De gevolgen van het coronavirus. |
|
John Kerstens (PvdA), Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
|
|
|
Welke vervangende zorg wordt aangeboden als alternatief voor mensen wier dagbesteding is opgeschort?
Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd op 31 maart 2020
(Kamerstuk 25 295, nr. 200). Ik heb daarnaast een richtlijn opgesteld voor dagbesteding waarin is opgenomen wat kan en mag binnen de adviezen van het RIVM. Deze richtlijn staat 16 april op rijksoverheid.nl.
Welke maatregelen worden genomen om mantelzorgers te ontzien die door deze pandemie meer zorg moeten verlenen?
We volgen de ontwikkelingen van de groep kwetsbare personen en hun mantelzorgers nauwgezet en ik spreek mijn grote waardering uit voor al die 4,5 miljoen mantelzorgers die hun naasten verzorgen onder deze moeilijke omstandigheden. Onze gezamenlijke inzet is erop gericht om ook voor mantelzorgers heldere communicatie over de publieke gezondheidsrichtlijnen te geven en de gevolgen hiervan voor mantelzorgers in beeld brengen. De maatregelen van het kabinet die gelden tot 28 april 2020, hebben verdergaande impact op het zorgen voor een naaste. Zo moet het hele gezin (huishouden) thuisblijven als er een zieke in huis is (behalve als men in een cruciaal beroep werkzaam is) en wordt dagbesteding verder afgeschaald. We willen stimuleren dat mantelzorgers zich vooral op de zorgtaken kunnen richten. Daarom heeft MantelzorgNL de openingstijden van de mantelzorglijn verruimd en een uitgebreide lijst van Q&A’s opgesteld om mantelzorgers van de juiste informatie te voorzien. Verder is, in overleg met partijen, een richtlijn mantelzorg opgesteld voor een drietal groepen mantelzorgers. Centraal in de richtlijn staat de zorgladder die in beeld brengt hoe zorg en ondersteuning opgeschaald kan worden van het eigen netwerk tot aan crisisopvang. Deze richtlijn staat vanaf 16 april op rijksoverheid.nl.
Wordt er actief en gedetailleerd naar mantelzorgers gecommuniceerd over wat het coronavirus voor hen betekent en hoe zij moeten handelen? Hoe worden mantelzorgers die ziek zijn vervangen?
Ja er wordt actief en gedetailleerd naar mantelzorgers gecommuniceerd.
Door MantelzorgNL maar ook door platforms als Mantelzorgelijk. MantelzorgNL heeft de bereikbaarheid van de landelijke mantelzorglijn verruimd en heeft uitgebreide informatie op hun site opgenomen over richtlijnen hoe de zorg het beste gegeven kan worden.
Ook zijn er Q&A’s opgesteld over specifieke vragen. De sites van het RIVM, de rijksoverheid, de VNG en MantelzorgNL verwijzen hierover naar elkaar. Tot slot is een richtlijn mantelzorg opgesteld (zie het antwoord op vraag 2).
Welke maatregelen worden genomen om mensen die in grotere groepen bij elkaar leven, zoals bijvoorbeeld in de jeugdzorg en vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), veilig te houden?
Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd op 31 maart 2020
(Kamerstuk 25 295, nr. 200).
Ontvangt u signalen uit de geestelijke gezondheidszorg (ggz) dat de vraag naar zorg toeneemt gezien de verontrustende situatie? Zo ja, wat doet u om de toenemende vraag het hoofd te bieden zodat mensen met psychische problemen de hulp ontvangen die zij nodig hebben?
De Staatssecretaris van VWS heeft uw Kamer hierover geïnformeerd op 20 maart 2020 (Kamerstuk 25 424, nr. 526).
Bent u bereid in gesprek te gaan met het onderwijsveld over signalen die onderwijsvakbonden ontvangen, waaruit blijkt dat er scholen zijn die leraren verplichten naar school te komen?
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media heeft u hierover geïnformeerd op 17 maart 2020, (Kamerstuk 31 289, nr. 415).
Wat is uw reactie op de zorgen vanuit het onderwijsveld over de wijze waarop scholen veilig schoolexamens af moeten nemen? Hoe gaat u scholen hierbij ondersteunen en wat verwacht u van scholen waarbij (te veel) leraren niet fysiek aanwezig kunnen zijn op school om examens af te nemen?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd door de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op:
Hoe zorgt u ervoor dat alle kinderen in staat zijn om online onderwijs te volgen? Op welke manier faciliteert u, al dan niet via de gemeente, een dekkend aanbod van benodigde digitale hulpmiddelen?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd door de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op:
Wat is uw inzet voor de situatie van kinderen in onveilige gezinnen? Bent u bereid om in gezamelijk overleg te treden en het programma Geweld hoort nergens thuis, en instanties als Veilig Thuis hiertoe (tijdelijk) te versterken? Zo nee, waarom niet?
Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd op 31 maart 2020
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2319).
Wanneer komt er duidelijkheid over eventuele (tijdelijke) aanpassingen van overgangseisen in het voortgezet, beroeps en hoger onderwijs? Deelt u de mening dat omwille van de duidelijkheid en gelijke kansen dit landelijk moet worden besloten en niet per onderwijsinstelling moet verschillen?
Hierover bent u geïnformeerd door de Minister van Onderwijs op:
Welke mogelijkheden ziet u om de gevolgen voor de onvermijdelijk groeiende kansenongelijkheid in het primair en voortgezet onderwijs zo veel mogelijk in te perken? Kunt u hierbij ook ingaan op het creëren van ruimte voor (extra) herkansingen in het voortgezet onderwijs?
Zie antwoord op vraag 7 en vraag 8.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met het onderwijsveld om de effecten van het niet laten doorgaan van de eindtoets in het primair onderwijs op leerlingen die een groter risico lopen op onderadvisering, in kaart te brengen en te mitigeren?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd door de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op 18 maart 2020, (Kamerstuk 31 293, nr. 513).
Op welke wijze is het primair en voortgezet speciaal onderwijs aangesloten bij de overleggen die nu plaatsvinden met het onderwijsveld, waaronder binnen de veiligheidsregio’s? Bent u bereid er zorg voor te dragen dat speciaal onderwijs expliciet is aangesloten op het zoeken en werken aan oplossingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Het Ministerie van OCW heeft sinds dit alles speelt gelijk contact opgenomen met (de vertegenwoordigers van) het speciaal onderwijs, in het bijzonder de PO-raad, Lecso en de vertegenwoordigers van SO cluster 1 en 2 opgenomen. Zij hebben vervolgens weer contact met hun partners, bijvoorbeeld de jeugdzorg en de gemeenten, maar ook leerling/ouders-organisaties. Ook in het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs zien we dat scholen zich hard inzetten om te zorgen voor goed thuis- en afstandsonderwijs. De ene school was daar al verder in dan de andere. Het speciaal onderwijs kijkt wat iedere leerling nodig heeft en past indien gewenst maatwerk toe (Kamerstuk 31 293, nr. 514).
Vreest u ook dat als gevolg van de coronacrisis het aantal betalingsachterstanden zal toenemen, omdat mensen (tijdelijk) geen of minder inkomen hebben?
Zie antwoord op vraag 16.
Bent u bereid over te gaan tot een moratorium op huisuitzettingen om te voorkomen dat mensen op straat komen te staan tijdens de coronacrisis?
Het kabinet acht het van groot belang te voorkomen dat mensen op straat komen te staan tijdens de Corona-crisis. Naast de maatregelen die een grote inkomensval moeten tegengaan, wordt er vanuit de huur- en koopsector gewerkt aan oplossingen indien mensen in de problemen komen. Ik verwijs hiervoor naar de Kamerbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 26 maart 2020
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2243) en de bij deze brief bijgevoegde «Gezamenlijk statement van verhuurders over huisuitzettingen en tijdelijke huurcontracten tijdens de Coronacrisis» en de verklaring van VLBN. Omdat er evidente redenen kunnen zijn om tot huisuitzetting over te gaan, zoals criminele activiteiten of extreme overlast, is het kabinet niet bereid om tot een moratorium over te gaan. Mensen kunnen niet zomaar hun huis uitgezet worden. Dat kan alleen door tussenkomst van de rechter. Er worden tot 1 juni 2020 geen ontruimingen uitgesproken, met uitzondering van de genoemde zeer ernstige situaties.
Bent u eveneens bereid om over te gaan tot een moratorium op afsluiting van gas, water, elektriciteit en internet?
De Landelijke Armoedecoalitie heeft dezelfde oproep gedaan.
Een afschrift hiervan heeft uw Kamer ontvangen. Ik verwijs hiervoor naar de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 26 maart 2020 (Kamerstuk 24 515, nr. 527). Gelukkig zijn er al wettelijke regels die mensen beschermen tegen afsluiting van voorzieningen. De bescherming van kwetsbare mensen is goed geregeld. Zo worden afnemers die omwille van hun gezondheid afhankelijk zijn van de levering van elektriciteit of gas en afnemers die in schuldhulpverlening zitten, in beginsel niet afgesloten. Het afsluiten van drinkwater is aan hele strenge eisen gebonden.
Bent u bereid om geen boetes, rente of verhogingen in rekening te brengen van overheidswege bij betalingsachterstanden?
Alle betrokken partijen, waaronder (overheids)schuldeisers, gerechtsdeurwaarders en overige incassodienstverleners, hebben de verantwoordelijkheid te voorkomen dat mensen meer dan nodig in de financiële problemen raken. Zij kunnen ruimhartig omgaan met het treffen van betalingsregelingen – en indien nodig even een pas op de plaats maken – en terughoudend omgaan met de inzet van dwangmaatregelen. Vrijwel alle genoemde partijen hebben al laten weten zich coulant op te stellen. Over bovenstaande is uw Kamer geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 26 maart 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2243) en door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 26 maart 2020 (Kamerstuk 24 515, nr. 527).
Gaat u maatregelen nemen om te voorkomen dat woningcorporaties, particuliere verhuurders, banken, zorgverzekeraars, energieleveranciers en telecombedrijven boetes en verhogingen opleggen bij betalingsachterstanden op de vaste lasten?
Zie antwoord vraag 17.
Herkent u het beeld dat mensen in de daklozenopvang een verhoogd risico hebben op besmetting, bijvoorbeeld door verminderde (persoonlijke) hygiëne, verminderde weerstand, kennis van het virus, concentratie van personen en toegang tot de gezondheidszorg? Welke maatregelen gaat u nemen om het besmettingsrisico te verminderen?
Zie antwoord op vraag 23.
Gaat u zorgen voor betere omstandigheden in de daklozenopvang, zoals meer bedden en individuele ruimtes? Zo ja, op welke termijn kan dit worden gerealiseerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 23.
Op welke wijze worden daklozen voorgelicht over voorzorgsmaatregelen en de gevaren van besmetting? Houdt u daarbij rekening met het gegeven dat veel daklozen minder goed (Nederlands) kunnen lezen?
Relevante informatie wordt gedeeld via de website van de rijksoverheid en het RIVM. Die informatie is in zo begrijpelijk mogelijke taal geschreven. Twee keer per week heeft het Ministerie van VWS overleg met de cliëntorganisatie voor de maatschappelijke opvang. Het Ministerie van VWS heeft aan hen de vraag voorgelegd hoe we een en ander het beste kunnen communiceren met de groep dak- en thuislozen.
Daarbij zullen we zoveel mogelijk gebruik maken van het materiaal voor laaggeletterden dat Pharos beschikbaar heeft gesteld.
Hoe wordt geregeld dat daklozen toegang hebben tot adequate medische zorg? Wat moeten daklozen doen om doorverwezen te worden? Worden zij daarbij begeleid?
Dit proces verloopt niet anders dan normaal. Dak- en thuislozen kunnen zich melden bij bijvoorbeeld een huisarts, straatdokter of de maatschappelijke opvang die zorgt voor een snelle triage.
Ook cliëntondersteuners kunnen een dakloze naar het juiste loket begeleiden. Voor de vergoeding van medische zorg aan dak- en thuislozen die niet verzekerd zijn, kan een beroep worden gedaan op de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden.
Ontvangt u signalen dat gemeenten (overwegen) de daklozenopvang (te) sluiten? Hoe gaat u ervoor zorgen dat veilige en adequate opvang voor daklozen gegarandeerd blijft?
Zie antwoord vraag 19.
Kunt u bevestigen dat mensen die belastingaangifte doen voor 1 april nog altijd voor 1 juli bericht krijgen, zodat eventuele teruggave niet vertraagd is?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd door de Minister van Financiën op
25 maart 2020 (Kamerstuk 35 412, nr.3).
Bent u bereid renteloos verlengd uitstel van betaling te verlenen aan particulieren die naar aanleiding van hun belastingaangifte moeten bijbetalen, zodat bijvoorbeeld ZZP’ers niet onmiddellijk met een grote betaling geconfronteerd worden?
Hierover is uw Kamer door de Minister van Financiën geïnformeerd met brieven van 12 en 17 maart 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 1 en Kamerstuk 35 420, nr. 2.).
Erkent u dat de maatregelen die zijn genomen in verband met het coronavirus, waaronder opgelegde reisbeperking, voor de Bonaire, Sint Eustatius of Saba (BES)-eilanden die in het bijzonder afhankelijk zijn van toerisme, grote economische schade kunnen en zullen aanrichten in dat deel van het Koninkrijk?
Zie antwoord op vraag 28.
Deelt u de mening dat het een gezamenlijke opgave is om de negatieve gevolgen voor de economie van Caraïbisch Nederland te dempen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u, gezien de onderlinge verschillen, per eiland inventariseren welke maatregelen geboden kunnen worden?
Zie antwoord op vraag 28.
Komt u, in navolging van het pakket maatregelen voor Nederland, binnen afzienbare termijn met een pakket maatregelen om de afzonderlijke economieën van de BES-eilanden te ondersteunen? Zo ja, op welke termijn komt u met een voorstel? Zo nee, waarom niet?
Hierover is uw Kamer door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geïnformeerd met de brief van 25 maart
(Kamerstuk 35 420, nr. 5).
Bent u voornemens Caraïbisch Nederland ook te ondersteunen op het gebied van gezondheidszorg? Zo ja, aan welke ondersteuning denkt u dan? Zo nee, waarom niet?
Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd op 7 april (Kamerstuk 25 295, nr. 219).
Wat is de overweging om scholen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba vooralsnog niet te sluiten, in tegenstelling tot Sint Maarten? Hoe kijkt u naar de zorgen van leraren en ouders over de veiligheid en bent u bereid alsnog in gesprek te gaan over preventieve sluiting?
Op Saba en Sint Eustatius zijn nu besmettingen vastgesteld. Het RIVM adviseerde, zolang op Bonaire, Sint Eustatius en Saba geen bevestigde gevallen van besmetting met het Covid-19 virus waren, dat sluiting van de scholen met het oog op de volksgezondheid niet nodig is. Op de drie eilanden zijn zodanige maatregelen getroffen met betrekking tot het inreizen van personen dat deze eilanden nagenoeg in zijn geheel van de buitenwereld zijn afgezonderd. Gelet op de wereldwijde ontwikkelingen en ook de ontwikkelingen en maatregelen in de regio, in het bijzonder de Caribische Landen van het Koninkrijk leefden er toenemende zorgen onder de inwoners van Caribisch Nederland dat het Covid-19 virus alsnog zou worden aangetroffen. Vanwege de maatschappelijke zorgen hebben de lokale autoriteiten op Bonaire, Saba en als laatste Sint Eustatius per 30 maart besloten de scholen (preventief) te sluiten.
De dringende oproep van Per Saldo over de onzekerheden bij pgb-houders aangaande het coronavirus |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Bruno Bruins (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de dringende oproep van Per Saldo over de gevolgen van het coronavirus voor houders van een persoonsgebonden budget (pgb)?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Welke actie heeft u ondernomen naar aanleiding van het signaal van Per Saldo dat zij vaak geen duidelijkheid hebben over zeer nijpende vragen die dagelijks bij hen binnenkomen?
De afgelopen periode is hard gewerkt aan een aantal tijdelijke maatregelen die antwoord geven op deze vragen. Deze maatregelen zijn op vrijdag 3 april 2020 gepubliceerd en zullen hieronder bij een aantal vervolgvragen deels worden toegelicht. Uitgangspunt van de maatregelen is het borgen van de zorgcontinuïteit voor budgethouders.
Bent u ook van mening dat budgethouders in deze tijd snelle antwoorden nodig hebben op vragen met betrekking tot de knelpunten die zij ondervinden rondom het coronavirus?
Ja.
Op welke manier wordt geborgd dat budgethouders en zorgverleners in de verpleging en verzorging van ouderen en gehandicapten voldoende toegang hebben tot beschermende materialen? Op welke wijze zijn deze zorgprofessionals aangesloten bij de Regionale Overleggen Acute Zorg (ROAZ)?
Het Ministerie van VWS heeft de inkoop en verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) centraal georganiseerd. Dit geldt voor alle soorten zorg. In het geval van een corona-besmetting heeft het RIVM richtlijnen opgesteld voor de zorg die buiten het ziekenhuis plaatsvindt, zoals bij de zorgverlening aan budgethouders. Deze richtlijnen zijn leidend in de aanvraag en verdeling van middelen. Sommige budgethouders hebben, ongeacht de huidige situatie, voor de dagelijkse zorg PBM nodig. Deze middelen moeten ook voor hen beschikbaar blijven. VWS heeft deze twee doelgroepen: zorgverleners die te maken krijgen met corona en zorgverleners die regulier ook gebruik maken van PBM, specifiek onder de aandacht gebracht bij de regionale contactpersonen bij de ROAZ voor de aanvraag en distributie van PBM. Zij weten dat ook zorgverleners van budgethouders behoefte hebben aan PBM. Ondertussen is het verdeelmodel aangepast en evenwichtiger gemaakt.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat het pgb doorbetaald wordt, ook als de zorg niet geleverd kan worden als gevolg van (de maatregelen aangaande) het coronavirus, zodat de continuïteit van zorg en het inkomen voor zorgverleners niet in gevaar komen?
Ik heb met de VNG (Wmo2015 en Jeugdwet) en ZN (Wlz en Zvw) afspraken gemaakt over het doorbetalen van pgb-zorgaanbieders, ook in het geval dat de zorg en ondersteuning niet of op een andere manier wordt geleverd. Deze afspraken zijn van toepassing op zorg en ondersteuning die met een pgb uit de Jeugdwet, Wmo 2015, Zvw of Wlz wordt ingekocht. Deze maatregelen gelden tot 1 juni aanstaande en zijn bedoeld om de zorgstructuur en de zorgcontinuïteit voor de toekomst te borgen. Hierbij blijft wel de oproep van kracht dat de zorgaanbieders allereerst onderzoeken of ze de zorg op een andere wijze kunnen leveren zodat deze maatregel niet nodig is.
Kunt u toezeggen om tijdelijk flexibel om te gaan met de 40-uursnorm om voldoende zorg voor pgb-houders te waarborgen?
De 40-uursnorm is, onverminderd de algemene regels in de Arbeidstijdenregelgeving, onderdeel van de Wlz (geregeld in de Regeling Langdurige Zorg) en onderdeel van de bestuurlijke afspraken die gemaakt zijn voor de Zvw. Bij gemeenten komt het voor dat in de verordening een maximaal aantal uren is vastgelegd voor informele zorg. In samenspraak met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt momenteel verkend of het mogelijk en wenselijk is om de 40-uursnorm in de Wlz en Zvw, in bepaalde situaties tijdelijk buiten beschouwing te laten. Daarbij geldt het uitgangspunt van continuïteit van zorg, maar zeer zeker ook dat overbelasting van zorgverleners nu en later moet worden voorkomen.
Bent u bereid voor een oplossing te zorgen als door het wegvallen van collectieve zorg (zoals dagbesteding) pgb-houders duurdere individuele zorg moeten inkopen en daarvoor de beschikking niet altijd toereikend is? Zo ja, geldt die oplossing dan ook voor woon- en ouderinitiatieven?
Voor de budgethouders die niet zonder weggevallen dagbesteding kunnen, roep ik instellingen op om op creatieve wijze te zoeken naar alternatieven. Denk hierbij ook aan nieuwe vormen van communicatie (beeldbellen, skype, individueel). Kortom, bekijk de individuele situatie en maak een goede afweging tussen wat kan en wat veilig en verantwoord is. Ik vraag dit ook aan instellingen die met een pgb worden ingekocht door de cliënt. Normaal gesproken maken deze instellingen één-op-één afspraken met een budgethouder, maar gelet op de huidige omstandigheden doe ik deze oproep landelijk in het belang van alle budgethouders. Als een budgethouder met de instelling geen alternatieve invulling kan vinden, neemt de budgethouder contact op met de verstrekker. Indien er alternatieve zorg (in natura of in pgb) wordt geregeld, kan in overleg met de gemeente zorg direct starten en de financiering wordt met terugwerkende kracht geregeld. De continuïteit van deze (alternatieve) dienstverlening zal niet worden beperkt door een gebrek aan financiële middelen.
Is het mogelijk voor budgethouders om direct naturazorg te ontvangen indien het door (de maatregelen aangaande) het coronavirus niet mogelijk is om zorg te ontvangen via een pgb? Zo nee, bent u bereid actie te ondernemen om dit wel mogelijk te maken?
Zorgcontinuïteit staat voorop. Als de noodzakelijke zorg en ondersteuning wegvalt, moet er een alternatief worden gevonden. In het geval budgethouders en hun zorgverleners het zelf niet georganiseerd krijgen, nemen zij contact op met hun verstrekker of verzekeraar om de mogelijkheden te bespreken. De verstrekker kent wellicht oplossingen (bijvoorbeeld lokale initiatieven) waar de budgethouder gebruik van kan maken. Zo nodig kan de verstrekker de budgethouder verder op weg helpen naar naturazorg. De leveringsvorm (ZiN/pgb) is niet leidend voor welke zorg kan worden ingezet.
Hoe wordt er in deze situatie omgegaan met (her)indicatieprocedures van ouders met kinderen met een intensieve zorgvraag? Wordt er voldoende rekening gehouden met een ook voor hen moeilijke situatie, zodat zij niet onnodig (administratief) worden belast?
V&VN, ZN, ActiZ, BINKZ en Zorgthuis.nl hebben afspraken gemaakt over hoe om te gaan met indicatiestellingen voor wijkverpleging tijdens de coronacrisis. Deze afspraken zijn vastgelegd in een door V&VN gepubliceerd advies2. Dit geldt ook voor de (her)indicatieprocedures van ouders met kinderen met een intensieve zorgvraag.
In het advies staat beschreven hoe te werk te gaan wanneer een (her)indicatie nodig is. Het blijft namelijk belangrijk dat wanneer de zorgvraag verandert er een nieuwe indicatie gesteld kan worden, zodat het budget kan worden aangepast. Afgesproken is dat de professional de ruimte krijgt om te bepalen of een herindicatie via (beeld)bellen kan, of achter de voordeur moet plaatsvinden. Verpleegkundigen gaan hier uiteraard zeer zorgvuldig mee om. Ik krijg signalen dat verpleegkundigen momenteel überhaupt zo min mogelijk fysiek achter de voordeuren proberen te komen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen.
Over herindicatie wanneer de zorginzet niet gewijzigd is, is kort samengevat door de betrokken partijen afgesproken dat de huidige indicatie met drie maanden verlengd kan worden of zoveel korter als van toepassing is.
Ik ben blij dat bovenstaande afspraken zijn gemaakt, omdat ouders die al in een moeilijke situatie zitten op deze manier niet onnodig worden belast.
Bent u bereid tot tijdelijke administratieve (ambtshalve) verlengingen als tijdelijke oplossing om deze groep ouders te ontlasten?
Zie antwoord vraag 9.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Stieneke van der Graaf (CU), Eppo Bruins (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kunt u een overzicht geven van de richtlijnen voor mensen die werken in de:
Iedere veiligheidsregio heeft op aanwijzing van de Minister voor Medische Zorg en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, een noodverordening vastgesteld die ziet op de sluiting van een aantal inrichtingen. Die noodverordening gebiedt ook de sluiting van inrichtingen waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of bedrijfsmatig vertoningen van erotisch-pornografische aard worden aangeboden. Dat betekent dat het bij noodverordening niet toegestaan is om prostitutieramen, seksclubs, bordelen, privéhuizen en sekstheaters open te houden. Massagesalons zijn te beschouwen als een seksinrichting als er sprake is van seksuele handelingen tegen betaling; voor die inrichtingen geldt de verordening. De noodverordening ziet niet op de tippelzones, escortbranche, thuisprostitutie en de porno-industrie.
Het RIVM heeft daarnaast algemeen geldende adviezen en gedragsrichtlijnen opgesteld. Gezien de ernst van de omstandigheden en de consequenties voor een ieders gezondheid ga ik er vanuit dat exploitanten en sekswerkers hun maximale verantwoordelijkheid nemen in de toepassing van de richtlijnen en bij de afweging of de dienstverlening in de huidige situatie wel zou moeten plaatsvinden.
Zijn er hierin ook verschillen tussen gemeenten?
De noodverordening die door de voorzitter van een veiligheidsregio is vastgesteld, geldt onverkort in elke gemeente die deel uitmaakt van de veiligheidsregio. De richtlijnen van het RIVM gelden voor heel Nederland.
Deelt u de opvatting dat veel van de mensen die in de prostitutie, of daaraan verwante beroepen, werkzaam zijn, vaak in een sociaaleconomisch kwetsbare situatie zitten, bijvoorbeeld vanwege hoge maandlasten, een klein sociaal netwerk, weinig perspectief op vervangend werk en/of een afhankelijkheidsrelatie van een pooier?
Ja. Het WODC-onderzoek Maatschappelijke Positie Sekswerkers (2018) laat zien dat mensen die in de prostitutie werken vaak in een sociaaleconomisch kwetsbare situatie zitten. Ook is bekend dat het voor sekswerkers vaak moeilijk is een overstap te maken naar ander werk. Het stigma dat rust op sekswerk speelt hierbij een belangrijke rol.
Bent u ermee bekend dat een substantieel aandeel van deze groep niet staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of, waar het EU-burgers betreft, uit angst voor mogelijke uitzetting geen beroep kan doen op een uitkering?
Ik ben ermee bekend dat sommige zelfstandig werkende sekswerkers er voor kiezen te werken zonder zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel.
ZZP’ers komen wellicht in aanmerking voor de regeling, zie het antwoord op vraag 5. Werknemers met arbeidscontract komen mogelijk in aanmerking voor WW. En werkgevers wellicht voor de NOW. Anderen komen in aanmerking voor algemene bijstand als ze aan de voorwaarden daarvoor voldoen.
Voor EU-burgers is dit onder meer afhankelijk van de duur van het verblijf in Nederland en de kans op werk. Hiermee wordt een onredelijk beroep op het sociale bijstandsstandsstelsel van het gastland voorkomen. Een beroep op bijstand kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht.
Ziet u mogelijkheden om deze groep in aanmerking te laten komen voor inkomensondersteuning middels het reeds aangekondigde maatregelenpakket of op een andere termijn in een vangnet te voorzien? Op welke termijn zou dit kunnen?
Onderdeel van het pakket van maatregelen is een tijdelijke voorziening van drie maanden voor het levensonderhoud van zzp’ers tot maximaal circa 1.500 euro per maand netto. De regeling wordt uitgevoerd door gemeenten. De contouren zijn al bekend, maar de regeling en toelatingsvoorwaarden worden nog in samenspraak met VNG en Divosa uitgewerkt, opdat die op korte termijn kan worden uitgevoerd. Veel sekswerkers zijn zelfstandig. Het is dus zeker mogelijk dat deze groep in aanmerking komt, afhankelijk van de voorwaarden. Voor de inwerkingtreding is het verstandig de websites van VNG en Divosa in de gaten te houden waarop dit zal worden gecommuniceerd. Mensen die in de prostitutie werken en EU-burger zijn kunnen mogelijk aanspraak maken op de bijstand.
Zijn er mogelijkheden om de Regeling Uitstapprogramma's Prostitutie (RUPS)-regeling tijdelijk uit te breiden zodat hulpverleners ondersteuning kunnen bieden bij vrouwen en mannen waarvoor dat acuut nodig is? Op welke termijn zou dit kunnen en hoe kan bureaucratische rompslomp voor RUPS-partijen hierbij zoveel mogelijk worden voorkomen?
De Rups is bedoeld voor mannen en vrouwen in de prostitutie die langdurig willen uitstappen en een ander bestaan willen opbouwen. Hoewel de regeling zelf niet bedoeld is voor acute zorg, hebben veel organisaties wel een netwerk opgebouwd rond prostituees, waardoor zij prostituees die acute hulpverlening en/of opvang nodig hebben kunnen doorverwijzen. Voor acute hulp en/of opvang kan contact op worden genomen met de daarvoor bestemde voorzieningen in de lokale gemeente. Denk hierbij aan Maatschappelijk Werk, de Vrouwenopvang, de Maatschappelijke Opvang en Veilig Thuis. Daarnaast zullen we na afloop van de crisis bezien of er een grotere behoefte bestaat aan ondersteuning bij duurzaam uitstappen en of de bestaande programma’s voldoende middelen hebben om in een eventuele grotere behoefte te voorzien.
Wilt u er bij gemeenten in het hele land op aandringen om bij de toekenning van inkomensondersteuning in het bijzonder oog te hebben voor deze doelgroep en voor snelle ondersteuning?
Als de zelfstandige sekswerkers voldoen aan de specifieke voorwaarden, ligt het voor de hand dat zij aanspraak kunnen maken op snelle ondersteuning onder deze tijdelijke regeling.
Bent u bereid met exploitanten en verhuurders in gesprek te gaan over het tijdelijk opschorten van de huur van ramen en kamers waar geen gebruik van kan worden gemaakt?
De prostitutiebranche is een van de vele sectoren die momenteel gedwongen of vrijwillig gesloten blijft. Mensen werkzaam in de prostitutiebranche maken zelfstandig keuzes hoe met deze situatie om te gaan. Wij hebben als kabinet opgeroepen om in de gehele keten elkaar te helpen en ik spreek nadrukkelijk de hoop en verwachting uit dat ook in deze branche voor een empathische handelwijze zal worden gekozen.
Bent u bereid verder in gesprek te gaan met hulpverleningsorganisaties en gemeenten om te bezien wat er nodig is om mensen in de prostitutie veiligheid en zekerheid te bieden?
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor iedere burger in Nederland, en zeker ook voor kwetsbare groepen en ZZP’ers. De mensen die in de prostitutiebranche werken zijn wat dat betreft geen uitzondering en kunnen een beroep doen op de noodmaatregelen die er genomen zijn. Uiteraard zal ik alert blijven op signalen van gemeenten en hulporganisaties.
Bent u bekend met de signalen van hulpverleners die aangeven dat een aantal mensen in de prostitutie de huidige situatie wenst aan te grijpen om uit te stappen maar dat het juist op dit moment ontzettend lastig is om vervangend werk te vinden te vinden?
De gemeente Groningen heeft gesignaleerd dat er een toename is van vrouwen die willen uitstappen omdat er op dit moment weinig werk is in de prostitutie. Het is een bekend fenomeen dat het in crisistijd moeilijker is om vervangend werk te vinden.
Op dit moment is het vooral van belang dat prostituees die in acute nood verkeren, de hulp krijgen die nodig is, via de ondersteuning die reeds beschikbaar is en de aanvullende noodmaatregelen die aangekondigd zijn. Wanneer de crisis voorbij is, kunnen deze vrouwen en mannen dan alsnog een weloverwogen besluit nemen al dan niet uit te stappen en kunnen zij gebruik maken van het aanbod aan uitstapprogramma’s. Ik ben bereid na de piek van de coronacrisis te bezien of er significant hogere toestroom van cliënten bij de uitstapprogramma’s is, en of er meer middelen nodig zijn en beschikbaar kunnen komen om aan een eventueel toegenomen vraag gehoor te kunnen geven.
Welke mogelijkheden ziet u om hulpverleningsorganisaties en gemeenten te ondersteunen bij vervangend werk, en daarbij ook te kijken naar mogelijke werkgelegenheid bij het Rijk en bij gemeenten zelf, bijvoorbeeld in de facilitaire dienstverlening?
Deze tijden vragen om creativiteit. Er zijn ook al verschillende initiatieven waarbij mensen die nu tijdelijk geen werk hebben, helpen in de sectoren waar op dit moment tekorten zijn. Het kabinet vindt dit heel positief en roept ook zeker gemeenten en hulpverleningsorganisaties op om iedereen die dit wil en kan te laten helpen in sectoren die juist nu hulp kunnen gebruiken.
Welke mogelijkheid ziet u om te ondersteunen bij het vinden van vervangende huisvesting, bijvoorbeeld door, in samenspraak met gemeenten, mensen die uit de prostitutie willen stappen, al dan niet tijdelijk, met voorrang in aanmerking te laten komen voor een sociale huurwoning?
Het is de bevoegdheid van gemeenten om een afweging te maken wie met voorrang in aanmerking komt voor een sociale huurwoning.
Kunt u, gelet op de urgentie, deze vragen uiterlijk volgende week maandag d.d. 23 maart beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in armoede, voedselbanken en sociale werkvoorzieningen |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat voedselbanken als gevolg van de coronacrisis in nood verkeren door gebrek aan vrijwilligers en voedsel, mede vanwege hamstergedrag?1
Een aantal voedselbanken kampt door het coronavirus met problemen, variërend van een gebrek aan ervaren personeel, te weinig aanvoer van voedsel, maar ook locaties die vanwege het coronavirus niet langer geschikt zijn voor de uitgifte van voedselpakketten. Voedselbanken proberen eerst lokaal een oplossing te zoeken. Een actieteam van de Ministeries van SZW en LNV, VNG en Voedselbanken Nederland is geformeerd om knelpunten te helpen oplossen. Is deze steun niet afdoende, dan kunnen voedselbanken als tijdelijke noodoplossing een beroep doen op het calamiteitenfonds van Voedselbanken Nederland. Dit wordt gevuld met middelen van Voedselbanken Nederland zelf en uit donaties. Er wordt eenmalig een subsidie van vier miljoen euro als vangnet voor het calamiteitenfonds beschikbaar gesteld door het kabinet. Dit gebeurt in het kader van de corona crisismaatregelen en mede ter invulling van de motie Klaver en Segers en de motie Hijink c.s.2. De noodsteun van het kabinet is een vangnet voor als de middelen in het fonds niet toereikend zijn.
Erkent u dat niet alleen bedrijven financiële steun nodig hebben, maar ook mensen die rechtstreeks getroffen worden door de coronacrisis, zoals mensen die afhankelijk zijn van de voedselbank, flexwerkers en mensen met een nulurencontract?
Ja. Het kabinet zet in op het voorkomen dat er mensen in de knel raken door de gevolgen van het coronavirus. Werkgevers kunnen gebruik maken van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Zij kunnen daarmee werknemers (onder wie flexwerkers en mensen met een nulurencontract) makkelijker doorbetalen. Voor zelfstandig ondernemers, waaronder zzp’ers, is de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) in het leven geroepen, waarbij een uitkering beschikbaar is tot het sociaal minimum. De regeling is gebaseerd op het al bestaande Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz), maar de voorziening wordt sneller behandeld en verstrekt. Deze tijdelijke voorziening heeft soepele voorwaarden vanwege de bijzondere situatie waarin Nederland verkeert. De inkomensondersteuning voor levensonderhoud kent bijvoorbeeld geen partnertoets en geen vermogenstoets. Daarnaast kan er een lening voor bedrijfskapitaal aangevraagd worden.
Bent u bereid de voedselbanken noodsteun te geven nu zij in de problemen komen? Komt u over de brug met 9 miljoen euro, zoals door hen gevraagd?
Zie het antwoord op vraag 1.
Gaat u ervoor zorgen dat mensen in armoede fatsoenlijk rond kunnen komen, bijvoorbeeld door het uitgeven van voedselbonnen waarmee mensen bij de supermarkten terecht kunnen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Bent u bereid tot een herinvoering van de bijzondere bijstand voor groepen mensen die anders niet rond kunnen komen?
De huidige bepalingen voor het toekennen van bijzondere bijstand bieden gemeenten voldoende mogelijkheden om te voorzien in situaties waarbij door bijzondere omstandigheden in het individuele geval het op het huishouden toepasselijke sociaal minimum niet volledig toereikend is om te voorzien in bepaalde noodzakelijke kosten. Een individuele beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand is nodig om ervoor te zorgen dat de bijzondere bijstand alleen terecht komt bij de mensen die deze financiële ondersteuning echt nodig hebben om daarmee te kunnen voorzien in de – uit individuele bijzondere omstandigheden voortvloeiende – noodzakelijke kosten van het bestaan.
Wilt u voor flexwerkers en mensen met een nulurencontract – zolang de coronacrisis voortduurt – een inkomen ter hoogte van het wettelijk minimumloon garanderen?
Werkgevers kunnen gebruik maken van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Zij kunnen daarmee werknemers (waaronder flexwerkers en mensen met een nulurencontract) makkelijker doorbetalen. Het kabinet roept werkgevers op dit te doen met het oog op behoud van werkgelegenheid.
Gaat u gevolg geven aan de oproep van de Landelijke Armoedecoalitie om een coulante houding aan te nemen jegens kwetsbare mensen? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen?2
Het kabinet neemt de oproep van de Landelijke Armoedecoalitie zeer serieus. Door de uitbraak van het coronavirus en de gevolgen hiervan voor onder andere de werkgelegenheid kunnen mensen in ernstige financiële problemen raken. Veel partijen hebben een verantwoordelijkheid om te voorkomen dat mensen onnodig (nog verder) in de problemen komen. Het kabinet heeft inmiddels een noodpakket banen en economie gepresenteerd, gericht op behoud van werkgelegenheid. Voor mensen die acuut in financiële problemen zijn geraakt en rekeningen niet kunnen betalen, is een coulante opstelling van schuldeisers, gerechtsdeurwaarders en incassodienstverleners nodig. Deze moeilijke periode vraagt om begrip en bereidheid om gezamenlijk tot oplossingen te komen. Alle partijen stellen zich in deze bijzondere situatie waarin we verkeren bereidwillig en constructief op om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken en zo nodig verdergaande stappen te zetten. Zo heeft het kabinet met verhuurdersorganisaties en brancheverenigingen afgesproken gedurende de crisisperiode geen huisuitzettingen te doen, tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast. Graag verwijs ik u voor een uitgebreidere reactie naar de brief aan de Landelijke Armoedecoalitie die ik uw Kamer op 26 maart jl. in afschrift heb gezonden.
Kunt u reageren op de voorgestelde maatregelen van de Landelijke Armoedecoalitie? Bent u bereid om tijdens de coronacrisis onder andere geen invorderingsmaatregelen te nemen zoals beslaglegging op inkomen, bankrekening of inboedel? Bent u tevens bereid geen verhogingen, boetes en rente op betaalachterstanden te rekenen?
Voor een reactie op de voorstellen van de Landelijke Armoedecoalitie, waaronder het voorstel om af te zien van dwanginvordering, verwijs ik u graag naar de brief aan de Landelijke Armoedecoalitie die ik uw Kamer op 26 maart jl. in afschrift heb gezonden.
Gelden de aangekondigde steunmaatregelen voor het bedrijfsleven ook voor sociale werkvoorzieningen?3
Ja, ik ben in overleg met Cedris over een praktische uitvoering van deze maatregelen.
Begrijpt u de onrust onder werknemers van sociale werkvoorzieningen (zoals Scalabor) over het openhouden van de vestigingen? Wat onderneemt u om ook hier maximale veiligheid te waarborgen?
Ik begrijp de onrust die de huidige Coronacrisis oproept. Het plaatselijk management van de sociale ontwikkelbedrijven bepaalt wanneer het noodzakelijk is bepaalde werkzaamheden te stoppen en/of afdelingen te sluiten met het oog op de veiligheid van de werknemers. Uiteraard volgt men daarbij de voorschriften van de rijksoverheid.
Deelt u de mening dat de tekortschietende huisvesting van veel arbeidsmigranten onaanvaardbaar is, helemaal in tijden van corona? Wat onderneemt u om de risico’s op besmetting te verkleinen en de toegang tot de zorg te garanderen?4
Ik deel de mening dat tekortschietende huisvesting voor arbeidsmigranten onaanvaardbaar is. Dat is niet alleen nu het geval, maar dat is ook het geval wanneer er geen corona-uitbraak zou zijn. Daarom werkt de Minister van SZW met zijn collega van BZK aan de uitwerking van de aanpak misstanden arbeidsmigranten. In deze aanpak wordt ingezet op het verbeteren van de huisvesting voor arbeidsmigranten. Vanuit SZW zijn de signalen en vragen die binnenkomen over dit onderwerp gebundeld in een lijst van vragen en antwoorden. Hiermee kunnen werkgevers en werknemers gericht kijken wat er nodig is om arbeidsmigranten veilig te laten werken en wonen. De vragen en antwoorden zijn door veel partijen overgenomen op hun eigen websites om werkgevers, werknemers en gemeenten te informeren. Tevens is de Nederlandse aanpak van Corona vertaald naar het Engels, Pools en Spaans om arbeidsmigranten voor te lichten. Ondertussen blijft de Minister van SZW met werkgevers in contact om vragen te beantwoorden. Arbeidsmigranten zijn in veel gevallen verzekerd via de werkgever. Zij hebben dan uiteraard recht op zorg. Als een arbeidsmigrant door omstandigheden geen zorgverzekering heeft en dringende zorg nodig heeft, zal die ook geboden worden.
De gezondheidszorg in Afrikaanse landen om een uitbraak van het coronavirus het hoofd te bieden |
|
Arne Weverling (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sven Koopmans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u de capaciteit van de gezondheidszorg in Afrikaanse landen om een uitbraak van het coronavirus het hoofd te bieden? Kunt u daarbij ook aangeven of, en zo ja, in welke landen er een gevaar is dat zij onvoldoende stappen (kunnen) nemen om uitbraken op te sporen en in te dammen, of niet in staat zijn besmette personen medische zorg te bieden?
Het gezondheidssysteem is in veel Afrikaanse landen zwak – medicijnen en elementaire medische voorzieningen schieten tekort, kwaliteit en kwantiteit van medisch personeel laat te wensen over, toegang tot zorg is ongelijk, en de financiële middelen schieten tekort om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden. Mocht COVID-19 lokale epidemieën tot gevolg hebben in Afrikaanse landen, dan zal de medische en sociaaleconomische impact daarvan vele malen dramatischer zijn dan in Europa, en zal bestrijding het uiterste vergen van een zwakke medische infrastructuur.
Zoals op nationaal niveau het RIVM de autoriteit is, is op internationaal niveau de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de autoriteit die informatie van alle landen monitort en analyseert. Regelmatige WHO briefings zijn de basis voor onze beleidsbeslissingen. Steeds meer landen delen data over hun situatie en noden, zodat de WHO een overzicht heeft als basis voor internationale besluitvorming. Op basis van de financieringsbehoefte en de robuustheid van het gezondheidssysteem worden landen ingedeeld in risico categorieën.1
Hoe beoordeelt u de analyse dat het coronavirus in Afrika niet alleen voor grote gezondheidsproblemen kan zorgen, maar landen ook economisch hard kan raken of de politiek kan ontwrichten?1
Afrikaanse landen worden naar verwachting fors geraakt door het coronavirus. Dit is de grootste crisis buiten oorlogstijd. De Verenigde Naties voorspellen dat het virus minstens de helft van alle banen in Afrikaanse landen op de tocht zal zetten.
Maatregelen om de verspreiding tegen te gaan, inclusief steeds meer lockdowns van landen, raken vooral de informele economie. Daar is 85% van de bevolking in Afrika werkzaam. Tientallen miljoenen mensen kunnen ’s avonds alleen eten op tafel zetten van het geld dat ze dezelfde dag verdienen. Niet kunnen werken heeft dan rampzalige gevolgen. Voor dagloners betekent de lockdown geen inkomen, honger en wordt toegang tot medische zorg nog moeilijker. Het ontbreekt overheden in veel Afrikaanse landen aan de middelen om sociale vangnetten te creëren om de effecten te verzachten. Naarmate de lockdowns langer duren kan dit sociale cohesie alsook de economie ontwrichten, en politieke stabiliteit bedreigen. Mondiale solidariteit is van doorslaggevend belang om deze pandemie en de gevolgen ervan het hoofd te kunnen bieden.
Deze crisis komt bovenop een al zorgwekkende schuldensituatie in veel Afrikaanse landen. De recente enorme kapitaalvlucht (nu al ruim 83 miljard dollar) betekent dat landen hun schuld moeilijk kunnen herfinancieren. De grote tekorten aan buitenlandse valuta zullen voor veel Afrikaanse landen de import van goederen bovendien moeilijk of onmogelijk maken. Het continent Afrika is een netto-voedselimporteur. Bij dalende buitenlandse valuta ontstaat het risico van voedseltekorten, maar ook tekorten in andere essentiële producten, zoals benzine en diesel. Ook lokale, regionale en internationale markten worden sterk geraakt, waardoor ondernemers hun afzetmarkten sterk zien krimpen. Een aantal Afrikaanse economieën is bovendien zeer afhankelijk van de inkomsten van toerisme – een sector die volledig stil is komen te liggen. Tot slot, zullen de remittances naar verwachting dalen als gevolg van deze crisis. De Wereldbank heeft in eerdere studies laten zien hoe remittances bijdragen aan armoede verlichting, tegengaan van ondervoeding en toegang tot gezondheidszorg in lage en middeninkomens landen. In een land als Somalie bijvoorbeeld bedragen remittances een kwart van het BNP. Het wegvallen daarvan heeft gevolgen op macro-economisch en huishoudniveau.
Welke ruimte is er binnen de budgetten voor ontwikkelingssamenwerking van Nederland, andere lidstaten van de Europese Unie, en van de EU zelf om Afrika hulp te bieden?
Huidige programma’s binnen alle OS-thema’s zijn gericht op het bereiken van de SDGs en dus grotendeels relevant voor ondersteuning in het kader van de pandemie. Daarnaast heeft Nederland een bedrag van EUR 100 miljoen gealloceerd voor het bestrijden van de corona crisis. De Nederlandse bijdrage gaat voornamelijk via de multilaterale organisaties die krachten kunnen bundelen en direct slagkracht hebben. Deze bijdragen zijn bedoeld voor:
Maatschappelijke organisaties krijgen binnen de bestaande subsidiebeschikking ruimte om hun programma’s aan te passen aan de nieuwe realiteit van de corona crisis.
Het kabinet heeft op dit moment nog geen compleet beeld van beschikbare middelen van andere EU-lidstaten; de Europese Commissie werkt aan een overzicht. Op 8 april heeft de Europese Commissie in een Mededeling de mondiale inzet op COVID-19 gedeeld, waaronder een financieel steunpakket van EUR 15,6 mrd. De Commissie focust in hun aanpak op de meest getroffen landen met kwetsbare gezondheidssystemen en sociaaleconomische stabiliteit. Voor een toelichting van de EU inzet verwijs ik u graag naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 8 april3.
De Verenigde Naties heeft op 25 maart een geaggregeerd plan uitgebracht4 om juist de allerarmste landen en meest kwetsbare mensen te ondersteunen.
Nederland draagt daarnaast ongeoormerkt bij aan meerdere internationale organisaties, voor zowel humanitaire als ontwikkelingsactiviteiten. Deze bijdragen kunnen ook worden ingezet voor de COVID-19 response in lage- en middeninkomenslanden. De organisaties maken daarvoor zelf een afweging.
Welke stappen wilt u zetten om van deze ruimte gebruik te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de analyse dat Europese landen hun initiatieven voor hulp maximaal moeten coördineren, en zo ja, bent u bereid daar bij uw collega’s voor te pleiten?
Het gezamenlijk optreden van de internationale gemeenschap is noodzakelijk, ook omdat problemen van vandaag niet in of door één land kunnen worden opgelost (mondiale SDG’s). Het kabinet zet erop in op de Europese Unie internationaal leiderschap en coördinatie toont.
Wij zijn in nauw contact met de Europese Commissie en EU lidstaten. Er wordt gestreefd naar een gezamenlijke aanpak, de Team Europe benadering,waarbij creatief en efficiënt moet worden omgegaan met de beschikbare financiële middelen. Nauwe samenwerking binnen de EU is ook van groot belang gezien de beperkte lokale capaciteit van partnerlanden en de noodzaak tot afstemming met de lokale behoeften.
Bent u bereid om, gezien de ernst van de coronacrisis, ontwikkelingssamenwerkingsfondsen voor andere doeleinden tegen het licht te houden om te bezien of van hieruit geld richting de aanpak van corona geschoven kan worden? Is het mogelijk om hiervoor naast de noodhulpfondsen ook gelden voor andere programma’s in te zetten?
We verwachten dat de impact van de pandemie in Afrikaanse landen groot zal zijn. De thematische focus in de BHOS nota maakt de huidige Nederlandse OS-programmering relevant in deze crisis. Ook de ongeoormerkte bijdragen via multilaterale kanalen kunnen snel en effectief worden ingezet waar de noden het hoogst zijn. Door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is binnen de begroting reeds nu ruimte gemaakt voor een effectieve respons op de corona crisis van EUR 100 miljoen. Het betreft hier een breed palet aan programma’s dat slechts deels uit noodhulpfondsen komt. Naast humanitaire hulp zet Nederland in op preventie en de versterking van gezondheidssystemen. Daarnaast is het bestrijden van de sociaaleconomische gevolgen van de crisis een prioriteit, met aandacht voor werkgelegenheid, sociale zekerheid en private sector ontwikkeling.
Homeopathische behandelingen van Covid-19 en het coronavirus |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Bruno Bruins (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Homeopathisch profylaxe tegen Wuhan Coronavirus»?1
Ja.
Is bekend hoe Homeopathische Profylaxe (HP) gemaakt wordt?
Nee, dat is niet bekend.
Deelt u de mening dat de claim dat men zich kan beschermen tegen infectieziekten met behulp van homeopathische profylaxe schadelijk en verwerpelijk is?
Ik deel deze mening. Het is niet toegestaan om onbewezen medische claims te maken voor geneesmiddelen en dus ook niet voor homeopathische producten. Zorgaanbieders mogen dus niet stellen dat de door hen gebruikte producten aantoonbaar werken als dat niet zo is. Ook mogen zij niet suggereren dat de door hen gebruikte producten beter zijn dan andere geneesmiddelen als daar geen bewijs voor is.
Welke middelen heeft u tot uw beschikking om op te treden tegen particulieren en bedrijven die beweren dat homeopathische middelen helpen in de bestrijding (en voorkoming) van ziektes en infecties zonder een evidente wetenschappelijke basis?
Ik vind het belangrijk om me uit te spreken tegen dit soort acties.
Het aanbieden van homeopathische profylaxe is op zich niet verboden, maar alternatieve zorgaanbieders mogen geen onterechte claims doen ten aanzien van de werkzaamheid van hun producten. De IGJ kan onderzoek doen naar aanbieders waar zij meldingen of signalen over ontvangt.
Welke rol heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hierin?
Zie antwoord bij vraag 4.
Bent u ervan op de hoogte dat dergelijke homeopaten niet in het bezit zijn van een Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)-registratie?
Ik ben ervan op de hoogte dat er homeopatische artsen zijn die in het bezit zijn van de BIG-registratie en ook dat er homeopaten zonder BIG-registratie zijn.
Bent u in dit specifieke geval bereid op te treden tegen particulieren en bedrijven die beweren dat homeopathische middelen helpen in de bestrijding (en voorkoming) van het coronavirus zonder een evidente wetenschappelijke basis?
Ik vind de verspreiding van misvattingen over (homeopathische) middelen tegen het coronavirus onwenselijk. Ik heb een en ander onder de aandacht van de IGJ gebracht.
Verloop Defender 2020 naar aanleiding van maatregelen in het kader van de bestrijding van Coivd-19 pandemie |
|
Sadet Karabulut |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Wat is de betekenis van de beslissing van EUCOM over het beperken van Amerikaanse deelnemers aan de oefening Defender 2020 in Europa voor de betrokkenheid van Nederland bij deze oefening?1
Op 13 maart jongstleden is uw Kamer een brief toegegaan over de gevolgen van COVID-19 voor militaire en civiele uitzendingen in lopende missies en operaties (Kamerstuk 29 521, nr. 402). Daarin is tevens een paragraaf opgenomen over militaire oefeningen, waarin uw Kamer is gemeld dat de oefening Defender 2020 is aangepast. De geplande troepenverplaatsing van een Amerikaanse gevechtsbrigade door Nederland wordt niet voortgezet. Het Ministerie van Defensie blijft de bondgenoten ondersteunen tot zij uit Nederland zijn vertrokken.
Klopt het dat alleen de mediadag voor oefening Defensie 2020 op 14 maart wordt afgelast of zijn andere elementen van de oefening die niet doorgaan?2
Zie antwoord vraag 1.
Overweegt u Nederlandse betrokkenheid aan Defender 2020 af te zeggen in het kader van pandemiebestrijding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat betekenen de vandaag door de regering afgekondigde maatregelen, om bijeenkomsten met meer dan 100 personen af te gelasten, voor deze oefening en voor overige werkzaamheden en oefeningen van Defensie?
Zie antwoord vraag 1.
Het coronavirus en onderwijs |
|
Maarten Hijink , Peter Kwint |
|
Bruno Bruins (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Of we corona hiermee indammen? Ik kan er geen zinnig woord over zeggen»?1
De ontwikkelingen met betrekking tot het nieuwe coronavirus volgen elkaar in hoog tempo op. Het kabinet heeft daarom op 31 maart jl. in een ministeriële commissie crisisbeheersing (MCCB) besloten tot een verlenging van de aanvullende maatregelen tot en met 28 april. Deze aanvullende maatregelen zijn toegelicht in de Kamerbrief van 15 maart jl. (35 300-VI, nr. 114) Tot en met maandag 28 april wordt er geen les gegeven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, en de reguliere kinderopvang wordt gestaakt. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
Wat is uw reactie op het in het artikel geopperde idee om onderwijs, en vooral basisscholen, te gebruiken als opvang en daar desnoods een ouder voor de groep te zetten? Is het volgens u verstandig om ook in uitbraakhaarden mensen elke dag samen te laten komen om hun kinderen te brengen en te halen op een centrale plek?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het onderwijs een ander doel dient dan kinderopvang?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de opmerking «dat scholen nog geen voorzorgsmaatregelen hoeven te nemen volgens het RIVM. Maar op de achtergrond doen scholen juist van alles»?2
Zie antwoord vraag 1.
Is het correct dat het ouders alleen is toegestaan om hun kind thuis te houden als er sprake is van verkoudheid, hoesten en koorts én hij of zij woonachtig is in Noord-Brabant? Wat vindt u ervan als ouders uit andere provincies kinderen thuis houden van school vanwege het coronavirus? Klopt het dat zij dan in strijd met de Leerplichtwet handelen? Hoe handelt de Inspectie van het Onderwijs als ouders, in Noord-Brabant of andere provincies, hun kinderen thuishouden vanwege het coronavirus?3
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn precies de gevolgen voor leerlingen/studenten die worden geconfronteerd met afgezegde of uitgestelde examens nu en vooral indien maatregelen langere tijd van kracht blijven?
Voor eindexamenleerlingen in het voorgezet onderwijs zijn aanvullende maatregelen uitwerkt. Deze maatregelen worden toegelicht in de Kamerbrief van 24 maart jl. (Kamerstuk 31 289, 416). Het centraal examen komt dit schooljaar te vervallen. Leerlingen kunnen op basis van de resultaten van hun schoolexamens het diploma behalen. Scholen krijgen langer de tijd om het schoolexamen goed en veilig te organiseren en af te sluiten. Bovendien worden scholen opgeroepen om de schoolexamens zo veel mogelijk op afstand te doen. Tevens wordt onderzocht hoe de doorstroom naar vervolgonderwijs zo goed mogelijk kan verlopen.
Voor studenten in het mbo zijn tevens aanvullende maatregelen uitgewerkt voor toetsen en examens alsook beroepspraktijkvorming en stages. Deze zijn toegelicht in de Kamerbrief van 17 maart jl. (Kamerstuk 31 524, nr. 462) Voor studenten in het mbo die dit studiejaar kunnen diplomeren, wordt examinering zoveel mogelijk doorgezet (met dien verstande dat de mbo-scholen tot en met 6 april de mogelijkheid hebben voor een time out). Daarnaast gaan stages (beroepspraktijkvorming) in de BOL door, tenzij anders volgt uit overheidsrichtlijnen (bv. horeca) of als het betreffende leerbedrijf de activiteiten zelf staakt en/of de student niet meer kan begeleiden. De student heeft het recht om tijdelijk geen BOL-stage te volgen, indien dit naar zijn of haar opvatting tot een te risicovolle situatie leidt. De school blijft studenten (op afstand) begeleiden, die hun stage continueren.
Voor studenten in het hoger onderwijs zijn tevens aanvullende maatregelen uitgewerkt. Deze zijn toegelicht in de Kamerbrief van 19 maart jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 836) Instellingen laten zoveel mogelijk het onderwijs en tentaminering doorgang vinden (in alternatieve vormen). Wanneer studenten door de coronacrisis vertraging oplopen en daardoor de bsa-norm niet halen, worden instellingen verzocht het uitbrengen van een afwijzend bindend studieadvies uit te stellen naar het tweede studiejaar, gebruikmakend van de bestaande wettelijke mogelijkheid. Wat betreft de financiële effecten van de coronacrisis voor studenten, kunnen studenten gebruik maken van de leenmogelijkheden, waaronder collegegeldkrediet.
Wat zijn precies de gevolgen voor leerlingen/studenten die worden geconfronteerd met afgezegde of aangepaste stages nu en vooral indien maatregelen langere tijd van kracht blijven?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de studenten die door uitgestelde/afgezegde examens of veranderingen bij hun stages geconfronteerd worden met uitloop van de studie? Bijvoorbeeld als het gaat om het collegegeld?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is precies het gevolg voor scholen die door (tijdelijke) sluiting wellicht niet meer aan de urennorm voor dit jaar voldoen?
De bekostiging aan scholen gaat door. Er wordt coulant omgegaan met een mogelijk verlies van onderwijstijd. Voorop staat dat scholen zich inspannen, zodat leerlingen zo min mogelijk achterstanden oplopen. Als scholen door de sluiting niet in staat zijn om voldoende onderwijstijd aan te bieden of het minimale aantal dagen onderwijs te verzorgen (189 dagen per schooljaar), is er in dit uitzonderlijke geval sprake van overmacht. In het mbo zijn er al mogelijkheden om van de wettelijke urennorm af te wijken en is bekostiging niet verbonden aan het naleven van de urennorm.
De aanhoudende intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat ondanks eerdere debatten, toezeggingen en moties over het onderwerp, de intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken onverminderd doorgaat?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel.
Deelt u de mening dat het intimideren van vrouwen voor een abortuskliniek moreel verwerpelijk gedrag is dat per direct moet stoppen? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn eerdere commissiebrief en antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp heb aangegeven vind ik het onwenselijk als vrouwen die op het punt staan een abortuskliniek te bezoeken hinder ondervinden door demonstranten.2, 3 Vrouwen moeten in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking kunnen overwegen.
Het recht om te demonstreren is vastgelegd in de Grondwet. Dat daarbij onwelgevallige of soms zelfs choquerende meningen aan de orde kunnen zijn, is op zichzelf genomen geen reden om het demonstratierecht te beperken. Ik kan me echter goed voorstellen dat bepaalde meningen, op een voor een vrouw toch vaak al moeilijk moment in haar leven, op zijn minst intimiderend voelen. Zie verder het antwoord op de vragen 3, 4, 8 en 9.
Kunt u een uitgebreid overzicht geven van de concrete stappen die u heeft gezet sinds het eerste debat over deze kwestie in juni 2019?2 Kunt u daarbij toelichten welke resultaten uw aanpak heeft gehad? Hoe verhouden deze resultaten zich tot de voortdurende intimidaties die gesignaleerd worden door de abortusklinieken?
In mijn eerdere commissiebrief en beantwoording van Kamervragen gaf ik al aan dat het op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) primair aan gemeenten (de burgemeester) is om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden. Tot dusverre hebben gemeenten waar abortusklinieken zijn gevestigd steeds aangegeven dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties in goede banen te leiden.
Omdat de vrijheid van demonstreren en de vrijheid van meningsuiting fundamentele grondrechten zijn, is het uitgangspunt dat de burgemeester zich zoveel mogelijk moet inspannen om demonstraties te faciliteren en te beschermen. Daarbij geldt dat ook meningsuitingen die choqueren of als storend worden ervaren bescherming verdienen. Volgens de Grondwet heeft in Nederland niemand voorafgaand toestemming nodig om gedachten en gevoelens te openbaren, dat zou neerkomen op censuur. De burgemeester kan daarom geen beperkingen opleggen vanwege de (onjuiste) inhoud van een demonstratie of een meningsuiting. Wel kan hij op grond van de Wom om andere redenen voorschriften en beperkingen stellen, aanwijzingen geven of in het uiterste geval een demonstratie verbieden of beëindigen. In de beantwoording van eerdere Kamervragen ben ik hier uitvoeriger op ingegaan.9 Het recht om te demonstreren en om je mening te uiten is niet onbegrensd. Bij strafbare gedragingen of uitingen, zoals intimidatie, kan worden ingegrepen. Iedereen die kennis heeft van een (vermeend) strafbaar feit kan aangifte doen bij de politie.
De politie, het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen van geval tot geval moeten beoordelen of een concrete gedraging strafbaar is.
Ik heb vanuit de gemeenten geen signalen ontvangen dat zij, met inachtneming van het respect voor de hiervoor geschetst grondrechten, niet genoeg mogelijkheden hebben om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden. Zie verder het antwoord op de vragen 8 en 9.
Deelt u tevens de mening dat het onaanvaardbaar is dat de groepering «Schreeuw om Leven» in Rotterdam een nepambulance parkeert bij de abortuskliniek met de tekst «abortus is babymoord» en daarnaast ook nog onjuiste informatie verspreidt? Zo ja, waarom? Welke bestuurlijke dan wel juridische mogelijkheden bestaan er om hier tegen op te treden? Zo nee, waarom niet? Zou volgens u wetgeving zoals in Frankrijk bestaat, waarbij misleidende informatie wordt verboden, een optie zijn om dergelijke acties te verbieden?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben burgemeesters voldoende handvatten om tegen deze praktijken op te treden? Zo ja, kunt u dan uitleggen waarom enkele burgemeesters aangeven niet de juiste handvatten te hebben? Zo nee, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zij die handvatten wel krijgen?
Uit de wetsgeschiedenis van de Wom volgt dat het criterium «bescherming van de gezondheid» restrictief moet worden uitgelegd. In de memorie van toelichting is de bestrijding van een epidemie als voorbeeld genoemd. Gelet hierop zie ik in algemene zin geen aanknopingspunten om aan te nemen dat hieronder ook de mogelijke effecten voor de psychische gezondheid van vrouwen kunnen vallen die te maken (kunnen) krijgen met demonstranten bij een bezoek aan een abortuskliniek. Zou een burgemeester met dat doel een beperking opleggen, dan is het uiteindelijk aan de bestuursrechter om daar – in een concreet geval – een oordeel over te geven, indien een demonstrant daartegen opkomt.
Deelt u de mening dat bovenstaande praktijken de psychische gezondheid van de desbetreffende vrouwen kan schaden en dat daarom artikel 2 van de Wet openbare manifestaties van toepassing kan zijn op grond waarvan beperkingen aan het recht tot belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen worden opgelegd «ter bescherming van de gezondheid»? Zo ja, welke beperkingen zijn mogelijk? Kan daartoe ook het aanleggen van een bufferzone behoren? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Bij de uitoefening van het demonstratierecht kan sprake zijn van hinder. Indien abortusklinieken van mening zijn dat zij onevenredige schade oplopen door de demonstranten, kunnen zij ervoor kiezen om een civiele procedure op te starten. Het is vervolgens aan de burgerlijke rechter om daarover een oordeel te vellen.
Acht u het mogelijk dat abortusklinieken vanwege de genoemde praktijken onevenredige schade oplopen, bijvoorbeeld vanwege extra kosten voor beveiliging of voor begeleiding en nazorg van vrouwen? Zo ja, in hoeverre zou dit in een civiele procedure op de demonstranten kunnen worden verhaald? Zo nee, waarom acht u dit niet mogelijk?
Voor een demonstratie acht ik een dergelijk gebiedsverbod niet mogelijk. Op vragen over het groepsverbod van artikel 172a Gemeentewet heeft de regering bij de totstandbrenging van dit artikel geantwoord dat het recht tot betoging een grondrecht is, dat niet kan worden beperkt door een dergelijk, door de burgemeester opgelegd verbod. Het reguleren van een demonstratie kan uitsluitend op grond van de Wom.10
Acht u de inzet van een gebiedsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet mogelijk om dit soort praktijken te voorkomen?
Demonstreren is het (grond)recht om met meerdere mensen in het openbaar uiting te geven aan gevoelens of wensen op maatschappelijk en politiek gebied. Zoals eerder aangegeven krijgen meningsuitingen die choqueren of als storend worden ervaren ook bescherming.
Het recht om te demonstreren en om je mening te uiten is echter niet onbegrensd. Uitingen kunnen onder bepaalde omstandigheden strafbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer zij beledigend zijn (artikel 266 Sr), opruiend zijn (artikel 131 Sr) of wanneer ze aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen bepaalde groepen. Of er sprake is van strafbare gedragingen of uitingen is afhankelijk van de aard van de uitingen en gedragingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Van strafbaarheid op grond van «belediging» (artikel 266 Sr) kan slechts sprake zijn als de uiting een bepaalde persoon betreft. Voor strafbaarheid op grond van opruiing (artikel 131 Sr) is onder meer vereist dat degene die de uiting doet de opzet heeft om anderen aan te zetten tot strafbare feiten. Voor strafbaarheid wegens aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden is vereist dat het gaat om een uiting die een bepaalde groep betreft, vanwege de kenmerken van die groep, die bij wet bepaald zijn. Zowel bij belediging als bij het aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden, speelt bovendien dat de uiting dient te worden afgewogen tegen het recht op de vrijheid van meningsuiting. In voorkomende gevallen verdient een uiting bescherming vanwege het recht op de vrijheid van meningsuiting. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de uiting een bijdrage aan het publieke debat levert (bijvoorbeeld een deelname aan een maatschappelijke discussie). Dergelijke uitingen zijn in beginsel niet strafbaar, tenzij ze «onnodig grievend» zijn. De politie, het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen echter van geval tot geval moeten beoordelen of een concrete gedraging strafbaar is. Als Minister ga ik hier niet over.
Kunnen leuzen zoals «abortus is (baby) moord» onder omstandigheden strafbaar zijn? Zo ja, op grond van welke wetsartikelen? Kan er bijvoorbeeld sprake zijn van aanzetten tot haat zoals bedoeld in artikel 137d Wetboek van Strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de antwoorden op de overige gestelde vragen biedt de Wom de burgemeester verschillende mogelijkheden om te voorkomen dat de activiteiten van abortusklinieken en hun bezoekers worden belemmerd in het uitoefenen van hun rechten. Zo zijn er gemeenten waar een plek voor de demonstratie is aangewezen. Dit kan op grond van de plaatselijke omstandigheden een geschikte en juridisch aanvaardbare manier zijn om recht te doen aan enerzijds de vrijheid om te demonstreren en anderzijds de vrijelijke toegang voor vrouwen tot abortuszorg. Het strafrecht biedt mogelijkheden om tegen eventuele uitwassen op te treden. Gelet hierop, evenals op het recht op de vrijheid van meningsuiting en het recht tot vergadering en betoging, zie ik dan ook geen aanleiding om de wet- en regelgeving te wijzigen.
Welke wijzigingen in wet- of regelgeving zouden nodig zijn om het aanspreken van vrouwen voor een abortuskliniek, met de boodschap dat abortus moord is en het tonen van afbeeldingen van foetussen, wel strafbaar te kunnen stellen?
Een dergelijk overzicht is mij niet bekend. Wel wordt opgemerkt dat het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting niet alleen nationaal, maar ook internationaal stevig zijn verankerd, zoals in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Andere (ons omringende) landen, waaronder de landen van de Raad van Europa, zijn daarmee ook internationaalrechtelijk gebonden aan de vergaande bescherming die het demonstratierecht en het recht op vrije meningsuiting genieten. Daaruit vloeit onder meer voort dat de overheid haar best moet doen een protest toe te staan daar waar de doelgroep die kan horen en zien. Deze bescherming geldt ook voor protesten of betogingen waarbij beledigende, verwerpelijke of zelfs choquerende uitingen worden gedaan. Voor het overige geldt dat andere landen binnen de bandbreedte van het internationale recht de vrijheid hebben eigen keuzes maken die aansluiten bij hun eigen rechtscultuur. Die keuzes zijn soms (sterk) historisch bepaald. Nederland heeft ervoor gekozen om zoveel mogelijk bescherming te bieden aan demonstraties.
Kunt u een overzicht geven van regelgeving in andere landen waarbij dit soort activiteiten worden verboden, dan wel het recht op demonstratie wordt beperkt?
In de Nederlandse abortuswetgeving is gekozen voor een balans tussen de beschermwaardigheid van het leven en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. Dat betekent dat ook dat vrouwen in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking moeten kunnen overwegen en toegang moeten hebben tot abortuszorg. Ik sta daarvoor en meen dat de abortuszorg momenteel voldoende toegankelijk is.
Gemeenten hebben aangeven dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties in goede banen te leiden. Daarom zie ik geen noodzakelijke actie, anders dan het landelijk delen van informatie, zoals dit nu al plaatsvindt. Ik zal in gesprek blijven met gemeenten en abortusklinieken en uw Kamer jaarlijks informeren.
Hoe gaat u uitvoering geven aan uw rol als hoofdverantwoordelijke voor de volksgezondheid en verzekeren dat ook vrouwen die een abortus moeten ondergaan deze zorg veilig kunnen ontvangen, zonder bedreigd of geïntimideerd te worden?
Politieagenten met PTSS |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over politieagenten met Posttraumatisch stresssyndroom (PTSS)?1
Ja.
Deelt u de mening dat de politie een goede werkgever moet zijn voor zijn werknemers?
Ja.
Deelt u de mening dat in het geval een politieagent PTSS ontwikkelt die (mede) het gevolg is van politiewerk, een ruimhartig smartengeld en schadevergoeding op zijn plaats zijn? Zo nee, waarom niet?
De basis is dat de politie vanuit «goed werkgeverschap» een bij de risico’s van het politieberoep passend pakket aan voorzieningen aanbiedt. Om materiële- en immateriële schade te compenseren, maar ook om te herstellen en waar mogelijk te re-integreren. In de contouren voor de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen en in de uitwerking daarvan wordt hier aandacht aan besteed.
Klopt het dat de adviescommissie die deze zaken toetste werd betaald door Achmea, die ook de schade moet uitkeren?
De commissie Buitensporigheid is destijds ingesteld door de verzekeraar ten behoeve van de beoordeling of de factoren gelegen in het werk of de werkomstandigheden buitensporig zijn. De commissie geeft hierover een advies. De reden dat de verzekeraar het advies van de commissie nodig heeft, is dat deze niet zelf voldoende deskundig is om de vraag naar de buitensporigheid in relatie tot politiewerk te beantwoorden. In deze commissie zitten deskundigen (mensen met ruime politie ervaring en kennis van het politievak) die precies weten wat de inhoud is van de functies die binnen de politie worden vervuld en welke werkzaamheden en ervaringen binnen die functies wel of niet gebruikelijk zijn. Inmiddels maakt het korps ook gebruik van deze commissie. De besluiten die zijn gebaseerd op adviezen van deze interne commissie zijn als zorgvuldig voorbereid beoordeeld door de rechtspraak. De adviezen van de commissie zijn gebaseerd op een beoordeling waarbij wordt uitgegaan van de criteria die zijn uitgewerkt in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.
Dit betekent dat de commissie buitensporigheid werkzaam is in opdracht van de verzekeraar in zaken die onder de verzekeringsdekking vallen en in zaken die daar niet onder vallen in opdracht van de politie. Het korps is in beide gevallen het bevoegd gezag dat een besluit neemt en niet de verzekeraar.
In het kader van de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen wordt de positie van de commissie bezien.
Deelt u de mening dat de verzekeraar Achmea in dat geval niet onafhankelijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom is er gekozen voor een constructie waarbij de slager zijn eigen vlees keurt?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de klachtbeoordeling neerleggen bij een onafhankelijke instantie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Er is sinds 1 januari 2020 een onafhankelijke ombudsfunctionaris voor de politie geïnstalleerd. Zij is niet bij de politie in dienst en houdt kantoor bij CAOP. Deze nieuwe functionaris staat naast de formele organisatiestructuur en is aanvullend op de bestaande meldpunten en loketten voor sociale veiligheid.
Kunt u overwegen om een geschillencommissie politiezaken in het leven te roepen? Zo nee, waarom niet?
De werkgever wil zo veel mogelijk voorkomen dat de medewerker een geschil met de werkgever moet voorleggen aan de rechter. In het kader van de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen wordt het systeem van smartengeld en restschade herzien. Ook wordt gekeken naar geschillen beslechting.
Hoe oordeelt u over de berichten dat de door PTSS getroffen agenten actief worden tegengewerkt door hun eigen werkgever, de politie, waarbij dure advocatenkantoren in stelling worden gebracht die met langdurige juridische procedures proberen deze agenten uit roken?
Het is spijtig als medewerkers, en zeker medewerkers die letsel hebben opgelopen, juridisch in conflict komen met de werkgever. Juridische procedures zijn ook voor de werkgever onwenselijk en niet de manier om met getroffen collega’s om te gaan. Het streven is altijd om medewerkers zo goed mogelijk te ondersteunen. Dat neemt niet weg dat het een medewerker altijd vrij staat een besluit aan de rechter voor te leggen. In de evaluatie van het stelsel is geconstateerd dat het huidige stelsel als juridisch complex wordt ervaren. Door vereenvoudiging van het stelsel en door aandacht en zorg voor de medewerker voorop te stellen, gaan we een nieuwe basis neerzetten waarin werkgever en werknemer samen aan herstel kunnen werken.
Kunt u begrijpen dat de acties van advocatenkantoor Nysingh te Arnhem namens de politie door PTSS-getroffenen als een trap na worden ervaren?
Zie antwoord vraag 9.
In hoeverre is dit juridisch geweld passend voor een werkgever, die zelf keer op keer ageert tégen geweld tegen politieagenten?
Zie antwoord vraag 9.
Welke rol speelt de afdeling Bijzondere Zorg in de begeleiding en afhandeling van PTSS-zaken?
De begeleiding en afhandeling van PTSS zaken berust bij de leidinggevende van de betrokken collega. Hierbij vindt ondersteuning plaats vanuit de casemanagers PTSS. Het programma Bijzondere zorg is door de korpsleiding ingesteld als tijdelijke hulpstructuur. Het doel van het programma Bijzondere Zorg is optimaal uiting te geven aan waardering en erkenning voor de verdiensten van collega’s en het bijzondere karakter van het politiewerk. De klachtbehandelaars, die onder het programma bijzondere zorg gebracht zijn, bezoeken de collega’s met een klacht, dragen zorg dat klachtelementen worden uitgezocht, doen voorstellen om de klacht waar mogelijk weg te nemen en bevorderen dat van klachten wordt geleerd. Daarnaast worden ook binnenkomende uitingen van ongenoegen (zogenaamde UvO’s) in behandeling genomen. De UvO-onderzoekers bezoeken de (oud)-collega in principe thuis en gaan in gesprek over het ongenoegen. Na dit gesprek wordt een advies opgemaakt aan het bevoegd gezag hoe het ongenoegen weg te nemen.
Deelt u de mening dat de behandeling van PTSS-gevallen, inclusief re-integratie, smartengeld en schadevergoeding ook tot goed werkgeverschap behoren? Wat kunt u doen om dit verder te bevorderen?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het aantal gevallen van een secundair trauma (veroorzaakt door de politie zelf) naar nul zou moeten gaan?
Ja.
Klopt het dat de leiding van het Politiedienstencentrum (PDC) PTSS’ers dwingt om «vrijwillig» ontslag te nemen? Waarom doet het PDC dit?
De korpsleiding heeft mij verzekerd dat er geen concrete aanwijzing is dat hier sprake van is.
Klopt het dat het PDC dit doet door «vaststellingsovereenkomsten» op te dringen aan PTSS’ers?
Zie antwoord vraag 15.
Klopt het dat hierbij gedreigd wordt om de PTSS-uitkering in te trekken?
Zie antwoord vraag 15.
Op welke manier kan aan PTSS’ers «liefdevolle zorg» geboden worden, waar het kabinet zo de mond van vol heeft?
Zorg voor medewerkers uit zich op verschillende manieren binnen de politieorganisatie. Enkele voorbeelden. Er is professionele ondersteuning voor de medewerker, waaronder geestelijke- en morele ondersteuning bij vraagstukken door een geestelijk verzorger. Er wordt bijstand verleend aan de ambtenaar en relaties met het oog op revalidatie en re-integratie. Er is ondersteuning bij aanvragen rond uitkering van de sociale zekerheidswetgeving en rechtspositionele aanspraken. Tot slot is er beleid gericht op erkenning en waardering binnen het programma bijzondere zorg.
Bent u bereid om een meldpunt in te richten voor secundaire PTSS-trauma’s? Deelt u de mening dat een dubbel PTSS-trauma zeer onwenselijk is? Is dit «adding injury to insult»? Zo nee, waarom niet?
Het is spijtig als medewerkers, en zeker medewerkers die letsel hebben opgelopen, juridisch in conflict komen met de werkgever. Juridische procedures zijn ook voor de werkgever onwenselijk en niet de manier om met getroffen collega’s om te gaan. Het streven is altijd om medewerkers zo goed mogelijk te ondersteunen. Een meldpunt is niet nodig door de werkzaamheden die plaatsvinden binnen het programma Bijzondere Zorg. Zie mijn antwoord op vraag 12. Bovendien kan de ombudsfunctionaris hier een rol in vervullen.
Bent u bereid om de coulanceregeling, die ingesteld was door korpschef Gerard Bouman weer in ere te herstellen? Zo nee, waarom niet?
De korpsleiding gaat intensief bekijken op welke manier de lopende zaken op maat, per individu opgelost kunnen worden. Dit zal in het licht zijn van de contouren van het nieuwe stelsel.
Heeft u kennisgenomen van het verzoek van de International Air Transport Association (IATA) om voor het jaar 2020 de regels aangaande het recht op behoud van slots in een opvolgend gebruiksjaar op te schorten voor de 200 wereldwijde slotgecoördineerde luchthavens?1
Ja.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het coronavirus een impact heeft op de luchtvaartsector vergelijkbaar met een economische crisissituatie, en dat derhalve het gerechtvaardigd is de bestaande slotregels voor deze situatie te heroverwegen?
Ja. En dat beperkt zich niet alleen tot de luchtvaart, ook andere transportsectoren worden geraakt.
Herkent u het beeld dat IATA schetst van grootschaligecancellations en no shows van geboekte tickets op routes naar (met name) bestemmingen met veel bevestigde besmettingen, zoals Noord-Italië, Japan en Zuid-Korea? Kunt u aangeven in hoeverre de bezettingsgraad van vluchten op deze bestemmingen de afgelopen weken is gedaald?
IATA heeft de in het bericht geschetste zware terugval van luchtverkeer op verschillende belangrijke Aziatische routes en andere bestemmingen wereldwijd gebaseerd op haar eigen onderzoek. Ik kan niet aangeven in hoeverre de bezettingsgraad van vluchten op deze bestemmingen de afgelopen weken is gedaald omdat dat commerciële gegevens betreft van luchtvaartmaatschappijen die ik niet tot mijn beschikking heb.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het ongewenst is dat luchtvaartmaatschappijen door slotregels gedwongen worden om grotendeels lege toestellen te laten vliegen en/of tijdelijke routes te openen, puur om historische slotrechten in 2021 te kunnen behouden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid in overleg te treden met de Europese Commissie over het verzoek van IATA, met als doel om een opschorting van de slotregels ten aanzien van het behoud van historische rechten te realiseren voor het gebruiksjaar 2020?
Ja. Ik heb de Europese Commissie verzocht om haar huidige ontheffing van de slotregels ten behoeve van het behoud van historische rechten voor het IATA winterseizoen 2019/2020 in verband met het coronavirus te verlengen voor het aankomend IATA zomerseizoen en de reikwijdte van die ontheffing te verruimen naar alle landen die hierdoor ernstig geraakt worden.
Kunt u aangeven welke maatschappijen sinds de uitbraak van het coronavirus hun operatie op Nederlandse luchthavens (grotendeels) hebben moeten staken?
De impact van het coronavirus op de vluchtschema’s van verschillende luchtvaartmaatschappijen zoals KLM en easyJet is groot, maar verschilt per luchtvaartmaatschappij en is mede afhankelijk van de bestemmingen die zij aandoen. Verschillende luchtvaartmaatschappijen zien zich ook genoodzaakt om op korte termijn hun bestemmingenportfolio aan te passen vanwege de impact van het coronavirus op een groot aantal van die bestemmingen.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het wenselijk is om vrijkomende slots door teruggave aan de slotpool als gevolg van disrupties of faillissementen (mede) veroorzaakt door het coronavirus op de reguliere wijze te kunnen verdelen voor het volgende gebruiksjaar, maar daarbij te waarborgen dat maatschappijen geen onrendabele routes hoeven te openen om deze rechten nog tijdens de disruptie veroorzaakt door het coronavirus te kunnen verkrijgen? Zo ja, bent u bereid ook hierover in gesprek te treden met de Europese Commissie?
In antwoord hierop wil ik u verwijzen naar mijn antwoord op vraag 5.
Het artikel ‘Een schriftelijke wilsverklaring is nog geen euthanasieverzoek’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Een schriftelijke wilsverklaring is nog geen euthanasieverzoek» van ethicus en psycholoog dr. Berna van Baarsen?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de wijze waarop in de euthanasiepraktijk wordt omgegaan met de schriftelijke wilsverklaring?
Ik deel de door dr. Van Baarsen geuite zorgen dat burgers soms overtuigd zijn dat een schriftelijk euthanasieverzoek moet worden opgevolgd door een arts. Ook uit de derde evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl, 2017)2 bleek dat 18% van de bevolking hiervan overtuigd is. Vorig jaar heb ik de informatie op rijksoverheid.nl over euthanasie en het levenseinde herzien, zodat deze actueel, begrijpelijker en vollediger is geworden. Ik heb daar benadrukt dat euthanasie geen recht is van de patiënt en geen plicht van de arts.
Een schriftelijk euthanasieverzoek – opgesteld toen de patiënt nog wilsbekwaam was – kan een mondeling vrijwillig en weloverwogen verzoek vervangen als de patiënt later niet meer in staat is zijn verzoek (mondeling) te uiten. Tegelijkertijd is het geen garantie op euthanasie. De andere zorgvuldigheidseisen zijn van overeenkomstige toepassing, bijvoorbeeld of de arts overtuigd is dat de patiënt ondraaglijk en uitzichtloos lijdt. In de Euthanasiecode 20183 van de RTE is vermeld dat bij het onderzoeken van een euthanasieverzoek de arts het gedrag van de patiënt en de verwachte gevolgen bij een bepaald ziekteproces in ogenschouw dient te nemen. De arts moet alert zijn op uitingen die wijzen op bezwaar tegen levensbeëindiging. Alle feiten en omstandigheden tezamen genomen moeten leiden tot een in de loop van de tijd consistent beeld van het euthanasieverzoek van patiënt. Alleen dan kan het schriftelijk euthanasieverzoek redelijkerwijs worden opgevat als wil van de patiënt ten tijde van de uitvoering van de levensbeëindiging.
Euthanasieverzoeken bij dementie zijn complex en dienen met extra behoedzaamheid te worden onderzocht. In het geval van (vergevorderde) dementie moet de arts, voorafgaand aan het wettelijk verplichte consult door een onafhankelijke arts, een onafhankelijk deskundige op het gebied van de aandoening raadplegen. Deze beoordeelt de wilsbekwaamheid ofwel het schriftelijke euthanasieverzoek, of het invoelbaar is dat de patiënt ondraaglijk en uitzichtloos lijdt en tot slot of redelijke alternatieven ontbreken.
De extra behoedzaamheid draagt bij aan de grote zorgvuldigheid die de Nederlandse euthanasiepraktijk kenmerkt. Van de 6126 euthanasiemeldingen in 2018, was er bij 146 sprake van dementie als onderliggende aandoening voor het lijden.4 In totaal werden 6 meldingen als onzorgvuldig beoordeeld door de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE). Dit betreft 0,1% van het totaal. Eén van deze gevallen betrof een nog wilsbekwame patiënt met dementie. Artsen gaan dan ook niet lichtvaardig om met euthanasie bij dementie.
Deelt u de opvatting van dr. Van Baarsen dat een schriftelijke wilsverklaring niet per definitie een actueel en concreet euthanasieverzoek is, maar eerder een voorwaardelijke wens- of intentieverklaring?
Zoals gezegd kan een schriftelijk euthanasieverzoek een mondeling verzoek vervangen. Uiteraard dient het schriftelijke euthanasieverzoek een uitdrukkelijk en concreet verzoek te bevatten, waarin zo duidelijk mogelijk staat omschreven onder welke omstandigheden de patiënt wenst dat zijn verzoek tot uitvoer wordt gebracht en welke omstandigheden voor de patiënt als ondraaglijk worden ervaren. Dan is er sprake van een verzoek en niet van een wens of een intentieverklaring. De inhoud van het schriftelijke verzoek dient dus leidend te zijn bij de beoordeling.
In dit kader is het essentieel dat de patiënt zijn schriftelijke euthanasieverzoek tijdig en herhaaldelijk bespreekt met zijn arts, zodat de arts de inhoud juist begrijpt en het omschreven lijden voor hem invoelbaar is. Het herhaaldelijk bespreken van het euthanasieverzoek draagt bovendien bij aan de overtuiging van de arts dat er sprake is van een consistent en actueel verzoek. Ik heb in de eerder genoemde herziene informatie op rijksoverheid.nl ook de functie van het schriftelijk euthanasieverzoek benadrukt.
Erkent u dat verificatie van de uitdrukkelijkheid en ernst van het verlangen tot euthanasie op het moment van levensbeëindiging daarom zeker geen onredelijke eis is (p. 316)?
U vraagt mij naar de noodzaak van verificatie van de uitdrukkelijkheid en ernst van het euthanasieverzoek. Op dit moment ligt een zaak bij de Hoge Raad in cassatie in het belang der wet over euthanasie op basis van een schriftelijk euthanasieverzoek bij vergevorderde dementie. De Hoge Raad buigt zich onder meer over vragen omtrent de verificatie van een euthanasieverzoek bij dementie. Mij past daarom terughoudendheid om hier inhoudelijk op te reageren tot het oordeel van de Hoge Raad bekend is.
Hoe denkt u te voorkomen dat de termen «wil», «wens» en «verzoek» in de euthanasiepraktijk door elkaar gaan lopen, waardoor verwarring ontstaat over de rol van de schriftelijke wilsverklaring?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze wordt het risico ondervangen dat, door een (te) grote betrokkenheid en/of mogelijke projectie van de angst voor eigen lijden door artsen en naasten van de patiënt, euthanasie een ««vanzelfsprekendheid»» wordt en een roep van de patiënt om compassie, begrip en gepaste zorg gemist wordt (p. 318)?
De zorgvuldigheidseisen uit de Wtl beschermen onder meer tegen beïnvloeding van de beoordeling van de euthanasiewens door een te grote betrokkenheid of door angst voor belasting van de arts of naasten. Ik noemde er hierboven al enkelen, maar cumulatief houden de eisen in dat de arts 1) de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt, 2) de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt. Dit lijden moet een medische grondslag hebben. De arts moet verder 3) de patiënt hebben voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten, 4) met de patiënt tot de overtuiging zijn gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was, 5) ten minste één andere, onafhankelijke arts hebben geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de voorgaande zorgvuldigheidseisen, en 6) de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig hebben uitgevoerd. Zoals eerder genoemd moet – in het geval van dementie of andere complexe aandoeningen – ook een extra onafhankelijke deskundige worden geraadpleegd.
Wat is uw reactie op de stelling dat ethische argumenten in de toetsingspraktijk als ««minder relevant lijken te worden gezien»» dan juridische argumenten, waardoor de ««gepubliceerde oordelen van de RTE niet altijd een compleet beeld geven van de dilemma’s die zich in de euthanasiepraktijk voordoen»» (p. 320)?
Ik herken dit geschetste beeld niet. Uit de derde wetsevaluatie van de Wtl is gebleken dat de leden van de RTE over het algemeen tevreden zijn over het functioneren van elkaar en van de commissie als geheel. Aan de RTE-leden en secretarissen is bovendien gevraagd in hoeverre zij het eens zijn met de stelling «De verschillende disciplines in de RTE’s vullen elkaar goed aan». Verreweg de meeste respondenten waren het met deze stelling eens.
Klopt het dat dossiers van oordelen die eenmaal zorgvuldig zijn bevonden door de RTE door niemand (ook niet op verzoek van het Openbaar Ministerie) kunnen worden ingezien en dat zij daardoor niet ter discussie kunnen worden gesteld, terwijl zij wel de basis vormen voor de beoordeling van toekomstige dossiers?
Alleen als onzorgvuldig beoordeelde meldingen worden door de RTE aan
het Openbaar Ministerie (OM) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gestuurd. Beide instanties maken een zelfstandige beoordeling die kan leiden tot het starten van een (strafrechtelijk of tuchtrechtelijk) onderzoek. Het oordeel van de RTE moet daarbij als zwaarwegend worden beschouwd, maar zowel het OM als de IGJ kunnen zelfstandig besluiten tot een onderzoek indien er – ook los van het oordeel van de RTE – uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit van respectievelijk schuld aan een strafbaar feit of van handelen in strijd met de veiligheid en kwaliteit van de zorg. Op grond van artikel 10 van de Wtl moet de RTE alle inlichtingen aan de officier van justitie verstrekken, welke hij nodig heeft voor het opsporingsonderzoek.
Bovendien leggen de RTE verantwoording af over hun handelen door middel van het jaarverslag en het publiceren van een selectie van oordelen op de website. Ik heb recent opdracht gegeven aan ZonMw voor het uitzetten van de vierde wetsevaluatie van de Wtl. Daarbij heb ik als aandachtspunt meegegeven of er voldoende transparantie is over de als zorgvuldig beoordeelde euthanasiemeldingen, met een advies om deze eventueel te vergroten. Ik vind het van belang dat de euthanasiepraktijk open en transparant blijft, zodat we met elkaar hierover het gesprek kunnen blijven voeren.
Het coronavirus (COVID-19), dat nu in Gangelt is vastgesteld, direct grenzend aan Limburg |
|
Anne Kuik (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA), Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kunt u vandaag een korte update geven over de nieuwe coronabesmetting(en) aan de Nederlandse grens in Gangelt?1
Op basis van de meest recente informatie zijn er in de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen, – voornamelijk te relateren aan het brongebied in de gemeente Gangelt – meer dan 100 mensen besmet met het nieuwe coronavirus.
Bent u op de hoogte dat door de dichte bevolking aan beide zijden van de grens aldaar, vele Nederlanders en Duitsers dagelijks de grens passeren in verband met werk, onderwijs, winkelen, tanken en vrije tijdsbesteding?
Ja.
Bent u in overleg met de Duitse autoriteiten aldaar om tot een eensluidend advies te komen aan de inwoners van de grensstreek over quarantaine, waar wel en niet heen te gaan, het openhouden van scholen en meer?
De GGD Zuid-Limburg heeft contact met de collega’s in Duitsland. Van de Duitse autoriteiten heeft de GGD Zuid-Limburg begrepen dat het contactonderzoek ter bestrijding van het nieuwe coronavirus in dit gebied in Duitsland is gestopt. Dit heeft te maken met capaciteitsproblemen als gevolg van de forse toename van het aantal besmettingen met het nieuwe coronavirus in de Duitse grensregio.
Dit vraagt om een lokaal aangepaste aanpak in Nederland. De GGD Zuid-Limburg heeft, in overleg met het RIVM, de huisartsen in de regio daarom gevraagd als volgt om te gaan met mogelijke patiënten. Aldaar worden burgers opgeroepen contact op te nemen met de huisarts als ze koorts hebben, hoest en kortademig zijn, én bovendien in nauw contact zijn geweest met mensen in de Duitse grensgemeente Gangelt (of andere gebieden met wijdverspreide transmissies). De huisarts kan afwegen wat de beste procedure is; dat kan betekenen dat de GGD Zuid-Limburg deze personen zal testen op het nieuwe coronavirus.
Bovendien heeft de GGD Zuid-Limburg de gemeenten langs de Duitse grens gevraagd om alle publieksevenementen zoveel mogelijk te vermijden. Dit omdat naar deze evenementen vaak een gemêleerd, deels Duits, gezelschap komt. De burgemeesters van de desbetreffende gemeenten bespreken samen met de voorzitter van de veiligheidsregio het advies en de situatie, waarna een afgewogen beslissing wordt genomen.
Moeten Nederlanders die (eventueel) bij het carnaval in Gangelt geweest zijn ook in zelf-isolatie, aangezien Duitsers die daar geweest zijn een aantal dagen in zelf-isolatie moeten? Zo nee, waarom is er dan een verschil tussen Duitsland en Nederland?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen waarom mensen in Nederland die van de Diamond Princess kwamen (waarop honderden zieke mensen zaten) niet in quarantaine hoefden, maar Nederlandse passagiers die in Duitsland woonden wel?2
Ieder land bepaalt zelf welke maatregelen passend zijn bij de lokale situatie, deze kan immers verschillen.
Voor Nederland geldt dat Nederlandse passagiers van de Diamond Princess op het schip twee weken in quarantaine zijn geweest. Daarna zijn de Nederlandse passagiers gezond naar Nederland teruggereisd. Voor vertrek is iedereen getest; niemand is besmet geraakt met het nieuwe coronavirus. Bij thuiskomst heeft de lokale GGD contact met de passagiers opgenomen. Uit voorzorg geven de passagiers tot twee weken na terugkeer hun gezondheid door aan de GGD.
Kunt u aangeven waarom andere landen wel controles op vliegvelden hebben en Nederland niet?
Op dit moment zijn controles op vliegvelden voor Nederland geen passende maatregel. Als op dit moment reizigers op Nederlandse luchthavens gecontroleerd worden op koorts, zullen vooral mensen met griep of een verkoudheid worden opgespoord. Bovendien betekent dit een grote aanslag op de capaciteit van de GGD.
Kunt u aangeven of Nederland een adequaat antwoord kan geven op elk van de vragen van de directeur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in zijn speech van donderdag 27 februari?3
De vragen die de directeur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in de speech van 27 februari jl. heeft genoemd, zijn allen standaard vragen die passen bij een voorbereiding van een land op volksgezondheidsrisico’s. Nederland heeft de International Health Regulations (IHR) van de WHO geïmplementeerd. Door middel van de zelfevaluatie controleer ik periodiek of Nederland aan de eisen voldoet.
Hoeveel plekken zijn er op dit moment vrij in Nederlandse ziekenhuizen waar patiënten in isolatie beademend kunnen worden?
Zoals ik in mijn Kamerbrief van 31 januari jongstleden heb aangegeven, blijkt uit een inventarisatie van de ziekenhuizen dat er in Nederland tenminste 250 bedden beschikbaar zijn om patiënten op de intensive care in strikt aërogene isolatie op te vangen.
De stand van het aantal patiënten waarbij het nieuwe Coronavirus (COVID-19) is vastgesteld is op 4 maart is 38. Het merendeel van deze patiënten verblijft in thuisisolatie en een beperkte minderheid verblijft in isolatie in het ziekenhuis.
Als het aantal patiënten dat moet worden opgenomen in een ziekenhuis aanzienlijk stijgt dan treffen de ziekenhuizen passende maatregelen om deze patiënten op te vangen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van inzichten en plannen die ziekenhuizen hebben ter voorbereiding op een eventuele griepuitbraak. Hierbij is er ook nadrukkelijk oog voor de zorgcontinuïteit. Een van de maatregelen die ook in het geval van coronapatiënten getroffen kan worden is het afschalen van de planbare zorg. Dit betreft onder meer operaties die ook op een later moment kunnen worden uitgevoerd. Hiermee wordt de reguliere instroom beperkt, de druk op de IC en de bedden verlaagd en wordt personeel vrijgespeeld.
Wat er in geval van een uitbraak van het COVID-19 verder exact nodig zou zijn, hangt af van de ernst en omvang van de uitbraak, welke patiënten hierdoor geraakt worden, op welke wijze het virus zich bij hen manifesteert en ook welke behandeling daarvoor het meest effectief is. Op basis van medisch inhoudelijk criteria wordt besloten welke zorg nodig is voor de patiënt. De verwachting is dat niet alle patiënten geïsoleerd op de IC hoeven te worden behandeld. Wanneer het aantal patiënten met het nieuwe coronavirus aanzienlijk toeneemt is het denkbaar dat ziekenhuizen overgaan tot cohort verpleging. Voor nadere informatie verwijs ik u naar mijn brief van 2 maart (Kamerstuk 25295-104) naar aanleiding van het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg over het OMT advies (Outbreak Management Team) over capaciteit in geval van een COVID-19 uitbraak.
Wat is het maximum aantal plekken dat binnen een week beschikbaar kan zijn waar patiënten in isolatie liggen en beademd worden? Met welke maatregelen (noodhospitalen?) kan dat bereikt worden?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe groot is het maximum aantal ernstig zieke coronapatiënten dat het Nederlandse zorgstelsel op enig moment kan behandelen?
Zie antwoord vraag 8.
Wordt er bij de reisadviezen alleen rekening gehouden met het risico voor het individu (jonge gezonde mensen hebben bijvoorbeeld weinig last van een coronabesmetting) of wordt er ook rekening gehouden met het risico voor de Nederlandse samenleving als geheel (een uitbraak als gevolg van een besmette persoon heeft grote gevolgen)?
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken beschrijven de veiligheidsrisico’s voor Nederlanders die naar het buitenland reizen. Dat gebeurt onafhankelijk, neutraal en zonder politieke overwegingen. Veiligheid is daarbij leidend. Reisadviezen worden zorgvuldig opgesteld op basis van objectieve en onafhankelijke informatie van bijvoorbeeld de inlichtingendiensten, lokale autoriteiten, andere landen van de Europese Unie, advies van het RIVM en andere ministeries.
Specifiek voor wat betreft de beoordeling van gezondheidsrisico’s voor individuele Nederlandse reizigers en/of de beoordeling van eventuele risico’s voor de volksgezondheid van reizen (bij terugkeer naar Nederland na het reizen naar bepaalde gebieden) staat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauw contact met het Ministerie van VWS en RIVM. Het RIVM maakt op basis van de eigen informatie en expertise – en beschikbare informatie van bijvoorbeeld de WHO en/of het ECDC – een inschatting van de situatie in andere landen. Sommige gebieden waar het coronavirus veel voorkomt en waar het RIVM Nederlanders vraagt rekening te houden met verhoogde aandacht rondom het coronavirus na terugkeer in Nederland, worden aangeduid als «risicogebieden». Het RIVM adviseert Nederlanders die dergelijke risicogebieden bezocht hebben bij verkoudheidsklachten of verhoging thuis te blijven en zo min mogelijk contact te hebben met anderen. Wanneer de klachten ernstiger worden (koorts en hoesten/benauwdheid) wordt geadviseerd telefonisch contact te leggen met de huisarts. De reisadviezen van Buitenlandse Zaken worden steeds in lijn gebracht met de risicogebieden van het RIVM.
Indien het reisadvies alleen rekening houdt met het individu, maar niet met de gevolgen voor de samenleving, wilt u dan het beleid wijzigen en ook het risico van besmetting voor de hele samenleving fors laten meewegen?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u deze afzonderlijke vragen spoedig beantwoorden?
Ik beantwoord deze vragen zo spoedig mogelijk.
(https://www.who.int/dg/speeches/detail/who-director-general-s-opening-remarks-at-the-media-briefing-oncovid-19---27-february-2020)
Wat is uw eerste reactie op het nieuws dat onbevoegd personeel van hulpmiddelenfabrikanten actief meehelpt bij operaties in de operatiekamers van ziekenhuizen?1
Ik begrijp dat dit nieuws vragen oproept bij patiënten en anderen. Het is daarom belangrijk om nuance aan te brengen.
Soms worden bij operatieve ingrepen nieuwe complexe medische hulpmiddelen gebruikt, bijvoorbeeld apparatuur of implantaten. Het advies van productspecialisten van hulpmiddelenfabrikanten kan dan bijdragen aan goed en veilig gebruik van die hulpmiddelen bij de (eerste of complexe) ingrepen. Het is van belang dat hun aanwezigheid en werkwijze leidt tot goede en veilige zorg. De operateur is daarvoor verantwoordelijk.
Ik vind het van belang dat, wanneer er afgevaardigden van een fabrikant op de OK aanwezig zijn, dit gebeurt met het oog op de goede en veilige toepassing van hulpmiddelen – niet om deze te verkopen. De keuze voor de te gebruiken hulpmiddelen is natuurlijk al gemaakt vóórdat een operatie wordt uitgevoerd.
Welke regels bestaan er met betrekking tot de aanwezigheid van personeel van hulpmiddelenfabrikanten in de operatiekamers van ziekenhuizen? In hoeverre mogen zij assisteren bij operaties? Is het bijvoorbeeld toegestaan – zoals uit de uitzending blijkt- dat in een aantal gevallen ze het werk doen voorbehouden aan OK-verpleegkundigen? Zo ja, aan welke beroepskwalificaties moeten zij dan voldoen? Is bijvoorbeeld een BIG-registratie een vereiste? Kunt u dit toelichten?
Er bestaan geen specifieke wettelijke normen voor de aanwezigheid van personeel van hulpmiddelenfabrikanten in de operatiekamer. Dit betekent dat het algemene wettelijk kader dat voor alle zorg van toepassing is, ook hierbij geldt. Dat is in de eerste plaats de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg die voorschrijft dat zorgaanbieders goede zorg moeten leveren en de zorg zodanig moeten organiseren dat dit leidt tot goede zorg. In de tweede plaats is dat de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, die voorschrijft dat alleen geregistreerde zorgverleners zelfstandig voorbehouden handelingen mogen uitvoeren. Iemand die niet geregistreerd is mag, onder voorwaarden en onder verantwoordelijkheid en toezicht van een geregistreerde professional, handelingen uitvoeren.
In de derde plaats is dat de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, die onder meer bepaalt wie inzage mogen hebben in de gegevens van een patiënt.
In de vierde plaats zijn dat veldnormen, die op basis van de bovengenoemde wetten nader invullen wat «goede zorg» is.
Hebben de specialistische beroepsgroepen hierover afspraken gemaakt of richtlijnen? Zo nee, wat is uw oordeel daarover?
De Nederlandse Orthopedische Vereniging heeft een standpunt over de aanwezigheid van productspecialisten op de OK opgesteld en gepubliceerd. Dit standpunt heeft niet de status van veldnorm maar is in lijn met bestaande wet- en regelgeving. Het kan echter ook voor andere medisch specialisten en ziekenhuizen behulpzaam zijn bij het opstellen van beleid hoe zij met de aanwezigheid van productspecialisten op de OK omgaan.
Is het juist dat bij operaties waarbij personeel van de hulpmiddelenfabrikant betrokken is de patiënt hierover van tevoren dient te worden geïnformeerd en toestemming dient te verlenen in het kader van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)?
Indien een productspecialist bij de behandeling van de patiënt betrokken is, bijvoorbeeld doordat hij of zij technisch advies geeft aan de operateur, dan hoeft de patiënt op grond van de WGBO formeel geen toestemming te geven. Tegelijkertijd ligt het wel voor de hand om de patiënt vooraf te informeren over de aanwezigheid van een productspecialist op de OK en de reden daarvoor en om eventuele bezwaren van de patiënt in overweging te nemen.
Hoe beoordeelt u de afhankelijkheid van het ziekenhuis of de specialist van de hulpmiddelenfabrikant zoals verwoord in de uitzending van Argos? Is hier sprake van een ongezonde afhankelijkheid? Wanneer is er sprake van ongeoorloofd gunstbetoon?
Gezien de technische complexiteit van veel medische hulpmiddelen en behandelingen kan ik mij voorstellen dat de aanwezigheid van een productspecialist op de OK kan bijdragen aan goede en veilige zorg. De eindverantwoordelijkheid van de operateur staat echter voorop. Om goede en veilige zorg te kunnen leveren moeten medisch specialisten dus zelf ook voldoende kennis hebben van de medische hulpmiddelen die zij gebruiken en bekwaam zijn in de toepassing ervan.
Gunstbetoon omtrent medische hulpmiddelen is verboden, tenzij het binnen de kaders blijft die zijn neergelegd in de Wet op de medische hulpmiddelen. Onder het verbod op gunstbetoon wordt verstaan: het «door een leverancier in het vooruitzicht stellen, aanbieden of toekennen van geld of op geld waardeerbare diensten of goederen aan een natuurlijke persoon die betrokken is bij de toepassing van een medisch hulpmiddel of aan een instelling of zorgverzekeraar met het kennelijke doel de verkoop van een medisch hulpmiddel te bevorderen.»
De keuze van een medisch hulpmiddel mag niet gebaseerd zijn op een andere reden dan het gezondheidsbelang van de patiënt. In de Wet op de medische hulpmiddelen staat beschreven wat de uitzonderingen op het verbod van gunstbetoon zijn, hier wordt door de inspectie op toegezien.
De afhankelijkheid zoals in de uitzending van Argos besproken, betrof de aanwezigheid bij operaties van productspecialisten van leveranciers van medische hulpmiddelen of opleiders in dienst van die leveranciers. Chirurgen leren nieuwe operatietechnieken door een aantal keer met een opleider mee te kijken. Wanneer de chirurg de operatie dan voor het eerst in het eigen ziekenhuis uitvoerde, komt de opleider naar het ziekenhuis om de chirurg te begeleiden. Dit kan ook het geval zijn indien er sprake is van complexe chirurgie (bijv. revisiechirurgie). Een zorginstelling is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van hun zorg en richtlijnen voor de aanwezigheid van opleiders op de operatieafdeling.
De Stichting Gedragscode Medische hulpmiddelen (zelfregulering) heeft aangegeven een nadere verkenning te doen van de gangbare praktijken rond de aanwezigheid van productspecialisten van leveranciers van medische hulpmiddelen bij operaties met het oog op ongewenste beïnvloeding. Het resultaat van deze verkenning zal duidelijk maken of de huidige Gedragscode Medische Hulpmiddelen voldoende waarborgen biedt of aanscherping verdient. De resultaten van de verkenning zullen met VWS en de IGJ worden gedeeld.
Is dit volgens de huidige regels een overeenkomst tussen ziekenhuis en fabrikant die gemeld moet worden in het Transparantieregister Zorg? Zo ja, hoe moet dit dan worden gemeld? Zo nee, waarom niet?
Het Transparantieregister Zorg geeft inzicht in financiële relaties tussen zorgverleners, zorginstellingen en bedrijven die in contracten zijn vastgelegd, zoals dienstverlening, sponsoring en individuele gastvrijheid. Van een financiële relatie is sprake als een bedrijf betalingen doet aan bijvoorbeeld een zorgverlener of zorginstelling. De Stichting Transparantieregister Zorg is op initiatief van de Stichting Code Geneesmiddelen Reclame (CGR) opgericht (zelfregulering), in de Gedragscodes is met betrekking tot de openbaarmaking van financiële relaties opgenomen dat zorgaanbieders enerzijds en bedrijven anderzijds verplicht zijn om gegevens over financiële relaties te melden aan het Transparantieregister.
De in de media genoemde voorbeelden met betrekking tot «vreemde handen aan de operatietafel», behoeven indien deze niet onder dienstverlening of sponsoring vallen, niet in het Transparantieregister Zorg vermeld te worden.
Is het juist dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) geen goed zicht heeft op de betrokkenheid van (onbevoegd) personeel van hulpmiddelenfabrikanten bij ziekenhuisoperaties? Maakt de IGJ haar toezichthoudende rol in dezen voldoende waar? Heeft de IGJ ooit meldingen gehad van ongeoorloofde betrokkenheid van personeel van hulpmiddelenfabrikanten bij operaties?
Nee, dit is niet juist. De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van zorg, onder meer in het operatieve proces. De inspectie kan uiteraard niet bij alle ingrepen aanwezig zijn. De inspectie heeft geen meldingen van ongeoorloofde betrokkenheid van personeel van hulpmiddelenfabrikanten bij operaties en ook
geen aanwijzingen dat deze aanwezigheid er in de praktijk toe leidt dat operateurs en andere zorgverleners hun verantwoordelijkheid voor goede en veilige zorg niet kunnen invullen.
Bent u bereid de IGJ onderzoek te laten doen naar de betrokkenheid van personeel van hulpmiddelenfabrikanten bij ziekenhuisoperaties?
De IGJ houdt risico-gestuurd toezicht. De inspectie en ik zien geen aanwijzingen dat de aanwezigheid van vertegenwoordigers van hulpmiddelenfabrikanten in de praktijk tot risico’s voor goede en veilige zorg leidt. Wanneer zorgverleners signalen hebben dat in een ziekenhuis of kliniek de aanwezigheid van vertegenwoordigers van fabrikanten wel leidt tot risico’s voor goede en veilige zorg, moeten zij dit intern aankaarten en kunnen zij hiervan een melding maken bij de inspectie via het Meldpunt IGJ. Wanneer een productspecialist van mening is op een onveilige manier te worden betrokken bij operaties kan hij of zij hiervan ook melding maken bij het Meldpunt IGJ.
Vindt u dat er duidelijke richtlijnen moeten komen met betrekking tot het betrekken van personeel van hulpmiddelenfabrikanten bij ziekenhuisoperaties? Zo ja, hoe gaat u dit in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Nee. De huidige regelgeving omschrijft helder dat er goede en veilige zorg geleverd moet worden en wie hiervoor verantwoordelijk is.
Vindt u dat de IGJ direct in actie moet komen gezien het nieuws wat naar buiten is gekomen? Zo ja, wat moet de IGJ dan doen? Zo nee, waarom niet?
De huidige wet- en regelgeving is duidelijk en zorgaanbieders (zowel bestuurders als zorgverleners) en hulpmiddelenfabrikanten moeten hierin hun verantwoordelijkheid nemen.
De komende tijd zal de inspectie in contacten met ziekenhuizen wijzen op de eigen verantwoordelijkheid rond de veilige inzet van productspecialisten op de OK en de wenselijkheid om patiënten hierover te informeren.
De uitbraak van het coronavirus |
|
Anne Kuik (CDA), Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Herinnert u zich dat u op eerdere Kamervragen antwoordde, «op dit moment nemen wij op basis van de ons beschikbare wetenschappelijke informatie van het RIVM aan dat een persoon pas besmettelijk is vanaf het moment dat er symptomen zijn (hoesten, koorts, luchtwegklachten)»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dit al een tijd op haar site een heel stuk minder stellig heeft staan: «Vraag: Wat kunnen we zeggen over besmettelijkheid tijdens de incubatietijd? Antwoord: Het nieuwe coronavirus wordt overgedragen door hoesten en niezen. Tot nu toe lijkt de overdracht van het virus tijdens de incubatietijd, dus voordat er klachten ontstaan, een zeer beperkte rol te spelen. Wel is bekend dat hoe zieker iemand is, hoe meer virus hij verspreidt.»?2
Ja.
Bent u bekend met het feit dat ook de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schrijft dat: «According to recent reports, it may be possible that people infected with 2019-nCoV may be infectious before showing significant symptoms. However, based on currently available data, the people who have symptoms are causing the majority of virus spread.»?3
Ja.
Houdt het beleid van de Nederlandse regering rekening met de mogelijkheid dat het coronavirus al (een beetje) besmettelijk kan zijn tijdens de incubatieperiode?
Op basis van de wetenschappelijke kennis van het RIVM nemen wij aan dat het nieuwe coronavirus wordt overgedragen door hoesten en niezen. Tot nu toe lijkt de overdracht van het virus tijdens de incubatietijd – dus voordat de klachten ontstaan – een zeer beperkte rol te spelen. Wel is het bekend dat hoe zieker iemand is, hoe meer virus hij of zij verspreidt.
Hoeveel Nederlanders stonden er op de passagierslijst van de Westerdam? Met hoeveel van deze mensen heeft de GGD uiteindelijk contact gekregen na terugkeer in Nederland? Welke lessen zijn hieruit geleerd?
Op de passagierslijst van de Westerdam stonden 93 passagiers met de Nederlandse nationaliteit. Met alle 89 in Nederland verblijvende passagiers staat de lokale GGD in contact. De overige passagiers wonen in het buitenland en zijn doorgereisd. Het verkrijgen van contact is soepel en volgens protocol verlopen.
Deelt u de mening dat nu er een eerste forse uitbraak van het coronavirus zich binnen het Schengengebied (Noord-Italië) voordoet, het risico voor Nederland fors verhoogd is?
Op basis van de ontwikkelingen in de afgelopen periode heeft het Europese Centrum voor Preventie en Infectieziektebestrijding (ECDC) het risico op een infectie met het nieuwe coronavirus ingeschat als matig tot hoog. Deze inschatting is gebaseerd op de maatregelen op het gebied van publieke gezondheid die in de getroffen landen worden genomen en de overige landen. Er worden grote inspanningen gedaan om contacten te identificeren, te isoleren en te testen om de uitbraak te beheersen. Er is evenwel sprake van een mate van onzekerheid en onvoorspelbaaheid omdat de huidige situatie dynamisch is.
In Noord-Italië worden rigoureuze maatregelen genomen en wordt zeer hoog ingezet om deze uitbraak in te dammen. Het ECDC merkt op dat dit de waarschijnlijkheid van verdere verspreiding kan verminderen, maar niet kan uitsluiten zoals ook is gebleken.
Hoe coördineren de landen van de Schengenzone, waarin miljoenen mensen dagelijks nationale grenzen passeren zonder controle, het indammen van de verspreiding van het coronavirus?
Er vinden vanaf eind januari geregeld overleggen met de Health Security Committee (HSC) en het ECDC plaats, recentelijk ook naar aanleiding van de besmettingen en ontwikkelingen in Noord-Italië. Naar aanleiding daarvan heeft het ECDC de casusdefinitie aangepast en aangevuld met een aantal landen met wijdverspreide transmissie. Het RIVM heeft daarop ook maatregelen genomen waarover ik u op 24 februari jl. informeerde. Ik blijf met mijn Europese collega’s in gesprek over de aanpak en bestrijding van dit virus. Eerder vond reeds een ingelaste EPSCO (Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van de Europese Unie) plaats waarover ik u op 14 februari berichtte.
Kunt u aangeven op welke wijze EU-landen op dit moment maatregelen zoals reisbeperkingen, meldplichten etc. coördineren?
Op Europees niveau is tijdens de EPSCO van 13 februari jl. afgesproken om meer specifieke informatie onderling te delen. Onder andere wordt er informatie gedeeld over preparedness en ervaringen met het virus, effectiviteit van containment maatregelen, transmissie etc. Dit gebeurt door het Europese Centrum voor Preventie en Infectieziektebestrijding (ECDC). Er is een daarnaast een rapid response team van de WHO en ECDC in Italië aangekomen dat Italië helpt bij de aanpak, informatie ophaalt en deelt met andere Europese landen ten behoeve van verdere eventuele te nemen maatregelen.
Bovendien heeft Nederland via het RIVM ook een actieve rol in de Europese Joint Action Healthy Gateways. Doel van dit samenwerkingsverband is een gecoördineerde actie als het gaat om het verbeteren van de capaciteit betreffende «points of entry»: havens, luchthavens en grensovergangen. Het RIVM biedt daarin deskundigheid aan. Zo schrijft het RIVM mee aan internationale COVID-19 richtlijnen voor vliegtuigen en schepen en faciliteert het RIVM hierover webinar sessies voor professionals.
Deelt u de mening dat de Nederlandse samenleving en economie een aantal kenmerken hebben, die haar buitengewoon kwetsbaar maken voor een grootschalige quarantaine situatie, zoals een grote haven en het vervoer van grote hoeveelheden verse en bederfelijke producten?
In Nederland zijn er tal van vitale sectoren waarvan het belangrijk is dat deze overeind blijven. Primair beschikken we over een zeer goede organisatie voor de infectieziektebestrijding en rampenbestrijding. Daarnaast zijn bij vorige grootschalige uitbraken en in draaiboeken de vitale sectoren in kaart gebracht en maatregelen beschreven over hoe de continuïteit te waarborgen.
Inmiddels zijn ook in Nederland besmettingen met COVID-19 vastgesteld. De aanpak van het virus is erop gericht dat een eventuele besmetting zo snel mogelijk opgemerkt wordt en dat we ervoor zorgen dat het virus zich niet verder kan verspreiden. Als er een patiënt wordt vastgesteld vindt bron- en contactonderzoek plaats. In Nederland is hiervoor een structuur waarin het RIVM, GGD’en en laboratoria samenwerken. Het RIVM houdt artsen, GGD’en en microbiologische laboratoria op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en wat zij moeten doen als iemand besmet is met het nieuwe coronavirus. Dit staat beschreven in landelijke en regionale draaiboeken. Deze draaiboeken voorzien ook in maatregelen voor een grootschalige uitbraak in Nederland. Zo worden mensen die in één van de gebieden geweest zijn waar het nieuwe coronavirus heerst en luchtwegklachten hebben, geadviseerd om thuis te blijven. Ook wanneer zij dus nog geen koorts hebben. Worden de klachten erger, dan moeten zij telefonisch contact opnemen met de huisarts. Daarnaast is een maatregel het in thuisisolatie plaatsen van mensen die ziek zijn, om ervoor te zorgen dat ze zo min mogelijk in contact komen met andere mensen, totdat zeker is dat deze persoon niet meer besmettelijk is voor anderen. Quarantaine, het afzonderen van blootgestelde personen terwijl ze (nog) geen ziekteverschijnselen hebben, wordt in Nederland in principe niet grootschalig ingezet zoals in andere landen wel het geval is. Van patiënten die positief getest zijn worden de eventuele familieleden wel in quarantaine geplaatst. Gedurende 14 dagen zullen deze familieleden gemonitord worden. Wanneer er geen sprake is van klachten, worden zij niet getest.
Worden speciale maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat cruciale onderdelen van de Nederlandse economie kunnen blijven draaien, ook als een pandemie uitbreekt? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u ervan op de hoogte dat Oostenrijk treinen uit Italië tijdelijk tegenhield en de Italiaanse regio Puglia mensen die uit Noord-Italië komen zich laten melden bij de huisarts?
Ja.
Welke effectieve maatregelen neemt Nederland om ervoor te zorgen dat de kans op verspreiding van het coronavirus van Italië naar Nederland verkleind wordt? Kunt u die toelichten?
Naar aanleiding van de berichten van de uitbraak van het nieuwe coronavirus in Italië is een aantal maatregelen genomen:
De casusdefinitie voor een verdacht geval van het nieuwe coronavirus is aangepast, personen met ziekteverschijnselen die in aangedane gebieden in Noord Italië zijn geweest moeten getest worden. Professionals zijn hierover geïnformeerd;
Het algemene publiek wordt geïnformeerd via de website van het RIVM en www.rijksoverheid.nl/coronavirus.nl.
Daarnaast heeft de rijksoverheid een speciaal nummer geopend voor een goede informatievoorziening richting het algemeen publiek;
De boodschap op de informatieborden van Schiphol is aangepast.
Mensen die in één van de gebieden zijn geweest waar het coronavirus heerst en luchtwegklachten hebben wordt geadviseerd om thuis te blijven. Ook wanneer zij dus nog geen koorts hebben. Worden de klachten erger, dan moeten zij telefonisch contact opnemen met de huisarts.
Klopt het dat we effectief te maken hebben met de meest grootschalige quarantainemaatregelen uit de wereldgeschiedenis?
In China en Italië zijn zeer uitgebreide quarantainemaatregelen genomen. Dit komt omdat het in deze gebieden onbekend is wat de bron precies is. De mensen worden geïsoleerd om te voorkomen dat zij andere mensen besmetten. Zo wordt verspreiding van ziektes tegen gegaan. Elke infectieziekte kent zijn eigen aanpak en beloop. En we leren ook van infectieziekten zoals de Mexicaanse griep, SARS ed. Juist door deze leercurve, is het ondoenlijk om de maatregelen uit het verleden – zeker op dit moment – tegen de huidige maatregelen af te zetten.
Hoe verklaart u dat Nederland te midden van deze grootschalige quarantaine geen reisrestricties oplegt?
De World Health Organization (WHO) en ECDC adviseren op dit moment geen handel- of reisbeperkingen. Het kabinet volgt dit advies.
Welke internationale organisaties hebben tot nu toe reisrestricties aangeraden voor welke gebieden? Zijn internationale organisaties vrij van politieke druk om voorstellen te doen om restricties op reizen naar bepaalde gebieden aan te raden als ze dat nodig achten?
De World Health Organization (WHO) geeft advies over reisrestricties in het kader van de volksgezondheid, mocht dit nodig zijn. Op dit moment waarschuwt de WHO expliciet tegen dergelijke disproportionele maatregelen. Daarnaast zijn luchtvaartmaatschappijen zelf verantwoordelijk voor aanpassingen in het vluchtschema om de gezondheid van personeel en passagiers tijdens de vlucht te waarborgen.
Bestaat er een meldplicht voor mensen die in de afgelopen week in zones geweest zijn waar honderden mensen besmet zijn met het coronavirus en waarvoor lokale autoriteiten restricties hebben afgekondigd, zoals Daegu en Cheongdo (Zuid-Korea), Qum (Iran) en Lombardije (Italië)? Zo nee, waarom niet en waarom worden reizigers uit deze gebieden niet gevolgd en/of actief opgespoord en gevraagd zich te melden?
Reizigers uit deze gebieden worden niet actief gevolgd of opgespoord. Het heeft namelijk alleen zin om je te laten testen als je in één van de landen/regio’s met wijdverspreide emissies bent geweest en gezondheidsklachten hebt. Mensen die in één van de gebieden zijn geweest waar het coronavirus heerst en luchtwegklachten hebben wordt geadviseerd om thuis te blijven. Ook wanneer zij dus nog geen koorts hebben. Worden de klachten erger, dan moeten zij telefonisch contact opnemen met de huisarts.
Acht u het verantwoord dat er nog steeds rechtstreekse vluchten naar Amsterdam zijn vanuit Beijing en andere centra van de coronabesmettingen? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen?
Zoals de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in haar brief van 4 februari jl. over de rollen en verantwoordelijkheden in relatie tot de uitbraak van het nieuwe coronavirus en de luchtvaart schreef, zijn er nog geen besluiten genomen die leiden tot restricties voor de luchtvaart. Luchtvaartmaatschappijen zijn zelf verantwoordelijk voor aanpassingen in het vluchtschema om de gezondheid van personeel en passagiers te waarborgen.
In mijn stand van zakenbrief van 11 februari jl. gaf ik al aan dat ik ter handhaving van de openbare orde en veiligheid of andere dringende redenen kan verzoeken het burgerluchtverkeer tijdelijk of blijvend te beperken of te verbieden boven Nederland of gedeelten daarvan. De WHO waarschuwt expliciet tegen dergelijke disproportionele maatregelen. Een beperking van het luchtverkeer is daarom nu niet aan de orde. Passagiers van vluchten uit aangedane gebieden krijgen voor landing op Schiphol een informatiebrief om te letten op symptomen, thuis of in het hotel te blijven als ze ziek worden, en bij de arts aan te geven dat ze recent uit een aangedaan gebied zijn gekomen.
Kunt u aangeven wat het huidige reisadvies is naar streken (in bijvoorbeeld China, ItaIië, Iran en Zuid-Korea) die door het coronavirus getroffen zijn? Is dat advies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken nog adequaat?
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken beschrijven de veiligheidsrisico’s voor Nederlanders die naar het buitenland reizen. Dat gebeurt onafhankelijk, neutraal en zonder politieke overwegingen. Veiligheid is daarbij leidend. Reisadviezen worden zorgvuldig opgesteld op basis van objectieve en onafhankelijke informatie van bijvoorbeeld de inlichtingendiensten, lokale autoriteiten, andere landen van de Europese Unie, advies van het RIVM en andere ministeries.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken monitort de ontwikkelingen rondom de verspreiding van het nieuwe coronavirus doorlopend. Waar nodig worden reisadviezen van getroffen gebieden en/of landen aangepast. Het voorkomen van enkele gevallen van besmettingen met het coronavirus is op zichzelf geen element dat in een reisadvies wordt opgenomen. In de tekst van het reisadvies wordt zoveel mogelijk gewezen op eventuele (beperkende) preventiemaatregelen van lokale autoriteiten in de desbetreffende landen, die de eerste verantwoordelijkheid dragen voor een passende respons.
Indien sprake is van veel besmettingen en/of verdergaande generieke preventieve maatregelen kan het reisadvies (lokaal) op «geel» worden gezet («let op, veiligheidsrisico’s»). In specifieke gebieden waar sprake is van een grote uitbraak van het virus en verregaande maatregelen die het openbaar leven ontwrichten, wordt waar nodig geclassificeerd op «oranje» («alleen noodzakelijke reizen»). Enkel indien sprake is van een complete afsluiting van gebieden of steden, zal het reisadvies voor die gebieden op «rood» («niet reizen») worden geclassificeerd, zoals bij voorbeeld in de Hubei-provincie in China.
De inhoud van de reisadviezen is uiteraard altijd zo actueel mogelijk, waarbij zorgvuldigheid voorop staat. Zo kan het voorkomen dat de inhoud van een reisadvies niet gelijk loopt met (niet door het Ministerie van Buitenlandse Zaken geconsolideerde) informatie die via andere bronnen gemeld wordt (zoals via media). De meest actuele versie van de reisadviezen zijn te vinden op www.nederlandwereldwijd.nl en de Reisapp van Buitenlandse Zaken.
Betekent het feit dat het reisadvies voor heel Italië op 24 februari nog groen is, dat mensen die nu nog naar gebieden reizen waar een volledige lockdown is kunnen rekenen op volledige consulaire bijstand wanneer ze in de problemen zitten?
Het reisadvies is inhoudelijk aangepast in het weekeinde van 22 en 23 februari. Het reisadvies voor Italië is op 24 februari jl. verder aangepast, ook in lijn met de aanvullende preventieve maatregelen van de Italiaanse autoriteiten voor specifieke gebieden. In het noorden van Italië, in de provincies Lombardije en Padova, geldt op dit moment een in- en uitreisverbod voor een aantal gemeenten. Voor deze gebieden geldt op dit moment een «rood» reisadvies: het Ministerie van Buitenlandse Zaken raadt af naar deze gebieden toe te reizen. Reizigers worden geadviseerd om de instructies van de lokale autoriteiten op te volgen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat 24/7 gereed om consulaire hulpvragen te beantwoorden. De omstandigheden bepalen in hoeverre dat ook succesvol mogelijk is. Wereldwijd geldt dat wanneer een Nederlander in een «rood» gebied in nood komt en alsnog om consulaire bijstand vraagt, dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken daaraan voorwaarden of consequenties kan verbinden.
Er zijn thans geen consulaire hulpvragen van Nederlanders in de «rode» gebieden in Italië.
Ziet u, gezien het feit dat er nog veel onbekend is over het virus, de verspreiding en de risico’s, dat er een grote behoefte is aan actuele betrouwbare informatie? Wat is uw aanpak om inwoners, reizigers, het parlement en de media op een punt actueel op de hoogte te houden rondom de laatste ontwikkelingen? Is er aanleiding om dat op een specifieke plek te doen, die frequent geüpdatet kan worden?
Ik ben van mening dat eenduidige en zorgvuldige informatievoorziening voor burgers van belang is. Zo neemt de informatiebehoefte toe; dit is te merken aan het toenemend aantal telefonische vragen bij het RIVM. Ik heb daarom op www.rijksoverheid.nl/coronavirus een centrale locatie gecreëerd waar informatie over de ontwikkelingen rondom het nieuwe coronavirus met burgers wordt gedeeld, zodat de informatie breed vindbaar is. Daarnaast is er een speciaal publieksinformatienummer geopend voor mensen die vragen hebben over het coronavirus: 0800–1351.
Kunt u deze vragen een voor een en voor het eind van deze week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Ontwikkelingen Coronavirus naar aanleiding van het bericht 'Two Beijing hospitals quarantined amid fears coronavirus infections will spike in the capital' |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de snelle stijging van het aantal bevestigde gevallen van COVID-19 (coronavirus disease 2019) in de Chinese hoofdstad Beijing in de afgelopen week naar meer dan 400, inclusief het in quarantaine plaatsen van twee ziekenhuizen? Hoe beoordeelt u deze toename?1
Ja, ik ben bekend met de ontwikkelingen van het nieuwe coronavirus in China. U beschrijft ten tijde van het indienen van de Kamervragen een aantal van meer dan 400 ziektegevallen met het nieuwe coronavirus in Beijing. Als dit aantal ziektegevallen in perspectief wordt geplaatst van het aantal bewoners van de stad Beijing, dat op meer dan 20 miljoen ligt, is het aantal van 400 ziektegevallen niet te vergelijken met het aantal besmettingen in Wuhan. Ik laat het verder aan de WHO om deze toename te beoordelen. Op basis van de nieuwste cijfers van het ECDC kan worden gesteld dat het aantal nieuwe besmettingen met het nieuwe coronavirus in China de afgelopen week – met een uitzondering van een kleine toename in het weekend van 29 maart – blijft dalen.
Bent u bekend met het vluchtschema van Chinese luchtvaartmaatschappijen op routes naar Nederland, waaronder de komende week drie vluchten van Beijing naar Amsterdam en vice versa?
Ja.
Heeft u overleg gevoerd met China over de vraag of de exploitanten China Eastern en China Southern gebruik mogen blijven maken van de vervoerstoestemming onder het vigerende luchtvaartverdrag? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de inhoud van dit overleg toelichten?
Ik heb in mijn stand van zakenbrief van 11 februari jl. toegelicht dat ik ter handhaving van de openbare orde en veiligheid of andere dringende redenen kan verzoeken het burgerluchtverkeer tijdelijk of blijvend te beperken of te verbieden boven Nederland of gedeelten daarvan. Dit is op dit moment niet aan de orde. De World Health Organization (WHO) waarschuwt expliciet tegen dergelijke disproportionele maatregelen. Er wordt derhalve ook geen overleg gevoerd met China of luchtvaartmaatschappijen over het gebruik mogen maken van de vervoerstoestemmingen.
Om verspreiding van het nieuwe coronavirus tegen te gaan, worden mogelijk verdere maatregelen getroffen door de Chinese autoriteiten, andere landen in de regio en daarbuiten, luchtvaartmaatschappijen, onderwijsinstellingen etc. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het reisadvies voor China aangepast. Zo adviseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken reizigers na te denken of het nog steeds noodzakelijk is om in China te verblijven. Als dat niet zo is, adviseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken gebruik te maken van de bestaande mogelijkheden om uit China te vertrekken. Voor reizen naar de provincie Hubei geldt een code «rood»: reis daar niet naartoe.
Hoe beoordeelt u het feit dat de KLM en vrijwel alle andere Europese luchtvaartmaatschappijen sinds ruim twee weken geen vluchten meer uitvoeren op China, maar China Southern en China Eastern nog wekelijks meerdere vluchten uitvoeren op de routes Beijing-Amsterdam en Shanghai-Amsterdam?
Ik heb op dit moment geen besluiten genomen die leiden tot restricties voor de luchtvaart. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft in haar brief van 4 februari jl. toegelicht dat luchtvaartmaatschappijen zelf verantwoordelijk zijn voor aanpassingen in het vluchtschema om de gezondheid van personeel en passagiers te waarborgen.
Hoe beoordeelt u het feit dat de KLM weliswaar niet meer zelf vliegt op de route naar China, maar via KLM-kanalen alle directe vluchten van China Southern op Beijing en China Eastern op Shanghai te koop zijn onder een KLM-vluchtnummer? Deelt u de indruk dat de KLM het dus verantwoord acht voor passagiers en crew om tickets te verkopen voor directe vluchten naar deze twee bestemmingen? Kunt u zich voorstellen dat klanten óók deze indruk krijgen door het feit dat zij op de KLM-website deze tickets kunnen kopen?
Zoals toegelicht in de antwoorden op vragen 3 en 4 zijn restricties voor de luchtvaart op dit moment niet aan de orde.
Bent u voornemens met de KLM in gesprek te gaan over het laten staan van deze code-sharing op routes naar China zolang het COVID-19 virus niet onder controle is? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen voornemens om hierover met KLM in gesprek te gaan. Zoals de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in haar brief van 4 februari jl. heeft toegelicht, zijn luchtvaartmaatschappijen zelf verantwoordelijk voor aanpassingen in het vluchtschema om de gezondheid van personeel en passagiers te waarborgen.
Acht u het verantwoord om direct vliegverkeer door te laten gaan op een route naar een stad waar een snelle stijging van het aantal bevestigde gevallen van COVID-19 te zien is? Zo ja, waarom?
Ja dat acht ik op dit moment verantwoord. Ik laat mij adviseren door de World Health Organization (WHO) die expliciet waarschuwt tegen disproportionele maatregelen, zoals restricties in de luchtvaart.
Wel heb ik maatregelen genomen naar aanleiding van de uitbraak van het nieuwe coronavirus in China. Zo heeft het RIVM de casusdefinitie aangepast. Hierin staat dat mensen met koorts en luchtwegklachten, die de afgelopen twee weken in een regio met wijdverspreide verspreiding (zoals China, Singapore, Zuid-Korea, Iran, of de provincies Lombardije, Veneto, Emiglia Romangna en Piëmonte in Noord-Italië) geweest zijn, zich kunnen laten testen op het nieuwe coronavirus.
Op directe vluchten van China naar Nederland krijgen passagiers voor landing op Schiphol informatiebrieven uitgereikt waarin zij geattendeerd worden te letten op gezondheidsklachten, en bij het optreden daarvan thuis/in het hotel te blijven en bij het contact met een zorgverlener aan te geven dat men uit een aangedane regio komt. Ook wordt informatie over COVID-19 getoond op de panelen boven de bagagebanden.
Herinnert u zich de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 4 februari 2020 inzake de rollen en verantwoordelijkheden in relatie tot de uitbraak van het coronavirus in China en de luchtvaart, waarin is aangegeven dat «op dit moment» de gezondheidsvoorschriften geen intrekking van vervoerstoestemmingen vergen?2 Kunt u aangeven wat uw afwegingskader is bij het wegen van de vraag of de gezondheidsvoorschriften een intrekking van een vervoerstoestemming vergen?
Ja, ik ken de passage uit deze Kamerbrief. Zoals ik in de eerdere Kamervragen al aangeef, laat ik mij adviseren door de World Health Organization (WHO). De WHO adviseert op dit moment geen disproportionele maatregelen op te leggen. Op basis van dit advies maak ik mijn afweging.
Bent u voornemens het openhouden van de route Beijing-Amsterdam op korte termijn te heroverwegen door een reisrestrictie c.q. een intrekking van vervoerstoestemming voor te leggen aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in de antwoorden op vragen 3 en 4 zijn restricties voor de luchtvaart op dit moment niet aan de orde.
Kunt u, gelet op de snelle ontwikkelingen in de verspreiding van het coronavirus COVID-19, deze vragen elk afzonderlijk en binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De ontwikkelingen rondom het Coronavirus |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Ja.
Wat valt er te zeggen over de virulentie van COVID-19 (coronavirus disease 2019)?
Het nieuwe coronavirus wordt overgedragen door hoesten en niezen. Op dit moment zijn er geen bewijzen dat asymptomatische mensen besmettelijk zijn en bijdragen aan de verspreiding van het virus. Wel is bekend dat hoe zieker iemand is, hoe meer virus hij verspreidt.
Klopt het dat COVID-19 zich via de lucht verspreidt?
Door hoesten en niezen komt het virus uit neus, keel of longen naar buiten. Via kleine druppeltjes komt het virus zo in de lucht. Deze druppeltjes blijven niet in de lucht zweven, maar dalen snel neer. Hoe zieker iemand is, hoe meer virus hij kan verspreiden. Volgens informatie van het RIVM is er nog geen bewijs dat het virus langere tijd in de lucht kan blijven en zich zo kan verspreiden.
Wat valt er te zeggen over de incubatietijd van COVID-19?
Op basis van wetenschappelijke inzichten gaat het RIVM uit van een gemiddelde incubatietijd van 7 dagen, met een maximum van 14 dagen.
Wat valt er te zeggen over de mortaliteit van COVID-19?
Het RIVM gaat op dit moment uit van een sterftepercentage van 2%. Dit is een grove schatting op basis van de informatie die er nu is. Om de mortaliteit exact te bepalen moet je precies weten hoeveel mensen het nieuwe coronavirus hebben en hoeveel eraan overlijden. Die aantallen zijn moeilijk te bepalen. Te verwachten valt bijvoorbeeld dat het aantal patiënten groter is, omdat in China niet alle patiënten met milde klachten gediagnosticeerd worden. In dat geval zou het sterftepercentage op lager dan 2% uitkomen.
Hoe zijn de beelden uit China (Wuhan) te duiden, als men ziet dat vrachtwagens de straten met wat lijkt een desinfecteermiddel (klopt dit?) besproeien, dat mensen onder dwang worden afgevoerd (waar naartoe?) en dat de stad compleet verlaten is?
Ik heb geen zicht op de exacte bestrijdingsmaatregelen in China. Op basis van de wetenschappelijke inzichten van het RIVM kan gesteld worden dat het nieuwe coronavirus wordt verspreid door zieke mensen. Door hoesten en niezen brengen zij het virus uit hun neus, keel of longen naar buiten. Er is geen bewijs dat het virus langere tijd in de lucht kan blijven. Ook kan het virus niet goed overleven buiten het lichaam. Sproeien met desinfectiemiddel in de openbare ruimte heeft daarom weinig zin. Het is veel effectiever om goede persoonlijke hygiëne toe te passen, dus hoesten en niezen in de elleboog en regelmatig de handen te wassen met water en zeep.
In landen/regio’s met een plotselinge uitbraak, zoals in Noord-Italië, worden vergaande maatregelen genomen om de uitbraak in te dammen. In sommige gemeenten geldt een in- en uitreisverbod, toegangswegen worden gecontroleerd, grote publieke evenementen worden afgelast en openbare instellingen (zoals musea, scholen, kantoren, etc.) zijn tijdelijk gesloten. Hierdoor wordt verdere transmissie door het ECDC als laag ingeschat. Ik houd de situatie nauwlettend in de gaten.
Wat is het verschil tussen COVID-19 en reguliere influenza’s?
Coronavirussen kunnen infecties aan de longen en luchtwegen veroorzaken. Er zijn verschillende soorten, waarvan MERS en SARS de bekendste zijn. COVID-19 is een nieuw soort coronavirus. Over dit specifieke virus is nog veel onbekend.
Het is op dit moment belangrijk om gedetailleerde informatie boven tafel te krijgen om precies te kunnen bepalen wat het verschil is tussen het nieuwe coronavirus en de reguliere influenza’s en hoe gevaarlijk het virus is. Een belangrijk verschil is dat de Nederlandse bevolking geen immuniteit tegen COVID-19 heeft opgebouwd en in zijn geheel vatbaar is, terwijl de bevolking wel (gedeeltelijke) immuniteit heeft opgebouwd tegen influenza.
Waarom doen de Chinezen dit? Waarom zijn ze zo bang voor COVID-19?
De impact van het nieuwe coronavirus kan groot zijn. De verspreiding in China is inmiddels groot en de maatregelen zijn erop gericht om het virus te elimineren. Veel zaken rond het virus zijn nog onzeker; dat is altijd bij een nieuw virus. Er is en wordt nog volop onderzoek gedaan naar het virus om beter zicht te krijgen op de kenmerken ervan, zoals bijvoorbeeld virulentie, mortaliteit en incubatietijd.
Klopt het dat de cijfers die men dagelijks krijgt over overlijdens en besmettingen eigenlijk alleen iets zeggen over het aantal tests dat is uitgevoerd?
Het is moeilijk om precies te bepalen hoeveel mensen het nieuwe coronavirus hebben en hoeveel er getest worden. Zo valt bijvoorbeeld te verwachten dat het aantal patiënten in werkelijkheid groter is, omdat in China niet alle patiënten met milde klachten gediagnosticeerd worden.
Wat valt er te zeggen over de oorsprong van COVID-19?
Waarschijnlijk is het virus oorspronkelijk afkomstig van dieren. Of dieren nog een rol spelen in de transmissie in China is nog in onderzoek. De bron is nog niet gevonden. De voornaamste overdracht vindt op dit moment plaats van mens op mens. Buiten China spelen dieren geen rol in de transmissie van het virus.
Klopt het dat er mensen zijn die drager zijn van COVID-19 maar geen ziektesymptomen hebben?
De meeste mensen die besmet raken met het virus ervaren milde symptomen. Sommige mensen hebben geen ziektesymptomen. Op dit moment zijn er geen bewijzen dat asymptomatische mensen besmettelijk zijn en bijdragen aan de verspreiding van het virus, aldus het RIVM. Duitsland heeft eerder gerapporteerd dat de besmetting in Duitsland begon bij een Chinese vrouw die op zakenreis was. Zij zou geen symptomen hebben gehad. Het Robert Koch Instituut (RKI) heeft inmiddels gemeld dat dit niet klopt. Deze mevrouw had wel degelijk klachten en gebruikte medicijnen om de koorts te onderdrukken.
Wat valt er te zeggen over de behandeling van COVID-19? Wat zijn de mogelijkheden?
Er is geen specifieke behandeling tegen het nieuwe coronavirus. De behandeling van ernstig zieke mensen bestaat uit het tegengaan van de symptomen. Zo kunnen artsen bijvoorbeeld extra zuurstof toedienen bij patiënten die erg benauwd zijn.
Wilt u deze vragen alstublieft binnen twee weken beantwoorden gezien de zich snel ontwikkelende actualiteit rondom COVID-19?
Een door de industrie gesponsord onderzoek naar implantaten |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het artikel «Hartchirurg schopt stennis om studie naar stents»?1
Ik vind dat zowel patiënten als artsen samen een weloverwogen keuze voor een behandeling moeten maken op basis van eerlijke en betrouwbare informatie. Het is vervelend om te lezen dat in dit specifieke geval er mogelijk bewijslast zou zijn achtergehouden die deze keuze kan beïnvloeden. Ik vind het dan ook niet wenselijk dat fabrikanten onderzoeksresultaten, onwelgevallig of niet, achterhouden. Met de komst van de Europese verordeningen voor medische hulpmiddelen (MDR) worden hierin weer nieuwe stappen gezet. Fabrikanten zijn straks verplicht om onder andere gegevens over klinisch onderzoek, bijwerkingen en post-market surveillance in Eudamed te registreren. Ik verwacht dat hiermee de informatie beschikbaar komt voor zowel artsen als patiënten om een weloverwogen keuze voor een behandeling te maken.
Deelt u de mening dat ook onwelgevallige onderzoeksresultaten door geneesmiddelenfabrikanten dienen te worden geopenbaard?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat thoraxchirurgen afstand hebben genomen van de richtlijn die gebaseerd is op de studie terwijl de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie daar geen afstand van neemt?
Ik vind het te betreuren dat de beroepsgroepen niet op één lijn zitten over de richtlijn. De Nederlandse Vereniging voor Thorachirurgie heeft aangegeven het hoofdstuk over hoofdstamstenose uit de richtlijn voorlopig niet te ondersteunen totdat er meer duidelijkheid is over de resultaten. De Nederlandse Vereniging voor Cardiologie geeft aan dat de keuzes in de richtlijn gebaseerd zijn op meerdere studies, en daarom de richtlijn niet ter discussie staat. Beide beroepsgroepen gaan in gesprek om de situatie te bespreken.
Ondanks deze situatie geven beide beroepsgroepen aan dat door de dagelijkse hartteambesprekingen tussen cardiologen en thoraxchirurgen de zorg voor de patiënten blijft geborgd. De cardiologen en thoraxchirurgen wegen per patiënt de keuze af tussen de behandelingen, afhankelijk van de risico’s van de patiënt en de baten die een behandeling voor deze patiënt kan opleveren. Ik vind het belangrijk dat bij deze beslissing de patiënt wordt betrokken, zodat er samen een goede afweging in de keuze voor de behandeling wordt gemaakt.
Wat betekent dit voor patiënten die zijn behandeld met de stent terwijl zij hier mogelijk minder baat bij hebben of dit zelfs nadelig kan uitpakken voor hun gezondheid en tot meer fatale complicaties?
Zie antwoord vraag 3.
Moet hier niet een voorzorgsprincipe worden gehanteerd in het belang van de gezondheid van betrokken patiënten? Kunt u dit toelichten?
Nee. De desbetreffende stent uit het artikel wordt al langere tijd toegepast in Nederland en er is dan ook veel ervaring mee. De IGJ heeft bij mij aangegeven geen signalen te hebben over de prestaties van deze stents die aanleiding geven tot nadere maatregelen. Ik zie daarom geen aanleiding om hier een voorzorgsprincipe te hanteren.
Hoe gaat u voorkomen dat financiële belangen een grotere rol spelen dan gezondheidsbelangen in het opstellen van richtlijnen?
Bij het ontwikkelen van richtlijnen is kennisuitwisseling tussen zorgprofessionals en de medische hulpmiddelenindustrie over bestaande en nieuwe behandelmogelijkheden belangrijk. Het waarborgen van voldoende objectiviteit en onafhankelijkheid bij het opstellen van richtlijnen is de verantwoordelijkheid van de betreffende beroepsgroepen. Hiertoe hebben zorgprofessionals en fabrikanten afspraken gemaakt in de Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH).
In de GMH is onder andere afgesproken dat zorgprofessionals zullen handelen overeenkomstig de «Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling«, welke ook wordt onderschreven door fabrikanten. De Code wil waarborgen dat deelnemers die een bijdrage leveren aan richtlijnen een onbevooroordeelde inbreng kunnen hebben.
Ik vind het belangrijk dat zorgprofessionals en fabrikanten dan ook handelen in overeenstemming met de GMH om te voorkomen dat financiële belangen een grotere rol spelen dan gezondheidsbelangen bij het opstellen van richtlijnen.
Daarnaast verwijs ik u ook naar mijn antwoorden op eerdere vragen van het Kamerlid Ploumen (PvdA) over mogelijke beïnvloeding bij het opstellen van richtlijnen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2939).
Vindt u dat dergelijke praktijken artsen en patiënten in staat stellen om een weloverwogen keuze te maken voor een implantaat? Waarom wel of niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het Coronavirus op de MS Westerdam |
|
Maarten Hijink |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het onderhands meegestuurde bericht inzake het Coronavirus op de MS Westerdam?1
Uw contactpersoon heeft geprobeerd om zijn zorgen over de quarantainemaatregelen in het hotel in Cambodja te delen met het RIVM en de GGD. Ik vind het vervelend dat uw contactpersoon zich niet gehoord heeft gevoeld.
Voor zowel het RIVM als de GGD geldt dat zij verantwoordelijk zijn voor de volksgezondheid – en het voorkomen van de dreiging en het bestrijden van een eventuele uitbraak van het nieuwe coronavirus – in Nederland. De quarantainemaatregelen in Cambodja zijn opgelegd door, en onder verantwoordelijkheid van de Cambodjaanse overheid.
Vanuit de gehele rijksoverheid zijn grote inspanningen verricht om de HAL en de passagiers bij te staan. Vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken was een Honorair Consul aanwezig bij het schip de Westerdam en bij het hotel waar een deel van de passagiers (in quarantaine) verbleef. Het RIVM was niet ter plekke in Cambodja aanwezig, maar stond in nauw contact met de medische dienst van de HAL (op het schip) en met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Eenmaal in Nederland zijn alle Nederlandse passagiers van de Westerdam door de GGD in hun regio benaderd. Zij worden op dit moment gemonitord.
Is het correct dat veel passagiers van het Nederlandse cruiseschip de MS Westerdam in Cambodja hun kamer verlieten, elkaar opzochten en zelfs op eigen initiatief naar Nederland zijn gereisd, ondanks de strikte instructies aan de passagiers om aan boord op hun kamer te blijven?
De quarantainemaatregelen hebben plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Cambodjaanse autoriteiten.
Zoals ik u in mijn brief van 17 februari jl. zijn alle passagiers die zich op de Westerdam bevonden getest op aanwezigheid van het nieuwe coronavirus. Dit is onder verantwoordelijkheid van de Cambodjaanse autoriteiten gedaan, nadat een niet-Nederlandse toerist die van boord was gegaan, na onderzoek in Maleisië, positief getest was voor het nieuwe coronavirus. Alle Nederlandse passagiers zijn negatief getest, ontvingen van de lokale autoriteiten een «fit to fly» verklaring en zijn inmiddels in Nederland aangekomen.
Na aankomst in Nederland zijn alle passagiers van de Westerdam actief benaderd door de GGD van hun woonplaats en deze personen worden momenteel gemonitord. Naar het oordeel van het RIVM is het niet nodig dat deze personen in quarantaine gaan. Alle passagiers van de Westerdam zijn bij de GGD in beeld.
Indien het gestelde bij vraag twee klopt, op welke wijze heeft deze informatie u bereikt en wat heeft u gedaan met deze informatie?
Zie antwoord vraag 2.
Indien het gestelde bij vraag twee klopt, zijn deze Nederlandse passagiers in beeld bij de GGD en andere relevante partijen? Welke acties zijn er ondernomen?
Zie antwoord vraag 2.
Nieuw onderzoek naar fysiotherapie voor COPD-patiënten |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het onderzoek «Effecten van de frequentiereductie van langdurige fysiotherapeutische revalidatie bij ernstig COPD: een niet-gerandomiseerde multicenter effectstudie»?1
Het is belangrijk dat dit type onderzoek wordt verricht. Bij het uitbrengen van het advies over fysio- en oefentherapie bij COPD in 2018 is dit ook door het Zorginstituut geadviseerd. Helaas is van genoemd onderzoek alleen een kort abstract ter beschikking gesteld en niet het gehele onderzoeksrapport. Dat maakt het – ook voor het Zorginstituut – voorbarig om op de conclusies van dit onderzoek te reageren. Daarvoor is meer gedetailleerde informatie nodig over onder meer de onderzoeksgroepen en -methoden. Ik roep de onderzoekers daarom op de volledige onderzoekresultaten ter beoordeling aan het Zorginstituut te sturen.
Wat is uw reactie op de conclusie van het onderzoek dat de ziektesymptomen ernstiger zijn bij patiënten die minder fysiotherapie ontvangen?
Het Zorginstituut constateerde in 2018 dat fysio- en oefentherapie effectief is voor het verbeteren van de gezondheidstoestand van COPD-patiënten, maar dat de doelmatigheid van de inzet van fysiotherapie niet optimaal was. Er was geen wetenschappelijke onderbouwing voor het hoge aantal behandelsessies bij een aanzienlijk deel van de patiënten, in tegenstelling tot het geadviseerde lagere aantal behandelsessies waarvoor wel onderbouwing beschikbaar was.
Het Zorginstituut gaf in haar advies aan dat meer onderzoek naar de meest doelmatige inzet van fysio- of oefentherapie, zowel in de eerste behandelfase als in de continueringsfase gewenst is. Het is dus goed dat hier onderzoek naar wordt gedaan.
Zoals bij vraag 1 aangegeven, adviseer ik de onderzoekers om hun volledige onderzoek aan het Zorginstituut voor te leggen. Het Zorginstituut kan vervolgens beoordelen of dit aanleiding geeft opnieuw te adviseren over de aanspraak.
Wat is uw reactie op de conclusie van het onderzoek dat het ontvangen van minder fysiotherapie leidt tot meer medicijngebruik en ziekenhuisopnames?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de conclusie van het onderzoek dat de maximering van het aantal behandelingen waar Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD)-patiënten recht op hebben, tot hogere zorgkosten leidt?
Zie antwoord vraag 2.
Staat u ondanks de conclusies van dit onderzoek nog steeds achter uw uitspraak dat er geen directe relatie bekend is tussen het ontvangen van fysio- of oefentherapie en de frequentie van longaanvallen? Zo ja, waarom?2
De vragen van het lid Ploumen gingen over patiënten die vanwege een verbetering van de gezondheidssituatie geen of een lagere aanspraak krijgen op fysiotherapie. Vanuit dit perspectief – patiënten met een verbeterde gezondheidssituatie – heb ik aangegeven dat bij COPD veel fluctuaties in de ernst van de symptomen kunnen optreden en dat er geen directe relatie daarvan bekend is met het ontvangen van fysio- of oefentherapie. Er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor de relatie tussen het opnieuw krijgen van longaanvallen en het ontvangen van fysio- of oefentherapie en de frequentie daarvan bij patiënten waarvan de gezondheidssituatie is verbeterd.
Het onderzoek van de Vereniging Fysiotherapie en Wetenschap gaat niet over de relatie tussen het wel/niet ontvangen van fysio- of oefentherapie en de frequentie van longaanvallen. Op basis van het abstract lijkt het onderzoek te gaan over de vraag of bij patiënten die meerdere behandelingen per week hebben ontvangen minder longaanvallen zijn voorgekomen dan bij patiënten die (gemiddeld) één behandeling per week hebben ontvangen. Alle patiënten in het onderzoek hebben dus fysiotherapie gehad. In hoeverre dit onderzoek gedegen wetenschappelijke onderbouwing levert met betrekking tot de noodzakelijke behandelfrequentie laat ik ter beoordeling aan het Zorginstituut.
Deelt u de mening dat bovengenoemde uitspraak over het uitblijven van verbeterde behandeluitkomsten bij het ontvangen van fysiotherapie voor ernstig COPD, in strijd is met de actuele stand van de wetenschap en het recente Verbetersignalement «Zorgtraject van mensen met COPD» van het Zorginstituut Nederland?3
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de maximering op het aantal behandelingen oefen- en fysiotherapie voor COPD-patiënten los te laten? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven is het de rol van het Zorginstituut om te beoordelen of het onderzoek aanleiding geeft om het advies over de aanspraak te herzien.
Ik kan hier niet op vooruitlopen.