Een mogelijk verband tussen de start van de najaars-vaccinatiecampagne en de oplopende sterfte |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving aangaande vermeende oplopende meersterfte en de start van de vaccinatiecampagne in het najaar?1
Ja.
Klopt het dat de wekelijkse sterfte direct na de start van de najaarscampagne hoger werd dan verwacht? Zo ja, hoe reflecteert u op deze cijfers?
Het klopt dat in de tweede helft van september wekelijks meer mensen zijn overleden dan verwacht.2 Hier geldt dat correlatie geen causaliteit bewijst, zoals ook nadrukkelijk is aangegeven in het bericht waar in vraag 1 naar verwezen wordt, en dat de oversterfte verschillende andere oorzaken kan hebben. In eerder onderzoek van het CBS en het RIVM kon geen oorzakelijk verband tussen COVID-19-vaccinatie en een verhoogd risico op overlijden worden aangetoond. Daarnaast worden meldingen van overlijden na vaccinatie doorlopend gemonitord en onderzocht door Bijwerkingencentrum Lareb. Over de resultaten van onderzoek naar oversterfte en de zorgvuldige wijze waarop bijwerkingen van vaccinaties in Nederland worden gemonitord heb ik de Kamer geïnformeerd, onder meer in antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 5 juli3, 25 juli4, 31 augustus5 en 2 september jl.6 en van het lid Van Houwelingen (FvD) van 17 augustus jl.7 Er zijn geen aanwijzingen dat de herhaalprik tegen COVID-19 zou leiden tot een verhoogd risico op overlijden. Het is daarom aannemelijk dat de samenloop van een stijging van de sterftecijfers met de start van de herhaalprikronde op toeval berust.
Houdt u er rekening mee dat de stijging van sterfte verband zou kunnen houden met de start van de vaccinatiecampagne in het najaar? Zo ja, gaat u hier onderzoek naar doen en op welke manier? Zo nee, waarom acht u dit verband niet mogelijk?
Zie antwoord vraag 2.
Houdt u er rekening mee dat de afweer van de in eerste instantie voor een herhaalprik opgeroepen ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid door de vaccinatie mogelijk (tijdelijk) verder is verzwakt, waardoor hun risico op overlijden (als gevolg van andere aandoeningen) (tijdelijk) is verhoogd?
Ik ben op 25 augustus en 2 september jl. in reactie op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 5 juli8 en 26 juli jl.9 reeds ingegaan op de werking van het immuunsysteem en de effecten van vaccinatie hierop. Daarnaast is het – zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 12 september jl.10 – niet zo dat na vaccinatie een verhoogde kwetsbaarheid optreedt. Wel is bekend dat bijwerkingen mogelijk hebben bijgedragen aan het verslechteren van een al kwetsbare gezondheidssituatie of sluimerende conditie al dan niet door hoge leeftijd. Het gaat om bekende bijwerkingen van de coronavaccins zoals koorts, misselijkheid en algemene malaise. Er is dan geen sprake van verhoogde kwetsbaarheid, maar van mensen die al erg kwetsbaar zijn. Het is belangrijk om dat onderscheid te maken.
Gaat u in het licht van de huidige stijgende meersterfte, in het oversterfte-onderzoek van het RIVM en CBS zijn circa 135.000 immuungecompromitteerden uitgezonderd bij de bepaling van sterfte vlak na vaccinatie in een periode dat circa 3.000 doden niet konden worden verklaard, actief onderzoek doen naar het mogelijke verband tussen deze groep mensen en sterfte direct na vaccinatie, aangezien kwetsbare mensen in de samenleving als eerste zijn opgeroepen voor de vaccinatieronde in het najaar?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Haga van 12 september jl.11, geven de cijfers van Bijwerkingencentrum Lareb, de eerdere resultaten van het oversterfteonderzoek en de huidige wetenschappelijke inzichten op dit moment geen aanleiding voor een vervolgonderzoek naar de groep immuungecompromitteerde personen.
Wordt de groep ouderen en kwetsbare mensen die onlangs is opgeroepen voor de vaccinatieronde actief gevolgd, aangezien de Gezondheidsraad heeft geadviseerd de groep immuungecompromitteerden na vaccinatie goed in de gaten te houden in verband met mogelijk verhoogde risico’s direct na vaccinatie? Zo ja, kunt u delen wat de bevindingen van deze monitoring tot nu toe zijn?
Het is mij niet duidelijk naar welk advies van de Gezondheidsraad wordt verwezen. Ouderen en kwetsbare mensen die zijn opgeroepen voor de herhaalprik worden niet actief door de overheid gevolgd. Wel vinden er verschillende – door ZonMw gefaciliteerde – onderzoeken plaats naar de effectiviteit van vaccinatie tegen COVID-19 bij patiënten met een verstoord immuunsysteem. Resultaten van deze onderzoeken lieten zien dat ook deze patiënten veilig gevaccineerd kunnen worden. Uitgebreide informatie over deze studies, inclusief tussentijdse resultaten, zijn te vinden op de website van ZonMw12.
Heeft u zicht op wat er ten grondslag ligt aan de oplopende sterfte, aangezien uit de cijfers van het RIVM en het CBS af te lezen valt dat de oplopende sterfte (vooralsnog) waarschijnlijk niet veroorzaakt wordt door Covid-19? Zijn de doodsoorzaken bekend en/of wordt hier onderzoek naar gedaan? Wordt er actief gekeken naar bijvoorbeeld hartaandoeningen, aangezien deze eerder al in mogelijk verband werden gebracht met de coronavaccins?
Het CBS publiceert regelmatig over de oversterfte en de veranderingen in de doodsoorzakenstatistiek. De laatste publicatie van het CBS over de doodsoorzakenstatistiek is over het tweede kwartaal van 2022 en is te vinden op de website van het CBS13. Periodes van oversterfte kunnen naast sterfte door COVID-19 ook andere oorzaken hebben. Het door ZonMw begeleid onderzoek in traject 3 van het oversterfteonderzoek, dat reeds van start is gegaan, biedt onderzoekers de mogelijkheid gericht onderzoek naar oorzaken van oversterfte te doen.
Houdt u rekening met het potentieel cumulatieve risicoverhogende effect van verschillende variabelen tijdens een vaccinatiecampagne, dat mogelijk kan leiden tot oplopende sterfte als gevolg van deze vaccinatiecampagne? Wordt hiernaar gekeken en onderzocht of er een mogelijk verband is tussen deze factoren en de mensen die vlak na vaccinatie komen te overlijden, denk bijvoorbeeld aan een op dat moment toenemende infectiedruk (in combinatie met andere rondgaande virussen), het vaccineren met een vaccin dat gericht is op een eerdere variant, een extra kwetsbare groep die aan de beurt is, psychologische factoren zoals stress? Zo nee, waarom wordt hier niet naar gekeken?
Ik onderschrijf de stellingname dat verschillende variabelen van invloed zijn op de hoogte van het risico dat iemand loopt. Zo lopen ouderen met een onderliggende aandoening die niet of lang geleden zijn gevaccineerd een relatief hoog risico op ernstige ziekte of sterfte door COVID-19. In de vaccinatiecampagne is hiermee rekening gehouden door steeds de meest kwetsbaren in de samenleving met prioriteit een (herhaal)vaccinatie aan te bieden, zodat zij voldoende beschermd zijn wanneer de infectiedruk toeneemt.
Zoals aangegeven worden meldingen van sterfgevallen na vaccinatie zorgvuldig gemonitord en onderzocht door Bijwerkingencentrum Lareb. Uiteraard wordt daarbij gekeken naar verschillende mogelijke oorzaken voor het overlijden. Er zijn hieruit geen aanwijzingen naar voren gekomen dat vaccinatie zou leiden tot grootschalige sterfte. Daarnaast zijn wereldwijd inmiddels rond de 13 miljard doses van de COVID-19-vaccins toegediend waarvan de eerste vaccinaties al bijna twee jaar geleden gegeven zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat de vaccins op langere termijn bijwerkingen geven die zouden moeten leiden tot een andere afweging met betrekking tot de inzet van vaccins. Hier is brede wetenschappelijke consensus over.
Over het gegeven dat vaccinatie met een vaccin dat gericht is op een eerdere virusvariant niet schadelijk is voor de werking van het immuunsysteem, heb ik de Kamer in de op 2 september jl. gegeven antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 26 juli jl.14 reeds geïnformeerd.
Bent u het eens dat de gestegen sterftecijfers vlak na de start van de vaccinatiecampagne in het najaar de noodzaak van het zo snel mogelijk toegankelijk maken en koppelen van de oversterftedata voor vervolgonderzoek naar de aanhoudende oversterfte grote prioriteit heeft? Heeft u al zicht op wanneer deze data voor onafhankelijke wetenschappers beschikbaar gesteld wordt?
Ik informeer de Kamer regelmatig over de voortgang van het onderzoek naar de redenen en oorzaken van oversterfte en de totstandbrenging van de daarvoor gewenste toegang tot data. Over de huidige stand van zaken heb ik de Kamer met mijn brief van 18 november jl.15 geïnformeerd. Hierin heb ik aangegeven dat ik groot voorstander ben van het delen van data voor wetenschappelijk onderzoek en dat er stappen zijn gemaakt in het beschikbaar komen van relevante datasets ten behoeve van het oversterfteonderzoek.
Houdt u er rekening mee dat het «stapelen» van meerdere coronavaccinaties in relatief korte tijd bij sommige mensen wellicht kan leiden tot problemen met/voor het immuunsysteem, waardoor zij een verhoogd risico lopen op overlijden (eventueel door andere/chronische aandoeningen)? Zo nee, kunt u uitleggen waarom dit niet mogelijk is?
Ik ben in de op 7 oktober jl. gegeven antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 2 september jl.16 reeds ingegaan op de veiligheid van het «stapelen» van vaccinaties. Ik beschouw deze vraag daarmee als beantwoord.
Openbaargemaakte WOB-verzoeken aangaande corona-communicatie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving over vrijgegeven WOB-verzoeken met betrekking tot communicatie rondom de coronacrisis, van november 20201, 2?
Ja.
Kunt u reflecteren op het streven om de coronacommunicatie «net zo irritant als de wasmiddelenreclame» te maken? Waarom moest het coronavirus/de pandemie/de maatregelen als het ware «aan de man gebracht worden», als een te verkopen product? Waarom was feitelijke, epidemiologische informatievoorziening niet toereikend en moest er sterke beeldvorming aan te pas komen?
Feitelijke informatie is en blijft het fundament van alle overheidscommunicatie. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan zo effectief mogelijk overbrengen van die feitelijke informatie. Onderdeel daarvan is informatie geven en het vergroten van de bewustwording over de verspreiding van het virus.
Is het u bekend dat er in de WOB-documenten wordt gesproken over «op gevoelsniveau contact maken» en «emotioneel laden», waarna hypothetisch wordt ingespeeld op het beïnvloeden van het verantwoordelijkheidsgevoel van ouders richting hun kind en bezorgdheid creëren over wat er zou kunnen gebeuren met mensen die je lief hebt, wat gezien kan worden als emotionele manipulatie/chantage? Kunt u uitleggen waarom van dergelijke technieken gebruik werd gemaakt en op welke manier u dit ethisch verantwoord acht?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend dat in de WOB-documenten valt te lezen dat er grote twijfel bestond over het gefundeerd invoeren van een mondkapjesplicht? Waarom zijn ook in dit geval gedrags-, en psychologische factoren leidend geweest boven wetenschappelijk aangetoonde feiten? Kunt u aangeven waarom beeldvorming en (onjuiste) aannames vanuit de samenleving belangrijker waren dan epidemiologische effectiviteit?
Voor de mondkapjesplicht is de werkzaamheid in samenhang met andere maatregelen aannemelijk gemaakt door het RIVM; de modelleurs van het RIVM rekenden immers pakketten van maatregelen door op hun impact op het R-getal.
Vindt u, terugkijkend op het coronabeleid van de afgelopen jaren, dan dat de communicatie met betrekking tot de pandemie en de maatregelen richting de burger op de juiste manier is verlopen? Staat u achter de communicatiestrategie die is gebruikt? Zo ja, kunt u dit uitgebreid verklaren aan de hand van genomen overwegingen, aangezien inmiddels duidelijk is dat veel van de beweringen vanuit het kabinet over het virus en de maatregelen niet juist bleken te zijn?
Voortschrijdend inzicht speelt ook een rol bij de langdurige bestrijding van dit tot voor kort onbekende virus. De communicatieaanpak heeft zich, mede op basis van evaluaties en onderzoek, gedurende de coronabestrijding continu doorontwikkeld. Dat lerende effect vind ik van groot belang. Het laat zien dat we regelmatig stilstaan bij wat goed gaat en wat beter kan en dat we onze aanpak daarop aanpassen. Achter deze aanpak sta ik.
Hoe reflecteert u op het feit dat inmiddels uit verscheidene WOB-verzoeken is gebleken dat het kabinet zich zelf ook van, zoals hierna genoemde, communicatietechnieken bediende en op verschillende momenten en over verschillende onderwerpen (bewust) onjuiste informatie heeft verstrekt en zaken anders heeft voorgespiegeld dan zij waren, wanneer tijdens de coronacrisis het kabinet heeft sterk ingezet op het bestrijden van valse framing en het verspreiden van desinformatie?
Van bewust misleidende en onjuiste informatie is vanuit de overheid nooit sprake geweest.
Waarom is tijdens de coronacrisis zo eenvoudig overgegaan tot het inzetten van dergelijke middelen, in acht nemend dat hoewel een crisissituatie uiteraard vraagt om crisiscommunicatie, het gebruik van psychologische drukmiddelen altijd met grote voorzichtigheid moet geschieden, terwijl daarvoor vaak (nog) geen goed gefundeerde reden was? Kunt u een analyse geven van de keuze voor deze communicatiemiddelen?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de psychologische en maatschappelijke gevolgen van deze manier van communiceren op de lange termijn? Is er door de overheid een analyse gemaakt van de effecten ervan op het welzijn van mensen en op het functioneren van de samenleving in brede zin? Zo ja, wegen de baten van deze manier van communiceren op tegen de kosten en op welke manier?
Zie antwoord vraag 6.
Volgens de berichtgeving vanuit het kabinet staan wij aan het begin van een nieuw «coronaseizoen», dus zal de communicatie vanuit de overheid hieromtrent op dezelfde manier en met dezelfde overwegingen worden gevoerd? Zullen emotionele argumenten en beeldvorming opnieuw een belangrijk deel uitmaken van de communicatiestrategie, ook als deze argumenten (nog) niet (goed genoeg) wetenschappelijk onderbouwd kunnen worden?
Feitelijke informatie is en blijft het fundament van alle overheidscommunicatie. Dat geldt voor alle huidige en toekomstige coronacommunicatie-uitingen.
Het bericht 'NVDI en STAP: samenstelling Alcoholtafel van het Nationaal Preventieakkoord leidt niet tot het gewenste resultaat' |
|
Jeanet van der Laan (D66) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Kunt u nogmaals de doelen van het Nationaal Preventieakkoord onderschrijven en aangeven dat u er alles aan doet om deze te behalen?1
Ik onderschrijf de doelen van het Nationaal Preventieakkoord (hierna: NPA) en blijf mij inzetten om de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik te voorkomen en te beperken. Voor het eind van het jaar deel ik met uw Kamer mijn aanpak om bij te dragen aan de NPA doelen.
Bent u eens dat het cruciaal is dat de Nederlandse Vereniging voor Drank- en Horecawet Inspecteurs (NVDI) en STAP een plek hebben aan de alcoholtafel van het Nationaal Preventieakkoord?
Ik waardeer de inzet van alle maatschappelijke organisaties die het NPA ondertekend hebben en daarbij acties hebben geformuleerd om zich in te zetten om problematisch alcoholgebruik terug te dringen en voorkomen. NVDI en STAP hebben aangegeven niet meer aan de overlegtafel in zijn huidige vorm te willen deelnemen.
Heeft u begrip voor het wantrouwen van de NVDI en STAP in het vraagstuk of de doelstellingen van Nationaal Preventieakkoord wel worden behaald?
Het wantrouwen van NVDI en STAP sluit aan op de bevindingen in het afrondend verslag van KWINK groep2 dat veel gezondheidspartijen naar eigen zeggen niet langer aan zichzelf of hun achterban kunnen verantwoorden dat zij deelnemen aan een tafel waar geen/te weinig resultaat geboekt wordt. Zij voelen zich hierin gesterkt door adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie, waarin gesteld wordt dat alcoholbeleid moet worden ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd op basis van volksgezondheidsdoelstellingen en het best beschikbaar bewijs, en beschermd moeten worden tegen inmenging van commerciële belangen. Hier heb ik begrip voor.
Acht u de samenstelling van de alcoholtafel nog steeds passend, gezien er tegengestelde belangen lijken te zijn?
Ik acht de overlegtafel niet meer passend voor de uitdagingen waar we voor staan. In mijn brief van 12 oktober 2022 heb ik laten weten dat is gebleken dat de standpunten aan de tafel onoverbrugbaar zijn3. De tafel leidt niet tot nieuwe effectieve maatregelen waarmee we de doelstellingen uit het NPA dichterbij brengen en daarom heb ik de tafel Problematisch Alcoholgebruik beëindigd, maar blijf ik samenwerken met alle partijen die zich inzetten voor de doelstellingen uit het NPA.
Kunt u een reflectie geven op de vordering die tot nu toe is gemaakt aan de alcoholtafel?
In 2018 heeft een groot aantal maatschappelijke organisaties het NPA over problematisch alcoholgebruik ondertekend en afspraken gemaakt om te zorgen dat in 2040 het alcoholgebruik onder jongeren, zwangeren, zware en overmatige drinkers drastisch is verminderd en om te zorgen dat het grootste deel van de Nederlanders de belangrijke (gezondheids)effecten van alcohol kent.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft eerder geconcludeerd4 dat het huidige pakket aan maatregelen voor problematisch alcoholgebruik onvoldoende is om de ambities te realiseren. De jaarlijkse voortgangsrapportages van het RIVM5over de uitvoering van doelen en acties en recente cijfers over het middelengebruik onder jongeren en het naleven van de leeftijdsgrens op alcohol6 bevestigen dit. Het RIVM heeft in 2021 in kaart gebracht welke aanvullende maatregelen ingezet kunnen worden om de doelen wel te behalen. Ik heb daarna de nadrukkelijke oproep aan partijen gedaan om zich maximaal in te spannen en als tafel gezamenlijk met een plan met acties te komen om de doelen dichterbij brengen. In mijn brief van 12 oktober jl. heb ik beschreven welk proces ik verder gevolgd heb. Mijn conclusie is dat de tafel niet leidt tot nieuwe effectieve maatregelen waarmee we de doelstellingen uit het NPA dichterbij brengen en dat ik daarom de tafel problematisch alcoholgebruik heb beëindigd, maar blijf samenwerken met partijen die zich blijven inzetten voor de ambities uit het NPA.
Hoe reflecteert u op de te verwachten effectiviteit van de maatregelen die zijn overeengekomen aan de verschillende tafels van het Nationaal Preventieakkoord, in het licht van de aanwezige actoren bij meer specifiek de alcoholtafel versus de tabakstafel?
Met het NPA hebben meer dan 70 partijen de handen ineen geslagen en afspraken gemaakt om de gezondheid van alle Nederlanders te verbeteren. Er is een brede beweging in de samenleving gang gezet. Voor het thema problematisch sloten naast onder andere gezondheidsorganisaties, zorgaanbieders, verzekeraars, gemeenten, onderwijsorganisaties en sportbonden ook alcoholproducenten en -verstrekkers aan. Hierdoor ontstond er een breed maatschappelijk draagvlak voor het thema, dit was een meerwaarde voor de uitvoering van het akkoord.
Uit de «Quickscan mogelijke impact Nationaal Preventieakkoord» van het RIVM uit 2018 bleek al dat het huidige pakket aan maatregelen voor problematisch alcoholgebruik onvoldoende is om de ambities te realiseren. Voor roken toonde de Quickscan aan dat met de voorgenomen acties en doelstellingen het percentage rokers in 2040 inderdaad in de buurt laat komen van de ambitie. Dit geldt voor roken echter niet op de ambities voor zwangere vrouwen en jongeren (nul procent in 2040). Gelet op de prevalentiecijfers en de ernst van de problematiek die roken en alcohol veroorzaken ben ik van mening dat extra stappen genomen moeten worden.
Ik blijf mij inzetten om de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik te voorkomen en te beperken en de doelen van het NPA te halen. Daarnaast verwacht ik van partijen dat ook zij extra stappen zetten om de doelen dichterbij te brengen. Voor het eind van het jaar deel ik mijn inzet waarmee ik ga bijdragen aan de NPA doelen op alcohol met uw Kamer.
Bent u van mening dat de overheid genoeg maatregelen genomen heeft om in voldoende mate problematisch alcoholgebruik terug te dringen? Of ben u, reflecterend op afgelopen tijd en het genoemde bericht, van mening dat er toch nog extra stappen hadden moeten worden genomen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om, indien er extra stappen nodig zijn om de doelen van het Nationaal Preventieakkoord te halen, deze alsnog te nemen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat de te nemen maatregelen om de doelen uit het Nationaal Preventieakkoord te behalen primair gestaafd moeten zijn op wetenschap, zoals bijvoorbeeld de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbevolen kosteneffectieve beleidsmaatregelen om alcoholschade te beperken?
Ja, ik ben het ermee eens dat te nemen maatregelen om de doelen uit het NPA te behalen gestaafd moeten zijn op wetenschap, zoals bijvoorbeeld de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbevolen kosteneffectieve beleidsmaatregelen om alcoholschade te beperken. In het NPA is afgesproken dat maatregelen evidence-based moeten zijn en dus uiteindelijk aanwijsbare positieve gezondheidseffecten hebben.
De nieuwe coronagolf, de terugkeer van influenza en de vaccinatiecampagnes |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving over de «najaarsgolf» van het coronavirus en de terugkeer van het influenzavirus en de daarmee gepaard gaande verwachte griepgolf?1, 2, 3, 4
Ja.
Hoe reflecteert u op de manier van communiceren en de beeldvorming die hierdoor ontstaat van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), dat stelt dat de ontwikkeling van de nieuwe golf van het coronavirus afhangt van de mate waarin mensen zich laten vaccineren? Is het niet zo dat hierdoor opnieuw sprake is van vaccinatiedrang, of dat dat tenminste zo kan worden ervaren?
Het RIVM verstrekt feitelijke informatie over de huidige epidemiologische situatie en de effectiviteit van vaccinatie tegen COVID-19. Ik vind het van belang dat burgers hier goed over worden voorgelicht, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken om zich wel of niet te laten vaccineren.
Bent u op de hoogte van het gegeven dat epidemiologen waarschuwen voor een heviger griepgolf omdat mensen door de afgelopen jaren van maatregelen hun afweer tegen influenza grotendeels kwijt zijn, waardoor de terugkerende griep voor velen ernstiger zou kunnen verlopen? Hoe kijkt u in dat licht bezien en in retrospectief naar de coronamaatregelen, die er defacto voor gezorgd hebben dat meer mensen dan voor de coronacrisis kampen met een verminderde afweer en dus een groter risico om ziek te worden?
Deze mening deel ik niet, aangezien de aannames die hieraan ten grondslag liggen onjuist zijn. De coronamaatregelen hebben er niet voor gezorgd dat mensen hun afweer tegen influenza kwijt zijn. Ook is de aanname dat jonge en gezonde mensen hierdoor meer risico lopen onjuist.
De coronamaatregelen hadden als gevolg dat het influenzavirus in de afgelopen twee jaar minder vrij kon rondgaan onder de bevolking. In de afgelopen periode zijn daardoor relatief weinig mensen aan influenza overleden. Omdat er nu minder maatregelen zijn, kunnen virussen zoals het influenzavirus makkelijker rondgaan, waardoor mogelijk meer mensen weer ziek worden. Om ernstige ziekte en sterfte door influenza te voorkomen is het dus belangrijk dat de mensen die hiervoor in aanmerking komen, naast de herhaalprik tegen COVID-19, ook de jaarlijkse griepprik halen.
Deelt u de mening dat, aangezien ook de afweer van jonge, gezonde mensen waarschijnlijk is afgenomen door de coronamaatregelen waardoor meer mensen in de samenleving risico lopen om (ernstig) ziek te worden, dat de coronamaatregelen dientengevolge contraproductief hebben gewerkt, aangezien zij door de toename van kwetsbare mensen in de algehele populatie straks waarschijnlijk zullen leiden tot een verhoogde druk op de zorg?
Zie antwoord vraag 3.
Wat betekent het gegeven dat de vaccinatiebereidheid steeds verder afneemt voor het te voeren coronabeleid van de komende maanden? Wordt dit beleid deels gebaseerd op de hoeveelheid mensen die zich dit najaar (opnieuw) laat vaccineren? Zo ja, om welke percentages gaat het dan? Is er een streefpercentage vaccinaties dat behaald moet worden om invoering van bepaalde coronamaatregelen te voorkomen? Zo ja, welke percentage is dat en op welke (epidemiologische) criteria is dat gebaseerd?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 12 oktober jl.5, is het coronabeleid gebaseerd op verschillende variabelen. De mate van immuniteit onder de bevolking en de kennis die op dat moment beschikbaar is over de mate van bescherming van vaccins wegen daarin mee. Wat deze variabelen betekenen voor het coronabeleid heb ik in mijn Kamerbrief van 13 oktober jl.6 aan uw Kamer toegelicht.
Kunt u inzichtelijk maken hoe de zorg de komende tijd adequaat wordt opgeschaald aangezien onder epidemiologen de verwachting leeft dat het influenzavirus dit najaar en deze winter een comeback zal maken en u heeft aangegeven dat daarmee rekening is gehouden met betrekking tot het opschalen van de zorg? Kunt u inzichtelijk maken met welke middelen hoe de zorg de komende tijd adequaat wordt opgeschaald, hoeveel extra zorgpersoneel, hoeveel extra bedden, capaciteit bij huisartsen en in de ouderenzorg, wat dit gaat kosten en hoe dit gefinancierd gaat worden?
In het thans geldende opschalingsplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ)7 is beschreven hoe de zorg(keten) omgaat met oplopende patiëntaantallen en daaruit voortvloeiende druk op de zorg. Het maakt daarbij geen verschil of het COVID-19- of influenzapatiënten betreft. Beide patiëntgroepen doen immers een beroep op nagenoeg dezelfde beschikbare (personele) capaciteit, of het nu gaat om eerstelijnszorg, de ziekenhuizen, of de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT). Ten aanzien van een eventuele opschaling naar een hogere (crisis)fase, zal in de regio’s de druk in de hele zorgketen worden beoordeeld en worden meegenomen in de besluitvorming. In de Regionale Overleggen Acute Zorg (ROAZ) zijn alle bovengenoemde sectoren daarom ook aangesloten.
Wat betreft personeel is het in bovengenoemde situatie mogelijk om gebruik te maken van de faciliteiten van de Nationale Zorgreserve, die tijdens crises een rol kan spelen in het snel opschalen van de capaciteit van zorgprofessionals. Daarnaast heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, met het oog op de personele houdbaarheid van de zorg, binnen het programma «Toekomstbestendige arbeidsmarkt zorg en welzijn» (TAZ) afspraken gemaakt met zorg- en welzijnsorganisaties, zorginkopers, onderwijs en beroepsorganisaties om de urgente uitdagingen op de arbeidsmarkt aan te gaan. Het programma heeft tot doel de zorg toekomstbestendiger te maken door het werk zodanig anders te organiseren dat het kan worden gedaan met het personeel dat wél beschikbaar is, op een manier waarop nog steeds goede, persoonlijke zorg, begeleiding en ondersteuning geboden kan worden. Aan dit programma wordt de komende periode uitvoering gegeven.
Ten aanzien van de zorgkosten, geldt dat in de systematiek van de Zorgverzekeringswet (Zvw) verzekeraars en zorgaanbieders afspraken maken over welke reguliere zorg geleverd wordt en welke kosten daarbij horen. Verzekeraars hebben daarbij een zorgplicht. Daar bovenop is in het Integraal Zorg Akkoord (IZA) afgesproken om het macrokader medisch-specialistische zorg (MSZ) structureel met € 200 miljoen te verhogen, onder andere om eventuele meerkosten van IC-opschaling tot 1.150 bedden te bekostigen. Daarnaast wordt er € 20 miljoen beschikbaar gemaakt zodat in 2022 nog 800 studenten kunnen starten met de modulaire opleiding Basis Acute Zorg (BAZ). In mijn brief van 1 juli jl.8 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het verhogen van de plaatsen in huisartsenopleiding.
Kunt u uiteenzetten wat de vaccinatiestrategie is nu er waarschijnlijks deels overlappend/gelijktijdig gevaccineerd gaat worden tegen het coronavirus en het influenzavirus? Wat is de interval tussen de verschillende vaccinaties? Is onderzocht hoe het toedienen van twee verschillende vaccinaties in relatief korte tijd zich tot elkaar verhoudt? Is er een inschatting gemaakt van de potentiële gevolgen en bijwerkingen van het kort op elkaar voor twee verschillende virussen vaccineren?
Er zijn geen medische bezwaren tegen het in korte tijd toedienen van de griepprik en de herhaalprik. Verschillende studies hebben laten zien dat gelijktijdige toediening van COVID-19-vaccins en griepvaccins veilig kan.9 Er worden niet of nauwelijks meer bijwerkingen gezien. Bijwerkingen zijn doorgaans mild en tijdelijk. Ook blijkt uit studies dat er een goede antistofrespons tegen zowel COVID-19 als griep wordt opgewekt bij gelijktijdige toediening of toediening binnen korte tijd. Op basis van de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)10 omtrent het gebruik van COVID-19-vaccins, waarbij wordt aangegeven dat een COVID-19-vaccinatie met elk ander vaccin tegelijk mag worden toegediend, zijn de intervallen in de uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie van het RIVM vervallen.
Weet u wat de potentiële gevolgen kunnen zijn van het (dubbel) vaccineren van mensen middenin (mogelijk) twee virusgolven? Is hierover klinische data beschikbaar en zo ja, kunt u deze openbaar en toegankelijk maken?
Zie antwoord vraag 7.
Weet u wat het dubbel vaccineren met twee verschillende vaccins middenin (mogelijk) twee virusgolven mogelijk (tijdelijk) voor gevolgen heeft voor de gezondheid en de afweer van kwetsbare groepen en immuungecompromitteerden? Zullen zij gedurende een bepaalde periode nog kwetsbaarder zijn, met een hoger risico op overlijden door die verhoogde kwetsbaarheid, al dan niet als gevolg van vaccinatie? Kunt u een gedetailleerde uitleg geven?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 12 september jl.11, is het niet zo dat na vaccinatie een verhoogde kwetsbaarheid optreedt. Wel is bekend dat bijwerkingen mogelijk hebben bijgedragen aan het verslechteren van een al kwetsbare gezondheidssituatie of sluimerende conditie, al dan niet door hoge leeftijd. Het gaat om bekende bijwerkingen van de coronavaccins zoals koorts, misselijkheid en algemene malaise. Er is geen sprake van verhoogde kwetsbaarheid, maar van mensen die al erg kwetsbaar zijn.
Er vinden verschillende – door ZonMw gefaciliteerde – onderzoeken plaats naar de effectiviteit van vaccinatie tegen COVID-19 bij patiënten met een verstoord immuunsysteem. Resultaten van deze onderzoeken lieten zien dat ook deze patiënten veilig gevaccineerd kunnen worden. Uitgebreide informatie over deze studies, inclusief tussentijdse resultaten, zijn te vinden op de website van ZonMw12.
Op de zorgvuldige wijze waarop (mogelijke) bijwerkingen van COVID-19-vaccinaties in Nederland worden gemonitord, ben ik in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 5 juli13, 6 juli14 en 25 juli jl.15 reeds ingegaan. Ik zie geen reden om hierin aanpassingen te maken of aanvullend onderzoek te doen.
Wordt deze kwetsbare en immuungecompromitteerde groep mensen dit najaar/deze winter actief gemonitord om de effecten en potentiële bijwerkingen van vaccinatie middenin in (mogelijk) twee virusgolven in kaart te brengen? Worden zij meegenomen in het registreren en onderzoeken van de oversterfte vlak na vaccinatie?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen dit najaar en deze winter laagdrempelig toegang hebben tot huisartsenzorg? Ziet u af van eerder gevoerd ontmoedigingsbeleid voor het bezoek aan huisartsen en ziekenhuizen indien mensen klachten hebben, zodat er aan vroegsignalering en preventie van ernstig verlopende infecties kan worden gedaan? Hoe gaat u dat bewerkstelligen met de nu al grote druk op de huisartsenzorg? Kunt u een uiteenzetting geven van de strategie voor het toegankelijk houden van de huisartsenzorg voor patiënten en het behapbaar houden van de werkdruk voor het zorgpersoneel?
Het is onjuist dat zou zijn ingezet op een ontmoedigingsbeleid voor een bezoek aan de huisarts. Ik heb eerder juist aandacht gevraagd voor het belang van toegankelijke huisartsenzorg. Daarbij heb ik aangegeven dat mensen contact moeten blijven opnemen met hun zorgverlener, ook in tijden van oplopende COVID-druk.16 Deze boodschap maakt tevens onderdeel uit van de publieksinformatie rond «Zorg nodig in coronatijd» op rijksoverheid.nl.17
Bij oplopende aantallen COVID-19-patiënten valt niet uit te sluiten dat de druk op de huisartsenzorg (verder) zal toenemen. Om op een dergelijk scenario voorbereid te zijn, zijn er regionale huisartsen-rampen-opvangplannen (harops) opgesteld, waarin staat beschreven hoe de huisartsenzorg wordt georganiseerd wanneer de toegankelijkheid onder druk staat. De toegankelijkheid alsmede de continuïteit van huisartsenzorg staan natuurlijk niet op zichzelf. De vraag naar huisartsenzorg wordt ook beïnvloed door de beschikbaarheid van zorg in andere sectoren. Daarom is het belangrijk dat er onderlinge afstemming plaats met andere sectoren – indien ook daar de druk oploopt. Dit gebeurt in gezamenlijkheid binnen het ROAZ.
Ook in brede zin zet ik mij samen met partijen in voor een toegankelijke huisartsenzorg waarin de werkdruk aanvaardbaar is. Over het verminderen van de druk op de huisartsenzorg door onder meer het implementeren van «meer tijd voor de patiënt» en een betere verdeling van de dienstendruk over alle huisartsen in de avonden, nachten en weekenden heb ik concrete afspraken met partijen gemaakt in het IZA. Op dit moment geef ik daar samen met partijen uit de huisartsenzorg uitvoering aan.
Gaat u actief inzetten op het profylactisch gebruik van antivirale-, en geneesmiddelen ter voorkoming van ernstig verlopende COVID-19-infecties? Zo ja, kunt u de plannen hiervoor openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
De inzet van geneesmiddelen wordt bepaald door de medische beroepsgroep, niet door mij. Zij stellen hiertoe richtlijnen op. Wel zet ik mij in om verschillende COVID-19-geneesmiddelen in Nederland beschikbaar te maken. Mijn plannen hieromtrent heb ik al meerdere malen openbaar gemaakt in Kamerbrieven, in de beantwoording van Kamervragen en in debatten18.
Het toenemende aantal COVID-patiënten in ziekenhuizen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuws over het stijgend aantal COVID-patiënten in ziekenhuizen?1
Ja, ik ben bekend met het nieuws van eind september over het stijgend aantal COVID-patiënten in ziekenhuizen. Toen nam het aantal coronabesmettingen snel toe en daarmee het aantal ziekenhuisopnames.
In de afgelopen weken zien we in de rioolwatersurveillance, het aantal positieve testen en het aandeel mensen dat COVID-19 klachten rapporteert via Infectieradar, een daling van de verspreiding van het virus. Op dit moment zijn de cijfers met betrekking tot de verspreiding van het virus ongeveer op hetzelfde niveau als eind september, toen de najaarsgolf net begon2, 3. Desondanks blijft de circulatie hoog.
Het LCPS4 rapporteert op 8 november jl. dat in de afgelopen week (week 44) gemiddeld 938 COVID-patiënten per dag op de verpleegafdelingen van de ziekenhuizen werden behandeld. De week ervoor waren dat er 1.078. Op de IC werden in week 44 gemiddeld 43 COVID-patiënten behandeld, 13 minder dan de week ervoor. Dat is de eerste daling sinds september.
Er liggen nu minder patiënten op de verpleegafdelingen ten opzichte van vorig jaar november, toen er ook sprake was van een herfstgolf. De piek werd toen eind november bereikt. Ook zitten we nog ruim onder de piek van het aantal bezette bedden op de verpleegafdelingen tijdens de periode februari-april 2022. Toen was het piekmoment namelijk 1.933 bezette bedden (29 maart 2022) en was de omikronvariant net als nu ook dominant. Het aantal patiënten op de IC blijft relatief stabiel en is ook aanzienlijk lager dan in deze voorgaande periodes5.
De stijging in ziekenhuisopnames heeft niet voor knelpunten gezorgd. De druk op de zorg is momenteel beheersbaar. Uit de weekrapportage van het LCPS blijkt dat de doorgang van de planbare zorg in de ziekenhuizen (U4/U5-zorg) stabiel is. Het verzuim onder personeel in de hele zorgketen is nog steeds hoog en laat de voorbije weken een lichte stijging zien (data NZa, week 43). Deze cijfers komen overeen met data van vorig jaar in deze periode6, maar de uitgangspositie is gunstiger: we hebben op dit moment te maken met een minder ziekmakende variant en er is meer opgebouwde immuniteit onder een deel van de bevolking als gevolg van vaccinatie en/of eerder doorgemaakte infecties. Deze combinatie van factoren heeft een rol gespeeld in het verloop van de recente najaarsgolf, en zorgt ook voor een andere verdeling van druk in de zorgketen.
De toename van COVID-patiënten concentreert zich op dit moment voornamelijk in de klinieken van ziekenhuizen en vooralsnog minder op de IC. Dit is in beginsel gunstig, omdat opschaalbaarheid in de kliniek beter te realiseren is. Op dit moment is er geen reden tot zorg.
Er is op dit moment dan ook geen aanleiding voor het nemen van aanvullende maatregelen. Het is niet nodig voor sectoren om collectief de volgende stap op de maatregelenladder te zetten (naar de preventieve fase). Uiteraard staat het bedrijven en instellingen vrij om preventieve maatregelen, zoals opgenomen in de sectorplannen, toe te passen wanneer dit in hun setting passend is, om zo bijvoorbeeld uitval van personeel te voorkomen en/of kwetsbaren te beschermen. Zo zien we dat sommige bedrijven en instellingen al extra voorzichtigheid betrachten door bijvoorbeeld te verzoeken een mondneusmasker te dragen (in zorginstellingen) en desinfectiegel beschikbaar te stellen aan personeel en bezoekers (in winkels en andere gelegenheden) – ook al geldt daartoe geen verplichting en heeft het kabinet daar niet expliciet toe opgeroepen. Ik juich dergelijke initiatieven toe. Het kabinet houdt de verdere ontwikkeling van het virus scherp in de gaten.
Deelt u de zorgen over deze stijging? Zo ja, welke stappen overweegt u om de toename van het aantal besmettingen te remmen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Heroverweegt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) haar advies dat maatregelen niet nodig zijn vanwege de oplopende besmettingen? Zo nee, waarom niet?
Het COVID-19-Responsteam heeft de stand van de coronathermometer op 11 oktober jl7. aangepast naar stand 2, en deze stand blijft gehandhaafd in hun meest recente advies omdat er nog weinig informatie is over de opkomende subvarianten zoals BQ.1.8 Stand 2 betekent beperkte druk op zorgketen en samenleving, maar er zijn wel toegenomen risico’s te verwachten voor kwetsbare groepen. Het COVID-19-Responsteam blijft daarom adviseren aan onvoldoende beschermde kwetsbare personen om aanvullende maatregelen9 te nemen zoals afstand houden en eventueel een mondneusmasker te dragen, indien afstand houden niet mogelijk is. Voor personen rondom kwetsbaren adviseert het COVID-19-Responsteam onder meer om een zelftest te doen bij klachten en voorafgaand aan een incidenteel bezoek aan kwetsbaren. Daarnaast blijft het belangrijk voor iedereen om zich aan de basisadviezen te houden.
Hoe verhoudt de huidige stand van de coronathermometer, namelijk laag, zich tot de oplopende besmettingen?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre bent u voorbereid op een nieuwe golf als het gaat om test- en monitorcapaciteit, zorgcapaciteit en prikcapaciteit?
De zorgsector heeft grote inspanningen getroffen in voorbereiding op een nieuwe golf. Er vindt in de regio veel onderlinge afstemming en versterking van samenwerking plaats. In de huidige tijd van personeelskrapte, zal bij een nieuwe golf met eenzelfde personeelscapaciteit meer zorg geleverd moeten worden. Dat betekent dat de meeste winst te behalen is door de beschikbare capaciteit zo efficiënt mogelijk in te zetten. Het expertteam COVID-zorg heeft hierover kort voor de zomer een advies uitgebracht.10 Op mijn verzoek heeft iedere ROAZ-regio naar aanleiding van dit advies een implementatieplan opgesteld en zijn regio’s direct gestart met de uitvoering hiervan. Het algemene beeld van de voortgang van de implementatie is positief.
Succesvolle innovaties als zuurstof thuis en thuismonitoring, waarmee de instroom in ziekenhuizen en/of VVT-instellingen kan worden beperkt en de door- en uitstroom verder wordt verbeterd, zullen ertoe bijdragen dat de beschikbare capaciteit efficiënter wordt ingezet. Ook is er de afgelopen tijd gewerkt aan de herijking van het Opschalingsplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ).
De GGD’en hebben op dit moment de capaciteit om ongeveer 700.000 vaccinatieprikken per week te zetten. Daarnaast worden er ook prikken gezet door andere uitvoerders. De GGD’en optimaliseren hun beschikbare capaciteit op regionaal niveau en kunnen (lokaal) opschalen als daar behoefte aan is. Op dit moment is de beschikbare capaciteit ruim voldoende. Ik heb uw Kamer op 13 oktober jl. geïnformeerd over de voortgang en de planning van de najaarsvaccinatieronde11. Vanaf 26 oktober jl. kan iedereen van 12 jaar en ouder die de basisserie heeft afgerond een afspraak maken voor een herhaalprik: dit is mogelijk vanaf 3 maanden na de laatste vaccinatie of 3 maanden na een doorgemaakte COVID-19-infectie.
Zelftesten is de primaire testmethode voor het grootste deel van de bevolking. Grootschalig testen met PCR bij de GGD is niet langer noodzakelijk. Wel houden we PCR-testcapaciteit bij de GGD beschikbaar voor specifieke doelgroepen12.
Op het moment dat een nieuwe virusvariant onvoldoende wordt aangetoond met antigeen(zelf)testen, en de druk op de zorg onverhoopt toch weer toeneemt, zal weer opgeschaald kunnen worden met grootschalig PCR-testen (voor elke burger). Om goed voorbereid te zijn, zijn afspraken gemaakt voor een stapsgewijze (grootschalige) opschaling met zowel de GGD’en als met laboratoria.
Het is hierbij goed om te realiseren dat onder andere beschikbaarheid van personeel, het niet gelijktijdig grootschalig opschalen van testen en vaccineren, en beschikbaarheid van materialen belangrijke aandachtspunten zijn en de feitelijke capaciteit en/of opschalingssnelheid kunnen drukken.
Bij welk aantal COVID-patiënten in het ziekenhuis (naar schatting) komt de reguliere zorg in het gedrang?
De mate waarin de reguliere zorg (non-COVID zorg) doorgang kan vinden, is afhankelijk van meerdere factoren. Naast het aantal COVID-patiënten dat is opgenomen zijn ook de toe- of afname van de reguliere zorgvraag (bijvoorbeeld door een griepgolf), en de hoeveelheid uitgestelde zorg, de beschikbaarheid van voldoende geschoold personeel, en daarmee samenhangend de hoogte van het ziekteverzuim, van belang voor de doorgang van reguliere zorg. Een schatting op basis van alleen het aantal opgenomen COVID-patiënten is daarom niet te maken.
Kunt u toelichten welk effect de griepgolf kan hebben op de zorgcapaciteit?
Voor patiënten die met influenza worden opgenomen in het ziekenhuis geldt dat zij – net als COVID-patiënten – een beroep doen op nagenoeg dezelfde beschikbare (personele) capaciteit op de kliniek en in sommige gevallen de IC. Net als een coronagolf heeft een griepgolf effect op de beschikbaarheid van personeel. Het ziekteverzuim kan daardoor hoger zijn. Hoe meer patiënten met influenza worden opgenomen, hoe sterker de totaal beschikbare capaciteit onder druk zal komen te staan. Bij noodzakelijke opschaling van capaciteit vanwege een oplopend aantal COVID- en/of influenza-patiënten, zal de eventuele afschaling van (kritiek) planbare zorg plaatsvinden op basis van de urgentieklassering opgesteld door de Federatie Medische Specialisten (FMS).13
Wat kunt u zeggen over de opkomst voor de herhaalprik?
Van 19 september tot en met zondag 6 november zijn er circa 3,4 miljoen herhaalprikken tegen COVID-19 gezet. Tot en met zondag 6 november had 52,1% van de 60-plussers in het najaar een herhaalprik gehaald. Het aantal gezette herhaalprikken wordt wekelijks op donderdag bijgewerkt op het Coronadashboard van de rijksoverheid.14 Het is belangrijk dat de mensen die op advies van het OMT-Vaccinaties (OMT-V) per brief persoonlijk zijn uitgenodigd voor de herhaalprik, hiervoor zo snel mogelijk een afspraak maken als zij dit nog niet gedaan hebben. Het betreft hierbij iedereen van 60 jaar en ouder, mensen jonger dan 60 jaar die ook in aanmerking komen voor de griepprik en zorgmedewerkers.
Onderbreking datastroom RIVM mbt vaccinatiecampagnes |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Kunt u aangeven of de gedetailleerde overzichten van de diverse vaccinatiecampagnes met digitale data (onder andere csv-formaat) en grafieken (hierna te noemen «rapportage») waaraan het lid van de Groep Van Haga in de recente commissievergadering d.d. 28 september 2022 heeft gerefereerd en die tot in ieder geval 1 september 2022 te vinden waren op de website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) verplaatst? Zo ja, waar is deze rapportage dan wel te vinden?
Deze rapportages zijn niet verplaatst. Zoals te lezen is op de website van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) was er sprake van een tijdelijke onderbreking in de datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM als gevolg van veranderingen in de gegevensuitwisseling van de herhaalprikken uit de huidige najaarsronde. Het was daarom enkele weken niet mogelijk om de gedetailleerde rapportage op te maken. Het RIVM publiceerde wel wekelijks vaccinatiecijfers over de herhaalprikken tijdens de najaarsronde. De aanpassingen in de datastroom zijn inmiddels verwerkt. De gedetailleerde rapportages worden zoals gebruikelijk weer wekelijks gepubliceerd op de website van het RIVM. Hetzelfde geldt voor de digitale data over de najaarsronde in de open dataportal van het RIVM.
Indien de rapportage niet verplaatst is dan is deze verwijderd; waarom is dat gebeurd?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de rapportage terug laten plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM heeft mij laten weten dat de voortgang van de vaccinatiecampagne weer op dezelfde manier gepubliceerd wordt. Vanaf 25 oktober jl. is de rapportage weer te vinden op de website van het RIVM.
Bent u op de hoogte van het feit dat op de RIVM-pagina staat dat de tijdelijke onderbreking in de datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM te maken heeft met de voorbereiding op gegevensuitwisseling van de vaccinaties in het najaar, waardoor het nu niet mogelijk om de wekelijkse update deelname COVID-19 vaccinatie in Nederland te maken?
Ja.
Kunt u aangezien de gevolgen van deze onderbreking nu al bijna een maand duren, onder andere het uitblijven van gedetailleerde rapportage, navraag doen en in detail en met technische onderbouwing uitleggen waarom een eerder prima werkende datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM aan het begin van de recente vaccinatiecampagne niet meer zou functioneren en wanneer dit weer hersteld is? Zo nee, waarom niet?
De vaccinatiecampagne heeft zich sinds de eerste ronde steeds verder ontwikkeld en is steeds uitgebreider geworden: na de basisserie hebben we een boostronde gehad eind 2021/begin 2022, hebben de 60-plussers een herhaalprik ontvangen in het voorjaar en zijn we nu bezig met een herhaalprikronde in het najaar. Als gevolg hiervan heeft de GGD-GHOR aangegeven de registraties – de zogenoemde zorgprogramma’s – te willen optimaliseren om zo efficiënter te kunnen registreren en daarmee de foutgevoeligheid te verkleinen. Technisch betreft dit wijzigingen in de labeling van de vaccinaties en de manier waarop het label tot stand komt. Dit moest ook juridisch getoetst worden.
Het RIVM heeft het rapportageproces volledig aangepast aan de oorspronkelijke datastroom van de GGD-GHOR naar het RIVM. Als gevolg van de wijzigingen bij de GGD-GHOR, dient ook het RIVM haar scripts aan te passen. Gesprekken over de aanpassingen tussen de partijen, de impact van de wijzigingen en het aanpassen van de benodigde scripts en systemen bij beide partijen kost tijd. Zoals in mijn antwoord op vraag 3 aangegeven heeft het RIVM op 25 oktober jl. de gebruikelijk pdf met data weer opgeleverd.
Kunt u de Kamer verzekeren dat de rapportage van de meest recente vaccinatiecampagne na herstel van de onderbreking van de datastroom tussen GGDHOR en RIVM met terugwerkende kracht in dezelfde resolutie beschikbaar zal worden gesteld als tijdens de eerdere vaccinatiecampagnes? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het RIVM is vanaf 25 oktober jl. weer gestart met de wekelijkse pdf. In deze publicatie is ook data opgenomen uit periode van onderbreking.
Kunt u de Kamer alle correspondentie verstrekken waarin het RIVM of de GGD of uw Ministerie het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) hebben geïnformeerd over de onderbroken datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM? Zo nee, waarom niet?
Er is één mailwisseling geweest tussen het RIVM en ECDC. Deze mailwisseling is toegevoegd als bijlage.
Het bericht ‘Wetenschappers vragen kabinet om steun bij voorbereiding op volgende pandemie’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wetenschappers vragen kabinet om steun bij voorbereiding op volgende pandemie» van 26 september jongstleden?1
Ja.
Op welke manieren wordt informatie tussen wetenschappers van verschillende vakgebieden opgeslagen en gedeeld? Welke knelpunten zijn er met betrekking tot het delen van informatie tussen datasystemen, organisaties en wetenschappers?
Momenteel worden informatie en gezondheidsdata tussen wetenschappers, datasystemen en organisaties van verschillende vakgebieden op diverse en versnipperde manieren opgeslagen en gedeeld. Organisatorische, maatschappelijke, juridische en technische knelpunten belemmeren het delen van gezondheidsdata. Zoals het ontbreken van een nationale gezondheidsdata infrastructuur, geen unieke koppelsleutel om databronnen te kunnen koppelen, verschillende standaarden om informatie makkelijk te kunnen delen, maar ook onduidelijkheid en handelingsverlegenheid over wie zeggenschap heeft over de data en informatie. Ook is er gebrek aan duidelijkheid over wet- en regelgeving, zoals toestemming voor het delen van informatie. Er wordt gewerkt aan het structureel oplossen van de grootste knelpunten in het zgn. obstakel verwijder traject samen met de Ministeries van OCW en van EZK, Health-RI en het veld.
Daarnaast is elektronische gegevensuitwisseling een van de thema’s waar bij de derde tranche van de wijziging van de Wet publieke gezondheid (hierna Wpg) naar gekeken wordt. De komende periode wordt nader geanalyseerd en uitgewerkt welke mogelijke aanvullende instrumenten en wetgeving (waaronder in de Wpg) er nodig zijn voor het delen van informatie tussen datasystemen, organisaties en wetenschappers in de publieke gezondheid.
Deelt u de conclusie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) dat ervaringen uit de zorg een prominente plek moeten krijgen in beleidsadvies? Zo ja, hoe gaat u er dan voor zorgen dat dit gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik onderschrijf dat ervaringen uit de zorg een prominente plek moeten krijgen in beleidsadvies. Zoals vermeld in de brief over de beleidsagenda pandemische paraatheid van april jl.2 zullen we bij de uitwerking van het beleidsprogramma de partijen uit het veld betrekken. Ik heb u recent geïnformeerd over de uitwerking van het beleidsprogramma, waar het rapport van de KNAW een belangrijke inspiratie voor vormt.3
Deelt u de opvatting van de KNAW dat Nederland te weinig steekproeven doet en dat de metingen uit rioolwater niet fijnmazig genoeg zijn? Zo nee, waarom niet? Hoeveel steekproeven worden er gemiddeld gedaan en wat is het geadviseerde aantal?
Deze opvatting deel ik niet. Sinds 2020 is het rioolwateronderzoek in een stroomversnelling geraakt door de COVID-19-pandemie en staat er een zeer fijnmazige infrastructuur voor de Nationale Rioolwatersurveillance (NRS). Sinds november 2021 analyseert het RIVM vier keer per week rioolmonsters op SARS-CoV-2, van alle ruim 300 rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s). In totaal levert dat gemiddeld 1.200 monsters per week op. Hiermee omvat de monitoring het rioolwater afkomstig van meer dan 99% van de bevolking. Met de bestaande infrastructuur is er voldoende zicht op de viruscirculatie op landelijk, regionaal en op gemeenteniveau. Met de meetfrequentie van vier keer per week kunnen bovendien (lokale) virusoplevingen vroegtijdig worden gesignaleerd.
Bent u op de hoogte van het feit dat de KNAW aangeeft dat er in een aantal Europese landen wel een landelijk beeld is waaruit informatie direct wordt gekoppeld aan statistieken, bijvoorbeeld over wijken of achtergronden van mensen? Bent u bekend met deze landen? Zo ja, bent u bereid te kijken naar voorbeelden uit dergelijke landen om te zien of en hoe deze toepasbaar zijn voor Nederland?
Ja ik ben hier bekend mee. In bepaalde onderzoeken vanuit het RIVM, zoals het onderzoek waarin gekeken wordt naar de effectiviteit van vaccinaties, gebeurt dit ook. Het is mijn wens om data op bredere schaal te koppelen bij het CBS zodat deze toegankelijk gemaakt kan worden voor onderzoek. Deze ambitie heb ik met de op 1 april 2022 verstuurde Kamerbrief over langetermijnstrategie COVID-194, al eerder met uw Kamer gedeeld. Ook heb ik u in de Kamerbrief, die verstuurd is op 18 november jl., laten weten wat de huidige status van de datakoppelingen is ten behoeve van het oversterfteonderzoek5. Voor een verdere update, de planning en mijn ambities hierin verwijs ik u graag naar deze brief.
Deelt u de mening dat het in een geval van een pandemie belangrijk is dat wetenschappers snel moeten beschikken over data uit verschillende studies zodat zij hierop hun advies kunnen baseren?
Ja, daar ben ik het mee eens. Daarom werkt het Ministerie van VWS samen met de Ministeries van EZK en van OCW, Health RI en het veld aan het structureel oplossen van de grootste knelpunten om gezondheidsdata met elkaar te kunnen delen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Ook investeer ik in kennis en innovatie en verbeterde gegevensuitwisseling op het terrein van pandemische paraatheid, zoals te zien in de beleidsagenda pandemische paraatheid en de VWS-begroting. Bovendien kan al gebruik gemaakt worden van bestaande infrastructuren zoals via het CBS en RIVM.
Indien uw antwoord op de vorige vraag positief is, waarom is er dan voor gekozen om de Wet Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg (Wegiz) in eerste instantie niet van toepassing te laten zijn op onder andere het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)? Kunt u toezeggen zo spoedig mogelijk een uitvoeringstoets te laten doen? Kunt u er op kortere termijn voor zorgen dat de Wegiz van toepassing is op het RIVM? Vanaf wanneer is dat mogelijk?
De Wegiz ziet alleen toe op het uitwisselen van data voor primair gebruik tussen zorgaanbieders. De reden hiervoor is de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Ik wil het uitwisselen van data voor onderzoeksdoeleinden (secundair gebruik) daarom op andere manieren bevorderen, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2. In aanvulling daarop heeft de Wegiz naar verwachting wel een positief effect op het secundair gebruik van zorgdata: de vastlegging van primaire zorggegevens wordt onder de Wegiz gestandaardiseerd, deze gegevens kunnen hierdoor makkelijker en sneller worden hergebruikt.
De lange-termijnaanpak Corona |
|
Liane den Haan (Fractie Den Haan) |
|
Kuipers |
|
|
Wordt er in de lange-termijnaanpak naar uw mening genoeg ingezet op het voorkomen van de verspreiding van het coronavirus in een vroeg stadium? Welke maatregelen worden daarvoor gebruikt?
Het kabinet wil de samenleving zo veel mogelijk open houden. Daartoe heeft het kabinet in de langetermijnstrategie twee nevengeschikte doelen geformuleerd: sociaal-maatschappelijke en economische continuïteit/vitaliteit, en het toegankelijk houden van de zorgketen voor iedereen. Om deze doelen te bereiken moet de verspreiding van het virus geremd worden. Dit is een verantwoordelijkheid voor ons allemaal: de overheid, de sectoren en de burgers.
In de beginfase wordt verspreiding in eerste instantie voorkomen door de basisadviezen op te volgen. De basisadviezen luiden: was vaak je handen, hoest en nies in je elleboog, blijf thuis bij klachten en doe een zelftest, zorg voor voldoende frisse lucht, en haal een vaccin, booster- of herhaalprik. De overheid zet mediacampagnes in om het belang van basisadviezen te onderstrepen. Naast de basisadviezen vanuit de overheid, is er in de langetermijnstrategie van de overheid, in overleg met sectoren, gekeken naar maatregelen die ter preventie kunnen worden getroffen om de virusverspreiding te remmen. Het naleven en benadrukken van de basisadviezen vormt een belangrijk onderdeel van de basis- en preventiemaatregelen in de sectorplannen. Andere veel voorkomende voorbeelden van preventieve maatregelen in de sectorplannen zijn: adequate ventilatie, hygiëne- en schoonmaakprotocollen, looproutes, spat- en kuchschermen, druktemeters, gezondheidschecks, mondkapjesadvies, thuiswerkadvies en het gebruik van zelftesten. Door in te zetten op basis- en preventiemaatregelen wordt de verspreiding van het virus – en verdergaande (contactbeperkende) maatregelen – voorkomen of vertraagd. Het openhouden van de samenleving vraagt dus om een preventieve aanpak waar wij allen een verantwoordelijkheid voor dragen.
Kunt u aangeven welk wetenschappelijk bewijs er is dat aantoont dat de inzet van spat- en kuchschermen helpt in de strijd tegen corona? Kunt u de wetenschappelijke onderzoeken die dit aantonen, bijvoegen?
Het RIVM maakt vanuit infectiebestrijdingslogica onderscheid tussen bronmaatregelen, collectieve maatregelen en individuele maatregelen.1 Bronmaatregelen – maatregelen om verspreiding van corona vanuit een bron (een besmettelijke persoon) te voorkomen – zijn de meeste effectieve maatregelen om verspreiding te stoppen. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn thuisblijven bij klachten en in isolatie gaan na een positieve test. Dit is ook de reden dat het kabinet hamert op het belang van het opvolgen van de basisadviezen. Collectieve maatregelen (zoals de 1,5 meter afstandsnorm, een algemeen mondneusmaskeradvies, adequate ventilatie en spat- en kuchschermen) alsook individuele maatregelen (zoals het dragen van medisch mondneusmasker in drukke binnenruimtes door kwetsbaren) dienen ter afscherming van het restrisico.
Het vaststellen van de effectiviteit van een individuele maatregel op zichzelf is moeilijk, omdat het afhankelijk is van diverse factoren die in de tijd kunnen veranderen. Zo is een spat- of kuchscherm effectief als het op de juiste manier en consequent gebruikt wordt. Daarnaast kijkt het RIVM bij het adviseren van maatregelen naar de som van de maatregelen die gezamenlijk – en in onderlinge samenhang – effectief zijn om de R-waarde te laten zakken.
Kunt u aangeven waarom gekozen is voor de inzet van het coronatoegangsbewijs? Heeft dat bij de vorige uitbraken gewerkt? Voorkomt dit bewijs dat mensen met een besmetting alsnog de deur uitgaan en anderen besmetten?
Een aantal sectoren hebben in hun sectorplannen aangegeven het coronatoegangsbewijs (CTB) als enig werkbaar alternatief te zien om renderend open te kunnen blijven tijdens een zware opleving van het coronavirus. Zonder een alternatieve maatregel zal een maatregel zoals 1,5-meter afstand een grote negatieve impact hebben op het bedrijfsmodel van een aantal ondernemers.
De TU Delft heeft in 2022 op basis van de Deltavariant en de Omikronvariant onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het CTB, en concludeert dat het CTB invloed kan hebben op het verlagen van het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames onder bezoekers van een CTB-locatie. Verder concluderen de onderzoekers dat de effectiviteit van het CTB in het afremmen van de epidemie afhankelijk is van de epidemiologische context (immuniteit onder de bevolking, vaccineffectiviteit en circulerende virusvarianten), het type CTB dat wordt ingezet (1G, 2G of 3G) en de breedte waarmee het CTB wordt ingezet.2 Zowel de Raad van State als de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)3 als het Maatschappelijk Impact Team (MIT)4 geven aan dat het CTB één van de maatregelen is die nodig kan zijn voor het bestrijden van het coronavirus in de zwaardere scenario’s. Daarom pleiten deze partijen voor het opnemen van deze maatregel in de gereedschapskist.
Het CTB kan, in combinatie met andere maatregelen geldend in een specifieke setting, het risico op verspreiding van het virus verkleinen.
Op dit moment bestaat er geen wettelijke grondslag voor het CTB. Deze grondslag is ook niet voorzien in de Eerste tranche Wpg. Een wetsvoorstel dat onder voorwaarden de inzet van het CTB mogelijk maakt, valt wat het kabinet betreft te overwegen ter ondersteuning van de sectorplannen. Voorwaardelijk hieraan is dat er in uw Kamer draagvlak bestaat voor een dergelijk wetsvoorstel. Hierover gaat het kabinet graag met uw Kamer in gesprek.
Kunt u aangeven hoe en wanneer de motie van het lid Den Haan1 wordt uitgevoerd?
De sectoren hebben hun concept-sectorplan medio juli aangeleverd. Vervolgens hebben diverse experts naar de plannen gekeken. Het gaat hierbij om infectiepreventiespecialisten, arbeidshygiënisten, de RIVM-gedragsunit en juristen van de betrokken departementen. Medio augustus hebben de sectoren de reflecties van voornoemde experts ontvangen. De reflecties dienden als input voor het aanscherpen van de sectorplannen waar nodig. Op basis van de reflecties en adviezen hebben de sectoren eind augustus hun definitieve plannen ingediend.
De sectorplannen zijn vervolgens gewogen door de betrokken ministeries, waarbij is gekeken of de feedback van experts in voldoende mate is verwerkt, en of daarmee sprake is van voldoende solide plannen, zodat in verschillende scenario’s handelingsperspectief bestaat. Hierbij is ook de reflectie van het responsteam van het RIVM meegenomen.7 Vervolgens heeft het kabinet, op basis van de sectorplannen, maatregelenladders opgesteld. Deze maatregelenladders zijn in de meeste gevallen een gecomprimeerde vorm van de sectorplannen. Dit zorgt voor meer uniformiteit, overzicht, en draagt bij aan duidelijke communicatie. Voor sommige sectoren is op bepaalde onderdelen afgeweken van de sectorplannen. Zo is de volgorde van de te nemen maatregelen soms aangepast om meer eenduidigheid tussen sectoren te creëren (bijvoorbeeld een voorgestelde maatregel verplaatst van de interventiefase naar preventiefase). Daar waar sectoren in hun sectorplan geen interventiemaatregelen hebben aangegeven, zijn de meest passend geachte maatregelen door het kabinet aangevuld. Deze aanvulling is in de maatregelenladders duidelijk kenbaar gemaakt door het gebruik van een andere kleur in de maatregelenladder (blauw), zodat het meteen duidelijk is welke maatregelen vanuit sectoren zelf zijn aangedragen, en welke maatregelen een aanvulling zijn vanuit het kabinet. Zo maakt het kabinet kenbaar wat de appreciatie van de overheid is.
Het kabinet heeft daarmee kaders opgesteld voor de sectorplannen, regie gevoerd en heeft de plannen integraal getoetst op tegengestelde belangen. In combinatie met het borgen van de positie van mensen met een kwetsbare gezondheid (zie het antwoord op vraag 3) beschouw ik de motie hiermee als afgedaan.
Kunt u aangeven hoe de positie van mensen met een kwetsbare gezondheid worden geborgd in de lange termijnaanpak die er nu ligt? Wat gaat u doen met de constatering van het responseteam van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat het in de maatregelenladder specifieke maatregelen mist om de meest kwetsbaren in de samenleving te beschermen en ook zijn er geen maatregelen om kwetsbaren in staat te stellen zichzelf te beschermen?
Allereerst is de najaarsvaccinatieronde gestart met het vaccineren van 60-plussers en medische (hoog)risicogroepen, aangezien zij het meest kwetsbaar zijn. Het kabinet houdt binnen de langetermijnstrategie rekening met één of meerdere vaccinatierondes in 2023, al dan niet specifiek voor bepaalde groepen die een verhoogd risico lopen. Daarnaast verstrekt het kabinet – via apotheken – persoonlijke beschermingsmiddelen en zelftesten aan medisch kwetsbaren, en degenen die voor hen zorgen. Deze regeling loopt vooralsnog tot 1 januari 2023. Verder wordt er periodiek overlegd met patiëntenfederaties en cliëntenorganisaties, en is het alternatieve langetermijnplan van VergeetOnsNietErnst (#VONE) meegenomen. Dit plan bevat aanbevelingen die gericht zijn op de positie van mensen met een kwetsbare gezondheid. Een groot deel van deze aanbevelingen werd al toegepast of is overgenomen bij de verdere uitwerking van de langetermijnaanpak. Zoals bijvoorbeeld de verkenning naar een post-covid expertisecentrum, aandacht voor communicatie naar groepen die minder goed te bereiken zijn en het voornemen om een publiekscampagne over het beschermen van kwetsbare groepen te starten. Daarnaast worden mensen met een beperking of chronische ziekte vertegenwoordigd in de praktijkkringen van het MIT. Het MIT benut deze praktijkkringen met maatschappelijke organisaties om te beschikken over actuele kennis, informatie en inzichten voor hun advies.
Het kabinet heeft daarnaast sectoren, bij het opstellen van sectorplannen, expliciet gevraagd aandacht te hebben voor kwetsbare groepen (conform motie Paulusma).5 Sectoren hebben hiervoor een handreiking ontvangen. Infectiepreventiespecialisten en arbeidshygiënisten hebben in hun feedback aan sectoren ook aandacht gevraagd voor kwetsbare groepen (voor zowel bezoekers als voor medewerkers). In de opgestelde maatregelenladders zijn kwetsbare groepen als één van de algemene aandachtspunten benoemd.
Het kabinet ziet dat verschillende sectoren hun eigen ervaringen en inzichten van de afgelopen ruim twee jaar met betrekking tot kwetsbaren groepen hebben verwerkt in de sectorplannen.
Kunt u aangeven wat de laatste stand van zaken is van de onderhandelingen over de antivirale middelen Paxlovid en Lagevrio?
Vanuit de Europese Commissie heb ik begrepen dat er recent vorderingen zijn gemaakt in de onderhandelingen over Paxlovid en dat zij binnenkort een eindresultaat verwachten. Daarnaast heeft de firma een vergoedingendossier voor Paxlovid ingediend, waardoor het hopelijk ook binnen afzienbare termijn op de normale wijze beschikbaar zal komen. Voor Lagevrio geldt dat de vertraging debet is aan het feit dat het middel nog geen handelsvergunning heeft.
Wat is de stand van zaken van de distributie van het middel Evusheld? Kunt u aangeven hoeveel mensen met een kwetsbare gezondheid het middel inmiddels hebben gekregen?
Het middel wordt zeer beperkt ingezet door behandelaren. Ik kan geen uitspraken doen over exacte aantallen omdat de uitleveringen van het RIVM niet één-op-één corresponderen met daadwerkelijke toedieningen van het middel.
Heeft u kennisgenomen van de lange-termijnaanpak in Duitsland? Deelt u de mening dat deze plannen duidelijker en logischer zijn? Zo nee, waarom niet? Zijn er punten uit de aanpak van Duitsland die Nederland zou kunnen overnemen?
Ik ben bekend met de Duitse strategie. Vooraf wil ik opmerken dat er in Duitsland een verschil is tussen de verantwoordelijkheden op federaal niveau en op lokaal niveau. In de Duitse strategie wordt voor het komende najaar onderscheid gemaakt in twee verschillende aanpakken; het winterbanden- en sneeuwkettingenscenario. Het winterbandenscenario bevat een aantal maatregelen die uit voorzorg getroffen worden; dit scenario is per begin september van kracht. Het sneeuwkettingenscenario bevat zwaardere maatregelen die achter de hand gehouden worden.
De maatregelen die Duitsland neemt, komen ook terug in de gereedschapskist in Nederland, met uitzondering van maatregelen die lijken op een coronatoegangsbewijs. Het grootste verschil met Duitsland is dat wij in Nederland op dit moment geen wettelijke grondslag hebben om maatregelen te treffen uit voorzorg of wanneer de epidemiologische situatie vraagt om zwaardere maatregelen ter bestrijding van het virus. Bovendien zijn er ook in Nederland sectoren die zonder het gebruik van een coronatoegangsbewijs geen alternatief hebben voor stevige maatregelen, zoals een afstandsplicht of een mondkapjesplicht.
De impact van geldstress en schulden op de (mentale) gezondheid van mensen |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u zich ervan bewust dat geldstress kan leiden tot meer mentale en ook fysieke klachten?1
Ja, uit diverse onderzoeken blijkt dat er een sterke wisselwerking is tussen armoede en gezondheid. Het recente advies «Van schuld naar schone lei» van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) bevestigt dat schulden ook een volksgezondheidsprobleem zijn2. Mensen met problematische schulden hebben vaker te maken met psychische klachten en/of stoornissen, ze ervaren meer en vaker lichamelijke klachten en beperkingen. Tegelijkertijd spelen gezondheidsproblemen vaak een cruciale rol bij problematische schulden.
Verwacht u dat de druk op de zorg zal toenemen, specifiek op de huisartsen en ggz, nu steeds meer mensen niet rond kunnen komen? Zo ja, gaat u extra maatregelen nemen om ondersteuning te bieden? Zo nee, waarom niet?
We weten dat er een verband is tussen stress vanwege geldzorgen en de fysieke- en mentale gezondheid. Huisartsen en GGZ-hulpverleners zien dit ook terug in hun praktijk. In welke mate de economische situatie doorwerkt in de zorg is op voorhand niet te zeggen. Dit kabinet neemt maatregelen gericht op het borgen van bestaanszekerheid, schulden te voorkomen en op te lossen. Ik verwijs hiervoor naar de Kamerbrief «Aanpak geldzorgen, armoede en schulden» 3 van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, van 12 juli. Deze aanpak is breed en richt zich onder andere op vroeg signalering, en daarbij snellere en beter toegankelijke hulp en meer mogelijkheden om uit geldzorgen te blijven en schulden te voorkomen en sneller uit schulden te komen.4 Daarbij werken het Ministerie van VWS en SZW samen aan verschillende acties om de samenwerking tussen het zorg- en het sociaaldomein te versterken. Bijvoorbeeld het ondersteunen en stimuleren van samenwerking tussen sociaal domein, huisartsenzorg en ggz voor van huisartsenpraktijken met het signaleren en bespreekbaar maken van geldzorgen, en het warm overdragen van patiënten naar schuldhulpverlening.5 Hierdoor zijn patiënten beter geholpen, verminderd de druk op de zorg en hebben gemeenten problemen eerder en beter in beeld. Ook hebben SZW en VWS de SER om advies gevraagd over maatregelen binnen het stelsel van de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid en het sociaal domein om gezondheidsachterstanden aan te pakken. Het advies van de SER kan mogelijk bijdragen aan het terugdringen van gezondheidsachterstanden.
Naast bovenstaande maatregelen ben ik samen met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de bewindspersonen van SZW en OCW de landelijke aanpak «Mentale Gezondheid: van ons allemaal» gestart.6 Wij zetten daarmee in op een beweging voor een mentaal gezond Nederland. De mentale gezondheid van de Nederlandse bevolking staat namelijk al langer onder druk. Dit als gevolg van verschillende sociaal maatschappelijke ontwikkelingen waaronder geldzorgen door de stijgende (energie)kosten. Eén van de activiteiten die we vanuit de aanpak ondernemen op het gebied van ondersteuning is dat we samen met Mind Us kijken hoe we de inzet van laagdrempelige inloopmogelijkheden voor mensen kunnen verbeteren, onder andere door deze beter in kaart te hebben en daarmee beter vindbaar te maken. Ook werken we samen met MIND Us aan het beter verbinden van deze initiatieven in de buurt met belangrijke vindplekken online, zoals chats en websites, maar ook luisterlijnen. Met deze activiteiten zetten we in op het versterken van de mentale gezondheid van alle Nederlanders en bieden we laagdrempelige ondersteuning waar gewenst.
Hoe neemt u deze kennis mee in discussies binnen het kabinet over maatregelen tegen de stijgende energierekening?
Deze kennis neem ik en mijn collega’s in het kabinet mee in de gesprekken over maatregelen en oplossingen tegen de stijgende energierekening. Het kabinet heeft onlangs aanvullende maatregelen genomen om de hoge energieprijzen te compenseren. 7 Nog voordat het prijsplafond vanaf 1 januari in werking treedt, krijgen huishoudens al een tegemoetkoming van 190 euro in de maanden november en december.8
Deelt u onze mening dat de impact van maatregelen op de (mentale) gezondheid van mensen zou moeten worden meegenomen in beleidskeuzes over de stijgende energierekening? Zo ja, hoe gebeurt dat nu? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is zich ervan bewust dat gezondheidsvraagstukken sociale vraagstukken zijn en visa versa. Dit versterkt onze ambities om financiële problemen te voorkomen en op te lossen. De investeringen in sociale vraagstukken kennen domein overstijgende baten. Het kabinet werkt mede daarom hard aan maatregelen gericht op het ondersteunen van de mensen die het hardst worden geraakt door de stijgende energierekening.9
Hoe zijn de gevolgen van geldstress op de (mentale) gezondheid meegenomen in de overwegingen om tot een fonds energieschulden te komen, waarmee mensen alleen worden geholpen als ze al zwaar in de financiële problemen zitten en dus al de schadelijke gevolgen van geldstress hebben ervaren?
Het kabinet heeft verschillende maatregelen getroffen om geldzorgen, -stress, schulden en armoede zoveel mogelijk te voorkomen en terug te dringen. We staan aan de lat voor een grote opgave. Dat wil niet zeggen dat het kabinet de doelstellingen laat varen. Het kabinet versterkt met een uitzonderlijk groot pakket aan koopkrachtmaatregelen in de Miljoenennota 2023 de inkomenspositie van mensen om de negatieve effecten van de hoge prijzen te dempen. In aanvulling hierop heeft het kabinet op 20 september 2022 aangekondigd met aanvullende maatregelen ten aanzien van de energierekening te komen, waaronder de instelling van een tijdelijk prijsplafond voor kleinverbruikers, zoals huishoudens, zzp’ers en kleine bedrijven10. Door dit plafond worden schommelingen in de energieprijzen deels opgevangen door de overheid en ontstaat er voor kleinverbruikers meer zekerheid over de energiekosten.
Ondanks alle maatregelen, en de energiebesparende maatregelen die men zelf kan nemen, kan de situatie zich voordoen dat er toch huishoudens zijn die in de financiële problemen komen. Zonder hulp zullen deze huishoudens problematische schulden gaan opbouwen. Om dit te voorkomen wordt momenteel de mogelijkheid van een tijdelijk noodfonds verkend.
Deelt u onze mening dat het voor het mentale welzijn beter zou zijn om mensen te helpen voordat ze in de geldproblemen komen (bijvoorbeeld door een prijsplafond voor energie) dan als ze al grote geldproblemen hebben (bijvoorbeeld via het fonds energieschulden)? Zo ja, hoe kunnen mensen dit terug gaan zien in kabinetsbeleid? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het altijd beter is om geldproblemen te voorkomen. Daarom heeft het kabinet verschillende maatregelen genomen om financiële problemen te voorkomen, zoals een tijdelijk prijsplafond voor gas en elektriciteit, het verhogen van sociaal minimum en de intensivering van vroegsignalering en een korting op de energie rekening in november en december 2022.
Hoe verhoudt de keuze voor een fonds energieschulden zich tot de inzet van dit kabinet op preventie bij mentale gezondheid? Staan deze twee zaken niet haaks op elkaar?
Nee. Het kabinet neemt maatregelen om financiële problemen te voorkomen én op te lossen, zoals in het antwoord op vraag 6 is geschetst. De situatie kan zich voordoen dat er toch huishoudens zijn die in de financiële problemen komen. Voor die groep wordt nu de mogelijkheid van een tijdelijk noodfonds verkend.
Met de kabinetsbrede aanpak «Mentale Gezondheid: van ons allemaal» zet ik mij samen met mijn collega’s uit het kabinet, mensen uit de doelgroep en verschillende betrokken veldpartijen in op het bevorderen van de mentale gezondheid. Want de urgentie om gezamenlijk aan de slag te gaan op mentale gezondheid is hoog. Er bestaan namelijk al langer zorgen over de mentale gezondheid van de Nederlandse bevolking. Zo noemt de Volksgezondheidstoekomstverkenning 2020 dit een van de grootste gezondheidsrisico’s voor de toekomst.11 We hebben bij het uitwerken van de aanpak aandacht voor achterliggende problematiek en sociaal maatschappelijke vraagstukken (zoals armoede, bestaanszekerheid, sociale basis etc.) en zetten in op een mental health in all-policies benadering.
De oversterfterapportage en immuungecompromitteerde personen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat in het Rapport Sterfte en Oversterfte 2020 en 2021 ca. 135.000 goed geïdentificeerde immuungecompromitteerde personen1 zijn weggelaten uit het onderzoek «Risico op overlijden kort na vaccinatie»2, in een periode dat meer dan 3.000 doden niet konden worden verklaard en de speculatie daarover in de media?
Het onderzoek dat door het CBS en het RIVM is uitgevoerd, gaat over de periode tot en met januari 2022. Zoals in het rapport is aangegeven, zijn immuungecompromitteerde patiënten die drie vaccinaties hebben ontvangen niet in de analyse over de boostervaccinatie meegenomen. Hun derde dosis maakte namelijk deel uit van de basisserie. De meeste immuungecompromitteerde patiënten hebben hun boosterdosis pas na de onderzoeksperiode ontvangen. De analyse naar het risico op overlijden na de eerste en tweede dosis van het vaccin is wel uitgevoerd voor deze groep. Hierin is geen verhoogde kans op overlijden aangetoond.
Kunt u verklaren waarom deze groep mensen niet is meegenomen in dit onderzoek? Vindt u niet dat deze groep er, mede gezien het monitoring-advies van de Gezondheidsraad en vanwege het verhoogde risico op (ernstige) bijwerkingen bij deze personen, niet mag ontbreken in een onderzoek naar het risico op sterfte direct na vaccinatie in een periode dat ruim 3.000 doden niet kunnen worden verklaard? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om te onderzoeken hoeveel mensen uit de groep immuungecompromitteerde personen die geregistreerd staat in het vaccinatieregister in de weken direct na vaccinatie zijn overleden? Wilt u het CBS en/of het RIVM vragen om dit specifieke onderzoek alsnog te verrichten, zodat meer inzicht kan worden verkregen in de onverklaarde sterfte? Zo nee, waarom niet?
Momenteel loopt een door ZonMw begeleid onderzoek naar oversterfte in traject 3 van het oversterfteonderzoek, dat in het laatste kwartaal van 2022 zal starten. De resultaten van het oversterfteonderzoek door het CBS en het RIVM geven geen aanleiding tot aanvullend onderzoek naar betreffende groep immuungecompromitteerde personen. Zoals ik in eerdere antwoorden op vragen van het lid Van Haga heb aangegeven3 is er brede wetenschappelijke consensus over de effectiviteit van de vaccins in het voorkomen van ernstige ziekte en sterfte door COVID-19 en de geringe kans op ernstige bijwerkingen na vaccinatie. Vermoedens van bijwerkingen, waaronder overlijden, worden zoals eerder aangegeven gemeld via Bijwerkingencentrum Lareb. Lareb is leidend bij de beoordeling van bijwerkingen en risico’s na vaccinatie. De cijfers van het Lareb en de wetenschappelijke inzichten op dit terrein geven op dit moment voor mij geen aanleiding voor een vervolgonderzoek.
Bent u op de hoogte dat sterfte door Covid-19 uit hoofdstuk zes van het onderzoek is weggelaten, omdat de vaccins volgens het onderzoek beschermen tegen Covid-19 sterfte? Zo ja, hoe reflecteert u dan op het feit dat de bescherming van vaccinatie pas na enige tijd optreedt en dat inmiddels is aangetoond dat in de directe periode na vaccinatie zelfs een verhoogde kwetsbaarheid kan optreden? Kunt u uitleggen waarom daar in dit onderzoek anders naar wordt gekeken?
In hoofdstuk 6 van het rapport wordt het risico op overlijden kort na vaccinatie op populatieniveau onderzocht, om te bepalen of vaccinatie kan hebben bijgedragen aan oversterfte als gevolg van eventuele bijwerkingen. Vanwege het bewezen beschermende effect van vaccinatie tegen overlijden aan COVID-19, is in deze analyse overlijden door COVID-19 niet meegenomen. Het onderzoek toont aan dat er in de eerste weken na vaccinatie geen verhoogde kans is op overlijden met een andere oorzaak dan COVID-19. De analyses zijn ter controle nogmaals uitgevoerd mét COVID-19 als doodsoorzaak. Ook deze analyse toont geen verhoogd risico aan voor overlijden na vaccinatie.
Het is niet zo dat na vaccinatie een verhoogde kwetsbaarheid optreedt. Wel is bekend dat bijwerkingen mogelijk hebben bijgedragen aan het verslechteren van een al kwetsbare gezondheidssituatie of sluimerende conditie al dan niet door hoge leeftijd. Het gaat om bekende bijwerkingen van de coronavaccins zoals koorts, misselijkheid en algemene malaise. Er is dus geen sprake van verhoogde kwetsbaarheid, maar van mensen die al erg kwetsbaar zijn.
Hoe verhoudt deze conclusie zich tot hoofdstuk vijf van dit onderzoek, waarin juist wel wordt uitgegaan van het feit dat er direct na vaccinatie nog geen bescherming tegen Covid-19 bestaat? Kunt u deze discrepantie uitgebreid verklaren?
De onderzoeksvraag in hoofdstuk 5 was een andere. Hierin is de vaccineffectiviteit tegen het overlijden aan COVID-19 onderzocht. Het lichaam heeft na de vaccinatie enige tijd nodig om voldoende antistoffen op te bouwen om een optimale bescherming te bieden tegen COVID-19. Daarom is gekeken naar zowel de categorie «basisserie deels», die ingaat vanaf de dag van de eerste toediening, als «basisserie volledig», die ingaat twee weken na de tweede dosis. In de periode januari 2021-januari 2022 was de kans op overlijden aan COVID-19 zoals geregistreerd in het doodsoorzakenregister veel kleiner voor gevaccineerde personen dan voor ongevaccineerde personen.
Wilt u het ontbreken van de informatie over verhoogde kwetsbaarheid en kans op sterfte direct na coronavaccinatie bij immuungecomprommiteerde personen bij het CBS en het RIVM adresseren en dit alsnog laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
De door het CBS gebruikte, gereviseerde Covid-19 data geeft twee tot bijna zes keer zoveel geregistreerde Covid-19 sterfte3 dan de cijfers die het RIVM (en de Wereldgezondheidsorganisatie en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)4) hanteren, met name in de periode dat de booster en de herhaalprik werden verstrekt, kunt u, vanuit medisch perspectief, uitleggen waarom er zoveel door het CBS in revisie ontdekte Covid-19 sterfte tijdens de vaccinatieperiode onopgemerkt is gebleven en kunt u uitsluiten dat het CBS niet te voortvarend te werk is gegaan bij de revisie?
Zoals ik op 23 september jl. in de beantwoording6 van schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 31 augustus jl. reeds heb aangegeven, wordt het verschil in de sterftecijfers van het RIVM en de oversterftecijfers van het CBS verklaard door het verschil in bronnen. Het RIVM baseert zich bij de cijfers op het aantal overleden COVID-19-patiënten dat gemeld is aan het RIVM. Het werkelijke aantal overleden COVID-19-patiënten is hoger dan het aantal overleden personen gemeld aan het RIVM, omdat er geen meldingsplicht geldt voor overlijden aan COVID-19. De cijfers van RIVM worden echter door WHO en ECDC overgenomen, mogelijk omdat de cijfers vanuit de doodsoorzakenstatistiek die het CBS publiceert (die gebaseerd zijn op de door artsen ingevulde doodsoorzaakverklaringen) veel later beschikbaar zijn dan sterftecijfers. Tijdens de technische briefing van 15 september jl. is hier door het CBS ook een uitvoerig antwoord op gegeven. Daarnaast verwijs ik u naar de uitlegpagina over de sterftecijfers in het dashboard op de rijksoverheid.nl7.
Kunt u met cijfers onderbouwd uitsluiten dat de opvallend hoge sterfte die het CBS na revisie van de doodsoorzaken tijdens de vaccinatieperiodes signaleert geen verhoogde kans op Covid-19 vlak na vaccinatie impliceert? Zo ja, kunt u deze data openbaar maken?
Zie de antwoorden op vraag 3 en vraag 7.
Kunt u garanderen dat een potentieel verhoogde kans op sterfte direct na coronavaccinatie door uitsluiting van Covid-19 sterfte vlak na vaccinatie niet onopgemerkt blijft? Zo ja, kunt dit uitgebreid toelichten?
Meldingen van bijwerkingen worden zorgvuldig geanalyseerd en gemonitord door onder andere Lareb, het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Hieronder vallen ook meldingen van overlijden na vaccinatie. Zoals ik onder andere in reactie op Kamervragen van het lid Van Haga van 29 augustus jl.8 heb aangegeven, wil een melding van een bijwerking niet altijd zeggen dat het ook daadwerkelijk om een bijwerking gaat. Tot op heden is er geen verband gevonden tussen overlijden en de door de EMA-goedgekeurde COVID-19-vaccins. Lareb blijft dit voortdurend monitoren. Er is brede wetenschappelijke consensus over het gegeven dat de voordelen van vaccinatie tegen COVID-19 opwegen tegen de geringe kans op (ernstige) bijwerkingen.
Het artikel ‘Voor altijd een piep in je oor’ |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Voor altijd een piep in je oor»?1
Ja.
Deelt u onze grote zorgen over de grote toename van mensen met ernstige gehoorschade en het feit dat deze groep steeds jonger wordt? Zo ja, welke acties hebt u ondernomen om dit tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel uw zorgen. Het ministerie heeft samen met partijen uit de sector het Derde Convenant Preventie Gehoorschade gesloten waarbij onder andere poppodia, de evenementensector, sportscholen en de bioscopen zijn aangesloten. In het convenant zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het maximale geluidsniveau en het laten uitvoeren van geluidsmetingen en ook wordt er met de I Love My Ears-campagne ingezet op voorlichting. Daarnaast wordt in het kader van het convenant kennis verzameld en onderzoek uitgevoerd.
Hoe kunnen we oortesten bij jongeren structureel inbedden in ons preventiebeleid en welke instanties hebben hier een rol in?
Momenteel wordt in Nederland het gehoor gescreend bij pasgeborenen en bij kinderen van 4 tot 6 jarige leeftijd door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ).
Eerder dit jaar heeft VeiligheidNL een haalbaarheidsstudie uitgevoerd over de haalbaarheid en de praktische mogelijkheden van een uitbreiding op deze bestaande gehoorscreenings. Daarnaast heb ik de Gezondheidsraad gevraagd om een advies uit te brengen over optimalisatie van de gehoorscreening bij jongeren. Dit advies wordt in 2024 verwacht.
Welke stappen om te komen tot aanscherping van de decibelnorm heeft u gezet sinds het rapport Preventie gehoorschade?2
Ik heb de Gezondheidsraad om advies gevraagd over het maximaal geluidsniveau. Dit advies, waarbij wordt ingegaan op de laatste stand van de wetenschap, wordt in het najaar verwacht. Aan de hand van het advies zal ik mij beraden op de aanscherping van het maximaal geluidsniveau zoals we nu hebben afgesproken in het convenant.
Bent u bereid om wetgeving voor te bereiden nu er een Kamermeerderheid gloort voor een wettelijke verankerde afdwingbare decibelnorm, mede gezien de vrijblijvendheid van het huidige convenant? Zo ja, wanneer kunnen we dit verwachten? Zo nee, waarom niet?
Er is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor wetgeving in Nederland. In 2020 heeft Berenschot in opdracht van het ministerie een verkenning ingesteld naar wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen. De «Rapportage preventie gehoorschade» van 2021 behelsde een vervolgonderzoek van Berenschot waarbij gekeken werd naar een aantal concrete voorstellen voor een zorgplicht of alternatieve mogelijkheden. Het afgelopen jaar hebben we ons beraad op de voorgestelde mogelijkheden uit het rapport. Hierbij bleken niet alle richtingen even proportioneel te zijn. Het advies van de Gezondheidsraad zal ons handvatten geven om deze voorgestelde maatregelen in een breder kader te zien.
Bent u bereid om hierin de richtingen 2 en 4 uit het rapport van Berenschot te overwegen en te komen tot wetgeving waarin heldere handhaafbare normen staan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden ziet u verder voor aanscherping van de wet en regelgeving?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke termijn kunnen we maatregelen verwachten nu een Kamermeerderheid zich lijkt uit te spreken voor concrete stappen, waaronder ons voorstel om te komen tot wettelijke verankering van geluidsnormen?
Na het verschijnen van het advies van de Gezondheidsraad zal ik u informeren over mogelijk aanvullende maatregelen.
Wettelijke maatregelen om de kans op gehoorschade te beperken |
|
Mirjam Bikker (CU), Anne Kuik (CDA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat experts een «vloedgolf» aan nieuwe tinnituspatiënten voorzien?1
Ja.
Klopt het dat momenteel al ruim 2,5 miljoen Nederlanders – waaronder veel jongeren – op de een of andere manier aan (tijdelijke) tinnitus lijden?
Het aantal van 2,5 miljoen is afkomstig van de stichting TinnitusFree. Naar schatting van de Keel-Neus-Oorheelkunde Vereniging hebben 2 miljoen mensen last van tinnitus. In de wetenschappelijk literatuur variëren de prevalentiecijfers tussen de 3 en 34%. Deze grote range komt doordat de studies verschillen in meetmethodes, verschillende gradaties van tinnitus zijn uitgevraagd (tijdelijk, permanent en tinnitussyndroom) en er sprake is van verschillende mogelijke oorzaken.
Deelt u onze mening dat het huidige Convenant Preventie Gehoorschade te vrijblijvend is, aangezien niet alle relevante sectoren hieraan meedoen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat niet alle relevante sectoren zijn aangesloten bij het convenant. De achterblijvende dekkingsgraad van het convenant vind ik zorgelijk.
Herinnert u zich de reactie van uw voorganger op de aangenomen motie Kuik/Dik-Faber, waarin verzocht werd te onderzoeken hoe wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen en het toezicht op de naleving hiervan er in Nederland uit zouden kunnen zien?2, 3
Ja.
Welke van de twee uitvoeringsvarianten uit het rapport Preventie Gehoorschade Aanpak problematische blootstelling versterkte muziek van Berenschot heeft uw voorkeur: voortzetting en versterking van het convenant zonder zorgplicht (1) of invoering van een (wettelijke) zorgplicht, mét behoud van het convenant en decentrale toezicht & handhaving (2)?4
Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd om te adviseren over mogelijke verdere maatregelen die genomen kunnen worden in het kader van de preventie van gehoorschade. In het licht van dit advies zal ik mij beraden op de uitvoeringsvarianten zoals voorgesteld in het rapport van Berenschot.
Bent u – vanwege het acute en ernstige probleem – bereid het advies van de Gezondheidsraad niet af te wachten, maar per direct wetgeving voor te bereiden om een wettelijke zorgplicht (uitvoeringsvariant 2) door te voeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben ervan overtuigd dat we het advies van de Gezondheidsraad dienen af te wachten. Zij zullen mij op basis van de laatste stand van de wetenschap adviseren over hoe de verschillende beleidsinterventies in onderling verband kunnen worden bezien, waaronder een eventuele zorgplicht.
Klopt het dat het huidige (derde) convenant in december 2022 afloopt en dat ongeacht welke uitvoeringsvariant gekozen wordt, er een nieuw (vierde) convenant afgesloten moet worden? Zo ja, wat is hiervan de stand van zaken?
Het klopt dat het derde convenant op 6 december zou aflopen. Er is met de convenantpartners afgesproken om de looptijd van het huidige convenant met een jaar te verlengen. Reden hiervoor is dat de convenantagenda vertraging heeft opgelopen doordat bijna alle muziekactiviteiten ten gevolge van de Coronamaatregelen hebben stilgelegen. Komend jaar zal worden gebruikt om de achterstand in te halen. Ik beraad mij momenteel op de verschillende mogelijkheden voor het vervolg op het huidige convenant.
Deelt u de mening dat – ongeacht welke uitvoeringsvariant gekozen wordt – meer sectoren waar versterkte muziek wordt aangeboden aan zouden moeten sluiten bij het volgende convenant? Zo ja, welke acties onderneemt u om bijvoorbeeld de horeca aan te laten sluiten?
Ja. Het convenant is echter een samenwerking op vrijwillige basis en ik kan partijen niet verplichten om toe te treden. Ik heb de afgelopen periode meerdere gesprekken gevoerd met verschillende partijen, waaronder Koninklijke Horeca Nederland. Zij hebben vooralsnog besloten om niet aan te sluiten bij het convenant. Uiteraard zijn zij meer dan welkom om alsnog deel te nemen.
Deelt u de mening dat zowel de voorlichting als de handhaving in het kader van het convenant verbeterd moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke afspraken worden hierover in het vernieuwde convenant gemaakt?
Binnen het convenant wordt er veel ingezet op voorlichting en bewustwording met de I Love My Ears-campagne en ik zal hier verder in blijven investeren. Wat betreft handhaving houden de convenantpartners binnen het huidige convenant zelf hun voortgang in de gaten met behulp van onder andere geluidsmetingen en houden zij elkaar ook verantwoordelijk voor de nakoming van het convenant. Er is altijd ruimte voor verbetering. Komend jaar zal hierover gesproken worden met de convenantpartners, mede in het licht van de verschenen WHO-richtlijn.
Klopt het dat volgens Europese wetgeving sinds 2013 de volumebegrenzer van draadloze earpods of headphones standaard aan moet staan, maar dit in de praktijk niet het geval is? Welke acties kunt u ondernemen om er voor te zorgen dat volumebegrenzers wel standaard aan staan?5
Het klopt dat in een Europese norm is vastgelegd dat op persoonlijke muziekspelers de volumebegrenzer van earpods en koptelefoons standaard aan moet staan. De NVWA heeft recent geen meldingen ontvangen over onveilige earpods en ook geen signalen dat deze niet aan de wet voldoen. Naar aanleiding van de laatste berichtgeving in de media hierover heeft de NVWA echter besloten om alsnog nader te onderzoeken wat de risico’s van earpods en koptelefoons zijn en zij zal bezien of dit aanleiding geeft tot verdere actie.
Het bericht 'Grote giftige spin rukt op: in hele land gesignaleerd' |
|
Erik Haverkort (VVD), Thom van Campen (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid, minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grote giftige spin rukt op: in hele land gesignaleerd»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten in welke mate de valse wolfspin een gevaar voor mensen vormt?
Deze spin vormt voor mensen geen gevaar. De spinnendeskundige die in het krantenartikel kort wordt aangehaald, nuanceert in een later artikel in Nature Today2 en in het Jeugdjournaal3 zelf de berichtgeving rond de valse wolfspin. Incidenteel, wanneer de spin zich bedreigd voelt, kan de spin bijten. De beet van de valse wolfspin is vergelijkbaar met een wespensteek en kan bij uitzondering – net zoals in het geval van een wespensteek – een allergische reactie veroorzaken. Het geringe gevaar wordt ook bevestigd door de spinnendeskundige van het Nederlands Instituut voor Vectoren, Invasieve planten en Plantgezondheid (NIVIP) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Hoe verklaart u de stelling uit het artikel dat de valse wolfspin vergeleken met een jaar geleden twee keer zo vaak in Nederland gezien is?
De eerste waarneming van de valse wolfspin dateert uit 2007. Sindsdien wordt de soort geregeld waargenomen; hij heeft zich gevestigd, en neemt in aantal toe. Experts voorspellen de komende decennia verdere en snellere toename van het aantal introducties van exoten als gevolg van menselijke activiteiten. Vooral internationale handel, transport en toerisme dragen bij aan introductie van exoten in ons land. Intensief gebruik van land, water en zee en klimaatverandering vergroten vervolgens de kans op vestiging en verdere verspreiding van exoten. Dit lijkt ook het geval voor de valse wolfspin.
Wat is uw reactie op de constatering uit het artikel dat de valse wolfspin zich definitief in Nederland gevestigd heeft? In hoeverre is er meer onderzoek nodig om dit aan te tonen?
Op basis van het aantal waarnemingen kan worden geconcludeerd dat de valse wolfspin zich in Nederland gevestigd heeft. Aanvullend onderzoek is daarvoor niet nodig.
Klopt de constatering dat als de valse wolfspin zich in Nederland definitief gevestigd heeft, deze diersoort opgemerkt kan worden als een invasieve exoot?
De valse wolfspin is een uitheemse soort. Hij komt van nature onder meer in Zuid-Europa voor. Het is waarschijnlijk dat de valse wolfspin niet op eigen kracht in Nederland terecht is gekomen, maar hierbij «geholpen» is door de mens. Dat kan door bewuste introductie in ons milieu (zoals import en loslaten van dieren), maar ook onbedoeld. Bijvoorbeeld door het meeliften van de spin met (goederen-) transport, bagage of via kampeerspullen na een vakantie in Zuid-Europa. In geval van de valse wolfspin wordt aangenomen dat menselijk handelen op zijn minst heeft bijgedragen aan de introductie, en dan spreken we van een exoot. Indien een exoot schadelijk is voor natuur of anderszins, bijvoorbeeld doordat deze inheemse Nederlandse spinnen- of diersoorten (organismen) verdringt, dan spreken we van een invasieve exoot. Er zijn geen signalen dat de valse wolfspin schadelijk is voor de Nederlandse biodiversiteit.
Klopt het dat invasieve exoten teruggedrongen dienen te worden, vanwege hun negatieve effect op de biodiversiteit en daarmee de kwaliteit van onze leefomgeving?
Invasieve uitheemse soorten vormen een van de voornaamste bedreigingen voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten. Introductie van invasieve exoten in ons milieu dient daarom zoveel mogelijk te worden voorkomen. Als introductie in het milieu toch plaatsvindt, dan is de meest effectieve aanpak om de populatie in een zo vroeg mogelijk stadium van invasie proberen uit te roeien. In de praktijk blijkt uitroeiing echter niet altijd haalbaar.
In de Europese Unie komen duizenden soorten exoten (planten en dieren) voor. De meesten zijn nuttig en onschadelijk (zoals aardappel en tomaat). Echter, zo’n 10 tot 15% van de soorten blijkt in meer of mindere mate invasief. Binnen de Europese Unie is daarom afgesproken de aanpak te richten op zorgwekkende invasieve uitheemse soorten van de Europese Unielijst (verder: Unielijst). De Unielijst komt tot stand via een zorgvuldig proces van risicobeoordeling en Europese besluitvorming. De Europese Exotenverordening (Nr. 1143/2014) is van toepassing op de soorten van de Unielijst. De valse wolfspin staat niet op de Unielijst.
Wat is uw reactie op de causale relatie tussen klimaatverandering en de toename in invasieve exoten, zoals de valse wolfspin en de jachtkrabspin?
Het leefgebied van soorten verandert door klimaatverandering. In Nederland hebben zich laatste decennia nieuwe soorten gevestigd, soms door natuurlijke verspreiding en soms geholpen door de mens. Klimaatverandering kan maken dat invasieve exoten zich dankzij veranderde klimaatomstandigheden beter kunnen vestigen en verspreiden in Nederland.
Welke stappen neemt u op dit moment om ervoor te zorgen dat het aantal invasieve exoten in Nederland afneemt of in elk geval niet verder toeneemt?
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit werkt in de aanpak van invasieve exoten samen met andere overheden en organisaties. Met name de provincies vervullen hierbij een belangrijke rol vanwege de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies. De Europese Exotenverordening is leidend voor de inzet die zich richt op drie hoofdsporen; preventie, beheersing en herstel. De opgave zal, zie ook antwoord 3, de komende decennia groter worden. Dit betekent dat er steeds slimmere strategieën gevolgd moeten gaan worden, zoals meer preventie vóóraf in plaats van bestrijding en herstel achteraf. Ook zal in de toekomst scherp geprioriteerd moeten worden welke invasieve exoten wel of niet (kunnen) worden aangepakt en op welke locaties. Handelingsperspectief ontbreekt vaak bij gebrek aan effectieve en uitvoerbare bestrijdingsmethoden. En ook kan niet ongelimiteerd beroep worden gedaan op (schaarse) mensen en middelen.
Het veiligstellen van Ct-waarden door de minister |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Raad van State waarin u bent veroordeeld tot het veiligstellen van de Cycle-treshold (Ct)-waarden van positieve COVID-19 testuitslagen bij de gecontracteerde labs voor tenminste de tijd dat de onderliggende Wet open overheid (Woo)-procedure loopt?1
Ja
Hoe gaat u zorgdragen voor deze veiligstelling?
Met een verzoek op de Wet openbaarheid van bestuur (thans de Wet open overheid) is gevraagd om Ct-waarden openbaar te maken. De Ct-waarde is een maat voor het aantal cycli dat nodig is om het genetische materiaal van een PCR-test waar te nemen. De CT-waarde correleert met de hoeveelheid virus in het monster.
Ik heb dit Woo-verzoek afgewezen omdat ik niet over de gevraagde informatie beschik en hier ook niet over hoef te beschikken. Ik heb namens de Staat mede ten behoeve van de GGD’en overeenkomsten gesloten met private laboratoria. Deze laboratoria verrichten diagnostische diensten in het kader van deze overeenkomsten. Zij analyseren monsters op Covid-19 en registeren in een digitaal systeem (CoronIT) het resultaat: positief, negatief of onbeoordeelbaar. Het resultaat wordt middels dit systeem vervolgens teruggekoppeld aan de geteste persoon. Informatie over CT-waarden wordt niet gedeeld en het terugkoppelen van de CT-waarde aan de Staat valt ook niet onder de reikwijdte van de overeenkomst. De private laboratoria werken niet onder mijn verantwoordelijkheid, maar zijn privaatrechtelijke opdrachtnemers.
Er loopt een bestuursrechtelijke procedure bij de rechter over de afwijzing van het Woo-verzoek. Om er zeker van te zijn dat de gevraagde informatie (de Ct-waarden) gedurende de procedure niet wordt vernietigd, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mij opgedragen ervoor te zorgen dat de verzochte Ct-waarden beschikbaar blijven totdat er uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.
Ter uitvoering van deze ordemaatregel heb ik contact opgenomen met de laboratoria waarmee de Staat een overeenkomst heeft voor het analyseren van monsters op Covid-19. Ik heb de betrokken laboratoria verzocht om, voor zover mogelijk binnen de voor hun laboratorium geldende wettelijke regels, overeenkomstig de ordemaatregel te handelen en de Ct-waarden – als het laboratorium daar nog over beschikt – niet te vernietigen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan.
Ik heb niet alleen de drie laboratoria aangeschreven waarmee de Staat tot 1 oktober 2020 een overeenkomst had gesloten, maar ook de laboratoria waarmee ná 1 oktober 2020 een overeenkomst is gesloten. Dit in verband met het Woo-verzoek dat ziet op een andere periode.
Indien de labs niet tot het bewaren van de Ct-waarden kunnen worden verplicht, wilt u de Ct-waarden dan bij de labs opvragen en deze veiligstellen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik heb hier gekozen voor een andere actie, zie hierboven (antwoord op vraag 2/4).
Klopt het, aangezien het onderhavige Woo-verzoek opgevraagde Ct-waardes betreffen van een periode tot en met oktober 2020, dat er nog een ander Woo-verzoek is ingediend voor de meer actuele Ct-waarden en gaat u ook voor deze periode de Ct-waarden veiligstellen, dan wel opvragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de uitspraak van de rechter zich tot de nieuwe aanbestedingen waarin van de gecontracteerde labs opnieuw een bewaartermijn van slechts één jaar wordt gevraagd?2
Er is nog geen uitspraak gedaan in de hoofdzaak. Ik kan niet op de zaken vooruitlopen. Zodra de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak zal ik de uitspraak bestuderen en zal ik beoordelen of dit gevolgen heeft voor mijn huidige beleid en de afspraken die de Staat met de laboratoria heeft gemaakt.
Bent u voornemens om na de uitspraak van de rechter deze termijn in de aanbestedingen en te sluiten overeenkomst zodanig te aan te passen dat informatie die via de Woo-wordt opgevraagd niet gedurende een lopende Woo-procedure kan worden vernietigd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid, gezien het feit dat in de nieuwe aanbestedingsovereenkomsten, in tegenstelling tot eerdere aanbestedingen en overeenkomsten, een limitatieve opsomming staat van hetgeen u aan labs kunt vragen, de voorwaarden zo uit te breiden dat een lab ook gehouden is aan medewerking tot het verstrekken van informatie die via de Woo wordt opgevraagd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u deze vragen waar mogelijk beantwoorden vóór het geagendeerde commissiedebat over de Ontwikkelingen rondom het coronavirus van 28 september 2022?
Dit is niet haalbaar gebleken. Het opvragen van relevante informatie heeft meer tijd gekost.
Nieuwe onderzoeksresultaten m.b.t. schade door mRNA coronavaccins Pfizer en Moderna |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het hogere aantal bijwerkingen veroorzaakt door de mRNA-vaccins van Pfizer en Moderna en de bijbehorende onderzoeksresultaten?1, 2
Ja, ik heb kennis genomen van deze studie en het bericht van Stichting Artsen Covid Collectief.
Wat vindt u van de bevindingen uit dit onderzoek dat een veel groter aantal deelnemers dan aanvankelijk gedacht na het ontvangen van een mRNA-coronavaccinatie te maken krijgt met ernstige bijwerkingen?
De resultaten van dit onderzoek zijn niet gebaseerd op directe klinische data. De onderzoekers hebben gekeken naar het totaal aantal ernstige bijwerkingen en deze niet gekoppeld aan de individuele deelnemers. Het kan dus zijn dat één persoon meerdere bijwerkingen heeft ervaren, terwijl de bijwerkingen wel afzonderlijk zijn geteld. Het kan hierdoor lijken alsof er meer personen met bijwerkingen zijn, terwijl dit in realiteit niet zo is. Tevens is door deze onderzoekers niet bekeken of de klachten ook daadwerkelijk gerelateerd zijn aan de vaccinatie. De benoemde klachten kunnen ook andere oorzaken hebben dan de vaccinatie. Verschillen tussen de resultaten van dit onderzoek en de resultaten van andere onderzoeken zijn ontstaan door verschillen in de opzet van het onderzoek of de data waarmee het onderzoek verricht is, zoals ook de auteurs van het door u gerefereerde onderzoek vermelden.
Kunt u uitleggen hoe het kan dat de gebruikte data voor dit recente onderzoek, die voordat de coronavaccins op de markt kwamen een veel lager aantal ernstige bijwerkingen zou hebben laten zien, nu opeens tot heel andere resultaten leidt? Kunt u een uitgebreide analyse geven?
Zie antwoord vraag 2.
Aangezien recent al bleek dat de coronavaccins bij (vooral) jonge mannen tot relatief veel hartschade leidt, hoe reflecteert u daarop in combinatie met de resultaten uit dit onderzoek?
Ik ben mij bewust van het zeer kleine risico op myocarditis en pericarditis. Myocarditis en pericarditis zijn dan ook opgenomen als mogelijke zeer zeldzame bijwerkingen in de bijsluiters van de COVID-19-vaccins. Echter is het nog steeds zo dat de kans op deze aandoeningen aanzienlijk hoger is bij een infectie met SARS-CoV-2. Bijwerkingencentrum Lareb stelt dat het risico op myocarditis na een SARS-CoV-2-infectie 19 keer groter is na een infectie met SARS-CoV-2 dan na een vaccinatie. Voor pericarditis is het risico 5 keer groter na een infectie dan na een vaccinatie. Het risico op myocarditis voor mannen tussen de 12 en 17 jaar is 6 keer groter na een infectie dan na een vaccinatie. Het gezondheidsvoordeel van een vaccinatie weegt dan ook zwaarder dan het risico op eventuele bijwerkingen na een vaccinatie. Er is brede wetenschappelijke consensus over de veiligheid en effectiviteit van de COVID-19-vaccins, ook bij jonge mensen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Welke stappen gaat u zetten naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek en de eerdere bevindingen omtrent hartschade bij jonge mannen?
Ik vind het niet nodig extra stappen te zetten naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek en andere bevindingen rondom hartschade bij jonge mannen. Resultaten van verschillende onderzoeken kunnen van elkaar afwijken door de manier waarop het onderzoek is opgezet. De huidige vaccinatiestrategie is tot stand gekomen op basis van de wetenschappelijke adviezen van o.a. de Gezondheidsraad en het OMT-V. Bij deze adviezen wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente (internationale) wetenschappelijke inzichten. Daarnaast wegen experts van onder andere het RIVM, Lareb en CBG regelmatig relevante onderzoeken en informeren mij op het moment dat daar voldoende aanleiding toe is. Ook worden bijwerkingen zorgvuldig gemonitord en onderzocht door het Lareb en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Er bestaat een brede wetenschappelijke consensus over de veiligheid en effectiviteit van de COVID-19-vaccins.
Deelt u de mening dat er nieuwe risico-analyses gemaakt zouden moeten worden, per gespecificeerde leeftijdsgroep, met betrekking tot de bijwerkingen van mRNA-coronavaccinaties? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel deze mening niet. Met betrekking tot dit onderwerp wordt al uitvoerig onderzoek gedaan. Daarnaast zijn er bij de tot nu toe gevaccineerde mensen geen nieuwe bevindingen aan het licht gekomen die nieuwe of andere risicoanalyses dan de huidige naar bijwerkingen nodig maken. Bij iedere nieuwe vaccinatieronde is door de Gezondheidsraad of het OMT-V zorgvuldig bekeken of een extra vaccinatie voldoende gezondheidswinst oplevert per doelgroep. Bij deze adviezen wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen.
Is het niet verstandig om het op grote schaal vaccineren met mRNA-vaccins voorlopig stop te zetten, totdat opnieuw uitgebreid onderzoek is gedaan naar de (ernstige) bijwerkingen per gespecificeerde leeftijdsgroep? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide analyse geven?
Vaccins worden alleen goedgekeurd door het EMA en het CBG als de werkzaamheid, kwaliteit én veiligheid voldoende zijn aangetoond, volgens de in Europa vastgestelde regels. Dat is voor alle COVID-19-vaccins die in Nederland worden gebruikt het geval. De veiligheid van de vaccins wordt ook na goedkeuring door het EMA voortdurend in de gaten gehouden3. Tot op heden zijn er geen zorgwekkende bevindingen gedaan en daarmee zie ik geen noodzaak om extra onderzoeken op te zetten naast de onderzoeken die al worden gedaan. Ik vind het nog steeds verantwoord om de eerder vastgelegde vaccinatiestrategie uit te voeren. De voordelen van vaccinatie wegen nog steeds op tegen het zeer kleine risico op ernstige bijwerkingen, omdat de kans op complicaties na een infectie groter is dan de kans op complicaties na een vaccinatie.
Als inderdaad blijkt dat de risico-analyse waarop de voorlopige goedkeuring van de mRNA-vaccinaties destijds is gebaseerd niet correct en/of ontoereikend was, wat betekent dat dan voor de vele mensen die de afgelopen twee jaar met deze vaccins zijn ingeënt? Kunt u inzichtelijk maken hoe groot het gezondheidsrisico is voor deze mensen?
Vaccins worden alleen door het EMA goedgekeurd als ze voldoen aan de in Europa vastgestelde eisen voor effectiviteit, kwaliteit én veiligheid. Daarbij wordt ook gekeken naar de onderzoeksmethoden en het productieproces. Daarnaast worden na toelating de vaccins nauwkeurig in de gaten gehouden. De vaccinproducenten moeten hier na toelating data over blijven aanleveren, wat gecontroleerd wordt door het EMA. Ook de bijwerkingen worden nauwkeurig gemonitord en internationaal gedeeld4.
Het gezondheidsrisico van vaccinatie is nog altijd kleiner dan het risico van een SARS-CoV-19 infectie. De meeste mensen hebben na een vaccinatie kort last van milde klachten zoals spierpijn, koorts en hoofdpijn. Deze bijwerkingen verdwijnen doorgaans binnen een aantal dagen vanzelf. Het is zeer onwaarschijnlijk dat er op lange termijn bijwerkingen optreden. Dit komt door de manier waarop vaccins werken. Het vaccin zorgt er alleen voor dat het lichaam antistoffen aanmaakt. Het vaccin zelf wordt binnen 4 tot 6 weken volledig door het lichaam opgeruimd. Alleen de antistoffen blijven in het lichaam achter.
Afgaand op de conclusies van deze recente studie, hoeveel gevaccineerde mensen lopen op dit moment het risico om last te krijgen van (ernstige) bijwerkingen als gevolg van een mRNA-coronavaccinatie?
Zie antwoord vraag 8.
Wat gaat u ondernemen om deze potentiële schade te ondervangen? Gaat u een plan maken hoe de zorgketen de te verwachten toegenomen zorgvraag als gevolg van deze bijwerkingen gaat opvangen? Gaat u de schade die mensen oplopen als gevolg van een mRNA-coronavaccinatie compenseren? Zo ja, op welke manier?
Zoals ik in het antwoord op vraag 8 en 9 heb toegelicht, is het zeer onwaarschijnlijk dat de vaccins op langere termijn bijwerkingen veroorzaken. Ik verwacht dan ook geen significante toename in de zorgvraag als gevolg van de vaccinaties. Door middel van vaccinatie kunnen we bescherming tegen COVID-19 op peil houden en voorkomen dat mensen ernstig ziek worden. Vaccineren draagt dus positief bij aan het verminderen van de zorgvraag als gevolg van COVID-19.
Mocht onverhoopt duidelijk worden dat, na grondige beoordeling, een duidelijk (causaal) verband bestaat tussen enig gebrek van het vaccin en de betreffende bijwerking dan zal moeten worden onderzocht of de producent van het vaccin in dit kader een toerekenbaar verwijt kan worden gemaakt. Als dat zo is, dan kan de producent onder omstandigheden worden aangesproken voor de gevolgen van daaruit voortvloeiende bijwerkingen. In die situatie kan de overheid onder specifieke en strikte voorwaarden de aansprakelijkheid overnemen van de producent. Deze voorwaarden zijn geregeld in de aankoopcontracten van de vaccins tussen de overheid en de producenten. Mocht iemand ervoor kiezen de overheid hiervoor aansprakelijk te stellen dan zal aan de hand van de geldende wettelijke criteria per individueel geval beoordeeld worden of de overheid aansprakelijk kan worden geacht.
Gaat u de personen die op dit moment een mRNA-vaccinatie van Pfizer of Moderna hebben ontvangen informeren over de nieuwe onderzoeksresultaten? Gaat u de burger bij de op handen zijnde nieuwe vaccinatieronde actief informeren over het risico op deze bijwerkingen? Zo ja hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Via verschillende (online) kanalen kunnen mensen informatie vinden over de COVID-19 vaccins en de mogelijke bijwerkingen die kunnen optreden als zij dit willen. Daarnaast staan mogelijke bijwerkingen beschreven in de bijsluiters van de vaccins, welke te vinden zijn op de website van het CBG. Deze bijsluiters worden geüpdatet op het moment dat er nieuwe bijwerkingen aan het licht komen. Overige informatie over bijwerkingen en de voordelen en risico’s van de vaccinaties zijn te vinden op de websites van de rijksoverheid, Lareb, het RIVM en het CBG. Ook de zeer kleine kans op meer ernstige bijwerkingen zoals myocarditis en pericarditis wordt daarin benoemd.
Bent u van mening dat de vaccinatieplicht, waarover in het recent uitgekomen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over toekomstscenario’s met betrekking tot de coronapandemie wordt gesproken, nog altijd potentieel geoorloofd is, ook als de bijwerkingen van de mRNA-vaccinaties veel hoger liggen dan aanvankelijk gedacht? Zo ja, waarom?
De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik u daarom naar het rapport zelf. Vaccineren is in Nederland een persoonlijke keuze. Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Ik hecht er wel aan om aan te geven dat het onjuist is dat de WRR zou hebben geadviseerd om een vaccinatieplicht te overwegen. Hier ben ik in de antwoorden op uw schriftelijke vragen van 7 september jl.5 al uitgebreid op ingegaan.
Gezondheidsrisico’s door PFAS in de omgeving van Chemours |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Baby's omgeving Chemours via moedermelk blootgesteld aan te veel PFAS»1 en «RIVM: oppassen met moestuinen rondom chemisch bedrijf Dordrecht»2?
Ja.
Vindt u het ook niet schokkend dat baby’s die rondom de chemische fabriek van Chemours in Dordrecht wonen door het drinken van moedermelk gemiddeld tien keer meer PFAS binnenkrijgen dan wat op basis van de gezondheidsnorm veilig wordt geacht? Zo nee, waarom niet?
Voor de deelnemers die mee hebben gedaan aan het onderzoek van de Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam moet het verontrustend zijn geweest om te horen dat hun borstvoeding PFAS bevat. Echter, er is ten onrechte geconcludeerd dat de borstvoeding van deze vrouwen meer dan tien keer meer PFAS bevat dan wat op basis van de gezondheidskundige grenswaarde als veilig wordt geacht. De VU heeft naar aanleiding van de berichtgeving door Zembla een verklaring naar buiten gebracht waarin zij afstand neemt van de conclusies die in de uitzending van Zembla van 9 september jl. worden getrokken.3
De gemiddelde hoeveelheid PFAS komt in het onderzoek uit op ongeveer 77 ng/L borstvoeding. Dit blijft ruim onder de concentratie van 133 ng/L PFAS in moedermelk die de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) als grenswaarde hanteert. Bij deze concentratie worden geen nadelige effecten van PFAS in moedermelk op het immuunsysteem van jonge kinderen verwacht. De gemeten PFAS-concentraties in de steekproef van de VU geven voor het RIVM ook geen aanleiding om te adviseren een kortere periode borstvoeding te geven of helemaal te stoppen met borstvoeding geven.
Vindt u het ook zorgwekkend dat PFOA dus via de moedermelk wordt overdragen aan de volgende generatie? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de persistente eigenschappen van deze stoffen blijven PFAS lang aanwezig in onze leefomgeving. Een aantal van deze stoffen kan ook lang in ons lichaam aanwezig blijven. PFAS is ook in borstvoeding terug te vinden. Dat is zorgwekkend. Daarom zijn enkele van deze stoffen ook al verboden in de EU en zet Nederland in op een zo breed mogelijk verbod op PFAS in Europa. Zie ook het antwoord op vraag 15.
Wat is uw reactie op de verontrustende conclusie van het RIVM dat inwoners rond Chemours er verstandig aan doen om niet (te veel) eigen geteelde groenten te eten vanwege de uitstoot van PFAS?
Voor de getroffen inwoners rond Chemours moet het een vervelende boodschap zijn om te horen dat zij geen of minder groente en fruit uit eigen tuin kunnen consumeren vanwege PFAS verontreinigingen. Helaas zag het RIVM zich genoodzaakt om dit advies te geven. Gezien de onderzoeken en alle resultaten, is het verstandig om het RIVM-advies hierin te volgen.
Deelt u de mening dat het stuitend is dat mensen in de omgeving van Chemours niet uit hun eigen moestuin kunnen eten, omdat door de uitstoot van PFAS de effecten op de gezondheid niet kunnen worden uitgesloten? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4. Als de betrokken bewoners zich houden aan het RIVM advies, worden er op basis van de onderzoeken geen effecten op de gezondheid verwacht.
Deelt u de mening dat het bizar is dat Nederlanders volgens het RIVM over het algemeen al meer PFAS binnenkrijgen via hun voedselproducten en drinkwater dan de zogeheten «gezondheidskundige grenswaarde»? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt het zorgelijk dat Nederlanders via zoveel verschillende bronnen worden blootgesteld aan PFAS. Op dit moment is echter nog niet bekend hoe de blootstelling van mensen aan PFAS verlaagd kan worden (afgezien van de voedingsadviezen voor (moestuin)producten die beduidend meer vervuild zijn), noch of en hoe PFAS uit het lichaam gehaald kan worden. Daarom heeft het kabinet het RIVM gevraagd om onderzoek te doen naar de verschillende blootstellingsroutes en eventuele extra handelingsperspectieven in beeld te brengen.
Deelt u de mening dat het niet zo zou moeten zijn dat mensen gezondheidsrisico’s lopen simpelweg door water te drinken? Zo nee, waarom niet?
Ja. Drinkwater is een eerste levensbehoefte, het moet daarom schoon en veilig zijn. Het Nederlandse drinkwater voldoet aan de PFAS-normen van de nieuwe Europese Drinkwaterrichtlijn. Waar niet wordt voldaan aan de door RIVM geadviseerde streefwaarde (drinkwaterrichtwaarde) werken de drinkwatersector en het Rijk samen om de concentraties PFAS in drinkwater te verlagen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat bedrijven stoffen (mogen) lozen in het milieu, die serieuze gezondheidsrisico’s met zich meebrengen? Zo nee, waarom niet?
Bedrijven zijn verantwoordelijk voor het voorkómen van risico’s van stoffen voor de mens en het milieu. Dit principe geldt zowel wanneer stoffen op de markt worden gebracht, als wanneer stoffen worden gebruikt of worden uitgestoten of geloosd. Voor stoffen die na lozing serieuze gezondheidsrisico’s met zich mee zouden kunnen brengen bestaat de verplichting om zo weinig mogelijk te lozen als redelijkerwijs mogelijk is (middels toepassing van de beste beschikbare technieken) en zijn er immissienormen waarop lozingen worden afgerekend en waaronder zij geacht worden geen milieu en gezondheidsproblemen te veroorzaken. Als het om Zeer Zorgwekkende Stoffen gaat geldt hiernaast nog een minimalisatieplicht. Daarmee moeten die lozingen uiteindelijk hooguit verwaarloosbare risico’s met zich meebrengen.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat omwonenden van chemische bedrijven de dupe zijn van – door de overheid uitgegeven – vergunningen die bedrijven krijgen om schadelijke stoffen, in dit geval PFAS, te lozen? Zo nee, waarom niet?
Het beleid en wettelijk stelsel is erop gericht om risico’s voor gezondheid en milieu te voorkomen. Met vergunningen hebben bedrijven zich te houden aan de grenzen die de overheid heeft gesteld op basis van wetenschappelijke inzichten. Een aantal PFAS is inmiddels ook aangewezen als Zeer Zorgwekkende Stof en daarvoor geldt – naast de emissievoorschriften uit de vergunning – een minimalisatieplicht voor emissies naar lucht en water.
In de afgelopen jaren is de kennis over de eigenschappen en toepassingen van PFAS, ook in Europa, sterk toegenomen. Op basis daarvan zijn in Europa bijvoorbeeld PFOA en PFOS verboden. PFAS zijn persistent en breken niet of nauwelijks af. Daarom treffen we nu ook nog steeds PFOS en PFOA aan in onze leefomgeving. Nederland wil verdere problemen met deze persistente stoffen zo veel mogelijk voorkomen en heeft samen met vier andere landen het initiatief genomen om een voorstel voor te bereiden voor een zo breed mogelijk verbod op PFAS in Europa.
Bent u van plan om ervoor te zorgen dat er geen vergunningen meer worden afgegeven bij Chemours voor chemische stoffen en lopende vergunningenon hold worden gezet, totdat duidelijk is dat de desbetreffende stoffen veilig zijn of totdat met volledige zekerheid kan worden gegarandeerd dat de stoffen niet in het milieu terecht zullen komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
De provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de vergunningverlening bij Chemours. Zo lang een bedrijf zich houdt aan de van toepassing zijnde (Europese) regels, mag een bedrijf een stof toepassen, of op de markt brengen. Zie ook het antwoord op vraag 15.
Voor de emissies van chemische stoffen gelden zowel internationale als nationale wetgeving. In de wetgeving zijn emissie- en immissienormen opgenomen waarin minimaal aan moet worden voldaan. Voor Zeer Zorgwekkende Stoffen geldt daarboven op dat emissies van deze stoffen naar water en lucht zoveel mogelijk geminimaliseerd moeten worden. Bedrijven moeten zich hiervoor inspannen tot de stof niet meer wordt geëmitteerd. Het bevoegd gezag ziet hierop toe. De emissies van de GenX-stoffen door Chemours is op deze wijze in vijf jaar tijd met 99% gereduceerd.
Nu PFAS zo wijdverspreid is in het milieu en de leefomgeving, heeft u er spijt van dat er niet eerder is ingegrepen bij de vergunningverlening aan bedrijven voor het lozen van chemische (waaronder zeer zorgwekkende) stoffen?
Vergunningverlening is gebaseerd op nationale en internationale wet- en regelgeving, zoals de REACH-verordening, emissienormen en ZZS-emissiebeleid. Daarbij wordt steeds gestreefd naar een omgevingskwaliteit die hooguit verwaarloosbare risico’s voor mens en milieu met zich meebrengt, op basis van de wetenschappelijk kennis die over die risico’s voor handen is. Er is steeds meer kennis over eigenschappen en risico’s van stoffen. Daardoor kan het helaas ook voorkomen dat emissies die in het verleden weinig risicovol leken en dus vergund werden, nu toch een probleem blijken te zijn. Op basis van nieuwe inzichten worden normen dan ook steeds aangepast en vergunningen herzien.
Wat gaat u nu verder doen aan de situatie rondom Chemours, waarbij omwonenden gezondheidsrisico’s lopen door de uitgestoten PFAS?
In afstemming met het RIVM zorgt de regionale GGD voor zo goed mogelijke gezondheidsadviezen aan omwonenden van Chemours. Daarbij wordt onder andere samengewerkt met gemeenten en zorgverleners. Verder is aan het RIVM gevraagd een programma uit te werken om verschillende blootstellingsroutes in Nederland te onderzoeken en handelingsperspectieven in beeld te brengen waarmee de aanwezigheid van PFAS in de leefomgeving en de inname bij mensen kan worden beperkt. Hierin wordt samen opgetrokken met de ministeries van LNV en VWS. De Kamer wordt hierover in de brief voorafgaand aan het commissiedebat PFAS nader geïnformeerd.
Welke extra maatregelen gaat u nu nemen om de gezondheid van omwonenden te beschermen tegen de schadelijke stoffen die nu in de omgeving van Chemours worden gevonden?
Het RIVM gaat onderzoeken welke handelingsperspectieven er zijn om de blootstelling aan PFAS in Nederland te beperken. Zie ook het antwoord op vraag 12.
Wat gaat u doen om een dergelijke situatie als in de omgeving van Chemours in de toekomst te voorkomen?
Om verdere problemen met PFAS te voorkomen zet Nederland zich allereerst in op een zo breed mogelijk Europees verbod op PFAS. Zie ook het antwoord op vraag 15. Ten tweede heeft Nederland een streng emissiebeleid ingesteld voor Zeer Zorgwekkende Stoffen. Hiermee worden emissies van deze stoffen versneld teruggedrongen. Uniek daarbij is dat de eigenschappen van een stof bepalen of een stof ZZS is, en niet de plaatsing van een stof op een stoffenlijst. Hierdoor zijn vergunningverleners minder afhankelijk van besluitvorming in Europa en kunnen zij sneller maatregelen opleggen. Tot slot is het van belang dat kennis (over stoffen) en ervaringen snel gedeeld worden. Dit zal een aandachtspunt zijn in zowel het Interbestuurlijk Programma VTH als het Impulsprogramma Chemische Stoffen.
Bent u nu wel van plan om u in te zetten voor een totaalverbod op PFAS, zowel in Europa als in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Al in 2019 is aangekondigd dat Nederland zich in wil zetten voor een brede Europese restrictie op het gebruik van PFAS via de Europese stoffenverordening REACH4. Nederland heeft hiertoe het voortouw genomen en werkt samen met Duitsland, Denemarken, Noorwegen en Zweden aan de zorgvuldige voorbereiding van dit voorstel. De restrictie moet ertoe leiden dat het gebruik van PFAS in de EU zo ver mogelijk wordt ingeperkt. De planning is dat het voorstel voor de restrictie in januari 2023 wordt ingediend bij het EU-chemicaliënagentschap ECHA. Daarna volgen de gebruikelijke procedures voor restrictievoorstellen in het kader van de Europese REACH verordening, inclusief de formele consultatierondes. Politieke besluitvorming in Europa, op basis van een voorstel van de Europese Commissie, wordt voorzien in 2024. In lijn met de motie Bouchallikh/Van Esch (Kamerstukken 28 089, nr. 202) wordt op deze wijze ingezet op een zo volledig mogelijk Europees verbod op PFAS.
De uitspraak van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad ten aanzien van verplichte anticonceptie in de gesloten jeugdzorg |
|
Wieke Paulusma (D66), Rens Raemakers (D66) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad dat verplichte anticonceptie op basis van de Wet verplichte ggz (Wvggz) in strijd is met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM)?1
Ja. Ik wacht de uitspraak van de Hoge Raad met belangstelling af. Het advies van de advocaat-generaal is overigens iets genuanceerder dan de hier weergegeven samenvatting. De voorliggende vraag is of de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voldoende basis biedt om in uitzonderlijke gevallen anticonceptie te verplichten. Rechters gaan nu verschillend om met het opnemen van tijdelijke verplichte anticonceptie als vorm van verplichte zorg in een zorgmachtiging op grond van de Wvggz. In enkele gevallen is met toepassing van de criteria voor verplichte zorg – tijdelijk – (voor de duur van de zorgmachtiging) het verplichte gebruik van anticonceptie opgelegd. Verplichte zorg mag uitsluitend in een zorgmachtiging worden opgenomen indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor de betrokken persoon geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg, evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Tijdelijke verplichte anticonceptie als vorm van verplichte zorg ter voorkoming van ernstig nadeel voor de vrouw zelf (vrouwen wier behandeling geschaad zou worden door een zwangerschap of door het (herhaaldelijk) moeten afstaan van een kind) sluit de advocaat-generaal (AG) niet uit. Waar het echter gaat om de bescherming van een nog niet verwekt kind (waar sommige rechters ook naar verwezen) zegt de AG dat deze interpretatie van «ernstig nadeel voor een ander» geen onderbouwing heeft in de Wvggz2. Op dat punt is er volgens de AG geen formeel wettelijke grondslag voor de inperking van grondrechten, dus zou het opleggen van verplichte zorg ter bescherming van een toekomstig kind in strijd kunnen zijn met het EVRM.
Hoe gaat u gevolg geven aan een eventuele uitspraak van de Hoge Raad, indien deze in lijn is met het advies van de advocaat-generaal?
De Hoge Raad moet nog uitspraak doen en ik wil hierop niet vooruitlopen.
Bent u ook van mening dat verplichte anticonceptie (in de gesloten jeugdzorg) een onwenselijke praktijk is?
Wat betreft de uitspraak van de Hoge Raad over de Wvggz heb ik hierboven aangegeven hierop niet vooruit te willen lopen. Ten aanzien van jeugdigen die in de gesloten jeugdhulp verblijven, merk ik ten eerste op dat in dat geval op grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet een rechterlijke machtiging voor gesloten jeugdhulp is verleend. Gesloten jeugdhulp valt niet binnen de reikwijdte van de Wvggz, maar is onderdeel van de Jeugdwet. In artikel 6.3.2 van de Jeugdwet is bepaald dat tegen de wil van de jeugdige voor wie zo’n machtiging is verleend geneeskundige behandelingsmethoden toegepast kunnen worden voor zover dat noodzakelijk is ter afwending van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de jeugdige of anderen en de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken. Het gaat bijvoorbeeld om het toedienen van insuline bij een jeugdige die diabetes heeft. Het niet toedienen van dat medicijn zou ernstige gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van de jeugdige. Omdat een gedwongen geneeskundige behandeling zeer ingrijpend is, moet altijd worden overwogen of het beoogde doel niet met andere middelen kan worden bereikt. Alleen als aan alle bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, zou gedwongen anticonceptie mogelijk zijn. Dat zal echter slechts bij (hoge) uitzondering het geval zijn. Ik ben van mening dat het uitgangspunt moet blijven dat anticonceptie op vrijwillige basis wordt gebruikt en terughoudend moet worden omgegaan met gedwongen anticonceptie indien in een zeer uitzonderlijke situatie toch aan de wettelijk gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Welke acties onderneemt u om ervoor te zorgen dat zorginstellingen in lijn met het EVRM handelen en geen verplichte anticonceptie opleggen, indien de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal overneemt?
Zoals in antwoord 2 is aangegeven, wil ik niet op de zaken vooruitlopen en de uitspraak van de Hoge Raad eerst afwachten. Daarbij is van belang dat gesloten jeugdhulp niet valt onder de reikwijdte van de Wvggz, maar onderdeel is van de Jeugdwet. De Wvggz en de Jeugdwet zijn twee gescheiden rechtsstelsels.
Is er eerder een bepaalde vorm van toetsing geweest of verplichte anticonceptie wel of niet in strijd is met het EVRM en mogelijk zou zijn onder de Wvggz? Zo ja, waarom is daar toen geen gevolg aan gegeven? Zo nee, waarom is dat niet onderzocht toen bleek dat op grond van de Wvggz verplichte anticonceptie werd opgelegd in de gesloten jeugdzorg?
Er kan geen verplichte zorg op grond van de Wvggz worden opgelegd in de gesloten jeugdhulp. Er is sprake van twee gescheiden rechtsstelsels. Bij de parlementaire behandeling van de Wvggz is anticonceptie als verplichte zorg geen onderwerp geweest. Wel is in de oorspronkelijke memorie van toelichting van 2010 aandacht besteed aan de bescherming van «anderen» tegen ernstig nadeel, waaronder ook de foetus van een zwangere wordt begrepen. Indien het gedrag van de zwangere ernstig nadeel kan veroorzaken voor de foetus (bijvoorbeeld drugsverslaving), kan dat gronden opleveren voor verplichte zorg (bijvoorbeeld afkicken). Daarbij is bewust geen leeftijdsgrens van de foetus is bepaald, omdat ook juist in de eerste weken van een zwangerschap schade kan ontstaan door middelenmisbruik. Het wetsvoorstel is indertijd getoetst aan de Grondwet en het Europees recht. In de signalen over anticonceptie in de jeugdzorg is geen aanleiding gezien om opnieuw naar de Wvggz te kijken, te meer omdat de Wvggz niet van toepassing is in de jeugdzorg (zie antwoord3.
Waarom is er bij het opstellen van de Wvggz geen aandacht geweest voor de impact van de wet op eventuele verplichte anticonceptie?
De beschermwaardigheid van het toekomstige – nog niet verwekte – kind is geen onderwerp van de parlementaire behandeling geweest. Daarnaar verwijst de AG ook in haar advies, waarin ze betoogt dat voor de inperking van grondrechten ter bescherming van een toekomstig kind geen grond te vinden is in de wet(sgeschiedenis).
Was verplichte anticonceptie ook mogelijk op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz)?
De Wet Bopz was een opnamewet. De rechter toetste enkel de legitimiteit van gedwongen opname, en als daarmee het gevaar niet was weggenomen, kon de geneesheer-directeur (GD) vervolgens besluiten tot gedwongen behandeling, bijvoorbeeld dwangmedicatie. Het is zeer onwaarschijnlijk dat onder de Wet Bopz werd overgegaan tot verplichte anticonceptie in de ggz. De noodzaak voor verplichte anticonceptie als iemand al gedwongen was opgenomen lijkt niet voor de hand te liggen.
In hoeveel gevallen is sinds invoering van de Wvggz op grond van deze wet verplichte anticonceptie opgelegd en welk deel daarvan betrof mensen onder de 18 jaar?
Er zijn tot nu toe negen4 uitspraken openbaar gemaakt waarin de rechter zich heeft uitgesproken over het opnemen in een zorgmachtiging van anticonceptie als vorm van verplichte zorg. In de eerste jaren na inwerkingtreding zijn respectievelijk 14.000 en 16.000 zorgmachtigingen afgegeven op grond van de Wvggz5.
In de uitspraken staan geen persoonsgegevens zoals leeftijd vermeld, maar in al deze gevallen werd verwezen naar de zorghistorie van de betrokkene en ernstig nadeel door eerdere zwangerschap(pen). Het is daarom aannemelijk dat het niet om minderjarigen gaat.
In welke mate is er sprake van gedwongen of aangedrongen anticonceptie bij jongeren zonder dat er een rechterlijke toetsing heeft plaatsgevonden in de (gesloten) jeugdzorg?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3 is gedwongen anticonceptie bij jeugdigen in beginsel niet toegestaan. Gedwongen medische behandelingen zijn alleen toegestaan in het kader van gesloten jeugdhulp voor zover noodzakelijk ter afwending van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de jeugdige of anderen en de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken.
Naar aanleiding van de uitzending van Pointer van 3 februari 2022 over anticonceptie onder drang heeft Jeugdzorg Nederland daarover een uitvraag gedaan onder alle instellingen voor gesloten jeugdhulp. De instellingen gaven aan dat in hun organisaties geen sprake is van gedwongen anticonceptie of anticonceptie onder drang. Ook meldden zij dat geen consequenties verbonden zijn voor de jeugdigen aan het wel of niet gebruiken van anticonceptie. De instellingen herkennen zich dus niet in het beeld dat door de uitzending van Pointer is ontstaan. Wel bespreken zij met jeugdigen in het kader van seksuele voorlichting over het gebruik van anticonceptie. Soms geven zij jeugdigen het advies om anticonceptie te gebruiken. Het is mogelijk dat sommige jeugdigen deze gesprekken of adviezen als drang hebben ervaren.
Bent u bereid om nader onderzoek te doen naar dwang en drang ten aanzien van verplichte anticonceptie zonder rechterlijke toetsing en eventueel maatregelen te nemen naar aanleiding daarvan?
Op grond van de Wvggz kan verplichte zorg uitsluitend worden opgelegd door middel van een zorgmachtiging die wordt afgegeven door de rechter, dus ook wanneer het zou gaan om verplichte anticonceptie. Desondanks verwacht ik, gelet op het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)6 op dit punt, dat zorgverleners in de ggz daar zeer terughoudend in zijn. Indien daar aanleiding toe bestaan zal eerder worden geprobeerd het gesprek aan te gaan over vrijwillig gebruik van anticonceptie. Bijvoorbeeld met het GGD programma «Nu niet zwanger». Tegen deze achtergrond zie ik geen aanleiding nader onderzoek te doen.
In hoeverre vindt u dat dit advies en een eventuele uitspraak van de Hoge Raad ook aanleiding geeft op herbezinning op gedwongen zwangerschapstesten, zoals genoemd in het onderzoek van Pointer van 3 februari 2022?2
Gedwongen zwangerschapstesten zijn in de jeugdzorg niet toegestaan.
Ziet u in dit advies van de advocaat-generaal aanleiding om seksuele voorlichting, preventie en informatie in jeugdzorg te verbeteren en welke actie gaat u daartoe ondernemen?
Uiteraard is het ontzettend belangrijk dat jeugdigen goede seksuele voorlichting en goede informatie over anticonceptie krijgen. Daarom staat ook in het kwaliteitskader JeugdzorgPlus dat hier structureel aandacht voor moet zijn en jeugdzorgaanbieders passend aanbod moeten hebben voor de voorlichting en ondersteuning van jongeren bij hun seksuele ontwikkeling.8 Daarnaast is voor jeugdprofessionals de richtlijn Seksuele ontwikkeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming (2020) ontwikkeld.9 Ik zie in het advies van de advocaat-generaal geen aanleiding om actie te ondernemen op dit gebied nu voor de jeugdzorg al een kwaliteitskader en richtlijn bestaan die hier aandacht aan besteden.
Hoeveel jeugdzorginstellingen hebben iemand in dienst die gespecialiseerd is in seksualiteit?
Alle jeugdzorginstellingen behoren seksuele voorlichting en ondersteuning te bieden op het gebied van de seksuele ontwikkeling van jeugdigen, afgestemd op de leeftijd van de jeugdigen en bruikbaar voor de betreffende doelgroep. Ondersteuning bij de seksuele ontwikkeling is een integraal onderdeel van de brede opvoed- en jeugdhulp die binnen de jeugdzorg wordt geboden. Om die reden wordt hiervoor niet (altijd) een op dat terrein gespecialiseerde medewerker aangetrokken. Er wordt dan ook niet bijgehouden hoeveel medewerkers binnen een jeugdzorginstelling zich bezighouden met seksualiteit. Jeugdprofessionals kunnen bij opvoed- en hulpvraagstukken rondom seksualiteit gebruik maken van de richtlijn Seksuele ontwikkeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming (2020). De Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, het Nederlands Instituut van Psychologen, het Nederlands Jeugdinstituut en de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijsdeskundigen hebben deze richtlijn ontwikkeld.
Bent u het eens met mevrouw Van der Sanden, de voormalig aandachtsfunctionaris seksualiteit bij de inmiddels gesloten Hoenderloo Groep, dat iedere instelling iemand zou moeten aanstellen die meer gespecialiseerd is in seksualiteit?
Zie antwoord vraag 13.
Maken alle jeugdzorginstellingen al gebruik van programma’s zoals «Nu niet zwanger» van GGD?
Op grond van het Kwaliteitskader Voorkomen seksueel misbruik jeugdzorg dient elke jeugdzorginstelling vast te stellen welk aanbod, afgestemd op leeftijd en doelgroep inzetbaar is in het kader van voorlichting en ondersteuning van jeugdigen bij de seksuele ontwikkeling.10 De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) controleert met haar toezicht of jeugdzorginstellingen zich aan deze verplichting houden.
Gelet op de bepaling dat het aanbod afgestemd moet zijn op leeftijd en doelgroep, kan het per jeugdzorginstelling en zelfs per groep verschillen welke methodiek het meest passend is. Het programma «Nu niet zwanger» richt zich bijvoorbeeld op cliënten in de vruchtbare leeftijd met (een combinatie van) complexe problemen.
Advies WRR m.b.t. potentiële vaccinatieplicht voor het coronavirus |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in samenwerking met adviesraden, waarin wordt gesproken over het mogelijk invoeren van een vaccinatieplicht voor COVID-19?1
Ik heb kennisgenomen van het rapport «Coronascenario's doordacht: Handreiking voor noodzakelijke keuzes» van de WRR en dertien andere betrokken adviesraden en instituten. Het kabinet beraadt zich momenteel op een reactie op het rapport en zal deze reactie in het najaar aan uw Kamer doen toekomen.
Kunt u uitleggen op welke epidemiologische rechtvaardiging een eventuele vaccinatieplicht gestoeld zou zijn? Op basis van welke informatie/data acht de WRR het noodzakelijk een vaccinatieplicht te overwegen? Kunt u een uitgebreide analyse geven, alsmede overlegging van de relevante stukken en data?
De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik daarom naar het rapport en naar de organisaties die het advies hebben opgesteld. Vaccineren is in Nederland een persoonlijke keuze. Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren.
Het is overigens onjuist dat de WRR heeft geadviseerd om een vaccinatieplicht te overwegen. De vijf scenario’s die de WRR en KNAW in september 2021 hebben geschetst zijn in dit rapport verder uitgewerkt voor dertien verschillende beleidsdomeinen. Bij alle scenario’s zijn de mogelijke beleidsimplicaties voor het betreffende domein uitgewerkt door een adviescollege. Er worden geen eenduidige adviezen gegeven over specifieke beleidsmaatregelen, zoals het vaccinatiebeleid. In het rapport komt een mogelijk te overwegen vaccinatieverplichting slechts aan bod in de context van de twee slechtste scenario’s, te weten «Continue strijd» (p. 70) en «Worst case» (p. 87), in het specifieke beleidsdomein van de mensenrechten. Deze bijdragen zijn geschreven door het College voor de Rechten van de Mens. Deze analyse bevat enkel een schets van een kader waarbinnen een dergelijke plicht zou kunnen worden afgewogen en een indicatie van de voorwaarden waaraan deze zou moeten voldoen, vanuit de specifieke expertise van het College. Het is dus geen pleidooi voor een vaccinatieplicht, maar een analyse van de mogelijke implicaties voor de mensenrechten in Nederland, in het geval een vaccinatieplicht overwogen zou worden.
Kunt u uitleggen waarom er toch wordt overwogen om mensen te verplichten zich te vaccineren tegen een virus waarvan zij waarschijnlijk steeds minder gevaar zullen lopen, aangezien het gevaar en de mortaliteit van muterende virussen zoals het coronavirus vrijwel altijd afneemt naarmate een dergelijk virus langer circuleert en vaker muteert?
Het kabinet overweegt niet om een vaccinatieplicht in te voeren. De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik daarom naar het rapport en naar de organisaties die het advies hebben opgesteld.
Kunt u uitleggen in hoeverre een verregaande maatregel als het verplichten van een weinig werkzaam vaccin in verhouding staat met het gegeven dat het gevaar en de mortaliteit van muterende virussen zoals het coronavirus vrijwel altijd afneemt naarmate een dergelijk virus langer circuleert en vaker muteert?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u uiteenzetten of en hoe het wettelijk mogelijk is om een behandeling met een (nieuw en experimenteel) medisch middel te verplichten? Hoe verhoudt een dergelijke verplichting zich tot artikel 11 van de Grondwet: de onaantastbaarheid van het lichaam?
Voor een mogelijk antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de pagina’s van het rapport die de aanleiding moeten zijn geweest voor deze schriftelijke vragen en waarin wordt stilgestaan bij de relatie tussen grondrechten en een eventuele vaccinatieplicht. De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik daarom naar het rapport en naar de organisaties die het advies hebben opgesteld. Het kabinet overweegt niet om een vaccinatieplicht in te voeren en ik acht het niet zinvol om nader in te gaan op de eventuele juridische onderbouwing van een maatregel die het kabinet niet voornemens is in te voeren.
Ik vind het wel van belang de stelling dat COVID-19-vaccins een «nieuw en experimenteel medisch middel» zouden zijn te weerleggen. Alle COVID-19-vaccins die in Nederland worden gebruikt hebben een voorwaardelijke vergunning voor de Europese markt. Dit is iets anders dan een vergunning voor gebruik in noodsituaties, zoals ik ook eerder in antwoorden op vragen van het lid Van Meijeren heb aangegeven2. Met een vergunning voor gebruik in noodsituaties wordt er geen daadwerkelijke vergunning verleend, maar wordt het gebruik van een vaccin zonder vergunning tijdelijk toegestaan voor zo lang de noodsituatie voortduurt. In de procedure voor een voorwaardelijke vergunning zijn alle verplichtingen met betrekking tot geneesmiddelenbewaking en productiecontroles, alsook de overige verplichtingen na de verlening van de vergunning wettelijk van toepassing. Een voorwaardelijke vergunning wordt alleen afgegeven als het vaccin 1) een positieve risico-baten balans heeft, 2) de vaccins een onvervulde medische behoefte in de context van een risico voor de volksgezondheid vervult en 3) het waarschijnlijk is dat de fabrikant de data over effectiviteit en kwaliteit op een later moment kan leveren. De wetenschappelijke comités van het EMA controleren of deze verplichtingen worden nageleefd. Op het moment dat voldoende data beschikbaar is, kan een voorwaardelijke vergunning worden omgezet naar een reguliere vergunning. Het EMA heeft op 15 september jl. aanbevolen dat de voorwaardelijke vergunning van de vaccins van Moderna en BioNTech/Pfizer wordt omgezet naar een reguliere vergunning. Dit is van toepassing op zowel de originele vaccins van deze producenten als de nieuwe, bivalente vaccins. Wereldwijd zijn inmiddels ruim 12 miljard doses van de COVID-19-vaccins toegediend. De eerste vaccinaties zijn daarbij al ruim 1,5 jaar geleden gegeven. De bijwerkingen van de COVID-19-vaccins zijn daarmee goed in beeld en er zijn geen aanwijzingen dat de vaccins op langere termijn bijwerkingen geven die zouden moeten leiden tot een andere afweging met betrekking tot de inzet van vaccins. Daarmee is de kwalificatie dat de vaccins «nieuw en experimenteel» zouden zijn onjuist.
Hoe zou deze verplichting praktisch geïmplementeerd worden? Is hiervoor al een strategie bepaald? Zo ja, kunt u deze gedetailleerd inzichtelijk maken?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Ik kan niet ingaan op de implementatie van plannen die het kabinet niet heeft.
Welke criteria worden gehanteerd voor het invoeren van een dergelijke vaccinatieplicht? Bij welke epidemiologische situatie zou deze ingevoerd worden? Waar is die risicoanalyse op gebaseerd? Kunt u deze informatie openbaar en toegankelijk maken?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren.
Wat zouden de consequenties zijn van het verzaken van deze vaccinatieverplichting? Worden boetes en/of celstraffen opgelegd? Worden ongevaccineerde mensen opnieuw geweerd uit publieke ruimtes? Wordt ongevaccineerde personen de toegang tot zorg ontzegd?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Ik kan niet ingaan op de hypothetische consequenties van het niet naleven van een verplichting die het kabinet niet overweegt.
Zouden kinderen ook moeten voldoen aan deze vaccinatieverplichting? Zo ja, hoe kan dat worden verantwoord aangezien het coronavirus voor kinderen en jongeren geen enkel risico vormt en steeds meer onderzoeken bovendien laten zien dat de bijwerkingen bij jonge mensen aanzienlijk zijn, bijvoorbeeld in de vorm van hartschade?
Er is brede wetenschappelijke consensus over de veiligheid en effectiviteit van de COVID-19-vaccins, ook bij jonge mensen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Vaccineren is in Nederland een persoonlijke keuze, ook voor jonge mensen, en het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren.
Vindt u het, bezien in het licht van het gegeven dat het gevaar en de mortaliteit van muterende virussen zoals het coronavirus vrijwel altijd afneemt naarmate een dergelijk virus langer circuleert en vaker muteert, niet onverantwoord om een vaccinatieverplichting in te stellen zonder dat onafhankelijk is onderzocht of er een verband bestaat tussen de bijwerkingen, sterfte en de coronavaccinaties? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide uiteenzetting van de afwegingen en de risico-analyse geven?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Daarnaast is de suggestie dat er geen onafhankelijk onderzoek zou zijn naar de bijwerkingen van COVID-19-vaccinatie onjuist. Meldingen van (vermoedelijke) bijwerkingen van COVID-19-vaccinatie worden gemonitord door Bijwerkingencentrum Lareb, het CBG en het EMA. In de antwoorden op de schriftelijke vragen die op 5 juli3, 6 juli4 en 25 juli jl.5 door het lid Van Haga zijn gesteld ben ik uitgebreid ingegaan op de zorgvuldige wijze waarop zij dit doen.
Kunt u aangeven waarom rekening wordt gehouden met het scenario zoals beschreven in het rapport van de WRR over een potentiële externe dreiging van een ernstige variant uit het buitenland? Zijn er aanwijzingen dat een dergelijke variant de kop op zou kunnen steken? Zo ja, waar is deze hypothese op gebaseerd en waarom is de Kamer hierover niet ingelicht?
De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik daarom naar het rapport en naar de organisaties die het advies hebben opgesteld. Ik wijs ook op het feit dat het rapport een scenarioverkenning is. Zoals ook expliciet in de inleiding van het rapport benoemd, is een scenario niet hetzelfde als een toekomstvoorspelling.
Heeft u kennisgenomen van de recent gepubliceerde studie «Regular Use of Ivermectin as Prophylaxis for COVID-19 Led Up to a 92% Reduction in COVID-19 Mortality Rate in a Dose-Response Manner: Results of a Prospective Observational Study of a Strictly Controlled Population of 88,012 Subjects»?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat deze studie concludeert dat het middel Ivermectine bij profylactisch gebruik wel degelijk een ernstig verloop van COVID-19 voorkomt en bijdraagt aan een significante vermindering van ziekenhuisopnames?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Van Houwelingen (FvD)7.
Deelt u de mening dat dat deze onderzoeksresultaten het vermeende belang van vaccinatie als «enige uitweg» uit de coronacrisis onderuit haalt? Zo nee, waarom niet?
Vaccinatie levert een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van het coronavirus, omdat het ervoor zorgt dat minder mensen ernstig ziek worden door het virus. Vaccineren is echter slechts één onderdeel van de aanpak van het kabinet.
In de brieven aan uw Kamer van 1 april8, 13 juni9 en 16 september jl.10 heeft het kabinet de verschillende elementen van de langetermijnaanpak COVID-19 uitgebreid toegelicht.
Welke impact denk u dat een vaccinatieverplichting zal hebben op de samenleving? Hoe verhoudt zich deze verregaande en buitenproportionele maatregel tot alle maatschappelijke onrust die de coronamaatregelen de afgelopen jaren al hebben veroorzaakt? Bent u niet van mening dat een dergelijke verplichting deze onrust alleen maar zal aanwakkeren?
Ik acht het niet zinvol om te speculeren over de eventuele impact van het invoeren van een maatregel die het kabinet niet overweegt.
Wat zullen de economische gevolgen van een vaccinatieverplichting zijn? Is in kaart gebracht welke schade deze maatregel zal aanrichten bij ondernemers/het midden- en kleinbedrijf (MKB)?
Zie mijn antwoord op vraag 15.
Wat zullen de gevolgen van een vaccinatieverplichting zijn voor het onderwijs en de arbeidsmarkt? Worden ongevaccineerde leerlingen en werknemers geweigerd op scholen en op hun werk? Zo ja, vindt u de schade die dat zal aanrichten geoorloofd?
Zie mijn antwoord op vraag 15.
Als in de toekomst blijkt dat de coronavaccins geleid hebben tot gezondheidsschade en/of sterfte, is de overheid dan aansprakelijk voor de geleden schade, aangezien zij mensen heeft verplicht zich te laten vaccineren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Ik kan dan ook niet ingaan op de aansprakelijkheid voor de mogelijke gevolgen van beleid dat het kabinet niet voert.
De goedkeuring en het gebruik van aangepaste coronavaccins |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving «Vaccinwaakhond kijkt naar aangepaste coronavaccins» en «Omicron Boosters Are Coming, But They Weren’t Tested on People. Here’s What You Need to Know»?1 en 2
Ik heb kennisgenomen van beide nieuwsberichten. Ik wil daarbij opmerken dat beide artikelen verwijzen naar verschillende beoordelingstrajecten. Het artikel in De Telegraaf verwijst naar het oordeel van het EMA over de bivalente vaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna dat op 1 september jl. verschenen is. Dit betreft vaccins die zijn aangepast op de omikron-BA.1-variant van het virus. Het artikel en de conclusie uit het artikel van Time verwijst naar de beoordeling door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) van vaccins die zijn aangepast op de BA.4- en BA.5-variant van het virus.
Kunt u uitleggen waarom er een noodzaak is voor aangepaste vaccins, terwijl de Omicronvariant van het coronavirus voor de volksgezondheid nauwelijks een risico vormt?
Het is niet correct dat de omikronvariant van het virus geen risico voor de volksgezondheid meer vormt. De varianten van het virus die op dit moment circuleren zijn weliswaar minder ziekmakend, maar ook een infectie met deze varianten kan leiden tot ernstige ziekte, langdurige klachten of zelfs sterfte. Daarnaast zijn omikronvarianten van het virus zeer besmettelijk gebleken en kan een stijging in het aantal besmettingen nog steeds leiden tot een verhoogde druk op de zorg.
De oorspronkelijke mRNA-vaccins bevatten alleen mRNA dat codeert met het spike-eiwit van het oorspronkelijke Wuhan SARS-CoV-2 virus. Omdat dit oorspronkelijke virus in de afgelopen jaren is gemuteerd, lijken de huidige varianten steeds minder op deze oorspronkelijke variant. Hierdoor wordt het voor het virus makkelijker om aan de bescherming van de huidige vaccins te ontsnappen. De bivalente vaccins bevatten naast het mRNA dat codeert voor het spike-eiwit van de Wuhanvariant, ook mRNA dat codeert voor het spike-eiwit van de omikronvariant. De bivalente vaccins wekken daarom een bredere immuniteit op dan de huidige vaccins. De verwachting is dan ook dat deze vaccins bijdragen aan een zo optimaal mogelijke bescherming tegen andere (nieuwe) varianten van het virus. Hiermee wordt ernstige ziekte en sterfte als gevolg van een SARS-CoV-2-besmetting zoveel mogelijk voorkomen.
Kunt u uitleggen waarom er toch opnieuw een grootschalige vaccinatiecampagne op touw gezet wordt, aangezien inmiddels het overgrote deel van de bevolking besmet is geweest met een variant van het coronavirus, of zelfs met meerdere varianten, waardoor het overgrote deel van de bevolking dus ook natuurlijke afweer heeft opgebouwd, die aanzienlijk beter beschermt dan afweer opgebouwd door vaccins?
Het klopt niet dat een infectie zorgt voor een betere bescherming dan een vaccinatie. Uit recent onderzoek van het RIVM3 blijkt dat personen die een infectie hebben doorgemaakt én een vaccinatie hebben gehaald beter beschermd zijn tegen een SARS-CoV-2-infectie, in vergelijking met personen die alleen een infectie hebben doorgemaakt. Het is daarom ook voor mensen die eerder een infectie hebben doorgemaakt nog steeds belangrijk om zich te laten vaccineren. Daarnaast zien we zowel na vaccinatie als na infectie na verloop van tijd een afname van bescherming tegen het virus. Door vaccinatie wordt deze bescherming weer op peil gebracht. De kans dat mensen ernstig ziek worden wordt dan weer kleiner.
Welke personen zijn de twee vertegenwoordigers van het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen in het comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), en zijn zij volledig onafhankelijk?
Informatie over de samenstelling van het comité en de ondertekende belangenverklaringen van alle leden zijn openbaar en beschikbaar op de website van het EMA4.
Wat zijn de criteria aan de hand waarvan het aangepaste coronavaccin als veilig wordt bestempeld? Hoe is dit onderzocht en wordt deze data openbaar en toegankelijk gemaakt voor onafhankelijke wetenschappers?
Net zoals bij de originele vaccins, moeten de fabrikanten de aangepaste vaccins indienen voor beoordeling door het EMA. Dit betekent dat de fabrikanten data moeten aanleveren conform de in Europa vastgestelde regels. De aangepaste vaccins zijn niet geheel nieuwe vaccins – er is sprake van een aanpassing in de samenstelling van het vaccin. Hierdoor is de veiligheidsdata die is verkregen met de originele vaccins nog altijd relevant. Bij de beoordeling van de aangepaste vaccins is specifiek gekeken naar de mogelijke impact van de aanpassing in de vaccins in vergelijking met de originele vaccins. Hieruit is geconcludeerd dat het bijwerkingenprofiel van de aangepaste vaccins vergelijkbaar is met die van de originele vaccins en dat de aangepaste vaccins dus voldoende veilig zijn. De beoordelingsdossiers van alle geregistreerde vaccins zijn openbaar en toegankelijk via de website van het EMA.
Klopt het dat de aangepaste vaccins gericht op de BA.4 en BA.5 subvarianten van de Omicronvariant alleen voorlopig worden goedgekeurd voor «emergency use», net zoals het geval was bij het originele coronavaccin?
Nee, dit klopt niet. Dit klopt ook niet voor de originele vaccins. Alle COVID-19-vaccins die in Nederland worden gebruikt hadden in eerste instantie een voorwaardelijke vergunning voor de Europese markt. Dit is iets anders dan een vergunning voor gebruik in noodsituaties. Met een vergunning voor gebruik in noodsituaties wordt er geen daadwerkelijke vergunning verleend, maar wordt het gebruik van een vaccin zonder vergunning tijdelijk toegestaan voor zo lang de noodsituatie voortduurt. In de procedure voor een voorwaardelijke vergunning zijn alle verplichtingen met betrekking tot geneesmiddelenbewaking en productiecontroles, alsook de overige verplichtingen na de verlening van de vergunning wettelijk van toepassing. Een voorwaardelijke vergunning wordt alleen afgegeven als5 het vaccin een positieve risico-baten balans heeft,6 de vaccins een onvervulde medische behoefte in de context van een risico voor de volksgezondheid vervult en7 het waarschijnlijk is dat de fabrikant verdere data over effectiviteit en kwaliteit op een later moment kan leveren. De wetenschappelijke comités van het EMA controleren of deze verplichtingen worden nageleefd. Op het moment dat voldoende data beschikbaar is, kan een voorwaardelijke vergunning worden omgezet naar een reguliere vergunning. Het EMA heeft op 15 september jl. aanbevolen dat de voorwaardelijke vergunning van de vaccins van Moderna en BioNTech/Pfizer wordt omgezet naar een reguliere vergunning. Dit is van toepassing op zowel de originele vaccins van deze producenten als de nieuwe, bivalente vaccins.
Klopt het dat het aangepaste coronavaccin niet is getest op mensen, maar slechts op dieren? Zo ja, waarom?
Zowel BioNTech/Pfizer als Moderna hebben vaccins ontwikkeld die naast de oorspronkelijke Wuhan-stam, ook zijn aangepast op de BA.1 Omikron variant. Deze vaccins zijn in klinische studies (met mensen) getest en hieruit is duidelijk geworden dat deze aangepaste vaccins een afweerreactie opwekken tegen zowel de oorspronkelijk stam als de BA.1-virusvariant. De bijwerkingen van dit aangepaste vaccin zijn vergelijkbaar met de bijwerkingen na een booster met het oorspronkelijke vaccin.
BioNTech/Pfizer heeft naast een aangepast vaccin op de BA.1 variant, ook een aangepast vaccin op de BA.4/5 variant ontwikkeld. De samenstelling van deze BA.4/5 versie lijkt heel sterk op de aangepaste BA.1 vaccins. Dit aangepaste vaccin is op 12 september jl. ook door het EMA goedgekeurd. Het beoordelingscomité van het EMA, waarin het CBG vertegenwoordigd is, concludeert dat de werkzaamheid, veiligheid en kwaliteit van dit vaccin voldoende onderbouwd zijn. In de aanbeveling voor de goedkeuring van dit vaccin heeft het comité alle beschikbare data beoordeeld van zowel het oorspronkelijke als de aangepaste vaccins, inclusief vaccins die ontwikkeld zijn tegen andere varianten. Klinische studies met het BA.4/5 vaccin waren voor de goedkeuring van deze vaccins niet nodig, omdat er voldoende zekerheid was dat de relatief kleine aanpassingen in de samenstelling van het vaccin geen grote impact hebben op de risico-baten balans van het vaccin. De klinische studies naar dit vaccin lopen nog en het beoordelingscomité ontvangt de gegevens zodra deze beschikbaar zijn.
Is een zorgvuldige analyse gemaakt waaruit blijkt dat het risico op potentieel schadelijke gevolgen van vaccineren met een ontoereikend getest vaccin kleiner is dan het risico op ernstig verlopende Omicron-infecties? Zo ja, kunt u die risico-analyse openbaar maken?
Ik deel uw opvatting dat het vaccin «ontoereikend getest» zou zijn niet. Het is aan medische experts om dit te beoordelen en ik vertrouw op het oordeel van het EMA dat de vaccins voldoende veilig en effectief zijn, en dat de balans tussen werkzaamheid en bijwerkingen gunstig is voor alle doelgroepen die dit najaar in aanmerking komen voor een herhaalprik. In mijn antwoord op vraag 7 heb ik toegelicht waar dit oordeel op gebaseerd is en hoe de bijwerkingen van vaccinatie gemonitord worden.
Is het niet aannemelijk dat deze nieuwe/aangepaste prik ook niet heel, of misschien zelfs nog minder effectief zal zijn dan de eerdere booster, aangezien eerder gepubliceerde data met betrekking tot de werkzaamheid van de Pfizer en Moderna BA.1 booster teleurstellend was in vergelijking met de data met betrekking tot de eerste vaccinatieronde? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is dan de overweging om toch op grote schaal te gaan vaccineren?
Ik weet niet waar u deze conclusie op baseert. Het EMA concludeerde op 1 september jl. dat een booster met deze bivalente vaccins een sterke afweerreactie geeft tegen de oorspronkelijke stam van het coronavirus en zorgt voor een betere immuunrespons tegen de BA.1-variant dan het oorspronkelijke, monovalente vaccin. De bivalente vaccins zijn gebaseerd op een combinatie van de oorspronkelijke Wuhan-variant en een omikron-BA.1-variant van het virus. Daarmee verbreden de aangepaste vaccins de bescherming tegen verschillende varianten.
Kunt u een uitgebreide veiligheidsanalyse geven van het blijven «stapelen» van vaccinaties? Is bekend wat het krijgen van zo veel vaccinaties in een dusdanig kort tijdsbestek voor gevolgen voor de gezondheid kan hebben? Wordt dit actief onderzocht?
Bij elke opvolgende vaccinaties wordt eerst onderzocht of het veilig is deze prik te geven. Dat personen al meerdere prikken hebben ontvangen wordt meegenomen in het onderzoek naar de veiligheid van de vaccins. De bijwerkingenprofielen die gemeten zijn na een vierde dosis, o.a. pijn op de plek van de prik, vermoeidheid of koorts, zijn vergelijkbaar met die na de eerdere prikken. Tot nu toe zijn er geen andere of ernstigere bijwerkingen aan het licht gekomen bij het «stapelen» van meerdere COVID-19 vaccinaties. Daarnaast worden ook de meldingen van bijwerkingen na de goedkeuring van een vaccin of dosis bijgehouden, zoals ik in het antwoord op eerdere vragen van 5 juli8, 6 juli9 en 25 juli jl.10 van het lid van Haga heb toegelicht. Tot dusver zijn er geen signalen van andere negatieve gezondheidseffecten na meerdere vaccinaties.
Er wordt actief onderzoek gedaan naar het effect van meerdere vaccinaties op het immuunsysteem, zowel door de fabrikanten zelf als door onafhankelijke onderzoeksgroepen. In deze studies zien we tot nu toe dat elke vaccinatie nog steeds veel toegevoegde waarde geeft in de afweerreactie. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen voor een verzadiging of gewenning van de afweerreactie.
Acht u het niet verstandiger op zijn minst een studie met menselijke proefpersonen te doen voor dit aangepaste vaccin (voorlopig) wordt goedgekeurd? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 7 heb toegelicht zijn de BA.1 vaccins getest op mensen. Daarnaast is de veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit van de BA.4/5 vaccins volgens het EMA voldoende onderbouwd om ook deze vaccins goed te keuren. Ook het OMT-V heeft positief geadviseerd over de inzet van deze vaccins. Ik vertrouw op de zorgvuldige beoordeling door het EMA en het OMT-V en zie geen reden op dit moment te wachten met het aanbieden van de vernieuwde vaccins.
Wordt een onderzoek ingesteld naar de effecten en gevolgen van deze aangepaste prik? Zo ja, hoe gaat dit onderzoek eruit zien? Zo nee, waarom niet?
De vernieuwde vaccins worden op dezelfde manier gemonitord als de huidige vaccins. In mijn antwoorden op uw schriftelijke vragen3/4/5 ben ik meermaals ingegaan op de zorgvuldige wijze waarop (mogelijke) bijwerkingen van COVID-19-vaccinaties in Nederland worden gemonitord. Ik zie geen reden om hierin aanpassingen te maken of aanvullend onderzoek te doen.
Betekent de aannemelijkheid dat het coronavirus zich zal blijven muteren dan dus ook dat er aanhoudend aangepaste vaccins zullen worden geproduceerd die mensen periodiek zullen moeten nemen? Is er zicht op hoe vaak jaarlijks de medische wetenschap denkt te moeten gaan vaccineren tegen COVID-19?
Het is inderdaad aannemelijk dat het coronavirus zal blijven muteren, zoals we van andere virussen ook gewend zijn. Het is daarmee ook aannemelijk dat de vaccins tegen het coronavirus steeds aangepast zullen worden aan nieuwe (dominante) varianten. Dit wordt bijvoorbeeld bij de griepvaccinatie ook gedaan. Het is op dit moment nog niet te zeggen hoe vaak het nog nodig zal zijn mensen te vaccineren tegen het coronavirus en of dit geldt voor de gehele populatie of slechts een deel daarvan. Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd mij te adviseren over de vaccinatiestrategie op de langere termijn. Dit advies wordt in het najaar van 2023 verwacht.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel deze aanhoudende vaccinatiestrategie en de daarbij behorende logistiek en uitvoering Nederland zullen gaan kosten? Waar worden deze kosten door gedekt?
Voor het jaar 2022 heb ik in mijn begroting rekening gehouden met de uitvoering van meerdere vaccinatierondes, namelijk de eerste boostercampagne in de winter, een herhaalprik voor ouderen en kwetsbaren in het voorjaar en een herhaalprik voor de gehele bevolking in het najaar. Ook voor het jaar 2023 heb ik een budget geraamd voor de COVID-19-vaccinatiestrategie. Hier heb ik de Kamer met de 6e incidentele suppletoire begroting over geïnformeerd11. De hiervoor benodigde middelen komen ten laste van het generale Rijksbrede beeld. Er wordt nog bezien of en in welke vorm structurele inbedding in mijn begroting nodig wordt geacht.
Afhankelijk van de opkomst, kan het voorkomen dat de uitvoeringskosten van de eerdere vaccinatierondes en de najaarsronde anders zijn dan ik aanvankelijk heb geraamd. Indien dit zo is zal ik dit de Kamer, conform de reguliere begrotingssystematiek, melden met een suppletoire begroting. Dit geldt ook voor wijzigingen in mijn begroting ten behoeve van eventuele toekomstige vaccinatierondes.
Kunt u reflecteren op de vraag hoe zinvol het is om grootschalig te blijven vaccineren tegen een muterend virus, waarvan wij bovendien inmiddels weten dat het voor het overgrote deel van de populatie geen enkel risico vormt? Betekent dat niet dat wij eigenlijk continu achter de feiten aan lopen?
Dit heb ik in het antwoord op vraag 2 toegelicht.
Bent u voornemens om ook kinderen en jongeren te gaan vaccineren met dit aangepaste vaccin? Zo ja, kunt u uitleggen hoe dat medisch-ethisch verantwoord is, aangezien er nog maar marginaal getest is op veiligheid en effectiviteit?
De vernieuwde vaccins zijn geregistreerd voor gebruik als booster bij mensen vanaf 12 jaar oud. Dit betekent dat het EMA de vernieuwde vaccins voldoende veilig en effectief beschouwt voor deze groep, en dat de balans tussen werkzaamheid en bijwerkingen gunstig is. Iedereen ouder dan 12 jaar die dat wil, kan daarom dit najaar een herhaalprik met een vernieuwd vaccin krijgen. Er zijn op dit moment nog geen vernieuwde vaccins geregistreerd voor gebruik als booster voor kinderen jonger dan 12 jaar. Kinderen in de leeftijdsgroep van 5 tot en met 11 jaar kunnen, als zij dit willen, een basisserie met het speciale kindervaccin van Pfizer ontvangen. Wanneer de vernieuwde vaccins voor kinderen jonger dan 12 jaar door het EMA beoordeeld zijn en tot de markt worden toegelaten, zal de Gezondheidsraad of het OMT-V adviseren over de inzet daarvan.
Kunt u uitleggen hoe u het doorgaan met vaccineren met opnieuw een marginaal getest vaccin verantwoord vindt ten opzichte van de steeds verder oplopende meldingen van bijwerkingen van de coronavaccinaties en de aanhoudende oversterfte die nog altijd niet goed verklaard kan worden? Acht u het niet verstandig eerst onderzoek te doen naar het mogelijke verband voordat opnieuw grootschalig gevaccineerd gaat worden?
Ik onderschrijf uw stellingname dat het vaccin onvoldoende getest zou zijn niet. Daarbij is het niet opmerkelijk dat het aantal meldingen van vermoedelijke bijwerkingen oploopt. Dit komt omdat mensen zich nog steeds laten vaccineren, waarbij de kans op het optreden van bijwerkingen bestaat. Mensen weten Bijwerkingencentrum Lareb steeds beter te vinden. Het is dus niet zo dat het aantal bijwerkingen in verhouding tot het aantal vaccinaties oploopt. Het is ook niet zo dat het bij elke melding van een vermoedelijke bijwerking ook daadwerkelijk om een bijwerking gaat.
De oversterfte kan op verschillende manieren verklaard worden. Hier wordt op dit moment onderzoek naar gedaan. Daarnaast monitort Lareb ook de meldingen van overlijden na vaccinatie. Overlijden na vaccinatie betekent overigens niet dat een bijwerking van het vaccin de oorzaak is van het overlijden. Lareb geeft aan dat bij een groot deel van de meldingen een al bestaand gezondheidsprobleem de meest voor de hand liggende verklaring voor het overlijden is. Bij een aantal meldingen hebben bijwerkingen mogelijk bijgedragen aan het verslechteren van een al kwetsbare gezondheidssituatie of sluimerende onderliggende conditie, al dan niet door hoge leeftijd. Het gaat om bekende bijwerkingen van de coronavaccins, zoals koorts, misselijkheid en algemene malaise. In een aantal gevallen was COVID-19 de oorzaak van het overlijden. Het betrof vaak mensen van boven de 80 jaar die al voor de vaccinatie besmet waren geraakt met COVID-19. Drie mensen overleden vrijwel zeker aan de zeldzame bijwerking trombose met trombocytopenie syndroom (TTS) na AstraZeneca vaccinatie. Bij sommige meldingen van overlijdens was er sprake van een andere ernstige bekende bijwerking, zoals bijvoorbeeld myocarditis. Dat myocarditis ná vaccinatie optreedt, betekent niet dat het vaccin altijd de oorzaak is. Het kan ook een andere oorzaak hebben.
De aanhoudende oversterfte |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat sinds week tien van dit jaar wekelijks meer mensen overlijden dan op basis van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)-model verwacht werd? Zo ja, heeft u hiervoor een verklaring en/of gaat u hier onderzoek naar doen?
Uit de sterftecijfers van het CBS kan geconstateerd worden dat er in het begin van 2022 geen sprake was van oversterfte. Sinds week 10 lag volgens het CBS het aantal overledenen boven de verwachte sterfte, maar binnen het interval van gewoonlijke fluctuaties. Hierdoor was er tot week 13 geen sprake van oversterfte. Vanaf week 13 tot week 33 is er in iedere week sprake van oversterfte (alleen week 21 ligt net onder de grens) volgens de berekeningen van het CBS. Om deze oversterfte nader te duiden, zijn onder andere de doodsoorzakenstatistieken nodig. Op dit moment zijn de doodsoorzakenstatistieken beschikbaar bij het CBS tot en met mei 2022 (voorlopige cijfers)1. Hierbij is het belangrijk om aan te geven dat hoeveel mensen overlijden afhankelijk is van een groot aantal factoren. De oorzaak voor een periode van oversterfte is daarom niet eenduidig aan te wijzen (zie ook het antwoord op vraag 3).
Bent u op de hoogte van het feit dat sinds week dertien van dit jaar elke week sprake is van oversterfte, de weken 21 en 31 uitgezonderd? Deelt u de mening dat dit hoogst ongebruikelijk is, zeker omdat na een periode van oversterfte vaak een periode van ondersterfte volgt?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat deze toename in aantallen overlijdens niet toegeschreven kan worden aan corona-infecties, aangezien de meer dan verwachte sterfte veel hoger is dan de sterfte die corona-gerelateerd is? Zo ja, hoe verklaart u deze sterfte dan? Gaat u onderzoek doen naar de mogelijke andere oorzaken van deze sterfte, bijvoorbeeld naar een eventuele, onverwachte toename van bepaalde aandoeningen?
De cijfers over de (over)sterfte zijn gebaseerd op de berichten over het aantal overledenen die het CBS dagelijks van gemeenten ontvangt. Deze berichten bevatten geen informatie over de doodsoorzaak. Die informatie ontvangt het CBS later via een doodsoorzakenverklaring. Voor alle overledenen tot en met mei 2022 is op dit moment de doodsoorzaak bekend (voorlopige cijfers). In de periode januari 2022 tot en met april 2022 overleden circa 4.400 personen aan COVID-19. Naast de COVID-19-epidemie is er vanaf half maart 2022 dertien weken lang een griepepidemie in Nederland geweest2. Ook waren er aanzienlijk lange, zeer warme, zelfs hete perioden in de zomer. Net als in veel andere landen overleden veel mensen extra in vooral juli, mogelijk door de hittegolf. In landen waar het koeler was, was de sterfte toen niet verhoogd. Hierover is meer te lezen in het laatste verschenen nieuwsbericht van het CBS3.
Bent u op de hoogte van het feit dat de toename van overlijdens direct volgt op de start van de nieuwe vaccinatiecampagne en het zetten van herhaalprikken? Houdt u er rekening mee dat deze nieuwe ronde vaccinaties van invloed zou kunnen zijn op de toename van sterfte? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide analyse geven waarom u dit verband uitsluit?
In het oversterfteonderzoek van het CBS en het RIVM4 is gekeken naar het risico op overlijden binnen acht weken na COVID-19 vaccinatie. Uit dit onderzoek blijkt voor geen enkele leeftijdsgroep of vaccindosis een verhoogd risico op overlijden aan andere oorzaken dan COVID-19 gevonden na COVID-19 vaccinatie. Onderzoeken in andere landen met nog grotere populaties, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, laten ook geen verhoogd sterfterisico na vaccinatie zien. Vaccinatie heeft een sterk beschermend effect tegen overlijden aan COVID-19 en heeft daardoor veel (over)sterfte voorkomen. Uiteraard hecht ik belang aan verder onderzoek naar mogelijke oorzaken van de oversterfte en stimuleer dit door middel van de uitvoering van traject 3 van het oversterfte onderzoek via ZonMw5.
Hoe verklaart u het feit dat er een correlatie is tussen het aantal vaccinaties dat per week toegediend wordt en het aantal extra overlijdens in de week daaropvolgend? Kunt u inzichtelijk maken welke andere oorzaken behalve vaccinatie aannemelijk zijn en waar u deze vermoedens op baseert?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt het gegeven dat wereldwijd het aantal mensen dat sterft met/aan een corona-infectie is gedaald tot op het niveau van voor de eerste coronagolf en op dit moment dus niet langer sprake is van een epidemie, zich tot de aanhoudende oversterfte van de afgelopen tijd?
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is COVID-19 nog steeds een pandemische ziekte. In lijn daarmee, is COVID-19 in Nederland nog steeds een epidemische ziekte. De oversterfte van de afgelopen tijd is (nog) niet (volledig) onderzocht. Volgens de laatste publicaties van het CBS is er in 2022 sprake van oversterfte (zie antwoord 1 en 2). Cijfers over doodsoorzaken zijn op dit moment tot en met mei 2022 beschikbaar bij het CBS. Om een beeld te krijgen van de redenen en oorzaken van de oversterfte in 2022 dienen naast deze gegevens ook andere bronnen gebruikt te worden. Ik vind het belangrijk dat ook hier gedegen onderzoek naar gedaan gaat worden. In het huidige oversterfte onderzoek, waarbij traject 3 recentelijk van start is gegaan, wordt gekeken naar de oversterfte in de periode 2020–20216.
Is, gezien de onzekerheid rondom de veiligheid van de coronavaccins, de afname van de werkzaamheid van vaccinatie en de ontwikkeling van het coronavirus wereldwijd, niet een herijking van het beleid gewenst? Waarom wordt het vaccinatieprogramma niet (tijdelijk) gestaakt, bijvoorbeeld om te meten of de oversterfte na het stoppen met vaccineren afneemt?
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op uw schriftelijke vragen van 25 juli jl.7, worden vaccins alleen goedgekeurd door het EMA en het CBG als de werkzaamheid, kwaliteit én veiligheid voldoende zijn aangetoond. Dat is voor alle COVID-19-vaccins die in Nederland worden gebruikt het geval. Als er twijfel is over de kwaliteit, werkzaamheid of veiligheid van vaccins, is dat reden om het zekere voor het onzekere te nemen. Op dit moment is dat niet aan de orde. Door te vaccineren voorkomen we juist dat mensen ernstig ziek worden of overlijden door COVID-19. Ik zie dan ook geen aanleiding om het vaccinatieprogramma (tijdelijk) te staken.