Het bericht 'Hungary ruling party drafts bil lto crack down on foreign-funded organisations' |
|
Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van Reuters over het Hongaarse wetsvoorstel om organisaties die buitenlandse financiering ontvangen aan te vallen?1
Ja.
Wat zou deze wet volgens u betekenen voor maatschappelijke organisaties en mensenrechtenorganisaties in Hongarije als zij niet in lijn zijn met Hongaars beleid en dus volgens Hongarije indruisen tegen de Hongaarse soevereiniteit of identiteit?
De inhoud van het zogenaamde «Transparency of public life» wetsvoorstel is zeer zorgelijk. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het de ruimte voor het maatschappelijk middenveld ernstig verder inperken en dit keurt het kabinet af.
Wat zou deze wet betekenen voor de persvrijheid in Hongarije, aangezien onafhankelijke media door andere landen worden gefinancierd?
Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het de ruimte voor onafhankelijke media ernstig verder inperken en het voortbestaan van onafhankelijke mediaorganisaties ernstig onder druk zetten.
In het verlengde van de persvrijheid, wat betekent dit voor de verkiezingen in 2026 en de onafhankelijke informatievoorziening?
Persvrijheid, en onafhankelijke media als onderdeel hiervan, is cruciaal voor een goed functionerende democratie, inclusief vrije en eerlijke verkiezingen. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het betekenen dat deze democratische beginselen in Hongarije ernstig onder druk komen te staan.
Wat vindt u van het feit dat organisaties die volgens Hongarije niet in lijn zijn met de christelijke cultuur ook als dreiging aangemerkt kunnen worden?
De passages in het wetsvoorstel die zien op de gronden voor organisaties om aangemerkt te worden als bedreiging voor de soevereiniteit, waaronder organisaties die niet in lijn zijn met de christelijke cultuur, zijn zorgelijk en kwalijk, en keurt het kabinet af.
Wat betekent dit volgens u voor organisaties die zich inzetten voor LHBTI-rechten en de LHBTI-gemeenschap als geheel?
Zie het antwoord op vraag 3. Deze zorgen bestaan ook voor organisaties die zich inzetten voor LHBTI-rechten, terwijl deze al onder grote druk staan.
Bent u het eens dat deze wet rechtstreeks indruist tegen de voorwaarden van een rechtsstaat en deze hiermee dus in Hongarije verder wordt ontmanteld?
Ja. De tekst van het huidige wetsvoorstel druist in tegen rechtsstatelijke en democratische beginselen en grondrechten. De Commissie startte reeds een EU-Hofzaak tegen de Hongaarse soevereiniteitswet van december 2023, en dit nieuwe wetsvoorstel is daarop een vervolg. Nederland intervenieert met een grote groep lidstaten in deze EU-Hofzaak aan zijde van de Commissie.
Vindt u het feit dat financiering voor organisaties die volgens Hongarije niet in lijn zijn met «de soevereiniteit, de constitutionele identiteit en de christelijke cultuur» kan worden afgeknepen en zelfs een boete gegeven kan worden tot 25 keer hoger dan deze financiering niet veel weghebben van afpersing?
De passages in het wetsvoorstel die gericht zijn op het aan banden leggen van financiering en het opleggen van boetes keur ik af. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het voortbestaan van organisaties die aangemerkt worden ernstig onder druk komen te staan.
Wat gaat u, bilateraal én in EU-verband, doen om het anti-rechtsstatelijke karakter van deze wet kenbaar te maken en wat moeten volgens u consequenties zijn op EU-niveau als deze wet wordt aangenomen?
Het kabinet zal de zorgen over dit wetsvoorstel in Benelux-verband uiten tijdens de Raad Algemene Zaken van 27 mei as., en brengt deze ook op in bilaterale contacten. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, verwacht het kabinet dat de Europese Commissie snel en effectief zal optreden. Het kabinet zal de Commissie, als hoedster van de Verdragen, daarin steunen.
Ziet u alternatieve routes om organisaties in Hongarije toch financieel te blijven steunen?
Nederland steunt het maatschappelijk middenveld in Hongarije dat zich inzet voor democratie, de rechtsstaat en mensenrechten zowel politiek als financieel en kan nu nog niet vooruitlopen op de ontwikkelingen omtrent dit nieuwe wetsvoorstel.
Op welke manier heeft u zich de afgelopen maanden ingezet om tot een 4/5e meerderheid te komen voor een volgende stap in de artikel 7-procedure tegen Hongarije?
In aanloop naar de Raad heeft het kabinet zich, in uitvoering van de motie Paternotte/Van Campen2, ingezet om het krachtenveld verder in kaart te brengen, en gesproken met andere lidstaten over de mogelijkheden om de artikel 7-procedure verder te brengen. Het kabinet heeft naar aanleiding hiervan geconstateerd dat de meerderheden hiervoor momenteel nog niet in zicht zijn. Het kabinet zal zich blijven inzetten voor het vinden van de benodigde meerderheid. Bij wijzigingen in het krachtenveld die mogelijk stap(pen) in de Artikel 7-procedure tegen Hongarije in beeld zou(den) brengen, informeert het kabinet uw Kamer daarover.
Welke stappen gaat u zetten om tot een 4/5e meerderheid te komen om de artikel 7-procedure verder te brengen voor de hoorzitting op 27 mei?
Zie antwoord vraag 11.
Structureel falen van GI Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE), rechterlijke ongehoorzaamheid en schending van Europees recht |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Vincent Karremans (VVD), Struycken |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitspraak van het gerechtshof van 27 maart 2025, onder nummer ECLI:NL:GHARL:2025:1818, waarin wordt vastgesteld dat Gecertificeerde Instelling (GI) SAVE in strijd met Europese regelgeving een minderjarige in Spanje heeft geplaatst zonder toestemming van de Spaanse autoriteiten?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat SAVE verklaarde «niet op de hoogte» te zijn van de goedkeuringsprocedure onder artikel 82 van de Brussel II-ter Verordening? Kunt u uitleggen wat voor impact dat heeft op kinderen die geplaatst zijn buiten de lidstaat zonder deze goedkeuringsprocedure?
In de Verordening Brussel II-ter zijn afspraken opgenomen over het plaatsen van kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel buiten de eigen lidstaat. Met deze afspraken wordt de rechtsbescherming van kinderen geborgd. Met de goedkeuringsprocedure uit de verordening wordt een lidstaat vóór de plaatsing van een kind niet alleen geïnformeerd, maar ook officieel verzocht in te stemmen met de plaatsing. Wanneer deze procedure niet wordt gevolgd, zijn de nationale autoriteiten niet op de hoogte van kinderen die op hun grondgebied verblijven en ontbreekt het toezicht op deze kinderen. Bovendien kan de erkenning van de plaatsingsbeschikking van de Nederlandse rechter worden geweigerd in het ontvangende land waardoor het kind zonder een geldige rechterlijke beslissing in het land verblijft. Het is daarom belangrijk dat deze procedure wordt gevolgd door alle jeugdbeschermingsorganisaties. De gecertificeerde instellingen (GI’s), het Platform Buitenlands Zorgaanbod en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zijn de afgelopen jaren door de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden van mijn ministerie gewezen op het belang van het volgen van de goedkeuringsprocedure. Jeugdzorg Nederland heeft laten weten dat deze uitspraak onder de aandacht is gebracht bij de juristen van de GI’s.
Kunt u uitleggen hoe het komt dat de rechters blijkbaar in zaken van deze GI niet eerder gewezen hebben op de goedkeuringsprocedure? Begrijpt u dat wij hieruit de conclusie trekken dat (ook) rechters onvoldoende op de hoogte zijn omtrent de regels in dergelijke goedkeuringsprocedures? Hoe kijkt u tegen deze kwestie aan? Welke conclusie kan er getrokken worden als de GI aangeeft niet op de hoogte te zijn dat deze goedkeuringsprocedure gevolgd dient te worden?
De verordening bepaalt dat de plaatsende instantie via de Centrale Autoriteit (CA) toestemming regelt. In algemene zin is het niet altijd zo dat bij een zitting al duidelijk is dat plaatsing in het buitenland aan de orde is. Het is belangrijk om regelmatig aandacht te vragen voor deze procedures en de Rechtspraak heeft laten weten dit onderwerp wederom onder de aandacht brengen van de jeugdrechters te brengen.
Kan het dus zo zijn dat minderjarigen zonder deze goedkeuringsprocedure naar Spanje of in een ander land zijn geplaatst zonder dat deze procedure is gevolgd? Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd en is de IGJ hiervan op de hoogte gesteld?
Er is geen separate registratie van zaken waarin minderjarigen zonder deze goedkeuringsprocedure in een ander land zijn geplaatst. Dus in theorie is het mogelijk dat er ook andere vergelijkbare zaken zijn. Ik ga er echter van uit dat normaliter deze procedures wél gevolgd worden. De IGJ wordt hier niet actief over geïnformeerd, dit valt niet onder de meldplicht voor aanbieders.
Kunt u aangeven of deze situatie ook voorkomt bij andere GI’s? Hoe vaak komt het voor dat een kinderbeschermingsmaatregel in het buitenland ten uitvoer wordt gebracht?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met de uitspraak van 31 oktober 2023, onder nummer ECLI:NL:GHARL:2023:9166 waarin het hof constateert dat SAVE bewust geen uitvoering gaf aan een door het hof opgelegde omgangsregeling?2
Ja.
Hoe beoordeelt u deze opstelling van SAVE, die neerkomt op openlijke rechterlijke ongehoorzaamheid?
Het hof zegt daarover in de genoemde uitspraak: «Het hof begrijpt dat het niet in alle gevallen mogelijk blijkt te zijn om uitvoering te geven aan een opdracht van het hof, bijvoorbeeld wanneer nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of een ouder weigert zijn medewerking te verlenen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is in dit geval echter geen sprake. De GI heeft, omdat zij het niet eens is met de beslissing van het hof, welbewust geen uitvoering willen geven aan de opdracht van het hof. Dat is in strijd met het wettelijke systeem zoals we dat in ons land kennen: de ouder die rechtsbescherming zoekt moet erop kunnen vertrouwen dat een – nota bene door de rechterlijke macht benoemde – gecertificeerde instelling zich houdt aan rechterlijke uitspraken, ook als die instelling het met die uitspraken niet eens is. De GI heeft door de tussenbeschikking van het hof naast zich te leggen de vader feitelijk rechtsbescherming onthouden». Ik heb aan deze uitspraak niets toe te voegen.
Komt het vaker voor dat deze gecertificeerde instelling gerechtelijke uitspraken naast zich neerlegt? En hoe zit dit bij andere gecertificeerde instellingen? Wat vindt u van de opstelling van jeugdbeschermers en gebiedsmanagers van GI’s die in gesprekken stellen dat zij niet gehouden zijn aan uitvoering te geven aan de uitspraken van rechters? Bent u het ermee eens dat jeugdbeschermers die uitspraken van rechters niet uitvoeren tuchtrechtelijk moeten worden aangesproken met minimaal een formele berisping?
GI’s moeten altijd uitvoering geven aan rechterlijke uitspraken, ook als de instelling het niet eens is met de uitspraak. Er is geen registratie van hoe vaak het voorkomt dat GI’s geen uitvoering geven aan rechterlijke uitspraken. Het is verder niet aan mij om een oordeel te geven over het al dan niet toepassen van het tuchtrecht en de op te leggen sancties. Als er een tuchtklacht bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) wordt ingediend, is het aan het College van Toezicht van SKJ om te oordelen over de klacht en te beslissen over de eventueel op te leggen maatregel. Het betreft een vorm van verenigingstuchtrecht waarop wij als Rijk geen invloed kunnen en mogen uitoefenen. Een jeugdprofessional dient te handelen volgens de professionele standaard en de gedrags- en beroepsregels die door de beroepsgroep zelf zijn opgesteld.
Bent u het met het hof eens dat het niet uitvoeren van rechterlijke beslissingen door een GI rechtsbescherming van ouders en kinderen ondermijnt?
Het hof gebruikt in deze uitspraak niet het woord «ondermijnen» maar stelt: «De GI heeft door de tussenbeschikking van het hof naast zich te leggen de vader feitelijk rechtsbescherming onthouden». Ik heb daar niets aan toe te voegen.
Welke signalen over SAVE heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in de afgelopen jaren ontvangen als het gaat over het niet naleven van de wet en uitvoeren van gerechtelijke uitspraken? En hoe zit dit met de andere GI’s?
De IGJ toetst of de aanbieders zich houden aan wet- en regelgeving. Het niet volgen van een rechtelijke uitspraak valt niet onder de meldplicht van aanbieders. Wel hebben de inspecties in de afgelopen jaren in verschillende rapporten er op gewezen dat vanwege het gebrek aan personeel of het ontbreken van passende hulp er niet altijd uitvoering kan worden gegeven aan de hulp en ondersteuning zoals opgelegd in de rechterlijke uitspraak.
Is de IGJ naar aanleiding van deze uitspraken een onderzoek gestart of bent u voornemens dit alsnog te doen? Bent u bereid om de IGJ opdracht te geven om het naleven van beschikkingen een vast onderdeel te laten zijn van het toezicht en hier actief op te controleren?
De IGJ en IJenV voeren reeds toezicht uit bij vijf GI’s. Toezichtrapporten over de William Schrikker Jeugdbescherming en -reclassering en Jeugdbescherming Noord zijn inmiddels gepubliceerd. Dit toezicht van de inspecties is gericht op de kwaliteit van de uitvoering van jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen. Centrale thema’s zijn de cliëntgerichtheid, integraliteit en tijdigheid van de analyse en het plan voor de jeugdige en het gezin, de tijdige inzet van passende hulp en de regievoering en het zicht op de veiligheid en de ontwikkeling van de jeugdigen. Bij het houden van toezicht baseert de IGJ zich op toetsingskaders. Deze kaders bestaan uit normen en daarbij behorende toetsingscriteria, die zijn gebaseerd op wetten en regels, veldnormen en richtlijnen die beroepsorganisaties van zorgverleners hebben opgesteld. De IGJ werkt risicogestuurd en is altijd gericht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg die wordt geleverd. Binnen de toetsingskaders kan de IGJ daartoe beoordelen of de beschikking van een rechtbank ook wordt nageleefd. De IGJ kan in het kader van risicogestuurd toezicht keuzes maken op welke normen of onderwerpen het de nadruk legt, afhankelijk van de situatie.
Acht u het passend dat bestuurders van een GI hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld bij stelselmatig rechtsstatelijk falen?
Ik verwijs u naar de antwoorden van 10 juli 2025 op schriftelijke vragen van het lid Bruyning inzake het rapport «Zorgen over kinderen die wachten op jeugdbescherming en jeugdreclassering». In deze antwoorden (op de vragen 20 t/m 23) is uiteengezet hoe bestuurders van een GI kunnen worden aangesproken op onbehoorlijk bestuur als daar sprake van zou zijn.
Welke structurele verbetermaatregelen acht u, naast verbeterd toezicht, verder nodig om te voorkomen dat GI’s zich onttrekken aan rechterlijke toetsing en Europese regelgeving? Welke structurele verbetermaatregelen acht u, naast verbeterd toezicht, verder nodig om te voorkomen dat GI’s zich onttrekken aan het uitvoeren van gerechtelijke uitspraken?
GI’s moeten altijd uitvoering geven aan rechterlijke uitspraken, ook als de instelling het niet eens is met de uitspraak. In het antwoord op vraag 10 is al aangegeven dat vanwege het gebrek aan personeel of het ontbreken van passende hulp er niet altijd uitvoering kan worden gegeven aan de hulp en ondersteuning zoals opgelegd in de rechterlijke uitspraak. Met de Hervormingsagenda Jeugd werken we hard aan de beschikbaarheid van (specialistische) jeugdzorg, met het landelijk tarief jeugdbescherming en de zij-instromersregeling wordt ingezet op het verminderen van het tekort aan personeel bij de GI’s. Via de voortgangsbrieven jeugd en jeugdbescherming wordt uw Kamer over de voortgang geïnformeerd.3
Herinnert u zich het antwoord op de Kamervragen over meldingen in het veiligheidssysteem Eccairs over het luchtruim boven Oekraïne voor 17 juli 2014, de datum waarop vlucht MH17/KL4103 werd neergeschoten?1 Wilt u bij het vervolg van deze vragen ook meldingen betrekken die op of na 17 juli gedaan zijn, maar over een voorval gingen dat plaatsvond voor het neerhalen van MH17.
Het antwoord op die Kamervragen is mij bekend. Ja, bij het vervolg van de antwoorden hieronder neem ik dat mee.
Herinnert u zich dat u weigerde deze meldingen aan de Kamer te sturen en beloofde daarop later terug te komen en ziet u dat dat nog niet is gebeurd?
In de brief van 16 mei 2024 legde mijn ambtsvoorganger uit waarom deze meldingen toen niet met de Kamer gedeeld konden worden. Hij zei hierbij toe om de Kamer te berichten na afloop van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Met deze brief geef ik gevolg aan deze toezegging.
Kunt u al deze meldingen openbaar aan de Kamer doen toekomen en wilt u deze vraag behandelen als een «artikel 68 Grondwet»-vraag, waarbij de aanvankelijke weigering al gedaan is, waardoor weigering alleen kan plaatsvinden door het inroepen van het belang van de Staat en het voorleggen aan het kabinet?
Deze meldingen vallen onder het regime van EU Verordening 376/2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart. De Raad van State heeft over het openbaar maken van deze meldingen uitspraak gedaan op 12 februari 2025. De Raad van State heeft het Europese Hof prejudiciële vragen gesteld. Naar het oordeel van het Europese Hof is de vertrouwelijkheid van informatie over gemelde incidenten en voorvallen een belangrijk onderdeel van het stelsel van toezicht en controle om de luchtvaartveiligheid te verbeteren. Volgens het Hof geldt een strikte vertrouwelijkheid voor alle informatie die nationale autoriteiten daarvoor verzamelen of opstellen. De Raad van State volgt in zijn uitspraak het Europese Hof. Gelet op de uitspraak kan ik de genoemde meldingen niet openbaar aan de Kamer doen toekomen.
Een verzoek om inlichtingen op grond van artikel 68 Grondwet, betekent dat ik in dit concrete geval afweeg of het belang van de Staat zich hier tegen verzet. Wat hier zwaar in meeweegt, is dat deze zaak al vele jaren speelt. Vanzelfsprekend erken ik dat de Kamer haar controlerende taak goed moet kunnen uitvoeren.
In dit specifieke geval ligt vertrouwelijke terinzagelegging bij de Kamer het meest voor de hand, omdat ik daarmee ook rekening kan houden met het door het Hof gesignaleerde belang van de vertrouwelijkheid voor de luchtvaartveiligheid. Ik ben bereid de meldingen in bewerkt anonieme vorm bij de Kamer ter inzage te leggen. Door de kern van de meldingen te beschrijven, krijgt de Kamer inzicht in de aard en de omvang van de meldingen.2
Herinnert u zich dat de Wet open overheid (Woo) en Europese richtlijnen (die hier met terugwerkende kracht worden toegepast) niet hoeven te leiden tot een weigering onder artikel 68 Grondwet en dat er dus een zelfstandige afweging moet plaatsvinden?
Ja, ik vind dat ook belangrijk. Zie mijn antwoord op vraag 3. Gezien het belang van de controlerende taak die het parlement heeft, zet ik me in om zoveel mogelijk inlichtingen te verstrekken.
Klopt het dat er geen Eccairs-meldingen staan in het OVV-rapport over de MH17? Klopt het dat er niet naar Eccairs verwezen wordt in bijvoorbeeld paragraaf 5.6 (niet openbare bronnen), terwijl dat wel voor de hand gelegen zou hebben?
In het OVV-rapport MH17 Crash van 13 oktober 20153 staan geen ECCAIRS-meldingen vermeld omdat deze vertrouwelijk zijn. Om die reden wordt er ook niet naar meldingen verwezen.
Heeft de OVV de beschikking gehad over deze Eccairs-meldingen? Zo nee, wilt u ze dan aan de OVV sturen en vragen of dit zou leiden tot een aanvulling van het rapport over vliegen over Oekraïne?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft zelfstandig toegang tot alle meldingen in ECCAIRS. Naar deze meldingen is in diverse Kamerstukken verwezen. De Onderzoeksraad kent de inhoud van deze Kamerstukken ook.
Wilt u ervoor zorgen dat deze stukken ook in het hotspotarchief MH17 opgenomen worden?
De ECCAIRS meldingen zijn gearchiveerd in het hotspotarchief van MH17.
Wanneer zullen deze meldingen openbaar gemaakt worden? Als ze nooit openbaar gemaakt gaan worden, hoe kunnen veiligheidssystemen dan ooit democratisch gecontroleerd worden?
Deze meldingen worden niet openbaar gemaakt. Zie mijn antwoord op vraag 3. Er is een toezichtsysteem ingericht als controlerend mechanisme. De Europese toezichthouder voor een veilige burgerluchtvaart (EASA) houdt toezicht op de werking van het ECCAIRS systeem.
In 2022 concludeerde de OVV dat alle aanbevelingen uit het ongevalsonderzoek afdoende zijn opgevolgd.4 Hierbij maakt de OVV de kanttekening dat voor vliegveiligheid in relatie tot conflictgebieden voortdurende aandacht en doorontwikkeling nodig blijft op mondiaal, Europees en nationaal niveau.
Sinds het neerhalen van vlucht MH17, 11 jaar geleden, zijn veel stappen gezet ter voorkoming van nog zo’n ramp. Het kabinet heeft zich daarvoor ingespannen op nationaal, Europees en internationaal niveau. Er zijn verbeteringen doorgevoerd in de vliegveiligheidssystematiek voor het zo goed mogelijk beheersen van risico’s die gepaard gaan met het vliegen over en nabij conflictgebieden. Hierover heeft mijn ambtsgenoot uw Kamer geïnformeerd op 16 september 2024.5
Heeft de KLM Eccairs-meldingen gedaan over het luchtruim boven Oost-Oekraïne in juni en/of juli 2014? Zo ja, kunt u daarover details geven?
Alle meldingen aan ECCAIRS zijn vertrouwelijk. Hierdoor kan ik geen antwoord geven op deze vraag.
Indien u niet weet of KLM Eccairs-meldingen gedaan heeft over het luchtruim boven Oost-Oekraïne in juni/juli 2014, wilt u dat dan aan KLM vragen en het antwoord aan de Kamer doen toekomen?
Vanwege de vertrouwelijkheid van alle ECCAIRS meldingen, kan de KLM geen antwoord geven op deze vraag. Ik heb deze vraag dan ook niet gesteld aan de KLM.
Kunt u alle documenten (fysieke documenten, mails, appjes en andere vormen) bij de rijksoverheid (inclusief ministeries, landsadvocaat, OVV, toezichthouders en andere overheidsinstellingen) die betrekking hebben op Eccairs-meldingen boven (Oost-)Oekraïne in juni/juli 2014 openbaar maken? Het gaat dus om alle documenten vanaf 1 juni 2014 tot heden. Dit verzoek dient u zowel als een «artikel 68 Grondwet»-verzoek als een Woo-verzoek te behandelen, zodat er ook een inventarislijst van de documenten bestaat. Het gaat heel expliciet ook over (juridische) procedures over deze Eccairs-meldingen.
Uw vraag beschouw ik als een informatieverzoek op grond van artikel 68 Grondwet en zal ik apart wegen. Gelet op mijn antwoord op vraag 3, krijgt de Kamer inzicht in de aard en de omvang van de meldingen. Uw verzoek om alle documenten bij de rijksoverheid openbaar te maken die betrekking hebben op ECCAIRS-meldingen boven (Oost-) Oekraïne vanaf 1 juni 2014 tot heden lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat hierover veel informatie is gewisseld. Vanwege de vertrouwelijkheid wordt echter, ook binnen de rijksoverheid, slechts beperkt over de inhoud van deze meldingen gecorrespondeerd. Over de juridische procedures ten aanzien van de vertrouwelijkheid van de meldingen is veel openbaar. Daarom verwijs ik de Kamer graag naar eerdere Wob-besluiten over de ECCAIRS-meldingen en de uitspraken van de Raad van State.6
Wilt u de stukken over het vertrouwelijke verslag van de ontmoeting van de European Civil Aviation Conference – Directors General of Civil Aviation (ECAC-DGCA) op 6 mei 2014, openbaar maken, namelijk de volledige persoonlijke aantekeningen (die volgens de rechter zeer feitelijk zijn en dus al gedeeltelijk openbaar zijn) en het officiële verslag (ten minste punt 17 en 18 daarvan)?
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in de brief aan de kamer van 17 november 2021 uitvoerig stilgestaan bij wat wel en niet openbaar gemaakt kan worden op basis van de Woo (destijds Wob)7. Ondanks de beperkingen vanuit de Wob, heeft de Minister de paragrafen 17 en 18 van de 142e ECAC DGCA vergadering (summary of decisions) van 6 mei 2014 in geanonimiseerde vorm vertrouwelijk ter inzage aangeboden aan de Kamer. Hiermee is aan dit deel van het verzoek voldaan.
Wilt u, wederom met een beroep op artikel 68 van de Grondwet, deze stukken openbaar maken of aangeven welk belang van de Staat geschonden wordt, indien zij openbaar gemaakt worden?
Zie antwoord vraag 12.
Heeft de OVV beschikking gehad over deze stukken (ECAC-DGCA-ontmoeting) voor het rapport over de MH17?
De stukken die vertrouwelijk aan de Kamer ter inzage zijn gegeven, zijn op dat moment ook aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid ter inzage aangeboden.
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden en binnen 6 weken?
Op 3 juni 2025 is aan de Kamer een uitstelbrief voor beantwoording van de vragen gestuurd.8 Voor de antwoorden op vragen 3 en 11 was meer onderzoek nodig gezien de complexiteit. De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De uitvoering van de motie-Welzijn (Kamerstuk 34293, nr. 143) inzake risicobeheersing Binnenhofrenovatie naar aanleiding van de 13e voortgangsrapportage Renovatie Binnenhof |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Deelt u de opvatting dat de motie niet alleen oproept tot transparantie, maar ook tot verscherpte risicobeheersing, en dat het enkel benoemen van risico’s, zonder aanvullende mitigerende maatregelen, geen recht doet aan de strekking van de motie?
Bij risicomanagement is niet alleen het identificeren maar juist ook het beheersen van risico’s van groot belang. In uw motie wijst u erop dat ook de komende fase, de realisatiefase nog risico’s kent. In de 13de voortgangsrapportage is de paragraaf over risico’s naar aanleiding van uw motie uitgebreid. De toprisico’s en aanvullend de financiële toprisico’s zijn toegelicht en bij ieder van deze risico’s is de beheerstrategie beschreven. Het programma Binnenhofrenovatie bestaat uit verschillende deelprojecten. Het risicodossier kent risico’s op alle niveaus. Zo hebben de aannemers een risicodossier, zijn er risico’s op projectniveau en zijn er overkoepelende programmarisico’s. De toprisico’s bestaan daarom vaak uit meerdere risico’s die op programmaniveau zijn geclusterd. Zowel op programmaniveau, projectniveau en bij de aannemers worden beheersmaatregelen getroffen. Met de in de voortgangsrapportage toegelichte beheersstrategie wordt ingezet op maatregelen om een negatieve impact van risico’s zo veel mogelijk te beperken. Gegeven de hoeveelheid risico’s en bijbehorende beheersmaatregelen is de informatie per risico te uitgebreid om in voortgangsrapportages aan uw Kamer te sturen. Daarnaast betreft het ook maatregelen die departementaal of commercieel vertrouwelijk zijn.
Bent u bereid als aanvullende mitigerende maatregel een onafhankelijke risico-audit te laten uitvoeren (bijvoorbeeld door Rijkswaterstaat, Auditdienst Rijk of een externe projectauditor) om te toetsen of de bestaande risicodossiers volledig en toereikend zijn en of de getroffen maatregelen daadwerkelijk effectief zijn? Of heeft een dergelijke audit al plaatsgevonden, en zo ja, wanneer en wat waren de uitkomsten?
Afgelopen jaren is het risicomanagementproces (werkwijze) en het totale risicodossier doorontwikkeld voor zowel de voorbereidings- als de uitvoeringsfase. De risico’s worden op meerdere manieren getoetst:
Met deze maatregelen is het niet mogelijk om risico’s te voorkomen, of om alle risico’s te volledig te beheersen. Wel is het een belangrijke mitigerende maatregel. Het actief risicomanagement is erop gericht om de renovatie zo snel mogelijk, binnen de financiële kaders en op een veilige manier uit te voeren.
Het aanvullend laten uitvoeren van een onafhankelijke risicoaudit is op dit moment niet voorzien. De verwachting is dat dit niet tot nieuwe inzichten zal leiden gezien de uitvoerige wijze waarop het risicomanagement al wordt toegepast.
Bent u bereid om als aanvullende mitigerende maatregel voortaan bij overschrijdingen boven een drempelbedrag (bijvoorbeeld 50 miljoen euro) een formeel politiek stopmoment in te bouwen, waarbij de Kamer actief wordt betrokken bij de afweging over voortgang, her prioritering of bijstelling van scope?
Voor de renovatie van het Binnenhof zijn financiële kaders afgesproken. Daar stuurt de programma-organisatie strak op, daar stuur ik als Minister strak op en daar controleert de Tweede Kamer ook zorgvuldig op. Mocht er sprake zijn van aanpassingen in het budget, dan maakt dat deel uit van het reguliere begrotingsproces.
Het aanvullend introduceren van een tweede politiek stopmoment naast de reguliere mogelijkheden die de Tweede Kamer al kent in het begrotingsproces past niet in de governance van het programma zoals deze met uw Kamer is overeengekomen. Overigens zou dat ook zeer vertragend kunnen werken en daarmee kunnen leiden tot onnodig hoge kosten.
Ziet u aanleiding om als aanvullende mitigerende maatregel het wijzigingsproces strikter te reguleren via een zogeheten «scope freeze» per projectfase, zodat alleen nog met zwaarwegende motivering en kostenplaatje van verzoekende partij (inclusief ambtelijke diensten of Kamerleden) wijzigingen kunnen worden voorgesteld?
Deze maatregel is reeds genomen. Met de gebruikers is afgesproken dat niet meer zal worden gewijzigd.
Bent u bereid om als aanvullende mitigerende maatregel een publiek toegankelijk risicodashboard in te richten, naar voorbeeld van grote infraprojecten, waarin real-time de belangrijkste risico’s, kostenimpact, geplande versus feitelijke mijlpalen en beheersmaatregelen zichtbaar zijn, zodat het toezicht door Kamer en samenleving wordt versterkt?
In de halfjaarlijkse voortgangsrapportages over het programma wordt u geïnformeerd over het risicodossier. Ook wordt in deze voortgangsrapportages uitgebreid ingegaan op de stand van zaken van de werkzaamheden, op financiën en bijvoorbeeld ook omgevingsmanagement. Voorbeelden van een publiek dashboard voor een renovatie van een parlement zijn via ons internationale netwerk van parlementen met een renovatieopgave beschikbaar Het aanvullend inrichten van een real time dashboard is nu niet voorzien. Wel ben ik bereid om binnen de randvoorwaarden van het borgen van vertrouwelijkheid en informatiebeveiliging te kijken naar de mogelijkheden voor een risicodashboard.
Kunt u aangeven in hoeverre er gebruik is gemaakt van internationale lessen of benchmarks uit vergelijkbare renovaties van parlementaire of historische complexen (zoals in Westminster, Brussel of Bern)? Zo nee, bent u bereid alsnog zo'n benchmarkonderzoek te laten uitvoeren om inzicht te krijgen in aanvullende mitigerende strategieën?
Het Rijksvastgoedbedrijf maakt deel uit van een internationaal netwerk van Parlementen die een renovatieopgave hebben en van waaruit kennisuitwisseling wordt gefaciliteerd. Dit is een actief netwerk waarbij ook via online-bijeenkomsten meerdere keren per jaar informatie wordt uitgewisseld. Dit stelt het RVB maar ook de andere parlementen in staat om gebruik te maken van relevante lessen en benchmarks. Een voorbeeld waar veel kennis en «best practices» van verschillende landen over is gedeeld is het terrein van inkoop en contracteren.
Kunt u bij elk van de bovenstaande vragen waarbij zij de voorgestelde aanvullende mitigerende maatregel niet wenst in te zetten aangeven waarom niet?
Zie bovenstaande antwoorden.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden voor het zomerreces?
Ja.
Het aankomend verbod op gezichtsbedekking tijdens demonstraties |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Klopt het dat de Wet openbare manifestaties (Wom) wordt aangepast zodat er een verbod komt op het dragen van gezichtsbedekkende kleding tijdens demonstraties, zoals u aangaf in WNL Op Zondag op 11 mei 2025?1
Ja, het klopt dat er gewerkt wordt aan een dergelijke aanpassing van de Wet openbare manifestaties (Wom). Op 23 september 2024 heeft de Kamer de motie Eerdmans en Stoffer aanvaard.2 Deze motie verzoekt de regering te komen met een wetswijziging om demonstreren met gezichtsbedekkende kleding te verbieden. Zoals in de kamerbrief van 15 april 2025 is aangegeven, is mijn ambtsvoorganger samen met de toenmalige Minister van JenV gestart met het voorbereiden van wetgeving die dit verbod bevat.3 De Minister van JenV en ik zetten ons ervoor in om nog dit jaar een wetsvoorstel aan te bieden voor internetconsultatie. Ik zal uw Kamer hierover actief informeren.
Wordt een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding meegenomen in het WODC-onderzoek over het demonstratierecht? Kunt u toelichten waarom u kiest voor deze timing, terwijl het WODC-onderzoek nog loopt?
Nee, een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding is niet expliciet opgenomen in het WODC-onderzoek. Het WODC-onderzoek was namelijk al aangevraagd toen de motie Eerdmans-Stoffer werd aangenomen en is inmiddels in de afrondende fase.
Acht u het juridisch haalbaar dat een algemeen verbod op gezichtsbedekking bij demonstraties standhoudt voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, gelet op artikel 10 en 11 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)? Waarom wel of niet?
Zoals ambtsvoorgangers van de Minister van JenV en mijzelf hebben geschreven in de brief van 15 april jl., is er nog geen jurisprudentie van het Hof over een wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties. Mede ingegeven door het feit dat de burgemeester op grond van het huidige wettelijk kader al de bevoegdheid heeft om een verbod op gezichtsbedekkende kleding bij een demonstratie op te leggen voorafgaand of tijdens een demonstratie, concluderen wij dat een wettelijk verbod in beginsel mogelijk is.
Hoe verhoudt het verbod zich volgens u tot de uitspraak van de rechtbank in Den Haag, die onlangs oordeelde dat de burgemeester te veel eisen had opgelegd aan een demonstratie van Kick Out Zwarte Piet en dat een verbod op gezichtsbedekkende kleding alleen mag als dit noodzakelijk is om wanordelijkheden te voorkomen?2
In deze zaak ging het over een verbod op gezichtsbedekkende kleding dat door de burgemeester van Den Haag was opgelegd als beperking bij een demonstratie op grond van bestaande wetgeving. Dat is een andere situatie dan wanneer er een algemeen wettelijk verbod zou worden ingevoerd. De rechter krijgt dan te maken met een ander toetsingskader.
Deelt u de lezing van de Wom dat burgemeesters met de huidige wet al voldoende mogelijkheden hebben om wanordelijkheden tijdens demonstraties aan te pakken? Zo nee, waarom niet en waar schiet de Wom wat u betreft momenteel tekort?
Het klopt dat het huidige wettelijk kader, zoals neergelegd in de Wom, burgemeesters verschillende mogelijkheden biedt om ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden in te grijpen ten aanzien van een demonstratie. Waar het gezichtsbedekkende kleding betreft, vindt het kabinet het echter wenselijk om een algemene verbodsnorm te stellen. Op deze manier kan naar de mening van het kabinet beter worden opgetreden tegen demonstranten die gezichtsbedekkende kleding dragen om doelbewust herkenning bij opsporing of handhaving van de openbare orde te voorkomen. Een dergelijk verbod moet wel effectief en uitvoerbaar zijn, en ruimte laten voor situaties waarin het dragen van gezichtsbedekkende kleding een legitiem doel dient. Over de invulling van deze voorwaarden vinden op ambtelijk niveau momenteel gesprekken plaats. Hierbij worden ook leden van lokale driehoeken betrokken.
Deelt u de mening dat ingrijpen bij demonstraties alleen mag wanneer dat strikt noodzakelijk is, bijvoorbeeld wanneer strafbare feiten plaatsvinden? Zo ja, hoe past een algemeen verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding daar volgens u in?
Het demonstratierecht vormt een essentieel onderdeel van onze democratische rechtsstaat. Het biedt burgers de mogelijkheid om zich collectief uit te spreken en dat is een groot goed waar het kabinet pal voor staat. Van de overheid mag daarom worden verwacht dat zij het demonstratierecht van burgers faciliteert en dat overheidsoptreden burgers niet ontmoedigt om gebruik te maken van hun grondrecht. Tegelijkertijd heeft de overheid ook als taak om, binnen de grenzen van de Grondwet en het internationale recht, ervoor te zorgen dat demonstraties op een veilige en verantwoorde manier plaatsvinden. Volgens het kabinet kan een wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding met al deze uitgangspunten in overeenstemming worden gebracht. Het deelt daarbij de zorgen van het lid Lahlah over de veiligheid van demonstranten die een veiligheidsrisico lopen wanneer zij herkenbaar demonstreren.
Hoe schat u een mogelijk «chilling effect» van een verbod op gezichtsbedekkende kleding in op de bereidheid om te demonstreren?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de zorgen over de veiligheid van demonstranten die risico lopen wanneer zij herkenbaar demonstreren, bijvoorbeeld bij demonstraties tegen autoritaire regimes? Erkent u dat zij belang hebben bij anonimiteit of gezichtsbedekking? Hoe weegt u dit belang ten opzichte van het voorgestelde verbod?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de inschatting dat een verbod op gezichtsbedekking vooral demonstranten treft die bescherming zoeken tegen buitenlandse repressie, en dat dit hun bereidheid om te demonstreren ernstig kan inperken? Acht u een discretionaire bevoegdheid voor burgemeesters tot ontheffing toereikend om dit effect te ondervangen? Kunt u toelichten waarom wel of niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u garanderen dat een verbod op gezichtsbedekkende kleding niet leidt tot meer politie-inzet, doordat zij hier in de toekomst op moeten handhaven, ook bij demonstranten die vreedzaam demonstreren? Deelt u de mening dat dit niet bij de de-escalerende rol van de politie tijdens demonstraties past?
Zoals aangegeven in de brief van 15 april jl., worden de bezwaren en zorgen van de politie meegenomen in de uitwerking van een wetsvoorstel en zal er kritisch worden gekeken naar de uitvoerbaarheid van een wettelijk verbod. In het algemeen geldt dat de politie bij demonstraties primair een de-escalerende rol vervult, gericht op het mogelijk maken van demonstraties binnen de geldende wettelijke kaders.
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
Gelet op de onderlinge samenhang in de beantwoording van de vragen heb ik ervoor gekozen om sommige vragen gezamenlijk te beantwoorden.
De Spreidingswet, de contourennota tot intrekking hiervan en haar uitspraken over dwang |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
|
|
|
Blijft de Spreidingswet in alle facetten volledig van kracht tot het moment van intrekking, dat volgens uw contourennota ná 1 februari 2026 zal zijn? Zo nee, op welke punten niet en waarom is dit niet vermeld in uw contourennota? Zo ja, erkent u dat ook alle elementen van verplichte asielopvang en dwang tot die tijd onverkort blijven bestaan?1
In de contourennota zijn de uitgangspunten opgenomen voor het wetsvoorstel dat voorziet in intrekking van de wet. Deze worden op dit moment nader uitgewerkt. Zoals eerder aan uw Kamer aangegeven wordt er uitvoering gegeven aan de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (hierna: de Spreidingswet) zolang deze van kracht is.
Klopt het dat u heeft aangekondigd geen dwang en drang in te zullen zetten met betrekking tot asielopvang, ook niet als de Spreidingswet nog van kracht is2? Zo nee, wat is uw standpunt hierover dan wel?
Gemeenten zijn gehouden aan hun wettelijke taak zolang de wet van kracht is. De Spreidingswet sluit aan bij het bestaande interbestuurlijke toezicht voor gemeentelijk taken als opgenomen in de wet revitalisering generiek toezicht, het bijbehorende handboek en het algemeen beleidskader. Hiervoor is een rijksbrede interventieladder3 opgesteld die doorlopen wordt wanneer een gemeente haar wettelijke taak niet naar behoren uitvoert. Deze interventieladder wordt ook toegepast door provincies voor de wetten waar voor zij toezichthouder zijn, zoals de huisvesting van statushouders. Er is geen vast tijdspad verbonden aan de uitvoering van de stappen van de interventieladder. Sinds 1 juli signaleren en informeren we de eerste stap van de interventieladder. Dit betekent dat we met gemeenten in gesprek gaan en de stand van zaken bespreken over de invulling van hun taak aan de 12 provinciale regietafels (PRT’s). Het doel is en blijft om gemeenten zoveel mogelijk te ondersteunen bij hun inzet.
Het is en blijft de inzet van het kabinet om de druk op de opvang te verminderen. Dit doen we in de eerste plaats door de wetsvoorstellen asielnoodmaatregelenwet en de wet invoering tweestatusstelsel. De Tweede Kamer heeft voor de zomer ingestemd met deze wetten. Deze zijn onderdeel van een breder pakket aan structurele maatregelen en wetsvoorstellen, met als doel om de asiel- en nareisinstroom te beperken en zo de druk op de gehele asielketen te verlichten.
Daarnaast is een belangrijk knelpunt dat een aanzienlijk deel van de asielopvangcapaciteit in gebruik is door statushouders die niet tijdig worden gehuisvest in een gemeente, vanwege de schaarste op de woningmarkt. In mijn brief4 van 11 juli jl. wordt nader toegelicht welke concrete stappen we zetten. Dit samenhangend pakket is gebaseerd op drie pijlers: het uitbreiden van (tijdelijke en gedeelde) huisvestingsoplossingen waar ook statushouders gebruik van kunnen maken, voldoende stabiele en betaalbare opvang en tot slot taal inburgering en werk
Het kabinet werkt samen met gemeenten, corporaties en betrokken uitvoeringsorganisaties om de verschillende maatregelen vorm te geven. De Kamer wordt later dit jaar geïnformeerd over de stappen die we daarbij zetten en resultaten die we daarbij boeken.
Betekent het niet inzetten van dwang en drang dat het verdeelbesluit op papier weliswaar juridisch bindend is, maar in de praktijk echter niet, aangezien de verplichting tot het fysiek opleveren van de opvangplekken per 1 juli niet gehandhaafd gaat worden?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat het een verdraaiing van de werkelijkheid is om te doen alsof gemeenten de 90.000 plekken via de Landelijke Regietafel Migratie & Integratie (LRT) en Provinciale Regietafel (PRT) «vrijwillig» hebben aangeboden, aangezien de Spreidingswet zowel de verdeelbesluiten regelt als de verplichte asielopvang die hieraan ten gevolge ligt? Zo niet, waarom niet?
Dat beeld herken ik niet. De gemeenten geven uitvoering aan de wet. Deze voorziet in een fase tot 1 november 2024, waarin aan de provinciale regietafels gezamenlijk en in overleg invulling is gegeven aan de provinciale opgave.
Garandeert u, nu u heeft aangekondigd geen dwang en drang te zullen inzetten, dat u het accepteert wanneer gemeenten op 1 juli niet de toegewezen opvangplekken in het verdeelbesluit opleveren? Zo nee, waarom niet? Erkent u dat dit in strijd is met uw aankondiging?
Zie het antwoord op vragen 2 en 3.
Garandeert u, nu u heeft aangekondigd geen dwang en drang te zullen inzetten, dat de gemeenten die u in het verdeelbesluit heeft aangewezen voor de restopgave deze plekken niet op te hoeven leveren? Zo nee, waarom niet? Hoe kunt u zeggen dat u geen dwang en drang gaat inzetten wanneer u gemeenten tegelijkertijd wel houdt aan de restopgave die u hen onvrijwillig heeft toebedeeld in het verdeelbesluit?
Zie het antwoord op vragen 2 en 3.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het invullen van deze «restopgave» en hoe is dit proces tot nu toe verlopen?
Gemeenten bekijken op dit moment hoe zij, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, invulling geven aan de opgave zoals is opgenomen in het verdeelbesluit. Mijn ministerie was en is in gesprek met zowel provincies als individuele gemeenten om te kijken wat er nodig is om de plekken uit de verdeelbesluiten daadwerkelijk te realiseren.
Betekent uw aankondiging dat u geen dwang en drang zult inzetten, dat u de dertig gemeenten en de provincie die bezwaar hebben gemaakt tegen de in hun ogen te hoge aantallen in het verdeelbesluit in het gelijk stelt? Zo nee, waarom niet en hoe kunt u dit rijmen met uw eigen woorden?
Op dit moment wordt de bezwaarprocedure doorlopen. Op de uitkomst hiervan ga ik niet vooruitlopen.
Garandeert u in algemene zin dat u, ook wanneer de Spreidingswet nog van kracht is, op geen enkele wijze drang of dwang zult inzetten en dat gemeenten ongeacht het verdeelbesluit dus niet één opvangplek hoeven op te leveren wanneer zij dit zelf niet willen?
Zie het antwoord op vragen 2 en 3.
Waarom zegt u geen drang en dwang te zullen inzetten, terwijl in uw contourennota nog altijd wordt uitgegaan van zowel deze restopgave («verdeeld over 100 gemeenten die geen of te weinig plekken aanboden») als van het opleveren van de opvangplekken uit de eerste cyclus van de Spreidingswet? Waarom heeft u niet in de contourennota opgenomen dat u deze zaken niet wettelijk zult gaan afdwingen?
Zie antwoord vraag 9.
Wat zijn uw woorden over «geen drang en dwang» waard wanneer u hierover niets in uw contourennota opneemt en de Spreidingswet voorlopig onverkort in stand houdt?
Zie antwoord vraag 9.
Indien u daadwerkelijk heeft besloten op geen enkele manier tot drang en dwang over te gaan, waarom trekt u de Spreidingswet (of in ieder geval de dwangelementen hierin) dan niet gewoon per direct in?
Zoals is opgenomen in de brief die ik op 11 juli als Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en voor Asiel en Migratie samen met de Staatssecretaris van Participatie en Integratie naar uw Kamer zond inzake het samenhangend pakket, wordt momenteel gewerkt aan het intrekken van de Spreidingswet en wordt uw Kamer na de zomer middels brief geïnformeerd over het proces ten aanzien van het intrekken van de Spreidingswet, als onderdeel van het bredere pakket. Ik ben van plan dit voorstel zo snel als mogelijk in procedure te brengen.
Bent u bereid om bij gemeenten actief kenbaar te maken dat u geen drang en dwang gaat toepassen aangaande de Spreidingswet, waardoor gemeenten die nu nog geen besluit hebben genomen over asielopvang in relatie tot de Spreidingswet, beter af kunnen zien van hun opgave in het verdeelbesluit Spreidingswet?
Zie het antwoord op vragen 2 en 3.
De Kinderklimaattop |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de Kinderklimaattop die is georganiseerd door UNICEF Nederland en De Kleine Ambassade in het kader van het Nationaal Burgerberaad Klimaat?
Ja.
Welke rol heeft uw ministerie gespeeld bij de totstandkoming, financiering of inhoudelijke toetsing van deze Kinderklimaattop en het daarbij gebruikte educatiemateriaal?
De onafhankelijk voorzitter van het Nationaal Burgerberaad Klimaat (hierna: burgerberaad) is verantwoordelijk voor de opdrachtverlening, de totstandkoming en de inhoudelijke toetsing van de Kinderklimaattop en het daarbij gebruikte voorbereidingsmateriaal.1 In opdracht van de voorzitter hebben UNICEF Nederland en de Kleine Ambassade de Kinderklimaattop georganiseerd.
Eén van de door de Kamer en kabinet vastgestelde randvoorwaarden2 is het vaststellen van betrokkenheid van de samenleving voor, tijdens en na het burgerberaad. Het burgerberaad wil bij het schrijven van zijn advies ook de mening van kinderen en jongeren meenemen die te jong zijn om mee te doen. Keuzes over klimaatbeleid zijn extra belangrijk voor deze doelgroep: het gaat om hún toekomst. De voorzitter heeft daarom tijdens het voortgangsoverleg een voorstel besproken om kinderen en jongeren onder de 16 te betrekken. De Kinderklimaattop is onderdeel van het burgerberaad dat wordt bekostigd uit het Klimaatfonds. Om invulling te geven aan het betrekken van de brede samenleving is vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook budget beschikbaar gesteld voor de Kinderklimaattop.
Acht u het gepast dat kinderen van 9 tot 12 jaar in educatieve context worden geconfronteerd met de boodschap dat «als we geen andere keuzes maken, we niet langer fijn kunnen leven op onze planeet»?
Klimaatverandering raakt iedereen. Het is belangrijk dat ook kinderen en jongeren hierover betrouwbare informatie krijgen, gebaseerd op wetenschappelijke feiten en in taal en vorm passend bij hun leeftijd. Deze stelling had echter genuanceerder gemoeten. Lokaal kan klimaatverandering druk zetten op de leefbaarheid, bijvoorbeeld door een toename van extreem weer en droogte. Dit zal vooral impact hebben op al kwetsbare groepen. Dit blijkt uit de wetenschappelijke factcheck die de onafhankelijk voorzitter heeft laten doen op gepresenteerde feiten in de video die tijdens één van de twee bijeenkomsten van de Kinderklimaattop getoond is. Deze factcheck is tevens online geplaatst bij de video.3 Het kabinet hecht grote waarde aan passende, zorgvuldige en genuanceerde info voor kennis.
Deelt u de mening dat hier sprake is van een valse, polariserende tegenstelling?
Het kabinet is niet van mening dat hier sprake is van een polariserende tegenstelling. De video liet zien hoe verschillende kinderen over klimaatverandering denken en deelde basiskennis over klimaatverandering. Zoals hierboven aangegeven behoeft deze stelling wel nuancering. Het kabinet vindt het daarom ook belangrijk dat de voorzitter heeft ingegrepen.
Hebt u kennisgenomen van de gebruikte video waarin onder meer wordt verwezen naar een vermeende zeespiegelstijging van 1,9 meter – een fors hogere projectie dan de 44 tot 76 cm die het IPCC als bandbreedte hanteert voor het jaar 2100? Acht u het verantwoord dat kinderen met deze eenzijdige en wetenschappelijk discutabele scenario’s worden geconfronteerd?
De voorzitter heeft erkend dat zij als opdrachtgever scherper had moeten zijn op de gepresenteerde voorbeelden en feiten. De voorzitter heeft een wetenschappelijke factcheck op de gepresenteerde feiten in de video toegevoegd. Daaruit blijkt dat het geschetste scenario nuancering behoeft. Die nuancering is cruciaal voor passende en zorgvuldige informatievoorziening.
Deelt u de opvatting dat klimaateducatie realistisch, feitelijk onderbouwd en niet-doemdenkend moet zijn, zeker waar het kinderen betreft?
We delen uw opvatting dat klimaateducatie realistisch, feitelijk onderbouwd en niet-doemdenkend moet zijn voor kinderen.
Hoe beoordeelt u de volgende elementen uit het lesmateriaal:
Zoals hierboven gezegd heeft de voorzitter erkend dat zij als opdrachtgever scherper had moeten zijn op de gepresenteerde voorbeelden en feiten in de video. Uit de wetenschappelijke factcheck blijkt dat de gepresenteerde elementen nuance behoeven. Het is goed dat die nuance is toegevoegd.
Deelt u de mening dat het verengen van oplossingen tot gedragsaanpassing (consuminderen, minder vlees eten, tweedehands kleding dragen) kinderen een beperkend wereldbeeld voorschotelt, waarin technologische vooruitgang en menselijke vindingrijkheid nauwelijks een rol spelen?
De onafhankelijk voorzitter van het burgerberaad is verantwoordelijk voor de inhoudelijke toetsing van de Kinderklimaattop en het daarbij gebruikte voorbereidingsmateriaal. Onderwerpen zoals innovatie of de afname van emissies in westerse landen spelen een rol bij de vraagstelling aan het burgerberaad. Echter, deze onderwerpen zijn door de onafhankelijke organisatie van de Kinderklimaattop als te abstract beoordeeld voor de doelgroep van kinderen en jongeren.
Bent u bereid een onafhankelijk inhoudelijk oordeel te laten vellen over dit type educatieve klimaatprojecten, juist in het licht van de invloed die dit heeft op jonge kinderen?
Het burgerberaad heeft kinderen en jongeren om hun mening gevraagd. De Kinderklimaattop is geen educatief klimaatproject.
Bent u bereid beleid te ontwikkelen waarin wordt vastgelegd dat door of namens de overheid gefinancierde klimaatvoorlichting aan kinderen feitelijk, evenwichtig en ideologievrij moet zijn?
De overheid maakt geen lesmateriaal, mede in het licht van artikel 23 vrijheid van onderwijs. Scholen maken zelf de keuze welk lesmateriaal ze gebruiken. Bij de keuzes die leraren en schoolleiders maken in de invulling van hun onderwijs is het van belang dat dat ze deze weloverwogen maken en daarbij de best beschikbare (wetenschappelijke en praktijk) kennis betrekken. Dit stimuleren we door het evidence-informed werken op te nemen in de wet als deugdelijkheidseis en door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) door te ontwikkelen tot landelijk kennisinstituut voor het onderwijs.
Kunt u een overzicht verschaffen van de kosten die gemaakt zijn voor de Kinderklimaattop en het maken van het filmpje?
De kosten voor de organisatie van de Kinderklimaattop bedragen in totaal circa 61.000 euro. Dit is inclusief de kosten voor het maken van de video, die samen met ander voorbereidend materiaal circa 2.700 euro kostte.
Hoe voorkomt u dat het Nationaal Burgerberaad Klimaat zich ontwikkelt tot een activistisch platform waarin het debat voorafgaand wordt gekanaliseerd richting vooraf gewenste conclusies en zelfs kinderen worden ingezet om dit proces te legitimeren?
Het burgerberaad is qua samenstelling een soort Nederland in het klein. Het is een afspiegeling van onze samenleving, ook als het gaat om hun opvattingen en zorgen over het klimaat. De deelnemers zijn geselecteerd op een vijftal kenmerken4: leeftijd, geslacht, geografische spreiding, opleidingsniveau en mening over klimaatbeleid. Wat betreft mening over klimaatbeleid zijn alle stemmen vertegenwoordigd. Van mensen die zich geen zorgen maken tot mensen die zich heel veel zorgen maken en iedereen daar tussenin.
De inhoud van het advies is aan de deelnemers zelf. De voorzitter heeft de opdracht om de deelnemers van het burgerberaad onafhankelijk en neutraal te ondersteunen. Zij worden daarbij ondersteund door de wetenschappelijke en ambtelijke werkgroep en krijgen inbreng mee vanuit deskundigen met verschillende perspectieven, de samenleving via de brede raadpleging alsook de mening van kinderen en jongeren die is opgehaald tijdens de Kinderklimaattop. Het burgerberaad heeft zelf bepaald welke deskundigen werden uitgenodigd. Dit heeft geleid tot een grote verscheidenheid aan inzichten en perspectieven die zijn ingebracht. In het kader van transparantie is deze informatie ook terug te vinden op de website van het burgerberaad.5
Het bericht dat Nederland de Russische oorlogskas spekt en mogelijk spionnen binnenlaat |
|
Eric van der Burg (VVD), Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA), Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA) |
|
Barry Madlener (PVV), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Russische tankers: Nederland spekt Russische oorlogskas en laat mogelijk spionnen binnen»?1
Ja.
Was u al op de hoogte van het feit dat tankers met Russisch aardgascondensaat net als tankers met Russisch LNG nog steeds hun toegang weten te vinden tot de Nederlandse havens en specifiek de haven van Rotterdam?
Ja.
Heeft u een verklaring voor het feit dat Russisch aardgascondensaat niet onder de Europese sanctiepakketten valt?
De Europese Unie heeft in het kader van sancties geen importverbod ingesteld op Russisch aardgas of aanverwante producten. Voor het instellen van sancties is altijd EU-unanimiteit vereist, en dit is voor aardgascondensaat net als voor aardgas tot op heden niet bereikt.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederland en de Europese Unie (EU) Russisch aardgascondensaat en LNG afnemen en daarmee bedrijven financieren die nauwe banden hebben met de Russische staat en mogelijk zelfs de Russische oorlogskas spekken? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet acht het onwenselijk dat de Europese Unie op deze wijze bijdraagt aan het verdienvermogen van Rusland en spant zich daarom in om de import van Russische fossiele brandstoffen op zo kort mogelijke termijn uit te faseren gegeven de randvoorwaarde dat dit geen negatieve gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie.
Bent u bereid om in Europa te pleiten voor het toevoegen van Russisch aardgascondensaat aan de sanctielijst? Zo nee, waarom niet?
Ja, voor het kabinet liggen alle opties op tafel om het Russische verdienvermogen verder in te perken en het kabinet is hier dan ook toe bereid. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat het zeer complex blijkt om unanimiteit te bereiken op importbeperkende maatregelen in de energiesector met het oog op de leveringszekerheid in een aantal EU-lidstaten.
Op welke termijn verwacht u dat Europa over zal gaan tot het volledig aan banden leggen van Russisch LNG door sanctiepakketten?
De Europese Commissie heeft op 6 mei jl. de zogenaamde RePowerEU Routekaart gepubliceerd. Het kabinet heeft u bij brief van 30 mei jl. een appreciatie van deze Routekaart toegezonden.2 Deze Routekaart schetst een scenario voor de geleidelijke uitfasering van de Russische energie-import waaronder de import van Russisch LNG uiterlijk eind 2027. In de aanloop naar deze datum kunnen gerichte sancties tegen bijvoorbeeld specifieke bedrijven en schepen het geschetste afbouwplan complementeren.
Bent u bereid om in Europa de druk op te voeren om over te gaan tot een totaal verbod op de import van Russisch LNG? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet pleit conform de moties Klaver c.s.3, Teunissen4, Paternotte c.s.5 en Van der Burg c.s.6 die oproepen tot het zo spoedig mogelijk beëindigen van de import van Russische fossiele energie tijdens sanctie-onderhandelingen al langer voor een importverbod op Russisch LNG, met daarbij de randvoorwaarde dat dit geen onaanvaardbare gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie. Het kabinet constateert ook dat hierover ondanks aanhoudende druk van een groep lidstaten tot op heden niet de benodigde unanimiteit over is bereikt. Daarom lijkt de door de Europese Commissie gepresenteerde REPowerEU Routekaart, en daarin aangekondigde wetgevingsvoorstellen die de Commissie medio juni zal presenteren. op dit moment de meest perspectiefrijke optie om de import van Russisch LNG op termijn geheel uit te faseren.
Ziet u mogelijkheden om de import van Russisch LNG en aardgascondensaat aan banden te leggen door middel van een landelijk verbod wanneer dit sneller effect zal hebben dan een Europees sanctiepakket? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in principe geen voorstander van nationale importverboden omdat deze de gemeenschappelijke markt verstoren en daarmee kwetsbaar zijn voor omzeilings- en verschuivingseffecten. Een nationaal importverbod draagt een groot risico op een direct concurrentienadeel voor de Nederlandse industrie zonder dat de feitelijke doelstelling van de maatregel, het raken van de Russische staatsinkomsten, wordt behaald. Het kabinet zet daarom in op Europese maatregelen die effectiviteit en gelijk speelveld garanderen waarbij gekeken wordt naar de volle breedte van zowel het sanctie- als het handelsinstrument.
Kunt u reflecteren op de bevinding dat Russische geheimagenten hoogstwaarschijnlijk via Russisch LNG en aardgascondensaat vervoerende tankers met regelmaat de Nederlandse havens aandoen?
Het kabinet kan geen uitspraken doen over of Rusland gebruik maakt van bemanning van LNG- en aardgascondensaattankers als dekmantel voor Russische inlichtingenofficieren. Een eventuele reflectie hierop geeft informatie over het kennisniveau van de diensten en dat is onwenselijk om operationele redenen.
Deelt u, in het kader van deze bevindingen, de mening dat het onwenselijk is dat schepen met vrijwel uitsluitend Russische bemanning vrij kunnen rond bewegen tussen onze Nederlandse cruciale infrastructuur? Zo nee, waarom niet?
Het feit op zich dat scheepslieden over de Russische nationaliteit beschikken is niet automatisch reden tot zorg. Immers niet iedereen die over de Russische nationaliteit beschikt is betrokken bij inlichtingenactiviteiten. Het kabinet mitigeert de dreiging op spionage door statelijke actoren door waar nodig passende maatregelen te nemen. De recentelijk aangenomen Wet uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten breidt de mogelijkheden uit om hier strafrechtelijk tegen op te treden. De mogelijke risico’s voor de Nederlandse cruciale infrastructuur afkomstig uit de scheepvaart staan hoog op de agenda voor het kabinet. De veiligheid van de Nederlandse kritieke infrastructuur op zee wordt onder andere versterkt door het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur. Ook binnen de NAVO en met buurlanden wordt er intensief samengewerkt om de infrastructuur op zee te beschermen.
Schepen die onder de Russische vlag varen zijn al verboden in alle Nederlandse havens, bent u bereid dit verbod uit te breiden voor de schepen die sterke banden hebben met Rusland? Zo nee, waarom niet?
In het kader van EU-sancties geldt een havenverbod voor alle schepen die varen onder Russische vlag of dat in het recente verleden gedaan hebben. Mede op initiatief van Nederland is in juli 2024 een instrument toegevoegd waarmee onder andere havenverboden kunnen worden opgelegd aan individuele schepen die sterke banden hebben met Rusland door betrokkenheid bij omzeiling van het olieprijsplafond, de ontwikkeling van de Russische energie-infrastructuur, wapenleveranties aan Rusland of de export van gestolen Oekraïens graan. Op dit moment zijn op deze manier 342 schepen gesanctioneerd en deze lijst wordt voortdurend verder aangevuld. Tot slot geldt het havenverbod ook voor schepen die eigendom zijn van bedrijven of personen die op de sanctielijst staan. De EU sanctioneerde als onderdeel van het 17de sanctiepakket op 20 mei bijvoorbeeld zes rederijen.
Welke stappen bent u bereid te nemen om in het vervolg beter inzichtelijk te hebben welke schepen mogelijke banden hebben met Rusland om zo deze effectiever te kunnen weren?
Schepen die onder de sancties tegen Rusland vallen worden in overeenstemming met de Europese sanctiemaatregelen geweerd uit Nederlandse havens. Uw Kamer wordt naar aanleiding van de motie Paternotte en Boswijk7 op korte termijn nader geïnformeerd over de stappen die het kabinet neemt op het gebied van sancties en beeldopbouw tegen schepen die mogelijk banden hebben met Rusland. Daarnaast neemt het kabinet waar nodig aanvullende maatregelen bovenop de Europese sancties. Zo weert het kabinet alle Russisch gevlagde schepen uit Nederlandse havens, ook wanneer er binnen de EU-sancties uitzonderingen mogelijk zijn.8 De Inspectie Leefomgeving Transport (ILT) kan verdachte schepen die nog niet gesanctioneerd zijn in het kader van de havenstaatcontrole controleren op het naleven van de regelgeving op het gebied van veiligheid en milieu. Daarnaast kan de Douane in de haven inspecties uitvoeren op en naar de lading aan boord van verdachte schepen.
Milieu- en gezondheidsschade industriële emissies |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat de Nederlandse industrie jaarlijks voor minstens 7 miljard euro aan milieu en gezondheidsschade veroorzaakt, en met de oproep van gezondheidsorganisaties, bezorgde omwonenden en milieuorganisaties om Nederlanders hier beter tegen te beschermen?1 2
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat vindt u van het feit dat Nederlanders dubbel de dupe zijn; ze worden ziek en betalen daarnaast de rekening door onder meer zorguitgaven, kosten voor bodemsanering, verminderde arbeidsproductiviteit en stijgende waterzuiveringskosten?
Nederlanders profiteren van de aanwezigheid van industrie in ons land. Zo zorgen bedrijven voor werkgelegenheid en maken bedrijven ook de spullen die Nederlanders iedere dag gebruiken. Dit neemt niet weg dat het signaal dat de aangehaalde artikelen afgeven serieus wordt genomen. Naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over Industrie en Omwonenden zijn inmiddels diverse vervolgacties ingezet. Zo wordt er een methode ontwikkeld om zorgkosten veroorzaakt door industrie te berekenen3.
Voor bodemsanering geldt dat de kosten daarvan zoveel mogelijk op de veroorzaker worden verhaald (principe «de vervuiler betaalt»). Pas als die niet meer aansprakelijk is, er ook geen andere aansprakelijke partijen zijn en er wegens onaanvaardbare risico’s door de bodemverontreiniging maatregelen moeten worden genomen, komen de kosten voor rekening van overheden. Uiteraard is het doel om dat zoveel mogelijk te voorkomen.
Aan waterzuivering wordt gewerkt door inzet op de bouw van vergaande zuiveringsmethoden op rioolwaterzuiveringsinstallaties waarmee microverontreinigingen kunnen worden verwijderd. Daarnaast start naar verwachting eind 2025 een vervolgtraject van de ontwikkeling van het waterschapsbelastingstelsel waarbij ook gekeken wordt naar het nog beter toepassen van het profijtbeginsel en «de vervuiler betaalt» principe bij de zuivering van stedelijk afvalwater, zoals ook verzocht in motie Grinwis4.
Bent u het ermee eens dat door het feit dat er vanaf 2026 op het thema gezonde lucht en tegengaan van geluidshinder wordt bezuinigd, de kans ook stijgt dat dit leidt tot o.a. hogere zorguitgaven, uitgaven voor bodemsanering, waardeverlies van woningen, ziekteverzuim én extra kosten voor waterzuivering? Zo ja, bent u het er dan mee eens dat dit niet alleen maatschappelijk, maar ook economisch onwenselijk is? Zo nee, op basis van welke onafhankelijke onderzoeken onderbouwt u dat?
Het belang van een gezonde leefomgeving, waaronder schone lucht, wordt onderkend. De beschikbare middelen voor luchtkwaliteit en geluid nemen de komende jaren af doordat de incidentele middelen voor het Schone Lucht Akkoord aflopen. Tevens zijn er nog geen middelen toebedeeld voor het voldoen aan de herziene EU-richtlijn Luchtkwaliteit. Het RIVM onderzoekt momenteel de gevolgen van de invoering van de nieuwe Europese richtlijn Luchtkwaliteit met nieuwe normen. Op basis van de uitkomsten in deze studie zal worden bezien in hoeverre aanvullende middelen noodzakelijk zijn om eventuele knelpunten op te lossen.
Bent u bereid om, voordat de definitieve keuzes vallen rond Prinsjesdag, in de afwegingen over de begroting vanaf 2026, ook mee te nemen welke sociale, milieu en gezondheidskosten (in euro's) kunnen worden voorkomen als er meer wordt geïnvesteerd in gezonde leefomgeving en versterking van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH), en deze informatie ook voor Prinsjesdag te delen met de Tweede Kamer? Zo nee, waarom weigert u de Kamer volledig te informeren?
Het klopt dat het verminderen van bijvoorbeeld emissies van verkeer, landbouw, huishoudens en industrie leidt tot maatschappelijke baten. Het staand beleid van het Ministerie van IenW is erop gericht om dit soort emissies te verlagen, bijvoorbeeld via de versterking van het VTH-stelsel en het stapsgewijs aanscherpen van Europese normen. Als het beleid verder zou worden aangescherpt, zou dit kunnen leiden tot extra emissiewinst en daarmee tot extra baten. De omvang daarvan is op dit moment nog niet bekend, ik kan dit dus niet delen met uw Kamer. Daarvoor is bovendien aanvullend beleid nodig, dat breed moet worden afgewogen (onder andere in het kader van gelijk speelveld en andere belangen). Afwegingen hierover zijn aan een nieuw kabinet.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er structureel geld beschikbaar blijft voor het versterken van het VTH-stelsel en daarmee het verbeteren van onze leefomgeving?
Er is structureel 18 miljoen euro beschikbaar voor het versterken van het stelsel van vergunningsverlening, toezicht en handhaving (VTH). Met het Interbestuurlijk Programma VTH is inhoudelijk gewerkt aan de versterking van het VTH-stelsel, waar deze middelen ook zijn ingezet5. Over de implementatie en het gebruik van de opgeleverde producten zijn samenwerkingsafspraken gemaakt met alle partijen. Mede op basis van deze afspraken zal, na overleg met de betreffende partijen, bepaald worden waar de beschikbare financiële middelen aan worden besteed.
Wat gaat u tot het einde van het jaar concreet doen om Nederlanders beter te beschermen tegen de schadelijke effecten van industriële emissies (graag een schets van concrete acties, afgezien van nog meer onderzoeken en deadlines)?
Op dit moment wordt de herziene Richtlijn Industriële Emissies (RIE) geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Een van de uitgangspunten voor vergunningverlening van de grote industriële installaties die onder de herziene RIE vallen, wordt het vergunnen aan de onderkant (strengste kant) van de bandbreedte van Best Beschikbare Technieken (BBT). Daarmee zorgt de RIE ervoor dat emissies van grote industriële installaties voorkomen en verminderd worden, ten behoeve van de bescherming van mensen, het milieu en de leefomgeving. De wetgeving als gevolg van de herziene richtlijn dient op 1 juli 2026 in werking te treden.
Daarnaast wordt gewerkt aan het uitvoeren van het Impulsprogramma Chemische Stoffen.
Ook wordt in het kader van de maatwerkaanpak gesproken met energie-intensieve industriebedrijven, om gericht hun uitstoot van broeikasgassen en effect op de leefomgeving te verkleinen.
Zoals aangegeven in de voortgangsbrief Industrie en Omwonenden volgt daarnaast een uitwerking van de acties uit de Actieagenda Industrie en Omwonenden in december 20256. Aangezien het kabinet demissionair is, ga ik hier nu niet op vooruit lopen.
Hoe ziet u het feit dat sommige energie-intensieve sectoren, zoals de basismetaalindustrie, per euro toegevoegde waarde tot wel 37 eurocent schade veroorzaken? Hoe verhoudt zich dit tot het «de vervuiler betaalt»-principe?
Het klopt dat industriële activiteiten maatschappelijke schade veroorzaken, in de vorm van schade aan onder andere de gezondheid van mensen en de natuur. Deze industriële activiteiten kennen echter ook baten in de vorm van diensten en producten die we dagelijks gebruiken en voor werkgelegenheid.
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijke leidraad in het milieubeleid, zowel nationaal als op EU-niveau. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, geldt bijvoorbeeld voor bodemsanering dat de kosten daarvan zoveel mogelijk op de veroorzaker worden verhaald en wordt er ook voor waterzuivering gekeken hoe dit principe beter toegepast kan worden.
Daarnaast worden schadelijke emissies steeds strenger genormeerd en/of beprijsd via wet- en regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn het Europese emissiehandelssysteem voor broeikasgassen en het systeem van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE), op grond waarvan best beschikbare technieken verplicht worden gesteld voor de industrie. Dit soort normering gebeurt bij voorkeur in Europese en internationale afstemming, ten behoeve van een gelijk speelveld en voor het voorkomen van weglekeffecten. Op deze manier komt de situatie waarin milieuschade in de prijs van producten is verdisconteerd en de vervuiler betaalt stapsgewijs dichterbij.
Wat is uw reactie op het feit dat slechts 10% van de bedrijven verantwoordelijk is voor 75% van de schade aan onze leefomgeving en welke concrete stappen gaat u wanneer nemen om dit aan te pakken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 werk ik op verschillende manieren aan het inperken van industriële emissies. Het klopt dat grote energie-intensieve industriële activiteiten, ten opzichte van de kleinere industrieën, relatief veel maatschappelijke schade veroorzaken. Dat is gelet op de schaalgrootte van de energie-intensieve industrie ook niet verwonderlijk. Deze industriële activiteiten kennen bovendien ook baten in de vorm van diensten en producten die we dagelijks gebruiken en voor werkgelegenheid.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het marktfalen wordt opgelost en vervuilende activiteiten een financieel realistische prijs krijgen, zodat de maatschappelijke kosten niet langer worden afgewenteld op omwonenden en de maatschappij? Welke concrete acties van uw kant kunnen we daarin verwachten en welke tijdlijn hoort daarbij?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijke leidraad in het milieubeleid, zowel nationaal als op EU-niveau. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7.
Deelt u de opvatting dat de bescherming van de volksgezondheid centraal moet staan bij de vergunningverlening aan industriële bedrijven en dat dit juridische borging verdient (zeker gezien eerdere schandalen waaruit bleek dat de overheid omwonenden en hun leefomgeving onvoldoende heeft beschermd)?
Bij de vergunningverlening van industriële bedrijven vindt er door het bevoegd gezag een afweging plaats tussen verschillende belangen. Het gezondheids- en milieubelang speelt hierbij een belangrijke rol. Eén van de doelen van de Omgevingswet is dan ook een gezonde fysieke leefomgeving. Een vergunning kan bijvoorbeeld geweigerd worden vanwege ernstige of mogelijk ernstige gezondheidsrisico’s. Hierdoor bestaat er reeds een juridische borging van de bescherming van de volksgezondheid.
Uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over Industrie en Omwonenden7 blijkt dat de gezondheid van omwonenden niet altijd afdoende wordt beschermd bij vergunningverlening. Recent heeft de Kamer een juridisch onderzoek ontvangen, waarin knelpunten en oplossingsrichtingen op dit gebied zijn geïdentificeerd8. In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt verder onder andere gekeken naar hoe gezondheid een meer volwaardige plaats kan krijgen in vergunningverlening. Zo wordt er een onderzoek uitgevoerd naar het meewegen van gezondheid in de Omgevingswet en op welke manier dit mogelijk verstevigd kan worden. In december 2025 wordt hierover gerapporteerd conform eerdere toezeggingen aan de Kamer.
Bent u het ermee eens dat burgers veel te lang in de steek zijn gelaten door de overheid als het gaat om bescherming van hun gezondheid en omgeving tegen vervuilers, en dat het nu aan u is om zo snel mogelijk concrete resultaten te boeken om dit te verbeteren, in plaats van in jarenlange onderzoeken te blijven hangen? Zo nee, waarom laat u dan burgers weer in de steek?
Het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over «Industrie en Omwonenden» bevat confronterende bevindingen, die gaan over de gezondheid van burgers. Zoals aangeven9 in de kabinetsreactie van 10 oktober 2023, zijn dit bevindingen die het kabinet zich als geheel aantrekt en uiterst serieus neemt. Een goede opvolging van de bevindingen van de OVV is daarvoor van belang. In het antwoord op vraag 6 is reeds toegelicht welke stappen hiervoor worden gezet.
Hoe gaat u er – gelet op het feit dat het regelmatig voorkomt dat gegevens aangeleverd door bedrijven onbetrouwbaar of onvolledig waren en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) er in november nog op wees dat emissiemetingen moeten worden uitgebreid en er meer immissiemetingen -metingen op het niveau van de leefomgeving- moeten plaatsvinden – op relatief korte termijn voor zorgen dat uitstootgegevens voortaan gebaseerd zijn op betrouwbare onafhankelijke metingen, waar de toezichthouders zoveel mogelijk direct toegang toe hebben in plaats van afhankelijk voor zijn van bedrijven, en welke concrete stappen met concrete deadlines/tijdpad horen daarbij?
Op dit moment wordt als onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden in kaart gebracht welke verbeteringen en innovaties mogelijk zijn ten aanzien van het monitoren en controleren van verontreinigende emissies bij bedrijven. Hierbij wordt onder andere gekeken naar hoe de kwaliteit en onafhankelijkheid van emissiemetingen kan worden gewaarborgd. Daarnaast wordt ook gekeken hoe het monitoren van schadelijke stoffen naar omwonenden verbeterd kan worden, bijvoorbeeld via metingen van immissies, depositie of biomonitoring. Ook wordt er onderzocht hoe de informatiestroom op het gebied van meetdata tussen bedrijven en toezichthouders kan worden verbeterd. Uw Kamer wordt in december 2025 geïnformeerd over de uitkomsten.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat beter onafhankelijk inzicht komt in zowel de uitstoot van als de blootstelling aan schadelijke stoffen (graag ook een schets van concrete stappen en tijdlijn)?
Zoals aangegeven in bovengenoemd antwoord op vraag 12 wordt dit momenteel onderzocht in de Actieagenda Industrie en Omwonenden. In december 2025 wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten.
Ziet u een rol voor een onafhankelijke toezichthouder om meetgegevens te controleren of een landelijke, onafhankelijke meetdienst? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat de bestaande toezichthouders voldoende uitgerust zijn om goede controles te kunnen uitvoeren op met name grote, machtige bedrijven?
Bevoegde gezagen en de ILT hebben op grond van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht reeds het recht om onafhankelijke metingen uit te (laten) voeren bij bedrijven om emissievoorschriften te controleren, en doen dat in praktijk ook. In het kader van de versterking van het VTH-stelsel wordt gewerkt aan het verbeteren van de kennisinfrastructuur van bevoegde gezagen.
Gaat u naar aanleiding van de conclusies inzake de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven (uit het juridische onderzoek over omgaan met vergunningen en onzekere risico’s, waaraan gerefereerd wordt in de de Voortgangsbrief Industrie en Omwonenden[3]), ook daadwerkelijk werken aan regelgeving om de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven te verbeteren (bijvoorbeeld in het Bkl)? Kunt u toezeggen om nog dit jaar een concreet wijzigingsvoorstel in gang te zetten? Zo nee, wat gaat u dan wel concreet doen en per wanneer?
Zoals u weet is het kabinet demissionair en daarom terughoudend met nieuwe beleids- en/of wetswijzigingen. Wel worden via verschillende maatregelen reeds stappen gezet met betrekking tot het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de breedte. Dit versterkt ook de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven.
Ook verbetert de informatiepositie van het bevoegd gezag door de implementatie van de Richtlijn Industriële Emissies. Specifiek op het gebied van stoffen met onzekere risico’s wordt het bevoegd gezag ondersteund door bijvoorbeeld de ontwikkeling van de zogeheten Routekaart Voorzorg Beter Toepassen. Hierover zijn momenteel gesprekken gaande met zowel bevoegde gezagen, omgevingsdiensten en branches.
Welke concrete stappen worden er gezet om de monitoring van industriële emissies te verbeteren, zodat deze fijnmazig, onafhankelijker en zoveel mogelijk realtime plaatsvinden?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 12 en vraag 14.
Welke concrete maatregelen neemt u om de omgevingsdiensten te versterken, zodat zij beter in staat zijn om de regels rond industriële emissies te handhaven?
Uw Kamer is op 8 mei 2025 geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen om het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) milieu in het algemeen te versterken10. Het gaat om een breed pakket aan maatregelen, waarvan wijziging van wet- en regelgeving onderdeel uitmaakt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de blootstelling van omwonenden aan schadelijke stoffen beter in kaart wordt gebracht, bijvoorbeeld via biomonitoring?
De Gezondheidsraad heeft in 2024 geadviseerd om een structureel meetprogramma op te zetten voor meting van chemische stoffen met behulp van biomonitoring. Op basis van dat advies had het kabinet nog onvoldoende informatie over de beste invulling van zo’n meetprogramma en de bijbehorende kosten. Om die reden heeft het kabinet het RIVM opdracht gegeven tot het uitvoeren van een modelleringsstudie, waarin verschillende varianten in kaart worden gebracht en een realistische inschatting wordt gemaakt van de bijbehorende kosten12. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de ervaringen van lopende meetprogramma’s in andere landen. Het RIVM verwacht de modelleringsstudie eind 2025 op te kunnen leveren. Op basis van die modelleringsstudie zal het kabinet een afweging maken over het instellen van een meetprogramma voor blootstelling aan chemische stoffen. Het kabinet verwacht hier op zijn vroegst in de eerste helft van 2026 op terug te kunnen komen.
Bent u bereid om maatwerkafspraken met vervuilende bedrijven alleen aan te gaan wanneer er garanties zijn dat deze daadwerkelijk leiden tot wat gezondheidsexperts bestempelen als voldoende bescherming van de gezondheid van omwonenden, zoals door de Expertgroep Gezondheid is geadviseerd, waarbij een sterk uitgeruste toezichthouder de voortgang van afspraken monitort en waarbij als blijkt dat een bedrijf zich niet aan afspraken houdt er meteen harde sancties volgen?3 Zo niet, waarom laat u omwonenden weer in de steek?
De ministeries van KGG en IenW trekken met de maatwerkaanpak samen op om te bevorderen dat bedrijven én omwonenden een gezonde toekomst hebben. De Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) toetst naast de bijdrage van de beoogde maatwerkafspraken aan de verbetering van het klimaat ook de verbeteringen voor de leefomgeving. Uiteraard worden (de effecten van) bedrijfsactiviteiten begrensd door de relevante vergunningen, zoals dat voor ieder bedrijf geldt.
Goede monitoring van de afspraken is belangrijk om te bewaken dat resultaten daadwerkelijk worden gerealiseerd. Dit is ook onderdeel van elke maatwerkafspraak. Op deze manier kan tijdig worden bijgestuurd in het geval dat doelstellingen onverhoopt niet (tijdig) kunnen worden gerealiseerd. Zoals eerder aangegeven, zijn er reeds middelen gereserveerd in het Klimaatfonds voor versterking van toezicht en handhaving ten behoeve van de maatwerkafspraken.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
In de vragen zit deels overlap. Om die reden is enkele keren verwezen naar een eerder antwoord. Verder vereisten verschillende vragen afstemming met andere departementen. Beantwoording binnen de gestelde termijn was daarom niet mogelijk. Op 28 mei is daarom een uitstelbrief aan uw Kamer verstuurd.
Het bericht ‘Na vier maanden strengere zzp-handhaving knelt het vooral nog in de zorg’ |
|
Jimmy Dijk , Sarah Dobbe |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Na vier maanden strengere zzp-handhaving knelt het vooral nog in de zorg»?1
Tijdens het Commissiedebat van 19 december 2024, en in de brief van 17 december jl., heeft de Minister van VWS reeds aangegeven dat het voldoen aan de wet- en regelgeving en de opheffing van het handhavingsmoratorium inspanning vergt en een spannend moment kan zijn voor werkgevers en werkenden. Daarbij heeft zij erkend dat het kan gebeuren dat er op bepaalde plekken (tijdelijk) gaten vallen doordat schijnzelfstandigen niet meer ingezet worden. Ook voor de opheffing van het handhavingsmoratorium was het soms al heel lastig om de roosters rond te krijgen; de uitstroom van medewerkers in loondienst naar het zzp-schap is daarbij vaak als een van de oorzaken genoemd. Ik herhaal de eerdere gedeelde verwachting dat de voordelen van de opheffing van het handhavingsmoratorium op schijnzelfstandigheid zullen opwegen tegen de situatie van voor 1 januari 2025 waarin het handhavingsmoratorium nog bestond. Daarbij geldt voor 2025 een zachte landing. De Belastingdienst legt over 2025 geen boetes op en zal in principe eerst in gesprek gaan. Op deze wijze krijgen ondernemers de ruimte om het goed te doen en zich te houden aan de wet- en regelgeving. Uiteraard blijf ik de ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Hoeveel zzp’ers zijn er het afgelopen jaar in loondienst getreden bij zorgaanbieders?
Ik beschik niet over cijfers over het aantal zzp’ers dat afgelopen jaar in loondienst is getreden bij zorgaanbieders. In de werkgeversenquête van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) is dit voorjaar gevraagd aan werkgevers of zij mensen in loondienst hebben genomen die eerder voor hen werkten als zzp’er. De resultaten hiervan worden in het najaar verwacht.
Bent u het ermee eens dat de te grote afhankelijkheid van zzp’ers in de zorg niet alleen kan worden opgelost door het minder aantrekkelijk te maken om zzp’er te worden, maar dat het vooral noodzakelijk is om het werken in loondienst aantrekkelijker te maken?
Ik ben met u van mening dat op beide sporen moet worden ingezet.
Welke stappen worden er gezet om het voor zzp’ers aantrekkelijker te maken om in loondienst te komen en het voor zorgverleners die al in loondienst werken aantrekkelijker te maken om in loondienst te blijven?
Ondanks de uitdagingen zie ik dat al veel werkgevers de organisatie anders aan het inrichten zijn. Zij hebben eerder de nadelen ervaren van te veel zzp’ers en gaan nu handelen conform wet- en regelgeving. Een deel van de werkgevers ervaart daar inmiddels ook al de voordelen van.
De afgelopen periode is door veel zorgwerkgevers al actief ingezet op goed en modern werkgeverschap. Hierbij hebben zij rekening gehouden met de eerder door zzp’ers aangegeven redenen voor vertrek uit loondienst. Bijvoorbeeld de wens voor een betere werk/privé balans.
In hoeverre worden zorgaanbieders gestimuleerd om zorgverleners in loondienst meer zeggenschap te geven over hun werk en hun roosters? Welke stappen bent u van plan te zetten om deze zeggenschap te vergroten?
Zeggenschap voor professionals, bijvoorbeeld over het rooster, is essentieel voor werkplezier en behoud. Daarvoor is een cultuur nodig in organisaties waar zeggenschap de norm is. Werkgevers in zorg en welzijn zijn hiervoor aan zet. Ik bied hen ondersteuning op verschillende manieren. Zo zijn in de afgelopen drie jaar 316 subsidies verstrekt via de Subsidieregeling Veerkracht en Zeggenschap. De uitvoering hiervan loopt tot en met 2026. Verder ondersteun ik werkgevers en professionals via de projectsubsidie voor het Landelijk Actieplan Zeggenschap (LAZ), dat leermiddelen ontwikkelt en (intervisie)bijeenkomsten organiseert. Ook wordt zeggenschap landelijk gemonitord via de Monitor Zeggenschap. Hiernaast is op landelijk niveau structureel aandacht voor de zeggenschap van professionals. Onder andere met de maandelijkse klankbordgroep van VWS onder leiding van de Chief Nursing Officer. En met verschillende events, zoals «VOICE: op weg naar de zorgtop», van 7 april jl.
Wat gaat u doen om de nog steeds bestaande loonkloof tussen de zorg en andere sectoren in de publieke sector te dichten, om de zorg aantrekkelijker te maken om te werken?
Uit onderzoeken blijkt dat het gemiddelde uurloon van zorgmedewerkers redelijk vergelijkbaar is met de vergelijkbare medewerkers in de marktsector. Wel is er binnen de zorg een gedifferentieerd beeld wat betreft de marktconformiteit van de salarissen tussen verschillende zorgbranches en ook tussen verschillende groepen binnen dezelfde branche. Zo liggen bijvoorbeeld de salarissen binnen de umc’s ruim boven marktconform. Maar er zijn ook groepen zorgmedewerkers die een salaris verdienen wat lager ligt dan vergelijkbare groepen buiten de zorg. Het gaat bijvoorbeeld om de salarissen in het midden van het loongebouw in de meeste grote zorgcao’s (het zogenaamde «buikje»). Die salarissen optrekken kost structureel enkele miljarden euro’s. Vanwege de staat van de overheidsfinanciën zie ik geen ruimte om – bovenop de jaarlijkse overheidsbijdrage voor de arbeidskostenontwikkeling die dit kabinet al beschikbaar stelt (voor 2025 circa 3,6 miljard euro structureel) – nog extra middelen vrij te maken voor verbetering van arbeidsvoorwaarden binnen zorg en welzijn.
Wat doet uw ministerie om mensen te werven om in de zorg te gaan werken?
Tijdens de Zorgtop van 2 juni heeft de Minister van VWS het Platform Afwenden Arbeidsmarkttekort gelanceerd. Dit platform belicht veel initiatieven die bijdragen aan het anders werken en het vergroten van vakmanschap en werkplezier. Zodoende heeft dit platform mede tot doel om de aantrekkelijkheid van de sector zorg en welzijn te vergroten. Het zal daarmee een wervende kracht kunnen zijn.
Bent u het met ons eens dat geleerd kan worden van de schijnbaar succesvolle wervingscampagne van Defensie om nieuw personeel aan te trekken? Welke onderdelen van de campagne van Defensie om mensen te werven gaat u ook toepassen om mensen aan te trekken om in de zorg te gaan werken?
Zie antwoord vraag 7.
De scheve verdeling in structurele asielopvangplekken tussen rijke en arme gemeenten |
|
Michiel van Nispen , Jimmy Dijk |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
Wat vindt u van het feit dat armere gemeenten in Nederland zo’n vijf keer meer structurele asielopvang bieden dan rijkere gemeenten?
Iedere asielzoeker die zich in Nederland meldt, heeft recht op opvang. Om de asielopvanglocaties evenredig te spreiden over Nederland is de «Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen» van kracht. Binnen het stelsel van de wet maken gemeenten binnen de provincie onder regie van de commissaris van de Koning afspraken over de wijze waarop asielopvang binnen de provincie wordt verdeeld. In de capaciteitsraming staat een indicatieve verdeling van opvangplekken, waarin sociaaleconomische factoren worden meegenomen.
Het staat gemeenten vervolgens vrij om hier afspraken over te maken – zolang er op provinciaal niveau maar voldoende opvangplekken worden gerealiseerd. Vanuit dit stelsel is het mogelijk dat sommige gemeenten meer opvang realiseren dan anderen. Op basis van het verslag waarin de onderlinge opvangafspraken beschreven staan volgt een verdeelbesluit. Gemeenten moeten de opgave die volgt uit het verdeelbesluit realiseren.
Bent u bekend met het nieuws dat er in Zutphen een asielopvang zal worden geopend die 30 jaar lang moet gaan dienen als asielopvang?1
Ja.
Het college van de gemeente Zutphen heeft recent besloten om de ontwikkelingen van het dienstencentrum, genoemd in het artikel, te staken. Ik ben de gemeente en het COA erkentelijk voor alle voorbereidende werkzaamheden in dit verband.
Hoe reageert u op de bewoners van Zutphen die aangeven dat Zutphen nu al meer of evenveel aan vluchtelingenopvang organiseert (1.100) dan alle 20 rijkste gemeenten bij elkaar? Hoe reageert u op deze bewoners die aangeven dat het nu wel eens tijd wordt dat deze 20 gemeenten ook enige verantwoordelijkheid gaan nemen?
Zoals hiervoor aangegeven biedt de Spreidingswet de mogelijkheid om op basis van vrijwilligheid meer opvang te realiseren dan de indicatieve opgave. De gemeente Zutphen neemt een grote verantwoordelijkheid op zich en daarvoor ben ik de gemeente zeer erkentelijk. Deze waardering staat op zichzelf en hoeft niet te worden afgezet tegen andere gemeenten.
In algemene zin geldt wel dat iedere gemeente vanaf 1 juli moet voldoen aan de opgave die volgt uit het verdeelbesluit. Het Ministerie van Asiel en Migratie treedt in gesprek met gemeenten die hun opgave nog niet hebben gerealiseerd. Op gemeenten die hier niet aan voldoen wordt interbestuurlijk toezicht uitgeoefend.
Is dit de enige optie waaraan wordt gedacht als het gaat om het ontlasten van Ter Apel als opvanglocatie voor asielzoekers? Zo nee, welke plekken zijn er nog meer waarbij gesprekken lopen?
In het belang van een evenwichtige spreiding is het wenselijk dat in iedere windstreek een aanmeldcentrum wordt gerealiseerd. In het zuiden van Nederland is het aanmeldcentrum in Budel. Samen met Defensie wordt gekeken naar een passende oplossing om de aanmeldfunctie te behouden in Zuid-Nederland.
Vindt u het wrang dat het weer niet een van de rijke gemeenten is die wél de verantwoordelijkheid voelt om voldoende asielopvangplekken te realiseren?
Zoals hiervoor gemeld ben ik de gemeente Zutphen erkentelijk voor de grote bijdrage die de gemeente levert en dient dit niet te worden afgezet tegen de inzet van andere gemeenten.
Voor andere gemeenten geldt dat zij vanaf 1 juli een wettelijke opgave hebben om de plekken te realiseren die in het verdeelbesluit staan. Als zij dit niet doen dan treedt het Ministerie van Asiel en Migratie met hen in gesprek.
Waarom wordt het aanmeldcentrum in Ter Apel niet ontlast door het bouwen van een «dienstencentrum» in één van de rijkste gemeenten die nauwelijks tot niets doen aan (structurele) opvang van vluchtelingen? Waarom laat u deze rijkste gemeenten, die nu en de afgelopen jaren de verantwoordelijkheid hebben ontlopen, dit nu weer doen?
Met de gemeente Zutphen was op basis van vrijwilligheid overeenstemming bereikt over het plan om een dienstencentrum te bouwen. Na de verdere bespreking van de plannen met de gemeenteraad zijn deze helaas gestaakt.
Als er andere gemeenten zijn die een dergelijke locatie willen realiseren treed ik, tezamen met het COA, graag met hen in gesprek. Voorts, zal ik in het kader van het interbestuurlijk toezicht met alle gemeenten die niet aan hun opgave voldoen in gesprek treden.
Welke verantwoordelijkheid voelt u als Minister om te zorgen voor een goede spreiding van de asielopvangplekken waarin de sterkste schouders ook de zwaarste lasten dragen?
Ik verwijs in dit verband graag naar de beantwoording op de vorige vragen over de werking van de Spreidingswet en het interbestuurlijk toezicht.
Op welke manier zal u deze rol oppakken op het moment dat de spreidingswet niet meer van kracht zal zijn?
De Spreidingswet is momenteel van kracht en op dit moment ga ik uit van het huidige kader.
Deelt u de mening dat de verdeling van het aantal opvangplekken tussen rijke en arme gemeenten momenteel volledig scheef is en dat arme gemeenten relatief veel doen aan de opvang van asielzoekers?
Het is een gegeven dat het aantal opvangplekken scheef is verdeeld in Nederland. Dit is bijvoorbeeld het geval als je kijkt naar het inkomensniveau, maar ook bepaalde provincies realiseren verhoudingsgewijs veel meer opvangplekken. Tegelijkertijd zijn er ook allerlei uitzonderingen – zoals bijvoorbeeld de gemeente Wassenaar die al jaren buiten de zomer om opvang realiseert.
Door de Spreidingswet zie je dat in zeer veel gemeenten wordt nagedacht over het realiseren van asielopvang. Het COA is nog nooit met zoveel gemeenten in gesprek geweest.
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Bloemendaal georganiseerd die momenteel maar 150 plekken tijdelijke opvang organiseert? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Bloemendaal om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Laren georganiseerd die momenteel maar 50 plekken tijdelijke opvang organiseert en alleen voor minderjarigen? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Laren om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Blaricum georganiseerd die momenteel maar 250 plekken tijdelijke opvang organiseert tot aan juli 2026? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Blaricum om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Heemstede georganiseerd die momenteel 16 plekken heeft? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Heemstede om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Rozendaal georganiseerd die momenteel maar 55 plekken heeft voor enkel Oekraïners? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Rozendaal om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Gooise Meren georganiseerd die momenteel maar 300 plekken heeft tot 2027? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Gooise Meren om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Voorschoten georganiseerd die momenteel nog niks aan opvang heeft gerealiseerd? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Voorschoten om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Amstelveen georganiseerd die momenteel maar 60 plekken heeft? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Amstelveen om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Landsmeer georganiseerd die momenteel maar 12 tijdelijke plekken aan opvang organiseert? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Landsmeer om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente De Bilt georganiseerd die pas over een aantal jaar 300 plekken heeft? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente De Bilt om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Vught georganiseerd die momenteel maar 348 plekken tijdelijke opvang organiseert alleen voor Oekraïners? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Vught om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Castricum georganiseerd die momenteel niks aan opvang organiseert? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Castricum om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Lansingerland georganiseerd waarbij binnenkort alle opvangplekken sluiten? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Lansingerland om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Ouder-Amstel georganiseerd die momenteel maar 39 plekken tijdelijke opvang organiseert tot aan 2027? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Ouder-Amstel om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Bergen (Noord-Holland) georganiseerd die momenteel maar 30 plekken heeft alleen voor minderjarige meisjes? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Bergen om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Heiloo georganiseerd die momenteel maar 85 plekken tijdelijke opvang organiseert alleen voor Oekraïners? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Heiloo om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Waalre georganiseerd die momenteel niks aan opvang organiseert? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Waalre om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Ik vind niet dat het gemiddeld inkomen van een gemeente van belang is bij de vraag of er wel of niet een dienstencentrum of een andere bijzondere opvangmodaliteit gevestigd moet worden. Het COA kijkt samen met de gemeente of zij tot overeenstemming kan komen.
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Oostzaan georganiseerd die momenteel maar 60 plekken tijdelijke opvang organiseert alleen voor Oekraïners? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Oostzaan om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Het COA werkt er hard aan om ook in de hierboven genoemde gemeenten meer structurele opvangplekken te realiseren. Voor een goede bedrijfsvoering moet het COA een mix hebben van structurele opvangplekken en locaties die, bij een teruglopende capaciteitsbehoefte, opzegbaar zijn of ingezet kunnen worden voor de huisvesting van andere aandachtsgroepen.
Bent u het eens met de stelling dat er eerst een «dienstencentrum» moet worden gebouwd in één van de rijkste gemeenten met het minste opvangplekken, de minste sociale huurwoningen en de laagste hoeveelheid statushouders? Zo ja, welke gemeente voldoet aan deze kenmerken? Zo niet, waarom niet en waarom wel in Zutphen?
In algemene zin ben ik het eens dat de duurste noodopvangvormen zo snel mogelijk uit gefaseerd moeten worden en waar nodig vervangen moeten worden door structurele opvanglocaties. Dit zal vanuit het oogpunt van evenredige spreiding ook deels in de hierboven genoemde gemeenten moeten landen.
Bent u bereid om in samenwerking met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de hierboven genoemde gemeenten meer structurele opvangplekken te realiseren?
Bent u het eens met de stelling dat er meer structurele opvangplekken moeten komen in de 20 rijkste gemeenten die nu niet of nauwelijks structurele plekken hebben in plaats van noodopvang zodat commerciële beunhazen geen miljoenenwinsten meer maken van ons belastinggeld?
PFAS-vervuiling door Custom Powders |
|
Bart van Kent |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
Wat is uw reactie over de uitzending «Het PFAS-spoor» van Zembla?
Het is goed voor te stellen dat de uitzending veel zorgen heeft veroorzaakt bij de omwonenden van Custom Powders en daarnaast ook breder tot onrust heeft geleid. Iedereen moet zich veilig kunnen voelen in zijn of haar eigen leefomgeving. Het is van groot belang dat er snel duidelijkheid komt over de rol van de verschillende betrokken partijen in deze ernstige PFAS-vervuiling. Het is dan ook een goede zaak dat gemeente Helmond hier een onafhankelijk onderzoek naar laat instellen.
Welke vervolgstappen gaat u nemen, nu blijkt dat Custom Powders jarenlang, tegen de vergunning in, PFOA (Perfluoroctaanzuur) in het riool heeft geloosd?
In Nederland geldt het uitgangspunt dat de veroorzaker van schade aan gezondheid, natuur of milieu verantwoordelijk is voor het herstellen van die schade. De gemeente Helmond heeft aangifte gedaan tegen zowel Custom Powders als Chemours (voorheen DuPont). Het is uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen of er sprake is van juridische aansprakelijkheid en of er schadevergoeding moet worden toegekend.
Wat vindt u ervan, dat medewerkers van Custom Powders een PFAS-waarde van duizend keer boven de grenswaarde in hun bloed hebben? Welke consequenties zijn hieraan verbonden voor de werkgever? Wie is, volgens u, nu verantwoordelijk voor deze gezondheidsschade?
Het is zorgelijk als werknemers blootgesteld worden aan hoge concentraties van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt is dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Werkgevers zijn daar op basis van de Arbowet primair verantwoordelijk voor. De Nederlandse Arbeidsinspectie handhaaft hierop. Maar als kennis over gezondheidsrisico’s beschikbaar is, moet daar zorgvuldig mee omgegaan worden. Ook naar ketenpartners. Als informatie wel beschikbaar was, maar niet gedeeld werd is dat onacceptabel.
In principe is de werkgever altijd verantwoordelijk voor gezondheidsschade die ontstaat bij de werknemers als gevolg van het uitvoeren van werkzaamheden. Zo is in het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:658, lid 2) geregeld dat de werkgever een zorgplicht heeft voor zijn werknemers. Indien een werknemer schade heeft geleden door het werk, is de werkgever verplicht tot het vergoeden van deze schade. Als het bedrijf is opgehouden te bestaan, kan eventuele werkgerelateerde gezondheidsschade in beginsel niet meer worden verhaald op de werkgever. Dat kan niet worden voorkomen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de invloed van deze illegale praktijken op de gezondheid van omwonenden en werknemers, en hoe ver de PFAS-vervuiling van Custom Powders zich heeft verspreid?
De GGD heeft in 2018 samen met het waterschap onderzoek gedaan naar de verspreiding van PFAS en de risico’s voor de omwonenden. Uit die onderzoeken bleek dat er geen sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s. Dat sluit niet uit dat de zorgen over gezondheid onverminderd zijn. De gemeente Helmond heeft aan de GGD gevraagd om een vrijwillig gezondheidsonderzoek uit te voeren1. Daarnaast heeft de gemeente Helmond reeds een milieuonderzoek laten uitvoeren naar de verspreiding van de PFAS-vervuiling in de nabije omgeving2.
Bent u bereid Chemours, als opdrachtgever van Custom Powders, aansprakelijk te stellen voor de PFAS-vervuiling van Custom Powders?
Bevoegd gezag in het kader van het overgangsrecht (van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet) is de gemeente Helmond3. Het is aan de gemeente om de kosten te verhalen op de veroorzaker. Of er ook er ook juridische stappen tegen andere actoren genomen moeten worden, is aan de gemeente. Het Ministerie van IenW heeft vernomen dat de gemeente probeert om ook Chemours aansprakelijk te stellen voor de bodemverontreiniging op en rond het terrein van Custom Powders. Of en in hoeverre zij dat ook zijn, is uiteindelijk aan de rechter.
Deelt u de mening dat Chemours de rekening van de PFAS-sanering in Helmond en de omliggende vervuilde regio moet betalen?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijk beginsel. De kosten voor de sanering zijn in eerste instantie voor de veroorzaker van de verontreiniging. De gemeente probeert de kosten te verhalen op de veroorzaker. Nu Custom Powders failliet is, is het aan de curator om de schuldeisers te inventariseren en te bepalen welke middelen er in de failliete boedel aanwezig zijn om de openstaande schulden te voldoen. Het oordeel of Chemours ook enige aansprakelijkheid heeft, is niet aan mij.
Bent u, na het bekijken van deze uitzending, nog steeds tegen een Nederlands verbod op PFAS? Zo ja, hoeveel incidenten moeten nog plaatsvinden of onthuld worden voordat u ingrijpt?
U wordt separaat geïnformeerd over een verkenning van de mogelijkheden voor een nationaal verbod op handel en gebruik van PFAS. Een dergelijk verbod zou met name artikelen betreffen die buiten Nederland of zelfs buiten de EU worden geproduceerd en daarmee niet automatisch leiden tot een grote aanpassing van de productie door Chemours. Ook staat een dergelijk verbod los van wat in het verleden is gebeurd bij Custom Powders.
Openheid over de besluitvorming ten aanzien van geluidsreductie bij Schiphol. |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Barry Madlener (minister infrastructuur en waterstaat) (PVV) |
|
|
|
|
Kunt u, in lijn met artikel 68 van de Grondwet, de stukken onderliggend aan de besluitvorming in de Raad Fysieke Leefomgeving (RFL) van 6 mei jongstleden over keuze voor een andere invulling van het resterende percentage van de geluidshinderreductieopgave rondom Schiphol, waaraan gerefereerd wordt in de beslisnota bij de Kamerbrief «Versneld LVB Schiphol», met de Kamer delen?1
Op 9 mei jl. verzocht het lid Postma om openheid over de besluitvorming ten aanzien van de geluidsreductie bij Schiphol in lijn met artikel 68 van de Grondwet. Meer in het bijzonder vroeg zij om de stukken onderliggend aan de besluitvorming in de RFL van 6 mei jl. over keuze voor een andere invulling van het resterende percentage van de geluidshinderreductieopgave rondom Schiphol en alle andere aan deze besluitvorming gerelateerde adviezen.
Gelet op het procesbelang van de Nederlandse Staat kunnen deze stukken niet openbaar gemaakt worden. Hierbij zend ik u daarom vertrouwelijk bijgaande stukken2. Ik verzoek u dan ook om de stukken vertrouwelijk te behandelen en deze ter inzage te leggen conform de Regeling vertrouwelijke stukken van het Reglement van Orde van de Kamer. Het vermenigvuldigen van de stukken is niet toegestaan.
Kunt u ook alle andere aan deze besluitvorming gerelateerde adviezen, juridisch dan wel ambtelijk, met de Kamer delen, wederom in lijn met artikel 68 van de Grondwet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de hierboven verzochte stukken uiterlijk vóór aanstaande dinsdag 13 mei, de dag waarop gestemd wordt over aan dit onderwerp gerelateerde moties, aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht 'Gemeente vs. echtpaar Bos in Bruinisse: 'Onwerkelijk hoe ons leven zo verdwijnt'' |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht in PZC over de situatie van het echtpaar Bos in Bruinisse, dat geconfronteerd wordt met hoge dwangsommen en strenge handhaving vanwege permanent wonen in een vakantiewoning?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel gemeenten in Nederland op dit moment een streng handhavingsbeleid hanteren ten aanzien van permanent wonen in recreatiewoningen, ondanks uw oproep om terughoudend te handhaven?
Eind vorig jaar heb ik gemeenten opgeroepen om een pas op de plaats te maken met handhaving.1 Ik ga er vanuit dat het grootste deel van de gemeenten gehoor geeft aan mijn oproep om terughoudend te zijn met handhaving. Ik kan individuele situaties niet beoordelen, maar in deze tijden van woningnood is het van groot belang om de menselijke maat te hanteren en zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen een dak boven het hoofd verliezen. Voornoemde terughoudendheid geldt temeer nu ik het uitgewerkte concept van de instructieregel eind mei jl. bekend heb gemaakt en hierin is te lezen hoe de conceptregeling eruit ziet. Een proportioneel optredende overheid dient perspectieven op legalisatie mee te nemen in de handhavingsafweging.
Bent u van mening dat de gemeente Schouwen-Duiveland met haar huidige handhavingsbeleidniet in lijn handelt met uw oproep om een menselijke maat te hanteren?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat handhavers bij controles op recreatieparken over schuttingen klimmen en tuinen betreden zonder toestemming van bewoners?
Acht u deze manier van handhaven proportioneel en in lijn met de beginselen van behoorlijk bestuur?
Hoe beoordeelt u de situatie waarin de commissie bezwaarschriften van de gemeente een bewoner in het gelijk stelt, maar het college van burgemeester en wethouders dit advies naast zich neerlegt?
Is het juridisch houdbaar dat gemeenten blijven handhaven op permanent verblijf in recreatiewoningen, terwijl de nieuwe regelgeving binnenkort kan voorzien in legalisering onder bepaalde voorwaarden?
In principe is de gemeente bevoegd om handhavend op te treden. Daarbij zullen de omstandigheden van het geval en voorgenomen beleid ook een rol spelen in de afweging om wel of niet handhavend op te treden. Er is een uitspraak bekend van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over handhavend optreden op een vakantiepark3, ondanks mijn oproep aan gemeenten om een pas op de plaats te maken. De rechter heeft in dit geval de gemeente in het gelijk gesteld; dat kwam met name doordat het handhavingstraject reeds in 2023 was opgestart (de gemeente kon nog geen weet hebben van het komende kabinetsbeleid), en doordat de voorwaarden nog niet bekend waren. Zicht op legalisatie was hiermee nog onvoldoende concreet. De situatie is inmiddels veranderd, nu ik het concept besluit bekend heb gemaakt. Ik ga er vanuit dat een rechter bij nieuwe soortgelijke zaken deze nieuwe situatie meeweegt.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de gemeente Schouwen-Duiveland en andere streng handhavende gemeenten om hen te verzoeken tijdelijk terughoudend op te treden in afwachting van de nieuwe regelgeving?
Bij deze roep ik gemeenten nogmaals op om de menselijke maat te betrachten bij permanente bewoners op vakantieparken. Gemeenten kunnen in de concept AMvB nagaan in welke situaties permanente bewoning mogelijk na inwerkingtreding wordt toegestaan. Ik kan echter niet in individuele situaties treden.
Wanneer verwacht u de nieuwe regelgeving voor permanent wonen in recreatiewoningen gereed te hebben en in werking te laten treden?
De consultatieperiode loopt tot eind juli a.s. Ik ben voornemens het voorstel daarna zo spoedig mogelijk via de ministerraad ter voorhang aan de Tweede – en Eerste Kamer aan te bieden, zodat de regelgeving in 2026 in werking kan treden.
Een Nederlands monument ter nagedachtenis aan de Holodomor |
|
Eric van der Burg (VVD), Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Herinnert u zich dat de Tweede Kamer in juli 2023 heeft uitgesproken dat de Holodomor, ofwel de door het Sovjetregime opzettelijk veroorzaakte hongersnood in Oekraïne in 1932 en 1933 – naar hedendaagse maatstaven te erkennen en te veroordelen is als genocide?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat Rusland nog steeds de Holodomor ontkent en dat Russische bezetters op Oekraïens grondgebied actief monumenten ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Holodomor vernielen?
Ja.
Hoe ziet u de herhaaldelijke pogingen van het Kremlin om de geschiedenis van de Sovjet-Unie te vervalsen als wapen om de internationaal heersende sympathie voor Oekraïne te beschadigen?
Het Kremlin voert een revisionistisch beleid waarbij de geschiedenis van vooral (maar niet alleen) de 20ste eeuw wordt herschreven. Het Kremlin ontkent het bestaansrecht van de Oekraïense staat op basis van hun lezing van historische gebeurtenissen en verdraaide feiten. Dit is vooral gericht op een binnenlands publiek, inclusief de jeugd, om de steun voor de oorlog en de wereldvisie van het Kremlin te versterken. Maar ook in het buitenlands beleid zet Rusland een revisionistische lezing van de geschiedenis in, voor propaganda en om internationaal de steun voor Oekraïne als onafhankelijk en soeverein land te ondermijnen.
Bent u op de hoogte van het feit dat er in al onze buurlanden en in de landen van vele van onze bondgenoten gedenkplaatsen en monumenten aanwezig zijn voor de slachtoffers van de Holodomor, maar in Nederland niet?2
Ja.
Deelt u de mening dat een Nederlands monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Holodomor bij kan dragen aan de steun voor het Oekraïense volk en met name aan de in Nederland verblijvende Oekraïense vluchtelingen? Deelt u tevens dat het oprichten van een dergelijk monument een signaal aan het Kremlin kan zijn dat de geschiedenis niet vergeten zal worden? Zo nee, waarom niet?
Nederland richt zich vooral op het afleggen van verantwoording voor Russische misdrijven begaan sinds de grootschalige invasie van 2022 en draagt uit dat Russische misdaden niet worden vergeten. Nederland en EU partners spreken zich uit indien mogelijk wanneer Russische vertegenwoordigers in internationale fora desinformatie en propaganda verspreiden, inclusief wanneer hierbij historische feiten verdraaid worden.
Bent u bereid stappen te ondernemen om een Nederlands monument ter nagedachtenis aan de Holodomor te realiseren? Zo nee, waarom niet? En zo ja, welke stappen bent u bereid hiertoe te zetten?
Het realiseren van een monument is geen kerntaak van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Een monument ter nagedachtenis aan de Holodomor zou in eerste instantie dan ook een initiatief kunnen zijn van de Oekraïense gemeenschap in Nederland en via gemeentelijk besluit genomen moeten worden.
Is het kabinet daarnaast bereid om een officiële vertegenwoordiging af te vaardigen naar de jaarlijkse Holodomorherdenking op de vierde zaterdag van november? Zo nee, waarom niet?
Nederland wordt bij deze gelegenheid vertegenwoordigd door de Nederlandse ambassadeur in Kyiv.
Het bericht dat er ongediplomeerde krachten worden ingezet in zorginstellingen |
|
René Claassen (PVV) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Uitzendbureau zet 120 ongediplomeerde krachten in bij zorginstellingen»?1
Ja.
Gemiva heeft inmiddels het contract met Allround Care opgezegd, kunt u garanderen dat Enver, Amarant, Prisma en Raamwerk geen ongediplomeerd personeel van Allround Care inzetten? Indien nee, waarom niet?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft gesprekken gevoerd met deze zorgaanbieders. Zij zijn geschrokken van de uitkomsten van de controles en zij hebben de samenwerking met het bureau opgezegd of opgeschort, of zijn voornemens dat op korte termijn te doen. Zij hebben maatregelen genomen om bemiddelingsbureaus en zzp’ers beter te screenen.
Deelt u de mening dat iemand die zijn/haar opleiding nog niet heeft afgerond geen ervaren zorgverlener genoemd kan en mag worden? Wat is uw visie hierop?
In de zorg en welzijn is ruimte voor mensen die (nog) geen opleiding hebben afgerond en (nog) geen formeel diploma of certificaat hebben, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Het uitgangspunt hierbij is: bekwaam is inzetbaar. Dit betekent dat iemand bepaalde zorg- of ondersteuningstaken mag uitvoeren als die persoon de nodige kennis en vaardigheden bezit én in staat is deze handelingen veilig en verantwoord uit te voeren. De werkgever draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de bekwaamheid van het personeel en moet zorgen voor goede begeleiding, scholing en toezicht. Hierbij moet de patiëntveiligheid en de kwaliteit van zorg uiteraard te allen tijde worden gewaarborgd. Het is niet toegestaan dat ongekwalificeerd personeel zelfstandig zorg verleent waarvoor een specifieke opleiding of registratie vereist is. In de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) is vastgelegd welke handelingen alleen door BIG-bevoegde (en dus gekwalificeerde) zorgverleners uitgevoerd mogen worden, de zogenoemde voorbehouden handelingen.
Door de aanpak van malafide zorgbureaus en criminele organisaties in de zorg zullen er echter nog meer vacatures ontstaan, wat is uw plan op om de ontstane tekorten op te vangen?
Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft grote prioriteit. In het regeerprogramma is dit verder uitgewerkt in drie lijnen. Bij lijn 1 is het streven de administratietijd in 2030 te halveren, onder andere door in te zetten op AI en het ontregelen van de zorg. Vertrouwen in medewerkers wordt het uitgangspunt. De uitvraag moet minder. Lijn 2 «de juiste inzet van medewerkers» is er op gericht om de beschikbare medewerkers, in samenwerking met mantelzorgers en vrijwilligers, zo efficiënt mogelijk in te zetten. Lijn 3 ziet op het «vergroten vakmanschap en werkplezier». Doel is dat mensen hierdoor graag blijven werken in zorg en welzijn.
Heeft het inzetten van ongediplomeerd personeel gevolgen gehad voor de kwaliteit van de verleende zorg?
Los van de casus Allround Care heeft de IGJ mij laten weten dat er in algemene zin incidenten en calamiteiten zijn geweest door het inzetten van onbevoegd en onbekwaam personeel, maar dat IGJ daarover geen aantallen bijhoudt. Een landelijk dekkend overzicht van incidenten en calamiteiten in de zorg die rechtstreeks zijn toe te schrijven aan de inzet van onbevoegd en onbekwaam personeel is er niet.
De overdracht van persoonsgegevens van Europese burgers aan Israël |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel in Follow the Money van 1 mei 2025 getiteld «Europese persoonsgegevens belanden in Israël: zorgen om surveillance en mensenrechtenschendingen»?1
Ja.
Klopt het dat de Europese Commissie Israël heeft aangewezen als «veilige bestemming» voor persoonsgegevens van Europese burgers, waardoor bedrijven gegevens mogen doorgeven aan Israël zonder aanvullende waarborgen?
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, waaronder Israël, alleen onder bepaalde voorwaarden is toegestaan.2 Doorgifte van persoonsgegevens zonder aanvullende waarborgen naar een derde land mag plaatsvinden als de Europese Commissie (EC), in een zogenoemd adequaatheidsbesluit, heeft besloten dat dit derde land voor doorgifte van persoonsgegevens een passend en met EU wetgeving vergelijkbaar beschermingsniveau biedt.3 De Europese Commissie heeft op 31 januari 2011, op grond van artikel 25, zesde lid, van de destijds geldende gegevensbeschermingsrichtlijn 95/46/EG, een adequaatheidsbesluit genomen voor Israël.4 In dit besluit werd geoordeeld dat Israël een passend beschermingsniveau biedt voor doorgifte van persoonsgegevens die vanuit de Europese Unie worden doorgegeven naar Israël.5 Met het in werking treden van de AVG op 25 mei 2018 bleven de adequaatheidsbesluiten die op grond van de richtlijn waren vastgesteld, waaronder het adequaatheidsbesluit voor Israël, van kracht. De AVG verduidelijkt dat adequaatheidsbesluiten levende instrumenten zijn, en dat de Commissie doorlopend toezicht dient te houden op ontwikkelingen in derde landen die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van bestaande adequaatheidsbesluiten.6
Artikel 97 AVG vereist daarnaast dat de Commissie deze besluiten om de vier jaar evalueert om te bepalen of de landen en gebieden waarvoor een passend beschermingsniveau is vastgesteld nog steeds een passend beschermingsniveau voor persoonsgegevens bieden.7 De Europese Commissie heeft op 15 januari 2024 haar eerste evaluatie afgerond van 11 adequaatheidsbesluiten die onder de gegevensbeschermingsrichtlijn (95/46/EG) waren genomen, waaronder ook het adequaatheidsbesluit voor Israël.
In het verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad is vastgesteld dat Israël een passend niveau van gegevensbescherming blijft waarborgen, en dat er voor de doorgifte van gegevens naar Israël geen aanvullende waarborgen nodig zijn. Op grond van artikel 45, vierde lid, AVG, dient de Commissie doorlopend toezicht te houden op ontwikkelingen in derde landen die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van een adequaatheidsbesluit.8 In het antwoord op vraag 6 ga ik nader in op de bevoegdheden die de Commissie terzake heeft.9
Kunt u aangeven om welke soorten persoonsgegevens het hier gaat en welke Nederlandse bedrijven of organisaties momenteel gegevens delen met Israëlische partijen?
De Europese Commissie beperkt in het adequaatheidsbesluit niet expliciet de soorten persoonsgegevens die mogen worden doorgegeven. Onder het adequaatheidsbesluit kunnen dus in beginsel alle persoonsgegevens worden gedeeld met Israëlische partijen. Artikel 30 AVG schrijft voor dat de Europese verwerkingsverantwoordelijke en in voorkomend geval de vertegenwoordiger van de verwerkingsverantwoordelijke, een register bijhoudt van de verwerkingsactiviteit die onder hun verantwoordelijkheid plaatsvindt. Het register dient onder meer een beschrijving te bevatten van de categorieën van betrokkenen en de categorieën persoonsgegevens, en de categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, onder meer ontvangers in derde landen of internationale organisaties.10 Het valt onder de verantwoordingsplicht in de AVG, dat individuele verwerkingsverantwoordelijken zelf kunnen aantonen dat zij voldoen aan de AVG.11 Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens als onafhankelijke toezichthouder om te beoordelen of organisaties handelen in overeenstemming met de AVG, en om op te treden indien dit niet het geval is.
Het bijhouden of, en zo ja welke, soorten persoonsgegevens Nederlandse bedrijven of organisaties doorgeven aan Israëlische partijen, is – zo dat al doenlijk is – geen taak van het kabinet.
Hoe beoordeelt u het feit dat persoonsgegevens van Nederlanders terecht kunnen komen bij partijen in een land waar ernstige zorgen bestaan over massasurveillance, mensenrechten en het ontbreken van onafhankelijk toezicht op privacybescherming?
Zoals ik schreef in het antwoord op vraag 2, waarborgt Israël naar het oordeel van de Europese Commissie een niveau van persoonsgegevensbescherming dat vergelijkbaar is met het niveau dat in de EU wordt verzekerd.12 In dit kader is vorig jaar bij de evaluatie van het adequaatheidsbesluit gekeken naar de privacybescherming in Israël, het onafhankelijk toezicht daarop en de toegang tot het recht.13
Is er toezicht op wat er met de gedeelde gegevens gebeurt zodra deze Israël bereiken? Zo ja, hoe is dit toezicht geregeld en wie voert het uit?
De toepassing van de rechtsnormen voor gegevensbescherming in Israël wordt, blijkens het adequaatheidsbesluit voor Israël, gewaarborgd door bestuurlijke rechtsmiddelen en toezicht door een toezichthoudende autoriteit.14 De Israëlische privacytoezichthouder, de Privacy Protection Authority (PPA) heeft (zoals ook in de evaluatie van het adequaatheidsbesluit wordt vastgesteld15) de bevoegdheid om onderzoek te verrichten en in te grijpen, en treedt onafhankelijk op.16
In hoeverre acht u het wenselijk dat de Europese Commissie deze beslissing heeft genomen, terwijl landen als Frankrijk en Duitsland en mensenrechtenorganisaties daar kritiek op hebben?2
Op grond van artikel 45 AVG komt de bevoegdheid tot het nemen van de genoemde beslissing de Europese Commissie toe. Op grond van artikel 45, vierde lid, AVG, houdt de Commissie doorlopend toezicht op ontwikkelingen in derde landen die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van een adequaatheidsbesluit.18 Op grond van het vijfde lid gaat de Commissie, indien na toetsing blijkt dat een derde land niet langer over een passend beschermingsniveau beschikt, bij uitvoeringshandeling over tot het intrekken, wijzigen of schorsen van een adequaatheidsbesluit.19 Zij betrekt daarbij de zienswijzen van de lidstaten maar ook die van (internationale) organisaties. De Europese Commissie heeft in de evaluatie, en ook nadien naar aanleiding van vragen van het Europees parlement,20 benadrukt de revelante ontwikkelingen in Israël nauwlettend te volgen. In het geval ontwikkelingen in een land of gebied met een passend beschermingsniveau een negatieve invloed zouden hebben op het vastgestelde beschermingsniveau, kan de Europese Commissie gebruik maken van haar bevoegdheden op grond van artikel 45, lid 5, AVG om een adequaatheidsbesluit op te schorten, te wijzigen of in te trekken.
Wat betekent deze beslissing concreet voor de bescherming van de persoonsgegevens van Nederlanders, met name van mensen die gebruikmaken van apps als Waze, MyHeritage en FaceTune?
Onder het adequaatheidsbesluit kunnen persoonsgegevens vanuit de Europese Unie aan Israëlische organisaties worden doorgegeven, omdat een met EU recht vergelijkbaar niveau van rechtsbescherming geldt.
Bent u bereid in Europees verband bezwaar te maken tegen deze aanwijzing van Israël als «veilige bestemming» voor persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Daartoe zie ik geen aanleiding. Het nemen van een adequaatheidsbesluit op grond van artikel 45 AVG is een bevoegdheid van de Europese Commissie. Dat wil niet zeggen dat de verschillende lidstaten hierover niets in te brengen hebben; zij hebben bij de voorbereiding van zo’n besluit een adviserende rol via de op artikel 93 AVG gebaseerde comitéprocedure.21
Zoals hiervoor beschreven, is het bestaande EU-adequaatheidsbesluit voor Israël op 15 januari 2024 positief geëvalueerd door de Europese Commissie èn heeft de Europese Commissie de bevoegdheid het besluit op te schorten of in te trekken. Nederland volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Bent u bereid te onderzoeken of Nederlandse burgers geïnformeerd kunnen worden wanneer hun persoonsgegevens met Israël worden gedeeld? Kunt u toezeggen dat mensen tenminste de mogelijkheid krijgen hier bezwaar tegen te maken?
De AVG verplicht verwerkingsverantwoordelijken reeds om betrokkenen te informeren bij het voornemen persoonsgegevens door te geven aan een derde land of een internationale organisatie.22 Ook hebben betrokkenen al het recht om onder bepaalde voorwaarden bezwaar te maken tegen die verwerking, zoals vastgelegd in artikel 21 AVG. De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van de AVG, en dient naleving van de AVG aan te kunnen tonen. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens, als onafhankelijke toezichthouder, om toe te zien op de naleving van de AVG en waar nodig handhavend op te treden.
Deze vereisten uit de AVG gelden, op grond van artikel 3, tweede lid, AVG, ook onder bepaalde voorwaarden voor organisaties buiten de EU die persoonsgegevens van in de EU verblijvende betrokkenen verwerken. De AVG heeft daarmee een extra territoriale werkingssfeer. Artikel 27, eerste lid, AVG, bepaalt tevens dat de verwerkingsverantwoordelijke zoals hiervoor genoemd, schriftelijk een vertegenwoordiger in de Europese Unie dient aan te wijzen. Om te waarborgen dat de verordening wordt nageleefd, wordt de vertegenwoordiger gemachtigd door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker, om naast hem of in zijn plaats te worden benaderd in verband met de verwerking van persoonsgegevens, in het bijzonder door toezichthouders, Een betrokkene in Nederland kan, op grond van artikel 77 AVG, een klacht indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Deelt u de opvatting dat privacy een grondwettelijk recht is dat niet ondergeschikt mag zijn aan economische en/of diplomatieke belangen? Hoe gaat u de privacygegevens van Nederlandse burgers beschermen bij het delen daarvan met Israël?
De vraag suggereert dat sprake is van een spanningsveld waarin (door de Europese Commissie) een keuze is gemaakt voor het een ten koste van het ander. Dat is evenwel niet het geval. Zoals ik schreef in het antwoord op de vragen 2 en 4, waarborgt Israël naar het oordeel van de Europese Commissie een niveau van persoonsgegevensbescherming dat vergelijkbaar is met het niveau dat in de EU wordt verzekerd. Er is dus geen sprake van dat het grondrecht wordt geschonden wanneer persoonsgegevens aan Israël worden doorgegeven.
Hulp aan mensen die niet volledig zelfredzaam zijn bij calamiteiten zoals stroomuitval. |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Wat als de stroom hier uitvalt, Bart maakt zich doodongerust: «Ik ben binnen twee dagen dood»»?1
Ja, hier heb ik kennis van genomen.
Hoe kan iemand die niet volledig zelfredzaam is voldoen aan de oproep om er op voorbereid te zijn 72 uur zelfredzaam te zijn? Welke maatregelen neemt u om deze groep hierbij te ondersteunen?
Zelfredzaamheid, ook in geval van incidenten en kortdurende crises, is een belangrijke voorwaarde voor het weerbaarder maken van de samenleving. Daar hoort bijvoorbeeld bij dat mensen de verantwoordelijkheid hebben om na te gaan in welke situaties hulp nodig is en in samenspraak met de omgeving, zoals familie, kennissen of buren, afspraken te maken wat te doen bij incidenten, zoals stroomuitval, uitval van telefoon of internet, of wateroverlast.
Tegelijkertijd realiseer ik mij dat een crisis met name kwetsbare mensen voor grote uitdagingen stelt. Zo refereert het geciteerde artikel aan zelfstandig thuiswonenden die bij het gebruikmaken van medische hulpmiddelen afhankelijk zijn van de stroomvoorziening. Voor deze mensen wil ik een plan van aanpak opstellen voor het scenario van langdurige stroomuitval, zoals we recent in Spanje hebben gezien. Ik verken hierbij de mogelijkheden om mensen die voor het gebruik van kritische medische hulpmiddelen afhankelijk zijn van stroomvoorziening, toegang te geven tot centrale locaties die beschikken over noodstroom, indien sprake is van grootschalige en langdurige stroomuitval.
Heeft u een idee hoeveel mensen zelfstandig wonen die afhankelijk zijn van de stroomvoorziening voor hun beademingsapparatuur of andere apparatuur of hulp waar hun leven van afhangt, en die dus extra kwetsbaar zijn bij een langdurige stroomstoring of andere maatschappelijke ontregeling die de reguliere hulp belemmert?
Via de leveranciers van medische hulpmiddelen weet ik dat er circa 25.000 – 30.000 mensen afhankelijk zijn van de stroomvoorziening voor zuurstof. Op dit moment inventariseer ik wie – naast de afhankelijkheid van beademingsapparatuur – nog meer afhankelijk zijn van medische hulpmiddelen die gebruik maken van stroom en daardoor extra kwetsbaar zijn bij een langdurige stroomstoring.
Is deze doelgroep in beeld bij alle veiligheidsregio’s, gemeenten en hulpdiensten? Bent u bereid dit te inventariseren en/of hier expliciet aandacht voor te vragen?
Ik vind het belangrijk om aandacht te hebben voor deze doelgroep. Daarom zeg ik toe, zoals aangegeven in antwoord 2, een plan van aanpak op te stellen voor het scenario van langdurige stroomuitval voor zelfstandig thuiswonende mensen die gebruik maken van medische hulpmiddelen en daarbij afhankelijk zijn van de stroomvoorziening.
Ik heb inmiddels gesprekken gevoerd met leveranciers van zuurstof. Ook ga ik verkennen hoe medeoverheden, Veiligheidsregio’s, verzekeraars, zorgpartijen en patiëntenorganisaties een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing voor dit vraagstuk. Op die manier kunnen mensen via verschillende kanalen geïnformeerd worden of informatie ophalen over wat ze kunnen doen bij langdurige stroomuitval.
Voorzien bestaande calamiteitenplannen in levensreddende hulp voor deze groep? Zo ja, zijn deze ook afgestemd met de doelgroep? Zo nee, bent u bereid hier werk van te maken?
Leveranciers van medische hulpmiddelen instrueren gebruikers wat zij moeten doen als het hulpmiddel het niet meer doet. Bijvoorbeeld als een zuurstofapparaat uitvalt. Zo worden bijvoorbeeld aan de mensen die afhankelijk zijn van de thuisbeademing geadviseerd om contact op te nemen met het Centrum voor Thuisbeademing en beschikken gebruikers van beademingsapparatuur over een noodcilinder die hen 4–6 uur van zuurstof kan voorzien.
Deze doelgroep maakt geen verplicht onderdeel uit van bestaande calamiteitenplannen. Ik ga daarom, zoals eerder aangegeven, in gesprek met Veiligheidsregio’s en gemeenten om te verkennen hoe mensen die thuis gebruik maken van medische hulpmiddelen met een afhankelijkheid van stroom ondersteund kunnen worden in het geval van calamiteiten.
Klopt het dat bij hulpdiensten niet bekend is op welke adressen mensen (zelfstandig) wonen voor wie stroomvoorziening of dagelijkse hulp van levensbelang is? Zo ja, deelt u de mening dat het mensenlevens kan redden als deze informatie wél beschikbaar is bij hulpdiensten? Hoe kan dit geregeld worden?
Het klopt dat hulpdiensten niet beschikken over adressen van mensen die afhankelijk zijn van stroomvoorziening. Dit is ook ingewikkeld, onder meer vanuit het oogpunt van privacy. Bovendien roept een centrale registratie praktische problemen op. Zo is een registratie altijd een momentopname en is het mogelijk dat mensen al niet meer op het geregistreerde adres wonen. Ook hebben hulpdiensten op het moment van een calamiteit waarschijnlijk meerdere prioriteiten. Uiteraard zijn de adressen wel bekend bij de leveranciers van kritische medische hulpmiddelen voor thuisgebruik en bij de zorgaanbieders die aan huis kritieke hulp leveren.
Bent u bereid een regeling te maken die het voor deze groep mogelijk maakt een noodaggregaat of thuisbatterij aan te schaffen? Kan dit geborgd worden binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015?
Nee. Noodaggregaten of thuisbatterijen zijn kostbaar, nemen veel ruimte in beslag en vergen regelmatig onderhoud. Ik zie daarom meer in het uitwerken van een scenario voor opvang op externe locaties.
Waar kunnen mensen die zich zorgen maken, zoals Bart in het artikel, terecht voor advies en hulp of ondersteuning over wat ze kunnen doen bij een calamiteit en hoe ze zich het beste kunnen voorbereiden? En waar kunnen ze terecht bij calamiteiten zoals een stroomstoring of cyberaanval?
Mensen die zich zorgen maken kunnen zich in eerste instantie richten tot de leverancier van de medische hulpmiddelen. Ook adviseer ik hen om met hun omgeving in gesprek te gaan en afspraken te maken over wie wat doet ten tijde van bijvoorbeeld stroomuitval. Daarnaast kan advies opgevraagd worden bij maatschappelijke initiatieven zoals de stichting Weerbare Burgers Nederland. Zij delen praktische kennis over fysieke, mentale, sociale en maatschappelijke veerkracht. Andere bronnen van informatie zijn de websites van Veiligheidsregio’s die naast praktische adviezen over voorzorgsmaatregelen en wat te doen bij uiteenlopende calamiteiten, informatie bieden over de lokale en regionale situaties en hulpverlening, zoals https://vru.nl/incidenten/. Op DenkVooruit.nl staat informatie over wat burgers kunnen doen om voorbereid te zijn op verschillende risico’s.
De overheidscampagne “Zet Ook De Knop Om” waarbij huishoudens worden opgeroepen om minder stroom te gebruiken |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de overheidscampagne «Zet Ook De Knop Om», waarbij huishoudens worden opgeroepen om tussen 16.00 en 21.00 uur zo min mogelijk stroom te gebruiken, bijvoorbeeld door de wasmachine of vaatwasser op een ander moment aan te zetten, om zo het stroomnet te ontlasten?1
Ja.
Deelt u de mening dat het de overheid helemaal niets aangaat welke elektrische apparatuur huishoudens hebben en wanneer zij deze willen gebruiken?
De elektrificatie vraagt om significante uitbreidingen van het stroomnet. Dat is een grote opgave waar netbeheerders, Rijk en medeoverheden gezamenlijk aan werken. Om de kosten van de investeringen in netuitbreidingen te beperken, is het belangrijk dat het bestaande net optimaal wordt benut.
De «Zet Ook De Knop Om» campagne is een voorbeeld van hoe het kabinet de bewustwording over het veranderende energiesysteem vergroot en huishoudens handelingsperspectief biedt om op vrijwillige basis bij te dragen aan het beter benutten van het stroomnet. De campagne richt zich op elektrische apparatuur waarvan het gebruik relatief eenvoudig en zonder veel ongemak naar een rustiger moment kan worden verplaatst, door bijvoorbeeld de vaatwasser later aan te zetten of de elektrische auto op een ander moment te laden.
Kunt u bevestigen dat het hier slechts om een oproep/verzoek gaat en huishoudens dus op geen enkele manier verplicht zijn hieraan mee te werken?
Ja, dat kan ik bevestigen. De campagne is gericht op het vergroten van bewustwording en stimuleert huishoudens om op vrijwillige basis hun gedrag aan te passen waar dat eenvoudig mogelijk is.
Wat wordt er bedoeld met: «Het betekent niet dat er helemaal geen stroom gebruikt mag worden tussen 16.00 en 21.00 uur»? Hoeveel stroom wordt er met «niet helemaal geen» bedoeld? Impliceert dit niet toch een zekere verplichte vermindering van het stroomverbruik?
Nee, er is geen sprake van een verplichte vermindering van het stroomverbruik. De boodschap van de campagne betreft een vrijwillige oproep aan huishoudens om de drukste momenten op het stroomnet waar mogelijk te vermijden. Het gaat dan specifiek om apparaten die eenvoudig en zonder veel ongemak op een rustiger moment aangezet kunnen worden. Zoals het op een ander moment laden van de elektrische auto of het uitstellen van de vaatwasser met de ingebouwde timer.
Wat wordt er bedoeld met: «Apparaten zoals wasmachines, drogers en vaatwassers drukken niet zwaar op het net»? Betekent dit dat het in werkelijkheid dus helemaal niets uitmaakt wanneer huishoudens deze apparaten aanzetten en daarmee het doel van de campagne, namelijk het ontlasten van het stroomnet, al bij voorbaat onderuit wordt gehaald?
De campagne richt zich op elektrische apparatuur waarvan het gebruik relatief eenvoudig en zonder veel ongemak naar een rustiger moment kan worden verplaatst. Hoewel de stroomvraag van huishoudelijke apparaten zoals wasmachines, drogers en vaatwassers per apparaat minder is dan dat van net-intensieve apparaten zoals laadpalen of warmtepompen, zorgen ze gezamenlijk toch voor een aanzienlijke belasting op het net.
Hoeveel stroomstoringen en van welke omvang verwacht u dat er met deze campagne concreet worden voorkomen?
In januari 2024 is in samenwerking met de regionale netbeheerders de probleemanalyse «Congestie in het laagspanningsnet» opgesteld.2 Uit deze analyse blijkt dat zonder aanvullende maatregelen tot 2030 anderhalf miljoen kleinverbruikers (zoals huishoudens, kleine bedrijven en maatschappelijke instellingen) te maken kunnen krijgen met problemen zoals knipperende lampen of haperende apparatuur. Daarnaast loopt tot 2030 een groep van circa 400.000 kleinverbruikers een verhoogd risico op herhaalde stroomstoringen. Dat getal kan volgens de probleemanalyse zelfs oplopen tot 1.2 miljoen kleinverbruikers in 2035.
Om de geschetste problemen te voorkomen, is begin 2024 het Landelijk Actieprogramma Netcongestie uitgebreid met verlichtende maatregelen specifiek voor het laagspanningsnet. Publiekscommunicatie is één van de middelen die daarvoor worden ingezet. Daarnaast werkt het kabinet intensief samen met de regionale netbeheerders aan het versneld uitbreiden van de laagspanningsnetten via de Buurtaanpak, en zetten we tegelijkertijd in op slimme technologieën om het bestaande net efficiënter te benutten.
Deelt u de mening dat huishoudens niet schuldig zijn aan de overbelasting van het stroomnet, maar dat uw klimaat- en energiebeleid hieraan ten grondslag ligt? Deelt u dan ook de conclusie dat het niet aan huishoudens, maar aan u is om dit op te lossen? Hoe staat het hier momenteel mee?
Huishoudens zijn inderdaad niet schuldig aan de overbelasting van het elektriciteitsnet. De huidige knelpunten worden vooral veroorzaakt door de snelle toename van duurzaam opgewekte energie en het groeiende duurzame energieverbruik, terwijl de uitbreiding van de netcapaciteit achterblijft. Door het energie- en klimaatbeleid van het kabinet worden we als land minder afhankelijk van energie uit andere landen. Huishoudens die stappen hebben gezet om te verduurzamen, dragen op die manier dus juist bij aan een onafhankelijk en schoon Nederland.
Het kabinet draagt de verantwoordelijkheid om de netcongestieproblematiek structureel aan te pakken, in nauwe samenwerking met TenneT, de regionale netbeheerders en medeoverheden. Hierbij zetten we maximaal in op het versneld uitbreiden van de netcapaciteit en het efficiënt benutten van het bestaande net. In de voortgangsrapportage van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie3 wordt de stand van zaken van de landelijke netcongestieaanpak toegelicht.
De catastrofale humanitaire situatie in Gaza |
|
Sarah Dobbe , Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA), Christine Teunissen (PvdD), Stephan van Baarle (DENK), Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Israel’s total blockade of Gaza has created «catastrophic» conditions, doctors say» in de New York Times d.d. 4 mei 2025?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat Israël zich schuldig maakt aan het bewust uithongeren van de bevolking in Gaza door al twee maanden geen hulpgoederen toe te laten? Zo nee, waarom niet?
Het tegenhouden van humanitaire hulp door Israel druist in tegen het humanitair oorlogsrecht. Hier heeft Nederland Israël veelvuldig op aangesproken. De humanitaire blokkade staat ook op gespannen voet met de afspraken die hierover zijn gemaakt onder andere in de VN Veiligheidsraad-resolutie 2417 daterend uit 2018, waarvan Nederland penvoerder was. Deze resolutie veroordeelt het uithongeren van een burgerbevolking als methode van oorlogsvoering. In lijn met resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Deelt u de opvatting van Verenigde Naties (VN)-organisaties dat de bevolking van Gaza zich op de rand van een omvangrijke hongersnood bevindt?
Het kabinet deelt de zorgen van de Verenigde Naties over de impact van de humanitaire blokkade, zoals onder meer omschreven in het statement dat op 1 mei jl. werd gepubliceerd door Tom Fletcher, de ondersecretaris-generaal van de VN voor Humanitaire Zaken en Noodhulp. Het is evident dat er honger is in de Gazastrook, onder andere als gevolg van de blokkade, en dat hongersnood zich verder dreigt te ontvouwen indien humanitaire hulp niet wordt gefaciliteerd. Nederland roept Israël op om hulporganisaties waaronder de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de VN-organisaties, die klaar staan aan de grens om hulpgoederen te leveren, onmiddellijk toegang te verlenen.
Deelt het kabinet de mening van VN secretaris-generaal Guterres en een twintigtal internationale hulporganisaties dat het Israëlische voornemen om slechts zeer beperkt hulp toe te laten en te distribueren met hulp van private Amerikaanse beveiligingsbedrijven in strijd is met internationale wetgeving? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is kritisch over het voorstel, waarvan tot op heden weinig details bekend zijn gemaakt. Het voorgestelde mechanisme lijkt op gespannen voet te staan met het humanitair oorlogsrecht en de humanitaire principes van neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, en lijkt geen realistische manier te bieden om hulp bij alle burgers in nood in de hele Gazastrook te krijgen. Deze Nederlandse zorgen hierover zijn onder meer aanleiding geweest voor de brief aan EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas van 6 mei jl.
Hoe zet het kabinet de «goede relaties» met Israël in om de regering Netanyahu ervan te overtuigen om onmiddellijk de blokkade van Gaza op te heffen en humanitaire/medische hulp aan de bevolking ongehinderd toe te laten?
Sinds het uitbreken van de oorlog heeft Nederland zich naar vermogen ingezet om die situatie te verbeteren en partijen opgeroepen zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden. Dit heeft het kabinet zowel voor als achter de schermen gedaan. Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 1, heeft het kabinet meermaals en duidelijk aangegeven dat het door Israël tegenhouden van humanitaire hulp indruist tegen het humanitair oorlogsrecht. Het kabinet heeft Israël hier ook meermaals op aangesproken. Zoals reeds aan uw Kamer2 medegedeeld heeft Nederland middels een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas verzocht om de naleving door Israël van Artikel 2 van het Associatieakkoord te evalueren. In afwachting hiervan zal Nederland niet instemmen met verlenging van het EU-Israël Actieplan.
Op welke manier wordt er met bondgenoten gewerkt aan een plan om – desnoods zonder instemming van de Israëlische regering – humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza?
Nederland onderhoudt nauw contact met gelijkgezinde landen en humanitaire partnerorganisaties over de toegangssituatie. Hulporganisaties, waaronder partners van Nederland, staan klaar om op grote schaal hulp te leveren zodra Israël de blokkade opheft en er werkbare condities worden gecreëerd voor humanitaire organisaties. Er kan geen humanitaire hulp geleverd worden zolang Israël de blokkade in stand houdt.
Overweegt het kabinet om desnoods via zee of via de lucht (zoals reeds bepleit in aangenomen moties) humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Toegang tot de Gazastrook wordt militair gecontroleerd door Israël. Dat betreft ook de zee en het luchtruim. Initiatieven waarvoor geen toestemming is gegeven, zouden vrijwel zeker door het Israëlische leger worden tegengehouden, hetgeen uiterst gevaarlijk kan zijn voor hulpverleners, burgers en andere betrokkenen. Dat maakt dat humanitaire hulp simpelweg niet zonder instemming kan worden geleverd. Toegang over land wordt gezien als de enige manier om op effectieve wijze hulp te bieden, ook op de schaal die nodig is. Het is daarom essentieel dat Israël de blokkade van hulp direct opheft.
Deelt het kabinet de opvatting dat het toch niet zo kan zijn dat de internationale gemeenschap zwijgend en verlamd toekijkt terwijl honger als wapen wordt ingezet tegen 2,2 miljoen Palestijnen in Gaza?
Zie beantwoording vraag 5. Het enorme leed in de Gazastrook laat niemand onberoerd. Het is van groot belang dat de bevolking van Gaza de hulp krijgt die zo hard nodig is. Het kabinet blijft zich hier onverminderd voor inzetten.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk binnen 24 uur beantwoorden?
De gevraagde termijn van 24 uur konden wij niet honoreren. Wel hebben wij beantwoording verzonden vóór het plenaire debat over het Midden-Oosten van 13 mei. Het streven is altijd om schriftelijke vragen van uw Kamer tijdig af te doen.