Het bericht ‘Cryptomijnen in een land onder hoogspanning’. |
|
Diederik van Dijk (SGP), Chris Stoffer (SGP), André Flach (SGP) |
|
Eelco Heinen (minister financiën) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Cryptomijnen in een land onder hoogspanning»?1
Ja
Welke Nederlandse of Europese wet- en regelgeving, dan wel IMVO-normen, zijn van toepassing op Nederlandse ondernemers en bedrijven die actief zijn in het cryptomijnen in derde landen?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) wordt met het Omnibus I voorstel vereenvoudigd en zal gefaseerd toegepast worden vanaf juli 2028.
Wat is precies de toegevoegde waarde van het cryptomijnen in Ethiopië aan de lokale economie en samenleving?
Ethiopië heeft een groot tekort aan buitenlandse deviezen en werkt, met steun van het Internationaal Monetair Fonds, aan het vergroten van deze deviezenvoorraad. De bedrijven die zich in Ethiopië bezig houden met cryptomijnen, betalen een hoger tarief voor het gebruik van elektriciteit dan de Ethiopische bevolking. Omdat zij hun inkomsten genereren in buitenlandse deviezen en die om moeten zetten in lokale valuta om hun rekeningen te betalen, dragen zij bij aan de voorraad buitenlandse deviezen van Ethiopië.
In hoeverre profiteert de lokale bevolking van Ethiopië van de praktijken die in het artikel genoemd worden?
Voor zover bekend is er, behalve middels afdrachten aan de Ethiopische staatskas, geen significant direct economisch voordeel voor de Ethiopische bevolking bij de activiteiten van buitenlandse crypto miners.
Kan het kabinet toelichten wat volgens haar de wenselijkheid is van het cryptomijnen in Ethiopië door Nederlandse ondernemers en bedrijven?
Het kabinet moedigt Nederlandse crypto miners niet aan om actief te worden in Ethiopië. Tegelijkertijd staat het deze ondernemers vrij om activiteiten te ontplooien in Ethiopië, mits deze in lijn zijn met relevante internationale standaarden en lokale wet- en regelgeving.
Hoe ziet de inzet van het kabinet eruit om de beperkte elektriciteit die voorradig is in Ethiopië ten goede te laten komen aan de bevolking zelf?
Er is in Ethiopië geen gebrek aan opgewekte elektriciteit. Er is dus ook geen sprake van verdringing van de lokale bevolking door crypto-investeerders. Wel is er nog altijd sprake van beperkte distributiecapaciteit van het elektriciteitsnet, met name in rurale gebieden. Daar heeft de bevolking last van. De Ethiopische overheid investeert in uitbreiding van het distributienetwerk, maar vooralsnog is dat onvoldoende om alle lagen van de bevolking te bereiken, onder meer door financieringstekorten. Om de benodigde economische groei te bewerkstelligen, voorziet de Ethiopische overheid een belangrijke rol voor de private sector en maakt zich hard voor het aantrekken van buitenlandse investeerders. De komst van cryptobedrijven past in deze strategie.
Acht het kabinet het noodzakelijk om met extra regelgeving te komen om de negatieve gevolgen van cryptomijnen in derde landen te verminderen, en zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet acht aanvullende wetgeving niet noodzakelijk. Het kabinet verwacht van alle bedrijven dat zij zakendoen in lijn met de OESO richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights.
Wat is het morele oordeel van het kabinet over het artikel, met name met het oog op de schrijnende armoede en grote maatschappelijke problemen die een land als Ethiopië teisteren?
In het algemeen steunt Nederland de Ethiopische economische hervormingsagenda, de Homegrown Economic Reform Agenda. Hierbij ligt een sterke nadruk op ontwikkeling van de private sector. Dit biedt meer kansen voor ondernemers, in een van oudsher sterk gesloten economisch systeem. Nederland draagt hieraan bij door programma’s op het gebied van private
sectorontwikkeling. Ongelijkheid en armoede blijven echter zeer grote uitdagingen in Ethiopië en het artikel illustreert dit. Nederland zet zich daarom tevens in voor armoedebestrijding en het leveren van diensten op het gebied van bijvoorbeeld water, voedselzekerheid en gezondheid. Dit biedt mensen perspectief, en legt een basis voor lokale economische ontwikkeling in een markt van ruim 130 miljoen inwoners. Ook draagt het bij aan stabiliteit.
Hoe verhoudt de ontwikkeling die in het artikel genoemd wordt zich tot de Nederlandse hulp aan Ethiopië? Werken deze elkaar niet tegen?
Het kabinet zet zich in voor inclusieve economische groei in Ethiopië die ten goede komt aan de bevolking en kansen biedt aan Nederlandse ondernemersDaarbij werkt Nederland, waar mogelijk, samen met de Ethiopische overheid om dit te bewerkstelligen. De Ethiopische inzet op het aantrekken van cryptobedrijven versterkt niet de Nederlandse hulp maar werkt deze ook niet tegen. Er is geen samenwerking op het terrein van crypto en er bestaan geen plannen in die richting.
Het bericht dat ongediplomeerd personeel in dienst is bij zorgverleners |
|
Jimmy Dijk , Sarah Dobbe |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat ongediplomeerd personeel in dienst is bij zorgverleners?1
Ik vind het zeer zorgelijk als ongediplomeerd personeel is ingeroosterd voor werkzaamheden waarvoor een diploma wel vereist is. Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen om toe te zien op de bekwaamheid van personeel. Zie ook mijn antwoord op vraag 9.
In de zorg en welzijn is er ook ruimte voor mensen die (nog) geen opleiding hebben afgerond en (nog) geen formeel diploma of certificaat hebben, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Zorgbehoevenden moeten wel te allen tijde de zorg kunnen krijgen die nodig is.
Is het wettelijk toegestaan dat ongekwalificeerd personeel werkt in zorg verlenende functies zoals in de jeugdzorg en de zorg voor mensen met een handicap? Zo nee, zijn er hierop uitzonderingen voor uitzendpersoneel?
Op grond van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) zijn zorgaanbieders eindverantwoordelijk voor het leveren van goede zorg. Ook wanneer zorgaanbieders personeel via een uitzendbureau werven, dragen zij de verantwoordelijkheid om de bekwaamheid en bevoegdheid van deze zorgmedewerkers te controleren en zich ervan te vergewissen dat zij over de juiste kwalificaties beschikken. Er zijn geen uitzonderingen voor uitzendpersoneel. Hierbij geldt dat het niet is toegestaan dat ongekwalificeerd personeel zelfstandig zorg verleent waarvoor een specifieke opleiding of registratie vereist is.
In de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) is vastgelegd welke handelingen alleen door BIG-bevoegde (en dus gekwalificeerde) zorgverleners uitgevoerd mogen worden, de zogenoemde voorbehouden handelingen. Toch is er in de praktijk ook ruimte voor mensen zonder diploma of certificaat om in de zorg en welzijn te werken, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Het uitgangspunt hierbij is: bekwaam is inzetbaar. Dit betekent dat iemand bepaalde zorg- of ondersteuningstaken mag uitvoeren als die persoon de nodige kennis en vaardigheden bezit én in staat is deze handelingen veilig en verantwoord uit te voeren. Of iemand bekwaam is om een voorbehouden handeling in opdracht van een BIG-geregistreerde zorgverlener uit te voeren is de verantwoordelijkheid van de BIG-geregistreerde opdrachtgever en degene die de handeling uitvoert, de opdrachtnemer.
Is het uw beleidsvoornemen om meer mogelijkheden te creëren voor ongekwalificeerd personeel om (als uitzendkracht) in de zorg te werken? Zo nee, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Nee, ik ben niet voornemens meer mogelijkheden te creëren voor ongekwalificeerd personeel om in de zorg of welzijn te werken dan dat er nu zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen om toe te zien op de bekwaamheid van personeel. Dit kan zowel vast personeel betreffen als uitzendkrachten.
Zijn er andere berichten of informatie beschikbaar bij uw ministerie of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) die erop duiden dat dit vaker voorkomt? Zo ja, kunt u een overzicht delen van deze informatie en specifiek de hoeveelheid incidenten? Zo nee, gaat u hier onderzoek naar laten doen?
De IGJ heeft mij laten weten dat er incidenten en calamiteiten zijn geweest door het inzetten van onbevoegd en onbekwaam personeel, maar dat zij daarover geen aantallen bijhoudt. Een landelijk dekkend overzicht van incidenten en calamiteiten in de zorg die rechtstreeks zijn toe te schrijven aan de inzet van onbevoegd en onbekwaam personeel is er niet.
Klopt het dat de IGJ wél contact heeft opgenomen met de afnemers van diensten van Allround Care, maar níet met Allround Care zelf? Zo ja, waarom is dit het geval en deelt u de mening dat dit wel moet gebeuren? Zo nee, wat is het resultaat van dit contact geweest?
De IGJ is niet bevoegd om toe te zien op uitzend- of bemiddelingsbureaus. Allround Care is dan ook geen object van IGJ-onderzoek. De zorgaanbieders die diensten afnemen van Allround Care vallen wel onder het toezicht van de IGJ en de IGJ heeft dan ook met hen contact opgenomen. De betrokken zorgaanbieders zijn geschrokken van de uitkomsten van de controles en hebben maatregelen genomen om herhaling te voorkomen.
Deelt u de mening dat bestuurders van organisaties die diensten in de zorg aanbieden en daarbij structureel ongekwalificeerd personeel inzetten gesloten en vervolgd dienen te worden?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen om toe te zien op de bekwaamheid van personeel. In de zorg en welzijn is er ook ruimte voor mensen die (nog) geen opleiding hebben afgerond en (nog) geen formeel diploma of certificaat hebben, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Patiënten, cliënten, werkgevers of andere betrokkenen die te maken hebben (gehad) met problemen daaromtrent worden aangeraden aangifte te doen, zodat het Openbaar Ministerie tot vervolging kan overgaan. Het is aan de opsporingsdiensten criminele activiteiten nader te onderzoeken.
Welke stappen worden gezet om grote zorginstellingen hun verantwoordelijkheid te laten nemen bij het controleren van diploma’s van uitzendkrachten?
Op 31 maart jl. heb ik in samenwerking met de Minister van OCW een kamerbrief verzonden met daarin de aanpak fraude en criminaliteit in de zorgketen. In deze brief zijn ook diverse maatregelen opgenomen gericht op bewustwording van aanbieders rond de inzet van EVC’s en het controleren van diploma’s. Zorgaanbieders worden gewezen op de vergewisplicht en de mogelijkheden hoe deze goed uit te voeren. De vergewisplicht is het onderzoek dat van zorgaanbieders wordt verwacht naar de geschiktheid van zorgverleners (ook Zzp’ers, uitzendkrachten of gedetacheerden). Dat kan bijvoorbeeld door navraag te doen bij eerdere werkgevers, het BIG-register te bekijken en door een VOG te verlangen. Om diplomafraude tegen te gaan stimuleert DUO het gebruik van het gratis digitale uittreksel uit Mijn diploma's. Ook is er nu een mogelijkheid waarmee zorgaanbieders op de website van DUO eenvoudig kunnen controleren of een uittreksel uit «Mijn diploma's» echt is. Deze mogelijkheid wordt op dit moment onder de aandacht gebracht bij de doelgroep. Sinds begin 2023 roept de IGJ de zorgsector regelmatig op om alert te zijn op valse diploma’s, VOG’s en gesjoemel met EVC’s (Erkenning verworven competenties) en opleidingen voor de zorg.
Deelt u de mening dat er onderzoek moet komen naar eventuele negatieve gevolgen voor de patiënten van ongekwalificeerd personeel en dat de kosten en schadevergoeding hiervoor verhaald moeten worden op het bestuur van organisaties die dit personeel hebben ingezet?
Het is primair aan de direct betrokkenen zoals de zorgaanbieder en/of patiënt/cliënt of diens naasten om aangifte te doen tegen de betreffende ongekwalificeerde zorgverlener en vervolgens al dan niet te besluiten om een juridische procedure te starten waarvan schadevergoeding een onderdeel kan zijn.
Wat is uw reactie op de uitspraak «Vrijwel alle zorginstellingen in Nederland zetten ongediplomeerde medewerkers in op functies waarvoor een diploma niet vereist is»? Wat gaat u hier aan doen?
Het is de verantwoordelijkheid van werkgevers dat zij toezien op de bekwaamheid van hun personeel. Op grond van de vergewisplicht dient een instelling van te voren te onderzoeken of een zorgverlener voldoende bevoegd en bekwaam is voor hetgeen deze wordt ingezet. Bij functies in de zorg waarvoor geen diploma is vereist is het belangrijk dat de werkgever toeziet op de bekwaamheid van deze mensen.
Wat is uw reactie op de uitspraak «Er zijn vriendjes en vriendinnetjes die een dienst draaien op naam van iemand anders die wel de juiste papieren heeft»? Wat gaat u hier aan doen?
Zie mijn antwoord op vraag 9. In aanvulling daarop: de IGJ heeft mij laten weten dat zorgaanbieders nog nauwelijks identiteitscontroles hebben ingeregeld omdat ze zich nog onvoldoende bewust zijn van deze specifieke risico’s. Om die reden wijst de IGJ zorgaanbieders op de risico’s met betrekking tot identiteitsfraude op de werkvloer.
Heeft de IGJ voldoende budget, mensen en middelen om deze en andere situaties te achterhalen?
Het tegengaan van zorgfraude is een gezamenlijke opgave van toezichthouders in de zorg, opsporingsinstanties en het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ). De toename van zorgfraude, criminaliteit en ondermijning in de zorg vraagt steeds meer aandacht van het toezicht van de IGJ gelet op de risico’s voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg en jeugdhulp. Dat leidt binnen de bestaande grote toezichtlast van de IGJ inmiddels tot scherpe keuzes, ook ten aanzien van het organisatieonderdeel dat zich bezig houdt met opsporing en het toezicht op integere bedrijfsvoering in relatie tot de kwaliteit en veiligheid van de zorg.
Hoe vaak heeft de inzet van ongediplomeerd personeel van Allround Care geleid tot incidenten? Om wat voor incidenten ging het hier en wat waren de gevolgen hiervan?
De IGJ ziet toe op de betrokken zorgaanbieders maar niet op Allround Care omdat de IGJ geen bevoegdheid heeft om toe te zien op bemiddelings- en uitzendbureaus (zie ook mijn antwoord op vraag 5). Los van de casus Allround Care heeft de IGJ mij laten weten dat er in algemene zin incidenten en calamiteiten zijn geweest door het inzetten van onbevoegd en onbekwaam personeel, maar dat IGJ daarover geen aantallen bijhoudt (zie ook mijn antwoord op vraag 4).
In hoeverre speelde Allround Care een rol bij de diplomafraude?
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Is er in deze casus aangifte gedaan van diplomafraude tegen Allround Care en/of de betrokken zorgverleners?
Ja, de IGJ heeft tegen de betrokken zorgverleners aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en oplichting.
Het bericht ‘Verdachte die biddende moslim doodstak in Zuid-Frankrijk, meldt zich op Italiaans politiebureau’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de aanval op de 22-jarige Aboubakar Cissé in een moskee in Frankrijk, waarbij het slachtoffer vijftig keer werd neergestoken terwijl hij aan het bidden was?1
Ja, het is verschrikkelijk wat er is gebeurd.
Bent u er ook mee bekend dat de kritiek in Frankrijk ook op de overheid is gericht vanwege het aanjagen van een «islamofoob klimaat» in Frankrijk, onder andere vanwege uitspraken van bewindspersonen als «weg met de hoofddoek»?
Ik ben ermee bekend dat er veel reacties zijn geweest op het incident in Frankrijk, waaronder kritische geluiden over de toon van bepaalde politieke bewindslieden jegens de islam.
Zou u zich aangesproken voelen vanwege het aanjagen van een islamofoob klimaat in Nederland vanwege uitspraken die bewindspersonen in Nederland hebben gedaan, onder andere over de hoofddoek van moslimvrouwen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik herken mij niet in het beeld dat Nederlandse bewindspersonen een islamofoob klimaat zouden aanjagen in Nederland. Laat ik vooropstellen dat er in Nederland geen plaats is voor haatzaaien, opruien en haat tegen welke religieuze stroming ook. Het kabinet staat voor een open en vrije samenleving waarin iedereen – ongeacht geloofsovertuiging of levenswijze – zichzelf moet kunnen zijn en zich veilig moet voelen. Dat betekent ook dat mensen in vrijheid hun religie kunnen belijden, inclusief het dragen van religieuze kledingstukken zoals een hoofddoek, zolang dit past binnen de kaders van de wet.
Denkt u dat er in Nederland een serieus probleem van moslimhaat bestaat, zeker gezien meerdere islamofobe terroristen verwijzing hebben gemaakt naar bepaalde politici in Nederland die hen in hun moslimhaat geïnspireerd zouden hebben?
Het kabinet erkent dat moslimdiscriminatie en -haat aanwezig zijn in Nederland. In het hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma is opgenomen dat er daadkrachtig opgetreden zal worden tegen alle vormen van discriminatie waaronder moslimdiscriminatie. U ontvangt binnenkort van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatssecretaris Participatie en Integratie de aan uw Kamer toegezegde kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie.
Deelt u dat het tragisch is dat de Franse koepelorganisatie van moslims zegt dat een grote meerderheid van moslims in Frankrijk het gevoel heeft dat moslimhaat niet even serieus wordt genomen als andere vormen van haat?
Het kabinet vindt het in alle gevallen tragisch en zorgwekkend als mensen het gevoel hebben dat hun ervaringen met discriminatie of haat minder serieus worden genomen.
Discriminatie, in welke vorm dan ook, is onacceptabel en in strijd met artikel 1 van de Nederlandse Grondwet. In Nederland streven wij ernaar dat alle vormen van discriminatie, of het nu gaat om moslimdiscriminatie, antisemitisme, racisme of andere vormen, met dezelfde ernst en inzet worden aangepakt. Ik sta voor een land waarin eenieder in vrijheid zichzelf kan zijn, ongeacht levensovertuiging, seksuele gerichtheid, etniciteit of geslacht.
In dit kader wil ik ook wijzen op de rol van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR). Deze fungeert als aanjager, waakhond en verbinder bij de bestrijding van alle discriminatiegronden, waaronder ook moslimdiscriminatie.
Hoort u eenzelfde soort verwijt ook van de moslimgemeenschap in Nederland, namelijk dat discriminatie en haat tegen haar niet even serieus genomen wordt als tegen andere gemeenschappen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u opsommen hoe vaak de regering signalen heeft ontvangen van ofwel individuen of islamitische organisaties waarin ze hun zorg uitspreken over hun veiligheid?
Het kabinet is in contact met moslimgemeenschappen over diverse thema’s waaronder ook over zorgen op het gebied van veiligheid. Het kabinet registreert niet het aantal binnengekomen signalen. Het kabinet herkent de zorgen en neemt deze mee in verdere beleidsontwikkeling en ondersteuning. Ook naar aanleiding van recente bedreigingen richting moskeeën is er contact opgenomen met koepelorganisaties en moskeeën.
Op basis van eerdere signalen heeft de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in het verleden in samenwerking met de NCTV de Handreiking Veilige Moskee uitgebracht en breed verspreid. Tevens is vanuit de NCTV, in samenwerking met de gemeenten Den Haag en Rotterdam, het Handboek Veiligheid voor Religieuze Instellingen gepubliceerd.
Heeft u naar uw gevoel de zorgen van de moslimgemeenschap wél serieus genomen? Zo ja, waarom denkt u dat Nederlandse moslims dat niet zo hebben ervaren?
Zowel mijn departement als ik en andere leden van het kabinet zijn in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid, haat en discriminatie om beter zicht te krijgen op de omvang van het probleem. Op basis hiervan beoordelen we of het nodig is om aanvullend beleid te formuleren.
Bedreigingen van geloofsgemeenschappen zijn binnen een vrije en open samenleving als de onze onacceptabel. De zorgen van de moslimgemeenschappen neem ik, evenals mijn collega-bewindspersonen, zeer serieus. Wij hebben daarom ook periodiek gesprekken met moskeeën, koepelorganisaties en vertegenwoordigers uit de moslimgemeenschappen.
Kunt u opnoemen hoeveel contactmomenten ervanuit de regering zijn geweest met gebedshuizen om hun zorgen omtrent hun veiligheid aan te horen? Kunt u de data uitsplitsen naar geloofsgemeenschap?
Het kabinet houdt geen registratie bij van het aantal contactmomenten met maatschappelijke, religieuze of culturele organisaties. Desalniettemin onderhoudt het kabinet regelmatig contact met moslimgemeenschappen over diverse thema’s waaronder ook over zorgen op het gebied van veiligheid. Deze contacten vinden plaats via diverse departementen. Zo onderhoudt het Ministerie van Justitie en Veiligheid contact met religieuze gemeenschappen via de erediensten, het Ministerie van SZW via de interreligieuze dialoog en het netwerk van de ESS, en het Ministerie van OCW in relatie tot levensbeschouwelijk onderwijs. Tijdens deze gesprekken is er ruimte om zorgen te bespreken.
Bent u bereid om als preventieve maatregel de beveiliging van moskeeën in Nederland structureel te verhogen? Zouden de best practices daarin meegenomen kunnen worden van de maatregelen die op dit moment voor synagoges in Nederland worden getroffen? Zo ja, welke maatregelen kunnen op korte termijn ook voor moskeeën worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
Over beveiligingsmaatregelen doe ik in het openbaar nooit uitspraken. Wel kan ik u verzekeren dat de veiligheid van religieuze instellingen in Nederland, waaronder moskeeën, voortdurend onder de aandacht is van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Beveiligingsmaatregelen voor religieuze instellingen worden genomen op basis van een zorgvuldige afweging van de dreiging en risico en vallen onder de verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag. Indien er sprake is van een verhoogde dreiging of risico ten opzichte van hun veiligheid, worden passende maatregelen getroffen. Op dit moment is er geen aanleiding om algemene structurele maatregelen te treffen.
Bent u bereid aanvullende maatregelen te treffen om moslimhaat en islamofobie in Nederland actief te bestrijden, onder andere door bijvoorbeeld een nationale bewustwordingscampagne of een Rijksbrede aanpak tegen moslimhaat?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 8 zijn meerdere leden van het kabinet in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid, haat en discriminatie.
Over zowel discriminatie als gevoelens van onveiligheid en haat is ook gesproken tijdens de Catshuissessie met moslimjongeren op 26 augustus jl. Het kabinet vindt het belangrijk dat we deze dialoog samen blijven voortzetten, er is afgesproken dat halfjaarlijks te blijven doen met verschillende partijen middels een bestuurlijk overleg onder coördinatie van de Minister van BZK.
De kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie zal binnenkort door de Staatssecretaris van Participatie en Integratie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar uw Kamer worden gestuurd. Daarin wordt ook ingegaan op veiligheid.
PFAS-lozingen Custom Powders |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de Zembla uitzonding van 27 april over dat Custom Powders al jaren duizenden kilo’s PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen) direct in het riool heeft geloosd?1
Ja.
Hoe kan het dat er rechtstreeks op het riool werd geloosd en dat hier geen controle door de overheid op heeft plaatsgevonden?
Het is belangrijk dat hier duidelijkheid over komt. De gemeente Helmond, als bevoegd gezag voor de rioollozingen, heeft daarom aangekondigd dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de rol van de gemeente en de milieudienst, inclusief vergunningverlening, toezicht en handhaving, bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders2.
Kunt u bevestigen dat deze lozingen en uitstoot van schadelijke stoffen schade (in welke mate dan ook) hebben veroorzaakt aan milieu, waterkwaliteit en gezondheid van mens en dier, waar ook de experts in de aflevering van Zembla naar verwijzen? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan?
Ja, deze effecten zijn vastgesteld. PFOA is een schadelijke stof die sinds 2013 wordt beschouwd als een Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS).3 Deze stof is extreem persistent in het milieu en breekt nauwelijks af. Bovendien kan PFOA effecten op de menselijke gezondheid hebben zoals effecten op het immuunsysteem, voortplanting, ontwikkeling van het ongeboren kind, en is het mogelijk kankerverwekkend. De GenX stoffen, die daarnaast ook zijn geloosd, veroorzaken vergelijkbare gezondheidseffecten als PFOA4.
Daarnaast is het schadelijk voor de natuur doordat de stof kan ophopen in de voedselketen. Het is aannemelijk dat deze combinatie van eigenschappen en de hoeveelheden PFOA die door de jaren heen zijn uitgestoten en geloosd hebben geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Welke mogelijke effecten heeft, volgens experts, het feit dat werknemers van Custom Powders concentraties van PFOA (Perfluoroctaanzuur) in hun bloed hadden die een factor 1000 hoger is dan de EFSA-norm (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid)?
De aanwezigheid van PFOA in het bloed wordt in verband gebracht met verschillende gezondheidseffecten. Van PFOA is bekend dat het schadelijke effecten kan hebben op het immuunsysteem, op de voortplanting en ontwikkeling van het ongeboren kind. Het is mogelijk kankerverwekkend. Het meest recente RIVM-overzicht over de betekenis van de gevonden PFOA-concentraties in het bloed dateert uit 20175. Een overzicht van ongewenste veranderingen bij mensen die op basis van epidemiologische studies met PFAS-blootstelling in verband worden gebracht staat in Tabel II.1 van die rapportage. Het is echter niet mogelijk om een oorzakelijk verband aan te tonen.
De in de uitzending vermelde concentraties PFAS in het bloed van werknemers van Custom Powders, met waarden die oplopen tot 6.239 ng/mL, zijn veel hoger dan de concentratie waaronder EFSA geen gezondheidseffecten verwacht. De inventarisatie uit 2017 bevat geen informatie over de mate waarin genoemde gezondheidseffecten optreden bij dergelijk hoge concentraties.
In 2024 heeft RIVM de behoeften aan onderzoek van omwonenden en werknemers van Chemours en omwonenden van de Westerschelde in relatie tot PFAS in kaart gebracht. Naar aanleiding van deze verkenning is geadviseerd om in de wetenschappelijke literatuur antwoorden te zoeken op vragen als wat zijn de gezondheidsrisico’s, welke ziekten en aandoeningen kun je krijgen van PFAS en wat de langetermijneffecten zijn. De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over de opvolging van deze adviezen.
Hoe kijkt u ernaar dat in de uitzending wordt gesproken over een «kankerstraat» vlakbij de locatie van Custom Powders, waarbij veel omwonenden kanker hebben gekregen? Wat zegt u tegen die burgers?
Het is begrijpelijk en ook logisch dat de berichten over ernstige gezondheidsproblemen, zoals kanker, bij omwonenden van de locatie van Custom Powders diepe zorgen oproepen. Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde leefomgeving. Tegelijkertijd is het belangrijk om zorgvuldig met dit soort signalen om te gaan. De GGD heeft in 2018 samen met het waterschap onderzoek gedaan naar de verspreiding van PFAS. Uit die onderzoeken bleek dat er geen sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s.
Op dit moment is er geen causaal verband vastgesteld tussen de blootstelling aan PFAS vanaf deze locatie en het optreden van kanker in de directe omgeving6. Dat sluit niet uit dat de zorgen over mogelijke gezondheidseffecten onverminderd zijn. De gemeente Helmond heeft aan de GGD gevraagd om een vrijwillig gezondheidsonderzoek uit te voeren7.
PFOA is een kankerverwekkende stof, maar het is ingewikkeld aan te tonen dat een omwonende kanker heeft gekregen van PFOA-uitstoot/lozingen; hoe kunnen burgers dan wel hun recht halen en worden beschermd?
Het bevoegd gezag houdt toezicht op de uitstoot en activiteiten van bedrijven. Het uitgangspunt is dat bedrijven zich aan milieuwetgeving moeten houden. Wanneer dat niet gebeurt, biedt de wetgeving verschillende handvatten om dit aan te pakken. Zowel het bestuursrecht, strafrecht als privaatrecht biedt mogelijkheden om bedrijven aan te spreken op overtredingen en schade te vergoeden. Het is van de specifieke feiten en omstandigheden afhankelijk of en door wie deze mogelijkheden daadwerkelijk benut kunnen worden.
Voor een uitgebreide uiteenzetting van de juridische mogelijkheden voor verschillende partijen in zulke gevallen geldt het antwoord op vraag drie in de Kamerbrief over het aansprakelijk stellen van bedrijven voor schade door PFAS-vervuiling8.
Bent u het eens dat uit voorzorg de uitstoot snel gestopt moet worden, als er vermoedens zijn dat mensen ziek worden van PFOA en andere gevaarlijke stoffen? Zo nee, waarom speelt u dan Russisch roulette met levens van mensen?
Het uitgangspunt van het milieubeleid is dat de gezondheid van mens en dier en de kwaliteit van het milieu goed beschermd moet worden. Voorzorg speelt daarin een belangrijke rol: als er serieuze aanwijzingen zijn dat een stof schadelijk kan zijn voor de gezondheid of het milieu, is dat aanleiding om maatregelen te nemen, ook als er nog geen volledige wetenschappelijke zekerheid is. Het bevoegd gezag beoordeelt of en welke maatregelen nodig zijn. Dit doen ze op basis van de beschikbare wetenschappelijke inzichten, adviezen van experts, en de mate van onzekerheid of risico. Daarbij worden ook de belangen van volksgezondheid en milieubescherming expliciet meegewogen.
Het beeld dat er «Russisch roulette» wordt gespeeld met mensenlevens wordt dan ook niet herkend. Waar vermoedens bestaan van gezondheidsschade door stoffen als PFOA, is het juist van belang om snel inzicht te krijgen in de ernst van de risico’s en om waar nodig preventief op te treden.
Kunt u een inschatting geven, op basis van input van onafhankelijke experts/wetenschappers, wat inmiddels (in euro's) de schade aan milieu en gezondheid is door de genoemde lozingen en de uitstoot van schadelijke stoffen? Zo nee, waarom heeft u nog steeds geen beeld van de schade die bedrijven aan milieu en burgers aanrichten?
Het is ingewikkeld om de schade van een bepaalde stof in euro’s uit te drukken, omdat de effecten van de vervuiling verstrekkend kunnen zijn en niet direct te meten zijn. In plaats van te kijken naar schade in euro’s, wordt gekeken naar de impact die een stof heeft op de functies van het milieu en de volksgezondheid.
Als de emissie van een stof past binnen de kaders en grenzen die het lozingsbeleid toelaat, wordt deze als acceptabel beschouwd. Dit betekent dat gezorgd wordt dat de uitstoot niet boven de vastgestelde normen uitkomt om zo de leefomgeving te beschermen. Daarnaast geldt het principe «de vervuiler betaalt», wat inhoudt dat bedrijven en organisaties die stoffen lozen, via een lozingsheffing bijdragen aan de kosten voor het beheer en herstel van de gevolgen van de vervuiling.
Wie is aansprakelijk voor de gemaakte fouten en het vergoeden van de schade aangericht aan gezondheid, natuur en milieu?
In Nederland geldt het uitgangspunt dat de veroorzaker van schade aan gezondheid, natuur of milieu verantwoordelijk is voor het herstellen van die schade. Of en in hoeverre er sprake is van aansprakelijkheid hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de geldende wet- en regelgeving op het moment van de lozing, de kennis over de schadelijkheid van stoffen op dat moment en de vraag of er is gehandeld binnen of buiten de vergunde kaders.
In het geval van de PFAS-vervuiling in Helmond heeft de gemeente aangifte gedaan tegen zowel Custom Powders als Chemours (voorheen DuPont). Het is uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen of er sprake is van juridische aansprakelijkheid en of er schadevergoeding moet worden toegekend.
Kunt u schetsen waar er vanuit de overheid precies fouten zijn gemaakt en op welk moment, inclusief de bijbehorende tijdlijn?
De gemeente Helmond heeft een tijdlijn opgesteld van het onderzoek naar de PFAS-emissies bij Custom Powders (zie bijlage 1). Het onafhankelijke onderzoek dat de gemeente Helmond laat uitvoeren zal duidelijkheid geven over de rol van de gemeente en de milieudienst bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders (zie ook vraag 2). Het Ministerie van IenW heeft destijds, op verzoek van de gemeente Helmond, vanuit haar beschikbare kennis en expertise meegedacht in de aanpak van de vervuiling.
Welke concrete lessen trekt u uit deze casus en de gemaakte fouten en welke concrete extra acties (anders dan nog meer onderzoek) gaat u ondernemen om soortgelijke schade aan milieu en gezondheid van burgers te voorkomen (graag met tijdlijn en planning)?
De casus rondom PFAS-lozingen bij Custom Powders in Helmond toont het belang van:
Op al deze thema’s lopen verschillende acties. Zo wordt de vernieuwde Europese Richtlijn Industriële Emissies geïmplementeerd en wordt er in Europees verband gewerkt aan een hernieuwde Kaderrichtlijn Water. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is daarnaast bezig met de uitvoering van de Actieagenda Industrie en Omwonenden9 en het Impulsprogramma Chemische Stoffen10 en met het robuust maken van het VTH-stelsel11. Op basis van deze trajecten worden verschillende maatregelen uitgevoerd of voorgesteld die gericht zijn op het beschermen van de gezondheid van omwonenden en het verbeteren van wet- en regelgeving. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de verschillende sporen.
Klopt het dat onze rioolwaterzuiveringsinstallaties niet gebouwd zijn op het zuiveren van PFAS en dat de enorme hoeveelheden PFAS er dus gewoon steeds doorheen stroomt? Welke gevolgen heeft dit voor biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid?
Het klopt dat rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) in hun huidige opstelling niet zijn ontworpen om PFAS te verwijderen. De mate waarin PFAS zal worden gezuiverd in de RWZI zal daardoor zeer beperkt zijn. Welke gevolgen dit heeft voor de biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Voor diverse soorten PFAS is bewezen dat deze schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu. Doordat deze stoffen ophopen in onze leefomgeving kunnen we er langdurig aan worden blootgesteld. Het valt niet uit te sluiten dat dit heeft geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Uit de steekproef van Zembla rondom de fabriek blijkt dat bij het merendeel van de hobbykipeieren de Europese PFAO-norm wordt overschreden en experts adviseren de eieren niet te eten. Hoe staat dat met ander voedsel zoals groente en fruit?
In 2018 en 2022 heeft het RIVM onderzoek gedaan naar de risico’s van het eten van gewassen uit het volkstuincomplex uit de omgeving van Custom Powders (1e Helmondse volkstuinencomplex aan de Sluisdijk en Delta volkstuinen aan de Griftstraat (Sluisdijk en Delta). Sluisdijk ligt op ongeveer 450m en Delta op ongeveer 1.150 meter benedenwinds van Custom Powders. Na een herziening op basis van de nieuwe gezondheidskundige grenswaarden van EFSA die in 2020 zijn vastgesteld, heeft het RIVM geadviseerd dat gewassen uit het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk beter niet gegeten konden worden en dat gewassen uit de Delta volkstuinen veilig zijn voor consumptie, al raadt het RIVM af om daar elke dag uit de volkstuin te eten. De gemeente Helmond heeft daarop de bodem op het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk laten saneren.
Het Voedingscentrum adviseert: eet gevarieerd. Voedsel bevat vele gezonde stoffen zoals vitamines, mineralen, koolhydraten en vezels. Maar voedsel kan ook verontreinigd zijn met andere stoffen zoals zware metalen of PFAS. Het is niet te voorkomen dat we ook deze ongewenste stoffen binnenkrijgen, omdat ze nu eenmaal in ons milieu voorkomen. Groente uit de moestuin kun je gewoon eten. Alleen voor groente en fruit uit moestuinen binnen 1 kilometer van de fabriek van DuPont/Chemours in Dordrecht is het advies om dit niet te eten. Op deze plekken zitten veel PFAS in de bodem (www.voedingscentrum.nl).
In de Zembla uitzending wordt gesproken over «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» van Chemours; bent u het met die constateringen eens? Zo nee, waar baseert u dat dan precies op?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de kwalificaties «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» die in de Zembla-uitzending worden genoemd. Dit is aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Wel is het zorgelijk over de wijze waarop DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met overheden, samenwerkingspartijen (zoals Custom Powders), werknemers of omwonenden, is dat zorgelijk en onacceptabel. Transparantie en verantwoordelijkheid zijn cruciaal bij het beschermen van de volksgezondheid en het milieu. Het is daarom goed dat er onderzoek loopt naar de rol van het bedrijf in de lozingen en mogelijke milieuschade. De uitkomsten van dat onderzoek zullen duidelijkheid moeten geven over de vraag of er inderdaad sprake is geweest van strafbaar handelen.
Wat vindt u ervan dat Custom Powders voor Chemours teflonpoeder verwerkte, maar dat belangrijke informatie over de stoffen niet bekend was voor de medewerkers van Custom Powders?
Uitgangspunt is dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Werkgevers zijn daar op basis van de Arbowet primair voor verantwoordelijk. Zij moeten een inventarisatie maken van de gevaarlijke stoffen in hun bedrijf en de hoogte van de blootstelling van werknemers aan die stoffen bepalen. Vervolgens beoordelen zij of die blootstelling tot gezondheidsrisico’s kan leiden en dienen zij maatregelen te nemen. Afhankelijk van de gezondheidsrisico’s die gevaarlijke stoffen kunnen veroorzaken, moet de producent of distributeur van de stof informatie verstrekken over die gevaren in het Veiligheidsinformatieblad (VIB). Dit is dan ook belangrijke informatie voor een inventarisatie. De werkgever is volgens de Arbowet verplicht om doeltreffende voorlichting en onderricht te geven aan de werknemers over het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Bij de invulling van de zorgplicht van de werkgever richting zijn werknemers is het van belang dat de werkgever over de juiste informatie beschikt.
Zoals in het antwoord op vraag 14 is aangegeven deel is het zorgelijk hoe DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met partijen in de keten of werknemers is dat zorgelijk en onacceptabel.
Wat vindt u ervan dat Dupont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat er zelfs hogere hoeveelheden PFOA in het bloed van medewerken van Custom Powders zaten dan in het bloed van de medewerkers van de Dordrechtse en Amerikaanse Dupont fabriek?
Onderzoek moet uitwijzen of het inderdaad klopt dat DuPont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat medewerkers van Custom Powders werden blootgesteld aan hogere concentraties PFOA dan hun eigen werknemers in Dordrecht en de Verenigde Staten. Als dit het geval is, dan is dat een uiterst zorgwekkende constatering. Hoewel Chemours niet de directe werkgever was van de medewerkers van Custom Powders, heeft het bedrijf wel degelijk een verantwoordelijkheid als leverancier van de stof.
Bedrijven moeten zorgvuldig omgaan met kennis over mogelijke gezondheidsschade, vooral wanneer deze ook impact heeft op ketenpartners of derden. Het feit dat deze informatie niet eerder is gedeeld met het bedrijf Custom Powders, toezichthouders of betrokken overheden roept vragen op over de zorgplicht en transparantie van alle betrokken partijen. Het is van groot belang dat het lopende onderzoek door de gemeente Helmond helderheid wordt verschaft over wat er (en op welk moment) bekend was en of er adequaat is gehandeld.
Bent u bekend met de effecten op de omgeving en omwonenden die dit PFAO-lek heeft veroorzaakt? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom heeft u na al die jaren nog steeds geen overzicht over wat vervuiling door bedrijven met de gezondheid van burgers en milieu doet?
Tussen 2018 en 2020 heeft de gemeente Helmond een milieuonderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de uitstoot van PFOA en GenX in de regio12. Uit het onderzoek blijkt dat de omvang van de PFAS-verontreiniging goed in kaart is gebracht. De risicobeoordeling, gebaseerd op de door het RIVM geadviseerde risicogrenswaarden, laat zien dat er geen verhoogd gezondheidsrisico is voor omwonenden.
Wel is sprake van ernstige verontreiniging van de bodem en het grondwater, met name in de directe omgeving van het bedrijf Custom Powders. Er bestaat een aanzienlijk risico dat deze stoffen zich via het grondwater verder verspreiden. Bovendien bevindt een deel van de grondwaterverontreiniging zich binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Op basis van deze bevindingen heeft de gemeente Helmond besloten dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. De uitvoering van deze sanering staat gepland voor medio 2026.
Daarnaast zijn ook concentraties van PFOA en GenX aangetroffen in het oppervlakte- en rioolwater. Onderzoek van de ILT bevestigt dat deze stoffen nog steeds worden waargenomen13. Waterschap Aa en Maas monitort de waterkwaliteit en signaleert indien nodig of aanvullende maatregelen vereist zijn.
In de Zembla-aflevering schetst de gemeente Helmond hoe lastig het is voor overheden en toezichthouders om goede beslissingen te maken, omdat bedrijven tegenover een toezichthouder met weinig capaciteit informatie kunnen achterhouden of in kleine letters verbergen in bijlagen; welke stappen gaat u ondernemen om dit te voorkomen en de informatiepositie van toezichthouders en de overheid ten opzichte van bedrijven te verbeteren op korte termijn?
Via verschillende maatregelen wordt gewerkt aan het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de breedte. Versterking die niet alleen het stelsel, maar ook de dagelijkse uitvoering ten goede komt waar ook de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven wordt versterkt. Specifiek op het gebied van stoffen wordt het bevoegd gezag met de ontwikkeling van de Routekaart Voorzorg Beter Toepassen, zoals benoemd in het commissiedebat Leefomgeving van 13 mei 2025, ondersteund.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld14, wordt er momenteel gewerkt aan het IenW-programma Digitaal VTH-stelsel Milieu en aan de versterking van de kennisinfrastructuur bij omgevingsdiensten. Beide acties zullen ervoor zorgen dat de informatie van toezichthouders wordt versterkt. Er zal eerst worden gekeken naar de effecten van die inzet afwachten voordat er eventueel aanvullende acties worden genomen.
Hoe kan het dat de Dupont (via de arbeidshygiënist) de medewerkers heeft voorgehouden dat er geen gevaar is voor de gezondheid, zoals in de Zembla-aflevering wordt geschetst? Heeft de overheid daar nooit op gecontroleerd en ingegrepen en waarom niet?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 14 is de werkgever verantwoordelijk voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor de werknemers. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk om werknemers op een doeltreffende manier in te lichten over de risico’s en hoe die te beperken. Dat begint bij een inventarisatie van deze risico’s. Als kennis beschikbaar is over deze risico’s, moeten deze beschikbaar zijn voor partijen in de keten. Een werkgever kan ervoor kiezen om ter ondersteuning van deze verantwoordelijkheid een bedrijfsarts, arbeidshygiënist of andere arbodienstverleners in te schakelen. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht op de naleving van de Arbowetgeving.
Met welke extra stappen gaat u voorkomen dat de situatie uit de bovenstaande vraag zich opnieuw ergens voordoet?
Het is lastig om een dergelijke gebeurtenis uit te sluiten. Wel stimuleren we bedrijven het gebruik van schadelijke stoffen te verminderen en wordt het vergunningsstelsel aangepast. Dit heeft ook een effect op werknemersbescherming. De verantwoordelijkheid voor gezond en veilig werken die daarnaast bij de werkgever ligt blijft ook gelden, waaronder de eerdergenoemde verantwoordelijkheid tot het doeltreffend informeren van werknemers, en toezien op het juist toepassen van maatregelen om gezondheidsrisico’s te beperken. De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving hiervan.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Helmond al veel geld van burgers heeft moeten besteden aan sanering en de kosten voor de vervuiling dus zijn afgewenteld op burgers?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijk beginsel. Bij Custom Powders is een verontreiniging ontstaan, waarbij een veroorzaker in beeld is, maar de aanpak wegens de aanwezige risico’s niet kan wachten op de uitkomst van kostenverhaal. De gemeente Helmond is als bevoegd gezag voor bodemsanering daarom met de aanpak gestart om mens en milieu te beschermen en parallel daaraan met het traject voor het aanspreken van aansprakelijke partijen.
Uitgangspunt blijft dat de kosten voor de sanering uiteindelijk bij aansprakelijke partijen zoals Custom Powders terechtkomen.
Nu Custom Powders failliet is, is het aan de curator om de schuldeisers te inventariseren en te bepalen welke middelen er in de failliete boedel aanwezig zijn om de openstaande schulden te voldoen. Indien daaruit onvoldoende middelen overblijven voor de sanering en ook geen andere aansprakelijke partijen kunnen worden aangesproken, zullen de kosten door het Rijk gefinancierd worden.
Middels deze aanpak wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat de uiteindelijke rekening door de burger wordt betaald. Als kosten worden verhaald kan hiermee rekening worden gehouden bij het vaststellen van de uitkering aan de gemeente. Dan kan het uitgekeerde geld bijvoorbeeld terugvloeien naar artikel 13, hoofdstuk 12 van de begroting en opnieuw worden ingezet voor bodemsanering of terugvloeien naar Financiën.
Het opruimen van deze vervuiling gaat meer dan 10 miljoen euro kosten. Hoe gaat u ervoor zorgen dat de rekening bij Chemours komt en niet nog verder bij de belastingbetaler?
Van de ruim 10 miljoen euro aan kosten die de gemeente Helmond verwacht te maken, is door de gemeente bijna 8,8 miljoen aangevraagd onder de regeling specifieke uitkering (SPUK) Bodem op de begroting van het Ministerie van IenW. De gemeente heeft het volledig aangevraagde bedrag toegekend gekregen.15 Daarnaast heeft de gemeente Helmond in de periode 2017–2020 zo’n 1,5 miljoen euro aan kosten gemaakt voor onderzoek en voorbereiding op de sanering. De gemeente probeert dit totaal aan kosten te verhalen op de veroorzaker. Het Ministerie van IenW heeft vernomen dat de gemeente probeert om ook Chemours aansprakelijk te stellen voor de bodemverontreiniging op en rond het terrein van Custom Powders. Of en in hoeverre zij dat ook zijn, is uiteindelijk aan de rechter.
Met welke concrete extra stappen gaat u de opdracht van de Kamer uitvoeren (zoals verwoord in motie Kostic/Soepboer) om beter te borgen dat vervuilers zelf opdraaien voor de kosten van de schade die hebben veroorzaakt door onder andere PFAS, in plaats van de belastingbetaler?2
In de meeste recente verzamelbrief bodem en ondergrond heeft de Staatssecretaris van IenW aangegeven hoe er uitvoering wordt gegeven aan deze motie geef17. Daarin staat aangegeven hoe het principe «de vervuiler betaalt» bepaalt dat de kosten van milieuverontreiniging en andere schade zoveel mogelijk op de veroorzaker daarvan worden verhaald. Voor bodemverontreinigingen met PFAS, ontstaan in de periode van 1 januari 1987 tot 1 januari 2024, geldt in beginsel de zorgplichtbepaling uit de Wet bodembescherming (Wbb) via het overgangsrecht18. Om het bevoegd gezag te ondersteunen bij invulling van de genoemde zorgplichtbepaling, is recent een handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS gepubliceerd.
Weet u welk bedrijf de rol van het bewerken van zeer zorgwekkende stoffen zoals PFAS voor Chemours heeft overgenomen nu Custom Powders failliet is? Zo ja, staat deze fabriek in Nederland en is hier nu wel constante controle op de lozingen, en zo ja, in welke vorm?
Het drogen van het fluorpolymeer PTFE, dat voorheen bij Custom Powders gebeurde, is na het faillissement van Custom Powders opgenomen in het productieproces bij het bedrijf Chemours (Dordrecht) zelf. Dit verliep binnen de geldende vergunning, waarbij er ook extra emissie reducerende maatregelen zijn toegepast.
Welke kansen ziet u om vanuit het Rijk juridische stappen te ondernemen tegen verantwoordelijke actoren of anderen daarin te ondersteunen?
Voor wat betreft de bodemsanering is de gemeente Helmond bevoegd gezag. Het is aan de gemeente om de kosten te verhalen op de veroorzaker. Of er ook er ook juridische stappen tegen andere actoren genomen moeten worden, is aan de gemeente. Om overheden te ondersteunen bij de aanpak van buitenproportionele opgaven op het gebied van bodemsanering, bestaat de eerdergenoemde SPUK Bodem. Kostenverhaal en aansprakelijkheid zijn onderdeel van de aanpak. Juridische kosten, wanneer die buitenproportioneel van aard zijn, kunnen hier ook onder vallen. De gemeente Helmond heeft binnen deze regeling de aangevraagde bijna 8,8 miljoen euro toegekend gekregen voor de aanpak van de bodemverontreiniging en voor de inzet van kostenverhaal (zie het antwoord 22).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat een soortgelijk schandaal niet nog een keer voorkomt, en welke concrete stappen binnen welke periode neemt u daartoe (anders dan nog meer onderzoek)?
Het is onmogelijk om het risico volledig uit te sluiten. Wel zorgen we er voor dat de kans op herhaling zo klein mogelijk is. Dat doen we op meerdere manieren: zo versterken we het VTH-stelsel, investeren we in kennis bij instituten zoals het RIVM, en scherpen we de lozingsvergunningen aan. Daarnaast zal het lopende Europese restrictievoorstel voor PFAS hier van grote waarde zijn. Uiteindelijk is een zo groot mogelijk verbod de belangrijkste factor om dergelijke situaties te voorkomen. Ook stimuleren we bedrijven om nu al te kijken waar het gebruik van schadelijke stoffen omlaag kan en waar alternatieven kunnen worden ingezet. Daarnaast ondersteunen we het bevoegd gezag waar nodig, zodat zij hun rol met meer kennis en kracht kunnen vervullen. Zo werken we stap voor stap aan een veiliger en gezonder systeem.
Gaat u na deze berichten versnelde acties ondernemen om nul uit de pijp bij Chemours op korte termijn te kunnen bereiken? Hoe gaat u dat precies bereiken en op welke termijn?
De wens om bij Chemours zo snel mogelijk «nul uit de pijp» te bereiken is begrijpelijk. Uw Kamer zal voor de zomer over de aanpak worden geïnformeerd.
Wat betekent deze casus volgens u voor het vertrouwen in de overheid vanuit de burgers?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 11, benadrukt deze casus het belang van een goede bescherming van de gezondheid van omwonenden. Het blijft belangrijk om het vertrouwen van omwonenden in de overheid te versterken en als overheid benaderbaar te zijn voor omwonenden, zoals ook blijkt uit het recente onderzoek van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur19. Het realiseren van een dialoog tussen omwonenden, industrie en overheid is onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Voor het zomerreces wordt de Kamer over de vervolgstappen op dit vlak geïnformeerd.
Hoe kunnen burgers gezien alle schandalen er nog vertrouwen in hebben dat de overheid controle heeft over, en scherp toeziet en handhaaft op bedrijven die met gevaarlijke en ziekmakende stoffen werken?
Dit soort casussen doen het vertrouwen van omwonenden geen goed. Een vergelijkbare conclusie trok de Onderzoeksraad voor Veiligheid in haar rapport over industrie en omwonenden20. Er is dus werk aan de winkel. In het antwoord op vraag 11 is reeds aangegeven welke acties (mede naar aanleiding daarvan) zijn ingezet. Het gaat onder andere om het verbeteren van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, het versterken van wet- en regelgeving en gezondheid in de afwegingen op dit gebied een volwaardige plaats te geven. Mijn ambitie is om met deze verschillende acties een stap de goede richting op te zetten en het vertrouwen terug te winnen.
Hoe kunt u aan de burgers uitleggen dat u afspraken kan maken met bedrijven die al hebben laten zien dat ze in staat zijn om te liegen, te verhullen en te misleiden, niet alleen als het gaat om Chemours, maar ook om bijvoorbeeld Tata Steel?
Het kabinet werkt met verschillende bedrijven aan maatwerkafspraken om de verduurzaming van de industrie en het verbeteren van de leefomgeving extra te stimuleren. Het doel staat daarbij voorop. Door het maken van deze afspraken is het mogelijk om bijvoorbeeld additionele CO2-reductie en verbetering van de leefomgeving te realiseren, die zonder deze afspraken niet behaald zouden kunnen worden. Ook niet met bijvoorbeeld strengere handhaving of scherpere vergunningen. Bij het maken van afspraken met bedrijven wordt toegewerkt naar een bindende maatwerkafspraak waarin juridisch afdwingbare verplichtingen worden vastgelegd.
Kunt u toezeggen dat u bij de gesprekken en besluiten over verbod op PFAS en andere gevaarlijke stoffen, de gezondheid van burgers centraal zult stellen en zult plaatsen boven korte termijn economische belangen, ook om te compenseren voor de schade die mensen en hun leefomgeving hebben opgelopen door het feit dat de overheid ze onvoldoende heeft beschermd?
Het besluit om te werken aan een EU-brede restrictie op het gebruik en op de markt brengen van (producten met) PFAS is juist genomen om de gezondheid van burgers zo goed mogelijk te beschermen. Daar wordt nu hard aan gewerkt door het EU-agentschap voor chemische stoffen (ECHA). Het gaat hierbij om het beoordelen van veel verschillende toepassingen van PFAS. Waar in sommige gevallen prima alternatieven beschikbaar en al in gebruik zijn, zijn er ook situaties waar dat niet zo is. Dat moet goed worden beoordeeld om ongewenste maatschappelijke effecten te voorkomen zoals het niet meer beschikbaar zijn van bepaalde medische apparatuur, consumentenelektronica of specifieke industriële toepassingen. Dat wordt momenteel beoordeeld, waarna de Europese Commissie een voorstel voor besluitvorming zal opstellen dat gebaseerd is op het aanpakken van het risico en de sociaaleconomische gevolgen, aangezien deze twee elementen in de regelgeving zijn vastgelegd.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Een integrale audit van ideologisch gedreven overheidsuitgaven en mogelijke systeemfraude in de overheidsadministratie |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), Barry Madlener (PVV), Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB), Dirk Beljaarts (PvdV), Marjolein Faber (PVV), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Reinette Klever (PVV), Fleur Agema (PVV), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u een volledig overzicht geven van alle organisaties die sinds 2010 overheidsfinanciering hebben ontvangen (subsidies, bijdragen, fondsen, opdrachten of garanties) en die de Staat der Nederlanden (mede) voor de rechter hebben gedaagd en/of publiekelijk of juridisch hebben aangedrongen op beleidsverandering via protest, campagnes of rechtszaken?
Er wordt geen lijst bijgehouden van organisaties die de Staat der Nederlanden (mede) voor de rechter hebben gedaagd en/of publiekelijk of juridisch hebben aangedrongen op beleidsverandering via protest, campagnes of rechtszaken. Departementen leggen in de jaarverslagen die jaarlijks aan uw Kamer worden aangeboden verantwoording af over de uitgaven die zijn gedaan. Deze jaarverslagen en onderliggende gegevens zijn ook inzichtelijk via Rijksfinancien.nl.
Hoeveel belastinggeld is sinds 2010 verstrekt aan organisaties die zich (mede) richten op abortuszorg en -bevordering, inclusief internationale partnerschappen; transgenderzorg, genderbevestigende medische interventies of «genderinclusief» onderwijs; LHBTIQ+-voorlichting of «empowerment»; «klimaatgerechtigheid»; «intersectionaliteit»; «dekolonisatie» en andere aan de duurzameontwikkelingsdoelstellingen gerelateerde doelen?
Departementen leggen in de jaarverslagen die jaarlijks aan uw Kamer worden aangeboden verantwoording af over de uitgaven die zijn gedaan. Deze jaarverslagen en onderliggende gegevens zijn ook inzichtelijk via Rijksfinancien.nl.
Hoe wordt voorkomen dat deze subsidies of bijdragen direct of indirect worden gebruikt voor anti-democratische doeleinden, waaronder: a. rechtszaken tegen de Nederlandse Staat (zoals door Urgenda of Milieudefensie) en b. beïnvloeding van verkiezingen, beleidsvorming of publieke opinie via door de overheid betaalde campagnes?
Deze vraag bevat een aanname over de definitie van «anti-democratische doeleinden» die het kabinet niet deelt, waardoor hij moeilijk te beantwoorden is. In het algemeen is te stellen dat subsidies op verschillende manieren worden verantwoord en gecontroleerd. Deze wijze van verantwoording en controle is vastgelegd in de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, ook wel bekend als het Uniform Subsidiekader (USK). Vakministers zijn zelf verantwoordelijk voor het subsidiebeheer en het beleid hieromtrent.
Worden bij subsidieaanvragen en -verantwoording identiteiten, jaarrekeningen en bestuursstructuren van aanvragers gecontroleerd op dubbele registraties, schijnconstructies of verbonden partijen?
Subsidies worden op verschillende manieren verantwoord en gecontroleerd. Deze wijze van verantwoording en controle is vastgelegd in de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, ook wel bekend als het Uniform Subsidiekader (USK). Vakministers zijn zelf verantwoordelijk voor het subsidiebeheer en het beleid tegen misbruik en oneigenlijk gebruik.
Kunt u uitsluiten dat er in Nederland net als in de Verenigde Staten (waar het Department of Governmenet Efficiency (DOGE) recent gevallen aan het licht bracht van overheidsmedewerkers op de payroll met leeftijden boven de 100 jaar) sprake is van zogeheten «ghost employees» of fictieve ambtenaren in loondienst? Zo nee, wat is de oudste actieve ambtenaar in dienst bij de Rijksoverheid, en hoeveel medewerkers staan ingeschreven met leeftijden van 90 jaar of ouder?
Er zijn in de personele administratie geen medewerkers bekend met een leeftijd van 90 jaar of ouder. De oudste actieve ambtenaar die in de personele administratie staat geregistreerd heeft een leeftijd van 80 jaar. In overleg kunnen medewerkers doorwerken na het 70e levensjaar. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan specialistisch adviseurs of bepaalde commissiesecretarissen.
Tabel 1 in de bijlage geeft een overzicht van het aantal Rijksambtenaren, per ministerie, naar leeftijdscategorie in het jaar 2024. De tabel laat zien dat er in Q4 2024 94 rijksmedewerkers waren met een leeftijd tussen de 71 en de 80 jaar.
Deze groep is goed voor 39,6 fte. Een meerderheid van deze groep werkt deeltijd, soms beperkt tot enkele uren per week.
Worden burgerservicenummers in de HR-administratie periodiek geverifieerd op vitaliteit, overlijden of dubbele inschrijving? En kunt u een overzicht geven van het aantal actieve ambtenaren naar leeftijdscategorie en dienstonderdeel?
Bij invoer van een werknemer in het HR-systeem vindt een validatie plaats op juistheid van BSN. Daarnaast wordt voorafgaand aan de salarisverwerking een loonaangiftecontrolerapport gedraaid, die een melding genereert wanneer een BSN bij meer dan één personeelsnummer wordt gebruikt. Werkgevers hebben geen toegang tot de Basisregistratie Personen (BRP). Elke medewerker waarvoor loon is berekend, wordt maandelijks met BSN opgenomen in de loonaangifte, die verstuurd wordt naar de Belastingdienst. De Belastingdienst controleert op de juistheid van het aangeleverde BSN. De Belastingdienst controleert aan de hand van de BRP of het BSN aansluit met de aangeleverde geboortedatum.
Tabel 1 in de bijlage geeft een overzicht van het aantal Rijksambtenaren, per ministerie, naar leeftijdscategorie in het jaar 2024.
Zijn er ambtenaren of externe consultants met toegang tot begrotingssystemen of subsidieverstrekkingsplatforms die gelijktijdig werkzaam zijn bij door de overheid gesubsidieerde instellingen? Zo ja, hoeveel?
Er geldt een meld- en registratieplicht voor nevenwerkzaamheden die in relatie tot iemands ambtelijke functievervulling de belangen van de dienst kunnen raken. Indien blijkt dat er integriteitsrisico's zijn, wordt door de betrokken persoon en de leidinggevende onderzocht welke maatregelen hiertegen genomen kunnen worden, met mogelijk zelfs een verbod op de nevenwerkzaamheden. De geschetste situatie in de vraag zal al snel onder deze meldplicht vallen.
Hoeveel subsidieaanvragen zijn sinds 2020 goedgekeurd waarin de volgende trefwoorden of gelijksoortige termen voorkwamen: «diversiteit, «inclusie», «dekolonisatie», «intersectionaliteit», «gender», «klimaatrechtvaardigheid», «safe space», «systemisch racisme», «lhbti+», «queer», «trans rights», «migratierechtvaardigheid»?
Informatie over het aantal subsidieaanvragen met de betreffende termen is niet beschikbaar.
Kunt u aangeven hoeveel verschillende organisaties in Nederland op meerdere plaatsen onder andere namen geregistreerd staan als subsidieontvanger? Hoeveel stichtingen of verenigingen zijn actief met een registratie bij de Kamer van Koophandel, maar zonder actieve fysieke of digitale aanwezigheid?
Een stichting of vereniging kan behalve de reguliere naam een verkorte (afwijkende naam) hebben. Als de stichting of vereniging een onderneming drijft, komen daar mogelijk ook nog handelsnamen van de onderneming bij. Al deze namen hangen echter aan hetzelfde KVK-nummer. Voor zover wederpartijen deze KVK-nummers in hun eigen administratie gebruiken, en dat is heel gebruikelijk, bestaat er dus geen verwarring over de identiteit van de vereniging of stichting ongeacht de naam die gevoerd wordt.
Indien in een stichting of vereniging al minstens een jaar geen activiteiten plaatsvinden, overeenkomstig de criteria in artikel 2:19a BW, dan moet de KvK deze ontbinden. Het voornemen tot ontbinding en, wanneer de organisatie zich niet alsnog bij KVK meldt ook de ontbinding zelf, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
Bent u bereid een onafhankelijke taskforce (vergelijkbaar met het Amerikaanse DOGE-team) samen te stellen bestaande uit externen met bewezen expertise in kunstmatige intelligentie (AI), data-analyse en overheidsaccountability, met als opdracht een systeemscan te doen op mogelijke inefficiënte, onrechtmatige of ideologisch gemotiveerde uitgaven en hen daarbij toegang te verschaffen tot interne subsidieportalen, IT-systemen en payroll-gegevens voor een integrale risicoanalyse?
Nee, het samenstellen van een taskforce zoals het Amerikaanse DOGE-team wordt naar ons inziens niet als nodig geacht.
Indien u hier niet toe bereid bent, wilt u dan toelichten waarom niet, en op welke wijze u dan wél de integriteit, transparantie en democratische controle van overheidsuitgaven garandeert?
De Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer (AR) zijn beide onafhankelijke controleurs die toezien op rechtmatig en doelmatig gebruik van overheidsmiddelen. De ADR werkt als interne auditor binnen de overheid, terwijl de AR als externe auditor optreedt. Samen zien zij toe op de integriteit, transparantie en democratische controle van overheidsuitgaven. Daarbij is de AR wettelijk bevoegd om alle benodigde gegevensbronnen te betrekken in haar onderzoeken. Beide organisaties hebben vergaande expertise en zetten in op kennisontwikkeling in kunstmatige intelligentie (AI), data-analyse en overheidsaccountability. Een extra controleorganisatie hier aan toevoegen is daarom niet wenselijk en ook ondoelmatig.
Kunt u een overzicht geven van alle creditcards, betaalpassen en betaalaccounts die in beheer zijn van de Rijksoverheid en onderliggende instanties (inclusief zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), agentschappen en zelfstandige uitvoeringsorganisaties), met daarbij per kaart of account:
Het opstellen van een dergelijk totaaloverzicht is zeer arbeidsintensief en wordt daarom niet proportioneel geacht. Verder staan kaarten altijd op naam en zijn deze niet overdraagbaar, wat ook een verplichting is vanuit de bank. Als medewerkers vertrekken of een functiewijziging krijgen, wordt de pas ingetrokken.
Wordt er actief gecontroleerd op misbruik, dubbele uitgifte of ongeoorloofd gebruik van de onder de vorige vraag bedoelde betaalmiddelen? Zo ja, hoeveel gevallen van fraude of onrechtmatig gebruik zijn de afgelopen vijf jaar vastgesteld? Wat was de financiële schade in die gevallen?
Alle betalingen worden gecontroleerd op misbruik. Het aantal gevallen van fraude of onrechtmatig gebruik in de afgelopen vijf jaar is nagenoeg nihil. In de enkele gevallen dat er fraude of onrechtmatig gebruik heeft plaatsgevonden is het opgespoord en afgehandeld.
Bent u bereid het gebruik van deze betaalmiddelen – in navolging van het Amerikaanse voorbeeld – te onderwerpen aan een forensische audit gericht op verspilling, fraude en structurele lekken? Zo nee, waarom niet?
Naar ons inziens wordt dat niet als wenselijk of noodzakelijk geacht. Een dergelijk systeem bouwen en onderhouden zou een aanzienlijke financiële investering vergen die zich niet verhoudt tot de in de vraagstelling gesuggereerde risico's.
Kunt u aangeven hoeveel ambtenaren er momenteel op de loonlijst staan van het Rijk, uitgesplitst per ministerie, agentschap, ZBO en uitvoeringsorganisatie? En kunt u daarbij tevens aangeven hoeveel van deze medewerkers in de afgelopen 30, 60 en 90 dagen géén van de volgende activiteiten hebben verricht: Kunt u tevens aangeven hoeveel van deze accounts zich kenmerken door inactiviteit op ál deze punten tegelijk, en dus sinds minimaal 30 dagen geen enkele digitale of fysieke activiteit vertonen?
Het achterhalen van deze informatie voor alle 165.903 Rijksmedewerkers is praktisch niet mogelijk. Dit geldt ook voor het, op al deze punten tegelijk, aantonen of er sprake is van geen enkele digitale of fysieke activiteit.
In bijlage 1 is een uitsplitsing te vinden van het aantal Rijksmedewerkers dat op peildatum 2024 in de personele administratie van het Rijk bekend was, uitgesplitst naar ministerie. Hiervan werkt 71 procent (118.261 medewerkers, respectievelijk 111.446,3 fte) bij een organisatie gericht op uitvoering.
De inrichting van de personele administratie maakt dat het niet mogelijk is om de uitsplitsing naar ZBO's en agentschappen zuiver te maken. Zo zijn enkel de gegevens van ZBO's met een publiekrechtelijke entiteit, onderdeel van de Staat der Nederlanden, bekend. In 2024 bedraagt dit aantal 2971 medewerkers, wat gelijk staat aan 2818,26 fte. Van ZBO's met eigen rechtspersoonlijkheid (zowel publiekrechtelijk (onderdeel overheid), als privaatrechtelijk (marktpartijen)) zijn geen gegevens beschikbaar in de personele administratie.
Acht u het wenselijk dat dergelijke inactiviteit voortaan automatisch gesignaleerd en onderzocht wordt, teneinde misstanden zoals niet-bestaande ambtenaren op de loonlijst, ghost payroll-fraude of administratieve fouten uit te sluiten?
Dit wordt niet wenselijk geacht. Een dergelijk systeem bouwen en onderhouden zou een aanzienlijke financiële investering vergen die zich niet verhoudt tot de in de vraagstelling gesuggereerde risico's
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoord.
De stroomstoring in Spanje en Portugal van maandag 28 april |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), David van Weel (minister justitie en veiligheid) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de stroomstoring in Spanje en Portugal van maandag 28 april?
Ja.
Hoe reëel is het dat een stroomstoring van deze magnitude ook in Nederland zal plaats vinden?
De grote stroomstoring in Spanje en Portugal op maandag 28 april betrof een zogenaamde black-out. Deze storing trof naast deze twee landen ook een gedeelte van Frankrijk. Een dergelijke grootschalige black-out komt in Europa slechts eens in de 10 à 20 jaar voor. In 2003 is Italië getroffen en in 2015 Turkije. In 2024 hebben drie landen in de Balkan hiermee te maken gehad. Een stroomuitval van deze omvang kan ook in Nederland plaatsvinden. De kans op een dergelijke stroomuitval van dit type acht het kabinet gering.
Hoe goed is ons stroomnet beschermd?
De Minister van Klimaat en Groene Groei is beleidsverantwoordelijkheid voor de leveringszekerheid van energie. De netbeheerders zijn wettelijk verplicht om de leveringszekerheid van elektriciteit te bewaken en te bevorderen. Het Ministerie van KGG werkt samen met TenneT en de regionale netbeheerders doorlopend aan de continuïteit van het elektriciteitsnetwerk.
Ons energiesysteem wordt beschermd door een robuust ontwerp, redundantie, de aanwezigheid van voldoende herstelcapaciteit en interconnectie met de ons omringende landen. Het brede scala aan maatregelen heeft ertoe geleid dat het Nederlandse elektriciteitssysteem de afgelopen jaren één van de betrouwbaarste energiesystemen ter wereld is geweest, met een gemiddelde betrouwbaarheid van 99.99%. Voor de herstart van het elektriciteitssysteem na een grootschalige black-out beschikt Nederland over speciale voorzieningen.
Wat zijn de grootste systeemrisico’s die Nederland kent als het gaat om grootschalige uitval van stroom, water, internet en het betaalverkeer? Waar zal de samenleving naar verwachting het zwaarst geraakt worden?
Stroom en internet zijn dusdanig essentieel en verbonden met andere onderdelen in de samenleving dat een stroomstoring grote impact kan hebben op de samenleving. De impact van grootschalige stroomuitval of uitval van data- en communicatienetwerken is groot en raakt meerdere vitale processen. Grootschalige uitval van drinkwater heeft directe impact op huishoudens, de industrie en ziekenhuizen, en kan de operatie van veel andere processen zoals levensmiddelen beïnvloeden. Ook het betaalverkeer is afhankelijk van internet en elektriciteit. Langdurige uitval van het betaalverkeer kan leiden tot grote maatschappelijke onrust en economische ontwrichting. Bijvoorbeeld omdat men geen betalingen kan doen in winkels, doordat er geen geld meer uit de geldautomaat komt en omdat dergelijke uitval kan leiden tot verstoring van andere vitale processen zoals het effectenverkeer. Contant geld vervult tevens een belangrijke rol als terugvaloptie voor elektronisch betaalverkeer.
Verantwoordelijke vakdepartementen en vitale aanbieders voeren risicobeoordelingen uit als onderdeel van de Versterkte Aanpak Vitaal.1 Hierbij is er specifiek aandacht voor de intersectorale afhankelijkheden, waarmee risico’s inzichtelijk gemaakt worden zodat er passende maatregelen kunnen worden genomen.
Wat zullen de invoering van de Cyberbeveiligingswet (NIS2 (Network and Information Security directive)) en de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (CER (Critical Entities Resilience Directive)-richtlijn) in de praktijk betekenen voor het risico op en de impact van storingen van deze magnitude?
De implementatie van de Cyberbeveiligingswet (Cbw) en de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke) zijn onderdeel van de Versterkte Aanpak Vitaal. Onderdeel van deze Versterkte Aanpak Vitaal is een cyclus van risicoanalyses en actieprogramma’s uitgevoerd door de verantwoordelijke vakdepartementen voor hun sectoren, waaronder ook de energiesector, ten behoeve van het nemen van weerbaarheidsverhogende maatregelen voor vitale aanbieders en processen. Daarbij is er ook aandacht voor risico’s die samenhangen met intersectorale afhankelijkheden.
Met de invoering van de Cbw en de Wwke worden de risicobeoordelingen en de te nemen maatregelen dwingender van karakter en worden alle kritieke entiteiten (vitale aanbieders) verplicht om hun kwetsbaarheden te minimaliseren en de continuïteit van hun essentiële diensten (vitale processen) te waarborgen. In de praktijk betekent dit onder andere dat deze entiteiten hun gebouwen, kritieke infrastructuur en netwerk- en informatiesystemen (fysiek) beschermen, ze een plan voor crisisbeheer en een bedrijfscontinuïteitsplan hebben, en ze beleid hebben over de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van personeelsleden.
Zijn er noodscenarios klaar voor een situatie als deze? Zo ja, hoe zien die er uit? Zijn er draaiboeken en is er een back-up om de belangrijkste functies zoals onze watervoorziening, waterverdediging, ziekenhuizen, telefoonverbindingen, wifi en het betalingsverkeer weer zo snel als mogelijk van stroom te voorzien?
De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van hun processen ligt bij de organisaties zelf, ook bij verstoringen van het stroomnet. Eventuele (wettelijke) verplichtingen ten aanzien van de leveringszekerheid van diensten zijn opgenomen in sectorale wetgeving. Er is geen centraal overzicht van noodmaatregelen die bedrijven en organisaties nemen bij uitval van grootschalige stroomuitval.
Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei is verantwoordelijkheid voor het Nationaal Crisisplan Elektriciteit (NCP-E). Dit NCP-E beschrijft wat de overheid en betrokken crisisorganisaties doen om de maatschappelijke impact bij een ernstige verstoring in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening zoveel mogelijk te beperken. Komend anderhalf jaar wordt er gewerkt aan de actualisatie voor het crisisplan elektriciteit.
Tennet heeft een systeembeschermings- en herstelplan om na omvangrijke storingen een gecoördineerd en adequaat systeembeschermings- en herstelproces van het Nederlandse transmissiesysteem en/of de systeembalans mogelijk te maken. Daarnaast hebben de netbeheerders calamiteitenplannen. Deze plannen beschrijven de crisisorganisaties op zowel bestuurlijk als technisch operationeel niveau ten behoeve van de bestrijding en beheersing van een crisis in de elektriciteitsvoorziening. De Autoriteit Consument en Markt toetst deze plannen.
Voor welke sectoren liggen draaiboeken klaar en zijn noodstroomvoorzieningen beschikbaar? Hoe lang duurt het om deze op te starten?
Zie antwoord vraag 6.
Is de Nederlandse bevolking voldoende voorbereid op langdurig uitval van stroom? En zo nee, wat wordt er in gang gezet om ervoor te zorgen dat dat wel zo is?
De Nederlandse bevolking is in zekere mate voorbereid op stroomuitval. Deze voorbereiding is vooral gericht op kortdurende storingen. In Nederland is de afgelopen jaren minder aandacht besteed aan de gevolgen van langdurige stroomuitval. Op dit punt is de samenleving kwetsbaar.
Vanaf eind 2022 heeft de rijksoverheid via Denk Vooruit de risicocommunicatie over situaties van langdurige uitval, zoals stroom, drinkwater en internet geïntensiveerd. Hierbij is de hoofdboodschap dat de Nederlandse samenleving voorbereid moet zijn op 72 uur zelfredzaamheid. De dreigingen nemen toe en hulp kan langer op zich laten wachten. Deze boodschap wordt ondersteund door veiligheidsregio’s, gemeenten, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Specifiek voor stroomuitval staan op denkvooruit.nl ook uitgebreide handelingsperspectieven. In november 2024 is er in de tv-uitzending BlackOut op realistische wijze invulling gegeven aan het scenario van langdurige stroomuitval, de gevolgen ervan en hoe de Nederlandse samenleving hierop kan worden voorbereid. Onder andere het Ministerie van KGG, de NCTV en TenneT hebben inhoudelijk aan deze uitzending bijgedragen. Medio 2025 start een meerjarige publiekscampagne (rijksoverheid, andere overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties) om de maatschappelijke weerbaarheid bij langdurige uitval van dagelijkse voorzieningen (ongeacht de aard van de dreiging) verder te verhogen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat Nationale veiligheid en weerbaarheid van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid op 15 mei 2025?
Ja.
De Verenigde Staten en The Metals Company om diepzeemijnbouw mogelijk te maken, buiten het internationale rechtskader van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht in NRC over het besluit van president Trump, op 24 april 2025, om via een executive order de Amerikaanse ambities voor diepzeemijnbouw in internationale wateren te versnellen?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht in NRC over de plannen van The Metals Company (TMC) om diepzeemijnbouw te starten via oude Amerikaanse wetgeving, buiten de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om?2
Ja.
Hoe beoordeelt u deze stappen waarmee het internationaal recht, waaronder het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS), waarvan de ISA een uitvoeringsorgaan is, buitenspel wordt gezet door één bedrijf in samenwerking met de regering Trump?
Het kabinet vindt deze ontwikkelingen zorgelijk en volgt deze nauwgezet. Alle activiteiten op de zeeën en de oceaan, met inbegrip van de zeebodem en de ondergrond daarvan, dienen volgens Nederland plaats te vinden binnen het alomvattend juridisch kader van het VN-Zeerechtverdrag. Het VN-Zeerechtverdrag is bovendien essentieel voor het ordelijk gebruik en beheer van de zeeën, de oceaan, de zeebodem en de ondergrond. Nederland staat voor de integriteit van het VN-Zeerechtverdrag en de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) als de exclusief aangewezen instantie om diepzeemijnbouwactiviteiten op en in de internationale zeebodem te organiseren en daar toezicht op uit te oefenen. De VS is weliswaar geen partij bij het VN-Zeerechtverdrag, maar heeft wel de Overeenkomst betreffende de uitvoering van Deel XI van het VN-Zeerechtverdrag (1994 Overeenkomst) ondertekend. De 1994 Overeenkomst ziet op diepzeemijnbouw op de internationale zeebodem. Op grond van het verdragenrecht moet een staat die een verdrag heeft ondertekend onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring «zich onthouden van handelingen die een verdrag zijn voorwerp en zijn doel zouden ontnemen».
In het ondertekende decreet, kondigt de Verenigde Staten (VS) plannen aan om diepzeemijnbouw te starten in nationale én internationale wateren, buiten het toezicht van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om? Vreest u dat dit de deur opent naar ongecontroleerde mijnbouw op zee, buiten internationaal toezicht en afspraken van de Verenigde Naties (VN) om?
Op dit moment is het nog niet duidelijk of er partijen zijn die van de VS een vergunning zullen krijgen en of deze partijen in staat zijn op korte termijn en op commerciële schaal diepzeemijnbouwactiviteiten te ontplooien. Nederland zal zich ervoor blijven uitspreken dat deze activiteiten plaatsvinden in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag. Dat houdt volgens Nederland ook in dat de ISA exclusief bevoegd is toezicht uit te oefenen op diepzeemijnbouwactiviteiten op en in de internationale zeebodem.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse delegatie bij de ISA zich tot nu toe steeds heeft uitgesproken tegen commerciële mijnbouwactiviteiten zonder vooraf vastgestelde en breed gedragen internationale regels (mijnbouwcode) voor diepzeemijnbouw?
Ja. Inmiddels heeft de Raad van de ISA (het uitvoerende orgaan) in meerdere besluiten uitgedragen dat er geen commerciële exploitatie hoort plaats te vinden in de afwezigheid van een exploitatieregeling. Tijdens de afgelopen Raadsvergadering in maart 2025 heeft de Nederlandse delegatie ook gewezen op deze besluiten.
Bent u het ermee eens dat Nederland, als voorvechter van internationale samenwerking, zich moet uitspreken tegen deze strategie van de VS om zonder internationaal toezicht diepzeemijnbouw overhaast mogelijk te maken? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
De Raad van de ISA heeft tussen 17 en 28 maart 2025 een reguliere vergadering gehad. TMC heeft gedurende die vergadering, op 27 maart 2025, bekend gemaakt voornemens te zijn in de tweede helft van 2025 een licentieaanvraag in te dienen in de VS om de internationale zeebodem te exploreren en exploiteren. De Secretaris-Generaal van de ISA heeft in reactie daarop zich uitgesproken tegen deze ontwikkeling tijdens de sessie op 28 maart 2025. Vervolgens schaarden vele staten zich – in verschillende bewoordingen – achter de integriteit en exclusiviteit van het VN-Zeerechtverdrag. Nederland heeft onder meer gesteld dat het VN-Zeerechtverdrag het alomvattend juridisch kader bevat waarbinnen alle activiteiten op de zeeën en de oceaan, met inbegrip van de zeebodem en de ondergrond daarvan, dienen plaats te vinden; vol te staan achter het VN-Zeerechtverdrag en de ISA; dat strikte milieuvoorwaarden en effectief toezicht op naleving essentiële vereisten zijn van een toekomstige regeling; en dat de Raad van de ISA meermaals heeft uitgedragen dat er geen commerciële exploitatie hoort plaats te vinden in de afwezigheid van een exploitatieregeling. Nederland zal deze punten blijven uitdragen en verwacht op deze onderwerpen brede steun van de andere staten die actief zijn binnen de ISA.
Internationale afspraken zoals het nieuwe Oceanenverdrag (Mariene biodiversiteit van gebieden buiten de nationale jurisdictie (BBNJ)) dat Nederland heeft getekend en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader benadrukken het belang van herstel en bescherming van oceaanecosystemen. Bent u het eens dat diepzeemijnbouw, die leidt tot verdere aantasting van de oceaan, indruist tegen deze internationale verplichtingen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief inzake het kabinetsstandpunt diepzeemijnbouw3 staat voor Nederland voorop dat diepzeemijnbouw alleen kan plaatsvinden indien dit wetenschappelijk aantoonbaar binnen de draagkracht van het mariene ecosysteem valt, en is verankerd in sterke internationale regels met effectief toezicht. In dat kader heeft Nederland tijdens de onderhandelingen over deze internationale regels in september 2024 een tekstvoorstel ingediend, waarmee zou worden geregeld dat exploitatie van de internationale zeebodem alleen mag plaatsvinden in gevallen waarin dit de effectieve implementatie van andere internationale raamwerken en overeenkomsten niet verhindert. Hiermee wordt mede naar de BBNJ-overeenkomst en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader verwezen. Dat voorstel kon tijdens de onderhandelingen in maart 2025 op steun van enkele andere staten rekenen.
Nederland heeft zich tot nu toe nog niet aangesloten bij de 32 landen die oproepen tot een internationale pauze of tijdelijk moratorium op diepzeemijnbouw. Bent u bereid om te overwegen Nederland alsnog aan te laten sluiten bij deze oproep, om zo een duidelijk signaal te geven dat diepzeemijnbouw pas mag plaatsvinden onder robuuste regelgeving en onder toezicht van de ISA?
In de Kamerbrief over het kabinetsstandpunt diepzeemijnbouw4 is toegelicht dat de termen moratorium en voorzorgspauze in de internationale discussies verschillend worden uitgelegd, en het gebruik ervan hierdoor niet bijdraagt aan een brede en open uitwisseling van standpunten. Daarom hanteert Nederland de labels «moratorium» en «voorzorgspauze» niet in internationale overleggen. Het kabinet is van mening dat de wetenschappelijke kennis met betrekking tot de effecten van diepzeemijnbouwactiviteiten op dit moment niet toereikend is om de stap van exploratie naar exploitatie te maken. Om die reden is een strikte toepassing van het voorzorgsbeginsel vereist. Het standpunt van Nederland wijkt dus inhoudelijk niet af van andere landen die zijn aangesloten bij de 32 genoemde landen. Het kabinet ziet geen reden om af te wijken van het standpunt om geen label te hanteren.
Het bericht 'AIVD, beschuldigt Iran van liquidatiepogingen Haarlem en Madrid' |
|
Eric van der Burg (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe kijkt u naar het bericht dat Iran verantwoordelijk zou zijn voor twee liquidatiepogingen in Nederland volgens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)?1
De conclusie van de AIVD, dat Iran waarschijnlijk verantwoordelijk is voor liquidatiepogingen in Haarlem en Madrid, is zeer zorgwekkend. Het kabinet vindt alle vormen van ongewenste buitenlandse inmenging volstrekt onacceptabel.
Hoe reflecteert u, in het licht van de vermeende liquidatiepogingen, op het eerdere bezoek van de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken aan Nederland en de antwoorden die hierover door u op eerdere kritische vragen gegeven zijn?2
Zoals in de eerdere beantwoording gesteld, blijven de contacten met Iran essentieel gezien de geopolitieke belangen die op het spel staan, waaronder het Iraanse nucleaire programma, de Iraanse militaire steun aan Rusland, de steun aan gewapende en/of terroristische groeperingen in het Midden-Oosten, alsook de bedreiging door Iran van de veiligheid van Israël en de beschietingen op Israël van april en oktober 2024. Daarnaast staan er specifieke Nederlandse belangen op het spel en blijft Nederland aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in Iran.
Het gesprek met de Iraanse Minister tijdens diens tussenstop op Schiphol in november 2024 diende bovenstaande belangen ten behoeve van Nederland en onze bondgenoten.
Hoe veel dergelijke liquidatiepogingen in Europa zijn bij u bekend?
Uw vraag betreft het kennisniveau en het functioneren van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarover worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Hoe zal het kabinet zich extra inzetten voor het onderzoek naar de opdrachtgever van de liquidatiepogingen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe zet het kabinet zich in om de Iraanse diaspora in Nederland te beschermen tegen het huidige Iraanse regime?
Binnen de Rijksbrede aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging (of: statelijke inmenging) wordt onder coördinatie van de NCTV voortdurend en op basis van het dreigingsbeeld bezien wat mogelijk is om dit soort inmengingsactiviteiten door statelijke actoren te voorzien, verstoren, verijdelen en/of mitigeren. Daar waar het de fysieke veiligheid van individuele personen betreft, kan ik in algemene zin zeggen dat waar het nodig wordt geacht op basis van actuele dreigingsinformatie ook beveiligingsmaatregelen kunnen worden getroffen. In het openbaar worden hier verder geen uitspraken over gedaan.
Welke aanvullende veiligheidsmaatregelen kunt u instellen om dergelijke acties van het Iraanse regime tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is er besproken met de Iraanse ambassadeur die door u op het matje geroepen is?
Met de ambassadeur zijn de zeer zorgwekkende conclusies uit het AIVD jaarverslag gedeeld aangaande de attributie van de recente liquidatiepoging op een in Nederland wonende Iraniër. Daarbij is benadrukt dat Irans betrokkenheid bij dergelijke zaken volstrekt onacceptabel is.
Klopt het dat u zelf niet bij het gesprek met de Iraanse ambassadeur aanwezig was? Zo ja, geeft het niet meer gewicht om bij zulke zware gevallen de ambassadeur op het niveau van de Minister te ontbieden, waarom is hier niet voor gekozen?
Zoals gebruikelijk is de ambassadeur op hoogambtelijk niveau ontboden.
Welke diplomatieke en relationele gevolgen verbindt u aan deze liquidatiepogingen?
U bent hierover vertrouwelijk geïnformeerd.
Het sluiten van het Tijdelijk Noodfonds Energie |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Nobel , Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte dat door het beperkte budget voor het Tijdelijk Noodfonds Energie en de grote stormloop door het lange wachten veel mensen nu geen aanvraag kunnen doen?1 2 3
Ja, hier ben ik van op de hoogte.
Erkent u dat het uw verantwoordelijkheid is om te zorgen dat middelen vanuit het Noodfonds rechtvaardig worden verdeeld en dat het systeem goed functioneert?
Het energiefonds 2025 is net als het Noodfonds in 2023 en het Noodfonds in 2024 een publiek-private samenwerking. De subsidie die het Rijk heeft verstrekt aan Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE) is € 56,3 miljoen. Deze gelden zijn verstrekt ten behoeve van huishoudens. Vanuit de bijdragen van de energiesector worden de uitvoeringskosten van het fonds betaald. Er is gekozen om samen met de energiesector en TNE nog een allerlaatste keer een publiek-private samenwerking aan te gaan, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 4 april jl.4 Dit was noodzakelijk om in 2025 het energiefonds te openen.
Erkent u dat het beperkte budget en de technische problemen zorgen voor een schrijnende en oneerlijke situatie, waarin mensen die pech hebben of minder digitaal vaardig zijn worden buitengesloten van financiële steun?
Het is heel frustrerend en vervelend voor mensen dat het indienen van een aanvraag niet (goed) is gelukt. Vanwege de drukte in de eerste uren deden zich problemen voor in de wisselwerking tussen verschillende systemen. Daardoor konden meerdere huishoudens hun aanvraag niet (volledig) indienen. Na geringe tijd waren de problemen verholpen. TNE heeft de mensen die een aanvraag in wilden dienen en niet konden voltooien, benaderd om het opnieuw te proberen. Mensen die hulp nodig hadden bij het indienen van een aanvraag, konden hierin worden ondersteund. SZW heeft een subsidie verstrekt aan de Nederlandse Schuldhulproute (NSR) die een landelijk dekkende sociale kaart heeft. Met behulp van deze sociale kaart, is in samenwerking met Landelijk Steunpunt Thuisadministratie (LSTA) een doorverwijsroute ingericht naar lokale hulp. Specifiek hulp aan de keukentafel voor huishoudens die niet zelfstandig een aanvraag kunnen indienen. De LSTA heeft ook een directe lijn met het klantcontactcentrum van TNE, met als gezamenlijke prioriteit om deze huishoudens te ondersteunen.
Kunt u toezeggen dat u als eindverantwoordelijke aanvullende middelen beschikbaar stelt voor het Noodfonds zodat mensen alsnog het geld krijgen waar zij recht op hebben?
In de brief aan uw Kamer van 4 april jl. heb ik aangegeven dat het Tijdelijk Noodfonds Energie op basis van de huidige energieprijzen circa 100.000 huishoudens kon helpen.5 Daarbij heb ik ook aangegeven dat het goed is dat de Tweede Kamer zich realiseert dat met de beschikbare middelen mogelijk niet alle aanvragen konden worden gehonoreerd. Dat betekent dat op het moment dat een marge tot aan de grens van de € 56,3 miljoen zou worden bereikt, TNE zou overgaan tot sluiting. Het Rijk kan om bestuurlijke risico’s te voorkomen enkel middelen inleggen wanneer derde partijen ook meer dan één derde van de totale som financieel bijdragen. Met de huidige bijdrage van € 56,3 miljoen van het Rijk is die verhouding gewaarborgd. Er zijn van derde partijen en daarmee ook van het Rijk geen extra middelen beschikbaar. Ik wil daarbij benadrukken dat we blij zijn dat er voldoende bijdragen beschikbaar waren gesteld door de energiesector, zodat het fonds van start kon. Ik erken dat het ontzettend spijtig is dat met de € 56,3 miljoen niet alle huishoudens geholpen konden worden. Ik wil echter ook benadrukken dat met deze middelen ook heel veel huishoudens wel zijn bereikt.
Kunt u garanderen dat het Noodfonds nog minimaal één week open blijft, zodat iedereen die nu is buitengesloten de kans heeft om een aanvraag in te dienen zonder technische problemen?
Nee, helaas was dat niet mogelijk. Er zijn geen aanvullende middelen van derde partijen en ook geen additionele publieke middelen. Dit betekent dat het energiefonds genoodzaakt was om te sluiten.
Bent u bereid af te zien van de financiële constructie waardoor het toevoegen van publieke middelen aan het fonds afhankelijk is van de bijdrage van private partijen, zodat het Noodfonds beschikt over de middelen die nodig zijn?
Het energiefonds 2025 is het een publiek-private samenwerking waar niet meer van kan worden afgezien. Echter, begrijp ik uw zorg en werk ik aan de mogelijkheid voor een publiek energiefonds in de toekomst. Om die reden hebben het Ministerie van SZW en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gezamenlijk een voorstel uitgewerkt voor het Social Climate Fund (SCF), waarbij ingezet wordt op maatregelen die bijdragen aan verduurzaming. Ook richten de maatregelen zich specifiek op het energiezuiniger maken van woningen in combinatie met directe tijdelijke steun op de energierekening voor huishoudens in een financieel kwetsbare positie. Het kabinet heeft besloten, onder voorbehoud van goedkeuring van de Europese Commissie, om uit de middelen voor het SCF € 174,5 miljoen in te zetten voor een dergelijk publiek fonds.6 Samen met de € 60 miljoen uit de Rijksbegroting is hiervoor € 234,5 miljoen beschikbaar voor de periode van 2026 tot 2032. De hoogte van dit bedrag vraagt dus eveneens om keuzes bij de uitvoering. Bij de Voorjaarsnota is besloten om € 600 miljoen in te zetten voor het verlagen van de energiebelasting. Dit is, in tegenstelling tot het noodfonds, geen gerichte maatregel voor de doelgroep van het noodfonds, maar zal ook voor deze huishoudens zorgen voor een lagere energierekening.
Wat gaat u verder doen om het Noodfonds maximaal te ondersteunen? Bent u bereid een actieve rol te spelen om technische problemen op te lossen en ondersteuning bij het aanvragen te versterken?
We hebben intensief contact met TNE. Waar mogelijk, bieden wij ondersteuning. Om huishoudens zo goed mogelijk te ondersteunen bij het doen van een aanvraag is, zoals bij vraag 3 aangegeven, er door SZW een subsidie verstrekt aan NSR.
Bent u op de hoogte dat het maken van een op = op regeling voor financiële steun zorgt voor veel stress, waardoor mensen zo snel mogelijk hun aanvraag doen, met overbelasting van de website als gevolg? Vindt u dit een aanvaardbare manier om mensen financieel te ondersteunen?
Ik begrijp goed dat het frustrerend en vervelend is voor huishoudens die graag nog een aanvraag hadden willen indienen, niet meer in de gelegenheid zijn om dit te doen. Via vrijwilligersorganisaties en andere hulporganisaties zoals energiecoaches zijn huishoudens zo goed als mogelijk geïnformeerd en ondersteund in het doen van een aanvraag. Zoals eerder in deze beantwoording aangegeven heb ik de Kamer op 4 april jl. geïnformeerd over het feit dat met de beschikbare middelen mogelijk niet alle aanvragen gehonoreerd konden worden.
Wat moeten mensen doen als hun aanvraag door technische problemen niet lukt? Wat adviseert u hen, zonder te zeggen «probeer het later nog een keer»?4
In de eerste uren, deden problemen zich voor waardoor meerdere huishoudens hun aanvraag niet (volledig) konden indienen. Na geringe tijd waren de problemen verholpen waarna TNE de mensen die hun aanvraag niet konden voltooien, per mail benaderd heeft om het opnieuw te proberen.
Huishoudens die geen aanvraag meer hebben kunnen doen, maar wel geldzorgen hebben, worden geadviseerd om contact op te nemen met hun gemeente of met hulporganisaties zoals Geldfit. Zij kunnen mogelijk helpen bij het vinden van alternatieve regelingen of andere vormen van ondersteuning.
Bent u het met de indieners eens dat het Noodfonds een belangrijke publieke taak vervult en voor iedereen toegankelijk moet zijn, zowel digitaal als analoog?
Zoals bij vraag 2 aangegeven, was het dankzij de publiek-private samenwerking uiteindelijk toch mogelijk om het energiefonds te openen. Dit neemt niet weg dat het evidente beperkingen kent. Bijvoorbeeld, het beschikbare budget en het feit dat een aanvraag enkel met DigiD kon worden gedaan. Om de opening en de snelheid daarvan te borgen is ervoor gekozen om, binnen het beperkte budget, in te zetten op ondersteuning bij het indienen van een aanvraag. (Zie ook het antwoord op vraag 3 voor hoe de ondersteuning was vormgegeven). Het was uiteindelijk een keuze tussen geen energiefonds in 2025 of om de beperkingen te aanvaarden en een omvangrijk deel van de doelgroep te helpen. In nauw overleg met betrokken stakeholders en samenwerkingspartners is uiteindelijk voor het laatste gekozen. Verschillende moties en Kamervragen van uw Kamer vroegen hier ook expliciet om.8 Zoals gezegd is dit de laatste keer dat we het op deze manier doen.9 Voor de komende periode wordt gewerkt aan het voorstel voor het SCF.
Kunt u toezeggen dat het Noodfonds en toekomstige fondsen voortaan als een volwaardige overheidsdienst worden aangemerkt en aanvragen ook analoog kunnen plaatsvinden?5
De grote belangstelling voor het energiefonds toont dat er een significante groep huishoudens is die moeite heeft met het betalen van de energierekening. Om die reden hebben het Ministerie van SZW en het Ministerie van VRO gezamenlijk een voorstel uitgewerkt voor het SCF, zie ook de beantwoording bij vraag 6.
Bent u bekend met de herhaalde oproepen van de Nationale ombudsman, die vraagt om een DigiD niet verplicht te stellen voor aanvragen bij het Noodfonds?6 7
Ja, hier ben ik mee bekend.
Waarom is het hebben van een DigiD voor de derde keer op rij verplicht voor het doen van een aanvraag, terwijl u op de hoogte bent van de problemen met toegankelijkheid?
De uitvoeringskosten van het energiefonds worden bekostigd door de energiesector. Wij zijn blij met de middelen die zij hiervoor beschikbaar hebben gesteld. Het totale beschikbare bedrag vroeg wel om het maken van keuzes in de uitvoering door TNE. Zoals bij vraag 10 aangegeven is extra hulp beschikbaar gesteld voor mensen die minder digitaal vaardig zijn. Het hebben van een DigiD was voorwaardelijk voor het indienen van een aanvraag, aangezien inkomensgegevens verzameld moeten worden voor de aanvrager. Dit is nodig om de steun gericht aan te kunnen bieden aan mensen met lage inkomens en een hoge energierekening. Dit betekent dat mensen zonder DigiD wordt gevraagd om een DigiD aan te vragen om een beroep te kunnen doen op het fonds. Om die reden is in de aanloop naar de opening van het loket actief gecommuniceerd dat mensen een DigiD moesten aanvragen indien ze die nog niet hadden.
Hoe heeft u sociaal werkers, hulploketten en andere ondersteuners voorbereid op vragen over het Noodfonds? Zijn zij voldoende voorbereid op de grote hoeveelheid vragen over het Noodfonds?
De NSR in samenwerking met de LSTA hebben een handleiding gemaakt en een toolkit verspreid naar de verschillende betrokken maatschappelijke organisaties.
TNE heeft webinars en vragen uurtjes verzorgd voor o.a. de VNG, maatschappelijke en vrijwilligers organisaties. Zowel met de VNG als hulporganisaties deden rond 150 deelnemers aan mee. Die organisaties zijn tijdig geïnformeerd over het fonds zodat zij mensen voor de opening van het loket al konden wijzen op de toekomstige opening en de aanwezige ondersteuning. Bovendien heeft TNE met verschillende belangenorganisaties het aanvraagproces doorlopen en op basis van die inzichten verbeteringen doorgevoerd.
De toolkit bevatte naast de handleiding ook de een flyer en poster van TNE. Deze flyer zijn door een aantal maatschappelijke (en lokale) organisaties ook vertaald in andere talen. Daarnaast is de toolkit verspreid naar een grote variatie aan maatschappelijke organisaties die mensen helpen met financiële problemen of energie besparen. Ook zijn inlooppunten vanuit het programma Samen Erop vooruit ingeschakeld. De gemaakte toolkit is dus uitgebreid verspreid.
Graag zou ik de rol van deze vrijwilligers- en andere hulporganisaties benadrukken. Zij hebben huishoudens gedurende de hele week geholpen bij het doen van een aanvraag. Ik besef dat het voor hen erg lastig was toen problemen zich voordeden en zij mensen niet konden helpen. Ik ben hen erkentelijk dat zij, net als TNE en hun klant contactcentrum, ook in de avond- en weekenduren hebben gewerkt om zoveel mogelijk mensen nog te helpen bij het doen van een aanvraag.
Bent u bereid om de technische problemen en de toegankelijkheid van het Noodfonds grondig te evalueren met aanvragers, sociaal werkers, hulploketten, de Nationale ombudsman, lokale overheden, maatschappelijke organisaties en belangenorganisaties?
Lessen en signalen op basis van het energiefonds van 2025 worden meegenomen in het mogelijke vervolgtraject van het SCF. Ik zal hierbij input meenemen van aanvragers, sociaal werkers, hulploketten, lokale overheden, maatschappelijke organisaties en belangenorganisaties. Met de Nationale ombudsman is onder andere de klachtenregeling van TNE besproken en is er regelmatig contact over de signalen.
Kunt u met dezelfde partijen in kaart brengen op welke specifieke momenten mensen vastlopen in het systeem en werken aan oplossingen om die knelpunten gericht weg te nemen?
Het energiefonds 2025 is inmiddels gesloten. Daarmee is deze vraag niet meer van toepassing. TNE heeft vooraf de klantreis bij ervaringsdeskundigen gecheckt. Zie ook de Kamerbrief van 4 april jl.13 en de beantwoording bij vraag 15.
Kunt u de Kamer per kwartaal informeren over de vervolgstappen die u gaat nemen naar aanleiding van deze schrijnende situatie?
Na het meireces volgt een kamerbrief over de sluiting en laatste stand van zaken rond het energiefonds. De lessen worden zoveel als mogelijk meegenomen in het mogelijke vervolgtraject van het SCF. Uw Kamer wordt geïnformeerd over het definitieve plan voor het SCF. Dit plan moet uiterlijk 30 juni worden ingediend bij de Europese Commissie.
Kunt u vragen 1 t/m 11 uiterlijk op maandag 28 april los beantwoorden, en de rest van de vragen nog voordat het eerste geld aan aanvragers wordt uitgekeerd?
De vragen zijn zo snel als mogelijk en voor het uitkeren van steun aan aanvragers beantwoord.
Onderzoek naar oversterfte |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Fleur Agema (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bereid Lareb te vragen, in het belang van de volksgezondheid en het onderzoek naar de oversterfte, de door professor Meester gevraagde data ter beschikking te stellen? Zo nee, waarom niet?1
Ik ben bereid de vraag van lid Van Houwelingen te delen met stichting Lareb. Daarbij volg ik Lareb in haar onafhankelijk oordeel of, en hoe, ze aan dit verzoek invulling geven.
Lareb staat als stichting los van de overheid en kan op die wijze haar taken als geneesmiddelbewaker op de juiste manier uitvoeren. Als Minister kan ik wel de brug slaan naar Lareb toe, maar het blijft aan Lareb om hier naar eigen inzichten op te reageren.
Data die gebruikt worden bij wetenschappelijk gezondheidsonderzoek moeten, waar dat kan, zo veel mogelijk breed beschikbaar zijn. Een belangrijk criterium is dat de data die gebruikt worden voor onderzoek ook geëigend zijn voor dat onderzoek. Uit de door u gedeelde uitwisseling met Lareb begrijp ik dat de gevraagde data niet gezien wordt als passend om een oorzakelijk verband te kunnen stellen.
Daarbij is het ook belangrijk dat de privacy van personen die een melding maken bij Lareb gewaarborgd wordt. Gegevens moeten dus alleen op een dusdanige manier gedeeld worden dat deze niet te herleiden zijn tot personen, bijvoorbeeld omdat het naast leeftijd en geslacht ook de medische historie bevat.
Als antwoord op uw vraag geef ik dus graag aan dat ik deze vraag aan Lareb wil stellen.
Het uitblijven van investeringen voor het gevangeniswezen |
|
Willem Koops (NSC), Derk Boswijk (CDA), Faith Bruyning (NSC), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA), Michiel van Nispen (SP) |
|
Coenradie |
|
|
|
|
Klopt het dat er bij de Voorjaarsnota geen geld is vrijgemaakt voor het gevangeniswezen, maar er in plaats daarvan een korting is ingeboekt van 23 miljoen euro?
Het klopt dat er geen aanvullende middelen beschikbaar zijn gekomen voor het gevangeniswezen. Daarnaast is in 2024 eenmalig 23 miljoen euro van het eigen vermogen afgeroomd omdat conform de Regeling Agentschappen1 (art. 11 sub 3) de grens van maximaal toegestane stand van het eigen vermogen is overschreden.
Het eigen vermogen van DJI is op dit moment zo hoog, onder andere doordat er openstaande vacatures zijn en in het verleden huisvestingsprojecten zijn uitgesteld. Deze kosten moeten de komende jaren alsnog gemaakt worden, als nieuw personeel geworven is en de renovaties uitgevoerd kunnen worden. Renovaties en capaciteitsuitbreidingen blijven benodigd.
Hoe kijkt u naar de afroming van 23 miljoen in 2025 van het surplus op het eigen vermogen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) door Justitie en Veiligheid (J&V)? Deelt u de mening dat dit de facto in bezuiniging is op het gevangeniswezen?
Een bezuiniging betekent dat een organisatie dezelfde taken met minder geld moet gaan doen. Dit is niet het geval.
De afroming van het eigen vermogen betreft eenmalig, incidenteel geld. Het afromen van eigen vermogen betreft een wettelijke verplichting conform de Regeling Agentschappen2. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap, bedoeld om incidentele financiële tegenvallers op te kunnen vangen, is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Deze 23 miljoen euro is gebruikt om problematiek van Justitie en Veiligheid op te lossen waaronder het ophogen bij 1e suppletoire begroting van het budget bij DJI als gevolg van de hogere PMJ raming (Jeugd en Forensische zorg).
Waarom zijn deze middelen niet behouden voor het gevangeniswezen?
Deze middelen zijn gebruikt als dekking van de ophoging bij 1e suppletoire begroting van DJI ten behoeve van Justitiële Jeugdinrichtingen en Forensische Zorg als gevolg van de hogere PMJ raming,
Verder verwijs ik u naar de beantwoording van vraag een en vraag twee.
Wat betekent het uitblijven van investeringen voor de veiligheid en werkbeleving van het gevangenispersoneel?
Zonder aanvullende investeringen kan ik geen structurele capaciteitsuitbreidingen realiseren en kunnen veel van de noodzakelijke renovaties niet uitgevoerd worden. Dit betekent dat de komende jaren het capaciteitstekort verder zal toenemen. Met het toenemende capaciteitstekort zal de druk op het personeel van DJI de komende jaren onverminderd hoog blijven. Dit kan de werkbeleving van het personeel negatief beïnvloeden en DJI een minder aantrekkelijke werkgever maken.
Wat zijn de gevolgen van het uitblijven van investeringen op de korte termijn, zoals het mogelijk nog eerder heenzenden van gedetineerden dan de nu al geldende noodmaatregel van twee weken?
Enkele tijdelijke capaciteitsuitbreidingen voor de korte termijn, zoals een noodgevangenis met 60 tijdelijke plekken, worden betaald uit de bestaande budgetten en uit het amendement van het lid Ellian (VVD). Deze tijdelijke plekken zijn echter onvoldoende in omvang ten opzichte van de benodigde capaciteit om de komende jaren aan de stijgende capaciteitsvraag te voldoen. Dit zal er in de komende jaren toe leiden dat gedetineerden waarschijnlijk nog langer moeten worden heengezonden dan 14 dagen en dat executietermijnen kunnen verlopen. Tevens blijft de voorraad arrestanten en zelfmelders oplopen.3
In hoeverre leidt het uitblijven van investeringen tot een toename van het aantal nog niet geëxecuteerde gevangenisstraffen?
Het prognosemodel Justitiële Keten raamt een tekort van 800 plaatsen in 2030. Ook zijn er investeringen nodig voor renovaties zodat huidige gebouwen in stand kunnen worden gehouden. Daar komt bij dat er een groeiende voorraad zelfmelders en arrestanten is. De voorraad aan zelfmelders en arrestanten ligt al rond de 1.000 detentiejaren. Er is momenteel geen financiële ruimte om in te zetten op structurele capaciteitsuitbreidingen en om alle noodzakelijke renovaties aan te pakken. Dit zal bijdragen aan het hierboven benoemde tekort en de consequenties daarvan
Betekent het uitblijven van investeringen tot een mildere beoordeling van gratieverzoeken die gegrond zijn op het niet tijdig executeren van opgelegde gevangenisstraffen?
Nee dit is niet het geval. De mogelijkheid om gratie te verlenen aan een verzoeker is uitgewerkt in de Gratiewet (artikel 2)4. De criteria voor gratie zijn onder andere of de straf nog een doel dient en of er nieuwe omstandigheden zijn die de rechter nog niet bekend waren en die van invloed zouden kunnen zijn op de strafoplegging. Verder moet het een onherroepelijke veroordeling betreffen en mag het niet gaan om een gratieverzoek wat eerder is afgewezen. In de gratiewet wordt ook nader uiteengezet hoe het procesverloop is van een gratieprocedure (artikel 4). De huidige situatie brengt daar geen verandering in.
Kunt u deze vragen los van elkaar en vóór 1 juni 2025, doch uiterlijk voorafgaand aan de behandeling van de suppletoire begroting J&V, beantwoorden?
Wegens de wisseling van de portefeuille van de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, naar de Staatssecretaris Rechtsbescherming zijn deze vragen niet voor 1 juni beantwoord.
De advertentie van ambtenaren van het ministerie van Asiel en Migratie |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
|
|
|
Hoe reageert u op de advertentie in dagblad Trouw van ambtenaren van het Ministerie van Asiel en Migratie, waarin kennelijk afstand wordt genomen u?1
Hoe verhoudt deze advertentie zich volgens u tot het loyaliteitsvereiste van een ambtenaar, zoals vastgelegd in artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017? Hoe weegt u daarbij de gekozen uitingswijze, namelijk het welbewust zoeken van een landelijk platform om een gevoelige boodschap zo breed mogelijk te verspreiden?
Onderkent u dat dergelijke uitingen door ambtenaren op gespannen voet staan met de bepaling dat een ambtenaar zich «onthoudt van het openbaren van gedachten of gevoelens (...) indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie (...) niet in redelijkheid zou zijn verzekerd»? Vindt u het ook onacceptabel dat groepen ambtenaren op oneigenlijke wijze de taak van het departement doorkruisen door schijnbaar in naam van de organisatie boodschappen te verspreiden?
Deelt u de mening dat een dergelijke actie potentieel schadelijk is voor bewindspersonen én ambtenaren, aangezien door middel van rolvermenging de verschillende posities worden ondermijnd?
Welke stappen heeft u ondernomen of bent u voornemens te ondernemen naar aanleiding van deze advertentie?
Bent u bereid in het kabinet aandacht te vragen voor het feit dat ambtenaren zich vaker lijken uit te spreken tegen het optreden van bewindspersonen of het kabinet, zoals eerder ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich uitspraken tegen het Israëlbeleid?
Daar zie ik op dit moment geen aanleiding toe.
Het bericht ‘Plotseling flinke stijging gewapende overvallen, daders veelal piepjong’ |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat het aantal berovingen in 2025 met 46 procent is gestegen ten opzichte van dezelfde periode in 2024?1
Ja.
Hoe reflecteert u op deze zorgwekkende toename van overvallen en geweld tijdens uw bewindsperiode?
Overvallen zijn delicten met een grote impact op slachtoffers, hun omgeving en de maatschappij en tasten het veiligheidsgevoel in de maatschappij sterk aan. Dit is onacceptabel. Iedere ondernemer en zijn of haar medewerkers moeten veilig hun werk kunnen doen.
Criminelen gaan, zo is de ervaring, steeds op zoek naar mogelijkheden om aan geld te komen, zoals door overvallen te plegen op bepaalde winkels. Gezien de impact van een overval zet de Taskforce Overvallen zich sinds 2009 in om overvallen in Nederland tegen te gaan. Dit doet de Taskforce onder andere door vroegtijdig in te zetten op de weerbaarheid van jongeren om daarmee daderschap te voorkomen. De aanpak van overvallen, zoals de aanpak van high impact crimes in den brede, is een aanpak van niet alleen de korte, maar vooral ook de langere termijn.
De geregistreerde jeugdcriminaliteit nam de afgelopen twintig jaar af en lijkt nu te stabiliseren. We volgen deze cijfers nauwlettend en volgen de ontwikkelingen ook over een langere periode. Het is zorgelijk dat er de afgelopen maanden een stijging is, na een jarenlange sterke daling. Ik ben met de Taskforce Overvallen aan de slag om de daling weer in te zetten. Politie, OM en mijn ministerie volgen ook de recente ontwikkelingen en bezien samen met de branches welke maatregelen kunnen worden genomen. De pakkans is overigens groot en de buit vaak klein.
Wat zijn de cijfers over de herkomst van verdachten van deze overvallen in 2025 en 2024?
De herkomst van verdachten wordt niet geregistreerd. Voor wat betreft de tot nu toe in 2025 gepleegde overvallen geeft de politie aan dat de daders vaak jong zijn. Vooral de leeftijdscategorie 15 tot en met 19 jaar valt hierbij op.
Hoeveel van deze verdachten zijn voor de rechter gekomen en hebben een vrijheidsbenemende straf opgelegd gekregen? Hoeveel zaken zijn geseponeerd? Hoeveel zijn er afgedaan met een strafbeschikking?
Er zijn op dit moment nog geen cijfers beschikbaar over het aantal verdachten van de overvallen uit 2024 en 2025 dat voor de rechter is verschenen. Dit komt doordat het opsporingsonderzoek in een deel van deze zaken nog gaande is, of omdat de zaken nog in behandeling zijn.
Deelt u de opvatting dat minderjarige overvallers de zware criminelen van morgen zijn, en dat de afschrikwekkende werking van het strafrecht nodig is om hen uit de criminaliteit te houden?
Hoewel de pakkans relatief groot is, moeten we vooral voorkomen dat jongeren met criminaliteit in aanraking komen, daarin belanden en doorgroeien. Onderzoek laat zien dat plegers van high impact crimes, zoals overvallen, vaak al op jonge leeftijd beginnen met hun criminele carrière.2 De schade en de impact voor slachtoffers en hun omgeving zijn aanzienlijk. Daarom adviseren onderzoekers om juist deze groep blijvend in het vizier te houden en vroegtijdig in te grijpen. Vroegsignalering en het aanpakken van risicofactoren die zich al in de kindertijd opstapelen, vergroten de kans op het voorkomen van een criminele carrière.
Dat gebeurt ook. De Taskforce Overvallen, diverse gemeenten en andere partners zetten zich hier actief voor in. Daarbij kunnen zij sinds juni vorig jaar mede gebruik maken van het Landelijk Kwaliteitskader Effectieve Jeugdinterventies. De gedragsinterventies die gemeenten en andere betrokken partijen hiervoor inzetten, zoals Alleen Jij Bepaalt wie je bent en Integrale Persoonsgerichte Toeleiding naar Arbeid, zijn nader toegelicht in de Voortgangsrapportage high impact crimes van 3 december 2024.3 Het strafrechtelijke traject blijft daarbij van belang. De politie weet een aanzienlijk deel van (jonge) daders snel op te sporen, zodat zij kunnen worden vervolgd en bestraft. Tegelijkertijd, zoals ook duidelijk wordt uit het Landelijk Kwaliteitskader, leert de wetenschappelijke literatuur ons dat straffen op zichzelf jongeren vaak niet afschrikken.
Kunnen ondernemers de geleden schade verhalen en de buit effectief terugvorderen? Gebeurt dit voldoende in de praktijk?
Om te beginnen is het belangrijk dat het slachtoffer altijd aangifte doet op basis waarvan een opsporingsonderzoek kan worden ingesteld. Indien de officier van justitie besluit de zaak voor de strafrechter te brengen, kan het slachtoffer zich als benadeelde partij voegen in het strafproces en op deze wijze zijn schade op de verdachte verhalen, indien de strafrechter de vordering toewijst. Slachtofferhulp Nederland kan ondernemers, ongeacht de rechtsvorm, ondersteunen in het strafproces en het verhalen van de schade, indien gewenst en in het geval deze geen eigen juridische ondersteuning in huis heeft. Indien de strafrechter de vordering niet toewijst, kan een benadeelde zich tot de civiele rechter wenden.
Indien de strafrechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt aan de verdachte, dan geldt de voorschotregeling. Ik hecht eraan hierbij op te merken dat de voorschotregeling alleen geldt voor eenmanszaken en niet voor rechtspersonen. De voorschotregeling houdt in dat wanneer de veroordeelde acht maanden na onherroepelijk worden van het vonnis, de opgelegde schadevergoedingsmaatregel nog niet of niet volledig heeft voldaan, de overheid het niet geïnde bedrag betaalt en het verhaalsrisico overneemt. De voorschotregeling is niet gemaximeerd voor slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven en bij andere misdrijven gemaximeerd tot € 5.000,-. De overheid zet de inning op de dader voort. In beginsel is het mogelijk dat in beslag genomen gestolen goederen kunnen worden geretourneerd aan het slachtoffer. Het is echter aan de officier van justitie of de rechter om hier een beslissing over te nemen.
Op de vraag of dit voldoende in de praktijk gebeurt kan ik helaas geen uitspraken doen, de cijfers hierover zijn bij ons niet bekend.
Welke concrete maatregelen heeft u in de afgelopen maanden genomen om de stijging van overvallen door minderjarigen aan te pakken?
Sinds 2009 zet de Taskforce Overvallen in het op terugbrengen van de aantallen overvallen, samen met de hierbij betrokken branches en gemeenten waar dit speelt. Dit is een traject van lange adem, waarbij vele maatregelen worden ingezet vanuit het Actieprogramma Overvallen, langs de lijnen voorkomen (herhaald) slachtofferschap, voorkomen (herhaald) daderschap, situationele preventie, dadergerichte aanpak en tegengaan recidive.4 Steeds worden de risico’s met de branches besproken en worden maatregelen genomen, ook in samenwerking met de politie. Nieuwe overvallen zijn veelal aanleiding om bestaande preventieve maatregelen opnieuw onder de aandacht te brengen van de ondernemers, door hun brancheorganisaties en in contacten met de politie.
Daarnaast wordt al langjarig ingezet op het voorkomen van (jeugdig) daderschap door de (door)ontwikkeling en inzet van kansrijke en bewezen effectieve interventies, in het kader van de aanpak in gemeenten van high impact crimes. Sinds 2022 worden inmiddels 27 gemeenten structureel ondersteund met het programma Preventie met Gezag. Aanvullend hierop worden 20 aanvullende gemeenten incidenteel ondersteund in hun aanpak om te voorkomen dat kinderen, jongeren en jongvolwassenen in aanraking komen met criminaliteit, daarin terechtkomen of doorgroeien. Hierover wordt voor het zomerreces gerapporteerd in de Voortgangsrapportage Preventie met Gezag, onderdeel van de halfjaarbrief Aanpak ondermijning.
Hoe staat het met de uitvoering van de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om het jeugdstrafrecht voor 14- tot 16-jarigen aan te scherpen, onder meer door verhoging van maximale straffen? Wanneer worden de voorstellen verwacht?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd in de Verzamelbrief Justitiële Jeugd die door de Staatssecretaris Rechtsbescherming op 20 mei 2025 naar u is verstuurd.5
De voortgang van het besluitvormingstraject rondom de natuurcompensatie Voordelta. |
|
Eline Vedder (CDA), Pieter Grinwis (CU), André Flach (SGP) |
|
Rummenie |
|
|
|
|
Aan welke voorwaarden zal het voorstel moeten voldoen voordat u op basis van dat voorstel tot een voorgenomen besluit kunt komen, indien belanghebbenden met betrekking tot de Voordelta erin slagen om samen te komen tot een gedragen voorstel voor alternatieve natuurcompensatie?
Klopt het dat een voorgenomen besluit over de alternatieve natuurcompensatie ook door de Europese Commissie (EC) moet worden goedgekeurd? Welke criteria worden daarbij door de EC gehanteerd?
Zoals ik ook recent heb aangegeven bij beantwoording van de vragen van de leden Vedder en Krul (beiden CDA) (AH 2031; 2025Z03876; brief d.d. 23 april 2025), moet de Europese Commissie inderdaad instemmen met het voorgenomen besluit over een alternatieve natuurcompensatie. Uit de communicatie met de Europese Commissie blijkt mij dat zij dat voorgenomen besluit zal toetsen aan het compensatieplan dat Nederland in 2003 met de Commissie heeft afgesproken; dat plan is voor de Commissie de maatlat.
Klopt het dat het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) reeds een brief vanuit Brussel heeft ontvangen over de mate van compensatie? Bent u bereid om de inhoud van deze brief per omgaande te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Dat klopt. Communicatie met lidstaten vanuit de instellingen van de Europese Unie is vertrouwelijk.
Hoeveel middelen heeft u gereserveerd voor nadeelcompensatie voor vissers die worden getroffen op het moment dat er een onherroepelijk besluit tot sluiting van bepaalde gebieden ligt? Welk deel van de getroffen vissers kan naar verwachting met deze middelen worden gecompenseerd?
Voor aan de natuurcompensatieopgave flankerende maatregelen is in totaal circa € 27 mln. beschikbaar. Ik ga ervan uit dat hiermee alle getroffen vissers gecompenseerd kunnen worden, binnen de wettelijke kaders die daarvoor gelden.
Klopt het dat de ensisvisserij eerder in de passende beoordeling en in het beheerplan Noordzeekustzone van Rijkswaterstaat is bestempeld als niet-significant, omdat de effecten van de ensisvisserij op de ecologie minimaal zijn? Welke mogelijkheden zijn er om op basis van dit feit een uitzondering te maken voor deze vorm van visserij wanneer bepaalde gebieden worden gesloten?1
Nederland heeft op grond van Habitatrichtlijn artikel 6, lid 1 en 2 de verplichting tot het treffen van instandhoudingsmaatregelen met het oog met doelbereik respectievelijk passende maatregelen om verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten te voorkomen. Daarbij heeft Nederland beleidsruimte om te bepalen met welke maatregelen aan die beide resultaatsverplichtingen wordt voldaan, als er maar aan wordt voldaan.
De genomen maatregelen moeten eveneens in overeenstemming zijn met Habitatrichtlijn artikel 2, lid 3. Dit betekent dat bij het bepalen van de maatregelen rekening moet worden gehouden met sociaal-economische omstandigheden en met lokale en regionale bijzonderheden.
Hieruit volgt dat er voor ensisvisserij een uitzondering gemaakt kan worden, als de verplichtingen uit Habitatrichtlijn artikel 6, lid 1 en 2 ook op een andere manier kunnen worden bereikt. Dus, als de natuurcompensatieopgave (verbetering van de kwaliteit van habitattype H1110B) ook op een andere manier kan worden bereikt. Kan dit niet, dan behoort gebiedssluiting voor ensisvisserij tot de mogelijkheden. In dat geval is nadeelcompensatie een optie.
Wat zijn de gevolgen voor de ensisvisserij als hun visgebieden worden gesloten en een uitzondering niet mogelijk is? Kan deze visserijsector dan nog blijven bestaan?
Ik streef ernaar, conform de motie Flach c.s., de visserij zoveel mogelijk te ontzien bij het sluiten van gebieden. Mochten er in het onherroepelijk besluit toch gebieden worden gesloten die belangrijk zijn voor de ensisvissers, dan ga ik ervan uit dat deze vissers niet zullen stoppen met vissen. Uit historische data blijkt immers dat zij ook op andere locaties vissen dan alleen in de Voordelta. Uiteraard staat het hen in dat geval vrij een verzoek om nadeelcompensatie in te dienen.
Kunt u een inschatting geven van eventuele gevolgen van compenserende maatregelen buiten de Voordelta voor visserij-activiteiten?
Het pakket aan flankerende maatregelen geldt voor de in het kader van de natuurcompensatie te sluiten gebieden, ook indien het compensatiegebied buiten de Voordelta ligt. Een inschatting is op dit moment niet te maken, aangezien het snelkookpanproces om te komen tot een voorstel voor alternatieve natuurcompensatie nog gaande is.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat bij het nemen van compenserende maatregelen buiten de Voordelta voor de visserij belangrijke gebieden vermeden worden?
Onder leiding van mijn departement proberen de meest relevante stakeholders samen te komen tot een breed gedragen voorstel voor alternatieve natuurcompensatie. Het vertrekpunt daarvoor is met hen afgestemd en afgesproken (zie vraag 1). Het is nu eerst aan de stakeholders zelf om te komen tot een voorstel met een goede balans tussen wat (juridisch) noodzakelijk is voor de natuur en wenselijk vanuit de visserij.
De crisis in de ouderenzorg |
|
Jimmy Dijk , Sarah Dobbe |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het personeel van verpleeghuizen gruwt van problemen op de werkvloer?1
Ik heb met grote zorg kennisgenomen van het bericht in het Algemeen Dagblad waarin zorgmedewerkers aangeven dagelijks uitgeput en gefrustreerd naar huis te gaan vanwege de problemen op de werkvloer in verpleeghuizen. De signalen van hoge werkdruk, personeelstekorten en emotionele belasting raken mij diep. Dit zijn professionals die zich dag in, dag uit inzetten voor kwetsbare ouderen. Dat zij zich in toenemende mate overvraagd voelen, verdient onze volle aandacht.
Wat is uw reactie op het bericht «Recordaantal gedwongen opnames gevraagd voor verpleeghuis: «Vooral alleenstaande demente ouderen vormen groot gevaar»»?2
Ik begrijp de zorgen die worden geuit in het artikel van de Telegraaf. Gedwongen opname is voor iedereen ingrijpend, zowel voor cliënten, naasten als zorgverleners. Het is op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd) altijd het laatste middel. Het zal in het uiterste geval mogelijk moeten zijn om iemand tegen zijn wens in op te nemen als de cliënt een gevaar voor zichzelf of anderen is (het zogeheten ernstig nadeel-criterium). Dit kan door middel van een rechterlijke machtiging (RM) of bij spoedsituaties een inbewaringstelling (IBS) door de burgemeester.
De gehanteerde cijfers in het artikel herken ik niet. Op basis van de mij bekende cijfers van het CIZ en via Khonraad3 constateer ik sinds de inwerkingtreding van de wet een lichte stijging van gedwongen opnames op grond van de Wzd:
2020
2021
2022
2023
2024
Rechterlijke machtiging (RM)
4.096
4.867
4.913
4.850
PM1
Inbewaringstelling (IBS)
1.437
1.607
1.841
1.934
2.007
Volledige cijfers over 2024 zijn nog niet bekend.
De stijging heeft zich met name in 2021 ten opzichte van 2020 voorgedaan. Dit heeft mogelijk te maken met de inwerkingtreding van de wet in 2020 en die daarna steeds bekender is geworden. Maar een specifieke verklaring is hiervoor niet onderzocht. Denkbaar is ook dat de bevolkingsgroei en vergrijzing aan deze lichte stijging hebben bijgedragen.
Bent u het ermee eens dat beide berichten aangeven dat het beleid rondom de ouderenzorg de afgelopen jaren gefaald heeft, waardoor de kwaliteit van zorg in verpleeghuizen niet meer altijd gegarandeerd kan worden, maar er ook amper fatsoenlijke kleinschalige alternatieven beschikbaar zijn?
Ik begrijp de zorgen die uit beide berichten naar voren komen en ik herken de signalen dat de zorg in de verpleeghuizen onder druk staat. De uitdaging om de ouderenzorg in het licht van toenemende vergrijzing en personeelstekorten goed te organiseren is groot.
Tegelijkertijd wil ik ook benadrukken dat er in de afgelopen jaren, bijvoorbeeld via het programma WOZO (Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen) belangrijke stappen zijn gezet. Zo zijn in de periode 2018–2023 via het programma Waardigheid en Trots op locatie (WOL) 516 verpleeghuislocaties ondersteund bij de implementatie van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, met aantoonbare kwaliteitsverbetering op deze locaties als gevolg4. Deze ondersteuning zet ik momenteel voort met het programma Waardigheid en Trots voor de toekomst (W&tt).
Ook zijn er diverse kleinschalige locaties geopend, zoals «Wij zijn Zuiderschans» in Den Bosch en «Living-inn» in Lent. Voor een totaaloverzicht van kleinschalige woonvoorzieningen voor ouderen verwijs ik graag naar de publicaties van Platform315.
Maar de stappen die zijn gezet zijn nog niet voldoende. Daarom ben ik met partijen in gesprek om te komen tot een Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg (HLO). Deze berichten laten de urgentie voor de totstandkoming van dit akkoord zien.
Welke stappen gaat u zetten om de crisis in de ouderenzorg aan te pakken, waardoor goede zorg in verpleeghuizen gegarandeerd kan worden en ouderen ook toegang krijgen tot kleinschalige alternatieven op het moment dat verpleeghuiszorg nog niet nodig is, maar zij ook niet langer thuis kunnen/willen wonen?
Ik ben op dit moment met partijen in de sector in gesprek om tot een Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg (HLO) te komen. Mijn inzet is dat we met het HLO concrete acties gaan inzetten om een onbeheersbaar arbeidsmarkttekort af te wenden en goede en passende zorg voor de kwetsbaarste mensen te waarborgen. Ik verwacht het HLO zeer binnenkort met uw Kamer te kunnen delen.
Met de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening werkt de Minister van VWS samen aan de bouw van ca. 290.000 woningen voor ouderen. Dit gaat ook om woonvormen met geclusterde (zorggeschikte) woningen waarmee een verhuizing naar een verpleeghuis kan worden uitgesteld of kan worden voorkomen. Per 15 mei is hiertoe ook weer de stimuleringsregeling zorggeschikte woningen opengesteld. Op 25 april jl. hebben de Ministers van VRO en VWS de voortgangsbrief ouderenhuisvesting aan uw Kamer gezonden.
Tevens onderzoekt PricewaterhouseCoopers (PwC) in opdracht van dit kabinet in een nadere doorrekening wat de (financiële) meerwaarde voor de samenleving kan zijn indien ouderen met een sterk verminderde regie kunnen verblijven in een verzorgingshuis in plaats van thuis. De Minister van VWS zal in september reageren op de onderzoeksresultaten. Na afronding van het onderzoek kunnen afspraken worden gemaakt met betrekking tot de bouw van de verzorgingshuizen. Hiervoor zijn door het kabinet reeds middelen beschikbaar gesteld.
Bent u bereid om zich ervoor in te zetten om zo snel mogelijk 100 zorgbuurthuizen op te richten?
In de hierboven genoemde voortgangsbrief is opgenomen dat inmiddels in alle regio’s woondealafspraken over de bouwopgave voor ouderen zijn vastgelegd in afsprakenkaders.6 Hiermee is voor elke gemeente duidelijk hoe groot de opgave tot en met 2030 is voor woningen die geschikt zijn voor ouderen. Het is echter aan de lokale partijen of zij bij het invullen van de opgave voor deze woonzorgvorm kiezen.
Ik zet me in voor een oplossing voor de knelpunten ten aanzien van de financiering die door het zorgbuurthuis in Oss worden ervaren. Naar aanleiding van uw ingediende motie heb ik hiertoe ook contact gehad met zorgbuurthuis ‘t Hageltje en de betrokken organisaties.
Bent u bereid om met een serieuze aanpak te komen voor het personeelstekort in de zorg, met grote wervingscampagnes (zoals momenteel ook gebeurt bij defensie) en fundamentele keuzes om het gebrek aan zeggenschap en de loonkloof aan te pakken?
Het aanpakken van de personeelskrapte heeft de hoogste prioriteit van dit kabinet. Een grote meerjarige wervingscampagne is reeds door vorige kabinetten uitgevoerd. De afgelopen jaren is de sector er dan ook in geslaagd om veel extra mensen naar zich toe te trekken. Inmiddels weten we echter dat we het niet redden door alleen in te zetten op het vergroten van de instroom van personeel. Het is onmogelijk om de groeiende arbeidsmarkttekorten af te wenden door steeds meer mensen van buiten de zorg aan te trekken. Daar zijn immers ook grote tekorten en we willen ook genoeg leraren voor de klas en politie op straat.
Zeggenschap voor professionals is hier onlosmakelijk aan verbonden. Daarvoor is een cultuur nodig in organisaties waar zeggenschap de norm is. Werkgevers in zorg en welzijn zijn hiervoor aan zet. De Minister van VWS biedt hen ondersteuning op verschillende manieren. Zo is in 2024 de laatste ronde geopend van de Subsidieregeling Veerkracht en Zeggenschap. De uitvoering hiervan loopt nog tot en met 2026. Verder worden werkgevers en professionals ondersteund via de projectsubsidie voor het Landelijk Actieplan Zeggenschap (LAZ), die leermiddelen ontwikkelt en (intervisie)bijeenkomsten organiseert. Ook wordt zeggenschap landelijk gemonitord via de Monitor Zeggenschap en is op landelijk niveau structureel aandacht voor de zeggenschap van professionals. Onder andere met de maandelijkse klankbordgroep van VWS onder leiding van de Chief Nursing Officer. En met verschillende events, zoals «VOICE: op weg naar de zorgtop», van 7 april jl.
Wat betreft de beloning in de zorg ligt het genuanceerd. Uit onderzoeken blijkt dat het gemiddelde uurloon van zorgmedewerkers redelijk vergelijkbaar is met vergelijkbare medewerkers in de marktsector. Daarnaast is er binnen de zorg een gedifferentieerd beeld wat betreft de marktconformheid van de salarissen tussen verschillende zorgbranches en ook tussen verschillende groepen binnen dezelfde branche. Bijvoorbeeld in de VVT verdienen verzorgenden gemiddeld genomen evenveel als gelijken in andere sectoren en verpleegkundigen zelfs meer. De salarissen van zorghulpen en helpenden blijven daarentegen wel achter. Voor een marktconforme loonontwikkeling stelt de Minister van VWS ieder jaar de overheidsbijdrage voor de arbeidskostenontwikkeling (OVA) ter beschikking aan de sociale partners. Deze OVA bedraagt voor 2025 circa 3,6 miljard structureel. Het kabinet ziet vanwege de staat van de overheidsfinanciën geen ruimte om bovenop deze jaarlijkse bijdrage nog extra middelen vrij te maken voor het dichten van de loonkloof.
Het bericht 'Recordaantal gedwongen opnames gevraagd voor verpleeghuis: ‘Vooral alleenstaande demente ouderen vormen een groot gevaar’' |
|
Folkert Thiadens (PVV) |
|
Fleur Agema (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Vooral alleenstaande demente ouderen vormen een groot gevaar»?1
Ja.
Wat vindt u van de gevaarlijke situaties die ouderen met een ernstige vorm van dementie veroorzaken voor zichzelf en mensen in hun omgeving, denk hierbij aan een pan uren lang op het vuur laten staan en het gooien van zware bloempotten van het balkon?
Ik vind het heel erg en aangrijpend dat deze situaties zich voordoen. Op het moment dat mensen een gevaar vormen voor zichzelf of voor anderen, moet en kan er ingegrepen worden. Tegelijkertijd vind ik het ook belangrijk dat ouderen met dementie zo veel als mogelijk de regie over hun eigen leven in handen houden en dat zij ook zoveel en zolang als mogelijk mee kunnen doen in de samenleving.
Daarom is in de Wet zorg en dwang (Wzd) geregeld dat bij het toepassen van gedwongen zorg eerst gekeken moet worden of het gevaar kan worden weggenomen met vrijwillige zorg. Als dat niet zo is, mag gedwongen zorg verleend worden als er een gevaarlijke situatie ontstaat voor een oudere met dementie of voor zijn/haar omgeving.
Die gedwongen zorg moet zo kort mogelijk en minst ingrijpend zijn. In het uiterste geval is het mogelijk om een oudere met dementie tegen zijn wens in op te nemen als hij een gevaar voor zichzelf of anderen is. Een gedwongen opname kan alleen als laatste middel worden ingezet, als er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg zijn. Dit is altijd een individuele afweging waarbij alle omstandigheden rondom de persoon en zijn omgeving zorgvuldig gewogen moeten worden. Hiermee borgen we de rechten van mensen met dementie.
Wat vindt u van de oproep die in het artikel wordt gedaan voor het herintroduceren van verzorgingshuizen, waardoor deze problemen voorkomen hadden kunnen worden? Deelt u deze mening?
Nee, ik deel deze veronderstelling niet. Nee, de doelgroep die vroeger in het verzorgingshuis woonde had een relatief lichte zorgvraag en voldeed niet aan de criteria voor gedwongen opname onder de toenmalige Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Ook onder de huidige wet- en regelgeving van de Wet zorg en dwang (Wzd) zou bij deze doelgroep niet aan de criteria voor gedwongen opname worden voldaan. Alhoewel ik het pleidooi voor terugkeer van de verzorgingshuizen ondersteun, vind ik het te kort door de bocht om te stellen dat hiermee gedwongen opnames voorkomen kunnen worden.
Hoeveel gedwongen opnames waren te voorkomen geweest als eerder zou zijn gestart met de terugkeer van verzorgingshuizen?
Nee, ik deel de veronderstelling die aan deze mening ten grondslag ligt niet. De oproep voor het introduceren van verzorgingshuizen deel ik wel. Ik vind het belangrijk dat er voor kwetsbare ouderen voldoende geschikte huisvesting is. Daarom wordt in opdracht van het kabinet onderzoek gedaan naar de terugkeer van de verzorgingshuizen. Dat betekent echter niet dat verzorgingshuizen gedwongen opnames hadden kunnen voorkomen. Immers, de doelgroep die vroeger in het verzorgingshuis woonde had een relatief lichte zorgvraag en voldeed niet aan de criteria voor gedwongen opname onder de toenmalige Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Ook onder de huidige wet- en regelgeving van de Wet zorg en dwang (Wzd) zou bij deze doelgroep niet aan de criteria voor gedwongen opname worden voldaan. Alhoewel ik het pleidooi voor terugkeer van de verzorgingshuizen ondersteun, vind ik het te kort door de bocht om te stellen dat hiermee gedwongen opnames voorkomen kunnen worden.
Hoe staat het ervoor met de terugkeer van verzorgingshuizen? Welke concrete plannen zijn al gemaakt en wanneer kan de Kamer de eerste opening van een verzorgingshuis verwachten?
PricewaterhouseCoopers (PwC) onderzoekt, in opdracht van het kabinet, in een nadere doorrekening wat de (financiële) meerwaarde voor de samenleving kan zijn, indien ouderen met sterk verminderde regie kunnen verblijven in een verzorgingshuis in plaats van thuis. Zij zullen rond de zomer met hun advies komen. Ik zal kort na de zomer reageren op de onderzoeksresultaten. Na afronding van het onderzoek kunnen afspraken worden gemaakt met betrekking tot de bouw van de verzorgingshuizen. Hiervoor zijn door het kabinet reeds middelen beschikbaar gesteld.
Hoeveel van de in het regeerprogramma geplande 290.000 nieuwe woningen voor ouderen zijn er momenteel gerealiseerd? En hoeveel van deze woningen zullen in een verzorgingshuis zijn? Is de doelstelling nog steeds reëel en haalbaar voor deze tijdspanne?
Op 25 april j.l. hebben de Ministers van VRO en VWS de voortgangsbrief ouderenhuisvesting aan uw Kamer gezonden. In de brief is opgenomen dat inmiddels in alle regio’s woondealafspraken over de bouwopgave voor ouderen zijn vastgelegd in afsprakenkaders.2 Hiermee is voor elke gemeente duidelijk hoe groot de opgave tot en met 2030 is voor woningen die geschikt zijn voor ouderen. De som van alle regionale woondealafspraken (288.000) zit heel dicht aan tegen de opgave van circa 290.000 woningen geschikt voor ouderen tot en met 2030 die bij de start van het programma Wonen en zorg voor ouderen is vastgesteld. In deze woningdeals zijn nog geen afspraken gemaakt over verzorgingshuizen.
Het bericht 'Noodfonds Energie slecht bereikbaar voor huishoudens' |
|
Jimmy Dijk , Bart van Kent |
|
Nobel |
|
Wat is uw reactie op het bericht van de Telegraaf dat het Tijdelijk Noodfonds Energie slecht bereikbaar is?1
Ik begrijp dat het voor huishoudens erg frustrerend en vervelend is als het door de drukte niet is gelukt om een aanvraag in te dienen. Vanwege de drukte in de eerste uren deden zich problemen voor in de wisselwerking tussen verschillende systemen. Daardoor konden meerdere huishoudens hun aanvraag niet (volledig) indienen. Na geringe tijd waren de problemen verholpen. De Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE) heeft de mensen die een aanvraag in wilden dienen en die niet konden voltooien, benaderd om het opnieuw te proberen.
Kunt u de gegevens van de eerste 48 uur na het openen van het Tijdelijk Noodfonds Energie delen? Wat is de gemiddelde tijd dat mensen aan de telefoon zaten? Wat is de maximale tijd dat mensen aan de telefoon zaten?
TNE heeft in de eerste 48 uur ruim 43.000 aanvragen in goede orde ontvangen. TNE heeft op de eerste dag ruim 10.000 belletjes ontvangen. TNE heeft aangegeven dat de gemiddelde wachttijd 25 minuten was en in het meest ongunstige geval was de wachttijd 40 minuten.
Vindt u dat u een inschattingsfout heeft gemaakt met betrekking tot de bereikbaarheid van het Tijdelijk Noodfonds Energie? Zo nee, waarom niet?
Het energiefonds 2025 is net als het Noodfonds 2023 en 2024 een publiek-private samenwerking. De subsidie die het Rijk heeft verstrekt aan TNE is € 56,3 miljoen. Deze gelden zijn verstrekt ten behoeve van huishoudens. De technische vormgeving van het fonds is aan de uitvoerder.
Erkent u dat mensen die deze financiële steun nodig hebben door deze slechte bereikbaarheid mogelijk geen aanspraak op het Tijdelijk Noodfonds Energie kunnen maken en in de problemen komen?
Ik betreur ten zeerste als bewoners tevergeefs een beroep hebben gedaan, of te laat waren, terwijl zij wel tot de doelgroep behoren. Dit heeft echter niet alleen met de problemen in de eerste dagen van het fonds te maken, maar ook met het feit dat het fonds te maken heeft met een gelimiteerd budget. In de brief aan de Tweede Kamer op 4 april heb ik aangegeven dat het energiefonds op basis van de huidige energieprijzen circa 100.000 huishoudens kon helpen2. Daarbij heb ik ook aangegeven dat het goed is dat de Tweede Kamer zich realiseert dat met de beschikbare middelen mogelijk niet alle aanvragen konden worden gehonoreerd. Dat betekent dat op het moment dat een marge tot aan de grens van de € 56,3 miljoen zou worden bereikt, TNE zou overgaan tot sluiting.
Graag zou ik de rol van de vrijwilligers- en andere hulporganisaties benadrukken. Zij hebben huishoudens gedurende de hele week geholpen bij het doen van een aanvraag. Ik besef dat het voor hen erg lastig was toen problemen zich voordeden en zij mensen niet konden helpen. Ik ben hen erkentelijk dat zij, net als TNE en hun klant contactcentrum, ook in de avond- en weekenduren hebben gewerkt om zoveel mogelijk mensen nog te helpen bij het doen van een aanvraag.
Huishoudens die geen aanvraag meer hebben kunnen doen, maar wel geldzorgen hebben, worden geadviseerd om contact op te nemen met hun gemeente of met hulporganisaties zoals Geldfit. Zij kunnen mogelijk helpen bij het vinden van alternatieve regelingen of andere vormen van ondersteuning.
Hoe wordt het principe «wie het eerst komt, wie het eerst maalt» precies gehanteerd? Op welke manier draagt dit bij aan de betrouwbaarheid van de overheid?
Zoals in vraag 4 is toegelicht, heb ik vooraf de opening van het energiefonds, in de Kamerbrief van 4 april jl., de Kamer geïnformeerd over het feit dat met de beschikbare middelen mogelijk niet alle aanvragen gehonoreerd worden. De technische vormgeving van het fonds is aan de uitvoerder. TNE heeft aangegeven dat aanvragen worden behandeld op basis van volgorde van binnenkomst.
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die u tot nu toe heeft genomen en welke u nog gaat nemen om de wachtrijen te voorkomen?
Het energiefonds is inmiddels gesloten. Daarmee zijn mogelijke maatregelen om de lange wachtrijen voor het energiefonds 2025 te voorkomen, niet meer van toepassing.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst, bij een soortgelijk noodfonds, deze situatie met gigantische wachtrijen zich niet opnieuw gaat voordoen?
Voor de lange termijn hebben het Ministerie van SZW en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gezamenlijk een voorstel uitgewerkt voor het Social Climate Fund, waarbij ingezet wordt op maatregelen die bijdragen aan verduurzaming en energiezuiniger maken van woningen in combinatie met directe tijdelijke steun op de energierekening voor huishoudens in een financieel kwetsbare positie. Het kabinet heeft besloten, onder voorbehoud van goedkeuring van de Europese Commissie, om uit de middelen voor het SCF € 174,5 miljoen in te zetten voor dit fonds3. Samen met de € 60 miljoen uit de Rijksbegroting is er € 234,5 miljoen beschikbaar voor de periode van 2026 tot 2032. De hoogte van dit bedrag vraagt dus om keuzes bij de uitvoering. Bij de Voorjaarsnota is besloten om € 600 miljoen in te zetten voor het verlagen van de energiebelasting. Dit is, in tegenstelling tot het noodfonds, geen gerichte maatregel voor de doelgroep van het noodfonds, maar zal ook voor deze huishoudens zorgen voor een lagere energierekening. In de toekomst willen we voorkomen dat huishoudens die tot de doelgroep behoren, geen steun krijgen. Lessen en signalen op basis van het energiefonds van 2025 worden meegenomen in mogelijke vervolgtraject van het SCF.
Wat gaat u doen als het Tijdelijk Noodfonds Energie straks «leeg» is? Welke boodschap heeft u voor de mensen die op dat moment volgens de regels wél recht hebben op financiële compensatie, maar deze niet krijgen?
Het energiefonds is inmiddels gesloten. Ik begrijp dat het voor huishoudens erg frustrerend en vervelend is als niet is gelukt om een aanvraag voor steun in te dienen. Huishoudens die geen aanvraag meer hebben kunnen doen, maar wel geldzorgen hebben, worden geadviseerd om contact op te nemen met hun gemeente of met hulporganisaties zoals Geldfit. Zij kunnen mogelijk helpen bij het vinden van alternatieve regelingen of andere vormen van ondersteuning. Zoals aangegeven bij vraag 7, zullen signalen op basis van het energiefonds van 2025 worden meegenomen in mogelijke vervolgtraject van het SCF.
Hoe wordt de druk op het bedrijfsleven in de toekomst opgevoerd zodat er niet nogmaals na de winter pas een Noodfonds Energie wordt opgezet omdat bijdrages van energiemaatschappijen uitbleven?
Zoals in de kamerbrief van 4 april is aangegeven, heeft het kabinet besloten om de publiek-private samenwerking met een aantal energieleveranciers, de netbeheerders en de diverse betrokken maatschappelijke partijen nog één jaar in te richten, zodat er ook in 2025 een energiefonds beschikbaar is.4 De privaat-publieke samenwerking heeft tot zeer gerichte hulp voor huishoudens geleid, maar kent ook evidente beperkingen. Zo was het verplicht om een DigiD te hebben en kon de steun alleen digitaal worden aangevraagd. De beschikbare middelen ten behoeve van de uitvoeringskosten vroegen om het maken van keuzes in de uitvoering door TNE. Het was een keuze tussen geen steun verlenen in 2025 of voor een gelimiteerde, maar toch omvangrijke groep open te gaan. In nauw overleg met betrokken stakeholders en samenwerkingspartners is uiteindelijk voor het laatste gekozen.
Verschillende moties en Kamervragen van uw Kamer vroegen hier ook expliciet om.5 Het kabinet heeft daarom besloten om in het kader van het Europese Social Climate Fund een publiek energiefonds verder uit te werken.
Zie voor de lange termijn het antwoord op vraag 7.
Houdt u rekening met het scenario dat het Tijdelijk Noodfonds Energie leeg is, maar veel mensen nog steeds in de financiële problemen zitten, mede door de hoge energielasten? Zo ja, wordt er dan bijgestort in het Tijdelijk Noodfonds Energie vanuit de overheid? Zo nee, waarom niet?
Het energiefonds is inmiddels gesloten. Zoals in de kamerbrief van 4 april aangegeven, is TNE overgegaan tot het sluiten van het loket op het moment dat een marge tot aan de grens van de € 56,3 miljoen wordt bereikt. Het Rijk kan om bestuurlijke risico’s te voorkomen enkel middelen inleggen wanneer derde partijen meer dan één derde van de totale som financieel bijdragen. Met de huidige bijdrage van € 56,3 miljoen van het Rijk is die verhouding gewaarborgd.
Er zijn van derde partijen en daarmee ook van het Rijk geen extra middelen beschikbaar.
Zoals aangegeven worden huishoudens die geen aanvraag meer hebben kunnen doen, maar wel geldzorgen hebben, geadviseerd om contact op te nemen met hun gemeente of met hulporganisaties zoals Geldfit. Zij kunnen mogelijk helpen bij het vinden van alternatieve regelingen of andere vormen van ondersteuning.
Bent u bereid om op dat moment energiebedrijven te dwingen om meer geld te storten in het Tijdelijk Noodfonds Energie? Zo nee, waarom niet?
Nee hiertoe ben ik niet bereid. We hebben met bedrijven afgesproken nog eenmalig gerichte steun aan te bieden via het energiefonds aan kwetsbare huishoudens. Zie vraag 7 voor de lange termijn.
Bent u van mening dat dit Tijdelijk Noodfonds Energie in publieke handen zou moeten zijn in plaats van private handen zoals dit nu het geval is? Zo ja, hoe gaat u dit veranderen?
Er is samen met de energiesector en TNE gekozen om nog één keer een publieke private samenwerking aan te gaan, die noodzakelijk was om het energiefonds in 2025 te openen. Zoals aangegeven bij vraag 9, kent die publiek-private samenwerking evidente beperkingen.
Daarom, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 4 april6, is dit de laatste keer dat we het op deze manier doen. In het kader van het Europese Social Climate Fund wordt een publiek energiefonds verder uitgewerkt. Zie het antwoord op vraag 7 voor nadere toelichting.
Het bericht ‘COA worstelt met hoge kamerprijzen voor opvang in hotels’ |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «COA worstelt met hoge kamerprijzen voor opvang in hotels»?1
Ja
Wat vindt u van de kamerprijzen oplopend tot € 290 per nacht?
Dergelijk hoge prijzen voor asielopvang zijn onwenselijk. Het kabinet zet zich er met stringente instroombeperkende maatregelen voor in dat dure noodopvang zo snel mogelijk overbodig wordt en kan worden uit gefaseerd.
Ook de (voorgenomen) maatregelen op het gebied van uitstroom van statushouders uit de asielopvang zijn hiervoor van belang. Het COA zet er bovendien op in om dure en tijdelijke opvangovereenkomsten zoveel mogelijk over te zetten naar goedkopere en langjarige binnen de financiële kaders.
Zolang nog gebruik dient te worden gemaakt van noodopvang is het echter van belang dat hierop zo scherp mogelijk op de prijs gestuurd wordt.
Kunt u aangeven waarom het tot op heden niet lukt om deze kosten te laten zakken tot een marktconform tarief?
Ik zet mij samen met het COA in om voor iedereen die recht heeft op opvang een plek te bieden, bij voorkeur via reguliere capaciteit. Dat is goedkoper dan elke vorm van noodopvang. Helaas is noodopvang nog altijd nodig en daarmee ook de inzet van hotels.
Er is daarbij voor het COA slechts beperkte mogelijkheid om scherp op de prijs te sturen. Omdat niet duidelijk is hoelang deze extra capaciteit nodig is leent deze zich niet voor langjarige afspraken tegen een doorgaans lagere prijs per nacht. Op kortere termijn kan dit tot hoge prijzen leiden.
Bovendien geven hotels aan dat de opvang van asielzoekers meer kosten met zich meebrengt dan de verhuur aan de reguliere doelgroep. Dit onder andere door een hoger energieverbruik en een inkomstenverlies wanneer reguliere gasten besluiten het hotel te vermijden. Dit tezamen leidt tot een andere prijsstelling dan wat normaal gesproken marktconform is.
Dit jaar lopen minstens een dertigtal opvangcontracten af met hotels; kunt u garanderen dat er voor nieuwe contracten een marktconform tarief wordt geboden?
Er is door COA onderzoek gedaan naar marktconforme prijzen voor asielopvang in hotels en aan de hand daarvan is een financieel kader vastgesteld wat als uitgangspunt voor nieuwe contracten en voor contractverlengingen wordt gehanteerd.
Het COA huurt op dit moment hotelkamers bij individuele hotels en bij ketens.
Het huidige beeld is dat de individuele hotels bereid zijn om hun prijzen aan te passen en een aantal ketens ook. Voor twee van de huidige ketens geldt dat de prijs te hoog blijft voor gebruik als asielopvang. Er is een alternatievenonderzoek opgestart met als doel om hier andere oplossingen voor te vinden. In de tussentijd worden deze contracten kort verlengd (3–6 maanden) omdat de plekken nog nodig zijn.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de motie van het lid Dijk (Kamerstuk 36 410, nr. 107), die verzoekt verdienmodellen van commerciële asiel- en noodopvang te stoppen?
In gevolge de motie van Nispen informeer ik uw kamer over de herziening van contracten met hotels en het uitfaseren van de dure opvangvoorzieningen op schepen en in hotels. Vanaf begin dit jaar maakt het COA geen gebruik meer van de diensten van tussenpersonen voor het afsluiten van hotels. Het COA sluit direct een contract af met de lokale hotelier. Deze contracten hebben over het algemeen een korte looptijd en kunnen als de capaciteit van het COA het toelaat snel worden afgeschaald. Zodra de capaciteit van het COA het toelaat, en de kortdurende contracten zijn afgelopen, zal het COA onderzoeken of deze contracten opgezegd kunnen worden of niet verlengd hoeven te worden.
Ondertussen werkt het COA samen met gemeenten hard aan de realisatie van de opvangplekken van de Spreidingswet. Hoe meer duurzame opvangplekken gerealiseerd worden, hoe meer dure opvangplekken uitgefaseerd kunnen worden. Bij de recente besluitvorming in de voorjaarsnota is er voor het COA budget bijgekomen voor 2025 en 2026 op basis van de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Vanaf 2027 is er onvoldoende budget bij het COA om meerjarige verplichtingen voor opvanglocaties aan te kunnen gaan. Om alsnog meerjarige verplichtingen aan te gaan is bij nieuwe eisen opzegbaarheid of omklapbaarheid (naar huisvesting van andere doelgroepen). Op basis van de nieuwe MPP van het najaar zal op de gebruikelijke besluitvormingsmoment bekeken worden welke middelen er meerjarig nodig zijn voor opvang.
Geldt het besluit dat asielzoekers zoveel mogelijk zelf moeten gaan koken en hun eigen boterham moeten smeren uit uw brief van 18 april 2025 ook/deels voor asielzoekers die worden opgevangen in hotels en andere vormen van nood- en crisisopvanglocaties?
Waar kookgelegenheid aanwezig is laat het COA mensen zelf koken. Echter is het inderdaad het geval dat noodopvanglocaties minder vaak gelegenheid bieden om dit op een goede manier ten uitvoer te brengen. Bovendien is het vanwege de korte doorlooptijd van deze locatie ook niet altijd opportuun deze gelegenheid te creëren. Het COA inventariseert hoe en waar mogelijkheden liggen om dit besluit op zoveel mogelijk locaties te laten gelden.
Kunt u een gespecificeerde lijst van alle 320 COA-opvanglocaties (regulier, noodopvang) doen toekomen waarop is aangegeven, per locatie, wat voor locatie het precies betreft (hotel, vakantiepark, cruiseschip, regulier, etc.), het totaal aantal plekken, hoeveel asielzoekers en hoeveel statushouders het momenteel opvangt?2 Kunt u dit specificeren in het aantal mannen, het aantal vrouwen en of zij alleenstaand zijn of een koppel/gezin vormen en het aantal kinderen (AMV of samen met een of meer ouders)?
Van het totaal van de 313 COA-locaties op 6 juni 2025 is ca. twee van de drie locaties een noodopvang. Voor het gevraagde overzicht verwijs ik u naar de bijlage.
Kunt u een prognose geven wanneer het niet meer noodzakelijk is om asielzoekers op te vangen in cruiseschepen, hotels of andere vormen van nood- en of crisisopvang?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 aangaf is het voorspellen van de instroomcijfers niet gemakkelijk. Over een exacte datum waarop de laatste noodopvang kan sluiten kunnen daarom geen uitspraken gedaan worden. U kunt er vanop aan dat het kabinet zich vol inzet op instroombeperkende maatregelen. Zo ook op maatregelen die de uitstroom van statushouders uit de asielopvang dienen te bevorderen.
Consumentenbescherming bij erfpacht |
|
Eline Vedder (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Zou u kennis willen nemen van het rapport «Te hoge kosten voor erfpacht door onredelijk hoge kosten voor risico's en administratie in het canonpercentage» van CDA Amsterdam, en hierop willen reageren?1
Ja, hiertoe ben ik bereid.
Deelt u de zorg dat een privaatrechtelijke overeenkomst zoals erfpacht niet eenzijdig gewijzigd zou moeten worden, zeker niet wanneer dit leidt tot 64,8 procent hogere kosten voor erfpachters?
Een privaatrechtelijke overeenkomst kan niet eenzijdig gewijzigd worden. Hiervoor is instemming van beide partijen nodig.
Wel kan in een erfpachtovereenkomst zijn vastgelegd dat de hoogte van de canon (erfpachtkosten) na een bepaalde tijd opnieuw wordt bepaald. In de overeenkomst (of de algemene bepalingen) wordt de procedure voor het vaststellen van de nieuwe canon beschreven.
Bij voortdurende erfpachtrechten uitgegeven door de gemeente Amsterdam is er altijd de mogelijkheid om met een zogenaamde drie deskundigenprocedure de nieuwe canon te laten vaststellen.
Sinds 2017 biedt de gemeente Amsterdam erfpachters de mogelijkheid over te stappen van voortdurende erfpacht naar eeuwigdurende erfpacht. Bij eeuwigdurende erfpacht vinden er, buiten de jaarlijkse inflatiecorrectie, géén canonherzieningen plaats. De gemeente doet een aanbod aan de erfpachter voor overstap naar eeuwigdurende erfpacht. De erfpachter heeft altijd de mogelijkheid het aanbod niet te accepteren en zijn huidige voortdurende erfpachtrecht te behouden. In dat geval blijft de periodieke canonherziening, zoals vastgelegd in het voortdurende erfpachtrecht en algemene bepalingen, van toepassing.
Deelt u de zorgen over dat adviesrapporten van hoogleraren mogelijk niet onafhankelijk tot stand zijn gekomen en dat deze experts hun advies later hebben ingetrokken/herzien zonder dat dit aan het college en de gemeenteraad van Amsterdam is gemeld?
Ik zie voor mij hier geen rol om hier een oordeel over te hebben.
Het college van Amsterdam heeft in aanloop naar de invoering van eeuwigdurende erfpacht advies ingewonnen bij drie hoogleraren over de wijze van het bepalen van de grondwaarde en de canon bij nieuwe erfpachtuitgiften en bij overstappen van voortdurende erfpacht naar eeuwigdurende erfpacht.2 Het college heeft het advies gebruikt bij het bepalen van haar beleid en heeft de vrijheid advies in te winnen bij wie en op de wijze die hen goeddunkt. Het college heeft daarbij een zelfstandige rol de gemeenteraad volledig te informeren en de gemeenteraad kan het college hier op aanspreken. Ik zie dat dit proces met het onderzoek van de fractie van het CDA en het bespreken van haar onderzoek met het college hierbij ook precies in zijn werk gaat zoals het bedoeld is.
Bent u het ermee eens dat voor een gemiddelde woning met een grondwaarde van 100.000 euro een onterechte meerprijs van 940 euro per jaar (80 euro per maand) een onredelijke financiële last vormt voor huishoudens?
Het bedrag dat huizenbezitters aan hun woonsituatie uitgeven is van veel factoren afhankelijk. Ook of een bedrag of meerprijs een onredelijke financiële last vormt is per huishouden afhankelijk, en is iets waar ik als Minister geen absoluut oordeel over kan geven. Ik vind het natuurlijk wel belangrijk dat ieder huishouden met passende woonlasten kunnen wonen.
Welke vormen van consumentenbescherming zijn er momenteel voor erfpachters en acht u deze toereikend gezien de bevindingen in dit rapport?
Het is belangrijk dat gemeenten goed rekening houden met de belangen van erfpachters. In 2024 is daarom een handreiking opgesteld voor gemeenten die erfpacht toepassen of willen toepassen3. Ik heb signalen ontvangen dat gemeenten aan de slag zijn met de handreiking. Zij gebruiken om de huidige erfpachtbepalingen en -beleid tegen het licht te houden en bij het opstellen van – en besluitvorming in de lokale democratie over – nieuwe algemene erfpachtbepalingen.
Wanneer erfpachters het niet eens zijn met hun erfpachtsituatie kunnen zij geschillen met de gemeente aanbrengen bij de rechter. Naast deze mogelijkheid tot geschillenbeslechting hebben de meeste gemeenten een deskundigencommissie waaraan onenigheden kunnen worden voorgelegd.
Andere gemeenten stellen dat bezwaar gemaakt kan worden tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders die erfpacht betreffen. Tot slot geeft een enkele gemeente aan dat de gemeenteraad als democratische volksvertegenwoordiger specifieke erfpachtsituaties kan inbrengen in de raadsvergadering.
In Amsterdam hebben erfpachters de mogelijkheid om een zogenaamde drie deskundigen procedure te starten als zij zich niet kunnen vinden in het canonherzieningsaanbod van de gemeente. Daarnaast loopt er een pilot met een geschillencommissie erfpacht en kunnen erfpachter zich wenden tot de Ombudsman.
Indien er sprake is van oneerlijke praktijken staat het burgers vrij zich in het uiterste geval te wenden tot de burgerlijke rechter. In de handreiking Erfpacht is benadrukt dat een laagdrempelige en betaalbare vorm van geschillenbeslechting de rechtszekerheid dient.
Bent u bereid te onderzoeken of erfpachters in Nederland, net als bij hypotheken, beter beschermd moeten worden tegen onredelijke wijzigingen in bestaande overeenkomsten?
Ik ben niet bereid om hier verder onderzoek naar te doen. Banken moeten bij hypothecaire financiering rekening houden met het gegeven dat er erfpacht is. Dit betekent dat er ook moet worden gekeken of er sprake kan zijn van een stijging van de erfpachtlasten op termijn. Bij eeuwigdurende erfpacht, dat inmiddels door iedere gemeente met erfpacht wordt aangeboden, vindt de stijging vaak plaats op basis van inflatie (net zoals huurstijging). Bij voortdurende erfpacht wordt de canon periodiek herzien op basis van de waardestijging van de grond (die de grondslag vormt voor een nieuwe canon.
Ook bij hypotheken vinden wijzigingen plaats op basis van de overeenkomst, bijvoorbeeld na het aflopen van een rentevaste periode, en die worden niet onredelijk geacht.
Erfpacht geeft een gebruiksrecht van de onroerende zaak van een ander. In algemene zin is het bij erfpacht evenmin onredelijk om na afloop van de erfpachtperiode de overeengekomen mogelijkheid van aanpassing van de canon op basis van de actuele grondwaarde te gebruiken. Hetzelfde geldt voor de bepaling van de afkoopsom voor eeuwigdurende erfpacht.
Zoals ik eerder aan heb gegeven in het antwoord op vraag 5, zijn er voor erfpachters verschillende mogelijkheden om geschillen met erfverpachters aan te kaarten. De mogelijkheden heb ik in kaart gebracht met een onderzoek naar algemene erfpachtbepalingen, dat in 2023 is gepubliceerd4.
Zou u in kaart willen brengen welke mogelijkheden het Rijk heeft om bij te dragen aan transparantere en eerlijkere erfpachtvoorwaarden bij gemeenten?
In het Burgerlijk Wetboek zijn de wettelijke regels voor erfpacht vastgelegd. Het erfpachtrecht biedt binnen de wettelijke mogelijkheden ruimte voor het opstellen van op maat gesneden overeenkomsten, waardoor het instrument zowel voor het stedelijk als voor het landelijk gebied ingezet kan worden.
Ik hecht waarde aan deze wettelijke flexibiliteit in het erfpachtrecht. Dat betekent niet dat er geen mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld de positie van de erfpachter te versterken. Voor wat betreft de positie van de stedelijke woonconsument-erfpachter heb ik u op 21 mei 2024 een brief en de handreiking Algemene Erfpachtbepalingen voor gemeentelijke erfpacht bij particuliere woonbestemmingen (hierna handreiking Erfpacht) gestuurd, waar ik ook in mijn antwoord op vraag 5 naar refereer.
In deze handreiking is bijvoorbeeld aangegeven dat het verstandig is als voor een erfpachter duidelijk is op welke momenten een gemeente kan overgaan tot herziening van de canon. Uit de algemene erfpachtbepalingen moet ook blijken wanneer een canonherziening plaatsvindt. De rekensystematiek moet duidelijk zijn en, wanneer binnen de looptijd van het erfpachtrecht de canon wordt herzien, moeten de parameters waarmee de canon wordt aangepast vindbaar zijn voor de erfpachter.
Erfpacht kan voor sommige mensen een complex begrip zijn. Het is daarom belangrijk dat de erfpachter weet waar zij aan toe is, en niet voor verrassingen komt te staan. Met de handreiking kunnen gemeenten beter sturen op een zorgvuldige toepassing van erfpacht en omgang met erfpachters. Dit versterkt de rechtspositie van de erfpachters.
Heeft u inzicht in hoe vergelijkbare situaties in andere gemeenten met erfpacht worden aangepakt en welke lessen hieruit getrokken kunnen worden?
Zoals in antwoord op vraag 6 aangegeven is er reeds een verkenning naar de praktijk van erfpacht gedaan. Lessen die hieruit zijn getrokken zijn geland in de handreiking erfpacht, waar in het antwoord op vraag 7 naar wordt gerefereerd.
Deelt u de mening dat privaatrechtelijk handelen van de overheid altijd moet voldoen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel?
Ja, deze mening deel ik.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de gemeente Amsterdam over de in het rapport beschreven situatie, en over betere consumentenbescherming bij erfpacht?
Ik ben te allen tijde bereid om informeel met de gemeente Amsterdam in gesprek te gaan, en daarbij de consumentenbescherming bij erfpacht onder de aandacht te brengen.
Erfpacht is een privaatrechtelijk instrument, beschreven in het Burgerlijk Wetboek (Boek 5, Titel 7). Een gemeentebestuur kan het inzetten als onderdeel van haar grondbeleid. Een gemeenteraad kan wel een college aanspreken op het beleid dat gevoerd wordt.
Het ondermijnen van de forensische geneeskunde door de recente aanbesteding van de medische arrestantenzorg |
|
Michiel van Nispen (SP), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Coenradie |
|
|
|
|
Klopt het dat bij de landelijke aanbesteding van de medische arrestantenzorg alle tien percelen zijn gegund aan één partij, een huisartsenorganisatie, die deze zorg wil leveren met verpleegkundigen, basisartsen en huisartsen? Hoe beoordeelt u dit besluit?
In maart jl. heeft de politie het voorlopige gunningsbesluit bekend gemaakt in het kader van de aanbesteding van de medische arrestantenzorg. De politie is voornemens om alle tien percelen te gunnen aan Regionale Medische diensten B.V. Op dit moment is deze gunning nog niet definitief. Derhalve past het mij niet hier nu een oordeel over te geven.
Deelt u de ernstige zorgen van het Forensisch Medisch Genootschap1 dat hiermee de medische arrestantenzorg – een van de drie pijlers van de forensische geneeskunde – verdwijnt, en het vakgebied daarmee fundamenteel wordt verzwakt?
Medische arrestantenzorg heeft de zorg voor de gezondheid van de arrestant tot doel. Het is gericht op de (urgente) medische hulpvraag van de arrestant en is niet forensisch van aard, omdat het niet ten dienste staat van strafrechtelijke opsporing en vervolging. Daarmee is het een andere discipline dan forensisch medisch onderzoek en lijkschouw.
Ik hecht net als u aan een robuust stelsel van forensische geneeskunde. Mede gebaseerd op het advies van de commissie Hoes heeft het kabinet in 2018 een aantal maatregelen aangekondigd om de forensische geneeskunde (lijkschouw en forensisch medisch onderzoek) in Nederland te versterken. Daarnaast is destijds besloten dat medische arrestantenzorg moet worden aanbesteed.2 In ons land hebben we een privaat zorgstelsel, wat maakt dat medische arrestantenzorg moet worden gecontracteerd na een verplichte lichte vorm van aanbesteden. Deze dienst valt onder artikel 2:38 van de Aanbestedingswet voor sociale of maatschappelijke diensten. Er is sinds het advies van de commissie Hoes een zorgvuldig proces doorlopen.
Met de voorjaarsnota 2023 zijn extra middelen toegekend om maatregelen uit te kunnen voeren om het stelsel van de forensische geneeskunde te versterken. Daartoe heb ik het programma Versterking Forensische Geneeskunde gestart samen met mijn collega’s van VWS en BZK. In dit kader heb ik u op 23 april jl. een onderzoeksrapport met beleidsreactie3 gestuurd waarin ik toelicht welke acties ik de komende tijd wil ondernemen om de forensische geneeskunde te versterken.
Waarom is er niet gekozen voor het behoud van forensisch medische kennis in het hart van deze zorg, terwijl het gaat om verdachten en mensen in detentie, vaak in kwetsbare situaties, en om cruciale medische informatie die onderdeel kan uitmaken van strafrechtelijke procedures?
Het is belangrijk dat de arrestanten zorg van goede kwaliteit krijgen. Dit is in de aanbesteding meegenomen. Medische arrestantenzorg is niet gericht op strafrechtelijke opsporing en vervolging. Daarbij is om de arts- patiëntrelatie te beschermen van belang dat er een duidelijke taakscheiding is tussen medische zorg aan arrestanten en forensisch medisch onderzoek bij eenzelfde arrestant ten behoeve van het strafrecht.
Hoe gaat geborgd worden dat de artsen die werkzaam zijn bij de huisartsenorganisatie in kwestie op de hoogte zijn van het juridische kader dat noodzakelijk is om goed voor deze doelgroep te zorgen en het strafrechtelijke proces niet in de weg zitten?
In de aanbesteding zijn eisen gesteld waaraan het in te zetten personeel moet voldoen, waaronder procedurele waarborgen zoals functiescheiding. Verder is de voorlopig geselecteerde partij vanuit haar jarenlange ervaring met medische arrestantenzorg en forensisch medisch onderzoek in de eenheid Den Haag goed op de hoogte van het juridische kader waarbinnen wordt gewerkt.
Hoe verhoudt de keuze om alle medische arrestantenzorg uit te besteden aan één huisartsenorganisatie zich tot de tekorten waar de huisartsenzorg nu al mee kampt? Lopen die tekorten naar verwachting op door deze aanbesteding?
Het is zeer van belang dat er voldoende capaciteit is om de medische arrestantenzorg uit te kunnen voeren. De politie heeft dit in de aanbestedingsprocedure meegenomen en het is aan de uitvoerende partij om zorg te dragen voor voldoende capaciteit.
Erkent u dat deze keuze de uitkomst lijkt van een aanbestedingslogica waarin prijs belangrijker wordt geacht dan kwaliteit, rechtszekerheid en continuïteit? Wat zegt dit over de prioriteiten van dit kabinet?
Arrestanten hebben recht op zorg van goede kwaliteit. Bij de aanbesteding door politie zijn eisen gesteld op het vlak van kwaliteit en daarnaast is naar de prijs gekeken. Op basis van een zorgvuldig aanbestedingsproces is er een voorlopig gunningsbesluit bekend gemaakt.
Deelt u de mening dat dit haaks staat de inspanningen van de afgelopen jaren om de forensische geneeskunde te professionaliseren en toekomstbestendig te maken? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wat betekent deze gunning voor de artsen die momenteel werkzaam zijn in de forensische geneeskunde, en die deze pijler verliezen als onderdeel van hun professionele identiteit? Hoe voorkomt u dat ervaren forensisch artsen hierdoor afhaken? Hoe trekt u nieuwe artsen aan als deze pijler wegvalt, ook aangezien dit de pijler is waarbinnen men behandelt als arts in dit vakgebied?
Het personeelstekort in de forensische geneeskunde is een uitdaging. Vanuit het programma Versterking Forensische Geneeskunde wordt hieraan gewerkt door het ondersteunen van het verder professionaliseren van het beroep van forensisch arts. Dit draagt bij aan de aantrekkelijkheid van het beroep. Daarnaast richt het programma zich op de effectieve samenwerking in het stelsel en meer gecentraliseerde dienstverlening. Dit draagt bij aan de efficiënte inzet van de bestaande capaciteit.
De aanbesteding kan tot gevolg hebben dat werkgevers die forensisch artsen in dienst hebben geen medische arrestantenzorg meer zullen leveren. Het is aan de werkgevers om de forensisch artsen een aantrekkelijk taakpakket te geven.
Hoe kijkt u aan tegen de versnelde uitstroom die dreigt en de stagnerende instroom van nieuwe forensisch artsen, terwijl het vakgebied nu al kampt met tekorten en een vergrijzend bestand?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u garanderen dat de 24/7-beschikbaarheid van forensisch artsen voor lijkschouw en zedenonderzoek ook in de toekomst gegarandeerd blijft, ook met deze aanbestedingskeuze?
De 24/7-beschikbaarheid van forensisch artsen voor lijkschouw en zedenonderzoek is en blijft nodig. De beschikbaarheid van forensisch artsen staat al enige jaren onder druk. Dit heeft dan ook continu de aandacht.
Als er als gevolg van de aanbesteding minder forensisch artsen worden ingezet voor de medische arrestantenzorg, komt hiermee mogelijk enige capaciteit beschikbaar voor forensisch medisch onderzoek en lijkschouw.
Wat zijn volgens u de risico’s voor de kwaliteit van waarheidsvinding en de rechtsgang als deze deskundigheid verschraalt of verdwijnt?
Goede forensisch artsen zijn essentieel voor de kwaliteit van de waarheidsvinding en de rechtsgang. Zoals hierboven toegelicht, loopt mede voor de borging van de kwaliteit in het vakgebied het programma Versterking Forensische Geneeskunde.
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met het Forensisch Medisch Genootschap, beroepsorganisaties en andere betrokkenen om te komen tot een structurele oplossing waardoor het vakgebied forensische geneeskunde in zijn volle breedte behouden wordt?
In het kader van het programma Versterking Forensische Geneeskunde is er veelvuldig contact tussen de Ministeries van JenV, BZK en VWS en het Forensisch Medisch Genootschap en andere betrokkenen om gezamenlijk toe te werken naar een versterking van het forensisch medisch stelsel.
Kunt u de Kamer voor de zomer informeren over de impact van deze aanbesteding op de medische arrestantenzorg, de positie van forensisch artsen en het functioneren van de rechtsstaat?
De gunning is nog niet definitief, aangezien er een procedure loopt bij de rechter. Afhankelijk van de uitspraak van de rechter, zal de politie de gunningsprocedure voortzetten waarbij onder meer een opzegperiode van de bestaande contracten van zes maanden van toepassing is. Dit betekent dat de impact van de aanbesteding in de loop van 2026 zichtbaar zal worden.