Het bericht 'Kaag wil extra sancties trustkantoren, grote gevolgen voor Zuidas' |
|
Tom van der Lee (GL), Jesse Klaver (GL) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
|
|
|
Kunt u de Kamer gegeven de urgentie van de oorlog in Oekraïne en maatregelen tegen Rusland op de kortst mogelijke termijn informeren over uw nadere voornemens ten aanzien van de aanpak van de Nederlandse trustsector, bijvoorbeeld door voor het einde van de week een brief aan de Kamer te doen toekomen of onderstaande Kamervragen binnen een week te beantwoorden, ook in het licht van uw voornemen, geuit in de hoofdlijnenbrief, om de Kamer «actief, accuraat, volledig en tijdig te informeren»?1
Ik heb mij ingezet om deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Hoeveel Russisch vermogen is in Nederlandse brievenbusfirma’s ongeveer of in ieder geval ondergebracht? En hoeveel van dat vermogen is naar (grove) schatting effectief bevriesbaar, omdat het bijvoorbeeld liquide is en op een Europese rekening staat, vastgoed in de EU is of iets dergelijks, in plaats van niet bevriesbare bezittingen in bijvoorbeeld Rusland die in Nederland in de boeken staan?
Als Minister van Financiën beschik ik niet over data betreffende Russisch vermogen in Nederlandse brievenbusfirma’s. Voor zover toezichthouders, de Belastingdienst of opsporingsautoriteiten hierover informatie hebben, kunnen zij in verband met geheimhoudingsverplichtingen daar geen mededelingen over doen. Wel heeft De Nederlandsche Bank (DNB) statistische gegevens over directe investeringen vanuit Rusland naar Nederland. Het gaat hierbij volgens DNB ongeveer om 27 miljard euro. Het is niet bekend welk deel van dit vermogen effectief bevriesbaar is in Nederland of de Europese Unie.
In mijn brief van 22 maart jl. waarin ik uw Kamer informeerde over bevriezingen door de financiële sector heb ik toegelicht dat in Nederland alleen financiële instellingen een melding doen van het bevriezen van vermogen van gesanctioneerde entiteiten. Dat bevriezen kunnen financiële instellingen als het vermogen bij hun is ondergebracht of hun diensten worden gebruikt. Voor anderen dan financiële instellingen die kunnen beschikken over vermogen van gesanctioneerden geldt eveneens de plicht om te bevriezen, omdat de Sanctiewet 1977 op iedereen in Nederland van toepassing is. Zij hoeven die bevriezingen echter niet te melden. Gezien de verschillende rollen en verantwoordelijkheden met betrekking tot bevriezingen heeft het kabinet besloten tot een werkgroep onder leiding van het Ministerie van Buitenlandse Zaken die gaat kijken naar de effectiviteit van de uitvoering en handhaving van de sanctieregelgeving. Deze werkgroep kijkt ook specifiek naar activa van gesanctioneerde personen en entiteiten.
Welke obstakels ziet u voor de handhaving van de ingestelde en aangekondigde sancties? Welke mogelijkheden ziet u om deze obstakels weg te nemen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 genoemd heeft het kabinet besloten een werkgroep in te stellen die onder leiding van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaat kijken naar de effectiviteit van de uitvoering en handhaving van de sanctieregelgeving Daarnaast zal ik, zoals aangekondigd in mijn brief van 14 maart jl., ook in gesprek gaan met de toezichthouders op de financiële sector over de beschikbare capaciteit voor hun specifieke taken op dit terrein.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met «Er is nog veel meer mogelijk op het gebied van sancties»? Welke mogelijkheden ziet u met betrekking tot sancties en trustkantoren?
Het kabinet wil alle opties op tafel houden qua sancties gericht op Rusland. Zowel in de financiële sector als op andere terreinen zijn aanvullende sancties mogelijk. Specifiek in relatie tot vermogen dat via brievenbusfirma’s loopt, zijn sancties mogelijk tegen het bieden van diensten aan deze entiteiten. Ik denk dan aan het verbieden van het verlenen van trustdiensten aan cliënten en uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) van cliënten uit Rusland of Belarus. Naast het sanctioneren van individuen en rechtspersonen, leidt dit verbod ertoe dat vermogenden uit deze landen moeilijker hun geld door de EU kunnen laten stromen. Dit raakt personen in de kring van Poetin of in ieder geval personen die profiteren van het regime in Rusland. Een dergelijke maatregel sorteert het meest effect als deze in Europees verband wordt vastgesteld en daar zet ik mij op dit moment voor in. Mochten hierin onvoldoende stappen worden gezet dan zal ik hiertoe nationale (spoed)wetgeving in procedure brengen en ontvangt uw Kamer op korte termijn een wetsvoorstel.
Houdt u vast aan het bestaande standpunt dat er, ondanks lopend onderzoek over de kosten en baten van de Nederlandse trustsector, van een verbod op de Nederlandse trustsector «voorlopig geen sprake is»? Of bent u bereid versneld met wetgeving te komen om de gehele Nederlandse trustsector te verbieden?
In juli 2021 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd, gelet op de vraag of bij trustdienstverlening de integriteit wel voldoende te waarborgen is, onderzoek te doen naar de toekomst van de trustsector. Dit onderzoek is aanbesteed en loopt. De uitkomsten van dat onderzoek verwacht ik voor deze zomer. In het onderzoek wordt gekeken naar de maatschappelijke en de financieel-economische (meer)waarde van de trustsector, in de breedste zin van het woord. De onderzoekers buigen zich over verschillende scenario’s. Een van de scenario’s is een algeheel verbod op het verlenen van trustdiensten. Na afronding van het onderzoek zal ik uw Kamer het onderzoek toesturen met mijn appreciatie.
Hoeveel extra middelen gaat u beschikbaar stellen voor een verscherpte aanpak van illegale trustdienstverlening?
In juli 2021 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd dat onderzocht wordt of er intensivering van het toezicht nodig is en of hier extra middelen voor nodig zijn.2 Momenteel onderzoek ik met toezichthouders DNB en Bureau Toezicht Wwft of er extra toezicht aangaande illegale trustdienstverlening nodig is en hoe dergelijk extra toezicht zo effectief mogelijk gestalte kan krijgen. Hierbij wordt ook gekeken of extra middelen nodig zijn.
In deze brief is ook aangekondigd dat in het kader van het Financieel Expertise Centrum (FEC), een samenwerkingsverband van DNB, AFM, FIOD, Belastingdienst, OM, FIU en Politie, het project Illegale Trustdienstverlening loopt. Het project is gericht op een gezamenlijke aanpak van de betrokken instanties om illegale trustdienstverlening terug te dringen.
Hoe gaat u trustkantoren met overzeese vestigingen, zoals op Cyprus en in de Verenigde Arabische Emiraten, die werken voor Russische uiteindelijke belanghebbenden, dwingen om openheid te geven over de constructies die deze trustkantoren via Nederlandse en andere jurisdicties mogelijk maken?
Het wettelijk regime voor trustkantoren, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018), verplichten trustkantoren tot het achterhalen van de uiteindelijke belanghebbenden (UBO). Deze wettelijke verplichting geldt in de hele Europese Unie. Ook geldt voor rechtspersonen in de Europese Unie de verplichting om in de lidstaat waarin de rechtspersoon is gevestigd de UBO’s in te schrijven in het UBO-register.
Trustkantoren en vestigingen van trustkantoren gevestigd in Europese lidstaten, zoals op Cyprus, zijn verplicht om cliëntonderzoek uit te voeren en uiteindelijke belanghebbenden te identificeren. Dit geldt ook voor Russische uiteindelijke belanghebbenden. Voor Nederlandse trustkantoren met een bijkantoor of een meerderheidsdochteronderneming in een staat die geen Europese lidstaat is, geldt conform de Wwft ook de verplichting cliëntenonderzoek te verrichten. Wanneer een bijkantoor of een meerderheidsdochteronderneming in een staat is gevestigd waar het geldend recht de Wwft gestelde normen in de weg staat, zoals bijvoorbeeld cliëntenonderzoek naar de UBO, dan informeert het trustkantoor DNB. In aanvulling daarop dient het trustkantoor aanvullende maatregelen te nemen om hieruit voortvloeiende risico’s op witwassen of financieren van terrorisme te beheersen. Een trustkantoor kan door DNB worden aangesproken als een bijkantoor of meerderheidsdochteronderneming of een vestiging, tekort schiet in de naleving van de verplichting tot cliëntenonderzoek.
In beginsel kent een trustkantoor geen wettelijke verplichting tot openheid over constructies met uiteindelijke belanghebbenden, ook niet als deze Russisch zijn. In Nederland zijn trustkantoren verplicht openheid te geven aan de Nederlandse toezichthouder wanneer er sprake is van incidenten of wanneer er sprake is van een gesanctioneerde UBO bij een cliënt. Daarnaast moeten trustkantoren ongebruikelijke transacties melden aan FIU-Nederland. Trustkantoren dienen zich te allen tijde aan de sanctiewetgeving te houden.
Mijn inzet is om trustkantoren te verbieden om Russische cliënten te bedienen. Openheid is dan niet meer nodig aangezien het dan simpelweg verboden is om nog langer voor in Rusland gevestigde entiteiten of voor entiteiten met een in Rusland gevestigde UBO te werken.
Hoe ver bent u bereid te gaan om advocatenkantoren zoals Houthoff te dwingen om afstand te doen van hun Russische klanten en openheid te laten geven over het soort van fiscale constructies die zij adviseerden aan Russische klanten om belasting te ontwijken?
Iedereen moet de verplichtingen uit de Sanctiewet 1977 naleven, ook advocaten. In de brief aan de onder zijn toezicht vallende advocaten schrijft de Amsterdamse Deken terecht dat van advocaten een sterk verhoogde waakzaamheid wordt verwacht bij het aanvaarden van nieuwe opdrachten of het voortzetten van bestaande opdrachten. Met referte aan paragraaf 7.1 van de Verordening op de advocatuur (Voda) wijst hij verder op de noodzaak de actuele stand van zaken met betrekking tot sancties nauwlettend te monitoren en bij Wwft-plichtige zaken ongebruikelijke transacties onverwijld te melden bij de FIU-Nederland. Verschillende advocatenkantoren hebben publiek aangegeven dat zij hun relaties verbroken met de Russische overheid en gelieerde personen en bedrijven verbreken. Daarnaast staat de Minister voor Rechtsbescherming in contact met de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) over deze materie en samen blijven zij monitoren of in de praktijk naast de mogelijkheden uit de Sanctiewet, Wwft en Voda nog nadere maatregelen nodig zijn.
Bent u, net als bijvoorbeeld Frankrijk, bereid om alles op alles te zetten om activa van Russen op de EU-sanctielijst in Nederland niet alleen te bevriezen maar ook af te pakken?
Activa van Russen die op de EU-sanctielijst staan, moeten direct worden bevroren door eenieder die in de EU en dus ook in Nederland dienstverlening aan hen aanbiedt. Dat is niet gelijk aan het in beslag nemen en het confisqueren. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft mij laten weten dat activa van Russische en Belarussische personen in Nederland slechts op strafvorderlijke titel in beslag kunnen worden genomen en geconfisqueerd door de Staat. Dit kan alleen als er een verdenking is van een strafbaar feit respectievelijk een onherroepelijke uitspraak is met een veroordeling voor een strafbaar feit. In de praktijk is er tijdelijk vaak wel eenzelfde effect, in die zin dat de persoon of entiteit waar het om gaat door bevriezing geen rechtshandelingen, bijvoorbeeld verkopen, meer kan verrichten met betrekking tot die activa. Daarnaast is door de Europese Commissie een Taskforce opgericht op bevriezing en beslagname in het kader van de naleving van de sanctiepakketten, waaraan Nederland deelneemt. De Nederlandse werkgroep die ik in mijn antwoord op vraag 2 heb genoemd kan hiervoor ook informatie leveren.
Bent u bereid om, in EU-verband, ook sancties op te leggen aan Russen die op dit moment nog niet op de sanctielijst staan, maar wel nauwe banden hebben met het Kremlin, en/of familie of ondersteuners zijn van oligarchen? En hoe verhoudt dit zich tot het geldende EU-recht?
Inmiddels zijn tegen 862 personen en 53 entiteiten beperkende EU-maatregelen – sancties – ingevoerd als reactie op de Russische militaire agressie in Oekraïne. De bedoeling van aanvullingen op de sanctielijst is om de kring rondom Poetin te raken. Het kabinet sluit geen enkele aanvullende sanctiemaatregel uit, evenmin listing van personen en entiteiten en aan hen verwante personen en entiteiten die de Russische overheid steunen, er profijt van trekken, en/of er inkomsten voor genereren. EU-sancties zijn geldend EU-recht. Een tijdlijn met informatie, waardoor het aantal gesanctioneerde personen en entiteiten kunt u vinden op de website van de Europese Commissie, de AFM en de DNB3
Bent u bereid te pleiten voor een wereldwijde registratie van activa («global asset registry»)? Sluit u in dat kader zich aan bij de oproep van de Italiaanse premier Draghi om tot een internationaal publiekelijk toegankelijk register te komen voor oligarchen met een vermogen hoger dan 10 miljoen euro? Hoe gaat u zich hier voor inzetten?
Momenteel wordt op Europees niveau een verkenning uitgevoerd naar de haalbaarheid van een EU-vermogensregister. Het Europees Parlement heeft om een dergelijke verkenning gevraagd. Deze studie heeft als doel de haalbaarheid van het project te beoordelen vanuit alle perspectieven, inclusief operationele en juridische aspecten en in het bijzonder de bescherming van fundamentele rechten en persoonsgegevens. Naar aanleiding van deze haalbaarheidsstudie zal de Europese Commissie bezien of verdere stappen proportioneel en noodzakelijk zijn.
Bedoelde haalbaarheidsstudie zal ook in kaart brengen welke registers reeds bestaan binnen de Europese Unie. In dat licht is het goed om op te merken dat in het kader van het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering reeds diverse registers bestaan. De Europese anti-witwasrichtlijn verplicht namelijk tot het creëren en koppelen van registers waarin de uiteindelijk belanghebbenden van juridische entiteiten en juridische constructies (o.a. trusts) moeten worden opgenomen. Daarnaast kent Nederland – evenals andere lidstaten van de EU – diverse andere registers waarin vermogensbestanddelen worden geregistreerd. Daarbij kan gedacht worden aan het Kadaster waarin onroerende zaken worden geregistreerd. De Europese Commissie heeft in de zomer van vorig jaar een pakket wetgevende voorstellen uitgebracht op het terrein van het voorkomen van het gebruik van het financieel stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering, waarin wordt voorgesteld om bepaalde autoriteiten zoals FIUs en AML/CFT-toezichthouders toegang te verlenen tot onroerendgoedregisters, zodat deze autoriteiten tijdig de eigenaar van een onroerende zaak kunnen identificeren. Ook wordt op Europees niveau gekeken naar mogelijkheden om een database te creëren waarin FIUs informatie m.b.t. virtuele valuta kunnen vinden.
Bent u bereid tot het schrappen van de safe harbour voor rente- en royaltydoorstromers, conform de aanbeveling in het rapport van de Commissie Doorstroomvennootschappen, waardoor het minder aantrekkelijk wordt voor brievenbusfirma’s om zich in Nederland te vestigen?
De Commissie Doorstroomvennootschappen heeft aanbevelingen gedaan op verschillende terreinen, zoals fiscale regelgeving, jaarrekeningenrecht, transparantie, toezicht, opsporing en investeringsbeschermingsovereenkomsten. Het vorige kabinet heeft op 22 november 2021 het rapport aan uw Kamer aangeboden en een eerste reactie gegeven op dit rapport.4 De aanbevelingen van de commissie sluiten voor een belangrijk deel aan bij de weg die het vorig kabinet heeft ingeslagen. De Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst zal u informeren over de manier waarop het kabinet wil omgaan met de aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen.
Bent u bereid tot uitbreiding van de spontane uitwisseling van informatie over vennootschappen en spontane informatie-uitwisseling bij vrijgestelde vervreemdingswinsten, conform de aanbeveling van de Commissie Doorstroomvennootschappen?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid in EU-verband te pleiten voor een duidelijke invulling van het anti-misbruikbeginsel, in de context van het Europese Unshell-voorstel om brievenbusfirma’s aan te pakken?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid conform het advies van de Commissie Doorstroomvennootschappen de verplichtingen aan te scherpen voor wanneer leidinggevend personeel als UBO van een entiteit wordt aangemerkt? En bent u bereid systematische analyse van UBO-registers door journalisten en het publiek mogelijk te maken? En bent u voor een wereldwijde invoering van zo’n transparant UBO-register? Welke stappen gaat u op de voorgenoemde punten op korte termijn zetten?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat afzonderlijke entiteiten die onderdeel uitmaken van een groep niet langer, onder bepaalde voorwaarden, de mogelijkheid hebben om vrijgesteld te worden van gebruikelijke rapportageverplichtingen, zoals nu nog geregeld in artikel 403 Burgelijk Wetboek (BW) Boek 2, teneinde te vermoeilijken dat Nederlandse brievenbusfirma’s ingezet worden voor verhulling?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid voor ondernemingen die in Nederland enkel op papier gevestigd zijn te verbieden nog langer gebruik te maken van investeringsbeschermingen via een investeringsbeschermingsovereenkomst (IBO)? Als dit op korte termijn in internationaal verband niet lukt, bent u dan bereid bestaande IBO’s met enkel op papier in Nederland gevestigde ondernemingen te heronderhandelen? Deelt u de vaststelling dat de aanpak van ongewenst gebruik van IBO’s tot nu toe nog te veel achterloopt bij de aanpak van misbruik in belastingverdragen?
Zie antwoord vraag 12.
Welke rol speelt Nederland op dit moment in de trans-Atlantische taskforce (G7-verband) om tot uitbreiding van het sanctiepakket over te gaan? Hoe gaat u hierin inhoudelijk een voortrekkersrol nemen?
Het kabinet is voorstander van zo nauw mogelijke coördinatie en samenwerking met sleutelpartners op het gebied van sancties. Wij hebben kennis genomen van het initiatief en momenteel vindt er overleg plaats tussen de verschillende departementen, in het bijzonder Financiën, Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid, om te kijken wat Nederland in dit verband kan betekenen en welke grondslagen Nederland heeft om mogelijk een rol te spelen in de trans-Atlantische taskforce. Na deze inventarisatie zullen de betrokken bewindspersonen bepalen of en welke rol Nederland hierin kan vervullen. Daarbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 9 en de daargenoemde taskforce die door de Europese Commissie is ingesteld.
Welke contacten heeft u op dit moment met de Maltese overheid om ervoor te zorgen dat ook zij zich scharen achter het voorstel om de toegang tot zogenoemde «gouden paspoorten» ernstig te vermoeilijken?
Op dit moment zijn hierover geen contacten tussen mijn collega van Buitenlandse Zaken en Malta. Voorts is de noodzaak hiertoe niet evident aangezien dit punt al door de Commissie is opgepakt. De Europese Commissie startte namelijk in 2020 een inbreukprocedure tegen Malta, waar een aanmaning op volgde in 2021. Het kabinet steunt deze beslissingen.5
Bent u bereid om het Regeerakkoord open te breken en aanvullende nationale maatregelen te nemen om belastingontwijking en de facilitering van witwassen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit specificeren?
Het kabinet ziet een ambitieuze verdere aanpak van belastingontwijking en witwassen voor zich in de komende jaren. Aangezien het gaat om grensoverschrijdende problematiek is een internationale aanpak daarbij belangrijk. Een goed voorbeeld hiervan is het akkoord over de herziening van het internationale belastingstelsel (pijler 1 & 2) dat in oktober 2021 met 137 landen in OESO-verband is bereikt. Daarnaast heeft de Europese Commissie recentelijk een voorstel gepresenteerd om ongewenste doorstroom via doorstroomvennootschappen tegen te gaan. Het kabinet zet zich bij deze voorstellen met een positieve en constructieve houding maximaal in om tot een succesvolle implementatie te komen.
Het coalitieakkoord kondigt verder aan dat bedrijven en hun bestuurders die witwassen faciliteren nog steviger zullen worden aangepakt. Dit is onderdeel van de totale aanpak van witwassen. Momenteel worden verschillende (inter)nationale evaluaties uitgevoerd naar de effectiviteit van de aanpak van witwassen en terrorismefinanciering, zoals onderzoek door de Algemene Rekenkamer naar de opbrengsten van de meldketen met betrekking tot witwasbestrijding en een evaluatie van Nederland door de Financial Action Task Force (FATF). In deze onderzoeken gaat ook aandacht uit naar de manier waarop trustkantoren en beroepsgroepen als notarissen, advocaten en accountants hun verplichtingen als poortwachter uitvoeren en hoe daar toezicht op wordt gehouden. Ook de strafrechtelijke aanpak van het faciliteren van witwassen komt aan de orde. De uitkomsten van evaluaties bieden aanknopingspunten om de aanpak, waar nodig, verder te verbeteren. Ik informeer uw Kamer op korte termijn over het proces rond de evaluaties en de aanpak van de opvolging van de uitkomsten.
Racisme aan de grens tussen Polen en Oekraïne |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht1 dat vluchtelingen die proberen om Oekraïne te verlaten toegang tot de EU wordt geweigerd op basis van hun huidskleur, worden mishandeld en zelfs gevangen worden gezet? Zo ja, klopt dit bericht?
Ja, het kabinet heeft kennis genomen van berichtgeving over discriminatie aan de grens. Dergelijke berichten zijn zorgelijk en is het van belang deze goed te verifiëren.
Na verificatie van de berichtgeving zijn er op grond van de beschikbare informatie geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is van discriminatie aan de EU zijde van de grens. De situatie aan der grenzen van Oekraïne is echter diffuus, dus kunnen incidenten niet uitgesloten worden. De autoriteiten in de buurlanden van Oekraïne die onderdeel zijn van de EU en Moldavië geven aan dat er niet wordt gekeken naar nationaliteit en dat iedereen wordt ontvangen die op de vlucht is voor gewapend conflict in Oekraïne. Ook de data, waarbij nationaliteiten geregistreerd worden, laat zien dat de nationaliteit van vluchtelingen uit Oekraïne die in deze landen worden ontvangen zeer divers is.
Klopt het dat ook in Oekraïne zelf, mensen van kleur de toegang wordt ontzegd tot openbaar vervoer, waardoor zij niet in staat zijn het land te ontvluchten?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving waarin vermeld wordt dat incidenten aan de Oekraïense kant van de grens plaats zouden vinden. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over wat er aan de Oekraïense kant van de grens plaatsvindt t.a.v. discriminatie. Het spreekt voor zich dat er nooit sprake mag zijn van discriminatie, racisme of welke selectie dan ook op basis van nationaliteit of uiterlijk. Zeker niet wanneer mensen op de vlucht zijn voor geweld zoals bij de ontheemden van Oekraïne het geval is.
Kunt u aangeven of dit het officiële beleid is van de Poolse regering, om mensen op basis van hun huidskleur te weigeren aan de grens?
Het is essentieel dat in de Unie internationaal en Europees recht wordt nageleefd.
Op grond van eigenstandige informatie zijn er bij het kabinet momenteel geen aanwijzingen dat er sprake is van discriminatie aan de Poolse zijde van de grens. De Poolse autoriteiten gaven bij navraag over deze gebeurtenissen aan dat er niet wordt gekeken naar nationaliteit en dat iedereen wordt ontvangen die op de vlucht is voor gewapend conflict in Oekraïne.
Daarnaast laten de officiële cijfers van de Poolse autoriteiten over grensverkeer tussen Oekraïne en Polen zien dat personen met tal van verschillende nationaliteiten, uit alle delen van de wereld, in de afgelopen weken de grens over zijn gestoken.
Erkent u dat dit een schending is van internationale mensenrechtenverdragen? Zo ja, bent u bereid om de Poolse regering te bevragen op deze gebeurtenissen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om er op Europees en internationaal niveau alles aan te doen dit racisme aan de grenzen van Oekraïne te beëindigen, en dat mensen die een oorlog ontvluchten op een gelijke manier behandeld worden? Bent u het ermee eens dat er aan de EU-buitengrenzen beter gemonitord moet worden of de Europese en internationale mensenrechten ook onder de huidige omstandigheden gerespecteerd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daar een actieve rol in te spelen?
Hoe is op dit moment de humanitaire situatie aan de grens met Polen, Hongarije, Roemenië, Slowakije en Moldavië? Kunt u aangeven of eerste levensbehoeften (onderdak, medicijnen, kleding, etc.) voor iedereen die dat nodig heeft gegarandeerd zijn?
Het kabinet is geschrokken van deze berichtgeving en maakt zich hard voor de eerbiediging van Europees en internationaal recht. Bij grensbeheer is respect voor fundamentele rechten essentieel. Het is daarom bemoedigend dat de autoriteiten in de buurlanden aangeven dat alle mensen worden ontvangen en opgevangen die op de vlucht zijn geslagen voor de oorlog in Oekraïne.
Recentelijk heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het probleem van racisme aan de grens ook aan de orde gesteld in haar gesprekken met voorzitter Maurer van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), Directeur-Generaal Vitorino van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en Hoge Commissaris Grandi van UNHCR. Het kabinet blijft de situatie nauwlettend volgen.
Kunt u aangeven op welke manier Nederland de Europese landen aan de grens nu al (proactief) bijstaat in het opvangen van vluchtelingen aan de grens?
Polen, Hongarije, Moldavië, Slowakije en Roemenië hadden reeds voor het uitbreken van de oorlog in Oekraïne de eerste voorbereidingen getroffen voor de opvang van mogelijke vluchtelingen. Daardoor waren ze in staat in een korte tijd opvangcentra te openen, tentenkampen in te richten en te voorzien in andere levensbehoeften zoals eten en medicijnen.
De nationale autoriteiten worden bijgestaan door andere hulporganisaties zoals UNHCR, het Rode Kruis en lokale vrijwilligersorganisaties. Ook kunnen Polen, Hongarije, Slowakije en Roemenië aanspraak maken op ondersteuning vanuit de EU.
Tot dusver is de humanitaire situatie in de genoemde buurlanden onder controle en kan in de eerste levensbehoeften worden voorzien. Wel ziet het kabinet dat de situatie in Moldavië achteruitgaat. Moldavië heeft weinig eigen middelen en het is daarom onduidelijk hoe lang de situatie daar houdbaar is. Nederland en de EU steunen Moldavië waar mogelijk (zie ook antwoord op vraag 8). Onder meer middels herplaatsing van 500 vluchtelingen uit Oekraïne die zich momenteel in Moldavië bevinden.
In den brede blijft het kabinet de humanitaire situatie in Oekraïne en opvanglanden nauwgezet volgen.
Is het kabinet bereid om concrete opvangplekken aan te bieden onder het «solidariteitsplatform» welke zal worden gecoördineerd door de Europese Commissie?
De EU heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking die snel ingezet kunnen worden voor o.a. het delen van informatie, het coördineren van noodhulp en het coördineren van steunverzoeken. Dat gebeurt bijvoorbeeld via het EU Civil Protection Mechanism (UCPM), het Europees Asielagentschap (EUAA) en Frontex. Deze mechanismes zijn momenteel actief en werken naar behoren. Frontex en het EUAA geven aan klaar te staan om lidstaten te ondersteunen die dat nodig achten.
Het kabinet acht het tevens van belang lidstaten die grenzen aan Oekraïne zowel in operationele als financiële zin te ondersteunen in het opvangen van mensen die het conflict ontvluchten. Dat doet het kabinet ook: Nederland geeft bijdragen aan het Rode Kruis, en VN-organisaties en -fondsen die in de buurlanden helpen bij de opvang van vluchtelingen o.a. met voedsel, onderdak, en medische zorg. Via het UCPM heeft Nederland ook reeds hulpgoederen verzonden aan Moldavië om te ondersteunen bij de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Daarmee kunnen ongeveer 7.000 mensen worden geholpen met dekens, slaapzakken en tenten. Naast bovengenoemde ontwikkelingen in Europees verband, bereidt Nederland zich ook op nationaal niveau voor op de komst van vluchtelingen uit Oekraïne. Daarover is uw Kamer per brief «Aanpak van de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne»2 geïnformeerd op 17 maart jl.
Bent u ook van mening dat structureel en actief moet worden ingezet op het garanderen een eerlijk Europees vluchtelingenbeleid, waarin in humanitaire noodsituaties het er niet toe doet welke huidskleur, seksuele gerichtheid of wat voor achtergrond dan ook iemand heeft bij het in veiligheid brengen van vluchtelingen?
Het genoemde platform is onderdeel van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Tijdens de JBZ-Raad van 3–4 maart kondigde de Commissie aan informatie-uitwisseling over opvangcapaciteit en solidariteitsmaatregelen tussen de lidstaten te coördineren in een platform. In dit verband spreken Europese lidstaten over opvangcapaciteit en solidariteitsmaatregelen. Inmiddels hebben de eerste bijeenkomsten plaatsgevonden waar informatie is gedeeld over de opvangcapaciteit van verschillende landen.
Zoals vermeld in de Kamerbrief3 van 3 maart jl. verwacht het kabinet dat de komende weken en maanden veel meer ontheemden uit Oekraïne naar Nederland zullen komen. Het is zaak dat Nederland zich opmaakt voor grootschalige opvang van deze ontheemden uit Oekraïne. Het kabinet bereidt zich daarop voor in samenspraak met de Veiligheidsregio’s. Uw kamer is daarover nader geïnformeerd in de Kamerbrief van 8 maart jl4. en 17 maart jl.5 over de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne.
De voorbereidingen voor de opvang van Oekraïners die hun land moeten ontvluchten vanwege de Russische invasie |
|
Kati Piri (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Zelfs Polen en Griekenland heten Oekraïense vluchtelingen welkom»?1
Ja.
Kunt u een inschatting geven van het aantal vluchtelingen dat reeds naar lidstaten van de Europese Unie is gevlucht? Wat zijn de scenario’s waarmee rekening wordt gehouden qua aantal te verwachten Oekraïners die hun land ontvluchten?
De VN-vluchtelingenorganisatie, UNHCR, noemt de huidige crisis de snelst verlopende vluchtelingencrisis in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Volgens de laatste informatie die op moment van schrijven beschikbaar was, zijn volgens de UNHCR in de eerste fase van het conflict meer dan 3,4 mln. Oekraïners, het land ontvlucht. UNHCR houdt er rekening mee dat dit aantal op kan lopen tot meer dan 5 miljoen vluchtelingen. De Europese lidstaten en andere landen in de buurt van Oekraïne bereiden zich voor op een hoge instroom.
Zoals vermeld in de Kamerbrief van 3 maart jl. verwacht het kabinet dat de komende weken en maanden meer vluchtelingen naar Nederland zullen komen. De mate waarin deze tweede fase zich aandient is onvoorspelbaar. Dit hangt in grote mate af van de duur en intensiteit van de oorlog. Desalniettemin is het zaak dat Nederland en andere EU Lidstaten zich opmaken voor grootschalige opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. Het kabinet bereidt zich daar op voor in samenspraak met de gemeenten en veiligheidsregio’s die samen met (lokale) partners en vrijwilligers in actie zijn om opvanglocaties te realiseren. Over de aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne is uw Kamer op 17 maart jl. per brief geïnformeerd.
Daarnaast heeft Nederland, zoals vermeld in de brief die uw Kamer op 28 februari jl. inmiddels een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor een half jaar. Ook is de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst opgeschort voor in ieder geval dezelfde periode, totdat een nieuwe herbeoordeling zal hebben plaatsgevonden zoals vermeld in de Kamerbrief van 8 maart jl.
Kunt u een overzicht geven van de voorbereidingen die er door de Europese Commissie en EU-lidstaten die grenzen aan Oekraïne zijn getroffen om vluchtelingen op te vangen? Hoe draagt Nederland bij aan deze voorbereidingen?
In de EU is zeer eensgezind gereageerd om de getroffen Oekraïners een veilige haven te bieden. Ondersteuning en bescherming van mensen die het conflict ontvluchten is prioriteit.
Al voorafgaand aan de Russische inval hebben lidstaten aan de grenzen, en de Commissie en haar agentschappen noodplannen voorbereid. De EU heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking dat snel ingezet kan worden voor o.a. het delen van informatie, het coördineren van noodhulp en het coördineren van steunverzoeken aan EU Civil Protection Mechanism (UCPM), het EU Asielagentschap (EUAA) en Frontex. Deze mechanismes zijn momenteel actief en werken naar behoren. Frontex en het EUAA geven aan klaar te staan om lidstaten te ondersteunen die dat nodig achten.
Hoe worden vluchtelingen op dit moment in de EU opgevangen? Is er voldoende capaciteit voor het verstrekken van directe hulp, zoals onderdak, voedsel, schoon drinkwater en medicijnen? Zo nee, bent u bereid hier zo snel mogelijk een (financiële) bijdrage aan te leveren?
Op moment van schrijven ziet het kabinet dat de situatie aan de grenzen tussen Europese Lidstaten en Oekraïne momenteel onder controle is. De wachttijden aan de grenzen lijken af te nemen. Daarentegen ontvang het kabinet wel de eerste berichten dat omringende landen aan de grenzen van de opvangcapaciteit zitten. Daar wordt in Brusselse gremia over gesproken, o.a. in het solidariteitsplatform gecoördineerd door de Commissie.
Voor een overzicht van de ondersteuning vanuit Nederland en de Europese Commissie en haar agentschappen verwijst het kabinet uw Kamer naar de brief die op 17 maart jl. uitging over de aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne.
Wat is de reden voor het feit dat er in de conclusies van de Europese Raad van 24 februari jl. niet wordt ingegaan op het lot van vluchtelingen? Waarom heeft u zich niet nadrukkelijker ingezet voor Europees beleid als het aankomt op de opvang van Oekraïense vluchtelingen in Europa?
De Europese Raad heeft zich uitgesproken over haar solidariteit met Oekraïne en het steunen van de bevolking met internationale partners, onder meer met aanvullende politieke, financiële, humanitaire en logistieke steun en via een internationale donorconferentie.
Deze solidariteit, zeker ook ten aanzien van het lot van vluchtelingen, is bevestigd tijdens de ingelaste JBZ-Raad van 27 februari j.l. en nogmaals bij de JBZ-raad van 3 maart waar politieke overeenstemming is bereikt over het activeren van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De Raad is zeer eensgezind over de noodzaak van het bieden van een veilige haven aan hen die het conflict ontvluchten, ook Nederland benadrukt dat met klem. De Raad spant zich daar ook voor in, samen met de Europese Commissie en haar Agentschappen. Voor een terugkoppeling van deze bespreking verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.
Is het bij u bekend welke landen buiten Portugal, Duitsland, Ierland en Finland hebben toegezegd vluchtelingen te zullen opvangen? Zo ja, kunt u dit delen met de specifieke nationale toezeggingen?
De Europese lidstaten zijn eensgezind in hun bereidheid om uit Oekraïne vluchtende mensen op te vangen. Het kabinet heeft veel waardering voor de manier waarop in buurlanden Oekraïners momenteel worden opgevangen. Ook Nederland wil voorzien in een veilig en ruimhartig tijdelijk verblijf. Alle lidstaten bereiden zich net als Nederland voor op de opvang van grote aantallen vluchtelingen.
Waarom wilt u louter de komst van vluchtelingen «monitoren» en heeft u zich nog niet geschaard bij deze landen? Bent u bereid dit alsnog te doen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in de Kamerbrief2 van 3 maart jl verwacht het kabinet dat de komende weken en maanden veel meer vluchtelingen naar Nederland zullen komen. Het is zaak dat Nederland zich opmaakt voor grootschalige opvang van vluchtelingen uit Oekraïne.
Bent u bereid Oekraïne niet langer als veilig land van herkomst te beschouwen? En dit ook toe te passen op lopende asielprocedures? Zo ja, op welke termijn?
Per brief van 28 februari jl.3 is uw Kamer geïnformeerd dat ten aanzien van Oekraïne een besluit- en vertrekmoratorium is ingesteld voor de duur van een half jaar. Dit betekent dat de beslistermijn in lopende asielaanvragen, en van asielaanvragen die tijdens het moratorium worden ontvangen, wordt verlengd met een periode van een jaar, waarbij een maximum geldt van een beslistermijn van 21 maanden. Ook is de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst opgeschort tot de volgende herbeoordeling, in ieder geval voor een half jaar. Uitgeprocedeerde Oekraïense asielzoekers die onder het moratorium vallen worden niet verplicht terug te keren naar Oekraïne.
Wordt er nagedacht over een versnelde procedure voor het verstrekken van een tijdelijke verblijfsvergunning voor Oekraïners die zich in Nederland melden, zodat zij niet de reguliere asielprocedure hoeven te doorlopen? En zo ja, hoe kan de limiet van maximaal 90 dagen legaal verblijf dan worden omzeild?
Oekraïners kunnen op grond van een visum, of visumvrij wanneer zij in bezit zijn van een biometrisch paspoort, maximaal 90 dagen in het Schengengebied verblijven. Deze termijn kan met nog eens 90 dagen worden verlengd tot een totaal van 180 dagen. Eveneens is op de JBZ-raad van 3 maart jl. een politiek akkoord bereikt over het activeren van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Voor een terugkoppeling van deze bespreking verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.
Is er al gestart, in overleg met gemeenten, met het treffen van voorbereidingen om deze mensen fatsoenlijk op te kunnen vangen? Zo nee, wanneer wilt u hiermee beginnen?
Zoals vermeld in de Kamerbrief van 3 maart j.l. verwacht het kabinet dat de komende weken en maanden veel meer vluchtelingen naar Nederland zullen komen. Het is zaak dat Nederland zich opmaakt voor grootschalige opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. Het kabinet bereid zich daar op voor in samenspraak met de Veiligheidsregio’s, gemeenten en maatschappelijke partners. Voor een laatste stand van zaken verwijs ik uw Kamer naar de brief van 17 maart jl. t.a.v. de aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne.
Hoe gaat u concreet deze gemeenten ondersteunen met het treffen van deze voorbereidingen?
Zie antwoord vraag 10.
De afhankelijkheid van Russisch gas voor Poetins oorlogsdrift |
|
Silvio Erkens (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ruben Brekelmans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
|
|
|
Voor hoeveel procent is Nederland afhankelijk van gasleveranties uit Rusland de laatste 10 jaar? Welk deel daarvan is afkomstig van Gazprom of Gazproms dochterondernemingen?
De Nederlandse gasmarkt is onderdeel van de Europese gasmarkt met de grootste gashandelsbeurs van Europa, met veel doorvoer van gas naar andere Europese markten. Het aandeel Russisch gas in de inkoopportefeuilles van Europese energiebedrijven is private commercieel gevoelige informatie en niet publiekelijk toegankelijk. Het is dus niet exact aan te geven welk aandeel van de Nederlandse consumptie bestaat uit Russisch gas. Schattingen (met name gebaseerd op monitoring van bepaalde importstromen uit Duitsland) gaan uit van een aandeel van circa 15%. Het percentage is de afgelopen jaren toegenomen, met name doordat de eigen gasproductie in Nederland en Noordwest-Europa drastisch is afgenomen. Gas dat binnenkomt via pijpleidingen is afkomstig van Gazprom (of dochtermaatschappijen van Gazprom), Daarnaast wordt Russisch gas geïmporteerd via LNG. LNG kan ook geleverd worden door andere Russische energiebedrijven zoals Rosneft en Novatek.
Welke manieren zijn er om de afhankelijkheid van Russisch gas zo snel mogelijk naar 0 te brengen? Welke maatregelen zouden daarvoor genomen moeten worden? Hoe snel kan dat?
In de Kamerbrieven van 14 maart en 22 april (Kamerstuk 29 023, nrs. 283 en 302) is uitgebreid ingegaan op de maatregelen op de korte, middellange en lange termijn om het gasverbruik- en het verbruik van Russisch gas in het bijzonder snel te reduceren, Daarbij staat de drieslag energie-efficiëntie, versnellen duurzame energieproductie en vergroten aanbod van andere fossiele bronnen (via extra LNG-importcapaciteit) centraal.
Welke Russische energie(gerelateerde) bedrijven zijn actief in Nederland? Kunt u verder duiden in welke subsectoren?
Het energiesysteem bestaat uit veel onderdelen. Voor aardgas is de infrastructuur (aardgasnetwerk, LNG-terminal) in publieke handen (GTS, Gasunie). In een open interne energiemarkt kunnen Russische ondernemingen gebruik maken van deze infrastructuur. Ten aanzien van de gasopslagen heeft Gazprom een gebruiksrecht voor de gasopslag te Bergermeer. Op dit moment lijkt Gazprom geen gebruik te maken van dit gebruiksrecht. U wordt op korte termijn nader geïnformeerd over de gasopslag te Bergermeer. Russische bedrijven verkopen gas aan klanten «over the counter», via lange termijncontracten of kunnen dit via de beurs (TTF) verkopen. Dit betreffen commerciële contracten waar de overheid geen direct inzicht in heeft of mag delen met derden. Aangezien de gasmarkt een Europese markt is, kan het ook gaan over Europese energiebedrijven die in hun inkoopportefeuille Russisch gas hebben, wat over verschillende lidstaten wordt gealloceerd. De relatie met Russische bedrijven is dan indirect.
Welke activiteiten ontplooit Gazprom in Nederland?
Zie antwoord op vraag 3.
Kunt u aangeven in hoeverre Gazprom 100 procent of minder aandeelhouder is van noodzakelijke infrastructuur (gasopslagen, pijpleidingen) in Nederland?
Gazprom is geen aandeelhouder van noodzakelijke infrastructuur in Nederland. Wel geldt voor de gasopslag te Bergermeer dat het noodzakelijke kussengas in eigendom is van Gazprom en dat dientengevolge Gazprom een gebruikersrecht heeft ten aanzien van de beschikbare capaciteit, De Kamer is hier onder andere over geïnformeerd in de Kamerbrieven van 14 maart en 22 april (Kamerstuk 29 023, nrs. 283 en 302).
Kunt u aangeven in hoeverre Gazprom in bovengenoemde infrastructuur een cruciale rol speelt? Welke activiteiten zouden ook per direct overgenomen kunnen worden door andere marktactoren en/of staatsdeelnemingen?
Zie antwoord op vraag 5.
Hoe kunnen gemeenten snel af van hun energiecontracten met Gazprom? Welke opties ziet u daarvoor?
Gemeenten zullen op grond van het 5e EU-sanctiepakket een andere aanbieder voor gas moeten vinden. In eerste instantie ligt hier de taak bij de gemeenten om via de geëigende inkoopprocedures alternatieve gaslevering te bewerkstellingen. Er wordt nauw contact gehouden met de regionale overheden. Daarvoor is een speciale overlegstructuur opgezet. Er zijn begrijpelijkerwijs veel vragen, die worden allemaal beantwoord. Ook worden de medeoverheden nauw betrokken bij het op te stellen ontheffingskader voor uitzonderlijke gevallen.
Hoeveel Russische olie importeert Nederland?
Nederland importeerde in 2021 voor 18,4 miljard euro aan goederen uit Rusland, waarvan 87 procent minerale brandstoffen (ruim de helft ruwe aardolie en verder vooral aardgas en aardolieproducten) (bron: CBS).
Hoe afhankelijk is Nederland van Russische olie? En in welke subsectoren wordt deze olie gebruikt?
Olieproducten zijn overal in de Nederlandse economie verweven en vormen een belangrijke grondstof voor veel maatschappelijke functies. Hierbij kan een opsplitsing worden gemaakt per sector. Wegtransport, zoals benzine en diesel, betreft een deel (~25%) van de in Nederland gebruikte olie(producten). Een groter deel betreft bunkerbrandstoffen voor de internationale zeevaart (~29%) en internationale luchtvaart (~10%). Daarnaast is er ook energetisch verbruik van olie(producten) door de chemie en raffinage sectoren (~11%). Het niet-energetisch gebruik van olie(producten) als grondstof voor o.a. de chemie betreft eveneens een aanzienlijk deel (~16%). Dit wordt gebruikt voor producten zoals plastics, cosmetica, PET-flessen, bouw- en isolatiematerialen, medische hulp- en beschermmiddelen, kleding, etc. Vervolgens is er een heel scala aan speciale olieproducten die op uiteenlopende wijze worden geconsumeerd (~9%), denk bijvoorbeeld aan bitumen voor asfalt, smeermiddelen voor motoren, terpentine voor verf, handgels etc.
Zijn de mondiale oliemarkten en/of onze oliereserves in staat om deze Russische olie per direct te vervangen? Zo nee, hoe snel zou dit kunnen?
Ja. Nederland beschikt voor de korte termijn over een strategische oliereserve van 90 dagen consumptie. Voorts begrijpen wij van de sector dat olie van elders betrokken kan worden, zij het tegen hogere kosten.
Hoe afhankelijk zijn andere nabije landen (België, Duitsland en Frankrijk) van Russische olie en gas?
De relevante statistieken over dit onderwerp zijn gepubliceerd door het Internationaal Energieagentschap (www.IEA.com).
Ziet u mogelijkheden om deze afhankelijkheid van Russisch gas en olie in samenwerking met onze buurlanden af te bouwen?
Nederland houdt in EU-verband zeer nauw contact met alle lidstaten en de buurlanden in het bijzonder. Het Europese REPowerEU-plan van de Europese Commissie van 18 mei jl. is met name gericht op het gezamenlijk afbouwen van de energieafhankelijkheid van Rusland.
Hoe kunnen we onze buurlanden helpen met het afbouwen van deze afhankelijkheid?
Zie het antwoord op vraag 12.
Wat betekent het streven naar onafhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen voor ons bredere buitenlandbeleid?
Afbouwen van de afhankelijkheid vereist in eerste instantie nauwe samenwerking met Europese lidstaten, omdat Nederland onderdeel uitmaakt van een Europese energiemarkt. Zoalshiervoor is genoemd bij het antwoord op vraag 12, heeft de Europese Commissie op 18 mei jl. het REPowerEU-voorstel gepresenteerd gericht op het zo spoedig mogelijk afbouwen van de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen. De kabinetsbeoordeling van dit voorstel zal uw Kamer spoedig toekomen.
Zou u deze vragen zo snel mogelijk kunnen beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor gaslevering |
|
Joris Thijssen (PvdA), Henk Nijboer (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
|
|
|
Met welke verschillende scenario’s wat betreft bestaande gasleveranties wordt met het oog op de inval van Rusland in Oekraïne op korte en lange termijn rekening gehouden? Kunt u deze scenario’s delen met de Kamer?
Het meest verstrekkende scenario dat tot op heden (o.a. in Entso-G verband) is uitgewerkt is een volledig onderbreking van de gastoevoer uit Rusland naar Europa gedurende de periode vanaf april 2022 tot april 2023.
ENTSO-G heeft een aantal weken terug de Summer Outlook gepresenteerd1. Deze analyse geeft een beeld van hoe het deze zomer er mogelijk uit gaat zien en geeft inzicht in de gevolgen van onderbreking van gasstromen uit Rusland. Entso-G is nu bezig met de ontwikkeling van een year outlook. Dit geeft een beeld voor wanneer er over een periode van 12 maanden geen Russisch gas beschikbaar zou zijn. Zodra er nieuwe analyses van ENTSO-G openbaar zijn, zullen die met de Kamer worden gedeeld.
Houdt u ook rekening met het scenario waarbij gasleveranties uit Rusland op korte termijn worden stopgezet? Wat zou daar het gevolg van zijn?
Zie antwoord vraag 1 wat betreft scenario’s. De consequenties van het wegvallen van Russisch gas op korte termijn zullen verschillen per lidstaat, afhankelijk van het aandeel Russisch gas in het markt en van de mate van interconnectie met omringende landen. Met name lidstaten in Midden- en Oost-Europa kennen een relatief grote afhankelijkheid van Russische import. Door de geïntegreerde gasmarkt zou de optredende schaarste zich verspreiden over de gehele Europese markt in combinatie met prijsstijgingen. Marktpartijen die Russisch gas in hun aankoopportefeuille hebben zullen elders gas moeten inkopen om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen, zoals ook onlangs het Nederlandse Gasterra heeft gedaan. Een aantal lidstaten (Litouwen, Estland, Duitsland, Italië, Kroatië, Finland, Oostenrijk, Bulgarije) heeft in de afgelopen maanden al een eerste niveau van gascrisis als bedoeld in de verordening gasleveringszekerheid2 afgekondigd (vroegtijdige waarschuwing). Hiermee treedt het noodplan dat zij ter uitvoering van de verordening gasleveringszekerheid hebben vastgesteld3 in werking, waarin de lidstaten de maatregelen hebben beschreven die zij kunnen toepassen voor de verschillende niveaus van gascrisis. Voor Nederland is dit het Bescherm- en Herstelplan Gas. Het afkondigen van een eerste niveau van gascrisis dient voornamelijk om voldoende inzicht te krijgen in de gasstromen. Bij het wegvallen van Russisch gas zullen naar verwachting meer lidstaten het een niveau van gascrisis afkondigen en zullen naar verwachting verdergaande maatregelen worden ingezet. Bij het afkondigen van een noodsituatie (derde niveau van gascrisis) op regionaal of EU niveau4 zal de Europese Commissie intensiever coördineren om te voorkomen dat maatregelen van lidstaten ten kosten gaan van andere lidstaten.
Welke voorbereidingen treft u voor het scenario waarin import van Russisch gas volledig stopt?
In Kamerbrieven van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid komende winter en verder, en van 22 april jl. zijn de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en ik uitgebreid ingegaan op de maatregelen die genomen worden om de levergingszekerheid waar mogelijk te borgen.5
Wat is de reden dat de gasreserves zo beperkt gevuld zijn?
Voor de winter 2022 waren de vulgraden een punt van aandacht. Voor het komende vulseizoen (voor de winter van 2023) neemt het kabinet alle nodige maatregelen om de gasopslagen ruimschoots gevuld te krijgen. In Kamerbrieven van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid komende winter en verder en van 22 april jl. zijn de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en ik ingegaan op de Nederlandse gasopslagen en de vulgraden ervan.6
Wat waren de gevolgen geweest van een strenge winter?
De Europese gasopslagen waren in het begin van de winter 2021–2022 met 77% vulgraad relatief gering, maar voldoende, gevuld. De Nederlandse opslagen voor laagcalorisch gas (L-gasopslagen) waren door afspraken in het kader van het Norgakkoord bij aanvang winterseizoen met 81% gevuld en tot en met het einde van de winter voldoende gevuld. ENTSO-G heeft in haar winteroutlook7 berekend dat in een scenario van een koude winter in combinatie met relatief weinig hernieuwbare energieproductie, de gasopslagen aan het eind van de winter relatief leeg zouden zijn. Flexibiliteit bij een eventuele piekvraag in het vroege voorjaar door een koudeperiode zou dan bijvoorbeeld moeten komen van extra import van bijvoorbeeld LNG (+5–10%).
Bent u bekend met het rapport van GasTerra uit 2018, waarin onderzoekers concluderen dat het een «urgente» vraag is of de overheid de komende jaren voldoende gas kan garanderen?1
Ik ben bekend met dit rapport.
Waarom zijn er de afgelopen jaren ondanks deze waarschuwing geen maatregelen genomen om de gasvoorraden op peil te houden?
In Kamerbrieven van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid komende winter en verder en van 22 april jl.9 zijn de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en ik ingegaan op de situatie rond de gasopslagen in Nederland. Zie daarnaast ook antwoord op Kamervragen van het lid Thijssen (PvdA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Experts: kabinet kan levering gas deze winter niet garanderen»10.
Waarom is de inkoop van gas in Nederland afhankelijk van commerciële partijen die op de zogenaamde «spotmarkt» inkopen, terwijl veel andere landen ervoor zorgen dat voor vele jaren vooruit wordt ingekocht?
Nederland kent, net als andere EU landen, een geliberaliseerde gasmarkt. Deze is ingebed in een Europese markt en gekoppeld aan de mondiale markt via LNG-stromen. De overheid laat leveringszekerheid daarbij niet volledig over aan de markt, maar heeft gerichte wet- en regelgeving waarmee er een heldere systematiek is waarin de verschillende spelers: leveranciers, netbeheerders, toezichthouder en het kabinet ieder hun eigen verantwoordelijkheden hebben. In antwoorden op Kamervragen van Vragen van het lid Thijssen (PvdA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en Klimaat over het bericht «Experts: kabinet kan levering gas deze winter niet garanderen» (kenmerk: 22022D1151, 22 maart 2022) heb ik een uitgebreide reflectie gegeven op de inrichting van de Nederlandse gasmarkt in het licht van de huidige ontwikkelingen.
Welke extra maatregelen zijn er genomen om de gasvoorraden op orde te brengen toen het vorige kabinet in 2018 besloot om de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk te beëindigen? Kunt u hier een overzicht van geven?
In Kamerbrieven van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid komende winter en verder en van 22 april jl.11 zijn de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en ik ingegaan op de situatie rond de gasopslagen in Nederland. Op 27 mei jl. is de subsidieregeling voor het vullen van de gasopslag in Bergermeer van start gegaan. In twee rondes kunnen energiebedrijven steun aanvragen voor de opslagkosten het eventuele verschil tussen de huidige gasprijs en de (mogelijk lagere) gasprijs komende winter12.
Wat is er gedaan met het advies van de Mijnraad, waarin werd gewaarschuwd dat de productie van Gronings gas «niet onomkeerbaar» kon worden afgesloten als leveringszekerheid niet «nadrukkelijker» betrokken zou worden in het gasbeleid?2 Welke consequenties heeft dit nu op de noodzaak om de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk af te bouwen?
De gaswinning in Groningen wordt zo snel mogelijk beëindigd vanwege de grote maatschappelijke gevolgen die de gaswinning nog altijd heeft, waaronder veiligheidsrisico’s. Op dit moment zijn er nog elf productielocaties van het Groningenveld in gebruik. Als onderdeel van het vaststellingsbesluit voor het gasjaar 2022–2023, zal de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat besluiten hoeveel van deze elf locaties vanaf 1 oktober 2022 operationeel moeten blijven zodat de leveringszekerheid is geborgd, ook in uitzonderlijke situaties zoals extreme kou of uitval van installaties.
Bent u net als Italië van plan om afspraken te maken met gasleveranciers over de minimale gasreserve? Zo ja, op korte termijn? Zo nee, waarom niet?
Kort samengevat heeft Nederland voor de opslagen in Norg, Grijpskerk en PGI Alkmaar afspraken gemaakt in het Norg-akkoord. Voor de opslag in Bergermeer is een subsidieregeling gestart om de vulling te bevorderen.
Welke andere maatregelen gaat u nemen om de leveringszekerheid van gas in de nabije toekomst beter in het gasbeleid te incorporeren?
In Kamerbrieven van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid komende winter en verder en van 22 april jl. zijn de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en ik ingegaan op de korte en lange termijn maatregelen om de afhankelijkheid van aardgas te verminderen en de leveringszekerheid te verbeteren.14
Is het mogelijk om specifieke sectoren of bedrijven in Nederland af te sluiten van het gas als dit nodig is om woningen te blijven verwarmen?
In het Bescherm en Herstelplan- Gas is de mogelijkheid opgenomen om bij een gascrisis via een afschakelplan niet-beschermde gasverbruikers af te schakelen om zo veel mogelijk de leveringszekerheid van beschermde afnemers te borgen. Zie hiertoe ook de Kamerbrief van 14 maart15.
Kunt u schetsen in welke sectoren de meeste kansen liggen om op korte en middellange termijn gasverbruik te reduceren?
Het potentieel hangt af van welke definities en uitgangspunten gehanteerd worden. De jaarlijkse Klimaat en Energieverkenning (KEV) brengt op basis van modellen jaarlijks het verwachte effect van maatregelen in specifieke sectoren in kaart (Kamerstuk 32 813, nr. 901). TNO heeft verder het energiebesparingspotentieel van de bedrijven onder de energiebesparingsplicht (exclusief de uitbreiding van de doelgroep) in kaart gebracht (Kamerstuk 32 813, nr. 863): 22 petajoule (PJ) in de dienstensector en 4 PJ in de industrie. TNO brengt momenteel het rendabel energiebesparingspotentieel per sector in kaart en ik zal uw Kamer na de zomer hierover informeren. Zie hiertoe de Kamerbrief van 14 maart jl.16
Hoeveel gasverbruik denkt u dat er bespaard kan worden met de campagnes waar u vrijdag 25 februari over sprak na de ministerraad?
In Kamerbrieven van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid komende winter en verder en van 22 april jl. zijn de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en ik ingegaan op de maatregelen zoals de besparingscampagne en het verwachte effect ervan.
Bent u het eens dat we de invasie van Rusland in Oekraïne moeten aangrijpen om zo snel mogelijk over te schakelen op duurzame energiebronnen en onze afhankelijkheid van Rusland af te bouwen?
Ik ben het ermee eens dat de situatie op de energiemarkten een extra motivatie geeft om de energietransitie versneld voort te zetten. In Kamerbrieven van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid komende winter en verder en van 22 april jl. zijn de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en ik ingegaan welke korte en lange termijn maatregelen dit kabinet zal inzetten om de afhankelijkheid van aardgas te verminderen en de leveringszekerheid te verbeteren.
'Olie, gas, graan en geld - Oekraïne laat zien hoe de wereld werkt' |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
|
|
|
Bent u ervan op de hoogte dat Rusland en Oekraïne zorgen voor de productie van 80% van de wereldwijde export van zonnebloemolie, ongeveer 25% van tarwe en 20% van mais?1
Ja.
Weet u dat de oorlog er ook voor zorgt dat de prijzen van palmolie en soja hierdoor naar recordhoogte zijn gestuwd?
De verwachting is dat als gevolg van de oorlog de prijzen voor enkele belangrijke grondstoffen verder zullen stijgen. De verminderde beschikbaarheid van agrarische grondstoffen uit Oekraïne en Rusland hebben op de korte termijn een sterk prijsopdrijvend effect op de prijzen voor mogelijke substituten van producten waarvan het aanbod vermindert. Dit geldt vooral voor mais en plantaardige oliegewassen zoals zonnebloem en koolzaad met mogelijke substituten zoals palmolie en soja.
Kunt u reflecteren op de militair-strategische voordelen van onze landbouwsector?
Hier heeft mijn voorganger reeds op gereflecteerd in reactie op de motie Geurts/Harbers (Kamerstuk 35 600, nr. 32) en dit met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 21). Nederland heeft als handelsland van oudsher een open economie. In- en uitvoer zijn pijlers van de welvaart in het land, en zorgen voor werkgelegenheid. Private ondernemingen, van multinationale bedrijven tot startups, zijn dagelijks in de weer met buitenlandse partners en klanten om het verdien- en innovatievermogen van onze economie verder te versterken en bij te dragen aan de uitdagingen waar we wereldwijd voor staan. Nederland kan, door de sterke en veelzijdige internationale representatie van de land- en tuinbouwsectoren, op diverse manieren invloed uitoefenen op internationale vraagstukken. Ten eerste zorgt de aanwezigheid van kennis en kunde voor een positieve bijdrage aan duurzame voedselsystemen in de wereld die voldoende, betrouwbaar en gezond voedsel voor iedereen produceren, economisch rendabel zijn en het klimaat, de biodiversiteit en genetische diversiteit behouden. Op deze manier levert Nederland een belangrijke bijdrage aan meerdere Sustainable Development Goals. Ten tweede zorgt de internationaal leidende rol op land- en tuinbouwsectoren voor een sterke economische relatie met landen rond de wereld, waar Nederland als open handelsland erg bij gebaat is. Ten derde wordt er geregeld van gelegenheden als economische missies gebruik gemaakt om nadruk te leggen op Nederlandse waarden zoals gelijkheid, duurzaamheid en mensenrechten. Tot slot geeft de leidende rol binnen de agro-sectoren Nederland een sterke stem in internationale fora, zoals de OESO en FAO.
Heeft u zicht op de agrarische productieketens die door de aanval van Rusland op Oekraïne in gevaar zijn gekomen?
Zowel persoonlijk, als via de ambtenaren van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, sta ik in nauw contact met het bedrijfsleven. Zo worden er overleggen ingepland om de effecten op de agrarische productieketens in kaart te brengen. Inmiddels heeft Wageningen Economic Research (WEcR) na een eerste verkennend onderzoek de effecten op het functioneren van agrarische productieketens en de voedselvoorziening meer in detail in kaart gebracht (kenmerk 2022D11317)). Deze studie is u 23 maart jl. toegezonden (kenmerk 2022Z05536). Ik ben ervan op de hoogte dat in deze fase van het conflict er met name knelpunten liggen bij de beschikbaarheid van bepaalde biologische veevoedercomponenten en plantaardige oliën. WEcR zal zo nodig in vervolgrapportages additionele informatie aanleveren, die ik tevens met uw Kamer zal delen.
Weet u hoeveel Nederlandse bedrijven (inclusief banken) in Oekraïne geïnvesteerd hebben in de agrosector en/of de laatste jaren bedrijfsactiviteiten daarnaartoe verplaatst hebben?
Gegevens over de omvang van de Nederlandse investeringen in de landbouw in Oekraïne zijn niet in bezit van de Nederlandse overheid. Naast nieuwe activiteiten kan het ook gaan om de uitbreiding van activiteiten van bedrijven die ook in Nederland zijn gevestigd.
Bent u op de hoogte van de negatieve impact die de vernietiging aangebracht tijdens een oorlog, heeft op de vruchtbaarheid van landbouwgrond en de productiecapaciteit van bedrijven en hoe schat u die in voor Oekraïne?
De negatieve impact op de productiecapaciteit hangt sterk af van de lengte en de intensiteit van het conflict en van de mate waarin oorlogshandelingen zich afspelen op percelen en of er bijvoorbeeld onontplofte explosieven zijn achtergebleven op landbouwgrond. Belangrijk is daarbij in hoeverre inputs als machines (waaronder tractoren, zaai- en oogstmachines, irrigatieapparatuur, kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen) beschikbaar zijn. Bredere negatieve gevolgen voor de macro- en micro-infrastructuur van Oekraïne zullen ook van invloed zijn.
Bent u er ook van op de hoogte dat forse prijsstijgingen van gas en olie zorgen voor een sterke stijging van de prijzen voor meststoffen en kunstmest?
Ja.
Realiseert u zich dat kostprijsverhoging van voedselproductie door veel duurdere kunstmest en brandstof ook bij de boeren gecompenseerd moet worden? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Ik wil dat de lasten en risico’s van deze crisis zoveel mogelijk door iedereen gezamenlijk worden gedragen, van de primaire producent tot en met de consument en alle schakels daartussen. De prijsstijgingen van grondstoffen en energie moeten in de hele keten worden verdeeld. Daarover spreek ik met ketenpartijen. Ik monitor de situatie nauwlettend en heb hieromtrent ook nauw contact met de Europese Commissie en de landbouwministers van de EU-lidstaten.
Realiseert u zich dat veel boeren nu om liquiditeitsredenen minder kunstmest zullen gebruiken voor de productie van hun gewassen en dit de komende jaren zorgt voor minder oogsten, een dalende voedselproductie en daardoor hogere voedselprijzen? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
De kosten voor kunstmest vormen evenwel slechts een deel van de productiekosten. Vooralsnog ga ik er dan ook van uit dat mede vanwege de gestegen opbrengstprijzen, die naar verwachting ook de komende tijd hoog zullen blijven, de liquiditeit niet dusdanig negatief wordt beïnvloed dat de kunstmestaanwending niet meer voldoende is.
Realiseert u zich dat structurele ondervoeding van planten en gewassen leidt tot extra ziekten en plagen, waardoor de productiviteit nog verder onder druk komt te staan? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Er dreigt geen structurele ondervoeding van gewassen en de veestapel in Nederland door de situatie in Oekraïne. De bestaande nationale en Europese programma’s gericht op gezonde gewassen, dieren en bodems acht ik voldoende om het huidige niveau van de productiviteit te borgen. Voor meer details over de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de voedselzekerheid verwijs ik u naar het rapport van WEcR zoals naar uw Kamer verzonden (kenmerk 2022Z05536).
Wat is de zelfvoorzieningsgraad voor voedsel binnen de EU?
In de EU ligt de graad van zelfvoorziening voor voedsel in totaliteit boven de 100%. Per productgroep kan de zelfvoorzieningsgraad sterk verschillen. De EU is al vele jaren een netto exporteur van agrarische producten en voedingsmiddelen.
Wat is de actuele wereldvoedselvoorraad en de voedselvoorraad binnen de EU?
De uitgangssituatie is er één van lage voedselvoorraden in met name de armste gebieden. Sinds 2020 wordt men geconfronteerd met sterk stijgende voedselprijzen en toenemende honger: volgens de laatste editie van het jaarlijks State of Food Insecurity in the World (SOFI) rapport van de FAO steeg het percentage ondervoede mensen in 2020 met 1,5% naar 9,9% en leefden tussen de 720 en 811 miljoen mensen met honger. De verstrekking van noodhulp wereldwijd komt verder onder druk te staan, aangezien 50% van het graan van het World Food Program (WFP) normaliter uit Oekraïne afkomstig is en de hoge energie en verzekeringskosten het (toch al niet toereikende) humanitaire budget verder uitputten. De voedselvoorraad binnen de EU is adequaat (zie de beantwoording op de vragen 11 en 13).
Deelt u de mening dat voedselschaarste op de loer ligt? Zo ja, wat heeft u daar al aan gedaan en wat gaat u daar de komende weken aan doen?
Er dreigt in de EU en in Nederland geen structurele voedselschaarste. Planten en dieren kunnen voldoende geteeld en gehouden worden waardoor de producties op het huidige, hoge niveau kunnen blijven. De voedingsmiddelenindustrie kan vervolgens deze grondstoffen efficiënt verwerken en met behulp van de détailhandel, de consument een divers en hoogwaardig voedselpakket aanbieden. Voor gebieden in Afrika en elders waar onvoldoende toegang is tot inputs als zaden, water en kunstmest, wordt verwacht dat de bestaande, ongunstige situatie verder verslechtert en de grondstoffen voor voedselbereiding schaarser worden. Het kabinet zet in op een grotere zelfstandige rol van de betreffende landen wat betreft de voedselvoorziening. Door middel van kennisoverdracht (onderzoek, voorlichting en onderwijs) ten behoeve van de versterking van lokale en regionale voedselsystemen wordt hieraan bijgedragen. Op de korte termijn wordt ingezet op (nood)voedselhulp via de reguliere kanalen van o.a. het World Food Program dat hierin is gespecialiseerd.
Van welke producten verwacht u nog dit jaar tekorten en wat betekent dit voor de portemonnee van de burger in de komende tijd?
Op basis van de huidige beschikbare gegevens is er in de EU geen tekort te verwachten, maar wel een stijging van de kosten voor het voedselpakket. Naast de stijging van de grondstoffenprijzen, zijn de sterk gestegen kosten voor energie hier een reden voor.
Vindt u het, gezien de ontstane situatie, houdbaar om in onze voedselvoorziening afhankelijkheden te hebben van Rusland, China en andere anti-Westerse staten?
De import van agrarische producten en voedingsmiddelen vanuit o.a. Rusland en China is zeer beperkt. Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1402), is de EU bovendien een grote voedselproducent en is het EU voedselsysteem robuust. Wel zet het kabinet zich in om de risico’s van de afhankelijkheid van kritische grondstofstromen te mitigeren om de weerbaarheid te vergroten.
Deelt u de mening dat volle klimaatfondsen en lege portemonnees voor burgers onverkoopbaar zijn? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Ik herken dit beeld niet.
Deelt u de mening dat we door de ontstane situatie in de wereld moeten voorkomen dat welke boer dan ook zijn/haar bedrijf moet beëindigen, om zo de voedselzekerheid voor onze burgers te waarborgen? Zo nee, hoe gaat u die dan waarborgen?
Het beëindigen door agrariërs in Nederland en daarbuiten van hun bedrijven is een proces dat zich al vele decennia voltrekt en los staat van de omvang van de voedselproductie, die zelfs nog jaarlijks toeneemt. De voedselzekerheid van de inwoners in de EU is dan ook gewaarborgd. In ontwikkelingslanden ligt deze situatie anders. Intensivering van de productie op een verantwoorde, duurzame wijze is noodzakelijk om in deze gebieden de productie op peil te houden dan wel te verhogen.
Deelt u de mening dat we door de ontstane situatie in de wereld de versnelde ombouw naar biologische, kringloop- en extensieve landbouw (zoals beschreven in de Green Deal en zoals bevorderd wordt in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid), die leiden tot lagere voedselproducties, moeten uitstellen om zo de voedselzekerheid voor onze burgers te waarborgen? Zo nee, hoe gaat u die dan waarborgen?
Nee, die deel ik niet. Het is duidelijk dat de situatie in en rond Oekraïne op korte termijn gevolgen heeft in de voedselketen en samen met onze EU partners nemen wij ook maatregelen om die gevolgen op te vangen. Dat doet de markt overigens ook. Maar het uitstellen van hetgeen de Green Deal beoogt is voor mij geen optie. De huidige geopolitieke situatie benadrukt juist het belang van de transitie naar een duurzaam, veerkrachtig en robuust EU-voedselsysteem waarmee op lange termijn de voedselproductie op het huidige, hoge niveau gegarandeerd kan worden.
Realiseert u zich dat import van voedsel van elders uit de wereld duurder en minder duurzaam is?
Comparatieve voordelen en consumentenvoorkeuren vormen de basis van de internationale handel van alle goederen, dus ook van agrarische producten. De EU is een netto exporteur voor voedsel. Voor landbouwproducten spelen de lokale klimatologische, geologische en geografische omstandigheden alsook de seizoenen nog eens een aanvullende rol. Transport heeft daarnaast voor de meeste landbouwproducten slechts een beperkte invloed op de klimaatafdruk van dat product. Daarbij komt dat importen niet per definitie minder duurzaam zijn. In handelsovereenkomsten van de EU met zogenaamde derde landen die ook agrarische handel betreffen, zijn afspraken over handel en duurzame ontwikkeling (people, planet, profit) een belangrijk onderdeel.
De problemen bij de woonlocatie Oosterparkheem Groningen |
|
Maarten Hijink |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw reactie op de problemen bij de woonlocatie Oosterparkheem Groningen?1
Een faillissement is een vervelende en vaak zeer ingrijpende gebeurtenis voor de betrokkenen, in het bijzonder voor cliënten en personeel. Voorop staat dat de continuïteit van zorg en ondersteuning moet worden gewaarborgd.
Op de locatie Oosterparkheem verbleven zowel cliënten met een beschermd wonen indicatie als cliënten met een Wlz (GGZ) indicatie. De gemeente Groningen en het zorgkantoor Menzis zijn verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg en ondersteuning, en voor het vinden van een oplossing voor passende zorg voor de cliënten. De gemeente en het zorgkantoor hebben mij desgevraagd geïnformeerd over de huidige situatie van de cliënten.
De afwikkeling van dit faillissement is een complex geheel, waarbij de gemeente Groningen en het zorgkantoor Menzis, in samenwerking met de curator, prioriteit geven aan continuering van zorg en ondersteuning voor de (kwetsbare) groep cliënten. De gemeente Groningen heeft het contract voor beschermd wonen met MartiniZorg beëindigd per 31 december 2021. Het herplaatsen van deze cliënten was dus al gestart. Voor wat betreft de Wlz-cliënten bij Oosterparkheem heeft het zorgkantoor onmiddellijk gezocht naar een passend alternatief voor de bewoners. Zo heeft het zorgkantoor een bijeenkomst georganiseerd waarin gecontracteerde aanbieders uit de regio met een passend zorgaanbod gevraagd is wat ze voor de betreffende cliënten kunnen betekenen. Inmiddels is voor het overgrote deel van de cliënten een andere zorglocatie gevonden. Omdat inmiddels voor bijna alle cliënten een nieuwe woonplek is gevonden, en voor de overige cliënten gezocht wordt naar een oplossing, zie ik geen aanleiding om hierover op dit moment verder in gesprek te gaan met de gemeente Groningen.
Hoe duidt u de problematiek waarmee de bewoners te maken hebben, terwijl Martinizorg buitensporige winsten maakte?
Het is niet mijn verantwoordelijkheid om conclusies te trekken of een oordeel te geven over individuele aanbieders en de gevolgen voor de betreffende cliënten. Deze verantwoordelijkheid is belegd bij gemeenten, zorgkantoren en de toezichthouders.
Ik vind het wel zorgelijk dat geconstateerd is dat een zorgaanbieder winst maakt terwijl geen kwalitatief goede en veilige zorg wordt geleverd. Dit is een onwenselijke situatie met als gevolg dat de IGJ op een kordate manier heeft ingegrepen.
Uit onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in 2020 is namelijk gebleken dat dat de bestuurlijke en financiële randvoorwaarden voor het leveren van kwalitatief goede en veilige zorg, in de onderzoeksperiode (2017–2019) bij MartiniZorg onvoldoende waren gewaarborgd. De maatregelen die MartiniZorg heeft genomen na het onderzoek zijn niet voldoende gebleken om de bedrijfsvoering van MartiniZorg te kunnen continueren.
Hoe kon het gebeuren dat hoogbejaarden en (ex-)verslaafden op dezelfde locatie zijn geplaatst?
Zorgaanbieders hebben ruimte om hun eigen zorgorganisatie in te richten, inclusief keuzes t.a.v. de doelgroepen waaraan zij zorg verlenen. Specifiek als het gaat om beschermd wonen zien gemeenten het als hun taak om mensen met een psychische kwetsbaarheid zoveel mogelijk in hun eigen woonomgeving te ondersteunen. Als de ondersteuning dichtbij mensen georganiseerd wordt, dan is het namelijk makkelijker om actief mee te doen aan de samenleving en is de kans op herstel groter.
De gemeente Groningen geeft aan dat zij ook de groep (ex-)verslaafden met psychische problemen perspectief wil bieden op weer kunnen meedoen aan de samenleving door hen in de wijk te ondersteunen. De combinatie van ouderen en mensen met een verslavingsproblematiek vindt de gemeente Groningen echter ongelukkig. Daarnaast geeft de gemeente aan van mening te zijn dat MartiniZorg onvoldoende heeft kunnen sturen op de kwaliteit en veiligheid van zorg voor de cliënten beschermd wonen, waardoor overlast voor de andere bewoners van het pand is ontstaan. De gemeente Groningen heeft hierop ingegrepen en nadat verbetering uitbleef is het contract beschermd wonen met Martinizorg beëindigd per 31 december 2021.
Wat gebeurt er om de bewoners van Oosterparkheem zo snel mogelijk duidelijkheid te geven en om hen een goede woonplek te geven? Bent u bereid om hierover in gesprek te gaan met de gemeente Groningen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat zorginstelling La Hacienda nu in beeld is als mogelijke opvolger van Martinizorg, terwijl deze zorginstelling zelf ook opvallend hoge winstcijfers heeft?
Het is van belang dat instellingen financieel gezond zijn, door voldoende resultaat te kunnen maken ten behoeve van een gezonde bedrijfsvoering. Er moet echter worden voorkomen dat geld dat bedoeld is voor de zorg niet ten goede komt van die zorg.
Hiertoe zijn verschillende middelen. Voor de Wmo 2015 geldt dat aanbieders die door gemeenten zijn gecontracteerd om maatschappelijke ondersteuning te leveren aan cliënten, winst mogen uitkeren op grond van de Wmo 2015. De gemeente kan zelf wel eisen stellen in de contractering waarmee het uitkeren van winst kan worden beperkt of verboden. Gemeenteraden moeten daarbij controleren of aan de gestelde randvoorwaarden is voldaan. Daarnaast hebben gemeenten de wettelijke verplichting om het toezicht op de uitvoering in te richten. Hierbij hoort ook de controle op rechtmatige besteding van de uitgaven van zorgaanbieders. Voor de Wlz geldt op dit moment dat winstuitkering verboden is voor intramurale zorg en toegestaan voor extramurale zorg. Ook onderaannemers mogen winst uitkeren. Om excessen te voorkomen door hoofd- en onderaannemers in de extramurale zorg en onderaannemers in de intramurale zorg binnen de Zvw en Wlz, wil ik de mogelijkheid introduceren om voorwaarden te stellen aan winstuitkering. De aard van de voorwaarden kan verschillen per sector, omdat per sector ook de risico’s voor de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van zorg bij winstuitkeringen kunnen verschillen. Hiertoe is het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders in voorbereiding.
Alvorens de keuze voor een overnamekandidaat is gemaakt, heeft de gemeente Groningen gesprekken gevoerd met La Hacienda over onder andere de relatief hoge winst in het verleden en hoe deze is aangewend. De gemeente geeft aan dat La Hacienda verschillende organisatorische en bestuurlijk wijzigingen heeft doorgevoerd. Zo is La Hacienda van rechtsvorm veranderd van een besloten vennootschap naar een stichting. Vanuit de gemeente Groningen is er hierdoor voldoende vertrouwen dat eventuele winsten voor de zorg behouden blijven. Daarnaast zullen vanuit regulier contractmanagement, en indien nodig vanuit toezichthoudende instanties, de kwaliteit en rechtmatigheid van de geleverde zorg nauwlettend worden gevolgd.
Het artikel ‘Ik ben drie jaar van mijn leven verloren’ |
|
Hülya Kat (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Ik ben drie jaar van mijn leven verloren»?1
Ja. Het artikel «Ik ben drie jaar van mijn leven verloren» is het relaas van mensen met financiële problemen, die niet de hulp krijgen die ze nodig hebben. Het is één van de publicaties over de schuldhulpverleningsorganisatie PLANgroep. Deze organisatie geeft hulp namens een groep Nederlandse gemeenten. Hierover zijn eerder Kamervragen beantwoord.
Heeft u overzicht over hoeveel mensen er getroffen zijn door de nalatige dienstverlening van PLANgroep en met welke problemen zij te maken hebben gehad?
De gemeenten die PLANgroep hebben ingeschakeld voor schuldhulpverlening weten hoeveel mensen zijn getroffen. De rijksoverheid heeft hierover geen informatie.
Hoe kan het dat mensen soms tot een jaar moeten wachten tot ze een hulpplan hebben ontvangen van de schuldhulpverlener?
Het zou niet mogelijk moeten zijn dat mensen een jaar wachten op een plan van aanpak schuldhulpverlening. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening schrijft voor dat cliënten binnen vier weken na de hulpvraag het intakegesprek hebben. De beschikking met het plan van aanpak ontvangen cliënten maximaal acht weken na de intake. Cliënten kunnen het beste contact opnemen met hun hulpverlener als de doorlooptijd langer is. Als dat niet tot een oplossing leidt, kunnen zij een klacht indienen bij de gemeente. Als mensen een hulpplan ontvangen, is er meestal niet direct een oplossing voor de schulden. Om schulden op te lossen zijn afspraken met de schuldeisers nodig. Schuldhulpverlening houdt daarvoor meestal een doorlooptijd van 120 dagen aan. Als een schuldeiser niet wil meewerken volgt een gang naar de rechter, wat ook doorlooptijd heeft.
Welke instrumenten heeft de gemeente om inzicht te krijgen in het nakomen van de gemaakte prestatieafspraken door de uitvoerder van de schuldhulpverlening?
Gemeenten kunnen met uitvoerders alle instrumenten afspreken die zij nodig vinden om inzicht te krijgen in het nakomen van de prestatieafspraken.
Welke instrumenten heeft de gemeente om bij te sturen wanneer blijkt dat de uitvoerder de schuldhulpverlening niet kan uitvoeren volgens de eisen in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening?
Als gemeenten kiezen voor uitbesteden, sluiten zij een overeenkomst met de uitvoerder. Wanneer de uitvoerder de schuldenhulpverlening niet volgens de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening uitvoert, is dat een vorm van contactbreuk. De gemeente heeft dan de gebruikelijke instrumenten om bij te sturen, zoals vragen om alsnog de overeenkomst na te komen of in een uiterst geval- ontbinding van de overeenkomst.
Hoe verklaart u dat de misstanden met PLANgroep ook na invoer van het kwaliteitskader en ondanks een driejaarlijkse audit nog plaatsvonden?
De gemeenten die de schuldhulpverlening door PLANgroep laten uitvoeren, hebben inzicht in wat er precies is misgegaan bij PLANgroep. Zij moeten met PLANgroep zorgen dat de cliënten alsnog de juiste hulp krijgen. Het Kwaliteitskader schuldhulpverlening kan fouten niet helemaal voorkomen. Het is cruciaal dat de gemeentelijke schuldhulpverlening bereikbaar is voor cliënten, snel en oplossingsgericht op klachten reageert en dat de organisatie ingericht is op continue verbetering van de dienstverlening. Dat is onderdeel van het Kwaliteitskader schuldhulpverlening. Ook de audits die onderdeel uit maken van het Kwaliteitskader zullen bijdragen aan de kwaliteit van de dienstverlening.
In hoeverre zijn de bestaande kwaliteitsnormen afdoende om de kwaliteit van schuldhulpverlening te garanderen?
Het Kwaliteitskader schuldhulpverlening is zorgvuldig ontwikkeld met gebruikmaking van de nieuwste inzichten over goede hulpverlening. Ik verwacht daarom dat het een afdoende kwaliteitswaarborg biedt. Ik zal met gemeenten in gesprek gaan over hoe het Kwaliteitskader schuldhulpverlening in de praktijk werkt.
Is de uitvoerende organisatie ook verplicht om zelf misstanden, vertragingen of andere zaken te melden die betekenen dat de afspraken met de gemeente niet kunnen worden nagekomen?
De inhoud van de overeenkomsten tussen gemeenten en uitvoerders ken ik niet. In het voorbeeld van PLANgroep zijn de gemeenten geïnformeerd en zorgen zij samen met PLANgroep voor het oplossen van de problemen.
Hoe rijmt u het verbod op commerciële schuldhulpverlening met het citaat uit het artikel van een medewerker van Plangroep: «Wij zijn een commerciële dienstverlener» en de berichten dat verschillende schuldhulpverleners zijn overgenomen door durfinvesteerders?
PLANgroep geeft schuldhulpverlening in opdracht en voor rekening van de gemeenten die opdrachtgever zijn. Dat is een uitzondering op het verbod. Commerciële schuldbemiddelaars bieden onafhankelijk van gemeenten hun dienstverlening aan en brengen daarvoor kosten in rekening bij de cliënten. Het risico is dat de cliënten verder in de schulden komen. Commerciële schuldbemiddeling is daarom verboden.
In hoeverre bent u van mening dat de kwaliteit van de dienstverlening bij PLANgroep te lijden heeft gehad onder de druk van efficiëntie en winstmaximalisatie?
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging van schuldhulpverlening ongeacht of zij zelf schuldhulp geven of dat uitbesteden. Als gemeenten uitbesteden maken zij met de uitvoerder afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening. De aanbesteding beoordeelt de beste prijs-kwaliteitverhouding. De uitvoerder aan wie wordt gegund, moet uiteraard de afgesproken kwaliteit van dienstverlening leveren. Het streven naar efficiëntie kan een reden zijn om te kiezen voor uitbesteden. Uitvoering via een samenwerkingsverband van gemeenten of een gespecialiseerde instelling kan bijdragen aan de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening.
In hoeverre is hier sprake van een eenmalig falen als gevolg van «een nieuw ICT-systeem, krapte op de arbeidsmarkt, personeelsuitval en veel coronaziekte» zoals Plangroep meldt?
Ik kan niet beoordelen of sprake is van een eenmalig falen. De opdrachtgevende gemeenten hebben samen met PLANgroep dat inzicht.
Waar kunnen mensen die van mening zijn gedupeerd te zijn door de nalatige dienstverlening van PLANgroep terecht?
Cliënten kunnen het beste contact opnemen met hun hulpverlener als zij klachten hebben. Als dat niet tot een oplossing leidt, kunnen zij een klacht indienen bij de gemeente.
In hoeverre kunnen zij de schade die zij hebben ondervonden als het gevolg van de nalatige dienstverlening verhalen op PLANgroep?
Als een cliënt schade heeft door een fout van de hulpverlener, ligt het voor de hand dat die schade wordt vergoed.
Welke ondersteuning kunt u bieden aan gemeenten die hun contract met PLANgroep hebben opgezegd of die dat willen doen, zodat de continuïteit van de dienstverlening aan burgers niet nog verder onder druk komt te staan?
De gemeenten die samenwerken met PLANgroep bepalen hoe zij verder willen. Continuïteit van de dienstverlening is daarbij leidend.
Welke rol kunnen kredietbanken hierbij spelen?
Er bestaan zowel kredietbanken die onderdeel zijn van de gemeentelijke organisatie als kredietbanken die landelijk of regionaal werken. Gemeenten of schuldhulpverleners die in opdracht van gemeenten werken, kunnen gebruik maken van kredietbanken om bijvoorbeeld met saneringskredieten mensen te helpen. De verschillende financiële hulpverleners zijn verenigd in de NVVK. De leden zijn dus niet alleen gemeenten, maar ook de gemeentelijke kredietbanken, samenwerkingsverbanden van gemeenten en instellingen die in opdracht van gemeenten de schuldhulpverlening uitvoeren.
De restricties die veel landen nu opleggen aan Aeroflot en andere Russische luchtvaartmaatschappijen |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de restricties die veel landen nu opleggen aan Aeroflot en andere Russische luchtvaartmaatschappijen?
Ja.
Vindt u het wenselijk dat Aeroflot nog langer partner is van KLM en via code sharing vliegt op KLM-slots op andere luchthavens?
KLM werkt vanuit commercieel perspectief samen met andere maatschappijen in allianties als SkyTeam om klanten een betere dienstverlening aan te bieden. Hierbij geldt dat de keuze en de voorwaarden voor de samenwerking bij KLM en de overige SkyTeam partners ligt. KLM heeft de code sharing met Aeroflot opgeschort en is bezig met de technische verwerking daarvan.
Aeroflot gebruikt voor de uitvoering van zijn operatie op geen enkele luchthaven slots van KLM.
Bent u het eens dat Nederland niet achter kan blijven met het nemen van maatregelen tegen Russische (semi-)staatsbedrijven zoals Aeroflot.
Het kabinet veroordeelt de situatie in Oekraïne in de krachtigst mogelijke termen. In het Nederlandse luchtruim is geen plek voor een regime dat onnodig en bruut geweld toepast. Om die reden stelt Nederland samen met bondgenoten en partners stevige sanctiemaatregelen in tegen Rusland, waaronder een sluiting van het luchtruim. Ook het Russische Aeroflot zal hiervan de gevolgen ondervinden.
Bent u bereid om het Nederlandse luchtruim te sluiten voor de Russische burgerluchtvaart?
Het kabinet heeft zondag 27 februari om 16 uur het Nederlandse luchtruim afgesloten voor Russische luchtvaart. De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 27 februari met kenmerk IENW/BSK-2022/43175.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat van a.s. maandag 28 februari 2022?
Dit is vanwege de benodigde afstemming helaas niet gelukt.
Capaciteit en bereidheid van Nederland voor de opvang van eventuele vluchtelingen uit Oekraïne |
|
Suzanne Kröger (GL), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat vluchtelingen recht hebben op een veilige plek in de EU, ondanks dat Premier Rutte niet heeft willen toezeggen dat Nederland extra vluchtelingen uit Oekraïne gaat opvangen tijdens de persconferentie op 24 februari? Zo ja, hoeveel vluchtelingen bent u voornemens over te nemen van de EU-lidstaten die vermoedelijk als eerste geconfronteerd zullen worden met vluchtelingenstromen vanuit Oekraïne?
Het kabinet acht het van groot belang dat de Europese Unie (EU) eensgezind optreedt, zeker als het gaat om het ontvangen van mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten. Dit draagt het kabinet ook uit op Europees niveau.
In de EU is zeer eensgezind gereageerd om de getroffen Oekraïners een veilige haven te bieden. Ondersteuning en bescherming van mensen die het conflict ontvluchten is prioriteit. Voor het bevorderen van snelle politieke besluitvorming en informatiedeling tussen lidstaten werd tijdens de JBZ-raad van 27 februari het Integrated Political Crisis Mechanism (IPCR) door het voorzitterschap geactiveerd, en op 28 februari vond de eerste besluitvorming plaats.
Al voorafgaand aan de Russische inval bereidden de lidstaten aan de grenzen met Oekraïne, de Commissie en haar Agentschappen noodplannen voor. De EU heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking die snel ingezet kunnen worden voor o.a. het delen van informatie, het coördineren van noodhulp en het coördineren van steunverzoeken aan het EU Civil Protection Mechanism (UCPM), het EU Asiel Agentschap (EUAA) en Frontex. Deze mechanismes zijn momenteel actief en hier kan gebruik van worden gemaakt door EU-lidstaten die worden geconfronteerd met de vluchtelingenstroom.
Het kabinet heeft veel waardering voor de manier waarop in buurlanden Oekraïners momenteel worden opgevangen. Ook Nederland wil voorzien in een veilig en ruimhartig tijdelijk verblijf. Het kabinet ontvang inmiddels de eerste berichten dat omringende landen aan de grens van hun opvangcapaciteit zitten, waaronder Moldavië. Daar wordt in Brusselse gremia over gesproken, o.a. in het solidariteitsplatform gecoördineerd door de Commissie.
Klopt de suggestie die werd gewekt vorige week dat er een gebrek aan opvangcapaciteit was, waardoor er geen vlucht met Afghaanse evacués naar Nederland kon komen? Kunt u aangeven hoeveel plekken er op dit moment bij het COA beschikbaar zijn? Wordt er nu al gewerkt aan het ophogen van de capaciteit? Zo ja, met hoeveel extra vluchtelingen wordt rekening gehouden? Welke andere acties heeft het kabinet de afgelopen week getroffen in voorbereiding op een vluchtelingenstroom?
De suggestie dat Afghaanse evacués niet naar Nederland worden overgebracht als gevolg van de beperkte opvangcapaciteit in Nederland is onjuist. Er zijn met twee chartervluchten op respectievelijk 1 maart en 9 maart jl. bijna 350 personen naar Nederland overgebracht. Daarnaast gaan de overbrengingen van kleinere groepen (20–30 personen) ook door. Na aankomst in Nederland wordt de meeste van hen ondergebracht in opvanglocaties van het COA. Inwoners van Oekraïne kunnen op basis van een visum of visumvrij in Nederland verblijven en hoeven zich dan ook niet tot de asielopvang van het COA te wenden voor opvang. In de eerste fase waar we nu in zitten zijn de eerste onmiddellijke opvangplekken gerealiseerd waar Oekraïense vluchtelingen kunnen worden opgevangen, o.a. in de gemeente Amsterdam en Legerkamp Harskamp. Ook met andere gemeenten wordt gesproken om op korte termijn opvanglocaties te realiseren voor de groep Oekraïense vluchtelingen.
De verwachting is evenwel dat de komende weken en maanden veel meer vluchtelingen vanuit Oekraïne naar Nederland kunnen komen. De mate waarin deze tweede fase zich aandient is onvoorspelbaar. Dit hangt in grote mate af van de duur en intensiteit van de oorlog.
Desalniettemin, is het zaak dat Nederland zich opmaakt voor grootschalige opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. Op 7 maart jl.1 hebben de veiligheidsregio’s de opdracht gekregen om in de eerste fase, samen met gemeenten, de realisatie van minimaal 1.000 opvangplekken binnen twee weken per veiligheidsregio te coördineren. Daarnaast werken zij aan nogmaals 1.000 opvangplekken extra per veiligheidsregio in de periode daarna. Over de aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne is uw Kamer eveneens nader geïnformeerd per brief op 17 maart jl.
In hoeverre heeft u tijdens de afgelopen Raad Buitenlandse Zaken de voorbereiding voor een Europees noodplan voor de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne aangekaart?
In de Raad Buitenlandse Zaken wordt wel gesproken over de Russische agressie tegen Oekraïne, maar minder specifiek over de opvang van vluchtelingen. Dit onderwerp is belegd bij de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad). Tijdens de extra ingelaste JBZ-Raad van 27 februari is bijvoorbeeld gesproken over noodhulp, opvang en solidariteit. Daar heeft Nederland bepleit dat er een Europa verenigd en solidair moet optreden om diegenen die het conflict te ontvluchten een veilige haven te bieden. Uw Kamer is hierover geïnformeerd middels het verslag van de ingelaste JBZ-Raad van 28 februari jl. Europese plannen voor de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne stonden eveneens ter bespreking tijdens de JBZ-Raad van 3 en 4 maart. Hier werd een politiek akkoord bereikt over de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De betreffende richtlijn omschrijft een uitzonderlijke procedure om onverwijld tijdelijke bescherming te bieden aan ontheemden die vluchten voor oorlog en geweld. Voor een terugkoppeling van deze bespreking verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.2
Bent u het ermee eens dat de opvang van mogelijke Oekraïense vluchtelingen niet enkel door de EU-landen aan de grens met Oekraïne dient te worden gedragen, maar als gezamenlijke Europese verantwoordelijkheid moet worden gezien? Bent u bereid er in EU-verband voor te pleiten dat Richtlijn 2001/55/EG van de Raad betreffende «minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen» in werking dient te worden gesteld nu een vluchtelingenstroom uit Oekraine op gang komt, zodat zij direct tijdelijke bescherming kunnen verkrijgen en het asielsysteem niet onnodig vastloopt?
Het kabinet acht het van groot belang dat de Europese Unie eensgezind optreedt, ook wanneer het gaat om het ontvangen van mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten. Tijdens de JBZ-raad van 3 en 4 maart is besloten de Richtlijn Tijdelijke bescherming (2001/55/EG) te activeren. Voor meer informatie over het activeren van deze Richtlijn verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.3
Bent u bekend met de beschikbare opvangcapaciteit voor mogelijke vluchtelingen in EU-landen die grenzen aan Oekraïne? Bent u bereid bij te dragen aan de mogelijke opvang van Oekraïense vluchtelingen via relocatie, indien de opvangcapaciteit van landen aan de Europese buitengrenzen tekort schiet?
Het kabinet is van mening dat de EU solidair op moet treden: daar zet het kabinet zich ook voor in. Het kabinet ontvangt de eerste berichten dat omringende landen aan de grenzen van de opvangcapaciteit zitten. Daar wordt in Brusselse gremia over gesproken, o.a. in het solidariteitsplatform gecoördineerd door de Commissie. Voor nadere toelichting verwijst het kabinet u naar de Kamerbrief die u op 17 maart jl. toeging.
Het artikel: “IGJ heeft niks meer aan mislukt ICT-systeem” van Skipr, 18 januari 2022 |
|
Jeroen van Wijngaarden (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Kuipers |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «IGJ heeft niks meer aan mislukt ICT-systeem»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat het ontwikkelen en implementeren van het systeem SPEC ruim 35 miljoen euro heeft gekost en dat het systeem nu onbruikbaar blijkt te zijn? Welke gevolgen heeft dit voor de begroting van het Ministerie van VWS? Kan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) dit opvangen uit eigen middelen?
In de periode 2013–2020 is door veel medewerkers van de IGJ met grote inzet en betrokkenheid gewerkt aan de ontwikkeling en implementatie van SPEC. Desondanks moeten we vaststellen dat het binnen dit traject op verschillende cruciale punten is misgegaan. Om lessen te trekken uit de ontstane situatie zijn de ontwikkeling en implementatie van SPEC in 2021 grondig geëvalueerd. Ik en mijn voorganger hebben uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de uitkomsten van de verschillende onderzoeken die in dit kader zijn uitgevoerd.2
De uitgaven voor de ontwikkeling en implementatie van SPEC zijn in de jaren 2016 t/m 2021 gerealiseerd. Er zijn geen verdere financiële verplichtingen meer vanaf 2022 voor het systeem SPEC. In de begroting VWS en de IGJ vanaf 2022 staan hiervoor dan ook geen bedragen gereserveerd.
Kunt u een feitenrelaas geven vanaf het moment dat de eerste signalen bij uw voorganger binnenkwamen over de problemen met SPEC tot en met december 2020, toen is besloten te stoppen met SPEC? Kunt u daarbij ingaan op de handelingen van de IGJ en op die van uw voorganger?
In het voorjaar van 2021 heeft ABDTOPConsult de ontwikkeling en implementatie van SPEC geëvalueerd. Het eindrapport heeft mijn voorganger op 2 juli jl. met uw Kamer gedeeld en bevat een feitenrelaas van de start van het project tot en met het besluit om een pas op plaats te maken in december 2020. In het rapport zelf wordt daarnaast ingegaan op de handelingen van de IGJ en de betrokkenheid van het Ministerie van VWS.
Waarom is pas tijdens implementatie gebleken dat SPEC niet aansluit bij de uitvoeringstaken van de IGJ? Kunt u toelichten waarom dit pas zo laat boven tafel kwam? Wat is er misgegaan bij het opstellen van de doelen bij de start het van het project?
De onderzoekers van ABDTOPConsult concluderen hierover het volgende:
Zie ook de Kamerbrief van de toenmalig Minister voor MSZ van 2 juli 2021 over de evaluatie van ABDTOPConsult.3
Wat vindt u van de conclusie van Atos dat het gebruik van SPEC het uiterste geeft gevergd van medewerkers en bij de IGJ tot een vertrouwenscrisis heeft geleid? Hoe heeft dit volgens u kunnen gebeuren? Wat wordt er gedaan om deze vertrouwenscrisis op te lossen?
De implementatie van SPEC heeft van veel IGJ-medewerkers het uiterste gevergd en het mislukken daarvan heeft zijn weerslag gehad op het vertrouwen in het systeem. Dit beeld wordt ook bevestigd in de evaluatie van ABDTOPConsult. SPEC was onvoldoende geworteld in een breed binnen de organisatie gedragen visie op de gewenste ontwikkeling van het toezicht. Daarnaast waren de gebruikers van SPEC gedurende delen van het ontwikkeltraject onvoldoende betrokken.
Afgelopen najaar is de IGJ-leiding gestart met het opnieuw vormgeven van de IV-governance binnen haar organisatie. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de inbreng en wensen van gebruikers en centrale plek krijgen binnen toekomstige IV-projecten van de IGJ. Juist zodat deze projecten kunnen rekenen op breed draagvlak binnen de organisatie. De aanbevelingen van Atos en ABDTOPConsult bieden hiervoor bruikbare handvatten.
Heeft het falen van dit project gevolgen gehad voor de samenstelling van het bestuur en het toezicht op de ontwikkeling van een volgend ICT-systeem van de IGJ? Kunt u dit toelichten?
De ervaringen met het SPEC-traject geven aanleiding om de IGJ-leiding op een zo kort mogelijke termijn te versterken met een programmadirecteur IV. Vooruitlopend daarop is de sturing op de IV en toekomstige IV-projecten beter belegd binnen de lijnorganisatie van de IGJ. Onder voorzitterschap van de inspecteur-generaal is een IV-sturingsoverleg ingericht, waarbij de inbreng van de toezichtafdelingen een nadrukkelijke plaats inneemt.
Zijn er consequenties voor het ICT-bedrijf dat de ontwikkeling van SPEC heeft geleid? Is bekend of dit bedrijf betrokken is bij ICT-projecten van andere overheidsinstellingen?
De ontwikkeling van SPEC ging uit van Rijkszaak, de standaarddienst voor zaakgericht werken van DICTU. DICTU is geen ICT-bedrijf, maar een Shared Service Organisatie van de rijksoverheid. DICTU heeft mij laten weten dat er op dit moment veertien andere implementaties van RijksZaak in productie zijn genomen binnen de rijksoverheid.
Aangezien IGJ een van de eerste afnemers van RijksZaak was, heeft ook DICTU geleerd van het SPEC-traject. Zo worden bij de start van nieuwe RijksZaak-trajecten de onderlinge verantwoordelijkheden en wijze van samenwerken beter beschreven. Ook wordt vooraf meer aandacht besteed aan de mate van hergebruik en standaardisatie.
Bent u het eens dat er alles aan gedaan moet worden om deze fout in de toekomst te voorkomen? Hoe beoordeelt u in dat kader de lessen die zijn getrokken rondom SPEC en de actiepunten die zijn geformuleerd in het Werkplan IGJ 2022? Op welke manier is het Adviescollege ICT-toetsing betrokken?
Ik ben het met u eens dat er alles aan gedaan moet worden om gemaakte fouten in de toekomst te voorkomen. Het is dan ook goed dat er in het afgelopen jaar door meerdere partijen kritisch is gekeken naar de ontwikkeling en implementatie van SPEC. De aanbevelingen van ABDTOPConsult en de onderzoeken van Atos en VKA heeft de IGJ vertaalt naar haar werkplan voor 2022.
De bestaande IV-systemen binnen de IGJ zijn voldoende robuust om het toezicht in de komende jaren te blijven ondersteunen4. Daarbij is er aandacht voor zowel eigenaarschap als het management van systemen. Er zijn producteigenaren voor de belangrijkste systemen evenals informatiemanagers voor een goede afstemming met de gebruikers in de organisatie.
Vanuit deze basis zal de IGJ de komende jaren verder werken aan het verbeteren van de IV-voorzieningen binnen haar organisatie. De sturing op toekomstige IV-projecten is daarvoor beter belegd binnen de lijnorganisatie van de IGJ. Zie ook mijn antwoord op vraag 6. Een belangrijk uitgangspunt is dat nieuwe functionaliteiten (mogelijkheden van het systeem) niet meer met een groot allesomvattend traject worden opgepakt. Maar stapsgewijs worden ontwikkeld met nauwe betrokkenheid van de gebruikers in het toezicht. Het Adviescollege ICT-toetsing is op dit moment dan ook niet betrokken.
Zijn er voornemens om de huidige systemen verder te optimaliseren, gelet op dat in het werkplan IGJ 2022 staat dat de robuustheid van de huidige systemen voldoende is om het toezicht van IGJ de komende jaren te ondersteunen? Hoe wordt voorkomen dat hier dezelfde fouten worden gemaakt? Kunt u hierbij specifiek ingaan op eigenaarschap, cultuur en leiderschap?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Commissiedebat Governance in de zorgsector / Inspectie IGJ / patiënten en cliëntenrechten, dat gepland staat op 17 maart 2022?
Ja.
De dag van het Natuurlijk Kapitaal |
|
Lammert van Raan (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «De dag van het Natuurlijk Kapitaal – Is Nederland voorbereid op de voorspelbare toekomst?»?1
Ja. Hoewel de «Dag van het Natuurlijk Kapitaal» in Nederland niet algemeen bekend is, heeft het Global Footprint Network (GNF) mij geïnformeerd dat deze dag op 19 februari 2022 voor de eerste keer zou worden uitgeroepen.
Bent u zich ervan bewust dat deze zaterdag, 19 februari, de dag van het Natuurlijk Kapitaal was, wat inhoudt dat Nederland al meer natuurlijke hulpbronnen heeft opgemaakt dan het Nederlandse ecosysteem in een jaar kan vernieuwen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u het met de Partij voor de Dieren eens dat het zeer onwenselijk is dat Nederland al zijn natuurlijk kapitaal voor dit jaar al heeft opgemaakt?
De «Dag van het Natuurlijk Kapitaal» illustreert het bekende feit dat de voetafdruk van ons Nederlandse leefpatroon veel te hoog is voor een duurzaam behoud en herstel van de biodiversiteit en een goede leefomgeving en voor de draagkracht van onze planeet. Onze samenleving staat voor de opgave om die voetafdruk substantieel terug te dringen. Mede in het licht van het feit dat biodiversiteit en klimaat wereldwijd onder druk staan zet het kabinet zich daarvoor in.
De indicator «Dag van het Natuurlijk Kapitaal» van het GFN vertaalt de totale consumptie (en afvalproductie) van Nederlandse burgers in een areaal dat jaarlijks nodig zou zijn om deze consumptiegoederen te produceren en negatieve impacts (b.v. CO2-uitstoot) op te vangen, afgezet tegen het in Nederland beschikbare areaal. Deze beperking tot Nederlands areaal geeft andere resultaten dan indicators zoals de «Earth Overshoot Day» en de Nederlandse Overshoot Day, eveneens van het GFN, en heeft weinig reële betekenis, omdat die geen rekening houdt met onze hoge bevolkingsdichtheid en internationale verwevenheid. De «Overshoot Day» bijvoorbeeld zet de impact van het Nederlandse consumptiepatroon in een mondiale context. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving gaat voor berekening van de Nederlandse consumptievoetafdruk uit van de milieudruk ongeacht waar ter wereld deze plaatsvindt2,3.
Consistente meting van onze ecologische voetafdruk is van belang voor zowel bewustwording als voor beleidsontwikkeling en -monitoring. Daarom ook voert Wageningen University & Research (WUR) op verzoek van LNV en in samenwerking met het PBL een onderzoeksprogramma uit naar bruikbare methodieken voor voetafdrukmeting en opties voor verlaging van die voetafdrukken.4
Is het u bekend dat alle Nederlanders samen meer dan twee keer de biocapiteit van Nederland gebruiken met hun huidige voedselpatroon? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u het met de Partij voor de Dieren eens dat deze grote voetafdruk zeer onwenselijk is en hoe bent u van plan deze voetafdruk te verkleinen?
Het is mij bekend dat de voetafdruk van ons huidige voedingspatroon groter is dan het in Nederland beschikbare areaal per persoon voor voedselproductie.5 Zoals hiervoor vermeld acht ik de inperking tot Nederlands areaal niet reëel.
De voetafdruk van ons voedingspatroon omvat verschillende factoren. Voeding is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de CO2-uitstoot van alle consumptie. Binnen het huidige voedselsysteem zijn er diverse mogelijkheden om de voetafdruk te verkleinen, zoals het verminderen van voedselverspilling, het eten volgens de Schijf van Vijf, het meer eten van plantaardige eiwitten, dit op maat te doen en met dichtbij geproduceerde producten.6 Met vertegenwoordigers van voedselketens, banken, kennisinstellingen en beleid wordt gewerkt aan het geharmoniseerd meten en verlagen van footprints in diverse voedselketens. In de kabinetsreactie op de evaluatie van de Voedselagenda 2016–2020 zal de Minister van LNV u hierover uitvoeriger informeren.
Bent u zich bewust van het feit dat de Nederlandse economie veel meer van de natuurlijke hulpbronnen vraagt dan Nederland zelf kan produceren? Hoe denkt u over de risico’s die dit met zich meebrengt? Hoe bent u van plan deze risico’s te mitigeren?
Risico’s van onvoldoende binnenlandse beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen kunnen liggen op veel terreinen, zoals biodiversiteitsverlies en milieudegradatie, maar ook op het gebied van onrechtvaardige verdeling van welvaart en van strategische afhankelijkheid. Het laatste aspect is in het licht van de crisis t.g.v. de Russische inval in Oekraïne en de internationale sancties tegen Rusland in het bijzonder actueel.
Het is echter een gegeven dat ons grondgebied lang niet alle benodigde grondstoffen voor de Nederlandse samenleving kan voortbrengen en dat daarom internationale handel nodig is en kansen biedt. Landen beschikken niet over hetzelfde klimaat, geografie, technologische ontwikkeling en geschoolde beroepsbevolking en kennen daardoor specifieke relatieve voor- en nadelen. Daardoor is internationale handel vervlochten met de nationale economie. Zo betrekt Nederland grondstoffen van eigen bodem en uit import en gebruikt die niet alleen voor eigen consumptie, maar ook voor doorvoer naar andere landen en productie voor de wereldmarkt. Nederland vervult zo een belangrijke rol voor de economie van andere landen. Dit kan ook benut worden om verduurzaming internationaal te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan voorwaarden over het tegengaan van ontbossing voor Europese consumptie en productie en aan het vergroenen van de financiële sector.
Dit kabinet zet in op het verminderen van de buitenlandse afhankelijkheid bij strategische goederen en grondstoffen. Dit krijgt in het bijzonder gestalte in Europees verband. Streven naar meer autarkie beperkt mogelijke risico’s in leveringszekerheid overigens niet. Het is niet realistisch te verwachten dat onze binnenlandse hulpbronnen kunnen voorzien in de nationale vraag naar grondstoffen en producten. Internationale handel bevordert weliswaar wederzijdse afhankelijkheid maar kan ook helpen om risico’s te verminderen door bijvoorbeeld diversificatie van toeleveranciers en het benutten van specifieke kwaliteiten en technologie van elders. Handel en een open economie helpen ook internationale relaties te verbeteren en vergroten de effectiviteit van het investeren in verduurzaming van internationale handelsketens.
Bent u bekend met Earth Overshoot Day, de dag in het jaar waarop de mensheid meer van de natuur heeft gebruikt dan de Aarde in een heel jaar kan regenereren, in 2021 op 29 juli viel, terwijl deze dag in 2020 nog viel op 22 augustus? Zo nee, waarom niet?
Ja, deze dag krijgt al langer aandacht in Nederland. Zie ook het antwoord bij vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat de Nederlandse Overshoot Day, de dag waarop de mensheid meer gebruikt zou hebben wanneer iedereen leefde als Nederlanders, dit jaar weer is vervroegd van 3 mei naar 12 april?
De GFN-berekeningen geven inderdaad voor 2022 een stijging van de voetafdruk aan. Ter nuancering dient vermeld te worden dat de datum van 12 april een voorspelling betreft, die nog bewaarheid moet worden. Verder blijkt uit de berekeningen van het GFN ook dat in tegenstelling tot het jaar 2022 de Nederlandse voetafdruk in de periode voor 2022 gemiddeld juist een langzaam dalende trend vertoont.
Bent u het met de Partij voor de Dieren eens dat het onwenselijk is dat het uitputten van natuurlijke hulpbronnen toeneemt in plaats van afneemt?
Ik ben het met de vragenstellers eens dat de uitputting van natuurlijke hulpbronnen ongewenst is en terug gedrongen moet worden. Daar zet dit kabinet zich voor in.
Beaamt u dat de ambitie om de Nederlandse ecologische voetafdruk pas in 2050 tot de helft te hebben teruggebracht niet in verhouding staat tot het feit dat aan de ene kant de Nederlandse voetafdruk toeneemt en aan de andere kant de Nederlandse voetafdruk een onevenredig grote bijdrage levert aan de mondiale voetafdruk?
De lange termijn ambitie moet zijn dat ons consumptiepatroon meer in balans komt met de draagkracht van de planeet en niet meer leidt tot «overshoot» of verdringing van gerechtvaardigde ambities van andere volken en generaties. Dit wordt ook nagestreefd via het commitment aan de Sustainable Development Goals. In het bijzonder moeten we ons in het licht van het feit dat biodiversiteit en klimaat wereldwijd onder druk staan ook rekenschap geven van de spanning tussen de wens om voldoende welvaart in het heden voor velen te verzekeren en het streven naar behoud van natuurlijke hulpbronnen voor toekomstige generaties7. Voor het substantieel terugdringen van de ecologische voetafdruk is een maatschappelijke transitie naar een klimaatvriendelijke, natuurinclusieve en circulaire samenleving nodig, waarvoor op korte termijn op veel verschillende terreinen veel in het werk wordt gesteld. Daar zet dit kabinet zich maximaal voor in. Zie ook het antwoord bij de volgende vraag.
Wat gaat u eraan doen om de jaarlijkse ecologische voetafdruk van Nederlanders te verkleinen?
Het voert te ver om hier alle maatregelen van het kabinet op te sommen.
Het substantieel verlagen van de wereldwijde ecologische voetafdruk van de Nederlandse consumptie vraagt transities en een grote inzet op veel terreinen.8 Veel beleidsprogramma’s die afgelopen jaren op deze terreinen zijn opgestart en waar dit kabinet zich voor blijft inzetten, dragen bij aan vermindering van de ecologische voetafdruk.9 Dat geldt bijvoorbeeld voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en de energietransitie in diverse sectoren (voedsellandbouw, elektriciteit, industrie, bouw en mobiliteit), de ontwikkeling naar een circulaire economie, de aanpak van de stikstofproblematiek, de transitie naar een duurzame (kringloop)landbouw en voedselconsumptie, en het werk in het kader van de Agenda Natuurinclusief10.
Specifiek voor de landbouw zet dit kabinet de koers van het vorige kabinet richting kringlooplandbouw voort. Kern hiervan is het voortdurende streven naar verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op de leefomgeving. Dit moet leiden tot minder schadelijke emissies naar bodem, lucht en water, vergroting van de biodiversiteit én een volhoudbaar en verantwoord gebruik van grondstoffen en hulpbronnen met een beter verdienvermogen voor boeren, tuinders en vissers. In het Realisatieplan «Op weg met nieuw perspectief» 11 is beschreven hoe aan deze transitie wordt gewerkt. In het Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» wordt hierbij een sterke focus gelegd op een gebiedsgerichte aanpak.
Verder wijs ik in het bijzonder ook op het Rijksbrede Programma Nederland Circulair in 205012. Het kabinet heeft zich ten doel gesteld om in 2030 een halvering van het gebruik van grondstoffen te bereiken en in 2050 een volledig circulaire economie te hebben. Veel natuur- en milieuproblemen zijn in de kern te herleiden tot een verspillende omgang met grondstoffen. In een circulaire economie wordt efficiënter en zorgvuldiger omgegaan met grondstoffen, materialen en producten, wat de afhankelijkheid van de winning en productie van nieuwe grondstoffen en materialen beperkt. Ook kan de circulaire economie bijdragen aan regeneratieve manieren van productie («regenerating nature»). De transitie naar een circulaire economie kan een belangrijke bijdrage leveren aan grote maatschappelijke opgaven als het behoud van biodiversiteit, broeikasgasemissiereductie, verbetering van lucht-, water- en bodemkwaliteit en leveringszekerheid van grondstoffen.
Nog veel andere maatregelen op specifieke beleidsterreinen dragen bij aan verlaging van de voetafdruk, zoals bijvoorbeeld de eiwittransitie, de vergroening van de financiële sector, vergroening van handelsinstrumenten in lijn met de akkoorden van Parijs en Glasgow, de ontwikkeling en uitvoering van EU-regelgeving inzake ontbossingsvrije producten, internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) en hoge standaarden voor transparantie, eerlijke productie, mensenrechten, voedselveiligheid, duurzame groei en klimaat. Tenslotte werkt LNV samen met andere departementen en Rijksdiensten ook aan verlaging van de eigen voetafdruk als organisatie.
De laatste stand van zaken van zorgmedewerkers met post-covidsyndroom |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u per maand aangeven hoeveel zorgmedewerkers per 1 maart, per 1 april, per 1 mei en per 1 juni 2022 in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) zullen komen door het post-COVID-syndroom (long COVID)?
Op grond van de privacyregelgeving is registratie van de reden of oorzaak van ziekteverzuim door werkgevers niet toegestaan. Werkgevers doen een ziekmelding bij UWV als hun werknemer na 42 weken ziekte nog niet volledig aan het werk is. De reden van de ziekmelding is niet bekend. Ik kan daardoor niet aangeven hoe groot de groep zorgmedewerkers is die ziek is als gevolg van langdurige klachten na een COVID-besmetting en de komende tijd een WIA-aanvraag doet. Vanaf maart 2022, als de pandemie twee jaar heerst, kunnen werknemers met langdurige klachten na een COVID-besmetting mogelijk een WIA-uitkering ontvangen. Sinds april 2020 heeft UWV een algemene diagnosecode voor COVID-19 in de registratiesystemen aangebracht en per 1 januari 2022 ook een diagnosecode specifiek voor langdurige klachten na een COVID-besmetting, te gebruiken bij alle komende WIA-claimbeoordelingen. Deze registratie zal op termijn een indicatie geven over de instroom in de WIA.
Wanneer komt u samen met sociale partners met meer duidelijkheid voor deze zorgmedewerkers die post-COVID-syndroom (Long COVID) hebben opgelopen en binnenkort in de WIA terechtkomen?
Op maandag 31 januari jl. heb ik gesproken met een aantal zorgverleners met langdurige klachten, na een in de beginfase van de pandemie opgelopen COVID-besmetting. FNV was hierbij aanwezig. Het gesprek was bedoeld om meer inzicht te krijgen in de situatie van deze zorgverleners. Het sluiten van een convenant met sociale partners was, gelet op het doel van het gesprek en de deelnemers aan het gesprek, geen onderwerp in dit gesprek.
Sociale partners maken deel uit van de Taskforce Optimale ondersteuning inzet zorgprofessionals. Deze taskforce heeft geadviseerd te komen met een tijdelijke overbrugging om voor de korte termijn werkgevers te ondersteunen om zorgprofessionals met Long COVID te behouden, totdat het onderzoek van het programma (COVID-19 en werk) naar Long COVID is afgerond.
Op vrijdag 25 februari jl. heb ik u geïnformeerd over de tijdelijke ondersteuning die ik zorgwerkgevers bied om langdurig zieke zorgverleners die in de periode maart-december 2020 langdurig ziek zijn geworden, voor de zorg te behouden.
Wat is uw afdronk en het resultaat van het gesprek dat u op 31 januari jongstleden heeft gehad met deze sociale partners?
Zie antwoord vraag 2.
Is de optie van een convenant besproken om zo een overbruggingsperiode in te stellen in ieder geval totdat er meer duidelijkheid komt over het beloop, de duur en de behandeling van het post-COVID-syndroom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke afspraken heeft u gemaakt met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ten aanzien van mensen met het post-COVID-syndroom?
UWV behandelt alle WIA-aanvragen op dezelfde manier en beoordeelt de mate van arbeidsongeschiktheid op basis van de functionele mogelijkheden in arbeid van het individuele geval. Het type ziekte of de oorzaak daarvan speelt hierbij geen doorslaggevende rol. Bij iedere ziekte en aandoening variëren aard en ernst van de klachten en ervaren belemmeringen per individu. In elke situatie wordt gekeken naar de mogelijkheden om te werken van de individuele werknemer, waarbij rekening wordt gehouden met diens mogelijkheden en beperkingen op dat moment. Daarmee biedt het beleid rond sociale zekerheid ruimte om maatwerk toe te passen en aan te sluiten op de situatie van de individuele werknemer. UWV beschikt over alle benodigde kennis over langdurige klachten na een COVID-besmetting, voor zover die op dit moment beschikbaar is. Deze kennis breidt zich continu uit, omdat hierover elke dag wetenschappelijke inzichten bijkomen.
Hoe beoordeelt u het bericht «Eerste werkgevers aansprakelijk gesteld voor gevolgen long covid»?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht. Het is aan de rechter om in deze zaken een uitspraak te doen.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden omdat over minder dan week het precies twee jaar geleden is dat het eerste coronageval in Nederland is geconstateerd?
Ik heb deze vragen zo spoedig als mogelijk was beantwoord.
(https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5288715/werkgevers-aansprakelijk-gevolgen-long-covid).
Opmerkingen van buurtsportcoach mevrouw N. Haarman tijdens het rondetafelgesprek ‘bewegingsarmoede’ op 21 februari jl. |
|
Rudmer Heerema (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Klopt het dat de buurtsportcoachregeling nog steeds voor 40 procent door de landelijke overheid gefinancierd wordt met 60 procent cofinanciering door gemeenten?
Ja, het klopt dat binnen de huidige regeling dit de afspraak is.
Is het bij deze regeling niet de bedoeling dat buurtsportcoaches op het snijvlak sportvereniging, gemeente en school opereren? Klopt het dat gemeenten de keuze maken aan welke specifieke doelgroepen meer aandacht besteed wordt?
Lokaal maken gemeenten afwegingen voor wie en wat zij de functionarissen die gefinancierd worden uit de Brede regeling Combinatiefuncties in willen zetten. De buurtsportcoach opereert op het snijvlak van sport, onderwijs, cultuur, zorg, welzijn en andere domeinen waarbij het gaat om mensen in beweging en aan het sporten te krijgen.
De doelstellingen van deze regeling zijn:
Is het de bedoeling van deze regeling dat buurtsportcoaches verhuurd worden aan het onderwijs als vakdocent lichamelijke opvoeding? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit? Zo nee, wilt u uitgebreid op de volgende vraag ingaan?
Zoals blijkt in de beantwoording van vraag 2 is één van de doelstellingen van de regeling dat sport-, beweeg- en cultuuronderwijs op en rond de scholen wordt versterkt. Het is mogelijk dat gemeenten keuzes maken om samen met scholen de regeling in te zetten voor een vakleerkracht. Uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 57% van de gemeenten de buurtsportcoach inzet op het onderwijs. Hiervan wordt 36% ingezet als vakleerkracht. Dit gaat om in totaal 672 fte. Met het onderwijs of andere partners wordt afgesproken welke taken de buurtsportcoaches verrichten.
Hoe taxeert u de casus dat de gemeente Tubbergen de buurtsportcoach verhuurt aan het basisonderwijs en hierdoor (een deel van) de 60 procent cofinanciering terugverdient, de buurtsportcoach betaald wordt volgens de CAO sport, terwijl werkzaamheden als docent lichamelijke opvoeding worden uitgevoerd die volgens de onderwijs-cao hoger worden ingeschaald? Is dit nu de bedoeling van de buurtsportcoachregeling? Is dit niet gewoon een verkapte constructie om goedkope docenten voor de klas te krijgen? Ontloopt de gemeente Tubbergen hiermee in feite haar verantwoordelijkheid tot 60 procent cofinanciering, omdat de gemeente deze cofinanciering doorbelast?
Ik begrijp uw constatering dat de gemeente Tubbergen een deel van de cofinanciering terugverdient niet. Het staat gemeenten vrij om de cofinanciering op een manier in te richten dat past bij het sport- en beweegbeleid van de gemeente. Zij kunnen dit delen met andere lokale partijen, of zelfs de verantwoordelijkheid volledig bij de subsidie ontvanger leggen. Om de inzet aan te laten sluiten bij het gemeentelijk beleid is een verbinding tussen beleid en uitvoering van belang. Inhoudelijk vind ik het onwenselijk als een dergelijke constructie leidt tot enkel de inzet van een buurtsportcoach in het onderwijs. Dit wil ik graag met Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) en een aantal gemeenten bespreken.
Onder welke cao een buurtsportcoach valt hangt af van de wijze waarop het werkgeverschap is ingevuld. Een buurtsportcoach die ingezet wordt als vakleerkracht en daarnaast buitenschoolse activiteiten organiseert kan bij de gemeente in dienst zijn of bij een stichting en werken volgens de cao Welzijn of Sport.
De Werkgevers in de Sport (WOS) heeft in opdracht van Vereniging Sport en Gemeenten en gefinancierd door VWS een opdracht uitgevoerd om een benchmark te verrichten onder een aantal cao’s. Deze benchmark geeft inzicht in de verschillen en overeenkomsten in arbeidsvoorwaarden tussen de cao’s waarin de meeste buurtsportcoaches werkzaam zijn.1 Bij het realiseren van de doelstellingen van de Regeling vind ik het belangrijk dat de situatie op de werkvloer gelijkwaardig is. Dat wil zeggen: de inzet van buurtsportcoach ten opzichte van de vakleerkracht die dezelfde werkzaamheden uitvoeren. Ik neem dit punt mee in het proces rond de herziening van de regeling.
Bent u het eens dat docenten lichamelijke opvoeding volgens de onderwijs-cao betaald moeten worden? Bent u het ook eens dat een buurtsportcoach op het snijvlak van sportvereniging, gemeente en school moet opereren en niet exclusief aan een school verhuurd moet worden?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord vraag 2 en 3. Daarnaast wil ik aangeven dat het mijn voorkeur heeft dat een buurtsportcoach werkzaam is op twee domeinen, waarbij één domein altijd sport en bewegen is. Ik zal dit in de herziening ook meenemen.
Bent u bereid te onderzoeken hoe vaak deze constructie zoals in Tubbergen voorkomt en kunt u uitrekenen hoeveel middelen van de sportbegroting hiermee gemoeid zijn? Bent u bereid deze constructie te verbieden, zodat een docent lichamelijke opvoeding ook als docent betaald wordt en niet via de CAO sport?
Hoe vaak een vakleerkracht deels wordt gefinancierd vanuit de Brede regeling Combinatiefuncties is bekend(zie ook antwoord vraag 3): uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 57% van de gemeenten de buurtsportcoach inzet op het onderwijs. Hiervan wordt 36% ingezet als vakleerkracht.
Ik ben bereid om nader te onderzoeken hoe vaak het voorkomt dat een vakleerkracht Lichamelijke opvoeding (gefinancierd uit de Brede regeling Combinatiefuncties) betaald wordt volgens de cao Sport in plaats van de cao Onderwijs en wat dit betekent voor de functionaris. Deze input neem ik mee in het proces rond de herziening van de BRC.
Bent u bereid deze gemeente en eventueel andere gemeenten die deze constructie ook hanteren aan te spreken, zodat ze hun verantwoordelijkheid die bij de cofinanciering hoort oppakken om de buurtsportcoach in te zetten zoals deze ingezet zou moeten worden?
Vanuit het Ministerie van VWS is contact geweest met de gemeente Tubbergen. De constructie zoals deze gehanteerd wordt, vind ik niet wenselijk (zie antwoord vragen 4 en 5). Zoals eerder aangegeven ga ik het gesprek aan met een aantal gemeenten waaronder Tubbergen om te bespreken of waarom zij deze constructie hanteren en of zij een constructie kunnen hanteren die beter bij de bestuurlijke afspraken van de regeling past. Ook zal ik dit specifiek meenemen in het proces rond de herziening van de Brede Regeling Combinatiefuncties. Uw Kamer zal over de herziening uiterlijk in het najaar en mogelijk eerder worden geïnformeerd.
Het meedoen van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Nationale Week Zonder Vlees & Zuivel en het invoeren van het principe ‘Carnivoor? Geef het door!’ |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat een veel plantaardig(er) dieet een enorm positieve bijdrage kan leveren aan onder andere het dempen van de klimaatverandering, het herstel van de natuur en het voorkomen van nieuwe pandemieën?1 Ziet u hier -als lid van een kabinet met klimaat- en natuurambities – ook een mooie rol voor zichzelf om met een relatieve kleine aanpassing in het aanbod van voedsel (op uw departement) een voortrekkersrol te nemen?
Ik ben bekend met de positieve bijdrage die een gebalanceerd voedingspatroon kan leveren aan mens en milieu. Bedrijfsrestaurants van de overheid voldoen daarom aan het MVI-inkoopcriterium Overheidsniveau Gezonde Catering. Het Overheidsniveau Gezonde Catering gaat uit van de Richtlijn Eetomgevingen van het Voedingscentrum. Hierdoor wordt stap voor stap gewerkt aan het verschuiven van het aanbod richting de Schijf van Vijf met gezondere en duurzamere keuzes. Hoe meer producten uit de Schijf van Vijf er worden aangeboden, hoe beter het is voor mens en milieu. Hiermee worden werknemers bij de rijksoverheid geholpen om ook op het werk gezonder en duurzamer te eten en te drinken in het bedrijfsrestaurant, de koffiecorner en tijdens bijeenkomsten.
Onderschrijft u de wetenschappelijke inzichten dat een plantaardig(er) dieet zelfs dubbele klimaatwinst oplevert: niet alleen zorgt een afname van het aantal dieren dat wordt gefokt en gedood voor voedsel voor een forse afname van de uitstoot van broeikasgassen, ook zorgt het ervoor dat er landbouwgrond vrijkomt (die immers niet meer nodig is voor het verbouwen van veevoer) die kan worden teruggeven aan de natuur om zo blijvend veel meer CO2 vast te leggen?2
Het kabinet zet in op een gezond en duurzaam voedingspatroon, gebaseerd op de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum biedt informatie op basis van wetenschappelijke en onafhankelijke inzichten. Onderdeel hiervan is dat een toename van het aandeel plantaardige eiwitten in het voedingspatroon een belangrijke bijdrage kan leveren aan zowel het klimaat, als aan de gezondheid. Daarmee onderschrijft dit kabinet deze wetenschappelijke inzichten. Om toe te werken naar een duurzamer voedingspatroon van de consument, is het belangrijk om naar de kansen èn obstakels te kijken binnen het hele voedselsysteem, van boer tot consument, en alles wat daar tussen zit in de keten.
Bent u bekend met het besluit van de burgemeester van New York om op alle scholen in de stad op vrijdag voortaan plantaardige maaltijden in de kantines aan te bieden (Vegan Fridays)? Deelt u de mening dat ook hier het mes aan meerdere kanten snijdt, namelijk én klimaatwinst én een gevarieerd en gezond menu en een goed voorbeeld voor de scholieren?3
Ik ben bekend met dit besluit. In Nederland is eten volgens de Schijf van Vijf het uitgangspunt voor een gezond voedingspatroon. Als je eet volgens de Schijf van Vijf dan eet je producten die gezondheidswinst opleveren. Plantaardige maaltijden dragen bij aan klimaatwinst en een gevarieerd en gezond menu. Aangezien kinderen een groot deel van hun tijd op school doorbrengen, is de school een zeer geschikte plek om scholieren bewust te maken van gezonde en duurzame voeding. In Nederland zetten we hier met de Gezonde School, Jong Leren Eten en de Gezonde Schoolkantine op in.
Bent u bereid mee te doen met de Nationale week zonder vlees en zuivel (van 7 tot en met 13 maart aanstaande)? Doet u uw departement ook mee?
De bedrijfscatering op mijn ministerie is deelnemer van de Nationale week zonder vlees en zuivel.
Bent u bereid om op uw departement het principe «Carnivoor? Geef het door!» in te voeren, wat inhoudt dat plantaardig voedsel (geen vlees en andere dierlijke producten) de norm wordt, waarbij ambtenaren en gasten van het ministerie op bestelling dierlijke producten kunnen eten zodat niemand in keuzevrijheid wordt beperkt?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft zich net als veel andere ministeries aangesloten bij de Rijksbrede visie circulaire catering waarin plantaardige voeding een belangrijk onderdeel is. Concreet betekent dit dat bij alle nieuwe aanbestedingen voor de catering de eiwittransitie een belangrijk aspect is.
Kunt u deze vragen (alleen namens uw eigen departement) beantwoorden voor 7 maart 2022?
Ik heb getracht de antwoorden voor mijn departement voor 7 maart toe te sturen aan uw Kamer. Dit is helaas niet gelukt.
Het bericht ‘Bouw brandblusinstallatie Waalhaven Zuid op losse schroeven’ |
|
Fahid Minhas (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Bouw brandblusinstallatie Waalhaven Zuid op losse schroeven»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat de kosten voor de bouw van de permanente blusvoorzieningen op het emplacement Waalhaven Zuid vier keer zo duur blijken als verwacht en de werkzaamheden hierdoor niet kunnen beginnen?
De forse kostenstijging voor de brandblusvoorzieningen hangt samen met de complexiteit en het bijzondere karakter van dit project. ProRail heeft aangegeven tijd nodig te hebben om de huidige scope, raming, planning en risico’s verder inzichtelijk te maken en te onderbouwen en is daarbij mede afhankelijk van goedkeuring door het bevoegd gezag van de door ProRail voorgestelde maatregelen. Aan de hand van deze verdere uitwerking stelt ProRail een nadere onderbouwing van de uiteindelijke kosten op ten behoeve van het verklaren van het tekort. Daarnaast heb ik ProRail gevraagd de raming extern te laten toetsen en de scope en planning nader in beeld te brengen. Zodra er een stabiel beeld is kan ik overgaan tot besluitvorming over het tekort.
Kunt u toelichten waarom de kosten van deze werkzaamheden zo veel hoger zijn uitgevallen en hoe het tekort van 63 miljoen euro bij ProRail is ontstaan?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u in beeld waarom het tekort van 63 miljoen euro bij ProRail nu pas duidelijk is geworden? Zo ja, waarom is dit niet eerder gecommuniceerd? Zo nee, waarom niet?
Op 24 december 2021 is door ProRail met mijn ministerie gedeeld dat een forse tegenvaller verwacht kon worden op basis van een eerste analyse van nieuwe ramingen. Als uitvoerder van dit project is het de taak van ProRail om het ministerie hier op te attenderen. Begin dit jaar zijn de ramingen verder geanalyseerd en heeft ProRail een tekort van circa 63 miljoen moeten vaststellen. Dit is toen ook met het bevoegd gezag gedeeld maar niet verder gecommuniceerd, omdat ProRail nog bezig was en is om de uiteindelijke omvang van het tekort te bepalen en te laten toetsen. Naast de onderbouwing van de huidige raming heb ik ProRail gevraagd in kaart te brengen wat de gevolgen zijn als het emplacement Waalhaven Zuid per 1 januari 2023 moet sluiten.
Is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op de hoogte geweest van het tekort bij ProRail? Zo ja, waarom heeft het ministerie ProRail niet tijdig geattendeerd op het tekort en de mogelijke gevolgen van dit probleem?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ook van mening dat, gezien de resultaten van het onafhankelijke onderzoek van bureau Crisislab naar de knel- en verbeterpunten bij ProRail, de spoorwegbeheerder al minimaal anderhalf jaar eerder actie had kunnen ondernemen met het op orde brengen van de blusvoorzieningen voor het goederenvervoer?
ProRail is sinds de oplevering van het Crisislab-onderzoek in 2020 aan de slag om de brandblusvoorzieningen conform de omgevingsvergunning op orde te brengen. De voorbereidingen blijken echter complex, onder andere omdat ProRail bij de aanleg van voorzieningen afhankelijk is van de medewerking van diverse derde partijen. In de tussentijd heeft ProRail in overleg met bevoegd gezag onder andere een nieuwe en tijdelijke voorziening in de vorm van een blustrein in gebruik genomen, waarmee het rangeren van gevaarlijke stoffen gecontinueerd kan worden.
Bent u het ermee eens dat alles in het werk gesteld moet worden om de einddatum van 1 januari 2023 voor het afronden van de werkzaamheden op Waalhaven Zuid te halen? Welke inspanningen gaat u daarvoor verrichten?
Dat ben ik met u eens. De inspanningen van alle betrokken partijen zijn erop gericht om op 1 januari 2023 aan de eisen in de omgevingsvergunning van Rotterdam te voldoen. De voortgang wordt onder andere besproken in regulier bestuurlijk overleg tussen ProRail, de gemeente Rotterdam, de omgevingsdienst, de veiligheidsregio, het havenbedrijf Rotterdam en het ministerie.
Heeft u in beeld welke logistieke oplossingen er klaarliggen bij het wederom moeten sluiten van Waalhaven Zuid?
ProRail zal al het mogelijke in het werk stellen om het goederenvervoer op het spoor zo goed als mogelijk af te wikkelen, maar de mogelijkheden daarvoor zijn beperkt wanneer Waalhaven Zuid gesloten zou worden voor het rangeren met gevaarlijke stoffen. Dit wordt onder andere belemmerd omdat emplacement Kijfhoek vanaf 2023 voor langere tijd minder capaciteit heeft vanwege een grootschalige renovatie. Het voorkomen van dit scenario is een gezamenlijke opgave van alle betrokken partijen. Daartoe vindt intensief bestuurlijk overleg plaats.
Heeft u in beeld of er meer werkzaamheden met betrekking tot spoorinfrastructuur en blusvoorzieningen voor het goederenvervoer onder druk staan als gevolg van hogere kosten?
ProRail legt op vijf emplacementen in de Rotterdamse haven brandblusvoorzieningen aan, namelijk op Waalhaven Zuid en op vier andere emplacementen. Deze vormen samen één project. De kostenoverschrijding betreft dit totale project. Daarnaast zullen de komende jaren op meer plaatsen aanpassingen op emplacementen moeten worden uitgevoerd. In het landelijk emplacementenproject zijn met regionale partijen afspraken gemaakt over uniforme veiligheidspakketten. Ik heb geen signalen dat deze werkzaamheden onder druk staan door hogere kosten.
In de brief over de financiële situatie met betrekking tot instandhouding en ontwikkeling van de Rijksinfrastructuur2 heeft mijn voorganger uw Kamer tevens gemeld dat onder andere voor de aanpak van de onderhoudsachterstanden in de haven in 2022 extra financiële middelen noodzakelijk zijn, waarover aan uw Kamer in de Voorjaarsnota een concreet voorstel wordt opgenomen. In het kader van het verbeterprogramma Zee-Zevenaar3 blijven IenW en ProRail met elkaar in gesprek over de inzichten in de kosten(ontwikkeling) van de benodigde maatregelen voor het aanpakken van de onderhoudsachterstanden in de haven in 2023 en latere jaren.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
Ik heb geprobeerd uw vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Bent u ermee bekend dat een veel plantaardig(er) dieet een enorm positieve bijdrage kan leveren aan onder andere het dempen van de klimaatverandering, het herstel van de natuur en het voorkomen van nieuwe pandemieën?1 Ziet u hier -als lid van een kabinet met klimaat- en natuurambities – ook een mooie rol voor zichzelf om met een relatieve kleine aanpassing in het aanbod van voedsel (op uw departement) een voortrekkersrol te nemen?
Ik ben bekend met de positieve bijdrage die een gebalanceerd voedingspatroon kan leveren aan mens en milieu. Bedrijfsrestaurants van de overheid voldoen daarom aan het MVI-inkoopcriterium Overheidsniveau Gezonde Catering. Het Overheidsniveau Gezonde Catering gaat uit van de Richtlijn Eetomgevingen van het Voedingscentrum. Hierdoor wordt stap voor stap gewerkt aan het verschuiven van het aanbod richting de Schijf van Vijf met gezondere en duurzamere keuzes. Hoe meer producten uit de Schijf van Vijf er worden aangeboden, hoe beter het is voor mens en milieu. Hiermee worden werknemers bij de rijksoverheid geholpen om ook op het werk gezonder en duurzamer te eten en te drinken in het bedrijfsrestaurant, de koffiecorner en tijdens bijeenkomsten.
Onderschrijft u de wetenschappelijke inzichten dat een plantaardig(er) dieet zelfs dubbele klimaatwinst oplevert: niet alleen zorgt een afname van het aantal dieren dat wordt gefokt en gedood voor voedsel voor een forse afname van de uitstoot van broeikasgassen, ook zorgt het ervoor dat er landbouwgrond vrijkomt (die immers niet meer nodig is voor het verbouwen van veevoer) die kan worden teruggeven aan de natuur om zo blijvend veel meer CO2 vast te leggen?2
Het kabinet zet in op een gezond en duurzaam voedingspatroon, gebaseerd op de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum biedt informatie op basis van wetenschappelijke en onafhankelijke inzichten. Onderdeel hiervan is dat een toename van het aandeel plantaardige eiwitten in het voedingspatroon een belangrijke bijdrage kan leveren aan zowel het klimaat, als aan de gezondheid. Daarmee onderschrijft dit kabinet deze wetenschappelijke inzichten.
Om toe te werken naar een duurzamer voedingspatroon van de consument, is het belangrijk om naar de kansen én obstakels te kijken binnen het hele voedselsysteem, van boer tot consument, en alles wat daartussen zit in de keten.
Bent u bekend met het besluit van de burgemeester van New York om op alle scholen in de stad op vrijdag voortaan plantaardige maaltijden in de kantines aan te bieden (Vegan Fridays)? Deelt u de mening dat ook hier het mes aan meerdere kanten snijdt, namelijk én klimaatwinst én een gevarieerd en gezond menu en een goed voorbeeld voor de scholieren?3
Ik ben bekend met dit besluit. In Nederland is eten volgens de Schijf van Vijf het uitgangspunt voor een gezond voedingspatroon. Als je eet volgens de Schijf van Vijf dan eet je producten die gezondheidswinst opleveren. Ook is het goed voor het milieu. Plantaardige maaltijden dragen bij aan klimaatwinst en een gevarieerd en gezond menu. In Nederland zetten we in op voedseleducatie via de programma’s Gezonde School, Jong Leren Eten en de Gezonde Schoolkantine. Daarbij is het belangrijk om te vermelden dat het in Nederland geen wettelijke taak van het onderwijs is om een lunch aan te bieden, daarnaast is bij lang niet elke school een kantine aanwezig.
Bent u bereid mee te doen met de Nationale week zonder vlees en zuivel(van 7 tot en met 13 maart aanstaande)? Doet u uw departement ook mee?
Zie het antwoord op vraag 2. Ik deel het inzicht dat een plantaardig eetpatroon ook goede kansen biedt voor de landbouw.
Bent u bereid om op uw departement het principe «Carnivoor? Geef het door!» in te voeren, wat inhoudt dat plantaardig voedsel (geen vlees en andere dierlijke producten) de norm wordt, waarbij ambtenaren en gasten van het ministerie op bestelling dierlijke producten kunnen eten zodat niemand in keuzevrijheid wordt beperkt?
De bedrijfscatering op mijn ministerie is deelnemer van de Nationale week zonder vlees en zuivel.
Kunt u deze vragen (alleen namens uw eigen departement) beantwoorden voor 7 maart 2022?
Het Ministerie van IenW heeft zich, net als veel andere ministeries, aangesloten bij de Rijksbrede visie circulaire catering waarin plantaardige voeding een belangrijk onderdeel is. Concreet betekent dit dat bij alle nieuwe aanbestedingen voor de catering de eiwittransitie een belangrijk aspect is.
Stormschade aan en onderhoudsinventarisatie van kerkgebouwen |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van berichten omtrent stormschade aan kerkgebouwen na de reeks stormen die Nederland de afgelopen dagen teisterde?
Ja.
Kunt u aangeven wat de meest actuele onderhoudsstaat van kerkgebouwen in Nederland is?
De onderhoudsstaat van monumentale kerken in Nederland is over het algemeen goed tot redelijk, zo blijkt uit recente monitoring door de provincies en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Bent u bekend met de zorgen bij kerkbesturen/kerken over hun voortbestaan, mede vanwege de stijgende kosten van onderhoud, de stijging van de gasprijs en niet toereikende subsidiëring middels status van kerkgebouwen als monument?
Ja, ik ben bekend met deze zorgen. Mede vanwege deze zorgen is onder mijn voorganger het programma Toekomst Religieus Erfgoedgestart. Het programma wordt uitgevoerd door de RCE in samenwerking met verschillende partners, waaronder vertegenwoordigers van de kerken. Het samenwerkingsverband ondersteunt kerken en gemeenten om gezamenlijk strategische toekomstplannen voor alle kerkgebouwen in een gemeente te ontwikkelen: de zogenaamde kerkenvisies. Momenteel beraden de partners van het programma Toekomst Religieus Erfgoed zich op het vervolg van het programma, waaronder ook het vervolg op de kerkenvisies.
Kerkeigenaren kunnen daarnaast een beroep doen op de Subsidieregeling instandhouding monumenten (SIM). Over de afgelopen drie jaar is op basis van deze regeling gemiddeld jaarlijks zo’n € 22,3 miljoen subsidie aan kerken verstrekt. Wel is het zo dat er sprake is van een toenemende druk op de bestaande subsidiemiddelen. In juli vorig jaar en tijdens het schriftelijk overleg Monumentenzorg in oktober jl., heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de stappen die zijn ondernomen om de druk op het bestaande budget te verlichten.1 Tegelijkertijd heeft mijn voorganger een bedrag van € 4 miljoen structureel aan de SIM toegevoegd. In lijn hiermee zal ik de komende tijd bezien conform de Kamerbrief van 6 juli 2021 hoe we met de problematiek rondom de SIM omgaan – ook in relatie tot de woonhuisregeling.
Deelt u de mening dat, om het vertrouwde stads- of dorpsgezicht te beschermen (dat mede gekenmerkt wordt door kerktorens), het van belang is om zo spoedig mogelijk in samenwerking met kerken en gemeenten een aanpak te formuleren?
Ik deel uw mening dat beschermde stads-en dorpsgezichten van belang zijn en dat kerkgebouwen en kerktorens hierin een belangrijke rol spelen. Om ons religieuze erfgoed toekomstbestendig te maken, is samenwerking tussen alle betrokken partijen essentieel. Juist daarom heeft mijn voorganger fors geïnvesteerd in de samenwerking met kerken, overheden, erfgoed- en burgerorganisaties middels het subsidiëren van kerkenvisies. Inmiddels werken 240 gemeenten, dus bijna 70% van alle gemeenten in Nederland, in samenwerking met kerkelijke gemeenschappen en burgers aan een kerkenvisie of hebben zij deze inmiddels afgerond. Per saldo betekent dit dat over de toekomst van 75% van de kerkgebouwen in Nederland strategisch wordt nagedacht of al is nagedacht. De kerkenvisies vervullen dus de rol van een gezamenlijk plan van aanpak.
Deelt u de mening dat, om achterstallig onderhoud in te halen, stormschade te repareren er een plan moet worden opgesteld, zodat niet alleen de vertrouwde dorps- en stadsgezichten behouden kunnen worden, maar ook dat omwonenden geen gevaar lopen door instortende kerktorens?
Kerkeigenaren zijn in de regel consciëntieuze eigenaren die hun verantwoordelijkheid ten aanzien van hun gebouwen zeer serieus nemen. De meeste kerkgebouwen worden regelmatig technisch geïnspecteerd en zijn goed verzekerd. Ook stormschade is goed te verzekeren. Deze verantwoordelijkheid ligt ook primair bij de eigenaren. Bij de reeks stormen waarmee Nederland recent te kampen heeft gehad, is de schade aan kerktorens en -gebouwen ondanks de hevigheid van die stormen beperkt gebleven. Bij het incidententeam van de RCE, een team dat in actie komt bij schade aan rijksmonumenten, zijn slechts twee schademeldingen aan monumentale kerkgebouwen binnengekomen, waaronder een van de Elandkerk in Den Haag. Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding om in aanvulling op de reeds bestaande samenwerking (zie ook antwoord op vraag 3 en 4) hiervoor een specifiek plan op te stellen. Uiteraard kan het incidententeam van de RCE in voorkomende gevallen in contact treden met eigenaren en gemeenten om te bezien hoe vervolgschade voorkomen kan worden of over hoe schade het best kan worden hersteld.
Bent u ermee bekend dat een veel plantaardig(er) dieet een enorm positieve bijdrage en impact kan leveren aan onder andere het dempen van de klimaatverandering, het herstel van de natuur en het voorkomen van nieuwe pandemieën?1 Ziet u hier – als lid van een kabinet met klimaat- en natuurambities – ook een mooie rol voor uzelf om met een relatieve kleine aanpassing in het aanbod van voedsel (op uw departement) een voortrekkersrol te nemen?
Ja, ik ben ermee bekend dat minder vlees eten goed is voor het dierenwelzijn en het milieu. Defensie volgt de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad en de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Daarin wordt een meer plantaardig voedingspatroon aanbevolen. Defensie biedt een breed scala aan producten aan, waarbij de keuze om gebruik te maken van deze producten bij de afnemer ligt.
Onderschrijft u de wetenschappelijke inzichten dat een plantaardig(er) dieet zelfs dubbele klimaatwinst oplevert? Niet alleen zorgt een afname van het aantal dieren dat wordt gefokt en gedood voor voedsel voor een forse afname van de uitstoot van broeikasgassen, ook zorgt het ervoor dat er landbouwgrond vrijkomt (die immers niet meer nodig is voor het verbouwen van veevoer) die kan worden teruggeven aan de natuur om zo blijvend veel meer CO2 vast te leggen?2
Voor het antwoord op deze vraag verzoek ik u zich te wenden tot het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik verwijs naar hun antwoord.
Bent u bekend met het besluit van de burgemeester van New York om op alle scholen in de stad op vrijdag voortaan plantaardige maaltijden in de kantines aan te bieden (Vegan Fridays)? Deelt u de mening dat ook hier het mes aan meerdere kanten snijdt, namelijk én klimaatwinst én een gevarieerd en gezond menu en een goed voorbeeld voor de scholieren?3
De collega’s van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beantwoorden deze vraag.
Bent u bereid mee te doen met de Nationale week zonder vlees en zuivel (van 7 tot en met 13 maart aanstaande)? Doet uw departement ook mee?
De bedrijfscateraars van Defensie nemen jaarlijks deel aan de «Nationale week zonder vlees» en leggen daarbij de focus op vegetarische en alternatieve producten. De cateraars bij Defensie plannen een aantal maanden vooruit met de ontwikkeling van de menu’s en actieproducten. Dit jaar is uitgegaan van de «Nationale week zonder vlees» in plaats van «Nationale week zonder vlees en zuivel», want de toevoeging «en zuivel» werd pas begin januari 2022 bekend gemaakt.
Bent u bereid om op uw departement het principe «Carnivoor? Geef het door!» in te voeren, wat inhoudt dat plantaardig voedsel (geen vlees en andere dierlijke producten) de norm wordt, waarbij ambtenaren en gasten van het ministerie op bestelling dierlijke producten kunnen eten zodat niemand in keuzevrijheid wordt beperkt?
Nee. Binnen Defensie wordt er rekening gehouden met de verschillende doelgroepen. Binnen het operationele domein wordt de voeding aangepast op de individuele inspanningsbehoefte van de militair en wordt waar mogelijk rekening gehouden met levens- en religieuze overtuigingen. In de bedrijfscatering bied ik voor alle levens- en religieuze overtuigingen de mogelijkheid om een goede en volledige maaltijd aan te schaffen. Bij het opnemen van nieuwe producten in het totaal-assortiment en de keuze voor het assortiment op de locaties, wordt rekening gehouden met de groeiende behoefte aan plantaardige voeding. Ik heb bijvoorbeeld het zuivelassortiment met plantaardige alternatieven uitgebreid.
Kunt u deze vragen (alleen namens uw eigen departement) beantwoorden voor 7 maart 2022?
Helaas was beantwoording voor 7 maart 2022 niet mogelijk. Ik heb daarom de gebruikelijke termijn van drie weken gehanteerd.
Bent u ermee bekend dat een veel plantaardig(er) dieet een enorm positieve bijdrage kan leveren aan onder andere het dempen van de klimaatverandering, het herstel van de natuur en het voorkomen van nieuwe pandemieën en ziet u hier -als lid van een kabinet met klimaat- en natuurambities – ook een mooie rol voor uzelf om met een relatief kleine aanpassing in het aanbod van voedsel (op uw departement) een voortrekkersrol te nemen?1
Ik ben bekend met de positieve bijdrage die een gebalanceerd voedingspatroon kan leveren aan mens en milieu. Bedrijfsrestaurants van de overheid voldoen daarom aan het MVI-inkoopcriterium Overheidsniveau Gezonde Catering. Het Overheidsniveau Gezonde Catering gaat uit van de Richtlijn Eetomgevingen van het Voedingscentrum. Hierdoor wordt stap voor stap gewerkt aan het verschuiven van het aanbod richting de Schijf van Vijf met gezondere en duurzamere keuzes. Hoe meer producten uit de Schijf van Vijf er worden aangeboden, hoe beter het is voor mens en milieu. Hiermee worden werknemers bij de rijksoverheid geholpen om ook op het werk gezonder en duurzamer te eten en te drinken in het bedrijfsrestaurant, de koffiecorner en tijdens bijeenkomsten.
Onderschrijft u de wetenschappelijke inzichten dat een plantaardig(er) dieet zelfs dubbele klimaatwinst oplevert: niet alleen zorgt een afname van het aantal dieren dat wordt gefokt en gedood voor voedsel voor een forse afname van de uitstoot van broeikasgassen, ook zorgt het ervoor dat er landbouwgrond vrijkomt (die immers niet meer nodig is voor het verbouwen van veevoer) die kan worden teruggeven aan de natuur om zo blijvend veel meer CO2 vast te leggen?2
Het kabinet zet in op een gezond en duurzaam voedingspatroon, gebaseerd op de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum biedt informatie op basis van wetenschappelijke en onafhankelijke inzichten. Onderdeel hiervan is dat een toename van het aandeel plantaardige eiwitten in het voedingspatroon een belangrijke bijdrage kan leveren aan zowel het klimaat, als aan de gezondheid. Daarmee onderschrijft dit kabinet deze wetenschappelijke inzichten. Om toe te werken naar een duurzamer voedingspatroon van de consument, is het belangrijk om naar de kansen én obstakels te kijken binnen het hele voedselsysteem, van boer tot consument, en alles wat daar tussen zit in de keten.
Deelt u de mening dat iemand die Olympisch kampioen wil worden onmogelijk een aanpak links kan laten liggen die zulke klinkende resultaten oplevert?
Ik deel de mening dat een gebalanceerd en duurzaam voedingspatroon, gebaseerd op de Schijf van Vijf en een daarmee gepaard gaande toename van het aandeel plantaardige eiwitten in het voedingspatroon, een bijdrage kan leveren aan de klimaatopgave. Daarom is het van belang dat het Voedingscentrum hierover informatie blijft verstrekken.
Bent u bekend met het besluit van de burgemeester van New York om op alle scholen in de stad op vrijdag voortaanplantaardige maaltijden in de kantines aan te bieden (Vegan Fridays) en deelt u de mening dat ook hier het mes aan meerdere kanten snijdt, namelijk én klimaatwinst én een gevarieerd en gezond menu en een goed voorbeeld voor de scholieren?3
Ik ben bekend met dit besluit. In Nederland is eten volgens de Schijf van Vijf het uitgangspunt voor een gezond voedingspatroon. Als je eet volgens de Schijf van Vijf dan eet je producten die gezondheidswinst opleveren. Ook is het goed voor het milieu. Plantaardige maaltijden dragen bij aan klimaatwinst en een gevarieerd en gezond menu. In Nederland zetten we in op voedseleducatie via de Gezonde School, Jong Leren Eten en de Gezonde Schoolkantine. Daarbij is het belangrijk om te vermelden dat het in Nederland geen wettelijke taak van het onderwijs is om een lunch aan te bieden, daarnaast is bij lang niet elke school een kantine aanwezig.
Heeft u gelezen dat de voorzitter van de Duitse land- en tuinbouworganisatie inmiddels van mening is dat de opmars van een plantaardig eetpatroon goede kansen biedt voor boeren en voor de landbouw uiteindelijk meer voordelen dan nadelen kent en deelt u deze inzichten?4 5
Zie het antwoord op vraag 2. Ik deel het inzicht dat een plantaardig eetpatroon ook goede kansen biedt voor de landbouw.
Bent u bereid mee te doen met de Nationale Week Zonder Vlees & Zuivel(van 7 tot en met 13 maart aanstaande) en doet uw departement ook mee?
De bedrijfscatering op mijn ministerie is deelnemer aan de Nationale Week Zonder Vlees & Zuivel.
Bent u bereid om op uw departement het principe «Carnivoor? Geef het door!» in te voeren, wat inhoudt dat plantaardig voedsel (geen vlees en andere dierlijke producten) de norm wordt, waarbij ambtenaren en gasten van het ministerie op bestelling dierlijke producten kunnen eten zodat niemand in keuzevrijheid wordt beperkt?
Het Ministerie van AZ heeft zich net als veel andere ministeries aangesloten bij de Rijksbrede visie circulaire catering waarin plantaardige voeding een belangrijk onderdeel is. Concreet betekent dit dat bij alle nieuwe aanbestedingen voor de catering de eiwittransitie een belangrijk aspect is.
Kunt u deze vragen (alleen namens uw eigen departement) beantwoorden voor 7 maart 2022?
Ik heb getracht de antwoorden voor mijn departement voor 7 maart 2022 toe te sturen aan uw Kamer. Dit is helaas niet gelukt.