meer dan € 750 miljoen. Daarnaast wordt binnen de EU gewerkt aan een impact assessment aangaande publieke country-by-country reporting om te bepalen of het wenselijk is dit te gaan toepassen. De impact assessment zal vóór 1 april worden afgerond. Ik wacht de uitkomsten van dit impact assessment af voordat er beslissingen genomen zullen worden op het gebied van publieke country-by-country reporting.
Het bericht dat het pgb-systeem van de SVB failliet is |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de tv-uitzending waarin verschillende wethouders en budgethouders aangeven dat het pgb-systeem van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) te duur, te ingewikkeld en niet toekomstbestendig is?1 2 3
In mijn brief van 4 september jl. heb ik de Kamer geïnformeerd over de gezamenlijke ambitie van de ketenpartners, waaronder gemeenten om, in samenwerking met Per Saldo en de Branchevereniging voor Kleinschalige Zorg (BVKZ), het huidige systeem van trekkingsrechten te verbeteren en te vereenvoudigen. Dit in het belang van de budgethouder. Zoals toegezegd zal ik uw Kamer hierover in het eerste kwartaal informeren.
Bent u ook van mening dat het pgb-systeem van de SVB failliet is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, dat ben ik niet. Inmiddels is het beeld gestabiliseerd en wordt ruim 95% van de declaraties wordt binnen 10 werkdagen uitbetaald, en de meeste overige betalingen korte tijd daarna.
Klopt het dat het systeem het niet eens aan kan als een budgethouder halverwege de maand verhuist? Welke andere doodnormale zaken kan het systeem nog meer niet aan?
Bij verhuizing zal de budgethouder tijdig een pgb moeten aanvragen in de nieuwe woongemeente. Als de budgethouder bij de verhuizing het zorgcontract met de zorgverlener in stand houdt, dan kan de SVB de declaratie of maandloon niet geautomatiseerd splitsen over het pgb van de oude gemeente en het pgb van de nieuwe gemeente. Om hierover tot een oplossing te komen ben ik met de gemeenten in gesprek.
Vindt u het wenselijk dat het systeem als dusdanig ingewikkeld wordt ervaren dat ondersteuning van een pgb-administratiekantoor bijna noodzakelijk wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee dat vind ik niet wenselijk. Het pgb is bedoeld voor budgethouders (of vertegenwoordigers) die zelf de regie op hun zorg willen voeren. Dat laat onverlet dat het inhuren van een pgb-administratiekantoor een individuele afweging is. Het staat de budgethouder vrij van de diensten van een dergelijke organisatie gebruik te maken.
Is er een stijging te zien van het aantal mensen dat sinds de invoering van het trekkingsrecht noodgedwongen gebruik maakt van dergelijke administratiekantoren? Vindt u dit een wenselijke ontwikkeling?
Ik heb geen inzicht in in hoeverre budgethouders gebruik maken van administratieve ondersteuning bij het beheer van hun pgb.
Wat is uw reactie op de vrouw, die mantelzorger is van haar moeder met een pgb, en aangeeft dat het haar zeker een dag per week kost om de administratie te doen? Wat is vervolgens uw reactie op hun besluit om vanwege het bureaucratische moeras te stoppen met het pgb, en te starten met zorg in natura?
Het is aan de individuele zorgvrager en zijn of haar naasten om een keuze te maken tussen pgb en zorg in natura. Het is van belang om ervoor te zorgen dat de administratieve lasten van het beheren van een pgb beheersbaar zijn.
Is het u bekend dat veel gegevens in de systemen van de SVB nog steeds niet kloppen, en nog steeds handmatig worden ingevoerd? Voorziet u in het begin van 2016 weer een nieuwe chaos?
Zie het antwoord op vraag 8.
Tot wanneer is de handmatige invoer en aanpassing van gegevens voorzien?
In beginsel is het administratieve proces bij de SVB gericht op automatische invoer en aanpassing van gegevens.
Bij veruit de meeste administratieve processen komt het handmatig verwerken en corrigeren van gegevens voor, wanneer voor specifieke handelingen geen geautomatiseerd proces voorhanden is, of als een wijziging niet door een geautomatiseerde proces uitgevoerd kan worden. Handmatige verwerking zal altijd voorhanden dienen te zijn voor unieke casuistiek, indien een automatisch proces niet mogelijk of niet kosteneffectief is om ongebruikelijk en noodzakelijke correcties aan te brengen. Ook voor die budgethouders die niet geautomatiseerd kunnen / willen aanleveren zal handmatige verwerking nodig blijven.
Eind juni heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de focus van de herstelwerkzaamheden zich toespitsen op de verantwoorde jaarovergang. In dit kader zal de SVB ook in 2016 nog wijzigingen verwerken om tot een zo goed mogelijk jaarafsluiting te komen.
Is de expansie van de administratie en de bureaucratie voorzien, of onderdeel van een ontmoedigingsstrategie om mensen af te laten zien van een pgb? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij de verplichtingen die men aangaat wanneer men kiest voor een pgb horen hoe dan ook administratieve werkzaamheden; men neemt bepaalde werkgeverstaken op zich. Dit houdt onder andere in dat overeenkomsten dienen te worden gesloten, het mede zorgdragen voor betalingen, en, indien nodig, het bijhouden van een salarisadministratie voor de belastingdienst. Deze verplichtingen waren in 2014 en daarvoor reeds van kracht.
Met de komst van het trekkingsrecht is er meer controle vooraf, op bijvoorbeeld de zorgovereenkomst. Dit is een administratieve last die is voorzien. Dit heeft geenszins het ontmoedigen van het gebruik van het pgb tot doel.
Wat is uw reactie op de wens van de wethouders van Groningen en Amsterdam die graag weg zouden willen bij de SVB? Hoe reageert u vervolgens op hun oproep om gemeenten veel meer vrijheid te geven om het zelf te regelen? Bent u bereid de verplichting om alles via de SVB te regelen weg te halen?
Ik wil de ervaringen van de betreffende wethouders graag benutten bij de doorontwikkeling en verbeteren van de pgb-keten, maar ik acht het niet in het belang van de budgethouder om nu en voor een aantal specifieke gemeenten een omvangrijke wijziging van de pgb-keten door te voeren. Op dit moment is de budgethouder meer gebaat bij het stabiel houden van de betalingen, het doorontwikkelen en verbeteren van het huidige systeem, de resterende problemen op te lossen en de uitvoering van het trekkingsrecht zeer nauwlettend te monitoren. Zoals ik reeds aan de Kamer heb aangegeven wordt bij de ontwikkeling van een nieuw betaalsysteem meegenomen in hoeverre andere partijen hiervan gebruik kunnen maken.
Bent u bereid mogelijke scenario’s te onderzoeken, waarbij de uitvoering van het pgb naar de gemeenten gaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat dit onderzoek van start?
Zie het antwoord op vraag 10.
Wat vindt u van de totale kosten van de invoering van het trekkingsrecht tot nu toe? Had u besloten tot invoering, als u vooraf had geweten dat de kosten zo uit de klauwen zouden lopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wanneer de kosten van het trekkingsrecht in ogenschouw worden genomen, is het belangrijk om onderscheid te maken tussen kosten als gevolg van de ontstane problematiek, kosten die reeds waren voorzien en waren geraamd, en overschrijdingen van deze ramingen als gevolg van een gewijzigde situatie.
Op dit moment moet het trekkingsrecht zich naar een stabiele situatie gaan begeven. Dan kunnen we een goede inschatting maken hoe effectief en doelmatig het nieuwe systeem functioneert. Ik heb er vertrouwen in dat we met de uitvoering van het verbeterplan de kosten structureel kunnen verlagen.
Op welke onderdelen heeft u bij de Minister van Financiën moeten inleveren, omdat de kosten die ontstaan zijn door de chaos met de trekkingsrechten moesten worden gedekt?
Budgettaire dekking voor de financiële knelpunten die bij de uitvoering van het trekkingsrecht zijn ontstaan, is binnen de beschikbare kaders van de VWS-begroting gevonden, zonder daarvoor zaken in te moeten leveren en vindt zijn beslag in de corresponderende begrotingswetten. Hiervoor zijn geen ombuigingen gedaan.
Kunt u de Kamer een overzicht sturen van de momenten van contact en/of overleg over de financiële situatie rond de trekkingsrechten tussen het Ministerie van VWS en het Ministerie van Financiën, met daarbij het onderwerp van contact/overleg vermeld?
Tussen Financiën en VWS is op verschillende niveaus regelmatig contact over uiteenlopende financiële onderwerpen. In deze contacten komen trekkingsrechten en het pgb in bredere zin ook aan de orde. Voor zover er sprake is van concrete financiële besluitvorming vindt dit plaats op de gebruikelijke besluitvormingsmomenten en wordt dit in de corresponderende begrotingswetten aan de Kamer voorgelegd.
Klopt het dat volgend jaar de SVB-begroting 71 miljoen euro is, waarvan de helft door de gemeenten betaald zal moeten worden? Zo ja, vindt u het wenselijk de gemeenten met een failliet systeem op te zadelen?
De kosten voor de uitvoering van het trekkingsrecht voor alle wettelijke domeinen worden voor 2016 geraamd op € 72,2 mln. Voorts verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Grote prijsverschillen voor zorg tussen gemeenten |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u ook geschrokken van de terugkerende alarmerende berichten dat veel zorgbehoevende mensen hun eigen bijdrage voor zorg en ondersteuning uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) niet kunnen betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Berichten over eigen bijdragen voor zorg en ondersteuning uit de Wmo 2015, waaronder het artikel uit de Volkskrant van 22 december 2015, zijn mij bekend. Over het betreffende onderwerp heb ik uw Kamer al eerder geïnformeerd, onder meer in mijn brief van 8 september jl. (Kamerstuk, 29 538, nr. 195).
Wilt u reageren op de berichtgeving dat tientallen zorgbehoevende mensen afzien van zorg, omdat ze de eigen bijdrage niet kunnen betalen, en dat anderen niet eens aan zorg beginnen, zodra ze horen wat de kosten bedragen?
In algemene zin vind ik het van belang dat de toegankelijkheid van ondersteuning niet wordt gehinderd door eigen bijdragen voor de cliënt. Om die reden zijn in artikel 2.1.4 van de Wmo 2015 en in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 regels over eigen bijdragen opgenomen. Door deze regels wordt de hoogte van eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen in de Wmo 2015 begrensd. Niet uit te sluiten valt dat er mensen zijn die voor zichzelf de afweging maken om minder uren of geen gebruik te maken van maatschappelijke ondersteuning, omdat ze de door de gemeente vastgestelde eigen bijdrage daarvoor te hoog vinden. Ik vind het van belang dat cliënten die de hoogte van de eigen bijdrage als een probleem ervaren hierover in gesprek gaan met de gemeente. Het is aan gemeenten om maatwerk te leveren wanneer zou blijken dat de bestaande systematiek in individuele gevallen tot een onwenselijke uitkomst leidt.
Hoe oordeelt u over het voorbeeld in het artikel waarin mensen voor begeleiding en dagbesteding voorheen € 14,20 per uur betaalden, maar door het nieuwe systeem, waarin veel gemeenten de kostprijs in de eigen bijdrage doorberekenen, nu eigen bijdragen betalen van meer dan € 70 per uur?2
Deze verandering is als volgt te verklaren. Ten eerste geldt dat voor alle extramurale ondersteuning vanaf 2015 de 33%-korting (de zogenaamde Wtcg-korting) is komen te vervallen. Ten tweede geldt dat op basis van de AWBZ en in 2015 op basis van het overgangsrecht een vast (en fictief) landelijk tarief werd gehanteerd van € 14,20 waarop de eigen bijdrage voor extramurale zorg werd gebaseerd. In de Wmo 2015 geldt, evenals in de (oude) Wmo, dat de eigen bijdrage wordt gemaximeerd per vier weken en gerelateerd is aan de kenmerken van de persoon (onder meer de huishoudsamenstelling, het inkomen en vermogen). Daarbij gelden – anders dan de hiervoor bedoelde maxima – geen landelijk tarieven. Gemeenten kunnen een lagere kostprijs ten behoeve van de eigen bijdrageberekening doorgeven aan het CAK, maar in ieder geval niet meer dan de kostprijs die zij zelf aan de aanbieder betalen. Cliënten kunnen verschillen in kostprijzen merken in het geval zij niet hun maximale eigen bijdrage betalen of voorheen in de AWBZ de maximale periodebijdrage niet betaalden. Indien het zo is dat een eigen bijdrage van meer dan € 70,– per uur wordt gevraagd, kan hieruit worden afgeleid dat voor dergelijke vormen van ondersteuning door sommige gemeenten hoge tarieven worden betaald en dat de gemeente ervoor kiest om hiervoor een hogere, tot maximaal de werkelijke, kostprijs door te geven aan het CAK. Het overgrote deel van de cliënten betaalt echter niet de kostprijs omdat de maximale periodebijdrage lager is en zij dus de voor hen persoonlijk van toepassing zijnde maximale periodebijdrage betalen.
Hoe oordeelt u over de signalen die Boogh, Professionals in NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel), zorgaanbieder Heliomare en gemeenten afgeven dat mensen afzien van zorg en ondersteuning, omdat ze het niet meer kunnen betalen? Neemt u deze signalen wel serieus?3
Zie mijn antwoord op vraag 2. Dergelijke signalen neem ik serieus. Niet voor niets dring ik er bij gemeenten op aan om maatwerk te leveren, rekening te houden met de financiële effecten van de verstrekking van een voorziening voor de cliënt en zijn huishouden. Zo heb ik afgelopen najaar in mijn kwartaalbrief over de uitvoering van de Wmo 2015 de wethouders opgeroepen blijvend alert te zijn of, ook als de wettelijke kaders rondom eigen bijdragen worden gerespecteerd, de uitkomst voor de cliënt redelijk en gewenst is. Er kunnen namelijk specifieke omstandigheden zijn, in relatie tot de omvang van de verschuldigde eigen bijdrage, die financieel maatwerk rechtvaardigen. Gemeenten hebben de opdracht en mogelijkheden dit maatwerk zo nodig ook te bieden.
Hoe oordeelt u over de situatie van Jane en Stephan die afscheid moeten nemen van hun begeleider die hen bijstaat, omdat zij voorheen een tarief van € 14,20 per uur betaalden aan zorg en nu € 60 per uur, wat neerkomt op € 360 per maand, en dit niet kunnen betalen?4
Het is niet aan mij om in te gaan op individuele casuïstiek. Ten eerste dient de privacy van cliënten te worden gerespecteerd. Daarnaast ontbreekt het mij aan inzicht in het huishoudboekje van cliënten. Het is voor mij mogelijk noch gewenst om een oordeel te geven over de afwegingen die cliënten maken. Zoals gezegd, vind ik het van belang dat cliënten die de hoogte van de eigen bijdrage als een probleem ervaren hierover in gesprek gaan met de gemeente teneinde te bezien of maatwerk noodzakelijk en mogelijk is. Het is daarbij aan gemeenten om ook zelf in het contact met de cliënt te verifiëren of betaling van de reguliere eigen bijdrage in die specifieke situatie tot problemen leidt.
Vindt u het acceptabel dat zorgbehoevende mensen met een inkomen van modaal en hoger honderden euro’s per maand meer moeten betalen voor zorg en ondersteuning vanuit de Wmo? Zo ja, waarom? Zo neen, wat gaat u hieraan doen?5
Uitgangspunt in de Wmo 2015 is dat maatschappelijke ondersteuning beschikbaar moet zijn voor mensen die daarop zijn aangewezen, ongeacht de hoogte van het inkomen en/of vermogen. Bij het vaststellen van de persoonsafhankelijke hoogte van het eigen bijdrage door het CAK ontstaan echter wel verschillen tussen cliënten. De hoogte is namelijk afhankelijk van onder meer de huishoudsamenstelling, het inkomen en vermogen van de cliënt. Het is niet onredelijk om van mensen die meer inkomen en/of vermogen hebben een hogere eigen bijdrage te vragen. Die lijn past ook bij de hervorming van de langdurige zorg. Gesteld kan worden dat het fictieve landelijke tarief dat voorheen in de AWBZ gold de werkelijke kosten van zorg en ondersteuning onvoldoende weerspiegelde.
Erkent u dat de bezuinigingen van het Rijk op nieuwe taken in het kader van de Wmo 2015 één op één neergelegd worden bij mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben? Zo neen, waarom niet? Zo ja, is dit de gewenste uitkomst van uw beleid?
Als van cliënten – afhankelijk van hun inkomen/of vermogen – een hogere eigen bijdrage wordt gevraagd, dan zijn die effecten uiteraard merkbaar en vervelend voor de betrokkenen. Om ook in de toekomst een houdbaar stelsel van zorg en ondersteuning voor mensen mogelijk te maken vind ik het wel redelijk naar draagkracht te blijven kijken.
Zijn er gemeenten die «winst» maken op de kosten voor maatwerkvoorzieningen door de hoge eigen bijdragen? Bent u bereid dit te onderzoeken?
Gemeenten mogen geen hogere eigen bijdrage vragen dan de kosten die de gemeente zelf maakt voor het leveren van de ondersteuning en/of dienst. Gemeenten mogen ten aanzien van eigen bijdragen dus geen winst maken. Daarbij is het ook onwaarschijnlijk dat gemeenten zouden «verdienen» aan maatwerkvoorzieningen. Het overgrote deel van de cliënten betaalt de persoonlijke maximale periodebijdrage en bij zo’n tweederde van de cliënten die een eigen bijdrage moeten betalen voor Wmo-voorzieningen geldt dat sprake is van een minimuminkomen. De maximale periodebijdrage per vier weken voor minima voor dit jaar is vastgesteld op € 19,40 (voor een eenpersoonshuishouden) en € 27,80 (voor een meerpersoonshuishouden). Deze cliënten betalen hierdoor bij lange na niet de kostprijs.
Het is aan gemeenten om verstandig beleid te maken en aan de gemeenteraad om hierop te controleren. Overigens constateer ik dat er diverse gemeenten zijn die in 2016 een lagere eigen bijdrage laten vaststellen met het oog op beperking van eigen bijdragen voor cliënten.
Kunt u uw eerdere uitspraken herinneren, waarin u aangeeft dat u het in algemene zin van belang vindt dat de toegankelijkheid van ondersteuning niet gehinderd mag worden door de hoogte van de kosten voor de cliënt? Hoe verhoudt dit zich tot mensen die nu afzien van zorg en ondersteuning, omdat zij de eigen bijdragen niet kunnen betalen? Hoe verhoudt dit zich tot mensen met een inkomen van modaal en meer, die niet meer de eigen bijdrage kunnen opbrengen? Kunt u uw antwoord toelichten?6
Ja. Zoals uit bovenstaande antwoorden blijkt sta ik nog altijd achter deze uitspraken. Ik vind het van belang dat cliënten die de hoogte van de eigen bijdrage als een probleem ervaren hierover in gesprek gaan met de gemeente. gemeente dienen er ook alert op te zijn of de uitkomst voor de cliënt redelijk en gewenst is. Het is aan gemeenten om maatwerk te leveren wanneer zou blijken dat de bestaande systematiek in individuele gevallen tot een onwenselijke uitkomst leidt.
Erkent u dat het afzien van zorg kan leiden tot ernstige situaties, bijvoorbeeld omdat de mantelzorger extreem belast wordt, omdat iemand vervuilt, omdat iemand zijn of haar huishouden vanwege de financiële situatie niet meer kan onderhouden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, afzien van zorg en ondersteuning kan ertoe leiden dat de situatie van de cliënt achteruit gaat en diens omgeving te zwaar belast wordt. Daar is niemand bij gebaat. Het is dan ook van belang dat de gemeente zorgvuldig onderzoek doet naar de individuele situatie en zo nodig maatwerk levert.
Hoeveel mensen hebben inmiddels hun zorg en ondersteuning opgezegd? Bent u bereid dit te onderzoeken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer kunt u de uitkomsten naar de Kamer sturen?
Deze gegevens zijn niet bekend. Door mij noch gemeenten wordt geregistreerd of cliënten afhaken of afzien van ondersteuning. Op basis van artikelen in de media, zoals het bericht uit de Volkskrant, kan in ieder geval worden geconstateerd dat in het bijzonder cliënten met niet-aangeboren hersenletsel worden geconfronteerd met hogere eigen bijdragen dan in het verleden in de AWBZ. Dit is verklaarbaar, aangezien zij in veel gevallen beperkt ondersteuning afnemen, vermoedelijk vaker een inkomen boven het minimum hebben en hun persoonlijke maximale periodebijdrage dus ook hoger is. Volgens aanbieders heeft deze verandering ertoe geleid dat sommige cliënten hun ondersteuning opzeggen.
Ik heb het CBS verzocht onderzoek te doen naar gebruikers van de langdurige zorg (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 104, nr. 88). Hierbij zal ook worden gekeken naar de hoogte van de eigen bijdrage. Het CBS verwacht in juni dit jaar met de eerste resultaten te kunnen komen en dit najaar met de definitieve resultaten.
Kunt u aangeven tot welke doelgroep opzeggers van zorg en ondersteuning behoren? Zijn het ouderen, mensen met psychische en psychiatrische problemen, ouders met kinderen, mensen met partners, lichamelijke of verstandelijke beperking? Bent u bereid dit uit te zoeken?
Zie antwoord vraag 11.
Deelt u de mening van Dhr. Kelders, regiohoofd van Heliomare, die aangeeft: «Critici zeggen dat de prijsverhoging extreem is en dat de ongelijkheid in tarieven tussen gemeenten onrechtvaardig is»? Kunt u uw antwoord toelichten?7
Voor sommige cliënten in sommige gemeenten zijn de eigen bijdragen hoger dan in de AWBZ het geval was. Dat kan worden verklaard door het feit dat het landelijke tarief in de AWBZ fictief was. Van onrechtvaardigheid is echter geen sprake. Elke gemeente maakt binnen de kaders van de wet haar eigen afwegingen. Dat kan inderdaad tot verschillende uitkomsten leiden, maar tegenover relatieve hoge eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen staan wellicht andere gemeentelijke voordelen. Het is aan de gemeenteraad om hierover te besluiten.
Overigens blijkt uit het Volkskrant-artikel niet dat deze mening een citaat zou zijn van de betreffende functionaris van Heliomare, maar veeleer een formulering van de redacteur.
Deelt u de mening dat in veel gemeenten geen sprake is van maatwerk maar van willekeur? Zo ja, hoe gaat u deze rechtsongelijkheid aanpakken? Zo neen, waarom niet?
Alle gemeenten dienen binnen dezelfde wettelijke kaders te opereren. Daarbinnen is sprake van beleidsruimte, maar de gemeente is gehouden tot maatwerk. De wettelijke kaders bieden de cliënt ter zake de nodige waarborgen.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten die actief aan het onderzoeken is waar problemen tussen prijsafspraken tussen gemeenten en aanbieders spelen? Kunt u uw antwoord toelichten?8
Gedoeld wordt op situaties waarin de eigen bijdrage voor mensen hoger uitvalt dan wat de gemeente hiervoor aan de zorgaanbieder heeft betaald. De VNG heeft naar aanleiding van de uitzending door Nieuwsuur van 24 augustus 2015 in een bericht op haar website aangegeven signalen serieus te nemen en dit samen met het CAK en gemeenten te onderzoeken. De VNG heeft hiertoe contact opgenomen met de gemeenten die in de uitzending van Nieuwsuur genoemd werden. Zoals gemeld in mijn brief van 8 september jl. was bij één gemeente daadwerkelijk sprake van een onjuist tarief dat vervolgens is rechtgezet. Voorts zijn alle gemeenten gezamenlijk door de VNG, het CAK en VWS actief gewezen op het uitgangspunt dat de eigen bijdrage nooit de kostprijs mag overstijgen.
Kunt u uw eerdere uitspraken herinneren waarin u aangeeft dat er geen misverstand mag bestaan dat de eigen bijdrage van de cliënt in geen geval hoger mag zijn dan de kostprijs die een gemeente aan de aanbieder(s) voor de dienst en/of voorziening betaalt? Hoeveel gemeenten hanteren een eigen bijdrage boven de kostprijs? Hoe vaak heeft u inmiddels moeten ingrijpen bij gemeenten om dergelijke situaties te corrigeren? Kunt u uw antwoord toelichten?9
Ja. In mijn brief van 8 september jl. (zie antwoord 1) heb ik beschreven dat bij één gemeente ten onrechte een te hoog tarief (dat wil zeggen: hoger dan de kostprijs die de gemeente betaalt) aan het CAK werd doorgegeven. Dit betrof een fout die door de gemeente vervolgens is rechtgezet. Ik heb daarop in september jl. in mijn kwartaalbrief aan de wethouders Wmo 2015 nogmaals gewezen op de wettelijke bepaling dat de eigen bijdrage niet hoger mag zijn dan de kostprijs.
Naar aanleiding van de publiciteit die aanleiding was voor mijn brief van 8 september jl. heb ik informatie over kostprijzen ontvangen van aanbieders van ondersteuning bij niet aangeboren hersenletsel. Die informatie heb ik aan het CAK overhandigd (het CAK heeft niet standaard inzage in deze informatie). Het CAK heeft die kostprijzen vergeleken met de door gemeenten geleverde tarieven en constateerde bij 32 gemeenten een onregelmatigheid. Meestal lag het tarief enkele euro’s hoger dan de kostprijs. Het CAK heeft de betreffende gemeenten benaderd. In de meeste gevallen bleek het inderdaad om een tarief te gaan dat enkele euro’s hoger lag dan de kostprijs en werd dit door de gemeente rechtgezet. De meeste gemeenten pasten na vragen hierover van het CAK hun tarief aan. Enkele gemeenten die na rappel van het CAK niet reageerden, zijn/worden door zowel het CAK als de VNG benaderd, opdat hun praktijk alsnog in overeenstemming met de wet wordt gebracht. Het aanpassen van een tarief door de gemeente (met terugwerkende kracht) zorgt automatisch voor herberekening, waardoor de cliënt eventueel teveel betaalde eigen bijdrage terug krijgt. Uit een steekproef die het CAK op mijn verzoek heeft gedaan blijkt overigens dat een aanpassing van het uurtarief van de betreffende productcode voor ondersteuning bij niet aangeboren hersenletsel (gespecialiseerde begeleiding) voor de cliënt maar een zeer beperkt effect heeft omdat de impact van het hogere uurtarief op de te betalen periodebijdrage minimaal is.
Kunt u uitleggen hoe het moeten betalen van een eigen bijdrage voor zorg en ondersteuning bijdraagt aan de toegankelijkheid van de samenleving voor mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben?
Het is niet onredelijk mensen naar draagkracht een eigen bijdrage te vragen. Betaalbaarheid van zorg nu en in de toekomst is van groot belang voor de toegankelijkheid. Daarmee – en met de overige hervormingen in de langdurige zorg – wordt er aan bijgedragen dat ook in de toekomst zorg en ondersteuning beschikbaar zijn voor die cliënten die daarop zijn aangewezen.
Voor de Wmo 2015 en de Wlz gelden eigen bijdragen die zijn afgestemd op de kenmerken van de betrokken persoon en zijn/haar situatie. Daarbij hebben de gemeenten de opdracht om maatwerk toe te passen, ook in financiële zin. Daar waar mensen als gevolg van specifieke omstandigheden in financiële problemen geraken hebben de gemeenten de instrumenten en de middelen om mensen daarbij gerichte ondersteuning te bieden.
Bent u bereid uw mening te herzien aangaande het nader gewijzigd amendement van de leden Van Gerven en Leijten, dat regelt dat mensen die gebruik maken van zorg geen eigen bijdragen hoeven te betalen, tenzij zij op grond van de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet langer dan een jaar gebruik maken van zorg met verblijf? Zo neen, waarom niet?10
Los van de omstandigheid dat de dekking van dit amendement wordt gevonden door de lasten van burgers te verhogen, acht het kabinet het redelijk dat een eigen bijdrage naar draagkracht wordt gevraagd. Dat is ook van belang met het oog op de betaalbaarheid van zorg in de toekomst. Dat neemt niet weg dat altijd gekeken moet worden naar de persoonlijke omstandigheden van betrokkene. Voor dit maatwerk hebben gemeenten de mogelijkheden en de middelen.
Het bericht dat de top van TSN Thuiszorg zich achter de schermen ontdaan heeft van aansprakelijkheid bij faillissement |
|
Tjitske Siderius (PvdA), Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het onderzoek en de analyse van Follow the Money dat het moederbedrijf van TSN Thuiszorg zich achter de rug van vakbonden, personeel en schuldeisers heeft ontdaan van de aansprakelijkheid bij een faillissement van TSN Thuiszorg? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?1
Op basis van een juridische analyse van gegevens uit het handelsregister (bijvoorbeeld de akten van statutenwijziging en oprichting), kom ik tot de conclusie dat de feiten die Follow The Money in haar artikel presenteert, kloppen. Daarbij merk ik op dat ik niet kan beoordelen of daadwerkelijk aan de wettelijke voorwaarden is voldaan voor het eindigen van de zogenaamde «overblijvende aansprakelijkheid»; dat oordeel is aan de rechter.
Ik weet niet wat de bedoeling van het moederbedrijf ADG dienstengroep SE is geweest om bijvoorbeeld de zogenaamde 403-verklaring in te trekken en de statutaire naam van ADG dienstengroep SE te wijzigen in Mercares SE. Wel constateer ik dat de acties van ADG dienstengroep SE er de schijn van zouden kunnen hebben dat ze zijn verricht om de «overblijvende aansprakelijkheid» voor TSN Thuiszorg op te heffen (mogelijk voor het geval TSN Thuiszorg failliet zou gaan), op een zodanige wijze dat de schuldeisers daar niet van op de hoogte zouden komen. Of dat echt zo is, kan ik echter niet overzien.
Als de voormalige ADG dienstengroep SE daadwerkelijk de bedoeling heeft gehad om schuldeisers ontwetend te laten over haar acties om de overblijvende aansprakelijkheid voor TSN Thuiszorg op te heffen, dan vind ik dat moreel verwerpelijk en keur ik dat zeer af. Ik kan me voorstellen dat met name de medewerkers van TSN Thuiszorg hier een naar gevoel aan overhouden.
Vindt u het moreel verwerpelijk dat het moederbedrijf van TSN zich achter de schermen ontdaan heeft van aansprakelijkheid bij faillissement, waardoor alle risico’s in het geval van een faillissement bij personeel en eventuele schuldeisers belanden, en dat het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen (UWV) opdraait voor ontslagregelingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe oordeelt u erover dat ADG Dienstengroep (ondersteunt organisaties en mensen met werk, zorg en wonen)de «403-verklaring» die nodig kan zijn om krediet te krijgen bij de bank in 2012 heeft ingetrokken, en dat zij sinds die tijd zich al aan het indekken zijn voor risico’s en aansprakelijkheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de handelsnaam van ADG Dienstengroep SE voor de gelegenheid werd gewijzigd, zodat op een vrij anonieme wijze de aansprakelijkheid bij een eventueel faillissement kon worden ontdaan? Hoe oordeelt u over een dergelijke handelwijze van een thuiszorginstelling? Welke maatregelen kunnen genomen worden om dergelijke praktijken in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het aanvaardbaar dat ADG met een jaaromzet van € 940 miljoen hun thuiszorgmedewerkers en cliënten een rad voor de ogen draait, en hen in de steek laat, simpelweg omdat deze zorg niet financieel rendabel genoeg is? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe lang bent u er al van op de hoogte dat ADG juridische stappen heeft gezet die er toe leiden dat zij bij een eventueel faillissement buiten schot blijft? Kunt u een tijdlijn hiervan aan de Kamer doen toekomen? Welke stappen heeft u ondernomen sinds deze berichten bij u bekend werden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik was hiervan niet op de hoogte vóór de berichtgeving door Follow The Money. Zie verder mijn antwoord op vraag 1 t/m 5.
Was u ervan op de hoogte dat in april 2015 ADG de gezonde onderdelen van TSN heeft afgezonderd, zodat ADG eigenaar blijft van de andere zorg die zij biedt, indien de huishoudelijke verzorgingstak failliet gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het ook een vuile truc dat ADG de naam wijzigde in Mercares SE, vervolgens de aansprakelijkheid via een advertentie in de Telegraaf introk, waardoor niemand vanwege deze ondoorzichtige handelwijze voldoende kennis had dat het ging om het moederbedrijf van TSN; ADG? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 t/m 5.
Deelt u de mening dat dergelijke constructies en handelspraktijken in de zorg niet meer mogen voorkomen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Zorgorganisaties en hun eventuele moederbedrijven moeten zich bij kwesties rondom aansprakelijkheid en aanpassingen in de structuur van de bedrijven allereerst natuurlijk houden aan de geldende wet- en regelgeving op dat gebied (denk bijvoorbeeld ook aan de Wet op de Ondernemingsraden). Ik ben van mening dat bedrijven hier ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben om bij hun besluitvorming rekening te houden met de belangen van hun medewerkers en cliënten. Transparantie en zorgvuldig communiceren zijn daarbij heel belangrijk, juist wanneer een organisatie in financieel slecht weer verkeert.
Of dat in deze casus volledig is gebeurd, kan ik niet overzien. Indien een bedrijf zich niet aan de wettelijke voorschriften houdt, kunnen de belanghebbenden in kwestie overwegen de kwestie aan de rechter voor te leggen.
Welke lessen trekt u uit deze situatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.