Wachttijden voor stroomaansluitingen |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de wachttijden tot 70 weken voor stroomaansluitingen voor huishoudens? Wat is de omvang van dit probleem?
Er zijn inderdaad wachttijden voor sommige huishoudens en kleine bedrijven met een kleinverbruikersaansluiting. Op dit moment moeten enkele duizenden klanten langer wachten op een nieuwe aansluiting of verzwaring. Dit is een relatief klein percentage van het totaal aantal aanvragen voor nieuwe aansluitingen of het verzwaren van de bestaande aansluitingen. Het overgrote deel van de aanvragen wordt zonder vertraging aangesloten.
De netbeheerders geven wel aan dat zowel het aantal wachtenden als de wachttijden beginnen toe nemen. De doorlooptijd voor de groep aanvragen met vertraging is momenteel 40 tot 70 weken met een enkele uitschieter. In het eerste kwartaal van 2025 komt er meer inzicht in deze doorlooptijden met de online stroomnetchecker die door de netbeheerders wordt ontwikkeld.
De vertraging komt doordat netbeheerders steeds vaker eerst nieuwe kabels moeten aanleggen of een elektriciteitshuisje of verdeelstation moeten plaatsen, voordat de verzwaring of nieuwe aansluiting kan worden gerealiseerd. Dit zijn zeer lokale situaties, op buurt en straatniveau, die door heel Nederland kunnen voorkomen.
Wat zijn de grootste belemmeringen voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet (bijvoorbeeld tekort aan personeel, vergunningen)?
De uitbreiding van het elektriciteitsnet is een ongekend grote opgave. Dit vraagt veel van alle betrokken partijen. Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de doorlooptijd van een project en daarmee op de uitbreiding van het elektriciteitsnet. Het kan per gebied verschillen waar de knelpunten zitten. In stedelijk gebied gelden bijvoorbeeld andere uitdagingen voor het realiseren van energieprojecten dan in landelijk gebied. Er is dus geen eenduidig beeld te schetsen voor heel Nederland. Op hoofdlijnen zien we dat er een onderscheid kan worden gemaakt in knelpunten in de voorbereidings- en bouwfase, in de beleidsfase en in de samenwerking. In de bouwfase spelen met name tekort aan personeel, schaarste van materialen en logistieke uitdagingen. Zo hebben de netbeheerders bijvoorbeeld tot 2030 28.000 extra mensen nodig. In de voorbereidingsfase gaat het onder andere om het vinden van een geschikte locatie, het verwerven van of afspraken maken over het gebruik van grond, wijziging van het omgevingsplan en benodigde vergunningen. Daarnaast blijkt dat een goede samenwerking tussen netbeheerder en overheden van cruciaal belang is om snel stappen te kunnen zetten in de uitbreiding van het net. In het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) werkt het kabinet gezamenlijk met netbeheerders, overheden, de ACM en marktpartijen aan het mitigeren van deze knelpunten.
Hoe worden de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord over versnelde netuitbreidingen en aanpak van netcongestie uitgevoerd?
Het kabinet voert stevig regie op het oplossen netcongestieproblemen en het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet, zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Deze aanpak richt zich op versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur, en op het bevorderen van flexibel elektriciteitsgebruik, onder meer met decentrale oplossingen zoals energiehubs. Het kabinet trekt hierbij op met netbeheerders, mede-overheden, de ACM en marktpartijen. De Kamer is verder per brief van 21 november jl.1 geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen en resultaten.
Welke stappen worden gezet om de vergunningverlening te versnellen?
Er worden verschillende stappen gezet om de vergunningverlening te versnellen. Concreet wordt er gewerkt aan twee juridische maatregelen. Deze maatregelen zijn onderdeel van de versnellingsaanpak energietransitie waarover de Tweede Kamer in het voorjaar 2023 is geïnformeerd. Met de AMvB besluit Versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang zijn er versnellingen in de beroepsprocedure voor aangewezen elektriciteitsprojecten van 21kV of meer, onder ander met beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze aanwijzing kan leiden tot een versnelling van 1,5 jaar. De internetconsultatie hiervoor is afgerond. Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting bevat de grondslag voor dit besluit en dit wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Ten tweede is recent de internetconsultatie afgerond voor de invoering van de gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase. Met deze wijzigingen kunnen de onderzoeks- en meetwerkzaamheden sneller uitgevoerd worden. Dit kan leiden tot een versnelling van in ieder geval 2 maanden en tot wel 1,5 jaar, afhankelijk van of in de huidige situatie bezwaar en/of beroep wordt ingesteld.
Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheid voor het afgeven van meerdere vergunningen tegelijkertijd. Bovendien wordt verkend of een bredere stikstofaanpak voor energie-infrastructuur juridisch haalbaar is, ook omdat deze projecten stikstofreductie in de toekomst mogelijk maken. In de voortgangsbrief Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), die ongeveer gelijktijdig met deze antwoorden naar de Kamer wordt gezonden, zullen de uitkomsten van deze verkenning worden gedeeld. Het kabinet blijft zoeken naar aanvullende manieren om procedures te versnellen.
Wat doet u om de beschikbaarheid van technisch personeel voor netuitbreiding te vergroten?
De beschikbaarheid van voldoende technisch geschoold personeel is een essentiële randvoorwaarde voor de energietransitie in de volle breedte. Het kabinet werkt hier aan met het Actieplan Groene en Digitale Banen2. Dit richt zich onder meer op het verhogen van de instroom in technisch onderwijs en in de technische arbeidsmarkt. Ook de netbeheerders werken er als werkgever hard aan om vakmensen aan zich te binden en voor hun sector te behouden. Zij werken daarbij nauw samen met uiteenlopende betrokken partijen. Een goed voorbeeld is het samenwerkingsverband Mensen Maken de Transitie van acht landelijke partijen die, naast de netbeheerders, de bouwbedrijven, installateurs en onderwijs- en onderzoeksinstellingen vertegenwoordigen. Daarbinnen is de Taskforce Elektra actief, gericht op de randvoorwaarden voor de noodzakelijke netuitbreiding van de midden- en laagspanningsnetten, waaronder voldoende arbeidscapaciteit, effectievere samenwerking en technologische innovatie.
Hoe verhoudt de investeringsimpuls van 160 miljard euro zich tot de geplande energiebehoefte en het hoofdlijnenakkoord?
De netbeheerders investeren fors in het Nederlandse elektriciteitsnet, vanaf 2025 zo’n € 8 miljard per jaar. Zij stellen elke twee jaar investeringsplannen (IP’s) op om inzicht te geven in de benodigde en geplande investeringen in de komende tien jaar. De meest recente IP’s zijn in april dit jaar naar de Kamer gestuurd3. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 werkt het kabinet, om deze plannen te kunnen realiseren, aan versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuurprojecten van de netbeheerders.
Welke maatregelen waarborgen dat huishoudens en het mkb zo min mogelijk geraakt worden bij netcapaciteitstekorten?
Voor het antwoord op deze vraag is het van belang om een onderscheid te maken tussen netcongestie in het hoog- en middenspanningsnet en netcongestie in het laagspanningsnet. Op veel plekken in het land dreigt overbelasting van het hoog- of middenspanningsnet. Hier kunnen alle afnemers in een bepaalde regio in principe hinder van ondervinden, zowel groot- als kleinverbruikers. In de praktijk ondervinden tot nu toe vooral grootverbruikers hinder. Grootverbruikers die (extra) transportcapaciteit willen contracteren komen in een congestiegebied namelijk op een wachtrij. Voor de groei van de netbelasting van kleinverbruikers houden netbeheerders ruimte beschikbaar. Deze werkwijze zorgt er voor dat huishoudens en bedrijven en instellingen met een kleine aansluiting zo min mogelijk geraakt worden door het netcapaciteitstekort. Alleen in de regio Flevopolder-Gelderland-Utrecht («FGU») dreigt die ruimte zonder aanvullende maatregelen op te raken. Daarom zijn specifiek voor dat gebied aanvullende maatregelen afgesproken4.
Het zal echter steeds vaker voorkomen dat lokaal ook de laagspanningsnetten zelf vol raken. Op de laagspanningsnetten zijn vrijwel uitsluitend kleinverbruikers aangesloten. Dat betekent dat kleinverbruikers hier meer hinder van kunnen gaan ondervinden. Een nieuwe of grotere aansluiting is dan bijvoorbeeld pas mogelijk nadat er eerst nieuwe kabels zijn aangelegd of er een elektriciteitshuisje of verdeelstation is geplaatst. In januari van dit jaar heeft de toenmalige Minister voor Klimaat en Energie de Actieagenda voor congestie in laagspanningsnetten naar de Kamer gestuurd met maatregelen om netcongestie in het laagspanningsnet tegen te gaan5. Doel van die maatregelen is om de maatschappelijke impact van netcongestie zo veel mogelijk te beperken.
Hoe sluit de aanpak van netcongestie aan bij de klimaatdoelen uit het hoofdlijnenakkoord?
Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV) komt naar voren dat netcongestie een knelpunt vormt voor het bereiken van de doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen. Ook de Raad van State wijst hier op in zijn advies bij de Klimaatnota6. De voortvarende aanpak van netcongestie door het kabinet draagt bij aan het behalen van deze doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen, zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord.
Welke regio’s hebben de meest acute wachttijden, en welke samenwerking zoekt u met decentrale overheden?
De problemen rondom volle laagspanningsnetten zijn lokaal van karakter, op buurt- en straatniveau door het hele land. Oplopende wachttijden doen zich voor in zowel steden, dorpen als buitengebieden en kennen ieder een eigen oorzaak en oplossing. Na de publicatie van de online stroomnetchecker in het eerste kwartaal van 2025 kunnen consumenten zien of er op hun postcode problemen op het stroomnet bekend zijn, en of er een kans is dat zij langer moeten wachten. Hiermee proberen netbeheerders inzicht te geven in wat drukte op het stroomnet in de buurt op lokaal niveau betekent.
In het LAN werkt het kabinet met mede-overheden, netbeheerders en de ACM aan het beter benutten van het net én het versneld aanleggen van de elektriciteitsinfrastructuur. Gezamenlijk prioriteren we de benodigde acties en werken we die ook gezamenlijk uit. Daarnaast werken we regionaal goed samen in de provinciale Energy Boards waarin ook Rijk, provincie, gemeenten en netbeheerders zijn vertegenwoordigd. De investeringen worden met de verschillende overheden afgestemd in de nationale en provinciale MIEKs.
De uitbreiding van het laagspanningsnet gebeurt door middel van de wijkgerichte aanpak, ook wel de buurtaanpak genoemd. Dit betekent dat het net buurt voor buurt wordt verzwaard. Netbeheerders spannen zich in om de overlast voor bewoners zoveel mogelijk te beperken, maar dit is niet geheel te vermijden en noodzakelijk om te zorgen dat alle huishoudens probleemloos elektriciteit kunnen blijven gebruiken. Per buurt worden de bewoners op de hoogte gehouden van de werkzaamheden. Dit wordt in goed overleg met de verschillende overheden gedaan.
Wat is het tijdspad voor oplossingen en verbeteringen in de netcapaciteit, specifiek voor huishoudens?
Het tijdpad van oplossingen is sterk afhankelijk van het specifieke knelpunt dat geadresseerd moet worden; zie ook het antwoord op vraag 7. Een uitbreiding van het hoogspanningsnet kent een doorlooptijd van 7 tot 10 jaar. Een uitbreiding van een laagspanningsnet, door het aanleggen van nieuwe kabels of het plaatsen van een elektriciteitshuisje of verdeelstation duurt momenteel tussen de 40 en 70 weken, maar onder andere door personeelsgebrek is de verwachting dat deze doorlooptijd in de toekomst op gaat lopen.
Om te voorkomen dat voor huishoudens de doorlooptijd steeds verder oploopt is het van groot belang dat ook huishoudens en het mkb de bestaande netcapaciteit beter gaan benutten. In de brief van 21 november jl.7 is de Kamer geïnformeerd over de stappen die op dat vlak zijn en worden gezet.
De leveringszekerheid van elektriciteit |
|
Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat de Monitor Leveringszekerheid 2024 tot en met 2030 nog geen risico’s voor de leveringszekerheid van elektriciteit ziet, maar dat er volgens ditzelfde rapport in 2033 wel sprake zal zijn van een duidelijke overschrijding van de leveringszekerheidsnorm tot een niveau van Loss-of-Load Expectation (LOLE) van ruim 14 uur (10 uur meer dan de betrouwbaarheidsnorm van 4 uur)?
Ja.
Is het tevens juist dat de daling van het beschikbare regelbare productievermogen van 9,4 gigawatt (GW) tussen 2022 en 2033 een belangrijke oorzaak is van deze ruime overschrijding van de betrouwbaarheidsnorm in 2033?
Ja, in de Monitor Leveringszekerheid 2024 wordt een combinatie van een aantal ontwikkelingen op termijn verondersteld en vervolgens de leveringszekerheid beoordeeld. Naast een stijging van de elektriciteitsvraag en toename van het aandeel duurzame opwek met variabele productie (en daarmee meer afhankelijkheid van weersomstandigheden) is ook de veronderstelde daling van het regelbare vermogen een belangrijke oorzaak van de genoemde afname van de leveringszekerheid. Ik teken daarbij aan dat de verwachte daling van het vermogen het grootst is in de periode tot 2030, namelijk 7,8 GW. In de periode tussen 2030 en 2033 is de verwachte daling 1,6 GW. De veronderstelde elektriciteitsvraag in deze periode stijgt van 151 TWh in 2030 naar 172 TWh (+ 21 TWh) in 2033.
Deelt u de mening dat de Monitor Leveringszekerheid 2024 dus wel degelijk laat zien dat er zich in de toekomst, al in 2033, problemen zullen voordoen met de leveringszekerheid van elektriciteit? Zo nee, waarom niet?
De Monitor Leveringszekerheid 2024 geeft aan de hand van de verwachte ontwikkeling inzicht in de toekomstige leveringszekerheid en brengt mogelijke risico’s in kaart. In aanvulling op de nationale Monitor Leveringszekerheid, is mijn inzet eveneens gebaseerd op resultaten van de jaarlijkse European Resource Adequacy Assessment. Ik beschouw de Monitor Leveringszekerheid 2024 als een eerste waarschuwing dat er gedurende een aantal uren per jaar mogelijk een situatie kan ontstaan dat er onvoldoende aanbod is om aan alle vraag naar elektriciteit te voldoen. Dat betekent niet dat er zich in 2033 gegarandeerd leveringszekerheidsproblemen zullen voordoen. De verwachte ontwikkelingen in zowel Nederland als de landen om ons heen kunnen zeker voor het jaar 2033 nog anders blijken. Daarom is het goed dat dit jaarlijks op Europees en nationaal niveau gemonitord wordt.
Deelt u tevens de mening dat de oplossing van dit probleem in de toekomst er eigenlijk vandaag al zou moeten liggen, omdat we weten dat het bouwen (inclusief vergunningen) van elektriciteitscentrales die het wegvallende regelbare productievermogen kunnen vervangen een langdurig proces is? Zo nee, waarom niet?
De waarschuwing die TenneT heeft afgegeven in haar leveringszekerheidsanalyse neem ik serieus. Daarom onderzoek ik op dit moment de concrete betekenis daarvan, en de effectiviteit en mogelijke implicaties van potentiële oplossingen. De in mei van dit jaar gepubliceerde Monitor Leveringszekerheid 2024 laat een mogelijk probleem zien vanaf 2033. Dit is de eerste keer dat de Monitor Leveringszekerheid een mogelijk probleem voorziet. De in december 2023 gepubliceerde European Resource Adequacy Assessment voorziet dergelijke problemen (nog) niet. De Monitor Leveringszekerheid 2024 is het eerste concrete en onderbouwde signaal van een mogelijk leveringszekerheidsprobleem. Oplossingen om dit risico te mitigeren zijn kostbaar en/of mogelijk marktverstorend. Mede daarom hecht ik er belang aan om beslissingen hierover, die tijdig genomen moeten worden, goed doordacht en onderbouwd te nemen. Hierover zal ik de Kamer eind dit jaar informeren. Dit is ook in lijn met de op 5 maart 2024 aangenomen motie van de leden Erkens en Grinwis (Kamerstuk 36 197, nr. 15).
Op welke wijze wordt er bij het opstellen van plannen om het regelbare productievermogen op peil te houden rekening gehouden met de fase waarin er tegelijkertijd bestaand regelbaar vermogen wordt uitgefaseerd en er nieuwe kerncentrales worden gebouwd? Wordt er bijvoorbeeld rekening gehouden met een scenario waarin bestaand regelbaar vermogen langer daar eerder voorzien wordt behouden, in afwachting van de afronding van de bouw van nieuwe kerncentrales?
Het maken van plannen om het regelbare productievermogen op peil te houden is in eerste instantie aan de eigenaren van de centrales. Zij kunnen rekening houden met de fase tot er nieuwe kerncentrales zijn gebouwd. Daarnaast biedt het voorstel voor de Energiewet (Kamerstuk 36 378), zoals momenteel in behandeling bij de Eerste Kamer, met artikel 5.12 de mogelijkheid dat ik TenneT opdracht kan geven een strategische reserve in te richten. Daarmee kan TenneT een centrale die om commerciële redenen uitgefaseerd wordt, tegen betaling van de kosten daarvan, buiten de markt achter de hand houden voor het geval zich een leveringszekerheidsprobleem voordoet. Daarmee zou een strategische reserve zich kunnen lenen om regelbaar vermogen – buiten de markt – langer te behouden. De Kamer wordt mede over deze optie eind dit jaar nader geïnformeerd, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4.
Realiseert u zich dat als er te lang wordt gewacht met het maken van plannen om het regelbare productievermogen op peil te houden, problemen met de leveringszekerheid mogelijk niet meer te voorkomen zijn en bovendien de kosten van het nemen van maatregelen vele malen hoger zullen zijn?
De Monitor Leveringszekerheid 2024 laat zien dat er mogelijk een probleem is in 2033. Dit is het eerste onderbouwde signaal van een dergelijk risico. Zoals ik ook aangaf in mijn antwoord op vraag 4, wil ik zorgvuldig wegen welke potentiële oplossingen er zijn en wat daarvan de implicaties zijn. De leveringszekerheid is bovendien niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid regelbaar vermogen. Het regelbaar vermogen bepaalt gezamenlijk met andere vormen van flexibiliteit (interconnectie, (batterij)opslag en vraagrespons) de leveringszekerheid. Daarom is het van belang de gevolgen van een leveringszekerheidsprobleem en oplossingsrichtingen eerst nader te verkennen. Uiteraard zet ik me in om mogelijke leveringszekerheidsproblemen te voorkomen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4, en op vraag 5 van vragen van de leden Bontenbal en Erkens (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, Aanhangsel 2535) op 11 september jl., ben ik mogelijke nadere maatregelen aan het inventariseren en zal ik de Kamer hierover eind dit jaar informeren.
Deelt u daarom de constatering van TenneT dat, hoewel er nu nog voldoende tijd is om ervoor te zorgen dat de leveringszekerheid ook na 2030 te waarborgen, het wel van belang is dat er tijdig actie wordt ondernomen om te verzekeren dat er tijdig voldoende flexibiliteit gerealiseerd wordt? Zo nee, waarom niet?
Ja, mijn eerder genoemde inventarisatie van mogelijke maatregelen richt zich daarom op alle vormen van flexibiliteit (interconnectie, (batterij)opslag, regelbaar vermogen en vraagrespons). Naast het realiseren van extra flexibiliteit zou het behouden van bestaande flexibiliteit ook een optie kunnen zijn de leveringszekerheid te borgen. Daar zou het (tijdelijk) achter de hand houden van bestaand regelbaar vermogen als strategische reserve een voorbeeld van zijn, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5.
Hoe geeft u invulling aan het advies van TenneT om tijdig een uitvoeringsplan te ontwikkelen en te implementeren op basis waarvan maatregelen worden genomen om de leveringszekerheid van elektriciteit te waarborgen?
TenneT adviseert mogelijke beleidsmaatregelen in kaart te brengen die zich richten op het stimuleren van het behoud van het bestaande, en de totstandkoming van nieuw, regelbaar productievermogen, vraagsturing en opslag binnen de kaders van de Nederlandse energy-only markt. In lijn met het advies van TenneT ben ik hiermee bezig, zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de vragen 4, 5 en 6. Over de resultaten daarvan zal ik u eind dit jaar middels mijn eerder toegezegde brief informeren. Ik zal daarbij tevens aandacht besteden aan overige opties.
Op welke termijn denkt u een dergelijk uitvoeringsplan te kunnen ontwikkelen en implementeren en wat zijn uw uitgangspunten bij het opstellen van een dergelijk plan?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken tijdens de EU verkiezingen |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Judith Uitermark (NSC), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken op sociale media met als doel de Europese verkiezingen van 2024 te beïnvloeden?1
Ja, hiermee zijn we bekend.
Deelt u de mening dat dergelijke activiteiten een rechtstreekse bedreiging zijn voor de democratische rechtsstaat en daarmee voor de staatsveiligheid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Heimelijke beïnvloeding ondermijnt onze democratische rechtsstaat en het vertrouwen in onze democratische instituties. Daarmee vormt het een bedreiging voor onze nationale veiligheid. Het is voor het kabinet van groot belang om dreigingen tegen onze samenleving tegen te gaan.
Beamen de AIVD, MIVD en NCTV de resultaten van het onderzoek volledig? Met hoeveel zekerheid is te zeggen dat in Nederland niet op dezelfde schaal campagnes zijn gevoerd door buitenlandse mogendheden tijdens de verkiezingen van 2024?
Onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten waarschuwen al langere tijd dat inmengingsactiviteiten van andere landen in toenemende mate een bedreiging vormen.2 Het netwerk ontdekt door Trollrensics was actief in Frankrijk, Duitsland en Italië. In Nederland werd het niet waargenomen. Dit netwerk past in het normbeeld waarbij Rusland voortdurend probeert westerse beeld- en besluitvorming te beïnvloeden ten gunste van Rusland, maatschappelijke tegenstellingen probeert aan te wakkeren en te versterken en onderlinge eenheid te ondermijnen. In de openbare jaarverslagen van de AIVD en MIVD is te lezen dat Rusland zijn heimelijke beïnvloedingsactiviteiten vooral op grote Europese landen richt. Dat betekent niet dat er geen risico is voor Nederland op heimelijke beïnvloeding vanuit Rusland. Rusland stelt zich in deze opportunistisch op en is in staat om in te spelen op zich voordoende kansen in kleinere landen. Bovendien kunnen beïnvloedingscampagnes tegen bondgenoten ook indirect gevolgen hebben voor Nederland.
Hebben de AIVD en MIVD signalen opgevangen dat soortgelijke desinformatiecampagnes in Nederland zijn gevoerd tijdens de verkiezingen van 2024? Zo ja, zijn deze effectief bestreden? Wat was de schaal van deze campagne(s)?
De diensten hebben een divers instrumentarium om heimelijke beïnvloeding te onderzoeken en waar nodig de samenleving, instanties en/of personen te alerteren. Het kabinet kan in het openbaar geen mededelingen doen naar waar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten al dan niet onderzoek naar doen. Het is voor het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten immers van doorslaggevend belang dat zij in het belang van onze nationale veiligheid, geheimhouding en bronbescherming waarborgen. U kunt ervan uitgaan dat de diensten hun wettelijke bevoegdheden kunnen en zullen inzetten om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en waar mogelijk, tegen te gaan.
Draagt Nederland als wereldwijde host van online diensten, waaronder servers die gebruikt worden in Russische desinformatiecampagnes zoals recent bevestigd door de AIVD2, een bijzondere verantwoordelijkheid in het bestrijden van desinformatie? Zo ja, hoe kan hier effectief tegen worden opgetreden met respect voor de privacy van onschuldige internetgebruikers?
Aanbieders van hostingdiensten (inclusief online platformen) hebben bepaalde verantwoordelijkheden voor de informatie die zij hosten, die nader beschreven staan in de Digitaledienstenverordening (DSA). Dit betekent onder andere dat wanneer desinformatie de vorm heeft van illegale inhoud de DSA diverse bepalingen bevat die aanbieders van hostingdiensten een verantwoordelijkheid geven in de bestrijding daarvan. Artikel 6 DSA bepaalt dat aanbieders van hostingdiensten in beginsel niet aansprakelijk zijn voor informatie die gebruikers op hun servers plaatsen en opslaan. Zodra zij er echter kennis van krijgen dat ze illegale inhoud hosten, dan zijn ze verplicht om prompt te handelen en die inhoud te verwijderen of de toegang ertoe te blokkeren. Doen ze dat niet, dan kan de Europese Commissie, als toezichthouder van de DSA, ze wél aansprakelijk stellen voor die illegale inhoud. De DSA verplicht hen ook om meldingen van illegale inhoud mogelijk te maken en verduidelijkt dat dergelijke meldingen leiden tot kennis in de zin van artikel 6 (artikel 16, derde lid). Daarmee is er niet alleen een verplichting maar ook een prikkel om dat soort meldingen op te volgen.
Een puur hostingsbedrijf kan veelal niet ingrijpen op het niveau van specifieke inhoud van internetgebruikers, maar wel op het niveau van een hele server of website. Bijvoorbeeld door die ontoegankelijk te maken. Ingrepen door hostingbedrijven zijn daardoor over het algemeen minder proportioneel dan ingrepen door de website-eigenaar of de dienst die op de servers van het hostingbedrijf draait.
Niet alle desinformatie is illegaal. Niettemin kan het schadelijk zijn. Voor die gevallen bevat de DSA verplichtingen voor zeer grote online platformen. Zeer grote online platformen zoals X moeten daardoor in aanvulling op de verplichtingen waar alle aanbieders van hostingdiensten aan dienen te voldoen, verantwoordelijkheid nemen tegen desinformatiecampagnes, bijvoorbeeld in de vorm van niet-authentieke manipulatie van die diensten, op hun platformen. Dit probleem moet Europa-breed en bij de bron worden aangepakt. Artikel 34 en 35 van de DSA, die betrekking hebben op risicobeoordeling en risicobeperking, verplichten sociale media platforms als X of Facebook om maatregelen te nemen tegen gecoördineerd niet-authentiek gedrag en desinformatiecampagnes. Het is de Europese Commissie die hierop toezicht houdt vanuit de Digital Services Act (DSA). Meer informatie over de wijze waarop de Europese Commissie dit heeft ingevuld rondom de Europese Parlementsverkiezing is te vinden in het recentelijk gepubliceerde rapport hierover.4
Zijn er nog andere voorbeelden bekend waar Nederland een faciliterende rol speelde in beïnvloedingscampagnes gericht op andere landen? Hoe wordt dit ondervangen?
Nederland is een belangrijk knooppunt in mondiale digitale netwerken en infrastructuur. Het is voor veel statelijke actoren aantrekkelijk om misbruik te maken van Nederlandse ICT-infrastructuur, omdat deze van hoge kwaliteit is en eenvoudig is in te zetten. De AIVD, MIVD en NCTV waarschuwen daarom al langer voor het risico van misbruik van Nederlandse infrastructuur door statelijke actoren.5 Het is een belangrijke bevoegdheid en tegelijkertijd een taak van de AIVD en de MIVD om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en tegen te gaan. Ook als de beïnvloeding in een ander land plaatsvindt en gebruik maakt van Nederlandse infrastructuur. Op 9 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over de verstoring van een Russische digitale beïnvloedingsoperatie, gericht op de beïnvloeding van het publieke debat in de Verenigde Staten van Amerika. Bij deze beïnvloedingsoperatie werd gebruik gemaakt van een server in Nederland. De MIVD rapporteerde in 2022 over routers die door de Russische militaire inlichtingendienst (Glavnoje Razvedyvatelnoje Oepravlenije, GROe) gebruikt worden als aanvalsinfrastructuur en de verstoring van dat netwerk.6 In 2023 zag de MIVD dat Russische actoren gebruik blijven maken van gehackte infrastructuur van onschuldige gebruikers ten behoeve van digitale spionage-, sabotage- en beïnvloedingsactiviteiten.7
Het is van belang om de Nederlandse ICT-infrastructuur in generieke zin weerbaarder te maken tegen misbruik, daarom zet het kabinet in op de uitvoering van de Nederlandse Cybersecurity Strategie.8
Doet de regering uws inziens voldoende om desinformatiecampagnes in Nederland als ook beïnvloedingscampagnes die gehost worden vanuit Nederland tegen te gaan?
Het kabinet heeft in de Voortgangsbrief Rijksbrede strategie desinformatie, die in juni aan de Tweede Kamer is verzonden, beschreven wat zij deed en welke nieuwe acties zij voornemens zijn te ondernemen. Deze acties zijn onder andere gericht op het versterken van de weerbaarheid van burgers tegen desinformatie.9
Zie verder het antwoord op vraag 5.
Zijn er tijdens de Europese verkiezingen in 2024 aanvullende maatregelen genomen om desinformatienetwerken tegen te gaan? Zo ja, welke en bleken deze effectief? Zo nee, waarom niet?
Ja, er zijn maatregelen genomen in aanvulling op reeds bestaande maatregelen, zowel in samenwerking op Europees niveau, als aanvullende maatregelen op nationaal niveau.
De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) heeft netwerken van statelijke actoren tijdens de Europese verkiezingen beter in beeld gebracht door deze te identificeren en hierover artikelen te publiceren op de website EUvsDisinfo.10
De Europese Commissie heeft met enkele van de sociale media platformen, NGO’s en nationale toezichthouders, waaronder de ACM, een zogenoemde «stresstest» gevoerd. Hierbij testte de Commissie samen met de platformen of zij klaar waren voor heimelijke verkiezingsbeïnvloeding, zoals desinformatienetwerken, op hun platform en hoe daarmee om te gaan.11 Verder heeft de Commissie richtsnoeren gepubliceerd voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines (VLOPS en VLOSE) inzake de beperking van systeemrisico’s voor verkiezingsprocessen.12 Sinds de inwerkingtreding van de DSA is de ACM in Nederland aangewezen als digitaledienstencoördinator. Bij de afgelopen EP-verkiezing was de ACM betrokken bij onder andere de verkiezingstafel.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werkt samen met andere EU-lidstaten via mechanismen zoals het Rapid Alert System (RAS), de voor de verkiezingen ingestelde geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (IPCR) en het European Cooperation Network on Elections (ECNE) om informatie en acties te coördineren en de weerbaarheid te vergroten.
Op nationaal niveau neemt het Ministerie van BZK tijdens de verkiezingen standaard extra maatregelen om de effecten van desinformatienetwerken te verminderen.13 Dit gaat op de eerste plaats om begrijpelijke en transparante communicatie over het verkiezingsproces en de stemprocedure. Als burgers weten hoe het verkiezingsproces werkt, zijn ze minder vatbaar voor desinformatie over dit onderwerp. Daarnaast organiseerde het Ministerie BZK wederom een verkiezingstafels voor vertegenwoordigers van de gemeenten, de Kiesraad en alle veiligheidspartners (Politie, OM, ACM en betrokken ministeries), waar mogelijke risico’s worden besproken die ondermijnend zijn voor het verkiezingsproces. Verder organiseerde het ministerie een webinar voor gemeenteambtenaren waar specifiek is ingegaan op het tegengaan van desinformatie.
Tot slot kan het Ministerie van BZK in bijzondere gevallen haar trusted flagger status inzetten, waardoor meldingen door sociale media platformen met prioriteit worden behandeld. De sociale mediabedrijven maken hierbij altijd hun eigen onafhankelijke afweging of er sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden en dus of actie gerechtvaardigd is. Het ministerie heeft geen bevoegdheid bepaalde content te laten verwijderen. Deze status is voor de EP-verkiezing eenmalig ingezet bij het platform X om een algemene waarschuwing te geven dat er wellicht valse berichten worden verspreid over het verkiezingsproces. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd in de evaluatie van de EP-verkiezingen. De Minister van BZK streeft ernaar deze evaluatie begin november aan uw Kamer toe te sturen.
Uit rapporten van de onder de DSA opgerichte Europese digitaledienstenraad en de EDMO (het factcheckers consortium) Task Force blijkt dat er, ondanks pogingen van desinformatienetwerken, geen grote of structurele problemen zijn geweest bij de Europese verkiezingen.14 Ook de nieuwe, onder de DSA opgerichte, Europese digitaledienstenraad concludeert op dit moment dat er geen grootschalige of systemische incidenten hebben plaatsgevonden waardoor het verloop van de Europese verkiezingen is verstoord.15
Biedt de bestaande Europese wet- en regelgeving, met name via de Digital Services Act, voldoende mogelijkheden om op te treden tegen desinformatiecampagnes? Welke nationale en Europese maatregelen zijn er verder nog nodig om desinformatie effectief te bestrijden?
Ja, de desinformatiecampagnes zoals omschreven in het onderzoek van Trollrensics, vonden plaats op X. Dit platform geldt als een zeer grote online platform en valt sinds augustus 2023 onder de DSA. De DSA bevat verschillende bepalingen over inhoudsmoderatie door aanbieders van online tussenhandeldiensten. Volgens de definitie van het begrip «inhoudsmoderatie» (artikel 3, onderdeel t, van de DSA) gaat het dan om zowel illegale inhoud als om informatie die in strijd is met de algemene voorwaarden die de aanbieder toepast, bijvoorbeeld omdat hij deze onwenselijk of schadelijk acht. Desinformatie kan zowel de vorm aannemen van illegale inhoud als schadelijke inhoud. In het geval van het laatste, kan desinformatie en andere schadelijke inhoud vallen onder contractuele beperkingen die in de algemene voorwaarden opgenomen zijn. Daarnaast kan desinformatie ook vallen onder zogenaamde «systeemrisico» zoals beschreven in artikel 34 van de verordening. Tegen dergelijke schadelijke inhoud moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken.
Aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines moeten daarom, bij de beoordeling van systeemrisico’s, bijzondere aandacht besteden aan de manier waarop hun diensten (kunnen) worden gebruikt om misleidende of bedrieglijke inhoud, met inbegrip van desinformatie en gecoördineerde desinformatiecampagnes, te verspreiden of versterken. Het is vervolgens aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder om toezicht te houden op zeer grote online platformen en onlinezoekmachines. Bij het treffen van maatregelen moeten platformen de rechten van burgers beschermen, zoals het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting.
Daarnaast is uw Kamer recentelijk geïnformeerd over de nieuwe maatregelen die wij nemen in de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.16 Het Ministerie van BZK heeft opdracht gegeven tot een brede verkenning waarin wordt onderzocht hoe de kwaliteit van het open publieke debat beter kan worden gewaarborgd. Daarbij wordt onderzocht welke kwetsbaarheden het open publieke debat kent, waaronder de wijze waarop desinformatie de Nederlandse democratische rechtsstaat kan ondermijnen en welke interventies het open publieke debat beter kunnen beschermen. Over dit onderzoek en de eerste resultaten wordt uw Kamer eind 2024 geïnformeerd.
Doen grote online platforms volgens u voldoende om desinformatiecampagnes op hun kanalen te bestrijden? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo niet, van welke online platforms verwacht u meer actie en is de Digital Services Act, onder andere, voldoende uitgerust om hen hiertoe te dwingen?
De DSA verplicht zeer grote online platforms en zoekmachines om tenminste jaarlijks een risicobeoordeling te verrichten om te onderzoeken of hun diensten vatbaar zijn voor systeemrisico’s. De verspreiding van desinformatie kan zo’n systeemrisico vormen. Indien dergelijke systeemrisico’s aanwezig zijn, moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken. Dergelijke maatregelen kunnen de aanpassing van hun diensten, online-interfaces, algemene voorwaarden inhoudsmoderatieprocedures, algoritmische systemen of aanbevelingssystemen omvatten.
Het is nu nog te vroeg om volledig te kunnen vaststellen of zeer grote online platforms en zoekmachines voldoende maatregelen nemen om systeemrisico’s, waaronder de verspreiding van desinformatie, te mitigeren. Dat oordeel is in de eerste plaats aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder. In het geval van niet-naleving van de bepalingen door zeer grote online platformen en zeer grote onlinezoekmachines kan de Europese Commissie handhavingsmaatregelen. Zo kan de Europese Commissie bijvoorbeeld een maximale boete opleggen tot 6% van de wereldwijde omzet van een zeer groot online platform.
De Europese Commissie is voortvarend gestart met het toezicht, ook op de verplichtingen van artikel 34 en 35 DSA. Op 18 december 2023 is ze een formele procedure gestart tegen X. Onder meer omdat ze twijfelt aan de doeltreffendheid van de maatregelen die X neemt ter bestrijding van desinformatie. Deze procedure loopt nog. Op 12 juli j.l. heeft de Europese Commissie zijn voorlopige bevindingen naar X gestuurd.17 Daarnaast is ze een formele procedure gestart tegen Meta. De systeemrisico-analyses van Meta, de risico’s van desinformatie, en de maatregelen die Meta daartoe heeft genomen zijn onderdeel van die procedure.18 Wij volgen de voortgang van deze procedures en ondersteunen de Europese Commissie waar nodig in haar rol als toezichthouder op de naleving van de DSA.
Welke stappen gaat u nemen om samen met uw ambtsgenoten in de EU op te treden tegen deze vorm van buitenlandse verkiezingsbeïnvloeding? Bepleit u samen met hen een gezamenlijke boodschap richting de nieuwe Europese Commissie?
Het hoofdlijnenakkoord omschrijft dat de overheid zich inzet om de maatschappij weerbaar te maken tegen desinformatie. Dit belang dragen we ook in de EU uit. Het kabinet staat in EU verband in nauw contact met andere landen waar het buitenlandse beïnvloeding betreft. Concrete voorbeelden hiervan zijn het Europese Rapid Alert System (RAS) en het European cooperation network on elections (ECNE). In deze gremia zijn onder andere signalen over desinformatie, maatregelen om hiermee om te gaan en de laatste wetenschappelijke inzichten uitgewisseld. Leden van de Europese lidstaten doen mee om de negatieve impact van desinformatie zo effectief mogelijk aan te pakken en van elkaar te leren. Via deze wegen worden ook FIMI-campagnes19 gesignaleerd, vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen van FIMI en worden best practices gedeeld over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden. Waar nodig wordt gekeken naar een gezamenlijke reactie. Nederland participeert actief, o.a. door via het Rapid Alert System vertaalde versies van de Rijksbrede Strategie en de Kamerbrief Weerbaarheid Verkiezingsproces te delen.
De nieuwe Europese Commissie zal op het onderwerp desinformatie nieuwe stappen willen zetten. Dat blijkt uit de politieke richtlijnen van de herkozen Commissievoorzitter.20 Het is nu aan de Commissie om binnen hun mandaat met nieuwe voorstellen te komen. Uw Kamer wordt hier te zijner tijd over geïnformeerd.
Wat is de stand van zaken van de motie van de leden Piri en Paternotte over het in de Europese Raad pleiten voor onderzoek naar buitenlandse inmenging in de Europese Parlementsverkiezingen?3
Deze motie is uitgevoerd. De Minister-President heeft tijdens de informele Europese Raad van 17 juni 2024 zijn zorgen overgebracht over mogelijke buitenlandse inmenging in de EP-verkiezingen.22 De Minister-President gaf daarbij aan dat een onderzoek wenselijk is als er indicaties van inmenging zijn. Een dergelijk onderzoek op Europees niveau zou in de eerste plaats aan het EP zijn, in samenwerking met de Belgische autoriteiten.
Kunt u de vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het artikel 'TenneT wil regels zien voor apps voor zonnepanelen en waarschuwt voor black-outs' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «TenneT wil regels zien voor apps voor zonnepanelen en waarschuwt voor black-outs»?1 Hoe apprecieert u dit?
Ja. Digitalisering is noodzakelijk om de doelen van de energietransitie te halen. Deze digitalisering brengt echter ook risico’s met zich mee. Het kabinet herkent een aantal van de genoemde kwetsbaarheden en daarom werkt het kabinet aan de versterking van de weerbaarheid van de (vitale) energiesector, inclusief installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van zon. Binnenkort wordt nieuwe regelgeving van kracht waarmee er oplossingen komen voor de in het artikel benoemde kwetsbaarheden.
Welke regels op het gebied van IT-veiligheid gelden er voor fabrikanten van apps en sites voor het beheren van zonnepanelen? Klopt het dat zich hier grote kwetsbaarheden voordoen? Zo ja, welke?
Er gelden op dit moment strenge veiligheidseisen voor elektrische materialen. Deze eisen zijn onder meer opgenomen in de laagspanningsrichtlijn 2014/35/EU. Deze laagspanningsrichtlijn is in de Nederlandse wetgeving opgenomen in het warenwetbesluit elektrisch materiaal.
Voor IT-veiligheid zijn extra regels nodig. Vanaf 1 augustus 2025 zijn er veiligheidseisen op grond van de herziene radioapparaten-richtlijn (of Radio Equipment Directive, RED) van kracht. Dit betreft cybersecurity eisen voor draadloos verbonden apparatuur, waaronder zonnepaneelomvormers. Daarnaast wordt naar verwachting vanaf eind 2027 de Europese verordening cyberweerbaarheid (of Cyber Resilience Act, CRA) van kracht. De CRA is breder dan de RED en geldt niet alleen voor draadloze apparaten, maar voor alle producten met digitale elementen.
In aanloop naar de inwerkingtreding van deze regels, is het van belang dat iedereen in de keten van zonne-energie (fabrikanten, installateurs, verkopers, gemachtigden, importeurs en ook consumenten en bedrijven met zon PV installaties) aan de slag gaat met het nemen van (preventieve) maatregelen ten behoeve van het minimaliseren van digitale kwetsbaarheden. De consument, de installateur en de fabrikant hebben een eigen verantwoordelijkheid om de zonnestroominstallaties te allen tijde goed te beveiligen met sterke wachtwoorden en door regelmatig updates uit te voeren.
Er zijn momenteel inderdaad kwetsbaarheden. De oorzaak hiervan ligt vooral bij slechte beveiliging van omvormers door het gebruik van standaard wachtwoorden die niet uniek zijn en het niet op tijd updaten van hardware.2 Daarnaast zorgen niet alle fabrikanten van omvormers tijdig voor software-updates om de omvormers veilig te kunnen houden. Omvormers zijn de schakel tussen de opgewekte stroom van de zonnepanelen en het lokale stroomnet. Doordat omvormers aan het internet zijn gekoppeld, kunnen meerdere omvormers gelijktijdig worden gehackt of op een ongewenste manier worden aangestuurd. Daardoor kunnen aanvallen gedaan worden die schaalbaar zijn, waarbij het in theorie bij zeer grote aantallen apparaten fout kan gaan.3 De kans dat dit gebeurt achten wij echter zeer klein. Gelijktijdige toegang tot grote aantallen apparaten is niet waarschijnlijk.
Zodra de CRA van kracht is en de essentiële cybersecurity eisen op grond van de RED 3.3 D,E en F van toepassing zijn, worden fabrikanten verplicht om hun producten digitaal veilig te maken en houden. Zo zal het niet meer toegestaan zijn om standaard wachtwoorden te gebruiken; ieder apparaat krijgt een uniek wachtwoord. Fabrikanten worden daarnaast verplicht om kwetsbaarheden in de software van het product tijdig op te lossen en te melden.
Hoe verhoudt de wet- en regelgeving voor fabrikanten van apps en sites voor het beheren van zonnepanelen op het gebied van IT-veiligheid zich tot de wet- en regelgeving op dit gebied die geldt voor andere energiebedrijven? Waarom gelden er voor deze bedrijven verschillende regels op het gebied van IT-veiligheid?
Er is wet- en regelgeving voor de fabrikanten gericht op de veiligheid van hun producten met digitale elementen en er is wet- en regelgeving voor energiebedrijven gericht op het verhogen van hun digitale weerbaarheid. De gebruikers van de zonne-omvormers kiezen zelf welke producten zij aanschaffen. De energiebedrijven hebben daar maar beperkt invloed op. Daarmee vullen deze regels voor productveiligheid en weerbaarheid van de bedrijven elkaar aan. Hiermee wordt de cyberbeveiliging op verschillende niveaus in de keten versterkt om de cyberweerbaarheid van de gehele keten te verhogen.
Bij vraag 2 is een toelichting gegeven op de regelgeving voor fabrikanten van digitale producten. Voor energiebedrijven, die zijn aangewezen als aanbieder van een essentiële dienst (AED), geldt de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni), waarin de Europese netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS1-richtlijn) is geïmplementeerd. Deze wet beoogt de digitale weerbaarheid van Nederland te versterken en heeft als doel de gevolgen van cyberincidenten te beperken om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Daartoe bevat de Wbni onder meer voor AED’s de plicht om passende en evenredige beveiligingsmaatregelen met betrekking tot hun netwerk- en informatiesystemen te nemen én de plicht om ernstige cyberincidenten te melden. Er wordt momenteel gewerkt aan de implementatie van de nieuwe Europese netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS2-richtlijn) in de Cyberbeveiligingswet (Cbw). Die wet, met daarin onder meer een uitgebreidere regeling van de zorg- en meldplicht voor bedrijven, zal naar verwachting in het najaar van 2025 in werking treden. Op 13 juni 2024 is ook de wetgeving over grensoverschrijdende cybersecurity in de elektriciteitssector (Netcode) in werking getreden. Deze regelgeving richt zich op bedrijven die impact kunnen hebben op grensoverschrijdende elektriciteitsstromen en heeft als doel het verhogen van de digitale weerbaarheid van het Europese elektriciteitssysteem. Deze wet- en regelgeving richt zich op de bedrijfscontinuïteit en de continuïteit van dienstverlening van genoemde bedrijven. Bedrijven moeten op basis hiervan maatregelen treffen voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen, ze moeten significante cyberincidenten melden, en ze ontvangen bijstand bij digitale dreigingen of incidenten door het NCSC.
Klopt het dat indien een beheerder van zonnepanelen wordt gehackt dit een risico op een black-out voor een substantieel deel van Europa met zich meebrengt? Hoe vergaand zouden de gevolgen hiervan zijn?
De kans dat een dergelijk risico zich voordoet is zeer klein. Er moet een zeer groot aantal zonnepanelen gelijktijdig uitvallen voordat dit risico zich voordoet. Het Europese elektriciteitssysteem is zo ingericht dat de uitval van een bepaalde omvang kan worden opgevangen. In het uiterste geval dat zich een black-out voordoet, dan betekent dit dat er in een deel van het elektriciteitssysteem geen elektriciteit beschikbaar is. Hoe verregaand de gevolgen hiervan zijn ligt aan meerdere omstandigheden. Denk aan het totaal beschikbare vermogen van de getroffen partij(en), de kenmerken, de timing en daarbij ook de (internationale) belastbaarheid op het elektriciteitsnet. De landelijke netbeheerder TenneT heeft, in directe samenwerking met buurlanden, herstelprocedures voor het geval een dergelijke situatie zich voordoet. Deze procedures worden regelmatig in een internationaal samenwerkingsverband geoefend.
Hoe apprecieert u in dit kader het feit dat Nederlandse hackers de afgelopen twee jaar drie keer zijn binnengedrongen tot de software van dergelijke beheerbedrijven?
Het kabinet vindt dit zorgelijk. Dit onderstreept de noodzaak voor de bovenbedoelde wet- en regelgeving die binnenkort van kracht wordt. Het is belangrijk dat er meer aandacht komt voor de cyberveiligheid van deze internationaal opererende beheerbedrijven.
Deelt u de mening dat er snel betere wet- en regelgeving op het gebied van IT-veiligheid nodig is voor fabrikanten van online controlepanelen? Welke acties kunt u ondernemen?
Ja. Er is regelgeving maar er zijn aanvullingen nodig, de ontwikkelingen op dit terrein volgen elkaar in snel tempo op. Het is zaak om regelgeving te maken die inspeelt op de actuele ontwikkelingen. Het is van belang dat de (implementatie van de) nieuwe Europese wet- en regelgeving op het gebied van digitale weerbaarheid snel van kracht wordt.
De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) bereidt zich als toezichthouder grondig voor op de komende regelgeving. De RDI voert gesprekken met fabrikanten, installateurs, verkopers en importeurs en onderzoekt ook nu al op kleine schaal de cyberveiligheid van deze apparaten, zoals het eerder genoemde rapport uit 2023. De RDI heeft dit onderzoek uitgevoerd vooruitlopend op de komst van bovengenoemde cybersecurityeisen, om fabrikanten en leveranciers erop te wijzen dat zij zich moeten voorbereiden op de nieuwe eisen. Naar aanleiding van dit rapport hebben sectorpartijen, waaronder omvormerfabrikanten, al stappen ondernomen om hogere veiligheidseisen en standaarden te hanteren.
In de Gedragscode Zon op Woningen heeft de sector afspraken gemaakt over het veilig installeren van residentiele systemen. Volgens deze gedragscode zal de installateur de omvormer instellen met een sterk en per installatie uniek wachtwoord voor de onderhoudsinstellingen van de omvormer.
Het kabinet zet ook in op het vergroten van bewustzijn, zoals in de overheidscampagne «Doe je updates», waarin een oproep wordt gedaan om slimme apparaten in huis direct te updaten. Verder werkt het kabinet aan proactieve informatieverstrekking over de komende wet -en regelgeving, zodat de partijen en fabrikanten zich alvast kunnen voorbereiden.
Loopt Nederland risico doordat andere Europese landen onvoldoende wet- en regelgeving op het gebied van IT-veiligheid hebben voor fabrikanten van apps en sites voor het beheren van zonnepanelen? Zo ja, wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Vanwege het Europese karakter van het elektriciteitssysteem is er een Europese aanpak om cyberveiligheid te versterken. Deze Europese aanpak is juist gericht op harmonisatie van wet- en regelgeving voor cybersecurity, onder andere ten behoeve van de energiesector. Het kabinet verwacht daarom niet dat Nederland risico loopt doordat andere Europese landen onvoldoende wet- en regelgeving hebben op het gebied van cyber veiligheid.
Het artikel ‘New shipyard for TenneT's German offshore platforms is being built in Spain’ |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Beljaarts , Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel op de website van Tennet «New shipyard for TenneT's German offshore platforms is being built in Spain»?
Klopt het dat de Duitse tak van Tennet onderdeel is van Tennet B.V. (besloten venootschap), althans dat Tennet B.V. de grootste aandeelhouder is van TenneT Duitsland en Tennet B.V. dus (de grootste) zeggenschap heeft over TenneT Duitsland? en daardoor (grotendeels) Nederlands staatseigendom is?
Klopt het dat de komende jaren vanuit TenneT B.V. veel geld gereserveerd is voor de versterking en verduurzaming van het Duitse net?
Hoeveel Nederlands belastinggeld wordt hierdoor geïnvesteerd in het bouwen van een nieuwe werf?
Waarom wordt de scheepswerf voor de offshore platformen van Tennet in Spanje gebouwd en niet in Nederland?
In hoeverre heeft TenneT de mogelijkheden om deze bouw in eigen land uit te voeren onderzocht?
Welke rol heeft de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie gespeeld bij deze keuze?
Als de Sectoragenda geen rol gespeeld heeft: waarom niet?
Heeft de beschikbaarheid van subsidies of andere fiscale maatregelen in Spanje een rol kunnen spelen bij de beslissing van TenneT om te investeren in een Spaanse scheepswerf in plaats van een Nederlandse?
Bent u bereid om te onderzoeken of en in hoeverre dit het geval is en of en in hoeverre daarbij sprake is van een ongelijk speelveld tussen de Spaanse en de Nederlandse markt?
Bent u het eens dat dit een enorme investering had kunnen zijn in de Nederlandse maritieme maakindustrie en dat het spijtig is voor de sector dat deze investering niet in Nederland is gevallen?
Kunt u uitleggen hoe deze keuze van een Nederlands staatsbedrijf, waarbij Nederlands belastinggeld besteed wordt, voldoet aan de vijf actielijnen en onderliggende oplossingen die opgenomen zijn in de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie?
Heeft het kabinet de actielijn om het strategisch belang nadrukkelijker te verankeren in het aanbestedingsbeleid van de overheid en haar staatsdeelnemingen, inmiddels uitgevoerd? Zo nee, waarom niet en waar wacht dat op?
Zo ja, waarom houdt een Nederlands staatsbedrijf zich daar niet aan, welke maatregelen kan het kabinet nemen om de bouw in Spanje terug te draaien en welke maatregelen treft het kabinet om dat in de toekomst te voorkomen?
Bent u het eens dat staatsbedrijven het goede voorbeeld moeten geven? Deelt u de opvatting dat investeringen zoals deze dus in eerste instantie bij Nederlandse werven belegd zouden moeten worden?
Kunt u uitleggen hoe u ervoor zorgt dat staatsbedrijven de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie volgen, en hoe u hierover communiceert richting de andere ministeries?
Hebben desbetreffende ministeries het belang van de sectoragenda goed op het netvlies? Hoe is dat verankerd?
Zijn er de komende tijd meer staatsbedrijven die maritieme aanbestedingen moeten maken? Indien dit wel het geval is, wat doet u eraan om de sectoragenda mee te laten wegen in de besluiten die genomen worden?
Wachttijden voor stroomaansluitingen |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de wachttijden tot 70 weken voor stroomaansluitingen voor huishoudens? Wat is de omvang van dit probleem?
Er zijn inderdaad wachttijden voor sommige huishoudens en kleine bedrijven met een kleinverbruikersaansluiting. Op dit moment moeten enkele duizenden klanten langer wachten op een nieuwe aansluiting of verzwaring. Dit is een relatief klein percentage van het totaal aantal aanvragen voor nieuwe aansluitingen of het verzwaren van de bestaande aansluitingen. Het overgrote deel van de aanvragen wordt zonder vertraging aangesloten.
De netbeheerders geven wel aan dat zowel het aantal wachtenden als de wachttijden beginnen toe nemen. De doorlooptijd voor de groep aanvragen met vertraging is momenteel 40 tot 70 weken met een enkele uitschieter. In het eerste kwartaal van 2025 komt er meer inzicht in deze doorlooptijden met de online stroomnetchecker die door de netbeheerders wordt ontwikkeld.
De vertraging komt doordat netbeheerders steeds vaker eerst nieuwe kabels moeten aanleggen of een elektriciteitshuisje of verdeelstation moeten plaatsen, voordat de verzwaring of nieuwe aansluiting kan worden gerealiseerd. Dit zijn zeer lokale situaties, op buurt en straatniveau, die door heel Nederland kunnen voorkomen.
Wat zijn de grootste belemmeringen voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet (bijvoorbeeld tekort aan personeel, vergunningen)?
De uitbreiding van het elektriciteitsnet is een ongekend grote opgave. Dit vraagt veel van alle betrokken partijen. Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de doorlooptijd van een project en daarmee op de uitbreiding van het elektriciteitsnet. Het kan per gebied verschillen waar de knelpunten zitten. In stedelijk gebied gelden bijvoorbeeld andere uitdagingen voor het realiseren van energieprojecten dan in landelijk gebied. Er is dus geen eenduidig beeld te schetsen voor heel Nederland. Op hoofdlijnen zien we dat er een onderscheid kan worden gemaakt in knelpunten in de voorbereidings- en bouwfase, in de beleidsfase en in de samenwerking. In de bouwfase spelen met name tekort aan personeel, schaarste van materialen en logistieke uitdagingen. Zo hebben de netbeheerders bijvoorbeeld tot 2030 28.000 extra mensen nodig. In de voorbereidingsfase gaat het onder andere om het vinden van een geschikte locatie, het verwerven van of afspraken maken over het gebruik van grond, wijziging van het omgevingsplan en benodigde vergunningen. Daarnaast blijkt dat een goede samenwerking tussen netbeheerder en overheden van cruciaal belang is om snel stappen te kunnen zetten in de uitbreiding van het net. In het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) werkt het kabinet gezamenlijk met netbeheerders, overheden, de ACM en marktpartijen aan het mitigeren van deze knelpunten.
Hoe worden de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord over versnelde netuitbreidingen en aanpak van netcongestie uitgevoerd?
Het kabinet voert stevig regie op het oplossen netcongestieproblemen en het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet, zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Deze aanpak richt zich op versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur, en op het bevorderen van flexibel elektriciteitsgebruik, onder meer met decentrale oplossingen zoals energiehubs. Het kabinet trekt hierbij op met netbeheerders, mede-overheden, de ACM en marktpartijen. De Kamer is verder per brief van 21 november jl.1 geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen en resultaten.
Welke stappen worden gezet om de vergunningverlening te versnellen?
Er worden verschillende stappen gezet om de vergunningverlening te versnellen. Concreet wordt er gewerkt aan twee juridische maatregelen. Deze maatregelen zijn onderdeel van de versnellingsaanpak energietransitie waarover de Tweede Kamer in het voorjaar 2023 is geïnformeerd. Met de AMvB besluit Versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang zijn er versnellingen in de beroepsprocedure voor aangewezen elektriciteitsprojecten van 21kV of meer, onder ander met beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze aanwijzing kan leiden tot een versnelling van 1,5 jaar. De internetconsultatie hiervoor is afgerond. Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting bevat de grondslag voor dit besluit en dit wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Ten tweede is recent de internetconsultatie afgerond voor de invoering van de gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase. Met deze wijzigingen kunnen de onderzoeks- en meetwerkzaamheden sneller uitgevoerd worden. Dit kan leiden tot een versnelling van in ieder geval 2 maanden en tot wel 1,5 jaar, afhankelijk van of in de huidige situatie bezwaar en/of beroep wordt ingesteld.
Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheid voor het afgeven van meerdere vergunningen tegelijkertijd. Bovendien wordt verkend of een bredere stikstofaanpak voor energie-infrastructuur juridisch haalbaar is, ook omdat deze projecten stikstofreductie in de toekomst mogelijk maken. In de voortgangsbrief Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), die ongeveer gelijktijdig met deze antwoorden naar de Kamer wordt gezonden, zullen de uitkomsten van deze verkenning worden gedeeld. Het kabinet blijft zoeken naar aanvullende manieren om procedures te versnellen.
Wat doet u om de beschikbaarheid van technisch personeel voor netuitbreiding te vergroten?
De beschikbaarheid van voldoende technisch geschoold personeel is een essentiële randvoorwaarde voor de energietransitie in de volle breedte. Het kabinet werkt hier aan met het Actieplan Groene en Digitale Banen2. Dit richt zich onder meer op het verhogen van de instroom in technisch onderwijs en in de technische arbeidsmarkt. Ook de netbeheerders werken er als werkgever hard aan om vakmensen aan zich te binden en voor hun sector te behouden. Zij werken daarbij nauw samen met uiteenlopende betrokken partijen. Een goed voorbeeld is het samenwerkingsverband Mensen Maken de Transitie van acht landelijke partijen die, naast de netbeheerders, de bouwbedrijven, installateurs en onderwijs- en onderzoeksinstellingen vertegenwoordigen. Daarbinnen is de Taskforce Elektra actief, gericht op de randvoorwaarden voor de noodzakelijke netuitbreiding van de midden- en laagspanningsnetten, waaronder voldoende arbeidscapaciteit, effectievere samenwerking en technologische innovatie.
Hoe verhoudt de investeringsimpuls van 160 miljard euro zich tot de geplande energiebehoefte en het hoofdlijnenakkoord?
De netbeheerders investeren fors in het Nederlandse elektriciteitsnet, vanaf 2025 zo’n € 8 miljard per jaar. Zij stellen elke twee jaar investeringsplannen (IP’s) op om inzicht te geven in de benodigde en geplande investeringen in de komende tien jaar. De meest recente IP’s zijn in april dit jaar naar de Kamer gestuurd3. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 werkt het kabinet, om deze plannen te kunnen realiseren, aan versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuurprojecten van de netbeheerders.
Welke maatregelen waarborgen dat huishoudens en het mkb zo min mogelijk geraakt worden bij netcapaciteitstekorten?
Voor het antwoord op deze vraag is het van belang om een onderscheid te maken tussen netcongestie in het hoog- en middenspanningsnet en netcongestie in het laagspanningsnet. Op veel plekken in het land dreigt overbelasting van het hoog- of middenspanningsnet. Hier kunnen alle afnemers in een bepaalde regio in principe hinder van ondervinden, zowel groot- als kleinverbruikers. In de praktijk ondervinden tot nu toe vooral grootverbruikers hinder. Grootverbruikers die (extra) transportcapaciteit willen contracteren komen in een congestiegebied namelijk op een wachtrij. Voor de groei van de netbelasting van kleinverbruikers houden netbeheerders ruimte beschikbaar. Deze werkwijze zorgt er voor dat huishoudens en bedrijven en instellingen met een kleine aansluiting zo min mogelijk geraakt worden door het netcapaciteitstekort. Alleen in de regio Flevopolder-Gelderland-Utrecht («FGU») dreigt die ruimte zonder aanvullende maatregelen op te raken. Daarom zijn specifiek voor dat gebied aanvullende maatregelen afgesproken4.
Het zal echter steeds vaker voorkomen dat lokaal ook de laagspanningsnetten zelf vol raken. Op de laagspanningsnetten zijn vrijwel uitsluitend kleinverbruikers aangesloten. Dat betekent dat kleinverbruikers hier meer hinder van kunnen gaan ondervinden. Een nieuwe of grotere aansluiting is dan bijvoorbeeld pas mogelijk nadat er eerst nieuwe kabels zijn aangelegd of er een elektriciteitshuisje of verdeelstation is geplaatst. In januari van dit jaar heeft de toenmalige Minister voor Klimaat en Energie de Actieagenda voor congestie in laagspanningsnetten naar de Kamer gestuurd met maatregelen om netcongestie in het laagspanningsnet tegen te gaan5. Doel van die maatregelen is om de maatschappelijke impact van netcongestie zo veel mogelijk te beperken.
Hoe sluit de aanpak van netcongestie aan bij de klimaatdoelen uit het hoofdlijnenakkoord?
Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV) komt naar voren dat netcongestie een knelpunt vormt voor het bereiken van de doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen. Ook de Raad van State wijst hier op in zijn advies bij de Klimaatnota6. De voortvarende aanpak van netcongestie door het kabinet draagt bij aan het behalen van deze doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen, zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord.
Welke regio’s hebben de meest acute wachttijden, en welke samenwerking zoekt u met decentrale overheden?
De problemen rondom volle laagspanningsnetten zijn lokaal van karakter, op buurt- en straatniveau door het hele land. Oplopende wachttijden doen zich voor in zowel steden, dorpen als buitengebieden en kennen ieder een eigen oorzaak en oplossing. Na de publicatie van de online stroomnetchecker in het eerste kwartaal van 2025 kunnen consumenten zien of er op hun postcode problemen op het stroomnet bekend zijn, en of er een kans is dat zij langer moeten wachten. Hiermee proberen netbeheerders inzicht te geven in wat drukte op het stroomnet in de buurt op lokaal niveau betekent.
In het LAN werkt het kabinet met mede-overheden, netbeheerders en de ACM aan het beter benutten van het net én het versneld aanleggen van de elektriciteitsinfrastructuur. Gezamenlijk prioriteren we de benodigde acties en werken we die ook gezamenlijk uit. Daarnaast werken we regionaal goed samen in de provinciale Energy Boards waarin ook Rijk, provincie, gemeenten en netbeheerders zijn vertegenwoordigd. De investeringen worden met de verschillende overheden afgestemd in de nationale en provinciale MIEKs.
De uitbreiding van het laagspanningsnet gebeurt door middel van de wijkgerichte aanpak, ook wel de buurtaanpak genoemd. Dit betekent dat het net buurt voor buurt wordt verzwaard. Netbeheerders spannen zich in om de overlast voor bewoners zoveel mogelijk te beperken, maar dit is niet geheel te vermijden en noodzakelijk om te zorgen dat alle huishoudens probleemloos elektriciteit kunnen blijven gebruiken. Per buurt worden de bewoners op de hoogte gehouden van de werkzaamheden. Dit wordt in goed overleg met de verschillende overheden gedaan.
Wat is het tijdspad voor oplossingen en verbeteringen in de netcapaciteit, specifiek voor huishoudens?
Het tijdpad van oplossingen is sterk afhankelijk van het specifieke knelpunt dat geadresseerd moet worden; zie ook het antwoord op vraag 7. Een uitbreiding van het hoogspanningsnet kent een doorlooptijd van 7 tot 10 jaar. Een uitbreiding van een laagspanningsnet, door het aanleggen van nieuwe kabels of het plaatsen van een elektriciteitshuisje of verdeelstation duurt momenteel tussen de 40 en 70 weken, maar onder andere door personeelsgebrek is de verwachting dat deze doorlooptijd in de toekomst op gaat lopen.
Om te voorkomen dat voor huishoudens de doorlooptijd steeds verder oploopt is het van groot belang dat ook huishoudens en het mkb de bestaande netcapaciteit beter gaan benutten. In de brief van 21 november jl.7 is de Kamer geïnformeerd over de stappen die op dat vlak zijn en worden gezet.
De leveringszekerheid van elektriciteit |
|
Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat de Monitor Leveringszekerheid 2024 tot en met 2030 nog geen risico’s voor de leveringszekerheid van elektriciteit ziet, maar dat er volgens ditzelfde rapport in 2033 wel sprake zal zijn van een duidelijke overschrijding van de leveringszekerheidsnorm tot een niveau van Loss-of-Load Expectation (LOLE) van ruim 14 uur (10 uur meer dan de betrouwbaarheidsnorm van 4 uur)?
Ja.
Is het tevens juist dat de daling van het beschikbare regelbare productievermogen van 9,4 gigawatt (GW) tussen 2022 en 2033 een belangrijke oorzaak is van deze ruime overschrijding van de betrouwbaarheidsnorm in 2033?
Ja, in de Monitor Leveringszekerheid 2024 wordt een combinatie van een aantal ontwikkelingen op termijn verondersteld en vervolgens de leveringszekerheid beoordeeld. Naast een stijging van de elektriciteitsvraag en toename van het aandeel duurzame opwek met variabele productie (en daarmee meer afhankelijkheid van weersomstandigheden) is ook de veronderstelde daling van het regelbare vermogen een belangrijke oorzaak van de genoemde afname van de leveringszekerheid. Ik teken daarbij aan dat de verwachte daling van het vermogen het grootst is in de periode tot 2030, namelijk 7,8 GW. In de periode tussen 2030 en 2033 is de verwachte daling 1,6 GW. De veronderstelde elektriciteitsvraag in deze periode stijgt van 151 TWh in 2030 naar 172 TWh (+ 21 TWh) in 2033.
Deelt u de mening dat de Monitor Leveringszekerheid 2024 dus wel degelijk laat zien dat er zich in de toekomst, al in 2033, problemen zullen voordoen met de leveringszekerheid van elektriciteit? Zo nee, waarom niet?
De Monitor Leveringszekerheid 2024 geeft aan de hand van de verwachte ontwikkeling inzicht in de toekomstige leveringszekerheid en brengt mogelijke risico’s in kaart. In aanvulling op de nationale Monitor Leveringszekerheid, is mijn inzet eveneens gebaseerd op resultaten van de jaarlijkse European Resource Adequacy Assessment. Ik beschouw de Monitor Leveringszekerheid 2024 als een eerste waarschuwing dat er gedurende een aantal uren per jaar mogelijk een situatie kan ontstaan dat er onvoldoende aanbod is om aan alle vraag naar elektriciteit te voldoen. Dat betekent niet dat er zich in 2033 gegarandeerd leveringszekerheidsproblemen zullen voordoen. De verwachte ontwikkelingen in zowel Nederland als de landen om ons heen kunnen zeker voor het jaar 2033 nog anders blijken. Daarom is het goed dat dit jaarlijks op Europees en nationaal niveau gemonitord wordt.
Deelt u tevens de mening dat de oplossing van dit probleem in de toekomst er eigenlijk vandaag al zou moeten liggen, omdat we weten dat het bouwen (inclusief vergunningen) van elektriciteitscentrales die het wegvallende regelbare productievermogen kunnen vervangen een langdurig proces is? Zo nee, waarom niet?
De waarschuwing die TenneT heeft afgegeven in haar leveringszekerheidsanalyse neem ik serieus. Daarom onderzoek ik op dit moment de concrete betekenis daarvan, en de effectiviteit en mogelijke implicaties van potentiële oplossingen. De in mei van dit jaar gepubliceerde Monitor Leveringszekerheid 2024 laat een mogelijk probleem zien vanaf 2033. Dit is de eerste keer dat de Monitor Leveringszekerheid een mogelijk probleem voorziet. De in december 2023 gepubliceerde European Resource Adequacy Assessment voorziet dergelijke problemen (nog) niet. De Monitor Leveringszekerheid 2024 is het eerste concrete en onderbouwde signaal van een mogelijk leveringszekerheidsprobleem. Oplossingen om dit risico te mitigeren zijn kostbaar en/of mogelijk marktverstorend. Mede daarom hecht ik er belang aan om beslissingen hierover, die tijdig genomen moeten worden, goed doordacht en onderbouwd te nemen. Hierover zal ik de Kamer eind dit jaar informeren. Dit is ook in lijn met de op 5 maart 2024 aangenomen motie van de leden Erkens en Grinwis (Kamerstuk 36 197, nr. 15).
Op welke wijze wordt er bij het opstellen van plannen om het regelbare productievermogen op peil te houden rekening gehouden met de fase waarin er tegelijkertijd bestaand regelbaar vermogen wordt uitgefaseerd en er nieuwe kerncentrales worden gebouwd? Wordt er bijvoorbeeld rekening gehouden met een scenario waarin bestaand regelbaar vermogen langer daar eerder voorzien wordt behouden, in afwachting van de afronding van de bouw van nieuwe kerncentrales?
Het maken van plannen om het regelbare productievermogen op peil te houden is in eerste instantie aan de eigenaren van de centrales. Zij kunnen rekening houden met de fase tot er nieuwe kerncentrales zijn gebouwd. Daarnaast biedt het voorstel voor de Energiewet (Kamerstuk 36 378), zoals momenteel in behandeling bij de Eerste Kamer, met artikel 5.12 de mogelijkheid dat ik TenneT opdracht kan geven een strategische reserve in te richten. Daarmee kan TenneT een centrale die om commerciële redenen uitgefaseerd wordt, tegen betaling van de kosten daarvan, buiten de markt achter de hand houden voor het geval zich een leveringszekerheidsprobleem voordoet. Daarmee zou een strategische reserve zich kunnen lenen om regelbaar vermogen – buiten de markt – langer te behouden. De Kamer wordt mede over deze optie eind dit jaar nader geïnformeerd, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4.
Realiseert u zich dat als er te lang wordt gewacht met het maken van plannen om het regelbare productievermogen op peil te houden, problemen met de leveringszekerheid mogelijk niet meer te voorkomen zijn en bovendien de kosten van het nemen van maatregelen vele malen hoger zullen zijn?
De Monitor Leveringszekerheid 2024 laat zien dat er mogelijk een probleem is in 2033. Dit is het eerste onderbouwde signaal van een dergelijk risico. Zoals ik ook aangaf in mijn antwoord op vraag 4, wil ik zorgvuldig wegen welke potentiële oplossingen er zijn en wat daarvan de implicaties zijn. De leveringszekerheid is bovendien niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid regelbaar vermogen. Het regelbaar vermogen bepaalt gezamenlijk met andere vormen van flexibiliteit (interconnectie, (batterij)opslag en vraagrespons) de leveringszekerheid. Daarom is het van belang de gevolgen van een leveringszekerheidsprobleem en oplossingsrichtingen eerst nader te verkennen. Uiteraard zet ik me in om mogelijke leveringszekerheidsproblemen te voorkomen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4, en op vraag 5 van vragen van de leden Bontenbal en Erkens (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, Aanhangsel 2535) op 11 september jl., ben ik mogelijke nadere maatregelen aan het inventariseren en zal ik de Kamer hierover eind dit jaar informeren.
Deelt u daarom de constatering van TenneT dat, hoewel er nu nog voldoende tijd is om ervoor te zorgen dat de leveringszekerheid ook na 2030 te waarborgen, het wel van belang is dat er tijdig actie wordt ondernomen om te verzekeren dat er tijdig voldoende flexibiliteit gerealiseerd wordt? Zo nee, waarom niet?
Ja, mijn eerder genoemde inventarisatie van mogelijke maatregelen richt zich daarom op alle vormen van flexibiliteit (interconnectie, (batterij)opslag, regelbaar vermogen en vraagrespons). Naast het realiseren van extra flexibiliteit zou het behouden van bestaande flexibiliteit ook een optie kunnen zijn de leveringszekerheid te borgen. Daar zou het (tijdelijk) achter de hand houden van bestaand regelbaar vermogen als strategische reserve een voorbeeld van zijn, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5.
Hoe geeft u invulling aan het advies van TenneT om tijdig een uitvoeringsplan te ontwikkelen en te implementeren op basis waarvan maatregelen worden genomen om de leveringszekerheid van elektriciteit te waarborgen?
TenneT adviseert mogelijke beleidsmaatregelen in kaart te brengen die zich richten op het stimuleren van het behoud van het bestaande, en de totstandkoming van nieuw, regelbaar productievermogen, vraagsturing en opslag binnen de kaders van de Nederlandse energy-only markt. In lijn met het advies van TenneT ben ik hiermee bezig, zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de vragen 4, 5 en 6. Over de resultaten daarvan zal ik u eind dit jaar middels mijn eerder toegezegde brief informeren. Ik zal daarbij tevens aandacht besteden aan overige opties.
Op welke termijn denkt u een dergelijk uitvoeringsplan te kunnen ontwikkelen en implementeren en wat zijn uw uitgangspunten bij het opstellen van een dergelijk plan?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Het tariefsysteem voor de kosten van het elektriciteitsnet voor kleinverbruikers |
|
Pieter Grinwis (CU), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat België in 2023 een nieuw tariefsysteem heeft ingevoerd voor de kosten van het elektriciteitsnet voor kleinverbruikers?1 Kunt u het tariefsysteem beschrijven, de voor- en nadelen benoemen en uw eigen oordeel geven?
Het artikel waar uw vraag naar verwijst betreft de situatie in Vlaanderen. Ik ben bekend met het nieuwe tariefsysteem voor kleinverbruikers dat daar in 2023 is ingevoerd.
Sinds 2023 betalen kleinverbruikers in Vlaanderen voor het gebruik van het elektriciteitsnet:
Het capaciteitstarief wordt als volgt berekend:
Elk tariefsysteem kent voor- en nadelen. Een voordeel van dit tariefsysteem is dat de verdeling van netkosten aansluit bij de mate waarin een kleinverbruiker het elektriciteitsnet gebruikt. Wie veel elektriciteit verbruikt en dit bovendien met hoge pieken doet, moet meer betalen dan wie weinig elektriciteit verbruikt en het verbruik verdeelt over de tijd. Dit tariefsysteem geeft kleinverbruikers daarmee ook een prikkel om piekverbruik te vermijden, door bijvoorbeeld een elektrische auto gespreid te laden.
Een mogelijk nadeel van het tariefsysteem in Vlaanderen is dat het gedurende de hele dag een prikkel geeft om piekverbruik te vermijden, ook op momenten dat er juist ruimte is op het net. Het tariefsysteem kan daardoor bijvoorbeeld een prikkel geven om een elektrische auto langzaam op te laden, ook op momenten dat er juist ruimte op het net is om de auto snel te laden. Mede daarom wordt in Vlaanderen onderzoek gedaan naar een aanvullende tijdsafhankelijke tariefcomponent, waarbij in daluren tarieven lager zijn en in piekuren hoger. Een ander mogelijk nadeel is de begrijpelijkheid voor kleinverbruikers. Kleinverbruikers hebben doorgaans beperkt zicht op hun piekverbruik. Ook kan het in combinatie met bijvoorbeeld een dynamisch leveringstarief lastig zijn om te bepalen met welk elektriciteitsverbruik de energierekening zo laag mogelijk blijft.
Deelt u de stelling van de Vlaamse Energie Regulator (VREG) dat er door slim gebruik van het net minder grote investeringen nodig zijn en dat, dat in het voordeel is van iedereen? Zo nee, waarom niet? Deelt u tevens de mening dat door slimme netbenutting veel capaciteit kan worden vrijgespeeld?
Ja. In de Nederlandse situatie kan slim netgebruik een bijdrage leveren om overbelasting van het elektriciteitsnet te voorkomen totdat het net is verzwaard. Op langere termijn kan slim netgebruik de kosten van netverzwaring beperken. Met slim netgebruik wordt namelijk de piek verminderd, waardoor netverzwaring in mindere mate nodig is. Een goed evenwicht tussen slim netgebruik en netverzwaring is in het algemeen belang omdat daarmee de energierekening zo laag mogelijk blijft. Het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) richt zich daarom onder meer op het bevorderen van slim netgebruik.
Bent u bekend met het voorstel voor het invoeren van Time of Use tarieven in Wallonië?2 Kunt u het tariefsysteem zoals voorgesteld in Wallonië, beschrijven? Kunt u de voor- en nadelen beschrijven en uw eigen oordeel erover geven?
Ja, ik ben bekend met het voorstel voor een aangepast tariefsysteem voor kleinverbruikers in Wallonië dat per 2026 in zal gaan. Vanaf 2026 kunnen kleinverbruikers3 die beschikken over een slimme meter waarvan de communicatiefunctie actief is kiezen voor een «incentive tarief». Het incentive tarief is dus optioneel, de overige kleinverbruikers behouden het standaardtarief.
Het incentive tarief is te kenmerken als een tijdsafhankelijk tarief per afgenomen kWh. De uren van de dag worden ingedeeld in drie tariefcategorieën:
In de rode uren is het tarief een factor 5 hoger dan in de groene uren. In de oranje uren is het tarief een factor 3 hoger dan in de groene uren.
Een voordeel van dit incentive tarief is dat de verdeling van netkosten aansluit bij de mate waarin een kleinverbruiker het elektriciteitsnet gebruikt. In vergelijking met het tariefsysteem in Vlaanderen ligt in dit systeem de nadruk meer op het ontlasten van piekmomenten voor het net, zoals de piek tussen 17 uur en 22 uur. Wie de piekmomenten ontlast, wordt daarvoor beloond. De begrijpelijkheid van dit systeem is daarnaast wellicht iets hoger dan het systeem in Vlaanderen.
Dit tariefsysteem kent ook een aantal mogelijke nadelen. De vooraf vastgestelde piekmomenten en piektarieven kunnen er mogelijk toe leiden dat het piekverbruik op het net verschuift naar de dalmomenten. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat alle elektrische auto’s in een wijk om 1:00 ’s nachts tegelijk gaan laden als het daltarief ingaat. Dat kan dan juist weer voor een nieuwe piek zorgen. Als dat gebeurt zijn er aanvullende maatregelen nodig om zo’n piek te voorkomen.
Daarnaast brengt het feit dat kleinverbruikers kunnen kiezen voor het incentive tarief ook een risico met zich mee. De kans bestaat dat iedereen het voor zijn situatie goedkoopste tarief kiest zonder dat dit leidt tot verschuiving van verbruik. Wie bijvoorbeeld toch al weinig elektriciteit op piekmomenten gebruikt, kiest voor het incentive tarief, maar wie juist tijdens piekmomenten elektriciteit gebruikt, kiest het standaard tarief. Kleinverbruikers gaan dan niet het net slimmer gebruiken door hun vraag te verschuiven, maar toch betalen ze minder omdat ieder het goedkoopste tarief voor zijn situatie kiest. Omdat de kosten van het elektriciteitsnet toch gedekt moeten worden, zullen de nettarieven daardoor stijgen.
Bent u het eens met de stelling dat het huidige tariefstelsel voor netkosten voor kleinverbruikers in Nederland niet meer houdbaar is, omdat het de kosten die worden veroorzaakt, niet langer eerlijk reflecteert? In hoeverre acht u de huidige situatie in Nederland waarin een huishouden met een piekbenutting van 2 kW evenveel betaalt als een huishouden dat 10 kW netcapaciteit vraagt eerlijk en rechtvaardig?
Een nieuw tariefsysteem voor kleinverbruikers kan bijdragen aan het tegengaan van netcongestie en kosten voor netverzwaring op termijn verminderen. Om die reden wordt is in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) iopgenomen dat netbeheerders hiermee aan de slag zijn. Dit najaar publiceren netbeheerders een onderzoek naar een alternatief nettarief voor kleinverbruikers. Vervolgens willen netbeheerders op korte termijn een codewijzigingsvoorstel indienen bij de ACM. De ACM zal hierover vervolgens een besluit nemen, omdat de ACM op grond van Europees recht de exclusieve bevoegdheid heeft om te beslissen over de nettarieven. De ACM zal het voorstel daarbij consulteren en toetsen aan (Europese) wet- en regelgeving. De wettelijke uitgangspunten voor de tariefstructuur zijn kostenreflectiviteit, het bevorderen van systeemefficiëntie, transparantie en non-discriminatie.4 De uiteindelijke weging van de voor- en nadelen van verschillende tariefsystemen is dan ook aan de ACM op basis van deze wettelijke uitgangspunten.
Welke lessen trekt u uit bovenstaande alternatieve tariefsystemen en op welke wijze bent u voornemens om ook in Nederland door middel van aanpassingen aan het tariefsysteem slimmer gebruik van schaarse netcapaciteit door huishoudens te stimuleren? Wordt er gewerkt aan een nieuw tariefstelsel voor kleinverbruikers en wanneer kunnen we het voorstel en de implementatie daarvan verwachten?
Ik kijk met belangstelling naar het voorstel van netbeheerders. Als huishoudens het net slim gebruiken, betekent dat ook dat er minder investeringen in het uitbreiden van het net nodig zijn. Ik vind het van groot belang dat in een dergelijk voorstel slim netgebruik wordt beloond en dat de meeste huishoudens er op vooruitgaan. Daarnaast vind ik het belangrijk dat kleinverbruikers grip houden op hun energierekening en dat prikkels om te verduurzamen behouden blijven.
De verwachte implementatietermijn is mede afhankelijk van het concrete voorstel van de netbeheerders. Een aanpassing van de tariefstructuur heeft voor netbeheerders en (groepen) kleinverbruikers hoe dan ook gevolgen die zorgvuldig moeten worden gewogen bij verdere uitwerking en implementatie. Tegelijkertijd is een nieuw tariefsysteem een belangrijk middel om overbelasting van het elektriciteitsnet te voorkomen en is snelheid dus ook van belang. Naast het rekenen van hogere tarieven op piekmomenten kan het wellicht ook interessant zijn om kleinverbruikers te belonen op het moment dat zij zelf hun verbruik op piekmomenten verminderen. Ik bekijk daarom waar ik de invoering van een nieuw tariefsysteem kan ondersteunen en bespoedigen, mits dat ook voldoet aan de hierboven genoemde randvoorwaarden.
Vanzelfsprekend houd ik uw Kamer op de hoogte van deze ontwikkelingen in de komende maanden. Na publicatie door Netbeheer Nederland van het onderzoek naar een alternatief nettarief voor kleinverbruikers zal ik mijn appreciatie daarvan met uw Kamer delen, voorafgaand aan het Commissiedebat Elektriciteitsnet, Energie-infrastructuur & RES op 28 november a.s.
Het artikel 'TenneT wil regels zien voor apps voor zonnepanelen en waarschuwt voor black-outs' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «TenneT wil regels zien voor apps voor zonnepanelen en waarschuwt voor black-outs»?1 Hoe apprecieert u dit?
Ja. Digitalisering is noodzakelijk om de doelen van de energietransitie te halen. Deze digitalisering brengt echter ook risico’s met zich mee. Het kabinet herkent een aantal van de genoemde kwetsbaarheden en daarom werkt het kabinet aan de versterking van de weerbaarheid van de (vitale) energiesector, inclusief installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van zon. Binnenkort wordt nieuwe regelgeving van kracht waarmee er oplossingen komen voor de in het artikel benoemde kwetsbaarheden.
Welke regels op het gebied van IT-veiligheid gelden er voor fabrikanten van apps en sites voor het beheren van zonnepanelen? Klopt het dat zich hier grote kwetsbaarheden voordoen? Zo ja, welke?
Er gelden op dit moment strenge veiligheidseisen voor elektrische materialen. Deze eisen zijn onder meer opgenomen in de laagspanningsrichtlijn 2014/35/EU. Deze laagspanningsrichtlijn is in de Nederlandse wetgeving opgenomen in het warenwetbesluit elektrisch materiaal.
Voor IT-veiligheid zijn extra regels nodig. Vanaf 1 augustus 2025 zijn er veiligheidseisen op grond van de herziene radioapparaten-richtlijn (of Radio Equipment Directive, RED) van kracht. Dit betreft cybersecurity eisen voor draadloos verbonden apparatuur, waaronder zonnepaneelomvormers. Daarnaast wordt naar verwachting vanaf eind 2027 de Europese verordening cyberweerbaarheid (of Cyber Resilience Act, CRA) van kracht. De CRA is breder dan de RED en geldt niet alleen voor draadloze apparaten, maar voor alle producten met digitale elementen.
In aanloop naar de inwerkingtreding van deze regels, is het van belang dat iedereen in de keten van zonne-energie (fabrikanten, installateurs, verkopers, gemachtigden, importeurs en ook consumenten en bedrijven met zon PV installaties) aan de slag gaat met het nemen van (preventieve) maatregelen ten behoeve van het minimaliseren van digitale kwetsbaarheden. De consument, de installateur en de fabrikant hebben een eigen verantwoordelijkheid om de zonnestroominstallaties te allen tijde goed te beveiligen met sterke wachtwoorden en door regelmatig updates uit te voeren.
Er zijn momenteel inderdaad kwetsbaarheden. De oorzaak hiervan ligt vooral bij slechte beveiliging van omvormers door het gebruik van standaard wachtwoorden die niet uniek zijn en het niet op tijd updaten van hardware.2 Daarnaast zorgen niet alle fabrikanten van omvormers tijdig voor software-updates om de omvormers veilig te kunnen houden. Omvormers zijn de schakel tussen de opgewekte stroom van de zonnepanelen en het lokale stroomnet. Doordat omvormers aan het internet zijn gekoppeld, kunnen meerdere omvormers gelijktijdig worden gehackt of op een ongewenste manier worden aangestuurd. Daardoor kunnen aanvallen gedaan worden die schaalbaar zijn, waarbij het in theorie bij zeer grote aantallen apparaten fout kan gaan.3 De kans dat dit gebeurt achten wij echter zeer klein. Gelijktijdige toegang tot grote aantallen apparaten is niet waarschijnlijk.
Zodra de CRA van kracht is en de essentiële cybersecurity eisen op grond van de RED 3.3 D,E en F van toepassing zijn, worden fabrikanten verplicht om hun producten digitaal veilig te maken en houden. Zo zal het niet meer toegestaan zijn om standaard wachtwoorden te gebruiken; ieder apparaat krijgt een uniek wachtwoord. Fabrikanten worden daarnaast verplicht om kwetsbaarheden in de software van het product tijdig op te lossen en te melden.
Hoe verhoudt de wet- en regelgeving voor fabrikanten van apps en sites voor het beheren van zonnepanelen op het gebied van IT-veiligheid zich tot de wet- en regelgeving op dit gebied die geldt voor andere energiebedrijven? Waarom gelden er voor deze bedrijven verschillende regels op het gebied van IT-veiligheid?
Er is wet- en regelgeving voor de fabrikanten gericht op de veiligheid van hun producten met digitale elementen en er is wet- en regelgeving voor energiebedrijven gericht op het verhogen van hun digitale weerbaarheid. De gebruikers van de zonne-omvormers kiezen zelf welke producten zij aanschaffen. De energiebedrijven hebben daar maar beperkt invloed op. Daarmee vullen deze regels voor productveiligheid en weerbaarheid van de bedrijven elkaar aan. Hiermee wordt de cyberbeveiliging op verschillende niveaus in de keten versterkt om de cyberweerbaarheid van de gehele keten te verhogen.
Bij vraag 2 is een toelichting gegeven op de regelgeving voor fabrikanten van digitale producten. Voor energiebedrijven, die zijn aangewezen als aanbieder van een essentiële dienst (AED), geldt de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni), waarin de Europese netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS1-richtlijn) is geïmplementeerd. Deze wet beoogt de digitale weerbaarheid van Nederland te versterken en heeft als doel de gevolgen van cyberincidenten te beperken om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Daartoe bevat de Wbni onder meer voor AED’s de plicht om passende en evenredige beveiligingsmaatregelen met betrekking tot hun netwerk- en informatiesystemen te nemen én de plicht om ernstige cyberincidenten te melden. Er wordt momenteel gewerkt aan de implementatie van de nieuwe Europese netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS2-richtlijn) in de Cyberbeveiligingswet (Cbw). Die wet, met daarin onder meer een uitgebreidere regeling van de zorg- en meldplicht voor bedrijven, zal naar verwachting in het najaar van 2025 in werking treden. Op 13 juni 2024 is ook de wetgeving over grensoverschrijdende cybersecurity in de elektriciteitssector (Netcode) in werking getreden. Deze regelgeving richt zich op bedrijven die impact kunnen hebben op grensoverschrijdende elektriciteitsstromen en heeft als doel het verhogen van de digitale weerbaarheid van het Europese elektriciteitssysteem. Deze wet- en regelgeving richt zich op de bedrijfscontinuïteit en de continuïteit van dienstverlening van genoemde bedrijven. Bedrijven moeten op basis hiervan maatregelen treffen voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen, ze moeten significante cyberincidenten melden, en ze ontvangen bijstand bij digitale dreigingen of incidenten door het NCSC.
Klopt het dat indien een beheerder van zonnepanelen wordt gehackt dit een risico op een black-out voor een substantieel deel van Europa met zich meebrengt? Hoe vergaand zouden de gevolgen hiervan zijn?
De kans dat een dergelijk risico zich voordoet is zeer klein. Er moet een zeer groot aantal zonnepanelen gelijktijdig uitvallen voordat dit risico zich voordoet. Het Europese elektriciteitssysteem is zo ingericht dat de uitval van een bepaalde omvang kan worden opgevangen. In het uiterste geval dat zich een black-out voordoet, dan betekent dit dat er in een deel van het elektriciteitssysteem geen elektriciteit beschikbaar is. Hoe verregaand de gevolgen hiervan zijn ligt aan meerdere omstandigheden. Denk aan het totaal beschikbare vermogen van de getroffen partij(en), de kenmerken, de timing en daarbij ook de (internationale) belastbaarheid op het elektriciteitsnet. De landelijke netbeheerder TenneT heeft, in directe samenwerking met buurlanden, herstelprocedures voor het geval een dergelijke situatie zich voordoet. Deze procedures worden regelmatig in een internationaal samenwerkingsverband geoefend.
Hoe apprecieert u in dit kader het feit dat Nederlandse hackers de afgelopen twee jaar drie keer zijn binnengedrongen tot de software van dergelijke beheerbedrijven?
Het kabinet vindt dit zorgelijk. Dit onderstreept de noodzaak voor de bovenbedoelde wet- en regelgeving die binnenkort van kracht wordt. Het is belangrijk dat er meer aandacht komt voor de cyberveiligheid van deze internationaal opererende beheerbedrijven.
Deelt u de mening dat er snel betere wet- en regelgeving op het gebied van IT-veiligheid nodig is voor fabrikanten van online controlepanelen? Welke acties kunt u ondernemen?
Ja. Er is regelgeving maar er zijn aanvullingen nodig, de ontwikkelingen op dit terrein volgen elkaar in snel tempo op. Het is zaak om regelgeving te maken die inspeelt op de actuele ontwikkelingen. Het is van belang dat de (implementatie van de) nieuwe Europese wet- en regelgeving op het gebied van digitale weerbaarheid snel van kracht wordt.
De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) bereidt zich als toezichthouder grondig voor op de komende regelgeving. De RDI voert gesprekken met fabrikanten, installateurs, verkopers en importeurs en onderzoekt ook nu al op kleine schaal de cyberveiligheid van deze apparaten, zoals het eerder genoemde rapport uit 2023. De RDI heeft dit onderzoek uitgevoerd vooruitlopend op de komst van bovengenoemde cybersecurityeisen, om fabrikanten en leveranciers erop te wijzen dat zij zich moeten voorbereiden op de nieuwe eisen. Naar aanleiding van dit rapport hebben sectorpartijen, waaronder omvormerfabrikanten, al stappen ondernomen om hogere veiligheidseisen en standaarden te hanteren.
In de Gedragscode Zon op Woningen heeft de sector afspraken gemaakt over het veilig installeren van residentiele systemen. Volgens deze gedragscode zal de installateur de omvormer instellen met een sterk en per installatie uniek wachtwoord voor de onderhoudsinstellingen van de omvormer.
Het kabinet zet ook in op het vergroten van bewustzijn, zoals in de overheidscampagne «Doe je updates», waarin een oproep wordt gedaan om slimme apparaten in huis direct te updaten. Verder werkt het kabinet aan proactieve informatieverstrekking over de komende wet -en regelgeving, zodat de partijen en fabrikanten zich alvast kunnen voorbereiden.
Loopt Nederland risico doordat andere Europese landen onvoldoende wet- en regelgeving op het gebied van IT-veiligheid hebben voor fabrikanten van apps en sites voor het beheren van zonnepanelen? Zo ja, wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Vanwege het Europese karakter van het elektriciteitssysteem is er een Europese aanpak om cyberveiligheid te versterken. Deze Europese aanpak is juist gericht op harmonisatie van wet- en regelgeving voor cybersecurity, onder andere ten behoeve van de energiesector. Het kabinet verwacht daarom niet dat Nederland risico loopt doordat andere Europese landen onvoldoende wet- en regelgeving hebben op het gebied van cyber veiligheid.
Het artikel 'Alliander loopt tegen grenzen bij versnellen netuitbreiding' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel? Hoe apprecieert u dit?1
Ja. De vertragingen bij meerdere projecten waar het artikel melding van maakt zie ik, gezien de urgentie van congestie op het elektriciteitsnet, als een tegenvaller. Hieronder ga ik aan de hand van de verschillende vragen nader in op de inhoud van het artikel.
Hoe kan het dat er door Alliander meer wordt geïnvesteerd in netverzwaring, maar er minder kilometers kabel en transformatorhuisjes worden gebouwd? Om hoeveel bedrijven gaat dit, gezien het feit dat onder meer bedrijven nu langer moeten wachten op een nieuwe of zwaardere aansluiting?
Alle netbeheerders doen omvangrijke investeringen in de uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken, oplopend tot gezamenlijk 8 miljard euro per jaar vanaf 2025. Alliander heeft in het eerste halfjaar van 2024 fors meer geïnvesteerd dan in het eerste halfjaar van 2023. Veel van het werk is momenteel onderhanden of in voorbereiding en doordoor nog niet zichtbaar in de gepresenteerde realisatiecijfers. Verschillende projecten van Alliander liepen in het eerste halfjaar van 2024 vertraging op. Dit betreft onder meer de grootschalige netuitbreiding in Friesland en de Noordoostpolder (project «NuLelie»). De belangrijkste oorzaak van deze vertraging is dat de uitvoering van de werkzaamheden complexer is dan vooraf gedacht.2 De krappe arbeidsmarkt voor technisch personeel, lange opleidingstijden, schaarste aan bepaalde materialen en de schommelingen in de prognoses van het type en volume werk maken het tijdig opschalen in capaciteit moeilijk. Dit heeft tot gevolg dat een deel van het werkpakket doorschuift. De wachtrij per locatie is altijd in te zien op de online capaciteitskaart van de netbeheerders3.
Wat betekent het voor de verduurzamingseisen die worden gesteld aan bedrijven, gezien het feit dat de vertraging in sommige gebieden kan oplopen tot meer dan acht jaar? Komen zij nu in de knel?
Het kabinet zet zich met alle betrokken partijen in om, ondanks netcongestie, de verduurzaming van bedrijven en economische ontwikkeling zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Het is daartoe van belang om de mogelijkheden te realiseren om het net flexibeler te benutten. Bedrijven op een wachtrij kunnen met een flexibel contract mogelijk toch (een deel van) de beoogde verduurzaming realiseren. Bedrijven die al voldoende transportcapaciteit hebben, kunnen financiële voordelen behalen met flexibel gebruik en daarmee capaciteit op het stroomnet vrijspelen voor partijen op de wachtrij.
Hoeveel kilometers kabel en transformatorhuisjes werden er de afgelopen vijf jaar per netbeheerder per jaar gebouwd?
Op 11 juni 2024 heeft de Minister voor Klimaat en Energie de eerste editie van de rapportage «Stand van de uitvoering» van Netbeheerder Nederland aan uw Kamer aangeboden4. Met deze halfjaarlijkse rapportage geven de gezamenlijke netbeheerders inzicht in de realisatie van maatschappelijke en fysieke resultaten, waaronder de realisatie van kilometers kabels en aantallen middenspanningsstations, maar bijvoorbeeld ook de ontwikkeling van de wachtrijen. Zoals aangegeven in de begeleidende brief is dit product in ontwikkeling en zal het in volgende edities worden uitgebreid met meer indicatoren. Op 11 juni is ook de nieuwe on-line capaciteitskaart gelanceerd waarop tot op stationsniveau inzichtelijk is wat de aanwezige en benodigde transportcapaciteit is en, in gebieden met schaarste, de omvang van de wachtrij. Deze inzichten bieden de netbeheerders momenteel vrijwillig. In de nieuwe Europese EMD-richtlijn (Electricity Market Design) wordt het geven van periodieke updates een verplichting. Ik heb een aanpassing van de Energiewet in voorbereiding om deze Europese verplichting in wetgeving te verankeren.
Wordt hier door het ministerie op gestuurd? Bij welke netbeheerders en in welke gebieden zitten de grootste knelpunten? Hoe wordt hieraan gewerkt?
De netbeheerders doen omvangrijke investeringen in de uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken. Eens per twee jaar publiceren alle netbeheerders hun investeringsplannen voor de komende jaren. Het Ministerie van KGG toetst of de investeringsplannen van de landelijke netbeheerders voldoende rekenschap hebben gegeven aan ontwikkelingen in de energiemarkt. Daarnaast toetst de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de investeringsplannen, onder andere op de toepassing van het prioriteringskader voor investeringen in de uitbreiding van het stroomnet. Op basis van dit kader geven netbeheerders o.a. voorrang aan investeringen in verband met nationale en provinciale MIEK-projecten (Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat). In het MIEK maken overheden en netbeheerders gezamenlijke keuzes in de programmering en prioritering van energie-infrastructuurprojecten en signaleren en verhelpen zij knelpunten in de voortgang.
Het Rijk werkt daarnaast in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) met medeoverheden, netbeheerders en marktpartijen aan de aanpak van congestie op het elektriciteitsnet. Het programma bevat een groot aantal acties gericht op sneller bouwen, beter benutten van het netwerk en slimmer inzicht in wat er in het net gebeurt. Uw Kamer is op 11 juni 2024 geïnformeerd over de stand van zaken en voortgang van het LAN5. In het bijzonder in de regio Flevopolder-Gelderland-Utrecht (FGU) is de congestiesituatie urgent. De Minister voor Klimaat en Energie heeft uw Kamer per brief van 25 april jl.6 geïnformeerd over de aanpak hiervan door onder meer netbeheerders TenneT, Stedin en Liander.
Kunt u publiekelijk bijhouden hoeveel kilometers kabels en transformatorhuisjes er worden gebouwd om netbeheerders ook te kunnen aanspreken op hun resultaten? In hoeverre heeft u manieren om netbeheerders hierop aan te sturen via de nieuwe Energiewet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kijkt u naar de oplossingen waarmee Alliander werkt om het net anders te benutten? Ziet u bijvoorbeeld kansen in het breder uitrollen van de zogenoemde balanswijken, aangezien hier in de markt veel enthousiasme voor is?
Naast de uitbreiding en verzwaring van de netten, zetten de netbeheerders in op het beter benutten van de bestaande netcapaciteit om netcongestie te verlichten. Enerzijds door de netten gecontroleerd zwaarder te belasten en anderzijds door flexibel energiegebruik te stimuleren. Voor de FGU-regio wordt onder meer ingezet op netefficiënte installaties in bestaande bouw, netbewuste woningbouw en netbewust laden van elektrische voertuigen. Het initiatief De Balanswijk van Liander is een goed voorbeeld. Hierin werken diverse partijen (netbeheerders, overheden) ontwerpprincipes uit voor nieuw te bouwen wijken waar energie wordt opgewekt, uitgewisseld en opgeslagen, en bewoners hun gedrag aanpassen om de energie in de wijk in balans te houden. Er is contact met verschillende gemeenten om het concept in de praktijk te brengen.
Wat doet u om ervoor te zorgen dat het extra verbruik van gas voor zo’n kort mogelijke periode nodig is, gezien het feit dat in Gelderland en de Flevopolder gasgeneratoren worden ingezet voor extra regelbare opwerk om overbelasting van het net te voorkomen?
Bij brief van 25 april jl. is uw Kamer geïnformeerd over alle mogelijke maatregelen om de netcongestie in de FGU-regio zoveel mogelijk te verlichten7. Eén van deze maatregelen is de tijdelijke inzet van regelbaar vermogen op knelpunten. In de Flevopolder is dit een maatregel met grote potentie gebleken. Het gaat nadrukkelijk om tijdelijke en sporadische inzet op piekmomenten, met beperkte extra CO2-uitstoot tot gevolg. Dit kan netcongestie op korte termijn verminderen en zo de voortgang van structurele verduurzaming door middel van elektrificatie faciliteren.
Deelt u de mening dat forse baten eigenlijk door netbeheerders in netverzwaring zouden moeten worden gestoken, gezien het feit dat Alliandereen flinke opbrengst heeft gerealiseerd met de verkoop van het Kenter, aangezien netbeheerders publiek aandeelhouderschap hebben en de nettarieven voor huishoudens en bedrijven omhoog gaan om de geplande investeringen te dekken? Zou het dan niet krom zijn dat de baten niet bij huishoudens en ondernemers terechtkomen via de nettarieven, maar de hogere kosten wel?
Voor zorgvuldige beantwoording van uw vraag is van belang om onderscheid te maken tussen het netwerkbedrijf Alliander en netbeheerder Liander dat daarvan onderdeel is, evenals tot voor kort het bedrijf Kenter. Alliander heeft Kenter begin dit jaar verkocht. De opbrengst landt bij Alliander en niet bij netbeheerder Liander. Van deze eenmalige boekwinst is een klein deel aan de aandeelhouders uitgekeerd; het overgrote deel wordt aangewend voor de versterking van het eigen vermogen van Alliander om de toekomstige investeringsopgave in energienetten te kunnen financieren.
Bent u bereid om verder te verkennen of er kan worden gestuurd op dat netbeheerders forse baten in netverzwaring steken? Hoeveel extra investeringen zou dit mogelijk kunnen opleveren?
Om de noodzakelijke uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken te kunnen financieren is van belang dat de netbeheerders financieel gezond zijn. Zij leggen verantwoording af aan hun aandeelhouders (gemeenten en provincies). De ACM houdt toezicht op de redelijkheid van de winstmarges, investeringen en financiële stabiliteit. De investeringen en de kosten voor beheer van de netten worden op basis van de Tarievencode van ACM vertaald naar de tarieven voor de klant. Extra investeringen in de netwerken, zo die al mogelijk zijn, zouden niet bijdragen aan het tempo waarin uitbreiding en verzwaring worden gerealiseerd, gezien de krappe arbeidsmarkt voor technisch personeel, de schaarste aan materialen en doorlooptijden van realisatie. Het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) richt zich daarom, in de actielijn Sneller Bouwen, op verkorting van doorlooptijden, versnellen van de bouw en bevordering van samenwerking tussen de betrokken partijen.
Het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken tijdens de EU verkiezingen |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Judith Uitermark (NSC), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken op sociale media met als doel de Europese verkiezingen van 2024 te beïnvloeden?1
Ja, hiermee zijn we bekend.
Deelt u de mening dat dergelijke activiteiten een rechtstreekse bedreiging zijn voor de democratische rechtsstaat en daarmee voor de staatsveiligheid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Heimelijke beïnvloeding ondermijnt onze democratische rechtsstaat en het vertrouwen in onze democratische instituties. Daarmee vormt het een bedreiging voor onze nationale veiligheid. Het is voor het kabinet van groot belang om dreigingen tegen onze samenleving tegen te gaan.
Beamen de AIVD, MIVD en NCTV de resultaten van het onderzoek volledig? Met hoeveel zekerheid is te zeggen dat in Nederland niet op dezelfde schaal campagnes zijn gevoerd door buitenlandse mogendheden tijdens de verkiezingen van 2024?
Onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten waarschuwen al langere tijd dat inmengingsactiviteiten van andere landen in toenemende mate een bedreiging vormen.2 Het netwerk ontdekt door Trollrensics was actief in Frankrijk, Duitsland en Italië. In Nederland werd het niet waargenomen. Dit netwerk past in het normbeeld waarbij Rusland voortdurend probeert westerse beeld- en besluitvorming te beïnvloeden ten gunste van Rusland, maatschappelijke tegenstellingen probeert aan te wakkeren en te versterken en onderlinge eenheid te ondermijnen. In de openbare jaarverslagen van de AIVD en MIVD is te lezen dat Rusland zijn heimelijke beïnvloedingsactiviteiten vooral op grote Europese landen richt. Dat betekent niet dat er geen risico is voor Nederland op heimelijke beïnvloeding vanuit Rusland. Rusland stelt zich in deze opportunistisch op en is in staat om in te spelen op zich voordoende kansen in kleinere landen. Bovendien kunnen beïnvloedingscampagnes tegen bondgenoten ook indirect gevolgen hebben voor Nederland.
Hebben de AIVD en MIVD signalen opgevangen dat soortgelijke desinformatiecampagnes in Nederland zijn gevoerd tijdens de verkiezingen van 2024? Zo ja, zijn deze effectief bestreden? Wat was de schaal van deze campagne(s)?
De diensten hebben een divers instrumentarium om heimelijke beïnvloeding te onderzoeken en waar nodig de samenleving, instanties en/of personen te alerteren. Het kabinet kan in het openbaar geen mededelingen doen naar waar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten al dan niet onderzoek naar doen. Het is voor het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten immers van doorslaggevend belang dat zij in het belang van onze nationale veiligheid, geheimhouding en bronbescherming waarborgen. U kunt ervan uitgaan dat de diensten hun wettelijke bevoegdheden kunnen en zullen inzetten om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en waar mogelijk, tegen te gaan.
Draagt Nederland als wereldwijde host van online diensten, waaronder servers die gebruikt worden in Russische desinformatiecampagnes zoals recent bevestigd door de AIVD2, een bijzondere verantwoordelijkheid in het bestrijden van desinformatie? Zo ja, hoe kan hier effectief tegen worden opgetreden met respect voor de privacy van onschuldige internetgebruikers?
Aanbieders van hostingdiensten (inclusief online platformen) hebben bepaalde verantwoordelijkheden voor de informatie die zij hosten, die nader beschreven staan in de Digitaledienstenverordening (DSA). Dit betekent onder andere dat wanneer desinformatie de vorm heeft van illegale inhoud de DSA diverse bepalingen bevat die aanbieders van hostingdiensten een verantwoordelijkheid geven in de bestrijding daarvan. Artikel 6 DSA bepaalt dat aanbieders van hostingdiensten in beginsel niet aansprakelijk zijn voor informatie die gebruikers op hun servers plaatsen en opslaan. Zodra zij er echter kennis van krijgen dat ze illegale inhoud hosten, dan zijn ze verplicht om prompt te handelen en die inhoud te verwijderen of de toegang ertoe te blokkeren. Doen ze dat niet, dan kan de Europese Commissie, als toezichthouder van de DSA, ze wél aansprakelijk stellen voor die illegale inhoud. De DSA verplicht hen ook om meldingen van illegale inhoud mogelijk te maken en verduidelijkt dat dergelijke meldingen leiden tot kennis in de zin van artikel 6 (artikel 16, derde lid). Daarmee is er niet alleen een verplichting maar ook een prikkel om dat soort meldingen op te volgen.
Een puur hostingsbedrijf kan veelal niet ingrijpen op het niveau van specifieke inhoud van internetgebruikers, maar wel op het niveau van een hele server of website. Bijvoorbeeld door die ontoegankelijk te maken. Ingrepen door hostingbedrijven zijn daardoor over het algemeen minder proportioneel dan ingrepen door de website-eigenaar of de dienst die op de servers van het hostingbedrijf draait.
Niet alle desinformatie is illegaal. Niettemin kan het schadelijk zijn. Voor die gevallen bevat de DSA verplichtingen voor zeer grote online platformen. Zeer grote online platformen zoals X moeten daardoor in aanvulling op de verplichtingen waar alle aanbieders van hostingdiensten aan dienen te voldoen, verantwoordelijkheid nemen tegen desinformatiecampagnes, bijvoorbeeld in de vorm van niet-authentieke manipulatie van die diensten, op hun platformen. Dit probleem moet Europa-breed en bij de bron worden aangepakt. Artikel 34 en 35 van de DSA, die betrekking hebben op risicobeoordeling en risicobeperking, verplichten sociale media platforms als X of Facebook om maatregelen te nemen tegen gecoördineerd niet-authentiek gedrag en desinformatiecampagnes. Het is de Europese Commissie die hierop toezicht houdt vanuit de Digital Services Act (DSA). Meer informatie over de wijze waarop de Europese Commissie dit heeft ingevuld rondom de Europese Parlementsverkiezing is te vinden in het recentelijk gepubliceerde rapport hierover.4
Zijn er nog andere voorbeelden bekend waar Nederland een faciliterende rol speelde in beïnvloedingscampagnes gericht op andere landen? Hoe wordt dit ondervangen?
Nederland is een belangrijk knooppunt in mondiale digitale netwerken en infrastructuur. Het is voor veel statelijke actoren aantrekkelijk om misbruik te maken van Nederlandse ICT-infrastructuur, omdat deze van hoge kwaliteit is en eenvoudig is in te zetten. De AIVD, MIVD en NCTV waarschuwen daarom al langer voor het risico van misbruik van Nederlandse infrastructuur door statelijke actoren.5 Het is een belangrijke bevoegdheid en tegelijkertijd een taak van de AIVD en de MIVD om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en tegen te gaan. Ook als de beïnvloeding in een ander land plaatsvindt en gebruik maakt van Nederlandse infrastructuur. Op 9 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over de verstoring van een Russische digitale beïnvloedingsoperatie, gericht op de beïnvloeding van het publieke debat in de Verenigde Staten van Amerika. Bij deze beïnvloedingsoperatie werd gebruik gemaakt van een server in Nederland. De MIVD rapporteerde in 2022 over routers die door de Russische militaire inlichtingendienst (Glavnoje Razvedyvatelnoje Oepravlenije, GROe) gebruikt worden als aanvalsinfrastructuur en de verstoring van dat netwerk.6 In 2023 zag de MIVD dat Russische actoren gebruik blijven maken van gehackte infrastructuur van onschuldige gebruikers ten behoeve van digitale spionage-, sabotage- en beïnvloedingsactiviteiten.7
Het is van belang om de Nederlandse ICT-infrastructuur in generieke zin weerbaarder te maken tegen misbruik, daarom zet het kabinet in op de uitvoering van de Nederlandse Cybersecurity Strategie.8
Doet de regering uws inziens voldoende om desinformatiecampagnes in Nederland als ook beïnvloedingscampagnes die gehost worden vanuit Nederland tegen te gaan?
Het kabinet heeft in de Voortgangsbrief Rijksbrede strategie desinformatie, die in juni aan de Tweede Kamer is verzonden, beschreven wat zij deed en welke nieuwe acties zij voornemens zijn te ondernemen. Deze acties zijn onder andere gericht op het versterken van de weerbaarheid van burgers tegen desinformatie.9
Zie verder het antwoord op vraag 5.
Zijn er tijdens de Europese verkiezingen in 2024 aanvullende maatregelen genomen om desinformatienetwerken tegen te gaan? Zo ja, welke en bleken deze effectief? Zo nee, waarom niet?
Ja, er zijn maatregelen genomen in aanvulling op reeds bestaande maatregelen, zowel in samenwerking op Europees niveau, als aanvullende maatregelen op nationaal niveau.
De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) heeft netwerken van statelijke actoren tijdens de Europese verkiezingen beter in beeld gebracht door deze te identificeren en hierover artikelen te publiceren op de website EUvsDisinfo.10
De Europese Commissie heeft met enkele van de sociale media platformen, NGO’s en nationale toezichthouders, waaronder de ACM, een zogenoemde «stresstest» gevoerd. Hierbij testte de Commissie samen met de platformen of zij klaar waren voor heimelijke verkiezingsbeïnvloeding, zoals desinformatienetwerken, op hun platform en hoe daarmee om te gaan.11 Verder heeft de Commissie richtsnoeren gepubliceerd voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines (VLOPS en VLOSE) inzake de beperking van systeemrisico’s voor verkiezingsprocessen.12 Sinds de inwerkingtreding van de DSA is de ACM in Nederland aangewezen als digitaledienstencoördinator. Bij de afgelopen EP-verkiezing was de ACM betrokken bij onder andere de verkiezingstafel.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werkt samen met andere EU-lidstaten via mechanismen zoals het Rapid Alert System (RAS), de voor de verkiezingen ingestelde geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (IPCR) en het European Cooperation Network on Elections (ECNE) om informatie en acties te coördineren en de weerbaarheid te vergroten.
Op nationaal niveau neemt het Ministerie van BZK tijdens de verkiezingen standaard extra maatregelen om de effecten van desinformatienetwerken te verminderen.13 Dit gaat op de eerste plaats om begrijpelijke en transparante communicatie over het verkiezingsproces en de stemprocedure. Als burgers weten hoe het verkiezingsproces werkt, zijn ze minder vatbaar voor desinformatie over dit onderwerp. Daarnaast organiseerde het Ministerie BZK wederom een verkiezingstafels voor vertegenwoordigers van de gemeenten, de Kiesraad en alle veiligheidspartners (Politie, OM, ACM en betrokken ministeries), waar mogelijke risico’s worden besproken die ondermijnend zijn voor het verkiezingsproces. Verder organiseerde het ministerie een webinar voor gemeenteambtenaren waar specifiek is ingegaan op het tegengaan van desinformatie.
Tot slot kan het Ministerie van BZK in bijzondere gevallen haar trusted flagger status inzetten, waardoor meldingen door sociale media platformen met prioriteit worden behandeld. De sociale mediabedrijven maken hierbij altijd hun eigen onafhankelijke afweging of er sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden en dus of actie gerechtvaardigd is. Het ministerie heeft geen bevoegdheid bepaalde content te laten verwijderen. Deze status is voor de EP-verkiezing eenmalig ingezet bij het platform X om een algemene waarschuwing te geven dat er wellicht valse berichten worden verspreid over het verkiezingsproces. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd in de evaluatie van de EP-verkiezingen. De Minister van BZK streeft ernaar deze evaluatie begin november aan uw Kamer toe te sturen.
Uit rapporten van de onder de DSA opgerichte Europese digitaledienstenraad en de EDMO (het factcheckers consortium) Task Force blijkt dat er, ondanks pogingen van desinformatienetwerken, geen grote of structurele problemen zijn geweest bij de Europese verkiezingen.14 Ook de nieuwe, onder de DSA opgerichte, Europese digitaledienstenraad concludeert op dit moment dat er geen grootschalige of systemische incidenten hebben plaatsgevonden waardoor het verloop van de Europese verkiezingen is verstoord.15
Biedt de bestaande Europese wet- en regelgeving, met name via de Digital Services Act, voldoende mogelijkheden om op te treden tegen desinformatiecampagnes? Welke nationale en Europese maatregelen zijn er verder nog nodig om desinformatie effectief te bestrijden?
Ja, de desinformatiecampagnes zoals omschreven in het onderzoek van Trollrensics, vonden plaats op X. Dit platform geldt als een zeer grote online platform en valt sinds augustus 2023 onder de DSA. De DSA bevat verschillende bepalingen over inhoudsmoderatie door aanbieders van online tussenhandeldiensten. Volgens de definitie van het begrip «inhoudsmoderatie» (artikel 3, onderdeel t, van de DSA) gaat het dan om zowel illegale inhoud als om informatie die in strijd is met de algemene voorwaarden die de aanbieder toepast, bijvoorbeeld omdat hij deze onwenselijk of schadelijk acht. Desinformatie kan zowel de vorm aannemen van illegale inhoud als schadelijke inhoud. In het geval van het laatste, kan desinformatie en andere schadelijke inhoud vallen onder contractuele beperkingen die in de algemene voorwaarden opgenomen zijn. Daarnaast kan desinformatie ook vallen onder zogenaamde «systeemrisico» zoals beschreven in artikel 34 van de verordening. Tegen dergelijke schadelijke inhoud moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken.
Aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines moeten daarom, bij de beoordeling van systeemrisico’s, bijzondere aandacht besteden aan de manier waarop hun diensten (kunnen) worden gebruikt om misleidende of bedrieglijke inhoud, met inbegrip van desinformatie en gecoördineerde desinformatiecampagnes, te verspreiden of versterken. Het is vervolgens aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder om toezicht te houden op zeer grote online platformen en onlinezoekmachines. Bij het treffen van maatregelen moeten platformen de rechten van burgers beschermen, zoals het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting.
Daarnaast is uw Kamer recentelijk geïnformeerd over de nieuwe maatregelen die wij nemen in de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.16 Het Ministerie van BZK heeft opdracht gegeven tot een brede verkenning waarin wordt onderzocht hoe de kwaliteit van het open publieke debat beter kan worden gewaarborgd. Daarbij wordt onderzocht welke kwetsbaarheden het open publieke debat kent, waaronder de wijze waarop desinformatie de Nederlandse democratische rechtsstaat kan ondermijnen en welke interventies het open publieke debat beter kunnen beschermen. Over dit onderzoek en de eerste resultaten wordt uw Kamer eind 2024 geïnformeerd.
Doen grote online platforms volgens u voldoende om desinformatiecampagnes op hun kanalen te bestrijden? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo niet, van welke online platforms verwacht u meer actie en is de Digital Services Act, onder andere, voldoende uitgerust om hen hiertoe te dwingen?
De DSA verplicht zeer grote online platforms en zoekmachines om tenminste jaarlijks een risicobeoordeling te verrichten om te onderzoeken of hun diensten vatbaar zijn voor systeemrisico’s. De verspreiding van desinformatie kan zo’n systeemrisico vormen. Indien dergelijke systeemrisico’s aanwezig zijn, moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken. Dergelijke maatregelen kunnen de aanpassing van hun diensten, online-interfaces, algemene voorwaarden inhoudsmoderatieprocedures, algoritmische systemen of aanbevelingssystemen omvatten.
Het is nu nog te vroeg om volledig te kunnen vaststellen of zeer grote online platforms en zoekmachines voldoende maatregelen nemen om systeemrisico’s, waaronder de verspreiding van desinformatie, te mitigeren. Dat oordeel is in de eerste plaats aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder. In het geval van niet-naleving van de bepalingen door zeer grote online platformen en zeer grote onlinezoekmachines kan de Europese Commissie handhavingsmaatregelen. Zo kan de Europese Commissie bijvoorbeeld een maximale boete opleggen tot 6% van de wereldwijde omzet van een zeer groot online platform.
De Europese Commissie is voortvarend gestart met het toezicht, ook op de verplichtingen van artikel 34 en 35 DSA. Op 18 december 2023 is ze een formele procedure gestart tegen X. Onder meer omdat ze twijfelt aan de doeltreffendheid van de maatregelen die X neemt ter bestrijding van desinformatie. Deze procedure loopt nog. Op 12 juli j.l. heeft de Europese Commissie zijn voorlopige bevindingen naar X gestuurd.17 Daarnaast is ze een formele procedure gestart tegen Meta. De systeemrisico-analyses van Meta, de risico’s van desinformatie, en de maatregelen die Meta daartoe heeft genomen zijn onderdeel van die procedure.18 Wij volgen de voortgang van deze procedures en ondersteunen de Europese Commissie waar nodig in haar rol als toezichthouder op de naleving van de DSA.
Welke stappen gaat u nemen om samen met uw ambtsgenoten in de EU op te treden tegen deze vorm van buitenlandse verkiezingsbeïnvloeding? Bepleit u samen met hen een gezamenlijke boodschap richting de nieuwe Europese Commissie?
Het hoofdlijnenakkoord omschrijft dat de overheid zich inzet om de maatschappij weerbaar te maken tegen desinformatie. Dit belang dragen we ook in de EU uit. Het kabinet staat in EU verband in nauw contact met andere landen waar het buitenlandse beïnvloeding betreft. Concrete voorbeelden hiervan zijn het Europese Rapid Alert System (RAS) en het European cooperation network on elections (ECNE). In deze gremia zijn onder andere signalen over desinformatie, maatregelen om hiermee om te gaan en de laatste wetenschappelijke inzichten uitgewisseld. Leden van de Europese lidstaten doen mee om de negatieve impact van desinformatie zo effectief mogelijk aan te pakken en van elkaar te leren. Via deze wegen worden ook FIMI-campagnes19 gesignaleerd, vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen van FIMI en worden best practices gedeeld over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden. Waar nodig wordt gekeken naar een gezamenlijke reactie. Nederland participeert actief, o.a. door via het Rapid Alert System vertaalde versies van de Rijksbrede Strategie en de Kamerbrief Weerbaarheid Verkiezingsproces te delen.
De nieuwe Europese Commissie zal op het onderwerp desinformatie nieuwe stappen willen zetten. Dat blijkt uit de politieke richtlijnen van de herkozen Commissievoorzitter.20 Het is nu aan de Commissie om binnen hun mandaat met nieuwe voorstellen te komen. Uw Kamer wordt hier te zijner tijd over geïnformeerd.
Wat is de stand van zaken van de motie van de leden Piri en Paternotte over het in de Europese Raad pleiten voor onderzoek naar buitenlandse inmenging in de Europese Parlementsverkiezingen?3
Deze motie is uitgevoerd. De Minister-President heeft tijdens de informele Europese Raad van 17 juni 2024 zijn zorgen overgebracht over mogelijke buitenlandse inmenging in de EP-verkiezingen.22 De Minister-President gaf daarbij aan dat een onderzoek wenselijk is als er indicaties van inmenging zijn. Een dergelijk onderzoek op Europees niveau zou in de eerste plaats aan het EP zijn, in samenwerking met de Belgische autoriteiten.
Kunt u de vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De voortgang en procedure Delta Rhine Corridor |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Hoe kan het dat de knelpunten die resulteren in een vierjarige vertraging voor de oplevering van de Delta Rhine Corridor nu pas aan het licht komen, bijvoorbeeld dat bepaalde kabels en leidingen niet tegelijk en ook niet even snel kunnen worden gelegd?
In de brief van 27 juni jl. heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd dat er verschillende redenen zijn waardoor de planning vier jaar opschuift. Door het recentelijk uitgevoerde ruimtelijke onderzoek is meer zicht ontstaan op de grote en zeer uitdagende ruimtelijke knelpunten die voor dit project zullen moeten worden opgelost. De verschillende buizen en kabels blijken op veel plekken niet binnen de strook te passen die daarvoor gereserveerd is. De ruimtelijke dilemma’s en te verwachten stikstofproblematiek zijn pas in meer detail zichtbaar geworden bij de oplevering van de individuele planningen van de initiatiefnemers dit voorjaar, terwijl de ruimtelijke procedure (projectprocedure) al in mei 2023 was gestart vanuit de gezamenlijke ambitie om zo snel mogelijk de procedure te doorlopen. Ook dient zich een grotere onderzoeksopgave aan die moet landen in de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau (concept NRD), onder andere vanwege de uitdagende ruimtelijke dilemma’s. Een laatste reden is dat het een uitdaging is gebleken om te komen tot een robuuste samenwerking en aanpak. Dit blijkt zowel door het Rijk als door de initiatiefnemers te zijn onderschat. Met andere woorden, de oorspronkelijke planning is te ambitieus gebleken.
Welke lessen trekt u hieruit? Wat had u in uw rol anders kunnen doen om te voorkomen dat er zoveel vertraging zou worden opgelopen? Vindt u zes jaar extra vertraging in circa één jaar tijd ook extreem?
Ik ben evenals alle betrokkenen erg teleurgesteld dat de planning opschuift. Eerder gaf ik aan dat óók het Rijk te ambitieus is geweest. Daarom begrijp ik ook dat u reflectie vraagt. Daarvoor zal ik ingaan op de rol die het Rijk heeft in dit project en in het bijzonder mijn rol als Minister van Klimaat en Groene Groei.
Ten eerste ondersteunen we vanuit het Rijk de realisatie van de DRC en schep ik samen met mijn collega’s van andere departementen hiervoor de randvoorwaarden. Ten tweede coördineer ik als Minister voor Klimaat en Groene Groei, samen met de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de ruimtelijke inpassing en de vergunningenprocedures, in samenwerking met medeoverheden en in afstemming met de initiatiefnemers. We zoeken daarnaast actief en regelmatig afstemming met de Duitse autoriteiten. Als laatste bestaat de ondersteuning uit het gezamenlijk in kaart brengen van mogelijke financieringsconstructies die nodig zijn voor de realisatie van de verschillende modaliteiten.
Het Rijk heeft een beperkt aantal rollen in het project waarin (private) initiatiefnemers investeren in buisleidingen en kabels. Ik span mij in voor een voortvarende realisatie, waarbij ik wel afhankelijk ben van de informatie van de verschillende initiatiefnemers. Initiatiefnemers dragen hun planningen aan en dat is dit voorjaar gebeurd. In het geval van de DRC moeten initiatiefnemers ook zorgen voor een geïntegreerde planning, omdat de DRC ingestoken is vanuit één project met daarin verschillende modaliteiten. Daar hebben de initiatiefnemers zich ook aan gecommitteerd.
Vanuit de ambitie om een zo snel mogelijke ruimtelijke procedure te kunnen doorlopen zijn wij in mei 2023 gestart met de projectprocedure, zonder voldoende zicht te hebben op de uitdagingen ten aanzien van de organisatie en de ruimtelijke vraagstukken. Dit is een les die wij meenemen bij het voortzetten van de gezamenlijke ruimtelijke procedure. Uitgangspunt daarbij blijft dat de modaliteiten zo snel mogelijk gerealiseerd moeten kunnen worden en tevens dat alle andere belangen zoals die rondom de ruimtelijke inpassing goed geborgd worden.
De beperkte sturingsinstrumenten van het Rijk en een overkoepelende governancestructuur zijn een les. Mijn ministerie zal daarom ook onderzoeken welke sturingsinstrumenten het Rijk nog (aanvullend) kan inzetten om de sturing op dit project in de toekomst te versterken. Ook zal ik mij blijven inzetten voor het commitment van de betrokken partijen en de samenwerking tussen de betrokkenen, zoals initiatiefnemers onderling en het Rijk.
Welke gevolgen brengt dit met zich mee voor de verduurzaming van de industrie waarvoor de Delta Rhine Corridor cruciaal is?
De DRC is belangrijk voor de verduurzaming van industriële clusters. Vertraging van de DRC kan de verduurzamingsinvesteringen door bedrijven vertragen. De latere opleverdatum voor het deel van het waterstofnetwerk van de Rotterdamse haven naar Oost- en Zuid-Nederland heeft een negatieve impact op de ontwikkeling van de waterstofketen. Gezien het belang van snelle realisatie van de waterstofketen heb ik Gasunie gevraagd om tegelijkertijd met het DRC-tracé een alternatief tracé te verkennen. Op de precieze impact op het uitrolplan en de ontwikkeling van de waterstofketen kom ik na de zomer terug. Voor CO2 zijn er ook alternatieve bewezen vervoersmogelijkheden, zoals vervoer per schip. Dit kan, al dan niet tijdelijk, een alternatief zijn voor de industrie. Verduurzaming van bedrijven in Brabant en Chemelot zal daarnaast voor een belangrijk deel ook bestaan uit directe elektrificatie. Daar wordt buiten de DRC om al aan gewerkt.
Het voortzetten van de gezamenlijke projectprocedure waarin een integrale ruimtelijke afweging wordt gemaakt tot aan de voorkeursbeslissing vergroot de kans op de uiteindelijke realisatie van alle modaliteiten en is daarom in het belang voor het toekomstig concurrentievermogen van de genoemde bedrijven.
Wat betekent dit voor de getroffen bedrijven die ook in het traject zitten om maatwerkafspraken af te sluiten?
Dit betekent mogelijk vertraging voor een aantal projecten bij maatwerkbedrijven met een realisatiedatum uiterlijk in 2030. Vertraging in het maken van de maatwerkafspraken kent overigens meerdere oorzaken, zoals de opgelopen kosten van CO2-opslag, nettarieven en waterstof, los van de vertraging van de DRC.
Er lopen momenteel met verschillende maatwerkbedrijven gesprekken over hun business-case voor mogelijke investeringen. Daarbij zien we veelal dat er nog verschillende verduurzamingsroutes op tafel liggen. Met name voor de bedrijven op Chemelot is voor sommige van die routes, zeker na 2030, de DRC-infrastructuur van belang. De mogelijke betekenis van de recente vertraging van de DRC is onderdeel van de bredere gesprekken met de Limburgse maatwerkbedrijven.
Welke boodschap geeft u hiermee af aan al die bedrijven die wel willen verduurzamen maar nu jaren moeten wachten? Hoeveel megaton reductie in 2030 riskeert u hiermee?
De consequentie van de vertraging is dat we een aanzienlijk latere opleverdatum voor het deel van het waterstofnetwerk van de Rotterdamse Haven naar Oost- en Zuid-Nederland moeten accepteren.
De gevolgen voor het tempo van de emissiereductie richting 2030 en daarna zal blijken uit de reguliere monitoring, zoals via de Klimaat- en Energieverkenning (KEV).
Ik begrijp de zorgen en onrust die zijn ontstaan vanuit de industrie, maatschappij en vanuit uw Kamer. De DRC is een zeer complex project. Wij vinden het van belang om duidelijkheid te geven aan de initiatiefnemers en de andere stakeholders over het vervolg van de ruimtelijke procedure voor de DRC, waarbij modaliteiten zo snel mogelijk gerealiseerd worden en tevens alle andere belangen zoals die rondom de ruimtelijke inpassing goed geborgd worden.
Hoe gaat u bedrijven die voor verduurzaming afhankelijk waren van de Delta Rhine Corridor ondersteunen?
Voor de gevolgen van de vertraging van de DRC voor (maatwerk)-bedrijven verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 3 en 4.
In aanvulling daarop, wat betreft de regionale waterstofinfrastructuur, verwijs ik u naar de Kamerbrief van mijn voorganger over de voortgang waterstof van 30 mei jl. Het HyRegions rapport1 geeft een eerste beeld van de regionale gebieden waar zich geconcentreerde waterstofvraag kan ontwikkelen. Deze gebieden liggen voor een groot deel langs de DRC. Er vindt nu verdiepend onderzoek plaats via de provinciale Cluster Energiestrategieën (pCES’en). Na de zomer zal ik samen met netbeheerders, provincies en vertegenwoordigende organisaties van netgebruikers mogelijk kansrijke gebieden en de bijbehorende aansluitopties verder uitwerken. Hierin zullen ook de gevolgen van de vertraging in de DRC een plek krijgen. Overigens spelen hier ook andere aspecten zoals de betalingsbereidheid van bedrijven een rol.
Welke versnellingsopties zijn nog mogelijk in de procedures om eerder dan 2030 dit project te realiseren?Overweegt u om hier gebruik van te maken? Waarom wel of waarom niet?
Voor het integrale project Delta Rhine Corridor blijven we zoeken naar de snelst mogelijke manier om de doelen te bereiken. In het project is vastgesteld dat een gezamenlijk plan-mer met een langere doorlooptijd nodig is, om een nog grotere vertraging door mogelijke procedurefouten te voorkomen. We zullen de komende tijd de individuele planningen integreren en kijken waar mogelijkheden voor tijdwinst zijn door goed organiseren en werksporen parallel te schakelen. We hebben de intentie om na de gezamenlijke Voorkeursbeslissing naar separate projectbesluiten door te gaan. Daarnaast zal Gasunie onderzoeken of er alternatieven zijn voor de waterstofverbinding. Na de zomer maken we de balans op en besluiten of hieraan verder gewerkt zal worden, wellicht parallel aan het onderzoekstraject voor de Delta Rhine Corridor. Dat zou de optie kunnen geven om te bezien wat de snelste manier is om de waterstofverbinding tot stand te brengen.
Wie zal de kosten moeten dragen die komen kijken bij de vertraging van de oplevering van de Delta Rhine Corridor?
De financiële gevolgen voor de overheid lijken in eerste instantie beperkt omdat de vertraging met name in de doorlooptijd zit van de ruimtelijke procedure. De kosten die de (private) initiatiefnemers maken, komen voor hun rekening.
Het later beschikbaar komen van een oost-westverbinding in het transportnet voor waterstof maakt dat de markt langer gefragmenteerd blijft en dit kan de effectiviteit van het instrumentarium voor de opschaling van de waterstofketen raken. Dit effect is sterk afhankelijk van de investeringsplannen van bedrijven en niet goed te kwantificeren.
Bent u van mening dat u zich hiermee een betrouwbare partner toont richting decentrale overheden?
De totale energietransitie vraagt veel en intensieve samenwerking met alle betrokken partijen is hierbij noodzakelijk, ook met medeoverheden. In mijn rol ben ik ook steeds in gesprek met de medeoverheden. Het is teleurstellend dat het oorspronkelijke uitgangspunt van gebundelde aanleg moet worden losgelaten en er sprake zal zijn van gefaseerde aanleg met latere oplevertijden. De medeoverheden zijn wel voorstander van een gezamenlijke procedure waar het Rijk nu voor kiest. Ik kijk uit naar de samenwerking met de medeoverheden in de procedure en ik blijf ook met hen in contact over hoe we de overlast op de omgeving zo beperkt mogelijk kunnen houden. Transities van deze omvang vragen dat als er iets tegenzit we hier snel en open over communiceren.
Wat betekent dit voor de Duitse verduurzamingsplannen? Rekenden zij niet op een eerder ingebruikname?
De latere ingebruikname van de DRC heeft gevolgen voor de aansluiting op de Duitse grens. Duitse industrie kan hierdoor later dan aanvankelijk gepland gebruikmaken van import van waterstof via de West-Oostverbinding. Ik voer intensieve gesprekken met mijn Duitse collega’s over de gevolgen van de latere aansluiting voor de Duitse markt. Over de precieze impact van de vertraging van de DRC op het uitrolplan en de ontwikkeling van de waterstofeconomie informeer de Kamer na de zomer.
In 2023 werd de geplande ingebruikname al verschoven van 2026 naar 2028 omdat onder andere de publiek-private samenwerking complexer bleek dan verwacht, welke rol speelt deze in de nieuwe vertraging?
In de recente brief is aangegeven dat het grote uitdaging is om te komen tot een robuuste gezamenlijke procedure en onderzoeksagenda en dat dit zowel door het Rijk als door de initiatiefnemers is onderschat. Dit slaat inderdaad ook op de publiek-private samenwerking. Zo zijn er wel individuele planningen gedeeld met het Rijk, maar er is nog geen gezamenlijke planning tot stand gekomen. In de brief is eveneens aangegeven dat de uiteindelijke realisatie van de DRC staat of valt bij het commitment van de initiatiefnemers en een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen. Deze gezamenlijkheid moet nog versterkt worden. Ik zal mij daar vanuit mijn rol ook voor blijven inzetten.
Hoe stelt Gasunie zich op in dit traject? Zijn de prikkels er wel om dit project prioritair te laten uitvoeren aangezien Gasunie ook werkt aan een eigen waterstofbackbone waar dit project mogelijk mee concurreert?
De waterstofleiding in de DRC is onderdeel van het landelijke transportnet voor waterstof dat Gasunie ontwikkelt. Er is dus geen concurrentie tussen de waterstofleiding in de DRC en het transportnet. Gasunie ziet net als het kabinet ook het grote belang van een snelle realisatie van een oost-west verbinding in het transportnet voor de ontwikkeling van de waterstofketen.
Met welk vollooprisico wordt er gerekend per buisleiding? Hoe vergelijkt zich dat met de vollooprisico’s waarmee de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) rekening houdt?
De initiatiefnemer voor de CO2-buis is bezig zijn vollooprisico’s in kaart te brengen. Voor ammoniak is mij niet bekend of de initiatiefnemer al zicht heeft op zijn vollooprisico. In de brief van 29 juni 20222 is aangegeven dat voor het transportnet voor waterstof tot een maximum van € 750 miljoen de aanloop- en volloopverliezen worden afgedekt in de periode tot en met de ingang van gereguleerd netbeheer medio 2031. De subsidiebeschikking is eind 2023 afgegeven. Hoe groot de aanloop- en volloopverliezen precies zijn, is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de markt.
De SDE++ vergoedt de onrendabele top van CO2-reducerende maatregelen/projecten en houdt geen rekening met eventuele vollooprisico’s. De SDE++ houdt bij het vergoeden van de onrendabele top bij bijvoorbeeld CCS-projecten rekening met de transport- en opslagtarieven die de emittent moet betalen, maar de SDE++ is niet specifiek gericht op het afdekken van de eventuele vollooprisico’s van de transport- en opslagpartijen.
De kosten voor het transport van elektriciteit naar Duitsland |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Klopt het dat er bij een capaciteit van meer dan 38 gigawatt (GW) aan windenergie op zee moet worden gezocht naar tracés waarmee de windenergie ver landinwaarts kan worden afgezet via een gelijkstroom-kabel, de zogenaamde «diepe aanlanding»?
Ja. Het klopt dat er gekeken wordt naar tracés voor diepe aanlanding, om de wind-op-zeedoelstellingen te realiseren en de energievraag dieper landinwaarts in te vullen. Vanuit het energiesysteem bezien is spreiding van de aanlandingen wenselijk. Diepe aanlanding draagt daarin bij aan het tegengaan van netcongestie en aan het voorkomen van grote ingrepen bij bovengrondse 380kV-verbindingen. Bij eerder onderzoek is aangegeven dat dit punt ligt bij ongeveer 38 GW aan windenergie op zee (o.a. Target Grid, TenneT).
Vanaf welk jaar zal deze grens bereikt worden en is dus diepe aanlanding nodig?
Het is niet exact te zeggen vanaf welke datum deze aanlanding nodig is. Voor de huidige routekaart (21GW) zijn t/m 2031 projecten gepland. De ambitie is om tussen 2031 en 2040 nog eens 29GW windenergie op zee te realiseren en aan te landen (circa 10 elektrische verbindingen en 2 waterstofverbindingen). De programmering van deze verbindingen is nu nog niet bekend (o.a. afhankelijk van verdere energiesysteemanalyses waarin de verwachte ontwikkeling van de energievraag wordt meegenomen, de kansrijkheid van aanlandalternatieven verspreid over het land en besluitvorming). In de prognoses van TenneT wordt nu uitgegaan van realisatie van diepe aanlanding vanaf 2035.
Klopt het dat de Delta Rhine Corridor momenteel een van de mogelijkheden is een dergelijke diepe aanlanding te realiseren en dat in de plannen voor dit project momenteel de aanleg van kabels voor 6 GW gelijkstroom wordt gepland?
Ja, het klopt dat de Delta Rhine Corridor een van de mogelijkheden is voor eventuele diepe aanlandingen van maximaal 6 GW (drie keer 2 GW gelijkstroomverbindingen). Deze diepe aanlanding is belangrijk voor elektrificatie van de industrie in Chemelot. Daarnaast draagt het ook bij aan een eventueel transport van de opgewekte windenenergie (via interconnectie) naar Duitsland. Ook voorkomt het knelpunten op de hoogspanningsinfrastructuur op diverse plaatsen, doordat de geproduceerde elektriciteit niet eerst door heel het land over het reguliere hoogspanningsnet getransporteerd hoeft te worden. TenneT gaat er daarbij vanuit dat deze verbinding nodig is als er meer dan 38 GW Wind op Zee aan land komt. Of het 2, 4 of 6 GW wordt hangt onder andere af van de hoeveelheid elektrische aanlanding na 2031, de beschikbare ruimte voor routes op de Noordzee, de kansrijkheid van alternatieve aansluitlocaties, de mate van congestie op de Zuidring, de ontwikkeling van elektrolyse op zee, de elektrificatie van de Nederlandse industrie, de interconnectiecapaciteit naar Duitsland, en een besluit over financiële dekking. In het Programma VAWOZ – waarin onderzoek wordt gedaan naar het aan land brengen (zowel elektriciteit als waterstof) van windenergie op zee na 2031 – wordt ervan uitgegaan dat diepe aanlandingen naar 380 kV hoogspanningsstations (Tilburg, Maasbracht, Graetheide) enkel mogelijk zijn via de DRC, vanwege de complexiteit van diepe aanlandingen en grote landschappelijke doorkruising. Vooruitlopend op de DRC wordt in het programma VAWOZ alvast onderzoek gedaan naar de aftakkingen vanaf de DRC naar 380 kV hoogspanningsstations en kansrijke locaties voor de benodigde converterstations.
Wat zijn de geraamde kosten voor deze 6 GW aan stroomkabels per jaar, inclusief afschrijving, redelijk rendement, energieverlies en onderhoud?
De investeringskosten voor een 2 GW stroomkabel liggen tussen de € 8–12 mln. per kilometer uitgaande van 60:40 verhouding tussen open ontgraving en gestuurde boringen. De afschrijvingstermijn is gekoppeld aan de verwachte levensduur van de kabel, in dit geval minimaal 40 jaar. Bij elk methodebesluit stelt de ACM een redelijk rendement (WACC) vast. De huidige nominale WACC voor nieuwe investeringen bedraagt circa 6%. De toekomstige WACC is sterk afhankelijk van de renteontwikkeling. De operationele kosten bedragen ongeveer 1 procent van de asset waarde. Op basis van deze uitgangswaarden zijn de jaarlijkse kosten ongeveer € 250 mln. per jaar voor een 2 GW gelijkstroomkabel.
Klopt het dat deze kosten thans (grotendeels) worden versleuteld in de stroomtarieven van Nederlandse huishoudens, zakelijke en industriële klanten, dan wel voor rekening zullen komen van de Nederlandse schatkist?
Ja, deze kosten worden thans verwerkt in de nettarieven van Nederlandse huishoudens en bedrijven. De ACM stelt de tarieven van TenneT vast op basis van de doelmatige kosten die TenneT maakt. TenneT brengt haar tarieven in rekening bij alle afnemers van TenneT. Dit zijn regionale netbeheerders en grootverbruikers op het landelijk hoogspanningsnet. De regionale netbeheerders mogen de tarieven die zij aan TenneT betalen doorberekenen aan hun klanten. Voor de eventuele stroomkabels in de DRC zijn er verschillende dekkingsopties mogelijk (versleutelen is een van de opties), maar dit moet nog nader worden onderzocht.
Klopt het dat van de 6 GW aan stroomkabels die in het project zullen worden aangelegd er 5 GW primair bestemd is voor het transport van elektriciteit naar Duitsland?
Het is op dit moment niet mogelijk aan te geven hoeveel elektriciteit via de DRC naar Duitsland geëxporteerd zal worden. Dat is afhankelijk van diverse factoren, zoals de hoeveelheid elektrische aanlanding, de nationale balans tussen vraag en aanbod van elektriciteit, de verhouding elektrische aanlandingen en waterstofaanlandingen, en de ontwikkelingen in het buitenland.
De huidige verkenningen laten zien dat 4 GW met name dient voor het dekken van binnenlandse consumptie, rekening houdend met het stijgend elektriciteitsverbruik door elektrificatie die de energietransitie met zich meebrengt. Een eventuele derde kabel van 2 GW zal naar verwachting met name bijdragen aan exportmogelijkheden. Als de baten hiervan met name in Duitsland terechtkomen zal dit onderdeel in principe alleen gerealiseerd worden als Duitsland ook een evenredig deel van de investeringskosten draagt (zie ook het antwoord op de vragen 8, 9 en 10).
Kunt u aangeven wat de extra totale jaarlijkse kosten zijn van de 6 GW diepe aanlanding in vergelijking met 1 GW. Kunt u ook aangeven wat de bijbehorende 5 GW aan zeekabels jaarlijks kost, mede gegeven dat windparken steeds verder uit de kust komen te liggen?
Met het oog op standaardisatie en de daarmee gepaard gaande efficiencywinst heeft TenneT in de afgelopen jaren samen met de industrie een 2 GW-standaard ontwikkeld. In lijn hiermee zal het DRC-project bestaan uit één, twee of drie 2 GW-systemen. Voor een indicatie van de kosten wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4. De investeringskosten voor een 2 GW stroomkabel op zee liggen tussen de € 4–6 mln. per kilometer.
Klopt het dat deze extra kosten, vanwege Europese regels met betrekking tot een nultarief aan de grens, niet worden doorberekend aan afnemers van elektriciteit in Duitsland?
De kosten van TenneT voor de aanleg en exploitatie van stroomkabels (waaronder kabels richting Duitsland) worden op dit moment verrekend in de tarieven van Nederlandse huishoudens en bedrijven. Zie ook het antwoord op vraag 5. Voor de kosten voor de kabels in de Delta Rhine Corridor is nog geen beslissing genomen over de dekking daarvan, en deze worden dus niet automatisch doorbelast aan buurlanden.
Wel kunnen binnen Europese kaders aanvullende bilaterale afspraken worden gemaakt over de verdeling van kosten van stroomkabels, zodat een buurland een bijdrage levert voor de investering in dergelijke infrastructuur. Daarnaast heeft de Europese Commissie recent een Guidance1 gepubliceerd voor kostendeling van infrastructuur op zee, welke ook de benodigde investeringen voor het net op land kan beslaan. Zie ook het antwoord op vraag 15.
De toegevoegde waarde van de aanleg van nieuwe interconnectoren dient breed te worden gewogen. Het vergroten van de interconnectiecapaciteit heeft sociaal maatschappelijke waarde en kan een bijdrage leveren aan de leveringszekerheid. Ook kunnen de door TenneT opgehaalde congestie-inkomsten onder meer worden ingezet om de transporttarieven voor het net te verlagen.
De vraagstelling suggereert dat de groene stroom met name wordt geleverd aan Duitsland. Dat is naar mijn verwachting niet het geval. Wel is het zo dat netwerkkosten per netgebied worden doorberekend aan de gebruikers. Kort gezegd betalen de Duitsers voor de Duitse netten en de Nederlanders voor de Nederlandse netten. Hierover kunnen, zoals in de vraag besloten ligt en in dit antwoord bevestigd, aanvullende afspraken worden gemaakt, dan wel bilateraal, dan wel op Europees niveau. Ik deel niet de mening dat dit onze onderhandelingspositie verzwakt, aangezien de finale investeringsbeslissing over de kabels nog niet genomen is en gesprekken over verdeling van kosten in gang zijn gezet.
Is het juist dat Europese regelgeving ruimte laat voor het maken van bilaterale afspraken tussen lidstaten over de verdeling van de kosten van de aanleg en exploitatie van stroomkabels zoals die uit het plan voor de Delta Rhine Corridor? Zo ja, bent u daarover momenteel in gesprek met uw Duitse collega? Op welke termijn denkt u hierover definitieve afspraken met Duitsland te kunnen maken?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt de stelling dat indien er geen afspraken met Duitsland worden gemaakt (het nul-alternatief) over het meebetalen aan de kosten voor aanleg, beheer en onderhoud, Nederlandse huishoudens en bedrijven de transportkosten zullen moeten gaan betalen voor de groene stroom die in de toekmost vanaf het Nederlandse deel van de Noordzee wordt geleverd aan Duitsland? Deelt u de mening dat dit «nul-alternatief» de Nederlandse onderhandelingspositie jegens onze oosterburen verzwakt?
Zie antwoord vraag 8.
Kan het besluitvormingstraject over de Delta Rhine Corridor in gevaar komen doordat de onderhandelingen met Duitsland niet tijdig zijn afgerond? Bent u bereid dat risico te voorkomen door alternatieve plannen te laten ontwikkelen waarbij (vooralsnog) wordt afgezien van de stroomkabels en/of waarbij slechts een 1 GW stroomkabel wordt aangelegd, zonder koppeling met Duitsland. Opdat er over het Duitse deel pas een beslissing hoeft te worden genomen nadat er volledige overeenstemming is bereikt met Duitsland over meebetalen?
Ik voorzie niet dat het besluitvormingstraject over de DRC in gevaar komt als er geen bevredigende afspraken kunnen worden gemaakt over de verdeling van kosten met Duitsland. De uitkomst daarvan zal worden meegenomen in de finale investeringsbeslissing, wat ertoe kan leiden dat slechts twee 2 GW circuits in plaats van drie in de DRC worden gelegd. Hierbij zijn de twee kabels zoals gezegd met name bedoeld voor het beleveren van binnenlandse vraag en het voorkomen van netcongestie in het zuiden en westen van Nederland. Overigens is ook over deze twee kabels nog geen investeringsbeslissing genomen en is er ook nog geen besluit over financiële dekking genomen.
Welke alternatieven zijn er voor diepe aanlanding indien het niet mogelijk blijkt om afspraken over een verdeling van de kosten te maken met buurlanden?
De diepe aanlandingen in DRC verband zijn niet primair bedoeld voor het beleveren van buurlanden. Er zijn dus geen alternatieven nodig voor de geschetste situatie waarin het niet mogelijk blijkt om afspraken te maken met de buurlanden. Overigens is de aanname dat diepe aanlandingen naar de 380 kV hoogspanningsstations (Tilburg, Maasbracht, Graetheide) slechts mogelijk zijn via de DRC, vanwege de complexiteit van diepe aanlandingen en grote landschappelijke doorkruising. Indien diepe aanlanding via de DRC niet mogelijk blijkt betekent dit – om de 29 GW doelstelling tussen 2031 en 2040 te halen – dat er elders meer alternatieven in procedure gebracht zouden moeten worden (in bijv. Noord-Brabant (Moerdijk/Geertruidenberg), Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Holland en de Eemshaven).
Klopt het dat er volgens Europese regelgeving bij het transport van waterstof wel grens en entrytarieven worden gerekend waardoor ontvangende landen meebetalen voor de transportkosten? In hoeverre is daarmee de productie en transport van waterstof naar het buitenland een voor Nederland een mogelijk aantrekkelijker alternatief voor de diepe aanlanding van offshore windenergie voor exportdoeleinden? Heeft u dit onderzocht?
Het klopt dat er op basis van de herziene Gasrichtlijn tarieven geheven kunnen worden voor invoeding en voor waterstofstromen die Nederland in of uit gaan. Hiermee dragen grensoverschrijdende handelsstromen ook bij aan de financiering van de binnenlandse infrastructuur. Dit is één van de redenen waarom ik me sterk maak om Nederland te positioneren als een waterstofhub: invoer- en doorvoer van waterstof levert toegevoegde waarde, bevordert de liquiditeit van de markt en draagt bij aan de financiering van de benodigde infrastructuren. Ik heb tot op heden geen onderzoek laten doen naar de vraag of productie van waterstof in Nederland en transport naar het buitenland al dan niet interessanter is dan een diepe aanlanding ten behoeve van export van elektriciteit. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 6 is de diepe aanlanding van de DRC primair bedoeld voor consumptie in Nederland en zal t.z.t. bij een finale investeringsbeslissing, waar het gaat om export naar Duitsland, o.a. worden meegewogen welke afspraken met Duitsland kunnen worden gemaakt over de verdeling van kosten.
Wordt er reeds nagedacht over de vraag hoe er moet worden omgegaan met een situatie waarin er op termijn voor de realisatie van windenergie op zee toch weer subsidies nodig blijken te zijn, of een systeem van contract for difference (CfD) moet worden ingevoerd? Is het gevaar aanwezig dat in die situatie zowel de productie als het transport van deze windenergie naar Duitsland en de Duitse industrie door Nederland moet wordt betaald? Wordt dit eveneens besproken met Duitsland met als doel dat risico voor Nederland af te wenden?
Ja ik onderzoek Contracts for Difference en het subsidiëren van wind op zee. De genoemde terugvalopties (Contracts for difference en het subsidiëren van wind op zee) gaan gepaard met verschillende grote uitdagingen. Het gaat onder meer om: het vinden van budgettaire dekking, de inpassing in het rechtssysteem en het verkrijgen van staatssteungoedkeuring bij de Europese Commissie. De terugvalopties kunnen marktverstorend werken, waardoor ik terughoudend ben met het inzetten van deze terugvalopties en indien nodig, het gebruik ervan tot een minimum wil beperken.
Ik kijk voor de lange termijn ook naar de mogelijkheden om het net op zee te verbinden met omliggende landen voor de uitwisseling van energie om op deze manier de leveringszekerheid te vergroten. Ik dring er in EU-context op aan dat er mogelijkheden komen voor «cost sharing» waarbij de kosten worden gedragen door het land waar ook de baten terecht komen. Met Duitsland – en ook andere omliggende landen – wordt op projectniveau onderzoek gedaan naar maatschappelijke kosten en baten en de verdeling daarvan.
Overigens is dit nog zeer beperkt aan de orde met de realisatie van de huidige routekaart wind op zee. Met de 21 GW die in 2032 is gepland dekken we ca. 75% van het huidige elektriciteitsverbruik af. De komende jaren zal de industrie verder elektrificeren. Met de aanlanding van wind op zee bij de grote Nederlandse industriële clusters, kan veel elektriciteit ook ter plekke worden benut. Met de aanleg van windparken wordt zo elektrificatie van de industrie bevorderd.
Voert u, zoals aangekondigd in het Nationaal Plan Energie, inmiddels meer generiek gesprekken met de buurlanden over een faire verdeling van lusten en lasten wat betreft de netto levering en transport van duurzame elektriciteit vanaf de Nederlandse Noordzee aan België en Duitsland? Zo niet, bent u dat wel van plan? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de voortgang?
Samen met de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en Netbeheer Nederland heeft mijn voorganger gedeelde prioriteiten voor de nieuwe Europese Commissie in kaart gebracht ten aanzien van energie-infrastructuur. Hierin wordt de Commissie o.a. gevraagd om kostendeling tussen lidstaten voor grootschalige offshore infrastructuurprojecten te bevorderen2.
Op 27 juni jl. heeft de Europese Commissie een Guidance3 gepubliceerd aangaande de kostendeling van infrastructuur op zee op Europees niveau.
Deze guidancezal door de Europese koepelorganisatie van transmissiesysteembeheerders (ENTSO-E) worden gebruikt om de verdeling van kosten en baten in kaart te brengen voor het bestaande Offshore Network Development Plan (ONDP). Een rapportage hierover is voorzien in juni 2025.
In de komende periode zal ik deze Guidance van de Commissie en het proces dat nu volgt bespreken met andere lidstaten, de ACM en TenneT. Via de verslagen van de Energieraad zal ik de Kamer op de hoogte houden over de voortgang.
Tevens is kostendeling opgenomen in de North Seas Energy Cooperation (NSEC) Action Agenda 2023–20244. Daarmee wordt binnen NSEC regelmatig het gesprek gevoerd met de Europese Commissie over de gewenste uitwerking van de Guidance, evenals mogelijkheden voor een effectieve implementatie. Nederland trekt onder meer binnen NSEC gezamenlijk op met gelijkgestemde lidstaten om het belang van kostendeling bij de Europese Commissie en andere lidstaten onder de aandacht te brengen.
Het artikel 'Netbeheerder: na 2030 grotere kans op prijspieken door stroomtekorten' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Netbeheerder: na 2030 grotere kans op prijspieken door stroomtekorten»?1
Ja.
Hoe vindt u het uit te leggen dat vanwege de huidige werkwijze van dit kabinet van de energietransitie, namelijk het uitfaseren van energie door kolen- en gascentrales, de sterke stijging van de vraag naar elektriciteit en het ontbreken van de effectieve inzet van batterijen en CO2-vrije alternatieven, leveringszekerheid van Nederland onder druk staat?
Het artikel op Nos.nl refereert aan de publicatie van de door TenneT opgestelde Monitor Leveringszekerheid 2024 (hierna: MLZ). Uit de MLZ komt naar voren dat de leveringszekerheid van elektriciteit tot en met 2030 niet in gevaar is, maar dat er na 2030 risico’s kunnen ontstaan. In de analyse wordt niet geconcludeerd dat deze risico’s worden veroorzaakt door de werkwijze van het kabinet, maar wordt gesteld dat zij te maken hebben met de noodzakelijke transitie naar een steeds duurzamer wordende energie- en elektriciteitsvoorziening die niet alleen in Nederland, maar ook in de ons omringende landen plaatsvindt.
Bent u voornemens om, in navolging van de zorgen van ongewenste stroomtekorten in het rapport van TenneT, de beoogde sluiting van kolencentrales in 2030 en de beoogde sluiting van gascentrales in 2035 te heroverwegen? Zo niet, waarom niet?
Nee. Het verbod op elektriciteitsproductie met behulp van kolen gaat in 2030 in en is van groot belang om de uitstoot van CO2 te reduceren.
In hoeverre bent u voornemens om gehoor te geven aan de oproep van TenneT om met een plan te komen om stroomtekorten vanaf 2030 te voorkomen? En indien, wanneer?
In mijn brief van 11 maart 2024 over de borging van leveringszekerheid (Kamerstuk 29 023, nr. 487) heb ik toegezegd om aan het einde van dit jaar de Kamer te informeren over de mogelijkheden om de leveringszekerheid na 2030 te versterken. Het advies van TenneT om een uitvoeringsplan te ontwikkelen als bedoeld in de Europese Verordening 2019/943 past in deze toezegging.
Daarnaast is in het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) aangegeven dat onderzocht zal worden wat er nodig is om flexibiliteit tot stand te laten komen. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar welke technieken nodig zijn, maar ook naar mogelijkheden voor ruimtelijke sturing, de rol van nettarieven en het marktmechanisme in de elektriciteitsmarkt zodat ook marktpartijen de juiste prikkels hebben om flexibiliteit te realiseren en efficiënt in te zetten. Dit is mede conform het advies van TenneT in de MLZ. Na de zomer verschijnt de uitvoerings- en beleidsagenda van het NPE en kan dit worden meegenomen.
Deelt u de mening dat stoppen met wiebelstroom onoverkomelijk is en dat investeren in stabiele en regelbare energie-opwek, zoals kernenergie, noodzakelijk is, zodat TenneT het netwerk op orde kan brengen? Zo niet, waarom niet?
Het is van belang om een mix te vinden van elektriciteitsproductie die betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid waarborgt. Diversiteit is daarvoor essentieel. Voor zover gedoeld wordt op elektriciteit die is opgewekt met wind- en zonne-energie zie ik geen aanleiding om daarmee te stoppen. Genoemde bronnen zijn juist een noodzakelijk element in de mix om tot een betaalbaar CO2-vrij elektriciteitssysteem te komen. Van belang is dat er voldoende flexibiliteit is voor de momenten dat er weinig of geen wind- en zonne-energie beschikbaar is. Voor flexibel vermogen kan dan gedacht worden aan gascentrales die geleidelijk zullen omschakelen naar duurzame brandstof (zoals groene waterstof), opslag, interconnectie en vraagsturing. Ook de ontwikkeling van nieuwe kerncentrales kan op lange(re) termijn bijdragen aan het borgen van de leveringszekerheid.
In hoeverre ziet de u net als TenneT risico’s tot prijspieken, zoals de gascrisis in 2022, waardoor de economie, het bedrijfsleven en Nederlanders schadelijke gevolgen kunnen ondervinden, zoals een torenhoge onbetaalbare energierekening?
De risico’s waar TenneT op wijst zijn niet vergelijkbaar met de prijspieken die wij in 2022 hebben gezien. De prijspieken waar TenneT op wijst, zijn zeer beperkt in duur en omvang. Het gaat om enkele uren per jaar. Bovendien zullen dergelijke prijspieken niet altijd doorwerken naar alle consumenten.
Daarnaast is deze prijsvorming op de energiemarkten essentieel voor een efficiënte werking van het energiesysteem. Hogere prijzen op momenten dat elektriciteit zeer schaars is, zijn van belang voor het stimuleren van vraagsturing.
Hoe vindt u het te verklaren dat in een welvarend land als Nederland er een reëel risico voor de toekomst bestaat dat Nederlanders op bepaalde momenten geen stroom tot hun beschikking hebben?
Allereerst wil ik benadrukken dat de benoemde risico’s door TenneT betrekking hebben op een gedeelte van de vraag. Oftewel, de verwachting van de MLZ is dat circa 14 uur per jaar onvoldoende capaciteit beschikbaar is om aan de voorziene vraag te kunnen voldoen. Dit betekent dat op deze momenten slechts in een (klein) gedeelte van de vraag niet kan worden voorzien. De omvang van een mogelijk tekort is afhankelijk van de vraag en het aanbod op een specifiek moment. Het is overigens op dit moment moeilijk te voorspellen hoe marktpartijen op de dan waarschijnlijk sterk stijgende prijzen zullen reageren.
Een betrouwbare elektriciteitsvoorziening is van groot maatschappelijk belang. Nederland kent een zeer betrouwbaar elektriciteitssysteem. Om de betrouwbaarheid van het systeem ook op middellange en lange termijn te borgen, worden de verwachte ontwikkelingen van het systeem, evenals de mate van leveringszekerheid, jaarlijks nauwkeurig gemonitord tot 10 jaar vooruit. Nationaal gaat het dan om de MLZ en op Europees niveau gaat het om de European Resource Adequacy Assessment (ERAA) van ENTSO-E (het samenwerkingsverband van Europese transmissiesysteem-beheerders). Indien uit de monitoring risico’s voor de leveringszekerheid naar voren komen, zoals nu voor het eerst het geval is met de MLZ, kunnen maatregelen in kaart worden gebracht om potentiële risico’s te adresseren en de leveringszekerheid blijvend te waarborgen. De gepubliceerde resultaten geven aanleiding om de risico’s nader te analyseren en mitigerende maatregelen te identificeren, en de Kamer zal eind dit jaar worden geïnformeerd over de bevindingen.
Hoe vindt u het te verklaren dat in een welvarend land als Nederland inwoners en industrie worden gevraagd om op bepaalde momenten wel/geen stroom te gebruiken? Kunt u concreet aangeven in hoeverre «vraagsturing» kan/zal bijdragen aan de leveringszekerheid?
Ik voorzie op dit moment niet dat de overheid verbruikers van elektriciteit zal gaan vragen om op bepaalde momenten geen elektriciteit van het net af te nemen. Het begrip vraagsturing moet ook niet op deze wijze worden geïnterpreteerd. De ook in de MLZ gebruikt Engelse term «Demand Side Response (DSR)» of het Nederlandse equivalent «vraagrespons» sluit beter aan bij wat wordt bedoeld, namelijk het reageren van de vraag naar elektriciteit op prijssignalen vanuit de markt. Vraagrespons is een van de vormen van flexibiliteit die van belang is om de leveringszekerheid te waarborgen in een grotendeels weersafhankelijk elektriciteitssysteem. Vraagrespons is namelijk een effectieve methode om aanbod en vraag te balanceren. Prijsprikkels moedigen afnemers aan om de vraag naar elektriciteit voor bijvoorbeeld flexibele industriële processen of het laden van elektrische voertuigen te verschuiven van momenten dat elektriciteit schaars is (hoge prijs) naar momenten waarin er een overvloed aan elektriciteit beschikbaar is (lage prijs). Daarmee zijn partijen zelf verantwoordelijk voor het al dan niet activeren van vraagsturing. TenneT verwacht een totaal beschikbaar vermogen voor vraagrespons van 1,6 GW in 2028, oplopend naar 1,7 GW in 2030 en 1,9 GW in 2033.
In hoeverre ziet uw risico’s voor de onaantrekkelijkheid van Nederland voor bedrijven, omdat vooral de industrie wordt geraakt bij stroomtekorten, in het licht van eerdere waarschuwingen vanuit het bedrijfsleven die stellen te willen vertrekken uit Nederland?
Het bedrijfsleven en de industrie zijn gebaat bij een betaalbare, betrouwbare en duurzame energievoorziening. Op dit moment heeft Nederland een zeer betrouwbaar elektriciteitssysteem en dit willen we behouden. Daarom zijn de acties voorzien die zijn aangegeven in het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven hoeveel uur per jaar stroom er de afgelopen jaren niet geleverd kon worden? Kunt u tevens de verwachtingen tot 2030 per jaar uiteenzetten?
Er hebben zich de afgelopen jaren geen leveringszekerheidsproblemen voorgedaan. Zoals aangegeven in de MLZ is de Loss of Load Expectation (LOLE) voor 2028 0,0 uur per jaar en voor 2030 1,4 uur per jaar. De LOLE geeft een inschatting van het gemiddeld aantal uren per jaar waarin de beschikbare productiecapaciteit en andere bronnen van flexibiliteit niet kunnen voldoen aan de voorziene vraag. Dit betekent echter niet dat een tekort zich ook daadwerkelijk zal voordoen. De monitoring is bedoeld om tijdig maatregelen te kunnen nemen.
De LOLE weerspiegelt de afweging tussen leveringszekerheid van elektriciteit en kosten van de elektriciteitsvoorziening. Het aanhouden van meer flexibiliteit om de leveringszekerheid nog verder te vergroten, brengt ook extra kosten met zich mee.
Kunt u aangeven hoeveel uren per jaar er de afgelopen jaren hernieuwbare opwek is afgeschakeld en hoeveel met SDE subsidies opgewekte stroom er de afgelopen jaren is geëxporteerd (stroomsurplus)? Kunt u tevens de verwachtingen tot 2030 per jaar uiteenzetten? Zo niet, waarom niet?
Het afschakelen van hernieuwbare opwek is aan marktpartijen, en afhankelijk van de strategie die zij hanteren. Het is daarom niet in te schatten hoeveel opwek in de afgelopen jaren is afgeschakeld, noch om een voorspelling te doen over het te verwachten volume dat zal worden afgeschakeld richting 2030. Het is daarbij niet bekend wat het aandeel in de export is van elektriciteit die is geproduceerd met vermogen dat een SDE-beschikking heeft.
Tot slot wil ik onderstrepen dat interconnectoren essentieel zijn voor een betrouwbaar en betaalbaar elektriciteitssysteem. Deze interconnectoren worden aangewend om elektriciteit te exporteren in geval van een overschot, en vice versa. De koppeling van de elektriciteitssystemen en markten in Europa resulteert daarmee in een enorme maatschappelijke welvaartswinst. Ook de MLZ wijst op het belang van interconnectie door het effect te benoemen van een hypothetische situatie zonder interconnectie, waarbij de LOLE in 2030 zou oplopen naar 626 uur.
Bent u bekend met het artikel «Wachtlijst stroomnet explodeert door energietransitie, jaren wachten op stroom geen uitzondering»1 en het artikel «Huishoudens, scholen en kleinbedrijf van stroomnet af bij overbelasting»?2
Ja.
Kunt u zo concreet mogelijk aangeven hoeveel woningbouwprojecten, bedrijven, zorginstellingen, ziekenhuizen, wind-en zonneparken, scholen, huishoudens, dorpshuizen, batterij-exploitanten, sportclubs en boerenbedrijven op dit moment niet of niet volledig aangesloten kunnen worden op het stroomnet?
Ik zet mij met diverse partners in om netcongestie zoveel mogelijk tegen te gaan. Hierover heb ik uw Kamer per brieven van 18 oktober 2023 en 25 april 2024 uitgebreid geïnformeerd3. Binnenkort stuur ik uw Kamer een rapportage over de voortgang van deze aanpak, conform het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat.
Voor kleinverbruik op het laagspanningsnet zijn er geen wachtrijen; wel komt het voor dat ingebruikname van nieuwe woonwijken wordt vertraagd doordat de wijk als geheel op het middenspanningsnet moet worden aangesloten, waar wel congestie kan voorkomen. Voor grootverbruik geldt dat netbeheerders niet weten welke functie een gebouw – achter een bestaande of aangevraagde aansluiting – heeft, of zal krijgen. Eind februari 2024 stonden in totaal 9.400 aanvragen op de grootverbruik-wachtlijst voor afname van elektriciteit, en nog eens 10.000 op de grootverbruik-wachtlijst voor teruglevering van elektriciteit. Deze cijfers worden in de eerste helft van juni geactualiseerd. De wachtrijen bij de netbeheerders geven op dit moment slechts een beperkt beeld van de daadwerkelijke actuele vraag naar transportcapaciteit, omdat inzicht in mogelijke dubbele aanvragen en de slagingskans van beoogde projecten ontbreekt. Ik ben met de netbeheerders en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een traject gestart om, in overleg met het bedrijfsleven, dit inzicht te verbeteren en de wachtrijen op te schonen.
De wachtrijen en wachttijden verschillen sterk per regio. Een gemiddelde wachttijd is daarom moeilijk te definiëren. De wachttijd is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de gevraagde capaciteit, wanneer een netuitbreiding gereed is zodat weer nieuwe partijen kunnen worden aangesloten, het aantal wachtenden in de lokale wachtrij, en of bijvoorbeeld in een congestieonderzoek flexibiliteit wordt gevonden zodat er weer ruimte vrijkomt voor partijen in de wachtrij. Begin juni wordt de capaciteitskaart van de netbeheerders vernieuwd, zodat er lokaal (per voedingsgebied) inzicht komt in de wachtrij (in aantallen en capaciteit). Later dit jaar wordt aan de kaart toegevoegd wanneer netuitbreidingen naar verwachting gereed zullen zijn, zodat partijen meer inzicht krijgen in de verwachtte wachttijd.
Kunt u per provincie en per netwerkbeheerder (Enexis, Stedin, Liander, Coteq, Rendo, Westland Infra) aangeven hoeveel de gemiddelde wachttijd voor aansluiting op het stroomnet bedraagt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe vaak het al is voorgekomen dat de wachttijd op het verstopte stroomnet is opgelopen tot 52 weken (of meer), uitgesplitst in kleinverbruikers (< 3x80 ampère), grootverbruikers (≥ 3x80 ampère) en directe aansluitingen op het hoogspanningsnetwerk? Kunt u tevens aangeven wat de gemiddelde wachttijd op dit moment bedraagt voor een kleinverbruiker, grootverbruiker en direct aangesloten bedrijven?
Kleinverbruikers hebben op dit moment niet te maken met wachtlijsten, of wachttijden. Wel gelden hier de aansluittermijnen van 12 weken (eenvoudige aansluiting) tot 18 weken (aansluiting waarbij graafwerk vereist is). Voor grootverbruikers en aansluitingen op het hoogspanningsnet geldt in veel regio’s wel congestie. In het geval van congestie is er een wachtrij. Het is op voorhand niet te zeggen hoelang de wachttijden zijn. Dat is van meerdere factoren afhankelijk, zoals het aantal wachtenden, hoeveel vermogen er is aangevraagd, en wat er op korte termijn bijgebouwd kan worden. Ook is hier de hoeveelheid flexibel vermogen die mogelijk beschikbaar komt van belang. Als er wel transportvermogen beschikbaar is, komt een partij niet in de wachtrij, maar geldt wel een aansluittermijn. Hiervoor stelt de ACM een redelijke termijn vast op basis van het codebesluit aansluittermijnen grote aansluitingen elektriciteit.
Kunt u aangeven hoeveel huishoudens, bedrijven, windturbines, batterij- en opslag-exploitanten en zonneparken en overige instellingen wachten om stroom terug te leveren aan het net?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wanneer de Autoriteit Consument & Markt (ACM) een besluit neemt over de redelijkheid van de termijn waarop bedrijven en instellingen moeten wachten op een stroomaansluiting?
De ACM heeft op 18 april 2024 het codebesluit aansluittermijnen grote aansluitingen elektriciteit vastgesteld4.
Kunt u aangeven hoeveel storingen er afgelopen jaar en tot dusverre in dit jaar zijn geweest vanwege een te grote vraag en/of aanbod van elektriciteit? Wat was de impact hiervan op de onbalans in het net, en wat zijn de kosten van deze onbalans voor het elektriciteitssysteem?
Het Nederlandse elektriciteitsnet is één van de betrouwbaarste in Europa. In 2023 had een huishouden over het hele jaar gemiddeld slechts 21,8 minuten geen elektriciteit. Bij stroomonderbrekingen worden twee categorieën onderscheiden: enerzijds niet-geplande onderbrekingen als gevolg van een storing, en anderzijds geplande tijdelijke afsluitingen vanwege werkzaamheden. Het aantal niet-geplande onderbrekingen in de elektriciteitsnetten was in 2023 met 26.763 hoger dan het gemiddelde van de jaren ervoor (22.552 onderbrekingen). Per onderbreking zijn daarbij wel minder klantaansluitingen getroffen. Bij 839.871 klanten is in 2023 tijdelijk de stroomvoorziening gepland afgesloten geweest. Dat is bijna het dubbele van de jaren ervoor. Netbeheerders zijn bezig met de grootste verbouwing van onze elektriciteitsnetten ooit. Dat maakt dat het aantal geplande onderbrekingen de komende jaren waarschijnlijk verder toe zal nemen. Om veiligheidsrisico’s te verminderen, wordt er daarnaast meer gekozen voor het spanningsloos uitvoeren van werkzaamheden aan elektriciteitsnetten. Dit leidt tot een toename van het aantal geplande onderbrekingen. Bijkomend voordeel is dat er meer technici beschikbaar zijn die spanningsloos kunnen werken ten opzichte van de meer gespecialiseerde vaklieden die opgeleid zijn om onder spanning te mogen werken.
Zoals aangegeven, span ik mij in om netcongestie zoveel mogelijk te voorkomen. Waar deze maatregelen onvoldoende blijken te zijn, zorgt het instellen van een wachtrij door de netbeheerder juist dat zich geen grote storingen voordoen. Als de capaciteit van het net daadwerkelijk wordt overschreden, dan ontstaat schade aan het elektriciteitsnetwerk met uitval tot gevolg. Daarnaast kan het in de laagspanningsnetten voorkomen dat de spanning te hoog wordt door veel gelijktijdige invoeding van elektriciteit door zonnepanelen. De omvormers schakelen automatisch uit om schade aan de installatie te voorkomen.
Deelt u de mening dat het overvolle stroomnet belast wordt vanwege de te strikte klimaatafspraken? Deelt u tevens de mening dat deze klimaatafspraken een onevenredige negatieve bijdrage leveren aan de Nederlandse energiezekerheid en economie?
Behalve aan de strijd tegen klimaatverandering, draagt de energietransitie vooral ook bij aan de betaalbaarheid en leveringszekerheid van energie. Elektrificatie van bedrijven en huishoudens is een belangrijk onderdeel van de energietransitie en levert huishoudens en bedrijven ook financiële voordelen op. De energietransitie is in een stroomversnelling gekomen door de hoge gasprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de wens om afhankelijkheid van buitenlandse fossiele brandstoffen af te bouwen. De uitbreiding van de elektriciteitsnetten kan dit tempo niet bijhouden, waardoor de druk op het elektriciteitsnetwerk toeneemt. Het kabinet zet zich in om het sneller realiseren van elektriciteitsinfrastructuur mogelijk te maken en het net beter te benutten.
Zou u kunnen kwantificeren wat de economische schade bedraagt die vanwege netcongestie is veroorzaakt, voortvloeiend uit het feit dat bijvoorbeeld bedrijven en woningbouwprojecten niet (volledig) aangesloten konden/kunnen worden, en het daarmee samenhangende misgelopen economisch potentieel?
Netcongestie kan de groei van (nieuwe) economische activiteiten belemmeren, processen stil leggen en ervoor zorgen dat projecten vertraging oplopen. Dit leidt mogelijk tot gederfde baten bij gebruikers van het elektriciteitsnet en heeft gevolgen voor het vestigingsklimaat en woningbouw. Deze economische en maatschappelijke effecten zijn onmiskenbaar maar moeilijk te kwantificeren. Voor de zomer ontvangt uw Kamer de studie «de maatschappelijke kostprijs van netcongestie» waarin een eerste voorzichtige poging wordt gedaan.
Het artikel 'Netbeheerders kunnen weinig met prioriteit voor Brainport' |
|
Inge van Dijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Netbeheerders kunnen weinig met prioriteit voor Brainport»1?
Ja.
Hoe kan het dat de brief van 21 november 2023 (Kamerstuk 33 009, nr. 136), waarin u aankondigde dat de Brainportregio voorrang zou krijgen bij het oplossen van congestieproblemen voor de netbeheerders als verrassing kwam?
In de brief van 21 november 2023 is aangegeven dat de Brainportregio een prioritair gebied gaat worden voor de aanpak van netcongestie, met als doel om de instrumenten die in het Landelijke Actieprogramma Netcongestie (LAN) worden ontwikkeld zo snel mogelijk toe te passen in de Brainportregio. In de brief zijn mogelijke oplossingen zoals energiehubs, batterijopslag en congestiemanagement genoemd. Verder is aangegeven dat hierbij ook zou worden gekeken naar de relatie met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK). Met de prioritaire status van Brainport is niet bedoeld dat het aansluiten van individuele bedrijven die op de wachtlijst staan in de regio per definitie een hogere prioriteit zou krijgen dan in andere regio’s. Daarvoor gelden immers aparte regels. Voor het prioriteren op aansluiting heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) op 18 april jl. een definitief besluit gepubliceerd over het prioriteringskader voor transportverzoeken (individuele gevallen)2. Het is de exclusieve bevoegdheid van de ACM om dit soort kaders op te stellen. Ik heb na de publicatie van de Kamerbrief contact gehad met Netbeheer Nederland om de «prioritaire status» en onze voorgestelde aanpak voor de Brainportregio toe te lichten.
In de brief schrijft u dat er intensieve sessies met de regio plaatsvinden over de vorm en inhoud van deze prioritering, zijn en waren de netbeheerders daar dan niet bij aangesloten?
Gedurende de afgelopen maanden hebben er meerdere overleggen plaatsgevonden over de netcongestie in de Brainportregio. In de Kamerbrief van 28 maart 2024 over investeringen in het ondernemingsklimaat van de microchipsector en het convenant tussen Rijk en regio3 is hier ook aan gerefereerd. Onze aanpak voor netcongestie in de Brainportregio richt zich hierbij zowel op de korte, als de lange termijn. Voor de kortere termijn ondersteunt het Rijk waar nodig Brainport Development bij het inrichten en uitvoeren van een proces waarbij zij als gebiedsregisseur met provincie, gemeenten, netbeheerders Enexis en TenneT oplossingsmogelijkheden identificeren ten behoeve van de meest urgente netcongestie-casussen. Het LAN dient hierbij als uitgangspunt. Daarnaast wordt momenteel samen met provincie Noord-Brabant, gemeenten, Brainport Development, TenneT en Enexis een MIEK-verkenning uitgevoerd. Het doel is de toekomstige energievraag van de Brainportregio en ASML in kaart te brengen, inclusief de bijbehorende energie-infrastructuur. Besluitvorming over het nationale MIEK-proces vindt plaats in het vierde kwartaal van 2024.
Wat is uw reactie op de uitspraak van TenneT dat de brief van november eigenlijk te laat kwam om de investeringsplannen noemenswaardig aan te passen? Kan daaruit worden opgemaakt dat er voor het verzenden van de brief geen contact is geweest met TenneT en de regionale netbeheerder? Zo ja, waarom is dat dan niet gebeurd?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, heeft mijn brief van 21 november 2023 destijds niet als doel gehad om uitbreidingsprojecten in de Brainportregio voorrang te geven in de investeringsplannen van TenneT of Enexis. Daarvoor is een Kamerbrief ook niet het juiste instrument. Met het opnemen van een project in het nationale of provinciale MIEK is het wel mogelijk om een uitbreidingsinvestering extra gewicht, en daarmee voorrang te geven. Dit is vastgelegd in de kaders binnen de Regeling investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas die de netbeheerders toepassen bij het opstellen van hun investeringsplannen4.
Wat is daarnaast uw reactie op de stelling van TenneT dat de roep om prioriteit deels overbodig is omdat alle projecten van TenneT in de Brainportregio ofwel al prioriteit hebben gekregen in de investeringsplannen ofwel al in uitvoering zijn? Op welk vlak kan er dan nog wel worden bijgestuurd op de prioritering en het aanpakken van congestieproblemen in de Brainportregio?
De projecten voor de Brainportregio zijn in het eerste pMIEK van de provincie Noord-Brabant5 opgenomen en hebben daarmee een prioriterende doorwerking in de investeringsplannen van Enexis en TenneT. Voor deze uitbreidingsinvesteringen is het vooral van belang dat deze zo snel mogelijk uitgevoerd worden. Dit vraagt niet alleen inzet en prioriteit van de netbeheerders, maar ook van de overheden die bevoegd gezag zijn voor de ruimtelijke inpassing van de netuitbreidingen. Gezien het belang van de ontwikkeling van de Brainportregio acht ik het essentieel dat prioriteit wordt gegeven aan deze samenwerking tussen partijen. Via het instrumentarium uit het LAN en het MIEK wordt gestuurd op de prioritering en aanpak van congestieproblemen in de Brainportregio.
Kunt u uitleggen in welke mate er wordt ingezet op de verzwaring van het elektriciteitsnet in de Brainportregio en voor welk deel de inzet zich richt op innovatieve oplossingen in de vorm van energiehubs, batterijopslag en congestiemanagement? Waar zou wat u betreft de nadruk op moeten liggen om de congestieproblematiek in de Brainportregio zo effectief en snel mogelijk aan te pakken?
De aanpak voor de Brainportregio kent een aantal acties voor de korte, middellange en lange termijn. Voor de korte termijn wordt er met name gekeken naar mogelijkheden om de capaciteit die momenteel (op bepaalde momenten) in het netwerk beschikbaar is, zo goed mogelijk te gebruiken. Verder wordt in kaart gebracht welke projecten op dit moment al lopen in de regio, wat de verwachte tijdlijnen van die projecten zijn, wat dit betekent voor extra capaciteit die ontstaat in het netwerk, en hoe die capaciteit kan worden gebruikt om de wachtlijsten in de regio te verkleinen.
Voor de middellange termijn wordt daarnaast gekeken of er binnen de Brainportregio mogelijkheden zijn voor het vormen van één of meerdere energy hubs. Zoals ook gemeld in de brief over de voortgang van het LAN6, is het doel van zo’n hub dat dicht bij elkaar gelegen partijen onderling energie uitwisselen waardoor ze het net minder belasten. In het convenant met de regio is afgesproken dat een deel van de middelen uit het Klimaatfonds voor de stimulering van energiehubs via de provincie Noord-Brabant beschikbaar zal worden gesteld voor de Brainportregio. Voor de langere termijn wordt gekeken in hoeverre de investeringen die nu in de investeringsplannen van TenneT en Enexis staan, voldoende zijn om te voorzien in de verwachte energievraag van de Brainportregio vanaf 2030 en verder. Afhankelijk van de uitkomst van deze analyse worden, in afstemming met de netbeheerders, aanvullende projecten aangedragen voor het provinciale en/of nationale MIEK.
Er is een team gevormd van Brainport Development, provincie Noord-Brabant, gemeenten, TenneT, Enexis en het Ministerie van EZK die deze acties momenteel uitvoert. Waar mogelijk wordt hierbij aangesloten bij de reguliere processen die in de provincie Noord-Brabant lopen in het kader van integraal programmeren en het opstellen van het pMIEK 2.0 (deadline 1 februari 2025). Er is niet één actie waar een grotere nadruk op ligt ten opzichte van de andere acties. Juist met het samenspel van acties willen we proberen de netcongestie op zowel de korte als de langere termijn te verlichten.
Het artikel waarin vermeld staat dat een Frans bedrijf honderden laadpalen wil aanleggen in Nederland |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel waarin vermeld staat dat een Frans bedrijf honderden laadpalen wil aanleggen in Nederland?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Kan het Nederlandse net een extra laadpalengigant wel aan, aangezien we al kampen met netcongestie?
De komst van nieuwe aanbieders is wenselijk om tot een landelijk dekkend netwerk van laadpalen te komen voor personen-, bestel- en vrachtvoertuigen. Concurrentie is tevens nodig om aantrekkelijke laadprijzen te bieden. Netbeheerders houden in de voorspellingen en investeringsplannen ook rekening met de groei van het aantal laadpalen. Daarnaast wordt de laadinfrastructuur nu zo ingericht dat elektrische personen-, bestel- en vrachtvoertuigen ook bijdragen aan de oplossing van de netcongestie door onder andere slim laden toe te passen als ook mitigerende maatregelen te nemen waar dat nodig is.
Welke gevolgen heeft de komst van Electra voor de wachtlijsten?
De gevolgen zijn onbekend, en hangen af van de specifieke locatiekeuze, de gevraagde grootte van de aansluiting, het tijdstip van de aanvragen en de mogelijkheden van het nemen van mitigerende maatregelen.
Bent u op de hoogte welke investeringen er lopen en gemaakt gaan worden vanuit pensioenfondsen die intensief zijn voor het elektriciteitsnet en de netcongestie verder kunnen verslechteren?
Nee. Ik heb wel uit de pers begrepen dat pensioenfondsen aan de informateurs een aanbod tot investeren in de energietransitie hebben gedaan.
Is het wenselijk dat er, wederom in het licht van de overbelasting van ons net, een concurrentie gaat plaatsvinden tussen onder andere Shell, Fastned, EVBox, Allego en dus het Franse Electra?
Ja, de komst van nieuwe aanbieders is wenselijk om tot een landelijk dekkend netwerk van laadpalen te komen voor personen-, bestel- en vrachtvoertuigen.
Concurrentie is tevens nodig om aantrekkelijke laadprijzen te bieden.
Netbeheerders houden in de voorspellingen en investeringsplannen ook rekening met de groei van het aantal laadpalen. Daarnaast wordt de laadinfrastructuur nu zo ingericht dat elektrische personen-, bestel- en vrachtvoertuigen ook bijdragen aan de oplossing van de netcongestie door onder andere slim laden toe te passen als ook mitigerende maatregelen te nemen waar dat nodig is. Daarnaast zal dit bedrijf net als andere laadpaalexploitanten een netaansluiting aan moeten vragen voor nieuwe locaties of gebruik moeten maken van reeds bestaande aansluitingen.
Als er sprake is van netcongestie op een bepaalde locatie dan is het mogelijk dat een nieuwe netaansluiting afhankelijk van de gevraagde grootte niet direct opgeleverd kan worden.
Dreigen er al of zijn er al soortgelijke situaties zoals recent in Rotterdam waarin laadpalen uit moeten, bij of in de buurt van de gebieden waar Electra vooral laadpalen wil plaatsen?
Het is niet bekend waar Electra laadpalen wil plaatsen, dus kan geen inschatting van deze dreiging worden gemaakt. Overigens is het in Rotterdam vooralsnog niet nodig om laadpalen uit te zetten.
De laadpaalinfrastructuur in Nederland kent een diverse mix aan aanbieders en met de toetreding van het Franse Electra met ambitieuze uitrol plannen, erkent u het risico van een Franse consolidatie van de Nederlandse laadpaal markt, op termijn?
Het Nederlandse beleid is altijd gericht geweest op het creëren van een open markt waarin elektrische rijders voldoende keuzevrijheid hebben.
Kunt u een overzicht geven van het speelveld op de Nederlandse laadpaal markt en hoe volgens de Minister een geconsolideerde laadpaal markt er uit ziet?
Op de Nederlandse markt voor laadinfrastructuur zijn 14 laadpaalexploitanten actief die samen meer dan 80% van de openbaar toegankelijke laadpalen beheren2. Zoals iedere jonge markt is ook de markt voor laadinfrastructuur in beweging.
Hoe de geconsolideerde laadpaalmarkt er uiteindelijk uit gaat zien kan ik niet voorspellen. Wel vind ik het van belang dat er voldoende keuzevrijheid voor elektrische rijders is.
Kunt u aangeven welke instrumenten voor Nederland beschikbaar zijn om zeggenschap te behouden over kritische laadpaal infrastructuur in Nederland?
Het merendeel van de openbaar toegankelijke laadpunten in Nederland wordt via regionale aanbestedingen gerealiseerd. Gemeenten houden hierdoor regie over wat er op hun grondgebied gebeurt.
Welke waarborgen voorziet u zodat dat de data van Nederlandse gebruikers van Electra laadpalen niet in handen komen van de Franse overheid in voorkomend geval?
Ieder bedrijf dat actief is in Nederland dient zich te houden aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De Autoriteit Persoonsgegevens ziet toe op naleving van de AVG.
De berichten ‘Vitens: mogelijk geen drinkwateraansluiting bij nieuwe woningen’ en ‘Al tientallen bedrijven krijgen geen aansluiting op drinkwater’ |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herkent u de uitspraak, gedaan door de terugtredend bestuursvoorzitter van Vitens, dat het tekort aan drinkwater «een crisis in slow motion» is?1, 2
De zorgen die door de terugtredende bestuursvoorzitter van Vitens en ook door zijn collega’s geuit zijn, worden herkend. Het tempo waarmee de drinkwatervraag groeit en dat waarmee de productiecapaciteit zich ontwikkelt, lopen niet synchroon. Naast technische vraagstukken zoals de impact van een winning op de omgeving maar ook de beschikbaarheid van voldoende energie voor de productielocatie, is het ook nodig dat het bevoegd gezag scherpe keuzes maakt over het gebruik van de boven- en ondergrond. Ingrijpen door het Rijk sluit ik niet uit, maar dit heeft gezien de bestuurlijke verhouding niet de voorkeur.
Hoeveel nieuwbouwwoningen lopen de komende jaren naar verwachting vertraging op doordat er niet tijdig voldoende drinkwatercapaciteit beschikbaar is?
De drinkwaterbedrijven hebben de plicht om huishoudens te voorzien van drinkwater. Daarbij is het belangrijk te weten wat wanneer wordt gebouwd en moet rekening worden gehouden met de uitgangspunten uit de Kamerbrief Water en Bodem Sturend en de motie Van der Plas3.
In de regionale woondeals zijn de aantallen woningen opgenomen die tot en met 2030 worden gerealiseerd en hebben gemeenten aangegeven welke locaties zij daarvoor geschikt achten. Hierbij is door de gemeenten, voor een deel van hun nieuwbouwopgave, al gekeken naar de randvoorwaarden voor woningbouw. Als er projecten zijn waar de levering van drinkwater op gespannen voet staat met de woningbouwopgave, dan kunnen deze aan de regionale versnellingstafels of landelijke versnellingstafel worden geagendeerd om te bezien wat mogelijkheden zijn om toch versnelling in de woningbouw te houden. Ook het ruimtelijk afwegingskader klimaat adaptieve gebouwde omgeving besteedt aandacht aan de beschikbaarheid van voldoende drinkwaterbronnen voor de woningbouwopgave.
Op dit moment zijn knelpunten bekend in Twente, de Achterhoek, rond Utrecht, Amersfoort, Den Haag en het noorden van Groningen. Om te voorkomen dat woningen niet kunnen worden aangesloten, krijgen in eerste instantie de zakelijke gebruikers daar geen nieuwe aansluiting.
We werken met de drinkwaterbedrijven en de provincies aan het Actieprogramma Beschikbaarheid Drinkwaterbronnen tot 2030. In januari is de Signaalrapportage ten aanzien van de bestuurlijke prioriteit voor de drinkwatervoorziening bij provincies ook met de Kamer gedeeld.4 Deze is voor mij reden geweest om in het Bestuurlijk Overleg Water de provincies aan te sporen om de behoeften per provincie goed in kaart te brengen. Afgesproken is dat de provincies in het volgende Bestuurlijk Overleg hun beelden opleveren. Ook onderhoud ik nauw contact hierover met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Hoeveel opstartende of uitbreidende bedrijven lopen de komende jaren naar verwachting vertraging op doordat er niet tijdig voldoende drinkwatercapaciteit beschikbaar is?
Zoals in het Wetgevingsoverleg van 29 januari jl. aangegeven, zijn we de vanzelfsprekendheid al geruime tijd voorbij dat er altijd voldoende water beschikbaar is voor alle activiteiten in Nederland. Het is zaak voor alle bedrijven, bestaand, opstartend of uitbreidend, om na te gaan hoeveel water van welke kwaliteit voor de bedrijfsvoering echt nodig is.
In het werken aan drinkwaterbesparing voeren de drinkwaterbedrijven gesprekken met hun zakelijke klanten, vooral ook met de grootzakelijke gebruikers, om inzicht te krijgen in de zogenaamde waterprofielen. We zijn in overleg met de betrokken brancheorganisaties ook op zoek naar sectoren waar niet dat hele schone drinkwater nodig is, juist ook om daarmee de voorwaarden voor dit soort bedrijven te waarborgen om zich duurzaam in Nederland te vestigen, dan wel ze in Nederland gevestigd te houden.
Wat is het effect op onze economie van het tekort aan drinkwatercapaciteit voor nieuwbouw en bedrijven? Leidt dit bijvoorbeeld tot een minder aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee minder investeringen in Nederland?
Het tekort aan drinkwatercapaciteit leidt er in sommige regio’s toe dat bedrijven onderzoeken waar water van minder goede kwaliteit ook zou volstaan voor het productieproces. Het is een positieve ontwikkeling dat veel bedrijven nu zelf in beweging komen, door te kijken naar eigen verbruik en benchmarks te doen per branche. De vereniging van grote industriële watergebruikers, de VEMW, is zelf ook al bezig om op zoek te gaan naar bedrijven die kunnen volstaan met een lagere kwaliteit.
Daarbij is de beschikbaarheid van voldoende water altijd een overweging geweest die bedrijven in ogenschouw namen bij het kiezen van locaties. Dat het niet meer vanzelfsprekend is dat het drinkwaterbedrijf alle vragen van zakelijke klanten kan accommoderen, zal bij die bedrijven mogelijk tot andere keuzes leiden.
Voor het effect op de nieuwbouw van woningen: zie het antwoord bij vraag 2.
Kunt u garanderen dat ziekenhuizen, scholen en vitale infrastructuur altijd toegang hebben tot de benodigde hoeveelheid drinkwater?
De Drinkwaterwet verplicht de drinkwaterbedrijven tot het leveren van drinkwater aan consumenten en andere afnemers, daar waar het gaat om water dat is bestemd of mede bestemd om te drinken, te koken of voedsel te bereiden dan wel voor andere huishoudelijke doeleinden. De Drinkwaterwet kent geen bijzondere doelgroepen of typen gebouwen.
Welke rol speelt het feit dat de toegang tot schoon drinkwater een mensenrecht is in het kabinetsbeleid?
Het is essentieel dat iedereen voldoende drinkwater heeft. Dat moet nu, morgen en verder in de toekomst goed geregeld zijn. Daar is het beleid van het kabinet op gericht, zoals verwoord in de Beleidsnota Drinkwater 2021–20265.
Hoe staat het met de uitvoering van de D66-motie over het starten van een publiekscampagne voor meer waterbewustzijn?3
De uitvoering van de motie is onderdeel van het Nationaal Plan van Aanpak Drinkwaterbesparing. Dit plan is recent vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Water. Op korte termijn wordt u hierover nader geïnformeerd.
Hoe zorgt u ervoor dat er voldoende drinkwater kan worden opgepompt zonder dat de natuur wordt geschaad?
Het beschikbare zoetwater in de ondergrond dat zonder problemen kan worden opgepompt is beperkt. Daarom is in de Water en Bodem Sturend-brief opgenomen dat het van belang is om zowel zuinig om te gaan met water en om water beter vast te houden en te bergen. Daarom worden in de gebiedsprocessen in het kader van het NPLG alle grondwateronttrekkingen in beeld gebracht. Het doel is inzicht te krijgen in de totaal onttrokken volumes. Ook moeten afspraken worden gemaakt over de hoeveelheid grondwater die er per jaar in totaal onttrokken mag worden en over de verdeling hiervan. Ook bepalen provincies een grondwaterplafond, waarbij ook de kleine onttrekkingen mee worden genomen. Dit geldt zowel op provinciale schaal, als op het schaalniveau van verdrogingsgevoelige natuurgebieden.
In het Actieprogramma Beschikbaarheid Drinkwaterbronnen tot 2030 werken we samen met IPO en Vewin onder andere uit wat de juridische doorwerking is van het benoemen van drinkwater als dwingende reden van groot openbaar belang bij de afweging met andere belangen. Ik ga er vanuit dat het altijd een casus-afhankelijke afweging zal zijn, die het bevoegd gezag moet maken. Het grondwaterplafond kan hierbij helpen.
Wat zou een verhoging van het grondwaterpeil kunnen bijdragen aan het terugdringen van het zoetwatertekort?
Een effect van het verhogen van het grondwaterpeil op het terugdringen van het zoetwatertekort is locatieafhankelijk. Op de hogere zandgronden bijvoorbeeld, waar geen of beperkte aanvoer van oppervlaktewater is, heeft het verhogen van de grondwaterstanden zeker een positief effect op de zoetwaterbeschikbaarheid. Daarom is in de Water en Bodem Sturend-brief ook opgenomen dat in deze gebieden de grondwaterstanden omhoog gebracht moeten worden. Dit ophogen van de grondwaterstanden kan door in natte periodes, waarin er veel regen valt, het water lokaal vast te houden en te laten infiltreren.
Hoe stuurt het kabinet op de eigen ambitie om in 2035 20% drinkwaterbesparing te realiseren? Wordt dit gemonitord en wanneer vindt u het tijd om aanvullende maatregelen te nemen?
Onder regie van IenW wordt samen met stakeholders gewerkt aan een Nationaal Plan van Aanpak voor Drinkwaterbesparing (een maatregel zoals genoemd onder «Zuinig met water» uit de Kamerbrief Water en Bodem Sturend) om uiteindelijk te komen tot een reductie van drinkwatergebruik van 20% in 2035. De maatregelen richten zich op: (1) huishoudens, (2) nieuwbouw en renovatie, en (3) zakelijke gebruikers. Monitoring vindt jaarlijks plaats en het plan wordt elke twee jaar met de stakeholders geactualiseerd en aangescherpt. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 wordt u hierover op korte termijn nader geïnformeerd.
Het artikel 'Netbeheerder: elektrische auto's niet opladen tussen 16.00 en 21.00 uur' |
|
Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Netbeheerder: elektrische auto's niet opladen tussen 16.00 en 21.00 uur»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Bent u het ermee eens dat een goed werkende laadinfrastructuur cruciaal is voor alle mensen die elektrisch rijden en willen rijden in de toekomst?
Ja, ik ben het ermee eens dat een goed werkende laadinfrastructuur cruciaal is.
Hoe verklaart u de uitspraken van netbeheerder Stedin in het licht van de acties die worden ondernomen binnen de Nationale Agenda Laadinfrastructuur, waar alle partijen die hierin een rol hebben aan tafel zitten?
In het kader van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur zijn afspraken gemaakt met partijen, waaronder Stedin, over de toepassing van slim laden om netcongestie door laden te kunnen voorkomen (zie ook vraag 7 en 8). Het bericht van Stedin verbaasde me dan ook.
Hoe kan het dat Stedin al ferme uitspraken doet over niet laden op bepaalde tijdstippen, terwijl er nog geen sprake is van transparantie van prijzen bij laadpalen en van andere mogelijkheden voor slim laden?
Het is van groot belang dat de prijzen van laden inzichtelijk zijn, ook wanneer slim wordt geladen. Dit staat echter los van het voorstel van Stedin. Het grootste risico op overbelasting van het elektriciteitsnetwerk doet zich voor op piekmomenten op een dag (tussen 16.00 en 21.00 uur). Daarom wordt breed gekeken naar alle mogelijke opties om de belasting van het net in die uren te beperken.
Hoe verhoudt de uitspraak van de netbeheerder zich tot de Elektriciteitswet, waarin staat dat netbeheerders verplicht zijn iedereen die dat verzoekt van elektriciteit te voorzien? Bent u van plan in te grijpen op het moment dat deze maatregel ook daadwerkelijk wordt ingevoerd?
Hoe kijkt u aan tegen het effect wanneer verschillende netbeheerders verschillende tijdstippen zouden invoeren voor het niet gebruiken van laadpalen voor auto’s, waarmee het voor automobilisten ondoenlijk wordt om te laden?
Het is van groot belang voor de transitie naar emissievrije mobiliteit dat gebruikers van elektrische auto’s voldoende mogelijkheden behouden om hun voertuigen op te laden, in lijn met de motie van het lid De Groot2. Vanwege netcongestie op piekmomenten is het noodzakelijk maatregelen te treffen om de elektriciteitsvraag af te vlakken. Hiervoor is een breed aantal maatregelen van belang, waaronder slimme laaddiensten. Bij effectieve uitwerking van maatregelen voor slim laden is een geharmoniseerd aanbod door netbeheerders daarbij randvoorwaardelijk. Netbeheerders zijn bovendien niet bevoegd om tijdstippen voor gebruik van laadpalen voor te schrijven. Dit is aan gemeenten, provincies en laadpaalexploitanten (zie ook het antwoord op vraag 5). Maatregelen voor slim laden zijn onder andere uitgewerkt in de handreiking netbewust laden3, zoals ook opgenomen in de Actieagenda congestie laagspanningsnetten4.
Hoe gaat u er met betrokken partijen voor zorgen dat duidelijkheid en handelingsperspectief centraal komt te staan voor de elektrische rijders, nu en in de toekomst?
Zoals ook in het antwoord op vraag 6 benoemd, is het, in lijn met de motie van het lid De Groot5, van belang dat gebruikers van elektrisch vervoer voldoende mogelijkheden behouden om hun voertuigen op te laden. In het kader van de samenwerkingsovereenkomst die ik met netbeheerders en regionale overheden heb gesloten6, zijn afspraken gemaakt over het implementeren van het Nationaal Opschalingsprogramma Slim Laden voor Iedereen. Onderdeel van dit programma is de landelijke toepassing van netbewust laden bij openbaar toegankelijke laadpalen. Dit houdt in dat met verlaagd vermogen geladen kan worden indien sprake is van (dreigende) schaarste aan netcapaciteit in een bepaald gebied. Uitgangspunten voor slim laden zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking en overeenstemming met overheden, marktpartijen, netbeheerders en belangenverenigingen van eindgebruikers, waaronder de Vereniging Elektrische Rijders (VER) en ANWB. In de Actieagenda congestie laagspanningsnetten7 is een onderzoek aangekondigd naar de potentiële bijdrage van onder meer laadpalen aan het efficiënt netgebruik.
Hoe bent u in gesprek met de netbeheerders om te voorkomen dat dergelijke rigoureuze maatregelen genomen gaan worden?
In het kader van de samenwerkingsovereenkomst slim laden en de Actieagenda congestie laagspanningsnetten worden gesprekken met netbeheerders gevoerd. Over het garanderen van voldoende mogelijkheden voor het opladen van elektrische voertuigen, in lijn met de motie van het lid De Groot8, heb ik ook contact met de Minister voor Klimaat en Energie. Ik vertrouw erop dat alle partijen de gemaakte afspraken over implementatie van slim laden, conform de handreiking netbewust laden, zullen nakomen. De uiteindelijke beslissing over de toepassing van slim laden ligt bij de laadpaalexploitant en/of de concessieverlener.
Welke stappen worden er gezet om met slimme oplossingen te komen voor het gevaar dat het stroomnet overbelast raakt?
In het kader van de samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak laadinfrastructuur 2 zijn afspraken gemaakt over het implementeren van het Nationaal Opschalingsprogramma Slim Laden voor Iedereen. Onderdeel van dit programma is de landelijke toepassing van netbewust laden bij openbaar toegankelijke laadpalen zoals beschreven in de handreiking netbewust laden (zie ook vraag 6 en 7).
Integratie van de Europese elektriciteitsmarkten. |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Unity in power, power in unity: why the EU needs more integrated electricity markets»?1
Ja.
Wat is uw appreciatie van de conclusie uit het artikel dat het verder integreren van de Europese elektriciteitsmarkten verschillende belangrijke voordelen oplevert, bijvoorbeeld m.b.t. de kosten van de energietransitie (stabielere en lagere prijzen), de veerkracht van het Europese energiesysteem en competitie en innovatie?
Het kabinet deelt de conclusie van het artikel dat verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt de veerkracht van het energiesysteem kan versterken, en daarmee ook de concurrentiekracht en innovatiekracht van Europese bedrijven. Dit geldt ook voor de constatering dat marktintegratie kan bijdragen aan het inperken van de kosten van de Europese energietransitie.
Het kabinet is – net als de auteurs van het artikel – van mening dat een grotere en verder geïntegreerde elektriciteitsmarkt met voldoende interconnectiecapaciteit tussen EU-landen zal leiden tot minder prijsfluctuaties op de korte termijnmarkten en meer flexibiliteit in het energiesysteem. Daarbij geldt dat gezamenlijke marktregels binnen de EU bijdragen aan het eenvoudiger behalen van gezamenlijke energie- en klimaatdoelen en het beter borgen van leveringszekerheid tegen lagere kosten. Gezamenlijke regels zorgen voor een gelijk speelveld en leiden tot meer vertrouwen en investeringszekerheid bij marktpartijen.
Deelt u de constatering van de auteurs van het artikel dat verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt niet vanzelfsprekend is en dat deze juist meer gefragmenteerd dreigt te raken?
Het vergroten van de interconnectiecapaciteit tussen landen en de harmonisatie van marktregels binnen de EU hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de integratie en grotere efficiëntie van de Europese elektriciteitsmarkt. Niettemin deelt het kabinet de constatering in het artikel dat verdere marktintegratie geen vanzelfsprekendheid is. Tijdens het eerdere stapsgewijze integratieproces van de Europese elektriciteitsmarkt is ook gebleken dat de snelheid en richting van integratie in zeker mate wordt bepaald door de maatschappelijke en politieke discussie over de voor- en nadelen van deze integratie. Het artikel benoemt relevante elementen zoals politieke keuzes over de rol van de markt versus de overheid, herverdelingsvraagstukken en interventies door EU-lidstaten in de vorm van stimulering van hernieuwbare energie. Ook wijst het artikel op de bevoegdheid van lidstaten om hun eigen energiemix te bepalen. De integratie van elektriciteitsmarkten is dus niet enkel een technische en juridische aangelegenheid, maar ook een politiek vraagstuk.
Het kabinet herkent de constatering in het artikel dat er op dit moment binnen Europa een vraagstuk op tafel ligt over de te volgen richting in de integratie van de Europese elektriciteitsmarkt. Tijdens de energiecrisis van 2022 bleek dat de geïntegreerde Europese elektriciteitsmarkt een cruciale rol speelde bij het behouden van leveringszekerheid en het dempen van prijsstijgingen2.
In de voorstellen van de recente hervorming van de Europese elektriciteitsmarkt speelde dit ook. Enerzijds bevatte deze hervorming technische wetsvoorstellen die beogen bij te dragen aan efficiënte integratie van de elektriciteitsmarkt, maar anderzijds vergrootte dit voorstel de ruimte voor overheden om in te grijpen in de uitkomsten van de elektriciteitsmarkt. Dit is een punt van aandacht, aangezien verschillende marktuitkomsten als gevolg van nationaal beleid kunnen leiden tot verstoring van het gelijke speelveld voor producenten en afnemers van elektriciteit.
Verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt kan wenselijke uitkomsten opleveren vanuit het oogpunt van betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid van het elektriciteitssysteem. Nu de Europese elektriciteitsmarkt al grote stappen heeft gezet in integratie zullen grote wijzigingen mogelijk steeds politieker gewogen worden omdat deze sneller kunnen raken aan nationale competenties. Ook regionale verschillen binnen de EU kunnen een rol spelen in de beoordeling van wijzigingen, zie verder het antwoord op vraag 5. Anderzijds moeten we blijven werken aan technische verbeteringen, die ons bijvoorbeeld aangereikt worden door de transmissiesysteembeheerders en/of de toezichthouders.
Deelt u de mening dat meer Europese samenwerking ook nodig is om de strategische onafhankelijkheid op energiegebied te vergroten?
Ja, dit onderschrijft het kabinet. De reactie vanuit de EU op de energiecrisis heeft dit laten zien. Met name de getroffen maatregelen en ingezette versterkte afstemming en samenwerking op het terrein van leveringszekerheid voor gas en elektriciteit en energiebesparing hebben aangetoond dat Europese samenwerking de strategische autonomie op energieterrein kan vergroten. Door binnen de EU samen te werken, versterken we onze weerbaarheid en onafhankelijkheid van derde landen. Dit is zeker ook voor Nederland van belang, omdat het Nederlandse energiesysteem in hoge mate verbonden is met dat van omliggende landen. Nederland is dan ook een actieve deelnemer in verschillende fora ten behoeve van Europese samenwerking op het gebied van elektriciteitsmarkten, zoals het Pentalateraal forum en het Noordzee samenwerkingsverband (NSEC).
Wat is uw reactie op de stelling uit het artikel dat er een duidelijke visie nodig is op de mate waarin integratie (van de Europese elektriciteitsmarkt) haalbaar en wenselijk is, en hoe deze op de juiste manier kan worden geïmplementeerd en beheerd?
Het kabinet deelt deze stelling. Het Nederlandse kabinet heeft altijd positief gestaan tegenover verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt en behoudt dit als uitgangspunt. Het kabinet deelt de conclusie in het artikel dat keuzes over de mate van verdere integratie een politieke discussie vereisen.
Daarbij staat voorop het belang om deze toekomstige keuzes samen met andere landen af te stemmen, met name de landen in onze Noordwest-Europese regio waarmee Nederland zeer nauw is verbonden. Het kabinet hecht om die reden sterk aan voortzetting van de samenwerking binnen het Pentalateraal verband op het terrein van marktintegratie, leveringszekerheid en de ontwikkeling van flexibiliteit in het energiesysteem, en ook aan de uitwerking van afspraken die onder mijn voorzitterschap recent (december 2023) zijn vastgelegd in de politieke Penta-verklaring om gezamenlijk te streven naar een CO2-vrije elektriciteitssector in 2035.
Een specifiek aandachtspunt welke ik bij deze politieke discussie ook zie, is de kostendeling tussen lidstaten van (grensoverschrijdende) infrastructuur om hernieuwbare elektriciteitsproductie te kunnen transporteren van locatie met relatief veel productie, bijvoorbeeld de Noordzee, naar locaties elders waar juist relatief veel afname gecentreerd is. Over hoe deze kosten gedeeld moeten worden tussen lidstaten loopt een Europese discussie waarbij ik nauw betrokken ben. Hiervoor is een betere guidance wenselijk en hiervoor zie ik een belangrijke taak voor de Europese Commissie weggelegd.
In hoeverre heeft u hier reeds een visie op ontwikkeld? Indien u hier nog geen duidelijke visie op hebt, bent u dan bereid deze te ontwikkelen?
Het Nederlandse kabinet heeft een duidelijke visie op de integratie van de Europese elektriciteitsmarkt, zoals hierboven beschreven. Recentelijk is deze visie ook naar voren gekomen bijvoorbeeld in het BNC-fiche over de Verordening ter verbetering van het EU-elektriciteitsmarktontwerp of de non-paper dat het voorafgaand aan publicatie van deze Verordening publiceerde samen met zes andere EU-lidstaten.3, 4 Ook is hierover regelmatig met uw Kamer van gedachten gewisseld.
In hoeverre zijn de implicaties en kosten van het niet nastreven van grotere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt in beeld?
In feite wordt gevraagd naar de «counterfactual» van de voordelen van de verdere Europese marktintegratie. Er zijn voorafgaand en tijdens het EU-integratieproces in de afgelopen 25 jaar veel studies gedaan naar de voordelen en potentiële welvaartswinst van verdere marktintegratie. Conclusie van deze studies was steevast dat de integratie van de EU-elektriciteitsmarkt jaarlijks vele miljarden aan welvaartswinst zou kunnen opleveren. ACER (het EU Agentschap van energie-toezichthouders) stelt bijvoorbeeld in haar rapport over de Europese groothandelsmarkt voor elektriciteit van april 2022 dat de voordelen van marktintegratie jaarlijks ongeveer € 34 miljard zijn. Ook in het artikel worden diverse recente Europese studies en onderzoeken aangehaald die dit positieve welvaartseffect aantonen. Gezien de grote hoeveelheid studies over de opbrengsten en positieve welvaartseffecten van verdere marktintegratie ziet het kabinet geen reden om de implicaties van verdere marktintegratie nader in beeld te brengen.
Bent u bereid om zowel de kosten en opbrengsten en de implicaties van het al dan niet nastreven van grotere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt beter in beeld te brengen en de Kamer daarover op korte termijn te informeren?
Zie antwoord vraag 7.
De voortgang van de Delta Rhine Corridor |
|
Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Hoe groot is het belang van de Delta Rhine Corridor (DRC) voor de verduurzamingsroute van Chemelot en de haven van Rotterdam?
De DRC is een strategisch project dat bijdraagt aan de noodzakelijke schaalsprong voor de realisatie van klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen van de industriële clusters langs deze corridor, waaronder de energie- en grondstoffentransitie. De DRC is niet alleen vanuit het oogpunt van de energietransitie en duurzaamheid van belang, maar heeft ook een positief effect op de leefomgeving langs het tracé en de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven en Chemelot. De bovengenoemde schaalsprong (en daarmee lagere kosten) leidt tot nieuwe investeringen in de haven zelf (productiefaciliteiten, terminals, opslag etc.) ten behoeve van de energie- en grondstoffentransitie.
Een belangrijk deel van de duurzame energiedragers zal worden geïmporteerd via de haven van Rotterdam en verder vervoerd worden via de DRC naar Chemelot. De buizen en kabels bieden via de transportcapaciteit de mogelijkheid voor zowel de industrie in de Rotterdamse haven als het achterland (waaronder Chemelot) om kosteneffectief en relatief snel te verduurzamen. Dat geldt met name voor de waterstof- en CO2-leidingen in de DRC, maar ook voor de gelijkstroomkabels en de mogelijkheid van een ammoniakleiding.
Tot slot biedt dit project kansen om de samenwerking met de buurlanden te versterken, passend bij EU-ambities op het gebied van het gebruik van duurzame energiebronnen en het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.
Hoe gaat u borgen dat de investeringsbeslissing voor de DRC daadwerkelijk genomen wordt in 2026?
Het Rijk heeft twee rollen in de DRC. In mijn brief van 5 oktober jl.1 heb ik uw Kamer geïnformeerd over deze rollen. Ten eerste ondersteunen we een ambitieuze realisatie van de DRC en schep ik samen met de Minister van EZK en mijn collega’s van andere departementen de randvoorwaarden hiervoor. Ten tweede coördineer ik als Minister voor Klimaat en Energie, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de ruimtelijke inpassing en de vergunningenprocedures, in afstemming met initiatiefnemers. We zoeken daarnaast actief en regelmatig afstemming met de Duitse autoriteiten. Als laatste bestaat de ondersteuning uit het gezamenlijk in kaart brengen van mogelijke financieringsconstructies die nodig zijn voor de realisatie. Het nemen van de investeringsbeslissingen is aan de initiatiefnemers en toekomstige leiding- en kabeleigenaren. De initiatiefnemers nemen ieder voor zich een investeringsbeslissing over iedere buisleiding en kabel. Er wordt in die zin niet één investeringsbeslissing genomen, maar meerdere investeringsbeslissingen die in tijd kunnen variëren, afhankelijk van de businesscase en ontwikkelingen in de gehele keten van waterstof, CO2, groene stroom of ammoniak. Dit maakt de DRC een groot en complex project. Het Rijk draagt zorg voor een ruimtelijke procedure waardoor de onderlinge samenhang van de verschillende modaliteiten wordt geborgd. In dat proces stemt het Rijk af met decentrale overheden. Het Rijk is dus ondersteunend aan de initiatiefnemers van de buisleidingen en kabels en zet zich vanuit deze rol in om de komst van de DRC te bespoedigen.
Hoe borgt u dat uiterlijk 2029 de DRC gerealiseerd is aangezien er al meerdere malen vertraging is opgetreden rondom de realisatiedatum?
Ik span mij in voor een voortvarende realisatie, door middel van coördinatie van de ruimtelijke inpassingen en vergunningen van de DRC. Ik ben daarbij wel afhankelijk van de informatie van de verschillende initiatiefnemers. We hebben in dit project te maken hebben met verschillende commerciële belangen, complexe procedures en vraagstukken met betrekking tot ruimte, veiligheid, financiering en de beschikbaarheid van materialen en menskracht. Dit zijn omstandigheden die effect hebben op de realisatiedatum. In nauw overleg met de verschillende initiatiefnemers worden momenteel de afhankelijkheden tussen de modaliteiten en mogelijke gevolgen van geschetste onzekerheden voor de planning en aanleg in kaart gebracht. Het Rijk blijft daarbij kijken naar mogelijkheden om deze risico’s zoveel mogelijk te beheersen. Ik spreek de betrokken initiatiefnemers aan op het nemen van verantwoordelijkheid en het zetten van stappen. Ik informeer uw Kamer voor de zomer van dit jaar met een brief over het effect van deze exercitie op de planning van het project.
Waarom heeft u geen actievere rol gespeeld bij het vinden van een initiatiefnemer voor propeen en liquefied petroleum gas (LPG) in de buisleidingen? Heeft u bij het zoeken van een initiatiefnemer er rekening mee gehouden dat het eigenaarschap van Chemelot relatief gefragmenteerd is? Wat voor voordelen zou de opname in de DRC van propeen en LPG hebben gehad? Hoeveel extra CO2-uitstoot en andere uitstoot zal er jaarlijks plaatsvinden in Nederland doordat propeen en LPG niet per buisleiding vervoerd zal worden? Bent u bereid hier nogmaals naar te kijken?
In de brief van 5 oktober jl. is uw Kamer geïnformeerd over de scope van de DRC die het Rijk ondersteunt. In de afgelopen twee jaar is voor de buisleidingen met LPG en propeen geen initiatiefnemer opgestaan. Ik heb in de brief van oktober en in de recente MIEK-brief2 uw Kamer geïnformeerd welke inspanningen daar vanuit het Rijk zijn verricht. Sinds de zomer van 2021 is actief gezocht naar initiatiefnemers voor LPG en propeen. Eerder is uw Kamer erover geïnformeerd dat daarvoor ook contact is geweest met bedrijven op Chemelot die initiatiefnemer zouden kunnen zijn voor de LPG en propeenleidingen. In de zomer van 2023 zijn er nog extra bijeenkomsten georganiseerd om initiatiefnemers bereid te vinden in te stappen. Daaruit is geen initiatiefnemer naar voren gekomen, ook niet nadat is aangegeven dat zonder initiatiefnemer er geen buisleiding zal komen voor deze stoffen. Een initiatiefnemer kan overigens ook een consortium van verschillende bedrijven zijn. Bovendien kunnen ook andere bedrijven (dan de bedrijven op Chemelot) initiatiefnemer zijn als zij daar een businesscase in zien.
Op 11 januari jl. is een gesprek gevoerd door mijn ministerie met de betrokken provincies en de bedrijven op Chemelot. Daaruit bleek dat propeen momenteel grotendeels via binnenvaart naar Chemelot vervoerd wordt vanuit Antwerpen en Vlissingen. Het alternatief van een buisleiding vanuit Rotterdam via de DRC ligt daarom niet voor de hand. Mijn ministerie is daarnaast in contact met een Belgische partij die concrete plannen heeft voor een buisverbinding voor propeen van Antwerpen naar Chemelot. Voor LPG vindt het transport grotendeels plaats via spoor. Dit komt vanuit de grote zeehavens. Een buisleiding zou hier een alternatief kunnen zijn voor spoorvervoer, maar dat is met veel onzekerheden omgeven. Tijdens het gesprek op 11 januari zijn geen initiatiefnemers opgestaan.
Na het overleg op Chemelot hebben er nog wel gesprekken plaatsgevonden door mijn ministerie met een mogelijke initiatiefnemer voor een lpg-buis. Daarbij zijn ook partijen op Chemelot, het Ministerie van IenW en de desbetreffende provincies betrokken geweest. De betrokken partij heeft zich echter na een korte oriëntatie afgemeld als mogelijke initiatiefnemer vanwege te grote onzekerheid met betrekking tot de businesscase, onvoldoende zicht op de financiering en het ontbreken van draagvlak bij hun grootste aandeelhouder.
In de volgende fase van de ruimtelijke inpassing, die na de zomer staat gepland, wordt de scope vastgelegd waarmee we het vergunningenproces verder volgen. Voorbereidingen hiervoor vergen enkele maanden. Het is daarom niet meer mogelijk om alsnog een (lpg-)buisleiding toe te voegen aan de scope van de DRC, zonder dat dit leidt tot substantiële vertragingen van de andere modaliteiten in de DRC.
Buisleidingen zijn (als zij eenmaal zijn aangelegd) een goedkope, betrouwbare en constante manier van het vervoeren van stoffen met vaste herkomst en bestemming over een grote afstand en in grote hoeveelheden. Een buisleiding betekent een alternatief voor het transport van stoffen via andere modaliteiten (zoals spoor en binnenvaart) met voorbehoud van de bovenstaande opmerking over volume, afstand en bestemming. Transport per buisleiding pakt ook goed uit voor het milieu. In algemene zin blijkt dat ten opzichte van een buisleiding per vervoerde ton:3
Wat zijn de vervolgstappen die u met de Duitse overheid en de deelstaatregering van NoordRijn Westfalen gaat afleggen na het recent ondertekenen van de Joint Declaration of Intent? Wat is het indicatieve tijdsschema?
Na de mijlpaal van het ondertekenen van de Joint Declaration of Intent ligt de focus dit jaar op het uitwerken van de afspraken met Noordrijn-Westfalen. Dit betekent dat we werken aan vervolgstappen op het gebied van (ruimtelijke) planning en vergunningverlening aan beide zijden van de grens en elkaar hierover actief informeren. Ook houden we elkaar op de hoogte over beleidsontwikkelingen die relevant zijn voor het project. Ten slotte werken we een gezamenlijke governance structuur uit, waarbij we ook private partijen betrekken. Zo kunnen we in gezamenlijkheid vervolgstappen nemen. De afspraken met de Duitse overheid en Noordrijn Westfalen helpen om voldoende zicht te krijgen op realisatie van het Duitse deel van de DRC.
Het artikel ‘Gefrustreerde ondernemers stoppen miljoenenproject voor delen van energie: ‘Netbeheerder blokkeert voortgang’ |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel van de Telegraaf «Gefrustreerde ondernemers stoppen miljoenenproject voor delen van energie: «Netbeheerder blokkeert voortgang»» gepubliceerd op 30 januari 2024?1
Ja.
Hoe kan het dat als er groen licht is gegeven door zowel het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat als netbeheerder Liander, het project niet wordt uitgevoerd omdat TenneT stelt dat het technisch niet mogelijk is?
De initiatiefnemers hebben een investeringsbeslissing (o.a. in een batterij) on hold gezet, omdat onvoldoende duidelijk was of er voldoende transportcapaciteit beschikbaar zou zijn op het net van TenneT om in (traditionele) daluren extra elektriciteit af te nemen. Inmiddels heeft TenneT de analyse voor de provincie Utrecht gereed; de resultaten voor deze provincie laten zien dat hier niet altijd voldoende ruimte is om buiten de traditionele pieken extra elektriciteit af te nemen. De analyses voor de Flevopolder en Gelderland lopen nog, maar ook daar is er mogelijk minder perspectief dan eerder verwacht om buiten de traditionele ochtend- en middagpiek extra elektriciteit af te nemen.
Ik ben verrast door de mededeling van TenneT dat er onvoldoende ruimte is op het hoogspanningsnet in deze regio en dat dit inzicht nu pas is ontstaan, en heb Tennet meteen om meer duidelijkheid gevraagd (zie ook antwoord vraag 4). Deze situatie onderstreept de noodzaak tot aanvullende maatregelen (zie ook antwoord vraag 7 en 8).
Tot slot, ik begrijp goed dat de initiatiefnemers teleurgesteld zijn. Het is overigens niet de taak van het Ministerie van EZK om al dan niet «groen licht» te geven voor specifieke initiatieven. Het ministerie heeft een meer generieke rol, onder andere met het Landelijk Actieprogramma Netcongestie, met het stimuleringsprogramma energiehubs waarvoor uit het Klimaatfonds 166 miljoen euro beschikbaar is gesteld, en met de 55 miljoen euro die beschikbaar is gesteld met het amendement-Erkens cs. (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 20). Over de uitvoering van dit amendement bericht ik uw Kamer vóór de zomer.
Hoe vergevorderd was dit project? Deze leden lezen bijvoorbeeld dat er door de ondernemers en overheid al voor 3,8 miljoen euro was geïnvesteerd, wat gebeurt hier nu mee?
Dit project was in een vergevorderd stadium en de initiatiefnemers stonden op het punt een investeringsbeslissing te nemen. De onzekerheid of er voldoende transportcapaciteit beschikbaar is buiten de traditionele ochtend-, en middagpiek heeft de initiatiefnemers doen besluiten het initiatief niet door te zetten. TenneT heeft vervolgens aangegeven dat in de regio Flevopolder en de provincies Gelderland en Utrecht dergelijke initiatieven alleen met maatwerk kunnen worden gefaciliteerd en dat aanvullende flexmaatregelen of een aangepaste uitwerking nodig zijn om te voorkomen dat dit voor extra pieken op het hoogspanningsnet zorgt. Ik heb direct contact opgenomen met TenneT en de regionale netbeheerders om gezamenlijk oplossingen te zoeken voor de congestieproblematiek in deze regio. Zij hebben benadrukt met initiatiefnemers samen te willen werken met initiatieven die tot inpasbare belasting op het hoogspanningsnet leiden.
Kunt u toelichten waarom het volgens TenneT niet mogelijk was om dit project uit te voeren?
De initiatiefnemers hebben het project on hold gezet omdat onvoldoende duidelijk was of er voldoende transportcapaciteit beschikbaar is buiten de traditionele ochtend- en avondpiek. TenneT geeft aan dat uit recente analyse blijkt dat op de hoogspanningsnetten sprake is van piekbelasting ook buiten de traditionele ochtend- en avondpiek. Hierdoor is er in dit gebied slechts beperkt ruimte om buiten de piek om gebruik te maken van het elektriciteitsnet. Ik heb TenneT verzocht om een nadere analyse van de oorzaken en mogelijke maatregelen, om zo snel mogelijk in beeld te krijgen wat er nog wel kan en wat daarvoor nodig is.
Deelt u de mening dat energyhubs juist bijdragen aan het verminderen van netcongestie en dat de uitrol hiervan daarom bij uitstek door TenneT zou moeten worden gestimuleerd?
Ja, energiehubs kunnen bijdragen aan het reduceren van netcongestie en het bredere energiesysteem op de korte en lange termijn, zeker als dit maatregelen betreft die de pieken op het net in zijn geheel verlagen. Waar mogelijk worden dergelijke initiatieven door TenneT en de regionale netbeheerders ondersteund en gefaciliteerd. TenneT geeft echter aan dat in bepaalde gebieden het verschuiven van pieken op het regionale elektriciteitsnet kan leiden tot een hogere piek op het hoogspanningsnet; hogere pieken zijn hier op dit moment niet in te passen. Feitelijk is de ruimte die er wel is op het regionale net in deze regio, op het hoogspanningsnet voor een groot deel al in gebruik door andere partijen. Wel is er hier ruimte voor energiehubs die het (piek) gebruik kunnen beperken, bijvoorbeeld door energiebesparing, eigen opwek, opslag en gebruik achter de meter.
Wat betekent dit voor andere, vergelijkbare projecten in Flevoland, Gelderland en Utrecht?
TenneT continueert de analyses voor de Flevopolder en Gelderland, maar er is in deze provincies mogelijk minder perspectief dan verwacht op ruimte buiten de traditionele ochtend- en avondpiek om extra elektriciteit af te nemen. In samenwerking met de netbeheerders wordt gekeken wat er mogelijk is. TenneT verwacht deze inzichten in de komende weken te delen met de Energyboards in de verschillende provincies. Dit heeft geen invloed op maatregelen die zien op energiebesparing en eigen opwek, opslag en gebruik achter de meter voor zover deze niet tot extra pieken op het hoogspanningsnet leiden.
Hoe gaat u voorkomen dat de uitrol van energyhubs in deze regio’s volledig spaak loopt omdat TenneT niet wil meebewegen? Wat gaat u eraan doen om dit wel mogelijk te maken gezien de urgentie?
Ik zie energiehubs als een belangrijke ontwikkeling voor het energiesysteem op de korte en de lange termijn, van belang voor bedrijven, woningbouw, mobiliteit, logistiek en verduurzaming. Ik ben daarom in overleg met TenneT en de regionale netbeheerders. Alle partijen zijn ervan overtuigd dat energiehubs een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het efficiënt benutten van het net en van grote waarde voor de betrokken ondernemers kunnen zijn om hun activiteiten te kunnen blijven ontplooien. Alle maatregelen gericht op energiebesparing en verbruik achter de meter blijven uiterst zinvol. Waar mogelijk zullen netbeheerders en ik dit dan ook blijven ondersteunen.
Er is nog veel nodig om energiehubs op grote schaal uit te rollen. Ik heb de netbeheerders gevraagd om samen op te trekken in pilots en zo in gezamenlijkheid de randvoorwaarden te scheppen die nodig zijn voor verdere ontwikkeling van energiehubs.
Heeft deze situatie consequenties voor de woningbouw in deze regio’s?
In mijn brief van 18 oktober 2023 (Kamerstuk 29 023, nr. 451) heb ik uw Kamer bericht over de situatie in de regio Flevoland, Gelderland en Utrecht. Als er geen aanvullende maatregelen worden genomen en de snelle groei zich voortzet, kan vanaf 2026 de verduurzaming van woningen en de realisatie van nieuwe woonwijken hier niet zomaar meer plaatsvinden. Daar komen nu de inzichten bij dat er niet altijd voldoende ruimte is om buiten de traditionele pieken extra elektriciteit af te nemen van het hoogspanningsnet. Dit benadrukt de noodzaak om spoedig aanvullende maatregelen te treffen om ergere problemen te kunnen voorkomen. Ook de groei op het gebied van elektrisch vervoer en verduurzaming van grootverbruikers kan dan zonder ingrijpen niet worden gefaciliteerd. Gezien de grote urgentie van deze maatschappelijke ontwikkelingen is dit vanzelfsprekend zeer ongewenst. Zoals in de brief van 18 oktober toegelicht, zet ik in op aanvullende en onorthodoxe maatregelen om consequenties voor de woningbouw te voorkomen.
Kunt u de mogelijkheden die TenneT biedt voor initiatieven die ruimte op het net creëren betrekken bij gesprekken die het kabinet met TenneT voert?
Ja, deze gesprekken zijn reeds gaande en dit betrek ik bij deze gesprekken.
Wachtrijen voor netaansluitingen |
|
Anita Pijpelink (PvdA), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zeeuwse stroomnet vol: al meer dan zestig bedrijven wachten op aansluiting»?1
Ja.
Welke activiteiten kunnen momenteel niet doorgang vinden in Zeeland door de wachtrij voor aansluitingen?
Aanvragen voor een netaansluiting door individuele bedrijven bij de netbeheerder zijn bedrijfsvertrouwelijke informatie. Ik kan daarom geen inzicht geven in de samenstelling van de wachtrij.
Heeft de provincie u hierover eerder gewaarschuwd en wanneer deed ze dat voor het eerst?
De provincie Zeeland heeft in juni 2023 in een brief aan het kabinet in algemene termen aandacht gevraagd voor het belang van onder meer de ontwikkeling van elektriciteits-infrastructuur om haar ambities voor verduurzaming van de Zeeuwse industrie waar te kunnen maken. Op 19 juli 2023 maakte landelijk netbeheerder TenneT formeel melding van Zeeland als congestiegebied en de tijdelijke stop op nieuwe aanvragen voor grootverbruikers, in afwachting van de afronding van het congestieonderzoek.
Welke gevolgen verwacht u voor het verdienvermogen en de werkgelegenheid van de provincie op de korte, middellange en lange termijn?
Zoals aangegeven in mijn brief van 18 oktober 2023 (Kamerstuk 29 023, nr. 451) is in grote delen van Nederland geen ruimte voor nieuwe aansluitingen of uitbreidingen. Dit kan de mogelijkheden voor innovatie en het creëren van nieuwe werkgelegenheid beperken en het vestigingsklimaat in deze gebieden verslechteren. De exacte situatie verschilt per gebied. In de gebieden waar een congestieonderzoek plaatsvindt, zoals in Zeeland, zal blijken hoeveel ruimte er mogelijk nog is op het bestaande net. Op de langere termijn zoekt het kabinet in samenwerking met alle betrokken partijen oplossingen in meer flexibel gebruik en uitbreiding van het elektriciteitsnet.
Hoe zit dat voor andere provincies waar momenteel wachtrijen zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Worden vooral het midden- en kleinbedrijf of zware industrie getroffen door de wachtrijen?
De problemen op het Zeeuwse stroomnet raken klanten van netbeheerders TenneT en Stedin. Voor zover bij hen bekend worden zowel enkele zware industriële partijen als midden- en kleinbedrijven getroffen. Het aantal midden- en kleinbedrijven in het congestiegebied is groter dan het aantal zware industriële partijen, waardoor de groep getroffen midden- en kleinbedrijven in aantallen vermoedelijk ook groter is.
Zijn er gevallen bekend waarbij een plek op de wachtrij voorkomt dat een bedrijf kan verduurzamen, en zo ja, welke?
Verduurzaming vraagt in veel gevallen om een zwaardere aansluiting, bijvoorbeeld omdat bedrijven hun bedrijfsproces elektrificeren en daarvoor meer netcapaciteit nodig hebben hebben. Daarnaast kan een aanvraag voortkomen uit (beoogde) groei. In geval van congestie maakt de netbeheerder geen onderscheid naar de aanleiding van de aanvraag. Zowel aanvragen voor nieuwe aansluitingen, als aanvragen voor verzwaring van bestaande aansluitingen komen op de wachtrij.
Uit welke sectoren komen de bedrijven die zich in Zeeland en de rest van Nederland niet kunnen aansluiten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 kan ik geen inzicht geven in de samenstelling van de wachtrijen. Elk bedrijf dat in een congestiegebied een aanvraag doet, vanaf het moment van de vooraankondiging congestieonderzoek, komt op de wachtrij. Daarin wordt geen onderscheid naar type bedrijf of sector gemaakt.
Wat doet het tekort aan aansluitingen met de investeringsbereidheid van bedrijven in het opwekken van hernieuwbare energie?
Onzekerheid over het kunnen verkrijgen van een aansluiting zal naar verwachting een negatieve impact hebben op de investeringsbereidheid van bedrijven in het opwekken van hernieuwbare energie. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 en 5 zoekt het kabinet in samenwerking met alle betrokken partijen oplossingen in meer flexibel gebruik en uitbreiding van het elektriciteitsnet, wat ten goede komt aan de investeringsbereidheid.
Netcongestie |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
In hoeverre is de kennis van professor Vijay Vittal, een wereldleider op het gebied van elektriciteitsnetwerken en actief leiden lid van Institute of Electrical and Electronics Engineers (IEEE), bij u bekend en bij netbeheerders als Tennet, Aliander, Liander en andere belangrijke spelers in het Nederlandse elektriciteitssysteem?
Ja, de netbeheerders gebruiken kennis uit de wetenschappelijke wereld. Professor Vittal richt zich voornamelijk op de stabiliteit van de elektriciteitsnetwerken en de analysetools die daarbij worden ingezet. TenneT werkt intensief samen met andere Europese Transmissiesysteembeheerders (TSO's) en Distributiesysteembeheerders (DSO's) zoals Alliander, aan de stabiliteit van de elektriciteitsnetwerken. In deze Europese samenwerking worden wetenschappelijke inzichten betrokken. Door internationale samenwerking zorgen we ervoor dat niet alleen de relevante inzichten van professor Vittal worden omarmd, maar ook de kennis van andere wetenschappers en instituten, om zo tot een weloverwogen afweging te kunnen komen. Wetenschappelijke inzichten en kennis worden eveneens benut bij het ontwikkelen van nieuwe reguleringen en codes.
Wat heeft u in de afgelopen twee jaar ondernomen met de inzichten van professor Vittal? Is er een rapport of update gepland over de genomen maatregelen? Zo nee, welke stappen overweegt u alsnog te nemen?
Professor Vittal richt zich voornamelijk op de stabiliteit van de elektriciteitsnetwerken en de leveringszekerheid. TenneT en de andere Europese Transmissiesysteembeheerders (TSO's) nemen de inzichten uit de wetenschap mee bij de monitoring van de leveringszekerheid. Over de leveringszekerheid van het elektriciteitssysteem van Nederland voert TenneT een jaarlijkse monitoring uit van de middellange- en lange-termijn-leveringszekerheid. Deze monitoring is openbaar en wordt elk jaar aan uw Kamer gezonden. Dit is een wettelijke taak, zoals beschreven in de Elektriciteitswet 19981. Op dit moment zie ik geen reden om hier additioneel over te rapporteren.
Hoe hebben de netbeheerders tot dusver gebruik gemaakt van de internationale kennis van IEEE & professor Vittal in hun system engineering en operationele strategieën?
Netbeheerders maken actief en continue gebruik van internationale kennis en expertise. Voor het uitvoeren van hun kerntaken en dus ook met betrekking tot stabiliteit werken netbeheerders intensief samen met de wetenschap, ook internationaal. Dit betreft bijvoorbeeld samenwerkingen met Ksandr, CIRED, CIGRE en IEC:
Ook werken de Nederlandse netbeheerders al decennialang intensief samen met de vakgroepen Electrical Power Systems van de faculteiten Elektrotechniek van de TU’s in Delft en Eindhoven. Zij bekostigen onderzoeksprogramma’s en promotieonderzoeken, stellen personeelsleden met een passend profiel en voldoende deskundigheid voor een deel van hun werktijd ter beschikking om bij te kunnen dragen aan onderwijs en onderzoek van deze vakgroepen. Daarnaast vormen ze een belangrijke afnemer van afgestudeerde ingenieurs van deze vakgroepen, iets waar professor Vittal ook voor pleit.
Op deze wijze waarborgen de Nederlandse netbeheerders dat zij te allen tijde op de hoogte zijn van de actuele stand van het wetenschappelijk discours op het vakgebied en dat zij de competenties hebben om deze kennis daadwerkelijk toe te passen in de praktijk van het netbeheer.
Daarnaast nemen de netbeheerders deel aan diverse (internationale) innovatieprogramma’s. Voorbeelden hiervan zijn:
Waar staat Nederland momenteel in de ontwikkeling van de benodigde tools en technologieën die volgens professor Vittal’s team IEEE bevindingen nog ontwikkeld moeten worden?
Professor Vittal pleit in zijn artikelen voor analytische tools t.b.v. inzicht in het elektriciteitsnet. Deze gedachte komt breder terug vanuit de internationale wetenschap. Op dit moment bouwen netbeheerders aan zogenoemde «digital twins» van het elektriciteitsnet waarbij er nauw samengewerkt wordt met universiteiten. Op de universiteit van Delft bootsen ze bijv. het stroomnet na. Verder zijn er structurele samenwerkingen tussen technische universiteiten en netbeheerders waar tools en technologieën uit (onder andere) het vakgebied Electrical Power Systems hun weg vinden naar de praktijk van het netbeheer.
Indien u en de Nederlandse netbeheerders de bevindingen van professor Vijay Vittal haar IEEE team onderschrijven, bent u het dan eens met het advies om onmiddellijk een halt toe te roepen aan de verdere integratie van hernieuwbare energiebronnen in het elektriciteitssysteem totdat de geïdentificeerde problemen adequaat zijn aangepakt en beheersbaar blijken?
Professor Vittal beschrijft in zijn artikelen vooral het risico voor tekorten aan flexibiliteit als gevolg van de adoptie van hernieuwbare en het uitfaseren van conventionele centrales hierdoor. Alhoewel dit signaal terecht is, is deze minder van toepassing in de context van het Europese/Nederlandse elektriciteit systeem. De elektriciteitsnetten in Nederland en Europa verschillen significant van die in de Verenigde Staten, waar de bevindingen van professor Vittal voornamelijk op gericht zijn. In Nederland wordt de situatie nauwlettend gemonitord door de Autoriteit Consument & Markt (ACM), en tot nu toe functioneert het systeem naar behoren. Bovendien hebben netbeheerders een reeks voorzorgsmaatregelen geïmplementeerd, vastgelegd in de Netcode en de Verordening voor Systeembescherming en -herstel, om adequaat te kunnen reageren op eventuele onvoorziene situaties.
Verder is een belangrijk voordeel van veel hernieuwbare energieoplossingen het gebruik van vermogenselektronica. Deze technologie kan veel sneller reageren dan traditionele synchrone generatoren en de bijbehorende regelsystemen, iets wat professor Vittal ook benoemd. Dit voordeel wordt geïllustreerd in de bijgevoegde figuur afkomstig van de netbeheerders, waar een frequentieafwijking als gevolg van een kortsluiting wordt getoond. Hierin worden twee situaties vergeleken: de conventionele situatie met grote centrales (weergegeven door de blauwe lijn) en de situatie met veel duurzame energieopwekking (weergegeven door de rode lijnen). Uit de figuur blijkt dat met de juiste regelsystemen de situatie met veel duurzame opwek een minder grote frequentieafwijking oplevert en dat deze sneller terugkeert naar de normale waarde. Dit toont aan dat de integratie van hernieuwbare energiebronnen, mits goed beheerd en ondersteund door moderne technologieën, niet alleen haalbaar is, maar ook de stabiliteit van het elektriciteitssysteem kan verbeteren.
Ik ben daarom niet voornemens om de hernieuwbare energiebronnen een halt toe te roepen, aangezien deze van cruciaal belang zijn om als Nederland minder CO2 uit te stoten en onafhankelijker te worden van energie uit landen buiten Europa.
Hoe beoordeelt u de huidige strategische, tactische, operationele en financiële plannen voor de komende één, vijf en tien jaar, gezien de mogelijk niet verwerkte inzichten en problemen in het recent gepresenteerde Nationale Plan Energiesysteem? Bent u van plan, dit plan bij te werken om rekening te houden met deze essentiële informatie en de daarmee samenhangende risico’s en financiële gevolgen?
De netbeheerders maken gebruik van de actuele wetenschappelijke inzichten in het elektriciteitssysteem op basis van de structurele samenwerking tussen de wetenschap en de netbeheerder. Deze inzichten hebben ook hun weg gevonden naar het nationaal plan energiesysteem (NPE). Op dit moment zie ik geen reden om het NPE bij te werken. Zoals aangegeven in het NPE wordt het NPE elke 5 jaar geupdate en kan er bijgestuurd worden via de jaarlijkse energienota, indien nodig.
Bent u op de hoogte van het artikel «Eerste rijverboden voor elektrische auto’s gepland»?1
Ja.
Zijn er in Nederland soortgelijke plannen in tijden van nood? Zo ja, hoe zien deze plannen eruit?
Nee, ik zet wel in op slim en netbewust laden.
Hoe kunnen we Zwitserse situaties verder voorkomen waarin er mogelijk elektrische automobilisten hun mobiliteit kwijtraken? Zou dit eventueel betekenen dat de ambities op elektrisch rijden iets meer losgelaten moeten worden zodat de overbelasting van het net enigszins afgeremd wordt? Wat zouden alternatieven kunnen zijn in dit soort situaties, zonder dat het dagelijkse leven en de mobiliteit geschaad wordt?
In de Zwitserse situatie betreft dit het feit dat de leveringszekerheid niet gehandhaafd kon worden. Zoals bekend heeft netcongestie ook in Nederland gevolgen voor verschillende sectoren, waaronder duurzame mobiliteit. Op 18 oktober 2023 is de Kamer geïnformeerd over de congestieproblematiek in Flevoland (m.u.v. de Noordoostpolder), Gelderland en Utrecht en nieuwe en onorthodoxe maatregelen die het kabinet treft. Zo is aangekondigd dat slimme, aanstuurbare apparaten de norm worden. In de recent naar uw Kamer gestuurde Actieagenda congestie laagspanningsnetten wordt deze maatregel verder uitgewerkt voor slim en netbewust laden: (i) de uitwerking van een plan voor bi-directioneel laden, (ii) het toepassen van netbewust laden bij bestaande en nieuwe concessies voor laadinfrastructuur en (iii) het normeren van netbewust laden voor zowel publieke- als private laadpalen.
De maatregelen voor slim aanstuurbare apparaten zijn aangekondigd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de gevolgen van netcongestie. Uiteraard is het uitgangspunt van deze genoemde maatregelen dat er instemming wordt verleend door de betrokkenen. Zoals ik eerder heb aangegeven, hoeft niemand te vrezen voor aanstuurbare apparaten die «zomaar» op afstand worden aan- of uitgezet.